Lichte daling premies Zvw in 2024, hoger premieloon

De premies voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) dalen in 2024 licht met 0,11%-punt. Dit geldt zowel voor de premies die werkgevers voor hun personeel betalen, als voor de premies die zelfstandigen en dga’s voor zichzelf moeten afdragen.

Percentage daalt

Grafiek

Ondanks een stijging van de premies als gevolg van een toename van de zorguitgaven, komt het percentage van de Zvw-premie uiteindelijk per saldo voor 2024 toch 0,11%-punt lager uit. Dit wordt met name veroorzaakt door een correctie als gevolg van loonstijgingen en een daling van de werkgelegenheid, dit en volgend jaar.

De Zvw-premie voor werknemers komt daardoor voor 2024 uit op 6,57% tegen 6,68% nu. De Zvw-premie voor dga’s en zelfstandigen gaat volgend jaar 5,32% bedragen tegen 5,43% nu.

Hoger premieloon

Het premieloon stijgt volgend jaar van € 66.956 naar € 71.628. De maximum af te dragen Zvw-premie voor werknemers neemt daardoor toe van € 4.473 naar € 4.706. Voor zelfstandigen en dga’s gaat dit maximum van € 3.636 naar € 3.811.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zie ginds komt de fiscus…

Nog even en het is weer sinterklaas. Ook veel werkgevers laten dit kinderfeest niet zomaar voorbij gaan en trakteren hun werknemers dan graag op wat extra’s. Hoe doet u dit fiscaal zo voordelig mogelijk?

Vier het op de werkplek

Sinterklaas

Het is fiscaal voordeliger als u het feest op de werkplek viert. Dat geeft weliswaar wellicht de nodige rommel, maar het feest blijft dan onbelast voor uw personeel. Dat geldt voor het inhuren van sint en piet, maar ook voor de kosten van koffie, thee, speculaas, warme chocolademelk, pepernoten en overige lekkernijen. De werkplek is niet beperkt tot de plaats waar arbeid wordt verricht, maar bijvoorbeeld ook uw magazijn en vergaderzalen behoren ertoe.

Werkkostenregeling

Viert u het feest toch buiten de deur, dan zijn de kosten ervan belast als loon. Dit kunt u voorkomen door deze kosten dan onder te brengen in de werkkostenregeling. Blijft u dit jaar met alle zaken die u vergoedt en verstrekt binnen de zogenaamde vrije ruimte van de WKR, dan betaalt u ook geen belasting. Alleen als u over de vrije ruimte heen schiet, betaalt u 80% belasting over het meerdere.

Let op! De vrije ruimte bedraagt voor 2023 3% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere van uw loonsom.

Cadeaus zijn belast

Geeft u de kids van uw personeel een presentje mee of geeft u uw personeel een boterletter voor thuis, dan is dit wel belast als loon. Voorkom dit door het onder te brengen in de WKR.

Wat doet u met de btw?

De btw op de kosten van het sinterklaasfeest is alleen aftrekbaar als de kosten per werknemer die deelneemt of deel kan nemen, samen met alle andere personeelsvoorzieningen, dit jaar niet meer bedragen dan € 227 excl. btw. U zult dus per deelnemende werknemer bij moeten houden hoeveel u al aan personeelsvoorzieningen aan heeft uitgegeven. Bij overschrijding van de grens van € 227 is alle btw op de personeelsvoorzieningen van deze werknemer niet aftrekbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscaal partnerschap bij relatie met meerdere personen

Naast de traditionele samenlevingsvorm tussen twee volwassenen, komen samenlevingsvormen tussen meer dan twee volwassenen ook voor. Hoe zit het dan met het fiscale partnerschap? Ofwel, wie is dan wiens fiscale partner? Een voorbeeld.

Fiscaal partnerschap

Glijbaan

Personen die elkaars partner zijn, kunnen inkomsten en aftrekposten verdelen. Als meerdere volwassenen met elkaar samenwonen, is het dan ook van belang te weten hoe dit uitpakt voor het fiscale partnerschap.

Wie is fiscaal partner?

Gehuwden en personen met een geregistreerd partnerschap zijn sowieso elkaars fiscale partner. Is hiervan geen sprake, dan is er in een aantal andere situaties ook sprake van partnerschap als men op hetzelfde adres staat ingeschreven. 

Let op! In al deze situaties geldt dat slechts één persoon uw fiscale partner kan zijn.

Volgorde van belang

Wanneer men op hetzelfde adres staat ingeschreven, zijn er diverse situaties mogelijk waarin men elkaars fiscale partner is. Denk bijvoorbeeld aan personen die samen een kind hebben, bij een pensioenfonds als pensioenpartners staan ingeschreven of samen een woning bezitten. Daarbij is ook de wettelijke volgorde van belang. Zo komt bijvoorbeeld het samen hebben van een kind vóór het samen bezitten van een woning.

Relatie met meerdere personen?

Onlangs bleek uit een toelichting van de Belastingdienst hoe dit uit kan pakken bij een situatie waarbij meerdere volwassenen ongehuwd samenwonen op hetzelfde woonadres. Daarbij was persoon A gehuwd geweest met persoon B en hadden samen een kind gekregen. Na de scheiding was persoon A een relatie aangegaan met persoon C en had ook met haar een kind gekregen. De volwassenen woonden met de kinderen allen op één adres. De woning was in eigendom van B en C.

Uitwerking

In dit voorbeeld zijn persoon B en C elkaars fiscale partner, omdat ze samen een woning bezitten. Het samen hebben van een kind leidt weliswaar ook tot partnerschap en komt vóór het samen hebben van een woning, maar omdat dit zowel voor B als C geldt, leidt het samen hebben van een kind niet tot fiscaal partnerschap met persoon A. 

Tip! Laat in complexe gevallen goed uitzoeken hoe het zit met uw fiscaal partnerschap. Soms is anticiperen mogelijk en kan dit een belastingvoordeel opleveren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mogelijk WIA ‘praktisch beoordelen’ vanaf juli 2024

Het UWV kampt met achterstanden waar het gaat om de beoordelingen van WIA-aanvragen als gevolg van een tekort aan verzekeringsartsen. Om bij de artsen lucht te creëren is voorgesteld om vanaf juli 2024 waar mogelijk een praktische beoordeling te hanteren in plaats van een theoretische.

Om aan het tekort aan artsen het hoofd te bieden is al eerder, in oktober 2022, de vereenvoudigde beoordeling voor 60-plussers ingevoerd. Deze regeling loopt vooralsnog tot eind 2024. Deze vereenvoudigde beoordeling komt erop neer dat als werkgever en werknemer daarmee akkoord gaan, een zieke 60-plus werknemer bij einde wachttijd een WGA 80-100 uitkering toegekend krijgt, zonder dat daar een verzekeringsarts aan te pas komt. Daar komt mogelijk in 2024 een nieuwe maatregel bij. 

Theoretisch versus praktisch beoordelen

Medisch

Theoretisch
Het uitgangspunt bij de huidige schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid is dat de arbeidsdeskundige van het UWV bekijkt welke functies betrokkene nog kan uitvoeren en wat daarvan de loonwaarde is. Dit gebeurt aan de hand van de functionele mogelijkhedenlijst van de verzekeringsarts in het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Er moeten minimaal drie  functies worden gevonden waarbij gekeken wordt naar functies met de hoogste loonwaarde. De middelste functie qua loonwaarde van deze drie wordt vergeleken met het loon dat betrokkene eerder verdiende in de functie waarbij hij is uitgevallen. Dit verschil betreft de mate van arbeidsongeschiktheid. Het betreft puur een theoretische beoordeling wat iemand theoretisch nog kan verdienen.

Praktisch
Een praktische schatting wordt uitgevoerd als iemand aan het werk is in passende arbeid tegen een reële loonwaarde en waarbij de verwachting is dat dit duurzaam zal zijn. De inkomsten uit deze feitelijke arbeid worden dan vergeleken met het oorspronkelijke inkomen om zo tot een mate van arbeidsongeschiktheid te komen. Als deze praktische schatting een lagere mate van arbeidsongeschiktheid oplevert dan de theoretische schatting, wordt dit arbeidsongeschiktheidspercentage tot uitgangspunt genomen. Dit is de huidige praktijk. 

Voorgenomen wijziging per juli 2024

Met de voorgenomen maatregel ′Praktisch beoordelen′ blijft de theoretische schatting wanneer een praktische beoordeling mogelijk is, achterwege. Daardoor komt er meer ruimte bij verzekeringsartsen. Hierdoor verwacht het UWV jaarlijks zo’n 2.000 tot 3.000 extra WIA-claimbeoordelingen uit te kunnen voeren. 

Let op! De maatregel moet per 1 juli 2024 ingaan en loopt voor drie jaar.

Let op! De nieuwe werkwijze geldt voor een WIA-claimbeoordeling, een WIA-herbeoordeling, de beoordeling van herleving van een beëindigd WIA-recht en de beoordeling van het later ontstaan van een WIA-recht.

Momenteel loopt er (tot 18 december 2023) een internetconsultatie voor deze maatregel. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is btw van een eigen woning aftrekbaar?

Als u zelf btw-belaste prestaties verricht, kunt u in de regel ook de door u betaalde btw op aangekochte goederen en diensten in aftrek brengen. Dat geldt ook voor een gekocht zakelijk pand, ook als u dit verhuurt en opteert voor btw-belaste verhuur. Maar wat nu als dat pand een woning betreft? De rechtbank Noord-Nederland deed hierover onlangs een interessante uitspraak.

Luxe appartement als kantoor

Bedrijfspand

In de betreffende zaak had een bv een luxe appartement aan zee aangeschaft en belast verhuurd, en de hierop drukkende btw van ruim € 281.000 in aftrek gebracht. Het appartement maakte deel uit van een complex van zes, allemaal met een woonbestemming. De btw werd door de bv geheel in aftrek gebracht, omdat het naar eigen zeggen volledig voor belaste handelingen werd gebruikt.

Zakelijk gebruik

Volgens de bv werd het appartement drie à vier dagen per week door de dga van een dochter-bv gebruikt, die het gehuurde pand gebruikte als kantoorruimte. Ook ontving hij er zakenrelaties en gebruikte hij het om te overnachten als hij anders aangewezen zou zijn op een hotel. De woonplaats van de dga was elders gelegen. Daar woonde onder andere ook zijn echtgenote.

De bv vond het logisch dat de dga, gelet op de reisafstand naar zijn woonplaats, het appartement als kantoorruimte gebruikte en hier ook af en toe overnachtte. Daardoor werden er kosten voor hotels bespaard, net zoals kosten voor het huren van vergaderruimte. Ter onderbouwing van het zakelijke gebruik waren verklaringen van zakenpartner geleverd, evenals enkele foto’s van de inrichting van het appartement.

Mager bewijs

De rechtbank vond het geleverde bewijs voor het volledig zakelijk gebruik te mager. Zo ontbrak een overzicht van de, volgens de bv, in het appartement gevoerde zakelijke besprekingen. De verklaringen van de zakenpartners waren bovendien vrij algemeen en gaven niet aan op welke periode deze betrekking hadden, wat de aard van de afspraken was geweest, wat er werd besproken en hoe vaak deze overleggen hadden plaatsgevonden. Ook de geleverde foto’s leverden niet het bewijs dat het pand alleen zakelijk zou zijn gebruikt.

Niet vergelijkbaar

De bv voerde nog aan dat de btw in een vergelijkbare zaak door de Hoge Raad wel in aftrek was toegelaten, maar volgens de rechtbank waren deze zaken niet vergelijkbaar. In die zaak handelde het namelijk om een appartement dat aantoonbaar voor representatieve doeleinden, voor directievergaderingen en voor incidentele overnachtingen van directieleden werd gebruikt.

Tip! Het is mogelijk btw in aftrek te brengen als het zakelijke gebruik voldoende aannemelijk kan worden gemaakt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst publiceert nieuwe modelovereenkomst bouw

De Belastingdienst heeft onlangs een nieuwe modelovereenkomst voor zzp’ers in de bouw gepubliceerd. Dit is gebeurd op initiatief van de brancheorganisatie Bouwend Nederland.

Wijziging

Bouw

De nieuwe modelovereenkomst bevat een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige. Als er sprake is van een situatie waarbij de opdrachtnemer het aangenomen werk weer uitbesteedt aan een ander, dan dient er tussen deze twee partijen een nieuwe modelovereenkomst te worden afgesloten.

Modelovereenkomst

Opdrachtgevers kunnen een modelovereenkomst gebruiken om zekerheid te verkrijgen over de vraag of er sprake is van een dienstbetrekking bij het inhuren van een opdrachtnemer. 

Via de modelovereenkomst kan een dienstbetrekking worden uitgesloten. Dit betekent dat de opdrachtgever dan geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen hoeft in te houden. De modelovereenkomst betekent echter niet automatisch dat de opdrachtnemer fiscaal gezien als ondernemer wordt aangemerkt.

Let op! Opdrachtgever en -nemer moeten de modelovereenkomst beiden ondertekenen en de werkzaamheden moeten ook conform de afspraken in de modelovereenkomst worden uitgevoerd.

Tip! De nieuwe modelovereenkomst zelfstandigen bouw vindt u hier.

Geldigheidsduur

De geldigheidsduur van de modelovereenkomst is vijf jaar. Dit betekent dat deze nieuwe modelovereenkomst geldig is tot 1 oktober 2028.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eigen bijdrage niet meer van invloed op grens BUA

Werkgevers die hun relaties of personeel geschenken of andere zaken verstrekken kunnen de hierop rustende btw niet altijd verrekenen. Dit kan alleen voor zover deze verstrekkingen aan een persoon in een jaar een bedrag van € 227 niet te boven gaan. Vanaf 1 januari 2024 kan op dit bedrag een eventuele eigen bijdrage niet meer in mindering worden gebracht.

Besluit Uitsluiting Aftrek

Schenken

Ondernemers kunnen de door hen betaalde btw op hun inkopen in beginsel in aftrek brengen op de door hen af te dragen btw, als ze zelf met btw belaste prestaties verrichten. Dat geldt echter niet altijd voor zaken die hun personeel of relaties in privé ten goede komen. Deze uitsluitingen zijn geregeld in het Besluit Uitsluiting Aftrek omzetbelasting (BUA).

Grens van € 227

In het BUA is bepaald dat de btw op dergelijke zaken toch in aftrek kan worden gebracht, als het bedrag van de verstrekte zaken ten behoeve van een bepaalde relatie of werknemer in een jaar niet meer bedraagt dan € 227 exclusief btw. Is het bedrag hoger, dan is de hele btw op de aan die persoon in dat jaar verstrekte zaken niet aftrekbaar.

Eigen bijdrage in mindering?

Tot voor kort was op de website van de Belastingdienst vermeld dat een eigen bijdrage van een relatie of personeelslid op bovengenoemd bedrag in mindering kon worden gebracht. De btw was dan dus toch aftrekbaar als de aanschafwaarde van de verstrekte zaken, minus de eigen bijdrage van de relatie of werknemer, niet meer dan € 227 bedroeg.

Wijziging per 1 januari 2024

De regeling met betrekking tot de eigen bijdrage wordt per 1 januari 2024 gewijzigd. Dit betekent dat een eigen bijdrage van een relatie of werknemer niet langer in mindering mag worden gebracht op het bedrag van € 227. Per saldo zal een werkgever dan sneller over deze grens heen schieten, met als gevolg dat in die gevallen de btw niet meer in aftrek kan worden gebracht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor 2 december 2023 aanmelden voor kleineondernemersregeling

Wilt u vanaf 1 januari 2024 gebruikmaken van de kleineondernemersregeling, de KOR? Dan moet u zich voor 2 december 2023 hiervoor hebben aangemeld bij de Belastingdienst.

Kleineondernemersregeling (KOR)

Overheid

Als u deelneemt aan de KOR, hoeft u geen btw-aangiftes in te dienen. U mag dus ook geen btw in rekening brengen bij uw klanten en dus geen btw op uw facturen vermelden. Uw afnemers kunnen derhalve ook geen btw aftrekken. 

Let op! Als u gebruikmaakt van de KOR, mag u de btw op uw zakelijke uitgaven niet aftrekken van uw winst.

Omzet

U kunt alleen aan de KOR deelnemen als uw jaaromzet niet boven de € 20.000 uitkomt. Deelname geldt voor minimaal drie jaar, of tot uw omzet in een jaar boven de € 20.000 uitkomt. U kunt dus niet op een bepaald moment stoppen met de KOR, bijvoorbeeld omdat u een forse investering wilt doen en de btw hiervan wilt aftrekken.

Let op! Komt uw jaaromzet gedurende de periode toch boven de € 20.000 uit, dan kunt u vanaf dat moment dus geen gebruik meer maken van de KOR.

Voor- en nadelen

Het gebruik van de KOR heeft voor- en nadelen. De KOR is vooral voordelig als u veel particulieren als klant heeft. Zij kunnen de btw niet verrekenen, dus ondervinden geen nadeel. Omdat u geen btw berekent, kunt u mogelijk een lagere prijs berekenen of bijvoorbeeld een bedrag overeenkomstig de btw in uw prijs verrekenen. 

Heeft u veel investeringen, bijvoorbeeld omdat u starter bent, dan is het in de meeste gevallen een nadeel dat u de btw van die investeringen niet kunt aftrekken.

Tip! Ga vooraf eerst na of de KOR voor u wel voordelig is, ook als uw omzet onder de € 20.000 per jaar blijft.

Let op! U moet uw aanmelding uiterlijk voor 2 december bij de Belastingdienst hebben ingediend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechtbank oordeelt over zakelijke rente van familielening

Is de overeengekomen rente op een familielening zakelijk en dus fiscaal aftrekbaar? Een rechtbank oordeelde hier onlangs over.

Familielening

Geld

De rente die betaald wordt  op een lening bedoeld voor de aankoop of verbouwing van een eigen woning, is onder voorwaarden aftrekbaar. Dit geldt ook als de lening verstrekt wordt door een familielid. Bij deze leningen kan met de Belastingdienst soms een discussie ontstaan of de overeengekomen rente wel zakelijk is. Een rechtbank oordeelde hierover onlangs in een zaak waarin een echtpaar geld voor de eigen woning leende van de (schoon)vader.

De casus

Het echtpaar kocht eind 2018 een eigen woning en financierde deze aankoop (deels) met een lening van € 350.000 van de (schoon)vader. De lening voldeed aan alle voorwaarden voor renteaftrek; het betrof in deze zaak onder meer een annuïteitenlening met een looptijd van 30 jaar. Het echtpaar en de (schoon)vader spraken een rente af van 7,3% voor een rentevaste periode van 5 jaar. Voor de lening was geen hypotheek gevestigd.

Zakelijke rente volgens Belastingdienst

Het echtpaar wilde de volledige rente tegen het tarief van 7,3% in aftrek brengen. De Belastingdienst vond deze rente echter te hoog en niet zakelijk. De Belastingdienst sloot voor een zakelijke rente aan bij de hypotheekrente die de ING eind 2018 berekende voor een hypothecaire annuïteitenlening met een rentevaste periode van 5 jaar, in dit geval 2,15%. Omdat voor de lening van de schoonvader geen hypotheek gevestigd was, hanteerde de Belastingdienst een opslag van 0,6% op deze rente. De zakelijke rente was naar het oordeel van de Belastingdienst hier daarom 2,75%.

Zakelijke rente volgens Rechtbank

De rechtbank volgde het oordeel van de Belastingdienst. De rechtbank verwees daarbij naar een oordeel van de Hoge Raad uit 2011: voor een zakelijke rente moet een vergelijking gemaakt worden met de rente die niet verbonden partijen onder dezelfde omstandigheden en met vergelijkbare voorwaarden overeenkomen. 
Nu het echtpaar geen andere vergelijkbare cijfers kon overleggen, sloot de rechtbank aan bij de 2,15% van de ING die de Belastingdienst overlegde. Ook de opslag van 0,60% voor het niet vestigen van hypotheek werd door de rechtbank gevolgd. Een hogere opslag werd door de rechtbank niet geaccepteerd omdat het echtpaar niet aannemelijk kon maken dat het risico voor de (schoon)vader een hogere opslag zou rechtvaardigen.

Zakelijke rente altijd maatwerk

Deze uitspraak van de rechtbank betekent niet dat een zakelijke rente voor een familielening altijd 2,75% bedraagt. Wat een zakelijke rente is, is altijd afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Onze adviseurs kunnen u helpen met de beoordeling van een zakelijke rente in uw situatie.

Tip! Leg bij een lening de gemaakte afspraken altijd in een schriftelijke overeenkomst vast. Op die manier zijn voor alle partijen de afspraken duidelijk en heeft u in ieder geval geen discussie met de Belastingdienst over de aanwezigheid van een overeenkomst. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Maximumuurprijs kinderopvangtoeslag extra verhoogd

Het maximumuurtarief voor de berekening van de kinderopvangtoeslag wordt in 2024 extra verhoogd. De verhoging bedraagt 2,95% en komt bovenop de verhoging van zo’n 6% die al voor 2024 was aangekondigd.

Kinderopvangtoeslag

Kinderwagen

Ouders die gebruikmaken van kinderopvang, kunnen hiervoor onder voorwaarden een vergoeding krijgen in de vorm van kinderopvangtoeslag. Deze toeslag is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en van het aantal kinderen waarvoor kinderopvang genoten wordt. Zo worden in 2023 bij een inkomen van € 50.000 de kosten van opvang voor het eerste kind voor 83,7% vergoed, bij een inkomen van € 100.000 is dit nog 53,3%.

Kinderopvangtoeslag gemaximeerd

Voor de kinderopvangtoeslag wordt gewerkt met maximumbedragen per uur. Zijn de kosten van de opvang hoger dan het maximum, dan moeten ouders per uur het meerdere zelf betalen. 

Maximumbedragen per uur in 2024

De maximumbedragen per uur zijn in 2024 zijn voor dagopvang € 10,25, voor buitenschoolse opvang € 9,12 en voor gastouderopvang € 7,53. Het is niet de bedoeling dat de verhoging leidt tot hogere tarieven voor de ouders. Minister Van Gennip gaat hierover dan ook in gesprek met de sector.

Let op! Vanaf eind december 2023 zullen al hogere voorschotten kinderopvangtoeslag worden uitbetaald op basis van de nieuwe uurtarieven.

Tip! Wilt u weten of u in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag? Maak dan een proefberekening.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorkom belastingrente over aanslag erfbelasting

Als u een erfenis krijgt, moet u uw aangifte erfbelasting binnen acht maanden na de datum van overlijden indienen. Bent u te laat of wijkt de Belastingdienst in negatieve zin af van uw aangifte, dan wordt belastingrente in rekening gebracht.

Belastingrente voorkomen

Schenken

U kunt belastingrente voorkomen door tijdig uw aangifte erfbelasting in te dienen én ervoor te zorgen dat de Belastingdienst niet van uw aangifte hoeft af te wijken. Lukt dit niet, vraag dan een voorlopige aanslag erfbelasting aan. U betaalt dan alleen belastingrente als uw voorlopige aanslag achteraf te laag blijkt te zijn. 

Tip! Een formulier voor een voorlopige aanslag erfbelasting treft u aan op de site van de Belastingdienst.

Uitstel beïnvloedt belastingrente niet

Ook als u uitstel voor het indienen van de aangifte heeft aangevraagd, betaalt u belastingrente vanaf acht maanden na de datum van overlijden. Uitstel beïnvloedt de belastingrente dus niet.

Let op! Probeer belastingrente te voorkomen, want het tarief bedraagt momenteel 6% en zal waarschijnlijk per 1 januari 2024 stijgen naar 7,5%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kom in actie bij betalingsachterstand coronabelastingschulden

De Belastingdienst zond de afgelopen tijd weer brieven aan ongeveer 30.000 ondernemers met een betalingsachterstand op hun coronabelastingschulden. Heeft u zo’n brief ontvangen, zorg dan dat u snel in actie komt!

Betalingsregeling coronabelastingschulden

Overheid

Tijdens de coronacrisis kon u ervoor kiezen om de betaling van uw belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Vanaf oktober 2022 moet u echter maandelijks aflossen op deze belastingschulden. Loopt u achter op deze aflossing en/of zijn er nieuwe belastingschulden ontstaan? Dan heeft u van de Belastingdienst een brief ontvangen.

Intrekking betalingsregeling

In de brief kondigt de Belastingdienst aan uw betalingsregeling in te trekken als u niet vóór 2 december 2023 uw achterstanden inloopt. Kom daarom snel in actie en voorkom daarmee intrekking van uw betalingsregeling. Als de Belastingdienst daartoe overgaat, moet u namelijk in één keer de hele belastingschuld terugbetalen.

Let op! Heeft u een brief van de Belastingdienst ontvangen, neem dan contact met ons op. Samen kunnen we dan beoordelen welke mogelijkheden u nog heeft.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch toeslag of kindgebonden budget bij te hoog vermogen?

Ontving of ontvangt u een bijzondere uitkering? En is uw vermogen daardoor te hoog voor recht op zorgtoeslag, huurtoeslag en/of kindgebonden budget? Dan kunt u mogelijk een verzoek indienen om dit vermogen buiten beschouwing te laten.

Zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag

Belastingdienst

De hoogte van uw inkomen en vermogen bepaalt of en hoeveel recht u heeft op zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag. Bedraagt uw vermogen in 2023 meer dan € 33.748 (samen met uw toeslagpartner € 67.496), dan heeft u bijvoorbeeld geen recht meer op huurtoeslag. Voor zorgtoeslag en kindgebonden budget ligt deze grens in 2023 zonder toeslagpartner op € 127.582 en met toeslagpartner op € 161.329.

Let op! Ook uw inkomen is van belang. Lees hier meer over dit zogenaamde toetsingsinkomen.

Wat is vermogen?

Uw vermogen bestaat uit uw bezittingen verminderd met uw schulden. Alleen de bezittingen en schulden die u in uw belastingaangifte in box 3 moet aangeven, tellen mee. Daarom telt bijvoorbeeld uw woning, een auto of een boot niet mee als vermogen in de toets voor de zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget.

Vermogensuitzonderingen

Sommige vermogensonderdelen die u misschien wel in box 3 moet aangeven, mogen voor de vermogenstoets voor de zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget buiten beschouwing blijven. Dit is bijvoorbeeld het geval voor vermogen dat u opbouwt door een smartengelduitkering. Maar er bestaat nog meer vermogen waarvoor u kunt verzoeken om dit buiten beschouwing te laten. U leest hier om welke vermogensonderdelen het betreft.

Nieuwe vermogensuitzonderingen

Vanaf 1 januari 2024 gelden de volgende nieuwe vermogensuitzonderingen:

  • een tegemoetkoming uit de Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB);
  • aanvullende regelingen inzake de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (voor de ex-partner van gedupeerde en de uitbreiding van de kindregeling naar (pleeg)kinderen van de ex-partner);
  • een schadevergoeding van Stichting Vergoeding schade slachtoffers schietincident Alphen aan den Rijn (Stichting VSSA) aan slachtoffers en nabestaanden;
  • een schadevergoeding via de voorschotregeling op grond van het Wetboek van Strafvordering aan de nabestaanden van MH17;
  • een eenmalige financiële ondersteuning aan zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten;
  • vergoedingen van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffer (TAS) aan nabestaanden.

Op verzoek

Kreeg of krijgt u zo’n uitkering en wordt uw vermogen daardoor te hoog voor de zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget? Dan kunt u een verzoek indienen om dit vermogen buiten beschouwing te laten.

Tip! Bedragen die u ontvangt in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, haalt de Dienst Toeslagen zelf al van uw vermogen af. Deze zijn immers bij de Dienst Toeslagen bekend. U hoeft hiervoor daarom niet zelf een verzoek te doen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Opname ineens van 10% pensioen opnieuw uitgesteld

De mogelijkheid voor werknemers om 10% van hun pensioen ineens op te nemen, wordt opnieuw uitgesteld. Minister Schouten heeft laten weten dat de ingangsdatum op zijn vroegst 1 januari 2025 wordt.

Voorwaarden uitbetalen

Pensioen

In het wetsvoorstel, waar dit geregeld wordt, is opgenomen dat u op de dag dat het pensioen ingaat ineens een bedrag van maximaal 10% van het pensioen kunt opnemen. Dit bedrag mag u vrijelijk besteden.

U kunt er echter ook voor kiezen om de 10% pensioen op een later moment uit te laten betalen. Echter, dit kan alleen als uw pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin u de AOW-leeftijd bereikt of als de pensioeningangsdatum op de eerste dag volgend op die maand ligt.

Weer uitstel

De mogelijkheid om 10% van het pensioen ineens op te nemen, zou oorspronkelijk op 1 januari 2023 ingaan. Deze ingangsdatum is al diverse keren uitgesteld. Tot voor kort werd ervan uitgegaan dat deze datum 1 juli 2024 zou zijn, maar er volgt dus opnieuw uitstel voor minstens zes maanden. Of deze nieuwe ingangsdatum gehaald wordt, is afhankelijk van de snelheid waarmee de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel afhandelen.

Geen combinatie hoog-laag pensioen

Veel pensioenregelingen bieden nu al de mogelijkheid om eerst een hoger pensioen te ontvangen en daarna een lager, of omgekeerd. De pensioenuitkeringen mogen onderling dan maximaal 25% in omvang verschillen. Het is echter niet mogelijk dit te combineren met het ineens opnemen van 10% op de pensioendatum.

Tip! Overweegt u om in 2025 gebruik te maken van de mogelijkheid om uw pensioen ineens uit te laten betalen? Overleg dan met een van onze adviseurs wat de eventuele (fiscale) gevolgen zijn in uw specifieke situatie.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Geen betaalverzuimboetes bij regeling EU btw e-Commerce

Ondernemers die deelnemen aan de regeling EU btw e-Commerce, krijgen tot 1 juni 2024 geen betaalverzuimboetes opgelegd. Al opgelegde betaalverzuimboetes worden teruggedraaid en bezwaren tegen deze betaalverzuimboetes worden toegewezen. Dit heeft staatssecretaris Van Rij aan de Tweede Kamer laten weten.

Regeling EU btw e-Commerce

Overheid

De vrijwillige regeling EU btw e-Commerce is bedoeld om internationale afstandsverkopen binnen de EU makkelijker te laten verlopen. Dit was nodig, nadat op 1 juli 2021 de regels hieromtrent zijn gewijzigd. De btw moet sinds die tijd betaald worden in de lidstaat van de consument. Dit kan rechtstreeks aan de betreffende lidstaat, maar de verkopende ondernemer kan er ook voor kiezen de aangiften en bijbehorende betalingen via zijn eigen Belastingdienst te laten verlopen. 

Problemen

Door uitvoeringsproblemen en de matige kwaliteit van de gegevens die de Belastingdiensten uit andere lidstaten aanleveren, worden er veelal ten onrechte betaalverzuimboetes opgelegd. De afhandeling hiervan plus de ertegen gerichte bezwaren, kosten onevenredig veel tijd. Deze problemen zullen naar verwachting op 1 juni 2024 zijn opgelost.

Alleen naheffing

Bij onvolledige betaling of bij toepassing van het verkeerde btw-tarief, is daarom besloten tot 1 juni 2024 geen betaalverzuimboetes op te leggen, maar alleen een naheffingsaanslag. Ook bij te late betalingen volgt geen boete. Ondernemers die geen bezwaar hebben gemaakt, ontvangen bericht dat de boete komt te vervallen. Al ingediende bezwaren worden toegekend. 

Let op! Als de Belastingdienst met betrekking tot deze regeling weer betaalverzuimboetes op gaat leggen, wordt dit ruim van tevoren bekendgemaakt.

Let op! Als opzettelijk geen of te weinig btw is afgedragen, volgt er wel een vergrijpboete.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Voldoe voor 1 december aan rapportageplicht energiebesparing

Gebruikt u als ondernemer op een locatie jaarlijks minstens 50.000 kWh aan elektra en/of minstens 25.000 m3 gas, dan heeft u de wettelijke plicht energie te besparen. Over welke maatregelen u getroffen heeft, moet u uiterlijk 1 december 2023 rapporteren bij de RVO.

Energiebesparingsplicht

Windmolen

De energiebesparingsplicht betekent dat u als zogenaamde ‘grootverbruiker’ verplicht bent alle energiebesparende maatregelen te treffen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Ook maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder die geen energie besparen maar die wel de uitstoot van CO2 reduceren, bent u verplicht te treffen. 

U voldoet aan uw plichten als u bovengenoemde maatregelen uitvoert met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of als u alle maatregelen die voor u van toepassing zijn uitvoert die zijn vermeld op de Erkende Maatregelenlijst voor energiebesparing (EML). Voert u een maatregel van de EML niet uit, dan moet u een alternatieve maatregel uitvoeren die minstens evenveel energie bespaart. Heeft u een energiebesparingsplicht, dan moet u hierover iedere vier jaar rapporteren.

Let op! Momenteel ligt er een wetsvoorstel om de terugverdientijd van vijf jaar naar zeven jaar te brengen. Mocht dit doorgaan, dan zal dit waarschijnlijk vanaf de volgende rapportageronde in 2027 het geval zijn.

Rapportageplicht

U moet over uw maatregelen inzake energiebesparing uiterlijk 1 december 2023 rapporteren bij de RVO. Rapporteren doet u digitaal. Hiervoor heeft u eHerkenning op niveau eH3 nodig.

Let op! De energiebesparingsplicht en dus ook de rapportageplicht geldt ook voor ETS-ondernemingen (Emission Trade System), de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken.

Rapportage onderzoeksplicht ook vóór 1 december indienen

Wordt er op een locatie van uw bedrijf jaarlijks 10 miljoen kWh elektra of 170.000 m3 aardgas of meer verbruikt, dan geldt voor uw bedrijf mogelijk ook een onderzoeksplicht inzake energiebesparing. Of uw bedrijf over de onderzoeksplicht moet rapporteren, is verder afhankelijk van de vraag wie de milieuregels voor de milieubelastende activiteiten van uw bedrijf bepaalt. Deze onderzoeksplicht betekent dat u iedere vier jaar onderzoekt en rapporteert welke energiebesparende maatregelen uw bedrijf moet nemen. U vindt meer informatie over de onderzoeksplicht bij RVO.nl

Let op! Ook deze rapportage dient u uiterlijk 1 december 2023 bij de RVO aan te leveren.

Let op! U moet zelf de rapportage indienen. U kunt de rapportage alleen uitbesteden aan een intermediair, als u deze machtigt dit voor u te doen.

Meer informatie over alle maatregelen vindt u op RVO.nl en Deb.nl. U kunt uiteraard ook contact met ons opnemen. Wij adviseren u graag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg weer aanvragen

Werkgevers kunnen vanaf 1 december 9.00 uur weer subsidie aanvragen voor de regeling praktijkleren in de derde leerweg. De subsidieregeling is alleen beschikbaar voor praktijkplaatsen voor werkzoekenden of voor studenten derde leerweg die binnenkort werkloos zullen worden.

Voorwaarden subsidie

Bouw

De subsidie vergoedt een deel van de kosten die een erkend leerbedrijf maakt voor de begeleiding van een werkzoekende, of een student die een mbo-opleiding in de derde leerweg volgt en die werkloos dreigt te worden. Er moet sprake zijn van kortlopende bij- en omscholing. Tevens moet u dus een erkend leerbedrijf zijn. 

Omvang subsidie

Als erkend leerbedrijf kunt u de subsidie voor maximaal 40 weken krijgen. Realiseert u voor deze duur een praktijkplaats, dan bedraagt de subsidie maximaal € 2.700. Het beschikbare budget bedraagt € 4,5 miljoen per aanvraagronde. Zijn er meer aanvragen dan beschikbaar budget, dan wordt dit verdeeld over de aanvragers. De regeling loopt in ieder geval tot eind 2025.

Let op! Voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl) kunt u deze subsidie niet aanvragen.

Aanvragen subsidie

Uw aanvraag dient u digitaal in bij RVO.nl. Hiervoor heeft u eHerkenning nodig op niveau eH3. U moet de subsidie binnen een jaar na afloop van de praktijkplaats aanvragen. Duurt de opleiding langer dan 40 weken, dan moet u uw aanvraag binnen een jaar na afloop van de eerste 40 weken indienen. 

Nog geen erkend leerbedrijf?

Bent u nog geen erkend leerbedrijf? Wellicht komt u in aanmerking. Check de daarvoor gestelde voorwaarden hier. De erkenning wordt iedere vier jaar getoetst. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Verplichte rapportage zakelijk en woon-werkverkeer werknemers

Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn straks verplicht om te rapporteren over het zakelijke verkeer en het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze verplichting maakt onderdeel uit van de Omgevingswet van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit (WPM)

Auto

De verplichting staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit’, afgekort WPM. Alleen werkgevers met 100 of meer werknemers in dienst moeten aan deze rapportageverplichting voldoen. Deze werkgevers moeten straks naast alle zakelijke reizen, ook het woon-werkverkeer van hun werknemers gaan bijhouden.

Let op! Voor de grens van 100 of meer werknemers moeten de werknemers van alle vestigingen (van een onderneming of rechtspersoon) bij elkaar worden opgeteld. Hierbij tellen alleen werknemers mee die een arbeidsovereenkomst hebben en minimaal 20 uren betaald werk per maand verrichten. Ingehuurde gedetacheerden en uitzendkrachten tellen niet mee.

Ingangsdatum 1 januari 2024?

Vooralsnog gaat de verplichting vanaf 1 januari 2024 gelden. Diverse media melden echter dat de ingangsdatum waarschijnlijk verschoven wordt naar 1 juli 2024. De overheid heeft hier echter nog geen officiële mededeling over gedaan. Zodra er meer bekend is, zullen wij u uiteraard direct informeren.

Zorg dat uw administratie op orde is

Heeft u meer dan 100 werknemers in dienst? Dan bent u vanaf de ingangsdatum – of dat nu 1 januari of 1 juli 2024 wordt -, verplicht om diverse gegevens bij te houden en te rapporteren. Zorg daarom dat u uw administratie hier klaar voor is!

Welke gegevens?

In een handreiking van RVO staat welke gegevens u moet bijhouden. Dit zijn bijvoorbeeld het totaal aantal kilometers dat uw werknemers heeft afgelegd voor zakelijk verkeer en woon-werkverkeer, maar ook het jaartotaal aan kilometers, verdeeld in soort vervoermiddel en brandstoftype.

Let op! De gegevens over 2024 moet u uiterlijk 30 juni 2025 insturen. Bij een ingangsdatum op 1 januari 2024 zijn dat de gegevens over heel 2024, bij een ingangsdatum op 1 juli 2024 zijn dat de gegevens over de tweede helft van 2024.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Rente op derdenrekening notaris van invloed op aftrekbare btw?

Als een notaris rente ontvangt op een derdenrekening, wordt hierover geen btw berekend. Het gevolg hiervan is dat niet alle door de notaris betaalde btw voor hem aftrekbaar is. Het aftrekbare bedrag moet namelijk worden bepaald op basis van alle belaste en vrijgestelde prestaties die de notaris verricht.

Derdenrekening

Euro

Bij transacties tussen partijen waaraan een notaris te pas komt, wordt vaak gebruikgemaakt van een zogenaamde derdenrekening. Via deze bankrekening kan de notaris tot betaling overgaan wanneer de transactie succesvol is verlopen, zodat partijen geen risico lopen op wanbetaling. De rente op een dergelijke rekening hoeft niet aan belanghebbenden te worden doorbetaald als de gelden zeer kort op de rekening hebben gestaan.

Invloed op aftrekbare btw?

Het gerechtshof Amsterdam boog zich over de vraag of de rente die op een derdenrekening wordt verkregen, van invloed is op de af te trekken btw. Het gerechtshof vond van wel, omdat de rente een onderdeel is van de economische activiteit waarvoor de derdenrekening is gebruikt. 

Bijkomstige activiteit?

Het Hof ging ook niet mee in de redenering dat er sprake zou zijn van een bijkomstige activiteit. Alleen al het feit dat de ontvangen rente meer dan € 100.000  bedroeg, is hiervoor volgens het Hof al een reden. Bovendien vormt het aanhouden van gelden op de derdenrekening een rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk van de belastbare activiteit, aldus het Hof.

Pro rata berekening aftrek

Gelet op het bovenstaande moet de aftrekbare btw pro rata worden berekend. Het aandeel van de vrijgestelde omzet, in casu de rente op de derdenrekening, ten opzichte van de belaste omzet, bepaalt dus welk deel van alle betaalde btw niet in aftrek kan worden gebracht.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Bv kan vanaf 1 januari 2024 digitaal opgericht

Vanaf 1 januari 2024 wordt het mogelijk om volledig digitaal een bv op te richten. Er is daarbij geen fysieke tussenkomst van een notaris meer nodig.

Het platform waar dit geregeld kan worden was al een tijd klaar. Het wachten was op goedkeuring van de wet en het bekend worden van de datum voor het eerste gebruik.

Betrouwbaarheid

Computer

Het digitaal oprichten van een bv betekent concreet dat alle procedures digitaal verlopen. Het opstellen van de notariële aktes, de identificatie en ondertekening verlopen dus volledig digitaal. Om fraude tegen te gaan zullen hierbij de hoogste betrouwbaarheidsniveaus worden toegepast.

Europese richtlijn

Het digitaal op kunnen richten van een bv vloeit voort uit een Europese richtlijn gericht op het eenvoudiger oprichten van een bv. Notarissen zullen worden voorbereid op de komende wijzigingen – cursussen, bijeenkomsten en een kennisbank – om zo ook hun cliënten te kunnen helpen bij het digitaal oprichten van een bv. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Doorbetalen reiskosten tijdens corona ook zonder onvoorwaardelijk recht?

Tijdens de coronacrisis konden werkgevers onder voorwaarden de reiskosten van hun personeel voor woon-werkverkeer doorbetalen, ook als er geheel of gedeeltelijk thuis werd gewerkt. Was dit alleen mogelijk als er een onvoorwaardelijk recht op de reiskostenvergoeding bestond?

Reiskosten tijdens corona

Navigatie

Vanwege de coronapandemie werkten veel werknemers geheel of gedeeltelijk thuis. Met name om de administratieve gevolgen te beperken werd goedgekeurd dat vaste onbelaste reiskostenvergoedingen voor het woon-werkverkeer doorbetaald konden worden alsof het reispatroon niet was veranderd. Een belangrijke voorwaarde was dat het vaste vergoedingen moest betreffen die al vóór 13 maart 2020 door de werkgever waren toegekend.

Onvoorwaardelijk recht?

Rechtbank Gelderland moest zich buigen over de vraag of deze verruiming betekende dat er vóór 13 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht op de vergoeding moest bestaan. Volgens de rechtbank is dit niet uit de besluiten inzake de reiskostenvergoedingen af te leiden.

Keuze

De rechtbank is van mening dat slechts bepaald is dat bij een keuze van de werknemer voor een reiskostenvergoeding, zoals in een cafetariasysteem, deze keuze vóór 13 maart 2020 gemaakt moest zijn. Omdat deze voorwaarde met terugwerkende kracht is ingevoerd, is deze bepaling volgens de rechtbank echter niet rechtsgeldig.

Akkoord met uitruil tegen kostenvergoeding

In de onderhavige zaak hadden de betreffende werknemers bovendien al in het voorafgaande jaar aangegeven akkoord te gaan met een uitruil van loon tegen een reiskostenvergoeding. Dat de werknemers hiervan af konden zien, deed er volgens de rechtbank niet aan af dat de werkgever hieraan vastzat, als de werknemers hiervoor zouden kiezen. Voor de werkgever was er in dat geval toch al sprake van een onvoorwaardelijk recht van de werknemer. De inspecteur werd dan ook in het ongelijk gesteld en de naheffing van ruim € 250.000 met boete kwam dan ook te vervallen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Voorgenomen wijzigingen bedrijfsopvolgingsregeling aangepast

Eerder was al bekend dat de bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling bij schenken en overlijden gaan wijzigen. Een aantal van de door het kabinet voorgestelde wijzigingen is door de Tweede Kamer echter weer aangepast. Wat betekent dit?

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)

Handen schudden

De BOR en de DSR zijn belangrijke fiscale faciliteiten bij het schenken of erven van een bedrijf. Op Prinsjesdag 2023 heeft het kabinet een wetsvoorstel ingediend waarin de BOR en DSR op een aantal punten met ingang van 2024 en 2025 worden gewijzigd. De Tweede Kamer heeft bij de stemming over het wetsvoorstel amendementen aangenomen die dit wetsvoorstel op een aantal punten aanpast.

Verhoging vrijstellingspercentage BOR

Op Prinsjesdag 2023 is voorgesteld om het bedrag dat per 2025 voor de BOR voor 100% is vrijgesteld, te verhogen van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000 in 2025. Voor het meerdere was een verlaging gepland van 83% tot en met 2024 naar 70% vanaf 2025. De Tweede Kamer heeft dit laatste percentage van 70 verhoogd naar 75%.

Vervallen verplichte registratie bij grondkamer

In het wetsvoorstel is tevens opgenomen dat aan derden verhuurde onroerende zaken vanaf 2024 niet meer in aanmerking voor de BOR en DSR. Alleen landbouwgrond dat in het kader van voor teelten noodzakelijke vruchtwisseling verpacht wordt, wordt hiervan uitgezonderd. Hierbij zou een stringente voorwaarde gaan gelden dat de pachtovereenkomst geregistreerd moet zijn bij de grondkamer. De Tweede Kamer heeft deze voorwaarde laten vervallen.

Let op! Om voor de uitzondering in aanmerking te komen moet wel sprake zijn van een schriftelijke pachtovereenkomst en van een voor de teelt noodzakelijke vruchtwisseling.

DSR en BOR voor oude familiebedrijven

Bij oude familiebedrijven die van generatie op generatie overgaan, kan het voorkomen dat de aandelen in het familiebedrijf per persoon dusdanig klein zijn geworden dat toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de DSR niet mogelijk is. De Tweede Kamer vindt dit ongewenst en wil dat deze oude familiebedrijven toegang hebben tot de BOR en DSR. In een door de Tweede Kamer aangenomen amendement wordt daarom geregeld dat de voorwaarde die in bepaalde situaties geldt van een minimaal belang van 0,5% niet geldt als de verkrijger een bloed-of aanverwant is in de neergaande lijn (een kind, kleinkind, achterkleinkind et cetera).

Let op! Het staat nog niet vast dat de aanpassingen van de Tweede Kamer ook worden ingevoerd. Zo moet de Eerste Kamer nog stemmen over het wetsvoorstel. Daarnaast zouden, na de installatie van de nieuwe Tweede Kamer en een nieuw kabinet, de plannen ook weer kunnen worden aangepast.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Aanpassen bestelauto riskante zaak

Als u als ondernemer een bestelauto koopt, betaalt u onder voorwaarden minder bpm en minder wegenbelasting. Daarbij is wel van belang dat u de bestelauto na aankoop niet aanpast, anders loopt u het risico dat deze voordelen verloren gaan.

Bijrijdersbank verplaatst

Bestelauto

In een zaak die was voorgelegd aan de Hoge Raad had een stoffeerder een bestelauto gekocht en na aankoop de dubbele stoel naast de bestuurder verplaatst naar de laadruimte. Bij een controle stelde de inspecteur vast dat er daardoor niet langer sprake was van een bestelauto. Dit leverde een naheffing wegenbelasting plus boete op.

Personenvervoer ondergeschikt

De stoffeerder stapte hierop naar de rechter en stelde dat hij de dubbele stoel juist verplaatst had om zodoende langere rollen tapijt te kunnen vervoeren. Het personenvervoer bleef dus ondergeschikt aan het vervoer van goederen en daarom zou het verplaatsen van de dubbele stoel geen invloed moeten hebben op de te betalen wegenbelasting.

Vlakke laadvloer

De Hoge Raad ging niet in deze redenering mee. Wettelijk zijn immers bepalingen vastgelegd voor bestelauto’s, waaronder de aanwezigheid van een vlakke laadvloer. Door de dubbele stoel was hiervan geen sprake meer. Volgens de Hoge Raad dulden deze bepalingen geen uitzonderingen en dus bleef de naheffing in stand. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere kinderbijslag, verdere beperking inflatiecorrectie

Het kabinet trekt op verzoek van de Tweede Kamer volgend jaar € 250 miljoen extra uit voor een verhoging van de kinderbijslag. Om dit te financieren, wordt de inflatiecorrectie verder beperkt. Hierdoor gaat onder meer iemand die in het toptarief in box 1 valt, meer inkomstenbelasting betalen.

Dekking verhoging kinderbijslag

Belastingdienst

Om dekking van de extra uitgaven van € 250 miljoen te bereiken, wordt zoals gezegd de inflatiecorrectie verder beperkt. Deze verdere beperking van de inflatiecorrectie komt bovenop de al ingevoerde beperking voor de tweede tariefschijf in box 1. Dit betekent dat het toptarief van 49,5% voor 2024 al geldt vanaf een inkomen van € 75.549 in plaats van € 75.624. 

Doorwerking heffingskortingen

De beperking van de inflatiecorrectie werkt ook door in de heffingskortingen. Zo gaat de algemene heffingskorting in 2024 geen € 3.374 bedragen, maar € 3.366. Ook vrijwel alle andere bedragen in de inkomstenbelasting worden door de beperking niet volledig gecompenseerd voor de inflatie.

Doorwerking toeslagen

Daarnaast valt door de beperking de vermogenstoets voor de toeslagen lager uit. Dit betekent dat personen met vermogen volgend jaar minder snel voor toeslagen in aanmerking zullen komen.

Let op! De wijziging is voorgesteld op initiatief van de Tweede Kamer. Echter ook de Eerste Kamer moet nog met de voorgestelde wijzigingen instemmen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Werken vanuit uw woning, privépand of zakelijk?

Als u als ondernemer werkt vanuit uw eigen privéwoning, is het onder voorwaarden mogelijk deze woning tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Om van die voorwaarden af te kunnen wijken, moet aantoonbaar zijn dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid.

Keuzevermogen

Woning

Een bedrijfsmiddel dat u zowel privé als zakelijk gebruikt, bijvoorbeeld een computer, behoort tot het zogenaamde keuzevermogen. Gebruikt u het bedrijfsmiddel minder dan 10% zakelijk, dan moet u het tot uw privévermogen rekenen. Gebruikt u het juist voor meer dan 90% zakelijk, dan moet u het tot uw ondernemingsvermogen rekenen. In alle overige situaties mag u in principe kiezen.

Woning als ondernemingsvermogen?

Onlangs kwam een zaak voor het gerechtshof in Arnhem, waarbij de vraag centraal stond wanneer een woning als ondernemingsvermogen kan worden aangemerkt. In deze zaak wilde een tandarts de privéwoning als ondernemingsvermogen aanmerken. De tandarts gebruikte echter slechts een klein deel van de privéwoning zakelijk, namelijk 7,75%. Hierdoor valt de woning in principe onder het privévermogen.

De tandarts voerde aan dat de privéwoning toch als ondernemingsvermogen mocht worden aangemerkt, omdat er sprake was van bijzondere omstandigheden. De tandarts kon vanuit de privéwoning twee andere praktijkpanden binnen een half uur bereiken, hetgeen een vereiste volgens de beroepsregels is. Bovendien gebruikte de tandarts de garage voor het stallen van de zakenauto.

Zakelijke garage niet onderbouwd

Het Hof was met de inspecteur van mening dat de woning verplicht als privévermogen moest worden aangemerkt. Het gebruik van de garage was namelijk op geen enkele manier onderbouwd en dus was het zakelijke gebruik ervan niet aannemelijk. Dit betekende dat aantoonbaar slechts 7,75% van de woning zakelijk werd gebruikt.

Reistijd geen bijzondere omstandigheid

Dat door de aanschaf van de woning de reistijd naar beide praktijkpanden beperkt bleef tot een half uur, was volgens het Hof geen bijzondere omstandigheid die betekende dat de woning als ondernemingsvermogen kon worden aangemerkt. De woning die voorheen door de tandarts bewoond werd, lag namelijk nog dichterbij beide praktijkpanden, zodat het verhuizen naar de nieuwe woning kennelijk door persoonlijke motieven was ingegeven. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk?

Er is een wetsvoorstel Vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling ingediend bij de Tweede Kamer. Deze wet moet werkgevers over de streep trekken waar het gaat om het aannemen van mensen met een arbeidsbeperking.

Banenafspraak

Parkeerplaats invalide

De banenafspraak is in 2013 gemaakt door kabinet en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Zij spraken af te zorgen voor 125.000 extra banen bij gewone werkgevers voor mensen met een arbeidsbeperking. Dat aantal willen ze in 2026 bereiken. Eind 2022 stond de teller op ruim 81.000 banen. 

Structurele LKV

Neemt een werkgever iemand aan uit de doelgroep van de banenafspraak, dan bestaat er recht op een loonkostenvoordeel (LKV). Dit voordeel bedraagt momenteel € 1,01 per gewerkt uur en maximaal € 2.000 per werknemer op jaarbasis. Dit LKV is momenteel gemaximeerd op drie jaar. De bedoeling is om dit structureel te maken. Ook hoeven werkgevers en werknemers geen speciale verklaring meer aan te vragen bij UWV om in aanmerking te komen voor het LKV, wat een administratieve lastenverlichting oplevert. De beoogde ingangsdatum is 2025.

Dezelfde banenafspraak voor overheid en bedrijfsleven

Momenteel hebben de overheid en het bedrijfsleven aparte quota die ze moeten halen om uiteindelijk de 125.000 extra banen te realiseren. De bedoeling is nu te komen tot één banenafspraak, zodat het niet meer uitmaakt bij welke werkgever iemand werkt. De overheid loopt momenteel achter bij het realiseren van genoeg banen. Daarom moeten overheidswerkgevers eerst meer banen creëren, voordat dit onderscheid tussen de markt en de overheid verdwijnt.

Quotumregeling

De banenafspraak kent als stok achter de deur een quotumregeling voor als werkgevers het afgesproken aantal banen niet realiseren. Slagen ze hier niet in, dan volgt een heffing. Deze quotumregeling is echter herhaalde malen uitgesteld en nog steeds niet ingevoerd. In de nieuwe wet blijft de quotumregeling bestaan. 

Tip! Werkgevers die goed scoren binnen de quotumregeling krijgen een bonus in de vorm van een hogere LKV-vergoeding.

Let op! Het betreft een wetsvoorstel en moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra lastenverzwaringen dga op komst

Als het aan de Tweede Kamer ligt, krijgt de dga de komende tijd te maken met forse extra lastenverzwaringen. Hiertoe is via amendementen een aantal ingrijpende wijzigingen aangebracht op de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2024.

Let op! Het Belastingplan 2024 moet nog door de Eerste Kamer worden geaccordeerd.

Verhoging tweede tarief box 2

Bril

Onder andere uitgekeerd dividend wordt in box 2 belast, maar ook verkoopopbrengsten van de aandelen. Het huidige tarief in box 2 bedraagt 26,9%. Dit wordt vanaf 2024 vervangen door twee tarieven: een tarief van 24,5% over de eerste € 67.000 (voor partners het dubbele) van het inkomen en 31% over het meerdere van het inkomen in box 2. Dit laatste tarief wordt nu op voorstel van de Tweede Kamer verhoogd naar 33%

Let op! De nieuwe tarieven gaan ook gelden voor winsten die in het verleden in de bv zijn gehaald en pas in de toekomst worden uitgekeerd naar privé.

Let op! Meestal heeft de dga het betalen van belasting in box 2 zelf in de hand, namelijk door wel of geen dividend uit te keren. Ingeval van overlijden wordt echter een fictieve verkoop van de aandelen ineens in aanmerking genomen. Bij enige waarde zal daarbij al snel moeten worden afgerekend tegen 33%.

Grens excessief lenen verlaagd

Een andere voorgestelde wijziging betreft de grens inzake excessief lenen bij de eigen bv. Sinds dit jaar, 2023, mag een dga nog maar maximaal onbelast € 700.000 lenen bij zijn eigen bv. Leent hij meer, dan moet hij hierover belasting betalen in box 2. De Tweede Kamer heeft besloten voor het jaar 2024 de grens te verlagen naar € 500.000. Dit betekent dat dga’s, die nu uitgaan van € 700.000, volgend jaar onder deze € 500.000-grens moeten zien te komen om belasting in box 2 over het meerdere te voorkomen. 

Dividend uitkeren of niet?

Er kunnen vele redenen zijn om wel of juist geen dividend in 2023 uit te keren, bijvoorbeeld ten aanzien van de beschikbaarheid van liquide middelen om verschuldigde belasting te voldoen. Als het puur fiscaal-financieel wordt beoordeeld, hangt het antwoord op de vraag of het uitkeren van dividend in 2023 raadzaam is of niet, met name af van het verwachte rendement op het vermogen en de periode waarmee belastingheffing kan worden uitgesteld. Grofweg kunnen daarom de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  • Voor zover vanaf 2024 dividend kan worden uitgekeerd tegen 24,5%, is het altijd voordeliger om in 2023 geen dividend uit te keren.
  • Als de verwachting is dat toekomstige heffing tegen het hogere tarief van 33% onvermijdelijk is, is het uitkeren van dividend in 2023 voordeliger naarmate het verwachte rendement lager is en de uitstelperiode korter. Maar ook bij een hoog verwacht rendement en een relatief korte uitstelperiode (bijvoorbeeld een dga met een korte levensverwachting) is het uitkeren van dividend in 2023 doorgaans voordeliger.

Er zijn situaties waarin het onvermijdelijk is om in de toekomst af te rekenen tegen het hoge tarief. Dit speelt bijvoorbeeld bij bv’s waarin jaarlijks een nettorendement wordt gemaakt dat al meer is dan de grens van het lage box 2-tarief (€ 67.000 of het dubbele bij partners) en/of waarin de bv al zo veel opgepot vermogen heeft dat het vele jaren gaat duren alvorens dit via een jaarlijkse dividenduitkering tegen het lage tarief wordt uitgekeerd.

Partners opgelet!

Er is een lichtpuntje als u een fiscale partner heeft. Inkomsten in box 2 mag u namelijk onderling verdelen en worden dan bij de partner voor zijn of haar aandeel belast. 

Dividend uitkeren

Dga’s die op bovengenoemde maatregelen willen en kunnen anticiperen, zullen wellicht overwegen om nog dit jaar fors dividend uit te keren. Er wordt dan aanzienlijk minder belasting betaald, zoals uit onderstaand voorbeeld blijkt.

Voorbeeld
Dividenduitkering € 1.000.000
Belasting 2023: 26,9% x € 1.000.000 = € 269.000
Belasting 2024: 24,5% x € 67.000 + 33% x € 933.000 = € 16.415 + € 307.890 = € 324.305
Verschil: € 324.305 -/- € 269.000 = € 55.305

Mogelijke spelbreker box 3

Het bovenstaande wordt wellicht minder interessant als het uitgekeerde dividend niet direct besteed wordt. Het is dan namelijk belast in box 3, waar vanaf 2024 een tarief gaat gelden van maar liefst 36%. Ook dit tarief is op initiatief van de Tweede Kamer extra verhoogd; het kabinet had een voorstel gedaan voor een verhoging naar 34%. 

Let op! U betaalt dit tarief overigens over een verondersteld rendement, aangezien er nog steeds geen definitief voorstel ligt om kapitaalinkomsten te belasten tegen het werkelijke rendement. 

Tips dividend en box 3

Wilt u voorkomen dat het netto dividend meetelt in box 3, dan kunt u nog aan de volgende maatregelen denken:

  • U kunt ervoor kiezen de dividenduitkering pas vlak voor de jaarwisseling te plannen, maar het nettodividend pas te betalen na de jaarwisseling. Voor box 3 wordt het vermogen gepeild op 1 januari. De vordering die u heeft op de bv valt echter niet in box 3, maar in de regeling van het ter beschikking stellen van vermogen (box 1). U moet over een paar dagen rente berekenen en aangeven in box 1, maar dat is allicht minder dan de heffing in box 3. Vanaf 2025 telt het vermogen uiteraard wel mee voor box 3, voor zover nog niet besteed.
  • U kunt ook besluiten het nettodividend direct weer in de bv terug te storten als agio. Daarmee verhoogt u de verkrijgingsprijs van uw box 2-aandelen en voorkomt u heffing in box 3 zolang u wilt. Uiteraard is het rendement dat de bv behaalt met dit extra vermogen wel belast met vennootschapsbelasting en toekomstige box 2-heffing. Het storten van agio kan plaatsvinden zonder inschakeling van een notaris. Wilt u de storting in de toekomst onbelast uit de bv halen, dan is daarvoor wél de gang naar de notaris noodzakelijk. Deze agiostorting kan met name interessant zijn voor bv-structuren waarbij een goede solvabiliteit noodzakelijk of wenselijk is. Met de agiostorting wordt het eigen vermogen immers weer versterkt.

Tip! Overleg tijdig met uw adviseur hoe u het beste kunt inspelen op alle wijzigingen. Wij adviseren u graag, dit blijft namelijk maatwerk. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Kantoor aan huis 2023

Het lijkt aantrekkelijk: wonen en werken in één pand. Maar een kantoor aan huis is lang niet altijd ook fiscaal aantrekkelijk. Wanneer is uw werkplek ook voor de fiscus een werkruimte? Waar moeten u, uw bedrijf en uw werkruimte dan aan voldoen?

Er is onder meer een verschil in de behandeling van een zogeheten kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte. Daarnaast gelden er voor een ondernemer met een eenmanszaak, vof of maatschap andere regels dan voor een ondernemer met een bv. En hoe zit het eigenlijk met de btw? In deze advieswijzer komen de verschillende regels aan de orde.

Kwalificerende werkruimte

Laptop

Als eerste is het van belang om vast te stellen of sprake is van een fiscaal kwalificerende ruimte. Hiervoor moet uw werkruimte voldoen aan het zelfstandigheids- en het inkomenscriterium.

Zelfstandigheidscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het zelfstandigheidscriterium als deze een zodanige zelfstandigheid bezit dat deze duidelijk te herkennen is. De werkruimte moet in ieder geval over een eigen ingang en over eigen sanitair beschikken. Dit komt erop neer dat de werkruimte ook aan een derde verhuurd zou kunnen worden.

Let op! Een werkplek in een woon-, slaap- of zolderkamer wordt in ieder geval niet als kwalificerende werkruimte aangemerkt. Een tot kantoor verbouwde garage met eigen ingang en sanitair kan dat wel zijn.

Inkomenscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het inkomenscriterium als u uw inkomen voor een groot gedeelte in of vanuit deze ruimte verdient. Is dit uw enige werkruimte, dan moet u uw inkomen voor ten minste 30% in de ruimte én voor ten minste 70% in of vanuit de ruimte verdienen. Heeft u nog een andere werkruimte buiten uw woning, dan moet u uw inkomen voor ten minste 70% in de werkruimte verdienen.

Ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Omdat de werkruimte eigendom is van de eigenaar (natuurlijk persoon) en niet van de eenmanszaak, vof of maatschap, is het voor het bepalen van de fiscale winst noodzakelijk om onderscheid te maken tussen zaken die wel en zaken die niet voor de onderneming worden gebruikt. Dit noemen we vermogensetikettering.

Let op! De werkruimte kan worden aangemerkt als ondernemingsvermogen als deze juridisch of bouwkundig splitsbaar is van de woning. Indien dit niet het geval is, kunt u ervoor kiezen om de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen aan te merken, als ten tijde van verwerving van de woning ten minste 10% van de woning bestemd was om te worden gebruikt ten behoeve van de onderneming. In de overige gevallen vormt de werkruimte privévermogen. De fiscale behandeling van uw werkruimte is afhankelijk van de wijze waarop deze geëtiketteerd is: als privévermogen of als ondernemingsvermogen.

Ook als minder dan 10% van de woning ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, kunt u de woning als ondernemingsvermogen aanmerken als u aannemelijk kunt maken dat de woning mede dienstbaar is aan het bedrijf. Bijvoorbeeld omdat er bij de aankoop sprake was van een koppelaankoop van het bedrijf en de woning, er vanuit de woning toezicht mogelijk is op het bedrijf, er een gemeenschappelijke toegangsweg is en dergelijke.

Woning is privévermogen

De kosten van een niet-kwalificerende werkruimte kunt u niet van uw winst aftrekken. Op deze werkruimte is gewoon de eigenwoningregeling van toepassing.

Let op! De inrichtingskosten, zoals een bureau, zijn ook niet aftrekbaar van de winst. Maar indien er sprake is van zakelijk gebruik, kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen als u zelf btw-belaste prestaties verricht.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven als bezitting en schuld in box 3. De kosten van de werkruimte mag u van uw winst aftrekken. Deze aftrekpost is echter gemaximeerd op het voordeel dat u ten aanzien van de werkruimte in box 3 moet aangeven. Deze aftrek is een percentage van de WOZ-waarde van uw werkruimte. Dit percentage is voor het jaar 2023 vastgesteld op 6,17%. 

Daarnaast mag u ook de kosten die normaal gesproken voor rekening van een huurder (de huurderslasten) zouden komen, in aftrek brengen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld energiekosten, kosten van de inboedelverzekering en kosten van klein onderhoud. Ook nu zijn de inrichtingskosten niet aftrekbaar, maar kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen.

Woning is ondernemingsvermogen

Indien de werkruimte als ondernemingsvermogen is geëtiketteerd, kunt u de kosten aftrekken van uw winst. De werkruimte valt dan niet onder de eigenwoningregeling, maar wordt belast als onderdeel van uw winst uit onderneming. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt en dat bijvoorbeeld een eventuele boekwinst bij verkoop belast is.

Indien u de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd, kunt u alle kosten (met uitzondering van huurderslasten met betrekking tot het woondeel) aftrekken van uw winst. Voor het privégebruik van uw woning moet u wel een bijtelling ter grootte van een bepaald percentage van de WOZ-waarde in aanmerking nemen.
Voor de meeste woningen is dit in 2023 1,2%. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moet u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een kwalificerende werkruimte moet u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Bij gesplitste vermogensetikettering (woondeel privévermogen/bedrijfsdeel ondernemingsvermogen) blijft de bijtelling bij een kwalificerende werkruimte achterwege.

Werkruimte in huurwoning

Indien sprake is van een werkruimte in een huurwoning, kunt u een evenredig deel van de huur en de huurderslasten in aftrek brengen als sprake is van een kwalificerende werkruimte.

Niet-kwalificerende werkruimte

Door een wetswijziging is het met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk om aftrek te krijgen voor een niet-kwalificerende werkruimte als u het huurrecht als ondernemingsvermogen etiketteert.
Dit geldt ook voor bestaande gevallen die al vóór 1 januari 2017 het huurrecht als ondernemingsvermogen hebben geëtiketteerd. Is sprake van een kwalificerende werkruimte, dan blijft ook vanaf 2017 aftrek mogelijk.

Ondernemers met een bv

Onderneemt u vanuit een bv, dan geldt ook het onderscheid tussen een kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte.

Kwalificerende werkruimte

De werkruimte valt voor u, als dga, in box I (de tbs-regeling). Dit betekent dat de vergoeding op zakelijke gronden moet worden vastgesteld. De vergoeding is voor de bv aftrekbaar van de winst en vormt voor de dga, na aftrek van alle aan de werkruimte toe te rekenen kosten, inkomen in box 1. Op dit belaste inkomen mag u nog wel de terbeschikkingstellingsvrijstelling van 12% in aftrek brengen.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat u voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven op de balans van uw werkzaamheid in box 1. U heeft ook geen last van de aftrekbeperkingen inzake hypotheekrente, zoals de maximering van de aftrek tot een tarief van 36,97% (2024).

Niet-kwalificerende werkruimte

Een niet-kwalificerende werkruimte valt onder de eigenwoningregeling: het eigenwoningforfait wordt berekend over de woning inclusief de werkruimte. Een eventuele vergoeding voor de werkruimte wordt voor de dga behandeld als loon. Het is echter mogelijk om de vergoeding als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Uw bv betaalt dan geen belasting, zolang het totaal van aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet hoger is dan de vrije ruimte. Wordt deze vrije ruimte overschreden, dan betaalt uw bv 80% eindheffing over de overschrijding. De loonkosten zijn voor de bv aftrekbaar van de winst.

Btw en ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Voor de btw is van belang of de zaken, zoals een werkruimte, zijn gebruikt ten behoeve van uw onderneming en of u hiermee btw-belaste omzet behaalt. Als dat het geval is, kunt u deze zaken voor de btw zakelijk etiketteren en de voorbelasting met betrekking tot het zakelijke gebruik in aftrek brengen. U kunt hierbij denken aan btw op energie, onderhoud en inrichting.

Btw en ondernemers met een bv

Indien u, als dga, de werkruimte aan uw bv verhuurt, is onzeker of u de btw met betrekking tot deze werkruimte in aftrek kunt brengen. De Belastingdienst gaat er tegenwoordig vanuit dat dit in ieder geval voor wat betreft een onzelfstandige werkruimte niet mogelijk is. Dit standpunt is aan kritiek onderhevig, onder meer op basis van het zogenaamde ‘werkkamer arrest’ van De Hoge Raad. Overleg met onze adviseurs over de vraag of u in een soortgelijke situatie recht op aftrek van de btw kunt hebben.

Tot slot

De fiscale regels met betrekking tot de werkruimte zijn erg ingewikkeld. Neem voor uw specifieke situatie daarom contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.
Posted in Niet gecategoriseerd

Laatste keer STAP-subsidie aanvragen op 15 november

Op 15 november 2023 gaat om 10.00 uur voor de laatste keer het UWV-loket open om een STAP-subsidie aan te vragen. Vanaf 2024 verdwijnt deze tegemoetkoming voor het volgen van een opleiding.

Voorwaarden opleiding

Boeken

De voorwaarden voor de STAP-subsidie, STimulering Arbeidsmarkt Positie, zijn dit jaar gewijzigd. Er kan alleen nog subsidie worden aangevraagd voor opleidingen die erkend zijn door het ministerie van OCW. Deze staan vermeld in het STAP-scholingsregister.
De subsidie is nu met name gericht op sectoren waar krapte is op de arbeidsmarkt, zoals de zorg en techniek. 

Overige voorwaarden

Voor de subsidie moet u 18 jaar of ouder zijn, maar mag u nog geen AOW ontvangen. U mag dit jaar ook nog niet eerder de STAP-subsidie hebben gekregen. De opleiding of cursus mag tevens niet eerder starten dan vier weken na uw aanvraag. 

Aanvragen STAP-subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar. U dient de subsidie digitaal aan te vragen via de site van het UWV. Daarvoor heeft u DigiD nodig. Heeft u nog geen DigiD, vraag dit dan nu direct aan, want het afhandelen hiervan kan enkele dagen duren.

Let op! De ervaring leert dat het raadzaam is de subsidie zo snel mogelijk aan te vragen, anders vist u waarschijnlijk achter het net. De animo voor de subsidie was steeds enorm.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Extra versobering van 30%-regeling per 2024

Als u buitenlandse werknemers aanneemt, mag u onder strikte voorwaarden een deel van het salaris belastingvrij uitbetalen als compensatie voor de extra te maken kosten. Deze regeling, bekend als de 30%-regeling, wordt vanaf 2024 versoberd.

Wat is de 30%-regeling?

Handen schudden

De 30%-regeling is een fiscale regeling waarbij, onder strikte voorwaarden, maximaal 30% van het salaris belastingvrij mag worden uitbetaald aan personeel dat uit het buitenland is aangetrokken. Dit personeel kampt nogal eens met extra kosten, de zogenoemde extraterritoriale kosten. 

Voorwaarden

Om gebruik te kunnen maken van de 30%-regeling moet er worden voldaan aan alle onderstaande vier voorwaarden: 

  1. de werknemer werkt in loondienst bij u als werkgever;
  2. de werknemer heeft een specifieke deskundigheid die niet of nauwelijks te vinden is op de Nederlandse arbeidsmarkt;
  3. de werknemer is buiten Nederland geworven; en
  4. de werknemer heeft een geldige beschikking.

Specifieke deskundigheid

De specifieke deskundigheid van de werknemer moet in de meeste gevallen blijken uit de hoogte van het salaris. Dit moet in 2023 minimaal € 41.954 bedragen, voor jongeren tot 30 jaar met een wetenschappelijke titel is dit minimaal € 31.891; in beide gevallen exclusief de belastingvrije vergoeding. Voor wetenschappelijke onderzoekers geldt in een aantal gevallen geen inkomensnorm. Is in een bepaalde branche het genoemde salaris meer regel dan uitzondering, dan moet u ook aan kunnen tonen dat de deskundigheid van de betreffende werknemer schaars is op de arbeidsmarkt.

Uitzondering werknemers uit grensstreek

U mag de 30%-regeling alleen toepassen als de werknemer in de 24 maanden voor zijn eerste werkdag in Nederland meer dan 16 maanden verder dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonde. Vanwege deze eis zijn bijvoorbeeld werknemers uit België en Luxemburg sowieso van de regeling uitgesloten.

Beschikking nodig

Wilt u de 30%-regeling toepassen, dan moet u voor de betreffende werknemer een beschikking aanvragen bij de Belastingdienst. Uit deze beschikking blijkt onder andere hoe lang u de 30%-regeling maximaal mag toepassen. Wilt u de regeling al vanaf de eerste werkdag toepassen, zorg dan dat het verzoek om de regeling toe te mogen passen binnen vier maanden na de eerste werkdag bij de Belastingdienst binnen is. De Belastingdienst heeft een speciaal formulier voor indiening van dit verzoek.

Wijzigingen per 1 januari 2024

Vanaf 2024 gaat er een maximum gelden voor de 30%-regeling in de vorm van de zogenaamde balkenendenorm. Dit betekent dat vanaf dan er ‘slechts’ over een salaris tot maximaal € 233.000 de 30%-regeling mag worden toegepast.

Tip! Als u ervoor kiest om de werkelijke kosten te vergoeden en dus geen gebruik wilt maken van de 30%-regeling, geldt de grens van de balkenendenorm niet.

Tevens heeft de Tweede Kamer onlangs de 30%-regeling in het Belastingplan 2024 op twee punten verder versoberd:

  • Afbouw 30%-regeling: deze afbouw houdt in dat de regeling vanaf 1 januari 2024 de eerste 20 maanden ongewijzigd mag worden toegepast, dus dat u 30% van het salaris onbelast als kostenvergoeding mag uitbetalen. De daaropvolgende 20 maanden mag u nog maar 20% van het salaris onbelast uitbetalen en de daaropvolgende 20 maanden nog maar 10%. 
  • Vervallen partiële belastingplicht: werknemers die van de 30%-regeling gebruikmaken, hoeven nu geen belasting in box 2 en box 3 te betalen over buitenlands kapitaalinkomen. Ook deze faciliteit komt per 2024 te vervallen. Voor bestaande gevallen komt er wel overgangsrecht.

Let op! Bovenstaande twee voorstellen moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief. De introductie van de balkenendenorm in de 30%-regeling is daarentegen al wel definitief.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Balkenendenorm 2024 naar € 233.000

Topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector mogen in 2024 maximaal € 233.000 per jaar verdienen. Dit maximum, ook wel de balkenendenorm genoemd, wordt geregeld in de Wet Normering Topinkomens (WNT).

Jaarlijkse aanpassing

Portemonnee

Via de WNT wordt het maximum jaarlijks aangepast op basis van de loonontwikkeling bij de overheid in het voorafgaande jaar. Dit levert voor 2024 een stijging op met € 10.000, van € 223.000 naar € 233.000.

Maxima zonder dienstbetrekking

Voor volgend jaar zijn ook de maxima vastgesteld voor functionarissen zonder dienstbetrekking. Over de eerste zes maanden van 2024 bedraagt dit maximum € 30.800 per maand en voor de volgende zes maanden € 23.400. In totaal bedraagt dit dus € 325.200 per jaar. Het maximumuurtarief is vastgesteld op € 221.

Inclusief extra’s

Het maximum geldt voor het totaal aan salaris inclusief diverse extra’s. Dit betreft het vakantiegeld, een eindejaarsuitkering, de pensioenbijdrage en belaste onkosten. Een eventuele ontslagvergoeding staat hier los van, maar mag niet meer bedragen dan één jaarsalaris met een maximum van € 75.000.

Afwijkende normen

Er geldt een afwijkende, hogere norm voor zorgverzekeraars. Een lagere norm geldt juist voor zorg- en onderwijsinstellingen, cultuurfondsen, woningcorporaties en instellingen in de sector ontwikkelingssamenwerking.

30%-regeling wordt gekoppeld aan balkenendenorm

De balkenendenorm gaat vanaf 2024 ook gelden voor de zogenaamde 30%-regeling voor werknemers die uit het buitenland worden aangetrokken om in Nederland te komen werken. De 30%-regeling is een fiscale tegemoetkoming in verband met de (te maken) extra kosten, de zogenaamde extraterritoriale kosten, die deze werknemers maken. De regeling houdt in dat, onder een aantal strikte voorwaarden, in beginsel 30% van het salaris inclusief vergoedingen, onbelast kan worden uitbetaald.

Koppeling

De koppeling betekent dat in 2024 nog maximaal 30% van de balkenendenorm onbelast als kostenvergoeding mag worden uitbetaald.

Let op! De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2024 een amendement aangenomen om de 30%-regeling nog verder te versoberen door het voordeel stapsgewijs in een aantal jaren af te bouwen naar 0%. Het is nog niet bekend of dit amendement ook zal worden uitgevoerd, de Eerste Kamer moet hiermee ook nog instemmen.

Tip! In 2024 kunnen werkgevers er nog steeds voor kiezen de werkelijke extra kosten te vergoeden, ook als dit meer is dan 30% van de balkenendenorm.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Vennootschapsbelasting bij gesubsidieerde stichtingen

Stichtingen zijn alleen vennootschapsbelasting verschuldigd indien en voor zover zij een onderneming drijven. Bij gesubsidieerde stichtingen speelt vaak de discussie of en zo ja voor welk deel zij een onderneming drijven.

Drijven onderneming

Portemonnee

Voor het drijven van een onderneming moet sprake zijn van:

  • een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid,
  • waarmee wordt deelgenomen aan het economische verkeer,
  • met het oogmerk om winst te behalen.

Als er sprake is van een winststreven wordt voldaan aan het oogmerk om winst te behalen. Uit de rechtspraak volgt dat bij het stelselmatig behalen van overschotten al sprake is van een winststreven.

Gesubsidieerde stichting

De vraag die bij gesubsidieerde stichtingen daarom vaak speelt is of de exploitatieoverschotten die dergelijke stichtingen behalen, betekenen dat voldaan wordt aan een winststreven. Als een stichting naar zijn aard verschillende activiteiten uitoefent, moet deze vraag overigens vaak per activiteit beantwoord worden. Zo kan de ene activiteit leiden tot vennootschapsbelastingplicht, terwijl de andere activiteit buiten de vennootschapsbelasting valt.

Exploitatieoverschot is winststreven

De Belastingdienst meent dat exploitatieoverschotten ook bij gesubsidieerde stichtingen in beginsel kunnen betekenen dat er sprake is van een winststreven (en daarmee dus vennootschapsbelastingplicht).

Exploitatieoverschot  is geen winststreven

In de volgende situatie is volgens de Belastingdienst echter geen sprake van een winststreven:

  • de stichting verricht uitsluitend activiteiten die volledig gefinancierd zijn met subsidies; en
  • de behaalde overschotten moeten volgens de statuten of subsidieregels gebruikt worden voor de subsidiedoeleinden of terugbetaald aan de subsidieverstrekker; en
  • de stichting leeft de statuten en subsidieregels ook na.

Daarnaast is goedgekeurd dat het ontvangen van eigen bijdragen van degene voor wie de gesubsidieerde activiteiten worden verricht onder voorwaarden, niet leidt tot een winststreven. Eenzelfde goedkeuring is gegeven voor het ontvangen van eigen bijdragen en/of vergoedingen op contractbasis voor het verrichten van subsidiabele activiteiten.

Let op! De vraag of er sprake is van vennootschapsbelastingplicht en zo ja voor welke activiteiten, is niet eenvoudig te beantwoorden. Het beleid van de Belastingdienst over het winststreven van gesubsidieerde instellingen is in augustus 2023 verduidelijkt en op een onderdeel ook verruimd. Overleg met onze adviseurs wat dit betekent voor uw situatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en andere agrarische goederen naar 21%

De btw op de levering van bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en nog wat andere agrarische goederen gaat vanaf 2025 omhoog van 9 naar 21%. Voor welke agrarische producten en dieren gaat dit specifiek gelden?

Rundvee, schapen, geiten en varkens

Koeien

De levering van rundvee, schapen, geiten en varkens is nu nog belast tegen 9% btw. Daarbij is het niet van belang waarvoor deze dieren bestemd zijn. Ook als ze niet bestemd zijn voor de bereiding van voedingsmiddelen of voor gebruik in de landbouw geldt het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 wordt dat anders. Vanaf die datum geldt voor de levering van al deze dieren, ongeacht de bestemming, het btw- tarief van 21%.

Let op! Dit geldt niet alleen voor de dieren. Ook het slachtafval van deze dieren en de goederen die bestemd zijn voor hun voortplanting zijn vanaf 2025 belast tegen 21% btw.

Paarden

Voor paarden en andere dieren bestemd voor de slacht of gebruik in de landbouw of voor de opfok geldt nu het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 geldt echter ook hiervoor een verhoging naar het 21% btw-tarief. Ook voor het slachtafval en de goederen die bestemd zijn voor de voortplanting gaat het btw-tarief omhoog naar 21%.

Teeltplanten en zaden

Voor de levering van planten voor de teelt van groenten en fruit geldt vanaf 2025 het 21% btw-tarief. Hetzelfde geldt voor de levering van land- en tuinbouwzaden, waaronder graszaden en zaden voor sierteeltproducten.

Andere agrarische goederen

Er zijn nog meer agrarische goederen die vanaf 2025 belast zijn tegen 21% btw in plaats van 9%. Voorbeelden zijn de levering van rondhout, vlas, wol, stro- en veevoeders. Dit betekent dat vanaf 2025 bijvoorbeeld ook de (meng)voerders voor konijnen, paarden en pelsdieren onder het 21% btw-tarief vallen. De levering van suikerbieten en suikerbietplanten en van granen en peulvruchten gebeurt vanaf 2025 ook tegen 21% btw.

Let op! Granen en peulvruchten die bestemd zijn als voedingsmiddelen voor menselijke consumptie blijven wel belast tegen 9% btw. De granen- en peulvruchten die vanaf 2025 niet meer belast zijn tegen 9% btw maar tegen 21% btw, zijn bijvoorbeeld granen die gebruikt worden als voer voor dieren.

Opfok- en opkweekdiensten

Diensten met betrekking tot het opfokken van dieren en het opkweken van planten die nu nog belast zijn met 9% btw, blijven niet achter en worden vanaf 2025 ook belast tegen 21% btw.

Let op! De verhoging van de btw moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus op dit moment nog niet definitief.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Is persoonlijk pensioenadvies belast?

Met de inwerkingtreding van de nieuwe pensioenwet per 1 juli 2023 jl., zijn pensioenuitvoerders verplicht om de deelnemers te begeleiden bij de keuze van hun pensioen. Als de werkgever daarnaast zijn werknemers de kosten van persoonlijk pensioenadvies vergoedt, is dit dan belast?

Verplichte begeleiding

Bril

Verplichte begeleiding betekent dat de pensioenuitvoerder ervoor zorgt dat de werknemer, binnen de pensioenregeling, in staat is een passende keuze te maken. Verplichte begeleiding is beperkt en betekent niet dat inzicht gegeven moet worden in andere pensioenregelingen of dat geadviseerd moet worden inzake de effecten op onder meer toeslagen en belastingen.

Aanvullend advies belast?

De Belastingdienst heeft onlangs bekendgemaakt van mening te zijn dat aanvullend persoonlijk pensioenadvies belast loon vormt als de werkgever de kosten van een dergelijk advies voor zijn rekening neemt. De werknemer zou de kosten anders zelf moeten dragen en geniet dan ook een voordeel dat niet is vrijgesteld. Het kan onder de geldende voorwaarden wel in de werkkostenregeling worden ondergebracht.

Geen algemene voorlichting

Kosten in verband met afspraken die de werkgever collectief maakt over de arbeidsvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld voorlichting over de eigen pensioenregeling, behoren tot de zuivere werkgeverskosten. Dergelijke kosten vormen geen loon en zijn dus onbelast voor de werknemer.

Posted in Niet gecategoriseerd

De belangrijkste laatste wijzigingen in Belastingplanpakket 2024

De Tweede Kamer is akkoord gegaan met alle wetsvoorstellen uit het Belastingplanpakket 2024. Wel heeft de Tweede Kamer een flink aantal amendementen aangenomen met wijzigingen op de wetsvoorstellen. Wat zijn de belangrijkste aanpassingen?

  1. De voorgenomen verlaging van de mkb-winstvrijstelling wordt deels teruggeschroefd. De mkb-winstvrijstelling wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 14 naar 13,31% en dus niet naar 12,7% zoals eerder het plan was.
  2. Vorig jaar is al besloten dat er vanaf 2024 twee tarieven in box 2 gaan gelden: 24,5% tot € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) en 31% daarboven. Dit hoogste tarief wordt per 1 januari 2024 geen 31 maar 33%.
  3. In de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is opgenomen dat de dga die te veel leent bij de eigen bv, hierover belasting moet betalen. Het eerste meetmoment is 31 december 2023. Tot de drempel van € 700.000 is geen sprake van excessief lenen. Deze drempel wordt in 2024 verlaagd naar € 500.000.
  4. Het plan om vanaf 2024 de fiscale aftrek voor giften in de vennootschapsbelasting onder de € 100.000 af te schaffen, is van de baan.
  5. Het tarief in box 3, de belasting op vermogensinkomsten, wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 32 naar 36%. Het kabinet had al een voorstel voor een verhoging naar 34% gedaan.
  6. Per 2025 wordt de inkoop van eigen aandelen even zwaar belast als het uitkeren van dividend.
  7. De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zou vanaf 2025 afgeschaft worden. Alleen ouders met een kind dat vóór 1 januari 2025 geboren is, zouden vanaf 2025 nog recht hebben op IACK. Deze afschaffing wordt echter uitgesteld naar 2027. Vanaf die datum houden alle ouders met kinderen die aan de voorwaarden voldoen recht op IACK, dus ook ouders met een kind geboren vanaf 1 januari 2027. De hoogte van de IACK wordt echter elk jaar een stuk lager en zo in negen jaar afgebouwd naar nihil.
  8. De 30%-regeling, de mogelijkheid om een deel van het loon aan werknemers die uit het buitenland zijn aangetrokken belastingvrij uit te keren, wordt per 1 januari 2024 nog verder versoberd. Deze was al versoberd door een koppeling per 1 januari 2024 aan de balkenendenorm. Nieuw is dat de 30%-regeling in de eerste 20 maanden nog wel 30% bedraagt, maar voor de tweede 20 maanden verlaagd wordt naar 20%. Gedurende de derde 20 maanden bedraagt deze 10%. Ook wordt de buitenlandse partiële belastingplicht per 2024 afgeschaft. Voor al lopende 30%-regelingen geldt overgangsrecht.
  9. De belastingkorting voor benzine, diesel en LPG, die sinds 1 juli 2023 geldt, wordt verlengd met 1 jaar. Ook wordt de reguliere indexatie per 1 januari 2024 niet doorgevoerd.
  10. Om de lasten van huishoudens te verlichten, wordt de energiebelasting verlaagd. Ter dekking van deze maatregel wordt onder meer het hoge tarief van de Aof-premie met 0,05% verhoogd.
  11. De voorgenomen verhoging van accijns op alcohol met 16,3% wordt bijna gehalveerd. Ter dekking van deze verlaging wordt het accijnstarief op tabak verhoogd en de kansspelbelasting met 1 procentpunt verhoogd.
  12. Eerder was al bekend dat het bedrag dat per 2025 voor de BOR voor 100% is vrijgesteld, wordt verhoogd van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000 in 2025. Voor het meerdere was een verlaging gepland van 83% tot en met 2024 naar 70% vanaf 2025. Dit wordt nu 75% vanaf 2025.
  13. Het in box 3 vrijgestelde bedrag voor groen sparen en beleggen wordt met ingang van 1 januari 2025 verlaagd naar € 30.000 (fiscale partners: € 60.000).

Let op! De wetsvoorstellen inclusief amendementen moeten nog wel worden goedgekeurd door de Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Notificatieplicht voor terbeschikkingstelling arbeidskrachten

Aanvankelijk had het kabinet het plan om een certificeringsstelsel in te voeren voor organisaties die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Dit plan is nu van tafel. Er ligt nu een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer om een publiek toelatingsstelsel in te voeren voor ondernemingen of voor rechtspersonen die arbeidskrachten ter beschikking stellen.

Wat betekent het voor uitleners

Bouw

Het komt er op neer dat uitleners, zoals bijvoorbeeld uitzendbureaus, vanaf 2026 alleen arbeidskrachten ter beschikking mogen stellen als zij daartoe door de minister van SZW zijn toegelaten. 

Om toegelaten te kunnen worden, moeten ze aan een aantal voorwaarden, het normenkader, voldoen. Zo dienen ze een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te overleggen en financiële zekerheid te stellen door een waarborgsom te voldoen. Daarnaast dienen zij eerst bij de aanvraag en vervolgens periodiek aan te tonen dat zij voldoen aan relevante arbeidswetten en fiscale en socialezekerheidswetten in de sector. 

Verzoek om toelating

Een uitlener moet straks bij het ministerie van SZW een verzoek tot toelating indienen. Wanneer de uitlener aan de voorwaarden voldoet voor toelating en daadwerkelijk wordt toegelaten, dan mag hij arbeidskrachten ter beschikking gaan stellen. 

Wie vallen er onder uitleners?

De wet richt zich tot partijen die arbeidskrachten – dus ook zzp’ers – ter beschikking stellen aan derden (zoals bedoeld in de WAADI) en waarbij geen sprake is van collegiale uitleen of in- en uitlenen binnen concernverband. Er komen op voorhand geen sectorale uitzonderingen in de wetgeving terug. Pas als blijkt dat de toelatingsplicht te veel gaat vragen van een bepaalde sector, kan een uitzondering worden gemaakt.

Onder uitleners vallen onder meer:

  • Uitzenders
  • Detacheerders
  • Uitleners van zzp’ers

Ontheffing

Betreft het bedrijven die in zeer beperkte mate arbeidskrachten ter beschikking stellen, dan kunnen ze om ontheffing verzoeken waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • er is over een periode van minimaal 12 maanden salaris betaald;
  • het bedrag dat is betaald aan mensen die ter beschikking zijn gesteld is minder dan 10% van de loonsom; en
  • het bedrag dat is betaald aan mensen die ter beschikking zijn gesteld is minder dan € 2.500.000.

Wat betekent het voor inleners

Inleners mogen bij invoering van deze wet alleen nog zakendoen met door de minister toegelaten uitleners. Ze krijgen via een openbaar register inzicht in de uitleners die op basis van het toelatingsstelsel rechtmatig arbeidskrachten ter beschikking stellen.

Toezicht en handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de toelatingsplicht en kan uitleners én inleners beboeten als zij zich niet aan de regels van het toelatingsstelsel houden.

Let op! Het betreft een wetsvoorstel en moet dus nog worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laag btw-tarief voor drankje tijdens theaterpauze

Theaters waar tijdens de pauzes een drankje wordt geschonken, kunnen hiervoor het lage btw-tarief van 9% in rekening brengen. Dit lage btw-tarief geldt ook als het een alcoholisch drankje is, waarop normaal gesproken een tarief van 21% van toepassing is. Dit besliste het gerechtshof Den Bosch onlangs.

Pauzedrankjes

Horeca

In de betreffende zaak konden bezoekers van een theatervoorstelling tijdens de pauze een drankje nuttigen. De prijs ervan was in de prijs van het toegangsbewijs begrepen. Het theater had van de toegangsprijs € 2,25 aangemerkt als vergoeding voor het drankje en hierop het lage btw-tarief toegepast. Volgens de inspecteur was dit voor alcoholhoudende drankjes niet correct en dus volgde er een naheffing van ruim € 12.000.

Bijkomende prestatie

Volgens het theater is met betrekking tot het pauzedrankje sprake van een ‘bijkomende prestatie’. Daarom moet deze prestatie tegen hetzelfde btw-tarief belast worden als de hoofdprestatie, het theaterbezoek. In dat geval zou er over het pauzedrankje dus 9% btw moeten worden afgedragen.

Ondeelbare prestatie?

In de betreffende zaak stelde het gerechtshof om te beginnen vast dat er geen sprake is van een ondeelbare prestatie en dat er dus voor iedere prestatie een eigen btw-tarief zou kunnen worden vastgesteld. Bezoekers kunnen er namelijk ook voor kiezen geen pauzedrankje te nuttigen. Dit is dus geen reden om een apart btw-tarief voor het pauzedrankje achterwege te laten.

‘Portemonneeloze’ pauze

Volgens het Hof is het pauzedrankje wel een bijkomende prestatie bij het theaterbezoek. Bezoekers komen namelijk niet primair naar het theater om een drankje te nuttigen. Ook worden bezoekers niet toegelaten als ze geen entreebewijs voor een theatervoorstelling kunnen tonen. Het drankje is in de toegangsprijs inbegrepen, onder meer om een ‘portemonneeloze’ pauze mogelijk te maken. Gelet op deze argumenten is er dan ook sprake van een bijkomende prestatie. Het Hof stelde het theater in het gelijk en verwierp de naheffing met boete.

Posted in Niet gecategoriseerd

Keuze volledige belastingplicht voor culturele ANBI

ANBI’s die zich (nagenoeg) uitsluitend richten op cultuur, kunnen kiezen om ook hun activiteiten die niet onder de vennootschapsbelasting vallen daarin onder te brengen. Groot voordeel hiervan kan zijn dat verliezen van deze activiteiten verrekend kunnen worden met activiteiten die wel onder de vennootschapsbelasting vallen.

Keuze

Factuur

Een culturele ANBI kan activiteiten hebben die wel en die niet onder de vennootschapsbelasting (Vpb) vallen. Als met de activiteiten die niet onder de Vpb vallen verliezen geleden worden, kunnen deze verliezen niet verrekend worden met de andere activiteiten.

Dat is anders als de culturele ANBI kiest voor volledige belastingplicht Vpb. Na zo’n keuze vallen namelijk alle activiteiten van de ANBI onder de Vpb, waardoor verliezen en winsten onderling wel verrekend kunnen worden.

Let op! Deze keuze is alleen mogelijk voor culturele ANBI’s en niet voor andere ANBI’s.

Verzoek

Wilt u kiezen voor volledige belastingplicht, dan moet u dat schriftelijk aanvragen bij de Belastingdienst. Doe dit binnen zes maanden na afloop van het boekjaar waarin u de volledige belastingplicht voor het eerst wilt toepassen. Voor het jaar 2023 moet u een dergelijk verzoek dus vóór 1 juli 2024 indienen. De Belastingdienst beslist vervolgens of aan uw aanvraag tegemoetgekomen kan worden en welke voorwaarden daarvoor gelden.

Let op! Hiervoor gelden standaardvoorwaarden. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op het beperken van de voordelen van de volledige belastingplicht tot de periode waarin deze volledige belastingplicht geldt.

Tien jaar

U maakt de keuze meteen voor tien jaar. Pas na die tien jaar kunt u de volledige belastingplicht weer opzeggen. Doet u dat dan niet, dan zit u wederom tien jaar aan de keuze voor volledige belastingplicht vast.

Let op! Overleg met onze adviseurs of in uw situatie de keuze voor volledige belastingplicht verstandig is. Zij kunnen u adviseren over de gevolgen en de mogelijke benodigde andere acties die nodig zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

MIA stijgt mee bij meer duurzame keuze tijdens proces

Als u investeert in een milieuvriendelijk bedrijfsmiddel, kunt u recht hebben op de milieu-investeringsaftrek (MIA). Deze fiscale subsidie kent drie categorieën, met ieder een eigen percentage aan extra investeringsaftrek. Indien u investeert in een bedrijfsmiddel en de investering achteraf omzet in een investering van een hogere categorie, betekent dit niet dat u de MIA misloopt, zo heeft de Belastingdienst onlangs bekendgemaakt.

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Windmolen

De MIA is een extra aftrek op de winst voor ondernemers die milieuvriendelijk investeren. Om voor de MIA in aanmerking te komen, moet het bedrijfsmiddel zijn opgenomen op de zogenaamde Milieulijst.

Drie categorieën

De MIA kent zoals gezegd drie categorieën. Afhankelijk van het bedrijfsmiddel komt u in aanmerking voor 45, 36 of 27% aan extra aftrek op uw winst. Door de aftrek verlaagt u dus uw winst, betaalt u daardoor minder belasting en wordt het voor u als ondernemer aantrekkelijker om milieuvriendelijk te investeren.

Gevolg wijziging categorie?

Onlangs werd de vraag gesteld wat de gevolgen zijn voor de MIA als een ondernemer investeert in een bedrijfsmiddel en gedurende de uitvoering van de investering, het betrof hier de bouw van een melkveestal, besluit te investeren in een bedrijfsmiddel van een hogere categorie. De Belastingdienst geeft aan dat, indien voldaan is aan alle gebruikelijke voorwaarden, in dat geval gewoon recht bestaat op het percentage aan MIA dat hoort bij het bedrijfsmiddel waarvoor uiteindelijk gekozen is.

Strijdig met doelstelling MIA?

De Belastingdienst geeft aan dat er weliswaar geen correcte melding is gemaakt van de investering, bij aanvraag van de MIA moet immers gemeld worden welk bedrijfsmiddel de investering betreft, maar dat het in strijd zou zijn met de doelstelling van de MIA om alleen om deze reden het hogere percentage MIA niet toe te kennen. Evenzeer bestaat daarom bij investering in een bedrijfsmiddel van een lagere categorie recht op het lagere percentage aan MIA.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inkomensafhankelijke combinatiekorting bij opvang Oekraïense vluchtelingen

Heeft u vluchtelingen uit de Oekraïne in uw huis opgevangen en/of biedt u hen nog steeds opvang? Mogelijk wordt dan een vluchteling aangemerkt als uw fiscale partner. Dit kan gevolgen hebben voor uw recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting.
De staatssecretaris biedt daar met terugwerkende kracht vanaf 2022 een oplossing voor.

Fiscale partner

Bouw

Fiscaal partnerschap kan ontstaan door het samenwonen met iemand waarbij ook een minderjarig kind van één van beiden op hetzelfde adres woont. Door deze regel kan een vluchteling die u in uw huis opvangt, uw fiscale partner worden als uw minderjarig kind ook bij u in huis woont.

Let op! Dit kan zich alleen voordoen als u geen andere fiscale partner heeft. U kunt namelijk altijd maar één fiscale partner hebben.

Minstverdienende fiscale partner

Als de Oekraïense vluchteling door voorgaande regel uw fiscale partner is, kan dit betekenen dat u geen recht heeft op inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Bij fiscale partners heeft namelijk alleen de minstverdienende partner hier recht op.

Goedkeuring

De overheid wil niet dat u fiscaal nadelige gevolgen heeft van het opvangen van Oekraïense vluchtelingen. Daarom keurt de staatssecretaris met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022 het goed dat u toch recht heeft op IACK als uw arbeidsinkomen hoger is dan het dat van de Oekraïense vluchteling. Een belangrijke voorwaarde voor de goedkeuring is dat u voldoet aan alle andere voorwaarden voor de IACK. Welke dat zijn, leest u hier.

Een andere voorwaarde voor de goedkeuring is dat de Oekraïense vluchteling onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (2001/55/EG) valt. Iedereen die onder de richtlijn valt mag in ieder geval tot 4 maart 2024 in Nederland blijven. Diegene heeft recht op opvang, medische zorg en onderwijs voor minderjarige kinderen. Werken in Nederland is ook toegestaan. Wie wel en wie niet onder de Richtlijn vallen, leest u hier.

Let op! De goedkeuring is van toepassing zolang Richtlijn 2001/55/EG geldt.

Tip! Onze adviseurs kunnen de fiscale gevolgen van de opvang van een Oekraïense vluchteling voor u beoordelen. Neem hiervoor contact met ons op.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging re-integratieverplichtingen in tweede ziektejaar

Het kabinet wil voor kleine en middelgrote werkgevers de re-integratieverplichtingen bij ziekte versoepelen. Het moet voor dergelijke werkgevers mogelijk worden om, onder voorwaarden, het eerste spoor af te kunnen sluiten na afloop van de eerste 52 weken van ziekte. Dit is neergelegd in een wetsvoorstel dat ter internetconsultatie is aangeboden.

Richten op re-integratie elders

Bouw

De werkgever hoeft in een dergelijke situatie niet meer de re-integratie in zijn eigen bedrijf te bevorderen, maar kan zich uitsluitend richten op re-integratie bij een andere werkgever. Het doel van dit voorstel is de wendbaarheid van zowel kleine als middelgrote werkgevers te bevorderen doordat ze in het tweede ziektejaar iemand anders kunnen aannemen. 

Let op! Onder kleine en middelgrote werkgevers vallen werkgevers met een loonsom tot en met 100 keer het gemiddelde premieloon per werknemer. 

Verval re-integratieverplichting spoor 1

De re-integratieverplichting in het eerste spoor kan vervallen, indien:

  • de werknemer uiterlijk in de 52e ziekteweek schriftelijk heeft ingestemd met het afsluiten van het eerste spoor; of
  • het UWV heeft, na een schriftelijke aanvraag van de werkgever, toestemming verleend om het eerste spoor af te sluiten.

Het voorstel introduceert dus een preventieve toets via het UWV om, als de werknemer niet akkoord gaat, het eerste spoor te kunnen afsluiten. Wel blijven werkgevers verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces. De werkgever blijft in het tweede ziektejaar verantwoordelijk om de zieke werknemer, als het eerste spoor is afgesloten, te helpen met re-integreren bij een andere werkgever, dus in spoor 2.

Afsluiten spoor 1

Het eerste spoor mag via het UWV worden afgesloten, indien:

  • de werknemer door ziekte op het moment van beslissen op de aanvraag niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten;
  • het aannemelijk is dat binnen 13 weken nadat het tweede ziektejaar is aangevangen de bedongen arbeid niet, ook niet in aangepaste vorm, kan worden verricht bij de eigen werkgever. De 13 weken worden gerekend vanaf het ingangsmoment van het tweede ziektejaar; en
  • de werkgever en de werknemer in het eerste ziektejaar tot voldoende re-integratie-inspanningen hebben kunnen komen. De vaststelling dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende waren, heeft tot gevolg dat het eerste spoor niet mag worden afgesloten.

De werkgever houdt de verplichting om de re-integratie bij een andere werkgever te bevorderen gedurende de periode waarin de werkgever verplicht is het loon door te betalen.

De werknemer kan na het afsluiten van de re-integratie in het eerste spoor in principe geen aanspraak meer maken op de terugkeer in zijn eigen arbeid als hij weer herstelt. Wel blijft het opzegverbod gedurende twee jaar in stand.

Rechtsbescherming

Uiterlijk in de 42e ziekteweek kan een kleine of middelgrote werkgever een aanvraag doen bij UWV. Uitgangspunt is dat het UWV binnen acht weken na indiening van de aanvraag een schriftelijke beslissing neemt. Werkgever en werknemer zijn beide belanghebbende bij deze beslissing.

Let op! Het voorstel betreft een internetconsultatie. U kunt hier meer lezen en tot uiterlijk 24 november 2023 reageren. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Meer voorwaarden aftrek giften in natura

Giften in geld, maar ook giften in natura zijn, onder voorwaarden, fiscaal aftrekbaar in de inkomstenbelasting. Voor grotere giften in natura geldt vanaf 2024 een extra voorwaarde.

Taxatierapport of factuur

Bouw

U doet een gift in natura als u bijvoorbeeld een duur schilderij schenkt aan een museum. Doet u in een kalenderjaar voor in totaal meer dan € 10.000 giften in natura? Of als u een fiscale partner heeft voor in totaal meer dan € 20.000 giften in natura met uw fiscale partner gezamenlijk? Dan komen deze giften vanaf 2024 alleen nog voor aftrek in aanmerking als een objectieve waardebepaling heeft plaatsgevonden. Deze objectieve waardebepaling moet volgen uit een onafhankelijk taxatierapport.

Tip! Als u over een recente factuur beschikt waaruit de waarde blijkt, is dat ook voldoende. Een taxatierapport is dan dus niet nodig.

Verkoop en kwijtschelding vordering

U kunt er ook voor kiezen om het dure schilderij uit het vorige voorbeeld niet te schenken maar te verkopen aan het museum. Als het museum dit niet (meteen) aan u betaalt, krijgt u een vordering op het museum. Deze vordering kunt u in een keer of in gedeelten kwijtschelden. De kwijtschelding van de vordering vormt, onder voorwaarden, voor u een aftrekbare gift. In feite bereikt u hiermee hetzelfde doel als bij directe schenking van het schilderij.

Let op! Ook in deze situatie heeft u bij bedragen van meer dan € 10.000 (en samen met een fiscale partner meer dan € 20.000) vanaf 2024 echter een onafhankelijk taxatierapport of een recente factuur nodig.

Aannemelijk maken

Het voorstel voor giften in natura van in totaal meer dan € 10.000 (en samen met een fiscale partner meer dan € 20.000) betekent niet dat giften in natura onder deze bedragen zonder meer aftrekbaar zijn. Voor deze giften blijft, net als nu, gelden dat u deze aannemelijk moet maken met schriftelijke stukken.

Let op! Deze wijziging moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer en is dus nog niet definitief.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Aanpassing groottecriteria van uw onderneming

De groottecriteria die bepalen of uw onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie aangepast.

Drempelbedragen

Kantoor

De drempelbedragen worden bepaald door drie criteria: omzet, balanstotaal en gemiddeld aantal medewerkers. Brussel verhoogt nu, conform eerdere voorstellen, de bedragen van de criteria balanstotaal en omzet met zo’n 25 procent.

De huidige en bijgestelde drempels (voor 25% inflatie en afgerond naar boven) worden: 

    Balans  Netto-omzet 
Micro  Huidig  350 000  700 000 
  Bijgesteld  450 000  900 000 
  Toename  28,6%  28,6% 
       
Klein (onderkant)  Huidig  4 000 000  8 000 000 
  Bijgesteld  5 000 000  10 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 
       
Klein (bovenkant)  Huidig  6 000 000  12 000 000 
  Bijgesteld  7 500 000  15 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 
       
Middelgroot/Groot  Huidig  20 000 000  40 000 000 
  Bijgesteld  25 000 000  50 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 

Bron: Europese Commissie (DG FISMA)

Bent u controleplichtig?

De drempelbedragen bepalen onder andere of uw onderneming controleplichtig is. Op dit moment krijgen ondernemingen te maken met de controleplicht van de jaarrekening als zij twee achtereenvolgende boekjaren voldoen aan twee van de drie criteria:

  • het balanstotaal kent een waarde van minimaal € 6.000.000;
  • de omzet bedraagt minimaal € 12.000.000;
  • er zijn minimaal 50 werknemers in dienst.

Door de verhoging van de eerste twee criteria zullen minder ondernemingen controleplichtig worden. Tevens hoeven minder ondernemingen te voldoen aan de vereisten op het gebied van duurzaamheidsrapportage (CSRD). Volgens de Europese Commissie wordt hierdoor een deel van de regeldruk bij mkb-ondernemingen weggenomen.

Ingangsdatum boekjaar 2024 of 2023?

Alle lidstaten van de EU moeten de nieuwe drempelwaarden uiterlijk vanaf boekjaar 2024 toepassen. De Nederlandse overheid heeft de mogelijkheid om deze nieuwe drempelbedragen met een vervroegde toepassing voor boekjaar 2023 al te laten gaan. Het is nog niet duidelijk of de overheid hiervoor kiest.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie elektrische auto voor 2024 blijft toch gelijk

Particulieren die in 2024 een nieuwe elektrische auto aanschaffen, hebben recht op hetzelfde bedrag aan subsidie als dit jaar. De subsidie op een nieuwe elektrische auto bedraagt dit jaar en volgend jaar € 2.950. De voorgenomen verlaging van het bedrag naar € 2.550 is van de baan.

Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP)

Auto

De Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) bestaat sinds 2020 en loopt nog tot en met 2024. Tot nu toe werd de subsidie op nieuwe elektrische auto’s vanaf 2022 jaarlijks minder, maar de voorgenomen verlaging per 2024 gaat dus niet door. 

Minder animo

De reden voor het instandhouden van het huidige subsidiebedrag is dat de animo voor aanschaf van een nieuwe elektrische auto afneemt. Van het huidige budget voor nieuwe elektrische auto’s is momenteel nog bijna de helft beschikbaar. Voor gebruikte elektrische auto’s echter, waarvoor de SEPP gedurende de hele looptijd € 2.000 bedraagt, is voor dit jaar nog maar 14% van het subsidiebudget beschikbaar.

Lastenverzwaringen

Dat er voor de aanschaf van een elektrische auto minder animo is, heeft wellicht te maken met tal van lastenverzwaringen rond de elektrische auto. Zo is er tot en met 2024 een vrijstelling van wegenbelasting, maar deze verdwijnt vanaf 2026. In het overgangsjaar 2025 moet 25% van het normale tarief aan wegenbelasting betaald worden. Verder is ook elektriciteit de laatste jaren fors duurder geworden.

Voorwaarden

Voor de subsidie SEPP gelden tal van voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de auto tussen de € 12.000 en € 45.000 liggen. Ook moet de auto een actieradius hebben van minstens 120 kilometer. Verder is de subsidie alleen beschikbaar voor particulieren. Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar kunnen de auto dan niet tot het ondernemingsvermogen rekenen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bespreek doorwerken na de AOW-leeftijd

Het tijdperk dat werknemers ruim voor het bereiken van de AOW-leeftijd met gebruikmaking van VUT- of prepensioenregelingen stopten met werken is voorbij. Veel werknemers maken zelfs de keuze om ook nog na de AOW-leeftijd door te werken. Dit gebeurt dan veelal op basis van een aantal dagen per week en soms in aangepast werk.

Voorlichtingsactie ministerie van SZW

Typen

In Nederland is 10% van de werknemers 60 jaar of ouder. Dit betekent dat een groot deel van hen  binnen nu en zeven jaar met pensioen gaat. Sommige werknemers kijken hier reikhalzend naar uit, terwijl andere nog graag een aantal jaar willen doorwerken. 

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is een voorlichtingsactie ‘Sommige werknemers zijn niet te stoppen’ gestart om werkgevers handvatten te geven hierover met hun oudere werknemers in gesprek te gaan.

Toolkit

Er is een toolkit beschikbaar met daarin materialen om het gesprek aan te gaan met werknemers over het doorwerken na de AOW-leeftijd. In de toolkit is onder meer de volgende informatie te vinden: 

  • Factsheet met praktische informatie ‘Sommige werknemers zijn niet te stoppen’
  • 3 inspirerende verhalen van bedrijven en hun werknemers over doorwerken
  • Persbericht: “Praat u ook met werknemers over doorwerken na de AOW?”

Tip! Voor vragen over de voorlichtingsactie of over de communicatiematerialen kan contact worden opgenomen met Emma Kemperman van PR-bureau HvdM. Zij is bereikbaar via e.kemperman@hvdm.nl.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verruiming herinvesteringsreserve per 2024

Het kabinet heeft in het Belastingplan 2024 voorgesteld om de herinvesteringsreserve (HIR) te verruimen. De HIR kan dan in bepaalde situaties ook gevormd worden bij staking van een deel van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen.

Let op! Als dit plan wordt goedgekeurd, is het in bepaalde situaties voordeliger uw bedrijf pas in 2024 gedeeltelijk te staken in plaats van in 2023.

Herinvesteringsreserve (HIR)

Koeien

De HIR komt er in het kort op neer dat de bij verkoop van een bedrijfsmiddel behaalde boekwinst kan worden afgeboekt op de boekwaarde van een ander aangeschaft bedrijfsmiddel. Op die manier hoeft niet direct over de boekwinst te worden afgerekend met de fiscus. Door de lagere afschrijving op het aangeschafte andere bedrijfsmiddel, wordt de boekwinst gespreid over de toekomst, dus op een later moment belast.

Alleen binnen de onderneming

De HIR kan nu alleen binnen dezelfde onderneming worden toegepast. Ondernemers met meerdere ondernemingen kunnen de HIR van de ene onderneming dus niet verrekenen met de aanschafprijs van een bedrijfsmiddel van een andere onderneming. Dat gaat, als het aan het kabinet ligt, in bepaalde situaties dus veranderen.

Overheidsingrijpen

Voorgesteld wordt de HIR alleen te versoepelen als een deel van een onderneming gestaakt wordt ten gevolge van overheidsingrijpen. Het voorstel vloeit voort uit het overheidsbeleid gericht op de uitkoop van veehouders, maar geldt ook voor andere branches. 

Let op! De maatregel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanpassing van rentepercentage voor toeslagen

Het kabinet heeft op Prinsjesdag voorgesteld de rente voor toeslagen zelfstandig vast te stellen en niet meer te koppelen aan de belastingrente voor de inkomstenbelasting. Als het voorstel wordt aangenomen, gaat de rente voor terug te betalen toeslagen voorlopig 4% bedragen.

Rente op toeslagen

Euro

Toeslagen worden uitbetaald op basis van een geschat inkomen. Hierdoor komt het regelmatig voor dat mensen te weinig, of juist een teveel aan toeslag ontvangen. Bij terug te betalen toeslagen levert dit nogal eens problemen op, omdat toeslaggerechtigden vaak over weinig financiële reserves beschikken.

Actuele rente

De belastingrente voor de inkomstenbelasting bedraagt momenteel 6%. Omdat het wetsvoorstel nog niet is goedgekeurd, wordt via een aparte bepaling geregeld dat de rente op terug te betalen toeslagen vanaf 1 juli 2023 op 4% gehandhaafd blijft. 

Mensen die te weinig toeslagen hebben ontvangen en het verschil nabetaald krijgen, ontvangen hierover vanaf 1 juli 2023 tot uiterlijk 1 januari 2024 wel 6% rente.

Uitgangspunten toekomstige rente

Het kabinet vindt het wenselijk dat uiteindelijk de rente over te veel betaalde en te veel ontvangen toeslagen hetzelfde wordt. Ook moeten schommelingen in het percentage zoveel mogelijk worden voorkomen.

Let op! Het kabinet wil wel de mogelijkheid openhouden om het rentepercentage op een gegeven moment te wijzigen als hiervoor aanleiding is.

Let op! Het voorstel moet nog wel door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Formele inschrijvingseis IACK voor bepaalde situaties vervallen

Door een besluit van de staatssecretaris is de formele inschrijvingseis in de IACK voor bepaalde situaties met ingang van 21 september 2023 vervallen. Per 2025 wordt de formele inschrijvingseis in de wet vervangen door een materiële toets.

Formele inschrijvingseis

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een korting op te betalen belasting voor ouders met jonge kinderen. Het kind moet in ieder geval jonger zijn dan 12 jaar en ten minste zes maanden staan ingeschreven op hetzelfde woonadres (de formele inschrijvingseis).

Er zijn situaties waarin de belastingplichtige en het kind wel tot hetzelfde huishouden behoren, maar niet kan worden voldaan aan de formele inschrijvingseis. Bijvoorbeeld omdat inschrijving op het woonadres niet mogelijk is (zoals bij een recreatiewoning of op een boot) of omdat inschrijving vanwege veiligheidsredenen van ouder en kind niet kan.

Vervallen voor bepaalde situaties

De staatssecretaris vindt het ongewenst dat in zulke situaties geen recht bestaat op IACK omdat niet voldaan wordt aan de formele inschrijvingseis. Daarom keurt hij voor alle belastingaanslagen tot en met het belastingjaar 2024 goed dat zonder inschrijving op hetzelfde woonadres toch recht bestaat op IACK onder de volgende voorwaarden:

  • de belastingplichtige voert met het kind in het kalenderjaar tenminste zes maanden een gezamenlijk huishouding, én
  • het kind staat niet voor tenminste zes maanden ingeschreven op een woonadres bij een ander dan de belastingplichtige, én
  • aan de overige voorwaarden van de IACK wordt voldaan. Welke voorwaarden voor de IACK gelden, vindt u hier.

Let op! Verblijft u tenminste zes maanden op hetzelfde woonadres met iemand anders en wordt diegene alleen niet als uw fiscale partner aangemerkt door het ontbreken van een inschrijving op hetzelfde woonadres? Dan is diegene voor bovenstaande goedkeuring toch uw fiscale partner.

Overigens was het voor bepaalde gevallen al goedgekeurd dat recht bestond op IACK als niet voldaan was aan de formele inschrijvingseis. Dit was bijvoorbeeld onder voorwaarden al het geval als inschrijving op hetzelfde woonadres om veiligheidsredenen niet mogelijk was.

Vanaf 21 september 2023

De goedkeuring geldt voor alle belastingaanslagen tot en met 2024 die op 21 september 2023 nog niet onherroepelijk vaststonden. Dat betekent dat de goedkeuring in ieder geval geldt voor de aanslagen 2023 en 2024 en afhankelijk van uw persoonlijke situatie mogelijk ook voor eerdere jaren.

Tip! Kunt u door de goedkeuring alsnog de IACK toepassen? Heeft u onlangs een definitieve aanslag ontvangen en zijn sinds de dagtekening van die aanslag nog geen zes weken verstreken? Maak dan zo spoedig mogelijk bezwaar!

Materiële toets vanaf 2025 in de wet

Op Prinsjesdag 2023 is voorgesteld om vanaf 2025 de formele inschrijvingseis wettelijk te vervangen door een materiële toets. Vanaf 2025 moet daarom aan de hand van de feitelijke situatie beoordeeld worden of een kind in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden tot hetzelfde huishouden behoort als de belastingplichtige.

Let op! Vanaf 2025 wordt de IACK voor nieuwe gevallen afgeschaft. Mogelijk komt de Tweede Kamer echter nog met een voorstel om de afschaffing met twee jaar uit te stellen tot 2027.

Let op! Het voorstel met betrekking tot de materiële toets vanaf 2025 moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en is dus nog niet definitief. Dat geldt niet voor de afschaffing van de IACK voor nieuwe gevallen vanaf 2025. Dit voorstel is vorig jaar al aangenomen en in principe definitief (tenzij de Tweede Kamer nog een ander voorstel doet).

Posted in Niet gecategoriseerd

Wellicht snel aangifte nodig van schenking in 2023

Als u dit jaar een schenking ontving, kunt u mogelijk uw box 3-heffing over het jaar 2024 verlagen door zo snel mogelijk uw aangifte schenkbelasting in te dienen. Zorg ervoor dat de Belastingdienst uw aangifte uiterlijk 5 november 2023 ontvangen heeft.

Aangifte schenkbelasting

Schenken

Als u een schenking ontvangt, moet u mogelijk schenkbelasting betalen. Dat is onder meer afhankelijk van de hoogte van de schenking en een mogelijk beroep op een schenkingsvrijstelling.

Bent u schenkbelasting verschuldigd over een schenking die u dit jaar ontving of nog ontvangt, dan moet uw aangifte schenkbelasting in principe vóór 1 maart 2024 door de Belastingdienst ontvangen zijn. U heeft dus nog wel even de tijd.

Of toch al eerder?

In bepaalde gevallen echter, kan het nu al indienen van de aangifte schenkbelasting tot een voordeel leiden. Als u de (voorlopige) aanslag schenkbelasting voor 1 januari 2024 betaalt, verlaagt dat immers uw banktegoeden op 1 januari 2024, zodat u over een lager rendement de box 3-heffing hoeft te betalen.

Uiterlijk 5 november 2023!

De Belastingdienst kan echter niet garanderen dat u nog voor 1 januari 2024 een (voorlopige) aanslag schenkbelasting ontvangt als u nu uw aangifte schenkbelasting indient. Heeft u vóór 1 januari 2024 nog geen (voorlopige) aanslag schenkbelasting ontvangen, dan kunt u wel gebruikmaken van een goedkeuring van de Belastingdienst. U mag dan namelijk een bedrag ter grootte van de verschuldigde schenkbelasting van uw banktegoeden op 1 januari 2024 in box 3 aftrekken.

Let op! Deze goedkeuring geldt alleen als uw aangifte schenkbelasting uiterlijk 5 november 2023 door de Belastingdienst ontvangen is.

Banktegoeden nooit lager dan € 0

Worden uw banktegoeden door de aftrek van de verschuldigde schenkbelasting lager dan € 0? Dan moet u in uw aangifte voor box 3 € 0 opnemen. De banktegoeden kunnen dus nooit negatief worden door de aftrek.

Tip! Bent u schenkbelasting verschuldigd? Kunt u uw box 3-heffing verlagen? Onze adviseurs kijken graag met u mee en kunnen zo nodig de aangifte schenkbelasting namens u indienen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel aanpak schijnzelfstandigheid

Met de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden wil het kabinet de balans in het werken met en als zelfstandige(n) herstellen. Er ligt nu een wetsvoorstel ter consultatie inzake de richtlijnen en maatregelen wanneer er als werknemer gewerkt wordt en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden.

Drie wetsvoorstellen

Handen

Het inmiddels demissionaire kabinet werkt nog wel verder aan diverse wetsvoorstellen op het terrein van werk en arbeid. Het wetsvoorstel dat nu ter consultatie ligt, is onderdeel van het in april 2023 gepresenteerde arbeidsmarktpakket met samenhangende maatregelen voor meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers.

Een onderdeel van het pakket is het herstellen van de balans in het werken met en als zelfstandige(n). In dat kader worden in totaal drie wetsvoorstellen ter internetconsultatie aangeboden om tot een hervorming van de arbeidsmarkt te komen. Die hervorming wordt langs drie parallelle lijnen vormgegeven:

  1. Het creëren van een gelijker speelveld voor contractvormen van werknemers en zelfstandigen.
  2. Het verduidelijken van de regels over wanneer als werknemer gewerkt wordt en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden.
  3. Het versterken en verbeteren van de handhaving in voorbereiding op het afschaffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.

Het wetsvoorstel dat nu in consultatie is gegaan, is onderdeel van de tweede lijn. 

Doel wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel beoogt bij te dragen aan het herstellen van de balans tussen het werken met zelfstandigen en als zelfstandige(n) aan de ene kant, en het werken met en als werknemer(s) aan de andere kant. Het voorstel verduidelijkt wanneer er als werknemer gewerkt moet worden en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden. Daarnaast worden werkenden met beperkte onderhandelingsmacht ondersteund bij het opeisen van hun arbeidsovereenkomst. 

De maatregelen

De internetconsultatie over het wetsvoorstel, dat op 6 oktober 2023 van start is gegaan, bevat de volgende maatregelen:

1. Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie

Het wetsvoorstel geeft aan wanneer er wordt gewerkt onder gezag van een leidinggevende. Er worden in dat kader drie hoofdelementen geïntroduceerd om duidelijkheid te geven aan werkenden, werkgevers, opdrachtgevers, uitvoeringsorganisaties en de rechtspraak:

  • werkinhoudelijke ondergeschiktheid, 
  • organisatorische inbedding en 
  • werken voor eigen rekening en risico.

Deze criteria moeten ervoor zorgen dat het beoordelen van arbeidsrelaties consistent is. 

2. Rechtsvermoeden uurtarief

Dit voorstel introduceert het rechtsvermoeden dat bij een uurtarief onder € 32,24 (peildatum 1 juli 2023) een arbeidsovereenkomst bestaat. De werkgever dient het tegendeel aan te tonen.

Eenvoudig een arbeidsovereenkomst

Hierdoor moet het voor werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt eenvoudiger worden om bij de werkgever dan wel bij de rechter een arbeidsovereenkomst te claimen. Bijkomend voordeel is dat er een preventief effect uitgaat van het rechtsvermoeden doordat bij werken tegen een lager tarief beter beoordeeld wordt of de klus door een zelfstandige gedaan kan worden of dat er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst.

Let op! De internetconsultatie loopt tot en met 10 november 2023. Iedereen die wil, kan tot en met die datum op de internetconsultatie reageren.

Posted in Niet gecategoriseerd

IACK: uitstel afschaffing? En aanpassing voor co-ouders

In 2022 is al besloten om de IACK vanaf 2025 voor nieuwe gevallen af te schaffen. Mogelijk komt hier nog een wijziging op. Tevens is op Prinsjesdag 2023 i voorgesteld om per 2024 de co-ouderschapsregeling voor de IACK aan te passen.

Voorwaarden IACK

Speelgoed

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een korting op te betalen belasting voor ouders met jonge kinderen. Het kind moet in ieder geval jonger zijn dan 12 jaar en ten minste zes maanden staan ingeschreven op hetzelfde woonadres.

Tip! Welke voorwaarden nog meer gelden, vindt u hier.

Afschaffing IACK per 2025

Vanaf 2025 wordt de IACK voor nieuwe gevallen afgeschaft. Dit betekent dat voor kinderen die in of na 2025 geboren worden, geen recht meer bestaat op de IACK. Voor kinderen geboren vóór 2025 blijft dit recht wel bestaan, zolang aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent dat in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2036 voor sommige belastingplichtigen nog recht kan bestaan op IACK.

Of toch later?

De Tweede Kamer heeft  echter de vraag gesteld om de afschaffing van de IACK te herzien. Naar aanleiding hiervan heeft de staatssecretaris van Financiën in een Kamerbrief een aantal mogelijkheden geschetst om de afschaffing van de IACK uit te stellen naar 1 januari 2027, al dan niet in combinatie met een ander afbouwtraject. Dit zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat de afschaffing niet per 1 januari 2025 plaatsvindt, maar ook dat de IACK voor elke ouder eerder dan 31 december 2026 definitief eindigt.

Let op! Het kabinet heeft, onder meer vanwege de demissionaire status, (nog) geen voorstel gedaan tot invoering van een van de geschetste mogelijkheden. Wel is aangegeven dat de Tweede Kamer snel in actie moet komen als zij uitstel van de afschaffing van de IACK wensen. Een voorstel daartoe kan namelijk alleen uitgevoerd worden als het voorstel uiterlijk 31 december 2023 door de Tweede en Eerste Kamer is aangenomen.

Aanpassing co-ouderschapsregeling

Voor co-ouders geldt een uitzondering op de voorwaarden met betrekking tot de inschrijving op hetzelfde woonadres. Het kind mag in zo’n geval ook op het woonadres van uw ex-partner staan ingeschreven. Door een arrest van de Hoge Raad uit 2022 kan een co-ouder die maar 78 dagen in een kalenderjaar voor een kind zorgt, toch in aanmerking komen voor de IACK. Op Prinsjesdag 2023 is voorgesteld om dit aan te passen.

Co-ouders komen door deze aanpassing vanaf 2024 alleen nog allebei voor de IACK in aanmerking als het kind tenminste 156 dagen in een kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft.

Toeslagen

Voor de toeslagen wordt het co-ouderschap vanaf 2024 op dezelfde manier bepaald als voor de IACK. Het kabinet geeft daarbij aan dat in individuele gevallen de Dienst Toeslagen nog wel ruimte houdt om maatwerk te bieden.

Let op! Het voorstel met betrekking tot de co-ouderschapsregeling moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en is dus nog niet definitief. Dat geldt niet voor de afschaffing van de IACK voor nieuwe gevallen vanaf 2025. Dit voorstel is vorig jaar al aangenomen en in principe definitief (tenzij de Tweede Kamer nog een ander voorstel doet).

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Anticipeer op wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen

De bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling bij schenken en overlijden gaan veranderen. Met name vanaf 2025 zijn er grote veranderingen op komst, maar op Prinsjesdag 2023 heeft het kabinet ook een aantal wijzigingen bekendgemaakt die in 2024 al ingaan.

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)

Schaken

De BOR en de DSR zijn belangrijke fiscale faciliteiten bij het schenken of erven van een bedrijf. Beide faciliteiten kennen een forse vrijstelling van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. De BOR en DSR worden vanaf 2025 aangepast, maar één onderdeel wordt al per 1 januari 2024 gewijzigd. 

Wijziging verhuurd vastgoed vanaf 2024

Deze wijziging betreft het standaard aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. In veel gevallen wordt verhuurd vastgoed nu ook al als belegging aangemerkt, maar door deze wijziging zal dit vanaf 2024 per definitie het geval zijn. Deze wijziging geldt zowel voor de BOR alsook voor de DSR voor een aanmerkelijk belang.

Wijziging in vrijstelling BOR vanaf 2025

Andere wijzigingen die de BOR en DSR betreffen, gaan per 2025 of 2026 in. Hoe deze wijzigingen eruit gaan zien, is voor 2025 in een op Prinsjesdag 2023 aangeboden wetsvoorstel opgenomen. Zo is vastgelegd dat het bedrag dat voor de BOR voor 100% is vrijgesteld per 2025 verhoogd wordt van € 1.205.871 naar € 1.500.000. Het meerdere wordt dan nog slechts voor 70% vrijgesteld in plaats van 83% nu.

Overige wijzigingen vanaf 2025

In het wetsvoorstel is ook de invoering van een minimumleeftijd van de verkrijger van 21 jaar opgenomen. Deze geldt vanaf 2025 bij schenking van een aanmerkelijk belang voor de DSR en bij schenking voor de BOR. Ook zal vanaf 2025 de dienstbetrekkingseis in de DSR voor een aanmerkelijk belang vervallen.

Daarnaast zullen bedrijfsmiddelen die ook buiten de onderneming worden gebruikt vanaf 2025 niet meer volledig kwalificeren voor de BOR en de DSR. Dat geldt overigens alleen voor bedrijfsmiddelen met een waarde in het economisch verkeer van minimaal € 100.000 die voor meer dan 10% buiten de onderneming worden gebruikt.

Tot slot verdwijnt per 2025 de zogenaamde doelmatigheidsmarge van 5% in de BOR. Voor beleggingsvermogen kunt u in beginsel de BOR niet toepassen. De doelmatigheidsmarge zorgt ervoor dat de BOR toch van toepassing is op een deel van het beleggingsvermogen. Die mogelijkheid is dus in het wetsvoorstel vanaf 2025 voor de BOR geschrapt. Voor de DSR bestaat eenzelfde doelmatigheidsmarge van 5%. Deze wordt ook geschrapt, maar niet al vanaf 2025. Vanaf wanneer wel, is op dit moment nog niet bekend.

Let op! De voorstellen vanaf 2024 en vanaf 2025 zijn nog niet goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer. Het is verder nooit uit te sluiten dat bepaalde voorstellen vóór 2025 alsnog gewijzigd worden.

Vanaf 2026

Wijzigingen vanaf 2026 worden volgend jaar op Prinsjesdag in een wetsvoorstel opgenomen. Dit zal onder meer gaan om versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis in de BOR voor bepaalde situaties en om bepalingen om constructies met de BOR aan te pakken.

Anticiperen?

Omdat de exacte voorstellen voor de nabije toekomst nog niet helemaal vaststaan, is het moeilijk er nu al op te anticiperen. Wel bestaat de indruk dat het met name voor grotere bedrijven met een waarde boven circa € 2 miljoen voordelig is als nog voor 2025 van de BOR gebruik wordt gemaakt. Daarnaast zal het in het algemeen voordelig zijn om nog in 2023 van de BOR en DSR gebruik te maken als er verhuurd vastgoed in het spel is dat nu nog als ondernemingsvermogen kwalificeert. 

Tip! Omdat dit complexe trajecten zijn, adviseren wij u graag daarbij.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minimumloon omhoog en invoering uniform uurloon per 1 januari 2024

Het wettelijk minimumloon wordt twee keer per jaar geïndexeerd, namelijk per 1 januari en per 1 juli. Inmiddels is bekendgemaakt dat het wettelijk minimumloon op 1 januari 2024 omhooggaat met 3,75%. Per 1 januari 2024 bedraagt het wettelijk bruto minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder € 13,27 per uur.

Van maandloon naar wettelijk minimumuurloon

Geld

Naast de verhoging vindt per 1 januari 2024 de introductie plaats van het wettelijk minimumuurloon. Dit betekent dat er geen vaste minimumdag-, -week- en -maandlonen meer voorgeschreven worden door de wet. Wel kan per sector de omvang van een voltijds dienstverband verschillen (bijvoorbeeld 36, 38 of 40 uur per week). In al die gevallen is nu nog eenzelfde minimummaandbedrag van toepassing. Dat betekent dat er bij een dienstverband van 40 uur per week feitelijk nu nog een lager uurloon geldt dan bij een dienstverband van bijvoorbeeld 36 uur per week. Deze ongelijkheid behoort per 1 januari 2024 tot het verleden. 

Tip! Alle brutobedragen van het minimumuurloon voor 1 januari 2024 vindt u hier.

Praktisch

  • De invoering van een wettelijk minimumuurloon betekent dat in veel cao’s de salarisschalen moeten worden aangepast. Voor de salarisschalen op minimumloonniveau geldt dat deze opnieuw moeten worden berekend omdat er geen vaste maand-, week- of dagbedragen meer bestaan. 
  • Het minimumloon per periode (week, vier weken of maand) kan berekend worden door het aantal gewerkte uren in die periode te vermenigvuldigen met het wettelijk minimumuurloon.
  • Voor werknemers tussen de 15 en 20 jaar gelden minimumjeugduurlonen die zijn afgeleid van het wettelijk minimumuurloon. 
  • Op de loonstrook moet het voor de betreffende leeftijd van de werknemer en periode waar de loonstrook betrekking op heeft, geldende wettelijke minimumuurloon worden vermeld. 

LIV

Er bestaat recht op een lage inkomensvoordeel (LIV) voor werknemers die in een kalenderjaar minimaal 1.248 uur bij een werkgever hebben gewerkt en een gemiddeld uurloon hebben van tussen de 100 en 125% van het wettelijk minimumuurloon. Vanaf 1 januari 2024 wordt de bovengrens van het uurlooncriterium  verlaagd van 125 naar 104% van het wettelijk minimumuurloon. Het kabinet is overigens van plan het LIV per 1 januari 2025 af te schaffen.

Tip! De invoering van het minimumuurloon kan vragen om aanpassingen van salarisadministraties, arbeidscontracten en cao’s. Het door het ministerie van SZW ontwikkelde kennisdocument helpt daarbij.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen betalingskorting op voorlopige aanslag IB meer

Belastingplichtigen die hun voorlopige aanslag inkomstenbelasting in één keer betalen, krijgen vanaf 2024 geen betalingskorting meer. Het kabinet heeft dit voorstel op Prinsjesdag 2023 gepresenteerd.

Betalingskorting

Bril

U krijgt een betalingskorting als u uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting niet in maandelijkse termijnen betaalt, maar in één keer. De Belastingdienst heeft hierdoor namelijk een rentevoordeel, omdat men het grootste deel van de te betalen belasting eerder ontvangt. De korting staat gewoon op de voorlopige aanslag vermeld.

Let op! De betalingskorting bij de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting is al afgeschaft.

Administratief onnodig

De korting wordt afgeschaft omdat het volgens het kabinet administratief niet meer nodig is. Via een automatische bankbetaling levert het betalen in maandelijkse termijnen namelijk nauwelijks extra administratieve lasten meer op. Dit was bij invoering van de korting nog wel het geval.

Ineens betalen blijft mogelijk

Belastingplichtigen kunnen ook vanaf 2024 hun voorlopige aanslag inkomstenbelasting nog steeds ineens betalen, maar dit levert dus geen voordeel meer op.

Let op! Dit plan moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eindejaarstips Top 10

Welke (fiscale) maatregelen kunt u als ondernemer dit jaar nog treffen die voordelig voor u kunnen uitpakken? Hoe kunt u nu al slim inspelen op wijzigingen die vanaf 2024 gaan gelden? Tien praktische tips.

Let op! Een aantal van deze tips komt uit het Belastingplan 2024 en moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Ook worden er door het kabinet steeds nieuwe plannen bekendgemaakt of worden plannen herzien; derhalve is het belangrijk om altijd even contact op te nemen met uw adviseur om te overleggen.

1. In 2023 dividend uitkeren, of juist niet?

Schenken

Per 1 januari 2024 wordt het tarief in box 2, waaronder dus ook inkomen uit dividend valt, gewijzigd. Het huidige tarief van 26,9% wordt vervangen door twee tarieven. Een tarief van 24,5% op inkomsten tot € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000 gezamenlijk) en een tarief van 31% over het meerdere. Houd er rekening mee dat vanaf 1 januari 2024 het hoge tarief geen 31, maar 33% is. De Tweede Kamer heeft hierover namelijk een motie aangenomen. Anticipeer zo goed mogelijk op de komende tariefswijzigingen in box 2. De vraag is namelijk of het raadzaam is om in 2023 al dividend uit te keren of te wachten tot 2024 en latere jaren. Datzelfde geldt voor een voorgenomen aandelenvervreemding: is het raadzaam dit uit te voeren in 2023 of te wachten tot 2024? Een dergelijke beoordeling en beslissing vergt maatwerk en is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden. Overleg daarom altijd met uw (fiscaal) adviseur.

2. Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut voor 2023 uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Dit is extra belangrijk, omdat de vrije ruimte per 2024 namelijk weer wordt verlaagd. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte nu nog 3% maar in 2024 nog slechts 1,92%. Over het meerdere blijft de vrije ruimte in 2024, net als in 2023, 1,18%. Beoordeel daarom uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2024 wilt vergoeden of verstrekken mogelijk al in 2023 kunnen worden vergoed dan wel verstrekt. 

3. Rapportageplicht werkgebonden personenmobiliteit voor grote werkgevers

Heeft u meer dan 100 werknemers? Dan bent u per 1 januari 2024 verplicht om de CO2-uitstoot van reiskilometers van uw personeel bij te houden. Alle reizen van het personeel moeten worden bijgehouden, zowel het woon-werkverkeer als alle (overige) zakelijke reizen. Op basis van de ingediende gegevens berekent de RVO de CO2-emissie. Voldoet u aan de criteria? Dan heeft u tot uiterlijk 1 januari 2024 de tijd om uw administratie hierop aan te passen, zodat u de gegevens kunt bijhouden. De gegevens over 2024 stuurt u uiterlijk 30 juni 2025 in. Voorlopig geldt overigens alleen de verplichting tot rapportering. 

4. Houd uw fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht

Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het verschil tussen het lage en het hoge tarief, kan het verbreken van de fiscale eenheid interessant zijn. Het tariefverschil bedraagt in 2024 immers 6,8%-punt (19% respectievelijk 25,8%) en heeft betrekking op de eerste € 200.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten. Overleg wel met uw adviseur of verbreken van de fiscale eenheid geen andere – nadelige – consequenties heeft.

5. Laat heffingskortingen niet verloren gaan

Sinds 2023 krijgt een belastingplichtige met weinig inkomen de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting niet meer gedeeltelijk uitbetaald. Heeft uw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar beschikt u samen met uw partner over belastbaar vermogen (box 3), dan kunt u hiermee het verlies aan heffingskortingen (deels) voorkomen. U doet dit door in de aangifte het vermogen geheel of gedeeltelijk aan de partner zonder of met weinig eigen inkomsten toe te rekenen. Heeft u een bv, dan kunt u ook besluiten tot een dividenduitkering en een deel van dat dividend aan uw partner toerekenen. Aan uw partner toegerekend vermogen en/of dividend wordt namelijk bij uw partner belast, zodat de heffingskortingen dan toch nog geheel of deels benut kunnen worden.

6. Let op belangrijke wijzigingen BOR en DSR per 2024

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR en DSR worden vanaf 2025 gewijzigd, maar één onderdeel wordt echter al per 1 januari 2024 ingevoerd. Dit betreft het aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. In veel gevallen is dat nu ook al zo, maar door deze wijziging zal dit vanaf 2024 per definitie het geval zijn. Overweegt u uw bedrijf op korte termijn te schenken en wilt u daarbij gebruikmaken van de BOR of DSR, bekijk dan met uw adviseur of het – gelet op bovengenoemde wijzigingen – aantrekkelijk is dit nog in 2023 of 2024 te laten plaatsvinden, of juist te wachten tot 2025.

7. Giftenaftrek in de bv verdwijnt

In de vennootschapsbelasting bestaat een regeling voor giftenaftrek. Die bedraagt maximaal 50% van de winst, maar nooit meer dan € 100.000. Blijft u daarbinnen, dan wordt de gift ook niet aangemerkt als verkapt dividend aan de aandeelhouder(s). De giftenaftrek door bv’s verdwijnt echter. Giften door bv’s zijn vanaf 2024 daarom niet langer aftrekbaar. Daar tegenover staat echter dat nooit meer sprake is van een verkapt dividend, dus ook niet als de gift groter is dan maximaal 50% van de winst of € 100.000. Overweegt u een gift aan een ANBI te doen vanuit de bv? Doe de gift dan uiterlijk 31 december 2023, zodat aftrek in 2023 mogelijk is. Uiteraard moet de bv dan in 2023 wel voldoende winst maken. Kosten waar een tegenprestatie tegenover staat (zoals sponsoring of reclame), blijven wel gewoon aftrekbaar.

8. Investeer nog in 2023 energiezuinig

De energie-investeringsaftrek, EIA, wordt in 2024 verlaagd van 45,5 naar 40%. Bent u toch al van plan binnenkort energiezuinig te investeren, doe dit dan zo mogelijk nog in 2023. Houd wel rekening met aanverwante effecten, zoals de invloed op de hoogte van uw winst en de invloed op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

9. Profiteer dit jaar nog van de ISDE

U kunt alleen in 2023 nog gebruikmaken van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen. Hiervoor is in 2023 € 30 miljoen beschikbaar. De subsidie geldt voor alle rechtspersonen, maar ook voor de maatschap, stichting, vof en cv.

10. Willekeurig afschrijven in 2023

In 2023 mag u op een aantal, in 2023 geïnvesteerde nieuwe investeringsgoederen willekeurig afschrijven. Hierdoor kunt u uw winst in 2023 verlagen, hetgeen een directe belastingbesparing kan opleveren. Anderzijds kunt u daardoor de resterende jaren minder afschrijven, zodat u dan meer belasting betaalt. Willekeurig afschrijven hoeft dus niet altijd voordelig te zijn, bijvoorbeeld als uw winst in 2023 belast wordt tegen een lager tarief dan in de komende jaren. De faciliteit betekent dat u eenmalig in 2023 – rekening houdend met de restwaarde – 50% van het bedrijfsmiddel willekeurig mag afschrijven, de overige 50% moet u op de normale manier afschrijven. Maar u mag er ook voor kiezen om over de helft van het investeringsbedrag – minus restwaarde – minder of helemaal niet af te schrijven, zodat u in de komende jaren meer kunt afschrijven. Overweeg in 2023 willekeurig af te schrijven als dit voordelig voor u is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fors meer subsidie voor energiebesparing

Het kabinet heeft voor dit jaar fors meer subsidie beschikbaar gesteld voor de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). Het budget is met € 210 miljoen verhoogd en komt daarmee voor 2023 op € 560 miljoen. De extra subsidie was nodig vanwege een sterke stijging van het aantal aanvragen.

ISDE-regeling

Windmolen

De ISDE-subsidie is een subsidie voor eigenaren van een koopwoning die als hoofdverblijf dient. Via de ISDE kan subsidie verkregen worden voor isolatiemaatregelen, (hybride) warmtepompen, zonneboilers en aansluitingen op een warmtenet. Bedrijven kunnen subsidie krijgen voor een warmtepomp, zonneboiler, zonnepanelen en kleinschalige windturbine.

Tot wanneer beschikbaar?

De ISDE-subsidie is beschikbaar tot 2030. De subsidie voor bedrijven voor investeringen in zonnepanelen en kleine windturbines loopt nog tot en met 31 december 2023.

Aanvragen

Wilt u de ISDE-subsidie aanvragen, dan kan dat via RVO.nl. Op deze site treft u ook een stappenplan aan, die u door de aanvraag heen loodst. Hier staan ook per maatregel de voorwaarden voor de subsidie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitbreiding SLIM-regeling per 1 januari 2024

De Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM-regeling) is een subsidie die erop is gericht om leren en ontwikkelen in het mkb te bevorderen. Om de regeling verder te verbeteren is het vanaf 1 januari 2024 mogelijk de subsidie te gebruiken voor individuele scholing.

Samenhang met vervallen STAP

Boeken

De SLIM-subsidie was tot nu toe alleen beschikbaar voor mkb-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het mkb en grootbedrijven uit de sectoren landbouw, horeca en recreatie. Vanaf 2024 is het dus ook mogelijk om deze subsidie in te zetten voor individuele scholing.

STAP-subsidie

Dat de SLIM-subsidie wordt uitgebreid, hangt samen met het vervallen van de STAP-subsidie per 1 januari 2024. De subsidie STAP (Stimulans ArbeidsmarktPositie) was in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Met de STAP-subsidie kunnen mensen een opleiding of deel van een opleiding volgen. De STAP-subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan dit jaar nog één keer – het loket gaat open op 15 november 2023 – worden aangevraagd bij het UWV. 

Extra budget

Met het vervallen van de STAP-subsidie komt € 147 miljoen aan middelen ‘vrij’. Hiervan wordt de helft, dus € 73,5 miljoen, ingezet voor uitbreiding van de SLIM-subsidie.

Aanvragen

Het aanvragen van de SLIM-subsidie loopt via het subsidieportaal van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging belasting- en invorderingsrente

Staatssecretaris Van Rij heeft voorstellen ingediend tot wijziging van de belasting- en invorderingsrente per 1 januari 2024. Doel hiervan is om de onderlinge verschillen tussen de diverse rentepercentages die de Belastingdienst hanteert te verkleinen.

Andere berekeningswijze

Rekenen

Door een andere berekeningswijze zal de belastingrente voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage per 1 januari 2024 naar verwachting 10% gaan bedragen. Voor de overige belastingen is dit naar verwachting 7,5%. De invorderingsrente gaat naar verwachting voor alle belastingsoorten 4% bedragen.

Belastingrente

Er wordt belastingrente in rekening gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als u te laat aangifte heeft gedaan of als de uiteindelijke aanslag hoger ligt dan zou volgen uit uw aangifte. 

Anderzijds vergoedt de Belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.

Invorderingsrente

U betaalt invorderingsrente als u na de uiterste betaaldatum nog een bedrag aan belasting moet betalen. Dit geldt ook als u uitstel van betaling hebt gekregen. De periode waarover u invorderingsrente moet betalen, begint op de dag na de uiterste betaaldatum en loopt tot de dag waarop het geld op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven. 

U ontvangt invorderingsrente als de Belastingdienst u niet binnen de daarvoor gestelde termijnen de te veel betaalde belasting terugbetaalt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vermogensinkomsten vanaf 2024 veel zwaarder belast

Het kabinet wil vermogensinkomsten vanaf 2024 veel zwaarder belasten. Dit voornemen is op Prinsjesdag bekendgemaakt. Inmiddels is gebleken, tijdens de Algemene Beschouwingen, dat een meerderheid in de Tweede Kamer de vermogensinkomsten nog zwaarder wil belasten.

Belastingheffing box 3

Sparen

Vermogensinkomsten worden momenteel in box 3 belast tegen 32% (2023). Deze vermogensinkomsten worden gebaseerd op een verondersteld rendement. Voor de berekening van dat rendement worden drie aparte percentages gehanteerd: 1. voor inkomsten uit spaargeld, 2. overige inkomsten zoals beleggingen en 3. schulden. Voor schulden wordt een negatief percentage gehanteerd.

  Banktegoeden (spaargeld)  Overige bezittingen  Schulden 
2022  -0,01%  5,53%  2,28% 
2023  0,01%  6,17%  2,46 % 
2024  Nog niet vastgesteld  Nog niet vastgesteld  Nog niet vastgesteld 

Stijging tarief naar 34%

Eerder was al aangekondigd dat het tarief in box 3 in 2024 zou stijgen naar 33%. Het kabinet heeft echter voorgesteld het tarief in 2024 te laten stijgen naar 34%. Oorspronkelijk zou deze stijging pas in 2025 plaatsvinden, maar dat voornemen is dus met een jaar vervroegd.

Tweede Kamer wil 36%

Bij de behandeling van de voorstellen van het kabinet heeft de Tweede Kamer voorgesteld het tarief niet te verhogen naar 34%, maar naar 36%. 

Let op! Het is nog niet duidelijk of het kabinet dit voorstel ook zal overnemen.

Geen indexering heffingsvrij vermogen

In box 3 wordt over een deel van het vermogen geen belasting geheven. Dit is in 2023 een bedrag van maximaal € 57.000 en van maximaal € 114.000 voor belastingplichtigen met een partner. Het kabinet heeft ook voorgesteld dit bedrag niet te indexeren in verband met de inflatie. De meeste belastingbedragen worden dit jaar geïndexeerd met 9,9%, het achterwege laten van de indexering betekent daardoor een extra verhoging van de belastingdruk in box 3.

Forse lastenverzwaring

Alleen al het voorstel van het kabinet om het tarief te verhogen naar 34%, betekent dat over het belastbare vermogen in box volgend jaar 6,25% meer belasting betaald moet worden. Wordt het tarief verhoogd naar 36%, dan betekent dit dat zelfs 12,5% meer belasting betaald moet worden. Daar komt de extra belasting als gevolg van het niet-indexeren van het heffingsvrije vermogen dus nog eens bovenop.

Let op! Alle plannen zijn nog niet definitief en moeten nog eerst door de Tweede en Eerste Kamer definitief worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 2024 minder afschrijven op pand voor IB-ondernemer

Ondernemers waarvan de winst wordt belast met inkomstenbelasting, mogen vanaf 2024 minder afschrijven op hun bedrijfspanden. Het kabinet wil de afschrijving beperken, om zo tal van extra uitgaven te kunnen bekostigen.

Minder afschrijven

Bedrijfspand

IB-ondernemers kunnen op hun bedrijfspand dat men zelf gebruikt nu nog afschrijven tot 50% van de WOZ-waarde van het pand. Vanaf 2024 kan nog maar worden afgeschreven tot 100% van de WOZ-waarde. Door de geringere afschrijvingsmogelijkheid zal in veel gevallen de winst hoger uitvallen en moet meer belasting worden betaald.

Minder belastingheffing bij staking

Keerzijde van de medaille is dat bij staking van het bedrijf minder boekwinst wordt gerealiseerd bij verkoop van het pand. Het pand staat dan immers voor minstens 100% van de WOZ-waarde op de balans in plaats van 50% nu. Door de lagere boekwinst hoeft bij staking dus minder belasting te worden betaald.

Gelijkstelling

Door het voorstel worden ondernemers in de inkomstenbelasting op dit punt gelijkgesteld aan ondernemers in de vennootschapsbelasting. Voor hen geldt namelijk al jaren dat bedrijfspanden slechts tot 100% van de WOZ-waarde kunnen worden afgeschreven.

Let op! Dit plan is opgenomen in het Belastingplan 2024 en moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Reiskostenvergoedingen verruimd per 2024

In 2024 worden fiscaalvrije vergoedingen inzake reiskosten van onder andere werknemers verruimd. Het betreft zowel de vergoedingen voor privévervoer zoals bij gebruik van de auto, als voor vergoedingen voor reizen met het openbaar vervoer. Dit staat in het Belastingplan 2024.

Openbaar vervoer

OV

De huidige regels rond vergoedingen van abonnementen voor het openbaar vervoer zijn ingewikkeld. Dit wordt voor een deel veroorzaakt doordat werknemers sinds de coronacrisis steeds meer (gedeeltelijk) thuiswerken en er dus minder vaak sprake is van regelmatig woon-werkverkeer. Om de administratieve lasten te beperken, wordt daarom voorgesteld om ov-abonnementen fiscaalvrij te stellen. De enige voorwaarde is dat het abonnement ook zakelijk gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor het woon-werkverkeer.

Let op! Het is niet meer van belang in welke mate het abonnement zakelijk wordt gebruikt.

Reiskostenvergoeding verder verruimd

Reiskostenvergoeding zijn in 2023 onbelast voor € 0,21/km. In het Belastingplan van vorig jaar was al aangekondigd deze belastingvrije vergoeding te verruimen naar € 0,22 en zo mogelijk naar € 0,23/km. In het Belastingplan 2024 is inderdaad voor deze laatste variant gekozen. Dit betekent dat reiskostenvergoedingen vanaf 2024 onbelast zijn voor zover de vergoeding niet meer bedraagt dan € 0,23/km. Dit betreft vrijwel alle vormen van vervoer, dus bijvoorbeeld ook voor afgelegde kilometers per fiets en bromfiets.

Ook voor zelfstandige ondernemer en dga

De verhoging van de belastingvrije vergoeding geldt ook voor de zakelijke kilometers die zelfstandige ondernemers afleggen. Zij kunnen hiervoor dus een bedrag van € 0,23/km ten laste van de winst brengen, waarbij ook nu de wijze van vervoer in beginsel niet relevant is.

De dga is in dienst bij zijn bv. Ook de bv mag onbelast de zakelijke kilometers vergoeden tegen de geldende tarieven, uiteraard mits de dga geen vervoersmiddel van de zaak gebruikt.

Doorwerking naar overige reiskosten

De verhoging geldt daarnaast ook voor andere reiskosten die bij de aangifte in aftrek kunnen worden gebracht. Het betreft de aftrek van specifieke zorgkosten in het kader van gemaakte reiskosten voor ziekenbezoek, de kilometervergoeding voor weekenduitgaven inzake het verzorgen van gehandicapten en voor de giftenaftrek als een vrijwilliger afziet van een reiskostenvergoeding.

Let op! Alle bovenstaande plannen staan in het Belastingplan 2024. De Tweede en Eerste Kamer moeten hier nog over beslissen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel Wet werken waar je wilt verworpen door Eerste Kamer

Waar de Tweede Kamer eerder akkoord ging met het voorstel voor de Wet werken waar je wilt, heeft de Eerste Kamer dit verworpen. De Wet werken waar je wilt was een wijziging op de Wet Flexibel werken (Wfw).

Werknemersverzoek beoordelen naar ‘redelijkheid en billijkheid’

Laptop

Voor u als werkgever zouden in de nieuwe wet de wettelijke regels veranderen bij een verzoek van een werknemer voor een andere arbeidsplaats. Een verzoek met betrekking tot die andere arbeidsplaats zou net zo behandeld moeten worden als een verzoek tot wijziging van arbeidsduur of andere werktijden, ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid’.

Het wetsvoorstel ging over het recht op thuiswerken, maar ook over het recht op werken op werklocatie en was in lijn met een eerder uitgebracht advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) aan het kabinet over hybride werken. De SER stelde dat de werknemer meer zeggenschap zou moeten hebben over wel of niet thuiswerken.

Oordeel Eerste Kamer

Bij de behandeling door de Eerste Kamer werd nut en noodzaak van de wet betwijfeld. Ook vroeg men zich af of de wet niet te veel regeldruk voor werkgevers zou opleveren. Uiteindelijk is de wet dus door de Eerste Kamer verworpen.

Huidige wet blijft onveranderd

De huidige Wet flexibel werken biedt werknemers die ten minste een half jaar in dienst zijn bij een bedrijf met ten minste tien werknemers, onder andere de mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot aanpassing van arbeidsplaats. U bent als werkgever verplicht het verzoek in overweging te nemen en in overleg te treden met de werknemer. U bent vervolgens vrij om het verzoek af te wijzen op welke grond dan ook, maar u zult de afwijzing wel deugdelijk moeten motiveren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanpassing box 3 met terugwerkende kracht vanaf 2023

Het kabinet stelt een aantal aanpassingen in box 3 voor die met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 in moeten gaan. Het gaat om aanpassingen met betrekking tot een aandeel in een VvE, geld op een derdengeldenrekening en onderlinge schulden en vorderingen tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen.

Aandeel in VvE en derdengeldenrekening

Bril

Het aandeel in een vereniging van eigenaars (VvE) valt op dit moment in box 3 in de categorie overige bezittingen. Ook geld op een derdengeldenrekening van een notaris of een gerechtsdeurwaarder valt nu in deze categorie. Dat betekent dat in box 3 rekening gehouden wordt met een rendement van 6,17% in 2023 op deze vermogensbestanddelen.

Het kabinet stelt nu voor om deze vermogensbestanddelen alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 onder te brengen in de categorie banktegoeden. Het forfaitaire rendement van de categorie banktegoeden staat nog niet definitief vast, maar is voorlopig vastgesteld op 0,36%. Dit betekent een bijna 6% lager forfaitair rendement voor het aandeel in een VvE en geld op een derdengeldenrekening bij een notaris of een gerechtsdeurwaarder.

Niet aangeven van onderlinge vorderingen en schulden

Een vordering op een fiscale partner valt op dit moment in box 3 ook in de categorie overige bezittingen, en wel tegen in 2023 een forfaitair rendement van 6,17%. De corresponderende schuld van die fiscale partner valt echter in box 3 in de categorie schulden tegen een veel lager forfaitair rendement, dat voorlopig vastgesteld is op 2,57%. Uitgaande van dit voorlopige vastgestelde percentage, bestaat in de huidige situatie voor de fiscale partners een verschil van 3,6% tussen de categorie overige bezittingen en de categorie schulden.

Dit betekent dat partners in hun gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting per saldo 3,6% rendement in box 3 zouden moeten verantwoorden over hun onderlinge schulden en vorderingen. Het kabinet vindt dit ongewenst en stelt daarom voor om deze onderlinge vorderingen en schulden vanaf 1 januari 2023 buiten de belastingheffing te brengen (te defiscaliseren). Dit betekent dat deze niet in de aangifte inkomstenbelasting hoeven te worden vermeld en daardoor ook genegeerd worden voor de box 3-heffing.

Let op! Het gaat hierbij om de onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners. Ook onderlinge vorderingen en schulden tussen ouders en minderjarige kinderen gaan onder deze regel vallen en worden straks dus genegeerd.

Let op! Deze voorstellen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024. Ze moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste vrijwilligersvergoeding naar € 2.100 in 2024

De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding gaat per 1 januari 2024 omhoog naar € 2.100 per jaar. Dat is dit jaar nog € 1.900. De vergoeding per maand wordt in 2024 € 210. Dat is nu nog € 190.

Jaarlijkse indexering

Rekenen

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk doen een vergoeding geven die voor de fiscus onbelast is. Deze maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd.

Per 1 januari 2024 gaat dit bedrag weer omhoog. Het nieuwe bedrag is maximaal € 2.100 per jaar.

Over vrijwilligersvergoedingen tot dat bedrag zijn geen belastingen en premies verschuldigd. Betaalt u de vrijwilliger een hogere vergoeding? Dan is deze alleen onbelast als u de vergoeding betaalt om de kosten te vergoeden die de vrijwilliger gemaakt heeft voor het uitvoeren van het vrijwilligerswerk.

Let op! Een extra verhoging die eerder werd aangekondigd, naast de jaarlijkse indexatie, is van de baan.

Voorwaarden vrijwilligersvergoeding

Om gebruik te kunnen maken van de fiscale regels voor een onbelaste vrijwilligersvergoeding moet u aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • uw organisatie:
    valt niet onder de vennootschapsbelasting of is daarvan vrijgesteld;
    is een sportvereniging of sportstichting;
    is een algemeen nut beogende instelling (ANBI);
  • de vrijwilliger is niet bij u in dienst;
  • de vrijwilliger voert de werkzaamheden niet uit voor zijn beroep;
  • de vergoeding die de vrijwilliger krijgt voor het werk is een vergoeding, die niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van het werk.
Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere arbeidskorting in 2024, maar niet voor iedereen

De arbeidskorting wordt volgend jaar verhoogd met € 115. Daarnaast vindt een indexatie ter compensatie van de inflatie plaats. Maar juist door die indexatie lijken bepaalde arbeidsinkomens volgend jaar recht te hebben op mínder arbeidskorting. Hoe zit dit?

Opbouw tot maximale arbeidskorting

Typen

De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het arbeidsinkomen. Hoe hoger het arbeidsinkomen, des te meer arbeidskorting je krijgt. Hier zit wel een maximum aan. De arbeidskorting bereikt in 2023 het maximum van € 5.052 bij een bruto inkomen van € 37.691. De maximale arbeidskorting komt in 2024 neer op € 5.553 bij een bruto inkomen van € 39.898. 

Afbouw arbeidskorting

Vanaf een inkomen van € 37.691 wordt de arbeidskorting in 2023 6,51% lager. Dit betekent dat voor elke euro boven € 37.691 uw arbeidskorting met 6,51 eurocent wordt afgebouwd. Vanaf een inkomen van € 115.295 heeft u dan geen arbeidskorting meer.

In 2024 is het afbouwpercentage nog steeds 6,51% en dus 6,51 eurocent per euro. De afbouw vindt dan echter pas plaats vanaf € 39.898. In 2024 heeft u daardoor vanaf een inkomen van € 125.198 geen arbeidskorting meer.

Indexatie kan voor minder arbeidskorting zorgen

De arbeidskorting loopt in 2023 bij arbeidsinkomens tot € 10.741 op met 8,231%. Voor zover het arbeidsinkomen hoger is dan € 10.741, loopt de arbeidskorting echter veel sneller op, namelijk met 29,861%.

Uit de tabellen bij het Belastingplan 2024 lijkt te volgen dat de stijging met 8,231% volgend jaar geldt tot een arbeidsinkomen van € 11.809 en dat daarboven pas de stijging van 29,861% geldt. Dit heeft te maken met de indexatie van de arbeidsinkomensgrenzen. 

Door de indexatie van deze arbeidsinkomensgrenzen lijken arbeidsinkomens vanaf € 11.809 tot € 23.201 volgend jaar allemaal recht te hebben op € 231 minder arbeidskorting dan in 2023. Dat is dus voor deze groep zeker geen vooruitgang.

Ook arbeidsinkomens vanaf € 10.741 tot € 11.809 en vanaf € 23.201 tot ongeveer € 24.065 lijken volgend jaar minder arbeidskorting te krijgen, maar de verschillen zijn hier kleiner.

Meer arbeidskorting

Arbeidsinkomens vanaf ongeveer € 24.065 lijken volgend jaar echter wel meer arbeidskorting te krijgen. Hoeveel meer is afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen. 
Arbeidsinkomens vanaf € 39.898 tot € 115.295 lijken er volgend jaar het beste uit te komen, namelijk zo’n € 645 meer aan arbeidskorting. Echter, voor arbeidsinkomens tussen de € 24.065 en € 39.898 én boven de € 115.295 is de arbeidskorting in 2024 ook hoger, maar het verschil tussen de arbeidskorting in 2024 en 2023 is voor deze arbeidsinkomens kleiner dan € 645.

Let op! De grens vanaf waar de arbeidskorting wordt afgebouwd is gekoppeld aan het minimumloon. Daarom is de grens van € 39.898 nog een inschatting. Deze wordt pas definitief vastgesteld na de vaststelling van het minimumloon in november 2023.

Let op! Deze plannen moeten nog goedgekeurd worden door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

‘Mijn Cyberweerbare zaak’: cybersubsidie voor kleine bedrijven

Het Digital Trust Center, DTC, introduceert een subsidieregeling voor micro- en kleine ondernemingen ‘Mijn Cyberweerbare Zaak’. Deze subsidie is bedoeld voor de kosten van de aanschaf en implementatie van één of meer cruciale cyberweerbaarheidsmaatregelen.

Wat en hoeveel?

Privacy

Onder de subsidie vallen bijvoorbeeld het inrichten van back-ups, een wachtwoordmanager en het laten uitvoeren van een risico-inventarisatie. De subsidie bedraagt de helft (50%) van de kosten die een IT-dienstverlener rekent, met een maximum van € 1.250 per aanvrager. Het is mogelijk éénmalig een beroep doen op deze subsidieregeling. Het DTC stelt vooralsnog € 300.000 beschikbaar.

Advies, aanbod en subsidie in 3 stappen

Stap 1 is te weten waar de cyberveiligheid van uw bedrijf nog tekortschiet. Met de CyberVeilig Check maakt u binnen tien minuten uw eigen actielijst (PDF) met te nemen cybermaatregelen. Stap 2 is het benaderen van een leverancier van IT-beveiligingsdiensten die kan ondersteunen bij één of meer maatregelen van de actielijst. Stap 3, de laatste stap ,bestaat uit de aanvraag van de subsidie en het uploaden van de actielijst en offerte(s) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Aanvragen van 2 oktober tot 1 november

Het aanvragen van deze investeringssubsidie kan van 2 oktober tot 1 november 2023, 17.00 uur. Het beschikbare subsidiebudget voor Mijn Cyberweerbare Zaak is dus € 300.000 en wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvraag totdat het subsidiebudget op is.

Meer informatie over ‘Mijn weerbare zaak’ vindt u hier.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dividend- en aandelenvervreemding in 2023 of vanaf 2024?

Vorig jaar is al besloten om vanaf 2024 twee tarieven in box 2 te introduceren. De Tweede Kamer heeft onlangs een motie aangenomen met het voorstel om de hoogste van die twee tarieven nog eens met 2%-punt extra te verhogen. Reden om na te denken over een dividenduitkering of mogelijk versnelde vervreemding van uw aandelen in 2023?

Box 2

Aandelen

In box 2 betaalt u belasting over inkomsten uit aanmerkelijk belang. Dit betreft enerzijds het dividend dat de bv uitkeert aan aanmerkelijk belang aandeelhouders-natuurlijke personen en anderzijds de winst die zo’n aandeelhouder haalt met de verkoop van zijn aandelen. In geval van overlijden wordt de aandeelhouder geacht zijn aandelen te hebben verkocht en treedt dus ook heffing op.

Vanaf 2024 twee tarieven

Het tarief in box 2 bedroeg vanaf de invoering in 2001 tot en met 2019 25% (met uitzondering van 2007 en 2014 toen bij een inkomen in box 2 van € 250.000 een tarief van 22% gold). Nadat het tarief in 2020 al was verhoogd van 25 naar 26,25%, volgde vanaf 2021 een verdere verhoging naar 26,9%. Vervolgens is in 2022 besloten om vanaf 2024 twee tarieven in box 2 in te voeren: voor het inkomen in box 2 tot en met € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000 gezamenlijk) een tarief van 24,5% en voor het inkomen daarboven 31%.

Aangenomen motie

De Tweede Kamer heeft onlangs echter een motie aangenomen met het voorstel om het tarief van 31% met ingang van 2024 nog verder te verhogen naar 33%. Als de motie wordt opgenomen in een wetsvoorstel en de Tweede en Eerste Kamer daarmee instemmen, ziet het box 2-tarief er vanaf volgend jaar (2024) als volgt uit:

Inkomen in box 2  Tarief 
Tot en met € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000)  24,5% 
Boven € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000)  33% 

Let op! De nieuwe tarieven gaan ook gelden voor reserves die tot en met 2023 al zijn opgebouwd in de vennootschap!

Minder én meer belasting in box 2

Door de verlaging van het box 2-tarief voor de eerste € 67.000 (fiscale partners € 134.000) van 26,9 naar 24,5%, betaalt u over dividend of de verkoopwinst van uw aandelen tot € 67.000 (of € 134.000) in 2024 bijna 9% minder belasting in box 2 dan in 2023.

Door de verhoging van het box 2-tarief voor bedragen boven € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000 gezamenlijk) van 26,9% naar 33%, betaalt u over dividend of de verkoopwinst van uw aandelen boven € 67.000 (of € 134.000) in 2024 echter bijna 23% meer belasting in box 2 dan in 2023.

Let op! De introductie van twee tarieven in box 2 is al definitief aangenomen. Dat geldt niet voor de verhoging van het bovenste tarief van 31% naar 33%. Dit moet nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede én Eerste Kamer worden aangenomen.

2023 of vanaf 2024 gunstiger?

De vraag is of het nu raadzaam is om in 2023 al dividend uit te keren of te wachten tot 2024 en latere jaren. Eenzelfde vraag kan gesteld worden voor een volgend jaar geplande vervreemding van aandelen. Is het raadzaam om die vervreemding, waar mogelijk, naar voren te halen en in 2023 uit te voeren?

Vuistregel lijkt in ieder geval dat voor bedragen rond € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000) het raadzaam is te wachten tot 2024. In 2024 kunt u immers gebruikmaken van het lagere tarief van 24,5%. Gaat het om hogere bedragen, dan kan het financieel weleens aantrekkelijker zijn om de transactie nog in 2023 te laten plaatsvinden.

Individuele beoordeling

Of uitkeren in 2023 of vanaf 2024 gunstiger is, is niet alleen afhankelijk van het box 2-tarief maar ook van andere individuele omstandigheden. Zo kan het bestedingsdoel van invloed zijn op de beslissing om in 2023 of op een later moment pas dividend uit te keren. Verder zullen onder meer de hoogte van de nog uit te keren reserves en het moment waarop u dividend moet of wilt gaan uitkeren of de verkoop van uw aandelen gepland heeft, een rol spelen. 

Daarnaast speelt ook de toekomstige winstverwachting een rol: indien u verwacht de komende jaren een nettowinst in de bv te behalen waarmee u bij een dividenduitkering het laagste tarief al benut, dan zal iedere verder uitkering belast zijn tegen het hogere tarief. Het lijkt dan aantrekkelijk om in 2023 belastingheffing actief op te zoeken. Uiteraard moeten er dan wel voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de verschuldigde dividend- en inkomstenbelasting te voldoen.

Tip! De beoordeling is niet eenvoudig en leidt helaas ook niet tot een duidelijke uitkomst. Onze adviseurs kunnen de diverse scenario’s van uw individuele situatie voor u beoordelen en met u bespreken om zo een keuze te kunnen maken om wel of niet in 2023 nog actie te ondernemen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Giftenaftrek vennootschapsbelasting vervalt

Een bv of een andere vpb-plichtige kan een gift aan een ANBI, onder voorwaarden, aftrekken van de winst. Het kabinet stelt voor om deze giftenaftrek in de vpb volledig te laten vervallen vanaf 2024. Daar staat tegenover dat die gift ook niet meer als uitdeling aan een aandeelhouder wordt aangemerkt.

Giftenaftrek

Schenken

Giften aan een ANBI zijn momenteel in de vennootschapsbelasting (vpb) aftrekbaar tot maximaal 50% van de winst, met een maximum van € 100.000.

Uitdeling

Doet een bv een gift vanuit de persoonlijke vrijgevigheid van de aandeelhouder? Dan wordt deze gift aangemerkt als een ‘uitdeling aan de aandeelhouder’. De gift is dan niet aftrekbaar en deze uitdeling wordt dan in box 2 én met dividendbelasting belast.

Om het geven van grote periodieke giften vanuit een vennootschap aan een ANBI aantrekkelijker te maken, stelt het kabinet voor om de gift die als zo’n uitdeling kan worden aangemerkt, vanaf 2024 niet meer te belasten in box 2 of met dividendbelasting.

Let op! Er is nog wel sprake van een uitdeling die belast is in box 2 en met dividendbelasting als de vennootschap de gift niet rechtstreeks doet, maar bijvoorbeeld het bedrag eerst uitkeert aan de aandeelhouder. In dat geval kan de aandeelhouder eventueel wel gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.

Goedkeuring beleidsbesluit

In een beleidsbesluit is overigens vanaf 2016 al een goedkeuring opgenomen waardoor een gift vanuit de persoonlijke vrijgevigheid van de aandeelhouder, onder voorwaarden, niet als uitdeling wordt aangemerkt voor box 2 en de dividendbelasting. Deze goedkeuring geldt echter alleen voor zover de giften niet groter zijn dan het maximaal in aftrek te brengen bedrag in de vpb. Voor het meerdere is onder de goedkeuring dus op dit moment wel sprake van een uitdeling die niet aftrekbaar is in de vpb, maar wel belast is in box 2 en voor de dividendbelasting. In zoverre is het wetsvoorstel dus een verruiming.

Geen giftenaftrek in vennootschapsbelasting meer

Als tegenhanger van dit voorstel om geen uitdeling meer aan te nemen, wil het kabinet echter de giftenaftrek in de vpb vanaf 2024 voor alle lichamen laten vervallen. Giften zijn vanaf 2024 dus niet langer meer aftrekbaar van de winst in de vpb.

Sponsoring blijft mogelijk

Het steunen van goede doelen door sponsoring of reclame blijft, ook vanaf 2024, wel mogelijk. Dit zijn zakelijke kosten die aftrekbaar zijn van de winst voor de vpb.

Geen schenkbelasting

Als een ANBI of steunstichting SBBI een gift van een lichaam ontvangt, dan is daarover geen schenkbelasting verschuldigd. Dat is nu al zo en dat blijft ook zo.

Let op! Deze plannen moeten nog door de Tweede én Eerste kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst stuurt aanmaningen na intrekken betalingsregeling coronabelastingschulden

Is de betalingsregeling die u kreeg voor uw coronabelastingschulden door de Belastingdienst ingetrokken? En heeft u nog steeds een betalingsachterstand? Dan stuurt de Belastingdienst u vanaf eind september 2023 aanmaningen voor al uw coronabelastingschulden.

Betalingsregeling coronabelastingschulden

Belastingdienst

Tijdens de coronacrisis kon u ervoor kiezen om de betaling van uw belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Sinds 1 oktober 2022 moet u deze coronabelastingschulden in beginsel in maandelijkse, gelijke termijnen aflossen. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd.

Andere voorwaarden zijn dat u tijdig de juiste belastingaangiften – onder meer btw en loonheffing – indient voor belastingen vanaf 1 oktober 2022 en dat u tijdig en volledig de betalingen doet die daaruit voortvloeien.

Intrekking betalingsregeling

Als u niet aan al deze voorwaarden voldeed, ontving u in juli 2023 een brief waarin de Belastingdienst de betalingsregeling introk. Liep u maar maximaal één termijn achter in de coronabetalingsregeling, dan heeft u niet zo’n brief gekregen. De betalingsregeling is wel ingetrokken voor ondernemers die meer dan één termijn achterliepen en/of een structurele achterstand hadden op de nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Aanmaningen

Is uw betalingsregeling ingetrokken en heeft u nu nog steeds een betalingsachterstand, dan kunt u vanaf eind september tot uiterlijk in november 2023 aanmaningen van de Belastingdienst verwachten.

Let op! De Belastingdienst stuurt voor elke (naheffings)aanslag die onder de betalingsregeling viel apart een aanmaning. Doet u bijvoorbeeld per maand btw-aangifte en heeft u twee jaar lang uitstel gekregen voor deze btw? Dan ontvangt u dus 24 aanmaningen!

De aanmaningen voor eenzelfde belastingsoort ontvangt u allemaal op hetzelfde moment. Had u ook belastinguitstel voor een andere belastingsoort, dan kan het zijn dat u de aanmaningen voor die belastingsoort op een andere dag ontvangt.

Invorderingsmaatregelen

Betaalt u na ontvangst van de aanmaning niet, dan ontvangt u van de Belastingdienst een dwangbevel. Betaalt u daarna nog steeds niet, dan neemt de Belastingdienst verdere maatregelen. Dit kan betekenen dat de Belastingdienst beslag legt op bijvoorbeeld uw inventaris, auto of bankrekening en deze daarna verkoopt. De Belastingdienst kan ook een faillissement aanvragen.

Houd er rekening mee dat aan een dwangbevel hoge kosten verbonden kunnen zijn. De hoogte van deze kosten hangen namelijk af van de hoogte van de belastingschulden. Ook de kosten van een beslaglegging kunnen flink in de papieren lopen.

Let op! Ontving u vóór 1 oktober 2022 al een of meer aanmaningen van de Belastingdienst en heeft u deze nog niet betaald? Houd er dan rekening mee dat de Belastingdienst dan niet langer wacht, maar meteen een dwangbevel kan sturen. De Belastingdienst kondigt aan dat u dit dwangbevel uiterlijk in december 2023 zult ontvangen.

Herleven betalingsregeling

De betalingsregeling voor uw coronabelastingschulden herleeft weer als u vóór 29 augustus 2023 al uw betalingsachterstand heeft ingelopen. De Belastingdienst stuurt u hierover dan nog een brief waarin dit officieel wordt bevestigd.

Tip! Ontvangt u aanmaningen, neem dan contact met ons op. Wij kunnen samen met u bekijken welke mogelijkheden u nog heeft.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Informatieplicht energiebesparing 2023

De overheid wil dat ondernemers zo min mogelijk energie verbruiken om zo de uitstoot van schadelijke stoffen, zoals CO2, te beperken. Om energie te besparen, hebben ondernemers die veel energie verbruiken een energiebesparingsplicht. Bovendien moeten deze ondernemers hier iedere vier jaar over rapporteren volgens de informatieplicht. Daarnaast bestaat er voor sommige ondernemers een onderzoeksplicht inzake energiebesparing.

In deze advieswijzer geven we aan wat deze plichten voor u in de praktijk betekenen en hoe u aan deze plichten kunt voldoen. Ook treft u aan waar u voor nadere informatie terechtkunt.

Energiebesparingsplicht

Windmolen

Als ondernemer heeft u een energiebesparingsplicht als u in een jaar op een locatie minstens 50.000 kWh aan elektra of minstens 25.000 m3 gas verbruikt. De energiebesparingsplicht betekent dat u verplicht bent alle energiebesparende maatregelen te treffen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Ook maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder die geen energie besparen maar die wel de uitstoot van CO2 reduceren, bent u verplicht te treffen. U voldoet aan uw plichten als u alle maatregelen uitvoert met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of als u alle maatregelen die voor u van toepassing zijn uitvoert die zijn vermeld op de Erkende Maatregelenlijst voor energiebesparing (EML). Voert u een maatregel van de EML niet uit, dan moet u een alternatieve maatregel uitvoeren die minstens evenveel energie bespaart. Heeft u een energiebesparingsplicht, dan moet u hierover iedere vier jaar rapporteren.

Let op! Heeft u dit nog niet gedaan, dan bent u verplicht uiterlijk 1 december 2023 digitaal te rapporteren bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Meer informatie over de energiebesparingsplicht is te vinden via Energiebesparingsplicht vanaf 2023 (rvo.nl).

Uitbreiding besparingsplicht

Ook voor ETS-ondernemingen, de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken, geldt de energiebesparingsplicht per 1 juli 2023. ETS-ondernemingen zijn bedrijven die verplicht moeten deelnemen aan het Emission Trade System, een handelssysteem voor de CO2-uitstoot van de industrie. In dat systeem moeten bedrijven voor elke ton aan CO2-uitstoot één emissierecht inleveren, dat men kan kopen en eventueel verhandelen. Het aantal emissierechten wordt jaarlijks lager vastgesteld, zodat bedrijven ofwel steeds duurdere emissierechten moeten kopen, ofwel moeten investeren in het beperken van de uitstoot.

Regels bij verhuur

Bent u de enige gebruiker van een gebouw, dan bent u ook verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen én voor de te leveren informatie hierover. Voor maatregelen met betrekking tot het gebouw treedt u in overleg met de eigenaar. De eigenaar van het gebouw is verantwoordelijk voor de maatregelen hieromtrent, tenzij anders contractueel is afgesproken. De maatregelen waarvoor u als huurder verantwoordelijk bent, dient u ook zelf te nemen. Bij een gebouw met meerdere huurders is de eigenaar verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen aan het gebouw. De huurders zijn verantwoordelijk voor de maatregelen van het proces. Het ligt voor de hand dat de gebouweigenaar, bij weinig processen die plaatsvinden bij de huurders, ook rapporteert namens de huurders.

Let op! Het ligt voor de hand dat degene die de maatregelen uitvoert ook rapporteert over de maatregelen. Er zijn bijvoorbeeld situaties, zoals in winkelcentra, dat de eigenaar van het winkelcentrum rapporteert over de collectieve voorzieningen, zoals een roltrap of verlichting en dat de huurder verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de maatregelen en hierover dan ook rapporteert.

Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML)

Als voor uw bedrijf de energiebesparingsplicht geldt, dan moet u bij de RVO iedere vier jaar rapporteren welke energiebesparende maatregelen u heeft genomen. Uw rapportage stelt u op aan de hand van de Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML). Op deze lijst staan energiebesparende maatregelen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Van de op de EML genoemde maatregelen geeft u aan of u deze heeft uitgevoerd of dat u een alternatieve maatregel heeft uitgevoerd.

Let op! Momenteel ligt er een wetsvoorstel om de terugverdientijd van vijf jaar naar zeven jaar te brengen. Dit zal vanaf de volgende rapportageronde in 2027 het geval zijn.

De EML kent drie onderdelen, te weten ‘gebouwen’, ‘faciliteiten’ en ‘processen’. Per categorie moet u bekijken of deze voor u relevant is. Zo ja, dan dient u de maatregelen uit te voeren. Voor gebouwen betreft dit bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen voor de verwarming van het gebouw of voor de verlichting van de binnenruimte. Bij faciliteiten treft u onder meer energiebesparende maatregelen aan voor de koeling van producten, voor roltrappen of met betrekking tot uw serverruimte. Voor energiebesparende maatregelen inzake processen kunt u onder meer denken aan maatregelen om warmteverlies te beperken en aan energiebesparende maatregelen voor veehouderijen.

Of u een maatregel van de EML direct dient uit te voeren, hangt af van diverse omstandigheden. Onder meer de uitgangssituatie is hiervoor van belang. Zo kunt u bijvoorbeeld geen energie met betrekking tot warmte besparen in een ruimte die niet verwarmd is. Ook technische factoren zijn van belang. Brandt in een bepaalde ruimte gedurende de dag slechts kort de verlichting, dan zal de terugverdientijd inzake energiebesparende verlichting te lang zijn. Ook kunnen sommige energiebesparende maatregelen pas op een later moment rendabel zijn. Als u bijvoorbeeld op een bepaald moment uw gevel dient te renoveren, kan het rendabel zijn dan gelijk te kiezen voor isolerend glas.

Let op! Voor de glastuinbouw geldt sinds 1 juli 2023 ook de energiebesparingsplicht. Voor deze sector is een specifieke EML beschikbaar.

EED-auditplicht

Naast de energiebesparingsplicht en de hieraan gekoppelde rapportageplicht bestaat er de Europese Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Deze plicht geldt alleen voor grote bedrijven die niet als mkb aangemerkt worden. Dat wil zeggen dat u maximaal 250 werknemers (fulltime) in dienst heeft, uw omzet maximaal € 50 miljoen bedraagt en/of uw balanstotaal maximaal € 43 miljoen is. Het doel van de EED-auditplicht is om bedrijven inzicht te geven in hun energiegebruik en aan te geven op welke manieren energie bespaard kan worden. U dient met name te rapporteren welke energiebesparende maatregelen u kunt nemen en welke besparing dit oplevert. De rapportage op grond van de EED beperkt zich niet tot maatregelen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar. Voor de EED kunt u desgewenst gebruikmaken van slablonen die u aantreft op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl).

Ook ‘vervoer’ maakt onderdeel uit van de rapportageplicht inzake de EED, maar alleen voor zover u binnen uw bedrijf zelf het vervoer verzorgt. Besteedt u het vervoer uit, dan is de vervoerder eventueel rapportageplichtig, indien deze aan de voorwaarden voor de plicht voldoet. Het woon-werkverkeer van uw werknemers valt niet onder de rapportageplicht. Onderdeel van de rapportage is onder meer een overzicht van het totaal gemeten energieverbruik van uw bedrijf alsmede een uitsplitsing van het energieverbruik voor de processen, gebouwen, installaties en vervoer van uw onderneming. Ook dient u een lijst van energiebesparende maatregelen op te nemen, waarbij u gebruik kunt maken van bovengenoemde EML.

U dient iedere vier jaar te rapporteren. Dit is opengesteld op 4 juli 2023. De rapportage dient digitaal aangeleverd te worden bij de RVO. Hiervoor heeft u eHerkenning niveau 2+ of hoger nodig.

Let op! U bent wettelijk verplicht uw EED-rapportage aan te leveren. Doet u dit niet, dan kan de RVO u een last opleggen met een dwangsom. Voldoet u dan nog niet aan uw verplichting, dan dient u de dwangsom te betalen.

Tip! Als u investeert in een energiebesparende maatregel waarop de Energie-investeringsaftrek (EIA) van toepassing is, komen de rapportagekosten ook voor de EIA in aanmerking.

Onderzoeksplicht

Grote energie verbruikende bedrijven kunnen ook nog te maken hebben met een onderzoeksplicht inzake energiebesparing. Dit geldt voor locaties van bedrijven met een jaarlijks energiegebruik vanaf 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas. Of de onderzoeksplicht op de activiteiten van uw bedrijf van toepassing is, hangt af van wie de milieuregels voor de milieubelastende activiteit van uw bedrijf bepaalt. Om te bepalen of er een onderzoeksplicht geldt voor de locatie kunnen ondernemers het stappenplan raadplegen: Stappenplan Energiebesparing Rapportageplicht (rvo.nl).

De onderzoeksplicht houdt in dat u eens per vier jaar onderzoekt welke energiebesparende maatregelen u moet nemen. Dit dient u digitaal te rapporteren bij de RVO. U moet in uw rapportage ook aangeven welke maatregelen u de voorafgaande periode al heeft genomen.

Let op! De eerstvolgende rapportage moet uiterlijk 1 december 2023 bij de RVO binnen zijn.

Wettelijk is bepaald over welke aspecten van uw bedrijfsvoering u met betrekking tot energiebesparing moet rapporteren. Dit betreft onder meer een analyse van uw energieverbruik, waaronder een opgave van onbenutte warmtestromen alsmede een inventarisatie van kosteneffectieve CO2-reducerende maatregelen. Ook hiervoor kunt u gebruikmaken van de EML. Voor uw rapportage is wettelijk vastgelegd hoe u de terugverdientijd van een investering en de CO2-reductie dient te berekenen. U kunt voor uw rapportage gebruikmaken van sjablonen die u kunt vinden op de site van de RVO.

Fiscale maatregelen m.b.t. energiebesparing

Voor maatregelen waarvan de terugverdientijd langer is dan vijf jaar, bestaat geen plicht deze uit te voeren. Voor dergelijke maatregelen komt u vaak wel in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Deze aftrek is met name bedoeld voor energiebesparende investeringen die, gelet op het rendement, nog onvoldoend rendabel zijn. Door hiervoor een fiscale aftrek te verlenen, dalen de nettokosten van de investering en is deze eerder rendabel.

Alleen bedrijfsmiddelen die op de zogenaamde Energielijst staan, komen voor de EIA in aanmerking. De Energielijst kunt u inzien en downloaden op de site van de RVO en wordt ieder jaar vernieuwd. De EIA levert voor investeringen in het jaar 2023 een extra aftrek van de winst op van 45,5%. Het totale maximumbedrag dat voor de EIA in aanmerking komt, bedraagt € 136 miljoen. Een investering in een bedrijfsmiddel dat bijvoorbeeld € 100.000 kost en op de Energielijst staat, levert dus een extra aftrek op de winst op van € 45.500. 

Let op! In het Belastingplan 2024 is opgenomen dat de EIA in 2024 wordt verlaagd van 45,5 naar 40%.

Overweegt u een investering te doen in energievriendelijke bedrijfsmiddelen? Dan is het wellicht interessant dit in 2023 nog te doen. Dit plan moet nog wel worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Handhaving

Een onderneming die voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden is wettelijk verplicht energiebesparende en/of CO2-reducerende maatregelen te treffen, te rapporteren en/of te informeren. Zijn er maatregelen genomen die niet staan vermeld op de EML, dan is het bevoegd gezag ook gerechtigd te controleren of de genomen alternatieve maatregelen voldoende zijn geweest. Voldoet een onderneming niet aan haar plichten, dat is het bevoegd gezag gerechtigd om eerst een waarschuwingsbrief te versturen. Ook kan het bevoegd gezag een dwangsom opleggen. Het bevoegd gezag is veelal de gemeente, de provincie of het Rijk. De hoogte van de dwangsom moet evenredig zijn aan de ernst van de overtreding en is bedoeld om bedrijven er alsnog toe te brengen de vereiste maatregelen te nemen dan wel te rapporteren en/of te informeren. Een bedrijf moet de dwangsom betalen als niet alsnog aan de wettelijke plichten wordt voldaan, vóór de termijn die daartoe door het bevoegd gezag gesteld is. Bij het vaststellen van deze termijn wordt rekening gehouden met de tijd die nodig is om een geconstateerde overtreding te beëindigen. Een dwangsom kan herhaald worden bij het niet blijven voldoen aan de wettelijke regels. 

Meer informatie: RVO

De energiebesparingsplicht, de informatieplicht en de rapportageplicht bestaan voor de gemiddelde ondernemer uit behoorlijk ingewikkelde regelingen. Er zijn tal van bedrijven die ondernemers deze werkzaamheden tegen betaling uit handen kunnen nemen. Als u googelt op ‘energiebesparingsplicht advies’ blijkt dat er aan adviseurs keuze genoeg is.

Op RVO.nl kunt u terecht voor alle informatie die op uw specifieke situatie, voor uw branche of bedrijf, van toepassing is. Via deze site dient u ook uw rapportages digitaal aan te leveren, waarvoor eHerkenning niveau 2+ of hoger met machtiging RVO-diensten niveau eH2+ nodig is.

Meer informatie: DEB

Voor informatie inzake de energiebesparingsplicht en rapportageplichten kunt u ook terecht op de site deb.nl (duurzaam energie besparen). DEB verstrekt informatie aan ondernemers die geconfronteerd worden met de wettelijke plichten op dit gebied, maar ook aan ondernemers die niet verplicht zijn tot energiebesparende maatregelen en overwegen om hier uit het oogpunt van kostenbesparing toe over te gaan.

Tip! DEB heeft een praktisch overzicht van alle 150 maatregelen die deel uitmaken van de EML.

DEB werkt samen met tal van branches, zodat de informatie zo veel mogelijk toegespitst is op de persoonlijke situatie van de ondernemer. U kunt op de site van DEB kosteloos inloggen en hier een eigen account aanmaken.

Voorbeeld

Als voorbeeld noemen we de maatregel tot plaatsing van een dubbelwandige vaatwasmachine in grootkeukens, zoals aanwezig in de horeca. Op de site van DEB treft u deze aan bij de maatregelen in de categorie ‘faciliteiten’. De site geeft aan dat een dubbelwandige vaatwasmachine vanwege de dubbele wanden minder warmteverlies heeft, waardoor water niet opnieuw opgewarmd hoeft te worden, wat energie bespaart. Bij de toelichting leest u dat de maatregel rendabel is bij een gebruik van een vaatwasser voor gemiddeld 1 uur per dag, gedurende het gehele jaar.

Deb.nl bevat ook informatie over beschikbare subsidies en bevat namen en contactinformatie van energieadviseurs. U kunt zich bij DEB aanmelden voor een speciale nieuwsbrief, zodat u altijd op de hoogte bent van het laatste nieuws en de nieuwe maatregelen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer vrachtwagens betalen bzm per 1 oktober 2023

Voor sommige vrachtauto’s moet u naast motorrijtuigenbelasting (mrb) ook belasting zware motorrijtuigen (bzm) betalen. Dat gaat vanaf 1 oktober van dit jaar voor meer vrachtauto’s gelden, want het aantal uitzonderingen wordt verminderd.

Bzm

Snelweg

U moet bzm betalen als uw vrachtauto bestemd is voor het vervoer van goederen, u ermee op de snelweg wilt rijden en als de toegestane maximummassa van de vrachtauto(combinatie) 12.000 kg is of meer. 

Let op! Dit betekent dat het gewicht van de vrachtauto(combinatie) samen met de toegestane maximumlading 12.000 kg of meer is.

Minder uitzonderingen

Van alle bestaande uitzonderingen voor de heffing van bzm gaat er per 1 oktober 2023 een aantal verdwijnen. Onder meer de volgende voertuigen moeten dus, als zij voldoen aan de eerder gestelde richtlijnen, vanaf 1 oktober 2023 bzm gaan betalen: bergingsvoertuigen, bibliotheekbussen, huisvuilauto’s, kraakperswagens, landbouwwerktuigen, rijdende werkplaatsen, schooltandverzorgingsbussen, strooiauto’s, telecommunicatie-auto’s, tentoonstellingsvoertuigen, winkelwagens, motorrijtuigen voor rioolreinigingswerkzaamheden (hogedrukwagens, vacuümwagens en combiwagens) en lesvoertuigen. 

Hoeveel bzm?

Het bedrag aan bzm dat betaald moet worden, is afhankelijk van het aantal assen en van de milieuklasse van het voertuig. Voor een combinatie met drie assen of minder bedraagt de bzm momenteel € 750 per jaar voor het schoonste type. Dit bedrag loopt op tot € 1.407 per jaar voor het meest vervuilende type. Bij vier assen of meer variëren deze bedragen momenteel van € 1.250 tot € 2.359. 

Let op! U moet zelf aangifte doen voor de bzm voordat u met uw vrachtauto(combinatie) op de snelweg gaat rijden. Dit kan via internet of een aangiftepunte.

Tip! U vindt op een speciale pagina van de Belastingdienst meer informatie over de bzm.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere energie-investeringsaftrek (EIA) in 2024

Het kabinet heeft op Prinsjesdag 2023 voorgesteld de energie-investeringsaftrek te verlagen. Als de plannen doorgaan wordt de extra aftrek verlaagd van 45,5 naar 40%.

Energie-investeringsaftrek

Windmolen

De energie-investeringsaftrek (EIA) is een extra fiscale aftrek op de winst die ondernemers krijgen als ze investeren in energiezuinige bedrijfsmiddelen. De extra aftrek komt bovenop de normale afschrijvingsbedragen. De bedrijfsmiddelen waarvoor bedrijven de EIA aan kunnen vragen, moeten wel zijn opgenomen in de zogenaamde Energielijst.

Energielijst

De Energielijst wordt jaarlijks gepubliceerd op RVO.nl en bevat energiezuinige bedrijfsmiddelen die op dat moment nog onvoldoende renderend zijn. Via de EIA worden de kosten voor de ondernemer lager, waardoor een bedrijfsmiddel eerder renderend is. Innovatieve bedrijven kunnen jaarlijks voorstellen doen om hun bedrijfsmiddelen op de Energielijst te plaatsen, zodat deze aantrekkelijker worden om in te investeren.

Omvang verlaging

De EIA wordt in 2024 verlaagd van 45,5 naar 40%. Dit betekent voor bedrijven een korting op de subsidie van 13,75% (45,5/40). De EIA wordt verleend over een maximuminvesteringsbedrag per bedrijf van € 118 miljoen. Dit maximumbedrag blijft in 2024 hetzelfde.

Voorbeeld

Een bv investeert voor € 1.000.000 in energiezuinige bedrijfsmiddelen die op de Energielijst staan. Dit levert in 2023 nog € 455.000 aan extra aftrek op, in 2024 nog € 400.000. Bij een belastingtarief van 25,8% bedraagt het netto voordeel in 2023 25,8% x € 455.000 = € 117.390, en in 2024 25,8% x € 400.000 = € 103.200. 

Tip! Overweegt u een investering te doen in energievriendelijke bedrijfsmiddelen? Dan is het wellicht interessant dit in 2023 nog te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mkb-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek in 2024 fors lager

De mkb-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek worden in het Belastingplan 2024 volgend jaar fors verlaagd. Wat de mkb-winstvrijstelling zou worden, is nu pas bekendgemaakt. De verlaging van de zelfstandigenaftrek was al eerder in wetgeving opgenomen.

De verlagingen vloeien onder meer voort uit de wens de verschillen in fiscale behandeling tussen zelfstandigen en werknemers te verkleinen.

Verlaging mkb-winstvrijstelling

Euro

De mkb-winstvrijstelling wordt in de plannen van het (demissionaire) kabinet verlaagd van 14% in 2023 naar 12,7% in 2024. Dit betekent een verlaging van zo’n 10% ten opzichte van 2023. De mkb-winstvrijstelling geldt voor iedere ondernemer, los van de vraag of deze voldoet aan het urencriterium. Ook ondernemers die minder dan 1.225 uren per jaar in hun bedrijf werken, komen er dus voor in aanmerking.

Let op! Dit voorstel moet nog door de Tweede en de Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Verlaging zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt volgens plan verder verlaagd van € 5.030 in 2023 naar € 3.750 in 2024, ofwel een verlaging van ruim 34%. De verlaging zet de komende jaren in stappen door naar € 900 in 2027.

Aftrek tegen 36,97%

Zowel de mkb-winstvrijstelling als de zelfstandigenaftrek zijn aftrekbaar tegen het tarief van de eerste schijf, dat in 2024 36,97% gaat bedragen. Doordat dit tarief in 2024 iets hoger is dan in 2023 (36,93%), leveren beide aftrekken dus ietsje meer op.

Forse daling netto inkomen

Beide wijzigingen hakken er voor de ondernemer in de inkomstenbelasting fors in en betekenen dat zijn netto inkomen in 2024 nauwelijks zal toenemen. 

Tip! Wat het werkelijke effect is van deze maatregelen voor u, hangt uiteraard af van uw individuele omstandigheden. Wij rekenen graag voor u uit wat dit voor u zou kunnen betekenen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen lagere proceskosten voor WOZ- en bpm-zaken of toch wel?

Als u het niet eens bent met een belastingaanslag, kunt u bezwaar en beroep aantekenen. Wordt u in het gelijk gesteld, dan heeft u recht op een vergoeding van uw proceskosten. De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals beslist dat hierbij geen onderscheid gemaakt mag worden tussen geschillen die de WOZ of bpm betreffen, en overige belastingsoorten. Echter, er liggen nieuwe plannen op tafel.

Vergoeding proceskosten

Auto

Als u een vergoeding van uw proceskosten krijgt, wordt uitgegaan van vaste bedragen. U krijgt in beginsel dus niet uw werkelijke proceskosten vergoed. Dit is alleen anders als u kosten heeft moeten maken omdat de inspecteur – soms tegen beter weten in – heeft vastgehouden aan zijn standpunt.

Onderscheid WOZ, bpm en overige belastingen

Bij de standaardvergoedingen wordt sinds 1 juli 2021 onderscheid gemaakt tussen geschillen inzake de WOZ en bpm en overige belastingen. Daarbij wordt voor de WOZ en bpm een lagere vergoeding toegekend. 

Afhankelijk van de zwaarte van een zaak, worden hieraan punten toegekend. Zo bedraagt dit jaar in zaken waarbij het handelt om beroep of hoger beroep bij WOZ- en bpm-geschillen de vergoeding € 597 per punt, terwijl de vergoeding in overige belastingzaken € 837 per punt bedraagt.

Discriminatieverbod

Onlangs bracht een belastingplichtige zijn zaak voor de Hoge Raad, omdat de rechtbank Gelderland ter bepaling van zijn schadevergoeding in deze bpm-zaak was uitgegaan van het hiervoor geldende, lagere tarief. De Hoge Raad was het met de man eens dat er sprake is van schending van het discriminatieverbod. De Hoge Raad stelde de man dan ook in het gelijk en besliste dat de kostenvergoeding gebaseerd moet worden op de vergoeding die ook in andere belastingzaken geldt.

Rechtbank hardleers

Uit het arrest blijkt dat de Hoge Raad ongeveer een jaar geleden al tot precies hetzelfde oordeel kwam. Rechtbank Gelderland blijkt dan ook behoorlijk hardleers door desondanks toch uit te gaan van de lagere proceskostenvergoeding. De Hoge Raad verwijst voor de argumentatie dan ook gemakshalve naar de in de vorige zaak genoemde argumentatie. Hieruit blijkt dat de lagere proceskostenvergoeding is ingegeven door de vrees van gemeentes dat de toenemende inzet van no cure, no pay-adviesbureaus tot een enorme toename van WOZ- en bpm-zaken zal gaan leiden. Volgens de Hoge Raad is deze argumentatie niet overtuigend genoeg.

Belastingplannen 2023: wetswijzigingen in aantocht

Het kabinet heeft op Prinsjesdag 2023 nu een voorstel ingediend om de proceskostenvergoeding in WOZ- en bpm-zaken fors te verminderen. Het plan is om deze vergoeding conform de huidige wettelijke voorschriften te berekenen en vervolgens te vermenigvuldigen met 25, dan wel 10% als de belastingplichtige niet in het gelijk wordt gesteld.

Daarnaast wordt voorgesteld om immateriële schadevergoedingen wegens overschrijding van de redelijke termijn voor wat betreft de behandeling van een WOZ- of bpm-zaak, te beperken tot € 50 per termijnoverschrijding van een half jaar. Aangezien deze schadevergoedingen nu € 500 per half jaar bedragen, is er in de voorstellen nog slechts sprake van een schadevergoeding van 10% van de thans geldende bedragen. 

Ten slotte wordt voorgesteld proces- en schadevergoedingen voortaan rechtstreeks aan belanghebbenden uit te betalen en niet meer aan hun no cure, no pay-adviseur.

Let op! Deze wetsvoorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder vrije ruimte werkkostenregeling in 2024

De vrije ruimte in de werkkostenregeling wordt volgend jaar verlaagd naar 1,92% van de loonsom tot een bedrag van € 400.000. Voor zover de loonsom hoger is, blijft over het meerdere de vrije ruimte 1,18%, net als in 2023. Dit staat in het Belastingplan 2024.

Werkkostenregeling

Rekenen

Via de werkkostenregeling kunt u als werkgever diverse zaken belastingvrij vergoeden of verstrekken aan uw personeel. Een bekend voorbeeld is het kerstpakket of een bonus. Blijven de vergoedingen binnen de zogenaamde ‘vrije ruimte’, dan hoeft ook de werkgever hier geen belasting over te betalen. 

Let op! Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt u als werkgever 80% over het meerdere via de eindheffing.

Vrije ruimte

De vrije ruimte bedraagt in 2023 nog 3% van de loonsom en 1,18% over het meerdere. Voor 2024 stelt het kabinet voor de vrije ruimte te verlagen naar 1,92% van de loonsom tot €400.000 en 1,18% van het meerdere. 

Omvang vrije ruimte

Een en ander betekent dat de vrije ruimte in 2023 maximaal 3% x € 400.000 = € 12.000 bedraagt, plus 1,18% over het meerdere van de loonsom. In 2024 wordt dit dus maximaal 1,92% x € 400.000 = € 7.680 plus 1,18% over het meerdere van de loonsom. Dit betekent een verlaging van de vrije ruimte van maximaal € 4.320.

Mogelijke effecten

Werkgevers kunnen anticiperen op de maatregel door minder te besteden aan vergoedingen en verstrekkingen. Doen ze dit niet, dan zullen ze eerder te maken krijgen met een belastingheffing van 80% over vergoede of verstrekte zaken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 proposals from Prince’s Day 2023

What important tax proposals for entrepreneurs did the Minister of Finance, Sigrid Kaag, pull from her briefcase on Prince’s Day 2023? An explanation of the ten most important ones is provided below.

1. First step taken to tighten up business succession scheme (BOR)

Prinsjesdag

The aim of the business succession scheme (BOR) and transfer facility (DSR) is to remove, as far as possible, the obstacles presented by the normal (high) level of taxation that applies to a business succession. You can therefore pass on the baton to the next generation with a fiscal incentive. The BOR thus plays an important role in the transfer of family companies. Considerable attention has been paid to the BOR and the rationale behind, resulting in an announcement that the scheme is being tightened up.

From 1 January 2024 property that is being rented out will no longer be classified as business assets, but will fall under investment assets. It will then no longer be possible to gift such property under the BOR.

Please note! The above change will also affect the level of business assets when applying the transfer facility in the area of income tax. This means that the person making the gift will no longer be able to transfer the corresponding portion of the box 2 tax claim that applies to the shares.

Please note! Further measures to tighten the rules have been announced for 2025 and 2026, such as the abolition of the efficiency margin that allows 5% of business assets to consist of investments.

Tip! Are you considering gifting your business and applying the BOR? If so, it may be advisable to speed up this process.

2. Two bands in box 2

From 1 January 2024 the uniform rate of 26.9% in box 2 will be replaced with two rates. Dividends received up to € 67,000 will be subject to a rate of 24.5%. A rate of 31% will apply to the excess amount. Tax partners will benefit twice from the low band, which means, for example, that a dividend payment of € 134,000 will be taxed at the low rate of 24.5%.  

With this measure the government wants to encourage holders of substantial shareholdings to pay out profits more often (annually) instead of hoarding them in their company.

Please note! Dividend payments also affect the general tax credit, box 3 assets and excessive loans. Talk to your advisor about whether paying a dividend now would be advantageous or whether it would be better to wait until 2024 or to pay a higher amount as a dividend later all at once.

Tip! Does your partner have no income? If that is the case, pay out a dividend to take advantage of the general tax credit.

3. Reduction in SME profit exemption

The SME profit exemption is a deductible from your taxable profit for income tax purposes. From 1 January 2024 the rate of this exemption for entrepreneurs will be reduced from 14% (2023) to 12.7%. This means that entrepreneurs who are subject to income tax, such as sole traders, general partnerships and self-employed persons, will pay more tax from 2024. Those with the highest profits will be the biggest losers from this change.

Tip! Ask your tax advisor whether your business being subject to income tax is still the best option for you.

Tip! Think about whether you could defer certain costs until 2024 so your profits will be lower and you will pay less tax on them.

4. Various changes in box 3

As things stand, the aim is for actual returns to be taxed in box 3 from 2027 onwards. Until that time imputed returns will continue to be taken as a basis. There are three categories: bank and savings balances, investments and debts. 

It has been stipulated by law that from 2024 shares in homeowners’ associations (VvEs) will fall under the category of bank and savings balances. Do you own a flat? If so, this may mean that you will pay less tax in box 3. This ‘reclassification’ will also apply to funds held in a notary’s client accounts. 

The tax-free allowance in box 3 is not being adjusted for inflation. In addition, the rate in box 3 will be rising from 32% (2023) to 34% in 2024. 

Tip! On 18 September 2023 the Advocate General concluded that the Box 3 Reparations Act (Wet rechtsherstel box 3) also infringed the prohibition of discrimination and the right to property. If the Supreme Court follows this advice, this may have consequences for your box 3 income. You should therefore make sure you lodge an objection in good time to safeguard your rights.

Please note! In 2024 claims and debts that exist between tax partners and between parents and minor children will not belong to any category, as they will no longer be subject to tax. It will therefore be possible to omit them entirely from your tax return.

5. Various changes in box 1

Tax on income from employment and home is being increased in a number of areas:

  • Income tax in box 1 is divided into two bands. From 2024 the second band will be indexed below inflation. The indexation will be 3.55% instead of 9.9%. For pensioners the income tax applicable to pension income will comprise three bands. The second and third bands will also be indexed at 3.55% instead of 9.9%.
  • The rate applicable in the first tax band is increasing by 0.04 percentage points from 36.93% (2023) to 36.97% (2024).
  • The employed person’s tax credit is increasing by € 115 for incomes around the statutory minimum wage. This will benefit employees with salaries of up to almost € 40,000.

6. Energy investment deduction (EIA) scaled back

Is your business investing in energy-saving assets? If so, it is possible to deduct a certain percentage of the investment amount directly from your profit via the energy investment deduction (EIA). As this means your profit will be lower, you will pay less tax as an entrepreneur. For 2023 the rate is 45.5%. This will be reduced to 40% in 2024. Changes are also being made to the Energy List of energy-saving investments that qualify for the EIA. The precise details will be determined in the fourth quarter of 2023.

Tip! Are you considering an investment in energy-saving assets? If so, it may be worthwhile to do this in 2023. Make sure that you notify the Netherlands Enterprise Agency (RVO) of your investment in good time.

7. Fewer untaxed allowances for staff

The work-related expenses scheme allows you, as an employer, to grant your employees all kinds of allowances and benefits in kind free of tax. The fixed budget under the work-related expenses scheme was expanded on a one-off basis in 2023 to 3%, on a wage bill of up to € 400,000. In 2024 it will be limited to 1.92% of your wage bill up to € 400,000 and 1.18% on the excess amount.

Please note! The tax- and contribution-free kilometre allowance of € 0.21 per kilometre is increasing to € 0.23 per kilometre from 1 January 2024.

8. Purchase of car/van to become more expensive

In 2025 it will become more expensive to purchase a new car. The flat-rate portion of private motor vehicle and motorcycle tax (BPM) will be increasing by € 200. BPM is a tax payable on the purchase of a new car or motorcycle. An exemption from BPM will still apply to electric cars next year. In 2025 this exemption will be scrapped, which means the purchase price of electric cars will be higher in 2025 than in 2024.

The BPM exemption for vans will also no longer apply from 1 January 2025. 

Tip! Do you want to take advantage of the BPM exemption for entrepreneurs who are subject to VAT when purchasing a van? If so, place the order promptly, so you can benefit from the exemption in 2024!

Tip! The level of BPM payable on vans depends on the vehicle’s CO2 emissions. If you replace vans after 1 January 2025, it is therefore fiscally advantageous to replace your vans with zero-emission variants.

9. Introduction of minimum hourly wage

The Netherlands has a statutory minimum wage. This takes the form of a monthly minimum wage. From 2024 it will change to an hourly minimum wage. Everyone aged 21 or above who is working for the minimum wage will therefore receive the same hourly pay. A monthly, weekly or daily wage will not be permitted.

Please note! The minimum monthly wage will be converted to an hourly wage on the basis of a 36-hour working week. This means that employers will face an increase in wage costs if they have employees who are contracted to work for more than 36 hours a week for a minimum hourly wage.

10. More reporting obligations

From 1 January 2024 a number of new reporting obligations will be introduced. Employers with more than 100 employees, for example, will have to keep a record of the CO2 emissions of their staff. In addition, payment service providers will be required, under certain conditions, to share all payment data relating to cross-border transactions with the Tax and Customs Administration, with the aim of combating VAT fraud. Lastly, digital platforms will have to report on their sellers for the first time. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Zzp’er vrijwillig bij pensioenfonds

Zzp’ers kunnen zich mogelijk vrijwillig aansluiten bij een pensioenfonds. Dit is een van de afspraken die in de nieuwe Wet toekomst pensioenen staat.

Pensioenakkoord

Golf

In de Wet toekomst pensioenen (WTP) staan de afspraken uit het Pensioenakkoord. Met de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli 2023 is voor zzp’ers ook de mogelijkheid geïntroduceerd om zich vrijwillig aan te sluiten bij een pensioenfonds.

Voorwaarden pensioenfonds

Het moet wel gaan om een pensioenfonds in de branche waarin de zzp’er werkt. Verder moet het pensioenfonds ook de mogelijkheid bieden tot vrijwillige aansluiting. Informeer daarom bij het pensioenfonds of deze mogelijkheid bij hen bestaat.

Let op! Voor 1 juli 2023 konden werknemers zich bij uitdiensttreding al, onder voorwaarden, vrijwillig aansluiten bij het pensioenfonds van hun ex-werkgever. Deze mogelijkheid bestaat nog steeds.

Aftrek in inkomstenbelasting

De zzp’ers die van deze mogelijkheid gebruikmaken, kunnen de aan het pensioenfonds betaalde premies aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting.

Let op! Het is goed om te weten dat het om een experiment gaat. Wordt het experiment niet voortgezet of omgezet in een definitieve regeling, dan kan de zzp’er het geld bij het pensioenfonds laten staan of opnemen en onderbrengen bij een bank of verzekeraar.

Verplichte pensioenregeling

Overigens geldt in bepaalde beroepsgroepen en bedrijfstakken voor ondernemers een verplichting om deel te nemen aan de pensioenregeling. Dit bestaat al langer en dus niet pas vanaf de inwerkingtreding van de WTP.

Die verplichting geldt voor ondernemers met een schildersbedrijf, stukadoorsbedrijf, glaszetbedrijf, afwerkingsbedrijf, afbouwbedrijf, natuursteenbedrijf of een terazzo- of vloerenbedrijf. Verder geldt die verplichting voor ondernemers die het beroep uitoefenen van apotheker, fysiotherapeut, huisarts, verloskundige, medisch specialist, dierenarts, notaris of kandidaat-notaris, loods of roeier in het Rotterdamse Havengebied.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kindgebonden budget en huurtoeslag omhoog per 2024

Het demissionaire kabinet verhoogt per 1 januari 2024 het kindgebonden budget en de huurtoeslag. Dit blijkt uit de voornemens die op Prinsjesdag bekend zijn gemaakt. Mede door deze maatregelen wil het kabinet iets doen aan de armoede.

Kindgebonden budget

Speelgoed

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen. De hoogte van de tegemoetkoming hangt af van het aantal kinderen en hun leeftijd, het huishoudtype, de hoogte van het inkomen en de omvang van het vermogen.

Verhoging kindgebonden budget

De verhoging van het kindgebonden budget houdt een verhoging van het maximumbedrag in voor het eerste kind met € 750,- per jaar, voor het tweede en volgende kind met € 883,- per jaar. Ook wordt het extra kindgebonden budget voor kinderen van 12 jaar tot en met 17 jaar met € 400,- per jaar verhoogd. 

Verlaging kindgebonden budget

Het extra kindgebonden budget voor alleenstaande ouders, de zogenaamde alleenstaande-ouderkop, wordt daarentegen verlaagd met € 619,- per jaar. Ook wordt het kindgebonden budget voor ouderparen sneller afgebouwd bij een stijgend inkomen.

Huurtoeslag

Ook de huurtoeslag wordt verhoogd. Die stijgt in 2024 met ongeveer € 416 per jaar en geldt voor iedereen die huurtoeslag ontvangt. De verhoging krijgt vorm door de basishuur, die de eigen bijdrage bepaalt, te verlagen.

Let op! Deze voorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fors meer belastingdruk door lagere indexatie van box 1

De belastingdruk in box 1 van de inkomstenbelasting wordt voor 2024 flink verhoogd. Dit gebeurt onder meer door een lichte stijging in eerste tariefschijf, maar met name door een forse beperking van de indexatie van de tweede tariefschijf. Een en ander blijkt uit het Belastingplan 2024, dat op Prinsjesdag is gepresenteerd.

Stijging tarief eerste tariefschijf

Belastingdienst

In de voorstellen wordt het tarief van de eerste tariefschijf in box 1 iets verhoogd van 36,93% naar 36,97%. Dit tarief geldt in 2024 tot een inkomen van € 75.624. Deze tariefsverhoging gaat maximaal € 30 meer aan belasting kosten. 

Indexatie tariefschijf fors beperkt

De tariefschijf in box 1 word jaarlijks gecorrigeerd aan de hand van de inflatie. Vanwege de actuele hoge inflatie zou de tweede tariefschijf volgend jaar in eerste instantie met 9,9% worden aangepast. Het kabinet stelt echter voor deze schijf slechts met 3,55% te verhogen. Dit betekent dat het toptarief van 49,5% al betaald moet worden vanaf een inkomen van € 75.625 in plaats van € 80.262. Dit kan een belastingplichtige maximaal € 581 extra aan belasting per jaar gaan kosten. 

Let op! Ook voor AOW-gerechtigden worden de tweede en derde schijf in box 1 met 3,55% geïndexeerd in plaats van 9,9%.

Wat levert het op?

De tariefstijging in box 1 is slechts beperkt, maar geldt voor iedere belastingbetaler en brengt daarom toch nog € 272 miljoen op. Het beperkt indexeren van de schijflengte brengt maar liefst € 1.869 miljoen op. 

Let op! Deze plannen moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 Prinsjesdag 2023

Welke belangrijke fiscale voorstellen voor ondernemers kwamen op Prinsjesdag 2023 uit het koffertje van minister Kaag van Financiën? Wij zetten de tien belangrijkste voor u op een rij.

1. Eerste stap in aanscherping bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) gezet

Torentje

Het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) is de belemmeringen van een normale (hoge) belastingdruk bij bedrijfsopvolging zo veel mogelijk weg te nemen. U kunt dus met een fiscale stimulans het stokje doorgeven aan de volgende generatie. Daarmee speelt de BOR een belangrijke rol bij de overdracht van familiebedrijven. De BOR en het bestaansrecht ervan hebben veel aandacht gekregen en er is dan ook een verscherping aangekondigd.

Per 1 januari 2024 valt verhuurd vastgoed niet meer onder het ondernemingsvermogen, maar onder beleggingsvermogen. Verhuurd vastgoed schenken met toepassing van de BOR is dan niet meer mogelijk.

Let op! Deze aanpassing werkt door naar de omvang van het ondernemingsvermogen bij de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting. Dit betekent dat de schenker de box 2-belastingclaim die rust op de aandelen voor dat gedeelte niet meer kan doorschuiven.

Let op! Voor 2025 en 2026 zijn verdere aanscherpingen aangekondigd, zoals het afschaffen van de doelmatigheidsmarge van 5% van het bedrijfsvermogen, dat uit beleggingen mag bestaan.

Tip! Overweegt u om uw bedrijf met toepassing van de BOR te schenken? Dan kan het raadzaam zijn dit proces te versnellen.

2. Twee schijven in box 2

Per 1 januari 2024 wordt het uniforme tarief van box 2 van 26,9% vervangen door twee tarieven. Voor ontvangen dividenden tot € 67.000 gaat een tarief van 24,5% gelden. Voor het bedrag daarboven wordt het percentage 31. Fiscale partners profiteren twee keer van de lage schijf, wat betekent dat bijvoorbeeld een dividenduitkering van € 134.000 belast wordt tegen het lage tarief van 24,5%.

Met deze maatregel wil de regering aanmerkelijkbelanghouders stimuleren vaker (jaarlijks) winsten uit te keren en niet de winsten te blijven oppotten in de bv.

Let op! Dividenduitkeringen hebben ook effect op de algemene heffingskorting, box 3-vermogen en excessief lenen. Overleg met uw adviseur of het voordelig is om nu dividend uit te keren, of het beter is om te wachten tot 2024 of om later in één keer een hoger bedrag aan dividend uit te keren.

Tip! Heeft uw partner geen inkomen? Keer dan dividend uit om de algemene heffingskorting te kunnen benutten.

3. Verlagen mkb-winstvrijstelling

De mkb-winstvrijstelling is een aftrekpost op de fiscale winst in de inkomstenbelasting. Het percentage van de mkb-winstvrijstelling voor ondernemers wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 14 (2023) naar 12,7. Door deze maatregel betalen ondernemers in de inkomstenbelasting, zoals eenmanszaken, vof’s en zzp’ers, vanaf 2024 meer belasting. Ondernemers met de hoogste winsten gaan er het meest op achteruit door deze aanpassing.

Tip! Stem met uw fiscaal adviseur af of ondernemen in de inkomstenbelasting voor u nog steeds de beste keuze is.

Tip! Bekijk of u bepaalde kosten kunt uitstellen naar 2024, zodat de winst lager is en u minder belasting betaalt over deze winst.

4. Diverse wijzigingen box 3

Vooralsnog is het streven dat vanaf 2027 het daadwerkelijke rendement in box 3 wordt belast. Tot die tijd blijven fictieve rendementen het uitgangspunt. Er zijn drie categorieën: bank- en spaargelden, beleggingen en schulden. 

Vanaf 2024 is wettelijk bepaald dat aandelen in verenigingen van eigenaren (vve’s) tot de categorie bank- en spaargeld behoren. Bezit u een appartement? Dan betaalt u daardoor mogelijk minder box 3 belasting. Deze ‘herkwalificatie’ geldt ook voor gelden op derdenrekeningen bij de notaris.

Het heffingsvrij vermogen in box 3 wordt niet gecorrigeerd voor de inflatie. Daarnaast gaat het tarief in box 3 van 32% (2023) naar 34% in 2024. 

Tip! Op 18 september 2023 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat ook de Wet rechtsherstel box 3 het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt. Als de Hoge Raad dit advies overneemt, kan dit gevolgen hebben voor uw box 3-inkomen. Teken daarom tijdig bezwaar aan om uw rechten veilig te stellen.

Let op! Schulden en vorderingen tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen behoren in 2024 tot geen enkele categorie, omdat deze worden gedefiscaliseerd. Deze vallen dus helemaal buiten de aangifte.<

5. Diverse wijzigingen box 1

De belastingheffing over inkomen uit werk en woning wordt op diverse punten verhoogd: 

  • De inkomstenbelasting in box 1 kent twee schijven. Vanaf 2024 wordt de tweede schijf minder geïndexeerd dan de inflatie. De indexatie is 3,55% in plaats van 9,9%. Voor gepensioneerden bestaat de inkomstenbelasting voor inkomen uit pensioen uit drie schijven. De tweede en derde schijf worden ook met 3,55% geïndexeerd in plaats van met 9,9%.
  • Het tarief in de eerste belastingschijf neemt toe met 0,04% van 36,93% (2023) naar 36,97% (2024). 
  • De arbeidskorting wordt met € 115 verhoogd voor inkomens rond het wettelijk minimumloon. Werkenden met een salaris tot bijna € 40.000 gaan er hierdoor op vooruit.

6. Energie-investeringsaftrek (EIA) versoberd

Investeert u als ondernemer in energievriendelijke bedrijfsmiddelen? Dan is het mogelijk om een bepaald percentage over het investeringsbedrag direct af te trekken van de winst via de energie-investeringsaftrek (EIA). Doordat de winst daarmee lager uitvalt, bespaart u als ondernemer belasting. Voor het jaar 2023 is het percentage 45,5. Dit percentage wordt in 2024 verlaagd naar 40. Daarnaast wordt de Energielijst aangepast. De exacte invulling wordt in het vierde kwartaal van 2023 vastgesteld.

Tip! Overweegt u een investering in energievriendelijke bedrijfsmiddelen? Dan is het interessant om dit nog in 2023 te doen. Zorg wel dat u uw investering tijdig meldt bij de RVO.

7. Minder onbelaste vergoedingen voor personeel

De werkkostenregeling biedt u als werkgever de mogelijkheid om uw personeel onbelast allerlei zaken te vergoeden en verstrekken. De vrije ruimte in de werkkostenregeling is in 2023 eenmalig verruimd naar 3%, tot een loonsom van € 400.000. Deze verruiming wordt in 2024 beperkt tot 1,92% bij een loonsom tot € 400.000 en 1,18% voor het meerdere.

Let op! De belasting- en premievrije kilometervergoeding van € 0,21 per kilometer stijgt per 1 januari 2024 naar € 0,23 per kilometer.

8. Aanschaf (bestel)auto wordt duurder

Het aanschaffen van een nieuwe auto wordt in 2025 duurder. De vaste voet van de bpm gaat dan met € 200 omhoog. De bpm is een belasting die is verschuldigd bij de aanschaf van een nieuwe auto of motor. Voor elektrische auto’s geldt volgend jaar nog een vrijstelling voor de bpm. In 2025 wordt deze vrijstelling geschrapt, waardoor de aanschafprijs van elektrische auto’s in 2025 hoger zal zijn ten opzichte van 2024.

Daarnaast komt per 1 januari 2025 de bpm-vrijstelling voor bestelauto’s te vervallen. 

Tip! Wilt u nog gebruikmaken van de bpm-vrijstelling voor btw-plichtige ondernemers bij de aanschaf van een bestelauto? Bestel deze dan tijdig, zodat u in 2024 nog gebruik kunt maken van de vrijstelling!

Tip! De hoogte van de bpm op bestelauto’s is afhankelijk van de CO2-uitstoot. Het is dus bij vervanging van bestelauto’s na 1 januari 2025 fiscaal voordelig om uw bestelauto’s te vervangen door emissievrije varianten.

9. Introductie minimumuurloon

Nederland kent een wettelijk minimumloon. Dit minimumloon wordt per maand vastgesteld. Vanaf 2024 gaat dit veranderen en wordt het minimumloon per uur vastgesteld. Daarmee krijgt iedereen in de leeftijd van 21 jaar en ouder die werkzaam is voor het minimumloon dezelfde uurvergoeding. Een maand-, week- of dagloon is niet toegestaan.

Let op! Het minimummaandloon wordt omgerekend naar een uurloon op basis van een arbeidsduur van 36 uur per week. Dit betekent dat werkgevers te maken krijgen met een lastenverzwaring als zij werknemers hebben die, tegen een minimumuurloon, contractueel meer dan 36 uur per week werken.

10. Meer rapportageverplichtingen

Vanaf 1 januari 2024 gaat een aantal nieuwe rapportageverplichtingen in. Zo worden werkgevers met meer dan 100 werknemers verplicht om de CO2-uitstoot van hun personeel bij te houden. Daarnaast worden betalingsdienstaanbieders verplicht om onder voorwaarden alle betaaldata van grensoverschrijdende transacties te delen met de Belastingdienst, met als doel om btw-fraude tegen te gaan. Ten slotte moeten digitale platformen voor het eerst rapporteren over hun verkopers. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere premies Werkhervattingskas in 2024

Jaarlijks draagt u als werkgever sociale premies af voor de Werkhervattingskas (Whk). Het gemiddeld premiepercentage van de WGA daalt van 0,87% in 2023 naar 0,77% in 2024. Het gemiddelde percentage van de Ziektewet daalt van 0,66% naar 0,45%.

Voor het eerst sinds jaren daling

Belastingdienst

U draagt de gedifferentieerde premie Whk af als onderdeel van de premies werknemersverzekeringen. Hiermee verzekert u uw werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid. De premies voor zowel de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WGA) als de Ziektewet (Zw) dalen in 2024 voor het eerst sinds jaren. In 2024 is de minimumpremie voor werkgevers 0,19% en de maximumpremie 3,08%.

Premieplichtig loon

Hoe de gedifferentieerde premie Whk wordt berekend, hangt af van de grootte van uw onderneming. Op basis van de loonsom in 2022 wordt bepaald in welke categorie u als werkgever in 2024 valt. De basis hiervoor is het gemiddeld premieplichtig loon. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) is het gemiddeld premieplichtig loon in 2024 € 37.700. 

Indeling grootte werkgevers voor berekening premie

De grens tussen kleine en middelgrote werkgevers ligt bij een loonsom van maximaal € 942.500 (25 x € 37.700). Werkgevers met een loonsom van meer dan € 3.770.000 (100 x € 37.700) vallen in 2024 in de categorie grote werkgever. 

Eind 2023 bericht van Belastingdienst

U ontvangt eind 2023 een beschikking van de Belastingdienst over de hoogte van de premie wanneer u een grote of middelgrote werkgever bent. De hoogte daarvan hangt voor grote en middelgrote werkgevers namelijk af van de instroom van werknemers in de ZW en WGA. Kleine werkgevers krijgen in december een mededeling van de Belastingdienst. Als kleine werkgever betaalt u een premie afhankelijk van de sector waarin u werkzaam bent.

Posted in Niet gecategoriseerd

Recht op doorbetaling ‘zwart’ uitbetaald loon bij ziekte

In praktijk komt het voor dat een werknemer zijn loon gedeeltelijk of volledig ‘zwart’ ontvangt. Met andere woorden: er worden op het loon geen loonheffingen ingehouden. Wat nu als een dergelijke werknemer ziek wordt? Heeft hij dan recht op doorbetaling van dit ‘zwart’ uitbetaalde loon?

Loon over alle uren?

Geld

Een werknemer die als chauffeur werkt, ontvangt een deel van zijn loon op eigen verzoek ‘zwart’. Op enig moment wordt hij ziek. De werkgever betaalt hem alleen het loon over de ‘wit’ gewerkte uren. De werknemer kan zich hier niet in vinden en stapt naar de rechter om alsnog het loon over de ‘zwart’ uitbetaalde uren te krijgen. 

Contant uitbetaald

De kantonrechter oordeelt dat het feit dat er geen belasting wordt afgedragen over het contant uitbetaalde loon, niet maakt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het maakt niet uit dat het initiatief hiervoor bij de werknemer ligt, omdat de werkgever blijkbaar met deze handelwijze heeft ingestemd. De kantonrechter acht het dan ook niet in strijd met redelijkheid en billijkheid dat de werknemer al zijn loon krijgt doorbetaald tijdens zijn ziekteperiode.

Geen schriftelijke overeenkomst

De werknemer had 100% doorbetaling van zijn loon gevorderd, maar vanwege het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst moet ten aanzien van het ‘zwart’ uitbetaalde loon worden teruggevallen op de wet. Die bepaalt dat een werknemer bij ziekte recht heeft op 70% van zijn loon en gedurende het eerste ziektejaar in ieder geval het wettelijk minimumloon.  

Bruto of netto

Dan is nog de vraag interessant of de nabetaling bruto of netto moet plaatsvinden. De rechter oordeelt dat als hij een netto bedrag zou toewijzen, hij zou meewerken aan belastingontduiking. Nu hij daartoe uiteraard niet bereid is, zal hij alleen bruto bedragen toewijzen. De werkgever moest de ontbrekende uren daarom alsnog volgens de wet bruto verwerken en loonbelasting afdragen.

Let op! Dit is een dure les voor de werkgever. Het is zaak als werkgever er alert op te zijn niet akkoord te gaan met verzoeken om ‘zwart’ loon dan wel netto contante uitbetalingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek voor ANBI of SBBI met vrijwilligers

Een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) kan, onder voorwaarden, extra kosten in aftrek brengen als er vrijwilligers werkzaam zijn. Dit wordt ook wel de fictieve loonkostenaftrek genoemd.

Vrijwilligers

Typen

Een vrijwilliger is in dit verband een natuurlijke persoon die arbeid voor de ANBI of SBBI verricht zonder daar een beloning voor te ontvangen of tegen een beloning die in belangrijke mate (= 30% of meer) lager is dan in het economische verkeer gebruikelijk is.

Voorwaarden

Voorwaarden voor de aftrek zijn:

  • De ANBI/SBBI specificeert in zijn administratie hoeveel uren de vrijwilligers hebben gewerkt en tegen welke werkelijke beloning (per vrijwilliger).
  • De ANBI/SBBI neemt in zijn administratie de NAW-gegevens van de vrijwilligers op.

Let op! Voor een SBBI geldt nog een extra voorwaarde. De SBBI moet zijn winst hoofdzakelijk (= voor 70% of meer) behalen met de inzet van de vrijwilligers.

Aftrek fictieve loonkosten tegen minimumloon

Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de ANBI of SBBI fictieve loonkosten in aftrek brengen tot een bedrag van het aantal door de vrijwilligers gewerkte uren, verrekend met het wettelijk minimumloon.

Let op! Van het bedrag van deze fictieve loonkosten moet nog wel de daadwerkelijke beloning die de vrijwilligers ontvangen worden afgetrokken. Van het bedrag van deze fictieve loonkosten moet daarnaast ook een eventuele aftrek van kenbaar fondswervende activiteiten worden afgetrokken.

Aftrek fictieve loonkosten tegen hoger bedrag

Als de ANBI of SBBI aannemelijk kan maken dat in het economische verkeer voor de arbeid van de vrijwilliger een hoger loon dan het minimumloon gebruikelijk is, mogen de fictieve loonkosten tegen dit hogere loon berekend worden. Dat levert dan dus een hogere aftrekpost op.

Let op! De aftrek van fictieve loonkosten kan nooit leiden tot een verlies.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verkoopverlies auto niet van invloed op bijtelling

Als aan u een auto van de zaak ter beschikking staat, is de bekende bijtelling van toepassing. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting kan die bijtelling niet hoger zijn dan de werkelijke autokosten in een jaar.

Bijtelling te hoog

Auto

In een zaak die was voorgelegd aan de Hoge Raad had een ondernemer navorderingsaanslagen ontvangen, omdat volgens de inspecteur de werkelijke kosten voor de bijtelling op het inkomen vanwege het privégebruik van auto’s van de zaak te laag waren aangegeven. De ondernemer bestreed dit en gaf aan dat de werkelijke autokosten lager waren dan het bedrag van de bijtellingen.

Boekverlies

De inspecteur stelde dat de werkelijke autokosten door de ondernemer niet juist waren berekend. Gedurende de jaren waarin de auto’s ter beschikking stonden, waren enkele ervan met boekverlies verkocht. Dit boekverlies was niet in de werkelijke autokosten meegenomen, dat had volgens de inspecteur wel gemoeten.

Incidenteel resultaat

De Hoge Raad oordeelt in het arrest dat boekverliezen in principe niet tot de werkelijke autokosten behoren. Volgens de Hoge Raad is dit boekverlies aan te duiden als een incidenteel resultaat dat geen invloed heeft op de kosten van het privégebruik.

Uitzondering

Volgens de Hoge Raad bestaat er op dit uitgangspunt een uitzondering wanneer het auto’s betreft die behoren tot de bedrijfsvoorraad van een onderneming en er dus op de auto’s niet wordt afgeschreven. Hierover heeft de Hoge Raad in 2005 beslist dat een waardevermindering wegens gebruik of een verkoopverlies dan wél tot de werkelijke kosten behoort. In dat geval zijn die kosten dus wel van belang om te kunnen bepalen of de werkelijke autokosten hoger zijn dan de bijtelling.

Posted in Niet gecategoriseerd

Persoonsbeveiliging van werknemer belastingvrij?

Agressie en geweld tegen mensen in een bepaalde beroepsgroep komt tegenwoordig helaas steeds vaker voor. Kunnen werknemers die wat dit betreft aantoonbaar een risico lopen, belastingvrij beschermd worden via een persoonsbeveiliger? Zo ja, wat zijn dan de voorwaarden?

Persoonsbeveiliging is loon

Sleutel

Om te beginnen is van belang dat het verschaffen van persoonsbeveiliging aan de werknemer als loon moet worden aangemerkt. De werknemer geniet namelijk een voordeel, omdat hij zelf geen beveiliging hoeft in te huren. Ook is er een verband met de dienstbetrekking, althans, als de bedreigingen samenhangen met de werkzaamheden die voor het bedrijf worden verricht. Tevens is de werkgever zich bewust van het verstrekte voordeel in de vorm van de persoonsbeveiliger.

Vrijstelling mogelijk?

Omdat er sprake is van loon, is dit in beginsel belast. Er bestaat echter een aantal vrijstellingen, onder meer voor Arbovoorzieningen. Werkgevers zijn namelijk verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving. Een te voeren arbobeleid dient hiervoor te zorgen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E), waarin de werkgever alle risico’s in kaart brengt. Als de risico’s voor een betreffende werknemer hieruit blijken, is het aannemelijk dat de beveiliging aangemerkt kan worden als arbovoorziening.

Extra voorwaarden

Er gelden wel extra voorwaarden voor het alsdan belastingvrij kunnen verstrekken van arbovoorzieningen. Zo moet de beveiliging op de werkplek worden genoten. De beveiliging moet dus stoppen nadat de werknemer thuis is afgezet en mag ook geen betrekking hebben op beveiliging tijdens privéafspraken. Tenslotte mag er aan de werknemer ook geen eigen bijdrage worden gevraagd voor de beveiligingskosten. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan kan persoonsbeveiliging belastingvrij worden verstrekt.

Werkkostenregeling

Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, is het belastingvrij verstrekken van persoonsbeveiliging in beginsel nog mogelijk door gebruik te maken van de werkkostenregeling. De verstrekking is dan voor de werknemer belastingvrij. De werkgever betaalt in die situatie alleen belasting als hij de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling overschrijdt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Achteraf opgestelde urenstaat aanvaardbaar bewijs?

Ondernemers hebben recht op een aantal fiscale faciliteiten. Voor enkele daarvan geldt de eis dat de ondernemer moet voldoen aan het urencriterium. Dit betekent dat men in beginsel minstens 1.225 uur in het jaar werkzaam moet zijn geweest in de eigen onderneming. Maar mag de ondernemer dat aantonen met een achteraf opgestelde urenstaat?

Leverde schoonheidsspecialiste voldoende bewijs?

Geld

In een zaak die speelde voor rechtbank Noord-Holland was een schoonheidsspecialiste van mening dat ze voldeed aan het urencriterium. Ze had dan ook de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek geclaimd. Omdat de inspecteur de aftrekken schrapte, belandde de zaak voor de rechter.

Achteraf opgemaakt

Voor de rechter werd duidelijk dat de urenregistratie achteraf was opgesteld. De inspecteur vond de urenstaat niet aanvaardbaar, maar de rechter dacht hier anders over. De achteraf opgestelde urenstaat was weliswaar minder krachtig als bewijs, maar dit werd gecompenseerd door de specificatie ervan en door de steun voor de urenstaat die voortvloeide uit de overige stukken.

Tip! Hieruit blijkt dat een achteraf opgestelde urenstaat niet altijd volstaat. Het is daarom in uw voordeel als u gewoon dagelijks een urenstaat bijhoudt.

Aanvullend bewijs slechts beperkt noodzakelijk

De rechtbank voegde nog toe dat slechts aannemelijk gemaakt hoeft te worden dat aan het urencriterium wordt voldaan. Dit betekent een minder zware bewijsvoering. Niet alle afzonderlijke uren hoeven daarom volledig uit de administratie te blijken. Ook hoeft niet voor alle afzonderlijke uren, naast de vermelding in de urenstaat, aanvullend bewijs overlegd te worden. De rechtbank stelde de schoonheidsspecialiste dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag uiterlijk 2 oktober 2023 TEK aan

Bent u ondernemer in het mkb en heeft u een energie-intensief bedrijf, vraag dan uiterlijk 2 oktober 2023 voor 17.00 uur de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) aan. De TEK kan maximaal €160.000 per onderneming bedragen. U kunt de TEK met terugwerkende kracht aanvragen voor de periode van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK)

Windmolen

De TEK werd vorig jaar in het leven geroepen vanwege de zeer sterk gestegen energieprijzen, waar met name energie-intensieve bedrijven de dupe van dreigden te worden. Daarom besloot het kabinet dat via de TEK een subsidie verstrekt kon worden als u als mkb-ondernemer meer voor uw energie betaalde dan € 1,19 per m3 gas en € 0,35 per kWh energie.

Voorwaarden

De belangrijkste voorwaarde is dat uw bedrijf energie-intensief is, dat wil zeggen dat uw energiekosten minstens 7% van uw omzet bedragen. Ook geldt de TEK alleen voor het mkb. Dat wil zeggen dat u maximaal 250 werknemers (fulltime) in dienst heeft, uw omzet maximaal € 50 miljoen bedraagt en/of uw balanstotaal maximaal € 43 miljoen is. Ook stichtingen, verenigingen en instellingen kunnen de TEK aanvragen als ze aan de voorwaarden voldoen. U vindt alle voorwaarden voor de TEK hier.

Aanvragen

U kunt de TEK nog tot 2 oktober 2023 17.00 uur digitaal aanvragen bij RVO.nl. De subsidie bedraagt 50% van de prijs boven de genoemde minima, waarbij uit wordt gegaan van een maximumprijs voor gas van € 3,19 per m3 en voor elektra van € 0,95 per kWh. Wordt uw aanvraag gehonoreerd, dan krijgt u in eerste instantie een voorschot van 35% van de uiteindelijke subsidie.

EHerkenning

Voor de aanvraag heeft u eHerkenning nodig, niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ of hoger. Zzp’ers en ondernemers met een eenmanszaak kunnen ook DigiD gebruiken als ze degenen zijn die bij de KVK geregistreerd staan als eigenaar of bestuurder van de onderneming.

Posted in Niet gecategoriseerd

Handel in virtueel geld computergames belast met btw?

In computergames wordt gespeeld met virtueel geld. Maar is dergelijk virtueel geld ook te vergelijken met echt geld en is de handel erin daarom vrijgesteld van btw? Onlangs deed het gerechtshof Amsterdam hierover uitspraak.

Virtueel geld

Rekenen

Virtueel geld in computergames stelt spelers in staat om virtuele goederen te kopen. Op die manier kan het spel beter en eenvoudiger worden gespeeld en kan het spel voor de speler leuker worden gemaakt. Virtueel geld kan binnen het spel verdiend worden, maar ook gekocht.

Betaalmiddel of dienst?

Hof Amsterdam kwam tot de volgende conclusie. Het virtuele geld dient binnen een spel tot betaalmiddel. Buiten de virtuele wereld kan het echter niet als zodanig worden aangemerkt. De handel in virtuele valuta valt daarom niet onder de btw-vrijstelling die geldt voor handelingen betreffende deviezen, bankbiljetten en munten.

Btw over de marge?

Bovengenoemde uitspraak van Hof Amsterdam betekent dan ook dat de handel in virtuele munten onderworpen wel is aan btw-heffing. Vervolgens kwam de vraag aan de orde of over de gehele omzet, of slechts over de marge btw verschuldigd was. Volgens het Hof kon de margeregeling niet worden toegepast, alleen al vanwege het feit dat deze betrekking heeft op ‘goederen’. Virtuele goederen behoren hier niet toe.

Lucratieve handel

De naheffingen bleven dan ook in stand. Dat het lucratieve handel betreft die zeker geen virtuele winst oplevert, bleek uit het feit dat het over een periode van zes jaar ging om een totaal aan naheffingen van ruim een half miljoen; echte euro’s wel te verstaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Telt onderhanden werk mee voor TVL?

Tijdens de coronacrisis konden bedrijven die behoorlijk omzetverlies leden in aanmerking komen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Maar is voor het vaststellen van dit omzetverlies ook van belang hoe groot de post ‘onderhanden werk’ is?

TVL

Portemonnee

De TVL was een tegemoetkoming voor de vaste lasten die een bedrijf tijdens de coronacrisis maakte. Zo was er in die periode soms sprake van een verplichte sluiting, zodat de vaste lasten moeilijker via de omzet gedekt konden worden. De omvang van de TVL was afhankelijk van het omzetverlies en van het percentage vaste lasten binnen de bedrijfstak.

Onderhanden werk

In een rechtszaak had een bedrijf voor het vierde kwartaal van 2020 TVL aangevraagd en gekregen. Omdat er echter geen sprake was van omzetverlies, werd de subsidie later weer ingetrokken. Volgens het bedrijf ten onrechte, omdat bij het omzetverlies met betrekking tot de referentieperiode geen rekening was gehouden met onderhanden werk ter waarde van ruim € 75.000.

Btw-aangifte leidend

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is het niet met het bedrijf eens en is van mening dat de TVL terecht is teruggevorderd. Voor het omzetverlies dat een bedrijf leidt, moet vanwege de uitvoerbaarheid van de TVL namelijk worden uitgegaan van de omzet die volgt uit de btw-aangiftes. Omdat onderhanden werk nog niet is gefactureerd, telt onderhanden werk dus ook nog niet mee bij de bepaling van het omzetverlies.

Afwijken alleen indien onjuist

Het CBb voegde hieraan toe dat alleen van de aangiftes omzetbelasting mag worden afgeweken als deze onjuist zijn en de Belastingdienst deze aangiftes ook corrigeert. Dit is zelfs het geval als twijfels bestaan over deze omzetcijfers. Van belang is slechts of de Belastingdienst al dan niet tot correctie overgaat. Dit blijkt uit een eerdere uitspraak van het CBb.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorstel nieuw box 3-stelsel met werkelijk rendement

Het kabinet is demissionair maar doet toch een voorstel voor een nieuwe box 3-heffing vanaf 2027. De hoop is dat het nieuwe kabinet hiermee straks voortvarend een definitief voorstel voor een nieuwe box 3-heffing kan doen.

Werkelijk rendement

Euro

Het voorstel, waarop iedereen kan reageren, omvat een box 3-heffing op basis van het werkelijke rendement. Dit omvat niet alleen het directe rendement (bijvoorbeeld rente, huur, dividend en aftrek van de kosten) maar ook het indirecte rendement (de waardeontwikkeling).

Vermogensaanwasbelasting als hoofdregel

De waardeontwikkeling wordt in het voorstel belast volgens een vermogensaanwasbelasting. Dat betekent dat jaarlijks heffing in box 3 plaatsvindt over de waardeontwikkeling (zowel positief als negatief). Het maakt daarbij niet uit of die waardeontwikkeling al dan niet te gelde is gemaakt.

Maar vermogenswinstbelasting voor onroerende zaken en bepaalde aandelen

Onroerende zaken en bepaalde niet-beursgenoteerde aandelen (in familiebedrijven en innovatieve startups of scale-ups), worden in het voorstel onderworpen aan een vermogenswinstbelasting. Dat betekent dat alleen heffing in box 3 plaatsvindt als de waardeontwikkeling ook te gelde wordt gemaakt, zoals bij verkoop.

Let op! Aandelenbelangen die nu ook al in box 2 belast worden (grofweg aandelenbelangen van 5% of meer) blijven in box 2. Deze worden dus niet door het voorstel geraakt. Voor alle andere aandelenbelangen geldt in het voorstel de vermogensaanwasbelasting, behalve als het gaat om niet-beursgenoteerde aandelen in familiebedrijven of startups en scale-ups.

Geen vermogenswinst- of aanwasbelasting voor bank- en spaartegoeden

Voor bank- en spaartegoeden geldt geen vermogenswinst- of aanwasbelasting. Bij dit vermogen wordt alleen het directe rendement (rente na aftrek van kosten) belast.

Eigen gebruik

Voor eigen gebruik is in het voorstel ook heffing in box 3 opgenomen:

  • Voor onroerende zaken in eigen gebruik is een nog nader te bepalen forfait voorgesteld dat de economische huurwaarde van het eigen gebruik weergeeft (het directe rendement dus).
  • Voor één woning (bijvoorbeeld een vakantiewoning) die voor minimaal 70% voor eigen gebruik ter beschikking is, wordt een ander nog nader te bepalen forfait voorgesteld. Dit forfait omvat zowel het directe rendement van het eigen gebruik, de kosten (waaronder financieringskosten) als de waardeontwikkeling. Een belastingplichtige kan voor de belastingheffing in box 3 voor deze woning dus volstaan met toepassing van dit forfait.
  • Eigen gebruik van roerende zaken blijft in het voorstel buiten de heffing. Net als nu wordt dus een auto, caravan of boot voor eigen gebruik niet in de box 3-heffing betrokken.

Overig

Het voorstel omvat uiteraard nog meer details die u kunt nalezen op de website internetconsultatie Wet werkelijk rendement box 3. Hier kunt u onder meer lezen over de voorgestelde verliesverrekening, de heffing over het nominale werkelijke rendement zonder rekening te houden met de inflatie en de in te voeren administratieplicht voor box 3. 

Let op! Het voorstel is nog geen voldragen wetsontwerp, maar het nieuwe kabinet kan het voorstel en de reacties hierop straks gebruiken bij de vormgeving van het nieuwe box 3-stelsel. Uiteraard kan het nieuwe kabinet hierin andere keuzes maken dan nu in het voorstel zijn opgenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verrekenen vorderingen met salaris bij vertrek niet altijd toegestaan

Een werkgever had de eindafrekening van het salaris van een vertrekkende werknemer, niet voldaan omdat hij van mening was dat hij het recht had om nog openstaande vorderingen op de werknemer te verrekenen. De werknemer was het hier niet mee eens en vorderde in een kort geding alsnog uitbetaling van het achterstallige salaris van haar voormalige werkgever.

Leaseauto

Bril

De werknemer was in dienst getreden op basis van een halfjaarcontract dat afliep op 30 april 2023. De werkgever was van oordeel dat hij schade had geleden door het onrechtmatige gebruik van de leaseauto door de werknemer. De werkgever had evenwel verzuimd te onderbouwen waaruit de schade concreet bestond. 

Salaris verrekenen met leaseauto?

De werknemer gaf aan dat het salaris over de maanden januari en februari 2023 niet volledig, en het salaris over de maanden maart en april 2023 helemaal niet waren uitbetaald. Om die reden vorderde de werknemer het nog niet uitgekeerde salaris over de maanden januari tot en met april.

De werkgever was van oordeel dat de schade hoger was dan het door de werknemer gevorderde achterstallige salaris. Dit werd door de werknemer ontkend. Deze voerde aan dat als er al sprake zou zijn van schade aan de kant van de werkgever, dit niet met het salaris mag worden verrekend. 

Niet inzichtelijk

De kantonrechter is het daarmee eens, nu de werkgever niet inzichtelijk heeft gemaakt waaruit de schade concreet bestaat en wat de hoogte ervan is. Daarom is niet vast te stellen of al dan niet sprake is van geleden schade aan de kant van de werkgever, die hij mocht verrekenen met het salaris van de werknemer.

Wanneer verrekenen?

Bij een eindafrekening van salaris bij een vertrekkende medewerker mag in principe alles verrekend worden wat er nog openstaat, mits, zoals uit bovenstaande casus blijkt, dat de te verrekenen posten aantoonbaar zijn. 

Tussentijds is verrekening door de werkgever alleen mogelijk bij:

  • door de werknemer aan de werkgever verschuldigde schadevergoeding;
  • door de werknemer aan de werkgever verschuldigde boetes;
  • voorschotten op het loon, mits daarvan schriftelijk blijkt;
  • te veel betaald loon;
  • de huurprijs van een woning of een andere ruimte, een stuk grond of van werktuigen, machines en gereedschappen die bij schriftelijke overeenkomst door de werkgever aan de werknemer zijn verhuurd.
Posted in Niet gecategoriseerd

Op 18 september weer STAP-subsidie aanvragen

Vanaf 18 september 2023 10.00 uur kan de STAP-subsidie ter financiering van scholing weer worden aangevraagd. De voorwaarden zijn gewijzigd, waardoor alleen nog subsidie kan worden aangevraagd voor opleidingen die erkend zijn door het ministerie van OCW.

STAP-subsidie

Boeken

De subsidie STAP (STimulering Arbeidsmarkt Positie) is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding of deel van een opleiding volgen.

Eisen aangescherpt

Op verzoek van de Tweede Kamer zijn de eisen voor het verkrijgen van de STAP-subsidie aangescherpt en komen alleen nog door OCW erkende opleidingen voor de subsidie in aanmerking. Ook wordt de subsidie met name gericht op sectoren waar krapte is op de arbeidsmarkt, zoals de zorg en techniek.

Welke opleidingen?

Welke opleidingen voor de STAP-subsidie nu in aanmerking komen, is te vinden op de site van het UWV (stapuwv.nl). Na aanmelding bij het opleidingsinstituut krijgt men een STAP-aanmeldingsbewijs. Met dit bewijs kan men zich vanaf 18 september 10.00 uur digitaal aanmelden.

Aanvragen

De STAP-subsidie kan worden aangevraagd bij het UWV.  De subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan alleen dit jaar nog worden aangevraagd.

Let op! Op (vanaf) 15 november 2023 kan de STAP-subsidie voor het laatst worden aangevraagd. De subsidie wordt in 2024 namelijk geschrapt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gaat de verhoogde vrijstelling verloren bij herroepen schenking?

Er geldt bij bepaalde schenkingen onder voorwaarden eenmalig een verhoogde fiscale vrijstelling. Maar wat zijn de fiscale gevolgen als een dergelijke schenking wordt herroepen? Gaat de verhoogde vrijstelling dan ook verloren?

Voorwaarden eenmalige verhoogde vrijstelling

Schenken

De eenmalige verhoogde vrijstelling vereist dat: 

  • degene die de schenking krijgt op het moment van verkrijgen tussen de 18 en 40 jaar is. Het is ook voldoende als hij of zij een partner heeft met een leeftijd tussen de 18 en 40 jaar. De dag waarop iemand 40 jaar wordt, telt ook nog mee;
  • de schenking eenmalig is; en
  • de schenking wordt gebruikt voor een van de volgende doelen: een eigen woning, een dure studie óf een bestedingsdoel naar keuze.

Gevolg schenking herroepen

Als een schenking wordt herroepen, blijft de eenmalige verhoogde vrijstelling van kracht. Bij een latere schenking kan dan dus weer een beroep op de verhoogde vrijstelling worden gedaan, mits op dát moment aan alle voorwaarden wordt voldaan. 

Tip! Houd bij een schenking op een later moment vooral de leeftijd van de ontvanger en/of de partner in de gaten.

Ook bij (andere) ontbindende voorwaarden

Het herroepen van een schenking om andere dan fiscale redenen wordt gezien als een ontbindende voorwaarde. De vrijstelling blijft ook bij andere ontbindende voorwaarden van toepassing als in eerste instantie niet aan de voorwaarden wordt voldaan en dus niet van de vrijstelling geprofiteerd is.

Denk hierbij bijvoorbeeld aan het niet doorgaan van de aankoop van een eigen woning na een schenking, waarbij een beroep is gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling voor de aanschaf van die eigen woning.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vrijgestelde gemengde kosten slechts beperkt aftrekbaar?

Als u zaken aan uw werknemers vergoedt of verstrekt, zijn deze in de regel belast. Dat kunt u deels voorkomen door ze onder te brengen in de werkkostenregeling. Maar zijn betreffende kosten dan nog wel volledig aftrekbaar of slechts ten dele als het gemengde kosten?

Gemengde kosten

Geld

Gemengde kosten zijn kosten met ten dele een privékarakter. Een bekend voorbeeld zijn de kosten van voedsel. Ondernemers die bijvoorbeeld met relaties dineren, besparen immers op hun kosten die ze in privé aan voedsel uitgeven. Voor gemengde kosten geldt een drempelbedrag  van € 5.100 (2023). In plaats hiervan kunt u als IB-ondernemer ook kiezen voor een aftrek van 80% van deze kosten. Dit percentage is 73,5% voor ondernemers in de Vpb.

Maaltijden onbelast?

In een zaak die onlangs speelde voor het gerechtshof in Den Bosch had een ondernemer zijn werknemers voorzien van maaltijden, consumpties, personeelsfeesten en werkkleding. Door toepassing van de werkkostenregeling bleven deze zaken bij de werknemer onbelast. De ondernemer had de kosten wel volledig afgetrokken. Ook voor zover het de gemengde kosten betrof, zoals de maaltijden. De inspecteur was het hiermee niet eens.

Uitbreiding loonbegrip

De ondernemer beriep zich erop dat met de invoering van de werkkostenregeling het loonbegrip was uitgebreid met de bepaling “hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking”. De vergoedingen en verstrekkingen behoorden dus tot het loon en loonkosten zijn nu eenmaal aftrekbaar, aldus de ondernemer.

Andere uitleg Hof

Het gerechtshof leidt uit de wetsgeschiedenis echter af dat gemengde kosten alleen voor 100% aftrekbaar zijn als ze ook belast zijn in de loonbelasting. Dat ze niet belast zijn omdat ze onder waren gebracht in de werkkostenregeling, betekent volgens het Hof dat deze kosten dus beperkt aftrekbaar zijn. De inspecteur wordt dan ook in het gelijk gesteld.

Let op! De uitspraak wordt naar verwachting aan de Hoge Raad voorgelegd. Wij houden u op de hoogte.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te vergoeden belastingrente Vpb weer terug naar 8%

Per 1 september 2023 bedraagt de te vergoeden belastingrente voor de vennootschapsbelasting (Vpb) weer 8%. Daarmee is dit percentage weer gelijk aan de te betalen belastingrente voor de Vpb.

Verschil opgeheven

Geld

Vanaf 1 maart 2023 waren de rentepercentages voor de belasting in de Vpb verschillend. Voor te vergoeden belastingrente Vpb gold een percentage van 10,5%, voor de te betalen belastingrente 8%.

Belastingrente

Er wordt belastingrente in rekening gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als u te laat aangifte heeft gedaan of als de uiteindelijke aanslag hoger ligt dan zou volgen uit uw aangifte. Anderzijds vergoedt de Belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.

Afwijkend percentage

De te vergoeden en de te betalen belastingrente kennen in beginsel eenzelfde percentage. Toch bestond er sinds 1 maart van dit jaar een verschil in te betalen en te ontvangen belastingrente voor de Vpb. De oorzaak lag in het feit dat het percentage volgens de wet zou moeten stijgen naar 10,5%. Het kabinet vond dit ongewenst en handhaafde daarom het percentage op 8% voor te betalen belastingrente. Voor de te ontvangen belastingrente werd de stijging wel doorgevoerd.

Percentage weer gelijk

Het Besluit belasting- en invorderingsrente is inmiddels gewijzigd. Daarin is geregeld dat de te betalen en de te ontvangen rentepercentages weer hetzelfde zijn. Beide worden gesteld op 8%.

Nieuw regime

Staatssecretaris Van Rij heeft kenbaar gemaakt een nieuw regime van belastingrentes na te streven. Uitgangspunt is de verschillen tussen belastingrentepercentages te verkleinen. Ook wil Van Rij het verschil in rentepercentages tussen belasting- en invorderingsrente verkleinen. De staatssecretaris streeft ernaar een en ander per 1 januari 2024 te wijzigen. 

Let op! Of er een nieuw regime kan worden geïntroduceerd is onder meer afhankelijk van het feit of die plannen niet controversieel verklaard worden in verband met het vallen van het kabinet.

Posted in Niet gecategoriseerd

De Lbv en de Lbv plus-regeling, hoe zit het fiscaal?

Op 3 juli 2023 zijn twee landelijke beëindigingsregelingen veehouderijlocaties gestart voor agrarisch ondernemers in die sector. Demissionair staatssecretaris Van Rij heeft aangegeven dat er geen volledige belastingvrijstelling komt. Wat is er fiscaal geregeld?

Volledig stoppen of iets daar tussenin?

Koeien

Indien u deelneemt aan een beëindigingsregeling zijn er verschillende mogelijkheden. Dit zijn: 

  1. Volledig stoppen als ondernemer
  2. Gedeeltelijk staken en herinvesteren
  3. Volledig staken en doorschuiven naar nieuwe onderneming

1. Volledig stoppen als ondernemer

Indien u volledig stopt, dan bent u een ‘fiscale staker’. De subsidie die u ontvangt voor het waardeverlies van uw gebouwen is een deel van de stakingswinst. Hetzelfde geldt voor de vergoeding voor het doorhalen van uw productierechten. Een subsidie voor sloopkosten (alleen bij de Lbv plus-regeling) vermindert de sloopkosten. De te betalen inkomstenbelasting kunt u beperken door: 

  • de stakingsaftrek van € 3.630 bij volledige staking, een aftrekpost op de belaste winst;
  • gebruik te maken van de middelingsregeling. Deze regeling vermindert de ergste belastingdruk bij piekinkomens. Hoewel de regeling vanaf 2023 is afgeschaft, kunnen de jaren 2021/2022/2023 of 2022/2023/2024 nog worden benut voor een teruggaaf. 

Let op! Om gebruik te maken van de middelingsregeling moet een verzoek worden ingediend.

  • de stakingswinst om te zetten in een (bancaire) lijfrente. Tot bepaalde maximale bedragen mag de subsidieopbrengst gebruikt worden voor een aftrekbare lijfrente. U voorkomt daarmee afrekening ineens, de uitkeringen worden in box 1 belast. Over de uitkeringen moet wel premie Zvw betaald worden. 

Let op! Lijfrentepremieaftrek is alleen mogelijk als de lijfrentepremie binnen zes maanden na het jaar waarin u de stakingswinst aangeeft, wordt betaald.

Staakt u volledig en gaat u niet verder met een nieuwe onderneming, let dan op mogelijke andere belastingclaims op het ondernemingsvermogen zoals de oudedagsreserve, belaste claims in landbouwgronden die buiten de landbouwvrijstelling blijven, belaste meerwaarden in gebouwen die niet gesloopt worden en de eventuele bedrijfswoning die op de ondernemingsbalans staat. 

Tip! Het volledig staken van een bedrijf is altijd maatwerk en een enorme tijdrovende en soms emotionele klus. Wij adviseren u graag en nemen indien gewenst voor u het werk uit handen.

2. Gedeeltelijk staken en herinvesteren

Staakt u een tak van uw onderneming en wordt de opbrengst voor een uitbreiding van een andere tak van uw onderneming gebruikt? Dan kan de vergoeding uit de beëindigingsregeling met een herinvesteringsreserve afgeboekt worden op de nieuwe investeringen. De Lbv-regelingen zijn aangewezen als overheidsingrijpen. Dit maakt de afboekingsmogelijkheden op herinvesteringen zeer ruim (maar niet onbeperkt!). Toepassing van de herinvesteringsreserve is in dit soort gevallen maatwerk.

Let op! Wordt een tak van de onderneming gestaakt en wordt er geïnvesteerd in een nieuwe bedrijfsactiviteit? Dan is toepassing van de herinvesteringsreserve nu nog een probleem. Het kabinet heeft echter toegezegd dat dit wordt opgelost.

Omdat sprake is van een gedeeltelijke staking gelden ook de stakingsfaciliteiten die hiervoor staan, behalve de stakingsaftrek. 

3. Volledig staken en doorschuiven naar nieuwe onderneming

Als u uw bedrijf staakt en u gaat verder met een andere onderneming, dan mag de stakingswinst worden doorgeschoven naar uw nieuwe onderneming. De stakingswinst wordt niet belast, maar wordt afgeboekt op herinvesteringen in de nieuwe onderneming. Ook hier zijn de mogelijkheden ruim, omdat sprake is van overheidsingrijpen. 

Let ook op andere belastingen

Voor wat betreft de overdrachtsbelasting en de schenk- en erfbelasting is aandacht vereist als er een vrijstelling is toegepast met een volgtermijn of voortzettingstermijn. Het staken van uw onderneming binnen die termijnen kan betekenen dat een vrijstelling vervalt en er alsnog moet worden betaald. Voor de omzetbelasting geldt dat de subsidies onbelast zijn. 

Tip! De btw op de sloopkosten is meestal aftrekbaar omdat het hier gaat om een laatste ondernemingshandeling.

Posted in Niet gecategoriseerd

Naar verwachting forse stijging brandstofprijs per 1 januari 2024

De brandstofprijzen zullen naar verwachting per 1 januari 2024 fors gaan stijgen. Dit wordt veroorzaakt door het terugdraaien van de accijnsverlaging en het aanpassen van de accijnzen aan de inflatie. De exacte aanpassing van de accijnzen is nog onzeker.

Terugdraaien accijnsverlaging

Auto

In 2022 werden de accijnzen op brandstoffen flink verlaagd vanwege de sterk gestegen energieprijzen. Deze verlaging is in juli 2023 deels teruggedraaid. De rest van de verlaging wordt per 1 januari 2024 teruggedraaid. Daardoor wordt op een liter benzine 8,7 cent en op een liter diesel 5,6 cent meer accijns geheven.

Aanpassing inflatie

Per 1 januari 2024 worden de accijnzen ook aangepast aan de inflatie. Daardoor stijgt de accijns op een liter benzine nogmaals met 8,7 cent en op een liter diesel met 5,5 cent.

Btw over accijns

Een derde prijsverhogende factor is dat over de accijnsverhogingen ook nog eens btw wordt geheven. Per saldo kan dit voor benzine een prijsstijging opleveren van 20,95 cent en voor diesel van 13,43 cent.

Prijsstijgingen onzeker

Of de accijnzen daadwerkelijk in deze mate zullen stijgen, is nog onzeker. Staatssecretaris Van Rij geeft in antwoord op Kamervragen aan dat dit afhangt van nadere besluitvorming en van het Belastingplan 2024. Hierbij spelen naast het budgettaire belang ook het effect op het klimaat en grenseffecten en rol.

Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding ook onzeker

Of de onbelaste reiskostenvergoeding in 2024 met één cent extra wordt verhoogd naar € 0,23 per kilometer ook nog onzeker. De vergoeding bedraagt thans € 0,21/km en zou stijgen naar € 0,22 per kilometer. De extra verhoging met één cent hangt onder meer af van de vraag of hiervoor budgettaire dekking kan worden gevonden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maatregelen tegen armoede betaald door hogere inkomens

Het kabinet gaat een aantal maatregelen nemen om armoede te bestrijden. De prijs moet betaald worden door degenen van wie het inkomen volgend jaar boven de eerste tariefschijf in box 1 uitkomt. De maatregelen worden onder meer getroffen via de huurtoeslag, het kindgebonden budget en de arbeidskorting.

Armoedebestrijding

Geld

Omdat een aantal maatregelen om de koopkracht te handhaven dit jaar afloopt, dreigen meer dan een miljoen Nederlanders in armoede te raken. Daarom is een pakket aan maatregelen aangekondigd om met name de lagere inkomens tegemoet te komen.

Maatregelen

De aangekondigde maatregelen betreffen onder meer:

  • een  verhoging van de huurtoeslag met € 416 per jaar;
  • een stijging van het kindgebonden budget voor het eerste kind met € 750 per jaar;
  • een verhoging van de arbeidskorting met € 115 voor inkomens tussen ongeveer € 23.000 en € 37.000; en
  • een voorlopige handhaving van het Tijdelijk Noodfonds Energie.

Hogere inkomens betalen de rekening

De maatregelen worden met name bekostigd door de lengte van de eerste tariefschijf in box 1 niet volledig te corrigeren met de inflatie. Daardoor belandt men met het inkomen in box 1 eerder in de tweede tariefschijf. Dit betekent dat men eerder het hoge tarief van 49,5% betaalt, vanaf € 73.032 in 2023 (bruto per jaar), in plaats van het opstaptarief van 36,93%.

Ook tabak en alcohol duurder

Verder worden ook de accijnzen op alcohol en tabak verhoogd. Met deze verhoging is een lastenverzwaring van zo’n € 100 miljoen gemoeid.

Let op! De definitieve plannen van het demissionaire kabinet worden pas op Prinsjesdag, 19 september 2023, bekendgemaakt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscus verlengt soepelere opstelling sanering belastingschulden naar 1 april 2024

Bent u ondernemer en kunt u uw belastingschulden niet meer betalen, dan stelt de fiscus zich tot 1 april 2024 soepeler op bij een schuldsanering. Hiervoor moet in ieder geval met alle schuldeisers een saneringsakkoord zijn afgesloten. De fiscus zou zich oorspronkelijk tot 1 oktober 2023 soepeler opstellen, maar heeft deze termijn dus met een half jaar verlengd.

Saneringsakkoord

Belastingdienst

In een saneringsakkoord maakt u met al uw schuldeisers een afspraak over het bedrag dat u maximaal aflost op de openstaande vorderingen. Dit bedrag zal naar alle waarschijnlijkheid (veel) lager liggen dan de totale schuld die openstaat bij de betreffende schuldeisers.

Is ook de Belastingdienst een van de schuldeisers?

Normaal gesproken gaat de Belastingdienst alleen akkoord als zij tenminste het dubbele percentage ontvangt van wat de overige schuldeisers van u krijgen. Tot 1 april volgend jaar, 2024, gaat de Belastingdienst echter akkoord met hetzelfde percentage dat ook u de overige schuldeisers kunt betalen. Daardoor kunt u die schuldeisers iets meer aflossing bieden en is de kans op een akkoord groter, waardoor naar verwachting minder bedrijven failliet zullen gaan.

Let op! De voorwaarde is dat álle schuldeisers akkoord gaan met het saneringsvoorstel.

Zzp’ers

Zzp’ers kunnen contact opnemen met hun gemeente om te informeren of zij in aanmerking komen voor een schuldsaneringstraject. Vaak is dit bij een loket schuldhulpverlening. Komt u in aanmerking, dan zullen zij voor u een schuldsaneringstraject opstarten. 

Bv’s en andere rechtspersonen

Andere rechtspersonen, zoals een bv, moeten zelf een schuldsaneringsakkoord met hun schuldeisers zien af te spreken. Er dient eerst een akkoord te zijn verkregen van alle schuldeisers, naast de Belastingdienst. Is dit akkoord bereikt, dan kunt u vervolgens bij de Belastingdienst een verzoek indienen een deel van de belastingschulden kwijt te schelden. Hoe zo’n schuldsaneringstraject aangepakt moet worden, is te vinden op bijvoorbeeld de website van het NIBUD of bij de KVK.

Aanvragen schuldsanering bij de Belastingdienst

Om een aanvraag in te dienen voor een schuldsanering bij de Belastingdienst moet u het formulier Verzoek kwijtschelding belasting en/of premie voor ondernemingen invullen en indienen. 

U vindt hier meer informatie, de overige voorwaarden en welke documenten de fiscus van u nodig heeft om uw verzoek te kunnen beoordelen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is auto verplicht privévermogen?

Als u als ondernemer in de inkomstenbelasting een bedrijfsmiddel zowel zakelijk als privé gebruikt, behoort het bedrijfsmiddel meestal tot het keuzevermogen. Dit betekent dat u binnen bepaalde grenzen zelf mag weten of u het tot uw ondernemingsvermogen rekent of niet. Voor een personenauto gelden soms afwijkende grenzen.

De Hoge Raad heeft onlangs beslist wanneer die afwijkende grenzen voor een auto wel of juist niet gelden .

Hoofdregel: grens 10%

Auto

Gebruikt u een bedrijfsmiddel minder dan 10% voor zakelijke doeleinden, dan bent u verplicht het als privévermogen aan te merken. Gebruikt u het 90% of meer zakelijk, dan bent u juist verplicht het als ondernemingsvermogen aan te merken. 

Gebruikt u het minstens 10% privé en minstens 10% zakelijk, dan behoort het bedrijfsmiddel tot het keuzevermogen. In het jaar van aanschaf maakt u dan de keuze of het tot uw privévermogen of juist tot uw ondernemingsvermogen behoort. Dit wordt vermogensetikettering genoemd.

Bijtelling auto

Zoals bekend kunt u voor een auto van de zaak met bijtelling te maken krijgen indien u deze ook privé gebruikt. U krijgt alleen geen bijtelling als de privékilometers in een jaar niet meer dan 500 bedragen. Voor een (zakelijke) auto is daarom in het verleden al beslist dat deze verplicht als ondernemingsvermogen moet worden aangemerkt, als met de auto in een jaar niet meer dan 500 kilometer privé is gereden. Dit wijkt dus af van de hoofdregel dat de auto 90% of meer zakelijk moet zijn gebruikt.

Andersom geldt dit niet

Een belastingplichtige trok hieruit de conclusie dat dit andersom ook geldt. De man had met zijn auto 22.000 kilometer gereden, waarvan 1.453 kilometer zakelijk. De man wilde de auto toch als zakelijk aanmerken. Hij meende dat dit mogelijk was, omdat er weliswaar minder dan 10% zakelijk was gereden, maar wel meer dan 500 km. 

Hoge Raad geeft duidelijkheid

De Hoge Raad oordeelt dat dit niet juist is. In de omgekeerde situatie is bepalend of met de auto 10% of meer zakelijk is gereden, dus geldt dan de toepassing van de hoofdregel. Dat was hier niet het geval, zodat de auto verplicht tot het privévermogen moest worden gerekend.

Tenzij…

De Hoge Raad geeft in het arrest verder nog aan dat een auto waarmee niet meer dan 500 kilometer privé is gereden, verplicht tot het ondernemingsvermogen behoort, op voorwaarde dat het aantal zakelijke kilometers meer bedraagt dan het aantal privékilometers. Daarboven gelden weer de normale regels. In het geval er met een auto bijvoorbeeld 400 kilometer privé wordt gereden en 450 kilometer zakelijk, kan men dus weer kiezen of de auto tot het privé- of tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Check Modelovereenkomst gebaseerd op vrije vervanging

De Belastingdienst trekt de goedkeuring in van Modelovereenkomsten waarin staat opgenomen dat de opdrachtnemer zich vrij mag laten vervangen. De goedkeuring wordt per 1 januari 2024 ingetrokken. Het intrekken is het gevolg van het zogenaamde Deliveroo-arrest.

Modelovereenkomst

Rekenen

Als opdrachtgever en -nemer zekerheid willen hebben over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking, kunnen ze de afspraken vastleggen in een Modelovereenkomst. Als de opdracht conform de Modelovereenkomst wordt uitgevoerd, hebben partijen gedurende de looptijd van deze overeenkomst zekerheid over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking. Zo kunnen ze naheffingen voorkomen.

Deliveroo-arrest

In het zogenaamde Deliveroo-arrest bepaalde de Hoge Raad dat er sprake kan zijn van een dienstbetrekking, ook als de opdrachtnemer zich voor zijn werkzaamheden kan laten vervangen door een derde. Of er sprake is van een dienstbetrekking, hangt af van alle omstandigheden van het betreffende geval. Het persoonlijk uitvoeren van de opdracht is daarbij medebepalend, maar niet doorslaggevend. Er vindt een weging plaats van alle feiten en omstandigheden.

Fiscus trekt goedkeuring in

Naar aanleiding van het arrest heeft de Belastingdienst besloten de goedkeuring in te trekken van de Modelovereenkomsten waarin staat opgenomen dat de opdrachtnemer zich vrij kan laten vervangen. Op basis van het arrest kan er in dergelijke situaties namelijk tóch sprake zijn van een dienstbetrekking, afhankelijk van het geval. Vanaf 1 januari 2024 biedt het werken conform de Modelovereenkomst vrije vervanging geen zekerheid meer over de arbeidsrelatie. Brancheorganisaties en individuele opdrachtgevers met een eigen goedgekeurde Modelovereenkomst vrije vervanging ontvangen uiterlijk 1 oktober 2023 een brief van de Belastingdienst over de intrekking.

Check arbeidsrelatie

Zijn er in uw bedrijf arbeidsrelaties met een Modelovereenkomst gebaseerd op vrije vervanging, check deze dan. Houd daarbij in uw achterhoofd dat alleen het feit dat er sprake is van vrije vervanging, nog niet betekent dat er geen sprake is van een dienstbetrekking. Of hiervan sprake is, wordt gebaseerd op alle relevante aspecten. U kunt dit onder andere checken op de site van de Belastingdienst (belastingdienst.nl zoekterm ondernemerscheck) of op de site van de KVK.

Let op! Deze checks geven een indicatie, maar geen zekerheid. Wilt u zekerheid, dan moet u uw Modelovereenkomst voorleggen aan de Belastingdienst.

Geen sancties

Bent u er ten onrechte vanuit gegaan dat er geen sprake is van een arbeidsrelatie, dan legt de Belastingdienst voorlopig nog geen sancties op. Dit is alleen anders bij kwaadwillendheid. U krijgt bij een controle wel aanwijzingen hoe u de arbeidsrelatie dient aan te passen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Vakantiewoning en fiscus 2023

Als u een vakantiewoning op het oog heeft in Nederland, zijn er fiscale regels over de aankoop en het gebruik hiervan. Denk aan inkomstenbelasting, onroerendezaakbelasting en mogelijk ook overdrachtsbelasting, omzetbelasting en forensenbelasting.

Óf u met belastingen te maken krijgt, is afhankelijk van uw (persoonlijke) omstandigheden en de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Deze advieswijzer bevat algemene informatie en kan niet zonder meer uitsluitsel geven over uw eigen specifieke situatie. Laat u voor uw persoonlijke situatie daarom nader informeren door een van onze adviseurs.

Omzetbelasting

Woning

Omzetbelasting bij aankoop

Koopt u een nieuwe – nog niet eerder gebruikte – vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden. Koopt u een vakantiewoning die al meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, dan zal hierover geen btw berekend worden. Op verzoek van zowel koper als verkoper kan in een dergelijk geval toch btw berekend worden als u de vakantiewoning voor 90% of meer gaat gebruiken voor met btw belaste activiteiten. U moet hiervoor toestemming vragen aan uw belastingkantoor of uw keuze vastleggen in de notariële akte van levering.

Let op! De hiervoor beschreven gevolgen voor de btw gelden als de vakantiewoning als ‘onroerend’ wordt aangemerkt. De vakantiewoning is onroerend als deze duurzaam met de grond verenigd is of in ieder geval naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. In sommige situaties zal een vakantiewoning roerend zijn en kunnen andere gevolgen voor de btw gelden.

De btw die bij de aankoop berekend wordt, kunt u in sommige gevallen terugvragen bij de Belastingdienst. Dit is afhankelijk van de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Koopt u de vakantiewoning alleen voor eigen gebruik of verhuurt u deze ook (gedeeltelijk)?

Eigen gebruik vakantiewoning

Indien u de vakantiewoning alleen zelf gebruikt en niet verhuurt aan anderen, kunt u de btw die bij de aankoop berekend is niet terugvragen bij de Belastingdienst.

Verhuur vakantiewoning

Verhuurt u de vakantiewoning aan anderen, dan kunt u mogelijk de btw die bij de aankoop berekend is (gedeeltelijk) terugvragen bij de Belastingdienst. De verhuur van de vakantiewoning moet dan zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd.

Tip! Verhuurt u de vakantiewoning minder dan 140 dagen per jaar, dan kan er nog steeds sprake zijn van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Neem voor uw persoonlijke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Of u de btw geheel dan wel gedeeltelijk terug kunt vragen, is afhankelijk van uw eigen gebruik van de vakantiewoning. Gebruikt u de vakantiewoning zelf niet, maar wordt deze alleen verhuurd, dan kunt u de volledige btw over de aankoop terugvragen. Gebruikt u de vakantiewoning ook voor eigen gebruik, dan kunt u slechts het deel dat betrekking heeft op de verhuur terugvragen.

Voorbeeld

U koopt in 2023 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2023 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u dan in 2023 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.

Let op! Om btw te kunnen terugvragen, dient u zich als ondernemer voor de omzetbelasting aan te melden bij de Belastingdienst. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.

Indien de Belastingdienst van mening is dat u voor de verhuur van de vakantiewoning ondernemer bent voor de btw en u dus uw btw kunt terugvragen, dient u 9% btw over de huur te berekenen en af te dragen aan de Belastingdienst. Dit lijkt financieel nadelig, maar hier staat tegenover dat u de btw bij aankoop alsmede de btw met betrekking tot de bij u in rekening gebrachte kosten voor de vakantiewoning in aftrek kunt brengen (na toepassing van een correctie voor het eigen gebruik van de vakantiewoning).

Voorbeeld

In 2023 ontvangt u € 5.450 (inclusief 9% btw) uit de verhuur van de vakantiewoning. U betaalt € 1.210 (inclusief 21% btw) aan kosten voor de vakantiewoning. In 2023 draagt u € 450 btw af. Van de € 210 btw over de kosten die u heeft gemaakt, kunt u 70% (€ 147) terugvragen, omdat de woning voor 70% wordt verhuurd. Per saldo bedraagt uw teruggaaf in 2023 € 14.397 (€ 14.700 btw + € 147 btw – € 450 btw).

Tip! Moet u in een jaar per saldo btw betalen, dan kunt u mogelijk gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (de KOR).

De kleineondernemersregeling is in 2020 gewijzigd. U kunt er tot een omzet van € 20.000 voor kiezen geen btw in rekening te brengen. In dat geval kunt u ook geen btw terugvragen.
Ondernemers die de nieuwe regeling willen toepassen, dienen dit te melden bij de inspecteur. U vindt een aanmeldformulier op de website van de Belastingdienst (zoekterm ‘aanmelden KOR’). Het aanmeldformulier moet uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan door de Belastingdienst zijn ontvangen. Kiest u voor de KOR, dan moet u er drie jaar gebruik van maken.

Let op! U moet wellicht een deel van de afgetrokken btw op de vakantiewoning terugbetalen als u er in 2023 voor kiest om deel te nemen aan de kleineondernemersregeling. Dit is het geval als er na het jaar van aankoop van de vakantiewoning minder dan negen jaar zijn verstreken. Neem dit mee bij uw keuze of neem hierover contact met ons op.

Wanneer u een jaaromzet van maximaal € 1.800 heeft, dan kunt u de kleineondernemersregeling voor de btw toepassen zonder dit te melden bij de Belastingdienst. Ook de minimale termijn van drie jaar voor toepassing van de KOR wordt losgelaten. Deze regeling geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

Ontvangen of terugbetalen btw bij gewijzigd gebruik of verkoop

Als het eigen gebruik van de vakantiewoning wijzigt, wordt de btw die u in aftrek heeft gebracht, herzien. Wordt het eigen gebruik groter, dan zult u mogelijk btw terug moeten betalen. Daalt het eigen gebruik, dan krijgt u mogelijk (extra) btw terug. Deze herziening moet u gedurende de negen jaar volgend op het jaar van aanschaf jaarlijks uitvoeren. De herziening vindt plaats op 1/10 deel van de aankoop-btw. Herziening blijft achterwege als deze minder dan 10% bedraagt van de aan het jaar toe te rekenen reeds in aftrek gebrachte btw.

Voorbeeld

In 2023 wordt de vakantiewoning voor 60% verhuurd en voor 40% door u zelf gebruikt. U moet een herziening toepassen op 1/10 van € 21.000 = € 2.100. Van deze € 2.100 heeft u 70% (= € 1.470) terugontvangen. In 2023 heeft u echter maar recht op 60% (= € 1.260). Het verschil bedraagt € 210. Dit is hoger dan 10% van de aan 2023 toe te rekenen al in aftrek gebrachte btw (10% van € 1.470 = € 147). De herziening blijft daarom niet achterwege en u moet in 2023 € 210 aan btw terugbetalen.

Let op! Als u de aankoop-btw heeft teruggevraagd, wordt uw vakantiewoning in het jaar van aankoop en de negen jaren daaropvolgend voor de btw gevolgd. Herziening van btw vindt niet alleen plaats bij wijziging in het gebruik zoals in het voorbeeld hiervoor, maar ook als u bijvoorbeeld de woning alleen nog maar zelf gebruikt (en dus niet meer verhuurt) of als u de woning verkoopt zonder btw. In de laatste twee gevallen zult u de volledige btw over de nog resterende jaren in één keer moeten terugbetalen.

Voorbeeld

Op 1 januari 2024 verkoopt u de vakantiewoning aan een particulier, die deze gaat gebruiken voor eigen gebruik. Volgens de wettelijke regels kunt u geen btw berekenen over deze verkoop. Heeft u de vakantiewoning in 2018 gekocht, dan moet u wel de in 2018 in aftrek gebrachte btw over de nog resterende periode herzien. Op 1 januari 2024 zijn vijf van de negen herzieningsjaren verlopen. Dit betekent dat u nog voor vier jaren 1/10 van € 14.700 moet terugbetalen aan de Belastingdienst, tezamen € 5.880 (= viermaal € 1.470).

Tip! Verkoopt u de vakantiewoning uit het voorbeeld na 31 december 2027, dan heeft dit geen gevolgen meer voor de in 2018 in aftrek gebrachte btw bij aankoop.

Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden waardoor u de btw die u bij aankoop heeft teruggekregen, niet hoeft terug te betalen. Gaat de koper de woning bijvoorbeeld voor meer dan 90% voor met btw belaste activiteiten gebruiken, dan kunt u mogelijk op verzoek de vakantiewoning toch met btw verkopen. Het voordeel hiervan is dat u dan niet de aankoop-btw hoeft te herzien. Ook bij verkoop binnen twee jaar na de eerste ingebruikname van de vakantiewoning wordt de verkoop met btw belast en treedt hetzelfde effect op. Zet de koper van uw vakantiewoning uw activiteiten van verhuur ongewijzigd voort, dan is het misschien zelfs mogelijk om de woning zonder btw te verkopen en hetzelfde effect te bereiken. Hiervoor moet de verkoop van de woning kunnen worden aangemerkt als overdracht van een algemeenheid van goederen.

Tip! De verkoop van uw vakantiewoning kan diverse btw-gevolgen hebben. Laat u daarom, voordat tot verkoop wordt overgegaan, altijd eerst adviseren.

Overdrachtsbelasting

Bij verkoop van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd. Koopt u een nieuwe, nog niet eerder gebruikte vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden en geldt een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. In alle overige gevallen is sinds 1 januari 2023 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd.

Koopt u een vakantiewoning inclusief inventaris, dan wordt over het aandeel van de inventaris in de koopsom geen overdrachtsbelasting berekend.

Let op! Het tarief van 2% overdrachtsbelasting geldt alleen voor de woning waarin u zélf voor langere tijd gaat wonen en dus niet voor een tweede woning. Voor jongeren tussen 18 en 35 jaar die zélf voor langere tijd in een woning gaan wonen, geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor woningen met een waarde t/m € 440.000.

Inkomstenbelasting

De vakantiewoning zal over het algemeen belast zijn in box 3. In box 3 betaalt u geen belasting over de ontvangen huur, maar over de WOZ-waarde van de vakantiewoning. De te betalen belasting in box 3 wordt tegenwoordig berekend over de werkelijke verdeling van uw vermogen in spaargeld, beleggingen en schulden. Een vakantiewoning wordt gerekend tot de beleggingen. Hierover wordt in 2023 een fictief rendement verondersteld van 6,17%. Hierover betaalt u 32% belasting. Dit percentage wordt in verhoogd naar 33% en in 2025 naar 34%. 
Let op! Als de exploitatie van uw vakantiewoning dusdanige vormen aanneemt dat deze het normale actieve vermogensbeheer te buiten gaat, wordt de vakantiewoning niet belast in box 3, maar worden de inkomsten belast in box 1.

Onroerendezaakbelasting (OZB)

Voor de heffing van de onroerendezaakbelasting (OZB) is bij vakantiewoningen de vraag van belang of ze ook als woning kunnen worden aangemerkt. De rechter heeft beslist dat niet van belang is of een vakantiewoning al dan niet permanent bewoond mag worden en als dit niet is toegestaan, of dit bewonen al dan niet gedoogd wordt. Wel van belang is of de woning beschikt over eigen voorzieningen, zoals een badkamer, sanitair en kookgelegenheid. Zo ja, dan is de woning bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken. De vakantiewoning is dan naar aard en inrichting bestemd en geschikt om enigszins duurzaam voor bewoning te dienen en wordt dan als woning aangemerkt.
Kan een vakantiewoning als woning worden aangemerkt, dan betekent dit dat voor de OZB alleen een aanslag eigenarenheffing kan worden opgelegd. Een aanslag gebruikersheffing kan de gemeente niet opleggen. Bovendien geldt voor woningen meestal een lager OZB-tarief dan voor niet-woningen. Bij een vakantiewoning die aan bovengenoemde eisen voldoet, krijgt u dus slechts één heffing opgelegd en is op deze heffing veelal een lager tarief van toepassing.

Verbod op permanente bewoning

Is permanente bewoning verboden, dan drukt dit wel de WOZ-waarde, zo besliste de rechter in het verleden. Ga dus na of een eventueel verbod op permanente bewoning in de WOZ-waarde is meegenomen.

Forensenbelasting

Een gemeente heeft de mogelijkheid forensenbelasting te heffen. Dit kan als u in een andere plaats dan uw woonplaats een woning voor minstens 90 dagen per jaar ter beschikking heeft. Het is niet van belang of u ook daadwerkelijk 90 dagen of meer in de woning verblijft. Verblijft u permanent in uw vakantiewoning, dan is forensenbelasting niet van toepassing.

Dagen dat u de woning verhuurt dan wel de woning gebruikt om de woning beschikbaar te maken of te houden voor verhuur, tellen dus niet mee. Bij het beschikbaar maken of houden voor verhuur kunt u bijvoorbeeld denken aan het plegen van onderhoud, zoals het verven van het houtwerk. Verhuurt u de woning voor een bepaalde periode via een derde, maar kunt u zelf gebruikmaken van de woning als deze in de betreffende periode niet verhuurd wordt, dan tellen deze dagen wel mee. De woning staat u dan immers ter beschikking.

Tot slot

Met betrekking tot de aankoop en het gebruik van een vakantiewoning kunt u met verschillende belastingen te maken krijgen. In deze advieswijzer hebben wij geprobeerd een algemeen beeld te schetsen. Neem voor de fiscale gevolgen in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Recht op Tozo moet bewezen kunnen worden

Tijdens de coronacrisis konden zelfstandige ondernemers een beroep doen op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) als hun inkomen onder de bijstandsnorm kwam te liggen. Dat het inkomen onder deze norm kwam te liggen, moet desgevraagd bewezen kunnen worden. Dit blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland.

Tozo

Geld

Tijdens de coronacrisis had met name het mkb te lijden onder talrijke beperkende maatregelen, zoals bijvoorbeeld de sluiting van de horeca. Om de getroffen ondernemers financieel tegemoet te komen, trof de overheid tal van maatregelen. Een ervan, de Tozo, kon voorzien in inkomensondersteuning en in een lening voor bedrijfskapitaal.

Bewijs vereist

Een ondernemer die tijdens de coronacrisis de Tozo had aangevraagd en had gekregen, diende onlangs te bewijzen dat zijn inkomen onder de bijstandsnorm terecht was gekomen. De man was vennoot in een vof die een tweetal horecazaken exploiteerde. Bij een controle van de financiële stukken bleek dat de vof in de betreffende periode een jaarwinst van bijna € 143.000 had gerealiseerd. Omdat de aanvrager van de Tozo voor eenderde deel gerechtigd was tot de winst, diende hij aan te tonen dat hij desondanks onder de bijstandsnorm terecht was gekomen.

Oordeel rechter

Ook de rechter was van mening dat de man verplicht was aan te tonen dat zijn inkomen onder de bijstandsnorm bleef. Hij werd hiertoe herhaald in de gelegenheid gesteld, maar de geleverde informatie bleef onvoldoende. Dit leidde ertoe dat de volledige Tozo van ruim € 13.000 terugbetaald diende te worden. Ook de boete van € 650 bleef in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hof houdt vast aan bestaande immateriële schadevergoeding WOZ-zaken

Als u het met een beslissing van de fiscus niet eens bent, kunt u in bezwaar en beroep. Duurt de uitspraak langer dan redelijkerwijs verondersteld mag worden, dan heeft u recht op een schadevergoeding. Het kabinet wil dergelijke schadevergoedingen in WOZ-zaken afschaffen.

Geringe bedragen

Geld

Het gaat bij WOZ-zaken maar om geringe bedragen en dus zal ook de spanning en frustratie minder zijn. De schadevergoeding kan dan ook wel wat minder, aldus het kabinet.

Omvang vergoeding

In het verleden heeft de Hoge Raad de regels rondom een schadevergoeding bepaald. Voor wat betreft de hoogte, werd deze bepaald op een vergoeding van € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar. Daarbij stelde de Hoge Raad in beginsel de termijn voor de afhandeling van een bezwaar op een half jaar en die voor de afhandeling van een beroep op anderhalf jaar.

Termijn overschreden met één dag

In een zaak die onlangs werd behandeld door het gerechtshof in Den Haag, was de termijn in een WOZ-geschil met precies één dag overschreden. De afhandeling van het bezwaar en daaropvolgende beroep had twee jaar en één dag geduurd, net een dag te laat dus. De rechtbank vond, gelet op de geringe overschrijding, een schadevergoeding niet op zijn plaats. Het gerechtshof dacht hier anders over. Overeenkomstig bovenstaande uitgangspunten was er sprake van een overschrijding met een gedeelte van een half jaar. Volgens het Hof diende de bezwaarmaker daarom een schadeloosstelling van € 500 te ontvangen.

Lagere overheden

In het recente verleden hebben verschillende rechtbanken in WOZ-geschillen al een lagere schadeloosstelling toegekend, ook wanneer de termijn ruimer was overschreden. Ze liepen daarmee al vooruit op de voornemens van het kabinet. Zo verlaagde rechtbank Zeeland-West-Brabant de schadevergoeding onlangs nog in een WOZ-geschil tot € 50 per termijnoverschrijding van een half jaar. Sommige andere rechtbanken hielden juist vast aan de door de Hoge Raad vastgestelde vergoeding van € 500.

Let op! Het kabinet wil het afschaffen van schadevergoedingen in WOZ-zaken regelen in het Belastingplan 2024. Gelet op de demissionaire status van het kabinet, is het nog niet zeker of dit doorgaat.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vakantietrip of zakenreis?

Wie in een auto van de zaak rijdt, heeft met de bekende bijtelling te maken. Om die te voorkomen, kunt u het privégebruik van de auto beperken tot maximaal 500 kilometers per jaar. Vallen kilometers die gemaakt worden voor een vakantietrip gecombineerd met een zakelijk karakter onder privé of zakelijk?

Zakelijke wintersport?

Paspoort

In het verleden heeft de rechter zich uitgesproken over de vraag hoe we dienen om te gaan met een rit die deels zakelijk, deels privé is. In de betreffende zaak had een werknemer de auto van de zaak gebruikt voor een rit naar de wintersport en had tijdens die vakantie ook een zakelijk bezoek afgelegd. Wat speelde er?

Fabrieksbezoek

In de betreffende zaak was de dga van een bedrijf met zijn gezin met de auto van de zaak naar Italië gereden voor een weekje wintersport. Tijdens deze vakantie had de dga een bezoek gebracht aan een fabriek waar zijn bv een slijpmachine had besteld. Deze fabriek lag 325 kilometer van het vakantieadres af. De vraag was hoeveel kilometers er als zakelijk en hoeveel er als privé moesten worden aangemerkt.

Wat is het hoofddoel?

Het Hof Amsterdam kwam tot de conclusie dat er in deze zaak zowel een zakelijk als een privédoel aan de ritten ten grondslag lagen. Volgens het Hof kon noch het zakelijke doel, noch het privédoel als hoofddoel worden aangemerkt. In dat geval kunnen dergelijke autoritten slechts als zakelijk worden bestempeld als ze door een vergelijkbare persoon die niet in dienst is bij de bv niet, of niet in dezelfde omvang zouden zijn gemaakt. 

Let op! Voor wat betreft de vergelijkbaarheid van de persoon moet gekeken worden naar inkomen, vermogen en gezin.

Wintersport is gemeengoed

Volgens het Hof zijn wintersportvakanties inmiddels gemeengoed geworden. Met de dga vergelijkbare personen zouden dergelijke ritten ook hebben kunnen maken. De autoritten werden daarom als privé aangemerkt. Daardoor kwamen de privékilometers boven de 500, waardoor de bijtelling van toepassing was en de vakantie achteraf fors duurder uitviel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bijbaan na studie verhindert toepassing 30%-regeling niet

Werkgevers die een werknemer uit het buitenland te werk stellen mogen onder voorwaarden de zogenaamde 30%-regeling toepassen. Betreffende werknemers mogen dan in beginsel niet al in Nederland werkzaam zijn. Hierop bestaat echter een uitzondering, die door de rechtbank Noord-Holland is verruimd.

30%-regeling

De 30%-regeling is een tegemoetkoming in verband met kosten die werknemers maken die naar Nederland of het buitenland worden uitgezonden. De regeling houdt in dat in beginsel 30% van het salaris onbelast kan worden uitbetaald. Een van de voorwaarden is dat de werknemer over een specifieke deskundigheid beschikt.

Niet al in Nederland werkzaam

De faciliteit kan niet worden toegepast als werknemers al in Nederland werkzaam zijn. Hierop bestaat een uitzonderring als men werkzaam is in het kader van een studie of stage. In bovenstaande rechtszaak ging het om een buitenlandse werkneemster die al in Nederland een bijbaan had, terwijl ze haar studie al had afgerond.

Gelijkheidsbeginsel

De rechtbank was van mening dat de werkneemster volgens de wettelijke definitie niet van de 30%-regeling gebruik kon maken. Ze was immers niet meer werkzaam in het kader van haar studie of stage. Toch werd ze door de rechtbank in het gelijk gesteld, en wel met toepassing van het gelijkheidsbeginsel.

Tijdens de rechtszaak kwam namelijk vast te staan dat in de praktijk een bijbaan tijdens de studie, ongeacht of die in het kader van een stage of opleiding plaatsvindt, niet in de weg staat aan toepassing van de 30%-regeling. Kennelijk is dit een verruiming ten opzichte van het beleid, waarbij dit een uitzondering is op de eis dat sprake moet zijn van werkzaamheden in het kader van een opleiding of stage. 

Werknemer krijgt gelijk

De rechtbank stelde de werkneemster op grond van deze verruiming daarop in het gelijk. De rechtbank zag niet in waarom een bijbaan tijdens de studieperiode, ongeacht of die in het kader van een stage of opleiding plaatsvindt, niet vergelijkbaar zou zijn met een bijbaan die niet in het kader van een studie of stage plaatsvindt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geërfde schulden niet van invloed op maximum excessief lenen

Erft u aandelen in een bv? Bevat deze erfenis ook schulden? Heeft u in de betreffende bv een aanmerkelijk belang? En bedragen door de erfenis de schulden bij de bv meer dan € 700.000? Dan volgt over het meerdere gewoon belastingheffing in box 2.

Let op! Dat de schulden geheel of deels voortkomen uit een erfenis, heeft dus geen invloed op het maximum volgens de Wet excessief lenen bij de eigen bv!

Wet excessief lenen

Sparen

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is sinds 1 januari 2023 van kracht. De wet komt er in het kort op neer dat een houder van een aanmerkelijk belang niet meer dan € 700.000 aan leningen bij zijn eigen vennootschap mag bezitten. Liggen de schulden boven dit bedrag, dan moet over het meerdere met de fiscus worden afgerekend in box 2 tegen 26,9% (2023).

Oorzaak overschrijding niet van belang

Uit bovenstaande casus inzake een erfenis volgt dat de oorzaak van de overschrijding van het maximum niet van belang is. Wettelijk is er alleen een uitzondering gemaakt voor hypothecaire schulden inzake een eigen woning die in box 1 valt. Deze schulden zijn niet van invloed op het maximum van € 700.000.

Wetgever wilde geen uitzondering

Bij de totstandkoming van de Wet excessief lenen heeft de wetgever voor bovengenoemde situatie uitdrukkelijk geen uitzondering op willen nemen. Volgens de wetgever bevatten de huidige wettelijke voorschriften voldoende mogelijkheden om aan eventuele problemen tegemoet te komen. Zo kan onder andere de te betalen belasting bij aflossing van de schulden weer via verrekening worden teruggekregen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscale gevolgen schenken onder voorwaardelijke last

Als u een schenking doet, is in de regel schenkbelasting verschuldigd. Maar hoe zit dat als u schenkt onder een last, ofwel als de ontvanger een tegenprestatie moet leveren? Is dan direct schenkbelasting verschuldigd over de gehele schenking?

Schenking aandelen

Schenken

Een kennisgroep van de Belastingdienst gaf onlangs antwoord in een casus waarin een voorwaardelijke last tot betalen van een vergoeding aan de ontvanger van een schenking was opgelegd. In de casus werden aandelen geschonken onder een last. Die bestond eruit dat de ontvanger bij verkoop van de aandelen aan een derde de waarde van de aandelen bij schenking moest betalen aan de schenker, onder aftrek van een bepaald bedrag.

Let op! Of de last zich in de toekomst gaat voordoen, was in deze casus op het moment van schenken nog onduidelijk. Daarom was sprake van een voorwaardelijke last.

Schenking in delen

De kennisgroep geeft aan dat de schenking onder een voorwaardelijke last gezien wordt als een schenking die in twee delen uiteenvalt. Enerzijds is er direct een onvoorwaardelijke schenking van de aandelen, anderzijds is er een voorwaardelijke last.

Schenkbelasting?

Het gevolg is dat over de waarde van de schenking direct schenkbelasting moet worden betaald. Pas op het moment dat de last in werking treedt, kan deze geheven schenkbelasting (deels) worden teruggevraagd. Door de last valt de waarde van de schenking dan namelijk lager uit.

Let op! Voor de vermindering van betaalde schenkbelasting moet een verzoek worden ingediend door middel van het indienen van een aangifte schenkbelasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Eigen woning 2023

Voor de eigen woning gelden duidelijke en strenge fiscale regels. Een lening voor de eigen woning moet bijvoorbeeld aan aflossingseisen voldoen om voor renteaftrek in aanmerking te komen. En die renteaftrek is inmiddels afgebouwd. Wellicht wilt u extra aflossen, maar is dat wel verstandig? Deze en meer zaken die u moet weten bij de aanschaf en het bezit van een eigen woning vindt u hier in een notendop.

Welke regels van toepassing zijn, is afhankelijk van uw individuele situatie. In deze advieswijzer komen verschillende situaties aan bod.

Eigenwoninglening, aflossing en renteaftrek

Woning

Voor een eigenwoninglening geldt dat de rente alleen aftrekbaar is als de lening in maximaal 30 jaar volledig en ten minste annuïtair wordt afgelost. Dit betekent dat de maandelijkse som van rente plus aflossing tijdens de rentevaste periode hetzelfde blijft. Naast de aflossingseis geldt de voorwaarde dat de lening is aangegaan ter verwerving, onderhoud of verbetering van de eigen woning.
Deze regels gelden in principe voor elke lening die vanaf 1 januari 2013 is afgesloten. Het kan echter zijn dat een op of na 1 januari 2013 afgesloten lening onder overgangsregels valt. Er gelden dan geen aflossingseisen. Onze adviseurs kunnen u informeren over uw eigen, specifieke situatie.

Gevolgen niet-nakomen aflossingsverplichtingen

De aflossingsverplichtingen moeten bij het aangaan van de lening in de leenovereenkomst zijn overeengekomen en ook worden nageleefd. Als op een lening te weinig wordt afgelost, is de rente op die lening in principe niet meer aftrekbaar. Gelukkig is het mogelijk om, onder voorwaarden, een tijdelijke achterstand in aflossingen te herstellen of een nieuw aflossingsschema af te spreken. Als tijdig aan deze herstelmogelijkheden wordt voldaan, blijft de renteaftrek behouden. Wordt niet tijdig aan deze herstelmogelijkheden voldaan, dan gaat de renteaftrek op dat moment verloren.

Tip! Het verlies aan renteaftrek is niet definitief. Als u de aflossingsachterstand die aanwezig was op het moment van verlies van de renteaftrek weer inhaalt, is de rente vanaf dat moment weer aftrekbaar.

Informatieverplichtingen

Heeft u een eigenwoninglening waarvoor een aflossingseis geldt en is deze lening niet afgesloten bij een in Nederland gevestigde bank, verzekeraar of andere financiële instelling, dan heeft u een informatieplicht. Deze informatieplicht loopt via uw aangifte inkomstenbelasting voor alle schulden die zijn aangegaan na 31 december 2015 en voor alle wijzigingen in uw eerder afgesloten lening die zich voordoen vanaf 1 januari 2016. Onder de informatieplicht vallen onder andere de NAW-gegevens van de leningverstrekker, de hoogte van de lening, de looptijd en het rentepercentage. Voldoet u niet (tijdig) aan uw informatieplicht, dan is de rente niet aftrekbaar. Indien u in een later jaar alsnog de informatie verstrekt, is de rente vanaf het daaropvolgende jaar (weer) aftrekbaar.

Let op! Dit geldt dus ook voor de dga die een lening voor zijn eigen woning heeft afgesloten bij zijn eigen bv.

Beperking renteaftrek in de hoogste schijf

Vanaf 2014 is de maximale renteaftrek van de hypothecaire lening jaarlijks verlaagd. Voor het jaar 2023 betekent dit dat de rente die aftrekbaar is in de hoogste belastingschijf (49,5%) niet meer tegen 49,5%, maar tegen maximaal 36,93% aftrekbaar is. Deze aftrekbeperking geldt zowel voor leningen die afgesloten zijn na 1 januari 2013 als voor leningen die voor die datum zijn afgesloten.

Overgangsrecht: bestaande eigenwoninglening

Voor een oude eigenwoninglening hoeft u niet aan de aflossingseis te voldoen. Een oude eigenwoninglening is een lening die u op 31 december 2012 voor uw eigen woning had (hoofdregel). In een aantal uitzonderingsgevallen wordt ook een na 31 december 2012 afgesloten lening (gedeeltelijk) aangemerkt als een oude eigenwoninglening. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien in de periode tot eind 2013 sprake is geweest van tijdelijke huur tussen twee eigen woningen in, de aankoop van een andere woning of van het verrichten van onderhoud of verbetering aan de eigen woning. Daarnaast is er een regeling voor expats.

Oversluiten lening

Uw lening blijft aangemerkt als een oude eigenwoninglening als u deze (gedeeltelijk) oversluit, bijvoorbeeld bij het aflopen van uw rentevaste periode of bij de aankoop van een nieuwe woning. Leent u echter een hoger bedrag, dan wordt het extra bedrag aangemerkt als nieuwe eigenwoninglening en is de rente hierover alleen aftrekbaar als aan de aflossingseisen wordt voldaan.

Verzekeringen eigen woning

Vanaf 1 januari 2013 is het niet meer mogelijk om een nieuw spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct gekoppeld aan de eigen woning af te sluiten. Heeft u een bestaand spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct gekoppeld aan de oude eigenwoninglening, dan wijzigt er niets.

Deze blijft vrijgesteld in box 1. Een gekoppeld spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct volgt het overgangsrecht dat geldt voor de oude eigenwoninglening: is uw in 2013 afgesloten lening aan te merken als een oude eigenwoninglening, dan was het ook nog mogelijk om hier in 2013 een spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct aan te koppelen.

Tip! In beginsel kunt u vanaf 1 april 2017 vrij gebruikmaken van de vrijstelling voor uw spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct. Afkoop is over het algemeen financieel niet aantrekkelijk. Overleg daarom vooraf met onze adviseurs over uw eigen situatie.

(Extra) aflossen of niet?

Nu de rente op een spaarrekening nagenoeg nihil is, is de vraag of extra aflossen misschien raadzaam is. Aflossen heeft verschillende fiscale en financiële gevolgen. We zetten er een aantal op een rij:

  • U hoeft na aflossing geen hypotheekrente meer te betalen.
  • U kunt na aflossing die rente niet meer in aftrek brengen in box 1.
  • Houd er rekening mee dat u mogelijk boeterente moet betalen vanwege de extra aflossing.
  • De rente op uw spaarrekening zult u waarschijnlijk nauwelijks missen gezien de lage rentestand.
  • Mogelijk bespaart u belasting in box 3 vanwege het voor de aflossing gebruikte spaargeld.
  • Heeft u uw hypotheek afgelost, dan heeft u ook geen bijtelling (meer) vanwege het eigenwoningforfait. Deze faciliteit wordt echter vanaf 2019 in dertig jaar geleidelijk afgebouwd. Dit betekent dat u in 2023 nog maar 83,33% van het verschil tussen uw eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten voor uw eigen woning als aftrek krijgt. Het percentage neemt ieder jaar af met 3,33%. Vanaf 1 januari 2048 vervalt de aftrek helemaal.

Let op! Of het raadzaam is om af te lossen op uw hypothecaire lening, is volledig afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden. Mogelijk heeft u uw spaargeld op een later moment voor andere doeleinden nodig. Gebruikt u uw spaargeld om af te lossen, dan zit dit geld echter ‘vast’ in uw woning en kunt u dit alleen weer vrij besteedbaar krijgen door verkoop van de woning of het afsluiten van een nieuwe lening. Bedenk daarbij dat het niet altijd zal meevallen om een nieuwe lening af te sluiten en dat bovendien de rente die u op deze lening betaalt dan niet meer aftrekbaar is in box 1. Laat u zich daarom goed adviseren over uw persoonlijke situatie.

Restschulden

Als de verkoopopbrengst van uw eigen woning onvoldoende is om uw eigenwoningschuld en de verkoopkosten te dekken, blijft u zitten met een restschuld. Als deze restschuld is ontstaan in de periode tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017, dan mag u de rente over deze restschuld gedurende vijftien jaar na het ontstaan ervan in aftrek brengen in box 1.

Verhuisregelingen

U kunt onder voorwaarden ook uw te koop staande lege of gekochte lege eigen woning onder de eigenwoningregeling houden en de rente op de bijbehorende leningen in aftrek blijven brengen; de termijn voor deze verhuisregelingen bedraagt maximaal drie jaar na het jaar waarin u de oude woning heeft verlaten. Voor uw woning die vanaf 2020 leeg te koop staat of voor uw woning die u vanaf 2020 kocht en die in 2023 nog leegstaat of in aanbouw is, heeft u daarom tot en met 31 december 2023 nog renteaftrek.

Rentemiddeling

Rentemiddeling biedt een mogelijkheid om tegen een lagere hypotheekrente te lenen zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald hoeft te worden. Bij rentemiddeling is de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevaste periode. Hiermee wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep.

De boeterente bij rentemiddeling is eveneens aftrekbaar. Naast de boeterente kan het rentepercentage ook verhoogd worden met andere opslagen die geen verband houden met de boeterente. Bijvoorbeeld een opslag voor het risico van vroegtijdig aflossen van de hypotheekschuld. Deze andere opslagen, boven op de hypotheekrente en de boeterente, mogen in totaal niet hoger zijn dan 0,2%. In dat geval is er ook sprake van renteaftrek voor de andere opslagen.

Tip! Onderzoek of in uw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.

Verhoogde schenkingsvrijstelling verlaagd

Vanaf 2017 kan gebruikgemaakt worden van een verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eenmalige schenking aan uw kind of aan een derde voor een eigen woning. Deze vrijstelling is fors verlaagd en bedraagt in 2023 nog € 28.947. De vrijstelling wordt in 2024 geheel afgeschaft.

Let op! Het bedrag van de vrijstelling is gelijk aan het bedrag van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen. Deze vrijstelling blijft wel gehandhaafd.

De schenking voor een eigen woning die voor het eerst in 2022 plaatsvond maar waarvoor toen nog niet het maximum van de vrijstelling is benut, mag in 2023 nog vrijgesteld worden aangevuld tot en met € 106.671. Vond de schenking voor het eerst in 2021 plaats en is in 2022 het maximum van de vrijstelling nog niet benut, dan kunt u in 2023 nog vrijgesteld aanvullen tot en met € 105.302. Voorwaarde voor de aanvullingen is wel dat in het jaar van de eerdere schenking(en) een beroep gedaan is op de vrijstelling voor de eigen woning in de aangifte schenkbelasting voor dat jaar.
Aan de vrijstelling ten behoeve van een eigen woning zijn wel diverse voorwaarden verbonden.

Wijziging overdrachtsbelasting

Vanaf 1 januari 2021 is er een eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting voor jongeren tussen 18 en 35 jaar die een eigen woning kopen en deze zelf gaan bewonen. De vrijstelling is beperkt tot woningen met een waarde van maximaal € 440.000. De vrijstelling geldt ook voor jongeren die al een woning bezitten en vóór hun 35ste een andere woning kopen. Op deze manier wordt bereikt dat men één keer van de vrijstelling kan genieten. De overdrachtsbelasting voor degenen die niet voor de vrijstelling in aanmerking komen, blijft 2%.

Let op! Bij aanschaf van vakantiewoningen en woningen ter belegging of voor de verhuur betaalt u vanaf 1 januari 2023 10,4% overdrachtsbelasting.

Lening energiezuinige woning

Bij het Nationaal Energiebespaarfonds kunt u tegen een aantrekkelijke rente een lening afsluiten om uw woning energiezuiniger te maken. Het bedrag van de lening moet liggen tussen de € 1.000 en € 27.000 en de looptijd bedraagt zeven, tien, vijftien of twintig jaar. De lening mag alleen gebruikt worden voor energiebesparende maatregelen. Wilt u maatregelen nemen om uw woning volledig energievrij te maken, dan is een lening mogelijk van maximaal € 71.000. Deze lening moet u binnen zeven, vijftien of twintig jaar aflossen.

Btw op zonnepanelen terugvragen

Het btw-tarief op zonnepanelen die u op uw woning legt, is per 1 januari 2023 verlaagd naar 0%. Voor particulieren betekent dit in de meeste gevallen dat men zich niet meer bij de Belastingdienst hoeft aan te melden vanwege de btw en ook geen btw-aangifte meer hoeft te doen. Heeft u uw zonnepanelen aangeschaft vóór 2023, dan is hierover 21% btw gerekend. Deze btw heeft u terug kunnen vragen. U moest daartoe binnen zes maanden na het jaar van aanschaf het formulier ‘Opgaaf zonnepaneelhouders’ naar de Belastingdienst zenden. Na deze periode kunt u nog vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de zonnepanelen zijn gekocht, het formulier inzenden. Wilt u hier meer over weten, vraag dan de Advieswijzer ‘Zonnepanelen op uw woning’ bij ons op.

Laag tarief btw schilderen, stukadoren en isoleren oudere woning

Is uw woning ouder dan twee jaar, dan bedraagt het btw-tarief voor schilderen, stukadoren en het aanbrengen van isolatiemateriaal geen 21%, maar slechts 9%.

Vragen?

De fiscale regels met betrekking tot uw eigen woning zijn niet eenvoudig. Het naast elkaar bestaan van verschillende regelingen kan de uitwerking behoorlijk ingewikkeld maken, zeker bij complexere situaties als verhuizing, echtscheiding, trouwen en overlijden. Neem voor uw eigen, specifieke situatie daarom contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laatste oproep Belastingdienst aan niet-betalers coronabelastingschulden!

Heeft u een achterstand in de aflossing van coronabelastingschulden? Dan loopt u deze week tegen een harde deadline aan. Om invorderingsmaatregelen en bijkomende (veelal hoge) kosten te voorkomen, heeft u tot en met 28 augustus 2023 de tijd om in één keer het hele bedrag van uw coronabelastingschulden te betalen.

Voorwaarden betalingsregeling coronabelastingschulden

Geld

De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 in beginsel in maandelijkse, gelijke termijnen worden afgelost. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd. Voorwaarde voor de betalingsregeling is dat u zich ook aan die maandelijkse aflossing houdt.

Andere voorwaarden zijn dat u tijdig de juiste belastingaangiften – onder meer btw en loonheffing – indient voor belastingen vanaf 1 oktober 2022 en dat u tijdig en volledig de betalingen doet die daaruit voortvloeien.

Brieven Belastingdienst

Als u een betalingsachterstand heeft op de coronabelastingschulden en/of de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022, ontving u daarover al meerdere brieven van de Belastingdienst. In deze brieven werd u gemaand om uw betalingsachterstand in te lopen.

Let op! De betalingsachterstand kan bestaan uit niet betaalde nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022, niet betaalde aflossingen op uw coronabelastingschulden of uit een combinatie van beide.

Intrekken betalingsregeling

Reageerde u niet op de laatste brief uit april 2023, dan heeft u in juli 2023 een brief van de Belastingdienst ontvangen waarin de betalingsregeling wordt ingetrokken. De datum van de brief was 15 augustus 2023. Om invorderingsmaatregelen en bijkomende (veelal hoge) kosten te voorkomen, heeft u nog tot en met 28 augustus 2023 de tijd om in één keer het hele bedrag van uw coronabelastingschulden te betalen.

Tip! Loopt u maximaal één termijn achter in de coronabetalingsregeling, dan trekt de Belastingdienst niet meteen de betalingsregeling in. Het gaat dus om ondernemers die meer dan één termijn achterlopen en/of een structurele achterstand hebben op de nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Voorkomen intrekken betalingsregeling

Wilt u voorkomen dat de betalingsregeling wordt ingetrokken, dan moet u in ieder geval zorgen dat u aan alle nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022 voldoet. Alleen dan kunt u nog vragen om aanpassing van de betalingsregeling van uw coronabelastingschulden.

Tip! U kunt dan onder meer verzoeken de schuld in zeven in plaats van vijf jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. Tot slot kunt u ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg van zo’n verzoek is wel dat uw af te lossen maandbedragen die daarna nog volgen, hoger worden.

Niet eens met intrekken betalingsregeling?

De staatssecretaris heeft toegezegd dat het intrekken van de betalingsregeling met de grootste zorgvuldigheid gebeurt. Is de intrekking niet terecht naar uw mening, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met de Belastingdienst. De Belastingdienst kan de intrekking dan mogelijk nog ongedaan maken.

Is dat niet mogelijk, dan kunt u in beroep tegen de intrekking van de betalingsregeling. Doe dit wel snel, want uw beroep moet vóór 25 augustus 2023 bij de Belastingdienst binnen zijn!

Uw beroep stuurt u naar:

Belastingdienst
T.a.v. de directeur
Postbus 100
6400 AC Heerlen

Invorderingsmaatregelen

Doet u niets, dan start de Belastingdienst met de invorderingsmaatregelen vanaf 1 september 2023. U ontvangt dan eerst een aanmaning. Als u dan nog niet betaalt, ontvangt u een dwangbevel. Betaalt u dan nog steeds niet, dan neemt de Belastingdienst verdere maatregelen. Dit kan betekenen dat de Belastingdienst beslag legt op bijvoorbeeld uw inventaris, auto of bankrekening en deze daarna verkoopt. De Belastingdienst kan ook uw faillissement aanvragen.

Let op! Aan een dwangbevel kunnen hoge kosten verbonden zijn. De hoogte van deze kosten hangt namelijk af van de hoogte van uw belastingschulden. Ook de kosten van een beslaglegging kunnen flink in de papieren lopen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging kleineondernemingsregeling per 2025

De zogenaamde kleineondernemersregeling (KOR) in de btw wordt per 1 januari 2025 gewijzigd. De wijziging is met name van belang voor ondernemers met geringe omzetten buiten de eigen lidstaat.

Kleineondernemersregeling (KOR)

Europa

De KOR komt er in het kort op neer dat ondernemers met een omzet van maximaal € 20.000 (2023) ervoor kunnen kiezen geen btw in rekening te brengen. Keerzijde is dat ze zelf dan ook geen btw af kunnen trekken. Hierdoor worden wel de administratieve lasten beperkt. De keuze voor de KOR is optioneel en wordt vooral gebruikt door kleinere ondernemers die leveren aan particulieren.

Europese richtlijn

De wijziging van de KOR vindt plaats op basis van een nieuwe Europese richtlijn. Hierdoor wordt het voor Nederlandse ondernemers met een kleine omzet in een andere lidstaat mogelijk daar de KOR te gebruiken. Andersom wordt het voor ondernemers uit een andere lidstaat met een geringe omzet in Nederland mogelijk om hier de KOR te gebruiken, als in eigen land ook een KOR geldt. Het is niet nodig dat de ondernemer in eigen land de KOR ook toepast.

KOR toepassen in andere lidstaat

Ondernemers die de KOR in een andere lidstaat willen toepassen, moeten onder de jaaromzetdrempel van het betreffende land blijven. In Nederland ligt deze drempel op € 20.000 (2023). Bovendien mag de ondernemer in de Europese Unie een omzet hebben van niet meer dan € 100.000.

Let op! Nederlandse ondernemers mogen in Nederland de KOR ook toepassen als hun omzet in de EU € 100.000 of meer bedraagt. In dat geval mogen ze in een lidstaat buiten Nederland de KOR dus niet toepassen.

Aftrekbeperking

De Nederlandse ondernemer die in Nederland de KOR niet toepast maar wel in het buitenland, heeft alleen recht op aftrek van voorbelasting voor zover deze samenhangt met belaste Nederlandse prestaties. De Nederlandse ondernemer die hier de KOR toepast en in het buitenland niet, heeft echter geen recht op aftrek van de totale voorbelasting, dus ook niet voor zover deze samenhangt met prestaties in het buitenland.

Minimale periode van drie jaar vervalt

Ondernemers die nu de KOR toepassen, kunnen deze pas na een periode van drie jaar weer opzeggen. Deze minimale periode van drie jaar vervalt in de nieuwe wetgeving. Hierdoor wordt toepassing van de KOR flexibeler, omdat de KOR – bijvoorbeeld bij een forse investering op dit moment – ook negatief kan uitpakken. Ondernemers die de KOR opzeggen of de jaaromzet overschrijden, kunnen hierna de KOR pas weer gaan toepassen na ommekomst van het kwartaal waarin de beëindiging in werking treedt, het resterende jaar en het daaropvolgende jaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nonchalance kost gemeente ruim € 4.300 schadevergoeding

Ook gemeentes moeten de wettelijke regels inzake heffingen nauwgezet toepassen. Gebeurt dit niet, dan kan een procedure fors in de papieren lopen. Dit bleek in een zaak voor rechtbank Gelderland, waarbij een conflict om een gemeenteheffing van € 8,10 maar liefst € 4.380,50 aan schadevergoedingen opleverde.

Afvalstoffenheffing

Schadevergoeding

In de betreffende zaak ging het om een afvalstoffenheffing. Deze bestond uit een variabel en een vast deel. Het variabele deel van € 8,10 had betrekking op het jaar 2020, het overige deel van bijna € 300 op het jaar 2021. Belastingplichtige voerde in zijn beroep aan dat de gemeente beide aanslagen niet op één aanslagbiljet mocht opvoeren.

De rechtbank kwam al snel tot de slotsom dat het niet in strijd met de wet is om beide heffingen te combineren op één aanslagbiljet. Inhoudelijk werd hij dan ook in het ongelijk gesteld.

Procedurele fouten

Echter bleek dat belanghebbende wel recht had op diverse schadevergoedingen. Nonchalance bij de gemeente had geleid tot meerdere procedurele fouten. Zo was om te beginnen niet tijdig op het bezwaar beslist. Dit leverde de maximale dwangsom van € 1.442 op.

Wanneer dwangsom?

Reageert een belastingheffende instantie niet tijdig op stukken waarvan is bepaald dat een beschikking moet worden afgegeven, zoals een bezwaar, dan kunt u een dwangsom eisen. Dit kan nadat de termijn verstreken is. Men heeft dan nog twee weken de tijd om te reageren. Gebeurt dat nog niet, dan kunt u een dwangsom eisen. Die bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daarop volgende veertien dagen € 35 per dag en de daarop volgende veertien dagen € 45 per dag. De dwangsom kan dus maximaal € 1.442 bedragen.

Schending hoorplicht

Ook had de gemeente de hoorplicht geschonden. Bij bezwaar gaat dient de bezwaarmakende partij vrijwel altijd eerst ‘gehoord’ te worden. Hierop bestaan enkele uitzonderingen, onder meer als het bezwaar niet voldoet aan de formele eisen en daar ook niet meer aan kan voldoen. Een andere uitzondering is wanneer overduidelijk is dat het bezwaar moet worden afgewezen.

Proceskostenvergoeding

Omdat het bovenstaand beroep gegrond was, werd een proceskostenvergoeding toegekend. Die bestaat uit vaste bedragen per onderdeel van de procedure. In totaal werd in deze zaak € 2.388,50 aan proceskostenvergoeding toegekend.

Immateriële schade

Een vergoeding voor immateriële schade is bedoeld als compensatie voor de lange wachttijd en de daarmee samenhangende spanning en frustratie van een procedure. De hoogte bedraagt € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar. In deze zaak had de uitspraak op bezwaar zo lang geduurd, dat de termijn met één maand werd overschreden. Dit leverde nog eens € 500 aan schadevergoeding op. Samen met de dwangsom, de proceskostenvergoeding en de vergoeding van het griffierecht, kwam de teller hiermee op €4.380,50 te staan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vergoeding waskosten, hoe zit het fiscaal?

Stel dat een werknemer van u bereid is de was van uw bedrijf, zoals handdoeken, thuis te reinigen. Mag u deze werknemer dan een fiscaalvrije vergoeding betalen en zo ja hoeveel?

Intermediaire kosten

Geld

Waskosten zijn aan te merken als zogenaamde intermediaire kosten. Dit zijn kosten van de werkgever die de werknemer zolang voor zijn rekening neemt. Deze kosten zijn belastingvrij te vergoeden. U hoeft ze derhalve niet onder te brengen in de werkkostenregeling.

Werkelijk bedrag

Welk bedrag u als kosten mag vergoeden, hangt af van de omstandigheden. Moet er bijvoorbeeld gewassen worden op 90 of op 40 graden, en hoe vaak? U mag het werkelijke bedrag van de kosten vergoeden, dus hiermee moet u zo goed mogelijk rekening houden. Uiteraard mag u naast de kosten van water, energie en wasmiddel ook een deel van de afschrijvingskosten en het onderhoud van de wasmachine vergoeden.

Richtlijnen Nibud

Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft richtlijnen ontwikkeld voor de kosten van dergelijke wasbeurten. Deze richtlijnen zou u ook mogen hanteren voor een onbelaste vergoeding voor uw werknemer (bron: NIBUD, aug 2023):

Voor een wasbeurt betaalt u water, wasmiddel en de afschrijving en onderhoud van de wasmachine. Hoe hoger de temperatuur, hoe meer energie er wordt verbruikt.

Een was op 90 graden komt neer op € 1,67, een was op 60 graden € 1,26, bij 40 graden € 1,09 en bij 30 graden bent u  € 0,93 aan totale kosten kwijt.

Let op! Bij de berekening is het NIBUD uitgegaan van de energietarieven die gelden onder het prijsplafond. Heeft u een hoger verbruik dan 2.900 kWh per jaar, dan kunnen ook de kosten van wassen hoger liggen.

Hogere kosten?

Bent u echter van mening dat deze richtlijnen in uw geval de kosten onvoldoende dekken, bijvoorbeeld omdat uw werknemer duidelijk meer betaalt aan energie, dan kunt u van de richtlijnen afwijken. U moet dit dan wel zo goed mogelijk kunnen onderbouwen.

Vaste vergoeding mogelijk?

U kunt de kosten eventueel ook via een vaste vergoeding aan uw werknemer betalen. U hoeft dan niet iedere maand precies te berekenen hoeveel u uw werknemer mag vergoeden. U moet dan wel voldoen aan de hiervoor geldende voorwaarden. De belangrijkste is dat u vooraf een onderzoek moet doen naar de werkelijk gemaakte kosten, zodat uw vergoeding hiermee overeenkomt.

Let op! Het doen van onderzoek hoeft alleen niet als u de vergoeding al betaalde voordat u de werkkostenregeling toepaste, de werkelijk gemaakte kosten toen al heeft onderzocht en er sindsdien geen wijzigingen zijn opgetreden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tax changes in 2024 – what do we already know?

On Prince’s Day, 19 September 2023, the Dutch government will be announcing its tax plans for 2024, in spite of its caretaker status. This status raises the question of how extensive the 2024 Tax Plan will be. What changes to the government’s fiscal plans do we already know about?

Changes to business succession scheme (BOR) and transfer facility (DSR)

Vlag

The BOR and DSR are important facilities relating to the donation or inheritance of a (family) company. Under both it is possible to obtain a substantial exemption from the tax that is payable, on the condition that the company is continued. Changes are being made to the BOR from 2025, although certain aspects are being introduced from 1 January 2024. The first of these means that any property rented out must be designated as an investment. (This change also applies to the DSR in relation to a substantial shareholding) From 2024 the requirement that, if you take advantage of the BOR or DSR, no more than 5% of a company’s assets may consist of investments is being abolished.

Change to tax rate in box 2

The rate in box 2 applies to income from a substantial shareholding, such as dividends. This rate currently stands at 26.9%, but this will be replaced by two separate rates. The first will apply to income up to € 67,000 and will be set at 24.5%, that is 2.4 percentage points lower. On income above € 67,000 the rate will be 31%, i.e. 4.1 percentage points higher. With this measure the government hopes to combat the hoarding of profits in companies.

Energy investment deduction (EIA) scaled back

If you make an energy-saving investment, you may be entitled to the energy investment deduction (EIA). For 2023 the EIA allows you to deduct 45.5% of the investment costs from your profit. In this way you reduce your profit and have to pay less tax. The EIA is being scaled back in 2024; in other words, the percentage is being reduced and the maximum amount of the investment for which you can claim the EIA – currently € 136 million – is also being lowered. The exact figures are not yet known.

Tip: If you are considering such an investment, it may therefore make sense to go ahead with it in 2023.

New cars becoming more expensive

Next year it will become more expensive to purchase a non-electric car. From 2024 the so-called flat-rate portion of private motor vehicle and motorcycle tax (BPM) will be increased by € 200.

Please note: In 2024 electric cars will still be exempt from BPM, but that will no longer be the case from 2025. From that point on the purchase price of a new electric car will therefore also increase.

End of payment discount for income tax

If you settle a provisional income tax assessment in a single payment, you benefit from a payment discount. This payment discount has already been abolished for corporation tax and the same will apply to income tax from 2024.

Change to compensation for legal costs and non-material damage

If you bring a tax matter before the courts and win, you are entitled to compensation for legal costs. If these proceedings take too long, compensation for non-material damage is also added to this. From 2024 compensation for legal costs in cases relating to the WOZ (Valuation of Immovable Property Act) and BPM is being reduced and compensation for non-material damage is being abolished. By taking this step, the government is aiming, in particular, to discourage legal actions being brought on a no-cure, no-pay basis.

Changes in box 3

As you know, in box 3 you are currently faced with different imputed returns for savings and other assets such as shares and property. If you own a flat, you are automatically a member of the Homeowners’ Association (VvE). The VvE builds up reserves for communal expenses, such as painting. You have to include your share in this reserve in box 3. From 2024, by law, this share must have the same imputed return as savings. The same will apply to a share in the assets held in a notary’s client account. Furthermore, any claims and debts that exist between tax partners and between parents and minor children will no longer need to be included in your tax return.

Another change is an increase in the tax credit for green investments from 0.7% to 1.1% of the exempted amount. Introducing a separate imputed return for claims is also being considered. The percentage could then be the same as that for debts.

Please note: On Wednesday 6 September 2023 the Lower House of the Dutch Parliament will be meeting to debate the issues that it may want to declare controversial on account of the collapse of the government. We will keep you up to date with information on any important matters that may be postponed.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijzigingen belastingen 2024, wat weten we al?

Op Prinsjesdag, 19 september 2023, worden de belastingplannen voor volgend jaar bekendgemaakt, ondanks de demissionaire toestand van het kabinet. De vraag is wat daardoor überhaupt de omvang van het Belastingplan 2024 zal zijn. Welke wijzigingen zijn al wel bekend van de plannen op fiscaal gebied?

Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)

Prinsjesdag

De BOR en de DSR zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR en de DSR kennen een forse vrijstelling van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. De BOR wordt vanaf 2025 gewijzigd; een aantal onderdelen wordt echter al per 1 januari 2024 ingevoerd. Dit betreft als eerste het aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. (Deze wijziging geldt overigens ook voor de doorschuifregeling inzake een aanmerkelijk belang) Daarnaast wordt per 2024 ook de regeling geschrapt dat bij het gebruikmaken van de BOR of DSR maximaal 5% van het vermogen van een bedrijf uit beleggingen mag bestaan.

Wijziging belastingtarief box 2

Het belastingtarief in box 2 geldt voor inkomsten uit een aanmerkelijk belang, zoals dividend. Dit tarief bedraagt nu nog 26,9%, maar dat wordt vervangen door twee tarieven. Het eerste geldt voor inkomsten tot € 67.000 en gaat 24,5% bedragen, ofwel 2,4%-punt minder. Over inkomen boven € 67.000 gaat het tarief 31% bedragen, dus 4,1%-punt meer. Met de maatregel hoopt de regering het oppotten van winst in de bv tegen te gaan.

Energie-investeringsaftrek (EIA) versobert

Als u energievriendelijk investeert, kunt u wellicht aanspraak maken op de op de energie-investeringsaftrek (EIA). Voor de EIA geldt voor 2023 dat u 45,5% van het investeringsbedrag extra op uw winst in mindering mag brengen. Zodoende verlaagt u uw winst en betaalt u minder belasting. De EIA wordt in 2024 versoberd, wat wil zeggen dat het percentage wordt verminderd en dat het maximum investeringsbedrag waarvoor u de EIA kunt claimen, thans € 136 miljoen, eveneens lager wordt. De exacte cijfers zijn nog niet bekend.

Tip! Overweegt u een dergelijke investering, dan kan het dus interessant zijn dit nog in 2023 te doen.

Nieuwe auto wordt duurder

De aanschaf van een niet-elektrische auto wordt volgend jaar duurder. De zogenaamde vaste voet in de bpm wordt per 2024 met € 200 verhoogd.

Let op! Elektrische auto’s zijn in 2024 nog vrijgesteld van bpm, maar vanaf 2025 niet meer. Vanaf dat moment gaat dus ook de aanschafprijs van een nieuwe elektrische auto omhoog.

Einde betalingskorting inkomstenbelasting

Als u een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting in één keer betaalt, krijgt u een betalingskorting. Deze betalingskorting is voor de vennootschapsbelasting inmiddels afgeschaft, dat gaat vanaf 2024 ook voor de inkomstenbelasting gelden.

Wijziging proceskosten- en immateriële schadevergoeding

Als u fiscaal procedeert en wint, heeft u recht op een proceskostenvergoeding. Als uw procedure te lang duurt, komt daar een vergoeding voor geleden immateriële schade bij. Per 2024 wordt de proceskostenvergoeding in WOZ- en bpm-zaken verminderd en de immateriële schadevergoeding afgeschaft. Op deze manier wil het kabinet met name het procederen op basis van no cure, no pay ontmoedigen.

Wijzigingen box 3

Zoals bekend, heeft u tegenwoordig in box 3 te maken met een verschillend fictief rendement voor spaargeld en voor overige bezittingen, zoals aandelen en panden. Bezit u een appartement, dan bent u automatisch lid van de Vereniging van Eigenaren (VvE). De VvE vormt reserves voor gemeenschappelijke uitgaven, zoals schilderwerk. Uw aandeel in deze reserve dient u aan te geven in box 3. Daarvoor is vanaf 2024 wettelijk bepaald dat dit aandeel hetzelfde fictieve rendement heeft als spaargeld. Hetzelfde geldt voor een aandeel in het vermogen dat op de derdengeldenrekening van een notaris staat.

Verder hoeven vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen niet meer in de belastingaangifte te worden vermeld. Een andere wijziging betreft een verhoging van de heffingskorting voor groene beleggingen van 0,7% naar 1,1% van het vrijgestelde bedrag. Daarnaast wordt overwogen een apart forfaitair rendement voor vorderingen te maken. Dit percentage zou dan hetzelfde kunnen zijn als dat voor schulden.

Let op! Woensdag 6 september 2023 vergadert de Tweede Kamer over de onderwerpen die zij mogelijk controversieel willen verklaren vanwege het vallen van het kabinet. Wij houden u op de hoogte over belangrijke zaken die eventueel op de lange baan worden geschoven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Leeftijdsgrens bij schenking periodieke uitkering

Een belangrijke schenkingsvrijstelling is de eenmalige verhoogde vrijstelling, waar ouders gebruik van kunnen maken als zij aan een kind schenken dat tussen de 18 en 40 jaar oud is. Wat zijn de spelregels betreffende deze leeftijdseis als geschonken wordt in de vorm van een periodieke uitkering?

Periodieke uitkering

Schenken

Van een periodieke uitkering is bijvoorbeeld sprake als ouders één gift doen en zich verplichten gedurende een bepaalde tijd maandelijks die gift middels een vast bedrag aan hun kind te schenken. Een dergelijke periodieke uitkering maakt het bijvoorbeeld voor het kind eenvoudiger een hypotheek bij de bank af te sluiten.

Op welk moment leeftijdstoets?

Voor de leeftijdsgrens is bij schenking van een periodieke uitkering de leeftijd bepalend bij het aangaan van de schenkingsovereenkomst. Er is immers sprake van één gift die in termijnen wordt betaald. Degene die de schenking ontvangt, moet dus op dat moment aan de leeftijdsgrens voldoen en dus tussen de 18 en 40 jaar oud zijn, waarbij de 40ste verjaardag nog meetelt.

Let op! Als er gedurende een bepaalde periode afzonderlijke schenkingen worden gedaan, is er sprake van een andere situatie en kan ook maar op één van deze schenkingen de verhoogde vrijstelling worden toegepast.

Geen vermindering bij vooroverlijden

Komt de ouder of het kind te overlijden voordat de periodieke uitkering ten einde komt, dan wordt een verzoek om de aanslag te verminderen afgewezen. Bij de waardebepaling van de periodieke uitkering is hier in de successiewet namelijk al rekening mee gehouden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen verzuimboete meer bij vrijwillige verbetering met suppletie btw

De Belastingdienst legt vanaf 2 juni 2023 geen verzuimboete meer op na een vrijwillige verbetering van een aangiftebelasting.

Aangiftebelastingen

Belastingdienst

Aangiftebelastingen zijn belastingen die u zelf berekent, in een aangifte opneemt en op eigen initiatief betaalt aan de Belastingdienst. De bekendste voorbeelden zijn de aangifte omzetbelasting en de aangifte loonheffingen.

Mededelingsplicht

Voor de meeste aangiftebelastingen is in de wet een zogenaamde mededelingsplicht opgenomen. Deze mededelingsplicht houdt in dat de ondernemer op eigen initiatief de Belastingdienst op de hoogte moet brengen van onjuistheden of onvolledigheden in de aangifte. Voor de omzetbelasting krijgt dit bijvoorbeeld vorm in de welbekende suppletieverplichting en voor de loonheffing in correctieberichten.

Verzuimboete suppletie btw

De Belastingdienst kon tot voor kort na een suppletie btw een betaalverzuimboete opleggen. Als die suppletie btw een vrijwillige verbetering betrof, dan legde de Belastingdienst geen betaalverzuimboete op als het bij te betalen btw-bedrag niet groter was dan € 20.000, of als dit btw-bedrag minder dan 10% was van de btw die eerder per saldo was betaald of terugontvangen. Voldeed de suppletie daar niet aan, dan bedroeg de verzuimboete echter 5% van het bij te betalen btw-bedrag met een maximum boete van € 5.514.

Let op! Van een vrijwillige verbetering is alleen sprake als de suppletie is ingediend voordat u weet, of redelijkerwijs moet vermoeden, dat de Belastingdienst al op de hoogte is van de onjuistheid of onvolledigheid van uw aangifte.

Geen betaalverzuimboete meer

In september 2021 oordeelde de Hoge Raad dat informatie die een belastingplichtige verstrekt op grond van een wettelijke mededelingsplicht, niet gebruikt mag worden als motivatie voor het opleggen van een boete. De Belastingdienst gebruikte deze informatie over het algemeen wel voor het opleggen van de betaalverzuimboete na de suppletie btw. Om die reden is nu besloten om met ingang van 2 juni 2023 geen betaalverzuimboetes meer op te leggen na een suppletie btw ingediend op grond van de wettelijke mededelingsplicht.

Let op! Ook voor andere aangiftebelastingen die ingediend worden op grond van een wettelijke mededelingsplicht of die een vrijwillige verbetering zijn, zal vanaf 2 juni 2023 deze verzuimboete niet meer worden opgelegd. Voor op eigen initiatief ingediende correctieberichten loonheffingen werd overigens al geen betaalverzuim- of aangifteverzuimboete opgelegd.

Met terugwerkende kracht?

De betaalverzuimboetes worden dus met ingang van 2 juni 2023 in hiervoor beschreven situaties niet meer opgelegd. Dit geldt niet alleen voor bijvoorbeeld alle suppleties btw die nog ingediend moeten worden, maar ook voor suppleties btw die al zijn ingediend maar waarvoor nog geen naheffingsaanslag is opgelegd op 2 juni 2023.

Tip! Is al wel een betaalverzuimboete opgelegd, dan kan verzocht worden om vernietiging van die boete. Voorwaarde hiervoor is dat die boete op 2 juni 2023 nog niet onherroepelijk vaststond.

Posted in Niet gecategoriseerd

Airco thuiswerkende ondernemer fiscaal aftrekbaar?

Met de zomerse temperaturen die tegenwoordig flink kunnen oplopen, is een airco thuis al lang geen uitzondering meer. Werkt u vanuit huis? Is dan een airco in uw werkkamer fiscaal aftrekbaar? Hoe zit dat precies?

Werkkamer ondernemingsvermogen?

Thuiswerken

Een werkkamer behoort tot het ondernemingsvermogen als deze voldoende zelfstandig is. Dit is alleen het geval als:

  • de werkkamer een eigen ingang heeft;
  • de werkkamer eigen sanitair heeft; én
  • u bovendien een groot deel van uw inkomen in of vanuit uw werkkamer verdient.

Voldoet uw werkkamer thuis aan bovenstaande voorwaarden, dan zijn de kosten van een airco gewoon aftrekbaar.

In de meeste gevallen echter, behoort de werkkamer thuis niet tot het ondernemingsvermogen. In dat geval zijn de kosten van een airco dus ook niet aftrekbaar.

Wel kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Hoewel een airco dus meestal niet aftrekbaar is van de winst, heeft u in beginsel wel recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). U moet dan voldoen aan de hiervoor geldende voorwaarden. Een belangrijke voorwaarde is dat u dit jaar (2023) meer dan € 2.600 aan investeringen uitgeeft. Ook moet de airco minstens € 450 kosten, maar dit zal meestal wel het geval zijn. De KIA bedraagt maximaal 28% van het investeringsbedrag.

Tip! Ook de installatiekosten behoren tot de investering en tellen dus mee voor de KIA.

Btw terug te vragen?

De btw die u heeft betaald op de airco kunt u terugvragen, net als de btw op de verbruikte energie en het onderhoud. Verricht u maar voor een deel belaste prestaties, dan is ook de btw op uw airco maar voor een deel aftrekbaar. Uitgangspunt is dat dit hetzelfde deel is als het aandeel belaste prestaties in uw totale omzet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline 1 september aanvraag zorg- en huurtoeslag voor 2022

Heeft u voor 2022 geen zorg- of huurtoeslag aangevraagd en heeft u daar toch recht op? Dan kunt u deze alsnog met terugwerkende kracht aanvragen. Dit kan tot uiterlijk 1 september 2023.

Wellicht toch?

Geld

Van degenen die recht hebben op genoemde toeslagen, blijkt zo’n 10% deze niet aan te vragen. Afhankelijk van de situatie kan de toeslag oplopen tot enkele tientallen tot honderden euro’s per maand die men dan laat liggen. Wilt u controleren of u recht heeft op een van de of beide toeslagen voor 2022? Check dit dan via de site van de Belastingdienst.

Voorwaarden

Voor zowel de zorg- als huurtoeslag gelden voorwaarden. Zo moet u voor de zorgtoeslag een zorgverzekering hebben afgesloten. Voor de huurtoeslag mag uw huur niet te hoog zijn. Ook mogen voor beide toeslagen uw inkomen en vermogen niet te hoog zijn. Op de site van de Belastingdienst kunt u checken of u aan alle voorwaarden voldoet.

Proefberekening

Op de site van de Belastingdienst kunt u ook een proefberekening maken. U vult daartoe uw persoonlijke gegevens in, waarna het programma berekent of u recht heeft op een toeslag en hoeveel deze per maand bedraagt.

Tip! Met de proefberekening kunt u bijvoorbeeld ook uitrekenen wat het u scheelt aan huurtoeslag als u zou verhuizen naar een duurdere of goedkopere huurwoning.

Wijzigingen doorgeven

Heeft u vorig jaar al zorg- en/of huurtoeslag gehad, dan krijgt u deze dit jaar automatisch weer. Belangrijk is dan dat u tijdig wijzigingen doorgeeft, zoals een stijging van uw inkomen of een veranderde gezinssituatie. Blijkt achteraf namelijk dat u te veel toeslag heeft gekregen, dan moet u de te veel ontvangen toeslag terugbetalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is er sprake van laden of lossen?

Op veel plaatsen in Nederland mag u alleen tegen betaling uw auto parkeren op de openbare weg of gemeentelijke parkeerplaatsen. Betalen is dan echter niet nodig als sprake is van laden of lossen. Maar wat verstaat de wetgever hier precies onder en hoe oordeelden enkele rechters onlangs hierover?

Betaald parkeren

Transport

Als u op de openbare weg parkeert waar u voor het parkeren moet betalen, is sprake van parkeerbelasting. Betaalt u niet of te weinig, dan kunt u een naheffing parkeerbelasting ontvangen.

Let op! Meestal moet u dan het parkeertarief voor één uur parkeren betalen, plus een opslag voor kosten. Deze opslag bedraagt in 2023 maximaal €72,90 en wordt door de meeste gemeentes in rekening gebracht.

Uitzondering voor laden en lossen

Als sprake is van laden of lossen, hoeft u geen parkeerbelasting te betalen. Volgens vaste rechtspraak moet dan gaan om het bij voortduring in- of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het moet gaan om zaken van een zodanige omvang of gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gehaald of gebracht.

Geen tijdlimiet

Onlangs spraken de Rechtbank Rotterdam en de Rechtbank Gelderland zich uit in zaken waarbij het lossen van goederen minstens 10 minuten had geduurd. De rechters stelden in beide zaken de parkeerders in het gelijk. Uit de uitspraken volgt dat laden/lossen in beginsel geen tijdslimiet kent. Wel moet er direct worden geladen of gelost en mag de auto slechts stilstaan gedurende de tijd die nodig is voor het laden en lossen. Rechtbank Rotterdam gaf aan het vragen en krijgen van een ontvangstbevestiging door de bezorger onderdeel te vinden van dit laden en lossen.

Afleverbon uitschrijven

Hof Amsterdam oordeelde strenger. Volgens het Hof behoort het uitschrijven van een afleverbon niet tot het laden en lossen. In deze zaak had de gemeente de uitgeschreven naheffing inmiddels verscheurd, maar werd een proceskostenvergoeding geweigerd. De Hoge Raad oordeelde onlangs dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen en verklaarde dit zonder verdere motivering niet-ontvankelijk.

Let op! Meerdere rechters oordeelden al dat u moet bewijzen dat u aan het laden en lossen was. Zorg daarom dat u aannemelijk kunt maken dat er wordt geladen of gelost. Zo had in de zaak voor de rechtbank Rotterdam de parkeerder via een pamflet achter de voorruit aangegeven dat er pakketten werden bezorgd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer verloopt overdracht vakantiedagen fiscaal probleemloos?

Als een werknemer overstapt naar een andere werkgever, kiest deze werknemer er soms voor om de al opgebouwde vakantiedagen mee te nemen. Onlangs is duidelijk geworden onder welke voorwaarden dit fiscaal probleemloos kan verlopen.

Opgebouwde vakantiedagen

Golf

Als een werknemer van werkgever wisselt, komt het regelmatig voor dat nog niet alle opgebouwde vakantiedagen al zijn opgenomen. Deze worden meestal uitbetaald, maar soms kiest men ervoor de opgebouwde vakantiedagen mee te nemen naar de nieuwe werkgever. De oude werkgever vergoedt de waarde hiervan dan aan de nieuwe werkgever, zodat deze hiervan het verlof kan betalen.

Geen genietingsmoment

Onlangs is naar buiten gebracht onder welke voorwaarden er bij het overbrengen van opgebouwde vakantiedagen van de ene werkgever naar de andere, geen sprake is van een genietingsmoment en er dus niet direct over de waarde ervan fiscaal hoeft te worden afgerekend. Dit zal dan pas plaatsvinden als de vakantiedagen bij de nieuwe werkgever worden opgenomen.

Voorwaarden

Er hoeft niet direct te worden afgerekend als de werknemer de keuze om de vakantiedagen geheel of deels over te brengen naar de nieuwe werkgever vóór het einde van zijn dienstbetrekking maakt.

Let op! Deze keuze moet de werknemer in samenspraak met zijn oude én nieuwe werkgever maken, en beiden moeten ermee instemmen.

Werknemer beschikt niet over waarde

Aangegeven is dat in bovengenoemde situatie de werknemer niet de beschikking heeft over de waarde in geld van de vakantiedagen, maar de vakantiedagen als vrije tijd. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook dit jaar energietoeslag voor minima

Huishoudens met een inkomen dat op of net boven het sociaal minimum ligt, hebben ook in 2023 recht op een fiscaalvrije energietoeslag. Het wetsvoorstel hierover is door demissionair minister Schouten bij de Tweede Kamer ingediend. Ook studenten kunnen in bepaalde gevallen voor de energietoeslag in aanmerking komen.

Energietoeslag

Lamp

De energietoeslag is in het leven geroepen vanwege de sterk gestegen energieprijzen na aanvang van de oorlog in Oekraïne. Ondanks dat de energietarieven inmiddels wat zijn gedaald, is de prijs van energie toch nog fors hoger dan die van vóór de oorlog.

Omvang tegemoetkoming

De omvang van de tegemoetkoming bedraagt net als in 2022 € 1.300. Gemeentes hadden al de mogelijkheid in 2023 € 500 uit te keren om de kosten van energie voor het eerste half jaar van 2023 te kunnen drukken. Als gemeentes dit gedaan hebben, kunnen ze voor 2023 dus nog € 800 fiscaalvrij uitkeren.

Speciale regeling studenten

Studenten die zowel een uitwonende beurs als een aanvullende beurs hebben, krijgen in het studiejaar 2023-2024 een eenmalige uitkering van € 400 als tegemoetkoming in de energiekosten. Deze wordt verstrekt door de DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) en heeft de vorm van een gift.

Let op! Studenten die langer dan standaard over de studie doen en alleen nog maar een lening bij de DUO kunnen afsluiten, vallen buiten de regeling. Het kabinet gaat nog proberen ook deze groep voor de toeslag in aanmerking te laten komen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verhuur onroerend goed met extra diensten soms btw-belast

Als u onroerend goed verhuurt, is daar in beginsel geen btw over verschuldigd. Op een paar uitzonderingen na, geldt voor de verhuur van onroerend goed namelijk een btw-vrijstelling. Deze vrijstelling is mogelijk niet van toepassing als u bij de verhuur ook andere extra diensten verricht.

Btw-vrijstelling

Onroerend goed

Voor verhuur van onroerend goed geldt in beginsel een btw-vrijstelling. Dit betekent dat u geen btw mag berekenen.

Let op! Dit betekent ook dat u geen btw in aftrek kunt brengen.

Btw-belast vanwege uitzonderingen

Niet elke verhuur van onroerend goed valt echter onder de btw-vrijstelling. Zo geldt een aantal uitzonderingen. De verhuur van parkeerruimte voor voertuigen en lig- en bergplaatsen voor vaartuigen is bijvoorbeeld wel belast met btw. Hetzelfde geldt voor de verhuur van safeloketten en blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines. Ook de verhuur van hotelkamers en vakantiehuizen aan mensen die daar kort verblijven is met btw belast.

Tip! Als sprake is van btw-belaste verhuur, kunt u ook btw in aftrek brengen.

Btw-belast vanwege keuze

Gelden deze uitzonderingen niet, dan hebben verhuurder en huurder ook nog de mogelijkheid om vrijwillig te kiezen voor btw-belaste verhuur. Dat kan niet altijd, want de huurder moet dan wel voor 90% of meer (in sommige situaties 70% of meer) recht hebben op btw-aftrek.

Let op! Voor de keuzemogelijkheid gelden nog meer voorwaarden. Overleg met onze adviseurs hierover.

Btw-belast vanwege andere diensten

Gelden de uitzonderingen niet én is een vrijwillige keuze voor btw-belaste verhuur ook niet mogelijk? Dan kan de verhuur van het onroerend goed alsnog met btw-belast zijn als u meer diensten verricht dan alleen passieve verhuur. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het houden van toezicht en beveiliging en het schoonmaken van het onroerend goed. De mogelijkheid bestaat dat dan niet langer sprake is van btw-vrijgestelde verhuur van onroerend goed, maar van een btw-belaste ruimere dienst.

Gebruik van onroerend goed niet van belang

Voor de beoordeling of sprake is van een dienst die meer omvat dan alleen passieve verhuur, is het gebruik van het onroerend goed door de huurder niet van belang, zo oordeelde de Hoge Raad. Het gaat om de diensten die verricht worden in samenhang met de verhuur en niet om de wijze waarop de huurder het onroerend goed gebruikt.

Let op! Of sprake is van btw-vrijgestelde passieve verhuur of van een btw-belaste ruimere dienst is, is sterk afhankelijk van uw specifieke situatie. Onze adviseurs kunnen u hierover nader adviseren.

Posted in Niet gecategoriseerd

De fiscale kant van een verfrissing voor uw personeel

Nederland heeft weer te maken met zomerse temperaturen. Hoe zit het fiscaal als u uw personeel daarom op een verfrissinkje trakteert? Wat is voor u de voordeligste route?

Verfrissinkje belastingvrij?

Rekenen

Alle voordelen uit dienstbetrekking zijn voor uw personeel in beginsel belast. Een verfrissinkje op de werkvloer, zoals een colaatje, biertje of ijsje, is belastingvrij als u deze uitdeelt of verstrekt.

Een vergoeding hiervoor, dus een financieel extraatje, is in principe belast.

Begrip werkvloer

Het begrip ‘werkvloer’ is fiscaal erg ruim. Alle ruimtes waar u als werkgever volgens de Arbowet verantwoordelijk voor bent, behoren ertoe. Een ijsje of een koel drankje op kantoor, in het magazijn of de werkplaats, is dus onbelast.

Niet op de werkvloer, toch onbelast?

Gaat u met uw werknemers bijvoorbeeld een ijsje eten in de ijssalon tegenover uw bedrijf, dan is dit niet op de werkvloer en is het ijsje in beginsel dus wel belast. U kunt dit voorkomen door het ijsje onder te brengen in de werkkostenregeling (WKR). Het ijsje blijft dan voor uw werknemers onbelast.

Blijft u met al uw vergoedingen en verstrekkingen dit jaar binnen de zogenaamde vrije ruimte van de WKR, dan betaalt u als werkgever ook geen belasting. 

Let op! Schiet u over de vrije ruimte heen, dan betaalt u 80% belasting over het bedrag boven de vrije ruimte.

Aftrekbaar van de winst?

De kosten van een onbelast drankje of ijsje zijn slechts beperkt aftrekbaar van uw winst. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is dit in beginsel voor 80%, voor ondernemingen in de vennootschapsbelasting in beginsel voor 73,5%. 

Of kiest u voor een vast bedrag?

Maakt u veel kosten die maar deels aftrekbaar zijn, dan kunt u er ook voor kiezen een vast bedrag van € 5.100 niet ten laste van de winst te brengen. Ondernemers in de vennootschapsbelasting moeten uitgaan van een vast bedrag dat gelijk is aan 0,4% van de loonsom als dit meer is dan genoemde € 5.100. Dit is het geval bij een loonsom boven de € 1.275.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Zonnepanelen op uw woning 2023

Overweegt u om zonnepanelen op uw privéwoning te plaatsen? Dan betaalt u als particulier geen btw meer. Wat zijn de regels hieromtrent? En wat als u als ondernemer vanuit huis werkt en ook zonnepanelen wilt? Wat zijn dan de fiscale mogelijkheden? En hoe zit het met de salderingsregeling? Op deze vragen gaan we in deze Advieswijzer in.

Btw op zonnepanelen

Belastingdienst

Vanaf 1 januari 2023 geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen op of bij een woning een btw-tarief van 0%. Hieraan zijn wel de nodige voorwaarden verbonden. De verlaging van het btw-tarief naar 0% betekent dat het voor de meeste particulieren voordeliger is om niet btw-plichtig te zijn. U kunt immers geen btw meer verrekenen, aangezien er op de aangeschafte zonnepanelen geen btw rust. Bent u wél btw-plichtig, dan moet u btw betalen over de door u zelf opgewekte en verbruikte energie én over de door u zelf opgewekte energie die u teruglevert aan uw energiebedrijf.

Wanneer 0% btw?

Het btw-tarief van 0% geldt voor niet-geïntegreerde zonnepanelen. Dit zijn zonnepanelen die niet tevens dienen als dakbedekking. Voor geïntegreerde zonnepanelen geldt het 0%-tarief op nieuwbouwwoningen, maar alleen als uitsluitend de zonnepanelen geleverd of geïnstalleerd worden. Worden zowel de zonnepanelen als de nieuwbouwwoning geleverd, dan gaan de zonnepanelen deel uitmaken van de woning en dient het normale tarief van 21% op zowel de woning als de zonnepanelen toegepast te worden.

Het 0%-tarief geldt niet alleen voor zonnepanelen op het dak van een woning, maar ook voor de levering en installatie bij een woning. Dit betekent dat het 0%-tarief ook van toepassing is als de zonnepanelen geleverd en geïnstalleerd worden op een garage of schuur bij een woning, een serre, een aan- of uitbouw of in de tuin van een woning. Verder kan het ook gaan om een vakantiewoning of een woning van een bedrijf aan huis, indien de zonnepanelen ook privé worden gebruikt. Ten slotte vallen ook zonnepanelen die een Vereniging van Eigenaren koopt voor op een appartementencomplex onder het 0%-tarief.

Hoe blijft u buiten de btw-plicht?

Zoals aangegeven, is het voor de meeste particulieren tegenwoordig voordelig om niet btw-plichtig te zijn. Fiscaal moet hierbij onderscheid worden gemaakt in twee situaties. In de eerste situatie gaat het erom dat uw jaaromzet aan energie maximaal € 1.800 bedraagt. Deze situatie is het eenvoudigst, omdat u dan fiscaal geen actie hoeft te ondernemen. U hoeft zich dus ook niet bij de Belastingdienst te melden.

Bedraagt uw jaaromzet aan energie meer dan € 1.800, maar niet meer dan € 20.000, dan kunt u gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (KOR). Dit zal het geval zijn als het opwekvermogen van uw installatie meer is dan 15.000 Wattpiek. Ook bij de KOR brengt u geen btw in rekening en kunt u zelf ook geen btw in aftrek brengen. Particulieren die maximaal € 20.000 aan stroom opwekken, kunnen dus van de KOR gebruikmaken. Dat geldt ook voor ondernemers met een omzet – inclusief de door de zonnepanelen opgewekte stroom – van maximaal € 20.000. Als u van de KOR gebruik wilt maken, moet u zich wel aanmelden bij de Belastingdienst.

Let op! Kiest u voor toepassing van de KOR (bij een omzet tussen € 1.800 en € 20.000), dan geldt deze minimaal voor drie jaar. Bent u ondernemer en investeert u binnen deze periode, dan kunt u de op deze investeringen rustende btw dus niet terugvragen. Houd hier rekening mee.

Teruggave btw op deel van woning?

Lange tijd speelde de vraag of naast de btw op zonnepanelen ook een deel van de btw op de bouwkosten van een woning aftrekbaar zou zijn, omdat de woning nodig is voor het plaatsen van de zonnepanelen. Inmiddels is duidelijk dat aftrek van een deel van de btw op de bouwkosten van een woning over het algemeen niet mogelijk is. De Hoge Raad oordeelde namelijk dat een particulier die een woning laat bouwen deze bouwkosten hoe dan ook maakt, ook als er geen zonnepanelen op geplaatst zouden worden. De bouwkosten zijn dan niet gemaakt voor het met zonnepanelen opwekken van energie en dit tegen vergoeding terugleveren. De btw over die bouwkosten kan daarom niet in aftrek komen.

Tip! Wilt u weten of in uw geval een deel van de btw op de bouwkosten van een woning mogelijk wel aftrekbaar is? Bijvoorbeeld omdat u van mening bent dat u de bouwkosten niet ‘hoe dan ook’ zou maken? Neem dan contact met ons op. Wij kunnen samen met u bekijken wat er eventueel mogelijk is.

Zzp’ers met bedrijf aan huis

Ondernemers die vanuit huis werken, zonnepanelen op hun woning installeren en een omzet hebben van meer dan € 20.000, zijn voor de levering van de met zonnepanelen opgewekte energie btw-plichtig. Dit betekent dat ze btw moeten afdragen over de opgewekte energie die ze terugleveren aan de energiemaatschappij én over de opgewekte energie die ze zelf verbruiken. Anders dan voorheen mag het af te dragen bedrag via het forfait worden bepaald als het opwekvermogen van de zonnepanelen niet meer bedraagt dan 15.000 Wattpiek per jaar. Het gebruik van het forfait is niet verplicht. Bij een hoger opwekvermogen moet de af te dragen btw zo goed mogelijk worden berekend op basis van het verbruik.

Let op! Tot 1 januari 2023 konden ondernemers het btw-bedrag niet vaststellen aan de hand van een forfait. Vanaf 1 januari 2023 is dit wel mogelijk.

Btw-forfait

Bij gebruik van het btw-forfait is het jaarlijkse opwekvermogen van de zonnepanelen bepalend, alsmede de vraag of er sprake is van geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen. Het af te dragen bedrag aan btw volgt uit onderstaande tabel.

Opwekvermogen in Wattpiek per jaar Forfait niet-geïntegreerde zonnepanelen Forfait geïntegreerde zonnepanelen
0-1000  € 20 € 5
1001-2000 € 40 € 10
2001-3000 € 60 € 20
3001-4000 € 80 € 30
4001-5000 € 100 € 40
5001-6000 € 120 € 50
6001-7000 € 140 € 60
7001-8000 € 160 € 70
8001-9000 € 180 € 80
9001-10000 € 200 € 90
10001-11000 € 220 € 100
11001-12000 € 240 € 110
12001-13000 € 260 € 120
13001-14000 € 280 € 130
14001-15000 € 300 € 140

Let op! Als u gebruikmaakt van de forfaits, mag u geen btw in rekening brengen aan uw energieleverancier.

Tip! Als u subsidie heeft ontvangen voor de aanschaf van de zonnepanelen, hoeft hierover geen btw te worden afgedragen.

Invloed zonnepanelen op winst

Ondernemers kunnen de zonnepanelen op het dak van hun privéwoning tot hun bedrijfsvermogen rekenen. Dit kan als de zonnepanelen voor minstens 10% zakelijk worden gebruikt. Als de zonnepanelen tot het bedrijfsvermogen worden gerekend, kan hierop worden afgeschreven. Volgens een rechterlijke uitspraak bedraagt de afschrijvingstermijn twintig jaar.

Volgens een andere rechterlijke uitspraak kan op zonnepanelen niet apart worden afgeschreven en vormen ze geen zelfstandig bedrijfsmiddel, maar een onderdeel van het pand waarop ze worden geïnstalleerd. In deze uitspraak betrof het huurwoningen van een woningcorporatie. Deze situatie was echter zo bijzonder dat het onduidelijk is of hieruit moet worden afgeleid dat zonnepanelen altijd onderdeel van een gebouw uitmaken.

Worden zonnepanelen tot het bedrijfsvermogen gerekend, dan behoren de opbrengst van de energie en de energie die privé wordt verbruikt tot de winst. Dit zal zo goed mogelijk moeten worden geschat. Een andere optie kan zijn de zakelijk verbruikte energie door middel van aparte meters bij te houden.

Behalve dat op de zonnepanelen kan worden afgeschreven, komen ze ook in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Daarnaast kan op zonnepanelen – als ze in 2023 worden aangeschaft – eenmalig versneld worden afgeschreven tot een maximum van 50%. Het restant van de aanschafprijs dient dan in de resterende negentien jaar te worden afgeschreven.

Het bovenstaande betekent dat u bij een investering in zonnepanelen vooraf zo goed mogelijk moet berekenen of u de zonnepanelen al dan niet tot uw ondernemingsvermogen gaat rekenen. Het voordeel is dat u op de zonnepanelen kunt afschrijven, kunt profiteren van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en van de faciliteit inzake versneld afschrijven. Het nadeel is dat u de energieopbrengst die u niet zakelijk verbruikt tot de winst moet rekenen. Het zal van de omstandigheden afhangen of dit voor- of nadelig voor u uitpakt. Raadpleeg hierover bij twijfel uw adviseur.

Invloed zonnepanelen op WOZ-waarde

De rechter heeft eerder beslist dat door het plaatsen van zonnepanelen de WOZ-waarde van uw pand kan toenemen. Dit betekent onder meer dat u als eigenaar een hogere aanslag OZB kunt krijgen en een hoger eigenwoningforfait moet opgeven bij de aangifte inkomstenbelasting als u over een eigen woning beschikt. Het maakt niet uit of u geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen heeft geplaatst. Ook het feit dat u de zonnepanelen weer kunt demonteren bij verhuizing is niet van belang. In de praktijk blijken voor de bepaling van de WOZ-waarde echter niet alle gemeentes rekening te houden met het al dan niet aanwezig zijn van zonnepanelen.

Zonnepanelen aangeschaft vóór 2023

Heeft u als particulier of als ondernemer uw zonnepanelen aangeschaft vóór 2023, dan is hierover 21% btw gerekend. Deze btw heeft u als particulier en als ondernemer terug kunnen vragen. U moest daartoe binnen zes maanden na het jaar van aanschaf het formulier Opgaaf zonnepaneelhouders naar de Belastingdienst zenden. Heeft u in 2022 zonnepanelen gekocht, dan moest u dit formulier dus vóór 1 juli 2023 inzenden. Na deze periode kunt u nog vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de zonnepanelen zijn gekocht, het formulier inzenden. De btw-aangifte die u daarna doet, wordt aangemerkt als een ‘ambtshalve’ teruggaveverzoek voor de btw. Wordt dit afgewezen, dan kunt u daarover niet inhoudelijk in beroep bij de rechter.

Als de zonnepanelen tot een (huwelijks)goederengemeenschap behoren, kan alleen de persoon die op de energienota staat vermeld zich aanmelden als btw-ondernemer. De factuur van de zonnepanelen moet dan ook op naam van deze persoon staan. Als de zonnepanelen niet tot een goederengemeenschap behoren, kan alleen degene die de zonnepanelen aanschaft zich aanmelden als btw-ondernemer. Ook in dit geval moet het energiecontract op naam van deze persoon zijn afgesloten. Dit is althans de werkwijze die de Belastingdienst strikt hanteert. De rechter heeft zich hierover voor zover ons bekend nog niet uitgelaten. Zou deze kwestie aan de rechter worden voorgelegd, dan zou de uitleg wel eens ruimer kunnen zijn. Maar als u nog kunt sturen op de tenaamstelling, dan is het veiliger om de werkwijze van de Belastingdienst aan te houden.

KOR

Bent u aangemeld als ondernemer, dan moet u over de energieopbrengst btw afdragen. U kunt hieraan ontkomen door na het jaar van aanschaf te kiezen voor de KOR, de kleineondernemersregeling. Dit kan echter alleen als uw jaaromzet niet meer dan € 20.000 bedraagt. Daarom zal het voor veel zzp’ers niet mogelijk zijn om voor de KOR te kiezen.

Salderingsregeling

Nederland kent de zogenaamde salderingsregeling. Hierbij wordt de door u geleverde stroom verrekend met de door u afgenomen stroom. Ook in het geval van saldering is echter sprake van een vergoeding voor de door u geleverde stroom. Zelfs indien u meer stroom verbruikt dan u levert, bent u in principe ook gewoon btw-ondernemer. In de praktijk zullen er immers altijd momenten zijn dat u meer stroom opwekt dan u op dat moment verbruikt. Het maakt overigens niet uit of u een zogenaamde slimme meter heeft of niet. Voor alle meters geldt een vergoeding.

Afbouw salderingsregeling

De salderingsregeling zou vanaf 2023 geleidelijk worden afgebouwd. Het kabinet heeft echter aangekondigd deze afbouw pas in 2025 te willen starten. In 2025 vindt dan wel een eenmalige versnelde afbouw plaats. Door de afbouw ontvangt u straks over een deel van de door u teruggeleverde elektriciteit een lagere vergoeding dan u betaalt over de door u afgenomen elektriciteit. Vanaf 2031 geldt dat voor alle teruggeleverde elektriciteit.

Let op! Deze plannen zijn nog niet door de Eerste Kamer aangenomen en staan dus nog niet vast.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Met de ene of andere zakelijke auto op vakantie?

Veel Nederlanders gaan met de auto op vakantie. Daarvoor wordt soms de auto van de zaak gebruikt. Als deze minder geschikt is, wordt soms ook wel eens een andere auto van de zaak gebruikt voor die vakantie. Waar moet u in beide situaties op letten?

Vakantie is privégebruik

Auto

Het gebruik van de auto van de zaak tijdens de vakantie wordt aangemerkt als privégebruik. Wilt u met de auto van de zaak vanwege de bijtelling niet meer dan 500 km per jaar privé rijden, dan is gebruik voor de vakantie dus nauwelijks mogelijk. Een optie is dan een auto in privé te huren of alternatief vervoer te regelen. 

Kosten vergoeden

Beschikt u over een auto van de zaak, dan kunnen alle autokosten belastingvrij vergoed worden door de werkgever, ook tijdens de vakantie. Denk aan tolgelden, reparaties onderweg en getankte brandstof.

Bijtelling bij gebruik vakantieauto

Gebruikt u uw ‘gewone’ auto van de zaak niet of nauwelijks privé? En gebruikt u een andere auto van de zaak voor een vakantie, dan geldt toch voor beide auto’s tijdevenredig de bijtelling als met beide auto’s samen meer dan 500 km privé gereden wordt. Ook als de ‘gewone’ zakelijke auto tijdens de vakantie niet aan u ter beschikking staat! In dit laatste geval wordt de bijtelling voor de gewone auto dan alleen niet over de vakantieperiode berekend.

Voorbeeld

Aan u staat het hele jaar, behalve in juli, een niet-elektrische auto ter beschikking met een catalogusprijs van € 40.000. U gebruikt deze niet privé. In juli staat een niet-elektrische auto ter beschikking met een catalogusprijs van € 30.000. U gebruikt deze voor de vakantie in juli 1.800 km privé.
Bijtelling auto 1: € 40.000 x 22% x 11/12 = € 8.068
Bijtelling auto 2: € 30.000 x 22% x 1/12 = € 550
Totale bijtelling € 8.068 + € 550 = € 8.618 

Alleen vakantieauto

Heeft u normaal gesproken niet de beschikking over een auto van de zaak, maar is uw werkgever zo vriendelijk u voor gebruik tijdens uw vakantie een auto ter beschikking te stellen, dan geldt de bijtelling alleen voor de vakantieperiode. Alleen dan staat aan u namelijk een auto ter beschikking.

Voorbeeld

Aan u wordt alleen in de maand juli een niet-elektrische auto van de zaak ter beschikking gesteld die u kunt gebruiken voor de vakantie. Bij een catalogusprijs van € 40.000 bedraagt de bijtelling dan € 40.000 x 22% x 1/12 = € 733.

Let op! bij veel privégebruik tijdens de vakantieperiode kan de inspecteur zich op het standpunt stellen dat een hogere bijtelling toegepast moet worden vanwege ‘excessief privégebruik’.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zelf machtiging adviseur intrekken bij Belastingdienst

Heeft u een belastingadviseur of een andere derde gemachtigd om namens u digitale gegevens te ontvangen via de Belastingdienst, dan kunt u vanaf nu zelf deze machtiging ook weer intrekken. U moet hiervoor met gebruik van DigiD inloggen bij Logius.

Machtiging

Typen

Als u een derde uw belastingaangifte laat verzorgen, hebben zij via de Belastingdienst gegevens van u nodig. De Belastingdienst verstrekt aan derden deze gegevens alleen met uw toestemming.

Particulieren en ondernemers

De machtigingen van particulieren en ondernemers zijn geregistreerd onder hun Burgerservicenummer (BSN). Degene die uw aangiftes verzorgt, staat geregistreerd onder zijn inschrijving bij de KVK. 

Door met behulp van DigiD in te loggen bij Logius, kunnen particulieren en ondernemers inzien aan wie zij een machtiging hebben verleend. Desgewenst kunnen zijn deze machtiging ook zelf weer intrekken.

Logius en Digipoort

Digipoort is een digitaal kanaal van de overheid waarmee berichten via een beveiligde weg worden verstuurd. De hiervoor verantwoordelijke organisatie Logius dient te zorgen voor een vlekkeloze werking. Ook het machtigingenregister valt onder de verantwoordelijkheid van Logius.

Organisaties nog niet

De machtigingen die organisaties aan derden hebben afgegeven, staan geregistreerd onder hun RSIN-nummer (Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer). De gemachtigde is bekend onder zijn inschrijving bij de KVK. Organisaties en gemachtigden kunnen op korte termijn eveneens zelf een machtiging inzien of intrekken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Loonkostensubsidieregeling aangepast per 1 juli 2023

Per 1 juli 2023 is de loonkostensubsidieregeling op een aantal punten gewijzigd. De voorwaarden zijn versoepeld en de beslissingstermijn na aanvraag is verkort. De wijzigingen hebben als doel om het voor u als werkgever aantrekkelijker te maken om een werknemer met een beperking in dienst te nemen.

Loonkostensubsidie bij minder productie

Portemonnee

Voor werknemers die als gevolg van een beperking ten opzichte van een medewerker zonder beperking minder productief zijn, kunt u onder bepaalde voorwaarden een loonkostensubsidie krijgen. Deze subsidie compenseert het verschil tussen de loonwaarde van een werknemer en het minimumloon, met als maximum 70% van het minimumloon. 

Aanvragen kan nu ook na start dienstverband

Per 1 juli van dit jaar kunt u de loonkostensubsidie tot zes maanden na de start van het dienstverband aanvragen. Dit kon eerst alleen voor werknemers van wie het dienstverband nog niet gestart was. 

Voorwaarde hiervoor is dat de werknemer voorafgaand aan het dienstverband praktijkonderwijs,  voortgezet speciaal onderwijs of een mbo-opleiding niveau 1 heeft gevolgd.

Gemeente moet nu binnen vijf weken beslissen

U dient de aanvraag voor loonkostensubsidie in bij de gemeente waar de werknemer staat ingeschreven. De gemeente moet binnen vijf weken na vaststelling van de loonwaarde (of een beslissing dat een loonwaardemeting achterwege kan blijven) een beschikking afgeven over de aanvraag. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel schenkbelasting betaalt uw ex-schoonkind?

Als kinderen erven of een schenking krijgen, geldt een laag belastingtarief en zijn flinke vrijstellingen van toepassing. Dat geldt ook voor de partner van uw kind, ofwel uw schoondochter of -zoon. Maar wat zijn de tarieven en vrijstellingen voor ex-schoonkinderen?

Overlijden of echtscheiding?

Schenken

Het antwoord op bovengenoemde vraag is afhankelijk van de manier waarop het huwelijk of geregistreerd partnerschap ten einde is gekomen: door overlijden of door echtscheiding.

Gevolgen door overlijden

Komt het huwelijk of geregistreerd partnerschap ten einde door overlijden, dan geldt voor het ex-schoonkind nog steeds het tarief dat geldt voor kinderen. Ook de vrijstellingen die voor kinderen gelden, zijn voor het ex-schoonkind dan nog steeds van toepassing.
Gevolgen door echtscheiding

De gevolgen bij een echtscheiding liggen anders. In de Successiewet is namelijk bepaald dat in die gevallen er geen gelijkstelling meer is tussen bloed- en aanverwanten. Het ex-schoonkind is na de echtscheiding geen aanverwant meer en heeft daarom geen recht meer op het lage belastingtarief dat voor kinderen geldt. Ook de vrijstellingen die voor kinderen geldt, zijn niet meer van toepassing. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dit ook de bedoeling van de wetgever te zijn.

Wat scheelt dat nu?

Het verschil in te betalen belasting is fors.

Voorbeeld

Stel dat u uw ex-schoonkind € 100.000 wil schenken. Is het huwelijk destijds geëindigd door overlijden van uw kind, dan betaalt uw ex-schoonkind € 9.396 aan schenkbelasting. Is er echter sprake geweest van een echtscheiding, dan bedraagt de te betalen belasting € 29.274.

Posted in Niet gecategoriseerd

SDE++ aanvragen van 5 september tot en met 5 oktober

Ondernemers kunnen van 5 september tot en met 5 oktober 2023 weer subsidie aanvragen in het kader van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++). De SDE++ regeling verschaft subsidie aan ondernemers die grootschalige hernieuwbare energie opwekken of zorgen voor een vermindering van de uitstoot van CO2.

Aanvraag vertraagd

Windmolen

Het kunnen aanvragen van de SDE++ subsidie liep vertraging op vanwege enkele nieuwe facetten van de regeling. Die moesten eerst door de Europese Commissie worden goedgekeurd. Dit is inmiddels gebeurd.

Introductie ‘hekjes’

In de nieuwe SDE++ regeling wordt gebruikgemaakt van zogenaamde hekjes. Via deze hekjes is voor een aantal technieken subsidie gereserveerd. Deze technieken zijn nu nog niet zo rendabel. Er wordt echter verwacht dat deze technieken een belangrijke rol gaan spelen bij de energietransitie.

Overige wijzigingen

Naast de introductie van hekjes is de SDE++ regeling op nog enkele andere punten gewijzigd. Dit betreft:

  • het productieplafond voor het op land opwekken van hernieuwbare elektriciteit en voor de afvang en opslag van CO2 is vervallen;
  • zon-PV-installaties kleiner dan 1 MWp mogen nog maar maximaal de helft van het piekvermogen terugleveren aan het elektriciteitsnet;
  • de SDE++ regeling is uitgebreid met een nieuwe categorie, namelijk de lucht-water-warmtepomp.

Aanvraag voorbereiden

Ondernemers kunnen desgewenst hun aanvraag nu al voorbereiden. De hiervoor benodigde documenten zijn namelijk al beschikbaar op RVO.nl. Vanaf eind augustus kan men de aanvraag dan klaarzetten binnen de eigen omgeving op de site van de RVO. 

Let op! Aanvragen kan tot en met 5 oktober 2023.

Tip! Heeft u hulp nodig bij uw aanvraag, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Posted in Niet gecategoriseerd

LKV mogelijk toch mee bij overgang onderneming: maak bezwaar!

Heeft u werknemers overgenomen van een overdragende werkgever die in 2022 nog recht had op een LKV, dan is het onder voorwaarden toch mogelijk dat u recht heeft op dit LKV. U moet hiervoor bezwaar aantekenen. Dit naar aanleiding van een advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad.

Het advies van de AG

Belastingdienst

De beschikking ‘Wet tegemoetkomingen loondomein’ (Wtl) 2022 gaat ervan uit dat bij de overgang van een onderneming het recht op een loonkostenvoordeel (LKV) niet overgaat naar de overnemende werkgever. De advocaat-generaal (AG) die de Hoge Raad van een advies dient, is daarentegen van oordeel dat dit recht onder voorwaarden wél overgaat naar de overnemende werkgever. 

Let op! De Hoge Raad moet hier zelf over nog uitsluitsel geven. Deze uitspraak wordt in het najaar van 2023 verwacht.

Voorwaarden

Bij een overgang van onderneming kan gedacht worden aan een fusie of aan de inbreng van een eenmanszaak in een bv. De AG is van oordeel dat het LKV onder de volgende voorwaarden overgaat naar de verkrijger:

  • De overnemende werkgever zet de dienstbetrekking voort die de werknemer met de overdragende werkgever had.
  • Als de overdragende werkgever recht had op een LKV voor 1 of meer werknemers, dan heeft de overnemende werkgever van die werknemer(s) dat ook voor de resterende duur van het LKV.
  • De doelgroepverklaring blijft geldig, ook al staat daar de naam van de overdragende werkgever op.

Maak bezwaar

Heeft u werknemers overgenomen van een overdragende werkgever die in 2022 nog recht had op een LKV, dan is het raadzaam om – als de beschikking Wtl over 2022 is ontvangen-  daartegen bezwaar aan te tekenen.  Mocht de Hoge Raad immers het advies van de advocaat-generaal overnemen, dan kunt u mogelijk ook recht krijgen op het LKV. 

Wat moet u vermelden in uw bezwaarschrift?

  • Het is raadzaam in het bezwaarschrift te verwijzen naar de procedure bij de Hoge Raad: ECLI:NL:PHR:2023:341. 
  • Tevens is het van belang aan te geven over welke werknemers het bezwaar gaat en per werknemer aan te geven om welk LKV het gaat. Er zijn immers verschillende soorten loonkostenvoordelen: LKV oudere werknemer, LKV (herplaatsen) arbeidsgehandicapte werknemer en LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden.

Tot slot dient ook de doelgroepverklaring van deze werknemers aan het bezwaarschrift toegevoegd te worden. Het bezwaarschrift moet worden verstuurd naar: Belastingdienst/Centrale administratieve processen, Postbus 8738, 4820 BA Breda.

Tip! Voor het bezwaar kan het formulier Bezwaar loonheffingen worden gebruikt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Loonwaarde wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen gelijk

In veel cao’s en arbeidsovereenkomsten is geregeld dat een werknemer extra vakantierechten heeft, de bovenwettelijke vakantiedagen. Dienen deze bovenwettelijke vakantiedagen op eenzelfde wijze beloond te worden als de wettelijke vakantiedagen?

Deze vraag speelde bij de Hoge Raad. De wet kent een regeling ten aanzien van de wettelijke vakantiedagen. Dat betreft vier keer de overeengekomen arbeidsduur per week. Oftewel, een werknemer heeft minimaal recht op vier weken vakantie op jaarbasis. 

Regeling werktijdverkorting in deze zaak

NS

In de aan de Hoge Raad voorgelegde zaak had een werknemer van de NS gebruikgemaakt van de in de cao geregelde faciliteit ‘Regeling werktijdverkorting oudere werknemers’ (RO-regeling). Op grond van deze regeling worden vrije uren ingezet ter bekorting van de werkweek, in deze zaak was dit naar 32 uur per week. 

De cao van de NS maakt onderscheid tussen verlofuren (wettelijke vakantiedagen) en vrije uren (bovenwettelijke vakantiedagen). De NS was van oordeel dat, doordat de werknemer de vrije uren had ingezet voor werkweekverkorting, ze niet meer gelijk te stellen waren aan het opnemen van vakantie. Om die reden zou de beloning over die uren niet gelijk moeten zijn aan de waarde van een vakantiedag. De NS betaalde daarom geen onregelmatigheidstoeslag over de opgenomen vrije uren.

Vrijetijdsaanspraak

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor het antwoord op de vraag of een vrijetijdsaanspraak moet worden aangemerkt als vakantie, gekeken moet worden naar het doel van de vrijetijdsaanspraak. Als de vrijetijdsaanspraak beoogt de werknemer betaald verlof te bieden in verband met de werkbelasting die de werknemer heeft, dan moet deze aanspraak hetzelfde worden behandeld als vakantie. Ook al gebruikt de werknemer het verlof voor een ander doel, dan wijzigt hiermee de aard van de aanspraak niet.

Dit betekent dat de NS de opgenomen vrije uren hetzelfde moet belonen als de vakantiedagen, waardoor de werknemer recht heeft op nabetaling van de onregelmatigheidstoeslag over deze opgenomen vrije uren (bovenwettelijke vakantiedagen). 

Posted in Niet gecategoriseerd

13 maart 2020 harde deadline toekenning onbelaste reiskostenvergoeding

Tijdens de coronacrisis konden werkgevers onder voorwaarden onbelaste reiskostenvergoedingen blijven betalen, ook als een werknemer thuiswerkte. Was deze verruiming ook van toepassing als de werknemer volgens een cafetariasysteem de keuze had voor een dergelijke vergoeding?

Doorbetalen reiskostenvergoeding

Auto

Een vaste reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer kan tot het maximum van thans € 0,21 per km onbelast worden uitbetaald. De vergoeding mag in beginsel worden gebaseerd op 214 reisdagen, als in het jaar minstens 128 dagen naar de werkplaats wordt gereisd. Deze vergoeding mocht tijdens de coronacrisis worden doorbetaald, ook als werknemers vanwege de lockdown geen 128 dagen naar het werk reisden.

Vergoeding toegekend vóór 13 maart 2020

Een belangrijke voorwaarde voor het onbelast mogen doorbetalen van de reiskostenvergoeding was dat deze vergoeding vóór 13 maart 2020 al aan de werknemer moest zijn toegekend. Het doel van deze verruiming lag namelijk in het feit dat werkgevers anders de bestaande reiskostenvergoedingen zouden moeten aanpassen of tot het belaste loon zouden moeten rekenen.

Cafetariasysteem

Onlangs kwam een zaak voor de rechter waarbij een werkgever de onbelaste reiskostenvergoeding had uitbetaald aan werknemers die pas ná 12 maart voor een onbelaste reiskostenvergoeding hadden gekozen op grond van hun cafetariasysteem. Volgens dit systeem konden werknemers voor een deel van hun salaris zelf aangeven in welke vorm ze dit wilden ontvangen, zoals een reiskostenvergoeding.

Geen onwenselijke of ondoelmatige situatie

De rechtbank Noord-Holland was het met de inspecteur eens dat het onbelast uitbetalen van een reiskostenvergoeding in die situatie niet mogelijk was. Als pas ná het bekend worden van de lockdown gekozen werd voor een onbelaste reiskostenvergoeding, kon bij de hoogte ervan namelijk rekening worden gehouden met het feit dat (deels) thuis werd gewerkt. In die gevallen was er dus ook geen sprake van een onwenselijke of ondoelmatige situatie ten aanzien van de reiskostenvergoeding, aldus de rechtbank.

Geen onvoorwaardelijk recht

Volgens de rechtbank bestond er voor de werknemers die pas na 12 maart 2020 kozen voor een onbelaste reiskostenvergoeding ook geen onvoorwaardelijk recht op deze vergoeding. Ze hadden weliswaar een onvoorwaardelijk recht op vergoedingen volgens het cafetariasysteem, maar niet op de doelen waaraan deze vergoedingen besteed konden worden. De eindheffing over een bedrag van ruim drie ton bleef dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zijn aandelen ondernemingsvermogen voor de BOR?

De bedrijfsopvolgingsregeling, BOR, in de Successiewet kent een vrijstelling voor ondernemingsvermogen. Kunnen effecten hier ook toe behoren en wat is daarvoor bepalend?
Onlangs gaf de rechtbank Noord-Nederland hierover meer duidelijkheid.

In principe geldt dat aandelen niet tot het ondernemingsvermogen behoren, tenzij de aandelen aantoonbaar bestemd zijn voor investeringen in het bedrijf.

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Schenken

De BOR kent een vrijstelling van erf- en schenkbelasting bij vererving of schenking van een bedrijf. Om hiervan gebruik te maken geldt wel een aantal voorwaarden, waarvan de belangrijkste is dat het bedrijf moet worden voortgezet. De vrijstelling van 100% die geldt bij de BOR gaat tot een bedrag van maximaal € 1.205.871 (2023). Over het meerdere bedraagt de vrijstelling 83%.

Tip! Voor de belasting die u dus mogelijk wel moet betalen indien u gebruikmaakt van de BOR, kunt u uitstel van betaling krijgen voor maximaal 10 jaar.

Alleen ondernemingsvermogen

De BOR geldt alleen voor het ondernemingsvermogen. Van het beleggingsvermogen is slechts 5% vrijgesteld. Hierbij is van belang wanneer van beleggingsvermogen sprake is, als er bijvoorbeeld aandelen worden verkregen.

Bestemd om te investeren

Als een onderneming aandelen bezit, is er vaak sprake van ‘duurzaam overtollige liquiditeiten’. Die behoren niet tot het ondernemingsvermogen. Uit de rechtspraak blijkt dat dit anders is als de aandelen aantoonbaar bestemd zijn voor investeringen.

Investeringsplannen

In de betreffende zaak had een exploitante van een akkerbouwbedrijf investeringsplannen en had hierover al afspraken gemaakt met haar buren. Nog voordat de plannen konden worden uitgevoerd, kwam de exploitante te overlijden. Haar zus erfde het bedrijf en voerde de investeringen alsnog uit. Volgens de rechtbank is duidelijk dat onder deze omstandigheden de effecten aangewend dienden te worden om de investeringen te bekostigen. Ze behoorden daardoor tot het ondernemingsvermogen en waren daarom vrijgesteld voor de BOR.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelast zit-stabureau bij werknemer thuis

Heeft u werknemers die (ook) vanuit huis werken? Dan wilt u wellicht zorgen voor een zit-stabureau bij hen thuis. Kan dit onbelast voor de loonheffing?

Vrije ruimte werkkostenregeling

Typen

U kunt het zit-stabureau altijd aanwijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR), mits het gebruikelijk is om een zit-stabureau aan een werknemer te vergoeden, te verstrekken of ter beschikking te stellen. Nadeel van aanwijzen in de vrije ruimte is echter wel dat u mogelijk begin volgend jaar 80% eindheffing moet betalen over het deel van alle vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen waarmee u de vrije ruimte overschrijdt.

Let op! In 2023 bedraagt de vrije ruimte 3% van uw totale fiscale loonsom tot € 400.000 en 1,18% daarboven.

Gericht vrijgestelde arbovoorziening

Gebruik van de vrije ruimte is niet nodig, als u voor het zit-stabureau gebruik kan maken van de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen. De vergoeding of terbeschikkingstelling is dan onbelast.

Om van deze gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen gebruik te kunnen maken, moet u echter wel aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • het sta-zit bureau moet rechtstreeks voortvloeien uit de Arbowet;
  • uw werknemer gebruikt het zit-stabureau voor zijn werk op de thuiswerkplek; én
  • de werknemer betaalt geen eigen bijdrage voor het zit-stabureau, ook niet door een uitruil bij bijvoorbeeld een cafetariaregeling.

Let op! De gerichte vrijstelling geldt alleen voor een zit-stabureau welke voortvloeit uit de Arbowet. Bij een duurder model zijn de extra kosten niet gericht vrijgesteld. U kunt deze extra kosten wel aanwijzen aan de vrije ruimte, mits de extra kosten gebruikelijk zijn. U kunt ook de werknemer voor deze extra kosten een eigen bijdrage vragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bed and Breakfast kan investeringsaftrek toepassen

De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat een Bed and Breakfast (B&B) de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de KIA, kan toepassen op investeringen in de inrichting van de B&B.

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Portemonnee

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is een aftrekpost op de winst. De aftrekpost bedraagt een bepaald percentage van investeringen in bedrijfsmiddelen in een jaar of bedraagt een vast bedrag.  Een en ander is afhankelijk van de hoogte van de investeringen. 

Voor het jaar 2023 gelden de volgende percentages en bedragen:

Totaal investeringen  KIA 
Maximaal € 2.600  0% 
Van € 2.601 tot en met € 63.716 28% van het investeringsbedrag 
Van € 63.717 tot en met € 117.991  € 17.841 
Van € 117.992 tot en met € 353.973  € 17.841 min 7,56% van het investeringsbedrag boven € 117.991 
Meer dan € 353.973  0% 

Bepaalde uitsluitingen

Om voor de KIA in aanmerking te komen moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan.  Zo komen bepaalde bedrijfsmiddelen niet in aanmerking voor deze aftrekpost. Een van de uitsluitingen betreft investeringen in bedrijfsmiddelen die voor 70% of meer bestemd zijn voor verhuur.

Inrichting B&B

Aan de Belastingdienst is de vraag gesteld of de inrichting van een B&B (bed, kast, tafel et cetera) onder de uitsluiting voor de KIA valt. De kamers in de B&B zullen immers voor 70% of meer bestemd zijn voor de verhuur. De Belastingdienst vindt echter dat niet de inrichting van de kamer verhuurd wordt, maar dat sprake is van het verhuren van een gemeubileerde kamer voor recreatief gebruik. 

Gevolg hiervan is dat de B&B de KIA kan toepassen op de investeringen voor de inrichting van de B&B.

Tip! Dit antwoord van de Belastingdienst sluit aan bij een eerdere uitleg van de staatssecretaris. Ook in de parlementaire toelichting was al toegelicht dat een uitsluiting van de KIA in de dienstensector niet de bedoeling was. Als voorbeelden werden genoemd de inrichting van hotels, café’s, restaurants, tennishallen, bowlingbanen, squashbanen en dergelijke.

Posted in Niet gecategoriseerd

Stichting die kwaliteit fysio bevordert Vpb-plichtig?

Ook stichtingen en verenigingen kunnen belastingplichtig zijn, mits ze een onderneming drijven. Wanneer daar sprake van is, hangt af van een aantal omstandigheden. Een casus: een stichting die de kwaliteit van fysiotherapie probeert te bevorderen, is deze Vpb-plichtig?

Keurmerk

Belastingdienst

Een stichting bracht een zaak voor de belastingrechter waarbij de vraag centraal stond of de stichting voor de verrichte activiteiten belastingplichtig was voor de vennootschapsbelasting. De stichting had een kwaliteitsregeling, een keurmerk en een kwaliteitsregister ontwikkeld en vastgesteld voor fysiotherapeuten. De stichting verschilde met de inspecteur van mening of er sprake was van belastingplicht.

Drijven van een onderneming?

De rechtbank stelde dat er sprake is van het drijven van een onderneming als met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid wordt deelgenomen aan het economische verkeer met het oogmerk om daarmee winst te behalen. Voor wat betreft de stichting stond slechts ter discussie of er sprake was van deelname aan het economische verkeer.

Deelname aan economisch verkeer?

Volgens bestaande rechtspraak is er geen sprake van deelname aan het economische verkeer als activiteiten of diensten worden verricht binnen een ‘besloten kring’ van leden of deelnemers. Van een besloten kring is sprake als deze niet of nauwelijks wijzigt of kan wijzigen. Ook is er geen sprake van deelname aan het economische verkeer als de verleende diensten zich uitsluitend richten op de algemene belangenbehartiging van de leden of deelnemers.

Besloten kring

De rechtbank was van mening dat de stichting slechts werkzaam was in besloten kring. Alleen fysiotherapeuten of rechtspersonen van fysiotherapeuten konden immers deelnemen binnen de stichting. Toetreden was niet eenvoudig en gebonden aan voorwaarden inzake kwaliteit. Toegetreden deelnemers moesten bovendien aan de voorwaarden blijven voldoen en hierop werden ze ook gecontroleerd. Dat de deelnemers en ook derden profijt van de stichting konden hebben, deed hier niet aan af. De aanslag vennootschapsbelasting werd vernietigd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Verenigingen en Stichtingen 2023

Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten. Zo kunt u tijdig inspelen op veranderingen en hiermee uw voordeel doen.

Een aantal belangrijke actualiteiten hebben wij daarom voor u op een rij gezet, zoals:

  • Wat is het verschil tussen een ANBI en een SBBI?
  • Is uw instelling een ANBI of een SBBI?
  • Moet u vennootschapsbelasting betalen?
  • Komt u in aanmerking voor vrijwilligersaftrek en hoeveel mag u uw vrijwilligers vergoeden?
  • Wat houdt de kantineregeling in?

Wanneer ANBI?

Euro

ANBI staat voor algemeen nut beogende instelling. Uw vereniging of stichting kan alleen een ANBI zijn als ze zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut en door de Belastingdienst als een ANBI is aangemerkt. Om een ANBI te kunnen zijn, moet aan een groot aantal voorwaarden en verplichtingen worden voldaan. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op.

Let op! Een ANBI moet verplicht een groot aantal gegevens op haar internetsite publiceren. Zo moet een ANBI de balans, de staat van baten en lasten en een toelichting hierop binnen zes maanden na het boekjaar op de site zetten. Zorg dat uw vereniging of stichting aan deze verplichting voldoet. Welke gegevens een ANBI nog meer moet publiceren, staat op de site van de Belastingdienst.

De status van ANBI heeft een groot aantal voordelen. Zo betaalt een ANBI geen schenk- of erfbelasting over schenkingen en erfenissen die zij gebruikt voor het algemeen belang, komt een ANBI in aanmerking voor teruggaaf van een deel van de energiebelasting, bestaan er in de vennootschapsbelasting een aantal fiscale voordelen en zijn giften aan een ANBI bij de schenker onder voorwaarden aftrekbaar in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

Wie een ANBI wil oprichten, kan tegenwoordig terecht op een speciale website van de Belastingdienst. De website biedt informatie over ANBI’s, bevat een link naar een aanvraagformulier voor een ANBI en biedt de mogelijkheid in contact te komen met het zogenaamde ANBI-team van de Belastingdienst. De speciale site is met name bedoeld voor degenen die een kleinere of middelgrote ANBI willen oprichten en de aanvrager te helpen bij zijn aanvraag om – via een praktische uitleg – zaken inzichtelijker te maken.

Let op! De site is te vinden op www.anbiloketbelastingdienst.nl.

Aanscherping toezicht ANBI

Het kabinet heeft in juni 2022 aangekondigd het toezicht op ANBI’s te willen verbeteren, onder meer door gegevens inzake ANBI’s te digitaliseren, de capaciteit inzake toezicht op ANBI’s te vergroten en door de naleving van de voorwaarden voor de ANBI-status af te dwingen. Om misbruik tegen te gaan, wordt ook overwogen de verplichting in te voeren dat ANBI’s jaarlijks een bepaald minimum aan activiteiten moeten verrichten of een minimumbedrag aan het algemeen nut besteden. Zo zouden instellingen die geen activiteiten ondernemen niet langer ANBI kunnen zijn. Het kabinet heeft aangekondigd samen met de branche te gaan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn.

Tip! Een ANBI kan door de Belastingdienst ook worden aangewezen als een culturele ANBI. Uw instelling moet dan voor minstens 90% actief zijn op cultureel gebied. Een culturele instelling kan gebruikmaken van een aantal extra faciliteiten.

Wanneer SBBI?

Als uw vereniging of stichting geen ANBI is, is er wellicht wel sprake van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI). Een SBBI is een instelling die geen ANBI is, maar wel een sociaal belang behartigt. Voorbeelden van SBBI’s zijn een muziekvereniging, een sportvereniging, een toneelvereniging of een lokale scoutinggroep. Het voordeel van een SBBI is dat zij geen schenk- of erfbelasting betaalt over schenkingen of erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met ons over de voorwaarden voor een SBBI.

Let op! Over een schenking die een SBBI doet van meer dan € 2.418 (2023) is door de ontvanger van de schenking wel gewoon schenkbelasting verschuldigd, tenzij deze zelf een ANBI of SBBI is.

Actualiteiten vennootschapsbelasting

Vaak zal een stichting of vereniging niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Dit is echter wel het geval als sprake is van het drijven van een onderneming. Belangrijke criteria zijn deelname aan het economisch verkeer en het streven naar winst (winstoogmerk).

Let op! In de statuten wordt vaak opgenomen dat de stichting of vereniging geen winstoogmerk heeft. Dit is geen vrijwaring voor de vennootschapsbelasting. Bepalend is vooral de feitelijke aanwezigheid van overschotten.

Winstvrijstelling

Behaalt uw stichting of vereniging winst, dan kan er een vrijstelling van toepassing zijn als de winst onder bepaalde grenzen blijft. De vrijstelling is van toepassing als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar samen niet meer bedraagt dan € 75.000. De vrijstelling geldt voor alle stichtingen en verenigingen.  De volledige vrijstelling is ook van toepassing op stichtingen en verenigingen die nog geen vijf jaar bestaan. Dit is beslist in een arrest van de Hoge Raad. Als een vereniging of stichting voor de vrijstelling in aanmerking komt, past de Belastingdienst deze automatisch toe. Als er aangifte is gedaan, volgt er een nihilaanslag. De Belastingdienst beveelt stichtingen en verenigingen aan om bij de aangifte te vermelden dat de vrijstelling van toepassing is. Dit kan door bij ‘expliciet uitspraak Belastingdienst gevraagd’ te vermelden ‘vrijgesteld op grond van artikel 6 Wet Vpb’.

Tip! Uw stichting of vereniging kan ervoor kiezen de vrijstelling niet toe te passen, bijvoorbeeld als u een verlies wilt verrekenen. Deze keuze wordt gemaakt voor een periode van minimaal vijf jaar. Na die tijd kan er opnieuw voor gekozen worden om de vrijstelling niet toe te passen. Als u de vrijstelling niet toe wilt passen, moet u een brief sturen naar het belastingkantoor. Dit moet voordat de aangifte vennootschapsbelasting over het eerste jaar van de periode van vijf jaar is afgehandeld.

Bestedingsreserve

Stichtingen en verenigingen die zijn aangemerkt als culturele ANBI en stichtingen en verenigingen die een sociaal belang behartigen en hun winst voor minstens 70% behalen met behulp van vrijwilligers, kunnen een bestedingsreserve vormen. Voldoet uw instelling aan deze voorwaarden, dan mag (een deel van) de winst voor belastingheffing gereserveerd worden in een bestedingsreserve. Er moet dan wel een bestedingsvoornemen zijn en de gereserveerde winsten moeten in beginsel in het jaar of binnen vijf jaar na afloop van het jaar worden besteed. Na deze termijn valt de bestedingsreserve in de winst.

Aftrek fondswervende activiteiten

Fondswervende activiteiten van een ANBI kunnen in aftrek komen van de winst. Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moeten de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Stichtingen en verenigingen die geen ANBI zijn, kunnen – als zij uitsluitend fondswervende activiteiten verrichten – onder voorwaarden de uitkeringen aan een ANBI van de winst in aftrek brengen. Zo moeten ook hier de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Ook moet kenbaar worden gemaakt dat de opbrengst uit de fondswervende activiteiten voor minimaal 90% naar een algemeen nuttig doel gaat en moet de uitkering zijn gedaan binnen zes maanden na afloop van het jaar waarin de gelden zijn verworven.

Vrijwilligersaftrek

Een ANBI en een SBBI kunnen onder bepaalde voorwaarden gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek in de vennootschapsbelasting. Als SBBI kunt u alleen gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek als de winst voor minstens 70% wordt behaald met behulp van vrijwilligers. Onder de vrijwilligersaftrek kan de winst van uw vereniging of stichting verminderd worden met een fictieve beloning van de vrijwilligers op basis van het minimumloon, verminderd met de daadwerkelijke beloning. Als u aannemelijk maakt dat een hoger loon dan het minimumloon gebruikelijk is, mag u rekening houden met dat hogere loon.

Belastingplicht culturele instellingen

Culturele instellingen kunnen voor de vennootschapsbelasting belaste en onbelaste activiteiten verrichten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een museum, waarbij de winst behaald met de museumwinkel belast is en de winst behaald met de culturele activiteiten onbelast. Als met deze culturele activiteiten een verlies geleden wordt, kan dit verlies echter niet verrekend worden met de winst van de museumwinkel.

Om die reden hebben culturele instellingen de mogelijkheid om te kiezen voor volledige belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Bij volledige belastingplicht kan het verlies uit de onbelaste activiteit wel verrekend worden met de winst uit de belaste activiteit. Een dergelijke keuze geldt voor een periode van tien jaar.

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

Actualiteiten loonbelasting

ANBI’s kunnen gebruikmaken van de vrijwilligersregeling in de loonbelasting. Is uw stichting of vereniging aangemerkt als ANBI, dan hoeft u geen loonheffing in te houden op een vergoeding aan een vrijwilliger. De vergoeding mag niet meer bedragen dan € 190 per maand en maximaal € 1.900 per jaar (2023). Betaalt u een uurvergoeding, dan beschouwt de Belastingdienst een bedrag van maximaal € 5 (of € 2,75 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) per uur als vrijwilligersvergoeding.

Het gebeurt in de praktijk vaak dat een vrijwilliger afziet van een kostenvergoeding. Hierdoor wordt de vergoeding een gift die de vrijwilliger onder voorwaarden kan aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting. Dat kan alleen als voldaan wordt aan de drie volgende voorwaarden:

  1. uw organisatie verklaart dat de vrijwilliger recht heeft op de vergoeding;
  2. uw organisatie is bereid en in staat om de vergoeding uit te betalen;
  3. de vrijwilliger kan aanspraak maken op de vergoeding en heeft de vrijheid daarover te beschikken.

Let op! De vrijwilliger kan de kosten alleen aftrekken als de ANBI een ‘vrijwilligersverklaring’ invult. Deze is beschikbaar op de site van de Belastingdienst (zoekterm ‘vrijwilligersverklaring’).

Tip! Is uw vereniging of stichting geen ANBI, maar wel een sportorganisatie of een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen? Dan kunt u ook de vrijwilligersregeling toepassen.

Actualiteiten omzetbelasting

Vanaf 1 januari 2019 is de sportvrijstelling in de omzetbelasting verruimd. De sportvrijstelling dient verplicht te worden toegepast. De vrijstelling geldt voortaan ook voor diensten die sportorganisaties verlenen aan niet-leden, bijvoorbeeld het verzorgen van een training.

Instellingen die geen winst beogen en een sportaccommodatie ter beschikking stellen die onmisbaar is voor de sportbeoefening, vallen voortaan ook onder de vrijstelling. Door aanpassing van de definitie ‘winst beogen’, vallen niet-commerciële organisaties onder de vrijstelling. Het niet beogen van winst wordt verbonden aan de organisatie als geheel.

Het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie is nu belast tegen het lage tarief van 9%. Door de vrijstelling is de voorbelasting vanaf 2019 niet meer aftrekbaar. Om dit nadeel te compenseren, is er een subsidieregeling voor gemeenten en sportorganisaties. De subsidie voor gemeenten bedraagt 17,5% van alle btw-belaste sportuitgaven. Voor sportinstellingen is de subsidie maximaal 20%, met een maximum van € 2,5 miljoen per jaar. Een subsidie van minder dan € 2.500 wordt niet verstrekt. Voor sommige activiteiten in het kader van verduurzaming en toegankelijkheid geldt een extra subsidie van maximaal 10%. Voor sommige activiteiten in het kader van het bevorderen van de veiligheid geldt een extra subsidie van maximaal 30%.

Btw-vrijstelling fondsenwerving

Fondswervende activiteiten van bepaalde aangewezen instellingen waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld van btw (waaronder ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor jeugdwerk, sportverenigingen en culturele, sociale en religieuze instellingen) zijn in het geheel vrijgesteld van btw als de fondswervende leveringen niet meer dan € 68.067 en de fondswervende diensten niet meer dan € 22.689 per jaar bedragen.

Let op! Voor sportverenigingen geldt een afwijkend grensbedrag voor fondswervende diensten van € 50.000. Daarnaast mogen sportverenigingen geen gebruikmaken van de kantineregeling. Dit betekent dat de kantineontvangsten meetellen voor het maximumbedrag van de fondswervende leveringen van € 68.067 per jaar.

Bij overschrijding van een van de grensbedragen komt de fondsverwerving in de normale heffing van de btw terecht. Dit geldt niet als de overschrijding veroorzaakt wordt door bijzondere, eenmalige omstandigheden of als de overschrijding redelijkerwijs niet was te voorzien. De grensbedragen voor leveringen en diensten gelden onafhankelijk van elkaar. Overschrijding in één categorie betekent dus niet automatisch dat de andere categorie ook in de btw betrokken moet worden.

Tip! Giften, donaties en contributies (zonder expliciete tegenprestatie) worden voor de grensbedragen niet meegerekend.

Bepaalde organisaties, bijvoorbeeld muziekverenigingen, dorpshuizen en buurtverenigingen, kunnen de kantineregeling toepassen. De kantineontvangsten zijn dan vrijgesteld als deze inclusief btw niet meer bedragen dan € 68.067 per jaar. Deze vrijstelling geldt naast de vrijstelling voor fondsenwerving. Dit betekent dat de kantineontvangsten niet meetellen voor de grensbedragen.

Overige actualiteiten

Besturen van verenigingen en stichtingen hebben met ingang van 1 juli 2021 met extra regels te maken. Dit is het gevolg van de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR).

De WBTR is bedoeld om wanbestuur binnen verenigingen en stichtingen zo veel mogelijk te voorkomen. Met de WBTR wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de regels die al gelden voor besturen van nv’s en bv’s. Onder meer is de aansprakelijkheid van bestuurders uitgebreid met aansprakelijkheid bij faillissement als er sprake is van een ernstig verzuim, bijvoorbeeld als voor bepaalde risico’s geen verzekering is afgesloten. Verder is nieuw dat een bestuurder van een vereniging of stichting niet mag deelnemen aan vergaderingen over een bepaald onderwerp als hij ook een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging of stichting. Ook mag hij in die gevallen niet deelnemen aan de besluitvorming.
Een andere wijziging is dat een bestuurder voortaan nooit meer stemmen kan uitbrengen dan de rest van het bestuur samen. Een bestaande afwijkende statutaire regeling is geldig tot 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging als dit eerder is. Verder is geregeld dat als in een vereniging of stichting met een klein bestuur geen van de bestuursleden nog in functie is of afwezig is, formeel geen besluiten meer genomen kunnen worden. De statuten dienen dan te bepalen hoe besluiten dan toch genomen kunnen worden, bijvoorbeeld via een commissie.

Convenant Belastingdienst en organisaties goede doelen

Goede doelen hebben vanaf 2019 nog maar te maken met één loket voor het aanvragen van een erkenning en van de ANBI-status. Hiertoe hebben organisaties van goede doelen met de Belastingdienst een convenant afgesloten. Om fraude te voorkomen, kunnen goede doelen een erkenning aanvragen bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Zo weten donateurs dat ze te maken hebben met een bonafide organisatie. Daarnaast kunnen goede doelen de ANBI-status aanvragen. De aanvraag verloopt nu nog digitaal via de Belastingdienst.

De kwaliteitseisen voor het verkrijgen van de erkenning zijn gelijk aan die voor de ANBI-status. Een aparte aanvraag bij de Belastingdienst is dan dus niet meer nodig. De fiscus behoudt zich wel het recht voor altijd zelf de ANBI-status te kunnen toetsen.

Giftenaftrek: bewijs vereist

Donateurs moeten hun gift kunnen bewijzen om deze af te kunnen trekken. Een ontvangstbewijs of verklaring is hiervoor niet voldoende. Het is daarom aan te bevelen dat giften per bank worden overgemaakt en niet cash. Contante giften zijn per 2021 niet langer aftrekbaar.

Hogere giftenaftrek culturele ANBI

Voor giften aan culturele ANBI’s geldt een hogere giftenaftrek. Particulieren mogen deze giften voor de giftenaftrek verhogen met 25% (met een maximum van € 1.250 per jaar). Ondernemingen in de vennootschapsbelasting mogen een gift aan een culturele ANBI verhogen met 50% (met een maximum van € 2.500 per jaar).

Let op! De fiscus heeft jarenlang de aftrek van giften aan culturele instellingen in bepaalde gevallen te beperkt toegepast. Voor partners geldt dat zij beiden van de extra aftrek gebruik kunnen maken. Wanneer zij allebei € 5.000 aan een culturele ANBI schenken, is dus de maximale extra aftrek van 2 x € 1.250 = € 2.500 mogelijk. In de praktijk blijkt dat in die gevallen slechts één keer de extra aftrek is toegepast. De Belastingdienst heeft dit automatisch hersteld voor belastingplichtigen die over de jaren 2017 t/m 2021 te weinig aftrek hebben gehad. Vanaf het jaar 2022 wordt de aftrek correct toegepast.

Gift aan steunstichting SBBI

Een steunstichting SBBI is een stichting die speciaal is opgericht om geld in te zamelen voor een jubileum van een SBBI op het gebied van sport en muziek. Een gift aan een steunstichting SBBI is aftrekbaar.

Let op! Een steunstichting moet voldoen aan bepaalde voorwaarden.

Periodieke gift eenvoudiger

De eis van een notariële akte voor de aftrekbaarheid van een periodieke gift is met ingang van 2014 vervallen. Een periodieke gift aan een ANBI of een niet-vennootschapsbelastingplichtige vereniging met minimaal 25 leden is vanaf die datum ook volledig aftrekbaar als deze gift wordt vastgelegd in een onderhandse akte van schenking. De eis dat de periodieke gift alleen aftrekbaar is als deze is vastgelegd voor een looptijd van minimaal vijf jaar (of eindigt bij eerder overlijden) is wel blijven bestaan.

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten, waaronder stichtingen en verenigingen, bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. Entiteiten die hieraan niet voldoen, kunnen te maken krijgen met sancties. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. U kunt een vereniging of stichting registreren in het UBO-register via de Kamer van Koophandel.

Op basis van de uitspraak van het Europese Hof wat betreft de openbaarheid van het UBO-register, heeft het kabinet besloten dit register niet publiekelijk toegankelijk te maken. Via de Kamer van Koophandel konden derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde, is volgens een uitspraak van het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom de openbaarheid van delen van het UBO-register heroverwogen.

Tegemoetkoming energiekosten (TEK)

Ondernemers in het mkb waarvan de energiekosten minstens 7% van de omzet bedragen, kunnen sinds 21 maart 2023 de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) aanvragen. De TEK kan worden verkregen voor de periode 1 november 2022 t/m 31 december 2023. Op basis van hun aanvraag ontvangen ze een voorschot van 50% subsidie. Ook stichtingen, culturele instellingen en semipublieke instellingen die voldoen aan de voorwaarden van de TEK-regeling kunnen een aanvraag indienen.

De TEK wordt berekend op basis van standaard verbruiks- en prijsgegevens en dus niet op basis van het werkelijke gebruik en de actuele prijs. U komt alleen in aanmerking voor de TEK als uw energiekosten meer dan 7% van uw omzet bedragen. Dit wordt berekend aan de hand van modelprijzen voor gas en elektra voor 2022. Deze modelprijzen zijn inmiddels bekendgemaakt en bedragen voor gas € 2,41 per kuub en voor elektra € 0,59 per kWh. U kunt dus zelf uitrekenen of u voor de TEK in aanmerking komt.

U betaalt zelf in ieder geval een minimumprijs van € 1,19 per kuub gas en € 0,35 per kWh elektra. Ook wordt er gewerkt met maximumprijzen van € 3,19 respectievelijk € 0,95. De TEK vergoedt hooguit 50% van het verschil boven de minimumprijs en bedraagt maximaal € 160.000.

De tegemoetkoming kan tot 2 oktober 2023 17.00 uur worden aangevraagd bij RVO.nl. Hiervoor is eHerkenning op niveau eH3 nodig. Om de definitieve TEK te kunnen berekenen, dient een vaststellingsverzoek te worden ingediend. Ook dit moet bij de RVO gebeuren, uiterlijk op 31 mei 2024.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Speciaal e-mailadres voor vragen inzake uitkoopregeling veehouders

Voor veehouders die gebruik kunnen en willen maken van de uitkoopregeling van de overheid, bestaan twee subsidieregelingen, de Lbv en de Lbv-plus. Voor fiscale vragen over deze subsidieregelingen heeft de Belastingdienst een speciaal e-mailadres geopend.

Fiscale vragen

Agrarisch

De subsidieregelingen Lbv en Lbv-plus kunnen fiscale vragen oproepen. Deze subsidies zijn namelijk belast met inkomsten- of vennootschapsbelasting, maar weer niet met btw. Een speciale werkgroep heeft de meest gestelde vragen en antwoorden verzameld. U vindt die meest gestelde vragen en antwoorden over de Lbv hier en over de de Lbv-plus hier.

Speciaal e-mailadres

Agrarisch ondernemers die er na het lezen van die vragen en antwoorden nog niet uitkomen, kunnen via een speciaal e-mailadres hun vragen voorleggen aan de Belastingdienst. Het e-mailadres is piekbelasters@belastingdienst.nl.

Tip! Voor vragen over deze regelingen kunt u ook contact opnemen met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Overstappen naar een bv 2023

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof? Dan kan het interessant zijn om over te stappen naar een bv. Of dit voor u de juiste keuze is, hangt af van tal van aspecten. Welke belangrijke verschillen zijn er?

Wanneer overstappen?

Strategie

De vraag wanneer u er als mkb-ondernemer verstandig aan doet om over te stappen naar de bv, is niet eenduidig te beantwoorden en hangt af van bepaalde individuele factoren. In het algemeen kan wel worden gesteld dat de overstap pas aantrekkelijk wordt in situaties waarbij een fors deel van de winst niet direct consumptief door de eigenaar-ondernemer wordt gebruikt. Het verdient dan vanuit fiscaal oogpunt veruit de voorkeur via de bv deze winst onbelast als reserves op te potten. De winst kan dan op een later tijdstip worden gebruikt voor bijvoorbeeld investeringen, een grote privéaankoop of om op een eerder tijdstip te stoppen met werken.

Hoewel individuele factoren bepalend zijn, kan gesteld worden dat het in veel situaties verstandig is bij een structurele winst vanaf ongeveer € 150.000 de overstap naar een bv te overwegen.

Winst

Winst belast in de IB-onderneming

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof, dan betaalt u over de winst het progressieve tarief van de inkomstenbelasting. Onbelast oppotten van winst is dus niet mogelijk. U heeft wel recht op een aantal ondernemersfaciliteiten die de belastingdruk beperken. De belangrijkste is de zelfstandigenaftrek van € 5.030 per jaar. Dit bedrag mag u in mindering brengen op de winst, maar in 2023 tegen een maximumtarief van 36,93%. Voor de zelfstandigenaftrek is wel vereist dat u minstens 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor uw bedrijf én dat dit meer dan de helft van het aantal werkzame uren is. Dit wordt het urencriterium genoemd. Deze laatste eis geldt niet voor starters.

Een andere belangrijke faciliteit is de mkb-winstvrijstelling van 14%. Hierdoor blijft 14% van de winst onbelast en is 14% van een eventueel verlies niet aftrekbaar. Ook deze aftrek is in 2023 beperkt tot maximaal 36,93%. Door de mkb-winstvrijstelling betaalt u maximaal 44,33% belasting over de behaalde winst, verminderd met de ondernemersfaciliteiten. 

Winst belast in de bv

In de bv betaalt u vennootschapsbelasting over – kort gezegd – de behaalde winst. Over de eerste € 200.000 winst betaalt de bv in 2023 19% vennootschapsbelasting, over het meerdere 25,8%. Pas als de bv de winst die na belasting resteert, uitdeelt aan de directeur-grootaandeelhouder (dga), moet de dga over de uitgedeelde winst aanvullend 26,9% inkomstenbelasting betalen. Daardoor wordt de totale winst belast tegen 40,79 tot 45,76%. U bereikt dit tarief dus pas na uitdeling van de winst. Dit betekent dat het aantrekkelijk is om in de bv winst op te potten en dit pas uit te delen zodra u het als aandeelhouder nodig heeft. Op die manier heeft u renteloos uitstel van belastingbetaling! Bij verkoop van de bv of bij overlijden betaalt u op zijn laatst uiteindelijk belasting over opgepotte winsten.

Let op! Het oppotten van winst levert niet altijd een liquiditeitsvoordeel op en is niet altijd optimaal. Afhankelijk van de situatie kan het fiscaal voordeliger zijn om overtollige liquide middelen naar privé te halen.

Een algemeen cijfervoorbeeld*

Belasting in de IB
Bij een winst van € 200.000 brengt u in de inkomstenbelasting eerst de zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling tot de maximale aftrek in mindering. U betaalt daardoor over € 167.674 belasting. Dit bedraagt € 77.880.

Belasting in de bv
In de bv vermindert u de winst van € 200.000 eerst met het gebruikelijk loon van de dga. Dit stellen we op € 51.000. Hierover betaalt u als dga € 13.292 inkomstenbelasting. Over het restant betaalt de bv 19% vennootschapsbelasting, ofwel € 28.310. Deelt de bv de rest van de winst van € 120.690 uit aan u als dga, dan betaalt u hierover nog eens 26,9% belasting, ofwel € 32.466. In totaal betalen u en de bv in dit voorbeeld samen dus € 74.068 aan belasting als de winst direct wordt uitgedeeld. Dit is € 3.812 minder dan in de inkomstenbelasting. 

Let op! Vanaf 2024 krijgt box 2 twee verschillende tarieven. Tot € 67.000 aan inkomsten in box 2 geldt een tarief van 24,5%, over het meerdere boven € 67.000 aan inkomsten geldt een tarief van 31%. Dit betekent dat u vanaf 2024 tot een inkomen van € 106.219 in box 2 voordeliger uit bent dan dat nu het geval is. Boven dit bedrag betaalt u straks meer belasting in box 2 dan vóór 2024.

*(Om de berekeningen eenvoudig te houden, zijn geen premies voor bijvoorbeeld pensioen en Zvw meegenomen)

Andere aandachtspunten bij een bv

Naast de rekensom of het fiscaal gezien interessant is de overstap te maken naar een bv, zijn er nog meer aspecten die van belang zijn te weten.

  • De dga is een werknemer
  • Aansprakelijkheid
  • Oudedagsvoorziening
  • Zakendoen met de bv

Dga is werknemer

Anders dan de zelfstandig ondernemer ziet de fiscus de dga als werknemer. 

Gebruikelijk loon

Heeft u een bv, dan bent u als dga verplicht een minimumbedrag aan salaris uit de bv op te nemen. Dit gebruikelijk loon is het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking met die van u als dga of het loon van de meestverdienende werknemer in uw bedrijf, als dat meer is. 

Het gebruikelijk loon moet echter in 2023 minstens € 51.000 bedragen. Het gebruikelijk loon wordt belast in box 1, dus progressief.

Let op! Des te meer gebruikelijk loon u in aanmerking neemt dan wel in aanmerking moet nemen, des te minder u profiteert van het lage tarief van de vennootschapsbelasting.

Gebruikelijk loon innovatieve start-ups

Een innovatieve start-up is een bedrijf dat speur- en ontwikkelingswerk verricht en binnen de WBSO (S&O-afdrachtvermindering) als starter is aangemerkt. Voor dga’s van innovatieve start-ups geldt een lagere loonverplichting. Zij mogen zichzelf in de eerste drie jaar na de start van de onderneming het wettelijk minimumloon toekennen in plaats van het minimale gebruikelijk loon van € 51.000. Een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon is wel mogelijk als anders de continuïteit van uw bv in gevaar komt. Dit moet u dan wel aantonen.

Gebruikelijk loon starters

Ook dga’s van startende bv’s die geen innovatieve activiteiten verrichten, kunnen onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon toekennen. Een voorwaarde is dat de bv een hoger gebruikelijk loon niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat de bv veel geïnvesteerd heeft en daardoor over onvoldoende financiële middelen beschikt. Een lager gebruikelijk loon voor starters mag maximaal drie jaar lang betaald worden. Is sprake van een eenmanszaak die is omgezet in een bv, dan moet de periode waarin u uw bedrijf als eenmanszaak dreef van de periode van drie jaar worden afgetrokken. Ook nu is een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon mogelijk als anders de continuïteit van uw bv in gevaarkomt.

Gebruikelijk loon verlieslijdende bv’s

Aan de dga van een bv die verlies lijdt, kan onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon worden toegekend. Voorwaarde is dat het verlies de continuïteit van uw bedrijf in gevaar brengt. Hiervan is geen sprake bij een incidenteel verlies. Verder moet duidelijk zijn dat uw bedrijf de rekeningen niet meer kan betalen en dat dit niet het gevolg is van een oplopende rekening-courantschuld, uitgekeerd dividend of andere onttrekkingen.

Tip! De dga kan in beginsel ook profiteren van de regelingen die ook voor ‘normale’ werknemers gelden. Dit betreft met name kostenvergoedingen en het gebruik van de werkkostenregeling, waarvan dus ook de dga gebruik kan maken. Volgens deze regeling kan in 2023 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000 besteed worden aan belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen en 1,18% over het meerdere van de loonsom boven € 400.000.

Aansprakelijkheid

Een voordeel van de bv is dat de aansprakelijkheid van de dga beperkt is tot het in de bv geïnvesteerde bedrag, oftewel de waarde van de aandelen. Formeel is de dga dus niet aansprakelijk voor de schulden van de bv, tenzij sprake is van wanbeleid. Tevens kan aansprakelijkheid jegens de Belastingdienst ontstaan bij het niet-nakomen van bepaalde verplichtingen, zoals het tijdig melden van betalingsonmacht. In de praktijk komt het echter voor dat banken, bij het verstrekken van een financiering voor de bv, eisen dat de dga in privé meeondertekent. Wanneer de bv haar schulden niet meer kan betalen, worden deze dan toch verhaald op het privévermogen van de dga.

Verzekeringsaspecten

Anders dan een gewone werknemer, is de dga in de regel niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wanneer geen sprake is van ondergeschiktheid, een gezagsverhouding ontbreekt en de dga niet tegen zijn wil ontslagen kan worden, is er geen sprake van premieplicht. In dat geval moet hij zichzelf dus verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, hoewel dit laatste vrij moeilijk is.

De dga is wel verzekerd voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en moet hiervoor, net als de zelfstandig ondernemer, zelf de premies betalen. Voor 2023 is de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw vastgesteld op 5,43% van het premieplichtig inkomen, tot een maximuminkomen van € 66.956. De maximale inkomensafhankelijke bijdrage Zvw komt daardoor op € 3.636. Deze bijdrage geldt zowel voor de zelfstandig ondernemer als de dga.

Oudedagsvoorziening

Sinds enige tijd zijn de maximaal aftrekbare bedragen voor het opbouwen van een oudedagsvoorziening beperkt. De ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga kunnen hier allebei door worden getroffen. Het uitgangspunt is immers dat een maximaal pensioengevend salaris niet meer dan € 128.810 (2023) mag bedragen. Wilt u meer pensioen opbouwen, dan is dit niet meer fiscaal gefaciliteerd. Daarnaast is vanaf 2023 de dotatie aan de oudedagsreserve voor zelfstandig ondernemers geschrapt. Over een bestaande oudedagsreserve hoeft nog niet direct te worden afgerekend met de fiscus, maar de reserve kan niet meer worden verhoogd via extra dotaties.
Beperking afschrijven op bedrijfsgebouwen

Sinds 2019 is de afschrijving op alle bedrijfsgebouwen in eigen gebruik voor bv’s beperkt tot 100% van de WOZ-waarde. Hierdoor kunnen bv’s minder afschrijven op hun bedrijfsgebouwen. Deze beperking geldt niet voor ondernemers in de inkomstenbelasting ten aanzien van gebouwen in eigen gebruik. 

Zakendoen met uw bv

Als u een bv heeft, kunt u hier als dga ook zakelijk mee handelen. U bent in feite te vergelijken met een onafhankelijke derde. Zo kunt u bijvoorbeeld geld lenen van uw bv voor een grote aankoop of via uw bv een hypotheek afsluiten voor de aankoop van een woning. De winst die uw bv hiermee behaalt, komt dan ten goede aan uw bv en niet aan uw bank. Houd er wel rekening mee dat leningen bij de bv vanaf 2023 zijn gemaximeerd tot € 700.000, maar dat geldt niet voor een hypotheek voor de aankoop van een eerste eigen woning. Houd er ook rekening mee dat u bij dergelijke transacties zakelijke voorwaarden in acht neemt. Denk aan het rentepercentage, onderpand en voortijdig aflossen. Schakel desgewenst een adviseur in om u hiermee bij te staan.

Geruisloos doorschuiven

Als u wilt overstappen van een onderneming in de inkomstenbelasting naar een bv, dient u in beginsel met de fiscus af te rekenen over de opgebouwde (stille) reserves. Zo kan bijvoorbeeld de boekwaarde van uw pand lager zijn dan de werkelijke waarde.

Er bestaat een mogelijkheid om niet af te rekenen, maar ‘geruisloos’ door te schuiven. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat de bv met dezelfde boekwaarde verdergaat als waarmee de onderneming in de inkomstenbelasting stopte.

Een nadeel hiervan is dat de bv geen investeringsaftrek kan claimen en ook over lagere bedragen af kan schrijven. Het is dan ook helemaal afhankelijk van uw situatie of geruisloos doorschuiven voor u voordeliger is of niet. Er is ook een alternatief voor geruisloos doorschuiven, namelijk het bedingen van een lijfrente bij de eigen bv of een bank of verzekeraar. Tegenover de belaste stakingswinst staat dan de aftrek van de inleg in het lijfrenteproduct (die bij een eigen bv niet hoeft te worden betaald). Dit kan echter niet voor onbeperkte bedragen.

Let op! Bij geruisloos doorschuiven moet op termijn, bij verkoop van de bv, in principe nog wel over de opgebouwde reserves afgerekend worden. Tenzij uw opvolger ook weer besluit om geruisloos door te schuiven. Op deze manier kan de belastingclaim (eindeloos) worden uitgesteld. Geruisloos doorschuiven is echter niet altijd mogelijk dan wel aantrekkelijk.

In deze Advieswijzer hebben wij de belangrijkste aspecten van de overstap naar een bv op een rij gezet. Het is echter onmogelijk om in deze vorm alle aspecten voldoende te belichten. Overweegt u de overstap naar een bv, neem dan contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wat is de bijtelling van een zakelijke auto ouder dan 15 jaar?

Voor een auto van de zaak die ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld, geldt een bijtelling. De hoogte van die bijtelling is afhankelijk van het bijtellingspercentage en de waarde van de auto. Het bijtellingspercentage en de vaststelling van de waarde is voor auto’s ouder dan 15 jaar anders dan voor jongere auto’s.

Waarde

Auto

Voor auto’s van 15 jaar en jonger moet voor de waarde worden aangesloten bij de catalogusprijs van de auto. Voor auto’s ouder dan 15 jaar geldt echter de waarde in het economische verkeer. De vraag is echter hoe die waarde wordt bepaald. De Belastingdienst geeft aan dat bijvoorbeeld veilingprijzen en de taxatiewaarde voor de verzekering een indicatie hiervoor kunnen geven. Een officieel taxatieverslag is hiervoor niet verplicht.

Let op! De waarde in het economische verkeer kan lager zijn dan de oorspronkelijke nieuwprijs van de auto, maar ook hoger.

Bijtellingspercentage

Als de auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, geldt in 2023 een standaardbijtellingspercentage van 35%. Voor auto’s die jonger zijn bedraagt dit percentage 22 of 25%.

Auto’s die vanaf 2017 voor het eerst op naam zijn gezet, kennen een standaardbijtellingspercentage van 22%. Auto’s die voor het eerst op naam zijn gezet in de jaren vóór 2017 en die nog geen 15 jaar oud zijn, kennen een standaardbijtellingspercentage van 25%.

Korting op bijtellingspercentage

Op het standaardbijtellingspercentage van 22, 25 of 35% komt nog een korting in mindering als de auto geen CO2-uitstoot heeft. Deze korting bedraagt in 2023 6% over de eerste € 30.000 van de waarde van de auto. Voor de waarde boven € 30.000 geldt de korting niet en geldt gewoon het standaardbijtellingspercentage. 

Tip! Dit is alleen anders als de auto op waterstof rijdt of wordt aangedreven door geïntegreerde zonnecellen. Dan geldt de korting van 6% voor de gehele waarde (dus ook boven € 30.000).

Let op! Voor auto’s die voor het eerst op naam zijn gezet vanaf het jaar 2018, kunnen nog andere regels gelden. De toenmalige regels blijven namelijk gedurende 60 maanden van toepassing.

Uiteindelijke bijtelling

De uiteindelijke bijtelling van een auto ouder dan 15 jaar is dus afhankelijk van verschillende factoren.

Voorbeeld

Een auto van meer dan 15 jaar oud heeft een waarde in het economische verkeer van € 80.000. De auto is inmiddels volledig elektrisch en de RDW heeft de CO2-uitstoot vastgesteld op nul. 
Het bijtellingspercentage voor deze auto bedraagt 35%. Tot een waarde van € 30.000 mag in 2023 dit percentage verlaagd worden naar 29% (35% – 6%). De uiteindelijke bijtelling bedraagt in 2023 dan € 26.200 (29% * € 30.000 + 35% x € 50.000). 

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscus stelt zich soepeler op bij sanering belastingschulden

Bent u ondernemer en kunt u uw belastingschulden niet meer betalen, dan stelt de fiscus zich tot 1 oktober 2023 soepeler op bij een schuldsanering. U moet dan wel met al uw schuldeisers een saneringsakkoord afsluiten.

Saneringsakkoord

Belastingdienst

In een saneringsakkoord maakt u met al uw schuldeisers een afspraak over het bedrag dat u maximaal aflost op de openstaande vorderingen. Dit bedrag zal naar alle waarschijnlijkheid (veel) lager liggen dan de schuld die openstaat bij de betreffende schuldeisers.

Is ook de Belastingdienst een van de schuldeisers?

Normaal gesproken gaat de Belastingdienst alleen akkoord als zij tenminste het dubbele percentage ontvangen van wat de overige schuldeisers van u krijgen. Tot 1 oktober van dit jaar, 2023, gaat de Belastingdienst echter akkoord met hetzelfde percentage dat ook u de overige schuldeisers kunt betalen. Daardoor kunt u die schuldeisers iets meer aflossing bieden en is de kans op een akkoord groter.

Let op! De voorwaarde is dat álle schuldeisers akkoord gaan met het saneringsvoorstel.

Zzp’ers

Zzp’ers kunnen contact opnemen met hun gemeente om te informeren of zij in aanmerking komen voor een schuldsaneringstraject. Vaak is dit bij een loket schuldhulpverlening. Komt u in aanmerking, dan zullen zij voor u een schuldsaneringstraject opstarten. 

Bv’s en andere rechtspersonen

Andere rechtspersonen, zoals een bv, moeten zelf een schuldsaneringsakkoord met hun schuldeisers zien af te spreken. Er dient eerst een akkoord te zijn verkregen van alle schuldeisers, naast de Belastingdienst. Is dit akkoord bereikt, dan kunt u vervolgens bij de Belastingdienst een verzoek indienen een deel van de belastingschulden kwijt te schelden. Hoe zo’n schuldsaneringstraject aangepakt moet worden, is te vinden op bijvoorbeeld de website van het NIBUD of bij de KVK.

Aanvragen schuldsanering bij de Belastingdienst

Om een aanvraag in te dienen voor een schuldsanering bij de Belastingdienst moet u het formulier Verzoek kwijtschelding belasting en/of premie voor ondernemingen invullen en indienen. 

U vindt hier meer informatie, de overige voorwaarden en welke documenten de fiscus van u nodig heeft om uw verzoek te kunnen beoordelen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Niet eerder dan 1 juli 2024 uitbetalen 10% pensioen ineens

Werknemers die met pensioen gaan kunnen straks maximaal 10% van hun pensioen in één keer laten uitbetalen. Deze mogelijkheid zou oorspronkelijk per 1 januari 2023 ingaan, maar is al meerdere keren uitgesteld. Inmiddels is bekend dat deze mogelijkheid niet eerder dan 1 juli 2024 in werking zal treden.

Bedrag ineens

Handen

U kunt straks, als pensioengerechtigde,  op uw pensioeningangsdatum maximaal 10% van uw opgebouwde pensioen in één keer uit laten betalen.

Let op! Door het uitstel van de beoogde ingangsdatum naar niet eerder dan 1 juli 2024, komt deze mogelijkheid niet beschikbaar als uw pensioeningangsdatum vóór 1 juli 2024 ligt.

Uitstel uitbetaling

U kunt er straks ook voor kiezen om de (maximaal) 10% pensioen later te laten uitbetalen dan op de pensioeningangsdatum. Deze mogelijkheid staat alleen open als uw pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin u de AOW-leeftijd bereikt of als die pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag volgend op die maand.

Kiest u voor latere uitbetaling, dan vindt deze plaats in de maand januari volgend op het jaar waarin u de  AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

Let op! Deze mogelijkheid tot latere uitbetaling staat straks dus niet open voor iedereen die voor de AOW-datum al met pensioen gaat.

Bestedingsdoel is vrij

Wat u met het bedrag ineens wil gaan doen, staat vrij. Er is in de wet geen verplicht bestedingsdoel opgenomen.

Tip! De mogelijkheid om maximaal 10% in één keer uit te laten betalen, staat straks ook open voor andere oudedagsvoorzieningen, zoals lijfrenteverzekeringen.

Uitstel

De beoogde inwerkingsdatum is weer uitgesteld omdat de regering het belangrijk vindt dat deelnemers goed geïnformeerd worden over de mogelijkheid om maximaal 10% pensioen in één keer op te nemen. Pensioenuitvoerders hebben ná aanname van deze mogelijkheid door de Tweede en Eerste Kamer nog minimaal zes tot negen maanden nodig om deelnemers hierover goed te kunnen informeren en om de mogelijkheid goed te implementeren. Nu de plenaire behandeling in de Tweede Kamer pas na het zomerreces gepland staat, kan de eerder voorgenomen ingangsdatum van 1 januari 2024 niet gehaald worden.

Let op! Na de val van het kabinet is nog niet duidelijk welke onderwerpen controversieel zijn en dus niet meer behandeld worden. Mogelijk vindt daarom de plenaire behandeling in de Tweede Kamer na het zomerreces niet plaats. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat ook de inwerkingsdatum van 1 juli 2024 niet wordt gehaald.

Posted in Niet gecategoriseerd

Medische zorg heeft financieel gezien behoorlijk jaar achter de rug

De medische zorg heeft financieel gezien een behoorlijk jaar achter de rug. Per saldo trokken de omzet en de winst in 2022 verder aan, zij het minder sterk dan in het voorgaande jaar. De branche heeft het afgezien daarvan echter nog steeds zwaar, mede door de hoge werkdruk.

Dit blijkt uit het SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Brede omzetgroei, grote winstverschillen

Financieel gezien was 2022 een behoorlijk jaar voor de medische zorg. De omzetontwikkeling kwam uit op ruim 7%, tegenover 10,5% een jaar eerder. Daarmee bleef de branche wel achter bij het mkb-gemiddelde van 13,1%. De winst steeg met bijna 9%, in vergelijking met ruim 20% in 2021. Op dit vlak bleef de zorg het mkb als geheel wel ruim voor (1,5%). 

De omzetgroei werd breed gedragen: ruim 71% van de zorgondernemers zag de omzet stabiliseren of toenemen (in 2021 was dit 75,5%). In de winstontwikkeling waren de verschillen echter groot. Slechts minder dan de helft (44,3%) van de ondernemers zag de winst stabiliseren of stijgen, tegenover bijna 61% een jaar eerder. Ongeveer een op de drie zag de winst echter met 50% of meer afnemen.

Fysiotherapeuten blijven achter

Binnen de branche valt op dat de omzet in het afgelopen jaar het sterkst is gegroeid bij tandartsen, medische en tandheelkundige praktijken en maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting. Fysiotherapeuten zagen hun omzet juist teruglopen. Ook de winst nam af bij de fysiotherapeuten, net als bij maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting. 
Huisartsen, in 2021 nog achterblijvers, lieten ditmaal een meer dan gemiddelde winstontwikkeling zien, ondanks een bovengemiddelde stijging van de personeelskosten. Medische en tandheelkundige praktijken behaalden per saldo echter de sterkste winstontwikkeling. 

Branches in Zicht Medische zorg

Personeelskosten opnieuw gestegen

Net als in voorgaande jaren liepen de personeelskosten, met afstand de grootste kostenpost van een zorgorganisatie, op. De stijging van ruim 9% was wel minder sterk dan in 2021 (bijna 15%), maar min of meer in lijn met het mkb-gemiddelde van iets meer dan 10%. De loonkosten namen toe met 8%, tegenover ruim 9% een jaar eerder. Deze stijging was wel sterker dan in het mkb (gemiddeld ruim 5%). 

Verder valt op dat de post ‘overige personeelskosten’, waaronder ook de inzet van uitzendkrachten valt, in de zorg opnieuw relatief sterk is gestegen: 29%, volgend op een toename van ruim 81% een jaar eerder. In totaal liepen de bedrijfskosten op met bijna 10% (2021: 13%), tegenover bijna 14% voor het mkb als geheel. 

Financiële positie verder achteruit

De financiële positie van bedrijven in de medische zorg is opnieuw verslechterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op 82, tegenover bijna 88 een jaar eerder. De branche doet het daarmee nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat verslechterde tot bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere lijfrenteaftrek vanaf 2023

Vanaf 2023 heeft u de mogelijkheid om een hoger bedrag aan lijfrentepremie in aftrek te brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Dit is een van de afspraken die in de nieuwe Wet toekomst pensioenen staat.

Pensioenakkoord

Golf

In de Wet toekomst pensioenen (WTP) staan de afspraken uit het Pensioenakkoord. Met de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli 2023 is ook de mogelijkheid geïntroduceerd om een hoger bedrag aan lijfrentepremies in aftrek te brengen. 

Tip! Mensen in loondienst, zelfstandigen en gepensioneerden kunnen door de WTP fiscaal voordelig extra pensioen opbouwen.

Lijfrenteaftrek bij pensioentekort

Als sprake is van een pensioentekort, kunt u betaalde lijfrentepremies in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Aftrek is mogelijk tot maximaal uw jaarruimte en reserveringsruimte.

1. Hogere jaarruimte vanaf 2023

De jaarruimte in een jaar berekende u in 2023 in eerste instantie door 13,3% van de zogenaamde premiegrondslag te nemen. Dit percentage van 13,3% is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 verhoogd naar 30%.

De premiegrondslag 2023 is het bruto-inkomen in 2022 (met een maximum van € 128.810) verminderd met de zogenaamde AOW-franchise (€ 13.646).

Op het bedrag van 30% van de premiegrondslag moet u nog uw pensioenaangroei uit 2022 in mindering brengen. 

Let op! De pensioenaangroei wordt berekend volgens een wettelijk vastgestelde berekening. Als u volgens deze berekening in 2022 meer pensioenaangroei had dan 30% van de premiegrondslag, heeft u volgens de wettelijke bepalingen geen pensioentekort. U heeft dan geen jaarruimte en kunt ook geen lijfrentepremies in aftrek brengen.

Tip! Door de verhoging van het percentage van 13,3% naar 30% komt u nu eerder in aanmerking voor lijfrenteaftrek.

2. Meer jaren én hogere reserveringsruimte vanaf 2023

Benut u (een deel van) uw jaarruimte niet, dan wordt dit opgeteld bij uw reserveringsruimte. De reserveringsruimte bedroeg in 2023 in eerste instantie de niet benutte jaarruimten in de zeven voorafgaande jaren. Dit is nu verruimd naar de niet benutte jaarruimten in de tien voorafgaande jaren.

De maximaal in een jaar te gebruiken reserveringsruimte is vanaf 2023 ook verhoogd, en wel naar € 38.000.

3. Lijfrenteaftrek ná AOW-leeftijd vanaf 2023

Voorheen was aftrek van lijfrentepremie na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd niet meer mogelijk. U kunt nu echter wel tot vijf jaar ná het bereiken van de AOW-gerechtige leeftijd lijfrentepremies in aftrek brengen.

Tip! Heeft u vragen over de fiscale mogelijkheden in uw situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Energielijst 2023 voor EIA uitgebreid

De Energielijst voor 2023 wordt uitgebreid met een drietal projecten in het kader van de energietransitie. Op de Energielijst staan investeringen waarvoor bedrijven, verenigingen of stichtingen de energie-investeringsaftrek (EIA) aan kunnen vragen.

EIA

Tractor

De EIA is een fiscale regeling waarbij u een deel van de kosten van investeringen die u heeft gedaan en die op de Energielijst staan, extra kan aftrekken van de winst. Voor 2023 bedraagt dit aftrekpercentage 45,5% van die investeringskosten.

Extra projecten

De drie extra projecten betreffen projecten inzake warmte-infrastructuur, opties voor energiebesparing voor de glastuinbouw en projecten inzake het afvangen en opslaan van CO2. Voor de projecten is geen extra budget beschikbaar. De dekking wordt binnen de EIA gezocht.

Evaluatie

Dit plan komt naar voren in de kabinetsreactie op de evaluatie van de EIA. Uit de evaluatie blijkt dat de EIA een doelmatig instrument is, maar volgens het kabinet op punten dient te worden bijgestuurd. 

Verlaging EIA in 2024

Omdat het aantal aanvragen voor de EIA en de ermee gepaard gaande investeringsbedragen toenemen, zal volgend jaar het percentage van de EIA verlaagd worden. Dit bedraagt nu dus nog 45,5%. Wat het nieuwe percentage wordt, is nog niet bekend.

Ook zal het maximuminvesteringsbedrag verlaagd worden dat voor de EIA in aanmerking komt. Dit bedraagt nu € 136 miljoen. Verder wordt bekeken in hoeverre de EIA meer te richten is op middenbedrijven.

Handhaving

Het demissionaire kabinet wil de EIA tot in ieder geval 2029 handhaven. Er wordt onderzocht of de EIA als subsidie kan worden verstrekt in plaats van een fiscale aftrek. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Sterke daling van de winst voor specialistische zakelijke diensten

Voor specialistische zakelijke dienstverleners was 2022 moeilijker dan het voorgaande jaar. De omzet is per saldo nog wel gestegen, maar de winstontwikkeling was sterk negatief. Dit volgde wel op een jaar waarin de winst erg sterk was gegroeid. Voor 2023 zijn de verwachtingen niet al te hooggespannen, mede door de matige prognose voor de economie en personeelsschaarste.

Dit blijkt uit het SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Winst sterk omlaag, maar niet voor iedereen

De branche zag de omzet in 2022 met ruim 8% toenemen. Dit betekende een minder sterke groei dan in 2021 (12%) en ook een minder sterke ontwikkeling dan in het mkb in 2022 (gemiddeld ruim 13% omzetgroei). Bijna 70% van de specialistische zakelijke dienstverleners zag de omzet vorig jaar stabiliseren of stijgen en voor ruim 28% was dit een groei van 50% of meer. 

Tegenover de omzetgroei stond een krimp van de winst met bijna 32%, na de groei van 25% in 2021. De branche bleef hiermee sterk achter bij het mkb-gemiddelde van 1,5%. De verschillen binnen de branche waren opnieuw groot. Zo zagen bijna drie op de tien ondernemers de winst met 50% of meer toenemen, terwijl ruim 34% de winst juist met 50% of meer zag dalen. De brutomarge nam gemiddeld met 7,5% toe, tegenover 11% in 2021.

Reclame en marktonderzoek blijft achter

Binnen de branche was de omzetgroei vooral sterk bij de adviesbureaus voor management en bedrijfsvoering, maar dit resulteerde niet in een toename van de winst. Reclame en marktonderzoek liet een daling van de omzet zien en ook de winstontwikkeling was sterk negatief. Het winstverloop was stabiel tot licht dalend voor notarissen en ingenieurs. 

Verdere stijging loonkosten

De bedrijfskosten zijn in 2022 in de specialistische zakelijke dienstverlening veel sterker gestegen dan een jaar eerder: ruim 15% tegenover 7,5%. Deze toename was ook iets sterker dan in het mkb (bijna 14%). Vooral de verkoopkosten, de kosten voor huisvesting, de exploitatiekosten en de autokosten stegen flink.

De personeelskosten zijn per saldo met bijna 10% toegenomen, tegenover bijna 8% in 2021 (en gemiddeld ruim 10% in het mkb). De loonkosten namen nog iets sterker toe dan in het voorgaande jaar: bijna 9% ten opzichte van ruim 8% in 2021. In het mkb kwam de loonkostengroei vorig jaar uit op gemiddeld iets meer dan 5%. De kosten voor sociale zekerheid en de pensioenpremies liepen in de branche duidelijk sterker op dan in het voorgaande jaar, met ongeveer 9,5%. 

Branches in Zicht Zakelijke dienstverlening

Kredietwaardigheid fors achteruit

De financiële positie van bedrijven in de gespecialiseerde zakelijke dienstverlening is behoorlijk achteruitgegaan. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 75, tegenover bijna 84 in het voorgaande jaar. De branche blijft daarmee achter bij het mkb-gemiddelde, dat verslechterde tot bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Automotive behaalt opnieuw stevige winstgroei

De automotive heeft wat betreft winstontwikkeling opnieuw een uitstekend jaar achter de rug. De levering van chips en andere auto-onderdelen komt weer op gang en er is een inhaalslag in de nieuwverkoop mogelijk, terwijl de prijzen van auto’s zijn gestegen. Ook heeft de branche de kosten relatief goed onder controle.

Dit komt naar voren uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Bovengemiddelde winstgroei

De omzet in de automotive is in 2022 met bijna 8% gegroeid, min of meer in lijn met het voorgaande jaar. Daarmee bleef de branche achter bij het mkb-gemiddelde van 13,1%. De winstontwikkeling was echter opnieuw sterk: ruim 20% groei, tegenover gemiddeld slechts 1,5% voor het mkb. Verder steeg de brutomarge voor de automotive met 7,6%, ongeveer gelijk aan het voorgaande jaar.

Gelijkmatiger verdeeld

De verschillen binnen de branche waren iets minder uitgesproken dan in het voorgaande jaar. Zo zag ruim 54% van de ondernemers de winst gelijk blijven of groeien. Ook nam het aandeel van bedrijven met een zeer sterke winstdaling af en zeer sterke winststijgingen waren er eveneens minder. De groei was al met al wat gelijkmatiger verdeeld.

Sterk herstel gespecialiseerde reparatie

Binnen de automotive lieten vooral ondernemers die zich richten op gespecialiseerde reparaties, zoals carrosserieherstel, een sterke winstontwikkeling zien. In 2021 hadden zij het nog relatief zwaar, mede doordat mensen als gevolg van thuiswerken en corona minder de weg opgingen. De omzetgroei was vooral sterk bij de handel in auto-onderdelen en -accessoires. 

Branches in Zicht Automotive

Kosten onder controle

De bedrijfskosten zijn vorig jaar met 4% gestegen; opnieuw een kleinere toename dan voor het mkb als geheel (bijna 14%). De verkoopkosten (onder meer voor promotie en showrooms) zijn na twee opeenvolgende jaren van dalingen met bijna 3% gestegen. De personeelskosten zijn met 4,6% iets sterker toegenomen dan een jaar eerder, maar veel minder sterk dan in het mkb als geheel (10,2%). Vorig jaar werden de personeelskosten in de automotive nog sterk gedrukt door de administratieve verwerking van de NOW-regeling. De loonkosten kwamen in het afgelopen jaar 1% hoger uit, tegen 1,8% in 2021.

Financiële positie verbetert

De financiële positie van bedrijven in de automotive is verbeterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 83, tegen bijna 79 een jaar eerder. De branche doet het daardoor nu beter dan het mkb-gemiddelde, dat verslechterde van ruim 86% naar bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welk btw-tarief geldt voor plastic wegwerpverpakkingen?

Sinds 1 juli van dit jaar mogen ondernemers wegwerpverpakkingen van plastic niet meer gratis aanbieden. De wegwerpverpakking moet in rekening worden gebracht bij de klant en apart op de kassabon worden vermeld. Ook moet er btw over de wegwerpverpakking worden berekend.

Wegwerpplastic

Horeca

De nieuwe regeling komt voort uit de Europese richtlijn Single Use Plastics (SUP). Op deze manier probeert men het gebruik van wegwerpplastic te verminderen. Behalve het apart in rekening brengen van wegwerpplastic, moet een ondernemer ook een alternatieve optie aanbieden waarbij geen gebruik van wegwerpplastic wordt gemaakt.

Welk btw-tarief?

Het btw-tarief dat voor de wegwerpverpakking geldt, volgt het product dat erin verpakt wordt. Zo moet voor een plastic beker met bier het tarief van 21% worden berekend, terwijl voor een plastic bakje voor patat het lage tarief van 9% geldt.

Richtlijn bedrag

Ondernemers mogen zelf weten welk bedrag ze voor een plastic verpakking in rekening brengen. De overheid heeft hiervoor wel een richtlijn gegeven. Voor een plastic beker is dit € 0,25, voor een verpakking voor een maaltijd € 0,50 en voor voorverpakte kleine porties groenten en dergelijke € 0,05.

Posted in Niet gecategoriseerd

In 2022 sterke omzet- en winstontwikkeling in transport en logistiek

De logistieke branche heeft met geopolitieke onrust, sterk gestegen prijzen en een zeer krappe capaciteit opnieuw een bijzonder jaar achter de rug. Dankzij de sterke vraag in combinatie met krapte op de markt hebben veel ondernemers hun hogere kosten goed kunnen doorberekenen. Dit heeft geresulteerd in een sterke ontwikkeling van zowel de omzet als de winst in 2022.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Recordontwikkeling omzet

In de logistieke branche is de omzetontwikkeling in 2022 met 21,5% op jaarbasis aangetrokken, na een groei van bijna 12% in het voorgaande jaar. De omzetontwikkeling over 2022 is de sterkste ooit in het onderzoek van SRA-BiZ en ook beter dan het mkb-gemiddelde van ruim 13%. Hierbij moeten we wel rekening houden met de impuls van de gestegen prijzen.

Ook recordgroei winst en brutomarge

Ook de winst en de brutomarge voor de logistieke branche zijn in het onderzoek van SRA-BiZ niet eerder zo sterk gestegen als in 2022. De winstgroei kwam uit op 33,5%, tegenover 17,1% in 2021. Het mkb bleef steken op gemiddeld 1,5% winstgroei. De brutomarge groeide in de logistieke branche met 22%, terwijl dat een jaar eerder nog ruim 7% was. Het mkb-gemiddelde lag met 10% flink lager.

Binnen de branche waren de verschillen wel groot. Per saldo zag ruim 55% van de ondernemers de winst stabiliseren of toenemen. Bij bijna 36% van de transporteurs steeg de winst met 50% of meer, maar bijna 22% zag de winst juist met 50% of meer afnemen.

Vervoer over water presteert sterk

De omzet is in 2022 vooral gegroeid in de binnenvaart (vracht-, tank- en sleepvaart), die het in 2021 nog moeilijk had. Ook het vervoer over de weg behaalde een omzetstijging, maar minder sterk dan het vervoer over water. Hetzelfde geldt voor de winstontwikkeling. Die is in bijna alle deelbranches (met uitzondering van het personenvervoer over de weg) positief, maar veruit het sterkst voor het vervoer over water.

Branches in Zicht Logistiek

Fors hogere kosten

De bedrijfskosten zijn in de branche als geheel in 2022 per saldo met ruim 19% gestegen, versus een stijging van bijna 7% een jaar eerder en een stijging van bijna 14% voor het mkb als geheel in 2022. De personeelskosten (een belangrijke kostenpost in de logistieke branche) stegen met ruim 18%, ten opzichte van bijna 3% een jaar eerder. Het mkb-cijfer bedroeg iets meer dan 10%. De loonkosten zijn 13,6% hoger uitgekomen, tegenover een stijging van bijna 3% een jaar eerder. 

Lichte verbetering financiële positie

De financiële positie van bedrijven in de logistieke branche is verder verbeterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 88, tegenover bijna 85 een jaar eerder. Hiermee doet de branche het nu ruim beter dan het mkb-gemiddelde, dat verslechterde tot bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvragen uitzondering voor grensoverschrijdende telewerkers

In het buitenland wonende werknemers die werken voor een in Nederland gevestigde werkgever, kunnen bij de SVB een uitzonderingspositie aanvragen voor de sociale verzekeringen wanneer zij telewerken. Onder voorwaarden kunnen zij zich dan in Nederland verzekeren in plaats van in het woonland. De SVB heeft het aanvraagloket op 5 juli 2023 opengesteld.

Sociaal verzekerd in werkland

Kantoor

Voor de sociale verzekeringen geldt als hoofdregel dat een werknemer sociaal verzekerd is in het land waar hij werkt. Daarbij geldt dat in beginsel tot 25% van de arbeidstijd in het woonland gewerkt mag worden. 

Nieuwe afspraken

In coronatijd waren er veel grensarbeiders die meer dan 25% van hun arbeidstijd in het woonland werkten. Voor hen was daarvoor een tijdelijke uitzonderingsmaatregel getroffen. Deze is per 1 juli 2023 komen te vervallen. Om telewerkers toch tegemoet te komen, zijn er onlangs door EU-landen nieuwe afspraken gemaakt en vastgelegd in een Kaderovereenkomst

Voorwaarden

Er gelden voorwaarden om in aanmerking te komen voor de uitzondering. Een van de voorwaarden is dat de telewerker maximaal 50% van de arbeidstijd in het woonland werkt, ofwel er moet ten minste 50% van de arbeidstijd in Nederland worden gewerkt.

Nu aanvragen

Grensarbeiders die telewerken en die gebruik willen maken van de uitzonderingspositie, kunnen vanaf heden bij de SVB een digitaal aanvraagformulier voor genoemde uitzonderingspositie aanvragen. Dit kan ook via de werkgever. 

Let op! Omdat de SVB niet alle aanvragen direct kan afhandelen, kan terugwerkende kracht worden verleend voor maximaal één jaar. Dit betekent dat een aanvraag uiterlijk nog tot 1 juli 2024 kan worden ingediend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere prijzen gaven de detailhandel in 2022 een groei-impuls

De detailhandel heeft een jaar van groei achter de rug. Dit komt deels door hogere prijzen in verband met de inflatie, maar ook doordat in 2021 nog coronamaatregelen van kracht waren. Opnieuw waren de verschillen binnen de branche groot. Verder zien we dat de verkoopvolumes in de branche onder druk staan, doordat consumenten selectiever geld uitgeven.

Dit komt naar voren uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Inflatie stuwt omzet op

De detailhandel heeft de omzet in 2022 met ruim 6% zien toenemen, tegenover een groei van 5,3% een jaar eerder. Dit hangt voor een deel samen met de inflatie, die in 2022 met gemiddeld 10% een recordhoogte bereikte. Wat ook een rol speelde, was dat 2021 in het teken stond van een aantal harde coronalockdowns, die vooral non-foodwinkels raakten. Medio januari 2022 kwam daar een einde aan, dus fysieke winkels konden hun deuren dit keer bijna het hele jaar openhouden.

Grote verschillen in winst

De winstgroei in de detailhandel is volgens de cijfers van SRA-BiZ in 2022 uitgekomen op ruim 10%, ten opzichte van 22,5% in het voorgaande jaar. Daarmee deed de branche het aanzienlijk beter dan het mkb-gemiddelde, dat bleef steken op 1,5%. De verschillen binnen de detailhandel waren echter aanzienlijk. Aan de ene kant zag bijna 28% van de retailers de winst met 50% of meer toenemen, anderzijds moest meer dan de helft (53,3%) juist een winstdaling accepteren. In bijna 28% van de gevallen ging het zelfs om een krimp van 50% of meer. 

Non-food blinkt uit

Het waren binnen de detailhandel vooral de voedingsmiddelenwinkels die de winst in het afgelopen jaar zagen dalen. Hogere prijzen zorgden in dit deelsegment over het algemeen wel voor oplopende omzetten. Kledingwinkels lieten een behoorlijke omzet- en winstgroei zien, net als doe-het-zelf- en fietszaken. Winkels in optische artikelen trokken hun omzet- en winstgroei door, waarbij vooral de winstontwikkeling sterk was. 

Branches in Zicht Detailhandel

Goed jaar fysieke winkels

Als we onderscheid maken tussen fysieke en webwinkels, dan blijkt de omzet van online in 2022 te zijn gekrompen ten opzichte van een jaar eerder, terwijl ‘stenen’ winkels juist een omzetgroei laten zien. Bij de winstontwikkeling is het beeld hetzelfde: een behoorlijke daling voor het onlinesegment, maar per saldo een sterke groei voor de fysieke winkels.

Relatief beperkte groei bedrijfskosten

De personeelskosten zijn in de detailhandel in 2022 met 3,8% gestegen, tegenover 3,4% in 2021. De stijging is veel minder sterk dan in het mkb als geheel (10,2%). De loongroei is uitgekomen op 3,5%, tegenover 5,4% in het mkb. Per saldo zijn de bedrijfskosten iets sterker gestegen dan in 2021: 5,3% tegenover 4,5%. In vergelijking met het mkb-cijfer van bijna 14% valt dit alleszins mee. 

Kredietwaardigheid verslechterd

De financiële positie van bedrijven in de detailhandel is duidelijk verslechterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 79, tegen bijna 86 een jaar eerder. De branche presteert daarmee iets beter dan het mkb-gemiddelde, dat behoorlijk verslechterde tot bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter verlaagt schadevergoeding in WOZ-zaak

Als u het met een beslissing van de fiscus niet eens bent, kunt u in bezwaar en beroep. Duurt de uitspraak langer dan redelijkerwijs verondersteld mag worden, dan heeft u recht op een schadevergoeding. Hoeveel bedraagt deze schadevergoeding?

Schadevergoeding

Handen

De schadevergoeding is bedoeld als compensatie voor de lange wachttijd en de daarmee samenhangende spanning en frustratie. In het verleden heeft de Hoge Raad de regels rondom een schadevergoeding bepaald. Voor wat betreft de hoogte is deze vastgesteld op een vergoeding van € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar.

Rechtbank wijkt af

 De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de omvang van deze schadevergoeding in een uitspraak eigenhandig verlaagd. Het betrof een zaak waarin de waarde van een onroerend goed werd betwist. In deze zaak bepaalt de rechtbank de schadevergoeding op € 50 per half jaar. Als reden geeft de rechtbank aan dat in WOZ-zaken het financiële belang in de regel minder is dan een bedrag van € 500 en de veronderstelde spanning en frustratie een vergoeding tot ten hoogste € 50 per half jaar overschrijding rechtvaardigt.

Vooruitlopend op mogelijke wetswijziging

De rechtbank loopt met de uitspraak vooruit op voorgenomen wetswijzigingen. Onlangs maakte staatssecretaris Van Rij namelijk bekend het aantal WOZ-bezwaren en beroepen te willen verminderen. Een van de mogelijke maatregelen die de staatssecretaris aangaf te overwegen, is het niet langer uitkeren van een schadevergoeding voor immateriële schade in WOZ- en bpm-zaken.

Toekomst onduidelijk

Het is nog niet bekend of tegen de uitspraak hoger beroep wordt aangetekend. Onduidelijk is verder of ook andere rechters het voorbeeld van de rechtbank zullen volgen. Rechtbank Oost-Brabant kende vier dagen na de uitspraak in een WOZ-zaak nog het normale tarief van € 500 toe.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zeer sterke winst- en omzetgroei voor de horeca in 2022

De horeca heeft na het verdwijnen van de coronamaatregelen een sterk herstel laten zien. De branche zag de omzet en de winst in 2022 stevig versnellen, ondanks de hard gestegen kosten. Toch zijn er ook zorgen, want de kredietwaardigheid is behoorlijk afgenomen.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Omzetgroei breed gedragen

De horeca zag zich in 2021 geconfronteerd met lockdowns, maar vanaf medio januari 2022 konden de deuren weer als vanouds open. Ondanks een tanend consumentenvertrouwen, druk op de koopkracht en prijsverhogingen wisten consumenten de branche weer goed te vinden. De omzet liep op met 39%, tegenover gemiddeld 13,1% omzetgroei voor het mkb.
De omzetverbetering in de horeca werd breed gedragen: het aandeel van bedrijven met een stabiele of hogere omzet nam opnieuw toe, van bijna 82% naar ruim 89%. Bijna 37% van de horecaondernemers zag de omzet in 2022 zelfs met 50% of meer stijgen.

Sterke stijging brutomarge

De winstontwikkeling wist gelijke tred te houden met de omzetgroei. In 2022 kwam de winstgroei uit op bijna 34%, tegenover slechts 1,5% gemiddeld in het mkb. De brutomarge steeg met bijna 40%, tegenover een stijging van ruim 16% een jaar eerder. De onderlinge verschillen binnen de branche waren echter opnieuw groot. Iets meer dan de helft van de ondernemers (ruim 51%) zag de winst gelijk blijven of toenemen en dan ging het relatief vaak om een sterke groei van 50% of meer. Bijna 49% van de horecaondernemers moest het dus doen met een winstdaling. Voor ruim 31% van de bedrijven ging het zelfs om een krimp van 50% of meer.

Hotels en cafés blinken uit

Binnen de horeca lieten alle deelbranches in 2022 een groei zien, zij het dat die niet overal even groot was. De omzetontwikkeling was vooral sterk bij hotels en cafés. Ook restaurants deden het wat betreft omzet goed, maar de winstontwikkeling binnen deze deelbranche bleef hierbij ver achter. Sterker nog, er was per saldo nauwelijks sprake van winstgroei. Bij hotels en cafés ging de sterke omzetgroei wel gepaard met een aanzienlijke stijging van de winst.

Branches in Zicht Horeca

Fors hogere personeelskosten

De personeelskosten in de horeca zijn vorig jaar met 40% gestegen, tegenover iets meer dan 10% gemiddeld in het mkb. De belangrijkste personeelskosten in de horeca zijn de lonen. Deze post steeg met bijna 34%, ten opzichte van iets meer dan 2% in 2021. De verwachting is dat de kosten voor de horeca in de komende periode verder zullen oplopen. Het is de vraag of de branche al die kostenstijgingen zal weten te vertalen in de verkoopprijzen. Anders ligt margedruk op de loer.

Kredietwaardigheid sterk achteruit

Het percentage horecaondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is in 2022 uitgekomen op 79. Dit betekent een sterke achteruitgang ten opzichte van het voorgaande jaar (bijna 86). De branche presteert nog wel min of meer in lijn met het mkb-gemiddelde, dat verslechterde van ruim 86% tot bijna 78%. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Moet u als ondernemer bepaalde transacties checken en melden?

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) kent voor bepaalde ondernemers een aantal verplichtingen. Het is van belang deze strikt na te leven, anders kunt u met forse boetes worden geconfronteerd.

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

Betalen

De Wwft moet voorkomen dat criminelen via hun rekeningen geld witwassen dat ze met misdaad hebben verdiend. De Wwft geldt voor iedereen die te maken heeft met geldstromen of met de aankoop en verkoop van (dure) goederen. Denk hierbij aan banken, makelaars, notarissen, belastingadviseurs, advocaten en ondernemers die bemiddelen of handelen in bijvoorbeeld voertuigen, kunstvoorwerpen en juwelen.

Cliëntonderzoek en verdachte transacties

Iedereen die onder de Wwft valt, is verplicht om cliëntonderzoek te doen: wie is de klant, waar komt diens geld vandaan en waar gebruikt de klant het geld voor. Bij alle incidentele transacties van ten minste € 15.000 dient in ieder geval clientonderzoek plaats te vinden (artikel 3.5.b. Wwft). Tevens dienen ongebruikelijke transacties, zoals het doen van (grotere) aankopen met contant geld, te worden gemeld bij de FIU-NL.

Juwelier te slordig

Onlangs werd een juwelier geconfronteerd met een boete van € 100.000 inzake de Wwft. Er waren meerdere aankopen verricht boven de € 15.000, waarbij geen onderzoek naar de identiteit van de klant was ingesteld. Tevens was ook verzuimd de verdachte aankopen te melden bij de FIU.NL.

Geen opzet of grove schuld

Deze uitspraak van rechtbank Rotterdam maakte duidelijk dat ook boetes kunnen worden opgelegd als er geen sprake is van opzet of grove schuld. Zo moeten werkgevers in de Wwft-branches, zoals de juwelier, er voor zorgen dat ook hun personeel van de wettelijke verplichtingen inzake de Wwft op de hoogte is. 

Kopie identiteitsbewijs niet verplicht

Ook werd duidelijk dat niet in alle verdachte gevallen een kopie van het identiteitsbewijs was gemaakt. Dat is echter niet verplicht, al moet de juwelier dan wel op andere manier de identiteit controleren en bewijs hiervan bewaren.

Boete beperkt

In deze zaak werd de boete uiteindelijk beperkt tot ruim € 8.700. Duidelijk werd dat niet in alle gevallen de identiteit in strijd met de voorschriften was vastgesteld en ook dat het aantal meldingen van verdachte verkopen minder was dan gedacht. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Industrie doet na recordjaar duidelijk een stap terug

De industrie heeft in 2022 een stap terug moeten doen, na het sterke herstel van een jaar eerder. De omzet kwam weliswaar hoger uit dan in 2021, maar de winstontwikkeling was negatief. De afnemers van de industrie zijn sterker gaan letten op hun uitgaven en bouwden hun voorraden af, waardoor de orderportefeuilles van industriële ondernemers onder druk kwam te staan.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Industrie blijft achter bij mkb

De industrie zag de omzet in 2022 met 12,5% toenemen, tegenover een gemiddelde groei van 13,1% in het mkb. Hiermee liep het groeitempo terug ten opzichte van het voorgaande jaar (bijna 21%). De winstontwikkeling was voor het eerst in het onderzoek van SRA-BiZ negatief. De krimp kwam uit op ruim 6%, tegen een bescheiden gemiddelde winstgroei van 1,5% voor het mkb. In 2021 behaalde de industriële branche nog een winstgroei van 45,6%.

Grote verschillen binnen de branche

Binnen de industrie liepen de resultaten uiteen. Het deel van de ondernemingen dat de omzet stabiel heeft zien blijven of heeft zien toenemen, is in 2022 uitgekomen op ruim 71%, min of meer in lijn met 2021. Tegelijkertijd heeft meer dan de helft (54,2%) van de industriële bedrijven de winst zien dalen (tegenover bijna 40% in 2021). In ruim een op de drie (35,8%) gevallen ging het zelfs om een krimp van 50% of meer. Bij 30,5% van de bedrijven nam de winst juist met 50% of meer toe.

Reparatie en installatie machines onder druk

De winstontwikkeling stond vooral onder druk bij producenten van voedingsmiddelen, die nog wel een hogere omzet wisten te realiseren. Ook bij reparatie en installatie van machines en apparaten was de winstontwikkeling negatief, maar in deze deelbranche daalde ook de omzet.

Branches in Zicht Industrie

Verdere stijging kosten

De personeelskosten zijn in de industrie met ruim 6% toegenomen, tegenover een plus van ruim 10% voor het mkb als geheel. In 2021 stegen de personeelskosten in de branche met ruim 8%. Per saldo zijn de loonkosten met 4,5% gestegen, min of meer in lijn met de ontwikkeling in de branche in 2021. In 2022 zijn de energiekosten als percentage van de omzet met 26% gestegen. De bedrijfskosten zijn in totaal met ruim 8% toegenomen, tegen bijna 9% een jaar eerder en bijna 14% in het mkb.

Kredietwaardigheid verslechterd

De financiële positie van bedrijven in de industrie is per saldo achteruitgegaan. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op iets meer dan 81, tegenover bijna 89 in het voorgaande jaar. De branche doet het nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat daalde van ruim 86% naar bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter: informatieverstrekking bij discussie opbrengstlimiet niet nodig

Gemeentes kunnen voor tal van diensten heffingen opleggen. Daarbij is er vaak discussie of de opbrengsten hiervan de kosten niet overschrijden. Door de rechter is nu beslist dat gemeentes bij dergelijke discussies geen informatie over opbrengsten en kosten meer hoeven te verstrekken.

Opbrengstlimiet

Handen

Voor de meeste gemeentelijke heffingen geldt dat de opbrengsten ervan de kosten niet te boven mogen gaan, de zogenaamde opbrengstlimiet. Gebeurt dat wel, dan komt de heffing geheel of gedeeltelijk te vervallen. Of de opbrengstlimiet wordt overschreden, moet blijken uit gemeentelijke stukken, zoals de begroting.

Informatievoorziening

Op basis van een arrest van de Hoge Raad werd er tot nu toe van uitgegaan dat gemeentes verplicht zijn om inzage te geven in de kosten en opbrengsten van heffingen. Op basis hiervan moeten belastingplichtigen zelf (kunnen) checken of een gemeente de opbrengstlimiet overschrijdt. 

Online mogelijkheden

De rechtbank is van mening dat het niet meer van deze tijd is dat gemeentes inzage geven in kosten en baten die van invloed zijn op de opbrengstlimiet. Deze informatie is tegenwoordig namelijk eenvoudig online te vinden. Een belastingplichtige had bezwaar gemaakt tegen zijn aanslagen afvalstoffenheffing, rioolbelasting en watersysteemheffing en aangevoerd dat ter zake de opbrengstlimiet was overschreden. Hij beklaagde zich erover dat de gemeente hem hiervoor niet van de noodzakelijke informatie had voorzien, maar de rechter ging hier niet in mee.

Rol gemachtigde

Behalve dat stukken inzake de gemeentelijke begroting eenvoudig online zijn te raadplegen, had de bezwaarmaker ook gebruikgemaakt van een professionele gemachtigde. Deze was volgens de rechtbank deskundig genoeg om te weten waar de benodigde informatie ter onderbouwing van het bezwaar te vinden was. De bezwaren werden dan ook afgewezen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor het eerst in jaren laat de bouw een winstdaling zien

De bouw heeft de omzet in 2022 verder zien aantrekken, maar de winstontwikkeling was voor het eerst in jaren negatief. De omzet steeg met bijna 10%, terwijl de winst met ruim 14% daalde. Na een periode van groei lijkt de branche zich te moeten opmaken voor een krimp in 2023 en het volgende jaar.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Bouw blijft achter bij het mkb-gemiddelde

De omzetgroei in de bouw van bijna 10% was veel sterker dan in 2021 (bijna 5%), maar dit lijkt vooral te komen door de hoge inflatie. De bouw blijft hiermee achter bij het mkb-gemiddelde van ruim 13%. De winstdaling van ruim 14% volgde op een winstgroei van ruim 7% in 2021. Ook in dit opzicht blijft de branche achter bij het mkb-cijfer (1,5% groei). De ontwikkeling van de brutomarge was weliswaar positief (2,7%), maar kon het mkb-gemiddelde van 6,6% evenmin bijbenen.

Grote verschillen binnen de bouw

Binnen de bouw liepen de resultaten sterk uiteen. Zo is het deel van de bouwbedrijven dat de omzet stabiel heeft zien blijven of heeft zien toenemen, gestegen van ruim 64% in 2021 naar bijna 70%. In bijna een kwart van de gevallen ging het zelfs om een omzetstijging van 50% of meer. Tegelijkertijd zag slechts ongeveer de helft van de bouwbedrijven de winst stabiliseren of stijgen (tegenover ruim 60% in 2021). Ruim 30% van de bedrijven in de bouw kreeg echter een winstdaling van 50% of meer voor de kiezen.

Krimp voor bouwinstallateurs

Wat betreft deelbranches is de omzetontwikkeling vooral sterk bij installateurs en de afwerking van gebouwen, op de voet gevolgd door de gespecialiseerde bouw. De winstontwikkeling was echter in al deze deelbranches negatief. Vooral bouwinstallateurs hielden in 2022 onderaan de streep aanmerkelijk minder over dan een jaar eerder, toen de cijfers heel erg goed waren.

Branches in Zicht Bouw

Loonkosten stijgen relatief beperkt

Uit de cijfers van SRA-BiZ blijkt dat de personeelskosten in de bouw in 2022 met bijna 7% zijn gestegen. Deze toename was minder sterk dan in 2021 (7,7%) en ook minder sterk dan gemiddeld in het mkb (ruim 10%). De loonkosten zijn met ruim 3% toegenomen, min of meer in lijn met een jaar eerder. In het mkb stegen de loonkosten gemiddeld met ruim 5%.

Financiële positie verslechterd

De financiële positie van bedrijven in de bouw is verslechterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op 83,6. Dit betekent een teruggang ten opzichte van het voorgaande jaar (ruim 89). De branche doet het nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat van 86,4% naar bijna 78% ging.

Posted in Niet gecategoriseerd

Terugdraaien startersvrijstelling overdrachtsbelasting niet mogelijk

Kopers van 18 tot 35 jaar oud kunnen bij aankoop van een eigen woning onder voorwaarden een beroep doen op een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Dit kan slecht één keer en een eenmaal gedaan verzoek kan niet teruggedraaid worden.

Startersvrijstelling

Pand

De vrijstelling van overdrachtsbelasting bij aankoop van een eigen woning wordt ook wel de startersvrijstelling genoemd. Kopers van 18 tot 35 jaar kunnen een beroep doen op deze vrijstelling. Voorwaarden hiervoor zijn verder onder meer dat de kopers zelf voor langere tijd de woning gaan bewonen en dat de waarde van de woning onder een bepaald bedrag blijft (de woningwaardegrens).

Let op! Deze woningwaardegrens bedraagt in 2023 € 440.000, maar gaat per 1 januari 2024 omhoog naar € 510.000. Heeft u een woning gekocht voor meer dan € 440.000 en maximaal € 510.000, dan zou het aantrekkelijk kunnen zijn om overdracht bij de notaris te verplaatsen naar 2024. Houd daarbij wel in de gaten dat u blijft voldoen aan de overige voorwaarden voor de startersvrijstelling (bijvoorbeeld de leeftijdsvoorwaarde!).

Eenmalig

Het beroep op de startersvrijstelling is slechts één keer mogelijk. Als een koper al eerder gebruikmaakte van de startersvrijstelling, kan dat dus niet nog een keer. De Belastingdienst bevestigde onlangs dat een nieuw verzoek ook niet mogelijk is als het eerdere verzoek wordt teruggedraaid.

Een belanghebbende die in 2022 voor het eerst een woning kocht en verzocht om toepassing van de startersvrijstelling, had deze vraag aan de Belastingdienst gesteld. Deze belanghebbende wilde namelijk in 2023 een duurdere woning kopen. Als de startersvrijstelling uit 2022 teruggedraaid zou worden, zou deze belanghebbende in 2023 een hogere vrijstelling kunnen krijgen. De Belastingdienst staat dit echter niet toe.

Gebruik startersvrijstelling

Uit monitoring van het gebruik van de startersvrijstelling blijkt dat in 2022 in 65.000 notariële akten een beroep is gedaan op de startersvrijstelling. Bij 7.000 hiervan werd deels ook een beroep gedaan op het 2%-tarief. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een van de partners niet aan de voorwaarden voor de startersvrijstelling voldoet (bijvoorbeeld vanwege het bereiken van de leeftijd van 35). In 2022 werd bij 133.000 notariële akten het 2%-tarief toegepast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Winst en investeringsvermogen mkb onder druk

Het midden- en kleinbedrijf heeft over 2022 gemiddeld een flink lagere winstgroei laten zien dan in voorgaande jaren, zo blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Paul Dinkgreve, bestuurslid van SRA, maakt zich daarom grote zorgen over het mkb. “Als bedrijven nog meer winst moeten inleveren en lenen bovendien steeds duurder wordt, staan de investeringen onder druk, mede gezien het feit dat in het afgelopen jaar al minder ondernemingen kredietwaardig waren.”

Meer omzet, winst blijft achter

De winst in het mkb is in 2022 gemiddeld met 1,5% toegenomen ten opzichte van het jaar ervoor. Dat is mager in vergelijking met de winstgroei van bijna 38% in 2021. Nooit eerder in het SRA-BiZ-onderzoek was de winstgroei zo beperkt. Voor het eerst in jaren waren er bovendien meer bedrijven die hun winst zagen afnemen (53,3%) dan bedrijven waarvan de winst gelijk bleef of steeg. Wel waren de verschillen tussen en binnen de branches groot. Zo moesten de industrie en de bouw het doen met een behoorlijke winstdaling, terwijl de winstgroei juist duidelijk bovengemiddeld was in transport & logistiek, de horeca en de automotive.

Ook ten opzichte van de omzetontwikkeling was de winstgroei in het mkb erg bescheiden. De omzet is in 2022 namelijk met 13,1% gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. Het mkb heeft de hogere personeelskosten – die in 2022 met 10,2% stegen – en inflatie deels in de prijzen weten door te berekenen, maar daar zit vanwege de concurrentiepositie een grens aan.

Branches in Zicht Nederland

Hoge kosten en inflatie

De bedrijfskosten zijn in het mkb in het afgelopen jaar relatief sterk gestegen, met bijna 14%. Hierbij was de krappe arbeidsmarkt van grote invloed. De toename van de personeelskosten van ruim 10% was veel sterker dan in voorgaande jaren. De lonen stegen met gemiddeld 5,4%.

Dinkgreve: “Het mkb heeft met de omzetstijging deels de hoge inflatie en personeelskosten in de prijzen kunnen doorrekenen, maar daar zit omwille van de concurrentiepositie een grens aan. Een omzetstijging van 13,1% lijkt nog aardig, maar is geflatteerd gezien de inflatie. Voor 2023 zal de inflatie hoog blijven en de klap van de hogere loonkosten moet in 2023 door de cao-afspraken nog komen. Ook zie je al een krimp van de economie in het eerste kwartaal van 2023 en zijn er magere groeiverwachtingen. In die context moeten ondernemers investeren in de energietransitie, digitalisering en innovatie om toekomstbestendig te blijven. Ik maak me daar echt zorgen om.”

Vooral microbedrijven voelen druk

Jacco Vonhof, voorzitter van MKB-Nederland, deelt deze zorg. Vooral als het gaat om het kleinere mkb. Het merendeel van het mkb bestaat uit microbedrijven. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat de winstontwikkeling juist in dit segment onder druk staat. 57% van de bedrijven met een omzet tot 1 miljoen euro heeft de winst vorig jaar zien dalen. Bij bijna 40% ging het zelfs om een krimp van 50% of meer. “Bij deze bedrijven zit innovatie vaak in de genen en zij hebben de potentie om gezond te groeien en goede oplossingen te zoeken en te vinden voor alle grote vraagstukken die er liggen”, zegt Vonhof in het SRA-Rapport. “Maar voor deze ondernemers wordt het steeds moeilijker en duurder om aan financiering te komen voor alle noodzakelijke ontwikkelingen die in aantocht zijn.”

“Als het micro-mkb op achterstand komt, raakt alles uit balans. Dat zou voor onze economie en de totale breedte van het bedrijfsleven bepaald geen goede zaak zijn. Als kleine ondernemers bezwijken onder de gevolgen van de huidige ontwikkelingen en grote bedrijven alsmaar verder consolideren, wordt de economie eenzijdiger en verliezen we het broodnodige innovatieve vermogen van juist de microbedrijven.” Volgens Vonhof is het cruciaal dat de lasten voor ondernemers met Prinsjesdag nu niet verder worden verhoogd. “Dat het kabinet is gevallen, mag niet leiden tot verdere vertraging van de aanpak van de grote problemen die er spelen ten aanzien van klimaat, stikstof en op de arbeidsmarkt. We gaan er dan ook van uit dat belangrijke wetgeving doorgang vindt en behandeld blijft worden nu het kabinet demissionair is.”

Kredietwaardigheid verslechterd

Het risico dat een onderneming in het mkb binnen een jaar failliet gaat, berekent SRA aan de hand van de PD-rating (Probability of Default). Dit is feitelijk het vermogen tot betaling. Hoe lager de PD-rating, hoe beter de mogelijkheden voor externe financiering. Uit berekeningen van SRA-BiZ komt naar voren dat gemiddeld 77,9% van het mkb vorig jaar een PD-rating van onder de 1% liet zien. Voor het eerst in jaren betekent dit een verslechtering ten opzichte van het voorgaande jaar (in 2021 was dit 86,4%). Vanaf 2015 tot en met 2021 was consistent een stijging van dit percentage zichtbaar.

De verschillen in kredietwaardigheid binnen en tussen de branches waren opnieuw groot. In transport & logistiek en de automotive is de kredietwaardigheid verbeterd ten opzichte van 2021. Specialistische zakelijke dienstverleners, de industrie, de horeca en de detailhandel laten de sterkste achteruitgang zien. Absoluut gezien hebben de logistieke branche, de bouw en de automotive nu de hoogste kredietwaardigheid, specialistische zakelijke dienstverleners de laagste.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tijdig aanvragen 30% regeling luistert nauw

Werknemers die in een ander land zijn aangeworven, kunnen onder voorwaarden een deel van hun salaris onbelast uitbetaald krijgen. Eén van de voorwaarden is dat een verzoek om toepassing van de regeling tijdig bij de Belastingdienst binnen moet zijn. Die eis luistert nauw, zo bleek onlangs voor Hof Den Haag.

30%-regeling

Handtekening

De 30%-regeling is een tegemoetkoming in verband met de te maken kosten van werknemers die in een ander land zijn aangeworven. De regeling houdt in dat in beginsel 30% van het salaris onbelast kan worden uitbetaald. Een belangrijke voorwaarde is dat de werknemer over een specifieke deskundigheid beschikt.

Let op! De werknemer heeft in principe een specifieke deskundigheid als het salaris (exclusief de belastingvrije 30% vergoeding) in 2023 € 41.954 bedraagt. Als de werknemer jonger is dan 30 en een academische mastertitel heeft, geldt een lager bedrag. Voor wetenschappelijk onderzoekers die onderzoek doen bij bepaalde onderzoekinstellingen en voor artsen in opleiding tot specialist gelden geen salariseisen.

Beschikking vereist

Voor toepassing van de 30%-regeling is een beschikking vereist. Die kunt u aanvragen met een formulier dat u kunt downloaden vanaf de site van de Belastingdienst. Wilt u vanaf de eerste werkdag gebruik maken van de regeling, dan moet dit formulier binnen vier maanden na die dag bij de Belastingdienst binnen zijn. 

Let op! Is dit niet het geval, dan mag u pas gebruik maken van de regeling vanaf de eerste dag van de maand ná de maand waarin u het verzoek doet.

Termijn luistert nauw

In bovenvermelde zaak wilde een werknemer vanaf de eerste werkdag van de regeling gebruik maken. Zijn verzoek was echter niet binnen vier maanden erna bij de Belastingdienst binnen gekomen, maar zeven dagen na deze vier maanden. Volgens de werknemer was dit toch op tijd, omdat hij het formulier wel binnen vier maanden had verzonden.

Het Hof ging hier niet in mee. Volgens het Hof moet het formulier binnen vier maanden bij de Belastingdienst binnen zijn. Volgens het Hof is deze termijn ruim voldoende en is dit ook de meest logische uitleg van de wettelijke bepaling. Bovendien staat deze eis ook vermeld op het verzoek tot aanvraag van de 30%-regeling.

Werkelijke kosten of 30%-regeling?

U kunt er ook voor kiezen de werkelijke kosten van een werknemer volgens de normale vrijstellingsregels te vergoeden. Sinds dit jaar geldt dat u, zolang u de 30%-regeling mag toepassen, elk jaar moet kiezen of u de 30%-regeling toepast of dat u de werkelijke extraterritoriale kosten vergoedt. Die keuze maakt u in het eerste loontijdvak van het kalenderjaar waarin u extraterritoriale kosten vergoedt. Uw keuze geldt voor het hele kalenderjaar, zolang de 30%-beschikking in dat kalenderjaar loopt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter vindt bijtelling auto geen algemeen bekend feit

Als aan u een auto ter beschikking staat, is in beginsel de bijtelling vanwege het privé gebruik van toepassing. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vindt dit echter geen algemeen bekend feit. Dit betekent dat de Belastingdienst aanvullend bewijs nodig heeft voor het opleggen van een vergrijpboete wanneer de bijtelling niet is toegepast.

Werkzaam in autobranche

Auto

In de betreffende zaak had een belastingplichtige die zelf werkzaam was in de autobranche  geen bijtelling toegepast. De Belastingdienst corrigeerde zijn aangiften inkomstenbelasting over de betreffende jaren met zo’n €21.000 aan navorderingen plus ruim €2.650 aan vergrijpboetes.

Bewijslast inspecteur

Als de aangifte zodanig wordt ingevuld dat er te weinig belasting wordt betaald en er sprake is van ‘grove schuld’, kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen. De inspecteur moet dan wel bewijzen op grond van welke feiten en omstandigheden hij heeft aangenomen dat er sprake is van grove schuld. Daarnaast moet de inspecteur bewijzen dat deze feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan.

Algemene bekendheid voldoende?

De inspecteur stelde dat het voor degenen die werkzaam zijn in de autobranche van algemene bekendheid is dat voor een ter beschikking gestelde auto een bijtelling geldt vanwege het privé gebruik, tenzij er met de auto niet meer dan 500 kilometer privé wordt gereden. Nu belastingplichtige geen kilometerregistratie had bijgehouden en geen bijtelling had aangegeven, was hij ernstig nalatig geweest. Hij had moeten begrijpen dat hierdoor te weinig belasting zou worden geheven, aldus de inspecteur.

Bewijs onvoldoende

De rechtbank is echter van oordeel dat het gestelde niet van algemene bekendheid is. De inspecteur had de grove schuld niet op een andere wijze onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de grove schuld van de belanghebbende niet is gebleken. De rechtbank schrapt de boetes dan ook.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek hypotheekrente eigen woning bij scheiden

Heeft u een gezamenlijke eigen woning en gaat u scheiden? Houd dan ook rekening met uw aftrek hypotheekrente in uw aangifte inkomstenbelasting. Die kunt u namelijk niet in alle gevallen in aftrek blijven brengen.

Nog twee jaar aftrek hypotheekrente

Huwelijk

Gaat u scheiden en verlaat u de eigen woning? Dan heeft u daarna, onder voorwaarden, nog twee jaar recht op aftrek van de hypotheekrente van die woning.

Let op! U kunt alleen de betaalde rente in aftrek brengen voor uw aandeel in de woning en de hypotheekschuld. Is uw aandeel bijvoorbeeld 50%, dan kunt u ook maar 50% van de hypotheekrente in aftrek brengen.

Aftrek rente als partneralimentatie?

Betaalt u meer hypotheekrente dan uw aandeel? Dan is het meerdere niet aftrekbaar als hypotheekrente eigen woning. Mogelijk kunt u het meerdere wel als partneralimentatie in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Is uw aandeel in de woning en de hypotheekschuld bijvoorbeeld 50%, maar betaalt u 70% van de hypotheekrente? Dan kunt u 50% in aftrek brengen als hypotheekrente eigen woning en mogelijk 20% als partneralimentatie.

Let op! Dit kan alleen als u ook daadwerkelijk met elkaar afgesproken heeft dat u deze partneralimentatie betaalt. Leg dit daarom schriftelijk vast in de afspraken die u onderling met elkaar maakt. Komt het tot een rechtszaak, dan kan de rechter u ook verplichten tot het betalen van deze partneralimentatie.

Complex

Het voorgaande lijkt misschien relatief eenvoudig, maar de fiscale regels rondom een eigen woning bij echtscheiding omvatten veel meer. Ze kunnen bijzonder complex zijn in scheidingssituaties. Elke situatie is bovendien uniek en kan tot andere fiscale gevolgen leiden.

Zo ondervond ook een belastingplichtige die na de scheiding in de eigen woning bleef wonen die op naam stond van zijn ex-partner. De belastingplichtige kon de hypotheekrente niet in aftrek brengen, omdat hij geen juridische of economische eigenaar was van de woning. In de huwelijkse voorwaarden was wel een finaal verrekenbeding opgenomen, maar dat hielp de belastingplichtige niet. Door dit verrekenbeding verkreeg hij namelijk geen eigendomsrecht, maar een vorderingsrecht op 50% van de woning.

Win advies in

Als u niet voldoet aan de fiscale regels, heeft u mogelijk ook geen recht op aftrek hypotheekrente, terwijl u daar in uw onderlinge afspraken wel rekening mee hield. Het is daarom belangrijk om u al vroeg in het proces te laten informeren over de fiscale gevolgen van de keuzes en afspraken die u met elkaar wilt maken. Op dat moment kunt u namelijk nog andere keuzes maken. Als u zich pas bij het opstellen van uw aangifte inkomstenbelasting laat informeren, is dit over het algemeen niet meer mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder boete voor niet betalen MRB

Als u als geen of te weinig motorrijtuigenbelasting betaalt, riskeert u een boete. De boete bedraagt nu nog maximaal 100% van de te betalen belasting, maar is per 1 juli 2023 verlaagd naar 50%. Alleen in uitzonderingsgevallen blijft de boete maximaal 100%.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Auto

De mrb, ook wel wegenbelasting genoemd, moet betaald worden als u gebruikmaakt van de openbare weg. Mrb moet betaald worden voor een personenauto, bestelauto, vrachtauto, autobus en motor. Hoeveel mrb u betaalt, hangt onder meer af van het soort voertuig, het gewicht ervan en de brandstof waarop het voertuig rijdt.

Boete

Onder meer als u geen aangifte mrb heeft gedaan of als deze onjuist is, kan de verschuldigde MRB worden nageheven met een boete. Een boete komt nogal eens voor als automobilisten met een auto van de weg gebruikmaken, terwijl het kenteken geschorst is. Deze boete was even hoog als het bedrag dat niet betaald is, met een minimum van € 50 en een maximum van € 5.514. Sinds 1 juli 2023 is dit gewijzigd en bedraagt de boete in beginsel nog 50% van het niet betaalde bedrag.

Let op! Uitzonderingen

In uitzonderlijke gevallen kan nog wel een boete van 100% van de niet betaalde mrb volgen. Hiervan is onder meer sprake als men regelmatig de verschuldigde mrb niet betaalt.

Waarom lagere boetes?

De boetes worden verlaagd omdat de verschuldigde mrb in de loop der jaren fors is verhoogd. Omdat de boete gekoppeld is aan de verschuldigde mrb, zijn daardoor ook de boetes flink opgelopen. De staatssecretaris vindt dit niet meer passend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eisen verplichte energiebesparing aangescherpt

Bedrijven die veel energie verbruiken zijn verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen. Deze verplichting is per 1 juli 2023 aangescherpt. De verplichting gaat voor meer bedrijven gelden en er worden maatregelen verplicht gesteld die betrekking hebben op de productie van hernieuwbare energie en hernieuwbare energiedragers, dan wel de overstap hierop.

Verplichte energiebesparing

Industrie

Er bestaat al een energiebesparingsplicht voor bedrijven met een energiegebruik van ten minste 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas per jaar. Deze bedrijven zijn verplicht alle mogelijke energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar.

Besparingsplicht voor meer bedrijven

Nieuw is dat ook voor ETS-ondernemingen, de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken, de energiebesparingsplicht per 1 juli 2023 geldt. 

ETS-ondernemingen zijn bedrijven die verplicht moeten deelnemen aan het Emission Trade System, een handelssysteem voor de CO2-uitstoot van de industrie. In dat systeem moeten bedrijven voor elke ton aan CO2-uitstoot één emissierecht inleveren, dat men kan kopen en eventueel verhandelen.

Let op! Het aantal emissierechten wordt jaarlijks lager vastgesteld, zodat bedrijven ofwel steeds duurdere emissierechten moeten kopen, ofwel moeten investeren in het beperken van de uitstoot.

Maatregelenlijst energiebesparing

Met het oog op de verplichte energiebesparing is ook de erkende maatregelenlijst energiebesparing (EML) ontwikkeld. Op deze lijst staan 149 energiebesparende maatregelen, waarvan de terugverdientijd maximaal vijf jaar bedraagt. De EML bestaat uit de onderdelen gebouwen, faciliteiten en processen, waarbij voor ieder onderdeel diverse maatregelen zijn opgenomen.

Let op! Voor de glastuinbouw verschijnt de EML waarschijnlijk in juli 2023.

Onderzoeksplicht

Voor grote energieverbruikende bedrijven bestaat ook een onderzoeksplicht. Die geldt voor bedrijven met een jaarlijks energieverbruik vanaf 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 gas. Deze bedrijven moeten alle kosteneffectieve maatregelen onderzoeken én hiervoor een uitvoeringsplan opstellen. U kunt op een speciale site checken of u hieraan moet voldoen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bemiddeling bij thuiszorg, btw of niet?

Met de toenemende vergrijzing neemt ook de vraag naar thuiszorg toe. Maar is bemiddeling bij deze thuiszorg aan te merken als gezondheidskundige verzorging en dus vrijgesteld van btw? Hof Den Haag vond dat bij werkzaamheden die verder gingen dan alleen bemiddelen, wel het geval.

Zorgverlening via zzp’ers

Medisch

In bovenstaande zaak handelde het om een BV die thuiszorg aanbood via de inzet van zzp’ers. De BV was aangesloten bij een landelijke organisatie en functioneerde als ‘regionaal steunpunt’. De geboden thuiszorg kenmerkte zich door kleinschaligheid en direct contact via vaste aanspreekpunten.

Omvang dienstverlening

De omvang van de dienstverlening was breed. De BV zorgde voor de intake en de indicatie. De BV stelde vervolgens een zorgplan op en stelde het zorgteam samen, waarbij tal van zorgverleners konden worden ingezet. Ook stond de BV bij spoedgevallen klaar en zag toe op de voortgang en de kwaliteit van de zorg en zorgde aldus voor een altijd actueel zorgdossier.

Eén prestatie?

Het Hof boog zich allereerst over de vraag of er sprake was van één prestatie van de BV, de landelijke organisatie en de zorgverleners. Als dit het geval was, volgde het btw-tarief van de nevenprestatie namelijk het tarief van de hoofdprestatie (de zorg die btw-vrijgesteld is). Het Hof vond van niet. De zorgverleners hadden namelijk ieder een eigen takenpakket en voerden dit voor eigen rekening en risico uit. Zij droegen ieder ook de verantwoordelijkheid voor de eigen werkzaamheden en sloten waar nodig een verzekering af om de eigen aansprakelijkheid te kunnen dragen.

Vrijstelling toch van toepassing

Het Hof was echter toch van mening dat een vrijstelling voor medische diensten van toepassing was. De BV vervulde volgens het Hof namelijk een essentiële, specifieke rol bij het verlenen van de thuiszorg. Zonder deze werkzaamheden zou de thuiszorg immers niet van dezelfde kwaliteit zijn. De werkzaamheden zijn volgens het Hof dan ook niet enkel te typeren als bemiddeling, aangezien de BV niet alleen de betrokkenen bij elkaar bracht, maar ook de duur en de aard van de zorg bepaalde. Bovendien werd  het proces gecoördineerd en werd er gerapporteerd en beoordeeld of er wijzigingen nodig waren om de kwaliteit te garanderen. Het Hof achtte de dienstverlening dan ook, in tegenstelling tot de rechtbank eerder, vrijgesteld van btw.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag voor 1 oktober in EU betaalde btw terug

Heeft u vorig jaar btw betaald in een ander EU-land en betreft het een zakelijke aankoop, dan kunt u onder voorwaarden deze btw digitaal terugvragen. Doe dit vóór 1 oktober 2023.

Voorwaarden voor het terugvragen van btw

Administratie

Om btw terug te kunnen vragen die u in een ander EU-land heeft betaald, gelden in ieder geval drie voorwaarden:

  1. uw onderneming is gevestigd in Nederland; 
  2. u doet geen btw-aangifte in het EU-land; en
  3. u gebruikt de goederen of diensten voor bedrijfsactiviteiten die met btw belast zijn.

Om zeker te weten dat u in aanmerking komt om btw terug te vragen, kunt u ook gebruikmaken van een tool van de Belastingdienst.

Welke btw betreft het?

De terug te vragen btw betreft btw op aankopen in een ander EU-land, zoals btw op getankte brandstof. Het dient te gaan om zakelijke goederen of diensten die u gedeeltelijk of geheel gebruikt voor bedrijfsactiviteiten die met btw belast zijn. 

Inloggegevens

Als u de btw digitaal terug wilt vragen, dan kan dat via deze site. U heeft hiervoor inloggegevens nodig. Heeft u al eerder btw uit een EU-land teruggevraagd, dan gebruikt u de destijds verstrekte inloggegevens. Bent u deze eerder verstrekte inloggegevens kwijt, neem dan contact op met de Belastingtelefoon. Heeft u nog niet eerder btw uit een EU-land teruggevraagd, vraag dan inloggegevens aan via de site van de Belastingdienst (belastingdienst.nl zoekterm ‘btw buitenland aftrekken’).

Let op! Vraag de inloggegevens op tijd aan, want het verstrekken van deze gegevens kan maximaal vier weken duren. Zorg dus dat u hierdoor de termijn van 1 oktober niet overschrijdt.

Voorwaarden

Als u btw terugvraagt die u in een ander EU-land heeft betaald, gelden er voorwaarden die per land kunnen verschillen. Zo moet u in veel gevallen de facturen meesturen van de zaken waarvoor u de btw terugvraagt. Ook dit moet digitaal, dus zult u de facturen moeten scannen als u deze op papier heeft. Op een speciale site van de Belastingdienst vindt u alle informatie. Voor brandstof geldt voor de meeste landen de verplichting een factuur mee te sturen vanaf een bedrag van € 250 excl. btw. Voor overige goederen dient u in de meeste landen een factuur mee te sturen vanaf een bedrag van € 1.000 excl. btw. 

Minimumteruggave

Het minimum terug te vragen bedrag aan btw bedraagt per land per kalenderjaar € 50. Bij een lager bedrag beslist het betreffende land zelf of men u de btw restitueert. Ook als u uw verzoek te laat indient, beslist het betreffende EU-land zelf of u uw btw al dan niet terugkrijgt. Overigens mag u ook al in de loop van het jaar de btw terugvragen, als het bedrag aan btw minstens € 400 per kwartaal betreft.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst trekt uitstel coronabelastingschulden niet-betalers in

Tijdens de coronacrisis kon u ervoor kiezen om de betaling van uw belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Sinds 1 oktober 2022 moet u deze coronabelastingschulden aflossen en aan de overige voorwaarden van de betalingsregeling voldoen. Als u hier niet aan voldoet, ontvangt u in juli 2023 een brief waarin staat dat de Belastingdienst de betalingsregeling intrekt.

Voorwaarden betalingsregeling coronabelastingschulden

Sparen

De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 in beginsel in maandelijkse, gelijke termijnen worden afgelost. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd. Voorwaarde voor de betalingsregeling is dat u zich ook aan die maandelijkse aflossing houdt.

Andere voorwaarden zijn dat u tijdig de juiste belastingaangiften – onder meer btw en loonheffing – indient voor belastingen vanaf 1 oktober 2022 en dat u tijdig en volledig de betalingen doet die daaruit voortvloeien.

Brieven Belastingdienst

Als u een betalingsachterstand heeft op de coronabelastingschulden en/of de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022, ontving u daarover al meerdere brieven van de Belastingdienst. In deze brieven werd u gemaand om uw betalingsachterstand in te lopen.

Let op! De betalingsachterstand kan bestaan uit niet betaalde nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022, niet betaalde aflossingen op uw coronabelastingschulden of uit een combinatie van beide.

Intrekken betalingsregeling

Reageerde u niet op de laatste brief uit april 2023, dan ontvangt u in juli 2023 een brief van de Belastingdienst waarin de betalingsregeling wordt ingetrokken. De datum van de brief is 15 augustus 2023. Om invorderingsmaatregelen en bijkomende (veelal hoge) kosten te voorkomen, heeft u nog tot en met 28 augustus 2023 de tijd om in één keer het hele bedrag van uw coronabelastingschulden te betalen.

Tip! Loopt u maximaal één termijn achter in de coronabetalingsregeling, dan trekt de Belastingdienst niet meteen de betalingsregeling in. Het gaat dus om ondernemers die meer dan één termijn achterlopen en/of een structurele achterstand hebben op de nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Voorkomen intrekken betalingsregeling

Wilt u voorkomen dat de betalingsregeling wordt ingetrokken, dan moet u in ieder geval zorgen dat u aan alle nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022 voldoet. Alleen dan kunt u nog vragen om aanpassing van de betalingsregeling van uw coronabelastingschulden.

Tip! U kunt dan onder meer verzoeken de schuld in zeven in plaats van vijf jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. Tot slot kunt u ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg van zo’n verzoek is wel dat uw af te lossen maandbedragen die daarna nog volgen, hoger worden.

Niet eens met intrekken betalingsregeling?

De staatssecretaris heeft toegezegd dat het intrekken van de betalingsregeling met de grootste zorgvuldigheid gebeurt. Is de intrekking niet terecht naar uw mening, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met de Belastingdienst. De Belastingdienst kan de intrekking dan mogelijk nog ongedaan maken.

Is dat niet mogelijk, dan kunt u in beroep tegen de intrekking van de betalingsregeling. Doe dit wel snel, want uw beroep moet vóór 25 augustus 2023 bij de Belastingdienst binnen zijn!

Uw beroep stuurt u naar:

Belastingdienst
T.a.v. de directeur
Postbus 100
6400 AC Heerlen

Invorderingsmaatregelen

Doet u niets, dan start de Belastingdienst met de invorderingsmaatregelen vanaf 1 september 2023. U ontvangt dan eerst een aanmaning. Als u dan nog niet betaalt, ontvangt u een dwangbevel. Betaalt u dan nog steeds niet, dan neemt de Belastingdienst verdere maatregelen. Dit kan betekenen dat de Belastingdienst beslag legt op bijvoorbeeld uw inventaris, auto of bankrekening en deze daarna verkoopt. De Belastingdienst kan ook uw faillissement aanvragen.

Let op! Aan een dwangbevel kunnen hoge kosten verbonden zijn. De hoogte van deze kosten hangt namelijk af van de hoogte van uw belastingschulden. Ook de kosten van een beslaglegging kunnen flink in de papieren lopen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Compensatie transitievergoeding diepslapers en afhandeling door UWV

Bent u als werkgever nog bezig met het recht op compensatie voor de transitievergoeding voor dienstverbanden van langdurig zieke werknemers van wie het opzegverbod al vóór 1 juli 2015 was verstreken? Maar waarbij u het dienstverband pas na 1 juli 2015 hebt beëindigd? Daarover is nu duidelijkheid.

Wat was de discussie?

Handen

De transitievergoeding bij het beëindigen door de werkgever van het dienstverband, dan wel het niet verlengen van een tijdelijk contract, is sinds 1 juli 2015 wettelijk geregeld. Er bestond discussie over de vraag of er voor werkgevers ook recht op compensatie bestaat voor de dienstverbanden van langdurig zieke werknemers waarbij het opzegverbod al vóór 1 juli 2015 was verstreken, maar waarbij de werkgever het dienstverband pas na 1 juli 2015 had beëindigd.

Het UWV was aanvankelijk van mening dat dit niet het geval was, omdat de werkgever voor de ingangsdatum van de transitievergoeding het dienstverband had kunnen beëindigen. Dergelijke compensatieverzoeken van zogeheten diepslapers werden door het UWV afgewezen. De werknemer had dan wel recht op een transitievergoeding, maar de werkgever kreeg deze niet gecompenseerd.

Standpunt jurisprudentie

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft vorig jaar juni echter bepaald dat ook voor ‘oude’ gevallen, voor wie tussen 1 juli 2015 en de inwerkingtredingsdatum van de compensatieregeling transitievergoeding is betaald bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, compensatie gevraagd kan worden. Hiermee wordt benadrukt dat het doel van de compensatieregeling is om werkgevers te stimuleren ‘slapende dienstverbanden’ te beëindigen door cumulatie van kosten voor de werkgever te compenseren. Wel geldt dat er niet meer gecompenseerd wordt dan de transitievergoeding berekend na twee jaar ziekte, met in achtneming van de huidige rekenregels.

Uitvoeringspraktijk UWV

Het UWV heeft inmiddels aangegeven hoe er omgegaan wordt met dergelijke compensatieverzoeken. 

Situatie 1

Stel dat u als werkgever in het verleden al een aanvraag voor compensatie had ingediend welke door het UWV was afgewezen, dan wijzigt die beslissing niet meer door de uitspraak van de CRvB. Het Ministerie van SZW heeft namelijk besloten dat het UWV herhaalde aanvragen niet opnieuw mag beoordelen.

Situatie 2

Heeft u als werkgever daarentegen nog niet eerder een aanvraag ingediend, maar is het langer dan zes maanden geleden dat de volledige transitievergoeding is betaald? Dan is een nieuwe aanvraag te laat, omdat de aanvraagtermijn inmiddels is verstreken. Een verzoek om compensatie moet immers binnen zes maanden na de uitbetaling worden ingediend. 

Situatie 3

In de overige situaties kunt u, als u nog slapende dienstverband heeft van vóór 1 juli 2015, deze beëindigen en daarvoor een compensatieverzoek indienen bij het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Denk na over uw fiscaal vriendelijke bedrijfsopvolging

Het kabinet heeft eerder al aanpassingen in de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen aangekondigd. De exacte details zijn nog niet bekend, maar deze zijn onlangs wel weer iets meer ingevuld. De voorgenomen aanpassingen zullen waarschijnlijk in drie etappes worden doorgevoerd.

Bedrijfsopvolgingsregelingen

Strategie

Voor het fiscaal vriendelijk schenken of vererven van een onderneming bestaan verschillende bedrijfsopvolgingsregelingen. Zo geldt er in de schenk- en erfbelasting een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde van de onderneming, voor zover de waarde hiervan niet meer bedraagt dan € 1.205.871 (bedrag 2023). Over het meerdere bedraagt de vrijstelling 83%. Deze vrijstelling wordt in de praktijk ook wel de BOR genoemd.

In de inkomstenbelasting is een doorschuifregeling opgenomen, in de praktijk ook wel DSR genoemd. Deze regeling voorziet in de mogelijkheid om de winst die bij schenken of vererven van een onderneming ontstaat, door te schuiven naar de opvolgers.

Voorgestelde aanpassingen

Het kabinet stelt verschillende aanpassingen van de huidige regelingen voor. Deze aanpassingen kunnen voor u betekenen dat u straks minder of geen recht meer heeft op een vrijstelling of een doorschuifregeling. De verschillende aanpassingen gelden niet allemaal vanaf 1 januari 2024, maar zijn ook gepland vanaf 1 januari 2025 of 1 januari 2026. 

Vanaf 2024

Vanaf 1 januari 2024 komen aan derden verhuurde onroerende zaken niet langer in aanmerking voor de BOR en de DSR.

Vanaf 2025

Vanaf 1 januari 2025:

  1. gaat het maximum van de 100% vrijstelling van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000. De vrijstelling van 83% over het meerdere wordt verlaagd naar 70%;
  2. wordt de mogelijkheid om een deel van het beleggingsvermogen ook onder de BOR te brengen, afgeschaft (de zogenaamde 5% doelmatigheidsmarge verdwijnt);
  3. komen bedrijfsmiddelen van € 100.000 of meer die meer dan 10% ook buiten uw onderneming (bijvoorbeeld voor privédoeleinden) worden gebruikt, niet meer volledig in aanmerking voor de BOR en de DSR, maar slechts voor het deel dat in de onderneming gebruikt wordt;
  4. hoeven degenen die uw onderneming overnemen niet al in dienstbetrekking te zijn om gebruik te kunnen maken van de DSR;
  5. gaat voor een schenking in de BOR en DSR een minimumleeftijd van de voortzetter van uw onderneming gelden van 21 jaar.

Vanaf 2026

Vanaf 1 januari 2026:

  1. gelden de BOR en de DSR alleen nog voor reguliere aandelen met een minimaal belang van 5%;
  2. komen er versoepelingen in de termijnen waarin u de onderneming al moet drijven en de termijnen waarin de overnemer de onderneming moet voortzetten (de zogenaamde bezit- en voortzettingseis). Mogelijk wordt de vijfjaarstermijn – die in veel gevallen geldt – ook verkort;
  3. wordt oneigenlijk gebruik van de BOR, zoals dubbel gebruik en constructies met personen van met name hoge leeftijd (de ‘rollatorinvesteringen’), aangepakt.

Let op! De voorgenomen ingangsdata van de verschillende maatregelen staan nog niet vast. Aankomende augustus besluit het kabinet hierover definitief. Daarna moeten de verschillende maatregelen nog in de Belastingplannen voor 2024 en 2025 worden opgenomen. Deze plannen worden op Prinsjesdag dit jaar, respectievelijk Prinsjesdag volgend jaar, aan de Tweede Kamer aangeboden. Vervolgens moeten ze ook nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen, voordat ze definitief zijn.

Tip! Niet alle aanpassingen hoeven een nadeel te zijn voor uw situatie. Zo kan de verhoging van de 100% vrijstelling en het afschaffen van de dienstbetrekkingseis in uw voordeel zijn.

Wilt u nog gebruikmaken van de huidige regelingen, wacht dan niet te lang en maak een afspraak met (een van) onze adviseurs over de mogelijke gevolgen van de aangekondigde aanpassingen voor uw situatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vakantiewerk of bijbaantje in de zomer

In de vakantie zijn er veel scholieren en studenten die een centje willen bijverdienen met een vakantiebaantje. Welke speciale regels zijn dan van toepassing? Belangrijke informatie voor jongeren én werkgevers op een rij.

Informatie voor jongeren

Handen

Studenten met studiefinanciering ‘oude regeling’

Voor mbo’ers en studenten in het hoger en universitair onderwijs die zich voor 1 september 2015 hebben ingeschreven én studiefinanciering ontvangen of ontvingen (het oude stelsel), geldt tot en met 2023 een beperking wat betreft de bijverdiensten. Deze grens ligt voor 2023 op ongeveer € 16.000 (bruto per jaar). 

Bijverdiensten studenten

Voor hbo- en wo-studenten zijn na de ‘oude regeling’ geen beperkingen meer met betrekking tot het bedrag dat zij mogen bijverdienen. Mbo’ers mochten dat niet, voor hen gold nog steeds dat zij ongeveer € 16.000,- mochten bijverdienen per kalenderjaar. Echter, de bijverdiensten over 2022 en 2023 worden voor hen in de praktijk al niet meer gecontroleerd. Deze verruiming is al goedgekeurd door de Tweede Kamer, maar moet ook nog door de Eerste Kamer worden geaccordeerd. 

Nieuwe studiefinancieringsregeling 2023-2024

Ook met de nieuwe studiefinanciering, die ingaat voor het studiejaar 2023-2024, geldt dat er onbeperkt mag worden bijverdiend mét behoud van basisbeurs en een eventuele aanvullende beurs.

Tip! Ook studenten in het mbo mogen vanaf het studiejaar 2023-2024 onbeperkt bijverdienen.

Kinderbijslag

Bijverdiensten van thuiswonende scholieren of studenten hebben geen gevolgen voor de kinderbijslag. 

Informatie voor de werkgever

Scholieren- en studentenregeling

Werkgevers kunnen voor vakantiewerkers gebruikmaken van de zogenaamde scholieren- en studentenregeling. Dit betekent dat voor de loonheffing de kwartaaltabel gebruikt kan worden. Hierdoor hoeft minder of soms geen loonheffing te worden ingehouden. De premies werknemersverzekeringen mogen daarnaast ook berekend worden met het kwartaalmaximum. In sommige gevallen betaalt u hierdoor minder premie.

Geen aangifte meer doen

Het voordeel van de regeling voor de student of scholier is dat in veel gevallen geen aangifte meer hoeft te worden gedaan en ze ook niet meer tot het volgende jaar hoeven te wachten totdat ze de te veel afgedragen loonheffing terugkrijgen. In plaats daarvan is het loon in de gewerkte periode netto hoger.

Extra regels jongeren wat betreft aantal uren werk

Bent u werkgever en werkt u met jongeren, dan gelden er extra, beperkende regels. Die zijn strenger naarmate het kind jonger is. Zo mogen kinderen van 13 en 14 jaar oud op vakantiedagen werken tussen 7.00 uur en 19.00 uur, met een maximum van 7 uur per dag en 5 dagen per week. In de vakantie mogen ze niet meer dan 4 weken werken, waarvan 3 aaneengesloten. Op schooldagen is werken niet toegestaan.

Jongeren van 15 jaar mogen tussen 7.00 uur en 19.00 uur maximaal 8 uur werken, maximaal 5 dagen per week. Het maximumaantal weken in de vakantie ligt nu op 6, waarvan 4 aaneengesloten.

Voor 16- en 17-jarigen zijn de eisen nog iets soepeler. Ze mogen tussen 6.00 uur en 22.00 uur werken of tussen 7.00 uur en 23.00 uur. Ze mogen maximaal 45 uur per week werken met een maximum van 160 uur in 4 weken.

Let op! Voor jongeren gelden ook aparte regels over het te verrichten soort werk. Zo mogen kinderen onder de 16 jaar bijvoorbeeld niet in de horeca werken als daar alcohol wordt verstrekt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zijn zonnepanelen zelfstandig bedrijfsmiddel?

Als u als ondernemer investeert in zonnepanelen, kunt u hierop afschrijven. Maar kunt u op de zonnepanelen afschrijven als zelfstandig bedrijfsmiddel, of als onderdeel van het gebouw waarop ze geplaatst zijn? Welke factoren zijn daarvoor van belang?

Zelfstandig of niet?

Bedrijfspand

Of zonnepanelen als zelfstandig bedrijfsmiddel zijn aan te merken, is volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant afhankelijk van het antwoord op de vraag of de zonnepanelen naar de opvattingen die leven in de maatschappij onderdeel uitmaken van de woning. Hierbij moeten alle omstandigheden van het geval in ogenschouw genomen worden. De rechtbank leidt dit af uit een arrest van de Hoge Raad. In de zaak die onlangs speelde had een woningcorporatie op door haar verhuurde woningen zonnepanelen laten plaatsen. De woningcorporatie wilde op de zonnepanelen zelfstandig afschrijven, maar hier ging de Belastingdienst niet mee akkoord.

Zonnepanelen zijn onderdeel van woning

Volgens de rechtbank zijn de zonnepanelen geen zelfstandig bedrijfsmiddel maar maken ze onderdeel uit van de woningen. De rechtbank overwoog dat de zonnepanelen gemonteerd zijn op de daken, maar zonder schade op andere daken kunnen worden gelegd. De zonnepaneleninstallatie is gekoppeld aan de stroomvoorziening van die woningen en voor het laten functioneren ervan zijn er aanpassingen nodig aan de elektrotechnische installatie van de woning. Daarnaast kwam de met de zonnepanelen opgewekte stroom ten goede aan de huurder van de woning. Op grond hiervan maken de zonnepanelen volgens de rechtbank naar de opvattingen die leven in de maatschappij deel uit van de woningen.

Geen werktuig

Werktuigen kunnen wel als zelfstandig bedrijfsmiddel worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt echter dat de zonnepanelen ook niet als werktuig kunnen worden aangemerkt en dus deel uitmaken van de woningen. Om voor de werktuigenvrijstelling in aanmerking te komen, moet er met betrekking tot de werktuigen in hoofdzaak sprake zijn van dienstbaarheid aan het (productie)proces dat in het gebouw plaatsvindt. Een werktuig dat een gebouw slechts beter geschikt maakt voor gebruik, valt niet onder de vrijstelling.

Let op! Het is nog niet bekend of tegen de uitspraak nog hoger beroep wordt aangetekend. Bovendien betekent deze uitspraak niet dat zonnepanelen per definitie in alle gevallen onderdeel zijn van het gebouw waarop zij geplaatst zijn. Andere feiten en omstandigheden kunnen tot een andere beoordeling leiden. In een eerdere uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant, met andere feiten en omstandigheden, lijkt de rechtbank in ieder geval niet tot het oordeel te komen dat de zonnepanelen onderdeel zijn van de schuur waarop zij geplaatst zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijzigingen gedifferentieerde Awf-premie van de baan

Een aantal voorgenomen wijzigingen in de gedifferentieerde premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (Awf) gaat na uitgebreid onderzoek niet door. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer daarover onlangs geïnformeerd.

Waarom een gedifferentieerde Awf-premie?

Handtekening

Sinds de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is sprake van een hoge en lage Awf-premie. U mag als werkgever een lage Awf-premie toepassen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Voldoet u daar niet aan, dan betaalt u een hoge Awf-premie. De voorwaarden betreffen de arbeidsovereenkomsten van uw werknemers en zijn bedoeld om vergaande flexibele contracten tegen te gaan en vaste contracten te beschermen. 

Welke wijzigingen gaan niet door?

De wijzigingen die niet doorgaan betreffen drie gebieden:

  • Wijziging Besluit Wet financiering sociale verzekeringen en Besluit nadere regels oproepovereenkomsten
    Al eerder was goedgekeurd dat een tijdelijke urenuitbreiding niet standaard wordt aangemerkt als een tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst waarvoor de hoge Awf-premie geldt. Ook was al eerder goedgekeurd dat een arbeidsovereenkomst waarin met een werknemer meerdere arbeidsomvangen zijn afgesproken (met een aantal uren per dag/per week/per maand met een gelijkmatige loonspreiding) niet als een oproepovereenkomst wordt beschouwd. Oorspronkelijk zou deze goedkeuringen alleen voor de jaren 2020 tot en met 2023 gelden. De aangekondigde wijziging gaat echter niet door, waardoor u in deze situaties ook vanaf 2024 de lage premie kunt blijven toepassen.

  • Herzieningssituaties waarbij de lage Awf-premie moet worden afgedragen
    In de WAB worden vier herzieningssituaties beschreven, situaties waarin door de feiten achteraf alsnog de hoge AWF-premie gaat gelden. Deze zijn bedacht om te voorkomen dat vaste contracten flexibel kunnen worden ingezet. Twee zijn er inmiddels ingevoerd. De lage Awf-premie moet namelijk worden herzien als de arbeidsovereenkomst binnen twee maanden na aanvang eindigt en ook wanneer de parttime werknemer in een kalenderjaar meer dan 30% extra uren werkt dan contractueel is overeengekomen.

    De derde herzieningssituatie, waarin de werknemer binnen een jaar na aanvang van de arbeidsovereenkomst een werkloosheidsuitkering krijgt door urenverlies, is nog niet ingevoerd en wordt ook (nog) niet ingevoerd. Deze blijkt na onderzoek te complex en komt niet op grote schaal voor. Wel zal gemonitord worden of deze later alsnog moet worden ingevoerd. U hoeft dan op dit moment nog niet te beoordelen of de werknemer in de WW terecht is gekomen en u op grond van dit onderzoek zelf de AWF-premie dient te verhogen.

    De vierde herzieningssituatie, waarin de werknemer opnieuw een werkloosheidsuitkering krijgt nadat de derde situatie heeft plaatsgevonden, zal definitief niet ingevoerd worden. Deze is te complex en komt nauwelijks voor.

  • Seizoensarbeid
    Een lage Awf-premie voor seizoensarbeid blijkt na onderzoek niet te realiseren. Dat betekent dat bij seizoensarbeiders de hoge Awf-premie van toepassing blijft. 

    Er is onderzocht of een subsidieregeling ontwikkeld zou kunnen worden om de hoge Awf-premie te compenseren, maar dat bleek niet mogelijk. Het begrip ‘seizoensarbeid’ is namelijk niet eenduidig te definiëren. Daarbij is een subsidie staatssteun, die gericht moet zijn op stimulering van activiteiten. Dat is hier niet het geval en dat ligt juridisch heel moeilijk. 

    Verder zou een subsidieregeling op zo’n grote schaal risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik met zich meebrengen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te late melding betalingsonmacht blijft geldig voor Belastingdienst

Als bestuurder van een bv kunt u in bepaalde gevallen door de Belastingdienst in privé aansprakelijk gesteld worden als uw bv verschuldigde belasting niet betaalt. Het betreft met name de loon- en omzetbelasting. Aansprakelijk stellen wordt voor de Belastingdienst een stuk moeilijker als u betalingsproblemen tijdig meldt.

Melding betalingsproblemen belastingen

Euro

Als u als bestuurder voorziet dat uw bv niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen bij de Belastingdienst, kunt u dit melden bij de Belastingdienst. Doe dit wel tijdig. Tijdig melden betekent binnen twee weken nadat betaald had moeten worden.

Let op! Als uw bv ook de premies voor het bedrijfstakpensioenfonds niet kan betalen, moet u dit ook melden bij het bedrijfstakpensioenfonds. Besteedt uw bedrijfstakpensioenfonds de administratie uit aan een uitvoeringsinstituut, dan meldt u dit hier.

Te late melding

Onlangs kwam een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden, waarbij een dga de betalingsonmacht van zijn bv te laat bij de Belastingdienst had gemeld. De betreffende aanslagen waarvoor werd gemeld, werden later alsnog betaald, maar de bv bleef al die tijd door nieuwe onbetaalde aanslagen in een positie van betalingsachterstand verblijven. De bv ging op een later moment, dus nadat de eerdere betalingen wel waren gedaan, alsnog failliet. De Belastingdienst stelde daarop de dga in privé aansprakelijk voor een aantal belastingschulden.

Hof: melding blijft geldig

Het Hof was het met de dga eens dat de melding van betalingsonmacht nog steeds geldig was. De melding was destijds weliswaar te laat geweest en de betreffende belastingen waren wel betaald. De melding bleef echter van kracht voor de daaropvolgende aanslagen. 

Let op! Dit is alleen anders als de Belastingdienst na betaling van de aanslagen waarover oorspronkelijk betalingsonmacht is gemeld, laat weten de betalingsonmacht niet meer aanwezig te achten. Dit was in deze zaak niet gebeurd.

Geen onbehoorlijk bestuur

Nu de melding betalingsonmacht nog steeds van kracht was, kon de Belastingdienst de dga alleen nog aansprakelijk stellen in privé als er sprake zou zijn geweest van onbehoorlijk bestuur. De Belastingdienst kon dit echter niet hard maken en dus kwam de bestuursaansprakelijkheid te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te late melding betalingsonmacht blijft geldig voor Belastingdienst

Als bestuurder van een bv kunt u in bepaalde gevallen door de Belastingdienst in privé aansprakelijk gesteld worden als uw bv verschuldigde belasting niet betaalt. Het betreft met name de loon- en omzetbelasting. Aansprakelijk stellen wordt voor de Belastingdienst een stuk moeilijker als u betalingsproblemen tijdig meldt.

Melding betalingsproblemen belastingen

Euro

Als u als bestuurder voorziet dat uw bv niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen bij de Belastingdienst, kunt u dit melden bij de Belastingdienst. Doe dit wel tijdig. Tijdig melden betekent binnen twee weken nadat betaald had moeten worden.

Let op! Als uw bv ook de premies voor het bedrijfstakpensioenfonds niet kan betalen, moet u dit ook melden bij het bedrijfstakpensioenfonds. Besteedt uw bedrijfstakpensioenfonds de administratie uit aan een uitvoeringsinstituut, dan meldt u dit hier.

Te late melding

Onlangs kwam een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden, waarbij een dga de betalingsonmacht van zijn bv te laat bij de Belastingdienst had gemeld. De betreffende aanslagen waarvoor werd gemeld, werden later alsnog betaald, maar de bv bleef al die tijd door nieuwe onbetaalde aanslagen in een positie van betalingsachterstand verblijven. De bv ging op een later moment, dus nadat de eerdere betalingen wel waren gedaan, alsnog failliet. De Belastingdienst stelde daarop de dga in privé aansprakelijk voor een aantal belastingschulden.

Hof: melding blijft geldig

Het Hof was het met de dga eens dat de melding van betalingsonmacht nog steeds geldig was. De melding was destijds weliswaar te laat geweest en de betreffende belastingen waren wel betaald. De melding bleef echter van kracht voor de daaropvolgende aanslagen. 

Let op! Dit is alleen anders als de Belastingdienst na betaling van de aanslagen waarover oorspronkelijk betalingsonmacht is gemeld, laat weten de betalingsonmacht niet meer aanwezig te achten. Dit was in deze zaak niet gebeurd.

Geen onbehoorlijk bestuur

Nu de melding betalingsonmacht nog steeds van kracht was, kon de Belastingdienst de dga alleen nog aansprakelijk stellen in privé als er sprake zou zijn geweest van onbehoorlijk bestuur. De Belastingdienst kon dit echter niet hard maken en dus kwam de bestuursaansprakelijkheid te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belasting op benzine, diesel en lpg omhoog vanaf 1 juli

De prijzen van brandstoffen zullen per 1 juli 2023 waarschijnlijk stijgen. De oorzaak is het feit dat de accijnzen op benzine, diesel en lpg weer worden verhoogd. Deze accijnzen waren sinds 1 april vorig jaar verlaagd als compensatie voor de sterk gestegen marktprijzen van brandstof op de vrije markt. Dit was onder meer een gevolg van de oorlog in Oekraïne.

Stijging

Auto

De stijging van de accijnzen verschilt per brandstofsoort. Voor benzine is de stijging van de accijns het grootst met ongeveer 14 cent per liter. Voor diesel bedraagt de stijging zo’n 10 cent per liter en voor lpg 6 cent per liter.

Verdere stijging per 1 januari 2024

Op 1 januari 2024 worden de accijnzen geïndexeerd. De indexatie voor 2023 was uitgesteld om de brandstofprijzen binnen de perken te houden.

Voorraden

Voorraadhouders van brandstoffen, zoals pompstations, hoeven het verschil in accijns over de voorraden niet bij te betalen. Hiervoor is een uitzondering op de wet van toepassing  verklaard.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belasting op benzine, diesel en lpg omhoog vanaf 1 juli

De prijzen van brandstoffen zullen per 1 juli 2023 waarschijnlijk stijgen. De oorzaak is het feit dat de accijnzen op benzine, diesel en lpg weer worden verhoogd. Deze accijnzen waren sinds 1 april vorig jaar verlaagd als compensatie voor de sterk gestegen marktprijzen van brandstof op de vrije markt. Dit was onder meer een gevolg van de oorlog in Oekraïne.

Stijging

Auto

De stijging van de accijnzen verschilt per brandstofsoort. Voor benzine is de stijging van de accijns het grootst met ongeveer 14 cent per liter. Voor diesel bedraagt de stijging zo’n 10 cent per liter en voor lpg 6 cent per liter.

Verdere stijging per 1 januari 2024

Op 1 januari 2024 worden de accijnzen geïndexeerd. De indexatie voor 2023 was uitgesteld om de brandstofprijzen binnen de perken te houden.

Voorraden

Voorraadhouders van brandstoffen, zoals pompstations, hoeven het verschil in accijns over de voorraden niet bij te betalen. Hiervoor is een uitzondering op de wet van toepassing  verklaard.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Ondernemen in een keten 2023

Besteedt u weleens (een deel van) aangenomen werk uit aan een ander bedrijf? Dan wordt u aangemerkt als aannemer en kunt u aansprakelijk zijn voor de niet-betaalde loonheffingen van uw onderaannemers. Ook als u werknemers inleent van anderen kunt u aansprakelijk zijn. Zorg dat u uw zaken goed heeft geregeld en beperk daarmee uw keten- en inlenersaansprakelijkheid.

Is (een deel van) het door u aangenomen werk uitbesteed aan een onderaannemer, dan is het mogelijk dat deze onderaannemer dit op zijn beurt weer (deels) uitbesteedt aan een andere onderaannemer. Ook deze onderaannemer kan het werk weer verder uitbesteden. Op deze manier ontstaat een keten van aannemers en onderaannemers.

Ketenaansprakelijkheid

Handen

Ketenaansprakelijkheid houdt in dat als één onderaannemer zijn loonheffingen (verzamelterm voor loonbelasting, premies volks- en werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw) over het aangenomen werk niet betaalt, elk van de aannemers in de keten vóór hem hoofdelijk, dus in persoon, aansprakelijk is voor deze loonheffingen. U kunt als (hoofd)aannemer dus aansprakelijk worden gesteld voor de niet-betaalde loonheffingen van elk van uw onderaannemers. De keten van aansprakelijkheid eindigt namelijk pas bij de hoofdaannemer.

Let op! Een opdrachtgever kan niet aansprakelijk gesteld worden, tenzij het gaat om een van de volgende situaties:
1. De opdrachtgever wordt aangemerkt als aannemer omdat hij in het kader van zijn gewone onderneming zonder opdracht van een ander een stoffelijk werk koopt (hij is dan een eigenbouwer).
2. Opdrachtgevers in de confectiesector en kopers van nog te vervaardigen kleding.

Inlenersaansprakelijkheid

Inlenersaansprakelijkheid is aan de orde wanneer een werkgever werknemers inleent van een andere werkgever (veelal via een uitzend- of payrollbureau) om deze onder zijn leiding of toezicht te laten werken. Betaalt de eigenlijke werkgever de door hem verschuldigde loonheffingen en eventuele btw geheel of ten dele niet, dan kan de inlener via inlenersaansprakelijkheid aansprakelijk worden gesteld voor het niet-betaalde bedrag. Ook kan de Belastingdienst via inlenersaansprakelijkheid (bij doorlenen) of via ketenaansprakelijkheid de andere bedrijven in de keten aanspreken.

Aannemer en ketenaansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid is alleen van toepassing als u wordt aangemerkt als aannemer. Hiervan is sneller sprake dan u wellicht denkt. De ketenaansprakelijkheid komt dan ook niet alleen voor in de bouw, maar ook in andere branches. Een aannemer is namelijk iedere natuurlijke of rechtspersoon die, anders dan in dienstbetrekking, een werk van stoffelijke aard uitvoert tegen een te betalen prijs.

Zoals aangegeven, valt een eigenbouwer ook onder de ketenaansprakelijkheid. Een eigenbouwer is degene die zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen buiten dienstbetrekking in de normale bedrijfsuitoefening van zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert. Hieruit volgt dat – om als eigenbouwer te worden aangemerkt – de volgende vijf voorwaarden gelden:

  1. Er moet sprake zijn van een werk van stoffelijke aard.
  2. Er is daartoe een opdracht van een opdrachtgever ontvangen.
  3. De werkzaamheden vinden niet in dienstbetrekking plaats.
  4. Er dient sprake te zijn van een bedrijf.
  5. De werkzaamheden vinden plaats binnen de normale bedrijfsuitoefening.

Werk van stoffelijke aard

Voorbeelden van een werk van stoffelijke aard zijn bijvoorbeeld het tot stand brengen van bouwwerken, de aanleg van wegen, het onderhoud van gebouwen en herstelwerkzaamheden van allerlei aard. Maar ook het verpakken van zaken, het bewerken van groente en schoonmaakwerkzaamheden kunnen worden aangemerkt als werk van stoffelijke aard.

Tip! Werken of producten die met name door geestelijke of intellectuele arbeid ontstaan, worden niet aangemerkt als werk van stoffelijke aard. Denk daarbij aan werkzaamheden van architecten, musici, auteurs en adviseurs. Voor deze werken geldt de ketenaansprakelijkheid niet.

Werk buiten dienstbetrekking

Ook als de uitvoering van het werk plaatsvindt door een werknemer van degene die de opdracht heeft gegeven, geldt de ketenaansprakelijkheid niet. De ketenaansprakelijkheid geldt daarnaast alleen als het werk wordt uitgevoerd tegen een te betalen prijs. Hiervan is al snel sprake. Werken tegen een te betalen prijs zijn namelijk niet alleen de aangenomen werken tegen een vooraf bepaalde prijs, maar ook de regieovereenkomsten waarbij achteraf de prijs wordt bepaald aan de hand van gebruikte materialen en gewerkte uren.

Geen ketenaansprakelijkheid

In de volgende gevallen geldt de ketenaansprakelijkheid niet:

  • Als blijkt dat het niet betalen van de loonheffing zowel niet aan u als aan uw onderaannemer (of diens onderaannemer(s)) te wijten is. Denk hierbij aan niet betalen door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.
  • Als het werk geheel of voor meer dan 50% wordt verricht op de plaats waar de onderneming van uw onderaannemer gevestigd is. Deze uitzondering geldt niet als het gaat om werk in de confectiesector.
  • Als het uitgevoerde werk een klein onderdeel vormt van een gesloten koop-/ 
    verkoopovereenkomst van een bestaande zaak; denk bijvoorbeeld aan montage van een machine. Dit zal vaak blijken uit het geringe aandeel van het uitgevoerde werk in de totale koopprijs.

Hoogte aansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid geldt voor de loonheffingen. Daarnaast kunt u aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde kosten en rente. De Belastingdienst moet dan wel aantonen dat deze kosten en rente mede aan u te wijten zijn. U kunt ook aansprakelijk gesteld worden voor het toegepaste anoniementarief (52% inhouding en geen heffingskortingen en premiemaxima). Dit tarief geldt in principe wanneer de werknemers niet voldoende geïdentificeerd zijn, omdat bijvoorbeeld een kopie van het paspoort ontbreekt. U bent echter niet aansprakelijk voor de boete die in de naheffingsaanslag van uw onderaannemer is opgenomen.

Tip! In tegenstelling tot de inlenersaansprakelijkheid kent de ketenaansprakelijkheid geen aansprakelijkheid voor niet-betaalde omzetbelasting.

Beperk uw aansprakelijkheid

Als (onder)aannemer kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het opnemen van een kettingbeding, het registreren van de juiste gegevens en het storten van bedragen die overeenkomen met de loonheffingen die de onderaannemer in verband met het werk moet afdragen op een geblokkeerde rekening (G-rekening).

Aanvragen verklaring betalingsgedrag

Uw onderaannemer kan de Belastingdienst vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen heeft betaald. Deze verklaring geeft u als aannemer een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen enkele vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid.

Opnemen kettingbeding

Neem, waar mogelijk, altijd een kettingbeding op in het contract met uw onderaannemer, zodat uw onderaannemer het werk niet verder kan uitbesteden en/of ingeleende werknemers kan inschakelen zonder uw toestemming. De opdrachtgever/onderaannemer doet er goed aan in de overeenkomst een kettingbeding op te nemen met het recht om regelmatig na te gaan of de verloning wel op een juiste wijze gebeurt en of de administratie op orde is. Deze controles (al dan niet uitgevoerd door een externe partij) moeten vervolgens ook daadwerkelijk plaatsvinden. Op die manier houdt een opdrachtgever/onderaannemer de vinger aan de pols en kan hij invloed uitoefenen op de betaling.

Ook kan in de overeenkomst met kettingbeding een boetebepaling worden opgenomen wanneer de gemaakte afspraken niet worden nageleefd. De (onder)aannemer is dan een boete verschuldigd aan zijn opdrachtgever.

Let op! Een kettingbeding geeft u controle over het aantal onderaannemers in de keten en de risico’s die u daarbij loopt, maar geeft u geen vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid wanneer het werk toch wordt uitbesteed.

Registratie van gegevens

Het komt voor dat de Belastingdienst de loonheffingen, waarvoor u als aannemer aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd naar het reguliere tarief indien u de identiteit van de werknemer van uw onderaannemer en het loon per werknemer en per werk kunt aantonen en als u kunt aantonen dat de werknemers over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikken. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert:

  • NAW-gegevens, geboortedatum, Burgerservicenummer (BSN)
  • Nationaliteit
  • Soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • Aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie, NAW-gegevens onderaannemer
  • Een specificatie van de gewerkte uren
  • Naam, adres en woonplaats van de onderaannemer

Let op! In verband met privacyregels mag u geen kopie ID-bewijs van de werknemers van uw opdrachtnemers in uw bezit hebben, tenzij het gaat om een werknemer van buiten de EU. Voor deze werknemers moet u juist wel weer een kopie ID-bewijs hebben en bewaren om te kunnen bewijzen dat zij in Nederland mogen werken.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de onderaannemer. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw onderaannemer dat bestemd is voor loonheffingen te storten op de G-rekening. Bij inlening kan ook de verschuldigde btw naar de G-rekening worden overgemaakt. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten. Daarnaast moeten uit uw administratie de gegevens van de factuur, de geleverde prestatie en een manurenadministratie blijken. Een G-rekeningnummer bevat altijd de cijfers 099 op de 3 posities direct na de uit 4 letters bestaande bankcode. Als u op de juiste wijze betaalt op de G-rekening van de opdrachtnemer (met de juiste gegevens en met factuur en manurenregistratie), wordt u als aannemer voor het gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen hoger zijn dan uw storting.

Let op! Als gevolg van de coronacrisis hadden bedrijven behoefte aan liquide middelen. Om ondernemingen die geraakt zijn door de coronacrisis, zoals de bouw en de uitzendbranche, tegemoet te komen, kan de G-rekening op verzoek tijdelijk gedeblokkeerd worden. Voorwaarde hierbij is wel dat deze ondernemers uitstel van betaling hebben aangevraagd in verband met corona en geen sprake is van misbruik. Ze krijgen zo dezelfde voordelen als ondernemers zonder G-rekening. Het versoepelde beleid omtrent de G-rekening geldt tot het einde van het bijzonder uitstel, inclusief de betalingsregeling, dus uiterlijk tot 1 oktober 2027.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen, voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het minimumloon.

Zowel de formele werkgever bij wie een werknemer in dienst is als de materiële werkgever, dus de derde bij wie hij de werkzaamheden feitelijk verricht, is hoofdelijk aansprakelijk voor het aan de werknemer verschuldigde (cao-)loon. De werknemer moet bij die derde werken ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of van aanneming van werk.

Let op! Ook dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de werknemer de opvolgende aannemer/opdrachtgever aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is. Een werknemer kan in een betaalperiode voor meerdere opdrachtgevers werken. Denk aan een schoonmaker die iedere maand bij meerdere opdrachtgevers kantoren schoonmaakt. In dat geval kan hij bij onderbetaling iedere opdrachtgever afzonderlijk aansprakelijk stellen op basis van het aantal uren dat hij voor die opdrachtgever heeft gewerkt.

In twee situaties mag een werknemer de rest van de keten overslaan en direct naar de hoofdopdrachtgever stappen. Dit is het geval als het achterstallige loon na een jaar nog steeds niet is betaald en bij ernstige onderbetaling. Dan mag de werknemer al na een halfjaar naar de hoofdopdrachtgever stappen. Van ernstige onderbetaling is sprake als de werknemer minstens drie maanden lang minder dan de helft krijgt van het afgesproken loon of als de werknemer minstens drie maanden lang minder dan 70% krijgt van het minimumloon en de minimumvakantiebijslag. In beide gevallen gaat de teller pas lopen wanneer de werknemer een vordering indient bij de werkgever en de hoofdopdrachtgever hierover informeert.

De rechter oordeelt of u als aannemer/opdrachtgever aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige cao-loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidsstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (en wanneer het gaat om inlening bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl)), beoordeling van de keurmerken (bijvoorbeeld Vca-certificering), lidmaatschap van brancheorganisaties (zoals de ABU en de NBBU) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst).

Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten (kettingbeding). Bij signalen over mogelijke onderbetaling dient u direct actie richting de betreffende lagere schakel(s) in de keten te ondernemen. Als u kunt aantonen dat u zowel voor- als achteraf voldoende inzet heeft getoond om onderbetaling te voorkomen, zal niet snel verwijtbaarheid worden aangenomen.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u signalen krijgt dat de onderaannemer zijn werknemer niet meer (volledig) betaalt.

Verplichte inschrijving Kamer van Koophandel

Uitleners moeten zich in het Handelsregister van de KvK registreren. Uitleners zijn bijvoorbeeld uitzendbureaus, payrollbedrijven, banenpools en aannemers. Deze verplichting geldt ook voor bedrijven die eenmalig en voor korte tijd een werknemer bij een andere werkgever laten werken. De registratieverplichting geldt voor zowel Nederlandse als buitenlandse uitleners. Niet-geregistreerde uitleners worden beboet.

Iedereen die zich inschrijft bij de KvK ontvangt een SBI-code. SBI staat voor Standaard Bedrijfsindeling 2008. De gangbaarste SBI-codes voor flexwerkgevers zijn:

  • 78201 Uitzendonderneming
  • 78202 Uitleenbedrijf
  • 78203 Banenpools
  • 7830 Payrollbedrijven

Er zijn drie uitzonderingen. Zo geldt de registratieplicht niet voor:

  1. het ter beschikking stellen van arbeidskrachten ten behoeve van een geleverde zaak of een tot stand gebracht werk (denk aan de aanneming van werk);
  2. collegiale uitlening: het bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk ter beschikking stellen van arbeidskrachten, onder de voorwaarden dat de uitleen van korte duur is en de uitlener niet meer aan de inlener in rekening brengt dan zijn eigen kosten (dus zonder winstopslag);
  3. intra-concernuitlening: het ter beschikking stellen van arbeidskrachten voor het verrichten van arbeid in een andere onderneming van dezelfde ondernemer. Ook de situatie waarin de directeur-grootaandeelhouder in loondienst is bij de holding en door de holding ter beschikking wordt gesteld aan een of meer werkmaatschappijen valt onder deze uitzondering.

De ketenaansprakelijkheid op grond van de WAS geldt, evenals de ketenaansprakelijkheid voor de loonheffingen, alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet ketenaansprakelijk gesteld worden. 

Tot slot

Aansprakelijkheid voor loonheffingen, btw of door een werkgever niet betaald salaris kan grote financiële gevolgen voor uw onderneming hebben. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Ondernemen in een keten 2023

Besteedt u weleens (een deel van) aangenomen werk uit aan een ander bedrijf? Dan wordt u aangemerkt als aannemer en kunt u aansprakelijk zijn voor de niet-betaalde loonheffingen van uw onderaannemers. Ook als u werknemers inleent van anderen kunt u aansprakelijk zijn. Zorg dat u uw zaken goed heeft geregeld en beperk daarmee uw keten- en inlenersaansprakelijkheid.

Is (een deel van) het door u aangenomen werk uitbesteed aan een onderaannemer, dan is het mogelijk dat deze onderaannemer dit op zijn beurt weer (deels) uitbesteedt aan een andere onderaannemer. Ook deze onderaannemer kan het werk weer verder uitbesteden. Op deze manier ontstaat een keten van aannemers en onderaannemers.

Ketenaansprakelijkheid

Handen

Ketenaansprakelijkheid houdt in dat als één onderaannemer zijn loonheffingen (verzamelterm voor loonbelasting, premies volks- en werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw) over het aangenomen werk niet betaalt, elk van de aannemers in de keten vóór hem hoofdelijk, dus in persoon, aansprakelijk is voor deze loonheffingen. U kunt als (hoofd)aannemer dus aansprakelijk worden gesteld voor de niet-betaalde loonheffingen van elk van uw onderaannemers. De keten van aansprakelijkheid eindigt namelijk pas bij de hoofdaannemer.

Let op! Een opdrachtgever kan niet aansprakelijk gesteld worden, tenzij het gaat om een van de volgende situaties:
1. De opdrachtgever wordt aangemerkt als aannemer omdat hij in het kader van zijn gewone onderneming zonder opdracht van een ander een stoffelijk werk koopt (hij is dan een eigenbouwer).
2. Opdrachtgevers in de confectiesector en kopers van nog te vervaardigen kleding.

Inlenersaansprakelijkheid

Inlenersaansprakelijkheid is aan de orde wanneer een werkgever werknemers inleent van een andere werkgever (veelal via een uitzend- of payrollbureau) om deze onder zijn leiding of toezicht te laten werken. Betaalt de eigenlijke werkgever de door hem verschuldigde loonheffingen en eventuele btw geheel of ten dele niet, dan kan de inlener via inlenersaansprakelijkheid aansprakelijk worden gesteld voor het niet-betaalde bedrag. Ook kan de Belastingdienst via inlenersaansprakelijkheid (bij doorlenen) of via ketenaansprakelijkheid de andere bedrijven in de keten aanspreken.

Aannemer en ketenaansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid is alleen van toepassing als u wordt aangemerkt als aannemer. Hiervan is sneller sprake dan u wellicht denkt. De ketenaansprakelijkheid komt dan ook niet alleen voor in de bouw, maar ook in andere branches. Een aannemer is namelijk iedere natuurlijke of rechtspersoon die, anders dan in dienstbetrekking, een werk van stoffelijke aard uitvoert tegen een te betalen prijs.

Zoals aangegeven, valt een eigenbouwer ook onder de ketenaansprakelijkheid. Een eigenbouwer is degene die zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen buiten dienstbetrekking in de normale bedrijfsuitoefening van zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert. Hieruit volgt dat – om als eigenbouwer te worden aangemerkt – de volgende vijf voorwaarden gelden:

  1. Er moet sprake zijn van een werk van stoffelijke aard.
  2. Er is daartoe een opdracht van een opdrachtgever ontvangen.
  3. De werkzaamheden vinden niet in dienstbetrekking plaats.
  4. Er dient sprake te zijn van een bedrijf.
  5. De werkzaamheden vinden plaats binnen de normale bedrijfsuitoefening.

Werk van stoffelijke aard

Voorbeelden van een werk van stoffelijke aard zijn bijvoorbeeld het tot stand brengen van bouwwerken, de aanleg van wegen, het onderhoud van gebouwen en herstelwerkzaamheden van allerlei aard. Maar ook het verpakken van zaken, het bewerken van groente en schoonmaakwerkzaamheden kunnen worden aangemerkt als werk van stoffelijke aard.

Tip! Werken of producten die met name door geestelijke of intellectuele arbeid ontstaan, worden niet aangemerkt als werk van stoffelijke aard. Denk daarbij aan werkzaamheden van architecten, musici, auteurs en adviseurs. Voor deze werken geldt de ketenaansprakelijkheid niet.

Werk buiten dienstbetrekking

Ook als de uitvoering van het werk plaatsvindt door een werknemer van degene die de opdracht heeft gegeven, geldt de ketenaansprakelijkheid niet. De ketenaansprakelijkheid geldt daarnaast alleen als het werk wordt uitgevoerd tegen een te betalen prijs. Hiervan is al snel sprake. Werken tegen een te betalen prijs zijn namelijk niet alleen de aangenomen werken tegen een vooraf bepaalde prijs, maar ook de regieovereenkomsten waarbij achteraf de prijs wordt bepaald aan de hand van gebruikte materialen en gewerkte uren.

Geen ketenaansprakelijkheid

In de volgende gevallen geldt de ketenaansprakelijkheid niet:

  • Als blijkt dat het niet betalen van de loonheffing zowel niet aan u als aan uw onderaannemer (of diens onderaannemer(s)) te wijten is. Denk hierbij aan niet betalen door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.
  • Als het werk geheel of voor meer dan 50% wordt verricht op de plaats waar de onderneming van uw onderaannemer gevestigd is. Deze uitzondering geldt niet als het gaat om werk in de confectiesector.
  • Als het uitgevoerde werk een klein onderdeel vormt van een gesloten koop-/ 
    verkoopovereenkomst van een bestaande zaak; denk bijvoorbeeld aan montage van een machine. Dit zal vaak blijken uit het geringe aandeel van het uitgevoerde werk in de totale koopprijs.

Hoogte aansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid geldt voor de loonheffingen. Daarnaast kunt u aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde kosten en rente. De Belastingdienst moet dan wel aantonen dat deze kosten en rente mede aan u te wijten zijn. U kunt ook aansprakelijk gesteld worden voor het toegepaste anoniementarief (52% inhouding en geen heffingskortingen en premiemaxima). Dit tarief geldt in principe wanneer de werknemers niet voldoende geïdentificeerd zijn, omdat bijvoorbeeld een kopie van het paspoort ontbreekt. U bent echter niet aansprakelijk voor de boete die in de naheffingsaanslag van uw onderaannemer is opgenomen.

Tip! In tegenstelling tot de inlenersaansprakelijkheid kent de ketenaansprakelijkheid geen aansprakelijkheid voor niet-betaalde omzetbelasting.

Beperk uw aansprakelijkheid

Als (onder)aannemer kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het opnemen van een kettingbeding, het registreren van de juiste gegevens en het storten van bedragen die overeenkomen met de loonheffingen die de onderaannemer in verband met het werk moet afdragen op een geblokkeerde rekening (G-rekening).

Aanvragen verklaring betalingsgedrag

Uw onderaannemer kan de Belastingdienst vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen heeft betaald. Deze verklaring geeft u als aannemer een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen enkele vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid.

Opnemen kettingbeding

Neem, waar mogelijk, altijd een kettingbeding op in het contract met uw onderaannemer, zodat uw onderaannemer het werk niet verder kan uitbesteden en/of ingeleende werknemers kan inschakelen zonder uw toestemming. De opdrachtgever/onderaannemer doet er goed aan in de overeenkomst een kettingbeding op te nemen met het recht om regelmatig na te gaan of de verloning wel op een juiste wijze gebeurt en of de administratie op orde is. Deze controles (al dan niet uitgevoerd door een externe partij) moeten vervolgens ook daadwerkelijk plaatsvinden. Op die manier houdt een opdrachtgever/onderaannemer de vinger aan de pols en kan hij invloed uitoefenen op de betaling.

Ook kan in de overeenkomst met kettingbeding een boetebepaling worden opgenomen wanneer de gemaakte afspraken niet worden nageleefd. De (onder)aannemer is dan een boete verschuldigd aan zijn opdrachtgever.

Let op! Een kettingbeding geeft u controle over het aantal onderaannemers in de keten en de risico’s die u daarbij loopt, maar geeft u geen vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid wanneer het werk toch wordt uitbesteed.

Registratie van gegevens

Het komt voor dat de Belastingdienst de loonheffingen, waarvoor u als aannemer aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd naar het reguliere tarief indien u de identiteit van de werknemer van uw onderaannemer en het loon per werknemer en per werk kunt aantonen en als u kunt aantonen dat de werknemers over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikken. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert:

  • NAW-gegevens, geboortedatum, Burgerservicenummer (BSN)
  • Nationaliteit
  • Soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • Aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie, NAW-gegevens onderaannemer
  • Een specificatie van de gewerkte uren
  • Naam, adres en woonplaats van de onderaannemer

Let op! In verband met privacyregels mag u geen kopie ID-bewijs van de werknemers van uw opdrachtnemers in uw bezit hebben, tenzij het gaat om een werknemer van buiten de EU. Voor deze werknemers moet u juist wel weer een kopie ID-bewijs hebben en bewaren om te kunnen bewijzen dat zij in Nederland mogen werken.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de onderaannemer. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw onderaannemer dat bestemd is voor loonheffingen te storten op de G-rekening. Bij inlening kan ook de verschuldigde btw naar de G-rekening worden overgemaakt. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten. Daarnaast moeten uit uw administratie de gegevens van de factuur, de geleverde prestatie en een manurenadministratie blijken. Een G-rekeningnummer bevat altijd de cijfers 099 op de 3 posities direct na de uit 4 letters bestaande bankcode. Als u op de juiste wijze betaalt op de G-rekening van de opdrachtnemer (met de juiste gegevens en met factuur en manurenregistratie), wordt u als aannemer voor het gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen hoger zijn dan uw storting.

Let op! Als gevolg van de coronacrisis hadden bedrijven behoefte aan liquide middelen. Om ondernemingen die geraakt zijn door de coronacrisis, zoals de bouw en de uitzendbranche, tegemoet te komen, kan de G-rekening op verzoek tijdelijk gedeblokkeerd worden. Voorwaarde hierbij is wel dat deze ondernemers uitstel van betaling hebben aangevraagd in verband met corona en geen sprake is van misbruik. Ze krijgen zo dezelfde voordelen als ondernemers zonder G-rekening. Het versoepelde beleid omtrent de G-rekening geldt tot het einde van het bijzonder uitstel, inclusief de betalingsregeling, dus uiterlijk tot 1 oktober 2027.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen, voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het minimumloon.

Zowel de formele werkgever bij wie een werknemer in dienst is als de materiële werkgever, dus de derde bij wie hij de werkzaamheden feitelijk verricht, is hoofdelijk aansprakelijk voor het aan de werknemer verschuldigde (cao-)loon. De werknemer moet bij die derde werken ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of van aanneming van werk.

Let op! Ook dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de werknemer de opvolgende aannemer/opdrachtgever aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is. Een werknemer kan in een betaalperiode voor meerdere opdrachtgevers werken. Denk aan een schoonmaker die iedere maand bij meerdere opdrachtgevers kantoren schoonmaakt. In dat geval kan hij bij onderbetaling iedere opdrachtgever afzonderlijk aansprakelijk stellen op basis van het aantal uren dat hij voor die opdrachtgever heeft gewerkt.

In twee situaties mag een werknemer de rest van de keten overslaan en direct naar de hoofdopdrachtgever stappen. Dit is het geval als het achterstallige loon na een jaar nog steeds niet is betaald en bij ernstige onderbetaling. Dan mag de werknemer al na een halfjaar naar de hoofdopdrachtgever stappen. Van ernstige onderbetaling is sprake als de werknemer minstens drie maanden lang minder dan de helft krijgt van het afgesproken loon of als de werknemer minstens drie maanden lang minder dan 70% krijgt van het minimumloon en de minimumvakantiebijslag. In beide gevallen gaat de teller pas lopen wanneer de werknemer een vordering indient bij de werkgever en de hoofdopdrachtgever hierover informeert.

De rechter oordeelt of u als aannemer/opdrachtgever aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige cao-loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidsstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (en wanneer het gaat om inlening bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl)), beoordeling van de keurmerken (bijvoorbeeld Vca-certificering), lidmaatschap van brancheorganisaties (zoals de ABU en de NBBU) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst).

Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten (kettingbeding). Bij signalen over mogelijke onderbetaling dient u direct actie richting de betreffende lagere schakel(s) in de keten te ondernemen. Als u kunt aantonen dat u zowel voor- als achteraf voldoende inzet heeft getoond om onderbetaling te voorkomen, zal niet snel verwijtbaarheid worden aangenomen.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u signalen krijgt dat de onderaannemer zijn werknemer niet meer (volledig) betaalt.

Verplichte inschrijving Kamer van Koophandel

Uitleners moeten zich in het Handelsregister van de KvK registreren. Uitleners zijn bijvoorbeeld uitzendbureaus, payrollbedrijven, banenpools en aannemers. Deze verplichting geldt ook voor bedrijven die eenmalig en voor korte tijd een werknemer bij een andere werkgever laten werken. De registratieverplichting geldt voor zowel Nederlandse als buitenlandse uitleners. Niet-geregistreerde uitleners worden beboet.

Iedereen die zich inschrijft bij de KvK ontvangt een SBI-code. SBI staat voor Standaard Bedrijfsindeling 2008. De gangbaarste SBI-codes voor flexwerkgevers zijn:

  • 78201 Uitzendonderneming
  • 78202 Uitleenbedrijf
  • 78203 Banenpools
  • 7830 Payrollbedrijven

Er zijn drie uitzonderingen. Zo geldt de registratieplicht niet voor:

  1. het ter beschikking stellen van arbeidskrachten ten behoeve van een geleverde zaak of een tot stand gebracht werk (denk aan de aanneming van werk);
  2. collegiale uitlening: het bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk ter beschikking stellen van arbeidskrachten, onder de voorwaarden dat de uitleen van korte duur is en de uitlener niet meer aan de inlener in rekening brengt dan zijn eigen kosten (dus zonder winstopslag);
  3. intra-concernuitlening: het ter beschikking stellen van arbeidskrachten voor het verrichten van arbeid in een andere onderneming van dezelfde ondernemer. Ook de situatie waarin de directeur-grootaandeelhouder in loondienst is bij de holding en door de holding ter beschikking wordt gesteld aan een of meer werkmaatschappijen valt onder deze uitzondering.

De ketenaansprakelijkheid op grond van de WAS geldt, evenals de ketenaansprakelijkheid voor de loonheffingen, alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet ketenaansprakelijk gesteld worden. 

Tot slot

Aansprakelijkheid voor loonheffingen, btw of door een werkgever niet betaald salaris kan grote financiële gevolgen voor uw onderneming hebben. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betaling studiekosten kind soms een schenking

Als u de studiekosten voor uw kind betaalt, zal dit over het algemeen niet aangemerkt worden als een schenking. In sommige gevallen kan dit anders zijn. De Belastingdienst heeft zijn standpunt hierover onlangs bekendgemaakt.

Studiekosten kind onder 21 jaar

Schenken

Op grond van de wet zijn ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun kinderen onder de 21 jaar. Bij het betalen van de studiekosten van uw kind onder de 21 jaar kan dan ook geen sprake zijn van vrijgevigheid en dus niet van een schenking.

Kinderen vanaf 21 jaar

De Belastingdienst geeft aan dat in reguliere gevallen ook bij betalen van de studiekosten en het levensonderhoud van een kind van 21 jaar of ouder geen sprake hoeft te zijn van een schenking. Voorwaarde hierbij is wel dat het kind de studie vóór de 21e verjaardag is begonnen. Onder reguliere gevallen worden de situaties verstaan waarin:

  • niet sprake is van een bovenmatige studietoelage,
  • er behoeftigheid is bij het kind,
  • de tegemoetkoming in de studiekosten voortkomt uit de gegoedheid van de ouders, en
  • het kind voldoende studievoortgang maakt.

De Belastingdienst geeft aan dat u dan voldoet aan uw morele verplichtingen die verbonden zijn aan het hebben en opvoeden van kinderen. De schenking is dan vrijgesteld.

Let op! De beoordeling of sprake is van een regulier geval en dus een vrijgestelde schenking ligt bij de inspecteur. Is niet sprake van een regulier geval, dan zal de betaling van de studiekosten doorgaans een belaste schenking zijn.

Tip! Als uw kind niet in staat is om zijn/haar schulden te betalen en uw schenking bedoeld is voor deze schulden, kunt u een beroep doen op een schenkingsvrijstelling. Voorwaarde is wel dat uw kind zelf geen eigen vermogen (meer) heeft waarmee hij/zij de schulden zou kunnen betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betaling studiekosten kind soms een schenking

Als u de studiekosten voor uw kind betaalt, zal dit over het algemeen niet aangemerkt worden als een schenking. In sommige gevallen kan dit anders zijn. De Belastingdienst heeft zijn standpunt hierover onlangs bekendgemaakt.

Studiekosten kind onder 21 jaar

Schenken

Op grond van de wet zijn ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun kinderen onder de 21 jaar. Bij het betalen van de studiekosten van uw kind onder de 21 jaar kan dan ook geen sprake zijn van vrijgevigheid en dus niet van een schenking.

Kinderen vanaf 21 jaar

De Belastingdienst geeft aan dat in reguliere gevallen ook bij betalen van de studiekosten en het levensonderhoud van een kind van 21 jaar of ouder geen sprake hoeft te zijn van een schenking. Voorwaarde hierbij is wel dat het kind de studie vóór de 21e verjaardag is begonnen. Onder reguliere gevallen worden de situaties verstaan waarin:

  • niet sprake is van een bovenmatige studietoelage,
  • er behoeftigheid is bij het kind,
  • de tegemoetkoming in de studiekosten voortkomt uit de gegoedheid van de ouders, en
  • het kind voldoende studievoortgang maakt.

De Belastingdienst geeft aan dat u dan voldoet aan uw morele verplichtingen die verbonden zijn aan het hebben en opvoeden van kinderen. De schenking is dan vrijgesteld.

Let op! De beoordeling of sprake is van een regulier geval en dus een vrijgestelde schenking ligt bij de inspecteur. Is niet sprake van een regulier geval, dan zal de betaling van de studiekosten doorgaans een belaste schenking zijn.

Tip! Als uw kind niet in staat is om zijn/haar schulden te betalen en uw schenking bedoeld is voor deze schulden, kunt u een beroep doen op een schenkingsvrijstelling. Voorwaarde is wel dat uw kind zelf geen eigen vermogen (meer) heeft waarmee hij/zij de schulden zou kunnen betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te betalen belastingrente inzake toeslagen blijft voorlopig 4%

De te betalen belastingrente inzake toeslagen blijft voorlopig gehandhaafd op 4%. Daarmee wijkt deze belastingrente af van de belastingrente op overige belastingen, die per 1 juli van dit jaar stijgt naar 6%.

Belastingrente op toeslagen

Rekenmachine

Belastingrente wordt in rekening gebracht als toeslagen terugbetaald moeten worden. U betaalt  belastingrente vanaf 1 juli volgend op het toeslagjaar, totdat de toeslag definitief is vastgesteld.

Nabetaling wel 6%!

Als te weinig toeslag is uitgekeerd en een nabetaling volgt, wordt vanaf 1 juli 2023 wel 6% belastingrente vergoed. Het aparte tarief belastingrente voor toeslagen moet namelijk per wet worden geregeld en zal terugwerkende kracht krijgen. Op deze manier wordt voorkomen dat ontvangers van toeslagen met terugwerkende kracht worden benadeeld. 

Let op! Het is de bedoeling dat vanaf 1 januari 2024 de te vergoeden belastingrente inzake toeslagen ook 4% zal gaan bedragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te betalen belastingrente inzake toeslagen blijft voorlopig 4%

De te betalen belastingrente inzake toeslagen blijft voorlopig gehandhaafd op 4%. Daarmee wijkt deze belastingrente af van de belastingrente op overige belastingen, die per 1 juli van dit jaar stijgt naar 6%.

Belastingrente op toeslagen

Rekenmachine

Belastingrente wordt in rekening gebracht als toeslagen terugbetaald moeten worden. U betaalt  belastingrente vanaf 1 juli volgend op het toeslagjaar, totdat de toeslag definitief is vastgesteld.

Nabetaling wel 6%!

Als te weinig toeslag is uitgekeerd en een nabetaling volgt, wordt vanaf 1 juli 2023 wel 6% belastingrente vergoed. Het aparte tarief belastingrente voor toeslagen moet namelijk per wet worden geregeld en zal terugwerkende kracht krijgen. Op deze manier wordt voorkomen dat ontvangers van toeslagen met terugwerkende kracht worden benadeeld. 

Let op! Het is de bedoeling dat vanaf 1 januari 2024 de te vergoeden belastingrente inzake toeslagen ook 4% zal gaan bedragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Erfpacht bij eigen woning: wat is aftrekbaar en wat niet?

Als u een erfpachtcanon betaalt voor uw eigen woning, dan kunt u deze betaling onder voorwaarden aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting. Wanneer is deze betaling aftrekbaar en wanneer niet?

Periodieke erfpachtcanon wel

Woning

Heeft u voor de aankoop van uw woning een hypotheek afgesloten? Dan kunt u de rente die u betaalt in uw aangifte inkomstenbelasting in aftrek brengen. Hiervoor moet u wel voldoen aan de voorwaarden. 

Als de grond onder uw woning van een ander is, dan betaalt u daarvoor waarschijnlijk maandelijks of jaarlijks een bedrag aan de eigenaar (een erfpachtcanon). Omdat u dit maandelijks of jaarlijks doet, is sprake van een periodieke betaling. Een periodieke betaling voor erfpacht kunt u in uw aangifte inkomstenbelasting in aftrek brengen.

Afkoopsom periodieke erfpachtcanon niet

U kunt er misschien voor kiezen om de door u verschuldigde periodieke erfpachtcanon in één keer af te kopen. Als u dat doet, moet u zich realiseren dat die afkoopsom niet aftrekbaar is in uw aangifte inkomstenbelasting. Er is dan namelijk niet langer sprake van een periodieke betaling, wat vereist is voor deze aftrek.

Let op! Sluit u een lening af om de afkoop van de periodieke erfpachtcanon te kunnen betalen, dan kunt u de rente over deze lening onder voorwaarden wel in aftrek brengen.

Vooruitbetaalde erfpachtcanon

Betaalt u erfpachtcanons vooruit, dan zou dit onder omstandigheden kunnen worden aangemerkt als een gedeeltelijke afkoop van de erfpachtcanons. Of dat wel of niet zo is, zal afhangen van de feiten en omstandigheden. Een gerechtshof oordeelde in 2007 in ieder geval dat bij een vooruitbetaling van twee jaar erfpachtcanons in één keer geen sprake was van een gedeeltelijke afkoop.

Tip! Bent u van plan uw erfpachtcanons af te kopen of een aantal erfpachtcanons vooruit te betalen, overleg dan met onze adviseurs wat de fiscale gevolgen in uw situatie kunnen zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Erfpacht bij eigen woning: wat is aftrekbaar en wat niet?

Als u een erfpachtcanon betaalt voor uw eigen woning, dan kunt u deze betaling onder voorwaarden aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting. Wanneer is deze betaling aftrekbaar en wanneer niet?

Periodieke erfpachtcanon wel

Woning

Heeft u voor de aankoop van uw woning een hypotheek afgesloten? Dan kunt u de rente die u betaalt in uw aangifte inkomstenbelasting in aftrek brengen. Hiervoor moet u wel voldoen aan de voorwaarden. 

Als de grond onder uw woning van een ander is, dan betaalt u daarvoor waarschijnlijk maandelijks of jaarlijks een bedrag aan de eigenaar (een erfpachtcanon). Omdat u dit maandelijks of jaarlijks doet, is sprake van een periodieke betaling. Een periodieke betaling voor erfpacht kunt u in uw aangifte inkomstenbelasting in aftrek brengen.

Afkoopsom periodieke erfpachtcanon niet

U kunt er misschien voor kiezen om de door u verschuldigde periodieke erfpachtcanon in één keer af te kopen. Als u dat doet, moet u zich realiseren dat die afkoopsom niet aftrekbaar is in uw aangifte inkomstenbelasting. Er is dan namelijk niet langer sprake van een periodieke betaling, wat vereist is voor deze aftrek.

Let op! Sluit u een lening af om de afkoop van de periodieke erfpachtcanon te kunnen betalen, dan kunt u de rente over deze lening onder voorwaarden wel in aftrek brengen.

Vooruitbetaalde erfpachtcanon

Betaalt u erfpachtcanons vooruit, dan zou dit onder omstandigheden kunnen worden aangemerkt als een gedeeltelijke afkoop van de erfpachtcanons. Of dat wel of niet zo is, zal afhangen van de feiten en omstandigheden. Een gerechtshof oordeelde in 2007 in ieder geval dat bij een vooruitbetaling van twee jaar erfpachtcanons in één keer geen sprake was van een gedeeltelijke afkoop.

Tip! Bent u van plan uw erfpachtcanons af te kopen of een aantal erfpachtcanons vooruit te betalen, overleg dan met onze adviseurs wat de fiscale gevolgen in uw situatie kunnen zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kosten voor lijfrente wel of niet aftrekbaar?

U betaalt een vergoeding aan een adviseur voor het afsluiten van een lijfrente. De Belastingdienst geeft aan dat u deze kosten in aftrek kunt brengen in uw aangifte inkomstenbelasting als u de adviseur inhuurt voor het afsluiten van een direct ingaande lijfrente.

Het antwoord op de vraag of de kosten van de adviseur aftrekbaar zijn, is afhankelijk van de fase waarin de lijfrente zich bevindt, zo lijkt in ieder geval uit een vraag en antwoord van de Belastingdienst te volgen.

Opbouwfase niet

Rekenmachine

Betaalt u advieskosten voor een lijfrente die zich nog in de opbouwfase bevindt? Dat wil zeggen dat u premies betaalt of gaat betalen die aftrekbaar kunnen zijn (mits voldaan wordt aan de voorwaarden daarvoor). Dan zijn de advieskosten niet aftrekbaar. De advieskosten worden dan namelijk aangemerkt als kosten tot verwerving van een bron van inkomen.

Uitkeringsfase wel

Kosten die u maakt voor verwerving, inning en behoud van de uitkeringen die voortkomen uit de bron van inkomen, zijn volgens de Belastingdienst echter wel aftrekbaar. Heeft u bijvoorbeeld een adviseur nodig om een direct ingaande lijfrente af te kunnen sluiten? Dan zijn de bemiddelingskosten die u aan de adviseur betaalt wel aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst geeft aan dat dit namelijk kosten zijn die u maakt ter verwerving van de lijfrente-uitkeringen.

Let op! De kosten zijn volgens de Belastingdienst alleen aftrekbaar als zij gebruikelijk zijn. Zijn de kosten hoger dan gebruikelijk, dan is het meerdere niet aftrekbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kosten voor lijfrente wel of niet aftrekbaar?

U betaalt een vergoeding aan een adviseur voor het afsluiten van een lijfrente. De Belastingdienst geeft aan dat u deze kosten in aftrek kunt brengen in uw aangifte inkomstenbelasting als u de adviseur inhuurt voor het afsluiten van een direct ingaande lijfrente.

Het antwoord op de vraag of de kosten van de adviseur aftrekbaar zijn, is afhankelijk van de fase waarin de lijfrente zich bevindt, zo lijkt in ieder geval uit een vraag en antwoord van de Belastingdienst te volgen.

Opbouwfase niet

Rekenmachine

Betaalt u advieskosten voor een lijfrente die zich nog in de opbouwfase bevindt? Dat wil zeggen dat u premies betaalt of gaat betalen die aftrekbaar kunnen zijn (mits voldaan wordt aan de voorwaarden daarvoor). Dan zijn de advieskosten niet aftrekbaar. De advieskosten worden dan namelijk aangemerkt als kosten tot verwerving van een bron van inkomen.

Uitkeringsfase wel

Kosten die u maakt voor verwerving, inning en behoud van de uitkeringen die voortkomen uit de bron van inkomen, zijn volgens de Belastingdienst echter wel aftrekbaar. Heeft u bijvoorbeeld een adviseur nodig om een direct ingaande lijfrente af te kunnen sluiten? Dan zijn de bemiddelingskosten die u aan de adviseur betaalt wel aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst geeft aan dat dit namelijk kosten zijn die u maakt ter verwerving van de lijfrente-uitkeringen.

Let op! De kosten zijn volgens de Belastingdienst alleen aftrekbaar als zij gebruikelijk zijn. Zijn de kosten hoger dan gebruikelijk, dan is het meerdere niet aftrekbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe regeling thuiswerkende grensarbeiders per 1 juli 2023

Werknemers die in België of Duitsland werken maar in Nederland wonen, betalen in beginsel premies sociale zekerheid in de werkstaat. Dit geldt ook voor werknemers die in België of Duitsland wonen, maar in Nederland werken. Omdat tijdens de coronacrisis veel thuis werd gewerkt, was hiervoor een regeling getroffen. De overgangsregeling die hiermee samenhangt, eindigt per 1 juli 2023.

Waar nu sociaal verzekerd?

Kantoor

Als een werknemer in meerdere lidstaten binnen de EU werkt, is de werknemer sociaal verzekerd in het woonland als hier minstens 25% van de totale werktijd gewerkt wordt. Deze regeling gaat per 1 juli 2023 weer in.

Uitzondering?

Vanwege het feit dat vele grensarbeiders nog steeds meer dan 25% vanuit huis werken, wordt het in bepaalde situaties mogelijk om sociaal verzekerd te blijven in de werkstaat. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden.

Werkt u in Nederland, maar woont u in België of Duitsland?

Werknemers die buiten Nederland wonen én alleen voor één of meer Nederlandse werkgevers werken, kunnen in Nederland sociaal verzekerd blijven als ze minder dan 50% én met behulp van informatietechnologie (telewerken) thuiswerken.

Let op! Deze uitzonderingsregel geldt omgekeerd in ieder geval ook voor Duitse en Belgische werknemers die in Nederland wonen én in het land van herkomst, dus Duitsland of België, werken.

Terugwerkende kracht

Degenen die gebruiken willen maken van de uitzonderingsregel, moeten hiertoe een verzoek indienen. Dit kan vanaf 1 juli 2023 via de site van de Sociale Verzekeringsbank (svb.nl).
In de periode van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024 kunt u het verzoek met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023 aanvragen. Vanaf 1 juli 2024 kan dit nog maar met een terugwerkende kracht van drie maanden. Voorwaarde is dat u in die periodes alleen in Nederland premies sociale zekerheid heeft betaald.

Let op! Voor sommige werknemers die niet aan de voorwaarden voldoen, volgt nog aanvullend beleid. Meer hierover wordt binnenkort gepubliceerd op de site van de SVB.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe regeling thuiswerkende grensarbeiders per 1 juli 2023

Werknemers die in België of Duitsland werken maar in Nederland wonen, betalen in beginsel premies sociale zekerheid in de werkstaat. Dit geldt ook voor werknemers die in België of Duitsland wonen, maar in Nederland werken. Omdat tijdens de coronacrisis veel thuis werd gewerkt, was hiervoor een regeling getroffen. De overgangsregeling die hiermee samenhangt, eindigt per 1 juli 2023.

Waar nu sociaal verzekerd?

Kantoor

Als een werknemer in meerdere lidstaten binnen de EU werkt, is de werknemer sociaal verzekerd in het woonland als hier minstens 25% van de totale werktijd gewerkt wordt. Deze regeling gaat per 1 juli 2023 weer in.

Uitzondering?

Vanwege het feit dat vele grensarbeiders nog steeds meer dan 25% vanuit huis werken, wordt het in bepaalde situaties mogelijk om sociaal verzekerd te blijven in de werkstaat. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden.

Werkt u in Nederland, maar woont u in België of Duitsland?

Werknemers die buiten Nederland wonen én alleen voor één of meer Nederlandse werkgevers werken, kunnen in Nederland sociaal verzekerd blijven als ze minder dan 50% én met behulp van informatietechnologie (telewerken) thuiswerken.

Let op! Deze uitzonderingsregel geldt omgekeerd in ieder geval ook voor Duitse en Belgische werknemers die in Nederland wonen én in het land van herkomst, dus Duitsland of België, werken.

Terugwerkende kracht

Degenen die gebruiken willen maken van de uitzonderingsregel, moeten hiertoe een verzoek indienen. Dit kan vanaf 1 juli 2023 via de site van de Sociale Verzekeringsbank (svb.nl).
In de periode van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024 kunt u het verzoek met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023 aanvragen. Vanaf 1 juli 2024 kan dit nog maar met een terugwerkende kracht van drie maanden. Voorwaarde is dat u in die periodes alleen in Nederland premies sociale zekerheid heeft betaald.

Let op! Voor sommige werknemers die niet aan de voorwaarden voldoen, volgt nog aanvullend beleid. Meer hierover wordt binnenkort gepubliceerd op de site van de SVB.

Posted in Niet gecategoriseerd

Restant STAP-budget wordt gerichter ingezet

De zogenaamde STAP-regeling wordt per 2024 afgeschaft. Het nog beschikbare budget voor 2023 zal gerichter worden ingezet. Dit schrijven de ministers Van Gennip en Wiersma aan de Tweede Kamer. De Kamer had hier in een motie om verzocht.

STAP-subsidie

Ondernemer

De subsidie STAP (STimulering Arbeidsmarkt Positie) is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. De STAP-subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon en kan alleen dit jaar nog worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen, bijvoorbeeld om een mbo-diploma te halen.

Meer gericht inzetten

Het meer gericht inzetten van het STAP-budget betekent bijvoorbeeld dat aan meer arbeidsmarktgerichte opleidingen voorrang zal worden gegeven. Ook wordt bekeken of vanaf september 2023 het STAP-budget alleen nog maar beschikbaar komt voor OCW-erkende opleidingen. Omdat dergelijke opleidingen duurder zijn en vanuit het STAP-budget niet de hele opleiding bekostigd kan worden, bekijkt men ook alternatieven.

Budget juli beperkt

Omdat het bovenstaande per juli nog niet is te realiseren, wordt het budget voor juli 2023 verlaagd van € 34 naar € 20 miljoen. Voor de aanvraagperiodes september en november is dan meer budget beschikbaar.

Volgende aanvraagperiode start 3 juli

De volgende aanvraagperiode voor het STAP-budget start op maandag 3 juli 2023 om 10.00 uur. Daarna zijn er nog twee aanvraagperiodes. Deze starten op 4 september en 1 november 2023.

Tip! De STAP-regeling is erg populair. Wilt u de subsidie aanvragen, doe dit dan vanaf 3 juli 2023 10.00 uur zo snel mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Restant STAP-budget wordt gerichter ingezet

De zogenaamde STAP-regeling wordt per 2024 afgeschaft. Het nog beschikbare budget voor 2023 zal gerichter worden ingezet. Dit schrijven de ministers Van Gennip en Wiersma aan de Tweede Kamer. De Kamer had hier in een motie om verzocht.

STAP-subsidie

Ondernemer

De subsidie STAP (STimulering Arbeidsmarkt Positie) is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. De STAP-subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon en kan alleen dit jaar nog worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen, bijvoorbeeld om een mbo-diploma te halen.

Meer gericht inzetten

Het meer gericht inzetten van het STAP-budget betekent bijvoorbeeld dat aan meer arbeidsmarktgerichte opleidingen voorrang zal worden gegeven. Ook wordt bekeken of vanaf september 2023 het STAP-budget alleen nog maar beschikbaar komt voor OCW-erkende opleidingen. Omdat dergelijke opleidingen duurder zijn en vanuit het STAP-budget niet de hele opleiding bekostigd kan worden, bekijkt men ook alternatieven.

Budget juli beperkt

Omdat het bovenstaande per juli nog niet is te realiseren, wordt het budget voor juli 2023 verlaagd van € 34 naar € 20 miljoen. Voor de aanvraagperiodes september en november is dan meer budget beschikbaar.

Volgende aanvraagperiode start 3 juli

De volgende aanvraagperiode voor het STAP-budget start op maandag 3 juli 2023 om 10.00 uur. Daarna zijn er nog twee aanvraagperiodes. Deze starten op 4 september en 1 november 2023.

Tip! De STAP-regeling is erg populair. Wilt u de subsidie aanvragen, doe dit dan vanaf 3 juli 2023 10.00 uur zo snel mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht 2023

Er komt waarschijnlijk een moment dat u uw bedrijf gaat overdragen. Of dat nu is om actuele financiële redenen, uw leeftijd, vanwege gezondheidsredenen of als appeltje voor de dorst. Wat de reden ook is, een bedrijfsoverdracht is niet van de ene op de andere dag geregeld en vergt vaak jaren van voorbereiding. Begin dus op tijd.

Fasen van bedrijfsoverdracht

Euro

Wilt u uw bedrijf in de toekomst overdragen, houd dan rekening met de volgende acht fasen van het verkoopproces.

Fase 1: Wensen in kaart brengen

Waarom wilt u uw bedrijf verkopen, aan wie wilt u het bedrijf verkopen en wat wilt u gaan doen na de verkoop? Het is belangrijk dat u eerst voor uzelf in kaart brengt wat uw persoonlijke en financiële wensen zijn. Dit kan u helpen in het latere verkoopproces.

Fase 2: De voorbereiding

In deze fase vindt een analyse van uw bedrijf plaats. Er wordt gekeken naar de markt waarin de onderneming opereert, de financiële situatie, de kwaliteit van het management en de organisatie van het bedrijf. Deze bevindingen worden vastgelegd in een informatiememorandum. Serieus geïnteresseerde kandidaten kunnen dit memorandum in een latere fase ter inzage krijgen.

Fase 3: Verkoopklaar maken

Een bedrijf dat te koop wordt aangeboden, moet in goede conditie verkeren. Het is noodzakelijk dat u solide jaarrekeningen van ongeveer vijf achtereenvolgende jaren kunt overleggen. De jaarrekening moet een juist beeld geven van de winstgevendheid van het bedrijf, maar ook een schone balans is van groot belang.

Wellicht staan er op de balans bepaalde activa die u ook privé gebruikt. U zult in dat geval moeten nagaan of u die in privé wilt overnemen. Hiervoor moet dan een reële prijs worden berekend. Privéschulden aan de bv kunnen maar beter worden afgelost. Daarnaast moet ook de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen overeenkomen met wat in de branche gebruikelijk is.

Verder is het zaak de juridische en fiscale structuur van de onderneming zo sterk mogelijk te maken. Het kan bijvoorbeeld zinnig zijn om onroerend goed in een aparte vennootschap onder te brengen of een holdingstructuur met één of meer werkmaatschappijen te creëren. Het wijzigen van de structuur van uw bedrijf kan soms grote fiscale voordelen opleveren. Tijd speelt daarbij een belangrijke rol, want soms gelden wettelijke termijnen van een aantal jaren en vaak is ook terugwerkende kracht maar beperkt mogelijk.

Fase 4: Waardebepaling

Al vrij vroeg in het hele overdrachtsproces wordt de waarde van uw bedrijf bepaald. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Van liquidatiewaarde tot de discountcashflowmethode en van intrinsieke waarde tot de goodwillmethode. Welke methode ook wordt gebruikt, de exacte waarde van een onderneming vaststellen is een utopie; het gaat altijd om een bandbreedte. Behalve cijfers spelen namelijk ook subjectieve waarderingen, zoals marktprognoses en groeimogelijkheden, een belangrijke rol, iets wat in deze onzekere tijd vanwege het coronavirus ook voor een deel koffiedikkijkerij is. Eén ding is zeker: de waarde ligt altijd in de toekomstige opbrengsten en nooit in de resultaten die in het verleden zijn behaald. Houd dit ook in uw achterhoofd als resultaten door de coronacrisis zijn beïnvloed.

Fase 5: Prijsbepaling

Is uw bedrijf helemaal verkoopklaar en is de waarde bepaald, dan is het tijd om de verkoopprijs vast te stellen. Stelt u zich daarbij de volgende vragen:

  • Wat wil ik minimaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat kan ik maximaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat is een reële verkoopprijs?

Door vooraf goed zicht te hebben op de verkoopprijs, verstevigt u uw onderhandelingspositie met een mogelijke koper.

Let op! Bent u van plan uw bedrijf binnen uw familie over te dragen, dan bent u wellicht geneigd genoegen te nemen met een lagere verkoopprijs. Echter, als u uw bedrijf overdraagt tegen een niet-marktconforme prijs kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat er sprake is van een schenking en is er in beginsel schenkbelasting verschuldigd.

Fase 6: Geschikte koper zoeken

In deze fase gaat u op zoek naar een mogelijke koper. Dat kan een onbekende zijn, maar ook een zoon of dochter, een werknemer binnen uw bedrijf of iemand uit uw zakelijke netwerk. 

Heeft u nog geen geschikte kandidaat, dan kunt u met uw bedrijf de markt opgaan. U kunt hiervoor ook een derde inschakelen.

Op internet zijn verschillende zoekmogelijkheden aanwezig. Alvorens u de markt opgaat, is het belangrijk dat u een korte profielschets van uw bedrijf maakt om interesse van potentiële kopers te wekken.

Fase 7: Onderhandelingsfase

Heeft u eenmaal een potentiële koper gevonden, dan start de onderhandelingsfase. Het is belangrijk om alle handelingen schriftelijk vast te leggen. Zodra duidelijk is dat een potentiële koper echt geïnteresseerd is, wordt het tijd om belangrijke informatie uit te wisselen.

Door het opstellen van een vertrouwelijkheidsovereenkomst voorkomt u dat onzorgvuldig met deze informatie wordt omgesprongen. Als beide partijen vertrouwen hebben in de uitkomst van de onderhandelingen, is het gebruikelijk om elkaars intenties op papier vast te leggen met een intentieovereenkomst (‘letter of intent’).

Na de intentieovereenkomst zal de potentiële koper de informatie die u als verkoper heeft verstrekt, willen toetsen. Daarvoor dient het duediligenceonderzoek. In de meeste gevallen is dit een zo breed mogelijk onderzoek naar het bedrijf. Alle juridische, fiscale, financiële en bedrijfseconomische aspecten komen aan bod.

Zodra beide partijen in de onderhandelingsfase op hoofdpunten een akkoord hebben bereikt, kan een voorovereenkomst worden gesloten.

Fase 8: Verkoop

Als de onderhandelingsfase is afgerond, kan de definitieve koopovereenkomst worden gesloten. Als u een bv verkoopt, is nog een gang naar de notaris nodig. Daar worden de aandelen officieel overgedragen. Nadat u de koopsom heeft ontvangen, is uw bedrijf definitief verkocht.

Alhoewel de overdracht nu is afgerond, wil dat nog niet zeggen dat u alle banden met uw onderneming heeft doorgesneden. Misschien blijft u nog actief betrokken bij de onderneming. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u afspraken heeft gemaakt over de koopsom, waarbij de uiteindelijke hoogte mede wordt bepaald door de toekomstige resultaten van de onderneming.

Fiscale gevolgen

Bij een bedrijfsoverdracht krijgt u altijd te maken met de fiscus. Daarbij maakt het verschil of het gaat om bijvoorbeeld de overdracht van een eenmanszaak of van een bv. Vaak zal er moeten worden afgerekend, maar dat hoeft niet altijd. Er is namelijk een aantal ‘verzachtende’ regelingen. De belangrijkste zetten wij voor u op een rij:

  • De inkomstenbelasting kent onder andere een doorschuiffaciliteit bij de overdracht van een eenmanszaak of een aandeel in een vennootschap onder firma. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet te worden afgerekend met de fiscus en gaan de fiscale claims over op de koper.
  • Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken, is een van de voorwaarden dat de overdracht in beginsel moet plaatsvinden aan een medeondernemer die ten minste 36 maanden als ondernemer winst uit uw onderneming heeft gehad of ten minste 36 maanden als werknemer in uw onderneming werkzaam was. Wilt u van deze faciliteit gebruikmaken, houd hier dan tijdig rekening mee.
  • De doorschuiffaciliteit hoeft niet altijd voordeliger te zijn, dus is het voor u en voor de koper van belang vooraf de voordeligste optie te laten berekenen.
  • De inbreng van een onderneming in een bv tegen uitreiking van aandelen kan geruisloos plaatsvinden.
  • Voor de aanmerkelijkbelanghouder is er een doorschuiffaciliteit, bijvoorbeeld bij een aandelenfusie of juridische splitsing.
  • Ook de vennootschapsbelasting kent een aantal doorschuiffaciliteiten, zoals de bedrijfsfusiefaciliteit.
  • Er is een doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen. Ook bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen is er een doorschuiffaciliteit.
  • De Successiewet kent de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Een verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen in een bv is voor 100% voorwaardelijk vrijgesteld van erf- of schenkbelasting als de waarde van de objectieve onderneming niet groter is dan € 1.205.871. Is de onderneming meer waard, dan geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83% over het meerdere.

Wijziging doorschuiffaciliteit en bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Het kabinet heeft aangekondigd de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet te willen herzien.

Let op: De voorstellen moeten nog worden uitgewerkt en worden aangenomen door het parlement. Van de aangekondigde voornemens zetten we de belangrijkste op een rij:

  1. De vrijstelling in de BOR van 100% wordt per 2025 verhoogd van € 1.205.871 naar € 1.500.000. Van het meerdere boven € 1.500.000 wordt 70% vrijgesteld in plaats van 83%.
  2. Vanaf 2024 worden aan derden verhuurde onroerende zaken in beide regelingen standaard aangemerkt als beleggingsvermogen. Hierop is de vrijstelling niet van toepassing.
  3. De doelmatigheidsmarge van 5% wordt afgeschaft. Hierdoor wordt een deel van het beleggingsvermogen niet meer aangemerkt als ondernemingsvermogen en is dus niet langer vrijgesteld.
  4. Bedrijfsmiddelen die deels privé worden gebruikt, het zogenaamde keuzevermogen, komen slechts voor de regelingen in aanmerking voor het deel waarvoor ze in de onderneming worden gebruikt.
  5. De bezits- en voortzettingseis in de BOR worden vanaf 2025 in bepaalde situaties versoepeld. In situaties waarbij sprake is van oneigenlijk gebruik worden deze eisen juist strenger. De eis inzake de dienstbetrekking wordt afgeschaft.
  6. Alleen reguliere aandelen met een belang van 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigheid en liquidatieopbrengst komen vanaf 2025 nog in aanmerking voor de regelingen.

Tot slot

De koop en verkoop van een bedrijf is een uitermate complexe aangelegenheid. Daarbij spelen bedrijfseconomische, juridische, fiscale, financiële en sociale aspecten een grote rol. Neem voor advies op maat contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht 2023

Er komt waarschijnlijk een moment dat u uw bedrijf gaat overdragen. Of dat nu is om actuele financiële redenen, uw leeftijd, vanwege gezondheidsredenen of als appeltje voor de dorst. Wat de reden ook is, een bedrijfsoverdracht is niet van de ene op de andere dag geregeld en vergt vaak jaren van voorbereiding. Begin dus op tijd.

Fasen van bedrijfsoverdracht

Euro

Wilt u uw bedrijf in de toekomst overdragen, houd dan rekening met de volgende acht fasen van het verkoopproces.

Fase 1: Wensen in kaart brengen

Waarom wilt u uw bedrijf verkopen, aan wie wilt u het bedrijf verkopen en wat wilt u gaan doen na de verkoop? Het is belangrijk dat u eerst voor uzelf in kaart brengt wat uw persoonlijke en financiële wensen zijn. Dit kan u helpen in het latere verkoopproces.

Fase 2: De voorbereiding

In deze fase vindt een analyse van uw bedrijf plaats. Er wordt gekeken naar de markt waarin de onderneming opereert, de financiële situatie, de kwaliteit van het management en de organisatie van het bedrijf. Deze bevindingen worden vastgelegd in een informatiememorandum. Serieus geïnteresseerde kandidaten kunnen dit memorandum in een latere fase ter inzage krijgen.

Fase 3: Verkoopklaar maken

Een bedrijf dat te koop wordt aangeboden, moet in goede conditie verkeren. Het is noodzakelijk dat u solide jaarrekeningen van ongeveer vijf achtereenvolgende jaren kunt overleggen. De jaarrekening moet een juist beeld geven van de winstgevendheid van het bedrijf, maar ook een schone balans is van groot belang.

Wellicht staan er op de balans bepaalde activa die u ook privé gebruikt. U zult in dat geval moeten nagaan of u die in privé wilt overnemen. Hiervoor moet dan een reële prijs worden berekend. Privéschulden aan de bv kunnen maar beter worden afgelost. Daarnaast moet ook de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen overeenkomen met wat in de branche gebruikelijk is.

Verder is het zaak de juridische en fiscale structuur van de onderneming zo sterk mogelijk te maken. Het kan bijvoorbeeld zinnig zijn om onroerend goed in een aparte vennootschap onder te brengen of een holdingstructuur met één of meer werkmaatschappijen te creëren. Het wijzigen van de structuur van uw bedrijf kan soms grote fiscale voordelen opleveren. Tijd speelt daarbij een belangrijke rol, want soms gelden wettelijke termijnen van een aantal jaren en vaak is ook terugwerkende kracht maar beperkt mogelijk.

Fase 4: Waardebepaling

Al vrij vroeg in het hele overdrachtsproces wordt de waarde van uw bedrijf bepaald. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Van liquidatiewaarde tot de discountcashflowmethode en van intrinsieke waarde tot de goodwillmethode. Welke methode ook wordt gebruikt, de exacte waarde van een onderneming vaststellen is een utopie; het gaat altijd om een bandbreedte. Behalve cijfers spelen namelijk ook subjectieve waarderingen, zoals marktprognoses en groeimogelijkheden, een belangrijke rol, iets wat in deze onzekere tijd vanwege het coronavirus ook voor een deel koffiedikkijkerij is. Eén ding is zeker: de waarde ligt altijd in de toekomstige opbrengsten en nooit in de resultaten die in het verleden zijn behaald. Houd dit ook in uw achterhoofd als resultaten door de coronacrisis zijn beïnvloed.

Fase 5: Prijsbepaling

Is uw bedrijf helemaal verkoopklaar en is de waarde bepaald, dan is het tijd om de verkoopprijs vast te stellen. Stelt u zich daarbij de volgende vragen:

  • Wat wil ik minimaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat kan ik maximaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat is een reële verkoopprijs?

Door vooraf goed zicht te hebben op de verkoopprijs, verstevigt u uw onderhandelingspositie met een mogelijke koper.

Let op! Bent u van plan uw bedrijf binnen uw familie over te dragen, dan bent u wellicht geneigd genoegen te nemen met een lagere verkoopprijs. Echter, als u uw bedrijf overdraagt tegen een niet-marktconforme prijs kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat er sprake is van een schenking en is er in beginsel schenkbelasting verschuldigd.

Fase 6: Geschikte koper zoeken

In deze fase gaat u op zoek naar een mogelijke koper. Dat kan een onbekende zijn, maar ook een zoon of dochter, een werknemer binnen uw bedrijf of iemand uit uw zakelijke netwerk. 

Heeft u nog geen geschikte kandidaat, dan kunt u met uw bedrijf de markt opgaan. U kunt hiervoor ook een derde inschakelen.

Op internet zijn verschillende zoekmogelijkheden aanwezig. Alvorens u de markt opgaat, is het belangrijk dat u een korte profielschets van uw bedrijf maakt om interesse van potentiële kopers te wekken.

Fase 7: Onderhandelingsfase

Heeft u eenmaal een potentiële koper gevonden, dan start de onderhandelingsfase. Het is belangrijk om alle handelingen schriftelijk vast te leggen. Zodra duidelijk is dat een potentiële koper echt geïnteresseerd is, wordt het tijd om belangrijke informatie uit te wisselen.

Door het opstellen van een vertrouwelijkheidsovereenkomst voorkomt u dat onzorgvuldig met deze informatie wordt omgesprongen. Als beide partijen vertrouwen hebben in de uitkomst van de onderhandelingen, is het gebruikelijk om elkaars intenties op papier vast te leggen met een intentieovereenkomst (‘letter of intent’).

Na de intentieovereenkomst zal de potentiële koper de informatie die u als verkoper heeft verstrekt, willen toetsen. Daarvoor dient het duediligenceonderzoek. In de meeste gevallen is dit een zo breed mogelijk onderzoek naar het bedrijf. Alle juridische, fiscale, financiële en bedrijfseconomische aspecten komen aan bod.

Zodra beide partijen in de onderhandelingsfase op hoofdpunten een akkoord hebben bereikt, kan een voorovereenkomst worden gesloten.

Fase 8: Verkoop

Als de onderhandelingsfase is afgerond, kan de definitieve koopovereenkomst worden gesloten. Als u een bv verkoopt, is nog een gang naar de notaris nodig. Daar worden de aandelen officieel overgedragen. Nadat u de koopsom heeft ontvangen, is uw bedrijf definitief verkocht.

Alhoewel de overdracht nu is afgerond, wil dat nog niet zeggen dat u alle banden met uw onderneming heeft doorgesneden. Misschien blijft u nog actief betrokken bij de onderneming. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u afspraken heeft gemaakt over de koopsom, waarbij de uiteindelijke hoogte mede wordt bepaald door de toekomstige resultaten van de onderneming.

Fiscale gevolgen

Bij een bedrijfsoverdracht krijgt u altijd te maken met de fiscus. Daarbij maakt het verschil of het gaat om bijvoorbeeld de overdracht van een eenmanszaak of van een bv. Vaak zal er moeten worden afgerekend, maar dat hoeft niet altijd. Er is namelijk een aantal ‘verzachtende’ regelingen. De belangrijkste zetten wij voor u op een rij:

  • De inkomstenbelasting kent onder andere een doorschuiffaciliteit bij de overdracht van een eenmanszaak of een aandeel in een vennootschap onder firma. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet te worden afgerekend met de fiscus en gaan de fiscale claims over op de koper.
  • Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken, is een van de voorwaarden dat de overdracht in beginsel moet plaatsvinden aan een medeondernemer die ten minste 36 maanden als ondernemer winst uit uw onderneming heeft gehad of ten minste 36 maanden als werknemer in uw onderneming werkzaam was. Wilt u van deze faciliteit gebruikmaken, houd hier dan tijdig rekening mee.
  • De doorschuiffaciliteit hoeft niet altijd voordeliger te zijn, dus is het voor u en voor de koper van belang vooraf de voordeligste optie te laten berekenen.
  • De inbreng van een onderneming in een bv tegen uitreiking van aandelen kan geruisloos plaatsvinden.
  • Voor de aanmerkelijkbelanghouder is er een doorschuiffaciliteit, bijvoorbeeld bij een aandelenfusie of juridische splitsing.
  • Ook de vennootschapsbelasting kent een aantal doorschuiffaciliteiten, zoals de bedrijfsfusiefaciliteit.
  • Er is een doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen. Ook bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen is er een doorschuiffaciliteit.
  • De Successiewet kent de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Een verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen in een bv is voor 100% voorwaardelijk vrijgesteld van erf- of schenkbelasting als de waarde van de objectieve onderneming niet groter is dan € 1.205.871. Is de onderneming meer waard, dan geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83% over het meerdere.

Wijziging doorschuiffaciliteit en bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Het kabinet heeft aangekondigd de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet te willen herzien.

Let op: De voorstellen moeten nog worden uitgewerkt en worden aangenomen door het parlement. Van de aangekondigde voornemens zetten we de belangrijkste op een rij:

  1. De vrijstelling in de BOR van 100% wordt per 2025 verhoogd van € 1.205.871 naar € 1.500.000. Van het meerdere boven € 1.500.000 wordt 70% vrijgesteld in plaats van 83%.
  2. Vanaf 2024 worden aan derden verhuurde onroerende zaken in beide regelingen standaard aangemerkt als beleggingsvermogen. Hierop is de vrijstelling niet van toepassing.
  3. De doelmatigheidsmarge van 5% wordt afgeschaft. Hierdoor wordt een deel van het beleggingsvermogen niet meer aangemerkt als ondernemingsvermogen en is dus niet langer vrijgesteld.
  4. Bedrijfsmiddelen die deels privé worden gebruikt, het zogenaamde keuzevermogen, komen slechts voor de regelingen in aanmerking voor het deel waarvoor ze in de onderneming worden gebruikt.
  5. De bezits- en voortzettingseis in de BOR worden vanaf 2025 in bepaalde situaties versoepeld. In situaties waarbij sprake is van oneigenlijk gebruik worden deze eisen juist strenger. De eis inzake de dienstbetrekking wordt afgeschaft.
  6. Alleen reguliere aandelen met een belang van 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigheid en liquidatieopbrengst komen vanaf 2025 nog in aanmerking voor de regelingen.

Tot slot

De koop en verkoop van een bedrijf is een uitermate complexe aangelegenheid. Daarbij spelen bedrijfseconomische, juridische, fiscale, financiële en sociale aspecten een grote rol. Neem voor advies op maat contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondanks corona toch gebruikersheffing OZB bioscoop

De gebruiker van een bioscoopcomplex moet hiervoor toch de gebruikersheffing OZB betalen, ondanks dat de bioscoop vanwege corona tijdelijk niet gebruikt kon worden. Dit besliste Rechtbank Midden-Nederland onlangs. De uitspraak staat echter haaks op een eerdere uitspraak van Rechtbank Limburg.

Geen gebruik vanwege corona

Corona

De aanslag gebruikersheffing OZB betrof het jaar 2021. Op de toetsdatum van 1 januari 2021 was de bioscoop vanwege corona verplicht gesloten. Door de sluiting hoopte de overheid verspreiding van het virus te kunnen beteugelen.

Gebruikt of niet?

Voor de rechtbank draaide het in deze zaak met name om de vraag of het pand, ondanks de verplichte sluiting, toch gebruikt werd. De rechtbank vond van wel. De bioscoop kon weliswaar niet als zodanig geëxploiteerd worden, maar werd wel gebruikt voor de opslag van het meubilair en dergelijke. Bovendien werd het complex tijdens de sluiting onderhouden en gereinigd.

Rechters verschillen van mening

In bovengenoemde uitspraak van Rechtbank Limburg was het beperkte gebruik van de bioscoop voor de rechter juist onvoldoende om de aanslag gebruikersheffing op te kunnen leggen. Dat de bioscoop ter beschikking stond, was volgens deze rechtbank onvoldoende aangezien er geen alternatieve activiteiten in de bioscoop hadden plaatsgevonden of plaats hadden kunnen vinden.

Onduidelijkheid

De uitspraken zorgen voorlopig voor onduidelijkheid. Omdat tegen de uitspraak van Rechtbank Limburg al hoger beroep is ingesteld en tegen de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland waarschijnlijk ook hoger beroep wordt ingesteld,  kan duidelijkheid in deze zaken nog wel even op zich laten wachten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uurloongrenzen jeugd-LIV 2023 bekend

De uurloongrenzen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV) voor jongere werknemers voor 2023 zijn bekendgemaakt. Deze worden jaarlijks aangepast, zodra de minimumlooncijfers die per 1 juli gelden bekend zijn.

Criteria voor jeugd-LIV

Personeel

Heeft u in 2023 jongere werknemers in dienst die op 31 december 2022 18, 19 of 20 jaar oud waren? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor het jeugd-LIV. Daarvoor moet het gemiddelde uurloon van uw jongere werknemer in een kalenderjaar binnen bepaalde grenzen liggen. Deze uurlooncriteria worden jaarlijks in juli aangepast op basis van het gemiddelde minimumloon op 1 januari en 1 juli van het jaar. 

Uurloongrenzen in 2023

Leeftijd op 31 december 2022  Ondergrens  Bovengrens 
20 jaar  € 9,79  € 12,04 
19 jaar  € 7,34  € 10,89 
18 jaar  € 6,12  € 8,17 

Vast bedrag per verloond uur

Het jeugd-LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. In 2023 worden, net als in voorgaande jaren, de volgende bedragen gehanteerd:

Leeftijd op 31 december 2022  Bedrag per werknemer per verloond uur in 2023 Maximaal bedrag per werknemer in 2023
18 jaar  € 0,07 € 135,20
19 jaar  € 0,08 € 166,40
20 jaar  € 0,30 € 613,60

Juiste aangifte loonheffingen

Voor de berekening van het jeugd-LIV is het van belang dat de verloonde uren goed in de aangifte loonheffingen voor 2023 zijn ingevuld. Op basis van die aangifte loonheffingen wordt namelijk uw recht op jeugd-LIV bepaald. Het jeugd-LIV wordt altijd achteraf betaald. Uitbetaling van het jeugd-LIV over 2023 vindt dus pas plaats in de tweede helft van 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2023

Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit een van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscaal-juridische aspecten een grote rol. De Belastingdienst kijkt bij de overdracht namelijk kritisch mee. Het bedrijf is er voor bestaanszekerheid van de huidige generatie, de volgende generatie en liefst nog vele generaties daarna.

Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht

Overleg

Bij de overdracht van een IB-onderneming moet u rekening houden met belastingclaims. Inkomstenbelasting is aan de orde als de overdrager bij de bedrijfsoverdracht fiscale winst realiseert. Dat is het geval als de onderneming wordt verkocht voor meer dan de fiscale boekwaarde. De overdrager realiseert dan stille reserves in vermogensbestanddelen en/of goodwill in de onderneming. Daarover betaalt de overdrager het progressieve belastingtarief in box 1.

Let op! Bij bedrijfsoverdracht moet u ook rekening houden met de desinvesteringsbijtelling. Dat is een fiscale winstpost waarmee investeringsaftrek uit de laatste vijf jaar wordt gecorrigeerd, als voor meer dan € 2.600 wordt gedesinvesteerd. Er wordt per bedrijfsmiddel gekeken naar het percentage van de investeringsaftrek van destijds en dit wordt toegepast op de huidige overdrachtsprijs. Ook vallen de fiscale reserves vrij bij de bedrijfsoverdracht.

Wordt een onderneming verkocht met een onroerende zaak (bedrijfspand) op de balans? Dan moet de overnemer overdrachtsbelasting betalen. Er is mogelijk, onder voorwaarden, een vrijstelling van toepassing. Die komt verderop aan bod.

Schenkt de overdrager de onderneming of verkoopt hij de onderneming voor een te laag bedrag? Dan moet de overnemer schenkbelasting betalen. Er zijn vrijstellingen en betalingsregelingen, maar daarvoor gelden voorwaarden. Die worden hierna globaal besproken.

Tip! De overdrager van een persoonlijke onderneming kan belastingheffing over de stakingswinst uitstellen door een premie te betalen voor een zogenoemde stakingslijfrente of door premies te storten op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De lijfrentepremie komt dan in aftrek op de belaste winst. De overdrager betaalt pas belasting als de uitkering uit de lijfrente gaat vloeien. Ook kan de overdrager op deze manier de oudedagsreserve omzetten in een lijfrente.

Is sprake van de overdracht van een bv en is de verkoopprijs hoger dan de verkrijgingsprijs van de aandelen? Dan geniet de overdrager een boekwinst (ofwel: vervreemdingsvoordeel) en dus inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarover moet hij 26,9% belasting betalen in box 2.

Tip! De directe inkomstenbelastingheffing in box 2 bij verkoop van de aandelen kunt u voorkomen met een holdingstructuur (de boekwinst die de holding-bv geniet door de verkoop van de werk-bv valt namelijk onder de deelnemingsvrijstelling). Zet deze structuur wel tijdig op. De fiscus kan een probleem maken van een verkoop binnen drie jaar na oprichting. Er is echter een tegenbewijsregeling. Als u kunt aantonen dat u vóór de inbreng nog geen onderhandeling bent gestart met de koper, dan blijft de geruisloze inbreng in stand.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – persoonlijke onderneming

Een beste manier om inkomstenbelasting te besparen bij bedrijfsoverdracht is er niet. Het hangt af van de omstandigheden. Kijkend naar het familiebedrijf zal vaak sprake zijn van een bekende die het bedrijf overneemt: de zoon of dochter of zelfs aangetrouwde familie. Om gebruik te kunnen maken van de fiscale faciliteiten moet het wel iemand zijn die al in het bedrijf meewerkt of al als ondernemer betrokken is. Er moet dan worden gekozen tussen afrekenen of doorschuiven.

Afrekenen

Afrekenen betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt, de stakingswinst opgeeft aan de fiscus en daarover belasting betaalt. Hij mag € 3.630 stakingsaftrek van zijn winst aftrekken. Ook is in het stakingsjaar de mkb-winstvrijstelling van 14% van toepassing. Of de bedrijfsoverdrager daadwerkelijk inkomstenbelasting betaalt, hangt af van de omvang van zijn gewone jaarwinst, stakingswinst, de stakingslijfrentepremie- en de stakingsaftrek. 

Let op! Een staking helemaal aan het begin van het jaar kan door de Belastingdienst gezien worden als een staking in het voorgaande jaar, waardoor de stakingswinst opgeteld wordt bij de gewone jaarwinst van dat jaar.

Tip! Controleer bij het staken van de onderneming of er nog sprake is van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek (NGZA). Een ondernemer kan namelijk niet meer zelfstandigenaftrek claimen dan er fiscale winst is. Het bedrag dat niet in aftrek komt, wordt gestald in de NGZA.

Onverrekende verliezen

In de inkomstenbelasting kan een verlies worden verrekend met de inkomsten van de drie voorafgaande jaren en de negen volgende kalenderjaren. Afrekenen bij bedrijfsoverdracht kan bijvoorbeeld fiscaal voordelig zijn als de bedrijfsoverdrager nog onverrekende verliezen heeft die hij kan verrekenen met de stakingswinst of als hij de stakingswinst kan omzetten in een lijfrente. De bedrijfsoverdrager betaalt op het moment van de bedrijfsoverdracht geen inkomstenbelasting, terwijl de bedrijfsopvolger kan afschrijven over de hogere werkelijke waarde van de onderneming in plaats van over de overgenomen fiscale boekwaarde. Ook heeft de bedrijfsopvolger dan investeringsaftrek en mag hij – als hij starter is – willekeurig afschrijven.

Tip! Verkoopt de overdrager zijn persoonlijke onderneming aan een natuurlijke persoon en blijft die de koopsom schuldig? Dan kan de overdrager kiezen voor maximaal tien jaar renteloos uitstel van betaling van de inkomstenbelastingclaim. Hij moet dan wel de inkomstenbelasting in gelijke jaarlijkse delen aan de fiscus betalen. Voor de overnemer zijn er de hiervoor beschreven voordelen. Om het uitstel van betaling moet worden verzocht en er moet zekerheid worden gesteld.

Doorschuiven

Doorschuiven betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en dat de bedrijfsopvolger de inkomstenbelastingclaim van de bedrijfsoverdrager overneemt. De waarde van het bedrijf wordt op hetzelfde bedrag bepaald als bij de variant van afrekenen, maar de (contante waarde van de) overgedragen inkomstenbelastingclaim komt er nog op in mindering. Deze variant heet doorschuiven, omdat de bedrijfsopvolger in deze variant de onderneming in zijn fiscale winstaangifte de fiscale boekwaarde van de overgenomen onderneming hanteert.

Tip! Heeft u iemand op het oog aan wie u de zaak wilt doorschuiven? Dat kan alleen als die persoon al 36 maanden medeondernemer of medewerker is. Laat uw bedrijfsopvolger daarom als medeondernemer of werknemer ten minste 36 maanden voorafgaand aan de overdracht meedraaien in het bedrijf.

De bedrijfsopvolger neemt de fiscale boekwaarde over en gaat na de doorschuiving afschrijven zoals de overdrager dat deed. Hij geniet dus geen afschrijvingsvoordeel. Zijn fiscale winst ten opzichte van de variant ‘afrekenen’ zal dus hoger zijn. Hij heeft geen recht op willekeurige afschrijving en als hij binnen drie jaar staakt, heeft hij geen recht op stakingsaftrek.

Let op! Bij doorschuiving heeft de inkomstenbelastingclaim grote invloed op de overnamesom. De waardering van de inkomstenbelastingclaim hangt echter af van vele variabelen, zoals looptijd en rentepercentage, waarover bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer verschillend kunnen denken.

Doorschuiving moet daarom ‘passen’ bij de personen van de bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer. Of u nou kiest voor afrekenen of doorschuiven, er zijn veel voorwaarden aan verbonden waar u rekening mee moet houden. Voor een afgewogen beslissing overlegt u met een van onze adviseurs.

Firma als opvolgingsinstrument

Als u uw persoonlijke onderneming liever niet in één keer overdraagt, maar de bedrijfsopvolging wilt blijven begeleiden of zelfs betrokken wilt blijven, dan kunt u dat doen met een firma (vof) of cv. Bij de laatste variant kunt u beherend vennoot blijven (‘op de bok’) of op de achtergrond als commanditair vennoot (‘geldschieter’).

Uw bedrijfsopvolger wordt vennoot in de firma en u spreekt een winstverdeling af die past bij ieders vermogensinbreng. Daarnaast kunt u samen een arbeidsbeloning vóór winstverdeling afspreken op grond van de arbeidsinbreng. Vervolgens kunt u uw aandeel in de firma overdragen aan uw bedrijfsopvolger, in één keer of in fasen.

Tip! Heeft u een onderneming met veel vermogen, maar relatief weinig liquiditeit? Dan kan de firma voor u een oplossing zijn als opvolgingsinstrument. U blijft dan in de firma (ofwel cv) zitten als geldschieter. Uw bedrijfsopvolger kan de bedrijfsopvolging dan gemakkelijker financieren. Hij kan zijn winst opsparen om later de commandiet uit te kopen. Let ook op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting.

Samenwerkingsovereenkomst

Zorg ervoor dat u de afspraken over bedrijfsopvolging vastlegt in een samenwerkingsovereenkomst. Met afspraken over de toedeling van het vermogen regelt u dat de onderneming bij verbreking van de samenwerking kan worden voortgezet door de bedrijfsopvolger. Deze afspraken worden wel voortzettings-, verblijvens-, toescheidings- of overnemingsbedingen genoemd. Kern van deze bedingen is dat in de samenwerkingsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de voortzetting van de onderneming en het ondernemingsgebonden vermogen bij uittreden van een van de firmanten.

Tevens legt u vast wat het ingebrachte vermogen van eenieder is. Als u bijvoorbeeld wilt dat het bedrijfspand niet overgaat, kunt u dit niet inbrengen en tot uw buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen rekenen. De stille reserves in het pand blijven aan u voorbehouden en u gaat het bedrijfspand verhuren aan de vof.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – bv

Heeft u een onderneming in de vorm van een bv, realiseert u zich dan dat bij overdracht van de aandelen een vervreemdingsvoordeel ontstaat. Dat is het verschil tussen de verkrijgingsprijs van uw aandelen en de verkoopprijs of waarde bij overdracht van de aandelen. U betaalt over dat verschil 26,9% inkomstenbelasting.

Ook als u de aandelen schenkt of voor een lagere dan zakelijke prijs verkoopt, wordt de vervreemdingswinst berekend over de volle waarde van de aandelen. Indien en voor zover binnen de bv sprake is van ondernemingsvermogen, kan op verzoek een doorschuiving van de ab-claim plaatsvinden. De schenker rekent dan niet af en de begiftigde neemt de oorspronkelijke verkrijgingsprijs over. Ook geldt dan een vrijstelling voor de schenkbelasting.

Tip! Als uw bedrijfsopvolger de koopsom schuldig blijft, heeft u onder voorwaarden recht op een renteloze betalingsregeling van maximaal tien jaar voor de inkomstenbelastingclaim. Voorwaarde is onder andere dat de bezittingen van de bv voor minder dan 30% uit beleggingen bestaan. De bedrijfsoverdrager moet om uitstel van betaling verzoeken en zekerheid stellen.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Andere overdrachtsvormen

Om belastingheffing over het vervreemdingsvoordeel bij overdracht te voorkomen, kiezen de meeste ondernemers met een bv voor een holdingstructuur. Heeft u namelijk een holding die de aandelen van de werk-bv houdt, dan hoeft de holding over de overdrachtswinst op de aandelen niet af te rekenen. Dat komt door de deelnemingsvrijstelling. De ontvangen verkoopprijs van de aandelen kan de holding ter belegging blijven aanhouden. Pas bij uitkering aan u als aandeelhouder moet u over het dividend 26,9% inkomstenbelasting betalen.

Tip! Een holdingstructuur werkt goed als u uw onderneming voor een reële prijs wilt verkopen aan uw bedrijfsoverdrager.

Let op! Als u uw onderneming wilt schenken of verkopen voor een lagere dan reële prijs, dan kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de schenkbelasting (zie hierna). Wel moet u dan ook de inkomstenbelastingclaim afrekenen. Als u de aandelen verkoopt maar de overnemer de koopsom schuldig blijft, kunt u verzoeken om een betalingsregeling van tien jaar.

Tip! Heeft u veel beleggingsvermogen in uw holding en/of werk-bv en wilt u de aandelen schenken? Zonder uw beleggingsvermogen dan af, al dan niet in een vrijgestelde beleggingsinstelling. U maakt daarmee de bestaande aandelen (in de holding) lichter en geschikt voor schenking, terwijl u door de herstructurering directe fiscale claims over het beleggingsvermogen voorkomt.

Bedrijfsopvolging met onroerende zaken – overdrachtsbelasting

Gaan er bij de bedrijfsoverdracht in de vorm van de overdracht van de activa en passiva één of meer onroerende zaken over, let dan op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. De bedrijfsopvolger die de onroerende zaken overneemt, moet 10,4% overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de overgenomen bedrijfsonroerende zaken. Er zijn bij bedrijfsoverdracht echter enkele vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting.

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

Bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming in de familiesfeer geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is het geval bij bedrijfsoverdracht aan kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of echtgenoten van deze personen. Het moet gaan om de overdracht (en voortzetting) van de gehele onderneming, al dan niet in fasen. De bedrijfsonroerende zaak moet dienstbaar zijn aan de onderneming.

Gaat de bedrijfsoverdrager een samenwerkingsverband aan met zijn bedrijfsopvolger, dan geldt onder voorwaarden een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de inbreng van de onderneming met onroerende zaken in het samenwerkingsverband. Bij de verdeling van het vermogen van een samenwerkingsverband geldt een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de toedeling van de onroerende zaak aan de oorspronkelijke inbrengers, als de onroerende zaak vrijgesteld van overdrachtsbelasting was ingebracht.

Let op! Heeft u één of meer onroerende zaken op de ondernemingsbalans staan? Let dan bij de bedrijfsopvolging op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. Bij een bedrijfsoverdracht binnen de familiesfeer kan overdrachtsbelasting vaak worden voorkomen. Namelijk door het gebruikmaken van een vrijstelling of door gewoonweg de onroerende zaken niet in te brengen dan wel over te dragen.

Tip! Regel de bedrijfsopvolging ook in uw testament. Door aan uw bedrijfsopvolger via een legaat uw onderneming na te laten bij uw overlijden, ontvangt uw bedrijfsopvolger de onderneming als ‘erfrechtelijke verkrijging’. Die is onbelast voor de overdrachtsbelasting. Bij zo’n testamentaire regeling kunt u ook bepalen dat uw bedrijfsopvolger een bedrag moet betalen aan de overige erfgenamen.

Onroerendezaaklichaam

Overdrachtsbelasting kan ook aan de orde zijn bij de overdracht van aandelen in een bv die een onroerendezaaklichaam is. Dat is het geval als de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken, voor meer dan 30% uit Nederlandse onroerende zaken en de onroerende zaken beleggingsvermogen zijn. Kort gezegd moet de verkrijger van de aandelen dan overdrachtsbelasting over de waarde van de onroerende zaken betalen, als hij ten minste een derde aandelenbelang heeft of verkrijgt.

Let op! Op grond van een uitspraak van de Hoge Raad is de vrijstelling overdrachtsbelasting die geldt voor de inkomstenbelasting ook van toepassing op onroerendezaaklichamen die een materiële onderneming drijven. Er is sprake van een materiële onderneming als er een ‘werkelijke’ onderneming is Echter de bv moet wel volledig door het kind of kinderen worden voortgezet, waarbij tevens sprake is van volledige zeggenschap. Beleggingsvermogen valt daar niet onder.

Bedrijfsopvolgingsregeling schenk- en erfbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is van toepassing bij het schenken of vererven van het vermogen van een persoonlijke onderneming (zoals een eenmanszaak, firma- of cv-aandeel) én bij aanmerkelijkbelangaandelen in een actieve bv. Om hiervan gebruik te maken, moet u bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Dat doet u in de aangifte schenkbelasting (of erfbelasting), die u indient binnen twee maanden na het jaar waarin u de onderneming of aandelen heeft overgedragen gekregen.

Vrijstelling

De BOR-vrijstelling wordt toegepast op de going-concernwaarde. Als de liquidatiewaarde hoger is, dan is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de going-concernwaarde vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kapitaalintensieve bedrijven met een relatief laag rendement. De going-concernwaarde is 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.205.871, daarboven geldt een vrijstelling van 83%.

Betalingsregeling

Is de going-concernwaarde hoger dan de vrijstelling, dan kan de verkrijger kiezen voor tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de schenkbelasting over de belaste waarde.

Bezitseis en voortzettingseis

De schenker moet de onderneming op het moment van de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven en de voortzetter moet de onderneming minstens vijf jaar voortzetten. Bij schenking van aandelen moeten deze vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord. Voldoet de voortzetter niet aan de voortzettingseis, dan moet hij alsnog schenkbelasting betalen over de verkregen onderneming.

Als door een bv een andere onderneming is overgenomen via een activa/passiva-transactie, gaat er op grond van jurisprudentie geen nieuwe bezitstermijn lopen. Als er aandelen in een nieuwe bv worden gekocht wel!

Ondernemingsvermogen

De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting geldt voor het ondernemingsvermogen. Bij een persoonlijke onderneming is dat het vermogen van de onderneming, zoals dat op de balans staat. Duurzaam beleggingsvermogen telt hierbij niet mee, want dat hoort niet thuis op de ondernemingsbalans. Bij bv’s is de faciliteit beperkt tot het ‘echte’ ondernemingsvermogen in de bv plus beleggingsvermogen voor een waarde van 5% van het ondernemingsvermogen. De schenker of erflater moet bovendien een aanmerkelijk belang (ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal) in de bv hebben. Aandelen in een beleggings-bv tellen niet mee.

Tip! Zorg dat zo veel mogelijk liquide middelen tot het werkkapitaal en/of investeringskapitaal van de onderneming behoren. Deze worden dan meegenomen in de BOR.

Bij een holdingstructuur kan het ondernemingsvermogen geconsolideerd worden beoordeeld. Dat houdt in dat het ondernemingsvermogen van de werk-bv aan de holding kan worden toegerekend, waardoor de vrijstelling toch van toepassing is bij schenking van de aandelen van de holding. De uiteindelijke aandeelhouder moet dan wel een indirect aanmerkelijk belang (ten minste 5%) in de werk-bv hebben. Uiteraard moet de werk-bv een actieve onderneming drijven.

Terbeschikkingstellingsregeling (TBS)

Ook op het ter beschikking gestelde vermogen kan de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zijn. Verhuurt u bijvoorbeeld als directeur-grootaandeelhouder een pand aan uw bv en schenkt u het pand en de aandelen aan uw opvolger, dan is op het pand en de aandelen deze vrijstelling van toepassing.

Let op! Denk bij schenking van uw bedrijf ook aan de mogelijke erfrechtelijke gevolgen. Door een schenking van uw bedrijf kunnen uw kinderen die het bedrijf niet voortzetten, worden benadeeld in hun legitieme portie. Ga daarom ook na of er erfrechtelijke gevolgen zijn verbonden aan de bedrijfsopvolging en pas eventueel uw testament hierop aan.

Let op! Het schenken wordt minder aantrekkelijk doordat er wel een afrekening plaatsvindt in de inkomstenbelasting. Bij de schenking is het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van het pand minus de boekwaarde belast met progressieve inkomstenbelasting. Wel kan de belasting in tien jaar worden voldaan.

Tot slot

Start tijdig met de fiscale voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Reken zeker op een voorbereidingsperiode van zo’n vijf tot zeven jaar. Neem voor het overwegen van de beste opties contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inkomsten hoofdzakelijk van één opdrachtgever: geen sprake van winst

Als ondernemers vrijwel hun gehele inkomen bij één opdrachtgever verdienen, is het onwaarschijnlijk dat er sprake is van winst uit onderneming. Dat er naast die opdrachtgever nog meerdere opdrachtgevers zijn, betekent nog niet dat er sprake is van een onderneming. Er bestaat dan ook geen recht op ondernemersfaciliteiten.

Vast maandbedrag

Mobiel

Bovenstaande conclusies volgen uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland. Een belastingplichtige trad voor een bedrijf op als personage en bedacht hieromtrent entertainment. Hij ontving hiervoor een vast maandbedrag en wilde dit aanmerken als winst uit onderneming. Volgens de inspecteur was er sprake van een dienstbetrekking.

Wanneer onderneming?

Volgens de rechtbank dient bij de beoordeling of sprake is van ondernemerschap onder andere te worden gekeken naar de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden, de grootte van de opbrengst, de winstverwachting, het lopen van ondernemersrisico, het streven naar continuïteit, de beschikbare tijd, de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheden wordt gegeven, het aantal opdrachtgevers en het spraakgebruik.

Let op! Dat er sprake is van winst uit onderneming, dient degene die dit claimt te bewijzen.

Inkomsten vrijwel geheel van één opdrachtgever

De rechtbank was het met de inspecteur eens dat er in de betreffende zaak geen sprake was van winst uit onderneming. Daarbij is van belang dat er weliswaar meerdere opdrachtgevers waren, maar dat het inkomen in de loop der jaren nagenoeg geheel dan wel hoofdzakelijk van één bedrijf afkomstig was. Over het geheel van de in geschil zijnde jaren bedroegen deze inkomsten zelfs meer dan 90%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidieregeling praktijkleren weer van start

De Subsidieregeling praktijkleren is in juni weer van start gegaan. U kunt deze subsidie aanvragen, wanneer u als werkgever een praktijk- of werkleerplaats aanbiedt om mensen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt. U kunt nu een aanvraag indienen voor het studiejaar 2022-2023.

Doelgroep Subsidieregeling praktijkleren

Personeel

De Subsidieregeling praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die u maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Dat geldt ook voor de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio).

De subsidieregeling is bedoeld voor:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel, dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Aanvraag indienen bij de RVO

U kunt bij de RVO nu een aanvraag indienen voor het studiejaar 2022-2023. Per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats kunt u een subsidie ontvangen van maximaal € 2.700. Niet elke opleiding, onderwijsvorm of leerweg komt in aanmerking voor de subsidieregeling. Voor de verschillende onderwijsvormen zijn verschillende voorwaarden geformuleerd. Deze staan op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daar dient u ook uw aanvraag in. 

Let op! De sluitingsdatum is 15 september 2023 (om 17.00 uur).

Traject

Alle op tijd ingediende aanvragen worden door de RVO behandeld. Wordt er meer subsidie aangevraagd dan beschikbaar is (per onderwijscategorie), dan wordt het budget per categorie verdeeld. Uiterlijk 30 december 2023 neemt de RVO een besluit over uw aanvraag. Vervolgens wordt het beschikbare budget verdeeld en wordt u een toekenningsbeschikking toegezonden.

Let op! Voor het indienen van de aanvraag is eHerkenning nodig (minimaal niveau 3 met machtiging RVO-diensten op niveau eH3).

Administratie bijhouden

Het is van belang dat u van elke leerling of student een praktijkleerovereenkomst heeft. Ook moet u over het jaar 2022-2023 een aanwezigheids- en begeleidingsregistratie hebben bijgehouden. Deze gegevens moet u kunnen verstrekken op het moment dat de RVO daarom vraagt. Er worden steekproefsgewijs controles uitgevoerd. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Verhuur opslagboxen niet per definitie btw-vrij

De verhuur van opslagboxen in een onroerende zaak is btw-vrijgesteld als deze verhuur kan worden aangemerkt als verhuur van een onroerende zaak. Dat verhuur van opslagboxen niet per definitie onder deze btw-vrijstelling valt, ontdekte een verhuurder van zogenaamde ‘boxx on wheels’.

Verhuur onroerende zaak

Sleutels

Voor verhuur van onroerende zaken geldt een btw-vrijstelling. Dit kan prettig zijn bij verhuur aan particulieren, maar de btw-vrijstelling betekent ook dat de verhuurder geen recht heeft op aftrek van de btw die betrekking heeft op de verhuur.

Let op! Dit kan betekenen dat de verhuurder wel met btw wil verhuren. Onder voorwaarden is het voor huurder en verhuurder mogelijk om te kiezen voor btw-belaste verhuur. Een van die voorwaarden is dat de huurder het gehuurde voor ten minste 90% (in sommige gevallen 70%) gebruikt voor met btw belaste prestaties. Bij verhuur aan particulieren is deze keuze dus niet mogelijk.

Verhuur opslagboxen btw-vrijgesteld

Vraag is of de verhuur van opslagboxen onder de btw-vrijstelling van de verhuur van onroerende zaken kan vallen. De Hoge Raad besliste in 2018 dat in de volgende casus de btw-vrijstelling in ieder geval wel van toepassing was:

In een afgebakend deel van een onroerende zaak zijn zeecontainers geplaatst op de begane grond en houten boxen op de eerste verdieping. De zeecontainers vormen de draagvloer voor de houten boxen en vormen dus een integrerend deel van de onroerende zaak. De zeecontainers en houten boxen worden verhuurd voor opslag. De verhuurder verricht ook nog andere diensten (onder meer permanente bewaking van het pand en het ter beschikking stellen van het gratis gebruik van transportwagentjes, een bestelbus of een aanhangwagen). Deze diensten zijn echter, naar het oordeel van Hof ’s-Hertogenbosch, van ondergeschikt belang bij de verhuur van de containers en boxen. Het hof oordeelt dan ook terecht dat sprake is van verhuur van (een deel van) een onroerende zaak, aldus de Hoge Raad. De verhuur is btw-vrijgesteld.

Verhuur boxx on wheels btw-belast

De verhuur van opslagboxen is echter niet per definitie btw vrijgesteld. In de volgende casus was hiervan naar het oordeel van Rechtbank Noord-Holland én Hof Amsterdam in ieder geval geen sprake:

In een opslagloods worden verplaatsbare houten kisten geplaatst. Een huurder bewaart de sleutel van de gehuurde box, maar heeft geen toegang tot de opslagloods waarin ook boxen van andere huurders staan. Na een afspraak kan de huurder op andere een plek waar de verhuurde de box plaatst, voor een korte periode in de box. Daarna plaatst de verhuurder de box weer terug in de opslagloods. Indien gewenst kan de huurder gebruikmaken van diverse aanvullende diensten die belast worden tegen 21% btw. De rechtbank en het hof oordelen dat de boxen niet een integrerend deel vormen van de opslagloods en daar niet blijvend zijn geplaatst. De huurder heeft weliswaar exclusief recht van toegang tot de box, maar niet tot het deel van de opslagloods waar de box normaal staat. Daarmee wordt geen onroerende zaak ter beschikking gesteld. Ook de bijkomende diensten die de verhuurder verleent, zijn niet bijkomstig, maar hebben een toegevoegde waarde van betekenis. De rechtbank en het hof oordelen dan ook dat geen sprake is van verhuur van (een deel van) een onroerende zaak. De verhuur is dus niet btw-vrijgesteld.

Let op! Of de verhuur van opslagboxen btw-vrijgesteld is of btw-belast, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Overleg met onze adviseurs wat dit betekent voor uw situatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe verplichtingen bij ziekteverzuim vanaf 1 juli 2023

Werkgever en werknemer zijn vanaf 1 juli 2023 verplicht om schriftelijk hun visie te geven op het ziekteverzuimproces. Zij zijn immers gezamenlijk verantwoordelijk voor de re-integratie. Het betreft hier een wettelijke vastlegging van hetgeen in de praktijk al vaak gebeurde.

Verplichte gezamenlijke visie

Verkouden

De visie van werkgever en werknemer was altijd al onmisbaar bij de re-integratie. Vanaf 1 juli is deze echter verplicht bij het plan van aanpak, de bijstellingen daarvan en de eerstejaarsevaluatie (opschudmoment). De visie kan bijvoorbeeld gaan over arbeidsmogelijkheden, passend werk of twijfels over de adviezen van de bedrijfsarts.

(Bijstellingen) plan van aanpak en eerstejaarsevaluatie

Een bedrijfsarts of arbodienst dient bij dreigend langdurig verzuim na 6 weken een probleemanalyse op te stellen. Hierin is opgenomen een advies over de mogelijkheden van de werknemer en de verwachting ten aanzien van herstel en werkhervatting. Deze probleemanalyse vormt de basis voor het op te stellen plan van aanpak. Het plan van aanpak stelt de werkgever op in overeenstemming met de werknemer op basis van de probleemanalyse van de bedrijfsarts of arbodienst. Dit plan van aanpak dient periodiek – minimaal één keer per 6 weken – aangepast te worden als daartoe aanleiding is.

De visie, die vanaf 1 juli verplicht is, is gericht op zowel de kortere als de langere termijn. Deze kan evenals het plan van aanpak zelf,  regelmatig bijgesteld worden als daar aanleiding toe is. Het is aan de werkgever en werknemer om te bespreken welke mogelijkheden voor werkhervatting zij zien, er afspraken over te maken en deze vast te leggen in het plan van aanpak. Aangezien deze visie enige kennis van wet- en regelgeving vergt, kunnen werkgever en werknemer desgewenst ondersteuning inroepen van bijvoorbeeld een arbeidsdeskundige, een casemanager of een jobcoach.

Doel wijziging

De wijziging beoogt het gesprek over de re-integratie te bevorderen waardoor de betrokkenheid van werkgever en werknemer wordt vergroot en de re-integratie succesvol is. Zo kunnen werkgever en werknemer bijvoorbeeld afspraken maken over ander passend werk als het eigen werk niet meer geschikt is. Ook het ontbreken van re-integratieactiviteiten moet gemotiveerd worden vastgelegd. Bij twijfels aan het advies van de bedrijfsarts kan de werknemer een second opinion aanvragen bij een andere door de werkgever gecontracteerde bedrijfsarts of een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen. Dit laatste kan de werkgever ook doen. Werkgever en werknemer dienen zaken te bespreken om zo een succesvolle re-integratie te bevorderen. De visie is een hulpmiddel om dit doel te bereiken en is daarmee een waardevolle toevoeging voor zowel de werkgever als de werknemer.

Let op! Deze wijziging geldt ook voor de werkgever die eigenrisicodrager is voor de Ziektewet en zijn (ex-)werknemer. Deze heeft immers dezelfde re-integratieverplichtingen als iedere andere werkgever.

Overgangsrecht

De re-integratievisie geldt voor stukken die na 1 juli 2023 zijn opgesteld. Bij samengesteld ziekteverzuim worden de ziekteperiodes bij elkaar opgeteld als zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Ligt hierdoor de eerste ziektedag voor 1 juli 2023 dan geldt de maatregel alleen voor de stukken die na die datum zijn opgesteld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorwaarden giftenaftrek voor vrijwilligers

Een vrijwilliger kan in de aangifte inkomstenbelasting giften in aftrek brengen vanwege het vrijwilligerswerk. Hiervoor moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

Vrijwilligersvergoeding

Rolstoel

U moet allereerst door een regeling van de instelling recht hebben op een vrijwilligersvergoeding en daar vrijwillig van afzien. Een echtpaar dat bij Hof Den Haag aanspraak wilde maken op giftenaftrek voldeed niet aan die voorwaarde. Hof Den Haag was van oordeel dat het echtpaar geen aanspraak kon maken op een vergoeding. Het echtpaar kon daar dan ook niet vrijwillig van afzien. De Hoge Raad liet het oordeel van Hof Den Haag in stand.

Let op! De instelling waar u het vrijwilligerswerk verricht, moet dus een regeling hebben waardoor u recht heeft op een vrijwilligersvergoeding. Daarnaast moet de instelling echter ook bereid én financieel in staat zijn om de vergoeding daadwerkelijk te betalen. Is dat niet het geval, dan kunt u de vergoeding niet als gift in aftrek brengen.

Verklaring

De instelling waarvoor u het vrijwilligerswerk verricht, moet verder een anbi zijn. Daarnaast moet de instelling u een vrijwilligersverklaring geven.

Tip! Op de website van de Belastingdienst vindt u zo’n vrijwilligersverklaring. Met deze verklaring verklaart de instelling onder meer dat u vrijwilligerswerk heeft verricht, daarvoor recht heeft op een vergoeding en dat u afziet van die vergoeding.

Kosten

Als u kosten maakt voor uw vrijwilligerswerk, dan kunt u die kosten als gift in aftrek brengen als u deze kosten niet vergoed kan krijgen of vrijwillig van zo’n vergoeding afziet. Het moet dan wel gaan om kosten die volgens maatschappelijke opvattingen vergoed behoren te worden (denk aan reiskosten, portokosten, kosten papier et cetera).

Let op! Als u ook afziet van de vrijwilligersvergoeding en deze als gift opvoert, komen de kosten alleen voor aftrek in aanmerking als deze hoger zijn dan de vrijwilligersvergoeding.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer zijn inkomsten uit tijdelijke verhuur eigen woning belast?

Als u uw eigen woning of een deel ervan tijdelijk verhuurt, bijvoorbeeld via AirBnb, zijn de voordelen hiervan voor 70% belast in box 1. De rechtbank Noord-Holland heeft in een uitspraak duidelijk gemaakt welke voorwaarden hiervoor gelden en wanneer de woning u als hoofdverblijf ter beschikking staat.

Verhuur aanbouw

Woning

In de betreffende zaak had de eigenaar van een eigen woning deze uitgebreid met een aanbouw. Deze aanbouw werd tijdelijk verhuurd via Airbnb, hetgeen ruim € 2.600 aan huur had opgeleverd. De vraag was of deze inkomsten minus de kosten belast waren in box 1.

Is aanbouw deel van woning?

De rechtbank diende als eerste te oordelen over de vraag of de aanbouw als deel van de eigen woning kon worden gezien. Volgens de rechtbank was dit het geval, nu de aanbouw aan de woning was gebouwd en ook kadastraal daartoe behoorde. Dat de aanbouw een eigen ingang had en over eigen nutsvoorzieningen beschikte, deed niet ter zake.

Heeft het als hoofdverblijf ter beschikking gestaan?

De verhuurder was ook van mening dat het gastenverblijf hem niet ter beschikking stond, maar ook hierin ging de rechtbank niet mee. De eigenaar kon namelijk zelf beslissen of hij de aanbouw al dan niet verhuurde en kon, in de periodes dat de aanbouw niet verhuurd werd, zelf over de aanbouw beschikken. Dat de verhuurder de aanbouw zelf niet gebruikte, was niet van belang.

Tijdelijke terbeschikkingstelling?

De rechtbank oordeelde ten slotte dat er ook sprake was van tijdelijke terbeschikkingstelling. Daarvoor is namelijk bepalend dat de aanbouw na de verhuur weer ter beschikking van de eigenaar komt. Aangezien dit het geval was omdat de aanbouw alles bij elkaar slechts twee maanden was verhuurd, bleef de aanslag overeind en werd de inspecteur in het gelijk gesteld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingrente overige belastingen stijgt per 1 juli naar 6%

De te betalen belastingrente voor vrijwel alle belastingsoorten stijgt per 1 juli 2023 van 4 naar 6%. De hogere rente geldt ook als u belastingrente ontvangt.

Belastingrente betalen

Administratie

Er wordt belastingrente in rekening gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als u te laat aangifte heeft gedaan. Ook wordt belastingrente in rekening gebracht als het bedrag van uw aangifte lager ligt dan de uiteindelijke aanslag. Vanaf wanneer de Belastingdienst rente berekent en meer regels hieromtrent verschillen per type belasting. Deze vindt u duidelijk uitgelegd op de site van de Belastingdienst.

Belastingrente ontvangen

Anderzijds vergoedt de Belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.

Rente vennootschapsbelasting

Voor de vennootschapsbelasting bedraagt de te betalen belastingrente thans 8%. Het is nog niet bekend wat het percentage voor de vennootschapsbelasting per 1 juli 2023 wordt.

Let op! Voor de schenkbelasting geldt geen belastingrente.

Invorderingsrente

Belastingrente is iets anders dan invorderingsrente. U betaalt invorderingsrente als u een belastingaanslag niet op tijd betaalt. De invorderingsrente bedraagt thans 2%, maar stijgt per 1 juli van dit jaar naar 3% en stijgt per 1 januari 2024 verder door naar 4%.

Let op! Deze stijgende invorderingsrente geldt ook voor coronabelastingschulden. Heeft u de mogelijkheid deze versneld af te lossen, dan adviseren wij u dat uiteraard te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitkoopregeling veehouderij bekend, subsidie vanaf 3 juli aanvragen

Veehouders die te veel stikstof produceren en willen stoppen met hun bedrijf, kunnen vanaf 3 juli 9.00 uur de hiervoor beschikbare subsidies aanvragen. Om te berekenen wat de stikstofneerslag van het bedrijf is, is de zogenaamde AERIUS check reeds opengesteld.

AERIUS check

Biggetjes

Via de AERIUS check kunt u de stikstofneerslag van uw bedrijf berekenen. Hiervoor is een speciale site beschikbaar. Met behulp van de check wordt duidelijk wat de stikstofneerslag van uw bedrijf is, en of u mogelijk piekbelaster bent. Op basis hiervan kan worden vastgesteld of en voor welke subsidie u mogelijk in aanmerking komt. 

Subsidies Lbv en Lbv-plus

Subsidies waar veehouders mogelijk aanspraak op kunnen maken betreffen de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en voor piekbelasters de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus). Op de site van de RVO is over deze subsidies meer informatie te vinden.

Subsidie aanvragen

Het loket gaat dus open op 3 juli 2023 om 9.00 uur. De Lbv is aan te vragen tot 1 december 2023 17.00 u. De Lbv-plus is aan te vragen tot 5 april 2024 17.00 uur. Dit kan via RVO.nl.

Zaakbegeleider en adviesvoucher

Veehouders die te veel stikstof produceren en met hun bedrijf willen stoppen, het bedrijf willen aanpassen of bijvoorbeeld verplaatsen, kunnen hulp krijgen van een zaakbegeleider. Daarnaast kan via de site van de RVO vanaf 10 juli 2023 een adviesvoucher worden aangevraagd.

Advies of hulp nodig?

Wilt u graag advies of heeft u hulp nodig bij het invullen en/of aanvragen van de subsidies? Of wilt u eens sparren met een adviseur wat u kunt doen in uw geval? Neem dan contact met ons op. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Waardeverandering effecten van invloed op erfbelasting?

Als u een effectenportefeuille erft, kan de waarde bij overlijden uiteindelijk afwijken van het bedrag dat u voor de effectenportefeuille krijgt. Zelfs als u de portefeuille zo snel mogelijk na het overlijden van de hand doet. Maar heeft dit ook effect op de te betalen erfbelasting?

Waarde op verkrijgingsmoment

Euro

Wettelijk is bepaald dat de waarde van een erfenis wordt bepaald op het moment van verkrijging, ofwel het moment van overlijden van de erflater. Daaraan doet niet af dat een effectenportefeuille op dat moment nog niet meteen te gelde kan worden gemaakt. Hiervoor is namelijk een verklaring van erfrecht nodig.

Let op! De afgifte van een dergelijke verklaring kan enkele weken duren.

Waardedaling twee ton

Dat bovenstaande behoorlijk nadelig kan uitpakken, bleek onlangs voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant. In deze zaak hadden twee neven een effectenportefeuille geërfd met een waarde op de datum van overlijden van 25 februari 2020 van circa €1.472.000. De neven gaven zodra het mogelijk was de bank opdracht de portefeuille te liquideren. Dit leverde op 23 juni van dat jaar een bedrag op van circa €1.255.000, ruim twee ton minder dus.

Waardemutatie zonder effect

De tussentijdse waardemutatie had echter geen effect op de af te dragen erfbelasting, die ruim €313.000 per persoon bedroeg. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen correct volgens de wettelijke bepaling waren vastgesteld, ondanks het feit dat er dan belasting betaald moest worden over een waarde die niet was gerealiseerd. Volgens de erfgenamen was er door geen rekening te houden met de waardemutatie echter sprake van een individuele en buitensporige last.

Last niet sterker

Volgens de rechtbank was hiervan echter geen sprake. De belastingdruk was weliswaar 44,22%, maar door de neven was niet aannemelijk gemaakt dat deze last zich in hun geval sterker liet voelen dan in het algemeen. Daarbij was ook van belang dat een waardedaling van een effectenportefeuille na de overlijdensdatum niet uitzonderlijk is. De rechtbank voegde hieraan toe dat de gerealiseerde lagere opbrengst ook een gevolg was van de keuze de portefeuille zo snel mogelijk na verkrijging te liquideren. De aanslagen erfbelasting bleven dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Einde FOR bij gebroken boekjaar?

U kunt sinds dit jaar niet meer doteren aan uw oudedagsreserve, ofwel de FOR. Maar hoe zit dat als u werkt met een gebroken boekjaar?

Fiscale oudedagsreserve (FOR)

Rekenmachine

Via de FOR kon u tot dit jaar bedragen van de winst reserveren ten behoeve van uw oude dag. De FOR is inmiddels afgeschaft, maar er is een uitzondering gemaakt voor ondernemers met een gebroken boekjaar dat eindigt in 2023.

Vijf situaties

Er worden door de Belastingdienst vijf verschillende situaties geschetst.

In situatie 1 loopt het boekjaar van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2023 en is doteren mogelijk over het hele gebroken boekjaar. 

In situatie 2 zijn er twee ondernemingen en heeft de ene onderneming een boekjaar van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 en de andere van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2023. Doteren is dan alleen mogelijk voor de laatste onderneming.

Lang boekjaar

In situatie 3 loopt het boekjaar van 1 mei 2022 tot en met 31 oktober 2023. Doteren is dan mogelijk over het hele, lange boekjaar. 

Ook in situatie 4 is er een lang boekjaar dat loopt van 1 mei 2021 tot en met 31 januari 2023. Het boekjaar wordt dan gesplitst in een boekjaar van 1 mei 2021 tot en met 30 april 2022 en het tweede boekjaar van 1 mei 2022 tot en met 31 januari 2023. Er kan voor beide gebroken boekjaren gedoteerd worden. 

In situatie 5 loopt het boekjaar van 1 mei 2022 tot en met 31 januari 2024. Er wordt ook dan gesplitst in een eerste boekjaar van 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023 en een tweede van 1 mei 2023 tot en met 31 januari 2024. Doteren kan nu alleen voor het gebroken boekjaar dat eindigt in 2023.

Toelichting

De Belastingdienst geeft aan dat bovenstaande uitkomsten gebaseerd zijn op de wettelijke bepaling dat voor gebroken boekjaren geldt dat in het laatste boekjaar dat is aangevangen vóór 1 januari 2023 toevoeging aan de FOR nog mogelijk is. Ook de splitsing van een boekjaar vloeit voort uit de wet, als er namelijk twee gedeelten ontstaan die in verschillende kalenderjaren eindigen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eerder verplicht aanwezig zijn betekent extra loon

Als een werknemer eerder op zijn werk aanwezig moet zijn om zich voor te kunnen bereiden om met het werk te kunnen starten, en deze verplichting ook is vastgelegd, dient de werkgever deze tijd uit te betalen als loon. Dit heeft het gerechtshof in Den Haag beslist in een zaak waarbij het ging om een werknemer van een callcenter.

Planningsregels

Wekker

Het callcenter hanteerde een reglement als onderdeel van de arbeidsovereenkomst, waaraan de werknemer diende te voldoen. Onderdeel van het reglement was de bepaling dat de werknemer 10 minuten vóór aanvang van het werk aanwezig diende te zijn. De werknemer was van mening dat ook deze 10 munten betaald dienden te worden.

Productieve arbeid?

De werkgever was van mening dat de 10 minuten niet betaald hoefden te worden, omdat in deze tijd geen productieve arbeid werd verricht. Tijdens de zitting werd echter duidelijk dat de werknemer in deze 10 minuten diende in te loggen in het systeem van zijn werkgever en zijn werktelefoon diende te activeren. Ook moest hij dan op de computer diverse programma’s opstarten. Dit alles was bedoeld om exact om 9.00 uur ’s ochtends te kunnen beginnen met het bellen van klanten.

Hof geeft werknemer gelijk

Het gerechtshof stelt de werknemer in het gelijk. Duidelijk is namelijk dat een werknemer zich 10 minuten voor aanvang van de werktijd diende te melden bij zijn supervisor. Dat de tijd om programma’s op te starten minder dan 10 minuten was, doet hier niet aan af. Op de werknemer rust immers de verplichting 10 minuten eerder aanwezig te zijn. Dat ook andere beroepen eisen dat de werknemer eerder aanwezig is dan het tijdstip waarop hij met zijn werkzaamheden dient te beginnen, doet evenmin ter zake.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinetsplannen met betrekking tot zelfstandigen

Het kabinet wil schijnzelfstandigheid tegengaan. Dit vergt een aanpak langs drie lijnen: een gelijker speelveld tussen contractvormen, meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige en verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid.

Toekomstige wijzigingen

Euro

Allereerst worden de fiscale verschillen tussen werknemers in loondienst en zelfstandigen verkleind. Daarmee is al begonnen. Zo is opbouw van de fiscale oudedagsreserve (FOR) al niet meer mogelijk vanaf 2023 en wordt de zelfstandigenaftrek versneld afgebouwd tot € 900 in 2027. Andere maatregelen staan op de planning, zoals een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (AOV), verduidelijking van het werken ‘in dienst van’ en een rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Hiervoor is een wetswijziging nodig.

Let op! De bedoeling is om de parlementaire behandeling van het betreffende wetsvoorstel in 2024 te laten plaatsvinden. Tevens bestaat het voornemen om het huidige handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 volledig op te heffen.

Verplichte AOV

De verplichte AOV gaat vooralsnog alleen gelden voor ib-ondernemers (en meewerkend partners) en niet voor dga’s en resultaatgenieters. Wanneer het in de toekomst uitvoeringstechnisch wel haalbaar is om een onderscheid te maken tussen zelfstandigen met en zonder personeel, kan een verzekeringsplicht voor de dga’s zonder personeel worden ingevuld.

In dienst van

Om nadere invulling te geven aan de open norm ‘werken in dienst van’ worden drie hoofdelementen benoemd: materiële ondergeschiktheid (toezicht, instructies etc.), de organisatorische inbedding van het werk en – als contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst – zelfstandig ondernemerschap binnen de betreffende arbeidsrelatie.

Rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst

Ook is het de bedoeling om het ‘civielrechtelijke rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’, te koppelen aan een maximaal uurtarief. De tariefgrens hiervan wordt nog nader bepaald (mogelijk tarief tussen de 30 en 35 euro).

Het betreft hier overigens een weerlegbaar rechtsvermoeden. Dit betekent dat er bij werken tegen een vergoeding tot maximaal het uurtarief er geacht wordt een arbeidsovereenkomst te zijn. Tegenbewijs waaruit blijkt dat niet sprake is van een arbeidsovereenkomst is echter mogelijk.

Let op! De uiteindelijke toets of sprake is van een arbeidsovereenkomst zal dus gebaseerd blijven op arbeid, loon en werken in dienst van (gezag).

Aanvullende maatregelen specifieke sectoren

Het kabinet vindt de schijnzelfstandigheid problematiek in de sectoren kinderopvang, onderwijs en zorg dusdanig urgent dat er eerder ingegrepen moet worden. Een aanvullende aanpak is hiervoor noodzakelijk. Voor de zomer zal de Tweede Kamer hierover geïnformeerd worden. Bij deze aanvullende maatregelen moet waarde gehecht worden aan het belang van goed werkgeverschap in deze sectoren. Dit kan door het stimuleren van modern werkgeverschap, het bieden van meer flexibiliteit binnen een arbeidsovereenkomst door bijvoorbeeld meer ruimte te geven om de eigen werktijden te kiezen of het bieden van meer autonomie voor de werkende.

Posted in Niet gecategoriseerd

Leg papieren schenking bij de notaris vast

Als iemand een schenking doet, kan hij ervoor kiezen om het schenkingsbedrag nog niet uit te keren maar hiermee te wachten totdat hij overleden is. Dit wordt ook wel een schenking onder schuldigerkenning of een papieren schenking genoemd. Het doel van zo’n schenking is meestal het besparen van erfbelasting. Daarvoor moet de schenking wel door een notaris vastgelegd worden.

Papieren schenking

Administratie

Met een papieren schenking kan bij het overlijden van de schenker erfbelasting bespaard worden. Het bedrag van de papieren schenking komt, als aan de voorwaarden is voldaan, namelijk in mindering op de nalatenschap.

Let op! Een schenking komt ook in mindering op uw nalatenschap als u niet op papier schenkt, maar het schenkingsbedrag uiterlijk 180 dagen voor uw overlijden uitbetaalt.

Voorwaarden

Om erfbelasting te besparen moet de papieren schenking wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet u jaarlijks minimaal 6% rente betalen over het geschonken bedrag. Daarnaast moet u de schenking door de notaris laten vastleggen. Voldoet u niet aan die voorwaarden, dan komt de schenking niet in mindering op uw nalatenschap.

Notariële akte

De Belastingdienst geeft aan dat ook in de volgende situatie een notariële akte nodig is:

Een ouder schenkt op 83-jarige leeftijd op papier een bedrag aan zijn kind. Hij betaalt dit bedrag dus niet uit, maar blijft dit schuldig. In de overeenkomst wordt overeengekomen dat het kind het bedrag mag opeisen als de ouder 105 jaar oud is. De ouder overlijdt eerder. De papieren schenking is niet bij de notaris vastgelegd.

De Belastingdienst vindt dat deze situatie vergelijkbaar is met een situatie waarbij de schenking bij het overlijden van de schenker opeisbaar is en vindt dus dat hier ook sprake is van een zogenaamde ‘schenking ter zake des doods’. Uit de omstandigheden van het geval blijkt namelijk dat er een grote kans is dat de ouder overleden is vóór de opeisdatum. In zo’n geval is de schenking gericht om uitgevoerd te worden na het overlijden, aldus de Belastingdienst. De schenking kan dan niet in mindering komen op de nalatenschap.

Tip! Had de ouder uit het voorbeeld de schenking bij de notaris vastgelegd, had de schenking wel in mindering kunnen worden gebracht op de nalatenschap.

Box 3

De schenking vormt bij u als schenker een schuld in box 3 en bij de ontvanger van de schenking een overige bezitting in box 3. Het forfait voor een schuld in box 3 is in 2023 niet gelijk aan de rente die u betaalt (minimaal 6%), maar veel lager (voorlopig vastgesteld op 2,57%, definitieve vaststelling volgt begin 2024). Het forfait voor de ontvanger van de schenker in box 3 is wel al bekend en bedraagt maar liefst 6,17%.

Let op! Voorlopig zijn dit de vastgestelde wettelijke regels voor de jaren 2023 tot en met 2026. Door deze regels is een papieren schenking op dit moment misschien in uw situatie niet aantrekkelijk. Onze adviseurs kunnen u hier verder over adviseren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overdrachtsbelasting bij koop eigen woning en kamerverhuur

Koopt u een eigen woning die u voor een deel ook gaat verhuren? Dan moet u waarschijnlijk over een deel van de woning het normale overdrachtsbelastingtarief (10,4%) betalen in plaats van het lagere tarief (2%) of de startersvrijstelling. Dit geldt ook als u alleen een kamer verhuurt.

2% overdrachtsbelasting of vrijstelling

Overdrachtsbelasting

Bij de aanschaf van een eigen woning bent u 2% overdrachtsbelasting verschuldigd als u de woning als hoofdverblijf gaat gebruiken. Is dit gebruik tijdelijk, dan geldt echter het tarief van 10,4%, uitzonderingen daargelaten. Voorwaarde voor de 2% is verder dat de u vóór de overdracht van de woning bij de notaris, duidelijk, stellig en zonder voorbehoud schriftelijk verklaart dat u de woning als hoofdverblijf gaat gebruiken en dat dit niet tijdelijk is. De notaris voegt deze verklaring toe aan de akte van levering.

Tip! Onder voorwaarden kan voor kopers tussen de 18 en 35 jaar oud, de startersvrijstelling van toepassing zijn. De aanschaf van de eigen woning is dan vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Een van de voorwaarden is dat de woningwaarde niet hoger is dan € 440.000 (bedrag 2023).

Kamerverhuur

Gaat u een kamer in de nieuwe eigen woning verhuren, dan is het de vraag wat dit betekent voor het tarief van de overdrachtsbelasting. De Belastingdienst heeft aangegeven dat de gemeenschappelijke ruimtes in zo’n geval door u gebruikt worden als hoofdverblijf. Het maakt daarbij dus niet uit dat de huurder ook gebruikmaakt van deze gemeenschappelijke ruimtes.

Dat geldt echter niet voor de verhuurde kamer. Voor dit deel van de woning kan dan daarom het 2%-tarief of de vrijstelling niet worden toegepast, maar bent u 10,4% verschuldigd.

Tip! Dit is alleen anders als de totale oppervlakte van de door u als hoofdverblijf gebruikte ruimtes minimaal 90% bedraagt van de totale oppervlakte van de woning. In zo’n geval kan toch het 2%-tarief of de vrijstelling op de gehele woningwaarde worden toegepast.

Voorbeeld

U verkrijgt een woning met een totale oppervlakte van 80 m2 voor een prijs van € 400.000. U bent 30 jaar oud en doet een beroep op de startersvrijstelling (u voldoet aan alle overige voorwaarden). U gaat een kamer verhuren van 12 m2 in de woning. De huurder maakt ook gebruik van het gezamenlijke toilet, de badkamer, de woonkamer en de keuken (totale oppervlakte 60 m2). U heeft zelf het exclusief gebruik van de andere kamer in het huis ter grootte van 8 m2.

In deze situatie wordt door u 68/80 (85%) als hoofdverblijf gebruikt. Dit betekent dat U op 85% van € 400.000 de startersvrijstelling overdrachtsbelasting kan toepassen. Over 15% van € 400.000 (€ 60.000) bent u 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd (€ 6.240).

Als u van kamer wisselt en de kamer van 8 m2 verhuurt, dan is de vrijstelling op de hele koopprijs van toepassing. In die situatie gebruikt u namelijk 72/80 (90%) als hoofdverblijf. Toegestaan is om bij gebruik van minimaal 90% van de totale oppervlakte de vrijstelling over de gehele woning toe te passen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Reiskosten coronavaccinatie aftrekbaar als zorgkosten

Moest u reizen om een coronavaccinatie te halen? Dan zijn de reiskosten aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Coronavaccinatie

Medisch

Over het algemeen zijn uitgaven die u doet om te voorkomen dat u ziek wordt niet aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten. In 1995 oordeelde de Hoge Raad echter al dat inentingskosten uitgaven voor geneeskundige hulp zijn. De Belastingdienst heeft daarom bevestigd dat deze uitgaven daarmee in de categorie aftrekbare specifieke zorgkosten vallen. Aan de coronavaccinatie zelf waren echter geen kosten verbonden. U kunt hiervoor dus ook niets aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting.

Reiskosten voor coronavaccinatie

Dit is anders voor de reiskosten die u moest maken om naar de vaccinatielocatie te gaan. Deze zijn wel aftrekbaar als specifieke zorgkosten, bevestigde de Belastingdienst.

Let op! U kunt de werkelijke reiskosten in aftrek brengen. Reisde u met het openbaar vervoer of met een taxi, dan zijn dat dus de werkelijke kosten voor het openbaar vervoer of de taxi. Reisde u met de auto? Dan gaat het om de werkelijke kosten per gereisde kilometer. Maakte u ook parkeerkosten, dan kunt u deze kosten bij de aftrekbare autokosten optellen.

Geen aftrek voor (reiskosten) coronatest

Maakte u kosten voor het afnemen van een coronatest? Dan zijn die kosten niet aftrekbaar als specifieke zorgkosten volgens de Belastingdienst. Hetzelfde geldt voor de reiskosten die u maakte naar de testlocatie. De Belastingdienst vindt namelijk dat geen sprake is van genees- en heelkundige hulp die plaatsvindt op voorschrift en onder begeleiding van een arts.

Beperking aftrek

Houd er rekening mee dat voor de aftrek van specifieke zorgkosten een drempelbedrag geldt. Alleen als alle zorgkosten die voor aftrek in aanmerking komen in een jaar boven dit drempelbedrag uitkomen, leidt dit tot een aftrekbaar bedrag. Het drempelbedrag is afhankelijk van uw drempelinkomen en of u een fiscale partner heeft.

Let op! Naast het beperken van de aftrek specifieke zorgkosten door de drempel, kan deze aftrek ook lager uitvallen dan verwacht als uw inkomen hoger was dan € 68.508 in 2021 of € 69.399 in 2022. Uw belastingtarief boven dit inkomen is namelijk 49,50%, maar de aftrek van specifieke zorgkosten vindt niet plaats tegen 49,50% maar tegen 43% in 2021 en 40% in 2022.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-verleggingsregeling vereist identiteit afnemer

Ondernemers die een verleggingsregeling in de btw toepassen, dienen de identiteit van de afnemer vast te stellen. De Hoge Raad oordeelde onlangs dat dit noodzakelijk is vanwege een effectieve controle op heffing en inning van de btw bij de afnemer.

Verleggingsregeling

Administratie

Als een verleggingsregeling van toepassing is, dient niet de leverancier van goederen btw te berekenen en af te dragen, maar de afnemer. Nederland kent een aantal verleggingsregelingen die bedoeld zijn om fraude tegen te gaan en die met name zien op fraudegevoelige artikelen, zoals mobiele telefoons, laptops, oude metalen en lompen.

Afnemer onbekend

In bovengenoemde zaak had een handelaar oude metalen geleverd aan een afnemer, zonder dat de identiteit van de afnemer was vastgesteld. Bij het afhalen van de oude metalen was weliswaar een btw-identificatienummer verstrekt, maar dit bleek niet te kloppen. Toch waren facturen verstrekt waarop de btw was verlegd. De inspecteur legde een naheffing op aan de handelaar vanwege het ten onrechte verleggen van de btw, waarna de zaak voor de rechter kwam.

Identiteit vereist?

In deze zaak was de vraag met name of voor toepassing van de verleggingsregeling de identiteit van de afnemer bekend moest zijn. Hof Den Bosch oordeelde dat het voldoende is als duidelijk is dat de afnemer een ondernemer is, maar volgens de Hoge Raad is dit niet genoeg. Zonder de identiteit is immers niet gegarandeerd dat de verschuldigde btw ook geheven en afgedragen wordt.

Verschillende verleggingsregelingen

In de zaak bij de Hoge Raad ging het om de levering van oude metalen. In de wet zijn echter nog meer verleggingsregelingen opgenomen om fraude tegen te gaan. Het oordeel van de Hoge Raad geldt ook voor die verleggingsregelingen. Het gaat hierbij onder meer om de btw-verleggingsregelingen bij:

  • onderaanneming en personeel uitlenen in de sectoren bouw, scheepsbouw, schoonmaakbedrijven en hoveniers,
  • levering van mobiele telefoons, chips, spelcomputers, laptops en tablets.
  • levering van goud, en
  • levering van afval en oude materialen.

Speel op zeker!

De uitspraak maakt duidelijk dat leveranciers die een verleggingsregeling toepassen er goed aan doen op zeker te spelen. Wie een verleggingsregeling toepast zonder zekerheid te hebben over de identiteit van de afnemer, loopt het risico zelf via een naheffing voor de af te dragen btw op te moeten draaien.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kinderopvangtoeslag in 2024 omhoog?

De maximale uurprijzen en de toetsingsinkomens in de kinderopvangtoeslag gaan volgend jaar omhoog.

Maximale uurprijzen

Baby

Zo wordt de maximale uurprijs voor de dagopvang verhoogd van € 9,12 in 2023 naar € 9,65 in 2024. Voor buitenschoolse opvang bedraagt de maximale uurprijs in 2024 € 8,30 (2023: € 7,85). De maximale uurprijs in de gastouderopvang stijgt van € 6,85 in 2023 naar € 7,24 in 2024.

Indexering toetsingsinkomens

Ook de toetsingsinkomens worden in 2024 geïndexeerd. Omdat deze indexering uitgaat van de gemiddelde inkomensontwikkeling, is de verwachting dat ouders gemiddeld genomen in dezelfde inkomensklasse blijven. Gemiddeld gezien zal de indexering van de toetsingsinkomens derhalve niet leiden tot inkomenseffecten.

Let op! De nieuwe bedragen vanaf 2024 zijn voorlopig vastgesteld door de ministerraad. Ze worden nu eerst nog aan de Tweede en Eerste Kamer voorgelegd en daarna voor advies aan de Raad van State.

Nieuw stelsel vanaf 2027?

Het kabinet is voornemens om in 2027 de kinderopvangtoeslag af te schaffen. Vanaf 2027 zou dan een stelsel met een inkomensonafhankelijke vergoeding ingevoerd moeten worden. Het vergoedingspercentage in dit stelsel zal naar verwachting 96% bedragen.

Let op! Voor een gezamenlijk toetsingsinkomen tot en met € 28.297 bedraagt het vergoedingspercentage in 2024 96% voor het eerste en elk volgend kind. Met het stijgen van het gezamenlijke toetsingsinkomen neemt dit percentage af, tot vanaf een toetsingsinkomen van € 218.105 het percentage 33,3% bedraagt voor het eerste en 67,1% voor elk volgend kind.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorgenomen hervormingen concurrentiebeding

Het kabinet is van plan om het concurrentiebeding te hervormen om zo onnodige beperkingen van zo’n beding en rechterlijke procedures tegen te gaan.

Concurrentiebeding

Administratie

Een concurrentiebeding legt de vrijheid van de werknemer aan banden om na afloop van zijn dienstverband elders in dienstbetrekking dan wel als zelfstandige te gaan werken. Om die reden is het met de nodige waarborgen omgeven. Zo is het alleen rechtsgeldig als het schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer en mag het als hoofdregel alleen worden afgesproken bij arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Het kabinet is van plan om het concurrentiebeding met nog meer waarborgen te omgeven.

Gebruik concurrentiebeding

Uit onderzoek is gebleken dat inmiddels naar schatting ca. 37% van de werknemers aan een concurrentiebeding is gebonden. Eén op de drie werkgevers hanteert een concurrentiebeding, vrijwel altijd als een standaardclausule in het arbeidscontract. Deze werknemers hebben echter vaak geen toegang tot kennis en/of relaties die de concurrentiepositie van de werkgever kunnen schaden. De vraag is dan reëel of het nog wel zinvol is om deze werknemers aan een concurrentiebeding te binden.

Ook geeft ongeveer een derde van de werkgevers aan dat ze het concurrentiebeding gebruiken als manier om werknemers aan zich te binden terwijl de Hoge Raad in de zomer van 2022 expliciet heeft bepaald dat een concurrentiebeding daar niet voor is bedoeld.

Voorgenomen wijzigingen

De minister van SZW wil daarom een wetsvoorstel voorbereiden dat als doel heeft het concurrentiebeding te moderniseren. Ze is van plan de volgende voorgenomen wijzigingen verder uit te werken in een wetsvoorstel:

  • het wettelijk begrenzen van het concurrentiebeding in tijdsduur;
  • het verplicht opnemen in een concurrentiebeding van een geografische bereik, gespecificeerd en gemotiveerd;
  • het evenals bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd ook bij een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verplicht vermelden van een motivatie  van ‘het zwaarwichtig bedrijfsbelang’;
  • het door de werkgever, bij het succesvol inroepen van het concurrentiebeding, in beginsel betalen van een vergoeding, vastgesteld op een bij wettelijk voorschrift bepaald percentage van het laatste verdiende salaris van de werknemer.

Let op! Het is nog niet bekend vanaf wanneer de voorgenomen wijzigingen in zouden moeten gaan. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel eind 2023 ter internetconsultatie wordt aangeboden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fors inkomensnadeel voor nieuwe ouders vanaf 2025

Veel nieuwe ouders gaan er vanaf 2025 in inkomen fors op achteruit. Het inkomensnadeel vloeit voort uit de afschaffing van de IACK per 2024 en de beslissing om kinderopvang nog niet al vanaf 2025 bijna gratis te maken, maar pas twee jaar later, dus vanaf 2027.

Afschaffing IACK

Baby

Omdat de kinderopvang bijna gratis zou worden, wordt voor nieuwe ouders de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) geschrapt. Het schrappen van deze korting gaat wel door per 2025. Hierdoor gaan nieuwe ouders, dus ouders die na 2025 een kind krijgen, meer inkomstenbelasting betalen dan dat zij anders zouden doen. 

Let op! De IACK blijft voorlopig bestaan voor ouders met één of meer kinderen die geboren zijn voor 1 januari 2025.

Voor wie is de IACK?

De IACK is een belastingkorting voor alleenstaande ouders of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor jonge kinderen combineren. Het doel ervan is deze belastingplichtigen extra te motiveren om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Een van de voorwaarden voor de IACK is dat het kind op 1 januari van het jaar jonger is dan 12 jaar. In 2023 bedraagt de maximale IACK € 2.694. Dit wordt bereikt bij een arbeidsinkomen vanaf € 29.076.

Wel extra kinderopvangtoeslag

Als gedeeltelijke compensatie wordt voor de jaren 2025 en 2026 voorgesteld de kinderopvangtoeslag iets te verhogen. Hiervoor wordt in 2025 € 400 miljoen en in 2026 € 1.200 miljoen gereserveerd. Dit is echter bij lange na niet voldoende om nieuwe ouders het gemis aan IACK te compenseren. Het voordeel van de IACK kan gedurende de looptijd dat er voor een kind recht op de korting bestaat oplopen tot ruim € 30.000. De compensatie via bijna gratis kinderopvang is daarom voor veel ouders onontbeerlijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gezonde lunches voor werknemers vrijgesteld?

Arbo-voorzieningen zijn onder voorwaarden vrijgesteld van belastingheffing. Maar geldt dat ook voor gezonde lunches? Hof Den Haag vindt van niet, maar daar is de adviseur van de Hoge Raad het niet mee eens. De vraag is wat de Hoge Raad hiermee gaat doen.

Arbo-voorzieningen

Appel

Verplichte arbo-voorzieningen die voor de werkgever rechtstreeks voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwet, zijn onder voorwaarden vrijgesteld van loonheffing. Het gaat dan kort gezegd om voorzieningen die zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemer. 

Let op! Omdat de voorzieningen gericht zijn vrijgesteld, komen ze niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

Gezonde lunches

De vraag is of gezonde lunches ook gericht zijn vrijgesteld? Een werkgever die kiemgroenten verkocht, voorzag zijn personeel kosteloos en belastingvrij van een gezonde lunch. De Belastingdienst vond dit niet terecht en belastte de lunches alsnog. Hof Den Haag was het hiermee eens, maar de adviseur van de Hoge Raad denkt hier anders over. Volgens hem dienen de lunches niet belast te zijn.

Verplichting Arbowet?

Volgens de adviseur van de Hoge Raad zijn gezonde lunches gericht vrijgesteld, omdat dit onderdeel is van het arbobeleid van de werkgever. De verplichting tot het voeren van ziekteverzuimpreventiebeleid is een verplichting op grond van de Arbowet. Gezondheidsbeleid kan hier onderdeel van zijn, waaronder de verstrekking van gezonde lunches.

Privé besparing

Volgens de adviseur heeft de vrijstelling niet enkel betrekking op voorzieningen die direct samenhangen met verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet. Ook de besparing in privé die werknemers door een gratis lunch genieten, is volgens hem geen reden de vrijstelling niet toe te passen. Hetzelfde geldt voor het feit dat de werkgever invloed heeft op de reikwijdte van de vrijstelling.

Wat betekent dit?

Voor het belastingvrij verstrekken van lunches bestaat vanaf 2022 geen ruimte meer als gevolg van een wijziging van de wet- en regelgeving. Of andere verzuimbeperkende maatregelen nog wel als arbo-voorziening kunnen worden geoormerkt en dus gericht vrijgesteld kunnen worden gegeven is zeer de vraag. De Hoge Raad zal hierover eerst een oordeel moeten vellen. In de praktijk zijn de meningen sterk verdeeld of de Hoge Raad in dit geval de adviseur zal volgen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wettelijke eisen voor definitief reglement ondernemingsraad

Medezeggenschap binnen uw bedrijf begint met een voorlopig or-reglement. Hierin is vastgelegd hoe de or-verkiezingen worden georganiseerd en welke werkwijze de or hanteert. Het voorlopig or-reglement kan na installatie van de or worden omgezet in een definitief reglement.

Wet op de ondernemingsraden

Administratie

Hoe de medezeggenschap binnen uw bedrijf moet worden georganiseerd, is vastgelegd in de Wet op de ondernemingsraden (WOR). In een reglement voor de ondernemingsraad (or) moeten verschillende onderwerpen verplicht worden opgenomen. Ook de procedure om tot een or-reglement te komen is vastgelegd. Wanneer tenminste 50 werknemers in uw bedrijf werkzaam zijn, bent u verplicht een or in te stellen en deze volgens de voorschriften van de WOR te installeren. 

Wettelijke eisen organisatie verkiezingen

Ten aanzien van de or-verkiezingen moeten in het or-reglement in ieder geval de volgende zaken vastgelegd zijn:

  • de kandidaatsstelling;
  • de inrichting van de verkiezingen;
  • de vaststelling van de verkiezingsuitslag;
  • de vervulling van tussentijdse vacatures.

Wettelijke eisen werkwijze or

Aan de werkwijze van de or worden ook eisen gesteld. De volgende zaken dienen te worden opgenomen in het or-reglement:

  • de gevallen wanneer de or bijeenkomt;
  • de wijze waarop de or bijeengeroepen wordt;
  • het aantal leden dat aanwezig moet zijn om een vergadering te kunnen houden;
  • de uitoefening van het stemrecht in de vergaderingen;
  • de werkwijze van het secretariaat;
  • het opmaken en het bekendmaken van de agenda van de vergaderingen van de or en het moment waarop dat gebeurt;
  • het opmaken en het bekendmaken van de (jaar)verslagen van de or.

Andere afspraken in het or-reglement

De or mag allerlei afspraken vastleggen in het reglement zolang het maar niet in strijd is met de wet, bijvoorbeeld over de omvang van de or en de zittingsduur. Als de or in het or-reglement niets regelt over deze onderwerpen, gelden de wettelijke bepalingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verplichte rekenrente pensioen en lijfrente eigen bv blijft 4%

De Hoge Raad heeft in een drietal arresten geoordeeld dat de wettelijke rekenrente van 4% juist is voor waardering van pensioen- en lijfrenteverplichtingen in de eigen bv.

Eigendom

Golf

Een van de argumenten in deze arresten tegen de 4% rekenrente was dat daardoor het eigendom van de belanghebbende wordt aangetast. Immers, er wordt uitgegaan van een verondersteld rendement van 4%, terwijl de marktrente aanzienlijk lager is. Daardoor moet er wel al belasting worden betaald, onder andere als gevolg van de vrijval ten gunste van de winst, terwijl het maar de vraag is of een rendement van 4% wel gehaald gaat worden.

Onredelijke wet

De Procureur Generaal van de Hoge Raad, een soort adviseur van de Hoge Raad, had al geconcludeerd: “Kortom: art. 3.29 Wet IB 2001 is onredelijk eenzijdige wetgeving, maar geen schending van grondrechten, en het staat de fiscale wetgever vrij om onredelijke wetten te maken en slecht koopmansgebruik voor te schrijven.” Ook stelde hij dat “het pensioen in eigen beheer toch was afgeschaft, dus zo groot was het probleem ook nog weer niet.”

Dit staat echter in schril contrast met het Kerstarrest van 2021 van de Hoge Raad inzake de – te hoge, forfaitaire rendementsgrondslag in box 3 voor alle belastingplichtigen. Ook daarbij werd immers uitgegaan van een vast rendement van 4%. Dat is door de Hoge Raad in dat arrest getorpedeerd.

Bezit of verwachting

De Hoge Raad beoordeelde in deze zaken de eigendomsvraag aan de hand van de vraag of het  ingeroepen recht een eigendom (existing possession) is of een gerechtvaardigde verwachting (legitimate expectation). En als er sprake is van inbreuk, of dat is voorzien bij wet (lawful) en een gerechtvaardigd doel in het algemeen belang nastreeft (legitimate aim). Verder moet er een redelijk evenwicht (fair balance) zijn tussen het met de inbreuk nagestreefde doel en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu.

Geen inbreuk op eigendomsrecht

De Hoge Raad oordeelde dat in deze discussie niet is voldaan aan het vereiste van het bestaan van een eigendom of een gerechtvaardigde verwachting in de zin van artikel 1 EP. De correctie en gedeeltelijke, belaste vrijval van de pensioenverplichting maken daarom geen inbreuk op het eigendomsrecht van die bepaling. Het cassatieberoep van de belanghebbenden is dus ongegrond verklaard.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch aftrek hypotheekrente voor Nederlander in België

Een Nederlander die in België woont, kan onder omstandigheden toch recht hebben op de aftrek van hypotheekrente op zijn Nederlandse inkomen. Dit ondanks dat hij in België woont en zijn woning dus in België is gelegen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft onlangs aangegeven welke rol het totale inkomen hierbij speelt.

Buitenlands belastingplichtige

Juridisch

In genoemde zaak ging het om een buitenlands belastingplichtige. De vraag was of er ook sprake was van een ‘kwalificerend buitenlands belastingplichtige’. Dit is een inwoner van een EU-land, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, die over minstens 90% van zijn inkomen loon- of inkomstenbelasting in Nederland betaalt. Een kwalificerend buitenlands belastingplichtige heeft in beginsel namelijk recht op aftrek van zijn hypotheekrente.

Inkomen in box 3

Bij het bepalen van de vraag of er sprake was van een kwalificerend buitenlands belastingplichtige, was in dit geval het inkomen in box 3 een verstorende factor. Ook inkomen in box 3 telt in beginsel namelijk mee als inkomen voor de 90%-eis, maar hierover mag België belasting heffen (als het geen onroerende zaken in Nederland betreft). Omdat daardoor volgens de Nederlandse maatstaven meer dan 10% van het inkomen in België mocht worden belast, werd formeel gezien niet aan deze eis voldaan. De Nederlandse Belastingdienst weigerde daardoor de aftrek van hypotheekrente voor de Belgische woning.

Rechter wijkt af

De rechtbank wijkt in deze zaak echter af van de wettelijke (Nederlandse) eis, omdat het vermogen van de Nederlander in België – op basis van Belgische maatstaven – slechts voor € 650 meetelde als inkomen. Dit vanwege de roerende voorheffing die in België als belasting op vermogensinkomsten wordt ingehouden. Volgens de rechtbank moet voor toepassing van de 90%/10%-eis naar de wetgeving van het woonland worden gekeken, in dit geval dus België.

Toch aftrek hypotheekrente

Hiervan uitgaande was in de betreffende situatie toch voldaan aan de eis dat in Nederland over minstens 90% van het inkomen loon- of inkomstenbelasting werd betaald. Daarmee was er volgens de rechtbank sprake van een kwalificerend buitenlands belastingplichtige en werd de aftrek van de hypotheekrente over de in België gelegen woning toch toegestaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gevolgen voor giften bij intrekking anbi-status

Ontving u een gift van een instelling met een anbi-status? Dan blijft de vrijstelling die hiervoor geldt in principe in stand als de anbi-status van deze instelling met terugwerkende kracht wordt ingetrokken. Deed u een gift aan de instelling, dan blijft de aftrek in principe ook in stand.

Schenkingsvrijstelling

Cadeau

Voor een gift van een instelling met een anbi-status geldt een vrijstelling. Voorwaarde is dat de gift geheel of nagenoeg geheel (= 90%) ten gunste van het algemeen belang is gedaan. Deze vrijstelling is in het leven geroepen om onder meer te voorkomen dat mensen die in nood verkeren, belasting moeten betalen over gekregen hulpgoederen.

Intrekking anbi-status

Als een instelling niet meer aan de voorwaarden voldoet, kan de Belastingdienst de anbi-status intrekken. Dit kan ook met terugwerkende kracht. Deze terugwerkende kracht heeft onder meer tot gevolg dat ten onrechte niet bij de instelling geheven schenk- en erfbelasting bij de instelling zal worden teruggevorderd.

Gevolgen intrekking voor begiftigde

De intrekking van de anbi-status met terugwerkende kracht kan ook tot gevolg hebben dat de ontvanger van een gift alsnog schenkbelasting zou moeten betalen. Als de instelling op het moment van de gift echter in het anbi-register was geregistreerd, blijft de schenkingsvrijstelling toch in stand. De ontvanger van de gift mag dan vertrouwen op die registratie.

Let op! Als de ontvanger van de gift te kwader trouw is, kan geen beroep op dit vertrouwen worden gedaan en vervalt de vrijstelling.

Giftenaftrek

Deed u een gift aan een instelling met een anbi-status en wordt die anbi-status met terugwerkende kracht ingetrokken? Dan wordt de giftenaftrek in uw aangifte alleen teruggevorderd als u te kwader trouw was.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wet toekomst pensioenen definitief!

De Wet toekomst pensioenen is op 30 mei definitief geworden. De Eerste Kamer stemde in grote meerderheid voor.

Ingangsdatum

Euro

De wet gaat per 1 juli 2023 in, maar er geldt wel een overgangsregime voor bestaande pensioenregelingen tot 2028 (dat was in het wetsvoorstel eerst nog 2027).

Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige pensioenstelsel zijn:

  1. Alle pensioenregelingen worden premieovereenkomsten, met een flatratepremie (= eenzelfde premie voor iedere werknemer, ongeacht de leeftijd) van maximaal 30%. Uiterlijk derhalve per 2028, eerder mag. 
  2. Bestaande beschikbare premieregelingen met een stijgende staffel mogen in stand blijven voor alle werknemer die per 1 januari 2028 al in dienst zijn. Nieuwe werknemers krijgen vanaf die datum wel een flatratepremie.
  3. Er moet adequaat gecompenseerd worden voor werknemers die er mogelijk op achteruitgaan. Dit is globaal de groep 45-68 jaar. Wat precies adequaat is, is niet vastgelegd en zal derhalve uitonderhandeld moeten worden per werkgever. De compensatie mag in extra pensioen (de flatrate wordt daartoe 33% tot 2037) of via extra salaris. In geval van extra pensioen geldt dat ook voor nieuwe werknemers gedurende de compensatieperiode.
  4. Pensioenfondsen mogen kiezen tussen de solidaire premieovereenkomst of de flexibele premieovereenkomst (doorbeleggen). De eerste voorziet onder andere in beschermingsrendement voor gepensioneerden en mag een buffer kennen van 15% van het pensioenvermogen om mogelijke verlagingen van ingegane pensioenen op te vangen.
  5. Opgebouwde (middel- of eindloon)pensioenen bij een verzekeraar mogen gewoon in stand blijven. Lopende middelloonregelingen mogen nog tot 2028 omgezet worden in een stijgende beschikbare premiestaffel (die dan weer voortgezet mag worden voor zittende werknemers).
  6. Het partnerpensioen wordt gestandaardiseerd en mag maximaal 50% van het salaris bedragen en wordt per definitie op risico-basis verzekerd.
  7. De mogelijkheid om 10% op de pensioeningangsdatum in één keer uit te laten keren (dit was al wet), gaat waarschijnlijk per 2024 in. Deze uitkering wordt dan belast in het jaar volgend op de AOW-ingang als de uitkering in het eerste jaar waarin AOW wordt ontvangen, wordt genoten. Op die manier hoeft daarover geen AOW-premie betaald te worden.
  8. De lijfrente-aftrek gaat ook naar 30% (nu 13,3%) en de tijdelijke oudedagslijfrente blijft bestaan.
  9. Het pensioen mag nog maar vanaf 10 jaar voor AOW-datum ingaan. Er hoeft dan geen verklaring meer te worden overgelegd dat uit het arbeidsproces wordt gestapt. Nu is de ingangsdatum nog helemaal vrij, maar er moet bij meer dan 5 jaar voor AOW-datum wel een verklaring overgelegd worden dat gestopt wordt met werken.
  10. Tot slot mogen sociale partners verder praten over een regeling voor zware beroepen. Het huidige boetevrije Recht op Vervroegde Uittreding (vanaf 3 jaar voor AOW-datum) loopt per 2025 af.

Transitie

Uiteraard moet de hele pensioentransitie goed vastgelegd worden door middel van een transitieplan (waarin alle keuzes en gevolgen worden uitgelegd), een communicatieplan en een compensatieplan. Daarmee moeten zowel interne als externe toezichthouders instemmen. Het individuele bezwaarrecht van artikel 85 Pensioenwet is tijdelijk buiten werking gesteld. Nu kan een individuele werknemer bezwaar maken bij een collectieve waardeoverdracht. Om te bewerkstelligen dat iedereen overgaat naar het nieuwe systeem is besloten dat hiertegen geen bezwaar mogelijk is.

Let op! Als blijkt dat de transitie niet per 2028 lukt, kan de termijn verlengd worden met een jaar voor individuele pensioenfondsen. De Nederlandsche Bank als toezichthouder geef hiervoor dan toestemming. Mocht blijken dat het voor heel veel uitvoerders geldt, dan kan er uiteraard een generaal pardon komen vanuit de wetgever.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidieregeling praktijkleren vanaf 2 juni weer van start

Wilt u als werkgever een praktijk- of werkleerplaats aanbieden zodat mensen beter voorbereid zijn op de arbeidsmarkt? Kijk dan of u in aanmerking komt voor de Subsidieregeling praktijkleren.

De Subsidieregeling praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die u maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Ook de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio) komen voor subsidie in aanmerking.

Doelgroep Subsidieregeling praktijkleren

Praktijleren

De subsidieregeling is bedoeld voor:

  • kwetsbare groepen op de