Brochure fiscale aspecten opkoopregeling veehouders

De Belastingdienst heeft een brochure gepubliceerd inzake de fiscale aspecten van de opkoopregeling voor veehouders. De brochure is tot stand gekomen in overleg met LTO-Nederland.

Diverse belastingen

Koeien

De brochure gaat in op tal van belastingen die bij de opkoopregeling aan de orde komen. Deze zijn onderverdeeld in inkomstenbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting en schenk- en erfbelasting.

Vraag en antwoord

Via vraag en antwoord geeft de brochure inzicht in aspecten die bij de opkoopregeling van belang kunnen zijn, zoals de mogelijkheid om de herinvesteringsreserve toe te passen, de verschuldigdheid van omzetbelasting over de ontvangen vergoeding, en de gevolgen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in relatie tot de bezitseis bij de erf- en schenkbelasting.

Downloaden

Geïnteresseerden kunnen de brochure downloaden via de site van de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondanks coronasluiting toch gebruikersheffing OZB

Als u een zakelijk onroerend goed gebruikt, kunt u een aanslag gebruikersheffing voor de OZB tegemoet zien. Een ondernemer die zijn restaurant vanwege corona niet mocht openen, kreeg toch een aanslag gebruikersheffing. Rechtbank Oost-Brabant vindt dit terecht.

Gebruikersheffing OZB

Horeca

Aan de eigenaren van een pand wordt een eigenarenheffing OZB opgelegd. Daarnaast kan de gebruiker van een bedrijfspand een gebruikersheffing OZB opgelegd krijgen. Wie een bedrijfspand bezit en het zelf gebruikt, krijgt dus zowel de aanslag voor de eigenaar als voor de gebruiker. Voor woningen geldt alleen de eigenarenheffing.

Gesloten vanwege corona

Een exploitant van een restaurant kreeg een aanslag gebruikersheffing OZB opgelegd voor het door hem gehuurde restaurant. Hij vond dit onterecht, want op de peildatum voor de gebruikersheffing, 1 januari 2021, mocht hij het restaurant vanwege corona niet openen. De inspecteur wees zijn bezwaar af, waarna de zaak voor de rechtbank kwam.

Geen afhaalmaaltijden

De rechtbank vond dat de aanslag terecht was opgelegd. De exploitant had er volgens de rechter ook voor kunnen kiezen om maaltijden af te laten halen of deze te laten bezorgen. Dit was namelijk wel toegestaan. Voor het opleggen van een aanslag gebruikersheffing OZB is immers niet vereist dat het gebruik onbeperkt moet zijn. De gemeente werd dan ook in het gelijk gesteld.

Andere beslissing bioscoop

De rechtbank Limburg heeft vorig jaar beslist dat de gebruikersheffing voor een bioscoop vanwege dezelfde redenen wél moest komen te vervallen. Daarbij overwoog de rechtbank dat de bioscoop tijdens de coronacrisis nergens anders voor kon worden gebruikt. Nu dat in bovenstaande zaak voor het restaurant niet gold, bleef die aanslag in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement weer uitgesteld

Het box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, dat gepland stond vanaf 2026, gaat waarschijnlijk pas op zijn vroegst per 1 januari 2027 in. Dit heeft staatssecretaris Van Rij gezegd in een interview met NRC. Het traject dat voorafgaat aan de invoering, alsmede de noodzakelijke modernisering van de ict-systemen bij de Belastingdienst zijn volgens hem hier debet aan.

Behandeling nieuw wetsvoorstel duurt lang

Euro

In mei van dit jaar wordt het nieuwe box-3 stelsel op basis van werkelijk rendement behandeld in de Tweede Kamer. Aansluitend wordt nog een internetconsultatie aangeboden over het wetsvoorstel. Als daarna nog ongeveer 1,5 jaar nodig is voor het wetgevingstraject, wordt het heel ingewikkeld om invoering per 1 januari 2026 te halen, aldus Van Rij.

In september 2022 werd de invoering van het nieuwe box 3-stelsel al uitgesteld van 2025 naar 2026. Ook de in februari 2023 nog bekendgemaakte planning met daarin een gewenste inwerkingtreding per 1 januari 2026 wordt nu dus niet gehaald.

Modernisering ict en draagvlak

Het uitstel naar 1 januari 2027 wordt ook veroorzaakt door noodzakelijke modernisering van de nodige ict-systemen van de Belastingdienst. Daarnaast is voor het nieuwe box 3-stelsel een breed draagvlak nodig, en dat kost tijd. 

Werkelijk rendement

Voorlopig staat ook nog niet vast wat onder werkelijk rendement moet worden volstaan. Daar wordt in mei over gesproken met de Tweede Kamer. Tijdens de formatie van het kabinet-Rutte is wel afgesproken om een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 2025 in te voeren, maar is niet gesproken over wat onder werkelijk rendement moet worden verstaan, aldus van Rij. Vorig jaar presenteerde het kabinet wel al de contouren voor een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, later dat jaar aangevuld met een schets van twee mogelijke stelsels: vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting. Ook een combinatie van deze twee stelsels lijkt nog mogelijk.

Box 3-stelsel 2023-2026

In de jaren 2023 tot en met 2025 wordt box 3 geheven op basis van de Overbruggingswet box 3. Deze heffing is grotendeels gelijk aan de wijze waarop het rechtsherstel voor de jaren tot en met 2022 berekend wordt. Waarschijnlijk blijft de Overbruggingswet box 3 nu dus ook in 2026 van kracht.

Dit betekent dat in de jaren 2023 tot en met 2025 (en waarschijnlijk ook 2026) de heffing berekend wordt op basis van de forfaitaire spaarvariant. Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen en schulden, maar er geldt voor elk van deze drie groepen een eigen forfaitair rendement.

Let op! De verwachting is dat de Overbruggingswet box 3 nog wordt aangepast op een aantal punten. De Kamer heeft het kabinet al meerdere malen hiertoe opgeroepen, bijvoorbeeld om de onderzoeken of een fijnmaziger rendement op overige beleggingen mogelijk is (in plaats van één rendement voor deze grote diverse groep dat voor 2023 is vastgesteld op 6,17%).

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil strafkorting op AOW schrappen

Het kabinet wil de korting op de AOW schrappen die mensen krijgen als ze in een jaar ten onrechte te weinig of geen premie hebben betaald. Deze korting bedraagt 2% per jaar en kan zelfs tot gevolg hebben dat meer op de AOW gekort wordt dan er aan premie verschuldigd was.

Let op! Het (mogelijk) schrappen van de korting doet niets af aan de betalingsverplichting van de premie.

Kleine groep

Ziek

De korting betreft slechts een kleine groep van zo’n 15.000 AOW’ers. Vaak is er sprake of sprake geweest van gezondheidsproblemen, financiële problemen, huisvestingsproblemen of relatieproblemen. 

Korting door verblijf in buitenland?

Momenteel wordt voor ieder jaar dat iemand niet in Nederland woont of werkt en daardoor niet verzekerd is in Nederland, eveneens een korting van 2% per jaar toegepast. Deze korting blijft wel van kracht.

Geen terugwerkende kracht

De korting wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet voor iedereen geschrapt, dus ook voor bestaande gevallen. Er wordt echter geen terugwerkende kracht verleend over al toegepaste kortingen. Die worden dus niet alsnog uitbetaald.

Let op! Dit voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Urencriterium is serieuze zaak!

Er bestaan voor ondernemers in de inkomstenbelasting enkele specifieke fiscale faciliteiten. Voor de meeste ervan, waaronder de zelfstandigenaftrek, is vereist dat u aannemelijk kunt maken dat u voldoet aan het urencriterium. Het is van belang deze eis niet te lichtvaardig op te vatten.

Urencriterium

Administratie

Het urencriterium houdt in dat u als ondernemer minstens 1.225 uur in het jaar in uw bedrijf werkzaam bent. Ook moet u minstens de helft van uw werkzame tijd aan uw onderneming besteden. Deze laatste eis geldt overigens niet voor starters.

Bewijslast ligt bij u

Desgevraagd moet u aannemelijk kunnen maken dat u aan het urencriterium voldoet. De bewijslast ligt bij u. U zult dus via een urenverantwoording moeten aantonen waaraan u uw tijd heeft besteed en hoeveel uren hiermee gemoeid waren.

Let op! Geef dit zo mogelijk per dag aan, in uren per activiteit.

Specificatie vereist

In een zaak die onlangs speelde voor het gerechtshof Amsterdam werd duidelijk dat u hiermee niet te lichtvaardig moet omgaan. In deze zaak had een ondernemer achteraf een urenspecificatie aangeleverd. Die bestond per dag bovendien uit slechts één activiteit en was dus niet erg specifiek. Zo vermeldde de man als bezigheden in het kader van zijn onderneming bijvoorbeeld schoonmaken, opruimen, verven, werken in de zaak en finance. Volgens de inspecteur en het gerechtshof was dit te algemeen en was daarmee niet aannemelijk gemaakt dat aan het urencriterium werd voldaan.

Wanneer twijfel?

In de praktijk blijkt de fiscus met name meer informatie te vragen als er bij een geringe omzet relatief veel tijd in het bedrijf wordt gestoken. Of als er, net als in deze zaak, naast werkzaamheden in het eigen bedrijf nog veel gewerkt wordt bij derden.

Tip! Houd in uw (digitale) agenda dagelijks uw werkzaamheden bij en vermeld duidelijk wat u doet of gedaan heeft en hoeveel tijd u hier uiteindelijk aan heeft besteed. Dit voorkomt veel gedoe achteraf.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Echtscheiding en uw bedrijf 2023

Wanneer u als ondernemer gaat scheiden, heeft dit in de meeste gevallen ook gevolgen voor de onderneming. Of dit nu een eenmanszaak is of een bv. Een eigen bedrijf maakt een scheiding vele malen lastiger.

Er komen vragen op u af als:

  • Kan de onderneming worden voortgezet?
  • Maakt uw partner aanspraak op een deel van (de waarde van) het bedrijf?
  • Wat gebeurt er met het pensioen?
  • Van welke financiële gegevens moet worden uitgegaan bij het berekenen van alimentatie?

Deze advieswijzer bevat een overzicht van enkele belangrijke zaken waarmee u als ondernemer te maken kunt krijgen bij een echtscheiding. Het zijn complexe zaken, die om deskundige begeleiding vragen. Met behulp van deze advieswijzer inventariseert u uw persoonlijke situatie en komen er zaken aan de orde als:

  • Huwelijksvermogensregime: is er een algehele gemeenschap van goederen (vóór 2018), een beperkte gemeenschap van goederen (vanaf 2018) of heeft u huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden gesloten?
  • Is het Nederlands recht wel van toepassing? Dit kan een rol spelen als u in het buitenland hebt gewoond na uw huwelijk of als u en uw partner (ook) een andere nationaliteit hebben.
  • Rechtsvorm van uw bedrijf: is er sprake van een eenmanszaak, vof, maatschap, bv of andere vorm? Staat het bedrijf op uw naam en/of op uw partners naam? Werkt u beiden in het bedrijf? Is er een regeling getroffen over de eigendom van en/of het recht op een deel van de waarde van de onderneming?
  • Vermogens- en inkomenspositie: wat behoort tot uw privé- en zakelijk vermogen? Waaruit bestaat het gezinsinkomen? Heeft u kinderen?
  • Pensioenen: welke regelingen hebben u en uw partner gesloten? Welke aanspraken heeft u beiden opgebouwd voor en tijdens het huwelijk?
  • Fiscaliteit: wat zijn de fiscale gevolgen van de scheiding? Moet u fiscaal afrekenen over de waarde van het bedrijf? Op welke fiscale valkuilen moet u alert zijn?

Tip! Ga regelmatig na of uw huwelijksvermogensregime nog wel past bij uw zakelijke en privébelangen.

Let op! Sinds 1 januari 2018 is voor nieuw te sluiten huwelijken de beperkte gemeenschap van goederen de standaard. In plaats van één gemeenschappelijk vermogen is sprake van drie vermogens: een huwelijksvermogen en een afzonderlijk vermogen voor ieder van de echtgenoten. Voorhuwelijks ondernemingsvermogen valt niet in de beperkte gemeenschap (vraag ook naar de Advieswijzer Nieuw huwelijksvermogensrecht).

Wel geldt dat een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid voldaan dient te worden aan de gemeenschap, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van de echtgenoten komt of is gekomen. Dit vereist een nauwkeurige administratie tijdens het huwelijk. Het is verstandig om de waarde van de voorhuwelijkse onderneming goed vast te stellen en hierbij op te nemen op basis van welke grondslag dit is gebeurd.

Door de nieuwe wettelijke regeling is het overeenkomen van huwelijkse voorwaarden over het algemeen van nog groter belang.

Verdeling

Scheiding

Bij een algehele of beperkte gemeenschap vindt bij echtscheiding verdeling plaats van het vermogen dat in de gemeenschap is gevallen. Beide partijen zijn gerechtigd tot zijn/haar aandeel in de gemeenschap. In het kader van de verdeling dient waardering van het ondernemingsvermogen dan wel van de aandelen plaats te vinden, op voorwaarde dat deze tot de gemeenschap behoren.

Huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden

Zonder huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden valt de (waarde van de) onderneming in de te verdelen gemeenschap; met uitzondering van het voorhuwelijks ondernemingsvermogen bij een beperkte gemeenschap van goederen. In dat geval kan wel sprake zijn van een redelijke vergoeding aan de gemeenschap voor kennis, vaardigheden en arbeid, die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen.

Wellicht heeft u in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden wel specifieke bepalingen opgenomen over de gerechtigdheid tot het eigen bedrijf. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een verrekenbeding, waarbij de waarde van het geheel of van een gedeelte van de onderneming moet worden verrekend.

Ook kan het zijn dat u een zogenaamd jaarlijks verrekenbeding in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden heeft staan waar u nooit uitvoering aan heeft gegeven. De wet gaat er bij een echtscheiding dan in beginsel van uit dat uw totale vermogen gelijk met elkaar verrekend dient te worden.

Tegenbewijs is weliswaar mogelijk, maar de praktijk leert dat dit vaak erg lastig is. Ook kan het zijn dat er wel jaarlijkse berekeningen zijn gemaakt, maar dat die niet goed blijken te zijn; bijvoorbeeld omdat opgepotte winsten in de bv niet meegerekend zijn, terwijl dat wel had gemoeten. Het gevolg is dan dat of de berekeningen opnieuw gemaakt moeten worden (hetgeen vaak complex blijkt te zijn), of dat het totale vermogen toch verrekend dient te worden.

In het kader van een echtscheiding kan om afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden worden gevraagd. Het kan dan gaan om verdeling van een eenvoudige gemeenschap of een verrekening in het kader van een verrekenbeding.  Ook is het vaak lastig om achteraf nog vast te stellen wat er precies tussen de partijen verrekend moet worden.

Let op! Als u voor het huwelijk een eenmanszaak had die u tijdens het huwelijk met beperkte gemeenschap van goederen (dus alleen bij huwelijken gesloten na 1 januari 2018) in een besloten vennootschap heeft ingebracht, dan wordt deze besloten vennootschap niet zonder meer beschouwd als een voorhuwelijkse onderneming. Dit kan betekenen dat de vennootschap gemeenschappelijk is geworden en uw partner recht heeft op de helft van de waarde van de aandelen in de vennootschap.

Het kan dus zomaar zijn dat u als ondernemer de waarde van uw onderneming moet delen met uw (ex-)partner. De activa/passiva van het bedrijf dienen hiervoor reëel te worden gewaardeerd. De scheiding brengt het risico met zich mee dat het uitkopen van de ex-partner ten koste kan gaan van de continuïteit van het bedrijf. Als het bedrijf dan ook de belangrijkste inkomensbron is, is het zaak te zoeken naar passende oplossingen. Denk hierbij ook aan het (tijdelijk) aanhouden van een belang in de onderneming door uw ex-partner. Maar ook aan het verrekenen met andere bezittingen of het overnemen van schulden.

Let op! Ga na of bij een bedrijfsfinanciering ook privézekerheden, bijvoorbeeld een hypotheek op de woning, zijn verstrekt. Dit vraagt dan om extra aandacht bij de afwikkeling van de scheiding.

Verevening van pensioenrechten

Bij een echtscheiding heeft de ex-partner in principe recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Dit wordt pensioenverevening genoemd. Daarnaast heeft de ex-partner recht op een bijzonder partnerpensioen/nabestaandenpensioen.

Tip! U bent vrij om samen met uw ex-partner een andere verdeling af te spreken of zelfs te besluiten niet tot verevening van het ouderdomspensioen over te gaan. Ook conversie van pensioen is mogelijk. Wijkt u af van de wettelijke regeling, dan moet dit wel zijn vastgelegd in de huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant.

Fiscale gevolgen afspraken pensioen

Over pensioen in eigen beheer heeft u voor 1 januari 2020 moeten beslissen, opbouw is sinds 1 juli 2017 al niet meer mogelijk. Koos u ervoor om het pensioen in eigen beheer ongewijzigd te laten (zonder verdere opbouw) en gaat u scheiden, dan blijft uw ex-partner voor zijn of haar deel van het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer afhankelijk van het reilen of zeilen van uw bv. De bv is en blijft immers in dit geval de pensioenuitvoerder. Omdat dit nadelig kan zijn voor uw ex-partner, kan deze ex-partner eisen dat het pensioenaandeel elders wordt ondergebracht. U en uw bv moeten hieraan meewerken. Dit is alleen anders als door afstorting van het pensioen de continuïteit van uw onderneming aantoonbaar in gevaar komt. Bovendien mag het afstorten er niet voor zorgen dat uw eigen pensioen in gevaar komt.

Tip! Het staat u en uw (ex-)partner te allen tijde vrij om te kiezen voor een alternatieve financiële oplossing.

Koos u ervoor om de pensioenaanspraak in eigen beheer af te kopen met een belastingkorting of om te zetten in een oudedagsverplichting, dan verliest uw partner zijn of haar rechten op een deel van het in eigen beheer opgebouwde ouderdomspensioen (partnerpensioen). Uw partner dient daarvoor wellicht ‘passend’ te worden gecompenseerd. ‘Passend’ kan ook betekenen dat u samen met uw partner schriftelijk vastlegt dat compensatie (uitsluitend) plaatsvindt wanneer u overlijdt of bij echtscheiding. Ook hier geldt dat iedere keuze mogelijk fiscale voordelen biedt, maar ook tot ongewenste fiscale complicaties kan leiden en dus moeten deze vooraf goed in beeld gebracht worden.

Let op! In bepaalde situaties is de partnercompensatie belast als periodieke uitkering en/of aftrekbaar als onderhoudsverplichting.

Alimentatie

Ook na een echtscheiding hebben uw ex-partner en u de plicht voor elkaar en de kinderen te zorgen door bij te dragen in de kosten van levensonderhoud (alimentatie). Voor het berekenen van de alimentatie gelden de zogenaamde ‘Tremanormen’. Bij de ondernemer is het van groot belang om niet alleen naar de jaarstukken uit het verleden te kijken, maar ook naar de kasstroom van de ondernemer, prognoses en informatie over de onderneming en de branche.

Partneralimentatie

Wanneer een van de ex-partners niet genoeg inkomsten heeft om van te leven, heeft de ander de plicht om bij te dragen in de kosten. Bij verzoekschriften die na 1 januari 2020 zijn ingediend, geldt dat de partneralimentatie beperkt is in duur. Hoe lang alimentatie betaald dient te worden, hangt af van verschillende factoren, zoals de duur van het huwelijk, leeftijd van betrokkenen, leeftijd van eventuele kinderen en het moment van het ontvangen van AOW. Een veel gehoorde misvatting is dat de duur van partneralimentatie standaard vijf jaar zou zijn.

Let op! Partneralimentatie is bij de betaler ervan aftrekbaar en bij de ontvanger belast.

Voor de verkrijger van alimentatie zijn de hiermee samenhangende advocaatkosten aftrekbaar als de procedure ter verkrijging van alimentatie voor hem of haar succesvol verloopt. Dit is ook het geval als de verkrijger geen succes heeft, maar er een redelijke kans op succes is geweest. Degene die alimentatie moet betalen, kan de kosten van de advocaat niet aftrekken. Dit staat los van de vraag of de procedure voor degene van wie de betaling geëist werd, al dan niet succesvol is verlopen.

Over de hoogte en de duur van de alimentatie kunt u met elkaar naar eigen inzicht en mogelijkheden afspraken maken. Neem de afspraken volledig en duidelijk op in een echtscheidingsconvenant. Voorkom discussie over het ondernemersinkomen en de onderlinge draagkrachtverdeling. Daarnaast is het bij een ondernemer van groot belang dat een dubbeltelling voorkomen wordt. Toekomstige geldstromen van de onderneming moeten niet twee keer worden meegenomen, dat wil zeggen zowel bij de waardering van de aandelen als bij de alimentatie.

Kinderalimentatie

De kosten van de kinderen (ook wel behoefte genoemd) worden in beginsel berekend aan de hand van het netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van het uiteengaan. Verder wordt rekening gehouden met het aantal kinderen in een gezin en de leeftijd van de kinderen. Ook kan rekening worden gehouden met de (netto) oppaskosten voor en na de scheiding.

Bij het bepalen van draagkracht van ouders voor kinderalimentatie wordt gebruikgemaakt van een formule die is opgenomen in de Tremanormen. Aan de hand van het netto besteedbaar inkomen wordt dan berekend wat een ouder redelijkerwijs kan bijdragen in de kosten van de kinderen. In de formule wordt rekening gehouden met de bijstandsnorm, alsook een component voor woonlasten.

Worden er schulden afgelost of heeft iemand bijzondere verplichtingen, zoals een arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan kan de formule hierop worden aangepast. Ouders die gaan scheiden, hoeven minder kinderalimentatie te betalen naarmate zij meer voor de kinderen zorgen (zorgkorting).

Let op! In tegenstelling tot partneralimentatie is kinderalimentatie bij de betaler ervan niet aftrekbaar en bij de ontvanger onbelast.

Fiscaal partnerschap

Een echtscheiding kan voor de scheidende partners uiteenlopende fiscale consequenties hebben. Op het moment dat u het verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed heeft ingediend en u ook niet meer op hetzelfde adres ingeschreven staat, bent u geen fiscaal partner meer. Wel mag u in dat jaar nog kiezen om als fiscale partners de belastingaangifte in te vullen. Dit kan het jaar daarop niet meer. Bent u geen fiscaal partner meer, dan heeft dit vooral direct gevolgen voor een aantal regelingen in de inkomstenbelasting en voor eventuele toeslagen. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende regelingen.

Doorschuiffaciliteit

Behoort het ondernemingsvermogen tot de te ontbinden gemeenschap van de (huwelijks)partners? Dan wordt het deel van uw onderneming, dat volgens het huwelijksvermogensrecht toekomt aan uw partner, bij ontbinding van de gemeenschap geacht te zijn overgedragen tegen reële waarde. Over de fiscale meerwaarde (goodwill, reserves en stille reserves) van dit deel van de onderneming moet u als ondernemer dan afrekenen. Onder voorwaarden hoeft er echter niet te worden afgerekend en geldt er een belastingvrije doorschuiffaciliteit.

Terbeschikkingstelling (TBS)

Als u een vermogensbestanddeel (zoals een pand) ter beschikking stelt aan de onderneming, aanmerkelijk belang vennootschap of werkzaamheid van een verbonden persoon, dan is op dit vermogensbestanddeel de TBS-regeling van toepassing. Partners gelden voor de TBS-regeling als verbonden personen. De positieve en negatieve voordelen behaald met dit vermogensbestanddeel vormen dan belastbaar resultaat uit overige werkzaamheid (box 1). Met de echtscheiding eindigt de verbondenheid en de terbeschikkingstelling en vindt over het betreffende (aandeel in het) TBS-vermogen een fiscale afrekening plaats, tenzij er een doorschuiffaciliteit (fiscale begeleiding) van toepassing is. Bij huwelijkse voorwaarden speelt dit vaak niet. Het vermogensbestanddeel behoort tot uw vermogen en alleen u heeft te maken met de TBS-regeling.

Aanmerkelijk belang

Hebben uw partner en u een aanmerkelijk belang (AB), dan kan de scheiding tot gevolg hebben dat bij een of beide partners niet langer sprake is van een aanmerkelijk belang. Op dat moment is sprake van een fictieve vervreemding in de zin van de AB-heffing met een fiscale afrekening tot gevolg. Onder voorwaarden geldt ook hier een doorschuiffaciliteit.

Eigen woning

Bij een echtscheiding verlaat doorgaans een van de partners de woning. Op dat moment is deze woning voor de vertrekkende partner geen hoofdverblijf meer en daarmee zou voor dit aandeel in de woning de eigenwoningregeling en bijbehorende hypotheekrenteaftrek komen te vervallen. Maar, op voorwaarde dat de ex-partner in de woning blijft wonen, blijft de eigenwoningregeling op grond van de scheidingsregeling nog maximaal twee jaar na vertrek gelden. Naast de scheidingsregeling zijn er ook nog vele fiscale valkuilen als er een eigen woning in het spel is. Zo kan de aftrekbaarheid van de eigenwoningrente (deels) in gevaar komen als hierover geen goede afspraken zijn gemaakt.

Tot slot

Een echtscheiding vraagt om goede fiscale begeleiding. Er zijn veel regels om rekening mee te houden. Denk hierbij ook aan de verdeling van lijfrenten en kapitaalverzekeringen. Wij kunnen u begeleiden bij dit complexe proces.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorschot TEK gedaald naar 35%, start op 21 maart

Ondernemers in het mkb van wie de energiekosten minstens 7% van de omzet uitmaken, kunnen van 21 maart tot 2 oktober 2023 de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) aanvragen. Het voorschot aan subsidie dat ondernemers na toekenning ontvangen, is verlaagd van 50 naar 35%.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK)

Brood

De TEK is bedoeld als tegemoetkoming in de sterk gestegen energiekosten voor mkb-bedrijven die relatief veel energie verbruiken. Naast de energie-intensiteitseis, geldt er nog een aantal andere voorwaarden. 

Terugwerkende kracht

De tegemoetkoming kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd voor de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023 bij de RVO. In eerste instantie wordt er bij toekenning een voorschot uitbetaald.

Let op! Omdat de energieprijzen de laatste tijd weer dalen, is het voorschot verlaagd van 50 naar 35%.

Aanvragen

U kunt de TEK aanvragen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Aanvragen kan alleen digitaal en moet met behulp van eHerkenning niveau eH3. Zzp’ers en eenmanszaken kunnen echter ook DigiD gebruiken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook dwangsom bij verzoek ambtshalve vermindering

Als u te laat bent met bezwaar maken tegen uw belastingaanslag, kunt u een verzoek indienen om ambtshalve vermindering. De fiscus moet hier binnen acht weken op reageren. Blijft een reactie uit, dan kunt u een dwangsom eisen. Dit geldt ook als u een verzoek heeft ingediend tot ambtshalve vermindering van uw aanslag.

Ambtshalve vermindering

Juridisch

U kunt een verzoek tot ambtshalve vermindering indienen tot vijf jaar na het jaar waarover de aanslag gaat. U heeft bij zo’n verzoek wel minder rechten, want u kunt na afwijzing ervan bijvoorbeeld niet in bezwaar. In een zaak die voorlag bij de Hoge Raad ging het om een aanslag gemeentelijke heffingen.

Dwangsom

Reageert de fiscus niet tijdig op verzoeken waarvan is bepaald dat een beschikking moet worden afgegeven, dan kan verzocht worden om een dwangsom. Dit kan nadat de reactietermijn is verstreken. De fiscus heeft dan nog twee weken de tijd om te reageren. Gebeurt dat niet, dan heeft u recht op een dwangsom. Die bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de daarop volgende veertien dagen € 45 per dag. 

Let op! De dwangsom kan dus maximaal € 1.442 bedragen.

Ook bij verzoek om ambtshalve vermindering?

In genoemde zaak had een gemeente niet tijdig gereageerd op een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag gemeentelijke heffingen. Het verzoek werd te laat alsnog toegekend, maar er werd geen dwangsom betaald. Als reden werd gegeven dat volgens een circulaire met nadere uitleg een dwangsom niet van toepassing is bij ambtshalve beschikkingen.

Hoge Raad acht burgerrechter bevoegd

De Hoge Raad is van mening dat ook bij ambtshalve genomen beschikkingen een dwangsom mogelijk is. Dan is echter niet de bestuursrechter bevoegd, maar de burgerrechter. Volgens de Hoge Raad geeft de genoemde circulaire niet weer wat de wetgever met de dwangsomregeling wilde bereiken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie CO2-besparing meer gericht op mkb

De subsidie op investeringen gericht op besparing van CO2, de Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI), is dit jaar meer gericht op het mkb. Ook is er drie keer zoveel subsidie beschikbaar dan vorig jaar, waardoor het budget dit jaar uitkomt op € 138 miljoen.

Waarvoor VEKI?

Vuilnis

De VEKI is bestemd voor investeringen die CO2 besparen en zonder subsidie een terugverdientermijn hebben die langer is dan vijf jaar. Investeringen met een kortere terugverdientermijn moeten bedrijven namelijk al verplicht uitvoeren. Het betreft onder meer energiebesparende investeringen en investeringen inzake de recycling van afval.

Werking al bewezen

De subsidie is voor investeringen in apparaten, systemen of technieken waarvan de werking al is bewezen in de industrie. Het gaat dan om bedrijven die goederen produceren en daarbij grondstoffen verwerken, afval en afvalwater verwerken of energie distribueren.

Let op! U kunt een idee vooraf vrijblijvend door de RVO laten toetsen. Deze toets kunt u online aanvragen.

Meer gericht op mkb

De VEKI is dit jaar meer gericht op het mkb door het minimale subsidiebedrag te verminderen naar € 30.000. Vorig jaar bedroeg het minimum nog € 125.000. De maximumsubsidie die u via de VEKI kunt krijgen, bedraagt € 15 miljoen.

Aanvragen

U kunt de VEKI aanvragen via site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Dit moet digitaal met gebruik van eHerkenning niveau eH3. Aanvragen kan vanaf 15 maart 2023 9:00 uur tot 9 januari 2024 17:00 uur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vakantieloon? Ook structurele overuren en toeslagen tellen mee

Een werknemer eiste dat zijn werkgever ook overuren en toeslagen zou meetellen in de berekening van zijn vakantieloon. Bij een kantonrechter kreeg hij gelijk over de toeslagen, maar niet over de overuren. Het Gerechtshof in Den Haag, dat de zaak in hoger beroep behandelde, oordeelde anders.

Minimaal 4 weken vakantie met behoud van loon

Vakantie

Werknemers hebben jaarlijks recht op minimaal vier weken aan wettelijke vakantiedagen (viermaal de wekelijkse arbeidsduur), waarin het loon wordt doorbetaald. Doorbetaling van loon heeft tot doel dat werknemers zich tijdens de jaarlijkse vakantie in een situatie bevinden die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens gewerkte periodes.

Minder loon tijdens vakantie

Een werknemer ontving tijdens vakantiedagen minder loon dan tijdens werkdagen. Zijn werkgever had bij het berekenen van het vakantieloon geen rekening gehouden met de structureel gewerkte overuren en nachtdiensten. De werknemer stapte naar de rechter en vorderde van zijn werkgever achterstallig vakantieloon. De kantonrechter gaf hem gelijk over de nachtdiensten, maar niet over de overuren.

Overwerkvergoeding en toeslagen een belangrijk onderdeel van loon

De werknemer ging in hoger beroep en kreeg gelijk. Het Gerechtshof oordeelde dat overuren en toeslagen wel degelijk meetellen. De werknemer had tijdens zijn vakantie recht op een beloning die vergelijkbaar was met zijn beloning tijdens gewerkte periodes. 

Het Gerechtshof beargumenteerde het als volgt: uit de arbeidsovereenkomst vloeit voort dat de werknemer min of meer de verplichting heeft om overuren te maken. De vergoeding daarvan is een belangrijk onderdeel van de totale vergoeding die hij voor het uitvoeren van zijn werk ontvangt. 

Daarom moet de vergoeding voor de overuren worden meegeteld voor het gewone loon waarop hij recht heeft tijdens zijn jaarlijkse doorbetaalde vakantie. De toeslag voor het werken in nachtdiensten moet ook worden meegerekend, omdat het werken in nachtdiensten besloten ligt in de functie, zoals die beschreven is in de arbeidsovereenkomst.

Ook als sprake is van (schijnbare) vrijwilligheid

Ook al had de werknemer de vrijheid had om met zijn werkgever af te spreken dat hij geen of minder overuren (meer) wilde maken, feitelijk maakte hij deze overuren wel op basis van de bestaande (stilzwijgende) afspraken en roosters. Het ging in dit geval niet alleen om onvoorziene uitloop van een enkele klus, maar om ingeroosterde werkzaamheden waarbij de werknemer structureel, jarenlang en vrijwel iedere verloningsprocedure werd ingepland voor meer dan veertig uur in een week, ook in de weekenden.

Doorbetaling om een negatieve prikkel te voorkomen

Het loon voor een week vakantie moet dus worden berekend alsof de werknemer in die vakantieweek een gemiddeld aantal overuren werkt en toeslagen ontvangt en die ook uitbetaald zou hebben gekregen. Dit om te voorkomen dat er mogelijk een negatieve (financiële) prikkel ontstaat om geen vakantie te nemen. Uit de Europese richtlijnen, waarop de uitspraak van de rechter is gebaseerd, vloeit voort dat de werknemer juist de gelegenheid moet krijgen te recupereren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Forfaits spaartegoeden en schulden box 3 voor 2022 bekend

De staatssecretaris heeft de forfaits in box 3 voor het jaar 2022 bekendgemaakt. Voor spaartegoeden bedraagt dit forfait in 2022 0%, voor schulden 2,28%. Het forfait voor overige bezittingen was al langer bekend en bedraagt 5,53%.

Box 3 in 2022

Rekenmachine

In 2022 wordt uw box 3-inkomen nog op twee manieren berekend:

  • volgens de oude manier, waarbij wordt uitgegaan van forfaits en een fictieve verdeling van uw vermogen, en
  • volgens de nieuwe manier, waarbij wordt uitgegaan van forfaits en de daadwerkelijke verdeling van uw vermogen.

Let op! 2022 is het laatste jaar waarin het box 3-inkomen nog op twee manieren berekend wordt. Vanaf 2023 wordt alleen nog de nieuwe manier door de Belastingdienst toegepast.

Nieuwe manier

De nieuwe manier van berekenen van de box 3-heffing gaat uit van forfaits voor drie vermogensgroepen te weten banktegoeden, overige bezittingen en schulden.

  • Het forfait voor banktegoeden is gebaseerd op de gemiddelde rente op deposito’s. Voor het belastingjaar 2022 is dit 0%. Voor het belastingjaar 2021 bedroeg dit nog 0,01%.
  • Het forfait voor overige bezittingen is gebaseerd op het forfait uit rendementsklasse II van de oude manier van berekenen van de box 3-heffing. Voor het belastingjaar 2022 is dit 5,53%. Voor het belastingjaar 2021 bedroeg dit nog 5,69%. Voor het jaar 2023 bedraagt dit 6,17%.
  • Het forfait voor schulden is gebaseerd op de gemiddelde hypotheekrente. Voor het belastingjaar 2022 is dit 2,28%. Voor het belastingjaar 2021 bedroeg dit nog 2,46%.

Op basis van de forfaits van de verschillende vermogensgroepen wordt het totale forfaitaire rendement berekend. Dit vormt de basis voor de nieuwe manier van berekenen van de box 3-heffing. Die wordt vergeleken met de oude manier van berekenen. Bij de vaststelling van uw box 3-heffing in 2022 houdt de Belastingdienst automatisch alleen rekening met de laagste uitkomst van de twee berekeningen.

Maak bezwaar

Vanaf 1 maart 2023 is het mogelijk om aangifte inkomstenbelasting 2022 in te dienen. Overleg na ontvangst van uw definitieve aanslag 2022 met onze adviseurs of bezwaar maken verstandig is. Inmiddels is namelijk al enige rechtspraak verschenen over de vraag of recht bestaat op verdere verlaging van de box 3-heffing als het werkelijke rendement lager is. Deze rechtspraak ligt echter niet allemaal op één lijn en de Hoge Raad moet nog oordelen.

Tip! De eerste definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2022 worden op zijn vroegst vanaf mei 2023 opgelegd. Op dat moment is hopelijk ook meer bekend over de wijze waarop u bezwaar zou moeten maken en of dat ook zin heeft.

Let op! Ontvangt u een definitieve aanslag over een eerder belastingjaar, dan is het advies om te overleggen met onze adviseurs of bezwaar maken verstandig is. Dat lijkt op dit moment in ieder geval verstandig als uw werkelijke rendement lager is dan het rendement waarmee in uw definitieve aanslag is gerekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Beperkte gemeenschap van goederen 2023

Voor de ondernemer die na 1 januari 2018 is getrouwd zonder huwelijksvoorwaarden, geldt de beperkte gemeenschap van goederen. Een ondernemer doet er verstandig om huwelijkse voorwaarden overeen te komen met zijn of haar aanstaande echtgenoot of geregistreerd partner.

Bent u voor 1 januari 2018 getrouwd en heeft u geen huwelijksvoorwaarden opgesteld? Dan blijft voor u de oude wettelijke regeling gewoon gelden, de algehele gemeenschap van goederen.

De beperkte gemeenschap van goederen

Huwelijk

Vanaf 1 januari 2018 kunt u nog alleen in algehele gemeenschap van goederen trouwen als u dit afspreekt bij huwelijkse voorwaarden. Als u niets met elkaar regelt, krijgt u automatisch te maken met de beperkte gemeenschap van goederen.

Dit geldt op voorwaarde dat het Nederlandse recht op uw geval van toepassing is. Als u bijvoorbeeld meerdere of een andere nationaliteit(en) heeft of als u direct na uw huwelijk in het buitenland bent gaan wonen, kan het zijn dat Nederlands recht op uw geval helemaal niet van toepassing is. U dient zich in dat geval goed te laten voorlichten over de vraag of het Nederlands huwelijksvermogensrecht in uw geval wel geldt.

Tip! Ook in zo’n geval kunnen huwelijkse voorwaarden overigens uitkomst bieden, doordat u hierin expliciet kunt kiezen voor de toepassing van bijvoorbeeld het Nederlands huwelijksvermogensrecht. Dit voorkomt een hoop discussies of onduidelijkheid achteraf.

Let op! Raadpleeg tijdig een deskundige die de gevolgen kan overzien als uw situatie ‘iets internationaals’ heeft.

Drie vermogens

Uitgangspunt van de huidige  wettelijke regeling van de beperkte gemeenschap van goederen is dat er drie vermogens zijn in plaats van één gemeenschapsvermogen, namelijk: het privévermogen van de één, het privévermogen van de ander en het gemeenschappelijke vermogen. De gemeenschap omvat alle gezamenlijke goederen en gezamenlijke schulden die echtgenoten voor het huwelijk al hadden en alle goederen en schulden die zij vanaf aanvang van de gemeenschap tot aan de ontbinding van de gemeenschap verkrijgen of maken, met uitzondering van erfenissen, schenkingen of verknochte goederen, zoals een letselschade-uitkering. Het privévermogen en de privéschulden van voor het huwelijk vallen buiten de gemeenschap.

Vaker privé

Het feit dat er standaard drie vermogens zijn, maakt dat u al gauw  te maken kunt krijgen met de zogenaamde vergoedingsrechten. Hiermee wordt bijvoorbeeld de situatie bedoeld dat privégeld, zoals een ontvangen erfenis, is geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed, zoals de echtelijke woning, en dit bedrag vergoed dient te worden door de gemeenschap. Onder de oude wetgeving was dit voorbeeld alleen aan de orde voor zover er sprake was van een erfenis die verkregen is onder een uitsluitingsclausule. Dat wil zeggen: de overledene heeft in een testament uitdrukkelijk bepaald dat de erfenis niet in enige gemeenschap zal vallen.

Let op! Bij de beperkte gemeenschap van goederen is het maken van een uitsluitingsclausule door een erflater niet meer nodig. Er kan wel een insluitingsclausule of gemeenschapsclausule worden gemaakt indien iemand wil dat de partner van de erfgenaam ook erft.

Onderneming

Voorhuwelijks ondernemingsvermogen valt niet in de gemeenschap. Als u als ondernemer in het huwelijk treedt, valt de onderneming dus niet in de beperkte gemeenschap. Veel discussie valt in de praktijk te verwachten ten aanzien van de nieuwe wettelijke bepaling die een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid in het kader van die voorhuwelijkse onderneming voorschrijft. De vergoeding dient voldaan te worden aan de gemeenschap.

De redelijke vergoeding is aan de orde voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen. Onduidelijk en onzeker is wat ‘een redelijke vergoeding’ is en hoe dit precies bepaald dient te worden. Op het moment dat rechters zich hierover gaan uitlaten, ontstaan op dit punt wellicht richtlijnen. Lastig is echter in hoeverre aan de rechter voorgelegde gevallen vergelijkbaar met elkaar zullen zijn.

Tip! Maak voorafgaand aan het huwelijk afspraken over de invulling van het begrip ‘redelijke vergoeding’ of wijk af van de wettelijke regeling in huwelijkse voorwaarden.

Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat dit vergoedingsrecht kan worden vastgesteld aan de hand van de toegenomen waarde van het privévermogen. Ook dient het vertrekpunt in kaart te worden gebracht: wat was de waarde van de voorhuwelijkse onderneming ten tijde van de huwelijksvoltrekking? Op welke grondslag heeft deze waardering plaatsgevonden? Heeft deze waardering plaatsgevonden door een professional waar beide echtgenoten vertrouwen in hebben?

Tip! Wanneer u de rechtsonzekerheid die de beperkte gemeenschap van goederen op dit punt met zich meebrengt zo veel mogelijk wilt voorkomen, doet u er verstandig aan huwelijkse voorwaarden te laten opstellen.

Tip! Leg het vermogen of de waarde van de onderneming en het privévermogen van partijen voor het huwelijk nauwkeurig vast.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dien uiterlijk 31 maart mededeling realisatie WBSO 2022 in

Innovatieve ondernemers die de WBSO voor 2022 hebben aangevraagd en een S&O-verklaring hebben gekregen, moeten uiterlijk 31 maart 2023 de ‘mededeling van de realisatie’ indienen. U dient deze in via het aanvraagportaal op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl).

WBSO

Onderzoek

De Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) voorziet in een tegemoetkoming in de loonkosten voor ondernemers met personeel die speur- en ontwikkelingswerkzaamheden verrichten en in een tegemoetkoming voor de hiermee verband houdende overige kosten.

Zelfstandig ondernemers zonder personeel die zelf minstens 500 uren aan S&O-werkzaamheden besteden, krijgen via de WBSO een vaste aftrek op de winst voor de uren én overige kosten samen.

Let op! Starters hebben recht op een verhoogde aftrek.

Melding ondernemer met personeel

Ondernemers met personeel moeten het totaal aantal uren melden dat aan speur- en ontwikkelingswerkzaamheden is besteed. Ook als er geen uren zijn gemaakt, moet u dit doorgeven. Voor de overige kosten die hiermee samenhangen, kon u als ondernemer met personeel bij uw aanvraag kiezen voor een vast bedrag per uur (forfait). Heeft u dit niet gedaan, dan moet u nu ook de werkelijke kosten doorgeven. 

Tip! Als dga bent u ook een personeelslid van uw onderneming. Uw uren tellen dus ook mee als u speur- en ontwikkelingswerkzaamheden verricht.

Melding zelfstandig ondernemer zonder personeel

Zelfstandig ondernemers zonder personeel die een vaste aftrek op de winst claimen, dus de WBSO hebben aangevraagd voor eigen gemaakte uren en kosten, hoeven alleen hun werkelijke uren te melden als ze in 2022 niet aan de minimale 500 uren aan speur- en ontwikkelingswerk zijn toegekomen.

Let op! Als u gedurende uw WBSO-traject genoodzaakt bent om uw bedrijf te beëindigen, bent u verplicht om binnen één maand de gerealiseerde uren en eventuele kosten en uitgaven aan de RVO door te geven.

Boetes

Moet u een mededeling realisatie van uw WBSO indienen en doet u dit niet voor 1 april 2023, dan ontvangt u een boete. Via een herinnering krijgt u dan tevens de gelegenheid alsnog een mededeling in te dienen. Doet u dit dan niet, dan gaat de RVO ervan uit dat er geen speur- en ontwikkelingswerkzaamheden zijn verricht en moet u de volledig toegekende tegemoetkoming terugbetalen. Bovendien ontvangt u dan nogmaals een boete.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welke verplichtingen heeft u bij loonbeslag?

Sinds de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is de administratie rond loonbeslag van uw werknemers minder omslachtig geworden. Een aantal zaken hoeft u als werkgever niet meer te doen. Maar welke verplichtingen heeft u als werkgever wel?

Verzoek om informatie van de deurwaarder

Juridisch

Voordat er een beslag op het loon van de werknemer wordt gelegd, ontvangt u als werkgever van een deurwaarder een verzoek om informatie, een ‘verklaringsformulier derdenbeslag’. Dat is een vragenlijst over onder meer de arbeidsovereenkomst en het salaris van de werknemer. Als werkgever bent u verplicht om deze informatie te geven. U ontvangt bij het verzoek om informatie ook een ‘beslagexploot’ van de deurwaarder. Dat is een proces-verbaal van het beslag. 

De vragenlijst moet u pas na tenminste twee weken na dagtekening van het beslag, maar uiterlijk binnen vier weken terugsturen. Als u de vragenlijst niet (juist) invult en terugstuurt, kunt u mogelijk aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade van de deurwaarder of van de schuldeiser. Het gaat dan om kosten (voor bijvoorbeeld beslaglegging) die door het ‘niet-doen van verklaring’ voor niets zijn gemaakt. Ook loopt u het risico dat u wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd.

Let op! U dient de ingevulde vragenlijst dus pas na twee weken op te sturen. Zo heeft u tijd om contact op te nemen met uw werknemer. Er kan wellicht op dat moment nog een betalingsregeling getroffen worden met de schuldeiser om het loonbeslag te voorkomen.

De beslagvrije voet

In het beslagexploot staat de beslagvrije voet. Dat is het deel van het inkomen dat uw werknemer mag houden voor de vaste lasten en om van te leven. Voor het bepalen van de beslagvrije voet wordt een automatische rekenmodule gebruikt. De informatie voor de berekening wordt uit de basisregistratie personen, de gegevens van de Belastingdienst en de polisadministratie van het UWV gehaald. Uw werknemer ontvangt een ‘modelmededeling beslagvrije voet’. Hierin staat de hoogte van de beslagvrije voet en hoe deze is berekend. 

Tip! U kunt samen met uw werknemer berekenen of de hoogte van de beslagvrije voet wel klopt. Dit kan via www.uwbeslagvrijevoet.nl.

Bezwaar

Als uw werknemer het niet eens is met de hoogte van de beslagvrije voet, kan hij binnen vier weken bezwaar maken. Wordt dit toegekend, dan gaat de nieuwe beslagvrije voet direct vanaf het begin van het loonbeslag gelden. Maakt uw werknemer pas bezwaar na vier weken? Dan hoeft de deurwaarder, indien het ingediende bezwaar wordt toegekend, pas vanaf dat moment de beslagvrije voet aan te passen naar het nieuwe bedrag.

De afdracht

Het nettoloon dat overblijft na aftrek van de beslagvrije voet en de onkostenvergoedingen, zoals bijvoorbeeld reiskosten van de werknemer, moet u als werkgever overmaken aan de deurwaarder. Ook het vakantiegeld en een eventuele eindejaarsuitkering moet u overmaken naar de deurwaarder. Maakt u geen geld over naar de beslaglegger, dan kunt u door de rechter worden veroordeeld tot nakoming van die verplichting.

Meerdere loonbeslagen voor dezelfde werknemer

U betaalt in principe alleen aan de eerste beslaglegger. Dat doet u tot deze vordering is ingelost. U verwijst een latere beslaglegger door naar de eerste beslaglegger. Die is verantwoordelijk voor de verdeling van het beslag onder de verschillende beslagleggers. Soms wordt er een tweede beslag gelegd voor een schuld die voorrang heeft. In dat geval legt de eerste beslaglegger aan u uit aan wie u welk bedrag moet betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kijk berekening (jeugd-)LIV en LKV 2022 goed na

Uiterlijk 14 maart 2023 stuurt het UWV de voorlopige berekening van tegemoetkomingen volgens de Wtl voor 2022. Dit betreft LIV, jeugd-LIV en LKV. Kijk deze berekeningen goed na. Verbeteringen zijn namelijk nog mogelijk tot en met 1 mei 2023.

LIV

Rekenmachine

U heeft voor het jaar 2022 waarschijnlijk recht op lage-inkomensvoordeel (LIV) als u in 2022:

  • een of meerdere werknemers in dienst had die gemiddeld minimaal € 10,73 tot en met maximaal € 13,43 per uur verdienden, en
  • die werknemers in 2022 minimaal 1248 uren verloonde.

Het LIV is voor het jaar 2022 verhoogd en bedraagt € 0,78 per verloond uur per werknemer met een maximum van € 1.520 per werknemer per jaar.

Jeugd-LIV

Het jeugd lage-inkomensvoordeel (jeugd-LIV) kan voor het jaar 2022 oplopen tot maximaal € 613,60 per werknemer per jaar. U heeft recht op jeugd-LIV voor het jaar 2022 als u in 2022 een of meerdere werknemers in dienst had die op 31 december 2021 18, 19 of 20 jaar oud waren. Het gemiddelde uurloon van deze werknemers dat zij verdienden, moet daarnaast nagenoeg gelijk zijn aan het wettelijk minimumloon voor hun leeftijd.

LKV

Mogelijk heeft u ook recht op een loonkostenvoordeel (LKV) voor het jaar 2022, omdat u in 2022 een of meerdere voormalig werkloze oudere werknemers, arbeidsgehandicapte werknemers, werknemers uit de doelgroep banenafspraak of scholingsbelemmerden in dienst had. Dit voordeel kan oplopen tot maximaal € 6.000 per werknemer per jaar. 

Verbeteringen tot en met 1 mei 2023

De voorlopige berekening van het UWV is gebaseerd op uw aangiften loonheffingen 2022 die u uiterlijk 31 januari 2023 bij de Belastingdienst indiende. Kijk daarom goed na of u alle gegevens juist in uw aangifte loonheffingen hebt opgenomen. Tot en met 1 mei 2023 kunt u nog verbeteringen aanbrengen. Verbeteringen die u daarna nog aanbrengt, worden niet meer meegenomen in de definitieve berekening van LIV, jeugd-LIV en LKV.

Aangifte juist, berekening onjuist?

Zijn alle gegevens juist in de aangifte loonheffingen opgenomen, maar klopt de voorlopige berekening desondanks niet? Dan kunt u bellen met de UWV Telefoon Werkgevers. U kunt deze telefoon ook bellen als u na 15 maart 2023 nog geen voorlopige berekening heeft ontvangen.

Tip! Stuur de voorlopige berekening ook naar uw adviseur die uw loonadministratie voor u verzorgt. Deze adviseur kan de berekening controleren en mogelijke correcties in de aangiften loonheffingen tijdig doorgeven aan de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opgelet bij testrit geschorste auto

Als u met een auto rijdt waarvan u het kenteken heeft laten schorsen, riskeert u een naheffing met boete. U kunt echter aan de boete ontkomen als u niets te verwijten valt. Desondanks blijft de naheffing dan in stand.

Kenteken schorsen

Monteur

Als u een auto tijdelijk niet gebruikt, kunt u het kenteken laten schorsen. U hoeft dan tijdelijk geen motorrijtuigenbelasting (MRB) te betalen. U mag de auto dan niet op de openbare weg gebruiken. 

Uitzondering op dag van keuring

Er geldt een uitzondering op de dag dat de auto APK gekeurd wordt. U moet dan de afspraakbevestiging met daarop het tijdstip van de keuring wel bij u hebben. Deze moet u kunnen laten zien als de politie daar om vraagt. Ook moet het voertuig WA verzekerd zijn. U mag alleen rond de afspraaktijd rijden van het adres waar het voertuig is gestald naar het adres waar de APK-keuring plaatsvindt. U dient hiervoor de kortste route te nemen.

Geen boete, wel naheffing

Enige tijd geleden bracht een automobilist zijn auto ter keuring naar de garage. Daar bleek dat eerst een aantal mankementen moest worden verholpen. De garage maakte enkele weken later een proefrit met de herstelde auto. Dit werd gesignaleerd, waarna er een naheffing van € 667 plus een boete van € 66 volgde. De rechtbank achtte alleen de boete onterecht.

Naheffing blijft overeind

De rechtbank achtte de naheffing wel terecht, aangezien er met de auto van de weg gebruik was gemaakt, terwijl het kenteken geschorst was. De garage had voor deze proefrit dan ook handelaarskentekenplaten moeten gebruiken. Omdat de eigenaar van de auto de schorsing ervan bij de garage gemeld had, lag de schuld niet bij hem. Daarom kwam de boete te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Op 17 maart gaat loket STAP-budget weer open

Vanaf 17 maart 10.00 uur is het weer mogelijk een aanvraag in te dienen voor het STAP-budget (STimulering ArbeidsmarktPositie). Via het STAP-budget kan een tegemoetkoming worden aangevraagd voor het volgen van een opleiding.

Problemen

Laptop

Het STAP-budget kende de afgelopen tijd een aantal problemen. Zo bleken sommige opleidingsinstellingen de regeling oneigenlijk te gebruiken, waardoor deze drastisch werd herzien. Als gevolg hiervan werd de gebruikelijke aanvraagperiode van januari verplaatst naar 28 februari 2023. Het aantal aanmeldingen op die dag was toen echter dermate groot, dat de systemen crashten. Volgens het UWV was er, naast de extreme drukte, ook sprake van een technische fout. Daarop werd de aanvraagperiode opnieuw uitgesteld. 

U kunt nu dus opnieuw bij het UWV een aanvraag indienen vanaf vrijdag 17 maart 10.00 uur.

STAP-subsidie

De subsidie STAP is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Deze STAP-subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen. Een STAP-subsidie aanvragen kan alleen voor scholingsactiviteiten die in het scholingsregister staan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorkom belastingrente met btw-suppletie

Ga nog deze maand na of u over 2022 nog btw moet afdragen aan de Belastingdienst. Als u deze btw namelijk vóór 1 april 2023 met een suppletie aangeeft bij de Belastingdienst, berekent de Belastingdienst geen rente.

Btw-suppletie

Rekenmachine

Als u te weinig btw heeft aangegeven in uw btw-aangiften, bent u verplicht dit te corrigeren met een btw-suppletie. Dit moet u doen zodra u constateert dat u te weinig btw heeft aangegeven.

Tip! Als u te veel btw heeft aangegeven in uw btw-aangifte, corrigeert u dit ook met een btw-suppletie.

Correctie € 1.000 of minder

Is de correctie € 1.000 of minder, dan corrigeert u dit niet met een btw-suppletie. In plaats daarvan verwerkt u deze correctie in uw eerstvolgende btw-aangifte.

Naheffingsaanslag

Doet u een btw-suppletie omdat u te weinig btw aangaf, dan ontvangt u binnen 8 weken na indiening een naheffingsaanslag van de Belastingdienst. Wacht met betalen van de btw totdat u die naheffingsaanslag heeft ontvangen.

Tip! Door de btw-suppletie over 2022 vóór 1 april 2023 in te dienen, voorkomt u belastingrente. Dient u de btw-suppletie 2022 vanaf 1 april 2023 in, dan berekent de Belastingdienst 4% belastingrente vanaf 1 januari 2023.

Teruggaafbeschikking

Doet u een btw-suppletie omdat u te veel btw aangaf, dan ontvangt u binnen 8 weken na indiening een teruggaafbeschikking. Als de Belastingdienst vragen heeft over uw btw-suppletie, kan dit overigens langer duren. De Belastingdienst stort de teruggaaf daarna op uw rekening of verrekent dit met openstaande belastingschulden.

Boete

Als u de btw-suppletie 2022 vóór 1 april 2023 indient, betaalt u geen belastingrente, u kunt wel een boete krijgen van 5% met een maximum van € 5.514. Gelukkig legt de Belastingdienst deze boete alleen op bij grotere bedragen. De Belastingdienst legt namelijk geen boete op als:

  • de te betalen btw op de suppletie maximaal € 20.000 is, of
  • de te betalen btw op de suppletie kleiner is dan 10% van de btw die u over heel 2022 per saldo al betaalde dan wel ontving.
Posted in Niet gecategoriseerd

Verruiming huurtoeslag 2024: maximumhuur vervalt

Het kabinet gaat de huurtoeslag per 2024 aanpassen. Het eerdere voorstel om de werkelijke huur te schrappen als uitgangspunt voor de toeslag, is van de baan. In het nieuwe aangepaste voorstel wordt de leeftijdsgrens verlaagd en het maximum aan te betalen huur losgelaten.

Huurtoeslag

Appartementen

Huurders met een laag inkomen kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor huurtoeslag. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de betaalde huur en van het inkomen.

Maximumhuur vervalt

Momenteel kan alleen huurtoeslag worden verkregen als de huur niet meer bedraagt dan € 808,06 (2023). Dit maximum komt te vervallen. Hierdoor krijgen zo’n 116.000 extra huurders ook recht op de huurtoeslag.

Leeftijdsgrens verlaagd

De huurtoeslag is beschikbaar voor iedereen vanaf 18 jaar. Jongeren tot 23 jaar ontvangen echter wel minder huurtoeslag. Het plan is om deze leeftijdsgrens te verlagen naar 21 jaar, waardoor jonge huurders eerder meer toeslag krijgen.

Eigen bijdrage hoger

Het deel van de huur dat een huurder zelf moet betalen, wordt met € 4 per maand verhoogd. Verder worden servicekosten via de huurtoeslag niet langer gesubsidieerd.

Let op! Het is de bedoeling dat de wijzigingen per 2024 ingaan. Dit aangepaste voorstel moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Coronabelastingschulden: wat zijn uw mogelijkheden?

Tijdens de coronacrisis konden bedrijven ervoor kiezen om de betaling van hun belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Ruim 266.000 ondernemers moesten vanaf 1 oktober 2022 met de aflossing van deze schulden starten. Inmiddels blijkt dat meer dan 103.000 ondernemers achterlopen met die aflossingen.

Als u moeite heeft om aan de aflossingsverplichting te voldoen, zijn er misschien mogelijkheden. Zit u wat ruimer in uw jas, dan kan het daarentegen financieel aantrekkelijk zijn om eerder af te lossen.

Betalingsregeling coronabelastingschuld

Portemonnee

De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 worden afgelost. In beginsel moet dit maandelijks in gelijke termijnen. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd. Voorwaarde voor deze betalingsregeling is dat u zich ook aan de maandelijkse aflossing houdt. Een andere voorwaarde is dat u tijdig juiste belastingaangiften (onder meer btw en loonheffing) moet indienen voor belastingen vanaf 1 oktober 2022 en tijdig en volledig de betalingen moet doen die daaruit voortvloeien.

Brief Belastingdienst

De Belastingdienst stuurt momenteel brieven aan ondernemers die volgens de Belastingdienst niet aan de voorwaarden van de betalingsregeling voldoen. De Belastingdienst vraagt zo snel mogelijk eventuele betalingsachterstanden in te lopen.

Let op! Als u niet aan de voorwaarden van de betalingsregeling voldoet, heeft de Belastingdienst de mogelijkheid om de betalingsregeling in te trekken. Dat doet de Belastingdienst niet nu meteen al. Als u uw betalingsachterstand in april nog niet heeft ingelopen, ontvangt u half april nogmaals een brief. Als u daarna niet binnen 14 dagen uw betalingsachterstand inloopt, ontvangt u vanaf half mei een beschikking van de Belastingdienst waarin de betalingsregeling wordt ingetrokken. Vanaf half juni 2023 start de Belastingdienst de invordering dan op.

De Belastingdienst zal nog niet de betalingsregeling intrekken als u maar één aflossingstermijn achterloopt, mits u wel aan de overige voorwaarden van de regeling voldoet. Voorlopig stelt de Belastingdienst zich in dit soort gevallen nog coulant op.

Mogelijkheden coronabelastingschulden

Lukt het niet om aan de voorwaarden van de betalingsregeling te voldoen, dan zijn er nog mogelijkheden. Hiermee kunt u misschien voorkomen dat de Belastingdienst de betalingsregeling uiteindelijk intrekt. Zo kunt u verzoeken de schuld in zeven in plaats van vijf jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. Tot slot kunt u ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg van zo’n verzoek is wel dat uw af te lossen maandbedragen die daarna nog volgen, hoger worden.

Let op! Voor deze mogelijkheden gelden ook voorwaarden. Onze adviseurs kunnen u hierover adviseren.

Mogelijkheden lopende betalingsverplichtingen

De Belastingdienst heeft de mogelijkheid om uw betalingsregeling voor uw coronabelastingschulden in te trekken als u uw nieuw opkomende betalingsverplichtingen die na 1 oktober 2022 zijn ontstaan niet voldoet. U kunt voor deze belastingschulden geen aanvullend uitstel krijgen of een betalingsregeling treffen.

Tip! Voor belastingschulden die u vóór 1 oktober 2022 opbouwde is, onder voorwaarden, wel aanvullend uitstel van betaling mogelijk.

Invorderingsrente loopt op

U betaalt over uw opgebouwde coronabelastingschuld invorderingsrente. Die was een tijdje 0,01%, maar bedraagt op dit moment alweer 2%. Per 1 juli stijgt deze rente naar 3% en per 1 januari 2024 naar 4%. Is het voor u mogelijk uw coronabelastingschuld sneller af te lossen, dan scheelt u dat dus flink aan te betalen rente. Bijna 22.000 ondernemers kozen al voor deze oplossing en losten hun coronabelastingschuld volledig af. Uiteraard hoeft u niet volledig af te lossen om rente te besparen, ook als u een gedeelte eerder aflost, scheelt dat u rente.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inkomstenbelasting bij opvang Oekraïense vluchtelingen

Heeft u in 2022 vluchtelingen uit de Oekraïne in uw huis opgevangen? Let dan op bij het invullen van uw aangifte inkomstenbelasting. Mogelijk wordt een vluchteling namelijk aangemerkt als uw fiscale partner. De Belastingdienst biedt een oplossing voor eventuele nadelige gevolgen daarvan.

Fiscale partner

Vlag Oekraïne

In de wet is opgenomen dat fiscaal partnerschap kan ontstaan door het samenwonen met iemand waarbij ook een minderjarig kind van één van beiden op hetzelfde adres woont. Door deze regel kan een vluchteling die u in 2022 in uw huis opving, uw fiscale partner worden, bijvoorbeeld omdat uw minderjarig kind of een minderjarig kind van de vluchteling bij u in huis woonde.

Let op! Deze complicatie doet zich alleen voor als u geen andere fiscale partner heeft. U kunt namelijk altijd maar één fiscale partner hebben.

Contact Belastingdienst

Het kabinet wil niet dat u fiscaal nadelige gevolgen heeft van het opvangen van Oekraïense vluchtelingen. U kunt daarom contact opnemen met de Belastingtelefoon (0800-0543) als de Oekraïense vluchteling in 2022 als uw fiscale partner wordt aangemerkt.

Aangifte inkomstenbelasting

U kunt uw aangifte gewoon naar waarheid invullen. De vraag ‘Had u in 2022 een huisgenoot?’ moet u dan ook met ‘ja’ beantwoorden als u Oekraïense vluchtelingen in uw huis opving. Als u de mededeling krijgt ‘U bent geen fiscale partner met [naam vluchteling]’, dan wordt de vluchteling niet als uw fiscale partner aangemerkt. U hoeft dan niets te doen.

Krijgt u de mededeling niet, leg dan contact met de Belastingtelefoon. De vluchteling wordt dan namelijk als uw fiscale partner aangemerkt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Diensten voor tuchtcollege met btw belast?

Moet een stichting die diensten verricht met betrekking tot tuchtrechtspraak in de advocatuur btw in rekening brengen over de verrichte diensten? Hof Den Haag vindt van wel, onder meer omdat de diensten verricht worden in het economische verkeer.

Tuchtrechtspraak

Juridisch

In de betreffende zaak handelde het om een stichting die de organisatie en coördinatie van de tuchtrechtspraak met betrekking tot de advocatuur op zich nam. De stichting ontving hiervoor bijdragen van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). De vraag was of de stichting over deze bijdragen btw dient af te dragen.

Optreden in economisch verkeer?

Volgens de rechter worden er diensten verricht in het economisch verkeer. De stichting stelt namelijk onder meer personeel, kantoorruimte en kantoorbenodigdheden ter beschikking. Ook begeeft de stichting zich hiermee op een algemene markt. Het enkele feit dat er maar één afnemer is, betekent volgens de rechters nog niet dat er niet in het economisch verkeer wordt opgetreden.

Bezwarende titel?

De stichting ontvangt voor de verrichte werkzaamheden ook een vergoeding. Voor de btw-plicht is daarvoor niet vereist dat de tegenprestatie van de dienstverrichting rechtstreeks wordt verkregen van degene voor wie zij bestemd is, zoals in dit geval.

Besloten kring?

De rechters gingen ook nog in op de vraag of er in besloten kring wordt opgetreden en of de stichting in feite deel uitmaakt van de tuchtcolleges. Het Hof vindt van niet. Er wordt namelijk in eigen naam, voor eigen rekening en onder eigen verantwoordelijkheid gehandeld en dus ook onafhankelijk gehandeld van de tuchtcolleges. De stichting sluit op eigen naam contracten af met leveranciers en onderhandelt daarbij zelf over de contractvoorwaarden. Ook heeft zij haar eigen werknemers in dienst. Verder geldt dat de stichting en tuchtcolleges ieder een eigen begroting hebben. Ook vanuit deze optiek is er daarom sprake van btw-plicht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Forfait zonnepanelen verruimd: ook voor privéwoning ondernemer

Wie energie opwekt met zonnepanelen en deze deels teruglevert aan zijn energiemaatschappij, moet hierover btw betalen. De af te dragen btw kan worden berekend via een forfait. De toepassing van dit forfait wordt per direct uitgebreid. Ook mogen ondernemers vanaf nu van het forfait gebruikmaken voor hun privéwoning.

Verhoging opwekvermogen

Zonnepanelen

Het forfait voor de af te dragen btw was tot nu toe alleen van toepassing als het opwekvermogen van de zonnepanelen niet hoger was dan 10.000 Wattpiek. Omdat het opwekvermogen ook hoger kan liggen, is besloten deze grens te verhogen naar 15.000 Wattpiek. Op die manier kan het forfait vaker worden gebruikt.

Let op! De verruiming van het forfait geldt zowel voor losse zonnepanelen als voor zonnepanelen die geïntegreerd zijn in het dak. Het forfait is voor beide soorten panelen wel verschillend.

Ook voor woning ondernemers

Het forfait kon tot nu toe niet worden gebruikt door ondernemers, zoals zzp’ers, met zonnepanelen op hun privéwoning. Zij moesten de geleverde stroom en de daarop te betalen btw apart bijhouden. Vanaf nu geldt het forfait echter ook voor hen. Dit scheelt hen en de Belastingdienst een hoop administratieve rompslomp.

Registratiedrempel

De zogenaamde registratiedrempel blijft ongewijzigd. Dit betekent dat particulieren die een omzet hebben van niet meer dan € 1.800, zich niet bij de Belastingdienst hoeven aan te melden als ondernemer. Als het opwekvermogen van de zonnepanelen niet meer is dan 15.000 Wattpiek, hoeven particulieren zonder andere omzet geen btw te betalen en dus ook geen aangifte te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet stelt € 8 miljard beschikbaar voor beperken CO2-uitstoot

Het kabinet stelt voor 2023 € 8 miljard beschikbaar om middels duurzame energie de uitstoot van CO2 te verminderen, af te vangen en op te slaan. Het geld komt beschikbaar via de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), de belangrijkste subsidie voor duurzame energieprojecten.

‘Hekjes’ in SDE++-regeling

Uitstoot

Dit jaar wordt binnen de regeling voor het eerst gewerkt met zogenaamde hekjes. Op die manier komen ook technieken voor de subsidie in aanmerking die op de korte termijn minder kosteneffectief zijn, maar op de langere termijn wel noodzakelijk zijn voor ander energiegebruik.

Voortzetting

De subsidie is voor de meeste vormen van uitstootbeperking hetzelfde als vorig jaar. Dit jaar is de lucht-water-warmtepomp, waarmee warmte uit de buitenlucht wordt gebruikt voor het verwarmen van water, voor het eerst toegevoegd.

Vijf openstellingsrondes

De regeling werkt met vijf openstellingsrondes. Technieken waarvoor bij de uitstootbeperking zo min mogelijk subsidie nodig is, komen het eerst aan bod. Uiteraard moet u om in aanmerking te komen wel voldoen aan een aantal voorwaarden. Er zijn algemene en specifieke voorwaarden per categorie waar u subsidie voor aanvraagt.

Let op! De regeling gaat voor de eerste ronde open op 6 juni 2023 om 9:00 uur en sluit op 6 juli 2023 om 17:00 uur. Daarna kunnen bedrijven zich aanmelden voor de tweede ronde.

Aanmelden

Aanmelden voor de eerste openstellingsronde kan via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Aanmelden moet digitaal en vereist eHerkenning op niveau eH3.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet selecteert 14 nieuwe Regio Deals

Het kabinet gaat ruim € 284 miljoen investeren in zogenaamde Regio Deals. In Regio Deals werkt het Rijk met provincies samen om complexe opgaven aan te pakken. Het is voor de vierde keer dat voorstellen via Regio Deals worden gelanceerd.

Regio Deals

Stoel

Via Regio Deals wordt geprobeerd de kwaliteit van leven, wonen en werken van inwoners en ondernemers te verhogen. De Regio Deals zijn over het hele land verspreid. Het Rijk financiert de helft van de kosten. De bijdrages van het Rijk lopen in deze vierde ronde qua omvang uiteen van € 5 miljoen voor Mainstage Amsterdam, tot € 30 miljoen voor Zuid- en Oost-Drenthe.

Selectiecriteria

De keuze voor een project hangt af van een viertal selectiecriteria: hoe groot, urgent en complex is het, hoe integraal is de aanpak, wie investeert en hoeveel, en hoe worden regionale overheden, inwoners en bedrijven erbij betrokken. Ook de verdeling over Nederland en al afgesloten Regio Deals zijn van belang.

Voorbeelden Regio Deals

Een van de vele Regio Deals is gericht op het terugdringen van leegstand in winkelcentra in steden. Ook vernieuwing en verduurzaming van de landbouw en het creëren van nieuwe bestemmingen voor lege stallen wordt mogelijk via Regio Deals.

Nog twee rondes

Er komen nog twee mogelijkheden voor het indienen van Regio Deals. Hiervoor is nog ruim € 600 miljoen beschikbaar. Er zijn al 30 Regio Deals van start gegaan, waaraan nu dus weer 14 nieuwe Regio Deals worden toegevoegd.

Aanmelden via de RVO

Regio’s die een Regio Deal willen aanmelden, kunnen terecht bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Het aanmeldloket is echter nog niet opengesteld. Houd de speciale pagina op RVO.nl hiervoor in de gaten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kindgebonden budget verhoogd

Het kindgebonden budget is voor 2023 extra omhoog gegaan. Deze verhoging geldt voor elk kind. Alleenstaande ouders krijgen hier bovenop een extra verhoging van maximaal € 356 per jaar. Ook is de vermogensgrens tot wanneer u recht heeft op deze tegemoetkoming naar boven bijgesteld.

Kindgebonden budget

Kind

Het kindgebonden budget is een bijdrage in de kosten voor kinderen tot 18 jaar. U krijgt het kindgebonden budget naast de kinderbijslag. Meestal hoeft u om het kindgebonden budget te ontvangen, niets te doen. Als u namelijk al een toeslag krijgt van de overheid, zoals bijvoorbeeld zorg- of huurtoeslag, krijgt u automatisch het kindgebonden budget als u hier recht op heeft. 

Ontvangt u geen toeslagen, maar bent u wel van mening dat u recht heeft op het kindgebonden budget? Dan kunt u dit ook zelf aanvragen bij de Belastingdienst.

Afhankelijk van inkomen

De hoogte van het kindgebonden budget is onder meer afhankelijk van uw inkomen en dat van uw partner. Vanwege de verhoging van het wettelijk minimumloon wordt ook het drempelinkomen verhoogd en krijgt u dus meer kindgebonden budget bij hetzelfde inkomen ten opzichte van vorig jaar. Boven het drempelinkomen wordt het kindgebonden budget namelijk verminderd.

Vermogensgrens verhoogd

U krijgt geen kindgebonden budget als uw vermogen meer bedraagt dan de vermogensgrens. Die ligt voor 2023 op € 127.582 (2022: €120.020). Heeft u een partner, dan mag uw gezamenlijke vermogen niet meer bedragen dan € 161.329 (2022: €151.767).

Posted in Niet gecategoriseerd

Check uw WOZ-waarde!

Als het goed is, ontvangt u binnenkort de nieuwe WOZ-waarde van uw woning en/of bedrijfspand. Check deze goed, want de vastgestelde waardes kloppen niet altijd en kunnen daardoor tot extra te betalen belasting leiden. Daarbij is de WOZ-waarde ook bepalend voor uw eigenwoningforfait.

Peildatum 1 januari 2022

Huis

Voor wat betreft de WOZ-waarde van uw bedrijfspand of woning in 2023 gaat de gemeente in de regel uit van de waarde op 1 januari 2022. De waarde van uw woning zal waarschijnlijk zijn gestegen, want de gemiddelde waardestijging van woningen was op 1 januari 2022 maar liefst 8,6% ten opzichte van het jaar ervoor.

Taxatie

Het checken van de WOZ-waarde van uw woning kan met name nuttig zijn als uw woning al enige tijd niet is getaxeerd. De gemeente taxeert namelijk slechts een gering aantal woningen en leidt de waarde van andere woningen hiervan af of baseert zich op recente verkoopcijfers. Ook voor bedrijfspanden baseert men zich veelal op verkoopcijfers of op de huuropbrengst.

Individuele afwijkingen

Houd er rekening mee dat de waardes van panden onderling kunnen afwijken op basis van individuele factoren, zoals achterstallig onderhoud of betonrot. Ook de omgeving speelt een rol bij de waardering. Is er bijvoorbeeld sprake van stank- of parkeeroverlast? Let daarbij op, want dit aspecten zijn niet eenduidig en kunnen verschillend uitwerken op de WOZ-waarde. Zo is een woning naast de snelweg vaak minder aantrekkelijk, maar voor een transportonderneming juist niet.

Hoe checken?

U kunt de WOZ-waarde van uw pand checken door bij uw gemeente na te gaan hoe de waardering van uw pand tot stand is gekomen. Vaak staat dit al op de WOZ-beschikking vermeld. Voor woningen kunt u de WOZ-waardes van vergelijkbare panden gratis checken via www.wozwaardeloket.nl. Verder kunt u tegen een vergoeding van € 2,80 bij het Kadaster een overzicht krijgen van recente verkoopprijzen van woningen (zie www.kadaster.nl/producten/woning/koopsominformatie).

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Hybride werken 2023

Wat zijn de mogelijkheden voor werkgever en werknemer om flexibel en plaatsonafhankelijk te werken? En wat betekent dat voor de reiskostenvergoeding, de thuiswerkvergoeding en bijvoorbeeld de arbovoorzieningen? Hoe kunt u hybride werken fiscaal vriendelijk inkleden? Kortom, welke regels gelden er voor u als werkgever en voor uw personeel?

Wet flexibel werken

Laptop

Bij hybride werken is allereerst de Wet flexibel werken (Wfw) van belang. De Wfw geeft werknemers niet alleen het recht de werkgever te verzoeken de arbeidsduur aan te passen, ook kunnen ze een verzoek doen tot aanpassing van de arbeidsplaats en van de werktijden. In deze wet staan de volgende definitiebepalingen:

  • arbeidsduur: het aantal overeengekomen uren waaruit een werkweek of een anderszins overeengekomen werkperiode van de werknemer bestaat;
  • arbeidsplaats: iedere overeengekomen plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt door de werknemer;
  • werktijd: de overeengekomen tijdstippen op een werkdag of een anderszins overeengekomen tijdvak waarop of waarbinnen de werknemer werkzaam is.

Aanpassen van duur, tijd en plaats

Wat betreft het aanpassen van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd gelden de volgende voorwaarden:

  • de werknemer moet behoudens onvoorziene omstandigheden minimaal 26 weken in dienst zijn;
  • de aanvraag moet de werknemer ten minste twee maanden voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk bij de werkgever indienen;
  • uit dit verzoek moet onder meer de omvang van de aanpassing blijken, de ingangsdatum en de beoogde spreiding van het aantal uren over de week;
  • het verzoek hoeft niet gemotiveerd te worden.

Als werkgever dient u vervolgens in overleg te treden met uw werknemer over diens wens tot aanpassing. Uiterlijk één maand voor de beoogde ingangsdatum moet u schriftelijk op het verzoek reageren.

De werknemer kan, behoudens onvoorziene omstandigheden, een jaar nadat u als werkgever een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd heeft ingewilligd of afgewezen, opnieuw een verzoek indienen.

Aanpassing arbeidsplaats

Voor de afwijzing van een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats, ligt de lat echter minder hoog. Er is alleen een ‘right to ask’ voor uw werknemer en ‘a duty to consider’ voor u als werkgever in de wet opgenomen. Bij een afwijzing van het verzoek moet u wel in overleg treden met de werknemer. Tevens zult u de afwijzing van het verzoek schriftelijk moeten motiveren.

U kunt uw beslissing tot aanpassing herzien bij nieuw opgekomen belangen ten aanzien van de arbeidsplaats. Voorafgaand aan de herziening moet u wel met de werknemer het gesprek hierover aangaan. De uiteindelijke herziening van de oorspronkelijke beslissing moet u gemotiveerd en schriftelijk aan de werknemer meedelen.

Let op! Deze bepalingen ten aanzien van de arbeidsplaats, arbeidsduur en werktijd gelden niet voor werkgevers die minder dan tien werknemers in dienst hebben. Ook kan in een cao worden afgeweken van de wet. Heeft de cao hierover niets geregeld of is er geen cao van toepassing, dan kan de werkgever met schriftelijke overeenstemming van de ondernemingsraad (or) (of personeelsvertegenwoordiging) afwijken van de wet voor een periode van maximaal 5 jaar.

Let op! De Wfw is niet van toepassing op werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt.

Aanpassing arbeidsduur en/werktijd

Een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur en/of de werktijd mag u alleen afwijzen op grond van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Het betreft dus een geclausuleerd verlofrecht. De lat hierbij ligt hoog voor u als werkgever. 

Wet werken waar je wilt

Begin 2021 is het initiatiefwetsvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’ ingediend. 

Dit wetsvoorstel beoogde te regelen dat een verzoek van de werknemer om de arbeidsplaats aan te passen op eenzelfde wijze behandeld zou worden als een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur of werktijd, zodat werknemers meer vrijheid zouden krijgen ten aanzien van de keuze hoe zij de balans tussen het werken op werklocatie en het werken thuis zouden willen inrichten. Dit initiatiefwetsvoorstel ziet zowel op het recht op thuiswerken alsook op het recht op werken op werklocatie. Het is om die reden beperkter dan het huidige recht op plaatsonafhankelijk werken zoals dat thans in de Wfw staat. Er kan nu namelijk met een beroep op de Wfw ook in het buitenland worden gewerkt. 

De Raad van State, het adviesorgaan van de regering, was kritisch over het wetsvoorstel, omdat de huidige wetgeving al voorziet in de mogelijkheid voor werknemers het gesprek aan te gaan over thuiswerken. Inmiddels is het wetsvoorstel aangepast, in die zin dat een werkgever een verzoek tot wijziging van de arbeidsplaats nu moet toetsen aan de redelijkheid en billijkheid in de plaats van aan de eerdere zwaardere toets ‘zwaarwegend belang’. De werkgever moet beoordelen of zijn belangen naar redelijkheid en billijkheid opwegen tegen de belangen van de werknemer en daarbij alle omstandigheden van het geval betrekken. Deze laatste passage verplicht de werkgever om goed door te vragen bij de werknemer naar diens belangen. Het wetsvoorstel is op 5 juli 2022 aanvaard door de Tweede Kamer en wordt in 2023 in de Eerste Kamer behandeld.

Arbeidsomstandigheden

U heeft als werkgever op grond van het Burgerlijk Wetboek een algemene zorgplicht voor de arbeidsomstandigheden van uw werknemers. Ook in de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) is deze zorgplicht terug te vinden.

Wat niet?

In het kader van de Arbowetgeving valt thuiswerken onder het begrip ‘plaatsonafhankelijke arbeid’. Deze kwalificatie zorgt ervoor dat voor thuiswerken een verlicht arboregime van toepassing is. Dit betekent concreet dat bepaalde arboverplichtingen niet van toepassing zijn. Zo heeft u geen verplichtingen ten aanzien van zaken als toiletten, nooduitgangen, ventilatie en temperatuur.

Wat wel?

Volgens het Arbobesluit moet de inrichting van de werkruimte aan de volgende eisen voldoen:

  • De werkruimte van een thuiswerker is zodanig ingericht dat de werknemer zo veel mogelijk zittend en op een ergonomisch verantwoorde manier zijn werk kan doen. De werknemer heeft hiervoor een doelmatige zitgelegenheid en een doelmatig werkblad of een doelmatige werktafel tot zijn beschikking.
  • In de werkruimte zijn de nodige voorzieningen voor een doelmatige kunstverlichting aanwezig.

Hiervoor kunt u voorzieningen of hulpmiddelen voor de inrichting van de thuiswerkplek ter beschikking stellen. Denk hierbij aan zaken als een laptophouder, een muis en/of een los toetsenbord. Dergelijke kosten, die betrekking hebben op het voldoen aan de arboverplichtingen, zijn voor rekening van u als werkgever. De door uw werknemer zelf gemaakte kosten kunnen – mits hierover vooraf afspraken zijn gemaakt met u – bij u worden gedeclareerd. U moet een werkplek en kunstverlichting ter beschikking stellen, tenzij de werknemer daar zelf al over beschikt.

In het arbeidsomstandighedenbeleid dat u op grond van de Arbowet moet voeren, moet u aandacht besteden aan thuiswerken. Dit neemt u op in uw risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) en eventueel in het daaraan gekoppelde plan van aanpak.

Thuiswerken in uw arbobeleid

In een speciale thuiswerkregeling als onderdeel van het arbeidsomstandighedenbeleid kunt u onder meer aangeven voor welke functies binnen de organisatie de mogelijkheid bestaat over te gaan tot thuiswerken en welke eisen er worden gesteld aan de inrichting van de thuiswerkplek. Het faciliteren van thuiswerken kan dan nader geregeld worden in een door werkgever en werknemer te ondertekenen thuiswerkovereenkomst. Hierin worden zaken geregeld als het aantal dagen waarop de werknemer thuiswerkt, de bereikbaarheid van de werknemer en de terbeschikkingstelling van de benodigde apparatuur.

Instemming or

Aangezien een thuiswerkregeling of een thuiswerkbeleid onderdeel vormt van het arbeidsomstandighedenbeleid, heeft de or hierover een instemmingsrecht.

Arbeidstijden

Zowel de Arbeidstijdenwet (Atw) als de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) bepalen dat u als werkgever moet bijhouden hoeveel uren werknemers werken. U moet het volgende registreren:

  • de starttijd;
  • de eindtijd;
  • de tussenliggende pauzes en
  • de identiteit van de werknemer.

U mag zelf weten op welke wijze u aan deze registratieplicht voldoet. De wijze van registreren is dus vormvrij.

Genoemde verplichting geldt niet voor werknemers die meer dan drie keer het wettelijk minimumloon verdienen. De registratieverplichting geldt ook voor werknemers die thuiswerken. U kunt via een speciaal softwareprogramma de werknemer vragen zijn werktijd te registreren. De verantwoordelijkheid wordt hierdoor bij uw werknemer gelegd. Het voordeel is dat er betrekkelijk weinig inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de werknemer. U kunt ook gebruikmaken van proactieve software die zelf bijhoudt wanneer de werknemer werkt. Van belang is dat de software bijhoudt wanneer er sprake is van werktijd en wanneer er sprake is van privétijd. Het risico bestaat dat er te veel inbreuk wordt gemaakt op het recht op privacy van de werknemer. Wordt de registratieverplichting niet nageleefd, dan kan aan u als werkgever een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Let op! Er geldt een bewaarplicht van minimaal een jaar van de gegevens.

Let op! Aangezien hier sprake is van een werktijdregeling, geldt dat de or een instemmingsrecht heeft.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie toetst op de naleving van de zorgplicht van de werkgever en kan handhavend optreden.

Wat is er fiscaal geregeld?

Thuiswerkvergoeding

Werknemers die thuiswerken, maken veelal extra kosten. Denk aan kosten voor water en elektriciteit, verwarming, toiletpapier, koffie en thee. Met een thuiswerkvergoeding kunt u dergelijke extra uitgaven van thuiswerkers compenseren. Het geven van een thuiswerkvergoeding is niet wettelijk verplicht, maar kan onderdeel uitmaken van een cao.

Vanaf 1 januari 2023 mag u werknemers die thuiswerken een onbelaste vergoeding geven van maximaal € 2,15 per dag. Dit geldt ook als werknemers maar een deel van de dag thuiswerken. Kiest u ervoor meer dan € 2,15 per dag te vergoeden, dan is het meerdere belast. De onbelaste vergoeding is vrijgesteld en komt ook niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

Let op! De vrijgestelde vergoeding van € 2,15 per dag is voor € 1,02 slechts beperkt aftrekbaar. Dit deel van de vergoeding wordt namelijk aangemerkt als een vergoeding voor gemengde kosten, zoals koffie. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is dit deel van de vergoeding in beginsel voor 80% aftrekbaar, voor ondernemers in de vennootschapsbelasting in beginsel voor 73,5%.

Het is mogelijk met uw werknemer een vaste vergoeding overeen te komen op basis van het aantal verwachte thuiswerkdagen per week. Dit is administratief minder bewerkelijk. U moet kiezen welke van de twee vergoedingen wordt toegepast:

  1. óf de thuiswerkkostenvergoeding,
  2. óf de reiskostenvergoeding van € 0,21 km.

Een combinatie van een vaste vergoeding voor thuiswerken en reiskosten woon-werkverkeer is mogelijk op basis van de 214-werkdagenregeling, die pro rata moet worden toegepast als er structureel (gedeeltelijk) wordt thuisgewerkt. Deze vergoeding moet schriftelijk worden vastgelegd.

Voorbeeld

Een werknemer met een vijfdaagse werkweek werkt 3 dagen op kantoor en 2 dagen thuis. De enkele reisafstand woon-werk bedraagt 25 km. De gecombineerde vergoeding wordt dan als volgt berekend:

Vaste onbelaste reiskostenvergoeding: (3/5 x 214 x 50 kilometer x € 0,21)/12 = € 112,35 per maand
Onbelaste thuiswerkvergoeding: (2/5 x 214 x € 2,15) /12 = € 15,34 per maand

Vergoeding inrichting thuiswerkplek

U kunt een vergoeding geven voor de inrichting van een thuiswerkplek. Veel van deze kosten zijn onbelast. De kosten voor bijvoorbeeld een bureaustoel, een computer of een telefoon vallen onder voorwaarden binnen de gerichte vrijstellingen van de werkkostenregeling (WKR), waardoor er geen belasting over betaald hoeft te worden.

Voor de thuiswerkplek gelden voor de volgende vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen binnen de WKR, de volgende gerichte vrijstellingen:

  • verplichte arbovoorzieningen;
  • gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur als deze voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium.

Bij verplichte arbovoorzieningen maakt het niet uit of u deze vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt, en of uw werknemer de voorziening op de werkplek gebruikt of niet. In al deze situaties geldt een gerichte vrijstelling die niet ten koste gaat van uw vrije ruimte. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een voetenbankje bij beeldschermwerk of aan een beeldschermbril.

Als voldaan is aan de volgende voorwaarden, is de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing:

  • de werknemer gebruikt de voorzieningen geheel dan wel gedeeltelijk in de werkruimte;
  • de werknemer betaalt geen eigen bijdrage voor die voorzieningen;
  • de arbovoorzieningen hangen direct samen met de verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet en
  • de inrichting van de werkruimte thuis voldoet aan eerdergenoemde eisen van het Arbobesluit.

Let op! Sinds 2022 zijn stoelmassages buiten de werkplek en cursussen ‘Stoppen met roken’ niet meer vrijgesteld. Dit betekent dat deze niet meer onbelast vergoed mogen worden.

Bovengenoemde gerichte vrijstelling is niet van toepassing als de arbovoorziening volledig of gedeeltelijk onder een cafetariaregeling valt. In dat geval komen de kosten ten laste van de werknemer, omdat hij in dat geval wel een eigen bijdrage betaalt.

De werknemer kan kiezen voor een duurdere uitvoering van de arbovoorziening. In die situatie betaalt hij voor de meerprijs een eigen bijdrage uit het nettoloon. De gerichte vrijstelling voor de basisvoorziening die de werkgever voor zijn rekening neemt, blijft van toepassing. 

Noodzakelijkheidscriterium

ICT-middelen, mobiele communicatiemiddelen e.d. op de thuiswerkplek zijn gericht vrijgesteld indien:

  • de voorziening naar het redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk is voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking (noodzakelijkheidscriterium);
  • de voorziening geen onderdeel uitmaakt van een cafetariaregeling;
  • de werknemer de voorziening moet teruggeven of de restwaarde van deze voorziening aan u als  werkgever moet betalen als hij deze niet meer nodig heeft voor de dienstbetrekking; 
  • de noodzakelijke voorziening volledig door u als werkgever wordt betaald en de kosten dus niet worden doorberekend aan de werknemer; de kosten van een eventueel duurdere uitvoering mag u wel doorberekenen.

Binnen een cafetariaregeling zijn vergoedingen voor gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur niet als noodzakelijke voorziening gericht vrijgesteld. Bij de keuze van uw werknemer voor een duurdere uitvoering van een noodzakelijke voorziening kan de meerprijs worden uitgeruild met het brutoloon mits u dat gedeelde aanwijst als eindheffingsloon.  Daarbij moet u wel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. De gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen is niet van toepassing op de meerprijs.

U kunt uw werknemer ook toestaan om een bijdrage uit te ruilen met het brutoloon. Ook hiervoor geldt dat dit alleen mogelijk is als u dit gedeelte aanwijst als eindheffingsloon en u voldoet aan de gebruikelijkheidstoets. De gerichte vrijstelling is voor dat deel dan niet van toepassing.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondernemers krijgen alsnog schuldenoverzicht corona

Ondernemers die een aanmaning hebben ontvangen over een achterstand in de aflossing van hun coronaschuld, ontvangen zo spoedig mogelijk een schuldenoverzicht. Bij de ontvangen aanmaning ontbrak een dergelijk overzicht, waardoor niet duidelijk was wat de achterstand nu daadwerkelijk was.

Coronaschuld

Laptop

Ondernemers konden tijdens de coronacrisis uitstel van betaling krijgen voor hun belastingschulden. Deze schulden moeten met ingang van oktober 2022 weer worden afgelost. Een aantal ondernemers ontving onlangs een aanmaning, omdat ze achter zouden lopen met hun aflossing. 

Technische problemen

Volgens een woordvoerder van de Belastingdienst ontbrak een specificatie van de schuld als gevolg van technische problemen. Die zouden inmiddels zijn opgelost en dus zullen betreffende ondernemers alsnog zo spoedig mogelijk een individueel schuldenoverzicht nagestuurd krijgen.

Betalingsregeling niet ingetrokken

In de aanmaning zou vermeld staan dat de betalingsregeling zou worden ingetrokken als de aflossing niet conform de wettelijke regels vóór 1 maart van dit jaar zou plaatsvinden. Volgens de woordvoerder is hiervan geen sprake en neemt de Belastingdienst eerst contact op met betrokkene.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Fiscale eenheid 2023

Onderneemt u vanuit meerdere bv’s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv’s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting als in de omzetbelasting is een fiscale eenheid mogelijk.

De voorwaarden luisteren nauw en alhoewel deze constructie zeker voordelen kent, zijn er ook enkele belangrijke nadelen. In deze advieswijzer komt zowel de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting als de fiscale eenheid in de omzetbelasting aan bod.

Fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Overleg

Op verzoek kan een holding (moedervennootschap) samen met een of meer dochtervennootschappen (werk-bv’s) voor de vennootschapsbelasting worden aangemerkt als een fiscale eenheid. Juridisch blijven de vennootschappen gescheiden, maar fiscaal worden zij gezien als één belastingplichtige. De resultaten van de dochtervennootschap(pen) worden namelijk toegerekend aan de moedervennootschap.

Let op! Een verzoek om een fiscale eenheid moet schriftelijk worden ingediend bij de Belastingdienst. Hiervoor dient een aantal formulieren te worden ingevuld. Deze treft u aan op de site van de Belastingdienst. Het verzoek moet binnen drie maanden na de gewenste ingangsdatum zijn ingediend.

Voorwaarden aangaan fiscale eenheid

Niet alle bv’s kunnen zomaar een fiscale eenheid met elkaar vormen. Er geldt een aantal eisen:

  • De moedervennootschap bezit ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van het nominaal gestorte aandelenkapitaal van de dochtervennootschap. Dit aandelenbezit vertegenwoordigt ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtervennootschap. In alle gevallen geeft het aandelenbezit recht op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van deze dochtervennootschap.
  • De boekjaren van de deelnemende bv’s moeten samenvallen. Er geldt een uitzondering wanneer een bv in de loop van het jaar wordt opgericht.
  • Alle deelnemende bv’s moeten dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
  • Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Let op! Doordat de moedervennootschap ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van de aandelen in de dochtervennootschap moet bezitten, is het niet mogelijk om een fiscale eenheid te vormen als de aandelen in de dochtervennootschap zijn ondergebracht en gecertificeerd in een Stichting Administratiekantoor (STAK). Die mogelijkheid was er wel in het verleden, maar deze is ten einde gekomen.

Het is ook mogelijk om in bepaalde ‘buitenlandsituaties’ een fiscale eenheid te vormen tussen Nederlandse vennootschappen. Zo is bijvoorbeeld een fiscale eenheid mogelijk tussen een Nederlandse moedermaatschappij en een Nederlandse kleindochtermaatschappij, wanneer de tussenliggende dochtermaatschappij is gevestigd in een ander EU-land, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. Ook kunnen twee in Nederland gevestigde zustermaatschappijen met elkaar een fiscale eenheid aangaan als de moedermaatschappij is gevestigd in de EU of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.

Einde fiscale eenheid

Een fiscale eenheid eindigt uiteraard automatisch als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Zo eindigt de fiscale eenheid bijvoorbeeld als de moedervennootschap een deel of alle aandelen in de dochtervennootschap verkoopt en daardoor minder dan 95% van de aandelen bezit. Ook op gezamenlijk verzoek van de moedervennootschap en de dochtervennootschap kan een fiscale eenheid worden verbroken (ontvoeging). Verbreking kan niet eerder plaatsvinden dan op de datum waarop het verzoek is ontvangen door de Belastingdienst (derhalve geen terugwerkende kracht). Door liquidatie en vereffening van een vennootschap binnen de fiscale eenheid, komt de fiscale eenheid ten aanzien van de vereffende vennootschap uiteraard ook ten einde. Dit wordt formeel echter niet aangemerkt als een ontvoeging. Dat is van belang, omdat sommige antimisbruikmaatregelen alleen in werking treden bij een ontvoeging (en dus niet bij een vereffening).

Voordelen fiscale eenheid

Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kent enkele belangrijke voordelen. Zo kunnen verliezen en winsten onderling worden verrekend.

Let op! Dit voordeel is gewijzigd, omdat de voorwaartse verliesverrekening per 1 januari 2022 onbeperkt mogelijk is. De verrekening is wel beperkt tot maximaal € 1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Bij een winst van € 2 miljoen kan dus € 1,5 miljoen verrekend worden. Dit geldt zowel voor de voorwaartse als de achterwaartse verliesverrekening. De achterwaartse verliesverrekening is één jaar gebleven.

Ook kan er zonder fiscale gevolgen tussen de bv’s ‘geschoven’ worden met activa waarop een stille reserve rust. Reorganisatie is daardoor onder voorwaarden binnen de fiscale eenheid zonder belastingheffing mogelijk en er is geen winstneming op transacties binnen de fiscale eenheid. Wel geldt in dergelijke gevallen de voorwaarde dat de fiscale eenheid zes jaar (soms drie jaar) in stand moet blijven. Anders kan mogelijk alsnog belastingheffing over de stille reserves plaatsvinden.

Een ander voordeel van een fiscale eenheid kan zich voordoen als de gemengde kosten van de bv’s dermate hoog zijn, dat het financieel voordeliger is om bij de aftrekbeperking te kiezen voor een vast bedrag (in 2023 € 5.100 of 0,4% van de loonsom als dit meer is). Of dit per saldo ook voordeliger is, hangt af van de omvang van de gemengde kosten en van het vaste bedrag.

Tip! Bij een fiscale eenheid hoeft er maar één aangifte vennootschapsbelasting te worden ingediend.

Nadelen fiscale eenheid

Naast voordelen is er ook een aantal belangrijke nadelen. Er kan bijvoorbeeld maar eenmaal geprofiteerd worden van het 19%-vennootschapsbelastingtarief over de eerste € 200.000 belastbare winst. Over het meerdere is 25,8% belasting verschuldigd. Zijn er binnen de fiscale eenheid meerdere bv’s met een winst boven de € 200.000, dan kan er dus maar één keer gebruik worden gemaakt van het 19%-tarief.

Let op! Ook voor de investeringsaftrek kan een nadeel optreden. Deze wordt namelijk beperkt doordat de investeringen van alle deelnemende bv’s bij elkaar worden opgeteld. Hierdoor bereikt de fiscale eenheid eerder de grenzen waarbij de investeringsaftrek gelijk blijft, respectievelijk afneemt of er zelfs helemaal geen recht meer op bestaat. Alleen bij investeringen door de individuele bv’s van niet meer dan € 2.600 per jaar kan een voordeel ontstaan. Ook kan er een voordeel ontstaan als er binnen de fiscale eenheid onderling investeringsgoederen aan elkaar ter beschikking worden gesteld. Verder kan bij de desinvesteringsbijtelling een nadeel ontstaan, omdat eerder de grens van € 2.600 bereikt wordt. De desinvesteringsbijtelling is namelijk van toepassing als voor een bedrag van meer dan € 2.600 aan bedrijfsmiddelen vervreemd wordt.

Een ander belangrijk nadeel is dat iedere bv hoofdelijk aansprakelijk is voor de totale belastingschuld van de fiscale eenheid en dus niet alleen voor het gedeelte van de vennootschapsbelastingschuld dat betrekking heeft op de winst die zij zelf heeft behaald.

Verder kunnen bij het verbreken van de fiscale eenheid problemen ontstaan. Zo zal er in bepaalde gevallen moeten worden afgerekend over de meerwaarde van activa. Ook de verrekening van verliezen van voor en na de fiscale eenheidsperiode met winsten uit deze periode is aan beperkingen gebonden.

Een nadeel kan verder optreden als binnen de fiscale eenheid één onderdeel failliet gaat, omdat onbetaalde schulden tot belaste winst binnen de fiscale eenheid kunnen leiden die anders onbelast zou blijven. 

Fiscale eenheid in de omzetbelasting

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent zo haar eigen regels. Voor het vormen van een fiscale eenheid gelden de volgende voorwaarden:

  • Alle deelnemers moeten in beginsel btw-ondernemer zijn.
  • Alle deelnemers moeten in Nederland wonen of gevestigd zijn of een vaste inrichting in Nederland hebben.
  • Alle deelnemers moeten op financieel, organisatorisch en economisch gebied dusdanig verweven zijn dat zij een eenheid vormen. Op financieel gebied betekent dit dat meer dan 50% van de aandelen van elk van de vennootschappen direct of indirect in dezelfde handen is. Van organisatorische verwevenheid is sprake als de vennootschappen onder één overkoepelende leiding staan. Economische verwevenheid wil zeggen dat de deelnemers bijvoorbeeld een gemeenschappelijke klantenkring hebben of dat de ene vennootschap in belangrijke mate aanvullende activiteiten verricht voor de andere vennootschap.

Tip! Het is ook mogelijk om een fiscale eenheid te vormen met een andere rechtsvorm, bijvoorbeeld een cv of een stichting, maar ook met een natuurlijk persoon. Zo kan er dus een fiscale eenheid bestaan tussen de bv en haar directeur-grootaandeelhouder (dga) als deze dga bijvoorbeeld een pand verhuurt aan zijn bv.

Aangaan fiscale eenheid

Indien wordt voldaan aan voornoemde voorwaarden, bestaat de fiscale eenheid automatisch. De Belastingdienst hoeft daarvoor niet per se een beschikking af te geven. Er mag dan toch al worden gehandeld als fiscale eenheid, al mag ook worden gehandeld alsof er geen fiscale eenheid is. Op verzoek kunnen vennootschappen ook een beschikking voor de fiscale eenheid vragen aan de Belastingdienst. De belastinginspecteur kan ook op eigen initiatief een fiscale eenheid vaststellen. In allebei de gevallen zal de inspecteur een beschikking afgeven en staat de fiscale eenheid als zodanig bij de Belastingdienst geregistreerd.

Tip! Indien twijfel bestaat of wel of niet wordt voldaan aan de voorwaarden terwijl de fiscale eenheid wel wenselijk is, is het verstandig om de fiscale eenheid bij beschikking te laten vaststellen.

De voor- en nadelen

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent als belangrijk voordeel dat de deelnemende vennootschappen geen btw betalen over onderlinge leveringen van goederen en diensten. Dit kan financieel voordelig zijn, als zonder fiscale eenheid de door een van de vennootschappen in rekening gebrachte btw bij de andere vennootschap niet (volledig) aftrekbaar zou zijn. Bijvoorbeeld omdat die andere vennootschap btw-vrijgestelde prestaties verricht.

Ook hoeft er maar één btw-aangifte te worden gedaan. Niet iedere vennootschap hoeft dus meer apart een aangifte omzetbelasting te doen (als het wenselijk is, kan dat overigens wel). Er vindt dus een (gecombineerde) aangifte op naam van de fiscale eenheid plaats. De fiscale eenheid krijgt één btw-nummer.

Let op! Op facturen moeten de individuele vennootschappen gewoon het eigen btw-nummer vermelden, niet het nummer van de fiscale eenheid.

Een belangrijk nadeel is dat alle deelnemende vennootschappen in de fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid te betalen btw. Dit geldt echter pas zodra een beschikking is afgegeven door de Belastingdienst. Zo is het dus mogelijk om te handelen als fiscale eenheid zonder beschikking, zodat ook geen onderlinge aansprakelijkheid bestaat. Wel zal het bestaan van de fiscale eenheid dan eerder onder de aandacht van de Belastingdienst komen, waardoor de Belastingdienst uit zichzelf een beschikking kan afgeven. Daarom kan het soms verstandig zijn om – ondanks dat aan de voorwaarden is voldaan – toch niet als fiscale eenheid te handelen (mits er geen beschikking is uiteraard).

Let op! Omdat de fiscale eenheid in de omzetbelasting van rechtswege bestaat als wordt voldaan aan de voorwaarden, kan een fiscale eenheid niet op verzoek worden verbroken. Er vindt pas een verbreking plaats zodra niet meer wordt voldaan aan een of meerdere van de drie verwevenheden.

Tip! Voldoet een van de vennootschappen niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid, meld dit dan zo snel mogelijk bij de Belastingdienst. Die vennootschap kan dan niet langer deel uitmaken van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Zonder melding is de fiscale eenheid wel verbroken, maar blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-schulden bestaan.

Tot slot

In deze advieswijzer heeft u op hoofdlijnen kennis kunnen maken met de voor- en nadelen van de fiscale eenheid. De details maken het fiscale eenheidsregime ingewikkeld. Neem voor meer informatie contact met ons op. Wij kunnen u adviseren over het aangaan dan wel verbreken van een fiscale eenheid.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tegemoetkoming in energie aanvragen vanaf 21 maart

Energie-intensieve mkb-ondernemers kunnen vanaf 21 maart 2023 de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) aanvragen. De TEK kan worden verkregen voor de periode van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023.

Tip! Ook stichtingen, culturele instellingen en semipublieke instellingen die voldoen aan de voorwaarden van de TEK-regeling, kunnen een aanvraag indienen.

Berekening TEK

Fabriek

De TEK wordt berekend op basis van standaard verbruiks- en prijsgegevens en dus niet op basis van het werkelijke gebruik en de actuele prijs. De TEK vergoedt maximaal 50% van het verschil boven de minimumprijs en bedraagt maximaal € 160.000.

Modelprijzen

U komt alleen in aanmerking voor de TEK als uw energiekosten meer dan 7% van uw omzet bedragen. De energiekosten worden berekend aan de hand van modelprijzen voor gas en elektra voor 2022. Deze modelprijzen zijn inmiddels bekendgemaakt en bedragen voor gas € 2,41 per kuub en voor elektra € 0,59 per kWh. 

Tip! U kunt zelf uitrekenen of u voor de TEK in aanmerking komt. Op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn enkele rekenvoorbeelden opgenomen.

Verdere voorwaarden TEK

Naast de voorwaarde dat uw energiekosten 7% van uw omzet moeten bedragen, kent de TEK ook enkele andere voorwaarden. Zo moet u voldoen aan de mkb-toets; daarvoor geldt dat u minder dan 250 werknemers in dienst heeft en een omzet van maximaal € 50 miljoen en/of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen heeft. U vindt alle voorwaarden op RVO.nl.

Voorschot van 50%

Op basis van uw aanvraag ontvangt  u vooralsnog een voorschot van 50%  van het te verwachten subsidiebedrag.

Aanvragen via de RVO

De tegemoetkoming kan vanaf 21 maart 2023 9.00 uur tot 2 oktober 2023 17.00 uur worden aangevraagd bij de RVO. Hiervoor is eHerkenning op niveau eH3 nodig, maar zzp’ers en ondernemers met een eenmanszaak kunnen ook met DigiD terecht.

Vaststellingsverzoek

Om de definitieve TEK te kunnen berekenen dient een vaststellingsverzoek te worden ingediend. Ook dit moet bij de RVO gebeuren, uiterlijk op 31 mei 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvragen SLIM-subsidie in de maand maart

Werkgevers in het mkb kunnen vanaf 1 maart 2023 de zogenaamde SLIM-subsidie, Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen, weer aanvragen. Nieuw in de regeling is dat ook mkb-ondernemingen een voorschot van 50% kunnen krijgen.

Let op! U heeft één maand de tijd voor uw aanvraag. Het loket is namelijk open van 1 maart tot en met 30 maart 17.00 uur.

Waarvoor subsidie?

Overleg

U kunt de subsidie aanvragen voor:

  • activiteiten voor leren en ontwikkelen (bijvoorbeeld loopbaanadvies of onderzoek naar behoefte aan scholing in uw bedrijf);
  • een aanpak om uw medewerkers aan te moedigen hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen (bijvoorbeeld een bedrijfsschool);
  • een praktijkleerplaats binnen uw bedrijf voor (delen van) een mbo-opleiding voor volwassenen.

Voorschot ook voor mkb

Nieuw in de regeling is dat ook mkb-ondernemingen nu een voorschot van 50% kunnen krijgen op basis van hun aanvraag. Samenwerkingsverbanden en grootbedrijven die voor de SLIM in aanmerking komen, hadden deze mogelijkheid al. Via een voorschot kan een onderneming makkelijker de aanloopkosten financieren. Bij twijfel over de betrouwbaarheid van de aanvrager kan een voorschot geweigerd worden. Ook is geregeld dat het voorschot kan worden teruggevorderd als niet aan de voorwaarden van de SLIM wordt voldaan.

Aanvragen SLIM

Om in aanmerking te komen voor de SLIM geldt een aantal voorwaarden. Deze zijn verschillend per type aanvrager. U vindt deze voorwaarden en meer informatie op deze site.  Als u de SLIM wilt aanvragen, moet u eerst inloggen bij het ‘Subsidieportaal van uitvoering van beleid’  . Als u nog geen account heeft, moet u deze eerst aanmaken. 

Tip! Mkb-bedrijven kunnen de SLIM-subsidie ook aanvragen in september van dit jaar. Samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de landbouw, horeca en recreatie kunnen de SLIM-subsidie aanvragen tussen 1 juni en 29 juli 2023.

Posted in Niet gecategoriseerd

Terugbetaald starterskrediet niet aftrekbaar

Als een ondernemer een starterskrediet van het UWV terug moet betalen, is dit fiscaal niet aftrekbaar. Het is namelijk niet aan te merken als persoonsgebonden aftrekpost, noch als negatief loon.

Starterskrediet

Ondernemer

Bent u arbeidsongeschikt en wilt u een bedrijf starten, dan komt u welllicht in aanmerking voor een starterskrediet. Dit kan als een commerciële bank u geen lening wil verstrekken, terwijl het UWV wel borg voor u wil staan. Over de lening betaalt u rente. Hoelang u over het terugbetalen van de lening mag doen, hangt af van de hoogte van de lening. 

Geen aftrekpost

In een zaak die voorlag bij rechtbank Zeeland-West-Brabant had een man een starterskrediet van € 20.000 gekregen. Omdat hij zijn bedrijf na drie jaar weer staakte, moest hij het krediet terugbetalen. Vijf jaar later stond er nog een bedrag van ruim € 14.000 open. De man wilde dit in aftrek brengen op zijn inkomen, maar die vlieger ging niet op.

Krediet onbelast

De man voerde aan dat het krediet, toen het aan hem verstrekt was, belast was geweest en dat hij het als inkomen had aangegeven. Dit bleek echter niet uit de feiten, zodat de rechter hieraan voorbij ging.

Persoonsgebonden aftrekposten limitatief

Het terug te betalen krediet is volgens de rechtbank ook niet aan te merken als een persoonsgebonden aftrekpost. Deze aftrekposten zijn namelijk limitatief in de wet opgesomd, zoals bepaalde zorgkosten. Terug te betalen starterskredieten zijn niet vermeld en kunnen dan ook niet als zodanig worden aangemerkt. De rechtbank stelde de inspecteur dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tegemoetkoming gemaakte kosten vanwege Brexit eenvoudiger

Het wordt voor ondernemers die kosten hebben moeten maken vanwege de Brexit eenvoudiger om een tegemoetkoming, de BAR Bedrijfslevenregeling, aan te vragen. Er hoeven in veel gevallen minder administratieve bewijsmiddelen meegestuurd te worden bij het aanvragen van de tegemoetkoming.

BAR Bedrijfslevenregeling

Vlag

De Brexit Adjustment Reserve (BAR) Bedrijfslevenregeling voorziet in een tegemoetkoming voor gemaakte kosten vanwege de Brexit. Onder voorwaarden kan deze subsidie worden aangevraagd door zowel het mkb als het niet-mkb. De voorwaarden vindt u op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland.

Let op! Deze tegemoetkoming kan uiterlijk tot 31 maart 2023 17.00 uur worden aangevraagd via RVO.nl. De BAR wordt toegekend op volgorde van binnenkomst. Er is totaal voor deze regeling € 185 miljoen beschikbaar.

Let op! Deze regeling is dus alleen bedoeld voor reeds gemaakte kosten en niet voor nog te maken kosten.

Kostenonderbouwing deels versoepeld

De kosten die u vanwege de Brexit gemaakt heeft, moet u kunnen onderbouwen met facturen. Een aantal extra bewijsmiddelen is echter geschrapt of verminderd. Zo hoeven transportondernemers kopieën van gehanteerde rittenschema’s niet meer mee te sturen. Een boekingsoverzicht waarop alle ritten van het jaar zijn weergegeven is voldoende. 

Waar kunt u subsidie voor krijgen?

U kunt onder meer subsidie krijgen voor kosten die u maakte voor het ontwikkelen van communicatiemiddelen voor een voorlichtingscampagne. 

Ook een aantal opleidingen vanwege gewijzigde douaneprocedures komt voor subsidie in aanmerking, net als eenmalige kosten voor de aanschaf van douaneaangiftesoftware en voor advies van een externe consultant. 

Beroepsvervoerders kunnen daarnaast subsidie krijgen als ze door de Brexit noodzakelijke tijdelijke bedrijfskosten moesten maken voor het beroepsvervoer over de weg.

Let op! Omzetverlies komt niet voor vergoeding in aanmerking.

Regelhulp

Omdat de BAR nogal wat voorwaarden kent, bevat de site van de RVO een Regelhulp. U kunt dan zelf nagaan of u voor de subsidie in aanmerking komt en wat de hoogte van de tegemoetkoming zal zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

10,5% belastingrente Vpb voorlopig toch van de baan

De voorgenomen verhoging van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting (Vpb) per 1 maart 2023 van 8 naar 10,5% is voorlopig van de baan. Pas later dit voorjaar beslist het kabinet wat het met het rentepercentage uiteindelijk gaat doen.

Aanpassing Besluit

Euro

Om het percentage op 8% te kunnen houden, wordt het Besluit Belasting- en invorderingsrente zo spoedig mogelijk gewijzigd. Totdat deze wijziging is doorgevoerd, hebben belastingplichtigen die belastingrente voor de Vpb ontvangen, wél recht op het hogere percentage. Zij ontvangen dit via een nabetaling, nadat genoemd Besluit in werking is getreden.

Wanneer betaalt u belastingrente voor de vennootschapsbelasting?

U betaalt belastingrente als de fiscus u een aanslag oplegt op of na 1 juli volgend op het belastingjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Voor het jaar 2022 is dit dus 1 juli 2023. U betaalt deze rente over het bedrag dat u aan belasting moet betalen. 

Wanneer ontvangt u belastingrente voor de Vpb?

U ontvangt belastingrente voor de Vpb als u belasting terugkrijgt en de fiscus na ontvangst van uw aangifte er langer dan drie maanden over doet om een aanslag op te leggen én de aanslag op of na 1 juli volgend op het belastingjaar wordt opgelegd. U heeft alleen recht op belastingrente als de gegevens uit de aangifte zonder wijziging zijn overgenomen. Bij vermindering van een voorlopige aanslag Vpb heeft u onder voorwaarden ook recht op 10,5% belastingrente.

Posted in Niet gecategoriseerd

Proceskostenvergoeding bij verlaging box 3

Bij vermindering of vernietiging van een aanslag heeft u onder bepaalde voorwaarden recht op vergoeding van uw proceskosten. Dat kan ook gelden als uw aanslag lager wordt door rechtsherstel box 3.

Proceskostenvergoeding

Juridisch

In de wet- en regelgeving is geregeld dat u onder bepaalde voorwaarden recht heeft op vergoeding van proceskosten als een beroep bij een rechter leidt tot een lagere aanslag. Ook als de Belastingdienst uw aanslag geheel of gedeeltelijk vermindert voordat een rechter beslist over uw beroep en u het beroep daarom intrekt, heeft u onder bepaalde voorwaarden recht op vergoeding van uw proceskosten.

Box 3

Zo oordeelde een rechtbank onlangs dat de Belastingdienst de proceskosten van een belastingplichtige moest vergoeden. De belastingplichtige had beroep ingesteld tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2017 en 2018. De Belastingdienst verminderde vervolgens, voordat de rechter besliste over het beroep, de aanslagen door rechtsherstel box 3 te bieden. De belastingplichtige trok het beroep vervolgens in, maar verzocht de rechtbank wel de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank voldeed aan dit verzoek.

Let op! Als u rechtsherstel box 3 krijgt omdat uw bezwaar viel onder de massaalbezwaarprocedure, heeft u geen recht op vergoeding van de kosten van uw bezwaar.

Niet alle kosten

U krijgt niet alle kosten vergoed. In de regelgeving is bepaald welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Daaronder vallen in ieder geval de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden in beginsel niet volledig vergoed, maar berekend volgens een puntensysteem. Dit puntensysteem leidt over het algemeen tot een lagere vergoeding dan de werkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Estate planning 2023

Kan uw kind een financieel ruggensteuntje goed gebruiken? Bijvoorbeeld voor studiekosten, de aankoop van een woning of bij het verlies van een baan? Of misschien wil uw kind een langgekoesterde droom van een eigen bedrijf verwezenlijken of het stokje van het familiebedrijf overnemen? Uw financiële hulp zou dat mogelijk kunnen maken! Laat u inspireren door deze advieswijzer.

Schenking

Euro

Een veelgebruikte en relatief eenvoudige manier om een kind financieel te ondersteunen, is het schenken van geld. Dit kan op diverse manieren. Door handig gebruik te maken van vrijstellingen en fiscaal vriendelijke schenkingsvormen, kunt u het rendement van uw schenking verhogen. Niet alleen op het moment van schenking zelf, maar ook later. Schenken is een voordelige manier om het opgebouwde vermogen aan de volgende generatie over te dragen. Het financiële steuntje voor nu is misschien tegelijkertijd een gelegenheid om na te denken over uw nalatenschapsplanning.

Afhankelijk van de omvang van uw vermogen en de vrijstellingen, bedraagt de erfbelasting voor uw kind al snel tussen de 10 en 20% en voor het kleinkind zelfs tussen de 18 en 36%. Regel het tijdig en goed en bespaar erfbelasting in het voordeel van uw erfgenamen!

Let op! Voor mensen met vermogen geldt een hogere eigen bijdrage voor zorg via de AWBZ. In 2023 wordt bij alleenstaanden 4% van uw vermogen boven het toetsbedrag van € 31.340 als extra inkomen voor de berekening van de eigen bijdrage meegeteld. Voor partners geldt het dubbele toetsbedrag, € 62.680. De peildatum hiervoor is 1 januari 2021.

Fiscaalvrije schenkingen

Als ouder kunt u uw kind jaarlijks een bedrag schenken zonder dat daar belasting over betaald moet worden. Voor 2023 is dit bedrag € 6.035. Schenkt u aan een kind dat tussen de 18 en 40 jaar oud is (of van wie de partner tussen de 18 en 40 jaar oud is), dan kan deze vrijstelling eenmalig worden verhoogd naar € 28.947. Voor schenkingen ten behoeve van een kostbare studie of opleiding kan de vrijstelling zelfs eenmalig worden verhoogd naar € 60.298.

De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is in 2023 beperkt tot € 28.947. Dit eenmalig vrijgestelde bedrag geldt zowel voor een schenking aan derden als voor een schenking aan uw kinderen. Zoals hierboven aangegeven, geldt eenzelfde vrijstelling ook voor een eenmalige schenking aan uw kinderen, die vrij besteedbaar is. U mag echter maar een van beide vrijstellingen eenmalig gebruiken. U kunt dan ook beter voor de vrij besteedbare schenking kiezen, aangezien hiervoor minder voorwaarden gelden.

Let op! De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning wordt vanaf 2024 volledig afgeschaft.

Eerdere schenking eigen woning

De schenking voor een eigen woning die voor het eerst in 2022 plaatsvond maar waarvoor toen nog niet het maximum van de vrijstelling is benut, mag in 2023 nog vrijgesteld worden, aangevuld tot en met € 106.671. Vond de schenking voor het eerst in 2021 plaats en is in 2022 het maximum van de vrijstelling nog niet benut, dan kunt u in 2023 nog vrijgesteld aanvullen tot en met € 105.302. Voorwaarde voor de aanvullingen is wel dat in het jaar van de eerdere schenking(en) een beroep gedaan is op de vrijstelling voor de eigen woning in de aangifte schenkbelasting voor dat jaar.

Betreft het een schenking voor de eigen woning, dan bedraagt de schenkingsvrijstelling € 106.671. In dat geval moet uw kind de schenking gebruiken voor:

  • de aankoop van een eigen woning;
  • de verbetering of het onderhoud van de eigen woning;
  • het afkopen van de erfpachtcanon bij zijn eigen woning met erfpacht;
  • het aflossen van zijn eigenwoningschuld of de restschuld die is ontstaan door verkoop van zijn woning.

Let op! Wilt u aan uw kind of een derde schenken voor de eigen woning, laat u dan vooraf goed informeren. Er gelden namelijk wel wat voorwaarden waar zowel u als uw kind of de derde zich aan moet houden. Het bedrag van de schenking moet bijvoorbeeld daadwerkelijk zijn betaald en u moet dit schriftelijk kunnen aantonen. Schenking onder schuldigerkenning is hier dus niet mogelijk.

U kunt er natuurlijk ook voor kiezen om meer dan het vrijgestelde bedrag te schenken. Over het meerdere is dan wel schenkbelasting verschuldigd (10 tot 20% bij een kind, 18 tot 36% bij kleinkinderen en verdere afstammelingen en 30 tot 40% bij overige personen).

Papieren schenking

U wilt schenken, maar u wilt of kunt nog niet het gehele bedrag in contanten aan uw kind geven. Dan heeft u de mogelijkheid tot een ‘notariële schuldigerkenning uit vrijgevigheid’, ook wel bekend als papieren schenking. U erkent een bedrag schuldig te zijn aan uw kind dat pas opeisbaar is na uw overlijden.

Voordeel is dat u blijft beschikken over het (geschonken) vermogen en liquiditeiten en toch handig gebruikmaakt van de vrijstellingen in de schenkbelasting. Tegelijkertijd bent u vrij om tussentijds op de schuld af te lossen en daarmee uw kind geld te verstrekken. Om met deze schenking ook erfbelasting te besparen, moet u uw kind wel jaarlijks daadwerkelijk 6% rente betalen. Via rente en aflossing ontvangt uw kind dan financiële ondersteuning.

Let op! De schenking op papier moet zowel door de schenker als de ontvanger in box 3 worden opgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. In het box 3-stelsel in 2023 ontstaat hierbij wel een verschil tussen de belastbaarheid van de vordering en de aftrek van de schuld. Over de vordering die uw kind op u heeft, wordt namelijk een hoger forfaitair percentage (6,17% in 2023) berekend dan het forfaitair percentage waartegen de schuld die u heeft aan uw kind aftrekbaar is. Het exacte percentage voor de schuld is nog niet bekend. Voor een vergelijk: voor het jaar 2022 bedroegen deze percentages voor vorderingen 5,53% en voor schulden 2,28%, een verschil van 3,25%!

Tip! Wilt u meerdere jaren achter elkaar een papieren schenking doen aan uw kind, dan bestaat de mogelijkheid om dit in één keer voor meerdere jaren bij de notaris te regelen. Laat u wel goed informeren over de voorwaarden en de voor- en nadelen die hieraan verbonden zijn.

Schenken onder voorwaarden

Het kan gebeuren dat een schenking via het huwelijksgoederenregime of een samenlevingscontract onbedoeld bij de schoonfamilie van uw (klein)kind terechtkomt. Dit kunt u voorkomen door bij de schenking een uitsluitingsclausule op te nemen, zodat de schenking eigendom blijft van uw (klein)kind. Door het schenken van vermogen aan uw kind kan het op enig moment ook gebeuren dat uw financiële draagkracht onder druk komt te staan. Wilt u schenken zonder financieel afhankelijk te worden van uw kind, dan kunt u ook schenken onder de voorwaarde dat de schenking door u herroepen kan worden.

Let op! Is uw kind getrouwd na 1 januari 2018, dan valt uw schenking niet meer in de huwelijksgemeenschap. Uw kind kan samen met zijn of haar partner in de huwelijkse voorwaarden echter bepalen dat schenkingen wel tot de gemeenschap behoren. In die situatie is de uitsluitingsclausule desgewenst nog relevant.

Bedrijfsopvolging in de familie

Wilt u uw bedrijf geheel of gedeeltelijk overdragen aan uw kind? Met de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet kunt u het ondernemingsvermogen of uw aanmerkelijkbelangaandelen fiscaal vriendelijk op de kinderen overdragen. De BOF geldt alleen voor actieve ondernemingen.

Beleggingsactiviteiten vallen nagenoeg geheel buiten de regeling. De BOF voorziet in een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde, voor zover de waarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1.205.871 (2023). Voor het meerdere is de vermindering 83%. Voor de dan nog verschuldigde schenkbelasting kan tien jaar lang rentedragend uitstel van betaling worden verleend. De regeling kent onder meer voorwaarden ten aanzien van de bezitsperiode voor u als schenker en voor de voortzetting van het bedrijf door de verkrijger.

Tip! Denk na over uw bedrijfsopvolging en laat u daarover goed adviseren. Het kabinet denkt na over aanpassingen in de gunstige regelingen bij bedrijfsopvolging die nu bestaan. Welke aanpassingen dat zijn, is nog niet bekend. Wel duidelijk is dat het kabinet in ieder geval plannen heeft om aan derden verhuurde onroerende zaken vanaf 2024 aan te merken als beleggingsvermogen. Gevolg is dat hierop dan niet de gunstige regelingen kunnen worden toegepast.

Familielening

U kunt uw kinderen natuurlijk ook geld lenen. Het is niet altijd eenvoudig, ook niet voor uw kinderen, om een financiering bij een bank te krijgen. Bij een lage rente op een spaardeposito kan een familielening dan algauw een aantrekkelijke optie zijn. Maak wel zakelijke afspraken en leg de voorwaarden, zoals rente, duur, aflossing, aanwending van de geldsom, opeisbaarheid, opzeggingsgronden en eventuele zekerheden, goed vast. Dit zorgt voor financiële en juridische duidelijkheid voor u en uw kind en voorkomt veelal onnodige fiscale narigheid.

Let op! Houd er rekening mee dat door het box 3-stelsel in 2023 hierbij wel een verschil ontstaat in belastbaarheid. Over de vordering die u op uw kind heeft, wordt namelijk een hoog forfaitair percentage (6,17% in 2023) berekend in box 3. Betreft de lening aan uw kind een zogenaamde eigenwoninglening die aan de fiscale voorwaarden voldoet? Dan is de rente tegen de werkelijke rente aftrekbaar bij uw kind.

Eigenwoninglening

Via een notariële of onderhandse akte kunt u uw kind geld lenen voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Over de lening ontvangt u van uw kind rente. Voor u behoort de (zakelijke) lening tot uw box 3-vermogen. Voor de te betalen belasting in box 3 gaat de fiscus tegenwoordig uit van de vermogensbestanddelen die u werkelijk heeft. Daarbij gebruikt men fictieve rendementen die dicht bij de werkelijke rendementspercentages voor sparen of beleggen liggen. Voor spaargeld is dat bijvoorbeeld veel lager dan voor beleggingen. Voor beleggingen en andere bezittingen, zoals een verstrekte lening aan uw kind, gaat de fiscus in 2023 uit van een fictief rendement van 6,17%.

Let op! Sinds 1 januari 2013 gelden ook voor de eigenwoningleningen binnen de familie de nieuwe regels rondom hypotheekrenteaftrek. Dat wil zeggen dat de lening dus binnen dertig jaar volledig en minimaal annuïtair moet zijn afgelost. Om de renteaftrek bij een onderhandse lening veilig te stellen, moet uw kind de Belastingdienst informeren over de eigenwoninglening. Daarvoor moeten de gegevens van de lening jaarlijks worden doorgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. Dat geldt zowel voor een nieuwe lening als voor het doorgeven van een wijziging van een bestaande eigenwoninglening.

Let op! Het is verstandig om voor de lening een zekerheidsrecht te bedingen. Niet alleen voor de terugbetaling, maar ook om het zakelijke karakter fiscaal te onderbouwen. Voor het vastleggen van een hypotheek moet u bij de notaris zijn.

Lening en schenking via een kasrondje

U kunt uw kind extra financieel steunen door bijvoorbeeld de eigenwoninglening aan te vullen met een ‘kasrondje’. In hetzelfde jaar dat het kind de rente aan u betaalt, schenkt u een bedrag binnen de jaarlijkse schenkingsvrijstelling (2023: € 6.035). Uw kind profiteert bij een eigenwoninglening van de fiscale renteaftrek en van de vrijgestelde schenking, terwijl u (een deel van) de rente weer belastingvrij kunt teruggeven. De schenking en rentebetaling moeten overigens los van elkaar staan en niet met elkaar worden verrekend. Anders valt het fiscale voordeel weg.

Borgstelling

Indien uw kind bij een bank niet op eigen kracht een (extra) lening kan krijgen, kunt u als ouder borg staan. Dit kan voor de gehele lening, maar ook voor een deel. Hiermee biedt u de bank extra zekerheid. Met een borgstelling voor een hypothecaire geldlening behoudt het kind recht op hypotheekrenteaftrek.

Risicodragende deelname

Tot slot nog een laatste tip: heeft uw kind plannen om voor zichzelf te beginnen, dan is een geldlening wellicht een voor de hand liggende optie. Maar misschien is een risicodragende deelname van u als financier in het startende bedrijf van uw kind voor beiden interessant. Er zijn vele manieren om dit vorm te geven. Vraag het ons!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil UBO-register niet publiektoegankelijk maken

Op basis van de uitspraak van het Europese Hof voor wat betreft de openbaarheid van het UBO-register, heeft het kabinet besloten dit register niet publiektoegankelijk te maken.

UBO-register

Laptop

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Privacy

Via de Kamer van Koophandel konden derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde is volgens het Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom de openbaarheid van delen van het UBO-register heroverwogen.

Aanpassing Handelsregisterwet

Het kabinet zal de openbaarheid van het UBO-register aanpassen. Dit vereist een wijziging van de Handelsregisterwet. Informatieverstrekking uit het UBO-register aan bevoegde autoriteiten, zoals de Belastingdienst en het FIU, zal zo spoedig mogelijk worden hersteld. Dit geldt ook voor wat betreft de toegang voor instellingen als bedoeld in de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme), zoals banken. 

Legitiem belang

Voor wat betreft personen en organisaties met een legitiem belang, zoals de pers, wordt nog bekeken hoe de openbaarheid van het UBO-register deels kan worden hersteld. Op dit moment wordt gedacht aan een lijst met objectieve indicatoren, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of sprake is van legitiem belang. Niet uitgesloten wordt dat in sommige gevallen ook een individuele beoordeling gemaakt zal moeten worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maak tijdig bezwaar bij navorderingsaanslag 2017 of eerder

Zorg dat u tijdig bezwaar maakt als u het niet eens bent met een navorderingsaanslag over 2017 of een eerder jaar. Als u te laat bezwaar maakt, wordt dit bezwaar namelijk niet in behandeling genomen, ook niet als verzoek om ambtshalve vermindering.

Navorderingsaanslag

Rekenmachine

De Belastingdienst kan aan u of uw vennootschap een navorderingsaanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting opleggen als zij menen dat uw oorspronkelijke definitieve aanslag te laag was. De Belastingdienst moet dit over het algemeen doen binnen vijf jaar na afloop van het jaar waarop de aanslag betrekking heeft. Had u uitstel tot het indienen van uw aangifte, dan wordt deze vijf jaar met de uitsteltermijn verlengd.

Voorbeeld

Voor het jaar 2017 kan de Belastingdienst nog tot en met 31 december 2022 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017 aan u opleggen. Kreeg u echter vier maanden uitstel voor het indienen van uw aangifte, dan heeft de Belastingdienst nog tot en met 30 april 2023 om aan u een navorderingsaanslag over het jaar 2017 op te leggen.

Let op! In zogenaamde buitenlandse situaties geldt een termijn van twaalf jaar in plaats van vijf jaar.

Bezwaar tegen navorderingsaanslag

U kunt een bezwaar indienen als u het niet eens bent met een navorderingsaanslag. Een bezwaar is op tijd als dit binnen zes weken na dagtekening van de navorderingsaanslag is ingediend.

Ambtshalve vermindering

Dient u uw bezwaar te laat in, dan neemt de Belastingdienst het bezwaar in behandeling als verzoek om ambtshalve vermindering. Maar let op, volgens de wettelijke bepalingen die hiervoor gelden, doet de Belastingdienst dit alleen als uw bezwaar is ingediend binnen vijf jaar na afloop van het jaar waarop de aanslag betrekking heeft.

Let op! Die vijf jaar geldt ook als de navorderingsaanslag is opgelegd na afloop van die vijf jaar, aldus de Hoge Raad. Zorg er in zo’n geval daarom altijd voor dat uw bezwaar op tijd is. Is uw bezwaar te laat? Dan neemt de Belastingdienst deze namelijk niet meer in behandeling!

Voorbeeld

De Belastingdienst legt op 31 januari 2023 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017 aan u op. Deze aanslag is op tijd, omdat u voor het indienen van de aangifte 2017 vier maanden uitstel had. U bent het niet eens met deze navorderingsaanslag en dient op 1 augustus 2023 een bezwaar in. Dit bezwaar is niet ingediend binnen zes weken na de dagtekening en dus te laat. De Belastingdienst neemt uw bezwaar niet in behandeling als verzoek om ambtshalve vermindering omdat de vijfjaarstermijn voor het indienen van een verzoek om ambtshalve vermindering op 31 december 2022 verliep.

Posted in Niet gecategoriseerd

Basisregistratie Kadaster niet heilig voor WOZ

Voor toepassing van de Wet Waardering Onroerende Zaken (wet WOZ) wordt voor het eigendom van een onroerende zaak in beginsel aangesloten bij de Basisregistratie Kadaster. Zijn in deze Basisregistratie Kadaster belangrijke correcties achterwege gebleven, dan kan mogelijk aan de toepassing voor de WOZ voorbij worden gegaan.

Basisregistratie Kadaster onjuist

Woning

In een zaak die speelde bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant hadden de erfgenamen van de bezitster van een woning na haar dood verzocht om een WOZ-beschikking. De inspecteur weigerde dit, omdat uit de Basisregistratie Kadaster niet bleek dat zij de eigenaar van de woning was. Ze had de woning van haar man geërfd, maar dit was niet in de Basisregistratie Kadaster verwerkt.

Nieuwe WOZ-beschikking

De rechtbank stelt de erfgenamen in het gelijk en is van mening dat de inspecteur ten behoeve van de erfgenamen een nieuwe WOZ-beschikking moet afgeven. Zij hebben hier belang bij in de het kader van de te betalen erfbelasting. Bovendien blijkt uit de feiten dat de erflaatster de volledige eigendom over de woning had, ondanks dat dit anders stond omschreven in de Basisregistratie Kadaster.

WOZ-waarde fors lager

Dat de erfgenamen om een nieuwe WOZ-waardering verzochten, valt zeker te begrijpen. De woning was in 2010 voor de WOZ namelijk gewaardeerd op € 943.000, terwijl de woning negen jaar later bij verkoop slechts € 600.000 opbracht. De nieuwe waardering kan dus leiden tot een fors lagere aanslag erfbelasting, als de lagere waarde blijkt uit een nieuwe WOZ-beschikking. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Fiets van de zaak 2023

In 2020 is de nieuwe bijtellingsregeling voor de fiets van de zaak van kracht gegaan. Dit bijtellingspercentage bedraagt 7%. Wat zijn de fiscale randvoorwaarden voor deze regeling, welk type fiets valt hieronder en hoe zit het met privégebruik?

Bijtelling voor de ter beschikking gestelde fiets

Fiets

Eigendom van de werkgever

Voor de bijtelling van de fiets van de zaak geldt een forfait van 7% van de consumentenadviesprijs als de werkgever ‘ook voor privégebruik’ een fiets ter beschikking stelt aan de werknemer. Dit betekent dat de fiets eigendom blijft van de werkgever of door de werkgever wordt geleaset. De regeling geldt ook als de werknemer de fiets zelf leaset en alle kosten van de werkgever vergoed krijgt. Als de werknemer deze fiets gebruikt voor zijn woon-werkverkeer of voor zakelijke ritten, kan er voor die ritten geen sprake meer zijn van een onbelaste reiskostenvergoeding. De werknemer gebruikt dan immers voor deze ritten geen privévervoermiddel.

Het kan voorkomen dat de fiets gebruikt wordt voor woon-werkverkeer, maar dat op sommige dagen gebruikgemaakt wordt van een privévervoermiddel, zoals de auto. Voor de auto kan op de dagen waarop met het privévervoermiddel wordt gereisd een onbelaste vergoeding worden verstrekt. Omdat dit nogal administratief bewerkelijk is, is goedgekeurd dat werkgever en werknemer individueel afspraken maken over hoeveel dagen per week met de eigen auto wordt gereisd en hoeveel dagen per week met de fiets. Op basis van de afspraken kan een (vaste) onbelaste reiskostenvergoeding worden verschaft. De afspraken moeten zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en moeten reëel zijn. Een incidentele afwijking hoeft echter niet te leiden tot een aanpassing van de vergoeding.

Als de werkgever een fiets ter beschikking stelt, kunnen werkgever en werknemer samen kiezen voor een cafetariaregeling. De werknemer levert dan brutoloon in en krijgt in ruil daarvoor de fiets ter beschikking gesteld. Fiscaal levert dat een besparing op, omdat de werknemer voor de fiets slechts belast wordt voor het bedrag van het forfait van 7%. Voor een cafetariaregeling gelden specifieke eisen, met name voor het realiteitsgehalte ervan.

Let op! Betalingen aan derden komen niet in mindering op de bijtelling, maar kunt u wel onbelast vergoeden. Dat geldt ook voor de kosten van elektra, als de werknemer de elektrische fiets thuis oplaadt.

Eigendom van de werknemer

Het komt ook voor dat de werkgever een fiets aan de werknemer verstrekt of de aanschafkosten van een privéfiets vergoedt. In dat geval is de fiets eigendom van de werknemer. De verstrekking of vergoeding is dan belast loon. Via de werkkostenregeling kan de fiets belastingvrij worden verstrekt. Is er geen vrije ruimte meer, dan betaalt de werkgever 80% belasting via de eindheffing.

De forfaitaire bijtelling voor privégebruik geldt niet als de fiets verstrekt wordt of als de aanschafkosten van een privéfiets vergoed worden. De werknemer gebruikt dan immers zijn eigen fiets voor zakelijke ritten en woon-werkverkeer. Hiervoor is een onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,21 per kilometer wél mogelijk.

Tip! In tegenstelling tot de bijtelling voor privégebruik van een auto van de zaak, kan de werkgever de bijtelling voor de fiets onder de werkkostenregeling laten vallen. Dat kan voordelig zijn als er nog vrije ruimte in de WKR beschikbaar is die nog niet is ingevuld met andere secundaire arbeidsvoorwaarden. De medewerker krijgt dan op zijn loonstrook geen inhouding meer voor de loonheffing over de bijtelling van zijn fiets.

Let op! De vrije ruimte in de werkkostenregeling is voor het jaar 2023 verhoogd en bedraagt 3% over de eerste € 400.000 van de loonsom en 1,18% over het meerdere daarvan.

Dga is werknemer

De regels voor werknemers gelden ook voor de dga van een bv. De dga wordt fiscaal gezien namelijk als werknemer aangemerkt.

Ook voor de zelfstandig ondernemer

De waardering van het voordeel van een fiets van de zaak op 7% geldt ook voor zelfstandig ondernemers. Effectief werkt dit hetzelfde als voor werknemers, zij het dat de 7%-bijtelling in dit geval bij de winst wordt opgeteld. Voor ondernemers geldt dat het bedrag van de bijtelling nooit meer kan bedragen dan de totale kosten van de fiets in het jaar.

Wel of geen privégebruik

De forfaitaire bijtelling is niet van toepassing als de werknemer de (deel)fiets alleen voor zakelijke ritten gebruikt en dus niet mee naar huis neemt. Wordt de fiets ook voor woon-werkverkeer gebruikt, dan geldt er een wettelijke fictie: de fiets wordt geacht ‘ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld indien de fiets ook voor woon-werkverkeer ter beschikking is gesteld’. Of de fiets ook daadwerkelijk privé wordt gebruikt, is voor deze regeling niet belangrijk. Anders dan bij een auto kan er bij gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer dus geen ‘tegenbewijsregeling’ (rittenregistratie) gebruikt worden om aannemelijk te maken dat de fiets niet privé wordt gebruikt.

Tip! Worden deelfietsen die op de zaak of op een ander uitgiftepunt gestald staan ook voor woon-werkverkeer gebruikt, dan geldt voor die fiets de forfaitaire bijtelling. Lastig punt bij zo’n deelfiets is dan wel dat je als werknemer niet het hele jaar het exclusieve gebruiksrecht van de deelfiets hebt. In de wet is hier geen specifieke regeling voor getroffen. Per situatie zal dan gekeken moeten worden hoe de bijtelling berekend moet worden. Overleg met de Belastingdienst over deze deelfietsen is dan aan te raden.

Definitie van een fiets

Er bestaat geen wettelijke definitie van een fiets. Voor de loonbelasting telt daarom als fiets wat in het gewone spraakgebruik als fiets wordt gezien. De elektrische fiets of e-bike doet daar dus ook automatisch in mee.

Gewone brom- en snorfietsen vallen buiten de bijtellingsregeling voor fietsen. Wel valt door een wettelijke uitbreiding van het begrip ‘fiets’ in de loon- en inkomstenbelasting de speedpedelec onder het forfait van 7%. Een speedpedelec is een fiets met elektrische trapondersteuning met een maximale snelheid tussen de 25 en de 45 km per uur.

Fiscaal kunnen in deze regeling ook sportieve fietsen zoals een racefiets of mountainbike ingezet worden als fiets van de zaak.

Bijtelling over de consumentenadviesprijs

De in Nederland door de fabrikant of importeur publiek kenbaar gemaakte consumentenadviesprijs geldt als uitgangspunt voor de waarde waarover de bijtelling van 7% wordt berekend. Als er voor de fiets geen consumentenadviesprijs bekend is, moet de consumentenadviesprijs van de vergelijkbaarste fiets gehanteerd worden.

Deze waarde geldt zowel voor een nieuwe als voor een gebruikte fiets. 

Tip! Het is daarom vaak aantrekkelijk de fiets na een aantal jaren door de werknemer in privé over te laten nemen. De werkgever mag voor wat betreft de overnameprijs uitgaan van de prijs bij aanschaf minus een afschrijving van 20% per jaar. Dit betekent dat de fiets na vijf jaar gratis door de werknemer zou kunnen worden overgenomen. De bijtelling van 7% vervalt vanaf dat moment. Voor zakelijk gefietste kilometers, inclusief woon-werkverkeer, kan dan een onbelaste vergoeding van € 0,21 per km worden verstrekt. Daarnaast kan de werkgever voor de overnameprijs van de fiets desgewenst een renteloze lening verstrekken.

Voor gebruikte fietsen zal het niet altijd makkelijk zijn om de oorspronkelijke consumentenadviesprijs te achterhalen. De gezamenlijke fietsimporteurs en fabrikanten hebben daarom via de Stichting Digitaal Samenwerken Tweewielerbranche een onlinetool beschikbaar gesteld op de website www.bijtellingzakelijkefiets.nl.

Btw aftrekbaar onder voorwaarden

Naast het effect op de loonbelasting kan de mate van gebruik voor woon-werkverkeer indirect ook van belang zijn voor de btw-aftrek op de fiets. De btw op de aankoop of de leasetermijnen is tot maximaal € 130 aftrekbaar.

Aan deze aftrek zijn in het BUA (Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting) wel voorwaarden verbonden. Die houden in dat de werkgever in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren aan de werknemer niet eerder een fiets heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast mag de werkgever voor deze btw-aftrek vanaf het verstrekken of ter beschikking stellen van de fiets tot het einde van het kalenderjaar en in elk van de twee volgende kalenderjaren niet voor 50% of meer van het aantal dagen een reiskostenvergoeding verstrekken of op een andere manier voorzien in woon-werkverkeer.

Praktisch bezien betekent dit dus bijvoorbeeld géén btw-aftrek als de medewerker naast de fiets ook een auto van de zaak heeft, maar bijvoorbeeld wel btw-aftrek als de medewerker alle dagen per fiets reist en geen reiskostenvergoeding meer krijgt.

De aftrekbeperking van de btw tot maximaal € 130 geldt niet voor de zakelijke fiets van de ondernemer zelf. Deze zal daarom het privégebruik zo goed mogelijk moeten schatten en kan vervolgens dit deel van de btw niet aftrekken.

Eigen bijdrage voor privégebruik

De bijtelling voor het privégebruik van de ter beschikking gestelde fiets van de zaak betreft het bedrag dat bij de werknemer wordt belast voor het privé kunnen gebruiken van de fiets. Feitelijk gaat het daarbij om vaststelling van loon in natura. Voor zover de werknemer zelf de kosten van die fiets betaalt in de vorm van een vergoeding voor privégebruik, is er geen sprake van een belast voordeel en daarom ook niet van fiscaal loon in natura. In de wet is het zo geregeld dat de bijtelling belast wordt ‘voor zover deze uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privédoeleinden is verschuldigd’.

Tip! Belangrijk is dan wel dat de werkgever de bijdrage van de werknemer juridisch en administratief de vorm geeft van een vergoeding voor privégebruik en dat dit administratief via de loonstrook verwerkt wordt.

Betaalt de werknemer een eigen bijdrage voor de ter beschikking gestelde fiets, dan is die bijdrage belast met btw. Voor de btw-aftrek van maximaal € 130 moet vervolgens worden beoordeeld of de inkoopprijs minus de eigen bijdrage hoger of lager is dan € 749 inclusief btw. Als het saldo niet hoger is dan dit bedrag, komt de voor de inkoop/lease van de fiets aan de ondernemer in rekening gebrachte btw volledig voor aftrek in aanmerking.

Als de inkoopprijs of het totaal van de leasetermijnen na aftrek van de eigen bijdrage van de werknemer hoger is dan € 749 inclusief btw, is de aftrek van btw uitgesloten voor het bedrag dat uitkomt boven € 749.

Investeringsaftrek

Op zakelijke, al dan niet ter beschikking gestelde fietsen kunt u in aanmerking komen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Op elektrische bakfietsen en speedpedelecs kan daarnaast de milieu-investeringsaftrek (MIA) van toepassing zijn. Die investeringsaftrek geldt ook bij operationele lease, waarbij de leasemaatschappij de aftrek toepast.

Volgens code F3119 van de Milieulijst van 2023 komt de elektrische bakfiets in aanmerking voor 45% MIA en voor 75% willekeurige afschrijving. Het gaat daarbij om een bakfiets voor het vervoeren van goederen of personen, waarbij de aanschaf per bakfiets ten minste € 4.000 bedraagt. De MIA geldt dan ook voor een eventuele aanhangwagen, wisselaccu en oplaadstation.
Daarnaast komt in 2023 de eerdergenoemde speedpedelec in aanmerking voor 27% MIA en voor 75% willekeurige afschrijving.

Tip! Om voor MIA en willekeurige afschrijving in aanmerking te komen, moet de investering binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting(en) zijn aangemeld bij de RVO.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tweede Kamer stemt in met afschaffen salderingsregeling zonne-energie

De Tweede Kamer heeft ingestemd met het op termijn afschaffen van de salderingsregeling op zonne-energie. Of de salderingsregeling ook daadwerkelijk wordt afgeschaft, hangt af van de Eerste Kamer die ook nog met het voorstel moet instemmen.

Salderingsregeling

Zonnepanelen

Eigenaren van zonnepanelen kunnen nu hun opgewekte energie nog salderen met de afgenomen energie. Op deze manier is energie die men op het moment van opwekken niet zelf nodig heeft, toch rendabel. Het plan is om deze salderingsregeling vanaf 2025 in etappes af te bouwen.

Afbouw

De afbouw betekent dat iedereen tot en met 2024 nog alle opgewekte stroom kan salderen met afgenomen stroom. In 2025 en 2026 mag men nog maar 64% salderen. Daarna wordt de salderingsregeling jaarlijks met 9% afgebouwd tot en met 2030. Zodoende kan men in 2030 nog 28% salderen. Vanaf 2031 verdwijnt de mogelijkheid tot salderen volledig. Voor geleverde stroom wordt dan nog wel een vergoeding betaald.

Moties en amendementen

Er zijn bij de behandeling van de salderingsregeling tal van moties en amendementen ingediend en aangenomen. De Tweede Kamer wil bezitters van zonnepanelen toch deels tegemoetkomen met betrekking tot het nadeel van het schrappen van de salderingsregeling. Zo wil de Kamer de hoogte van de terugleververgoeding tot 2027 in de wet vastleggen net als de verplichting te salderen per tariefperiode.

Deze aangenomen moties moeten ertoe leiden dat er duidelijkheid komt in de wijze waarop de salderingsregeling moet worden toegepast en dat energiemaatschappijen hierin geen onderscheid meer kunnen maken. Nu kunnen energiemaatschappijen onder meer nog zelf bepalen welke terugleververgoeding ze hanteren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zo voorkomt u 10,5% belastingrente

De belastingrente voor de vennootschapsbelasting stijgt per 1 maart 2023 van 8 naar 10,5%. Zorg er dus voor dat u die belastingrente voorkomt!

Wanneer betaalt u belastingrente voor de vennootschapsbelasting (Vpb)?

Euro

Vanaf 1 maart van dit jaar betaalt u maar liefst 10,5% belastingrente als de fiscus u een aanslag oplegt op of na 1 juli volgend op het belastingjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Voor het jaar 2022 is dit dus 1 juli 2023. U betaalt deze rente over het bedrag dat u aan belasting moet betalen.

Hoe te voorkomen?

U betaalt geen belastingrente als u vóór 1 juni volgend op het betreffende belastingjaar aangifte doet en de fiscus de gegevens uit uw aangifte ongewijzigd overneemt. U kunt ook belastingrente voorkomen door vóór 1 mei volgend op het betreffende belastingjaar alvast een voorlopige aanslag Vpb aan te vragen.

Let op! Schat de te betalen vennootschapsbelasting niet te laag in. Zo voorkomt u een naheffing én belastingrente over het nog te betalen bedrag.

Voorlopige aanslag te laag?

Heeft u al een voorlopige aanslag gehad en is deze naar verwachting te laag, pas het bedrag dan zo snel mogelijk aan. Dit kan met een speciaal formulier dat u vindt in Mijn Belastingdienst Zakelijk. Wij adviseren u alvorens uw aanslag aan te passen contact met ons op te nemen om door te spreken of aanpassing van de aanslag werkelijk nodig is en wat een realistisch bedrag is.

Let op! Bij een gebroken boekjaar gelden andere deadlines. Dien de aangifte vennootschapsbelasting dan binnen zes maanden na afloop van het boekjaar in of vraag binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar om een voorlopige aanslag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Akkoord over Wet bescherming klokkenluiders

De Eerste Kamer heeft op 23 januari 2023 ingestemd met het wetsvoorstel Wet bescherming klokkenluiders. Deze wet implementeert de Europese Klokkenluidersrichtlijn en vervangt de Wet Huis voor Klokkenluiders. Het is nog onduidelijk wanneer de wet in werking zal treden.

Europese richtlijn

Bel

Richtlijnen moeten in beginsel altijd worden omgezet in nationale wetgeving. Nederland is daarmee met betrekking tot deze richtlijn voor klokkenluiders te laat geweest. Dit heeft tot gevolg dat overheidswerkgevers al vanaf 17 december 2021 met terugwerkende kracht zijn gebonden aan de nieuwe bepalingen door de verticale doorwerking van de EU-richtlijn. Voor kleine werkgevers (50-249 werknemers) gelden vanaf 17 december 2023 de nieuwe bepalingen. De nieuwe wet gaat ook gelden voor grote werkgevers (meer dan 250 werknemers).

Wat moet u doen?

Het is van belang te zorgen voor een interne meldregeling of de bestaande regeling aan te passen aan de nieuwe wetgeving.

Als werkgever moet u vastleggen op welke manier een melding kan worden gedaan. Op een interne melding moet binnen zeven dagen een ontvangstbevestiging volgen, met registratie daarvan in een daarvoor ingericht register. Binnen drie maanden na de ontvangstbevestiging moet u als werkgever informatie geven over de beoordeling van de melding en de eventuele opvolging daarvan. Klokkenluiders mogen volledig anoniem melding maken van een (vermoedelijke) misstand.

Let op! Bij deze wijzigingen dient de personeelsvertegenwoordiging/ondernemingsraad betrokken te worden die een instemmingsrecht heeft. Is er geen sprake van een medezeggenschapsorgaan, dan moet de meerderheid van het personeel instemmen.

Klokkenluiden extern

Het is niet langer verplicht eerst intern een melding te doen, alhoewel dit wel wenselijk is en ook zal worden gestimuleerd. Klokkenluiders kunnen echter ook direct melden bij bevoegde autoriteiten, zoals het Huis voor Klokkenluiders, de Autoriteit Persoonsgegevens of de Autoriteit Financiële Markten. Deze instanties moeten ook bescherming bieden aan de klokkenluider bij een melding van een vermoedelijke misstand. 

Uitbreiding definitie misstand en kring beschermden

De definitie ‘misstand’ wordt uitgebreid naar:

  • schending/gevaar schending Unierecht;
  • handeling/nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is.

Er vindt een uitbreiding plaats van het begrip ‘werkenden’ die beschermd worden naar ‘iedereen die in een werk gerelateerde context in aanraking komt met bepaalde informatie’. Naast (ex) werknemers zijn dat ook zzp’ers, aandeelhouders, vrijwilligers etc.

Bescherming van de klokkenluider

De werknemer die een melding doet van een vermoeden van een misstand, krijgt bescherming in zijn rechtspositie tegen élke vorm van benadeling (en pogingen en bedreigingen daartoe). In de nieuwe wet ligt de bewijslast bij eventuele benadeling bij de werkgever in plaats van bij de melder. De werkgever moet dus aantonen dat de benadeling niets met de melding te maken heeft.

Tevens geldt dat de werkgever geen zwijgverbod mag opleggen aan de melder om over een misstand uitlatingen te doen. Het is nog steeds mogelijk een geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst op te nemen, maar een verbod om een vermoeden van misstand te melden of te openbaren is nietig.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel invoering wettelijk minimumuurloon aangenomen

De Eerste Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel tot invoering van een wettelijk minimumuurloon. Dit betekent dat er naar verwachting vanaf 1 januari 2024 gerekend moet worden met een minimumuurloon op basis van 36 uren per week, in plaats van een minimumloon per maand.

Normale arbeidsduur 

Euro

Nederland kent als een van de weinige EU-lidstaten wel een minimumloon per maand, maar niet per uur. Dit betekent dat de hoogte van het (niet wettelijk vastgelegde) minimumloon per uur  afhankelijk is van het normale aantal uren dat in een sector als voltijd geldt, de zogenoemde normale arbeidsduur (hierna NAD). Dit betekent dat het minimumloon dat een werknemer per uur verdient niet bij iedereen gelijk is, maar afhankelijk is van de sector waar hij in werkt.

Bij de invoering van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) in 1969 zorgde dit destijds niet voor discussie , omdat de 40-urige werkweek toen voor het grootste deel van de werkenden nog de standaard was. Dit uitgangspunt is echter gewijzigd in de loop der tijd. Er zijn bijvoorbeeld meer werknemers die verschillende uren werken en meerdere banen combineren.

Het is nu zo dat de ene werknemer 40 uur per week moet werken om het minimumloon te verdienen terwijl een andere werknemer hetzelfde loon in 36 uur per week kan verdienen.

Handhaving

Bijkomend punt is dat het ontbreken van een minimumuurloon voor problemen zorgt in de handhaving, waardoor werknemers minder goed beschermd zijn tegen uitbuiting en onderbetaling.

Minimumuurloon

De systematiek van de NAD past niet meer bij de huidige arbeidsmarkt, waar variatie in arbeidsduur en (intersectorale) mobiliteit gedurende de loopbaan gebruikelijker is geworden. Om die reden is het reëel om een minimumuurloon in te voeren, waarbij de keuze is gemaakt dit uurloon te baseren op een werkweek van 36 uur.

Let op! Bij invoering van het minimumuurloon kunnen werkgevers waar werknemers het minimumloon verdienen op basis van 38 of 40 uren per week te maken krijgen met een lastenverzwaring, omdat er simpelweg meer betaald moet worden. Het is nog niet bekend of de overheid een verhoging gaat treffen om dit te compenseren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscus stuurt brief aan niet-bezwaarmakers box 3

De fiscus stuurt een brief aan degenen die eerder geen bezwaar hadden gemaakt over de heffing in box 3 over de jaren 2017 tot en met 2020 in de massaalbezwaarprocedure en dit later alsnog gedaan hebben. In de brief staat onder meer het verdere verloop van de procedure.

Heffing box 3

Brievenbus

Eind 2021 heeft de Hoge Raad in het zogenaamde Kerstarrest beslist dat de belastingheffing over vermogen destijds in strijd was met het recht. De uitspraak had tot gevolg dat de bezwaren werden toegewezen aan degenen die mee hadden gedaan aan de massaalbezwaarprocedure hierover.

Massaal bezwaar plus

Naar aanleiding van het Kerstarrest dienden veel belastingplichtigen die niet aan de massaalbezwaarprocedure hadden meegedaan, alsnog bezwaar in. Ze deden dit via een verzoek om ambtshalve herziening. Momenteel wordt aan de rechter voorgelegd of ook deze belastingplichtigen rechtsherstel kunnen eisen. 

Let op! Inmiddels is toegezegd dat de uitkomst van die rechtszaak ook zal gelden voor degenen die ook later niet alsnog in bezwaar zijn gegaan.

Actie niet nodig

Alle niet-bezwaarmakers die later alsnog bezwaar hebben gemaakt, ontvangen de komende periode bovengenoemde informatiebrief van de fiscus. Hierin staat ook dat men voor de jaren waarvoor geen bezwaar of verzoek is ingediend, men dit niet alsnog hoeft te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst biedt oplossing voor knelpunt overdrachtsbelasting

De Belastingdienst biedt een oplossing voor een knelpunt in de overdrachtsbelasting. Dit knelpunt kan zich voordoen als kopers van een woning de economische eigendom ervan verkrijgen vóór de juridische eigendom.

Verkrijgen economische eigendom

Belastingdienst

De overdrachtsbelasting pakt soms nadelig uit voor mensen die al de beschikking krijgen over de woning, vóórdat de overdracht ervan bij de notaris plaatsvindt. Dit gebeurt soms om bijvoorbeeld al te kunnen starten met de verbouwing van de woning. Het op deze wijze verkrijgen van een woning is het verkrijgen van de economische eigendom en is belast met overdrachtsbelasting tegen het hoge tarief van 10,4%.

Beleidsbesluit

Binnenkort wordt via een beleidsbesluit de mogelijkheid geboden om in dergelijke situaties toch van het lage tarief van 2% te kunnen profiteren én van de vrijstelling voor starters op de woningmarkt.

Let op! Totdat het besluit van kracht is, kunnen belastingplichtigen een verzoek indienen bij het ministerie van Financiën om het lage tarief of de startersvrijstelling toe te mogen passen op basis van de hardheidsclausule.

Hardheidsclausule

Het verzoek zal door het ministerie worden beoordeeld op basis van feiten en omstandigheden, waarbij van belang is dat aan alle voorwaarden van het lage tarief en/of de vrijstelling wordt voldaan. De hardheidsclausule kan ook worden gebruikt voor gevallen die al hebben plaatsgevonden.

Indienen verzoek

U kunt het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule indienen bij: Ministerie van Financiën, Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek/team Brieven en Beleidsbesluiten, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Werkkostenregeling 2023

Voor 1 april vindt de afrekening van de werkkostenregeling (WKR) over 2022 plaats. Weet u welke vergoedingen en verstrekkingen onder de WKR vallen? Weet u tot welk bedrag u mag gaan? En wat gebeurt er als u het maximale bedrag overschrijdt? U vindt de antwoorden en meer in deze praktische advieswijzer.

De regels op een rij

Laptop

Uitgangspunt van de WKR is dat alles wat u aan uw werknemer verstrekt, vergoedt of ter beschikking stelt, loon is. Er zijn echter uitzonderingen. Zo vormen vrijgestelde aanspraken, zoals pensioenaanspraken en vrijgestelde uitkeringen en verstrekkingen (bijvoorbeeld een eenmalige uitkering bij overlijden), geen loon. Datzelfde geldt voor intermediaire kosten. U vergoedt dan de kosten die uw werknemer voorschiet voor zaken die:

  • tot het vermogen van uw bedrijf horen (uw werknemer tankt bijvoorbeeld met de auto van de zaak en schiet de benzinekosten voor);
  • specifiek samenhangen met de bedrijfsvoering (uw werknemer koopt bijvoorbeeld een fles wijn voor een klant en u vergoedt deze kosten).

Ook verstrekkingen waarvoor uw werknemer een eigen bijdrage van ten minste de (factuur)waarde betaalt, zijn niet belast. Denk hierbij aan een afgeschreven computer of bureau. Dit geldt ook voor producten uit uw eigen bedrijf, voor zover uw werknemer hiervoor minimaal 80% van de consumentenprijs (inclusief btw) betaalt en het voordeel niet groter is dan € 500 per jaar.

Let op! De normale verkoopwaarde van het product inclusief btw is bepalend voor de berekening van te nemen bedrag. Zorg dan ook dat u het dossier op orde heeft en bijvoorbeeld aan de hand van offertes of advertenties kunt laten zien wat de normale verkoopwaarde is.

Let op! Voor het toepassen van de WKR is het nodig dat vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen worden aangewezen. In de praktijk betekent dit dat ze zijn opgenomen in speciale grootboekrekeningen voor de WKR of dat u een overzicht bijhoudt wat uw werknemers gehad hebben en hoe u deze voordelen behandelt voor de WKR.

Vrije ruimte

Binnen de WKR mag u in 2022, een budget van 1,7% over de eerste € 400.000 loonsom en 1,18% over het meerdere van het totale fiscale loon belastingvrij besteden aan onbenoemde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen voor uw werknemers. 

Tip! Per 2023 gaat de vrije ruimte over de eerste € 400.000 loonsom omhoog naar 3%. Voor zover de loonsom hoger is, blijft 1,18% van toepassing.

Dit budget wordt de ‘vrije ruimte’ genoemd. Voor zover u meer geeft dan in de vrije ruimte past, betaalt u wel loonbelasting in de vorm van een eindheffing van 80%. Dit is een last die u als werkgever draagt en dus niet uw werknemers.

Tip! Over het bedrag dat aan de eindheffing van 80% is onderworpen, hoeft u geen premies volks- en werknemersverzekeringen te betalen. Ook hoeft geen rekening te worden gehouden met Zvw.

Niet alles valt in de vrije ruimte: gerichte vrijstellingen

Bepaalde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen vormen wel loon, maar kunnen toch onbelast gegeven worden zonder dat dit ten koste gaat van de vrije ruimte. Deze vrijstellingen heten gerichte vrijstellingen. Dit zijn bijvoorbeeld vergoedingen en verstrekkingen voor de werkelijke kosten van openbaar vervoer en reiskosten voor eigen vervoer (maximaal € 0,19 p/km in 2022 en € 0,21 in 2023). Ook gereedschappen, computers, internet, een mobiele telefoon en dergelijke zaken die noodzakelijk zijn voor het werk, vallen onder de gerichte vrijstellingen.

Let op! Er is alleen voldaan aan ‘noodzakelijk voor het werk’ wanneer de werknemer geen eigen bijdrage uit brutoloon betaalt, bijvoorbeeld met gebruikmaking van een cafetariaregeling. U mag de werknemer wel laten betalen als hij bijvoorbeeld een duurdere telefoon wil aanschaffen.

Tip! Geeft u de werknemer een voordeel in de vrije ruimte en betaalt de werknemer hier een eigen bijdrage voor? Dan hoeft u alleen het voordeel minus de eigen bijdrage als voordeel aan te merken. Let daarbij op: het voordeel kan niet negatief zijn. Is er sprake van een waarde lager dan nihil (de werknemer betaalt een bijdrage die hoger is dan de fiscale waarde), dan moet voor de WKR de waarde toch op nul gesteld worden.

Keuzemogelijkheid

In beginsel worden alle vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen bij elk van uw werknemers als loon bij hem of haar belast. U houdt dan loonbelasting en premies volksverzekeringen in op het brutobedrag en u betaalt zelf nog de premies werknemersverzekeringen. Alleen als u kiest om deze aan te wijzen als WKR-loon, kunt u de gerichte vrijstelling of vrije ruimte toepassen en vindt, wanneer u de vrije ruimte te boven gaat, de belastingheffing bij u plaats. U moet deze keuze wel maken voordat u een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling toekent aan uw werknemer en u kunt niet meer op uw keuze terugkomen, behalve als er echt sprake is van een fout.

Tip! De Belastingdienst gaat er gedurende het kalenderjaar van uit dat u een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling heeft aangewezen in de vrije ruimte als u deze niet regulier verloont bij uw werknemers. Deze aanname blijft na afloop van het kalenderjaar alleen in stand als de aanwijzing uitdrukkelijk blijkt uit uw administratie. Uitdrukkelijk aanwijzen is niet nodig voor zover het gaat om gericht vrijgestelde zaken, zoals een vergoeding voor een opleiding voor het huidige beroep of voor een realiseerbaar beroep in de toekomst.

Tip! De keuze kan ook gedeeltelijk gemaakt worden. Als u uw werknemer in 2023 een km-vergoeding van € 0,29 geeft, kunt u onbelast maar € 0,21 p/km geven. U geeft dan dus € 0,08 p/km te veel. Hiervan kunt u bijvoorbeeld € 0,04 p/km aanwijzen in de vrije ruimte; de andere € 0,04 p/km wordt dan tot het werknemersloon gerekend.

Let op! Sommige onderdelen zijn verplicht werknemersloon. Die kunt u dus niet aanwijzen in de vrije ruimte. Zo horen de auto van de zaak en de dienstwoning altijd tot het loon van de werknemer.

Gebruikelijkheidstoets

De gebruikelijkheidstoets legt een beperking op aan de vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die u onder kunt brengen in de WKR. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat uw vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen niet in de WKR kunnen worden ondergebracht als deze voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed of verstrekt wordt. Overigens mag u voor gericht vrijgestelde zaken wel aannemen dat dit gebruikelijk is en gaat de toets alleen over de vrije ruimte en de eindheffing.

Niet alleen de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling zelf moet gebruikelijk zijn, het moet ook gebruikelijk zijn dat uw werknemer deze belastingvrij van u krijgt en dat u de belasting via de eindheffing voor uw rekening neemt. Zo is het bijvoorbeeld niet gebruikelijk om de belasting over het maandloon van uw werknemers voor uw rekening te nemen.

Tip! Vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar worden door de Belastingdienst in ieder geval als gebruikelijk beschouwd. In de praktijk blijkt dat de Belastingdienst bedragen boven deze € 2.400 al snel ongebruikelijk vindt. Uit een uitspraak van de Hoge Raad van november 2021 blijkt dat de Belastingdienst haar standpunt aannemelijk kan maken met informatie over hoe andere belastingplichtigen omgaan met een soortgelijk loon.

Let op! De Belastingdienst vindt dat een vergoeding of verstrekking ‘redelijk’ moet zijn. De Belastingdienst acht het bijvoorbeeld niet redelijk dat de vergoeding van stagiaires in de vrije ruimte/eindheffing terechtkomt. Dit standpunt wordt niet bevestigd door wet- en regelgeving of rechtspraak. Als u echter gedoe wilt voorkomen, is het handig hier rekening mee te houden.

Nihilwaardering voor werkplekvoorzieningen

Voor een aantal faciliteiten die voornamelijk worden gebruikt op de werkplek, zoals werkkleding die aan de werknemer ter beschikking wordt gesteld en consumpties op de werkplek, geldt een nihilwaardering.

Let op! De ‘werkplek’ is de plaats waar de werknemer arbeid verricht en waarop voor de werkgever de arbowetgeving van toepassing is. De werkplek in de eigen woning van een van de werknemers is uitgezonderd. Dit wordt niet aangemerkt als werkplek, behalve voor de arbovoorzieningen. Een zelfstandig deel van de eigen woning met eigen ingang en sanitair kan onder voorwaarden wél weer gelden als werkplek.

Let op! Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen voor een thuiswerkplek in de eigen woning van een werknemer niet op nihil gewaardeerd mogen worden. U kunt dan wel gebruikmaken van de gerichte vrijstellingen voor gereedschap, computers en dergelijke en de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen, zoals een goede stoel. Ook intermediaire kosten (zoals postzegels) mag u belastingvrij verstrekken. U moet dan wel de omvang van het zakelijke gebruik kunnen bewijzen! Bovendien kunt u per 2022 gebruikmaken van een nieuwe gerichte vrijstelling voor de thuiswerkplek van € 2 per thuiswerkdag (€ 2,15 per 2023). Let er dan wel op dat deze niet op dezelfde dagen als reiskostenvergoedingen woon-werkverkeer mag worden gegeven.

Is sprake van een werkplek in een zelfstandig deel van de eigen woning, dan gelden de normale regels voor werkplekvoorzieningen. Dat betekent dus ook dat voorzieningen die normaal zijn op een werkplek op nihil gewaardeerd mogen worden voor de WKR. Denk bijvoorbeeld aan de nihilwaardering voor kleine consumpties of aan de inrichting van de werkplek.

Let op! Voor hulpmiddelen die niet onder een van de andere gerichte vrijstellingen vallen, geldt als extra eis dat deze voor minimaal 90% zakelijk worden gebruikt.

Normbedragen

Er zijn verschillende normbedragen voor loon in natura. U kunt hierbij denken aan huisvesting ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, zoals een werknemer die geen eigen woning heeft en op de werkplek woont, omdat hij dan ook slaapdiensten kan draaien (2023 € 6,10 en in 2022: € 5,75 per dag), maaltijden op de werkplek (2023: € 3,55 was in 2022 € 3,35) en kinderopvang op de werkplek (uurtarieven volgens de Wet kinderopvang).

Concernregeling

De WKR geldt per werkgever. Dit is anders als de concernregeling kan worden toegepast. Deze regeling maakt het mogelijk om de vrije ruimtes binnen één concern samen te voegen. De concernregeling kan onder meer worden toegepast als de moedermaatschappij gedurende een geheel jaar voor minimaal 95% eigenaar is van de dochtermaatschappij(en).

Let op! In de aangifte WKR over 2022 kan de concernregeling voor een nadeel zorgen! De iets hogere (0,58%) vrije ruimte over de eerste € 400.0000 fiscale loonsom geldt dan namelijk maar één keer! Doen de verschillende werkgevers los aangifte, dan kan elk van hen dit verhoogde percentage toepassen. In 2023 zal dit effect, in verband met het hogere percentage vrije ruimte over de eerste € 400.000, nog sterker gelden.

Vaste kostenvergoeding

Ook onder de WKR is een vaste kostenvergoeding mogelijk. U moet dan wel een onderscheid maken tussen gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten en overige posten. Vergoedingen van overige posten zijn loon. U mag deze onderbrengen in de WKR. Voor zover beschikbaar, kunt u daarbij gebruikmaken van de vrije ruimte. Voor gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten mag u alleen een onbelaste vaste kostenvergoeding geven als u vooraf de vergoeding onderbouwt met een onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten en u dit onderzoek herhaalt als de Belastingdienst daarom vraagt.

Jaarlijkse afrekening

Bij overschrijding van de vrije ruimte vindt een eindheffing plaats van 80%. Deze eindheffing moet voor het jaar 2022 worden afgedragen bij de aangifte over het tweede tijdvak 2022, welke bij een maandaangifte uiterlijk eind maart 2023 moet worden ingediend en afgedragen. 

Let op! Als de inhoudingsplicht eindigt, mag niet gewacht worden met afrekenen tot de aangifte in maart van het volgende jaar, maar moet worden afgerekend in de aangifte over het tijdvak waarin de inhoudingsplicht is geëindigd.

Het totale bedrag aan vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen moet uit uw administratie te halen zijn. Bedenk daarbij dat verstrekkingen en terbeschikkingstellingen van spullen gewaardeerd worden op de waarde in het economisch verkeer, de marktwaarde dus (inclusief btw). Dit kan de inkoopprijs zijn, wanneer u onder dezelfde voorwaarden heeft ingekocht als een particulier. Vaak zal uw administratie exclusief btw geboekt worden. Gaat u van de inkoopprijs uit? Vergeet dan niet de btw voor de waardering van de verstrekkingen of terbeschikkingstellingen nog bij te boeken.

Tip! Over het toevoegen van de btw kunt u in het kader van de WKR met de Belastingdienst de afspraak maken dat u een gemiddelde btw-druk over de verschillende posten in de vrije ruimte in aanmerking neemt.

Tot slot

De WKR is voor veel werkgevers in het mkb nog lastig werkbaar. Heeft u vragen over de toepassing van de diverse WKR-regels voor uw onderneming, neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder administratie rond fiets van de zaak

De administratieve lasten rond de fiets van de zaak worden verminderd. Met name als een fiets van de zaak ter beschikking wordt gesteld én er een vergoeding wordt gegeven voor de ritten waarop de fiets niet gebruikt wordt, is de administratieve last momenteel namelijk omvangrijk.

Fiets van de zaak

Fiets

Sinds 2020 geldt er een fiscale faciliteit wanneer aan werknemers een fiets van de zaak ter beschikking wordt gesteld. De faciliteit betekent dat er voor het privégebruik van de fiets slechts een bijtelling op het inkomen geldt van 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets. Hierover moet de werknemer belasting betalen vanwege dat privégebruik.

Hoe reist de werknemer?

Voor een vaste onbelaste kilometervergoeding moet een werkgever aannemelijk maken hoeveel dagen een werknemer in de regel naar zijn werk reist. In de praktijk betekent dit dat werkgevers nauwkeurig bij dienen te houden hoe iemand naar het werk is gekomen. Waar een werknemer gebruikmaakt van verschillende vervoersmiddelen, dus bijvoorbeeld deels met de fiets en deels met de auto, ontstaat de last om dit goed uit te werken. En helemaal als het ene vervoermiddel ter beschikking is gesteld en het andere vervoermiddel privé-eigendom is.

Vereenvoudiging

Om de bewijslast bij een vaste vergoeding voor een privévervoermiddel te vereenvoudigen, kunnen werkgever en werknemer per ommegaande individuele afspraken maken over bijvoorbeeld hoeveel dagen per week met de eigen auto wordt gereisd en hoeveel dagen per week met de fiets van de zaak. Op basis van de afspraken kan een (vaste) onbelaste reiskostenvergoeding worden verschaft. Dit schrijft staatssecretaris Van Rij aan de Tweede Kamer. 

Let op! De afspraken moeten zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en moeten reëel zijn. Een incidentele afwijking hoeft echter niet te leiden tot een aanpassing van de vergoeding.

Ingangsdatum?

De staatssecretaris heeft geen ingangsdatum genoemd, zodat aannemelijk is dat deze per direct ingaat.

Posted in Niet gecategoriseerd

Reserves VvE waarderen op rendement spaartegoed

Het aandeel in de reserves van een Vereniging van Eigenaren (VvE) moet voor box 3 gewaardeerd worden tegen het rendement op spaar- en banktegoeden. Daarnaast moet voor de leegwaarderatio worden uitgegaan van de kale huur.

Rechtsherstel

Euro

Dit is de uitkomst van een zaak die speelde bij het Hof Arnhem-Leeuwarden in het kader van het rechtsherstel voor box 3. In het kader van dit rechtsherstel moet worden aangesloten bij de werkelijke verdeling van vermogen in spaar- en banktegoeden, beleggingen en schulden. Voor het bieden van rechtsherstel is voor iedere categorie een forfaitair rendement bepaald.

Aandeel VvE

Bezitters van een appartement zijn automatisch lid van een VvE van het betreffende appartementencomplex. Een VvE int van iedere bezitter van een appartement een bedrag om gezamenlijke uitgaven te bekostigen, zoals onderhoud van de lift. Iedere lid van de VvE moet zijn aandeel in de reserves van de VvE opgeven als bezitting in box 3. Voor de bepaling van het rechtsherstel moet deze bezitting volgens het Hof dus worden aangemerkt als spaar- en banktegoed.

Let op! Dit betekent dat dus uitgegaan kan worden van het geringe forfaitaire rendement op spaar- en banktegoeden.

Leegwaarderatio

De waardering van een verhuurde woning in box 3 geschiedt op basis van de WOZ-waarde, gecorrigeerd voor de verhuurde staat. De omvang van de correctie is afhankelijk van de huuropbrengst. Hoe hoger deze is, hoe geringer de correctie. Volgens het Hof moet voor deze berekening worden uitgegaan van de kale huur. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Voorschot TEK-subsidie verlaagd naar 50%

De Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) is aangepast. De aanpassing houdt in dat het percentage aan voorschot verlaagd is van 60 naar 50%. Ook zijn de prijzen bekend waarmee ondernemers kunnen berekenen of hun energiekosten voldoende zijn om voor de subsidie in aanmerking te komen.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb

Fabriek

De TEK is een subsidie voor mkb-bedrijven die veel energie verbruiken en daardoor extra getroffen worden door de stijging van de energieprijzen. Bedrijven die voldoen aan de voorwaarden kunnen een voorschot krijgen dat dus 50% van de voorlopige tegemoetkoming bedraagt. Oorspronkelijk was dit 60%, maar vanwege de dalende energieprijzen probeert men zo te voorkomen dat bedrijven te veel voorschot ontvangen.

Let op! Maakt uw bedrijf onderdeel uit van een groep ondernemingen? Ook dan kunt u, onder voorwaarden, mogelijk in aanmerking komen voor de TEK.

Tip! Ook stichtingen, culturele instellingen en semipublieke instellingen die voldoen aan de voorwaarden van de TEK-regeling, kunnen een aanvraag indienen.

Voldoet u aan de voorwaarden?

U komt alleen in aanmerking voor de TEK als uw energiekosten meer dan 7% van uw omzet bedragen. Dit wordt berekend aan de hand van modelprijzen voor gas en elektra voor 2022. Deze modelprijzen zijn inmiddels bekendgemaakt en bedragen voor gas € 2,41 per kuub en voor elektra € 0,59 per kWh. Nu deze prijzen bekend zijn, kunt u berekenen of u voor de TEK in aanmerking komt. Op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland zijn hiertoe enkele rekenvoorbeelden opgenomen.

Verdere voorwaarden TEK

De TEK kent ook enkele andere voorwaarden. Zo moet het jaarlijks verbruik minstens 5.000 kuub gas of 50.000 kWh elektriciteit bedragen. Tevens moet u voldoen aan de mkb-toets; daarvoor geldt dat u minder dan 250 werknemers in dienst heeft en een omzet van maximaal € 50 miljoen en/of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen heeft. U vindt alle voorwaarden op RVO.nl.

Let op! U kunt de TEK nog niet aanvragen. Wij zullen u informeren zodra dit mogelijk is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schenking gehad in 2022? Doe voor 1 maart aangifte schenkbelasting

Kreeg u in 2022 een of meerdere schenkingen? Vergeet dan niet voor 1 maart 2023 aangifte schenkbelasting 2022 te doen.

Wanneer aangifte schenkbelasting?

Schenken

U moet aangifte schenkbelasting doen als u:

  • in 2022 een of meer schenkingen van uw ouder(s) kreeg met een totale waarde hoger dan € 5.677, en/of
  • in 2022 een of meer schenkingen van dezelfde schenker (niet uw ouders) kreeg met een totale waarde hoger dan € 2.274.

Let op! U moet ook aangifte schenkbelasting doen als u een beroep doet op een eenmalige verhoogde vrijstelling. Kreeg u bijvoorbeeld in 2022 een schenking voor een eigen woning? Dan moet u aangifte schenkbelasting 2022 doen, ook als u door toepassing van de vrijstelling geen schenkbelasting hoeft te betalen.

Uiterste termijn

U kunt op elk moment gedurende het jaar dat u de schenking kreeg de aangifte schenkbelasting doen. Er is echter wel een uiterste termijn. De aangifte schenkbelasting 2022 moet namelijk voor 1 maart 2023 door de Belastingdienst ontvangen zijn. U kunt uw aangifte schenkbelasting digitaal doen op mijn.belastingdienst.nl (hiervoor heeft u Digid nodig) of op papier.

Tip! Lukt het niet om op tijd aangifte schenkbelasting 2022 te doen, dan kunt u uitstel aanvragen. U krijgt dan vijf maanden uitstel.

Uiteraard kunnen wij u helpen bij het indienen van uw aangifte schenkbelasting. Neem hiervoor en voor vragen gerust contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nog een week voor de definitieve berekening NOW

Uiterlijk 22 februari 2023 moet u de definitieve berekening voor de NOW van de derde, vierde, vijfde en/of zesde aanvraagperiode hebben aangevraagd. De definitieve berekening moet u aanvragen bij het UWV. U heeft hier dus nu nog een week de tijd voor.

Voorschot

Uitroepteken

In eerste instantie heeft u 80 procent van de NOW als voorschot ontvangen op basis van een schatting van uw loonsom en omzetverlies. Nu uw definitieve loonsom en het werkelijke omzetverlies bekend zijn, moet u de definitieve berekening aanvragen. 

Uiterste datum

Voor de eerst en tweede aanvraagperiode (maart tot en met september 2020, NOW 1 en NOW 2) kunt u geen definitieve berekening meer aanvragen. Dit had uiterlijk 31 oktober 2021, respectievelijk 31 maart 2022 moeten gebeuren.

Voor de volgende aanvraagperiodes heeft u nog tot uiterlijk 22 februari 2023 om een definitieve berekening aan te vragen:

  • Oktober t/m december 2020 (NOW derde aanvraagperiode, NOW 3.1)
  • Januari t/m maart 2021 (NOW vierde aanvraagperiode, NOW 3.2)
  • April t/m juni 2021 (NOW vijfde aanvraagperiode, NOW 3.3)
  • Juli t/m september 2021 (NOW zesde aanvraagperiode, NOW 4)

Let op! Voor de zevende en achtste aanvraagperiode (november 2021 t/m maart 2022, NOW 5 en NOW 6) moet u uiterlijk 2 juni 2023 uw definitieve berekening aanvragen.

Digitaal

U vraagt de definitieve berekening van de NOW digitaal aan bij het UWV. Aanvragen kan mét en zonder eHerkenning.

Derdenverklaring of accountantsverklaring?

U heeft een derdenverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming tussen € 40.000 en € 125.000 ligt. U heeft een accountantsverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 125.000 of meer bedraagt.

Let op! Wacht u nog op een derdenverklaring of een accountantsverklaring, dan kunt u uitstel aanvragen. Dit uitstel moet u uiterlijk 22 februari 2023 aanvragen via een speciaal formulier bij het UWV. U heeft dan tot en met 26 juli 2023 om uw definitieve berekening aan te vragen.

Definitieve beslissing

Op basis van uw werkelijke omzetverlies en uw definitieve loonsom berekent het UWV uw definitieve tegemoetkoming NOW. U ontvangt daarna van het UWV een definitieve beslissing. Ontving u te veel NOW, dan moet u dat terugbetalen. Te weinig ontvangen NOW betaalt het UWV aan u uit. 

Betalingsregeling

Blijkt dat u te veel NOW heeft ontvangen en kunt u dit niet in één keer terugbetalen? Vraag dan om uitstel van betaling en/of om een betalingsregeling bij het UWV. U mag dan in maximaal 60 maandelijkse termijnen het teveel aan NOW terugbetalen. Een terugbetalingsregeling kunt u online met het UWV afspreken.

Tip! U betaalt geen rente over de NOW die u terug moet betalen. Ook niet als u dit in termijnen doet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Voordelen loonkosten 2023

Als werkgever heeft u voor bepaalde groepen werknemers die moeilijker aan het werk komen – onder voorwaarden – recht op een tegemoetkoming in de loonkosten. Dit is vastgelegd in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).

Deze tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag per verloond uur met een vast maximaal bedrag per jaar. Er zijn verschillende vormen: de loonkostenvoordelen en de lage-inkomensvoordelen. 

Loonkostenvoordelen

Administratie

Om voor loonkostenvoordelen (LKV’s) in aanmerking te komen, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de werknemer verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen en mag de AOW-leeftijd nog niet zijn bereikt. Voor het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers moet de werknemer bij aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder zijn en voor de overige LKV’s moet het gaan om een werknemer met een arbeidsbeperking.

Verschillende soorten LKV

Er zijn vier soorten LKV:

  1. Voor oudere werknemers;
  2. Voor arbeidsgehandicapte werknemers;
  3. Voor doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;
  4. Voor herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer.

Tip! Per loonkostenvoordeel verschillen de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.

U heeft recht op een LKV vanaf het moment dat de werknemer bij u in dienst komt, voor maximaal drie jaar, maar uiterlijk tot de werknemer de AOW-leeftijd bereikt. Voor het LKV voor het herplaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer geldt maximaal één jaar. 

Bedragen LKV voor 2023

Hoeveel loonkostenvoordeel u krijgt, hangt dus af van het aantal verloonde uren en van het soort loonkostenvoordeel. De bedragen voor 2023, die in 2024 worden uitbetaald, zijn: 

Loonkostenvoordeel  Bedrag per verloond uur  Maximumbedrag per jaar 
Oudere werknemer  € 3,05  € 6.000 
Arbeidsgehandicapte werknemer  € 3,05  € 6.000 
Doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden  € 1,01 € 2.000 
Herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer  € 3,05  € 6.000 

Hoe vraagt u LKV aan?

U vraagt het loonkostenvoordeel aan in uw aangifte loonheffingen door de indicatie voor het LKV aan te zetten. Zonder deze indicatie ontvangt u geen LKV. De aanvraag kunt u doen zodra u een doelgroepverklaring van uw werknemer heeft. In de doelgroepverklaring staat voor welk loonkostenvoordeel de verklaring is afgegeven en de voorwaarden waaraan uw werknemer voldoet. De doelgroepverklaring vraagt uw werknemer aan bij het UWV of, wanneer uw werknemer 56 jaar of ouder is en een uitkering van de gemeente ontvangt, bij de gemeente. Deze wordt alleen verstrekt aan de werknemer, tenzij deze u gemachtigd heeft om de verklaring aan te vragen en te ontvangen.

Let op! De doelgroepverklaring moet tijdig aangevraagd worden, namelijk binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Als de aanvraag te laat binnen is, krijgt uw werknemer geen doelgroepverklaring meer en kunt u geen aanspraak maken op het LKV.

U krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening van de loonkostenvoordelen waar u voor uw werknemers over het voorgaande jaar recht op heeft. De berekening is gebaseerd op de aangiften en correcties over het voorgaande jaar die u tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar heeft gedaan. U kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. Die worden nog meegenomen in de definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen. De definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen ontvangt u vóór 1 augustus van de Belastingdienst, op basis van de berekening van het UWV.

Lage-inkomensvoordeel

Om in aanmerking te komen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV), moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Het gemiddelde uurloon van uw werknemer bedraagt in 2023 minimaal € 12,04, maar niet meer dan € 15,06. 
  • Uw werknemer heeft bij u minimaal 1.248 verloonde uren in een kalenderjaar.
  • Uw werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
  • Uw werknemer is verzekerd voor werknemersverzekeringen.

Voor de vaststelling van het totale jaarloon telt alles mee. Bijzondere toeslagen voor bijvoorbeeld overwerk zullen dus van invloed zijn op het gemiddelde uurloon, waardoor er mogelijk geen recht bestaat op het LIV. 

Geen onderdeel van het jaarloon zijn WGA-uitkeringen en werkgeversbetalingen van WAO-,WIA- en WW-uitkeringen. Dit zijn namelijk geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Ziektewetuitkeringen die door de eigenrisicodrager worden betaald en nabetalingen die de werkgever na afloop van de dienstbetrekking doet, tellen ook niet mee.

Tip! Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor de vaststelling van het jaarloon. Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in uw vrije ruimte voor de werkkostenregeling niet van invloed zijn op het recht op het LIV.

Bedragen LIV voor 2023

Het LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. De bedragen voor 2023 zijn:

Gemiddeld uurloon LIV per werknemer per verloond uur Maximale LIV per werknemer per jaar
(bij een 40-urige werkweek)
€ 12,04 – € 15,06 € 0,49 € 960

De voorwaarde van 1.248 verloonde uren per kalenderjaar geldt ook als de werknemer in de loop van het jaar bij u in dienst komt. De 1.248 uren worden dan niet evenredig verminderd.

Hoe vraagt u het LIV aan?

U hoeft het LIV niet aan te vragen. Het UWV bepaalt op basis van de polisadministratie voor welke werknemers u er recht op heeft. Het is erg belangrijk dat u het aantal verloonde uren in uw loonaangifte dus goed invult. De Belastingdienst betaalt het LIV over het voorgaande jaar in het daaropvolgende jaar aan u uit als uit uw aangiften loonheffingen blijkt dat u er recht op heeft. Ook voor het LIV geldt: u krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening en u kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. De definitieve berekening van het LIV ontvangt u vóór 1 augustus.

Jeugd-LIV

Het jeugd-LIV compenseert de stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en 1 juli 2019. Voor het jeugd-LIV geldt dat de werknemer verzekerd moet zijn voor werknemersverzekeringen en op 31 december 2022 de leeftijd van 18, 19 of 20 jaar heeft. Verder moet de werknemer een gemiddeld uurloon hebben dat hoort bij het wettelijk minimumloon voor zijn leeftijd. Voor het Jeugd-LIV telt de voorwaarde van 1.248 verloonde uren niet.

Bedragen jeugd-LIV voor 2023

Het jeugd-LIV bestaat ook uit een vast bedrag per verloond uur. In 2023 worden, net als in voorgaande jaren, de volgende bedragen gehanteerd:

Leeftijd op 31 december 2022 Bedrag per werknemer per verloond uur in 2023  Maximaal bedrag per werknemer in 2023 
18 € 0,07 € 135,20
19 € 0,08 € 166,40
20  € 0,30 € 613,60

De uurloongrenzen voor het jeugd-LIV voor 2023 worden vastgesteld zodra het wettelijk minimumloon per 1 juli 2023 bekend is.

Hoe vraagt u het jeugd-LIV aan?

Ook het jeugd-LIV hoeft u niet aan te vragen. Het UWV bepaalt ook hierbij op basis van de polisadministratie voor welke werknemers u er recht op heeft. En ook hiervan krijgt u vóór 15 maart een voorlopige berekening van de Belastingdienst en kunt u tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen.

Let op! Als u de voorlopige berekeningen voor LKV en (jeugd-)LIV niet heeft ontvangen vóór 1 maart terwijl u er wel recht op heeft, is dit nog tot en met 1 mei te repareren. Dat doet u door een correctie over het voorafgaande jaar in te sturen.

Indien u voor een bepaalde werknemer in aanmerking komt voor meerdere tegemoetkomingen, bijvoorbeeld zowel het LKV als het LIV, dan wordt alleen het hoogste bedrag uitbetaald. Zijn de bedragen van het LKV en het LIV hetzelfde, dan wordt alleen het LKV uitbetaald. Een LKV en het jeugd-LIV kunnen wel samengaan.

Het jeugd-LIV wordt afgeschaft per 1 januari 2024. Dit betekent dat een werkgever vanaf 2024 geen jeugd-LIV krijgt over de verloonde uren voor werknemers in de leeftijd van 18, 19 en 20 jaar die het minimumjeugdloon verdienen. In 2024 vindt nog wel de betaling plaats van het jeugd-LIV over de verloonde uren in 2023.

Bijzondere tegemoetkoming voor werknemers met een arbeidsbeperking

Naast voorgaande tegemoetkomingen in de loonkosten zijn er nog twee vormen die voor werknemers met een arbeidsbeperking gelden, namelijk loonkostensubsidie en loondispensatie.
Bij deze twee vormen betaalt u alleen voor de werkelijke arbeidsproductiviteit.

Loonkostensubsidie

U kunt in aanmerking komen voor loonkostensubsidie voor werknemers met een arbeidsbeperking, die niet in staat zijn om met voltijds werken 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen (en die onder de gemeentelijke doelgroep Participatiewet vallen). Deze subsidie wordt aan u uitgekeerd door de gemeente waar de werknemer woont. Daar kunt u ook de aanvraag indienen. Door middel van een loonwaardebepaling wordt de productiviteit van de werknemer vastgesteld en op basis daarvan wordt de hoogte van de loonkostensubsidie bepaald. Deze bedraagt ten hoogste 70% van het wettelijk minimumloon. Zodra de loonwaarde van de werknemer gelijk is aan het wettelijk minimumloon, stopt de loonkostensubsidie. U ontvangt tevens een compensatie voor de premies werknemersverzekeringen, het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie, de loondoorbetaling tijdens vakantiedagen en andere werkgeverslasten. Deze compensatie bedraagt 23,5%. Het percentage vergoeding werkgeverslasten is een gemiddelde van de werkgeverslasten in de verschillende bedrijfstakken. Bij een loonkostensubsidie ontvangt de werknemer het minimumloon, waardoor er mogelijk nog aanspraak bestaat op het LIV.

Een bijzondere vorm van de loonkostensubsidie is een forfaitaire loonkostensubsidie in het eerste half jaar van een dienstverband van een werknemer. Dat houdt in dat u samen met de gemeente de mogelijkheid heeft om voor het eerste halfjaar van het dienstverband een loonkostensubsidie van 50% van het minimumloon overeen te komen. Na het eerste half jaar past de gemeente de loonkostensubsidie aan op basis van een objectief op de werkplek vastgestelde loonwaarde van de werknemer. Een forfaitaire loonkostensubsidie maakt de start van een dienstverband met iemand uit de doelgroep loonkostensubsidie misschien gemakkelijker voor u als werkgever. Bovendien kan in het eerste halfjaar een goed beeld worden verkregen van de capaciteiten van de werknemer.

Loondispensatie

Voor mensen met een arbeidsbeperking en een Wajong-uitkering kunt u loondispensatie aanvragen bij het UWV. U vraagt het UWV toestemming om minder dan het wettelijk minimumloon uit te betalen aan de werknemer. Dit doet u door het invullen van het formulier Aanvraag loondispensatie Wajong.

Een arbeidsdeskundige van het UWV beoordeelt of de werknemer minder presteert door zijn ziekte of handicap, en bepaalt dan welk percentage van het wettelijk minimumloon u aan de werknemer moet betalen. De werknemer krijgt van het UWV een aanvulling op het salaris.

Loondispensatie ontvangt u minimaal een halfjaar en maximaal vijf jaar, maar het is mogelijk om een verlenging aan te vragen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de werknemer hetzelfde gaat verdienen als andere werknemers.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Andere berekening NOW door vrijwillig vertrek werknemer

Bij het vaststellen van de definitieve NOW moet rekening worden gehouden met een lagere loonsom als gevolg van vrijwillig vertrek van een werknemer. Valt de NOW hierdoor lager uit, dan kan hiervoor mogelijk een correctie worden verkregen.

NOW

Rekenmachine

De NOW was tijdens de coronacrisis een tegemoetkoming in de loonkosten voor ondernemers die een aanzienlijk omzetverlies leden. De NOW werd berekend op basis van de loonsom op de peildatum en het geleden percentage omzetverlies.

Vrijwillig vertrek

In een betreffende zaak bij de rechtbank Amsterdam was aan een bedrijf dat zich bezighield met reclame- en marketingadvies, softwareontwikkeling en grafisch ontwerp NOW toegekend op basis van de loonsom in januari. Deze loonsom lag hoger dan vastgesteld voor de subsidieperiode omdat een werknemer per 1 februari vrijwillig uit dienst was getreden. Dit betekende dat een deel van de verleende subsidie terugbetaald moest worden.

Correctie zonder rekening te houden met omzetverlies

De ondernemer maakte bezwaar tegen de terugbetalingsverplichting. Hij verzette zich met name tegen het feit dat als gevolg van het vrijwillige vertrek er onevenredig veel subsidie moest worden terugbetaald. Dit vanwege het feit dat bij vertrek van een werknemer de volledig weggevallen loonsom in mindering werd gebracht op de subsidie, zonder hierbij rekening te houden met het percentage omzetverlies.

Belang werkgever staat voorop

De rechtbank achtte de uitvoerbaarheid van de maatregel ondergeschikt aan het belang van de betreffende werkgever. Daarom moet bij de definitieve vaststelling van de NOW in deze zaak het salaris van de vertrokken werknemer buiten aanmerking blijven. Het vertrek had ook niets met corona te maken. Uiteraard moet wel vermeden worden dat subsidie verkregen wordt over de periode dat de werknemer niet meer in dienst was. Het UWV dient op basis van deze uitgangspunten de NOW daarom opnieuw vast te stellen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afrekening werkkostenregeling 2022 in maart 2023

Bracht u in 2022 vergoedingen, verstrekkingen en/of terbeschikkingstellingen ten laste van uw vrije ruimte in de werkkostenregeling? Dan moet u uiterlijk in de tweede aangifte loonheffingen 2023 de eindheffing hierover aangeven en betalen.

Eindheffing

Schenken

In 2022 bedroeg de vrije ruimte in de werkkostenregeling, de WKR, 1,7% over de eerste € 400.000 van de totale fiscale loonsom van uw werknemers en 1,18% over het meerdere. Was het bedrag aan  vergoedingen, verstrekkingen en/of terbeschikkingstellingen die u ten laste van de vrije ruimte bracht meer dan die vrije ruimte? Dan bent u over het meerdere 80% eindheffing (belasting verschuldigd).

Voorbeeld
Uw totale fiscale loonsom bedroeg in 2022 € 750.000. Uw vrije ruimte 2022 bedraagt daarom € 10.930 (1,7% van € 400.000 plus 1,18% van € 350.000). Als u in 2022 totaal € 15.000 ten laste van de vrije ruimte bracht, dan bent u € 3.256 (80% van € 4.070) eindheffing verschuldigd.

Tweede aangifte loonheffingen 2023

Uiterlijk in uw tweede aangifte loonheffingen 2023 moet u de verschuldigde eindheffing aangeven en betalen. Doet u per maand aangifte, dan moet u dus uiterlijk in de aangifte februari 2023 de eindheffing aangeven en betalen.

Let op! Deze aangifte februari 2023 moet u uiterlijk 31 maart 2023 indienen en betalen.

Tip! Kwam u in 2022 niet boven de vrije ruimte uit? Dan bent u geen eindheffing verschuldigd. U hoeft dan ook geen eindheffing in uw aangifte tweede aangifte loonheffingen 2023 aan te geven.

Eindheffing al aangegeven?

U hoeft niet te wachten tot het aangeven en betalen van de eindheffing tot de tweede aangifte loonheffingen 2023. U had er ook voor kunnen kiezen om gedurende het jaar 2022 de eindheffing al aan te geven. Heeft u dat gedaan, dan moet u controleren of de al aangegeven eindheffing correct is. Heeft u te veel of te weinig eindheffing aangegeven, dan moet u dat verrekenen in de tweede aangifte loonheffingen 2023.

Tip! Dit jaar, 2023, is de vrije ruimte hoger dan in 2022 namelijk 3% van het fiscale loon van uw werknemers tot en met € 400.000 en 1,18% over het meerdere. U heeft dus in 2023 € 5.200 meer ruimte om onbelaste vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen aan uw werknemers te geven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Pas vanaf 2024 uitbetalen 10% pensioen ineens

Werknemers die met pensioen gaan, kunnen straks maximaal 10% van hun pensioen in één keer laten uitbetalen. Deze mogelijkheid zou oorspronkelijk per 1 januari 2023 ingaan, maar was al met een half jaar uitgesteld. Inmiddels is de beoogde ingangsdatum nog verder uitgesteld naar 1 januari 2024.

Bedrag ineens

Stoelen

Elke pensioengerechtigde kan straks op de pensioeningangsdatum maximaal 10% van het opgebouwde pensioen in één keer uit laten betalen.

Let op! Door het uitstel van de beoogde ingangsdatum naar 1 januari 2024, komt deze mogelijkheid dus niet beschikbaar als de pensioeningangsdatum vóór 1 januari 2024 ligt.

Uitstel uitbetaling

De pensioengerechtigde kan er straks voor kiezen om de uitbetaling van de (maximaal) 10% pensioen later te laten uitbetalen dan op de pensioeningangsdatum. Deze mogelijkheid staat alleen open als de pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin de pensioengerechtigde de AOW-leeftijd bereikt of als die pensioeningangsdatum op de eerste dag volgend op die maand ligt.

Kiest de pensioengerechtigde voor latere uitbetaling, dan vindt deze plaats in de maand januari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.

Let op! Deze mogelijkheid tot latere uitbetaling staat straks dus niet open voor iedereen die voor de AOW-datum al met pensioen gaat.

Bestedingsdoel is vrij

Wat een gepensioneerde met het bedrag ineens wil gaan doen, staat vrij. Er is in de wet geen verplicht bestedingsdoel opgenomen.

Tip! De mogelijkheid om maximaal 10% in één keer uit te laten betalen, staat straks ook open voor andere oudedagsvoorzieningen, zoals lijfrenteverzekeringen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Personeel inlenen in 2023

Leent u wel eens personeel in voor uw onderneming, bijvoorbeeld bij tijdelijke drukte of seizoenswerk? Zorg dan dat u voldoet aan alle regelgeving. Anders loopt u het risico op hoge boetes of aansprakelijkheid voor loonheffingen en btw. Waar moet u op letten en wat moet u regelen?

Van inlenen is sprake als personeel dat in dienst is bij een andere ondernemer in uw onderneming, onder uw leiding of toezicht, werkzaamheden verricht. De andere ondernemer kan een uitzendbureau zijn, maar ook een collega-ondernemer die zijn personeel (tijdelijk) aan u uitleent.

Blijft het personeel onder leiding en toezicht van de andere ondernemer, dan is er geen sprake van inlenen, maar kan wel aannemen van werk aan de orde zijn. U kunt dan niet als inlener aansprakelijk gesteld worden, maar mogelijk krijgt u wel te maken met de ketenaansprakelijkheid.

Verlegging van btw

Bouw

De inlenersaansprakelijkheid geldt voor loonheffingen en btw. In sommige gevallen moet de btw echter verplicht verlegd worden door de uitlener naar de inlener. De inlener draagt dan de btw af en kan deze tegelijkertijd als voorbelasting in aftrek brengen (voor zover de inlener belaste prestaties verricht).

De verplichte verleggingsregeling bij uitlening van personeel geldt bij fysieke werkzaamheden aan onroerende zaken of schepen in de sectoren bouw, scheepsbouw, schoonmaak en hoveniers.

Tip! Het is niet altijd eenvoudig of eenduidig vast te stellen of de verleggingsregeling van toepassing is. Bij twijfel kunt u altijd contact opnemen met een van onze adviseurs.

Let op! Past een uitlener de verplichte verleggingsregeling ten onrechte niet toe en berekent hij btw op uw factuur, dan kunt u deze btw niet als voorbelasting in aftrek brengen. Wees daarom alert wanneer de verleggingsregeling van toepassing is en verzoek uw uitlener om deze toe te passen.

Inlenersaansprakelijkheid

Als inlener kunt u door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld worden als de uitlener of doorlener de volgende belastingen en premies niet betaalt:

  • loonheffingen (dit omvat loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en werkgeversheffing Zorgverzekeringswet)
  • btw

Als inlener of doorlener kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het registreren van de juiste gegevens, het storten op een G-rekening of het gebruikmaken van de disculpatiemogelijkheid voor gecertificeerde uitleners.

Verklaring van betalingsgedrag

Een uitlener kan de Belastingdienst periodiek (bijvoorbeeld één keer per kwartaal) vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen en btw heeft betaald (door middel van een zogenaamde ‘schone verklaring’). Deze verklaring geeft u als inlener een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen vrijwaring.

Tip! Volgens informatie van de Belastingdienst is uitstel van betaling van de loon- en omzetbelasting door de uitlener in verband met corona géén reden voor het weigeren van de schone verklaring. Kan uw uitlener geen schone verklaring overleggen, dan is er waarschijnlijk iets anders aan de hand!

Registratie van gegevens

Het komt regelmatig voor dat de Belastingdienst de loonheffingen waarvoor u als inlener aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd indien u de identiteit van het ingeleende personeel en het loon per ingeleend personeelslid en per werk kunt aantonen. Ook moet u kunnen aantonen dat het ingeleende personeel over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert (onder meer aan de hand van het getoonde ID-bewijs):

  • NAW-gegevens, geboortedatum, burgerservicenummer (BSN)
  • nationaliteit
  • soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie NAW-gegevens uitlener
  • een overzicht van de gewerkte uren (per dag)

Let op! Het maken en hebben van een kopie-ID-bewijs is niet toegestaan, tenzij het gaat om een ingeleende kracht die inwoner is van een land buiten de EER en Zwitserland. In dat geval is het hebben van een kopie-ID-bewijs en een kopie van de werk- en verblijfsvergunning verplicht. Een kopie van dit identiteitsbewijs dient u bovendien tot vijf jaar na beëindiging van het werk te bewaren. Doet u dit niet, dan riskeert u een boete en toepassing anoniementarief.

Laat u een vreemdeling zonder vereiste tewerkstellingsvergunning werken, dan riskeert u een boete van € 8.000 per vreemdeling. Doet een overtreding zich vaker voor, dan kan dit bedrag verhoogd worden met 50, 100 of 200%. Bij een ernstige overtreding (bijvoorbeeld meer dan 20 illegaal tewerkgestelden) kan de inspectie SZW een bedrijf preventief stilleggen.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de uitlener of doorlener. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw uitlener dat bestemd is voor loonheffingen en btw te storten op de G-rekening. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten.

Daarnaast moet u zowel de betalingen als de hierboven genoemde te registreren gegevens – zoals de persoonlijke gegevens van het ingeleende personeel en de manurenregistratie – uit uw administratie kunnen halen en kunnen laten zien. Als u aan deze voorwaarden voldoet, wordt u als inlener voor het op de G-rekening gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen en/of btw hoger zijn dan uw storting.

Tip! Vanwege corona kunnen uitleners de Belastingdienst verzoeken het tegoed op de G-rekening te deblokkeren, ook wanneer zij tegelijk uitstel van betaling hebben aangevraagd. Gebruik de G-rekening dus ook nu. Zo beschermt u uw bedrijf als de uitlener de belastingen uiteindelijk helemaal niet afdraagt en de uitlener kan wél bij het door u op de G-rekening betaalde bedrag.

Gecertificeerde uitlener

U kunt als inlener een beroep doen op de disculpatieregeling. Dit betekent dat u niet aansprakelijk gesteld wordt, ook niet als achteraf blijkt dat de uitlener te weinig loonheffingen of btw heeft afgedragen terwijl dit niet aan u te wijten is. Of recht bestaat op disculpatie wordt op individuele basis bepaald, afhankelijk van de feiten. Denk bijvoorbeeld aan een faillissement van de uitlener door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.

Voor SNA-gecertificeerde bedrijven bestaat altijd een recht op disculpatie. U moet dan wel voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De uitlener voldoet aan de NEN 4400-1- of de NEN 4400-2-norm hetgeen blijkt uit opname in het register van de Stichting Normering Arbeid (SNA). Op de website van SNA (www.normeringarbeid.nl) kunt u controleren welke ondernemingen aan deze eisen voldoen.
  • U stort 25% van het factuurbedrag (inclusief btw) op de G-rekening van de uitlener. Indien voor de btw de verleggingsregeling van toepassing is, stort u 20%.
  • De factuur voldoet aan de wettelijke eisen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk staan op de factuur vermeld.
  • Bij betaling vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur.
  • Uit uw administratie blijken direct de gegevens van de inlening, de manurenadministratie en de betalingen.
  • U moet de controle op de identiteit van het ingeleende personeel kunnen aantonen aan de hand van de hierboven genoemde registratie, het BSN moet bekend zijn en u moet kunnen aantonen dat het personeel over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt.

Een aantal grote beursgenoteerde uitzendondernemingen heeft zekerheid gesteld voor de betaling van hun loonheffingen en btw. Als u personeel inleent van een dergelijke uitzendonderneming, hoeft u voor vrijwaring niet de 25% van het factuurbedrag op de G-rekening te storten. De Belastingdienst geeft aan dergelijke uitzendondernemingen jaarlijks een verklaring af. Beschikt uw uitlener over een dergelijke (geldige) verklaring, kunt u de identiteit van de uitzendkrachten aantonen, heeft u bewijs dat de uitzendkracht in Nederland werkt en voldoet u aan de overige voorwaarden, dan kunt u het gehele factuurbedrag overmaken naar de uitzendonderneming en kunt u zich toch nog beroepen op de disculpatieregeling.

Doe de Waadi-check

Elke ondernemer die personeel uitleent, is verplicht dit te registreren bij de Kamer van Koophandel (KvK). Ondernemingen die bedrijfsmatig personeel uitlenen (bijvoorbeeld uitzendbureaus), moeten in hun bedrijfsactiviteiten ‘ter beschikking stellen van arbeidskrachten’ aangeven. Ondernemers die niet-bedrijfsmatig personeel uitlenen (bijvoorbeeld een aannemer die tijdelijk personeel uitleent aan een collega-aannemer), hebben alleen een meldingsplicht bij de KvK. Controleer altijd, voordat u zaken gaat doen met een uitlener, of deze juist bij de KvK geregistreerd is. U doet dit eenvoudig met de gratis Waadi-check op de website van de KvK.

Let op! Leent u personeel in van een ondernemer die dit niet heeft geregistreerd bij de KvK, dan riskeert u een hoge boete die kan oplopen van minimaal € 8.000 (bij minder dan tien ingeleende werknemers) tot € 96.000 (derde overtreding bij dertig of meer ingeleende werknemers). Eenzelfde boete kan worden opgelegd aan de uitlener.

Bovenstaande geldt niet voor eenmansbedrijven: een zzp’er zonder eigen bv hoeft zich niet als uitzendonderneming te registreren bij de KvK. Leent u een dga in (die tezamen met zijn echtgenoot ten minste 90% van de aandelen in zijn bv bezit), dan is de boete voor zowel de bv als de inlener vooralsnog nihil.

Let op! Als uw uitlener bij de KvK juist is geregistreerd, levert dat nog geen vrijwaring voor de inlenersaansprakelijkheid op.

Tip! Is een uitzendbureau NEN-gecertificeerd, dan controleert de certificerende instelling of er een Waadi-registratie is. Controle door u is dan niet meer nodig.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het netto equivalent van het minimumloon. Daarnaast kan een ingeleende werknemer u (als inlener) hoofdelijk aansprakelijk stellen als de uitlener het verplichte minimum- of cao-loon niet (volledig) aan de werknemer betaalt.

Let op! Dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de inleenkracht ook de opvolgende doorlener aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is.

De rechter oordeelt of u als inlener aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst). Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden.

Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten. Belangrijk is verder om actie te ondernemen wanneer u signalen krijgt dat de uitlener onderbetaalt. Doe onderzoek, spreek de uitlener aan en verbreek zo nodig de samenwerking.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u vermoedt dat de uitlener zijn werknemer(s) niet meer (volledig) betaalt.

De ketenaansprakelijkheid geldt alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet met deze ketenaansprakelijkheid te maken krijgen.

Wet arbeidsmarkt in balans

Payrollkrachten zijn werknemers die door of in opdracht van de inlener zijn uitgekozen en exclusief voor de inlener werken, maar in dienst zijn bij een derde (het payrollbedrijf). Voor payrollkrachten geldt per 2020 dat ze minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden moeten krijgen als de eigen werknemers van de inlener. Het gaat daarbij om arbeidsvoorwaarden uit de cao, uit bedrijfseigen regelingen en de in de branche gebruikelijke arbeidsvoorwaarden. Per 2021 heeft de payrollkracht  recht op een adequate pensioenregeling. Dit kan zijn de pensioenregeling van de inlener of een eigen, adequate regeling van de uitzender. Voldoet het payrollbedrijf hier niet aan, dan kan zowel de inspectie SZW als de payrollkracht ingrijpen.

Melding buitenlandse uitzendondernemer

Stelt een buitenlandse uitzendorganisatie uit de Europese Economische Ruimte of Zwitserland in Nederland uitzendkrachten ter beschikking? Dan geldt sinds 1 maart 2020 een digitale meldingsplicht voor dit uitzendbureau via postedworkers.nl. Deze melding is bedoeld om te voorkomen dat deze uitzendkrachten minder betaald krijgen dan in Nederland gebruikelijk is. Als inlener moet u de melding controleren en eventuele onjuistheden doorgeven. Voldoet het uitzendbureau of de inlener niet aan de hun toebedeelde verplichtingen? Dan loopt deze partij een boeterisico. De hoogte van de boete is afhankelijk van de precieze overtreding en loopt exclusief verhoging uiteen van € 750 tot € 8.000 per overtreding. Op de site postedworkers.nl vindt u veel informatie over deze regeling.

Tot slot

De inlenersaansprakelijkheid kan grote financiële gevolgen hebben voor uw onderneming. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvragen ISDE-subsidie gestart

Ook dit jaar kunnen woningeigenaren en zakelijke gebruikers de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) aanvragen. De aanvraagperiode is inmiddels gestart. Aanvragen moet digitaal, via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO); voor bedrijven is eHerkenning verplicht.

ISDE-regeling

Fornuis

De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing voor woningeigenaren (ISDE) is een subsidie voor eigenaren van een koopwoning die als hun hoofdverblijf dient. Via de ISDE kan subsidie verkregen worden voor onder meer isolatiemaatregelen, (hybride) warmtepompen, zonneboilers en aansluitingen op een warmtenet. Zakelijke gebruikers kunnen subsidie krijgen voor een (hybride) warmtepomp, zonneboiler, zonnepanelen en kleinschalige windturbines.

Let op! Voorkom dat de ISDE-subsidie niet wordt toegekend en beoordeel daarom altijd of u wel aan alle voorwaarden voldoet. Zo kan een woningeigenaar de subsidie pas aanvragen als de energiebesparende maatregel is geïnstalleerd, terwijl de zakelijke gebruiker eerst de subsidie moet aanvragen en daarna pas de koopovereenkomst kan sluiten. Meer informatie over de ISDE-subsidie en de voorwaarden vindt u op de website van de RVO.

Meer budget beschikbaar

Er is dit jaar, 2023, meer budget beschikbaar. Vorig jaar was dit € 325 miljoen, dit jaar € 350 miljoen. De ISDE-regeling loopt tot 2030.

Verruiming regeling

Er zijn dit jaar enkele wijzigingen in de subsidieregeling ten opzichte van vorig jaar. Zo kunnen woningeigenaren vanaf dit jaar ook voor één isolerende maatregel subsidie aanvragen. Vorig jaar moesten dit er minstens twee zijn. Ook is de termijn voor de aanvraag verlengd naar 24 maanden.

Let op! De ISDE-subsidie voor kleinschalige turbines en zonnepanelen is alleen nog in 2023 beschikbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hernieuwde STAP-subsidie aanvragen vanaf 28 februari

Na een pauze vanwege misbruik en oneigenlijk gebruik, kan de STAP-subsidie (STimulering Arbeidsmarkt Positie) vanaf 28 februari 2023 weer worden aangevraagd. De subsidie is op een aantal punten aangescherpt.

STAP-subsidie

Ondernemer

De STAP-subsidie is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. De subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen die in het scholingsregister staan.

Regeling aangescherpt

Vanwege misbruik en oneigenlijk gebruik van de subsidie zijn de voorwaarden op een aantal punten aangescherpt, met name voor de opleiders. Zo is onder andere het aantal toekenningen per opleiding van één opleider begrensd tot 300 per kalenderjaar, moeten opleiders vooraf verklaren te voldoen aan de gestelde eisen en mogen ze cursisten geen cadeaus of snoepreisjes meer aanbieden. Als sanctie kan een opleiding uit het scholingsregister worden verwijderd.

Aanvragen

De eerst volgende mogelijkheid om de STAP-subsidie aan te vragen is op 28 februari 2023 vanaf 10.00 uur. In 2023 zijn daarna nog aanvragen mogelijk vanaf 1 mei, 3 juli, 4 september en 1 november. Iedereen kan één keer per jaar de subsidie aanvragen. Dit moet via de site van het UWV.

Tip! De afgelopen keren dat de STAP-subsidie werd vrijgegeven, was het budget in zeer korte tijd vergeven. Zorg daarom dat u er op 28 februari a.s. op tijd bij bent.

Toekomstplannen STAP

Later dit jaar komt er extra budget voor mensen met maximaal een mbo 4-diploma. Tevens wordt er gekeken naar subsidies voor meerjarige scholing en komen er strakkere regels rond buitensporige prijsverhogingen voor scholingsactiviteiten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laag btw-tarief voor parkeren bij meerdaags festival

Een organisator van een meerdaags muziekfestival bood de bezoekers de mogelijkheid op het festivalterrein te overnachten. Daarnaast kon er eventueel de auto geparkeerd worden. Op het parkeren in deze situatie is het lage btw-tarief van 9% van toepassing, aldus Hof Den Haag.

Zelfstandige prestatie?

Concert

Voor het Hof is allereerst de vraag aan de orde of het bieden van parkeergelegenheid gezien moet worden als een zelfstandige prestatie. Als er sprake is van een bijkomende prestatie volgt deze namelijk het btw-tarief van de hoofdprestatie.

Afzonderlijk belang?

Volgens het Hof is parkeren aan te merken als een afzonderlijke prestatie en volgt deze hier dus niet automatisch het btw-tarief van 9%. Het Hof baseert dit onder meer op het feit dat de bezoekers van het festival een afzonderlijk belang bij het parkeren hebben. Ook maken niet alle bezoekers gebruik van de auto om het festival te bereiken. Verder wordt er voor het parkeren een aparte vergoeding in rekening gebracht.

Let op! In het verleden is al eerder beslist voor parkeren bij een pretpark dat het parkeren niet onder het lage btw-tarief valt.

Te vergelijken met camping?

Vervolgens komt de vraag aan de orde of het gelegenheid geven tot overnachten op het festivalterrein op één lijn is te stellen met een camping. Voor parkeren door personen die voor korte tijd op een camping verblijven geldt voor het parkeren namelijk het lage btw-tarief. Dit volgt uit een besluit van de staatssecretaris.

Situaties vergelijkbaar

Het Hof is van oordeel dat beide situaties vergelijkbaar zijn en dat het lage btw-tarief dan ook voor parkeren op dit meerdaagse festival geldt. Het gevolg voor bovengenoemde zaak is dat de naheffingsaanslag kwam te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleverklaring accountant bij financiële zorgen ook naar OR

Accountants die zich financiële zorgen maken over een onderneming en betwijfelen of de onderneming kan worden voortgezet, moeten hun verklaring vanaf 2023 ook aan de ondernemingsraad sturen. Deze verplichting vloeit voort uit een wijziging van de Wet op de ondernemingsraden.

Faillissement voorkomen

Kantoor

Door de verplichting moeten accountants hun verklaring in die gevallen ook ‘onverwijld’ naar de ondernemingsraad sturen. De bedoeling van de wetswijziging is om de ondernemingsraad tijdig te informeren, zodat een mogelijk faillissement eerder kan worden voorkomen.

Vertrouwelijk!

De nieuwe wet ontheft de accountant voor dit aspect van zijn geheimhoudingsplicht. De ondernemingsraad is echter wel verplicht om vertrouwelijk met de geleverde informatie om te gaan.

Verplichtingen bestuurder

De nieuwe wet staat naast de verplichtingen die een bestuurder van een onderneming nu al heeft om de ondernemingsraad te informeren inzake de financiële positie van het bedrijf. Omdat deze verplichting niet altijd goed wordt nageleefd heeft het parlement besloten de ondernemingsraad via de accountantsverklaring te informeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is schadevergoeding bij een bedrijfsongeval belast?

Als u als ondernemer zelf een bedrijfsongeval krijgt, dekt de verzekering vaak de schade. Maar is een dergelijke uitkering ook belast en zo ja, waar hangt dit vanaf?

Sportieve ondernemer legt het bijltje erbij neer

Medisch

In een rechtszaak handelde het om een ondernemer die op een aantal terreinen actief was. Ze verrichtte onder meer sportactiviteiten, fotografeerde en werkte in de horeca, totdat een vallende bijl haar voet ernstig blesseerde en ze de werkzaamheden niet meer kon uitvoeren. 

Schadevergoeding

Met de verzekeraar van haar klant werd na de nodige onderhandelingen een schadevergoeding overeen gekomen van € 480.000. Deze bestond deels uit een vergoeding voor verlies aan arbeidsvermogen, voor immateriële schade, voor gemaakte kosten en voor gederfde winst. De vraag rees of een deel ervan belast was en zo ja, hoeveel?

Bewijslast

De rechtbank was van mening dat de bewijslast bij de ondernemer lag. Die toonde aan dat uit de stukken bleek dat van de schadevergoeding ruim € 388.000 was toegekend vanwege het verlies aan arbeidsvermogen. Duidelijk was ook dat € 15.000 was toegekend voor immateriële schade, ofwel smartengeld. Het restant zag op overige kosten en gederfde winst, maar was niet duidelijk gespecificeerd.

Verlies aan arbeidsvermogen onbelast

De vergoeding vanwege blijvende arbeidsongeschiktheid was volgens de rechtbank onbelast, evenals het smartengeld. Voor zover werkelijk gemaakte kosten aantoonbaar waren, zoals voor fysiotherapie, waren ook die onbelast. Een vergoeding voor gederfde winst, in  totaal € 41.000, was daarentegen wel belast.

Tip! Zorg in soortgelijke situaties voor een specificatie van een overeengekomen schadevergoeding. Dit voorkomt discussie met de fiscus.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter corrigeert gemeente inzake afvalstoffenheffing

Voor het beheer van huishoudelijke afvalstoffen kan een gemeente een afvalstoffenheffing invoeren. Wordt voor die heffing uitgegaan van een meerpersoonshuishouden terwijl het grootste deel van het jaar sprake is van een eenpersoonshuishouden, dan kan de rechter de heffing corrigeren op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Samenstelling huishouden

Kliko

Dat de rechter deze mogelijkheid heeft, bleek uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De gemeente Haarlem hanteert voor de afvalstoffenheffing een verschillend tarief voor huishoudens bestaande uit maar één persoon en voor meerpersoonshuishoudens. De vaste peildatum hiervoor is 1 januari van het betreffende jaar.

Evenredigheidsbeginsel geschonden?

In de betreffende zaak woonde een vrouw op 1 januari 2021 samen met haar zoon in een woning. De zoon verhuisde kort na 1 januari. Toch ontving de vrouw een aanslag afvalstoffenheffing voor een meerpersoonshuishouden. Dit was overeenkomstig de gemeentelijke verordening, maar volgens de rechter is dit in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

Peildatum

De rechter zette met name vraagtekens bij het hanteren van één peildatum, namelijk 1 januari. Dit is eenvoudig qua uitvoering, maar de gemeente kon niet aangeven waarom dit belang groter is dan het financiële belang van de betreffende bewoonster. Zij moest nu namelijk € 412,20 aan heffing betalen, in plaats van € 270 die een eenpersoonshuishouden betaalt. 

Woning deel van het jaar gebruikt

De rechter overwoog daarbij dat de gemeente wel een tegemoetkoming biedt als de woning slechts een deel van het jaar gebruikt wordt. De rechtbank ging er dan ook niet mee akkoord dat er geen oplossing werd geboden voor situaties dat er op de peildatum sprake is van een meerpersoonshuishouden, maar de rest van het jaar niet. De aanslag werd daarop verminderd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Na vier weken hersteld? Niet altijd nieuwe loonbetaling

Als een werknemer na een periode van ziekte is hersteld en binnen een periode van vier weken wederom uitvalt waarbij de reden van de uitval niet van belang is, gaat de telling van de 104-weken periode waarin loon is verschuldigd door de werkgever gewoon door.

Is de werknemer echter vier weken of langer hersteld voordat hij weer uitvalt, dan begint er weer een nieuwe periode van 104 weken loonbetaling, dan wel een nieuwe periode waarin recht op een Ziektewetuitkering ontstaat.

Hernieuwde  loonbetaling

Medisch

Het mag voor zich spreken dat dit voor u als werkgever een kostbare zaak is omdat u opdraait voor de loondoorbetaling bij ziekte. Zeker in situaties waarin de werknemer na bijvoorbeeld een jaar ziek te zijn geweest terugvalt in inkomen, komt het wel eens voor dat een werknemer zich beter meldt, dat vier weken of langer volhoudt, maar dan toch weer uitvalt. Feitelijk is er veelal geen sprake geweest van een echte herstelmelding. 

Uitspraak Centrale Raad van Beroep

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft hier onlangs paal en perk aan gesteld. Volgens de CRvB kan een herstelmelding en het meer dan vier weken verrichten van het eigen werk, zonder medisch oordeel van een bedrijfs- of verzekeringsarts over dat herstel, niet leiden tot de conclusie dat de zieke werknemer medisch hersteld kan worden geacht. Dit betekent concreet dat er in dat geval geen nieuwe periode van 104 weken loonbetaling dan wel een nieuwe Ziektewetuitkering ontstaat. 

Tip! Als u als werkgever met een dergelijke situatie wordt geconfronteerd, is het raadzaam het medisch herstel zo snel mogelijk, maar uiterlijk  binnen vier weken te laten beoordelen door een bedrijfs- of verzekeringsarts. De bedrijfs- dan wel verzekeringsarts kan dan bepalen of sprake is van een reële herstelmelding.

Posted in Niet gecategoriseerd

Terugbetalen toeslagen voortaan zonder acceptgiro

Heeft u een teveel aan toeslagen ontvangen van de Belastingdienst, dan moet u het te veel ontvangen bedrag terugbetalen. De Belastingdienst stopt echter stapsgewijs met het versturen van acceptgirokaarten, wat betekent dat u de betaling op een andere manier moet verrichten.

Let op! Per 1 juni 2023 vervalt de mogelijkheid om per acceptgiro te betalen geheel.

Brief met betaalinformatie

Laptop

De acceptgiro wordt vervangen door een brief met betaalinformatie. Hierin staat alle informatie vermeld die u nodig heeft om uw terugbetaling te verrichten. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van internetbankieren.

Goed overnemen gegevens

Het is in uw eigen belang dat u de toegestuurde gegevens goed overneemt. Vermeldt u bijvoorbeeld een fout rekeningnummer, dan kan het zijn dat uw betaling niet bij de Belastingdienst terecht komt met alle gevolgen van dien. Ook het betalingskenmerk is van groot belang om uw betaling te kunnen traceren.

Wat bij twijfel?

Twijfelt u of de brief wel van de Belastingdienst afkomstig is, dan kunt u het rekeningnummer checken. Op de site van de Belastingdienst staan alle rekeningnummers vermeld. Bij vragen kunt u altijd even contact met ons opnemen. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitstel opgaaf UBD ook telefonisch mogelijk

Eerder was al bekend dat het mogelijk is om uitstel te vragen voor de opgaaf Uitbetaalde Bedragen aan Derden (UBD). De Belastingdienst meldt nu dat dit ook telefonisch kan.

Renseigneringsverplichting/opgaaf UBD

Mobiel laptop

Het verplicht doorgeven aan de Belastingdienst van betaalde bedragen aan derden wordt ook wel de renseigneringsverplichting genoemd. Voor de jaren vanaf 2022 zijn inhoudingsplichtigen en bepaalde collectieve beheersorganisaties verplicht uit eigen beweging de betalingen aan natuurlijke personen door te geven (de opgaaf Uitbetaalde Bedragen aan Derden, ook wel opgaaf UBD genoemd). 

Uitzonderingen

Voor bepaalde betalingen geldt een uitzondering, die hoeft u niet door te geven. Dit geldt bijvoorbeeld voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt met btw.

Let op! De Belastingdienst is van mening dat deze uitzondering niet geldt voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een btw-vrijstelling geldt. Ook voor de ondernemer die de kleineondernemersregeling (KOR) toepast, geldt de uitzondering niet.

Uitstel voor het doen van de opgaaf UBD

De opgaaf UBD had u uiterlijk 31 januari 2023 moeten doen. Eerder was als bekend dat het mogelijk was om schriftelijk uitstel te vragen bij het belastingkantoor waaronder u valt. Heeft u de opgaaf UBD nog niet kunnen doen en heeft u nog geen uitstel gevraagd? Vraag dan zo spoedig mogelijk om uitstel. De Belastingdienst meldt nu dat u ook telefonisch contact op kunt nemen met de Belasting Telefoon (0800-0543) met een verzoek om uitstel.  Zij helpen u dan verder met uw uitstelverzoek.

Heeft u nog vragen over de renseigneringsverplichting/opgaaf UBD, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek vrije ruimte in de inkomstenbelasting

Een inwoner van Nederland die werkt voor een werkgever die in Nederland niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, kan in zijn aangifte inkomstenbelasting een bedrag ter grootte van de vrije ruimte in aftrek brengen.

Vrije ruimte werkkostenregeling in de loonbelasting

Euro

Een werkgever kan een werknemer, onder voorwaarden, onbelaste vergoedingen geven door deze aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Deze vrije ruimte bedraagt in 2023 3% over de eerste € 400.000 van de totale loonsom van de werkgever en 1,18% over het bedrag daarboven.

Aftrek vrije ruimte in inkomstenbelasting

Om inwoners van Nederland met een Nederlandse werkgever hetzelfde te behandelen als inwoners van Nederland met een buitenlandse werkgever die niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, is in de inkomstenbelasting een vergelijkbare wettelijke bepaling opgenomen. De Hoge Raad oordeelde in 2022 dat door deze wettelijke bepaling werknemers met een niet-inhoudingsplichtige werkgever de vrije ruimte in aftrek kunnen brengen op hun inkomen in de inkomstenbelasting.

Tip! Deze werknemers kunnen dus in 2023 in principe zonder nadere voorwaarden 3% van hun aan Nederland toe te rekenen brutoloon (tot een maximum van € 400.000, voor het deel van het bruto loon daarboven 1,18%) aftrekken in de inkomstenbelasting.

Let op! Dit geldt alleen als de buitenlandse werkgever niet-inhoudingsplichtig voor de loonbelasting is in Nederland. Of dat wel of niet het geval is, volgt uit de wet op de loonbelasting. Onze adviseurs kunnen u hier meer over vertellen.

Aftrek gerichte vrijstellingen?

In de loonbelasting gelden voor bepaalde vergoedingen ook gerichte vrijstellingen. Als iets gericht vrijgesteld is, kan dit onder voorwaarden onbelast vergoed worden aan een werknemer. Zo is bijvoorbeeld in 2023 de vergoeding van zakelijke reiskosten met een vervoermiddel van de werknemer onbelast tot een bedrag van € 0,21 per kilometer.

Een gerechtshof oordeelde in 2022 dat de inwoner van Nederland met een buitenlandse werkgever die niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, ook de zakelijke kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt in aftrek mag brengen in de aangifte inkomstenbelasting.

Tip! Deze zaak ligt nog voor bij de Hoge Raad. Als de Hoge Raad het oordeel van het gerechtshof bevestigt, betekent dit dat deze werknemers ook bijvoorbeeld hun zakelijke kilometers tegen € 0,21 per kilometer in aftrek kunnen brengen in hun aangifte inkomstenbelasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meldplicht buitenlandse zelfstandigen en detachering buitenlandse werknemers

Buitenlandse werkgevers die tijdelijk werknemers in Nederland laten werken moeten dit melden. Dit geldt ook voor buitenlandse zelfstandigen die tijdelijk in Nederland werken. Nederlandse opdrachtgevers zijn verplicht om te controleren of er gemeld is en of de melding juist is.

EU, EER of Zwitserland

Medisch

De meldingsplicht geldt voor buitenlandse werkgevers of zelfstandigen uit de EU, EER of Zwitserland. Als zij tijdelijk een dienst of opdracht uitvoeren in Nederland moeten zij dit melden via het Nederlandse online meldloket

Let op! De dienstontvanger of opdrachtgever moet controleren of de dienstverrichter of zelfstandige aan zijn meldplicht heeft voldaan en of de melding juist is.

Dienstverrichter

De dienstverrichter voor wie de meldplicht geldt, is een buitenlandse werkgever uit de EU, EER of Zwitserland die tijdelijk:

  • in Nederland met eigen werknemers een dienst of opdracht komt uitvoeren, of
  • vanuit een multinationale onderneming werknemers detacheert naar een vestiging  van hetzelfde bedrijf of concern in Nederland, of
  • als buitenlandse uitzendondernemer uitzendkrachten ter beschikking stelt voor werkzaamheden in Nederland.

Zelfstandige

Voor zelfstandigen geldt de meldplicht alleen als zij werkzaam zijn in een aantal aangewezen sectoren in onder meer de bouw, schoonmaak, voedingsindustrie, metaal, zorg, glazenwasserij en land- en tuinbouw. Meer informatie hierover vindt u op de website postedworkers.nl op de pagina zelfstandigen.

Tip! De transportsector kent enkele uitzonderingen op de meldingsregels.

Melden

De melding moet plaatsvinden vóór de start van de werkzaamheden in Nederland. De gegevens die nodig zijn voor de melding zijn opgenomen in de checklist buitenlandse werkgevers en de checklist buitenlandse zelfstandigen

Tip! Soms geldt een beperkte meldingsplicht en hoeft maar één keer per jaar een melding plaats te vinden (jaarmelding).

Tip! Voor bepaalde incidentele werkzaamheden hoeft niet gemeld te worden. Voorbeelden zijn zakelijke besprekingen, dringend onderhoud en reparaties of het bijwonen van congressen. Deze uitzondering geldt niet voor zelfstandigen of bij detachering van een werknemer met een nationaliteit van een land buiten de EU, EER of Zwitserland.

Toezicht en boete

De Nederlandse arbeidsinspectie controleert of voldaan wordt aan de meld- en controleplicht. Als blijkt dat niet voldaan is aan de meldingsplicht, kunnen zowel de dienstverrichter/zelfstandige als de dienstontvanger/opdrachtgever een boete krijgen. 

Tip! Bent u meldings- of controleplichtige of twijfelt u hierover? Neem dan contact op met een van onze adviseurs voor meer informatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel lage-inkomensvoordeel, LIV, in 2023?

Het plan om het lage-inkomensvoordeel (LIV) ook in 2023 te verhogen, gaat niet door. Wat worden nu de nieuwe bedragen voor 2023 en wat scheelt dat met 2022?

Lage-inkomensvoordeel

Horeca

Het LIV is een tegemoetkoming voor werkgevers met werknemers in dienst die tussen de 100 en 125% van het minimumloon verdienen. Alle voorwaarden voor het LIV zijn: 

  • De werknemer voldoet aan een vastgesteld gemiddeld uurloon (gebaseerd op minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon).
  • De werknemer is verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
  • Er is sprake van een substantiële baan (minimaal 1.248 verloonde uren per kalenderjaar).
  • De werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Cijfers 2023

Het LIV per werknemer per uur gaat in 2023 € 0,49 bedragen. Het maximale LIV per werknemer kan in 2023 oplopen tot € 960. 

Let op! De bedragen voor 2023 ontvangt u pas na afloop van het jaar, dus in 2024.

Gemiddeld uurloon

Het gemiddelde uurloon voor het LIV voor 2023 moet gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 12,04, maar mag niet meer zijn dan € 15,06.

Cijfers 2022

Dit jaar ontvangt u wel het LIV voor 2022. Dat bedroeg € 0,78 per werknemer per uur. Het maximum voor 2022 kan oplopen tot € 1.520 per werknemer per jaar.

Let op! Het LIV 2024 (uitbetaling in 2025) is waarschijnlijk het laatste jaar dat deze tegemoetkoming geldt. Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de afschaffing van het LIV per 1 januari 2025 wordt opgenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe milieu- en energielijst beschikbaar

De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft de nieuwe milieulijst en de nieuwe energielijst voor 2023 gepubliceerd. Ondernemers die investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen die op deze lijsten voorkomen, kunnen in aanmerking komen voor de milieu- of energie-investeringsaftrek.

Milieulijst

Fabriek

De milieulijst bestaat uit milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen waarvan de overheid de aanschaf wil stimuleren. Omdat deze bedrijfsmiddelen in de regel duurder zijn dan minder milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen, kunnen ondernemers hierop via de milieu-investeringsaftrek (MIA) extra afschrijven. Voor sommige bedrijfsmiddelen kan willekeurig worden afgeschreven via de Vamil (willekeurige afschrijving milieu-investeringen).

Energielijst

De energielijst bevat energievriendelijke bedrijfsmiddelen. Ook deze zijn in de regel duurder dan minder energievriendelijke bedrijfsmiddelen. Daarom kan ook op deze bedrijfsmiddelen extra worden afgeschreven, in dit geval via de energie-investeringsaftrek (EIA).

Wijzigingen

Zowel de milieulijst als de energielijst bevatten een opsomming van nieuwe productiemiddelen die op de lijst staan, als van vervallen productiemiddelen die dit jaar niet meer op lijsten voorkomen. Een voorbeeld van een nieuw productiemiddel op de milieulijst zijn distributiekabels met mantels van gerecycled materiaal. Nieuw op de energielijst is bijvoorbeeld de elektrische koeling op koel/vries-wegtransport.

Hoeveel?

Voor productiemiddelen op de milieulijst kan een ondernemer 27%, 36% of 45% MIA krijgen, afhankelijk van het bedrijfsmiddel. Dit betekent dat de ondernemer dit percentage van de investering extra ten laste van de winst kan brengen. Voor productiemiddelen die op de energielijst staan, is dit in alle gevallen 45,5%. Daarnaast is voor bepaalde bedrijfsmiddelen op de milieulijst de Vamil van toepassing. Dit betekent dat op deze bedrijfsmiddelen tot 75% willekeurig, meestal sneller, kan worden afgeschreven. Dit kan een rente-, liquiditeits- en/of tariefvoordeel opleveren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overzicht steunmaatregelen energie

De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) verstrekt op een aparte pagina op RVO.nl een overzicht van alle steunmaatregelen die de overheid getroffen heeft vanwege de gestegen energieprijzen.

Via deze site kunnen ondernemers onder meer aangeven dat ze blijvend geïnformeerd willen worden over eventuele ontwikkelingen inzake de TEK (Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb).

Wijzigingen 2023

Gas

De site bevat ook een link naar alle wijzigingen die sinds 2023 van kracht zijn. Dit betreft onder meer de introductie van het energieplafond en de aanscherping van de CO2-heffing voor de industrie.

Fiscale regelingen

Onderdeel van de site zijn ook een aantal fiscale regelingen, zoals de energie-investeringsaftrek (EIA). Via de EIA kunt u in 2023 45,5% van een energiebesparende investering extra in aftrek brengen op de winst. De investering moet dan wel op de Energielijst staan. Ook deze kunt u vinden op de site.

Financieringsregelingen

U treft eveneens financieringsregelingen gericht op energiebesparing aan op de site. Over onder meer de nieuwe regeling BMKB Groen is informatie te vinden. Deze regeling is een verruiming van de bestaande BMKB-regeling en alleen beschikbaar voor bedrijven met maximaal 250 personeelsleden.

Energie besparen

Een ander onderdeel van de site is specifiek gericht op de mogelijkheden om energie te besparen. Hier worden tips gegeven over het besparen van energie, mét en zonder extra investeringen. Dit onderdeel gaat ook in op de wettelijke verplichtingen inzake energiebesparing én op de informatieplicht hieromtrent.

Let op! Zodra er meer bekend is over de concrete invulling van de nieuwe energieregelingen, zullen wij u informeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer subsidie emissieloze vrachtautos en bouwmachines

Er is in 2023 extra subsidie beschikbaar voor emissieloze vrachtauto’s en bouwmachines. De subsidieregelingen AanZet, SSEB en SEBA zijn hiertoe aangepast.

AanZet, SSEB, SEBA

Graafmachine

Via de Aanschafsubsidieregeling zero-emissie trucks (AanZET), Subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel (SSEB) en de Subsidieregeling emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA) kunnen ondernemers subsidie krijgen voor de aanschaf van emissieloze trucks, bouwmaterieel en bedrijfsauto’s. Op grond van de SSEB worden ook subsidies verstrekt voor de innovatie rondom emissieloos materieel en voor de ombouw naar emissiearm of emissieloos bouwmaterieel.

Duurder dan diesel

De subsidie SSEB komt tegemoet in de extra kosten van emissieloos materieel ten opzichte van materieel dat werkt op diesel. Daarom kan bijvoorbeeld via de SSEB tot 40% van de meerkosten vergoed worden via subsidie.

Correctie MIA

Omdat vrijwel al het emissieloze bouwmaterieel ook in aanmerking komt voor de milieu-investeringsaftrek (MIA), wordt de SSEB-subsidie hiervoor gecorrigeerd. De correctie vindt plaats via een forfaitaire aftrek van 11,25% van de investeringskosten.

Aanvragen

De omvang van de AanZet subsidie bedraagt voor 2023 € 30 miljoen, voor de SSEB € 60 miljoen en voor de SEBA € 33 miljoen.

De subsidieregeling AanZet kunt u aanvragen vanaf 4 april 2023, de SSEB vanaf 9 mei 2023. De SEBA kunt u nu al aanvragen. Alle aanvragen en de uitvoering ervan verlopen via de RVO.

Posted in Niet gecategoriseerd

Korting bij betaling voorlopige aanslag inkomstenbelasting ineens

De Belastingdienst is begonnen met het verzenden van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2023. Betaalt u deze aanslag op tijd in één keer, dan krijgt u een betalingskorting.

Betalingskorting

Korting IB

Als u uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2023 in één keer betaalt voor de uiterste betaaldatum van de eerste termijn, dan mag u een betalingskorting op het te betalen bedrag in mindering brengen. De hoogte van deze korting wordt berekend over de helft van het bedrag dat u moet betalen, vermenigvuldigd met het percentage van de invorderingsrente. Dit percentage bedraagt momenteel 2%. De periode waarover de korting wordt berekend loopt van de uiterste betaaldatum van de eerste termijn tot het einde van 2023.

Tip! U hoeft de betalingskorting niet zelf te berekenen. Op uw voorlopige aanslag ziet u of u korting krijgt en hoe hoog deze korting is.

Betaal wel alles op tijd

De gehele voorlopige aanslag moet door de Belastingdienst ontvangen zijn op de datum die op uw aanslag staat bij ‘eerste vervaldag’. Is het bedrag op die dag niet ontvangen door de Belastingdienst? Dan heeft u geen recht op betalingskorting. Hetzelfde geldt als u maar een deel van de voorlopige aanslag op die datum betaald heeft. U heeft in die situatie ook geen recht op een gedeeltelijke betalingskorting.

Let op! Voor de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2023 is de betalingskorting helaas afgeschaft. U kunt dus geen kortingsbedrag meer in mindering brengen als u de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2023 in één keer betaalt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer duidelijkheid over belastbaarheid laadpaal

De Belastingdienst heeft meer duidelijkheid geboden over de eventuele belastbaarheid van een laadpaal ten behoeve van het opladen van een (semi)elektrische auto. Wat geldt er voor een elektrische auto van de zaak en wat geldt er voor een elektrische privéauto?

Auto van de zaak

Laadpaal

Een laadpaal die is geïnstalleerd bij de woning van de werknemer is onbelast als het een auto van de zaak betreft. Het is daarbij niet van belang of de bijtelling van toepassing is. Is deze niet van toepassing omdat de werknemer niet meer dan 500 kilometer privé met de auto rijdt, dan is de laadpaal dus eveneens onbelast.

Elektra

De vergoeding voor elektra voor de auto van de zaak is eveneens onbelast als werkgever en werknemer hebben afgesproken dat de werknemer het daadwerkelijke verbruik tegen integrale kostprijs doorberekent aan de werkgever. De kosten van een meter om het feitelijk verbruik vast te stellen behoren ook tot de kostprijs en kunnen dan dus ook onbelast worden vergoed.

Vaste vergoeding?

Een vaste vergoeding voor elektra voor de auto van de zaak is in beginsel niet mogelijk. Dit is alleen anders als aannemelijk gemaakt kan worden dat de vergoeding gelijk is aan de integrale kostprijs die de werknemer betaalt aan zijn energiemaatschappij.

Privéauto

Een vergoeding voor een laadpaal of elektra ten behoeve van de privéauto van een werknemer is loon en dus belast als hierdoor de vergoeding per kilometer meer dan € 0,21/km (2023) gaat bedragen. Deze kosten worden namelijk geacht in te zijn begrepen in de kilometervergoeding van maximaal € 0,21.

Let op! Bovenstaande regels gelden ook voor de elektrische auto van de dga. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Maak bezwaar tegen aanslag met box 3-heffing

Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting met een box 3-heffing? Laat dan beoordelen of bezwaar maken zinvol is. Op dit moment geldt voor deze aanslagen geen zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat u individueel moet procederen en niet kunt aansluiten bij andere gerechtelijke procedures.

Automatisch rechtsherstel

Juridisch

De Belastingdienst legt op dit moment volop definitieve aanslagen inkomstenbelasting op waarin box 3-inkomen is opgenomen. Dit betreft aanslagen over de jaren tot en met 2021. Later dit jaar volgen ook de aanslagen over 2022. 

Bij het opleggen van de aanslagen vergelijkt de Belastingdienst het box 3-inkomen berekend volgens de wet met het box 3-inkomen berekend volgens het rechtsherstel. Met de laagste uitkomst van deze twee wordt in uw definitieve aanslag inkomstenbelasting gerekend. Op die manier wordt het rechtsherstel automatisch toegepast.

Beoordelen van de aanslagen is belangrijk!

Het beoordelen van de definitieve aanslagen inkomstenbelasting is belangrijk. Zo kan uw werkelijke behaalde rendement bijvoorbeeld (sterk) afwijken van het door de Belastingdienst berekende box 3-inkomen. En soms kan een andere verdeling van het box 3-inkomen tussen u en uw partner tot een gunstiger resultaat leiden. Laat uw definitieve aanslagen daarom altijd beoordelen. Doe dit wel snel, u heeft namelijk vanaf de dagtekening van de aanslag maar zes weken om een bezwaar in te dienen.

Tip! Als zes weken te kort is om een goed gemotiveerd bezwaar in te dienen, kan ook een zogenaamd pro-forma bezwaar worden ingediend. Een dergelijk bezwaar wordt wel op tijd ingediend (dat wil zeggen binnen zes weken), maar hierin wordt om uitstel gevraagd voor de motivatie van het bezwaar.

Individueel procederen

Op dit moment geldt voor de vragen die spelen rondom het rechtsherstel box 3 geen zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat u individueel moet procederen en niet kunt aansluiten bij andere gerechtelijke procedures. Wat dit voor uw situatie betekent, bespreken wij graag met u.

Let op! De verwachting is dat er bijzonder veel bezwaarschriften tegen de box 3-heffing ingediend gaan worden. Het is mogelijk dat het ministerie daarom op een later tijdstip alsnog besluit om een massaalbezwaarprocedure in te richten.

Vragen?

Heeft u vragen over uw eigen specifieke situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verzoek uitstel renseigneringsverplichting/opgaaf UBD mogelijk

Betaalde u in 2022 bedragen aan natuurlijke personen? Dan moet u die bedragen uiterlijk 31 januari 2023 aan de Belastingdienst doorgeven, mits er geen uitzondering geldt. De Belastingdienst heeft toegezegd soepel om te gaan met verzoeken om uitstel voor het voldoen aan de renseigneringsverplichting.

Renseigneringsverplichting

Laptop

Het verplicht doorgeven van de betaalde bedragen aan de Belastingdienst wordt ook wel de renseigneringsverplichting genoemd. Voor de jaren vanaf 2022 zijn inhoudingsplichtigen en bepaalde collectieve beheersorganisaties verplicht uit eigen beweging de betalingen aan natuurlijke personen door te geven (de opgaaf Uitbetaalde Bedragen aan Derden, ook wel opgaaf UBD genoemd). Aan deze verplichting moet uiterlijk 31 januari 2023 worden voldaan als het gaat om betalingen in 2022.

Uitzonderingen

Voor bepaalde betalingen geldt een uitzondering, die hoeft u niet door te geven. Dit geldt bijvoorbeeld voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt met btw.

Let op! De Belastingdienst is van mening dat deze uitzondering niet geldt voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een btw-vrijstelling geldt. Ook voor de ondernemer die de kleineondernemersregeling (KOR) toepast, geldt de uitzondering niet. De betalingen die u in 2022 deed aan deze natuurlijke personen moet u daarom ook uiterlijk 31 januari 2023 doorgeven aan de Belastingdienst.

Uitstel voor het doen van de opgaaf UBD

Lukt het niet om uiterlijk 31 januari 2023 de opgaaf UBD te doen? Dan kunt u bij het belastingkantoor waaronder u valt om uitstel vragen. U moet daarbij wel de reden vermelden waarom u uitstel nodig heeft. De Belastingdienst heeft toegezegd soepel om te gaan met verzoeken om uitstel voor het doen van de opgaaf UBD. 

Tip! Weet u niet precies welk belastingkantoor u moet aanschrijven? Op bijvoorbeeld de aangiftebrief loonheffingen of de uitnodiging om opgaven UBD te doen staat het betreffende belastingkantoor vermeld.

Heeft u nog vragen over de renseigneringsverplichting, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rentevergoeding over te veel betaalde box 3-heffing

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de Belastingdienst een passende rentevergoeding moet geven aan een belastingplichtige die te veel box 3-heffing betaalde over de jaren 2017 en 2018.

Kerstavondarrest box 3

Munten

De Hoge Raad oordeelde op 24 december 2021 (hierna het Kerstavondarrest) dat de wijze van belastingheffing in box 3 in strijd is met het Eerste Protocol bij het EVRM. Vanwege die strijdigheid moest in dat geval het inkomen uit sparen en beleggen op het lagere werkelijke rendement worden gesteld.

Voor degenen die tijdig bezwaar maakten tegen de box 3-heffing en voor degenen van wie de aanslagen op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden, is op basis van de massaalbezwaarprocedure rechtsherstel verleend voor de jaren 2017 tot en met 2021. Dit proces is inmiddels in gang gezet.

Rentevergoeding

In de door het gerechtshof besliste zaak was de vraag of ook recht op rentevergoeding bestaat als de Belastingdienst naar aanleiding van het Kerstavondarrest de box 3-heffing vermindert. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze vraag positief beantwoord.

In deze zaak werd de grondslag box 3 verminderd tot nihil. De belastingplichtige stelde zich op het standpunt dat zij ook recht had op een rentevergoeding over de periode dat de Belastingdienst over de te veel betaalde box 3-heffing heeft beschikt. Hoewel volgens de Nederlandse wetgeving geen recht bestaat op een rentevergoeding, is dat volgens het gerechtshof wel het geval op basis van het Europese recht: indien sprake is van schending van het EVRM, wordt door het EHRM (Europese Hof voor de rechten van de mens) een rentevergoeding toegekend. Voor de berekening van die rentevergoeding moet dan worden aangesloten bij de Nederlandse wetgeving, aldus het gerechtshof. Daarom had de belastingplichtige wel recht op een rentevergoeding.

Berekening rente

Het gerechtshof sluit voor de berekening (en de hoogte van het rentepercentage) in dit geval aan bij de belastingrenteregeling. Volgens het gerechtshof volgt uit de rechtspraak van het Hof van Justitie dat rente moet worden vergoed vanaf de dag na betaling van de onverschuldigde box 3-heffing tot en met de dag voorafgaand aan terugbetaling.

Verzoek om rente

Krijgt of kreeg u rechtsherstel box 3 voor de jaren vanaf 2017 en is de verschuldigde belasting daarom verminderd? Verzoek de Belastingdienst dan om een rentevergoeding. Wij kunnen u hierbij van dienst zijn. De verwachting is dat de staatssecretaris beroep in cassatie instelt om het oordeel van de Hoge Raad te vernemen. Of u daadwerkelijk recht heeft op rentevergoeding, is op dit moment daarom nog afwachten.

Let op! Het is nog niet duidelijk of voor aanslagen die al onherroepelijk vaststaan, in een verzoek om ambtshalve vermindering alsnog om rente verzocht kan worden. Ook is niet duidelijk of voor onherroepelijk vaststaande aanslagen over het jaar 2017 nog om rente verzocht kan worden. Voor die aanslagen is het inmiddels, vanwege het verstrijken van de vijfjaarstermijn, in ieder geval niet meer mogelijk om een verzoek om ambtshalve vermindering te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Let op bij de schenking voor eigen woning

Schenkt u in 2023 voor een eigen woning of schonk u in het verleden voor een eigen woning? Let dan goed op, vanaf 2023 is schenking nog maar beperkt mogelijk. Met een aantal punten bij de schenking van ouders aan kinderen heeft de staatssecretaris onlangs wel toegezegd soepel om te gaan.

Schenking in 2023 van ouder aan kind

Woning

De schenkingsvrijstelling voor een eigen woning, ook wel de jubelton genoemd, is in 2023 verlaagd. Schenkt u voor het eerst in 2023 een bedrag voor een eigen woning aan uw kind(eren), dan bedraagt de maximale schenkingsvrijstelling € 28.947. Het is dan echter slimmer om een beroep te doen op een andere eenmalige vrijstelling. Deze bedraagt in 2023 namelijk ook €  28.947 én deze is vrij besteedbaar. Aangezien u maar van één van beide vrijstellingen gebruik kunt maken, is het daarom beter om voor deze vrij besteedbare schenkingsvrijstelling te kiezen.

Let op! Ook voor deze vrij besteedbare schenking gelden voorwaarden. Informeer naar deze voorwaarden.

Gelijke behandeling

Kiest u per abuis als ouder toch voor de schenkingsvrijstelling eigen woning, dan heeft de staatssecretaris onlangs een toezegging gedaan: een schenking in de relatie ouders/kinderen, waarbij in de aangifte schenkbelasting 2023 een beroep wordt gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning, wordt hetzelfde behandeld als de eenmalige verhoogde vrijstelling zonder bestedingseis.

Nogmaals schenkingsvrijstelling na ontbinding schenking

In de schenkingsovereenkomst voor de eigen woning is veelal opgenomen dat de schenking ontbonden wordt als deze niet besteed wordt aan de in de wet opgenomen bestedingsmogelijkheden voor de eigen woning. De ontvanger van de schenking heeft in de twee kalenderjaren ná de eerste schenking de tijd om de schenking te besteden. Gebeurt dat niet, dan wordt de schenking volgens de afspraak in de schenkingsovereenkomst ontbonden. De ontvanger moet het geschonken bedrag dan terugbetalen en een melding hiervan doen bij de Belastingdienst.

Tip! De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat na zo’n ontbinding opnieuw een beroep gedaan kan worden op de schenkingsvrijstelling eigen woning of de eenmalige verhoogde vrijstelling van ouders aan kinderen.

Voorbeeld
In 2022 heeft u een bedrag van € 106.671 aan uw kind geschonken voor een eigen woning. In de schenkingsovereenkomst nam u op dat de schenking vervalt als uw kind dit bedrag niet vóór 2025 besteed aan één van de in de wet opgenomen bestedingsmogelijkheden voor de eigen woning. Uw kind besteedt het bedrag niet vóór 2025 aan zo’n bestedingsmogelijkheid. Dit betekent dat de schenking geheel vervalt. Uw kind betaalt het bedrag geheel aan u terug en meldt vóór 1 juni 2025 bij de Belastingdienst dat niet is voldaan aan de voorwaarden van de vrijstelling. De staatssecretaris keurt goed dat u daarna opnieuw een beroep kunt doen op de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen. Hiervoor moet op het moment van die nieuwe schenking dan wel voldaan worden aan alle voorwaarden voor die vrijstelling.

Let op! Als u niet voldoet aan alle voorwaarden die de staatssecretaris opneemt voor de goedkeuring, kunt u niet opnieuw een beroep doen op de vijstelling. Laat u daarom adviseren over die voorwaarden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvragen definitieve berekening NOW uiterlijk 22 februari

Heeft u in de derde, vierde, vijfde en/of zesde periode de tegemoetkoming NOW aangevraagd, dan moet u uiterlijk op 22 februari 2023 uw definitieve aanvraag indienen. De definitieve aanvragen moet u indienen bij het UWV.

NOW

Laptop

De NOW (Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid) is een tegemoetkoming in de loonkosten voor werkgevers die tijdens de coronacrisis geconfronteerd werden met forse omzetverliezen. De NOW werd in eerste instantie verstrekt als voorschot, op basis van het geschatte omzetverlies. 

Definitie omzetverlies

Nu uw definitieve omzetverlies bekend is, moet de definitieve NOW aangevraagd worden. Dit moet voor de derde tot en met de zesde periode van de NOW uiterlijk op 22 februari 2023 gebeuren. 

Het betreft de periodes:

  • Oktober t/m december 2020: NOW derde periode)
  • Januari t/m maart 2021 (NOW vierde periode)
  • April t/m juni 2021 (NOW vijfde periode)
  • Juli t/m september 2021 (NOW zesde periode)

Aanvragen

Het aanvragen van de definitieve berekening van de NOW doet u digitaal bij het UWV. Aanvragen kan mét en zonder gebruik te maken van eHerkenning.

Derdenverklaring of accountantsverklaring

In bepaalde gevallen heeft u een derdenverklaring of een accountantsverklaring nodig. Een derdenverklaring is nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 40.000 of meer bedraagt. U heeft een accountantsverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 125.000 of meer bedraagt.

Tip! Met de NOWchecker op de site van het UWV kunt u uitrekenen hoe hoog uw definitieve tegemoetkoming ongeveer wordt. Zo kunt u zien of u een accountantsverklaring of derdenverklaring nodig heeft. Voor een exacte berekening kunt u terecht bij een van onze adviseurs.

Tip! Een dergelijke verklaring kost tijd. Wacht hier dus niet te lang mee.

Definitieve berekening

Op basis van uw werkelijke omzetverlies wordt uw definitieve tegemoetkoming NOW berekend. Dit kan leiden tot een nabetaling of tot een terugbetaling. In het laatste geval is het mogelijk een betalingsregeling af te spreken met het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Auto en fiscus 2023

Fiscaal vriendelijk rijden wordt steeds lastiger, nu de autobelastingen de laatste jaren zijn aangescherpt. Het kan nog wel, maar de voordelen zijn voor een steeds kleinere groep beschikbaar. In deze advieswijzer een blik op de fiscale toekomst van de auto.

Rijdt u in een milieuvriendelijke auto, dan heeft u kunnen genieten van een groot aantal fiscale voordelen. De afgelopen jaren zijn deze voordelen steeds verder teruggeschroefd. Hoewel nog beperkter, kunt u ook in 2023 gebruikmaken van een aantal fiscale voordelen.

Bijtelling privégebruik auto

Auto

Voor de meeste nieuwe auto’s van de zaak waarmee ook privé wordt gereden, geldt vanaf 2017 een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en bpm). Alleen voor nieuwe auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een korting op de bijtelling. Die korting geldt in de maand van tenaamstelling en in de volgende 60 volle maanden. Daarna wordt de bijtelling jaarlijks opnieuw bepaald aan de hand van de dan geldende tarieven. Auto’s zonder uitstoot die in 2018 op kenteken zijn gezet, kennen in een deel van 2023 nog bijtelling van 4%. In de loop van 2023 zal voor deze auto’s de bijtelling moeten worden herzien op basis van de regels van 2023 (zie hierna). 

2019

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2019 op naam zijn gesteld, geldt die lagere bijtelling van 4% tot een cataloguswaarde van € 50.000 en 22% over het meerdere. Auto’s zonder CO2-uitstoot op waterstof hebben een bijtelling van 4% over de gehele cataloguswaarde.

2020

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2020 op naam zijn gesteld geldt een lagere bijtelling van 8%  tot een cataloguswaarde van € 45.000 en 22% over het meerdere. Deze bijtelling geldt ook voor auto’s op waterstof, maar ook nu over de gehele cataloguswaarde.

2021

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2021 op naam zijn gesteld geldt  een lagere bijtelling van 12% over een cataloguswaarde van € 40.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2021 een bijtelling van 12% over de gehele cataloguswaarde.

2022

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2022 op naam zijn gesteld geldt  een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 35.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2022 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde.

2023

Voor elektrische auto’s die in 2023 op naam zijn of worden gesteld, geldt een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 30.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2023 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde. Voor nieuwe auto’s gelden in 2023 de volgende bijtellingspercentages en CO2-grenzen:

Soort auto  Bijtelling  CO2-uitstoot 
Elektrisch  16% tot € 30.000/22% over meerdere 
Waterstof  16% 
Zonnecel  16% 
Overig 22%  >0 

Het aanscherpen van de CO2-grenzen heeft niet tot gevolg dat u elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage wordt geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft voor alle auto’s gedurende 60 maanden geldig. Na deze periode wordt de bijtelling vastgesteld aan de hand van de dan geldende percentages.

Let op! Een auto met datum eerste toelating tot de weg van uiterlijk 31 december 2016 krijgt na 60 maanden geen bijtelling van 22%, maar van 25%. Dit is alleen anders als het een auto betreft die geen CO2 uitstoot. Auto’s die geen CO2 uitstoten, krijgen in 2023 een korting van 6% op de normale bijtelling tot een cataloguswaarde van €30.000. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor een elektrische auto uit 2016 in 2023 een bijtelling geldt van 19% (25% -/- 6%) tot een cataloguswaarde van € 30.000. Daarboven is de bijtelling 25%. Voor een elektrische auto die in 2017 voor het eerst op kenteken is gezet, gaat in 2023 een bijtelling gelden van 16% (22% -/- 6%) tot een cataloguswaarde van €30.000 en van 22% over het meerdere. Auto’s die de periode van 60 maanden achter de rug hebben, lopen dus jaarlijks mee met de wettelijke wijzigingen in de bijtelling.

Tip! Voor ondernemers in de inkomstenbelasting blijft de bijtelling beperkt tot maximaal het bedrag dat in een jaar aan autokosten ten laste van de winst is gebracht.

Vanaf 2026

Vanaf 2026 is er nog maar één bijtellingspercentage van 22% en is er dus geen voordeel meer voor auto’s zonder CO2-uitstoot. Tot die tijd wordt de bijtelling voor auto’s zonder CO2-uitstoot in 2025 nog één maal verhoogd van 16% naar 17% over de eerste €30.000 van de cataloguswaarde. Uiteraard geldt dit niet voor auto’s van voor die datum die nog in hun 60-maandentermijn zitten.

Minder dan 500 kilometer?

Een bijtelling kan overigens helemaal achterwege blijven indien u kunt bewijzen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto heeft gereden. Woon-werkkilometers worden daarbij gezien als zakelijk, ook als u thuis gaat lunchen.

Let op! Is uw auto ouder dan 15 jaar? Dan bedraagt de standaardbijtelling niet 22% van de cataloguswaarde, maar 35% van de waarde in het economisch verkeer.

Milieu-investeringsaftrek

Er bestaat in 2023 geen recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor personenauto’s, wel voor bestelauto’s. Voor de waterstofpersonenauto heeft u recht op maximaal 75% willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (VAMIL) over een bedrag van maximaal € 75.000. In 2023 geldt de milieu-investeringsaftrek (MIA) van 45% over een bedrag van maximaal € 75.000 voor de waterstofpersonenauto en de milieu-investeringsaftrek van 36% voor de zonnecelpersonenauto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km.

Willekeurige afschrijving (WKA)

In 2023 geldt voor de aanschaf van nieuwe bedrijfsmiddelen een eenmalige mogelijkheid om maximaal 50% van de aanschafkosten willekeurig af te schrijven. Een deel van de afschrijving wordt daarmee naar voren gehaald, waardoor het fiscale voordeel van de afschrijving eerder kan worden geëffectueerd. Deze willekeurige afschrijving geldt voor personenauto’s echter alleen voor auto’s die worden gebruikt in het beroepspersonenvervoer (bijvoorbeeld taxi’s) en voor auto’s zonder CO2-uitstoot (inclusief elektrische auto’s). Nieuwe bestelauto’s (ongeacht hun brandstof) komen hiervoor ook in aanmerking.

Elektrische bestelauto: MIA

Voor een elektrische bestelauto heeft u recht op 45% MIA. Het bedrijfsmiddel komt echter voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 11.000 in aanmerking voor de MIA. Voor een elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus MIA over € 39.000. Voor een waterstofbestelauto heeft u ook recht op 45% MIA. U krijgt MIA over een investeringsbedrag van maximaal € 125.000.

Onderstaand de regelingen op een rij.

Soort auto  MIA %  Vamil  Maximaal investeringsbedrag   WKA 2023
Elektrische personenauto  Nee  Nee  n.v.t.  Ja 
Waterstofpersonenauto  34%  Ja  € 75.000  Ja 
Zonnecelpersonenauto  36%  Nee  € 100.000  Ja 
Elektrische bestelauto  45%  Nee  geen; wel € 11.000 aftrek  Ja 
Waterstofbestelauto  36%  Nee  € 125.000  Ja 

Oplaadstation

Ook voor het oplaadstation van uw elektrisch aangedreven auto die op uw eigen bedrijfsterrein staat, geldt in 2023 de MIA. Het aftrekpercentage voor het oplaadstation bedraagt 45%. Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA/VAMIL, tenzij deze samen met de elektrische (bestel)auto worden aangemeld.

Melding RVO

Om in aanmerking te komen voor MIA en/of Vamil, is een tijdige melding van de investering bij RVO noodzakelijk. De investering moet worden gemeld binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting. Het moment van ingebruikname of facturering is daarbij niet van belang.

Motorrijtuigenbelasting

De hoogte van de motorrijtuigenbelasting (mrb) is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de CO2-uitstoot van uw auto. Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km geldt tot 2025 een vrijstelling. Voor plug-in hybrides met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gr/km geldt tot 2025 een halftarief (dat wil zeggen de helft van het tarief dat voor een gewone personenauto geldt).

Ondernemers betalen voor een bestelauto die op diesel rijdt minder mrb. Voorwaarde is dat de bestelauto meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. Dit moet u desgevraagd aannemelijk kunnen maken, maar een kilometeradministratie is niet vereist.

Bpm

Als uw auto op kenteken wordt gezet, wordt bpm geheven. De hoogte van de bpm is voor personenauto’s gebaseerd op de CO2-uitstoot. Tot 2025 geldt nog een vrijstelling bpm voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Voor personenauto’s waarvoor geen vrijstelling geldt, is de bpm hoger naarmate de CO2-uitstoot groter is.

Tip! Ondernemers kunnen voor een bestelauto een beroep doen op een vrijstelling bpm. De belangrijkste voorwaarde is dat meer dan 10% van de jaarlijks gereden kilometers zakelijke kilometers zijn. Deze vrijstelling wordt per 2025 afgeschaft.

Tot slot

Het aanschaffen van een energiezuinige auto levert ook in 2023 nog een aantal fiscale voordelen op. Over deze fiscale voordelen in het algemeen heeft u in deze advieswijzer kunnen lezen. Neem voor uw specifieke situatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Landbouwnormen 2022 gepubliceerd

De Belastingdienst heeft de landbouwnormen voor het jaar 2022 bekendgemaakt. Deze normen gelden alleen voor ondernemers en alleen voor agrarische activiteiten in Nederland.

Ondernemers moeten de normen gebruiken om de jaarwinst van het bedrijf te bepalen en moeten deze aangeven in de aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.

Uitzondering: Biologische land- en tuinbouw

Tractor

Voor de biologische land- en tuinbouw zijn er geen aparte normen. De reden hiervoor is dat de bedrijven in deze sector te verschillend zijn om normen voor te ontwikkelen. 

Onderverdeling

De landbouwnormen bevatten een onderverdeling in veehouderij, land- en tuinbouw en agrarische bedrijfsgebouwen, landbouwmachines en productierechten. Er is per sector een verdere onderverdeling te vinden, zoals voor de veehouderij in bijvoorbeeld varkens, schapen en konijnen. Ook is er een apart hoofdstuk met normbedragen voor privéonttrekkingen.

Voorbeeldberekeningen

Een belangrijk onderdeel van de landbouwnormen is de waardebepaling van agrarische goederen. Deze is vanwege de diverse situaties erg gedetailleerd. Om toepassing ervan te vereenvoudigen bevatten de landbouwnormen ook verschillende uitgewerkte voorbeeldberekeningen.

Afwijken mag, mits onderbouwd

De landbouwnormen zijn opgesteld in samenwerking met vertegenwoordigers van agrarische brancheorganisaties. Toch kunt u van de normen afwijken als u van mening bent dat deze in uw situatie geen goed beeld geven van de waarde van uw bedrijfsmiddelen. U dient dit dan wel aan te geven in uw aangifte en te onderbouwen waarom u afwijkt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst: ook betalingen aan btw-vrijgestelde ondernemers opgeven

Betaalde u in 2022 bedragen aan natuurlijke personen? Dan moet u die bedragen uiterlijk 31 januari 2023 aan de Belastingdienst doorgeven, mits er geen uitzondering geldt. Zo’n uitzondering geldt volgens de Belastingdienst in ieder geval niet voor betalingen aan btw-vrijgestelde ondernemers.

Renseigneringsverplichting

Klok

Het verplicht doorgeven van de betaalde bedragen aan de Belastingdienst wordt ook wel de renseigneringsverplichting genoemd. Voor de jaren vanaf 2022 bent u verplicht uit eigen beweging de betalingen aan natuurlijke personen door te geven. De verplichting geldt voor twee groepen administratieplichtigen:

  • inhoudingsplichtigen, ofwel (rechts)personen met een loonheffingennummer, en
  • bepaalde collectieve beheersorganisaties (cbo’s).

Uitzondering bij uitreiking van factuur met btw

Voor bepaalde betalingen geldt een uitzondering, die hoeft u niet door te geven. Dit geldt bijvoorbeeld voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt met btw.

Geen uitzondering bij btw-vrijstelling

De Belastingdienst is van mening dat deze uitzondering echter niet geldt voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een btw-vrijstelling geldt. Ook niet als die natuurlijke persoon een factuur uitreikte in 2022. Deze betalingen moet u volgens de Belastingdienst daarom uiterlijk 31 januari 2023 doorgeven.

Let op! Ook voor de ondernemer die de kleineondernemersregeling (KOR) toepast, geldt de uitzondering niet. De betalingen die u in 2022 deed aan zo’n natuurlijke persoon moet u daarom ook uiterlijk 31 januari 2023 doorgeven aan de Belastingdienst.

Aan te leveren gegevens

Het aanleveren van de gegevens moet digitaal. Het gaat hierbij om de volgende gegevens:

  • de naam, het adres, het BSN en de geboortedatum van de ontvanger van de betaling,
  • de in het kalenderjaar betaalde bedragen inclusief eventuele kostenvergoedingen, en
  • de datum waarop u de uitbetaling heeft gedaan.

Heeft u nog vragen over de renseigneringsverplichting, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Posted in Niet gecategoriseerd

Duidelijkheid over loonbelastingtabel voor vluchteling uit Oekraïne

Als u een vluchteling uit de Oekraïne in dienst wilt nemen, moet u ook weten welke loonbelastingtabel u moet toepassen. Hiervoor moet u weten wat de fiscale woonplaats is. Wat te doen als hierover onzekerheid bestaat? De Belastingdienst heeft hier nu duidelijkheid over gegeven.

Wat is de fiscale woonplaats?

Bloemen

Als iemand een verblijfplaats in Nederland heeft, betekent dit nog niet dat Nederland zijn fiscale woonplaats is. Daarvoor is bepalend of de werknemer een duurzame persoonlijke band met Nederland heeft. Hij is alleen inwoner van Nederland als zijn sociale en economische leven zich hier afspeelt. 

Feiten en omstandigheden

Waar een werknemer woont, bepaalt u op basis van alle feiten en omstandigheden die bij u bekend zijn. Denk bijvoorbeeld aan de woonplaats die hij u aanlevert en de reiskostenvergoedingen die u hem betaalt. Woont het gezin van de werknemer bijvoorbeeld in het buitenland, gaan zijn kinderen daar naar school en houdt hij daar bankrekeningen aan, dan kunt u aannemen dat hij geen inwoner van Nederland is.

Vluchteling uit Oekraïne

Voor een vluchteling uit de Oekraïne kan het zijn dat de fiscale woonplaats op basis van de feiten en omstandigheden Oekraïne blijkt te zijn. Dan past u de tabel toe voor een inwoner van een derde land. Ook kan het zijn dat uit de feiten en omstandigheden blijkt dat Nederland de fiscale woonplaats is. Dan past u de tabel toe voor een inwoner van Nederland. 

Wat nu als de woonplaats niet is vast te stellen?

Kunt u de woonplaats niet vaststellen, verblijft de werknemer al ten minste zes maanden in Nederland en beschikt u over zijn volledige verblijfsadres in Nederland, dan mag u er voor de loonheffingen van uitgaan dat dat adres de fiscale woonplaats is. U past dan de loonbelastingtabel toe voor een inwoner van Nederland. In alle andere gevallen past u het anoniementarief toe.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bestelauto 2023

Een bestelauto is voor veel ondernemers een onmisbaar bedrijfsmiddel. Voor een bestelauto geldt een flink aantal specifieke (fiscale) regelingen. Deze zijn er veelal op gericht het zakelijk gebruik van een bestelauto slechts beperkt te belasten. Daarbij geldt wel een aantal voorwaarden. Ook zijn er al tal van specifieke regelingen voor de elektrische bestelauto.

In deze advieswijzer:

  • Wat valt onder de definitie bestelauto?
  • Aanschaf: welke regelingen zijn er?
  • Bijtelling: wat zijn de voorwaarden?
  • Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)
  • Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Wat valt onder de definitie bestelauto?

Bestelauto

Niet elke auto die gebruikt wordt voor vervoer van goederen wordt fiscaal als een bestelauto aangemerkt. Er zijn verschillende soorten bestelauto’s, zoals met open laadbak, een verhoogd dak of dubbele cabine. Voor iedere soort bestelauto gelden andere inrichtingseisen. Zo mogen in het ene geval wel zijruiten aanwezig zijn, maar in het andere weer niet. Voor een gedetailleerd overzicht van alle inrichtingseisen per soort bestelauto, check de site van de Belastingdienst.

Let op! Voldoet uw bestelauto niet aan deze eisen, dan zijn ook de fiscale faciliteiten voor een bestelauto niet van toepassing.

Aanschaf: welke regelingen zijn er?

Bij de aanschaf van een nieuwe (elektrische) bestelauto en voor het oplaadstation van de elektrische of waterstofvariant kunt u mogelijk gebruikmaken van diverse (fiscale) regelingen. Dit zijn de KIA, MIA en de SEBA.

KIA

Voor een bestelauto die tot het ondernemingsvermogen behoort, heeft u bij aanschaf recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Het bedrag van de KIA kunt u in mindering op de winst brengen. De KIA is zowel op nieuwe als op gebruikte bestelauto’s van toepassing. De omvang van de KIA is afhankelijk van uw totale bedrag aan investeringen in een jaar en bedraagt maximaal 28% van het investeringsbedrag. Investeert u € 2.600 of minder of meer dan € 353.973 (2023), dan heeft u geen recht op de KIA.

MIA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto heeft u in 2023 bovendien recht op 45% milieu-investeringsaftrek (MIA). Het bedrag van de MIA kunt u in mindering brengen op de winst. He

bedrijfsmiddel komt echter voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 11.000 in aanmerking voor de MIA. Voor een elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus MIA over € 39.000. Voor een bestelauto op waterstof heeft u ook recht op 45% MIA. U hoeft hierbij geen rekening te houden met een drempel, maar krijgt de MIA over een investeringsbedrag van maximaal € 125.000.

Oplaadstation

Ook voor het oplaadstation van uw elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto die op uw eigen bedrijfsterrein staat, geldt in 2023 de MIA. Het aftrekpercentage voor het oplaadstation bedraagt 45%. Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA, tenzij deze samen met de elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto worden aangemeld. De laadpalen moeten voor eigen voertuigen worden gebruikt, of voor voertuigen die voor eigen gebruik worden ingezet. Dit kunnen ook gehuurde voertuigen zijn.

Let op! Een laadpaal bij de woning kwalificeert niet, omdat dit geen bedrijfsterrein is.

SEBA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto kunt u ook nog gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Het budget voor de subsidie bedraagt in 2023 €33 miljoen. De regeling geldt alleen voor bedrijfsauto’s in de voertuigcategorie N1 (met maximumgewicht van 3.500 kg) of N2 (met een maximumgewicht van 4.250 kg) die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen. De subsidie bedraagt 10% van de netto catalogusprijs bij de voertuigcategorie N1. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw. Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage 12. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto. De netto catalogusprijs bij voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij voertuigcategorie N2 moet € 20.000 of hoger zijn. Verder geldt alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. U vraagt de subsidie aan via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Hiervoor is eHerkenning vereist niveau 2+.

Let op! Op het moment dat u de aanvraag voor deze subsidie indient, mag de bestelauto nog niet op uw naam staan. Sterker nog, de koop- of leaseovereenkomst mag nog niet definitief zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. Dien de aanvraag dus in zolang het koopproces zich nog in de offertefase bevindt.

Bijtelling: wat zijn de regels?

Wanneer geen bijtelling?

Als een bestelauto ter beschikking wordt gesteld, krijgt men in beginsel met de bijtelling te maken. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting vindt die bijtelling plaats via de aangifte inkomstenbelasting. Voor werknemers, waaronder dga’s, vindt dit plaats via de loonadministratie en aangifte loonheffing. Voor bestelauto’s is de bijtelling in onderstaande situaties echter niet van toepassing:

– Privégebruik maximaal 500 km

De bijtelling blijft achterwege als bewezen kan worden dat met de bestelauto in het jaar niet meer dan 500 km privé is gereden. Een rittenregistratie is niet verplicht, maar omdat bewezen moet worden dat de bestelauto niet meer dan 500 km privé is gebruikt, is hieraan vrijwel niet te ontkomen.

Voor werknemers is het mogelijk hiervoor een ‘verklaring geen privégebruik’ aan te vragen. Als u als werkgever deze verklaring heeft en er geen indicaties zijn dat de werknemer zich er niet aan houdt, hoeft u in de loonadministratie geen rekening te houden met de bijtelling. Eventuele controles vinden plaats bij de werknemer. Ook een eventuele correctie wordt bij de werknemer neergelegd.

Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is het niet mogelijk een dergelijke verklaring aan te vragen.

– Uitsluitend geschikt voor goederenvervoer

Voor de bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer, is de standaardbijtelling ook niet van toepassing. Hiervan is onder andere sprake als de bestelauto te smerig is om privé te worden gebruikt, zoals de klusjesauto van een garage waarbij de bekleding besmeurd is met olie. Ook de bestelauto die beschikt over slechts één zitplaats en waarbij de eventuele bevestigingspunten voor de overige zitplaatsen zijn verwijderd of dichtgelast, wordt geacht uitsluitend geschikt te zijn voor goederenvervoer. Bezit de bestelauto wel een tweede zitplaats, dan is deze toch uitsluitend geschikt voor goederenvervoer als de bijrijder nodig is voor het laden en lossen van de bestelauto. Onder omstandigheden kunnen ook andere bestelauto’s als uitsluitend geschikt voor goederenvervoer worden aangemerkt. Zo is door de rechter in het verleden een bestelauto als zodanig aangemerkt die in de laadruimte was voorzien van stellages voor het vervoer van planten. Overleg bij twijfel met uw inspecteur. Als bestelauto’s die uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer privé worden gebruikt, moet het privévoordeel tot het loon worden gerekend. U kunt hiervoor uitgaan van de kilometerkostprijs vermenigvuldigd met het aantal privékilometers.

– Uitsluitend zakelijk gebruik

Als een bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, blijft de bijtelling achterwege. Er moet dan een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ worden aangevraagd bij de Belastingdienst. U hoeft geen rittenregistratie bij te houden. De Belastingdienst controleert fysiek of u de bestelauto inderdaad in het geheel niet privé gebruikt. Vermoedt de Belastingdienst tijdens een controle dat u de bestelauto toch privé gebruikt, dan kan men u vragen waar u de bestelauto op dat moment zakelijk voor gebruikte. Kunt u niet aannemelijk maken dat u de bestelauto zakelijk gebruikte, dan kan men u een naheffing of navordering met boete opleggen.

Let op! Bij gebruik van een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ mag u de bestelauto helemaal niet privé gebruiken. Dus ook niet om bijvoorbeeld op de terugweg van uw werk naar huis uw kind bij de kinderopvang op te halen. De grens van 500 km is hierbij dus niet van toepassing.

Deze verklaring kan zowel door werknemers als door de ondernemer in de inkomstenbelasting worden aangevraagd.

Ook in onderstaande situaties is de bijtelling voor een bestelauto niet van toepassing. Deze situaties zijn in principe niet van toepassing op de ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga.

– Privégebruik verboden

Is privégebruik van de bestelauto verboden, dan blijft de bijtelling achterwege op voorwaarde dat u als werkgever controleert dat de bestelauto daadwerkelijk niet privé wordt gebruikt. Gebeurt dit toch, dan moet er – naast het alsnog betalen van de bijtelling – een aanzienlijke sanctie voor de werknemer volgen. De afspraak dat de bestelauto niet privé mag worden gebruikt en de sancties wanneer dit toch gebeurt, moeten schriftelijk worden vastgelegd. Voor de dga geldt de optie alleen als er sprake is van een reëel verbod. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake als de dga zelf de controle uitoefent. 

– Privégebruik onmogelijk

Als privégebruik van de bestelauto onmogelijk is, blijft de bijtelling eveneens achterwege. Dit is bijvoorbeeld het geval als de sleutels van de auto’s avonds moeten worden ingeleverd of als de bestelauto’s ’s avonds op een afgesloten terrein worden gestald. 

– Doorlopend afwisselend gebruik

Als een bestelauto doorlopend afwisselend door verschillende personeelsleden wordt gebruikt, is de bijtelling niet van toepassing als hierdoor het privégebruik moeilijk kan worden vastgesteld. Dit is niet het geval als een bestelauto bijvoorbeeld door twee werknemers om de week privé wordt gebruikt. Het privégebruik is dan immers niet moeilijk vast te stellen. Bij doorlopend afwisselend gebruik moet de werkgever in plaats van de bijtelling per bestelauto een bedrag van € 300 aan belasting betalen via de eindheffing. Het doorlopend afwisselende gebruik moet dan wel door de aard van het werk worden opgeroepen.

Toch bijtelling?

Is een van hiervoor genoemde voorwaarden niet van toepassing op uw situatie? Dan valt uw bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De IB-ondernemer

Heeft u als ondernemer een bestelauto tot uw beschikking die tot uw ondernemingsvermogen behoort, dan valt deze bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De bijtelling is het bedrag dat vanwege het privégebruik niet aftrekbaar is van de winst. Dit bedrag kan niet negatief worden, oftewel: de bijtelling kan nooit meer zijn dan de werkelijke autokosten (inclusief afschrijving).

Werknemers en de dga

Bij werknemers en dga’s aan wie een bestelauto ter beschikking is gesteld, wordt de bijtelling als loon aangemerkt. De werkgever is verplicht hierover loonheffing in te houden. 

Hoeveel bijtelling?

De bijtelling bedraagt een percentage van de cataloguswaarde dat afhankelijk is van het jaar waarin de auto voor het eerst op kenteken is gesteld. Dit percentage blijft 60 maanden van kracht. Daarna wordt het percentage bepaald op basis van de dan geldende wetgeving. De bijtelling bedraagt 22% voor auto’s die in 2023 voor het eerst op kenteken zijn gezet en voor bestelauto’s die niet volledig elektrisch zijn of op waterstof rijden. Voor volledig elektrische bestelauto’s bedraagt de bijtelling in 2023 16% van de cataloguswaarde tot maximaal € 30.000 en 22% over het meerdere van de cataloguswaarde. Voor bestelauto’s op waterstof geldt de bijtelling van 16% in 2023 over de gehele cataloguswaarde.

Voorbeeld:
Aan werknemer A is een niet-elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die in 2023 voor het eerst op kenteken is gezet. Aan werknemer B is een elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die ook in 2023 voor het eerst op kenteken is gezet.

Bijtelling werknemer A: € 50.000 x 22% = € 11.000
Bijtelling werknemer B: € 30.000 x 16% + € 20.000 x 22% = € 4.800 + € 4.400 = € 9.200.

Vereenvoudigde rittenregistratie

Als de werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag heeft met de bestelauto van de zaak, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve last zijn voor werkgever en werknemer. In dit geval mag de werknemer om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever. De werkgever moet dan wel schriftelijk met de werknemer hebben afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, dat privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie bewaart. U kunt voor een vereenvoudigde rittenregistratie desgewenst gebruikmaken van bijgevoegde voorbeeldafspraak.

Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)

Bij aanschaf van een nieuwe auto, bestelauto of motorfiets betaalt u bpm. U betaalt ook bpm als u een dergelijk voertuig importeert. De bpm wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot en de netto catalogusprijs. Voor voertuigen zonder CO2-uitstoot betaalt u geen bpm. Als ondernemer kunt u onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vrijstelling van bpm bij aanschaf van een bestelauto. De belangrijkste voorwaarde voor de vrijstelling is dat u de bestelauto voor meer dan 10% gebruikt in het kader van uw onderneming. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Let op! In het Belastingplan 2023 is vastgelegd de vrijstelling van bpm op (niet volledig emissieloze) bestelauto’s voor ondernemers per 2025 af te schaffen. Het tarief van de bpm gaat vanaf 2025 € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot bedragen. Bestelauto’s zonder CO2-uitstoot betalen dus ook vanaf 2025 nog steeds geen bpm.

Tip! Was u van plan op korte termijn een bestelauto aan te schaffen die CO2 uitstoot, doe dit dan bij voorkeur nog vóór 2025.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Als u in Nederland met een voertuig gebruikmaakt van de openbare weg, bent u in beginsel motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Hoeveel mrb u voor een bestelauto moet betalen, hangt af van het gewicht, de brandstof en hoe milieuvervuilend het motorrijtuig is. Voor ondernemers geldt onder voorwaarden een lager mrb-tarief. De belangrijkste voorwaarde is dat u de bestelauto meer dan 10% in het kader van uw onderneming gebruikt. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Wat scheelt dat nu?

Stel dat u in een bestelauto rijdt met dieselmotor, met een gewicht van 1.300 kilo. Bent u particulier, dan betaalt u € 308 mrb per kwartaal. Bent u ondernemer, dan betaalt u slechts € 106 per kwartaal.

Vragen?

Heeft u vragen over deze advieswijzer? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maximale transitievergoeding verhoogd naar € 89.000

De maximale transitievergoeding is voor 2023 vastgesteld op € 89.000. Dit is een verhoging van € 3.000 ten opzichte van het maximum van vorig jaar.

Transitievergoeding

Portemonnee

Bij ontslag heeft een werknemer in de meeste gevallen recht op een transitievergoeding. Deze vergoeding is te zien als tegemoetkoming voor de periode waarin de werknemer als gevolg van het ontslag minder inkomen heeft. In bepaalde gevallen bestaat er geen recht op een transitievergoeding, bijvoorbeeld als een werknemer ontslagen wordt vanwege ernstig verwijtbaar handelen, zoals het plegen van fraude of diefstal.

Nieuw maximum

Het maximum wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld. Voor 2023 is dit € 89.000. Bedraagt een jaarsalaris meer dan € 89.000, dan geldt dit hogere jaarsalaris als maximum.

Waarop is transitievergoeding gebaseerd?

De hoogte van de transitievergoeding die bij ontslag betaald wordt, is afhankelijk van twee factoren. Dit zijn de omvang van het maandsalaris en de duur van het dienstverband.

Let op! Een werknemer heeft tegenwoordig vanaf de eerste dag van het dienstverband recht op een transitievergoeding, dus ook in de proeftijd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Gebruikelijk loon dga 2023

Als u werkt voor uw eigen bv, bent u wettelijk verplicht om loon te ontvangen uit uw bv. Voor de hoogte van uw loon gelden regels, het loon moet namelijk gebruikelijk zijn. Wanneer een loon gebruikelijk is, is afhankelijk van verschillende factoren. De regels die hiervoor gelden, zijn vanaf 2023 gewijzigd. Wij zetten de belangrijkste regels voor u op een rij.

Wie moet een gebruikelijk loon ontvangen?

Laptop

De gebruikelijkloonregeling geldt voor iedereen:

  • die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap, én
  • die ook werkzaamheden verricht voor die vennootschap. 

Grofweg heeft iemand een aanmerkelijk belang als diegene:

  • minimaal 5% van de aandelen bezit, en/of
  • het recht heeft om 5% van de aandelen te verwerven, en/of
  • winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst of ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.

Een dga heeft op grond van voorgaande regels een aanmerkelijk belang en zal daarom een gebruikelijk loon van de eigen bv moeten ontvangen.

Tip! De regels om te bepalen of iemand een aanmerkelijk belang heeft, kunnen complex zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld ook een aanmerkelijk belang hebben in een vennootschap waarin u niet direct de aandelen bezit, maar wel indirect via een andere vennootschap. U kunt dus een aanmerkelijk belang hebben in meerdere vennootschappen. Overleg met een van onze adviseurs of in uw situatie sprake is van een aanmerkelijk belang, in welke vennootschappen en hoe de regels in uw geval uitwerken.

Let op! Deze advieswijzer concentreert zich met name op een aanmerkelijk belang in een bv. Een aanmerkelijk belang kan echter ook in andere lichamen worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan een deelgerechtigheid in een open fonds voor gemene rekening en een lidmaatschapsrecht in een coöperatie of een aandeel in een andere (Nederlandse of buitenlandse) vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Ook in die situaties kan de gebruikelijkloonregeling van toepassing zijn.

Ook gebruikelijk loon voor partner en (klein)kinderen en (groot)ouders

Heeft u een aanmerkelijk belang in een bv? Dan moet uw partner ook een gebruikelijk loon ontvangen als uw partner werkzaamheden voor uw bv verricht. Ook als uw partner zelf geen aandelen of rechten om aandelen te verwerven of winstbewijzen heeft in uw bv.

Hebben uw (klein)kinderen en/of (groot)ouders en/of hun partners aandelen of winstbewijzen in uw bv? Dan moeten ook zij een gebruikelijk loon ontvangen als zij werkzaamheden voor uw bv verrichten. 

Hoogte gebruikelijk loon

Heeft u een aanmerkelijk belang in een bv en verricht u ook werkzaamheden voor deze bv, dan moet uw loon in 2023 vastgesteld worden op het hoogste bedrag van een van de volgende bedragen:

  • het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, of
  • het loon van de meestverdienende werknemer in uw bv of verbonden bv’s, of
  • € 51.000.

Heeft uw bv een belang van minimaal 1/3 in een andere bv of heeft een andere bv een belang van minimaal 1/3 in uw bv of heeft een derde partij een belang van minimaal 1/3 in uw bv én in een andere bv? Dan is die andere bv een verbonden bv.

Let op! Moeten uw partner, (klein)kinderen, (groot)ouders en hun partners ook een gebruikelijk loon ontvangen? Dan wordt hun loon volgens dezelfde regels vastgesteld.

Wijziging regels vanaf 2023

In 2022 mocht u nog een vergelijking maken met 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking en met een normbedrag van € 48.000. De marge van 25% is vanaf 2023 echter verdwenen en het normbedrag is verhoogd naar € 51.000. Dit kan voor een behoorlijke verhoging van uw gebruikelijk loon zorgen.

Voorbeeld

Het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking bedraagt in 2022 en 2023 € 62.000. Het loon van de meest verdienende werknemer bedraagt in 2022 en 2023 € 47.000. 
Het gebruikelijk loon bedraagt in 2022 € 48.000 (het hoogste bedrag van 75% van € 62.000 = € 46.500, € 47.000 en € 48.000). Het gebruikelijk loon in 2023 bedraagt echter € 62.000 (het hoogste bedrag van € 62.000, € 47.000 en € 51.000). Uw gebruikelijk loon stijgt in 2023 dan dus met € 14.000!

Lager loon uit vergelijkbaarste dienstbetrekking

Kunt u aannemelijk maken dat het berekende gebruikelijk loon hoger is dan het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking? Dan mag u het gebruikelijk loon vaststellen op het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking. De discussie met de Belastingdienst hierbij zal met name gaan over de vraag of het door u gestelde loon inderdaad het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking is.

Voorbeeld

In 2023 bedraagt het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking € 52.000 en het loon van de meest verdienende werknemer € 60.000. Het gebruikelijk loon zou dan in eerste instantie vastgesteld worden op € 60.000 (het hoogste bedrag van € 52.000, € 60.000 en € 51.000). Als u echter aannemelijk kunt maken dat dit hoger is dan het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, zal het gebruikelijk loon vastgesteld worden op € 52.000. 

Lager loon in andere situaties

In sommige situaties kunt u uitgaan van een lager loon dan het berekende gebruikelijk loon. Zo kunnen startende ondernemingen maximaal drie jaar van een lager loon uitgaan als de bv het gebruikelijk loon niet kan betalen door het opstarten van de onderneming. Ook als uw onderneming zoveel verlies lijdt dat de continuïteit van uw onderneming in gevaar komt, kunt u van een lager loon uitgaan.

Tip! Bent u een startende onderneming of lijdt u zoveel verlies dat de continuïteit van uw onderneming in gevaar komt, neem dan contact met ons op voor de voorwaarden waaronder een lager loon mogelijk is.

Werken in deeltijd

Werkt u in deeltijd en kunt u dat ook aannemelijk maken? Dan mag u het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking of het loon van de meest verdienende werknemer berekenen op basis van uw deeltijdpercentage. Dit geldt niet voor het normbedrag van € 51.000 in 2023.

Voorbeeld

U werkt in deeltijd voor uw bv (50%). Het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking voor een voltijdsbetrekking bedraagt € 62.000. Het loon van de meestverdienende werknemer bedraagt € 56.000. Voor de beoordeling van het gebruikelijk loon mag u dan uitgaan van een loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking van € 31.000 (50% van € 62.000) en het loon van de meestverdienende werknemer van € 28.000 (50% van € 56.000). Uw gebruikelijk loon voor 2023 komt dan uit op het normbedrag € 51.000, omdat dit het hoogste bedrag is. Alleen als u aannemelijk kunt maken dat het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking lager is, kunt u het gebruikelijk loon op dit lagere bedrag (€ 31.000) vaststellen.

Tip! Bedraagt uw gebruikelijk loon niet meer dan € 5.000? Dan hoeft u geen rekening te houden met de gebruikelijkloonregeling en kunt u er ook voor kiezen geen loon te betalen aan uzelf. Betaalt u wel loon aan uzelf, dan moet u ook een loonadministratie voeren en loonheffing afdragen. Ook als dit loon minder dan € 5.000 bedraagt.

Welk loon telt mee?

Heeft u uw gebruikelijk loon bepaald, dan kan uw reguliere loon soms lager worden vastgesteld. Naast uw reguliere loon in geld tellen namelijk ook andere looncomponenten mee voor de beoordeling of uw loon gebruikelijk is. Denk hierbij aan:

  • de bijtelling van uw auto van de zaak,
  • ander loon in natura,
  • vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling, mits deze individueel aan u toe te wijzen zijn.

Voorbeeld

Stel dat uw gebruikelijk loon volgens de berekening uitkomt op € 62.000. Als u een bijtelling voor uw auto van de zaak heeft van € 10.000 per jaar en onder de werkkostenregeling een vergoeding van € 2.400 per jaar aanwijst in de vrije ruimte, hoeft uw reguliere loon maar € 49.600 te bedragen in plaats van € 62.000.

Vragen?

In deze advieswijzer hebben wij de belangrijkste regels met betrekking tot het gebruikelijk loon in het algemeen voor u op een rij gezet. Neem voor uw eigen, specifieke situatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Grens startersvrijstelling naar € 510.000

Kopers van 18 tot 35 jaar oud kunnen bij aankoop van een eigen woning onder voorwaarden een beroep doen op een vrijstelling van overdrachtsbelasting. In 2023 kan dit alleen als de waarde van de woning maximaal € 440.000 bedraagt. Vanaf 2024 bedraagt deze woningwaardegrens € 510.000.

Startersvrijstelling

Woning

De vrijstelling van overdrachtsbelasting bij aankoop van een eigen woning wordt ook wel de startersvrijstelling genoemd. Kopers van 18 tot 35 jaar kunnen een beroep doen op deze vrijstelling. Voorwaarden hiervoor zijn verder onder meer dat de kopers zelf voor langere tijd de woning gaan bewonen en dat de waarde van de woning onder een bepaald bedrag blijft (de woningwaardegrens).

Let op! Als een koper al eerder gebruikmaakte van de startersvrijstelling, kan dat niet nog een keer.

Woningwaardegrens omhoog

Vóór 1 april 2021 was er nog geen woningwaardegrens. Van 1 april 2021 tot en met 31 december 2022 bedroeg deze grens € 400.000. Vanaf 1 januari 2023 bedraagt de grens € 440.000. Onlangs werd bekend dat deze per 1 januari 2024 verder omhoog gaat naar € 510.000.

Let op! Het moment waarop aan alle voorwaarden moet zijn voldaan, is het moment van de levering van de woning bij de notaris. Koopt u in 2023 een woning met een waarde hoger dan € 440.000, dan kan het misschien aantrekkelijk zijn om de levering bij de notaris uit te stellen tot 2024. Houd daarbij wel de andere voorwaarden voor de startersvrijstelling in de gaten (bijvoorbeeld de leeftijdsvoorwaarde!).

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline 28 januari 2023 voor btw-melding onroerende zaken

Kocht u in 2021 een onroerende zaak of huurde u in 2022 een onroerende zaak? Controleer dan of u mogelijk uiterlijk 28 januari 2023 een melding moet doen aan uw verkoper of verhuurder en aan de Belastingdienst.

Btw-belaste levering onroerende zaak 2021

Kantoorruimte

Kocht u in 2021 een onroerende zaak en koos u samen met de verkoper voor een btw-belaste levering van deze onroerende zaak? Dan moet u uiterlijk 28 januari 2023 een schriftelijk verklaring afgeven aan de verkoper én de Belastingdienst dat u aan de zogenaamde 90%-norm (of in bepaalde gevallen de 70%-norm) heeft voldaan.

De 90%-norm houdt in dat u de onroerende zaak zowel in 2021 als in 2022 voor 90% of meer heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Voor sommige branches – denk aan makelaars in onroerende zaken, reisbureaus, juridisch zelfstandige arbodiensten en postvervoersbedrijven – geldt een 70%-norm in plaats van een 90%-norm.

Let op! Is uw boekjaar niet gelijk aan een kalenderjaar? Dan moet u binnen vier weken na afloop van uw boekjaar de schriftelijk verklaring afgeven.

Btw-belaste huur onroerende zaak in 2022

Huurde u in 2022 een onroerende zaak en koos u samen met de verhuurder voor een btw-belaste verhuur van deze onroerende zaak? En voldeed u in 2022 niet aan de zogenaamde 90%-norm (of in bepaalde gevallen de 70%-norm)? Dan moet u uiterlijk 28 januari 2023 een schriftelijke melding hiervan doen aan de verhuurder én aan de Belastingdienst.

De 90%-norm houdt in dat u de onroerende zaak in 2022 voor 90% of meer heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Ook hier geldt voor sommige branches een 70%-norm in plaats van een 90%-norm.

Let op! Is uw boekjaar niet gelijk aan een kalenderjaar? Dan moet u de schriftelijke melding doen binnen vier weken na afloop van uw boekjaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belangrijke punten bij uw laatste btw-aangifte 2022

Uiterlijk 31 januari 2023 moet u uw laatste btw-aangifte over 2022 indienen en de verschuldigde btw aan de Belastingdienst betalen. Besteed in deze laatste btw-aangifte in ieder geval aandacht aan de jaarlijkse terugkerende mogelijke afdrachten en correcties.

Btw privégebruik auto

Btw-aangifte

De btw die betrekking heeft op auto’s van de zaak trekt u gedurende het jaar af in uw btw-aangiften. In de laatste btw-aangifte van het jaar moet u daarom btw afdragen over het privégebruik van de auto’s van de zaak. Dit geldt zowel voor personenauto’s als bestelauto’s.

De btw-afdracht over het privégebruik van de auto berekent u in beginsel op basis van de verhouding tussen het zakelijk gebruik en privégebruik. Kunt u die verhouding niet aantonen met een kilometeradministratie of anders? Dan bedraagt de btw-afdracht voor het privégebruik van de auto 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip! Heeft u bij aankoop van de auto geen btw afgetrokken? Dan bedraagt de btw-afdracht voor het privégebruik 1,5% van de catalogusprijs. U gaat in 2022 ook uit van 1,5 in plaats van 2,7% voor auto’s die u in 2017 of eerder in gebruik heeft genomen.

Let op! In tegenstelling tot de bijtellingsregels in de loon- of inkomstenbelasting, zijn de kilometer woon-werkverkeer voor de btw privé en niet zakelijk. Dit betekent dat ook voor een auto die niet tot een bijtelling leidt in de loon- of inkomstenbelasting omdat met deze auto aantoonbaar niet meer dan 500 kilometer privé gereden wordt, btw over het privégebruik van de auto verschuldigd kan zijn.

Personeelsvoorzieningen en relatiegeschenken

Personeelsvoorzieningen zijn zaken die u aan uw werknemers ter beschikking stelt. Denk aan fitness, ontspanning en loon in natura (waaronder een kerstpakket of een jubileumgeschenk). Gaf u in 2022 meer dan € 227 (excl. btw) per werknemer aan personeelsvoorzieningen uit? Dan moet u in de laatste btw-aangifte een btw-correctie toepassen.

Gaf u in 2022 goederen en diensten cadeau of tegen een symbolisch bedrag, bijvoorbeeld aan een zakenrelatie? Dan moet u een btw-correctie toepassen in de laatste btw-aangifte als de ontvanger van het cadeau minder dan 30% btw kan aftrekken én de waarde meer dan € 227 (exclusief btw) per ontvanger bedraagt.

Verkoop/diensten btw-belast en btw-vrijgesteld

Verkoopt u goederen en/of verricht u diensten die deels met btw belast en deels van btw vrijgesteld zijn? Dan mag u de btw die betrekking heeft op de btw-vrijgestelde goederen en diensten niet in aftrek brengen. Gedurende het jaar 2022 heeft u in uw aangiften btw al een inschatting gemaakt van de niet-aftrekbare btw. In uw laatste btw-aangifte van 2022 berekent u of deze inschatting juist is geweest en past u, waar nodig, een correctie toe.

Let op! Een vergelijkbare berekening past u ook toe voor in 2022 ingekochte diensten en roerende zaken die u deels privé heeft gebruikt.

Let op! Voor investeringsgoederen gelden afwijkende regels. Investeringsgoederen zijn onroerende zaken, bijvoorbeeld een bedrijfspand, of roerende zaken waarop u voor de inkomstenbelasting afschrijft, bijvoorbeeld een computer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Invorderingsrente vanaf 1 januari 2023 2%

De invorderingsrente op belastingschulden is vanaf 1 januari 2023 verhoogd van 1 naar 2%. Medio 2023 volgt nog een verdere stijging.

Wanneer invorderingsrente?

 Invorderingsrente

Heeft u op de uiterste betaaldatum uw belastingen nog niet betaald? Dan bent u invorderingsrente verschuldigd vanaf de dag na de uiterste betaaldatum tot de dag waarop uw betaling door de Belastingdienst ontvangen is.

Hoogte invorderingsrente

De invorderingsrente was in verband met de coronacrisis tot en met 30 juni 2022 verlaagd naar 0,01%. Vanaf 1 juli 2022 bedroeg de invorderingsrente 1%. Vanaf 1 januari 2023 is de invorderingsrente verder verhoogd naar 2%. Per 1 juli 2023 volgt een stijging naar 3%, waarna vanaf 1 januari 2024 de invorderingsrente weer uitkomt op het oude niveau van vóór de coronacrisis, namelijk 4%.

Aflossen coronabelastingschulden?

U bent ook invorderingsrente verschuldigd over uw belastingschulden waarvoor u langdurig uitstel van betaling kreeg in verband met de coronacrisis. Deze schulden worden vanaf 1 oktober 2022 in principe in 60 gelijke maandelijkse termijnen afgelost. De verhoging van de invorderingsrente kan misschien reden zijn om deze schulden al eerder af te lossen, mits dit uiteraard tot de mogelijkheden behoort.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Verlofregelingen 2023

Als werkgever bent u verplicht om uw werknemers vrij te geven voor de onder de Wet arbeid en zorg (Wazo) vallende verlofregelingen. Daarom is het van belang dat u daarvan op de hoogte bent. Welke regelingen zijn er en wat houden deze in voor u en uw werknemers?

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Verlofregelingen

Zwangerschapsverlof gaat zes tot vier weken voor de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum in. Dit wordt de flexibiliseringsperiode genoemd. De werknemer moet dit verlof uiterlijk drie weken voordat het verlof ingaat, aanvragen bij de werkgever met een verklaring van een arts of verloskundige waarin de vermoedelijke bevallingsdatum staat. Het bevallingsverlof duurt vanaf de dag na de bevalling ten minste tien weken, te vermeerderen met het aantal dagen dat de baby te vroeg geboren is. In totaal bedraagt het zwangerschapsverlof, met aansluitend het bevallingsverlof, minimaal zestien weken.

Meerlingenverlof

Werknemers die in verwachting zijn van een meerling hebben recht op vier weken extra zwangerschapsverlof. Ze mogen dat laten ingaan tussen de tien en acht weken voor de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum. Bij een meerlingzwangerschap is het bevallingsverlof verlengd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof korter heeft geduurd dan tien weken. In totaal bedraagt het meerlingenverlof minimaal twintig weken.

Speciale vormen van zwangerschaps- en bevallingsverlof

  • Extra bevallingsverlof bij ziekenhuisopname van het kindje: afhankelijk van de situatie kan het bevallingsverlof worden verlengd met maximaal tien weken bij langdurige opname van de baby in het ziekenhuis. Er wordt gerekend vanaf de achtste opnamedag tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken.
  • Deeltijdbevallingsverlof: de periode van het bevallingsverlof vanaf zes weken na de bevallingsdatum kan in overleg met de werkgever gespreid worden opgenomen over een periode van maximaal dertig weken. De werknemer moet dit uiterlijk drie weken na de bevallingsdatum aanvragen bij de werkgever. De werkgever moet binnen twee weken met het verzoek instemmen. Hij mag de aanvraag alleen weigeren als het bedrijf ernstig in de problemen komt.
  • Overname overblijvend bevallingsverlof bij overlijden moeder: de partner van een moeder die na de geboorte tijdens het bevallingsverlof overlijdt, heeft recht op het resterende bevallingsverlof met behoud van salaris. Het pasgeboren kind is op die manier verzekerd van zorg door een ouder. Het gaat dan om de periode tot tien weken na de bevalling. De partner krijgt dit verlof ook als de moeder zelfstandige was. Of als de moeder geen recht had op bevallingsverlof, bijvoorbeeld omdat ze niet werkte. De partner meldt het overlijden van de moeder en de opname van het verlof uiterlijk op de tweede dag volgend op haar overlijden bij zijn of haar werkgever. De partner moet vervolgens binnen vier weken na het overlijden van de moeder een afschrift van de akte van geboorte van het kind en van de akte van overlijden van de moeder aan de werkgever doen toekomen. De werkgever van de partner kan de loondoorbetaling bij het UWV claimen. Het gaat hier om volledige loondoorbetaling, er wordt door het UWV geen maximum gehanteerd.

Geboorteverlof

Het geboorteverlof voor partners (ook wel partnerverlof genoemd) is eenmaal het aantal werkuren per week (dus maximaal vijf dagen). Dit verlof wordt volledig betaald door de werkgever. De werknemer kan deze dagen aanvragen en opnemen in de eerste vier weken na de bevalling. Bij de geboorte van een meerling heeft de werknemer geen recht op extra geboorteverlof. 

Aanvullend geboorteverlof

Naast het geboorteverlof voor de partner is er ook de mogelijkheid om vijf (extra) weken aanvullend geboorteverlof op te nemen. Een partner kan dan maximaal zes weken verlof opnemen. De eerste week kan direct na de bevalling worden opgenomen of in de eerste vier weken na de bevalling. De maximaal vijf extra weken aanvullend geboorteverlof moeten worden opgenomen in het eerste halfjaar na de bevalling en nadat het geboorteverlof is opgenomen. Voorwaarde voor dit aanvullend geboorteverlof is wel dat de werknemer eerst het geboorteverlof van eenmaal de wekelijkse arbeidsduur per week opneemt. Het is ook mogelijk om minder dan vijf weken aanvullend geboorteverlof op te nemen.

Werknemers moeten het aanvullend geboorteverlof vier weken voor de gewenste ingangsdatum aanvragen bij de werkgever. Lukt het op tijd aanvragen door omstandigheden niet, dan moet de werknemer het zo snel mogelijk melden bij de werkgever. Het aanvragen van aanvullend geboorteverlof moet in hele weken, de opname ervan mag gespreid worden over een langere periode, maar binnen 6 maanden. Dat moet in overleg met de werkgever.

Gedurende het aanvullend geboorteverlof heeft de werknemer recht op een uitkering van het UWV van 70% van het maximumdagloon. Deze uitkering wordt via de werkgever uitbetaald aan de werknemer. De werkgever kan besluiten deze uitkering aan te vullen, maar is hiertoe niet verplicht, tenzij de geldende cao iets anders bepaalt.

De aanvraag bij het UWV en de uitbetaling van het aanvullend geboorteverlof verlopen via de werkgever. Dit sluit aan bij de al bestaande systematiek voor het aanvragen van uitkeringen voor zwangerschaps- en bevallingsverlof en voor adoptie- en pleegzorgverlof.

De werkgever moet – indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd – aan de werknemer, op diens verzoek, een verklaring uitreiken waaruit blijkt op hoeveel geboorteverlof de werknemer nog recht heeft. Dit restant kan hij dan bij een eventuele nieuwe werkgever opnemen.

Bij ziekte kan alleen verlof worden opgenomen indien de werknemer weer gedeeltelijk werkt. Indien een werknemer ziek wordt tijdens het aanvullend geboorteverlof, dan stopt het verlof niet. Wel kan het verlof eventueel in overeenstemming met de werkgever na de periode van ziekte worden opgenomen. Uiteraard moet dit dan wel binnen zes maanden na de geboorte gebeuren. De einddatum van de loondoorbetalingsperiode bij ziekte schuift door het opnemen van (aanvullend) geboorteverlof niet op.

Niet alleen werknemers die bij een werkgever in dienst zijn, maar ook dga’s, alfahulpen en particuliere huishoudelijke hulpen kunnen gebruikmaken van de regeling aanvullend geboorteverlof. Aanvraag daarvan kan via mijnuwv.nl.

Adoptie- en pleegzorgverlof

Een werknemer die een kind adopteert of een pleegkind in zijn of haar gezin opneemt, heeft recht op zes weken adoptieverlof of pleegzorgverlof. Het verlof geldt voor beide adoptie-/pleegzorgouders. Het verlof moet uiterlijk drie weken voordat het verlof ingaat, worden aangevraagd bij de werkgever. Tijdens het verlof bouwt de werknemer gewoon vakantiedagen op en bij ziekte loopt het verlof door.

Het recht op adoptie- of pleegzorgverlof kan in een periode van 26 weken worden opgenomen, vanaf vier weken vóór de eerste dag van de feitelijke adoptie/opname in het pleegoudergezin tot 22 weken erna.

Werknemers kunnen het verlof gespreid of later opnemen. Als een werknemer meer dan één kind tegelijkertijd adopteert, kan slechts één keer het adoptieverlof aangevraagd worden. Gedurende het verlof heeft de werknemer recht op een adoptie- of pleegzorguitkering op grond van de Wet arbeid en zorg en deze bedraagt 100% van het maximumdagloon. De uitkering wordt betaald door het UWV, via de werkgever.

Ouderschapsverlof

Ouderschapsverlof is verlof dat een werknemer kan opnemen voor de zorg van een eigen kind jonger dan 8 jaar. Het is een vorm van verlof dat bij de werkgever aangevraagd wordt en het geldt voor beide ouders. Ook de verzorger van die kinderen kan, mits hij/zij op hetzelfde adres woont als die kinderen, een verzoek om opname van ouderschapsverlof indienen. Voorwaarde hierbij is wel dat hij/zij duurzaam de verzorging en opvoeding van het kind op zich heeft genomen. Bij ouders is het overigens niet vereist dat ze op hetzelfde adres wonen. De duur van het ouderschapsverlof is maximaal 26 keer het aantal uren dat de werknemer per week werkt.

Betaald ouderschapsverlof

Beide ouders (inclusief adoptie- en pleegouders) hebben in het eerste jaar recht op negen weken betaald ouderschapsverlof. De verlofuitkering bedraagt 70% van het maximale dagloon. De werknemer moet minimaal twee maanden voor de gewenste ingangsdatum aan zijn werkgever melden dat hij van deze regeling gebruik wil maken.

Let op! Dga’s, alfahulpen en particuliere huishoudelijke hulpen komen ook in aanmerking voor deze regeling. Zij kunnen de uitkering zelf aanvragen via mijnUWV.nl.

De werkgever kan na afloop van de negen weken (maar uiterlijk binnen 15 maanden na de dag van geboorte of adoptie) het UWV vragen om een vergoeding. Worden deze weken niet opgemaakt in het eerste jaar, dan kunnen ze worden toegevoegd aan de overige 17 weken ouderschapsverlof, maar ze gelden dan niet meer als betaald ouderschapsverlof. Dit onbetaalde ouderschapsverlof kan worden opgenomen totdat het kind 8 jaar wordt.

Let op! De overige 17 weken ouderschapsverlof zijn nog steeds onbetaald, tenzij werkgever en werknemer daar andere afspraken over maken.

Overige afspraken ouderschapsverlof

De werkgever mag de ouderschapsverlofuren niet aftrekken van de vakantie-uren van de werknemer. En een feestdag die samenvalt met ouderschapsverlof valt gewoon onder dat verlof.
Een werknemer heeft voor ieder kind recht op ouderschapsverlof.

De werkgever kan de werknemer vragen het verlof anders in te roosteren vanwege een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Het veranderde rooster geldt dan voor het hele ouderschapsverlof. De werkgever kan een voorstel doen tot vier weken voor de ingangsdatum van het ouderschapsverlof.

Wanneer de werknemer van baan verandert voordat het verlof volledig is opgenomen, kan de werknemer bij de nieuwe werkgever aanspraak maken op het resterende deel van het verlof. De werkgever is verplicht op verzoek van de werknemer een verklaring uit te reiken, waaruit blijkt op hoeveel verlof de werknemer nog recht heeft.

Kort- en langdurend zorgverlof

Kortdurend zorgverlof is er om enkele dagen de noodzakelijke zorg te geven aan inwonende (adoptie- of pleeg)kinderen, aan de partner of aan ouders. De werkgever betaalt minstens 70% van het salaris door, maar niet minder dan het minimumloon en in beginsel niet meer dan 70% van het maximumdagloon. Tijdens het kortdurend zorgverlof bouwt de werknemer vakantiedagen op.

De werknemer kan maximaal twee keer het aantal uren dat hij per week werkt als kortdurend zorgverlof opnemen in een periode van twaalf maanden. De periode van twaalf maanden begint op het moment dat voor het eerst een beroep wordt gedaan op het kortdurend zorgverlof. Kortdurend zorgverlof dat in een jaar niet wordt opgenomen, kan niet worden doorgeschoven naar een volgend jaar.

De werknemer moet het verlof, bij voorkeur vóór opname ervan, melden bij de werkgever onder opgave van reden. Wanneer de werknemer door omstandigheden niet in de gelegenheid is om het verlof vooraf te melden, moet hij dit zo snel mogelijk nadien alsnog doen.

Langdurend zorgverlof is er voor langere tijd en geldt voor dezelfde doelgroep als het kortdurend zorgverlof. De werkgever hoeft het salaris tijdens het langdurend zorgverlof niet door te betalen, maar de werknemer bouwt tijdens het verlof wel vakantiedagen op.

Het verlof bedraagt in elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoogste zesmaal de arbeidsduur per week. De periode van twaalf maanden gaat ook in dit geval in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten. Het verlof hoeft niet aaneengesloten te worden opgenomen en kan ook in deeltijd worden opgenomen.

Langdurend zorgverlof kan zowel worden opgenomen bij een levensbedreigende ziekte als voor de noodzakelijke verzorging bij ziekte of hulpbehoevendheid. Het hoeft niet zo te zijn dat de overlevingskansen van de patiënt op korte termijn gering of nihil zijn. Een werknemer kan dan ook meerdere malen een verzoek om langdurend zorgverlof voor dezelfde persoon doen. Ook kan het opgenomen worden voor een naast familielid in het buitenland. In de wet is niet bepaald dat die zorg in Nederland moet worden verleend.

Langdurend zorgverlof vraagt de werknemer schriftelijk aan bij de werkgever. Dat moet minstens twee weken voordat het verlof ingaat.

Let op! Werknemers kunnen ook kort- en langdurend zorgverlof opnemen voor de noodzakelijke zorg aan grootouders, kleinkinderen, broers en zussen, andere huisgenoten dan de kinderen of partner en mensen met wie de werknemer een sociale relatie heeft, waarbij de relatie zodanig moet zijn dat de te verlenen zorg rechtstreeks voortvloeit uit de relatie en deze redelijkerwijs door de werknemer moet worden verleend.

Wanneer het bedrijf daardoor in ernstige problemen komt, kan de werkgever na de melding voor kortdurend zorgverlof de verlofopname nog stoppen of niet in laten gaan. Op een later moment mag dat niet meer. Langdurend zorgverlof kan niet meer gestopt worden als het eenmaal begonnen is.

De werkgever mag (achteraf) om informatie vragen om te beoordelen of de werknemer recht heeft op verlof. Het langdurend zorgverlof kan niet worden gecompenseerd met vakantieaanspraken.

Wanneer in een cao of personeelsreglement andere afspraken staan over zorgverlof, gelden die afspraken.

Calamiteiten- en kort verzuimverlof

Calamiteiten- en kort verzuimverlof is er voor situaties in het privéleven die de werknemer onmiddellijk moet oplossen: voor een bevalling van de partner, voor dokters- en ziekenhuisbezoek dat niet buiten werktijd te plannen is en voor andere situaties waarin de werknemer korte tijd niet kan werken. Hieronder valt ook een door de overheid opgelegde verplichting die niet in de vrije tijd kan worden vervuld of de uitoefening van actief kiesrecht. De werkgever betaalt het salaris gewoon door. Het calamiteiten- en kort verzuimverlof duurt, afhankelijk van de tijd die nodig is om de eerste problemen op te lossen, een paar uur tot een paar dagen. Duurt het langer, dan kan de werknemer eventueel, afhankelijk van de reden van het verlof, verzoeken om opname van kortdurend zorgverlof. In feite is hier sprake van een verschuiving van het loondoorbetalingsrisico van de werknemer naar de werkgever voor situaties die in de risicosfeer van de werknemer vallen.

Tip! Wilt u meer informatie lezen over de verlofregelingen? Neem dan contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra durfkapitaal techsector

Er komt € 106 miljoen extra durfkapitaal beschikbaar voor startende techbedrijven. Het geld komt beschikbaar via negen zogenaamde Seed Capital-fondsen. Deze fondsen bieden naast kapitaal ook kennis.

Seed Capital

Durfkapitaal

Via Seed Capital investeren private geldschieters en de overheid gezamenlijk in een fonds voor kansrijke technostarters en creatieve starters. De overheid geeft via de regeling een renteloze geldlening aan een investeringsfonds met een maximale looptijd van 12 jaar. De fondsmanager stelt via zijn netwerk kennis ter beschikking.

Nieuwe fondsen

Door de extra middelen kunnen er negen nieuwe Seed Capital-fondsen worden opgericht. Met het investeringsbudget investeert het fonds in technostarters die maximaal 7 jaar na de eerste commerciële verkoop actief zijn. De investering per onderneming bedraagt minimaal € 100.000 en maximaal € 3,5 miljoen.

Soepele voorwaarden

Voor de lening geldt voor het Seed Capital-fonds een soepele terugbetalingsregeling. Dit maakt het investeren in technostarters en creatieve starters niet alleen maatschappelijk verantwoord, maar ook financieel aantrekkelijk voor de fondsen.

Geldschieter nodig?

De Seed Capital-regeling kent talloze fondsen, die elk een afzonderlijke investeringsstrategie kennen, zoals medische technologie, life-sciences, duurzaamheid, de transportsector of ICT. Een overzicht treft u aan op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag subsidie emissieloze bedrijfsauto aan

Ondernemers en non-profitinstellingen kunnen de subsidie emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA) weer aanvragen. Voor de subsidie is in 2023 totaal € 33 miljoen beschikbaar, € 11 miljoen meer dan vorig jaar.

Koop of financial lease

Emissieloze bestelauto

De subsidie is beschikbaar als een nieuwe elektrische bestelauto wordt gekocht of geleaset via financial lease. Bij operational lease kan de leasemaatschappij de subsidie aanvragen, waardoor de leaseprijs kan dalen.

Voor welke bestelauto’s?

De regeling geldt alleen voor bedrijfsauto’s die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen in de voertuigcategorie N1 of N2 tot een maximumgewicht van 4.250 kg. De bedrijfsauto mag bij aanvraag van de subsidie nog niet op uw naam staan.

Hoeveel subsidie?

De SEBA bedraagt bij de voertuigcategorie N1 10% van de netto catalogusprijs. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij een voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw. Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage voor bedrijfsauto’s 12%. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto.

Voorwaarden

De SEBA kent een aantal voorwaarden. Zo moet onder meer de netto catalogusprijs bij een voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij een voertuigcategorie N2, €20.000 of hoger zijn. Verder geldt alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. Het is van belang hiermee bij de keuze van het accupakket rekening te houden.

Let op! Op het moment dat u de subsidie aanvraagt mag de koop- of financial leaseovereenkomst nog niet definitief zijn. U vraagt dus subsidie aan met een niet-definitieve overeenkomst waarin een bepaling staat dat de overeenkomst op een latere datum pas definitief wordt. Vaak wordt in de overeenkomst een bepaling opgenomen dat deze definitief wordt als positief besloten is op de aanvraag van SEBA-subsidie.

Aanvragen

Het aanvragen van de subsidie (loket is sinds 10 januari open) kan digitaal via de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Voor uw aanvraag is eHerkenning niveau 2+ vereist.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 changes for employers and directors/major shareholders in 2023

On 1 January 2023 numerous changes were once again introduced that affect employers and direc-tors/major shareholders (DGAs). These include the additional increase applied to the work-related expenses scheme and the abolition of the efficiency margin for determining the customary salary of DGAs. Which ten changes stand out in particular?

1. Fixed budget under work-related expenses scheme rising in 2023

Top 10 employers

With effect from 1 January 2023 the fixed budget under the work-related expenses scheme has been increased temporarily to 3% on the first € 400,000 of the wage bill. On the excess amount of your wage bill it amounts to 1.18%. This increase will apply for one year. The percentage will be reduced to 1.92% on the first € 400,000 of the wage bill from 2024.

2. Customary salary for DGAs in 2023

The standard amount under the customary salary scheme for DGAs is increasing to € 51,000 in 2023 (2022: € 48,000). This scheme applies to anyone who has a substantial shareholding in a company and also works for that company. A partner of a DGA who carries out work within the company also falls under the scheme. In their payroll tax return they must include a salary that is ‘customary’ for such work.

Abolition of efficiency margin
The efficiency margin has been abolished with effect from 2023. To determine the level of the customary salary, the DGA can therefore no longer take 75% of the salary for the most comparable position as a basis. From 2023 the reference amount will be 100% of the salary for the most comparable position.

3. Increase in travel and homeworking allowance in 2023

This year the exempted travel allowance for employees who use their own transport has increased to € 0.21 per km. This will rise to € 0.22 per km from 2024.

Employees can receive a travel allowance for commuting on days when they travel to a regular place of work. This allowance can be paid on the basis of the kilometres actually travelled, but you also have the option of granting a fixed allowance.

Homeworking allowance
With effect from 2023 the exempted homeworking allowance has increased to € 2.15 per day. The travel and homeworking allowances are exempt and are not charged to the fixed budget under the work-related expenses scheme.

4. Significant increase in statutory minimum wage

The statutory minimum wage has increased by as much as 10.15% with effect from 1 January 2023. This brings the minimum wage for employees aged 21 and above to € 1,934.20 per month. The minimum wage is adjusted in line with wages under collective labour agreements on 1 January and 1 July each year. It is applicable to a full working week. How many hours per week this amounts to differs from sector to sector. It can be 40 hours, although some sectors employ a shorter working week of 38 or 36 hours, for example. The minimum youth wages are a fixed percentage derived from the minimum wage for employees aged 21 and above and are therefore also increasing by 10.15%.

5. Objection against additional payroll tax assessment

In an additional payroll tax assessment the Tax and Customs Administration determines the amount of tax or contributions to be paid, but often also other matters too, such as tax interest and penalties. From 2023 you no longer have to lodge an objection separately against all these different elements: an objection against one element will be considered an objection against them all. The same will apply if you wish to appeal against the decision on your objection.

6. Time limit for charging interest in event of additional payroll tax assessments

If you ask the Tax and Customs Administration to impose an additional payroll tax assessment or if you send a correction report that results in an additional assessment, in certain situations you will be charged tax interest. From 2023 the Tax and Customs Administration will charge the tax interest for no more than ten weeks after receiving your request, even if it takes longer than this to deal with it.

7. Untaxed volunteer’s allowance increasing to € 1,900 in 2023

You can grant volunteers who perform voluntary work within your organisation an allowance that will not be taxed by the tax authorities. This maximum untaxed volunteer’s allowance is indexed annually. On 1 January 2023 the level of the maximum untaxed volunteer’s allowance increased to € 1,900 per year.

8. Correction of applied anonymous rate

You must apply the anonymous rate if an employee has failed to provide his/her (full or correct) details, such as his/her name, address or citizen service number. If you receive the (full/correct) details from your employee during the course of the year, you then apply the regular rate from that point on. Up to the end of 2022 it was not permitted to correct an earlier deduction that had been based on the anonymous rate. The employee could offset this deduction later via his/her income tax return, which could then result in the employee receiving a refund.

From 2023 an earlier deduction of payroll tax/national insurance contributions at the anonymous rate can now be corrected after you receive the full/correct details. It is only possible to do so in the same year. Corrections must be sent for the returns submitted earlier that year.

9. Standard amounts for 30% scheme

The application of the 30% scheme is subject to a number of conditions. One is that the employee has specific expertise that is scarce or not available at all on the Dutch labour market. An employee is considered to meet this specific expertise requirement if his/her pay is above a set salary standard. This salary standard is indexed annually. For 2023 the salary standard has been set at a taxable annual salary of € 41,954 (2022: € 39,467). This salary standard of € 41,954 excludes the final-levy components and therefore excludes the 30% allowance. In most cases the scarcity of the expertise is no longer subject to specific checks, but it is checked if, for example, all workers with certain expertise meet the salary standard.

No salary standard applies to employees who work at a research institute in scientific research or education or employees who are doctors in training to become a specialist. In the case of incoming employees who are under the age of 30 and have obtained a master’s degree a salary standard of € 31,891 applies in 2023 (2022: € 30,001). The master’s degree must be comparable with a master’s degree from a Dutch university.

10. Practical learning subsidy scheme

The practical learning subsidy is an allowance for the costs that employers incur for supporting an apprentice, participant or student. This scheme was due to run until the end of the 2021/2022 academic year. However, the Ministry of Education, Culture and Science has decided to extend it by a further year. You can therefore also apply for a practical learning subsidy for the 2022/2023 academic year. In 2023 the period for submitting applications runs from Friday 2 June 2023 to Friday 15 September 2023 at 5 p.m. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10-wijzigingen 2023 voor werkgever en dga

Per 1 januari 2023 zijn er weer tal van wijzigingen doorgevoerd voor de werkgever en de dga. Denk aan de extra verhoging van de WKR en de afschaffing van de doelmatigheidsmarge voor het gebruikelijk loon van de dga. Welke tien wijzigingen springen in het oog?

1. Vrije ruimte WKR voor 2023 omhoog

Top 10 werkgever

Per 1 januari 2023 wordt de vrije ruimte binnen de WKR tijdelijk verhoogd naar 3% over de eerste € 400.000 van de loonsom. Over het meerdere van uw loonsom wordt de vrije ruimte 1,18%. Deze verhoging geldt voor één jaar. Vanaf 2024 gaat het percentage naar 1,92% over de eerste € 400.000 van de loonsom.

2. Gebruikelijk loon dga 2023

Het normbedrag in de gebruikelijkloonregeling voor de dga stijgt in 2023 naar € 51.000 (2022: € 48.000). De regeling voor gebruikelijk loon geldt voor iedereen die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap en ook werk verricht voor diezelfde onderneming. Hetzelfde geldt voor de partner die werk verricht in de vennootschap. Zij moeten in de loonaangifte een salaris opnemen dat ‘gebruikelijk’ is voor de werkzaamheden.

Afschaffen doelmatigheidsmarge
Vanaf 2023 is de doelmatigheidsmarge afgeschaft. Voor de bepaling van de hoogte van het gebruikelijk loon mag de dga daarom niet langer uitgaan van 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking. Vanaf 2023 moet de dga uitgaan van 100% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking.

3. Verhoging reiskosten- en thuiswerkvergoeding 2023

De vrijgestelde reiskostenvergoeding voor eigen vervoer is dit jaar verhoogd naar € 0,21 per km. Vanaf 2024 bedraagt de vergoeding € 0,22 per km.

Werknemers mogen een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer ontvangen voor de dagen dat zij naar een vaste werkplek reizen. Deze vergoeding kan gegeven worden op basis van de werkelijk gemaakte kilometers, maar u kunt ook een vaste vergoeding toekennen.

Thuiswerkvergoeding
Met ingang van 2023 is de vrijgestelde thuiswerkvergoeding verhoogd naar € 2,15 per dag. De reiskosten- en thuiswerkvergoeding zijn vrijgesteld en komen niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

4. Forse stijging wettelijk minimumloon

Het wettelijk minimumloon stijgt per 1 januari 2023 met maar liefst 10,15%. Daarmee komt het minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder per maand uit op € 1.934,20. Het minimumloon wordt jaarlijks op 1 januari en 1 juli aangepast aan de cao-lonen. Het minimumloon geldt bij een volledige werkweek. Hoeveel uur dit per week is, verschilt per branche. Dit kan 40 uur zijn, maar sommige branches hanteren een kortere werkweek van bijvoorbeeld 38 of 36 uur. De minimumjeugdlonen bedragen een vast percentage dat afgeleid is van het minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder. De minimumjeugdlonen stijgen dus ook met 10,15%.

5. Bezwaar tegen een naheffingsaanslag loonheffingen

In een naheffingsaanslag loonheffingen stelt de Belastingdienst naast het te betalen bedrag van de belasting of premies veelal ook andere zaken vast, zoals belastingrente en boete. Vanaf 2023 hoeft u niet meer afzonderlijk bezwaar te maken tegen al die elementen: een bezwaar tegen één element wordt opgevat als een bezwaar tegen alle elementen. Dit geldt ook als u eventueel beroep tegen de uitspraak op uw bezwaar wilt instellen.

6. Rentestop bij naheffingsaanslag loonheffingen

Als u de Belastingdienst verzoekt om een naheffingsaanslag loonheffingen op te leggen of als u een correctiebericht verzendt dat tot een naheffingsaanslag leidt, brengt de Belastingdienst u in bepaalde situaties belastingrente in rekening. Vanaf 2023 berekent de Belastingdienst de belastingrente tot uiterlijk tien weken na ontvangst van uw verzoek, ook als de behandeltermijn langer is.

7. Onbelaste vrijwilligersvergoeding naar € 1.900 in 2023

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk verrichten een vergoeding geven die voor de fiscus onbelast is. Deze maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd. De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding is per 1 januari 2023 omhooggegaan naar € 1.900 per jaar.

8. Herstellen van toegepast anoniementarief

U moet het anoniementarief toepassen als een werknemer niet zijn (volledige of juiste) gegevens heeft opgegeven, zoals zijn naam, adres of BSN. Als u in de loop van het jaar alsnog de (volledige/juiste) gegevens ontvangt van uw werknemer, past u vanaf dat moment het reguliere tarief toe. Tot en met 2022 mag u een eerdere inhouding op basis van het anoniementarief niet herstellen. De werknemer kan deze inhouding later verrekenen via zijn aangifte inkomstenbelasting, wat voor hem dan kan leiden tot een teruggaaf.

Vanaf 2023 mag u een eerdere inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen tegen het anoniementarief wel herstellen na ontvangst van de volledige/juiste gegevens. Dit kan alleen in hetzelfde jaar. U moet dan correcties voor de eerdere aangiften van dat jaar verzenden.

9. Normbedragen 30%-regeling

Voor toepassing van de 30%-regeling geldt een aantal voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of nauwelijks op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden is. Een werknemer wordt geacht te voldoen aan de deze specifieke deskundigheid als de beloning van de werknemer hoger is dan een vastgestelde salarisnorm. De salarisnorm wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor 2023 is de salarisnorm vastgesteld op een belastbaar jaarsalaris van € 41.954 (2022: € 39.467). Deze salarisnorm van € 41.954 is exclusief de eindheffingsbestanddelen en dus exclusief de 30%-vergoeding. In de meeste gevallen wordt niet meer specifiek gecontroleerd op schaarste, maar dit gebeurt wel als bijvoorbeeld alle werknemers met een bepaalde deskundigheid aan de salarisnorm voldoen.

Voor werknemers die voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs werken bij een onderzoekinstelling en voor werknemers die arts in opleiding tot specialist zijn, geldt geen salarisnorm. Voor werknemers die instromen en jonger zijn dan 30 jaar en hun masterdiploma hebben behaald, geldt voor 2023 een salarisnorm van € 31.891 (2022: € 30.001). Het masterdiploma moet vergelijkbaar zijn met een masterdiploma in het Nederlandse wetenschappelijk onderwijs.

10. Subsidieregeling praktijkleren

De subsidie praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die werkgevers maken voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. De subsidieregeling liep tot en met studiejaar 2021/2022. Het Ministerie van OCW heeft echter besloten de regeling met één jaar te verlengen. Ook voor het studiejaar 2022/2023 kunt u dus een subsidie praktijkleren aanvragen. U kunt in 2023 een aanvraag indienen vanaf 2 juni 2023 tot vrijdag 15 september 2023 17.00 uur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vast bedrag niet-aftrekbare gemengde kosten stijgt naar € 5.100

Gemengde kosten zijn slechts beperkt aftrekbaar van de winst. Ondernemers kunnen kiezen om een percentage van de gemengde kosten of een vast bedrag niet in aftrek te brengen. Het vaste bedrag is gestegen van € 4.800 (2022) naar € 5.100 (2023).

Gemengde kosten

Aftrekbaar

Gemengde kosten zijn kosten met ten dele een privékarakter. Een bekend voorbeeld zijn de kosten van voedsel. Ondernemers die bijvoorbeeld met relaties dineren, besparen immers op hun kosten die ze in privé aan voedsel uitgeven.

Welke kosten?

De volgende kosten zijn als gemengde kosten aan te merken:

  • voedsel, drank en genotmiddelen;
  • representatie, daaronder begrepen recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak;
  • congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.

Percentage of vast bedrag: inkomstenbelasting

Ondernemers in de inkomstenbelasting kunnen 20% van deze kosten niet ten laste van de winst brengen. Ze kunnen er in 2023 echter ook voor kiezen een vast bedrag van € 5.100 niet ten laste van de winst te brengen. Een snelle rekensom leert dat deze laatste optie aantrekkelijk is als de totale gemengde kosten meer dan € 25.500 bedragen.

Percentage of vast bedrag: vennootschapsbelasting

Ondernemingen in de vennootschapsbelasting kunnen 26,5% van genoemde kosten niet ten laste van de winst brengen. Ze kunnen echter ook kiezen voor een vast bedrag. Dit bedraagt € 5.100 of 0,4% van de loonsom als dit hoger is. Dit is het geval bij een loonsom van meer dan € 1.275.000.

Voorbeeld: Een bv heeft een loonsom van  € 1.500.000. Het vaste bedrag voor de berekening van de niet-aftrekbare kosten bedraagt dan 0,4% x € 1.500.000 = € 6.000. Dit betekent dat de bv beter voor dit vaste bedrag kan kiezen als de gemengde kosten in 2023 meer dan € 22.641 bedragen (26,5% x € 22.641 = € 6.000).

Posted in Niet gecategoriseerd

Eind januari digitaal procederen inzake rijksbelastingen

Burgers, organisaties en juridische professionals kunnen vanaf 30 januari 2023 digitaal procederen in rijksbelastingzaken. Dit kan via het beveiligde webportaal ‘Mijn Rechtspraak’.

‘Mijn Rechtspraak’

Procederen

Op ‘Mijn rechtspraak’ kunnen burgers inloggen met DigiD. Organisaties en juridische professionals moeten inloggen met eHerkenning, advocaten met de Advocatenpas.

Uitbreiding

De nieuwe mogelijkheid om digitaal te procederen betekent een uitbreiding van de huidige mogelijkheden. Rechtszoekenden kunnen nu namelijk ook al een beroepschrift en aanvullende stukken digitaal indienen in rijksbelastingprocedures bij de gerechtshoven. In het digitale dossier staat vanaf eind januari 2023 ook een actueel overzicht van de ingediende zaken en bijbehorende berichten.

Project Digitale Toegang

Digitaal procederen in rijksbelastingzaken is een onderdeel van het project Digitale Toegang van de Rechtspraak. Digitaal procederen is nu nog op vrijwillige basis, maar wordt op termijn voor juridische professionals verplicht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schenken, wat zijn in 2023 de mogelijkheden?

Wat mag u in 2023 fiscaalvrij schenken? De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is dit jaar beperkt tot € 28.947. Daarnaast zijn er nog andere schenkingsvrijstellingen. De mogelijkheden voor 2023 zetten wij voor u op een rij.

Algemene vrijstellingen

Schenken

De algemene vrijstelling voor schenkingen aan uw kind bedraagt dit jaar € 6.035. Voor schenkingen aan een ander is dit € 2.418. Een schenking aan uw kind die aantoonbaar gebruikt wordt voor een dure studie, is vrijgesteld tot € 60.298. Uw kind moet voor deze laatste schenking de leeftijd hebben tussen de 18 en 40 jaar.

Eigen woning of vrij besteedbaar?

De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, ook wel bekend als jubelton, is dit jaar beperkt tot € 28.947. Dit vrijgestelde bedrag geldt zowel voor een schenking aan derden als voor een schenking aan uw kinderen.

Eenzelfde vrijstelling geldt ook voor een eenmalige schenking aan uw kinderen, die vrij besteedbaar is. Maar let op: u mag echter maar één van beide vrijstellingen eenmalig gebruiken. Het is daarom verstandig om als ouder vanaf 2023 voor de vrij besteedbare schenking te kiezen. Hiervoor gelden namelijk minder voorwaarden.

Tip! Kiest u per abuis als ouder toch voor de vrijstelling eigen woning? Dan heeft de staatssecretaris toegezegd dat een schenking in de relatie ouders/kinderen, waarbij in de aangifte schenkbelasting 2023 een beroep wordt gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning, hetzelfde wordt behandeld als de eenmalige verhoogde vrijstelling zonder bestedingseis.

Let op! Ook de ontvanger van de schenking, of zijn of haar partner, moet voor de verhoogde vrijstelling van € 28.947 tussen de 18 en 40 jaar zijn. De dag van de 40e verjaardag telt nog mee.

Eerdere schenking eigen woning

De schenking voor een eigen woning die voor het eerst in 2022 plaatsvond maar waarvoor toen nog niet het maximum van de vrijstelling is benut, mag in 2023 nog vrijgesteld worden aangevuld tot en met € 106.671. Vond de schenking voor het eerst in 2021 plaats, en is in 2022 het maximum van de vrijstelling nog niet benut, dan kunt u in 2023 nog vrijgesteld aanvullen tot en met € 105.302. Voorwaarde voor de aanvullingen is wel dat in het jaar van de eerdere schenking(en) een beroep gedaan is op de vrijstelling voor de eigen woning in de aangifte schenkbelasting voor dat jaar.

Tarief

Schenkt u meer dan de genoemde bedragen, dan betalen uw kinderen 10% belasting over het meerdere tot € 138.642. Boven dit bedrag is het tarief 20% over het meerdere. Voor kleinkinderen zijn de tarieven 18% tot € 138.642 en 36% over het meerdere. Voor willekeurige derden is het tarief 30% tot € 138.642 en 40% over het meerdere.

Erfbelasting

Ook bij een erfenis gelden de nodige vrijstellingen en verschillende tarieven. De vrijstellingen voor 2023 zijn:

Echtgenoot of partner € 723.526
Kind, kleinkind € 22.918 
Invalide kind € 68.740
Ouders (samen)  € 54.270 
Overig  € 2.418

Tarief erfbelasting

Het tarief over het belaste deel bedraagt voor echtgenoten, partners en kinderen tot € 138.642 10%, over het meerdere 20%. Voor kleinkinderen is dit tarief 18% tot € 138.642, over het meerdere 36%. Voor overige erfgenamen is dit tarief 30% tot € 138.642 en 40% over het meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

Willekeurig afschrijven mogelijk in 2023

Vorig jaar kondigde het kabinet een pakket aan ondersteunende maatregelen aan voor het mkb voor de jaren 2023 tot en met 2027. Een van de maatregelen betreft de mogelijkheid om in 2023 willekeurig af te schrijven op bepaalde bedrijfsmiddelen.

Welke bedrijfsmiddelen?

Willekeurige afschrijving

U kunt willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen waarvoor u:

  • de verplichting voor de aanschaf van deze bedrijfsmiddelen in 2023 aangaat, of
  • de voortbrengingskosten in 2023 maakt.

U kunt alleen willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die niet eerder al in gebruik zijn genomen. Bovendien moet het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2026 in gebruik worden genomen.

Let op! De regeling voor de willekeurige afschrijving geldt zowel voor ondernemers in de inkomstenbelasting als in de vennootschapsbelasting.

Maximaal 50% in 2023 afschrijven

Als voldaan is aan de voorwaarden, mag u tot maximaal 50% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten ineens afschrijven in 2023. Het restant moet u in de jaren ná 2023 normaal afschrijven.

Uitgesloten bedrijfsmiddelen

Bepaalde bedrijfsmiddelen zijn uitgesloten van de regeling. Op onder meer de volgende bedrijfsmiddelen kunt u daarom niet willekeurig afschrijven:

  • gebouwen
  • schepen en vliegtuigen
  • bromfietsen en motorrijwielen
  • personenauto’s
  • immateriële activa
  • dieren

Let op! Personenauto’s die bestemd zijn voor het beroepsvervoer over de weg én personenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer (onder meer elektrische personenauto’s) zijn niet uitgesloten van de regeling. Op deze auto’s kunt u dus wel willekeurig afschrijven als u aan de voorwaarden voldoet.

Geen willekeurige afschrijving

Op bedrijfsmiddelen die bestemd zijn om hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden kunt u ook niet willekeurig afschrijven. Dit betreft bijvoorbeeld bedrijfsmiddelen die u verhuurt aan een ander. Verhuurt u deze bedrijfsmiddelen echter voor korte duur aan telkens andere huurders? Dan kunt u hier wel willekeurig op afschrijven als u aan de voorwaarden voldoet.

Let op! Als door een andere regeling al willekeurig afschrijft op een bedrijfsmiddel, kunt u geen gebruikmaken van de regeling voor willekeurige afschrijving die voor 2023 geldt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schenken: wat zijn in 2023 de mogelijkheden?

Wat mag u in 2023 fiscaalvrij schenken? De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is dit jaar beperkt tot € 28.947. Daarnaast zijn er nog andere schenkingsvrijstellingen. De mogelijkheden voor 2023 zetten wij voor u op een rij.

Algemene vrijstellingen

Schenken

De algemene vrijstelling voor schenkingen aan uw kind bedraagt dit jaar € 6.035. Voor schenkingen aan een ander is dit € 2.418. Een schenking aan uw kind die aantoonbaar gebruikt wordt voor een dure studie, is vrijgesteld tot € 60.298. Uw kind moet voor deze laatste schenking de leeftijd hebben tussen de 18 en 40 jaar.

Eigen woning of vrij besteedbaar?

De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, ook wel bekend als de jubelton, is dit jaar beperkt tot € 28.947. Dit vrijgestelde bedrag geldt zowel voor een schenking aan derden als voor een schenking aan uw kinderen.

Eenzelfde vrijstelling geldt ook voor een eenmalige schenking aan uw kinderen, die vrij besteedbaar is. Maar let op: u mag echter maar één van beide vrijstellingen eenmalig gebruiken. Het is daarom verstandig om als ouder vanaf 2023 voor de vrij besteedbare schenking te kiezen. Hiervoor gelden namelijk minder voorwaarden.

Tip! Kiest u per abuis als ouder toch voor de vrijstelling eigen woning? Dan heeft de staatssecretaris toegezegd dat een schenking in de relatie ouders/kinderen, waarbij in de aangifte schenkbelasting 2023 een beroep wordt gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning, hetzelfde wordt behandeld als de eenmalige verhoogde vrijstelling zonder bestedingseis.

Let op! Ook de ontvanger van de schenking, of zijn of haar partner, moet voor de verhoogde vrijstelling van € 28.947 tussen de 18 en 40 jaar zijn. De dag van de 40e verjaardag telt nog mee.

Eerdere schenking eigen woning

De schenking voor een eigen woning die voor het eerst in 2022 plaatsvond maar waarvoor toen nog niet het maximum van de vrijstelling is benut, mag in 2023 nog vrijgesteld worden aangevuld tot en met € 106.671. Vond de schenking voor het eerst in 2021 plaats, en is in 2022 het maximum van de vrijstelling nog niet benut, dan kunt u in 2023 nog vrijgesteld aanvullen tot en met € 105.302. Voorwaarde voor de aanvullingen is wel dat in het jaar van de eerdere schenking(en) een beroep gedaan is op de vrijstelling voor de eigen woning in de aangifte schenkbelasting voor dat jaar.

Tarief

Schenkt u meer dan de genoemde bedragen, dan betalen uw kinderen 10% belasting over het meerdere tot € 138.642. Boven dit bedrag is het tarief 20% over het meerdere. Voor kleinkinderen zijn de tarieven 18% tot € 138.642 en 36% over het meerdere. Voor willekeurige derden is het tarief 30% tot € 138.642 en 40% over het meerdere.

Erfbelasting

Ook bij een erfenis gelden de nodige vrijstellingen en verschillende tarieven. De vrijstellingen voor 2023 zijn:

Echtgenoot of partner € 723.526
Kind, kleinkind € 22.918 
Invalide kind € 68.740
Ouders (samen)  € 54.270 
Overig  € 2.418

Tarief erfbelasting

Het tarief over het belaste deel bedraagt voor echtgenoten, partners en kinderen tot € 138.642 10%, over het meerdere 20%. Voor kleinkinderen is dit tarief 18% tot € 138.642, over het meerdere 36%. Voor overige erfgenamen is dit tarief 30% tot € 138.642 en 40% over het meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook dit jaar subsidie aanschaf elektrische auto

Particulieren die een nieuwe of gebruikte elektrische auto aanschaffen, kunnen ook in 2023 weer subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt € 2.950 voor een nieuwe auto en € 2.000 voor een gebruikte. De subsidie geldt ook voor private lease van elektrische auto’s.

Voorwaarden

Subsidie elektrische  auto

Deze subsidie kent een aantal voorwaarden. De belangrijkste zijn dat de auto pas vanaf 1 januari 2023 op uw naam mag staan, dat de catalogusprijs tussen de € 12.000 en € 45.000 ligt en dat de auto een actieradius heeft van minstens 120 kilometer. Ook moet de koopovereenkomst op of na 1 januari 2023 zijn gesloten.

Aanvragen

Aanvragen van de subsidie kan vanaf 10 januari 9.00 uur digitaal via RVO.nl. Hiertoe is DigiD vereist.

Alleen voor particulieren

De subsidie is alleen bestemd voor particulieren. Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar de auto mag dus niet tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Als ze de auto tot het privévermogen rekenen, kunnen ze voor zakelijke kilometers € 0,21/km ten laste van de winst brengen.

Tijdig aanvragen

De totale beschikbare subsidie voor nieuwe elektrische auto’s bedraagt € 67 miljoen, voor gebruikte € 32,4 miljoen. Als de subsidie op is, wordt geen subsidie meer verstrekt. 

Tip! Het is dus van belang de subsidie tijdig aan te vragen. Ook is het nuttig op de site van de RVO te kijken – voordat u tot koop overgaat –  of er op het moment van aanvragen nog subsidie beschikbaar is. Zo niet, dan moet u voor een subsidie wachten tot 2024.

Let op! 2024 is tevens het laatste jaar dat er subsidie wordt verstrekt voor de aanschaf van een elektrische auto.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra verhoging uurprijs kinderopvangtoeslag

De maximumuurprijzen in de kinderopvangtoeslag worden extra verhoogd. De verhoging is een gevolg van de gestegen inflatie. De nieuwe tarieven gaan gelden vanaf 2023. Wanneer deze actief worden doorgevoerd is nog niet bekend.

Nieuwe prijzen

Kinderopvangtoeslag

Door de verhoging zullen de maximale uurprijzen van kinderopvang per 2023 met 1,74% extra stijgen. Hierdoor worden de uurprijzen voor dagopvang en buitenschoolse opvang in totaal met 7,32% verhoogd. De maximumuurprijzen komen daarmee op € 9,12 respectievelijk € 7,85. De maximumuurprijs voor gastouderopvang wordt met 5,06% verhoogd tot € 6,85.

Tijdstip doorvoering onzeker

De kinderopvangtoeslag over de maand januari 2023 is op 20 december 2022 al uitbetaald. Hierin is de stijging nog niet verwerkt. Het is nog niet bekend wanneer deze stijging met terugwerkende kracht voor 2023 kan worden doorgevoerd. Ouders ontvangen bij de eerstvolgende betaling na invoering van de wijziging een nabetaling over de eerder overgemaakte toeslagen over 2023. Het uitgekeerde bedrag ligt die maand dan eenmalig hoger.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook dit jaar subsidie aanschaf elektrische personenauto

Particulieren die een nieuwe of gebruikte elektrische personenauto aanschaffen, kunnen ook in 2023 weer subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt € 2.950 voor een nieuwe auto en € 2.000 voor een gebruikte. De subsidie geldt ook voor private lease van elektrische auto’s.

Voorwaarden

Subsidie elektrische  auto

De Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) kent een aantal voorwaarden. De belangrijkste zijn dat de auto pas vanaf 1 januari 2023 op uw naam mag staan in het kentekenregister, dat de catalogusprijs minimaal € 12.000 en maximaal € 45.000 bedraagten dat de auto een actieradius heeft van minstens 120 kilometer. Ook moet de koopovereenkomst op of na 1 januari 2023 zijn gesloten.

Let op! Om de subsidie aan te kunnen vragen moet u al een koopovereenkomst voor de auto hebben getekend. Wilt u de koop annuleren als u geen subsidie krijgt? Zorg dan dat in de koopovereenkomst een ontbindende voorwaarde is opgenomen die u zo’n mogelijkheid biedt.

Aanvragen

Op 10 januari 9.00 uur is het loket geopend op RVO.nl om de subsidie aan te vragen. Hiertoe is DigiD vereist.

Alleen voor particulieren

De subsidie is alleen bestemd voor particulieren. Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar de auto mag dus niet tot hun ondernemingsvermogen worden gerekend. Als ze de auto tot het privévermogen rekenen, kunnen ze voor zakelijke kilometers € 0,21/km ten laste van de winst brengen.

Tip! Als ondernemers de auto tot hun privévermogen rekenen, kunnen ze wel voor zakelijke kilometers € 0,21/km ten laste van de winst brengen.

Tijdig aanvragen

De totale beschikbare subsidie voor nieuwe elektrische personenauto’s bedraagt € 67 miljoen, voor gebruikte € 32,4 miljoen. Als de subsidie op is, wordt geen subsidie meer verstrekt. 

Tip! Het is dus van belang de subsidie tijdig aan te vragen. Ook is het nuttig op de site van de RVO te kijken – voordat u tot koop overgaat –  of er op het moment van aanvragen nog subsidie beschikbaar is. Zo niet, dan moet u voor een subsidie wachten tot 2024.

Let op! 2024 is tevens het laatste jaar dat er subsidie wordt verstrekt voor de aanschaf van een elektrische auto.

Posted in Niet gecategoriseerd

Andere rechtsvorm niet van invloed op LIV

Als u werknemers in dienst heeft met een laag loon, kunt u recht hebben op het lage-inkomensvoordeel (LIV). Een belangrijke voorwaarde voor het LIV is dat de werknemer minstens 1.248 uur per kalenderjaar werkt. Een verandering van alleen de rechtsvorm heeft daarop geen invloed.

LIV

LIV

U heeft recht op het LIV voor werknemers die in 2022, gebaseerd op het wettelijk minimumloon, een gemiddeld uurloon tussen € 10,73 en € 13,43 verdienen. Het LIV bedraagt € 0,49 per uur, met een maximum van € 960 per werknemer per jaar.

Vof wordt bv

In de zaak die onlangs speelde voor de rechtbank Groningen ging een vof over in een bv. De overgang had plaats op 9 april. De inspecteur kende het LIV weliswaar toe, maar slechts voor de periode vanaf 9 april. Dat betekende dat de uren die werknemers gewerkt hadden bij de vof, niet meetelden.

Verschillende werkgevers

De rechtbank stelde allereerst vast dat er naar de letter van de wet inderdaad sprake is van twee verschillende werkgevers. De rechtbank stelde echter ook vast dat doel en strekking van de wet er niet toe leiden dat in gevallen als deze, waarbij alleen de rechtsvorm wijzigt, de gewerkte uren in het kader van het LIV niet bij elkaar mogen worden opgeteld. Een belangrijk argument voor de rechter daarbij is dat arbeidsrechtelijk alle rechten en verplichtingen van de werknemer behouden blijven.

Substantiële banen

De eis dat een werknemer in een kalenderjaar minstens 1.248 uur moet hebben gewerkt, is volgens de rechter bedoeld om alleen substantiële banen voor het LIV in aanmerking te laten komen. Ook een onderbreking van de dienstbetrekking bij dezelfde werkgever hoeft immers niet tot verlies van het LIV te leiden. De rechtbank zag dan ook niet in waarom dit wel zo zou zijn als alleen de rechtsvorm gewijzigd wordt en kende het LIV over het volledige aantal uren toe.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zorg voor tijdige en juiste administratieve verwerking werkkostenregeling

Maakt u gebruik van de vrije ruimte in de werkkostenregeling, de WKR, dan moet u zorgen dat uw administratie hieromtrent op orde is. Anders loopt u het risico dat datgene wat u daarin onderbrengt, belast wordt bij uw werknemer.

Aanwijzen

WKR

Binnen de WKR bestaat de mogelijkheid om vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen onder te brengen in de vrije ruimte. Dit is belastingvrij zolang het totaal binnen de vrije ruimte blijft. Daarboven bent u als werkgever 80% eindheffing verschuldigd.

Om gebruik te maken van de vrije ruimte moet u desbetreffende vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen wel vooraf aanwijzen aan die vrije ruimte.

Let op! Doet u dat niet, dan is uw werknemer hierover loonheffing verschuldigd.

Vormvrij

Het is niet expliciet vastgelegd hoe u moet aanwijzen aan de vrije ruimte. Zo’n aanwijzing kan bijvoorbeeld blijken uit arbeidsrechtelijke afspraken of uit de vastlegging hiervan in de administratie.

Goedkeuring: aanwijzing in het kalenderjaar

Om discussie te voorkomen over de vraag of aanwijzing vooraf heeft plaatsgevonden, gaat de Belastingdienst ervan uit dat aanwijzing heeft plaatsgevonden als de werkgever de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling niet bij de werknemer in de loonheffing heeft betrokken.

Let op! Deze zogenaamde goedkeuring voor de aanwijzing geldt alleen gedurende het kalenderjaar. De Belastingdienst gaat er dus in 2022 nog van uit dat bijvoorbeeld vergoedingen die u in 2022 niet bij uw werknemers in de loonheffing betrekt, zijn aangewezen aan de vrije ruimte. Heeft u deze aanwijzing in 2023 echter nog niet geregeld, dan worden de vergoedingen alsnog in 2022 bij uw werknemers in de loonheffing betrokken.

Per abuis niet in loonheffing bij werknemer

De goedkeuring geldt niet als uit andere gegevens naar voren komt dat het uw bedoeling was om de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling bij de werknemer in de loonheffing te betrekken, maar u dit per abuis niet heeft gedaan. U kunt dan dus niet met terugwerkende kracht alsnog kiezen voor aanwijzing aan de vrije ruimte.

Goedkeuring: gerichte vrijstelling

Voldoet een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling aan de voorwaarden en grensbedragen voor een gerichte vrijstelling? Dan gaat de Belastingdienst er ook van uit dat aanwijzing aan de vrije ruimte heeft plaatsgevonden.

Tip! Om discussie met de Belastingdienst te voorkomen, is het altijd aan te raden om gewoon vooraf aan te wijzen aan de vrije ruimte. Is dat per abuis niet gebeurd, dan kunt u zich beroepen op de goedkeuringen. Controleer in ieder geval tegen het einde van het kalenderjaar of u aan uw aanwijzingsplicht heeft voldaan. Hiermee voorkomt u dat u alsnog loonheffing bij uw werknemers moet inhouden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dga: pas op pensioen bij forse lening bij uw bv

Als u als dga bij uw bv een forse lening afsluit, kan dat verregaande fiscale gevolgen hebben. Die gevolgen kunnen ook betrekking hebben op uw pensioen.

Onzakelijke lening

Pensioen DGA

In een zaak die speelde bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had een dga bij zijn bv ruim € 2,3 miljoen aan schulden staan. De inspecteur was van mening dat de lening onzakelijk was. Onder meer omdat er aandelen verpand zouden worden als zekerheid, maar dit was niet gebeurd. Ook was het kredietplafond van € 2 miljoen ruim overschreden. Bovendien was het nog maar zeer de vraag of de dga de lening ooit af zou kunnen lossen, gelet op zijn financiële reserves.

Pensioen afgekocht?

De inspecteur ging er daarom vanuit dat het pensioen van de dga met een waarde van ruim € 1,4 miljoen in feite was afgekocht. De rechter was het hiermee echter niet eens, want de opgebouwde schuld zou altijd nog verrekend kunnen worden met het pensioen. Dit betekende dan wel dat het pensioen voorwerp van zekerheid was geworden. Dit leidde tot belastingheffing over de waarde van het pensioen, zodat de navordering in stand bleef.

Excessief lenen

De uitspraak maakt duidelijk dat dga’s moeten oppassen met het afsluiten van al te grote leningen bij de eigen bv, zeker als men over onvoldoende financiële reserves beschikt.

Let op! De Eerste Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap. Een dga kan dan in beginsel nog maximaal € 700.000 bij zijn bv lenen, of betaalt over het meerdere belasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Diverse landbouwnormen 2022 bekend

Personen die landbouwgrond verpachten, moeten de waarde van deze grond aangeven in box 3. De Belastingdienst publiceert jaarlijks de cijfers inzake de waardering ervan. Ook zijn de landbouwnormen 2022 voor de btw-aangifte bekend.

Landbouwnormen btw-aangifte

Landbouw

De Belastingdienst heeft de landbouwnormen voor onttrekkingen voor eigen gebruik en de richtlijnen voor het bepalen van het privégebruik voor het jaar 2022 bekendgemaakt. Het gaat om de normen voor het eigen verbruik van de meest gangbare agrarische producten en richtlijnen voor het privégedeelte van de kosten van energie en water. De cijfers zijn nodig zijn voor de laatste btw-aangifte over 2022.

Soms geen normbedragen

Bij sommige producten zijn geen normbedragen opgenomen, zoals bij vleeskalkoenen. Agrariërs moeten dan zelf hun verbruik berekenen met behulp van een dagprijs.

Verpachting

De cijfers inzake verpachting hebben betrekking op verpacht grasland en akkerland die ten behoeve van de landbouw worden gebruikt. De cijfers kunnen dus niet voor andere grondsoorten gebruikt worden, zoals voor tuinland of boomgaarden en voor grond bestemd voor recreatie.

Verpachte grond

De waarde van verpachte grond is een percentage van de waarde van onverpachte grond. De hoogte van het percentage is weer afhankelijk van de nog resterende looptijd van de pacht. Hoe korter de resterende looptijd, hoe hoger het percentage. Dit is minimaal 60% en maximaal 98% van de waarde in onverpachte staat.

Uiteenlopende waardes

De waarde van de grond verschilt per regio enorm. Zo bedraagt de normwaarde van een hectare grond op de Waddeneilanden € 37.300, terwijl deze in de zuidelijke IJsselmeerpolders € 147.900 is.

Tip! U vindt alle waarden hier.

Heffing box 3

Verpachte gronden moeten voor de belastingheffing in box 3 aangemerkt worden als beleggingen/andere bezittingen. Hiervoor wordt een rendement verondersteld dat voor 2023 waarschijnlijk 6,17% bedraagt. Dit percentage wordt nog definitief vastgesteld. Over dit veronderstelde rendement betaalt u 32% belasting.

Lagere waarde?

Bent u van mening dat de waarde van uw grond lager is, dan kunt u hiervan afwijken. U dient dan wel te onderbouwen waarom naar uw mening de standaardwaardering op uw grond niet van toepassing is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Raadplegen UBO-register nog onzeker

Het is nog onzeker of het UBO-register kan worden geraadpleegd, wanneer en door wie. Dit antwoordt minister Kaag op Kamervragen naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.

UBO-register

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Onvoldoende onderbouwing

Via de Kamer van Koophandel kunnen derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelt is volgens het Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy.

Legitiem belang

De uitspraak betekent dat de verplichting om toegang te geven tot informatie over uiteindelijk begunstigden alleen nog geldt voor bevoegde autoriteiten, meldingsplichtige instellingen en alle personen of organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen.

Informatieverstrekking deels hervat

De informatieverstrekking aan bevoegde autoriteiten wordt daarom op korte termijn hervat. Voor meldingsplichtige instellingen wordt nog onderzocht hoe dit aangepakt moet worden. Dit geldt ook voor het hervatten van de informatieverstrekking aan personen of organisaties met een legitiem belang, omdat onduidelijk is wat hier precies onder moet worden verstaan. Zodra over het hervatten van de informatieverstrekking meer duidelijkheid is, wil de minister de Kamer verder informeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen STAP-aanvragen in januari

In januari 2023 kunnen geen aanvragen worden ingediend voor het zogenaamde STAP-budget (Stimulering Arbeidsmarktpositie). Het kabinet heeft hiertoe besloten omdat men eerst wil onderzoeken hoe oneigenlijk gebruik en misbruik van de subsidie kan worden tegengegaan.

STAP-budget

STAP-subsidie

De subsidie STAP is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Deze subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan worden aangevraagd bij het UWV.  Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen. Een STAP-subsidie aanvragen kan alleen voor scholingsactiviteiten die in het scholingsregister staan.

Misbruik

Het kabinet wil misbruik en oneigenlijk gebruik tegengaan door geen subsidie meer te verschaffen voor opleidingen die niet aan de voorwaarden voldoen. Er loopt hieromtrent een onderzoek naar 3.500 opleidingen bij zo’n 200 opleiders. De rechter heeft echter beslist dat onderzoek naar een opleiding niet betekent dat de subsidie nog niet betaald hoeft te worden.

Aanvragen bij UWV

Door de aanvraagperiode in januari te schrappen, resteren er voor 2023 nog vijf aanvraagperiodes. Het voor 2023 beschikbare budget blijft gelijk.

Let op! De eerstvolgende aanvraagperiode voor de STAP-subsidie start nu op 28 februari 2023 om 10:00 uur. Aanvragen kan digitaal via het STAP-portaal van het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betalingen aan derden verplicht opgeven in januari 2023

Betaalde u in 2022 bedragen aan iemand die niet bij u in dienstbetrekking is of als ondernemer bij u werkt? Dan moet u die bedragen deze maand, dus in januari 2023, aan de Belastingdienst doorgeven.

Renseigneringsverplichting

Betalingen

Het verplicht doorgeven van de betaalde bedragen aan de Belastingdienst wordt ook wel de renseigneringsverplichting genoemd. Voor de jaren tot en met 2021 hoefde u alleen bedragen door te geven als de Belastingdienst daarom vroeg. Voor de jaren vanaf 2022 bent u verplicht dit uit eigen beweging te doen. De verplichting geldt voor twee groepen administratieplichtigen:

  • inhoudingsplichtigen, ofwel (rechts)personen met een loonheffingennummer, en
  • bepaalde collectieve beheersorganisaties (cbo’s).

Uitgesloten betalingen

Bepaalde betalingen hoeft u niet door te geven. Het gaat hier onder meer om betalingen voor werkzaamheden die zijn verricht als vrijwilliger, werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt met omzetbelasting, de werkzaamheden en diensten die zijn verricht als werknemer en de vergoedingen voor een auteursrecht.

Tip! De renseigneringsverplichting geldt niet voor een niet in Nederland wonende of gevestigde werkgever die in Nederland geen inhoudingsplichtige is.

Aan te leveren gegevens

Het aanleveren van de gegevens moet digitaal. Het gaat hierbij om de volgende gegevens:

  • naam, adres, bsn en geboortedatum van de ontvanger van de betaling
  • de in het kalenderjaar betaalde bedragen inclusief eventuele kostenvergoedingen
  • datum waarop u de uitbetaling hebt gedaan

Uiterste datum 31 januari 2023

De in 2022 aan derde betaalde bedragen moet u in de maand januari 2023 (uiterlijk 31 januari 2023!) aan de Belastingdienst doorgeven. Dit moet u dus uit eigen beweging doen, u kunt niet wachten tot de Belastingdienst hierom vraagt.

Let op! Naast betalingen in geld moet u ook betalingen in natura doorgeven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid fiscale eenheid voor btw reikt ver

Onder voorwaarden kunnen ondernemers voor de omzetbelasting een fiscale eenheid vormen. Dit heeft voordelen, maar ook het nadeel dat men hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de btw-schulden van de fiscale eenheid. En die aansprakelijkheid reikt ver.

Fiscale eenheid btw

Laptop

Een fiscale eenheid voor de btw is een automatisme als bedrijven in financieel, organisatorisch en economisch opzicht met elkaar verweven zijn. Dit betekent dat meer dan 50% van de aandelen van elk van de ondernemingen in dezelfde handen is, dat er één overkoepelende leiding is en dat de ondernemingen in hoofdzaak hetzelfde economische doel hebben of de ene onderneming voor meer dan 50% aanvullende activiteiten uitoefent voor de andere.

Voor- en nadelen

Het voordeel van een fiscale eenheid is dat er maar één keer aangifte voor de btw hoeft te worden gedaan. Ook wordt er geen btw betaald over leveringen van goederen en diensten tussen de ondernemingen in de fiscale eenheid. Daar staat het nadeel tegenover dat men hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de btw-schulden van de fiscale eenheid.

Aansprakelijkheid

In een zaak die onlangs speelde bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant maakte een onderneming deel uit van een fiscale eenheid van 1 maart 2011 tot 1 juni 2016. Het uittreden was vastgelegd in een brief van de Belastingdienst. In 2019 wordt het bedrijf aansprakelijk gesteld voor btw-schulden over de jaren 2021, 2014 en 2015. Het bedrijf bestrijdt de aansprakelijkstelling omdat niet aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid zou zijn voldaan.

Beschikking

De rechtbank acht het bedrijf echter wel aansprakelijk. De aansprakelijkstelling betreft een periode waarin het bedrijf deel uitmaakte van de fiscale eenheid. Nu hieromtrent een beschikking is afgegeven, blijft deze van kracht totdat de fiscus is geïnformeerd dat men van de fiscale eenheid geen deel meer uitmaakt. Dit is zelfs zo als men niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid voldoet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kan een renteloze lening aan een werknemer onbelast?

Wilt u een renteloze lening aan een werknemer verstrekken? Dan kan dat onder voorwaarden belastingvrij.

Rentevoordeel in principe belast

Handtekening

Bij een lening aan een werknemer is het rentevoordeel in beginsel belast met loonbelasting. Is bijvoorbeeld het marktconforme rentepercentage op een lening van € 10.000 3% en berekent u geen rente? Dan moet u over het rentevoordeel van € 300 per jaar loonbelasting inhouden op het loon van uw werknemer.

Lening aan werknemer voor (elektrische) fiets of elektrische scooter

Dit geldt niet voor leningen die u verstrekt voor een (elektrische) fiets of elektrische scooter. Het rentevoordeel voor deze leningen wordt op nul gesteld. U hoeft dan geen loonbelasting in te houden op het loon van uw werknemer. Uw werknemer geniet dit rentevoordeel dus belastingvrij.

Aanwijzen in de vrije ruimte

Als u het rentevoordeel aanwijst in de vrije ruimte van de werkkostenregeling hoeft u ook geen loonbelasting in te houden op het loon van uw werknemer. Ook in zo’n geval geniet uw werknemer dus het rentevoordeel belastingvrij.

Zolang het totaal aan vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen in een jaar de vrije ruimte niet overschrijdt, betaalt u ook geen belasting. Vindt wel een overschrijding plaats, dan betaalt u over het meerdere 80% eindheffing.

Tip! Ook een (gedeeltelijke) kwijtschelding van een lening aan een werknemer, kunt u aanwijzen in de vrije ruimte.

Geen aanwijzing voor lening eigen woning

Een rentevoordeel op een lening voor een eigen woning waarvoor de rente in aftrek kan worden gebracht in de aangifte inkomstenbelasting, kunt u nooit aanwijzen in de vrije ruimte. In dat geval moet u dus altijd over het rentevoordeel loonbelasting inhouden op het loon van uw werknemer.

Tip! Uw werknemer kan in zo’n geval het rentevoordeel wel als rente voor de eigen woning in aftrek brengen onder de voorwaarden die voor die aftrek gelden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lage AWf-premie corrigeren?

De Belastingdienst attendeert werkgevers op het herzien van de lage AWf-premie over 2022. De premie moet worden herzien als u werknemers in 2022 meer dan 30% meer uren heeft betaald dan het aantal contracturen voor dit jaar. Dit staat bekend als de zogenaamde 30%-herzieningsregeling. U kunt de premie herzien door de aangiften loonheffingen over 2022 te corrigeren.

Premie Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf)

Rekenmachine

De AWf kent een lage AWf-premie van 2,7% en een hoge AWf-premie van 7,7% (cijfers 2022). Welke premie u als werkgever betaalt, is afhankelijk van het soort arbeidscontract dat u met uw werknemer heeft gesloten. 

Wanneer lage  of hoge AWf-premie?

U betaalt voor uw werknemer de lage AWf-premie wanneer de arbeidsovereenkomst aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • het gaat om een arbeidscontract voor onbepaalde tijd,
  • het contract is schriftelijk vastgelegd, én
  • het arbeidscontract is geen oproepcontract.

Let op! Voldoet het contract niet aan alle voorwaarden, dan betaalt u de hoge AWf-premie, tenzij er sprake is van een uitzondering.

Wanneer herzien?

Als dat kan met uw salarissoftware, mag u de lage AWf-premie ook herzien bij de aangifte loonheffingen over het laatste tijdvak van 2022 (december of 13e vierwekenperiode). Wie de herzieningsberekening pas na de laatste aangifte van het jaar maakt, kan in januari of februari 2023 eerdere aangiften loonheffingen over 2022 corrigeren. Dat kan met zogenoemde losse correcties.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zonder rentenadeel geen belastingrente

Als de Belastingdienst geen rentenadeel leidt, dient bij het opleggen van een aanslag ook geen belastingrente te kunnen worden berekend. Het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 bevat hiertoe een bepaling die inspeelt op een eerder arrest van de Hoge Raad hierover.

Belastingrente

Belastingdienst

In het genoemde arrest gaat de Hoge Raad ervan uit dat door een belastingplichtige belastingrente moet worden betaald als, als gevolg van zijn handelen, het vaststellen van een aanslag te lang op zich heeft laten wachten. Andersom moet de Belastingdienst belastingrente vergoeden als de schuld bij de Belastingdienst ligt.

Geen rentenadeel

In hetzelfde arrest acht de Hoge Raad het onaanvaardbaar als ook belastingrente in rekening wordt gebracht als de Belastingdienst geen rentenadeel heeft geleden. Dit kan zich voordoen, zoals in genoemd arrest, als meerdere voorlopige aanslagen worden opgelegd. In de betreffende rechtszaak moest een belastingplichtige daardoor € 1.553 belastingrente betalen.

Wetsvoorstel

In bovengenoemd wetsvoorstel wordt geregeld dat de inspecteur de te betalen belastingrente kan verminderen in situaties waarin belastingrente in rekening wordt gebracht over een tijdvak waarin de belasting al is geheven, voldaan of afgedragen. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel op 1 januari 2023 van kracht is.

Let op! Mocht een inspecteur tot die tijd in soortgelijke situaties toch belastingrente in rekening brengen, dan kunnen belastingplichtigen zich altijd beroepen op het arrest van de Hoge Raad.

Posted in Niet gecategoriseerd

Exacte rittenregistratie niet vereist bij bijtellingsregeling

Als aan u een auto van de zaak ter beschikking staat, is in beginsel bijtelling voor privégebruik van toepassing. Alleen als u overtuigend kunt aantonen dat u niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden, krijgt u geen bijtelling. Een exacte rittenregistratie is hiervoor niet vereist.

Belastingdienst in de fout

Agenda

In een zaak voor de rechtbank Noord-Nederland ging de Belastingdienst bij de beoordeling van een rittenregistratie meermaals in de fout. Zo constateerde de Belastingdienst verschillen in de opgegeven aantallen kilometers van verschillende routes aan de hand van Google Maps. Deze verschillen bestonden in werkelijkheid niet.

Exacte aantallen niet vereist

Ook ging de Belastingdienst de fout in door ritten op honderden meters nauwkeurig te berekenen. Ook dit is volgens de rechter niet de bedoeling. Van belang is slechts dat overtuigend wordt aangetoond dat het aantal kilometers dat privé is gereden niet meer dan 500 bedraagt.

Vrije bewijsleer

Hoe u aantoont dat u daadwerkelijk niet meer kilometers gereden heeft, is niet van belang. Een rittenregistratie is namelijk niet vereist en bewijs kan dus ook op andere wijze worden geleverd.

Zware aanhanger

De rechtbank achtte ook van belang dat er gereden is met een grote auto met zware aanhanger om hiermee onder andere metaal te vervoeren. Om deze reden was er dan ook regelmatig over hoofdwegen gereden om zo ritten door dorpen te vermijden.

Heel klein verschil is niet van belang

De rechtbank stelt ook letterlijk ‘niet warm of koud te worden’ van een verschil van één kilometer, omdat zo’n verschil logisch is en nu eenmaal van tijd tot tijd voorkomt als er op hele kilometers wordt afgerond en geregistreerd. Van belang is slechts dat de 500 km privé niet wordt overschreden. De rechtbank verminderde dan ook de navorderingen en schrapte hierin de bijtellingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Denk na over uw bedrijfsopvolging

Het kabinet heeft onlangs gereageerd op een evaluatie van de fiscale tegemoetkomingen voor bedrijfsopvolgingen. Uit de reactie komt naar voren dat deze tegemoetkomingen niet volledig worden afgeschaft, maar waar nodig wel worden aangepast.

Bedrijfsopvolgingsregelingen

Appel

In de Successiewet is voor het fiscaal vriendelijke schenken of vererven van een onderneming een bedrijfsopvolgingsregeling opgenomen, in de praktijk ook wel BOR genoemd. Deze regeling voorziet in een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde van de onderneming, voor zover de waarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1.134.403 (bedrag 2022). Voor het meerdere is de vermindering 83%.

Daarnaast is in de inkomstenbelasting een doorschuifregeling opgenomen, in de praktijk ook wel DSR genoemd. Deze regeling voorziet in de mogelijkheid om de winst die bij schenken of vererven van een onderneming ontstaat, door te schuiven naar de opvolgers.

Evaluatie CPB bedrijfsopvolgingsregelingen

Eerder dit jaar publiceerde het CPB een evaluatie van fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht. Onderdeel van deze evaluatie waren met name de BOR en de DSR. Het kabinet heeft hierop onlangs gereageerd. In de reactie geeft het kabinet aan nog steeds achter de doelstelling van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen te staan. Te weten: het voorkomen dat de continuïteit van een onderneming bij een reële bedrijfsoverdracht in gevaar komt door belastingheffing.

Aanpak knelpunten en oneigenlijk gebruik

Het kabinet wil echter wel diverse knelpunten en oneigenlijk gebruik van de regelingen aanpakken. Hierbij wil het kabinet niet alleen oog hebben voor de knelpunten die de Belastingdienst ervaart, maar ook voor de knelpunten die de ondernemer ervaart. Het doel is onder meer eenvoudigere regels en minder juridische procedures.

Verhuur onroerende zaken

Zo wil het kabinet in de toekomst alle aan derde verhuurde onroerende zaken aanmerken als beleggingsvermogen in de BOR en DSR. Gevolg is dan dat hierop niet de gunstige regelingen kunnen worden toegepast. De precieze uitwerking van deze maatregel is nog niet bekend, maar zal onderdeel zijn van het wetsvoorstel Belastingplan 2025, met waarschijnlijke ingangsdatum 1 januari 2024.

Baby-bv’s

Het kabinet onderzoekt verder de mogelijkheden voor nieuw beleid om constructies met baby-bv’s aan te pakken.

Verdere wijzigingen nog niet bekend

Verdere wijzigingen zijn nog niet bekend. De komende periode onderzoekt het kabinet hiertoe een aantal vragen over onder meer het onderscheid tussen ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen, de mogelijke aanpassing van de dienstbetrekkingseis in de DSR en de mogelijke aanpassing van de bezits- en voortzettingseis in de BOR. Het kabinet zal eventuele wijzigingen daarna opnemen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024, met waarschijnlijke ingangsdatum 1 januari 2024.

Tip! Gezien de mogelijke wijzigingen die plaats gaan vinden in de bedrijfsopvolgingsregelingen is het verstandig om met uw adviseur te overleggen wat u nu nog kan doen om gebruik te maken van de huidige regelingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer mag u arbeidsvoorwaarden eenzijdig wijzigen?

Wilt u als werkgever een of meerdere wijzigingen doorvoeren met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van uw werknemers? De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan wat de mogelijkheden zijn.

Wijzigingsbeding

Handtekening

In een arbeidsovereenkomst kan een zogeheten eenzijdig wijzigingsbeding worden opgenomen. Dit houdt in dat de werkgever expliciet schriftelijk bepaalt dat hij zich de bevoegdheid voorbehoudt de arbeidsovereenkomst eenzijdig aan te passen als hij daarvoor een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer daarvoor moet wijken. Er dient dan dus een belangenafweging plaats te vinden.

Ontbreken eenzijdig wijzigingsbeding?

Heeft u als werkgever geen eenzijdig wijzigingsbeding schriftelijk afgesproken met de werknemer? Dan moet u om een wijziging af te dwingen terugvallen op de algemene norm van het goed werkgever- en werknemerschap. De Hoge Raad heeft in het zogenaamde Stoof/Mammoet-arrest geoordeeld dat die norm de werknemer ertoe kan verplichten een wijziging te accepteren, als 

  • (i) sprake is van gewijzigde omstandigheden,
  • (ii) de werkgever een redelijk wijzigingsvoorstel doet én
  • (iii) de werknemer dat voorstel redelijkerwijs niet kan weigeren.

Collectieve wijzigingen

Er werd in dit arrest wel vanuit gegaan dat het eenzijdig wijzigingsbeding specifiek bedoeld was voor collectieve wijzigingen en de norm van het goed werkgever- en werknemerschap meer voor individuele wijzigingen. Recentelijk heeft de Hoge Raad hierover uitsluitsel gegeven en bepaald dat de criteria uit het Stoof/Mammoet-arrest ook kunnen worden ingeroepen om collectieve wijzigingen af te dwingen. Ook als u verzuimd heeft een eenzijdig wijzigingsbeding overeen te komen, kunt u hier dus een beroep op doen.

Mag een werknemer een wijziging weigeren?

Verder heeft de  Hoge Raad bepaald dat niet geldt dat een werknemer een wijzigingsvoorstel van de werkgever alleen mag weigeren indien het voorstel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, maar dat hiervoor ook de lichtere toetsnorm geldt. De norm van de onaanvaardbaarheid is te streng. Het gaat om de vraag of de werknemer het door de werkgever gedane voorstel redelijkerwijs mag weigeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuw borgstellingskrediet glastuinbouw

Er komt een nieuwe borgstellingskredietregeling voor de glastuinbouw. De regeling is bedoeld om in de kern gezonde glastuinbouw bedrijven te ondersteunen vanwege de huidige hoge energieprijzen.

Borgstelling MKB-Landbouwkredieten

Kas

De bestaande Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL) wordt hiervoor gewijzigd. De wijziging maakt het mogelijk dat banken ook voor glastuinbouwbedrijven met liquiditeitstekorten een
borgstellingskrediet kunnen aanvragen. 

Tekort aan zekerheden

De nieuwe regeling richt zich op een borgstelling voor kredieten verstrekt door financiers aan land- en tuinbouwbedrijven die zijn bestemd voor nieuwe investeringen en omschakeling, maar waarbij een tekort aan zekerheden bestaat volgens de normale banknormen. De borgstelling bedraagt regulier 70% over 2/3 van het totaal door de bank verstrekte krediet.

Looptijd en provisie

De looptijd van de kredieten bedraagt vier jaar, waarbij in de eerste twee jaar niet afgelost hoeft te worden. De ondernemer betaalt een éénmalige provisie van 3%, voor starters of overnemers van een bedrijf is dit 1%.

Let op! De regeling zal waarschijnlijk in januari 2023 worden opengesteld en lopen tot en met 28 februari 2023. Ook is een tweede openstelling voorzien voor de periode augustus tot en met december 2023.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoofdlijnen Tegemoetkoming Energiekosten bekend

Het kabinet heeft de hoofdlijnen van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) bekendgemaakt. Via de TEK worden energie-intensieve mkb-bedrijven financieel ondersteund vanwege de huidige hoge energieprijzen.

7% van de omzet

Fabriek

Om in aanmerking te komen voor TEK moeten de energiekosten minstens 7% van uw omzet bedragen. Of dit het geval is, wordt vooraf getoetst. Deze voorwaarde was al bekend.

Verbruik geschat

Voor de TEK zullen de energiekosten van de ondernemer echter niet op basis van zijn daadwerkelijke gebruik en de actuele prijs berekend worden, maar worden geschat op basis van historische gegevens en een gemodelleerde prijs. Deze prijs wordt in januari 2023 bekendgemaakt.

Historisch verbruik

Het gas- en elektraverbruik ter bepaling van de TEK wordt mede bepaald aan de hand van het standaardjaarverbruik aan gas en elektriciteit. Dit zijn prognoses van de netbeheerder voor het verbruik van de komende twaalf maanden, onder meer gebaseerd op het historisch verbruik. De peildatum voor deze gegevens is 1 januari 2023. 

Modelprijs 2022

Er wordt gerekend met een modelprijs voor 2022 voor gas en elektriciteit. Dit is het gemiddelde van de prijzen van het vierde kwartaal van 2022 en wordt berekend door het CBS.

Jaaromzet

De omzet van bedrijven wordt bepaald aan de hand van de omzetgegevens over het jaar 2022. Voor de meeste bedrijven zullen deze gegevens uiterlijk 31 januari 2023 beschikbaar zijn.

Voorschot van 60%

Ondernemers kunnen hun subsidieaanvraag digitaal indienen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Dit kan vanaf het eerste kwartaal van 2023. Ondernemers krijgen in eerste instantie een voorschot van 60%.

Correctie prijsplafond

Het verbruik dat valt onder het prijsplafond voor kleinverbruikers, wordt in mindering gebracht op het standaardjaarverbruik. Op deze manier wordt voorkomen dat ondernemers voor een deel van het verbruik tweemaal worden gecompenseerd. Het prijsplafond kent een maximumtarief tot een verbruik van 1.200 m3 gas, 2.900 kilowattuur (kWh) elektriciteit en 37 gigajoule (GJ) stadsverwarming. Deze tarieven zijn € 0,40 per kWh elektriciteit, € 1,45 per m3 gas en € 47,38 per GJ stadswarmte.

Voorwaarden aan omzet of winst?

Het kabinet bekijkt nog of er voorwaarden gesteld kunnen worden aan de TEK op basis van bijvoorbeeld omzetgroei of winstgevendheid. Dit om ervoor te zorgen dat de steun zo gericht mogelijk gegeven kan worden aan bedrijven die het echt nodig hebben.

Posted in Niet gecategoriseerd

Brexitkosten? Extra tijd voor aanvragen BAR

Ondernemers die nog kosten moeten maken als gevolg van de Brexit, krijgen meer tijd om de Brexit Adjustment Reserve (BAR) Bedrijfslevenregeling aan te vragen. De aanvraagperiode voor de tegemoetkoming voor nog te maken kosten is verlengd naar 13 januari 2023 17.00 uur bij RVO.nl.

Twee typen BAR Bedrijfslevenregeling

Brexit

De BAR Bedrijfslevenregeling bestaat uit twee delen. De tegemoetkoming voor nog te maken kosten en de tegemoetkoming voor al gemaakte kosten. De tegemoetkoming voor gemaakte kosten is aan te vragen tot 31 maart 2023 17:00 uur.

Geen omzetverlies

De BAR vergoedt niet de kosten van omzetverlies. Bij kosten die wél voor vergoeding in aanmerking komen, kan gedacht worden aan kosten als opleiding, voorlichtingscampagnes en ICT-aanpassingen.

Let op! Vraag de BAR zo snel mogelijk aan. Er is slechts een beperkt budget en aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Salariseisen 30%-regeling bekend

Buitenlandse werknemers met een specifieke deskundigheid mag u onder voorwaarden 30% van het salaris onbelast uitbetalen als kostenvergoeding. De specifieke deskundigheid moet blijken uit de omvang van het salaris. Wat zijn de voorwaarden voor 2023?

30%-regeling

Ondernemer

Volgens de 30%-regeling mag u voor werknemers met een specifieke deskundigheid maximaal 30% van het salaris belastingvrij uitbetalen als tegemoetkoming in de extra kosten die dergelijke werknemers plegen te maken. Denk bijvoorbeeld aan extra huisvestingskosten.

Ondergrens salaris

In 2023 is sprake van een specifieke deskundigheid als uw werknemer een belastbaar jaarloon heeft dat meer is dan € 41.954, exclusief de gerichte vrijstelling. Voor werknemers die in het wetenschappelijk onderwijs een Nederlandse mastertitel hebben behaald of een gelijkwaardige buitenlandse titel, en die jonger zijn dan 30 jaar, moet het belastbaar jaarloon meer zijn dan € 31.891, exclusief de gerichte vrijstelling.

Let op! Werknemers die wetenschappelijk onderzoek doen bij bepaalde instellingen en artsen die in opleiding zijn tot specialist, hoeven niet aan een inkomensnorm te voldoen.

Jaarlijks kiezen

Zo lang u de 30%-regeling mag toepassen, moet u elk jaar kiezen of u de 30%-regeling toepast of dat u de werkelijke extraterritoriale kosten vergoedt. Kiest u voor het vergoeden van de werkelijke kosten, dan moet u deze aannemelijk kunnen maken. Dit betekent dat u deze kosten en vergoedingen per werknemer bij moet houden in uw loonadministratie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoe zit het met vakantiedagen bij re-integratie?

Een zieke werknemer die in staat is om te re-integreren is ook in staat om vakantiedagen op te nemen. Hij is dan gedurende de vakantieperiode vrijgesteld van zijn re-integratieverplichting waardoor er invulling kan worden gegeven aan de herstelfunctie van vakantie.

Hoogte loon tijdens vakantie

Koffers

Inmiddels is duidelijk geworden dat ook al is de zieke werknemer in salaris teruggegaan naar bijvoorbeeld 70%, hij tijdens de opname van vakantie toch recht heeft op 100% van zijn salaris. Dit heeft het Europese Hof van Justitie expliciet bepaald. Zieke werknemers moeten namelijk een vergelijkbare positie hebben als werknemers die werken. Zou er uitgegaan worden van een lager loon, dan zou dit mogelijk een beletsel vormen om vakantie op te nemen en dat is uiteraard niet de bedoeling. 

Geen verval vakantiedagen

Voor wat betreft de wettelijke vakantiedagen – vier keer de overeengekomen arbeidsduur per week – geldt dat deze een half jaar na afloop van het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd komen te vervallen. Dus de wettelijke vakantiedagen van 2022 komen per 1 juli 2023 te vervallen. Wel geldt dan dat de werkgever de werknemer expliciet hierover tijdig moet informeren, zodat de werknemer de gelegenheid heeft deze dagen alsnog op te nemen. Voor wat betreft de bovenwettelijke vakantiedagen, dus de extra vakantiedagen, geldt dat deze vijf jaar na afloop van het vakantiejaar waarin ze zijn opgebouwd komen te verjaren. Dus de bovenwettelijke vakantiedagen over 2022 verjaren met ingang van 1 januari 2028. 

Wat als de werknemer ernstig ziek is?

Maar wat nu als de werknemer zodanig ziek is dat hij niet in staat is om de vakantiedagen feitelijk te genieten? Komen deze dan toch te vervallen? Het Europese Hof van Justitie heeft uitgemaakt dat verworven vakantierechten in een periode van arbeidsongeschiktheid in beginsel niet kunnen komen te vervallen of verjaren.

Let op! Het is voor de werkgever van belang een deugdelijke verlofadministratie bij te houden van de wettelijke en de bovenwettelijke vakantiedagen en werknemers expliciet te wijzen op de mogelijkheid van verval en hen aan te sporen de vakantiedagen feitelijk te genieten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Herinvesteringsreserve van toepassing op fosfaatrechten?

Zijn fosfaatrechten een bedrijfsmiddel? Op deze vraag heeft de rechtbank Gelderland onlangs antwoord gegeven in een procedure waarin het ging om toepassing van een herinvesteringsreserve.

Herinvesteringsreserve (HIR)

Koeien

De HIR is een faciliteit waarbij u de boekwinst bij verkoop van een bedrijfsmiddel reserveert en deze afboekt op een ander aan te schaffen bedrijfsmiddel. De boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel wordt daardoor verlaagd met de HIR, wat betekent dat u er minder op kunt afschrijven. Zodoende betaalt u toch belasting over de boekwinst, maar nu gespreid.

Bedrijfsmiddel of niet?

In bovengenoemde zaak boog de rechtbank zich eerst over de vraag of fosfaatrechten wel aangemerkt kunnen worden als bedrijfsmiddel. Volgens de rechtbank is dit het geval. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat ook onlichamelijke zaken, zoals octrooien, een bedrijfsmiddel kunnen zijn. Dit geldt volgens de rechtbank ook voor fosfaatrechten.

Voorgenomen verkoop

De inspecteur probeerde de vorming van een HIR op de verkoopwinst van de fosfaatrechten verder nog te voorkomen door aan te geven dat de belastingplichtige het voornemen had de fosfaatrechten niet te gebruiken. Volgens de inspecteur was het doel slechts de rechten te verkopen. De rechtbank ging hierin niet mee, omdat uit de feiten bleek dat het teruglopen van de veestapel voortvloeide uit de bedrijfsuitoefening. De intentie om een melkveehouderij te exploiteren en zelfs uit te breiden was er wel degelijk geweest en dus was de vorming van een HIR toegestaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

BOR vervalt niet per definitie door verhuur onderneming

Met de bedrijfsopvolgingsregeling kunt u uw onderneming fiscaal vriendelijk schenken of laten vererven bij uw overlijden. Na toepassing van regeling vervalt deze met terugwerkende kracht als uw onderneming niet lang genoeg blijft bestaan. Verhuur van uw onderneming laat de regeling echter niet per definitie vervallen, aldus de Hoge Raad.

Bedrijfsopvolgingsregeling

Huizen

In de Successiewet is voor het fiscaal vriendelijke schenken of vererven van een onderneming een bedrijfsopvolgingsregeling opgenomen, in de praktijk ook wel BOF of BOR genoemd. Deze regeling voorziet in een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde van de onderneming, voor zover de waarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1.134.403 (bedrag 2022). Voor het meerdere is de vermindering 83%.

Voortzettingsvereiste

Als de onderneming met toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling door schenken of vererven is overgegaan, moet de onderneming gedurende tenminste vijf jaren door de ontvanger worden voortgezet, het zogenaamde voortzettingsvereiste.

De Belastingdienst meende dat per definitie niet aan dit voortzettingsvereiste is voldaan als de onderneming binnen die vijf jaar wordt verhuurd. De Hoge Raad was het daar niet mee eens. Verhuur van de onderneming betekent naar het oordeel van de Hoge Raad niet automatisch dat de onderneming is gestaakt. Daarmee kan dus nog steeds aan het voortzettingsvereiste worden voldaan.

Beoordeling aan de hand van de inkomstenbelasting

Of bij verhuur van de onderneming niet langer aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan, moet naar het oordeel van de Hoge Raad beoordeeld worden aan de hand van voorwaarden die voor staking en vervreemding gelden in de inkomstenbelasting.

In de inkomstenbelasting betekent verhuur van de onderneming ook niet per definitie staking van de onderneming. Als een ondernemer zijn onderneming verhuurt, kan dat namelijk ook onder voorwaarden beschouwd worden als voortzetting van de onderneming.

Let op! Of sprake is van voortzetting van de onderneming of van staking, is sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Onder meer de voorwaarden waaronder de verhuur plaatsvindt, spelen hierbij een rol.

Tip! Denkt u na over verhuur van uw onderneming, neem dan contact op met een van onze adviseurs voor nader advies.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer premiebeschikking Werkhervattingskas bij no-riskpolis

De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan inzake de no-riskpolis voor een werknemer die in de tweede periode weer in dienst is getreden. Maak tijdig bezwaar bij de Belastingdienst, mocht u vermoeden dat ZW-uitkeringen en eventuele WGA-uitkeringen aansluitend aan de tweede dienstbetrekking aan u als werkgever zijn toegerekend als uitkeringslast.

Ziektewet-uitkering in de no-risk polis

Laptop

Bij de no-riskpolis bestaat er voor een werknemer die medische beperkingen heeft, in bepaalde situaties recht op een Ziektewet-uitkering. Deze ZW-uitkering wordt vaak via de werkgever betaalbaar gesteld (werkgeversbetaling), zodat hij deze in mindering kan brengen op zijn loondoorbetalingsverplichting bij ziekte. Het is dus een schadebeperkende maatregel die werkgevers over de streep moet trekken om een werknemer met een beperking aan te nemen, dan wel in dienst te houden. Mocht de werknemer uiteindelijk in de WGA terechtkomen, dan wordt deze werknemer niet meegerekend bij de bepaling van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas. Dit staat bekend als de no-riskpolis. Ook voor werknemers die geen recht hebben op een WIA-uitkering, de zogeheten 35-minners, kan er onder bepaalde voorwaarden recht bestaan op een ZW-uitkering.

Twee periodes van vijf jaar

De wet geeft aan dat er voor wat betreft de no-riskpolis twee periodes van vijf jaar zijn. De eerste periode vangt bij de 35-minner vijf jaar na einde wachttijd aan en de tweede periode vangt vijf jaar na datum indiensttreding aan. De uitval moet binnen die periode hebben plaatsgevonden om er een beroep op te doen. 

Weer in dienst?

Stel nu dat de werknemer binnen die tweede periode weer opnieuw in dienst is getreden bij de werkgever. Kan er dan wel of geen beroep worden gedaan op de no-riskpolis? De Hoge Raad heeft hier inmiddels recentelijk uitsluitsel over gegeven en bepaald dat de no-riskpolis ook geldt voor ZW-uitkeringen aan een werknemer die:

  • met een no-riskpolis bij de werkgever in dienst was, én
  • ziek uit dienst ging, én
  • binnen vijf jaar na de startdatum van de eerst dienstbetrekking voor de tweede keer bij de werkgever in dienst kwam, én
  • opnieuw ziek uit dienst is gegaan.

Premiebeschikking Werkhervattingskas

Aangezien de Hoge Raad pas op 28 oktober 2022 uitspraak heeft gedaan, kon de Belastingdienst bij het bepalen van de premies in het kader van de onlangs verzonden premiebeschikking Werkhervattingskas hier geen rekening mee houden. Dit kan betekenen dat de ZW-uitkeringen en eventuele WGA-uitkeringen aansluitend aan de tweede dienstbetrekking, aan u als werkgever zijn toegerekend als uitkeringslast. 

Maak tijdig bezwaar

Het is dus zaak om tijdig bezwaar te maken als u vermoedt dat dit bij u het geval zou kunnen zijn. U kunt daarmee ook de instroomlijsten opvragen zodat u inzichtelijk hebt welke uitkeringen aan u zijn toegerekend, waarna u kunt controleren of dat al dan niet terecht is. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-nultarief op (onbewerkte) groente en fruit?

Het kabinet streeft ernaar om mogelijk per 1 januari 2024 een 0-tarief in te voeren op groente en fruit. Nader onderzoek is nodig om te bezien of dit te realiseren is.

Budgettaire dekking en afbakeningsvarianten

Groente

De invoering van dit btw-nultarief kan leiden tot een budgettaire derving van zo’n € 1 miljard. Voor deze derving moet nog dekking worden gezocht. Daarnaast verricht onderzoeksbureau SEO op dit moment nog een onderzoek naar verschillende afbakeningsvarianten. Dit is nodig om invoering van het btw-nultarief zorgvuldig te laten plaatsvinden. Om het voor ondernemers en de Belastingdienst werkbaar te houden is het streven om de invoering in één keer goed te doen. 

Let op! Hierbij is met name ook van belang dat er een goed wettelijk onderscheid komt tussen wat groente en fruit is en wat andere voedingsmiddelen zijn. Voor deze laatste groep komt namelijk geen btw-nultarief, maar blijft het verlaagde btw-tarief van 9% gelden.

Streven invoering per 2024

Het kabinet verwacht de uitkomsten van het onderzoek begin 2023. Op basis van deze uitkomsten wordt besloten of een wetgevingstraject kan worden gestart met als streven per 1 januari 2024 een btw-nultarief op groente en fruit.

Ook nog geen btw-nultarief op onbewerkte varianten

Het kabinet vindt het niet verantwoord om tussentijds al een btw-nultarief op onbewerkte groente en fruit in te voeren. Om onduidelijkheden voor ondernemers en de Belastingdienst te voorkomen moet daarvoor immers gedefinieerd worden wat ‘onbewerkt’ betekent. Betekent bijvoorbeeld wassen, schillen, (bij)snijden, (na) rijpen of verpakken dat niet langer sprake is van onbewerkt of is daarvan pas sprake bij toevoegingen van bijvoorbeeld zout of suiker aan een product.

Daarnaast moeten producten die voor een gemiddelde consument inwisselbaar zijn, voor de btw gelijk behandeld worden. Betekent dit dan bijvoorbeeld dat een krop ongewassen sla hetzelfde moet worden behandeld als gewassen en gesneden sla in een zakje? Dit soort vragen zijn onderdeel van de verschillende afbakeningsvarianten die onderzoeksbureau SEO onderzoekt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen gebruikersheffing OZB vanwege corona

Een bioscoop die tijdens de coronacrisis verplicht gesloten was, hoeft geen OZB-gebruikersheffing te betalen. Dit besliste de rechtbank Limburg onlangs. De bioscoop kon op de peildatum namelijk niet gebruikt worden door de exploitant.

Gebruikersheffing OZB

Bioscoop

Eigenaren van woningen en niet-woningen, zoals kantoren, betalen de OZB-heffing  voor eigenaren. Daarnaast betalen de gebruikers van niet-woningen zoals huurders ook onroerende zaakbelasting, de zogenaamde gebruikersheffing. Voor woningen geldt geen gebruikersheffing.

Gesloten wegens corona

Vanwege de coronacrisis waren de afgelopen jaren gedurende langere periodes publiek toegankelijke ruimtes gesloten. Om het besmettingsgevaar te beteugelen waren bijvoorbeeld bioscopen en de horeca niet of maar beperkt toegankelijk.

Bioscoop buiten gebruik

Vanwege de onmogelijkheid de bioscoop te gebruiken, vocht de gebruiker ervan zijn aanslag OZB voor het gebruikersdeel voor het jaar 2022 aan. De gebruiker stelde dat hij het gebruikersdeel niet verschuldigd was, aangezien op de peildatum 1 januari 2021 het gebruik als bioscoop was verboden.

Ter beschikking staan is onvoldoende

De rechter was het hiermee eens en vernietigde de aanslag. Dat de bioscoop wel ter beschikking stond was onvoldoende, aangezien er geen alternatieve activiteiten in de bioscoop hadden plaatsgevonden of plaats hadden kunnen vinden. 

Let op voor 2023!

Als deze uitspraak in stand blijft, kan deze ook gevolgen hebben voor de aanslagen gebruikersheffing OZB voor het jaar 2023. De peildatum daarvoor is namelijk 1 januari 2022 en toen waren vanwege een lockdown eveneens publiek toegankelijke locaties zoals bioscopen en horeca gesloten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitkeringen stijgen mee met minimumloon per 1 januari 2023

Per 1 januari 2023 stijgt het wettelijk minimumloon van € 1.756,20 naar € 1.934,40 per maand. Diverse uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Deze worden daarom ook aangepast.

Minimumjeugdloon ook omhoog

Euromunten

Het wettelijk minimumloon stijgt met 10,15 procent. Ook de minimumjeugdlonen stijgen met hetzelfde percentage.

Uitkeringsbedragen

Daarnaast worden de bedragen van de volgende uitkeringen aangepast:

  • Participatiewet
  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
  • Algemene Ouderdomswet (AOW)
  • Algemene Nabestaandenwet (Anw)
  • Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
  • Werkloosheidswet (WW)
  • Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
  • Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
  • Ziektewet (ZW)
  • Toeslagenwet (TW)

Participatiewet

De bijstandsuitkeringen stijgen per 1 januari 2023. Verder wordt per 1 januari 2023 de kostendelersnorm gewijzigd: alleen medebewoners van 27 jaar of ouder tellen mee als kostendeler voor de uitkering van huisgenoten.

WW, WIA, WAO en ZW

De bestaande bruto-uitkeringen in de WW, WIA, WAO en ZW worden per 1 januari 2023 ook met 10,15% verhoogd. Het maximumdagloon stijgt van bruto € 232,90 naar € 256,54.

Tip! De uitkeringsbedragen per 1 januari 2023 kunt u hier vinden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Spreid de jubelton over 2022 en 2023

De eenmalige belastingvrije schenking voor onder andere de aankoop van een woning, ook bekend als de jubelton, wordt afgeschaft. Als u in 2022 nog in actie komt, kunt u de huidige jubelton van € 106.671 nog spreiden over 2022 en 2023.

Jubelton

Huizen

Ouders kunnen bijvoorbeeld aan hun kinderen via de jubelton in 2022 nog een belastingvrije schenking doen. De vrijstelling geldt overigens ook voor derden. U kunt deze schenking dus aan een willekeurig persoon doen. Er zijn echter wel voorwaarden. Zo dient de jubelton gebruikt te worden om:

  • een eigen woning te kopen of te verbouwen;
  • de hypotheek of restschulden van de eigen woning af te lossen;
  • de rechten van erfpacht, opstal of beklemming van de eigen woning af te kopen.

Een lager bedrag in 2023

De jubelton bedraagt nu nog € 106.671, maar wordt in 2023 beperkt tot een bedrag van € 28.947. Per 2024 verdwijnt de jubelton helemaal.

Spreid de jubelton

Wilt u nog optimaal profiteren van de fiscale vrijstelling voor een schenking voor de eigen woning? Doe dit dan vóór 1 januari 2023. U hoeft dan niet meteen in 2022 al het volledige bedrag te schenken om optimaal te profiteren. Een schenking van € 1 in 2022 is al voldoende. U kunt het restant schenken in 2023.

Let op! U moet wel zowel in 2022 als in 2023 voldoen aan alle voorwaarden voor de jubelton. Daarnaast moet u ook zowel in 2022 als in 2023 de vrijstelling voor de jubelton aanvragen in de aangifte schenkbelasting voor 2022 en 2023.

Tip! Schenkt u in 2022 nog niet het gehele bedrag van de jubelton, dan kunt u dus in 2023 het restant van de jubelton schenken. Daarnaast kunt u in 2023 ook nog gebruikmaken van de jaarlijkse reguliere vrijstelling voor 2023 (€ 6.035 voor een schenking van ouders aan kinderen en € 2.418 voor een schenking aan anderen).

Voorwaarden

Voor de jubelton geldt een aantal voorwaarden. Zo moet de ontvanger van de schenking tussen de 18 en 40 jaar oud zijn, moet de jubelton gebruikt worden voor de eigen woning en moet u via schriftelijke bewijzen kunnen aantonen dat de schenking is betaald. Een schenking op papier voldoet dus niet.

Tip! Controleer goed of u voldoet aan alle voorwaarden. Onze adviseurs kunnen u daarbij van dienst zijn. Daarmee voorkomt u dat de vrijstelling onverwacht toch niet van toepassing is.

Besteden schenking tot en met 2024

Een voorwaarde voor de jubelton is dat de schenking voor de eigen woning wordt gebruikt. De ontvanger heeft daar enige tijd voor. Als u in 2022 schenkt, kan de ontvanger de schenking nog tot uiterlijk 2024 besteden aan de eigen woning. Dit geldt ook voor een eventuele aanvullende schenking in 2023.

Let op! Deze plannen moeten nog wel door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Oudejaarsborrel of nieuwjaarsborrel?

Nog even en 2022 zit erop. Wellicht leuk om op de jaarwisseling te proosten met uw personeel. Daarbij kan het fiscaal van belang zijn of u kiest voor een oudejaarsborrel of een toost uitbrengt op het nieuwe jaar. Wellicht kiest u zelfs voor beide!

Werkkostenregeling

Feestdagen

De vraag is van belang, omdat een borrel met een hapje die u buiten de deur houdt met uw personeel belast is als loon. Waarschijnlijk wilt u niet dat uw werknemers hiervoor financieel benadeeld worden en brengt u de borrel onder in de werkkostenregeling (WKR). De borrel blijft dan onbelast voor uw werknemers.

Meer vrije ruimte in 2023

Vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in de WKR zijn voor de werknemer onbelast. 

De vrije ruimte in de WKR bedraagt dit jaar (2022) 1,7% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. In 2023 is de WKR ruimer, namelijk 3% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. De vrije ruimte bedraagt volgend jaar dus maximaal € 5.200 meer.

Let op! U betaalt als werkgever 80% belasting over het bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen dat boven de vrije ruimte uitkomt.

Borrelen in 2022 of 2023?

Heeft u dit jaar nog vrije ruimte over, dan is het wellicht logisch nog dit jaar te kiezen voor een oudejaarsborrel buiten de deur en deze onder te brengen in de werkkostenregeling. Over de borrel betaalt u dan geen 80% belasting.

Is uw vrije ruimte al op, dan is het handiger voor een borrel buiten de deur in het nieuwe jaar te kiezen. Als u deze dan onderbrengt in de werkkostenregeling, betaalt u geen belasting als u in 2023 binnen de vrije ruimte blijft. Die is, afhankelijk van uw loonsom, ook voor u waarschijnlijk een stuk ruimer dan dit jaar.

Tip! Een borrel binnenshuis (op kantoor of op de werkplek) is onbelast en komt ook niet ten laste van de vrije ruimte. Proost!

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe normbedragen maaltijden, thuiswerken en reiskosten 2023 bekend

De Belastingdienst heeft de normbedragen bekendgemaakt die in 2023 gelden voor maaltijden, thuiswerken en reiskosten. Deze zijn alle hoger dan in 2022.

Maaltijden

Euro

Voor de waarde van maaltijden in bedrijfskantines of soortgelijke ruimtes of tijdens personeelsfeesten op de bedrijfslocatie, geldt een normbedrag. Dit normbedrag stijgt van € 3,35 in 2022 naar € 3,55 per maaltijd in 2023.

Het normbedrag verminderd met een eventuele bijdrage van uw werknemer is loon voor uw werknemer. U kunt er echter ook voor kiezen om dit loon aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte.

Tip! Bepaalde maaltijden zijn gericht vrijgesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij maaltijden tijdens dienstreizen, bij overwerk of werken op koopavonden. Wilt u deze maaltijden vergoeden, dan kunt u onder voorwaarden de werkelijke kosten vergoeden of aansluiten bij het normbedrag voor maaltijden.

Thuiswerken

Vanaf dit jaar (2022) kunt u voor de extra kosten die verbonden zijn aan thuiswerken, onder voorwaarden, een onbelaste vergoeding geven aan uw werknemer. Deze thuiswerkvergoeding bedraagt in 2022 € 2, maar stijgt in 2023 naar € 2,15 per dag.

Reiskostenvergoeding

Voor de zakelijke reiskilometers (waaronder woon-werkkilometers) die uw werknemer maakt met een eigen vervoermiddel kunt u in 2022 een onbelaste vergoeding geven van € 0,19 per kilometer. Al eerder was bekend dat deze onbelaste vergoeding in 2023 stijgt naar € 0,21 per kilometer.

Let op! De verhoging van de reiskostenvergoeding is onderdeel van het Belastingplan 2023. Dit plan is al wel door de Tweede Kamer aangenomen, maar de Eerste Kamer moet hier medio december 2022 nog over stemmen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoge Raad akkoord met verplichte aangifte loonheffingen via eHerkenning

De Hoge Raad is van mening dat werkgevers voor hun aangiften loonheffingen verplicht kunnen worden gebruik te maken van eHerkenning. Ook het feit dat hieraan kosten verbonden zijn, is in beginsel geen bezwaar.

EHerkenning

Euro

EHerkenning is een veilig, gedigitaliseerd communicatiemiddel waarmee inmiddels met tal van overheidsinstanties gecommuniceerd kan worden. Het gebruik ervan is echter niet kosteloos en moet worden aangeschaft bij een commerciële partij.

Aangifte doen

Het gebruik van eHerkenning is verplicht voor het doen van de aangiften vennootschapsbelasting en loonbelasting alsmede voor de aangifte omzetbelasting door rechtspersonen.

Wettelijke basis?

Volgens een uitspraak van de rechtbank Arnhem zou een wettelijke basis om eHerkenning verplicht te stellen, ontbreken. Volgens de Hoge Raad is die wettelijke basis er echter wel degelijk. 

Kosten niet onevenredig

De Hoge Raad is ook van mening dat het in beginsel geen bezwaar is dat aan een wettelijke administratieve verplichting als het doen van aangifte kosten verbonden zijn. De Hoge Raad merkt hierbij wel op dat deze niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot het na te streven doel. De jaarlijkse kosten van eHerkenning die een belastingplichtige moet maken, bedragen ongeveer € 20 à € 25. De Hoge Raad acht deze kosten voor het doen van de aangifte loonheffingen niet onevenredig en stelt de fiscus ook op dit punt in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Per 2023 energielabel C voor kantoor verplicht

Kantoorpanden moeten vanaf 2023 verplicht geregistreerd zijn met een energielabel van minimaal niveau C. Dit betekent een primair fossiel energiegebruik van maximaal 225 kWh per m2 per jaar. Kantoren die niet aan de eisen voldoen, lopen vanaf 2023 het risico te moeten sluiten als de handhaver dit oplegt. U dient dan, om het pand weer open te kunnen stellen, uw kantoor eerst zodanig energiezuiniger te maken zodat u wel aan de eisen voldoet.

Niet wachten met energiebesparende maatregelen

Energielabel

Het is van belang om niet meer te wachten met onderzoek naar de energiestatus van uw kantoor. Is het energielabel namelijk onvoldoende, dan zult u vóór 2023 nog energiebesparende maatregelen moeten nemen. Omdat u niet de enige bent, verdient het aanbeveling hiermee niet meer te wachten. U loopt anders het risico dat uw kantoor vanaf 2023 niet meer bruikbaar is.

Handhaver

Over het algemeen is de gemeente waar uw kantoorgebouw is gevestigd, de handhaver. De gemeente kan dus optreden bij overtreding van de energielabel C-verplichting.

Uitzonderingen

Op de verplichting om een energielabel van minimaal niveau C te hebben, bestaan de volgende uitzonderingen:

  • De gebruiksoppervlakte van het kantoor, exclusief nevenfuncties, is minder dan de helft van de totale gebruiksoppervlakte van het gebouw. Van een nevenfunctie is sprake als het kantoor bijvoorbeeld ook over een verkoopbalie beschikt.
  • De gebruiksoppervlakte van het kantoor – inclusief nevenfuncties – is minder dan 100 m2.
  • Monumenten; dit betreft rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten.
  • Kantoorgebouwen die ten hoogste twee jaar worden gebruikt.
  • Onteigende kantoorgebouwen of aangekocht in het kader van de Onteigeningswet.
  • Kantoorgebouwen die geen energie gebruiken om het binnenklimaat te regelen.
  • Kantoren waarbij de maatregelen die nodig zijn om energielabel C te realiseren, een terugverdientijd hebben van meer dan tien jaar.

Welk energielabel heeft uw kantoor?

Heeft uw kantoor al een energielabel, dan dient u energiebesparende maatregelen te treffen als het label D, E, F of G is. Heeft uw kantoor energielabel A, B of C, dan voldoet uw kantoor aan de normen. U bent dan dus niet wettelijk verplicht verdergaande energiebesparende maatregelen te nemen. Weet u niet welk energielabel uw kantoor heeft, dan kunt u dit nagaan op de site van de Rijksoverheid.

GIS-viewer

Aanvullend kunt u ook gebruikmaken van de zogenaamde GIS-viewer. Met de GIS-viewer kunt u online bekijken of een kantoorgebouw al een energielabel bezit en welk label dit is.

Energielabel vernieuwd in 2021

De energieprestatie van een gebouw wordt sinds 2021 vastgesteld aan de hand van een nieuwe methode. Deze geeft aan hoe energiezuinig een gebouw is en hoe dit verbeterd kan worden. Het energielabel heeft een lettercategorie van A t/m G. Voor kantoren is het aantal plussen bij de categorie A uitgebreid tot vijf.

Heeft uw kantoor nog geen energielabel?

In dat geval zult u advies moeten inwinnen bij een energieadviseur. Denkt hij dat uw pand energiezuinig is en in aanmerking komt voor een energielabel A, B of C, dan kan hij een labelberekening maken, registreren en afmelden.

Denkt hij dat uw pand in aanmerking komt voor een energielabel D, E, F of G, dan zult u energiebesparende maatregelen moeten treffen. Ook hiervoor kunt u bij een energieadviseur terecht. Hij kan op verzoek een inschatting maken van de benodigde maatregelen en de bijbehorende kosten om het kantoorpand van energielabel A, B of C te voorzien. Voor energiebesparende maatregelen bestaan diverse subsidies. Na uitvoering van de maatregelen kunt u het energielabel aanvragen dat moet voldoen aan de wettelijke eisen.

Let op! Een energielabel is tien jaar geldig. Ook de energielabels van vóór 2021 blijven tien jaar geldig.

Maatwerkadvies

Voor energiebesparende maatregelen kunt u gebruikmaken van een energieprestatieadvies (EPA). Dit is een maatwerkadvies dat inzicht geeft in bouwkundige en installatietechnische verbeteringen. Een EPA-maatwerkadvies moet worden opgesteld door een gecertificeerd adviseur. Een EPA-maatwerkrapport biedt u onder meer:

  • een helder overzicht van de huidige energieprestatie van een gebouw;
  • inzicht in bouwkundige en installatietechnische verbetermaatregelen;
  • inzicht in de kosten, baten en terugverdientijden van deze maatregelen;
  • inzicht in de CO₂-reductie door het uitvoeren van besparingsmaatregelen.

Energie-investeringsaftrek

Investeringen in energiebesparende maatregelen kunnen in aanmerking komen voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Zo komt bijvoorbeeld ook een EPA-advies in aanmerking voor de EIA. Om voor de EIA in aanmerking te komen, moet uw investering op de zogenaamde Energielijst staan. In dat geval komt uw investering in aanmerking voor de EIA, wat betekent dat u 45,5% (2022) van de investering als extra aftrek op de winst in mindering mag brengen.

Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)

U kunt met de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor zakelijke gebruikers uw gebouw verduurzamen. Dat kan met een warmtepomp en een zonneboiler. Voor bedrijven is daarnaast tot en met 31 december 2023 subsidie beschikbaar voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen.

Voorwaarden

Voor de ISDE geldt een aantal voorwaarden. Zo moet u de subsidie aanvragen voordat u de koopovereenkomst sluit. Ook moet u het apparaat in Nederland laten installeren en binnen twaalf maanden nadat u de beslissing over de subsidieaanvraag heeft ontvangen, in gebruik nemen. Ook heeft u bij vaststelling van de subsidie een bewijs nodig dat een bouwinstallatiebedrijf het apparaat heeft geïnstalleerd en u moet hiervan een factuur en betaalbewijs hebben. Ook mag u het apparaat niet binnen een jaar na de datum van de vaststelling van uw subsidie verkopen of verwijderen. U heeft geen recht op subsidie als er al eerder subsidie is verstrekt voor het betreffende apparaat. Ook heeft u geen recht op subsidie als u hiervoor al de Energie-investeringsaftrek (EIA) krijgt.

Ook verplichte energiebesparing?

Verbruikt uw bedrijf per jaar vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m³ aardgas, dan bent u ook verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Dit is de energiebesparingsplicht.

Er bestaat ook een informatieplicht energiebesparing. Dit betekent dat u moet rapporteren welke energiebesparende maatregelen u heeft uitgevoerd. Dat doet u in eLoket van de RVO. Kijk voor meer info op de site: www.rvo.nl.

Let op! Vanwege de huidige hoge energieprijzen heeft de overheid tal van maatregelen genomen om onder meer het mkb hierin te ontzien. Zie voor een overzicht onder andere www.ondernemersplein.kvk.nl/hoge-energieprijzen-wat-kunt-u-doen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Normbedrag gebruikelijk loon dga naar € 51.000

Het normbedrag van het gebruikelijk loon voor de dga bedraagt vanaf 2023 € 51.000. Daarnaast verdwijnt de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling. Deze twee aanpassingen betekenen dat het voor de dga verstandig is om te beoordelen of zijn loon mogelijk moet worden aangepast.

Berekening gebruikelijk loon 2023

Betalen

Een aandeelhouder met een aanmerkelijk belang die ook werkzaamheden verricht voor de bv (waaronder de dga) moet een gebruikelijk loon ontvangen. Het gebruikelijk loon bedraagt in 2023 het hoogste bedrag van de volgende bedragen:

  • het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, of
  • het loon van de meest verdienende werknemer van de bv, of
  • € 51.000.

Tip! Onder bepaalde voorwaarden kan het gebruikelijk loon lager zijn. De bewijslast hiervan ligt wel bij uw bv.

Verdwijnen doelmatigheidsmarge

In het Belastingplan 2023 is het verdwijnen van de doelmatigheidsmarge opgenomen. Waar u in 2022 nog rekening mag houden met 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, wordt dit vanaf 2023 100% van dat loon. Deze wijziging, tezamen met de verhoging van het normbedrag van € 48.000 in 2022 naar € 51.000 in 2023, kan betekenen dat uw loon omhoog moet om nog gebruikelijk te zijn.

Let op! De Tweede Kamer gaat al akkoord met de verdwijning van de doelmatigheidsmarge. De Eerste Kamer stemt hierover medio december 2022.

Voorbeeld verhoging gebruikelijk loon

Stel: in 2022 en 2023 bedraagt het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking € 62.000 en het loon van de meest verdienende werknemer € 47.000. Het gebruikelijk loon in 2022 bedraagt dan € 48.000 (het hoogste bedrag van 75% van € 62.000 = € 46.500, € 47.000 en € 48.000). Het gebruikelijk loon in 2023 bedraagt echter € 62.000 (het hoogste bedrag van € 62.000, € 47.000 en € 51.000). Uw gebruikelijk loon stijgt dan dus met € 14.000!

Let op! De hoogte van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking zal mogelijk tot meer discussie kunnen leiden met de Belastingdienst. Waar tot 2022 nog een discussiemarge bestond van 25%, is deze vanaf 2023 namelijk volledig verdwenen.

Onderdelen gebruikelijk loon

Het gebruikelijk loon omvat behalve het reguliere loon in geld, ook loon in natura en de bijtelling van de auto vanwege privégebruik. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die onder de werkkostenregeling als eindheffingsloon zijn aangewezen kunnen meetellen, mits zij individualiseerbaar zijn.

Tip! Het reguliere loon van de dga uit het eerdere voorbeeld kan in 2023 lager zijn dan € 62.000. Stel dat de dga bijvoorbeeld een bijtelling heeft voor een terbeschikkinggestelde auto van € 12.000 en vergoedingen onder de werkkostenregeling die als eindheffingsloon zijn aangewezen in de vrije ruimte ter grootte van € 2.400, dan hoeft het reguliere loon maar € 47.600 te bedragen in plaats van € 62.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bestelauto 2022

Een bestelauto is voor veel ondernemers een onmisbaar bedrijfsmiddel. Voor een bestelauto geldt een flink aantal specifieke fiscale regelingen. Deze zijn er veelal op gericht het zakelijk gebruik van een bestelauto slechts beperkt te belasten. Daarbij gelden wel een aantal voorwaarden. Ook zijn er al tal van specifieke regelingen voor de elektrische bestelauto.

In deze advieswijzer:

  • Wat valt onder de definitie bestelauto?
  • Aanschaf: welke regelingen zijn er?
  • Bijtelling: wat zijn de voorwaarden?
  • Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)
  • Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Wat valt onder de definitie bestelauto?

Bezorger

Niet elke auto die gebruikt wordt voor vervoer van goederen wordt fiscaal als een bestelauto aangemerkt. Er zijn verschillende soorten bestelauto’s, zoals met open laadbak, een verhoogd dak of dubbele cabine. Voor iedere soort bestelauto gelden andere inrichtingseisen. Zo mogen in het ene geval wel zijruiten aanwezig zijn, maar in het andere weer niet. Voor een gedetailleerd overzicht van alle inrichtingseisen per soort bestelauto, check de site van de Belastingdienst.

Let op! Voldoet uw bestelauto niet aan deze eisen, dan zijn ook de fiscale faciliteiten voor een bestelauto niet van toepassing.

Aanschaf: welke regelingen zijn er?

Bij de aanschaf van een nieuwe (elektrische) bestelauto en voor het oplaadstation van de elektrische of waterstofvariant kunt u mogelijk gebruikmaken van diverse fiscale regelingen. Dit zijn de KIA, MIA en de SEPA.

KIA

Voor een bestelauto die tot het ondernemingsvermogen behoort, heeft u bij aanschaf recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Het bedrag van de KIA kunt u in mindering op de winst brengen. De KIA is zowel op nieuwe als op gebruikte bestelauto’s van toepassing. De omvang van de KIA is afhankelijk van uw totale bedrag aan investeringen in een jaar en bedraagt maximaal 28% van het investeringsbedrag. Investeert u € 2.400 of minder of meer dan € 332.994 (2022), dan heeft u geen recht op de KIA.

MIA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto heeft u in 2022 bovendien recht op 45% milieu-investeringsaftrek (MIA). Het bedrag van de MIA kunt u in mindering brengen op de winst. Het bedrijfsmiddel komt echter voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 11.000 in aanmerking voor de MIA. Voor een elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus MIA over € 39.000. Voor een bestelauto op waterstof heeft u ook recht op 45% MIA. U hoeft hierbij geen rekening te houden met een drempel, maar krijgt de MIA over een investeringsbedrag van maximaal € 125.000.

Oplaadstation

Ook voor het oplaadstation van uw elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto die op uw eigen bedrijfsterrein staat, geldt in 2022 de MIA. Het aftrekpercentage voor het oplaadstation bedraagt 45%. Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA, tenzij deze samen met de elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto worden aangemeld.

Let op! Een laadpaal bij de woning kwalificeert niet, omdat dit geen bedrijfsterrein is.

SEBA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto kunt u ook nog gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Het budget voor de subsidie is voor dit jaar uitgeput, maar u kunt vanaf 8 januari 2023 weer nieuwe verzoeken voor subsidie indienen. De regeling geldt alleen voor bedrijfsauto’s in de voertuigcategorie N1 (met maximumgewicht van 3.500 kg) of N2 (met een maximumgewicht van 4.250 kg) die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen. De subsidie bedraagt 10% van de netto catalogusprijs bij de voertuigcategorie N1. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw. Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage 12. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto. De netto catalogusprijs bij voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij voertuigcategorie N2 moet € 20.000 of hoger zijn. Verder geldt alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. U vraagt de subsidie aan via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO).

Let op! Op het moment dat u de aanvraag voor deze subsidie indient, mag de bestelauto nog niet op uw naam staan. Sterker nog, de koop- of leaseovereenkomst mag nog niet definitief zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. Dien de aanvraag dus in zolang het koopproces zich nog in de offertefase bevindt.

Bijtelling: wat zijn de regels?

Wanneer geen bijtelling?

Als een bestelauto ter beschikking wordt gesteld, krijgt men in beginsel met de bijtelling te maken. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting vindt die bijtelling plaats via de aangifte inkomstenbelasting. Voor werknemers, waaronder dga’s, vindt dit plaats via de loonadministratie en aangifte loonheffing. Voor bestelauto’s is de bijtelling in onderstaande situaties echter niet van toepassing:

– Privégebruik maximaal 500 km

De bijtelling blijft achterwege als bewezen kan worden dat met de bestelauto in het jaar niet meer dan 500 km privé is gereden. Een rittenregistratie is niet verplicht, maar omdat bewezen moet worden dat de bestelauto niet meer dan 500 km privé is gebruikt, is hieraan vrijwel niet te ontkomen.

Voor werknemers is het mogelijk hiervoor een ‘verklaring geen privégebruik’ aan te vragen. Als u als werkgever deze verklaring heeft en er geen indicaties zijn dat de werknemer zich er niet aan houdt, hoeft u in de loonadministratie geen rekening te houden met de bijtelling. Eventuele controles vinden plaats bij de werknemer. Ook een eventuele correctie wordt bij de werknemer neergelegd.

Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is het niet mogelijk een dergelijke verklaring aan te vragen.

– Uitsluitend geschikt voor goederenvervoer

Voor de bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer, is de bijtelling ook niet van toepassing. Hiervan is onder andere sprake als de bestelauto te smerig is om privé te worden gebruikt, zoals de klusjesauto van een garage waarbij de bekleding besmeurd is met olie. Ook de bestelauto die beschikt over slechts één zitplaats en waarbij de eventuele bevestigingspunten voor de overige zitplaatsen zijn verwijderd of dichtgelast, wordt geacht uitsluitend geschikt te zijn voor goederenvervoer. Bezit de bestelauto wel een tweede zitplaats, dan is deze toch uitsluitend geschikt voor goederenvervoer als de bijrijder nodig is voor het laden en lossen van de bestelauto. Onder omstandigheden kunnen ook andere bestelauto’s als uitsluitend geschikt voor goederenvervoer worden aangemerkt. Zo is door de rechter in het verleden een bestelauto als zodanig aangemerkt die in de laadruimte was voorzien van stellages voor het vervoer van planten. Overleg bij twijfel met uw inspecteur. Als bestelauto’s die uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer privé worden gebruikt, moet het privévoordeel tot het loon worden gerekend. U kunt hiervoor uitgaan van de kilometerkostprijs vermenigvuldigd met het aantal privékilometers.

– Uitsluitend zakelijk gebruik

Als een bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, blijft de bijtelling achterwege. Er moet dan een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ worden ingeleverd bij de Belastingdienst. U hoeft geen rittenregistratie bij te houden. De Belastingdienst controleert fysiek of u de bestelauto inderdaad in het geheel niet privé gebruikt. Vermoedt de Belastingdienst tijdens een controle dat u de bestelauto toch privé gebruikt, dan kan men u vragen waar u de bestelauto op dat moment zakelijk voor gebruikte. Kunt u niet aannemelijk maken dat u de bestelauto zakelijk gebruikte, dan kan men u een naheffing of navordering met boete opleggen.

Let op: Bij gebruik van een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ mag u de bestelauto helemaal niet privé gebruiken. Dus ook niet om bijvoorbeeld op de terugweg van uw werk naar huis uw kind bij de kinderopvang op te halen. De grens van 500 km is hierbij dus niet van toepassing.

Deze verklaring kan zowel door werknemers als door de ondernemer in de inkomstenbelasting worden aangevraagd.

Ook in onderstaande situaties is de bijtelling voor een bestelauto niet van toepassing. Deze situaties zijn in principe niet van toepassing op de ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga.

– Privégebruik verboden

Is privégebruik van de bestelauto verboden, dan blijft de bijtelling achterwege op voorwaarde dat u als werkgever controleert dat de bestelauto daadwerkelijk niet privé wordt gebruikt. Gebeurt dit toch, dan moet er – naast het alsnog betalen van de bijtelling – een aanzienlijke sanctie voor de werknemer volgen. De afspraak dat de bestelauto niet privé mag worden gebruikt en de sancties wanneer dit toch gebeurt, moeten schriftelijk worden vastgelegd. Voor de dga geldt de optie alleen als er sprake is van een reëel verbod. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake als de dga zelf de controle uitoefent. 

– Privégebruik onmogelijk

Als privégebruik van de bestelauto onmogelijk is, blijft de bijtelling eveneens achterwege. Dit is bijvoorbeeld het geval als de sleutels van de auto ’s avonds moeten worden ingeleverd of als de bestelauto’s ’s avonds op een afgesloten terrein worden gestald. 

– Doorlopend afwisselend gebruik

Als een bestelauto doorlopend afwisselend door verschillende personeelsleden wordt gebruikt, is de bijtelling niet van toepassing als hierdoor het privégebruik moeilijk kan worden vastgesteld. Dit is niet het geval als een bestelauto bijvoorbeeld door twee werknemers om de week privé wordt gebruikt. Het privégebruik is dan immers niet moeilijk vast te stellen. Bij doorlopend afwisselend gebruik moet de werkgever in plaats van de bijtelling per bestelauto een bedrag van € 300 aan belasting betalen via de eindheffing. Het doorlopend afwisselende gebruik moet dan wel door de aard van het werk worden opgeroepen.

Toch bijtelling?

Is een van hiervoor genoemde voorwaarden niet van toepassing op uw situatie? Dan valt uw bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De IB-ondernemer

Heeft u als ondernemer een bestelauto tot uw beschikking die tot uw ondernemingsvermogen behoort, dan valt deze bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De bijtelling is het bedrag dat vanwege het privégebruik niet aftrekbaar is van de winst. Dit bedrag kan niet negatief worden, oftewel: de bijtelling kan nooit meer zijn dan de werkelijke autokosten (inclusief afschrijving).

Werknemers en de dga

Bij werknemers en dga’s aan wie een bestelauto ter beschikking is gesteld, wordt de bijtelling als loon aangemerkt. De werkgever is verplicht hierover loonheffing in te houden. 

Hoeveel bijtelling?

De bijtelling bedraagt een percentage van de cataloguswaarde dat afhankelijk is van het jaar waarin de auto voor het eerst op kenteken is gesteld. Dit percentage blijft 60 maanden van kracht. Daarna wordt het percentage bepaald op basis van de dan geldende wetgeving. De bijtelling bedraagt 22% voor auto’s die in 2022 voor het eerst op kenteken zijn gezet en voor bestelauto’s die niet volledig elektrisch zijn of op waterstof rijden. Voor volledig elektrische bestelauto’s bedraagt de bijtelling in 2022 16% van de cataloguswaarde tot maximaal € 35.000 en 22% over het meerdere van de cataloguswaarde. In 2023 geldt het percentage van 16% nog maar over een cataloguswaarde van maximaal € 30.000. Voor bestelauto’s op waterstof geldt de bijtelling van 16% in 2022 en 2023 over de gehele cataloguswaarde.

Voorbeeld:
Aan werknemer A is een niet-elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die in 2022 voor het eerst op kenteken is gezet. Aan werknemer B is een elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die ook in 2022 voor het eerst op kenteken is gezet.

Bijtelling werknemer A: € 50.000 x 22% = € 11.000.
Bijtelling werknemer B: € 35.000 x 16% + € 15.000 x 22% = € 5.600 + € 3.300 = € 8.900.

Worden dezelfde bestelauto’s in 2023 voor het eerst op kenteken gezet, dan levert dit de volgende bijtellingen op:

Bijtelling werknemer A: € 50.000 x 22% = € 11.000
Bijtelling werknemer B: € 30.000 x 16% + € 20.000 x 22% = € 4.800 + € 4.400 = € 9.200.

Vereenvoudigde rittenregistratie

Als de werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag heeft met de bestelauto van de zaak, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve last zijn voor werkgever en werknemer. In dit geval mag de werknemer om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever. De werkgever moet dan wel schriftelijk met de werknemer hebben afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, dat privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie bewaart. U kunt voor een vereenvoudigde rittenregistratie desgewenst gebruikmaken van bijgevoegde voorbeeldafspraak.

Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)

Bij aanschaf van een nieuwe auto, bestelauto of motorfiets betaalt u bpm. U betaalt ook bpm als u een dergelijk voertuig importeert. De bpm wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot en de netto catalogusprijs. Voor voertuigen zonder CO2-uitstoot betaalt u geen bpm. Als ondernemer kunt u onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vrijstelling van bpm bij aanschaf van een bestelauto. De belangrijkste voorwaarde voor de vrijstelling is dat u de bestelauto voor meer dan 10% gebruikt in het kader van uw onderneming. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist. 

Let op! In het Belastingplan 2023 is voorgesteld de vrijstelling van bpm op (niet volledig emissieloze) bestelauto’s voor ondernemers per 2025 af te schaffen. Het tarief van de bpm gaat vanaf 2025 € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot bedragen. Bestelauto’s zonder CO2-uitstoot betalen dus ook vanaf 2025 nog steeds geen bpm. Het voorstel moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

Tip! Was u van plan op korte termijn een bestelauto aan te schaffen die CO2 uitstoot, doe dit dan bij voorkeur nog vóór 2025.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Als u in Nederland met een voertuig gebruikmaakt van de openbare weg, bent u in beginsel motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Hoeveel mrb u voor een bestelauto moet betalen, hangt af van het gewicht, de brandstof en hoe milieuvervuilend het motorrijtuig is. Voor ondernemers geldt onder voorwaarden een lager mrb-tarief. De belangrijkste voorwaarde is dat u de bestelauto meer dan 10% in het kader van uw onderneming gebruikt. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Wat scheelt dat nu?
Stel dat u in een bestelauto rijdt met dieselmotor, met een gewicht van 1.300 kilo. Bent u particulier, dan betaalt u € 289 mrb per kwartaal. Bent u ondernemer, dan betaalt u slechts € 95 per kwartaal.

Vragen?

Heeft u vragen over deze advieswijzer? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belasting over broodfonds

Een broodfonds is een particulier initiatief van zelfstandig ondernemers om bij langdurige ziekte elkaar financieel te ondersteunen. Over de vraag of een deelnemer aan een broodfonds belasting verschuldigd is, is meer duidelijkheid verstrekt.

Broodfonds

Portemonnee

Grofweg werkt een broodfonds als volgt. De deelnemende ondernemer legt maandelijks een bedrag in. Daarnaast betaalt de deelnemer eenmalig inschrijfkosten en een maandelijkse contributie.

Als een ondernemer ziek wordt, krijgt deze – over het algemeen na een wachttijd van een maand –gedurende maximaal twee jaar schenkingen van de andere aangesloten ondernemers. Het bedrag van de schenking is afhankelijk van de maandelijkse inleg van de ondernemer.

Inkomstenbelasting box 1: uitkeringen uit en betalingen aan broodfonds

Als een ondernemer schenkingen uit een broodfonds ontvangt vanwege zijn ziekte, zijn deze volgens de Belastingdienst niet belast in box 1. De bedragen die de ondernemer maandelijks inlegt, zijn daarentegen ook niet aftrekbaar in box 1.

Inkomstenbelasting box 3: aandeel in broodfonds

Het aandeel van de ondernemer in het broodfonds moet volgens de Belastingdienst voor box 3 gewaardeerd worden op het saldo van de ingelegde bedragen, verminderd met de contributie en de gedane uitkeringen.

Tip! Het recht op een ingegane uitkering, maar ook het recht op een niet-ingegane uitkering, heeft een waarde die eigenlijk in box 3 opgegeven zou moeten worden. Uit praktisch oogpunt geeft de Belastingdienst aan dat deze waarde op nihil kan worden gesteld. De waarde van een verplichting om uitkeringen te doen, wordt voor box 3 echter ook niet in aanmerking genomen.

Schenkbelasting

De Belastingdienst geeft aan dat bij deelname aan een broodfonds geen schenkbelasting verschuldigd is, omdat sprake is van een kansovereenkomst. De Belastingdienst merkt daarbij wel op dat bij afwijkende regels in een broodfonds de beoordeling mogelijk anders kan zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer bijtelling voor duurdere elektrische auto

Voor een elektrische auto met een catalogusprijs van € 30.000 of meer gaat vanaf 2023 een hogere bijtelling gelden. Dit komt omdat de lage bijtelling van 16% nog maar gaat gelden tot een catalogusprijs van € 30.000 in plaats van € 35.000 nu. Over het meerdere wordt de bijtelling 22%.

Maximale verhoging € 300

Auto

De hogere bijtelling kan een automobilist maximaal € 300 extra aan bijtelling kosten. Over maximaal € 5.000 extra cataloguswaarde wordt de bijtelling immers 6% hoger. Over deze € 300 moet de belastingplichtige extra belasting betalen. Hoeveel dit is, hangt af van zijn belastingtarief.

Let op bij elektrische auto’s ouder dan vijf jaar

De verhoging gaat ook de automobilist geld kosten met een elektrische auto die ouder is dan vijf jaar. De oorspronkelijke bijtelling bij aankoop van de auto geldt namelijk maar voor vijf jaar. Daarna gaat de bijtelling gelden die op dat moment van toepassing is. Zo gaan auto’s die in 2018 voor het eerst op kenteken zijn gezet, in de loop van 2023 met de hogere bijtelling van 16% over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde en 22% over het meerdere te maken krijgen. Voor een elektrische auto van vóór 2017 wordt over de eerste € 30.000 zelfs 19% bijtelling betaald en over het meerdere 25% (tenzij de elektrische auto ouder is dan 15 jaar).

Zonnecel- en waterstofauto blijven buiten schot

De verhoging van de bijtelling geldt niet voor auto’s die rijden op waterstof of op zonnecellen. Voor deze auto’s blijft de bijtelling 16% over de gehele catalogusprijs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer bijtelling voor nieuwe duurdere elektrische auto

Voor een nieuwe elektrische auto met een catalogusprijs van € 30.000 of meer gaat vanaf 2023 een hogere bijtelling gelden. Dit komt omdat de lage bijtelling van 16% nog maar gaat gelden tot een catalogusprijs van € 30.000 in plaats van € 35.000 nu. Over het meerdere wordt de bijtelling 22%.

Maximale verhoging € 300

Auto

De hogere bijtelling kan een automobilist die een nieuwe elektrische auto gaat rijden in 2023 maximaal € 300 extra aan bijtelling kosten. Over maximaal € 5.000 extra cataloguswaarde wordt de bijtelling immers 6% hoger. Over deze € 300 moet de belastingplichtige belasting betalen. Hoeveel dit is, hangt af van zijn belastingtarief.

Let op bij elektrische auto’s ouder dan vijf jaar

De verhoging gaat ook de automobilist geld kosten met een elektrische auto die nu al ouder is dan vijf jaar of dat in 2023 wordt. De oorspronkelijke bijtelling bij aankoop van de auto geldt namelijk maar voor vijf jaar. Daarna gaat de bijtelling gelden die op dat moment van toepassing is. Zo gaan auto’s die in 2018 voor het eerst op kenteken zijn gezet, in de loop van 2023 met de hogere bijtelling van 16% over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde en 22% over het meerdere te maken krijgen. Voor een elektrische auto van vóór 2017 wordt over de eerste € 30.000 zelfs 19% bijtelling betaald en over het meerdere 25%.

Let op! Voor auto’s die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen gelden andere regels. De bijtelling van die auto’s is gebaseerd op 35% van de waarde in het economische verkeer van die auto. Heeft die auto een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer dan geldt in 2023 een bijtelling van 29% over de eerste € 30.000 waarde in het economische verkeer en 35% van de waarde daarboven.

Zonnecel- en waterstofauto blijven buiten schot

De verhoging van de bijtelling geldt niet voor auto’s die rijden op waterstof of op zonnecellen. Voor deze auto’s blijft de bijtelling 16% over de gehele catalogusprijs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Strengere voorwaarden STAP-subsidie

De voorwaarden voor de zogenaamde STAP-subsidie worden aangescherpt. Op deze manier moet misbruik en oneigenlijk gebruik ervan zoveel mogelijk worden voorkomen.

STAP-subsidie

Mobiel

De subsidie STAP (Stimulans Arbeidsmarkt Positie) is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Deze subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per kalenderjaar en kan worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen. Een STAP-subsidie aanvragen kan alleen voor scholingsactiviteiten die in het scholingsregister staan.

Strengere controle scholingsregister

Inmiddels is gebleken dat ook opleidingen die niet arbeidsmarktgericht zijn, toch in het scholingsregister terecht zijn gekomen. Ook houden sommige opleiders zich niet aan de subsidievoorwaarden. Daarom wordt de controle hierop versterkt.

Online opleidingen te populair

Vooral online opleidingen zijn populair. Opleidingsinstituten blijken hiervoor nu vaak reclame te maken omdat de extra kosten per deelnemer beperkt zijn. Daarom is besloten per 2023 het aantal toekenningen per opleiding te limiteren.

Meer cruciale beroepen

Verder zal het opleidingsaanbod worden uitgebreid, zodat meer verschillende type opleiders, waaronder kleine opleiders, toegang krijgen tot het scholingsregister. Ook zullen meerjarige opleidingen via STAP mogelijk worden. Verder wil men mensen stimuleren te kiezen voor scholing in maatschappelijk cruciale sectoren zoals zorg, onderwijs, ICT en techniek.

Aanvraagproces flexibiliseren

Een andere wijziging heeft betrekking op het aanvraagproces. Dit wordt flexibeler, met als uitgangspunt dat aanvragen altijd kunnen worden ingediend. Dit moet wachtrijen voorkomen. Zover is het echter nog niet.

Let op! Vanaf maandag 2 januari 2023 10.00 uur kunt u de eerste STAP-subsidie voor 2023 aanvragen bij het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verzoek vóór 16 december om verrekening loonheffing met btw

Als u een teruggave van btw verwacht over november 2022, dan bestaat de mogelijkheid om deze btw-teruggaaf te laten verrekenen met uw aangifte loonheffingen over november 2022 of de 12e vierwekenperiode. De Belastingdienst verzoekt u om vóór 16 december 2022 een verzoek hiervoor in te dienen.

Verrekening loonheffingen met teruggaaf btw

Rekenmachine

Een verzoek om verrekening van loonheffingen met teruggaaf btw is mogelijk als het aangiftetijdvak van de aangifte loonheffingen eindigt in dezelfde maand als het aangiftetijdvak van de aangifte btw. Zo kan bijvoorbeeld de aangifte loonheffingen september verrekend worden met een teruggaaf btw over de maand september of het 3e kwartaal.

Voorwaarden verrekening

Om in aanmerking te komen voor verrekening van de loonheffingen met de teruggaaf btw moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • u doet uw aangifte loonheffingen op tijd, en
  • u heeft geen andere openstaande belastingschulden.

Termijn indiening verzoek

U moet het verzoek om verrekening uiterlijk op de uiterste aangiftedatum van uw aangifte loonheffingen doen. Voor verrekening van een btw-teruggave over november 2022 met de aangifte loonheffingen november 2022 of de 12e vierwekenperiode verzoekt de Belastingdienst u dit verzoek echter vóór 16 december te doen. De Belastingdienst kan het verzoek dan namelijk sneller verwerken.

Let op! Als u een verzoek tot verrekening indient, krijgt u uitstel van betaling voor de aangifte loonheffingen tot het moment van verrekening. Is de teruggaaf btw lager dan de aangifte loonheffingen, betaal dan het verschil wel op tijd. Voor dit verschil krijgt u namelijk geen uitstel van betaling.

Formulier

Dien u uw verzoek om verrekening in met het Formulier Verzoek Loonheffingen Verrekening met teruggaaf btw. Als u dit formulier gebruikt kan de Belastingdienst uw verzoek namelijk veel sneller afhandelen dan wanneer u een verzoek per brief indient.

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline vaststelling NOW5 verlengd

Werkgevers krijgen langer de tijd om de definitieve vaststelling van de NOW5, dus over de vijfde periode, aan te vragen. De termijn hiervoor is verlengd van 22 februari 2023 naar 2 juni 2023.

NOW

Euro

De NOW was een financiële tegemoetkoming voor de loonkosten van ondernemingen die vanwege de coronacrisis met een aanzienlijke omzetdaling werden geconfronteerd. De NOW werd in eerste instantie uitgekeerd als voorschot op basis van een geschat omzetverlies. Pas als het werkelijke omzetverlies bekend is, ontvangt de ondernemer de definitieve tegemoetkoming. Hiertoe moet het definitieve omzetverlies worden vastgesteld.

NOW5

De vijfde NOW-periode heeft betrekking op aanvragen van de NOW in de periode april tot en met  juni 2021. Aanvragen hiervoor konden worden ingediend van 6 mei tot en met 30 juni 2021.

Gelijk met NOW6

De deadline om de NOW5 definitief vast te stellen, is nu gelijk getrokken met die voor de zesde NOW. De NOW6 kon worden aangevraagd voor de periode juli tot en met september 2021. 

Het voordeel van het gelijktrekken van de uiterste vaststellingsdatum van NOW5 en NOW6 is dat accountants op basis van het gecombineerde accountantsprotocol bepaalde controlewerkzaamheden met betrekking tot de omzet kunnen combineren.

Let op! U dient dus de definitieve vaststelling van NOW5 én NOW6 uiterlijk op 2 juni 2023 in te dienen bij het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onderzoeksrapport rekeningrijden naar Tweede Kamer

Het kabinet wil per 2030 de huidige motorrijtuigenbelasting (mrb) vervangen door een vorm van rekeningrijden dan wel kilometerheffing, ofwel Betalen naar Gebruik (BnG). Onlangs is een hiertoe opgesteld onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer gestuurd. Wat zijn de uitkomsten?

Varianten

File

Het rapport heeft verschillende varianten van BnG onderzocht. Er is gewerkt met drie hoofdvarianten. In de eerste is een gelijk tarief voor alle voertuigen gehanteerd, in de tweede wordt voor het tarief onderscheid gemaakt naar gewicht en gebruikte brandstof, terwijl in de derde variant het tarief afhankelijk is van de CO2-uitstoot. Ook is een aantal subvarianten onderzocht, waarbij bijvoorbeeld over de eerste 3.000 km een nihiltarief wordt gehanteerd.

Bestelauto’s

Alle varianten zijn qua uitwerking gelijk voor personen- en bestelauto’s. Wel is er gewerkt met aparte tarieven voor beide soorten. Zo is er in de varianten die budgetneutraal uitwerken geen verschuiving gerealiseerd in opbrengsten tussen personen- en bestelauto’s.

Effecten

In het rapport zijn ook de te verwachten effecten vermeld. Zo zullen er naar verwachting minder kilometers worden gereden en zal daardoor ook de uitstoot door auto’s afnemen. Het totale aantal auto’s zal naar verwachting toenemen, zo wordt in het rapport aangegeven.

Overleg met belangenorganisaties

Het kabinet gaat met belangenorganisaties in overleg over de voornemens. Bij dit overleg zal ook het aan de Kamer gestuurde rapport worden gebruikt. In het voorjaar van 2023 staat verdere behandeling met de Tweede Kamer op de planning.

Alles nalezen?

Het volledige rapport is hier na te lezen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inhouding minimumloon Zorgverzekeringswet 2023

De nominale premie voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) mag u als werkgever uit naam van een werknemer rechtstreeks overmaken naar de zorgverzekeraar. U mag daarvoor in 2023 maximaal € 1.649 inhouden op het minimumloon.

Minimaal minimumloon overmaken aan werknemer

Medisch

U kunt geen inhoudingen op het loon doen als de werknemer daardoor minder dan het minimumloon overhoudt. U moet minimaal het wettelijk minimumloon overmaken aan uw werknemer. Een uitzondering is als uw werknemer u een schriftelijke volmacht verleent om in zijn naam betalingen te verrichten aan de zorgverzekeraar voor de nominale premie (verschuldigde premie voor een zorgverzekering) en de premie voor het herverzekeren van het eigen risico (verschuldigde premie voor een verzekering ter afdekking van het verplichte eigen risico). 

Maximum voor inhouding op minimumloon

Er geldt een maximum aan hoeveel u als werkgever op het minimumloon mag inhouden. Volgens de Regeling geraamde gemiddelde nominale premie 2023 bedraagt de nominale premie € 1.649 per jaar (2023). U mag per maand maximaal 1/12e deel van de gemiddelde nominale premie in mindering brengen op het minimumloon om te betalen aan de zorgverzekeraar. Dat is afgerond € 137,42 per maand. 

Nominale premie Zvw versus inkomensafhankelijke bijdrage Zvw

De nominale premie voor de Zvw is iets anders dan de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Deze heffing wordt door u als werkgever ingehouden op het loon van de werknemer. 

Percentages 2023 inkomensafhankelijke bijdrage Zvw

Ook voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw zijn de percentages voor 2023 vastgesteld. Het hoge percentage daalt van 6,75 in 2022 naar 6,68 in 2023. Dat betreft de werkgeversheffing. Voor de eigen bijdrage van de werknemer daalt het percentage van 5,50 in 2022 naar 5,43 in 2023.

Maximumbijdrageloon in 2023 

Het maximumbedrag (maximumbijdrageloon) dat wordt gehanteerd bij het berekenen van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw is in 2023 € 66.956 op jaarbasis. In 2022 was dat nog € 59.706.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vier uw sinterklaasfeest fiscaal vriendelijk

Sinterklaas is weer in het land! Dit is voor veel werkgevers aanleiding om een leuk feest voor de werknemers, hun partners en kroost te organiseren. Hoe regelt u dit zo fiscaal vriendelijk mogelijk?

Waar is het feest?

Sinterklaas

Een belangrijke vraag hierbij is waar u het feest organiseert. Is dit bij u op de werkplek? Dan is dit fiscaal het voordeligst. De inhuur van sint en zijn pieten is dan namelijk belastingvrij, net zoals de versnaperingen zoals een stuk banketletter, koffie, thee en strooigoed dat zijn.

Ruim begrip

De ‘werkplek’ is overigens een ruim begrip en niet beperkt tot de plek waar daadwerkelijk gewerkt wordt. Zo behoren bijvoorbeeld ook uw kantine, uw magazijn en uw privéparkeerterrein tot de werkplek. 

Buiten de deur

Organiseert u het sinterklaasfeest buiten de deur, bijvoorbeeld in een zalencentrum, dan is het feest fiscaal belast. De kosten per deelnemer moet u dan in beginsel tot het loon van de betreffende werknemers rekenen. Komen er dus bijvoorbeeld 25 werknemers met partner en in totaal 50 kinderen, dan wordt iedere werknemer voor zijn aandeel van de kosten belast. In dit voorbeeld dus 1/100 maal het aantal deelnemers.

Let op! Een cadeautje voor de kids is niet vrijgesteld en moet u dus altijd tot het loon rekenen, ook als u het feest op de werkplek organiseert.

Werkkostenregeling

U wilt uw werknemers waarschijnlijk niet voor het feestje belasten. In dat geval kunt u de kosten het beste onderbrengen in de werkkostenregeling. Het feest inclusief cadeautje blijft voor de werknemers dan onbelast. U betaalt als werkgever alleen 80% belasting als u dit jaar met al uw vergoedingen en verstrekkingen boven de vrije ruimte uitkomt. De vrije ruimte bedraagt in 2022 1,7% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

Terugdraaien anoniementarief vanaf 2023 toegestaan

U moet als werkgever het anoniementarief van 52% toepassen als een werknemer geen volledige of juiste gegevens aan u verstrekt. Vanaf 2023 mag u dit tarief terugdraaien met terugwerkende kracht.

Anoniementarief

Laptop

Vóór de eerste werkdag of op de eerste werkdag vóór aanvang van de werkzaamheden, moet een werknemer u onder meer de volgende gegevens verstrekken: naam, adres, woonplaats en BSN. Verstrekt een werknemer deze gegevens niet volledig of niet juist, dan past u in plaats van het regulier tarief het anoniementarief van 52% toe. Dit doet u ook als de werknemer geen geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning heeft.

Let op! U past dan niet alleen het 52% tarief toe, maar u houdt ook geen rekening met loonheffingskorting, het maximumpremieloon voor de premies werknemersverzekeringen en het maximumbijdrageloon voor de Zvw.

Geen terugwerkende kracht tot en met 2022

Verstrekt een werknemer alsnog de volledige/juiste gegevens aan u, dan mag u vanaf dat moment het reguliere tarief toepassen. U kunt vanaf dat moment ook rekening houden met de loonheffingskorting en het maximumpremieloon voor werknemersverzekeringen en het maximumbijdrageloon voor de Zvw.

Tot en met 2022 mag u niet met terugwerkende kracht alsnog het reguliere tarief toepassen en daarmee het anoniementarief ongedaan maken.

Tip! De werknemer kan de teveel betaalde belasting wel terugvragen via de aangifte inkomstenbelasting.

Tip! Doordat u van het moment dat u het anoniementarief niet meer hoeft toe te passen en ook rekening mag houden met het maximumpremieloon en het maximumbijdrageloon, kunnen de premies werknemersverzekeringen en Zvw lager en soms zelfs negatief worden.

Terugwerkende kracht vanaf 2023

Vanaf 2023 mag u wel met terugwerkende kracht alsnog het reguliere tarief toepassen. U moet dan correcties van de eerdere aangiften inzenden.

Let op! De terugwerkende kracht is alleen mogelijk in hetzelfde jaar.

Voorbeeld

Komt een werknemer bijvoorbeeld op 1 maart in dienst, maar verstrekt hij pas begin september de volledige/juiste gegevens? Dan past u in eerste instantie het anoniementarief van 52% toe. Bij de aangifte voor het tijdvak september kunt u dan correcties verzenden voor de tijdvakken maart tot en met augustus. Het verschil in loonbelasting kunt u netto aan de werknemer betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste vrijwilligersvergoeding naar € 1.900 in 2023

De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding gaat per 1 januari 2023 omhoog naar € 1.900 per jaar. Deze bedraagt nu nog € 1.800.

Jaarlijkse indexering

Handen

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk doen een vergoeding geven die voor de fiscus onbelast is. Deze maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd. In 2022 werd echter hetzelfde maximale bedrag gehanteerd als in 2021. 

Hogere vergoeding?

Per 1 januari 2023 gaat dit bedrag wel omhoog. Het nieuwe bedrag is maximaal € 1.900 per jaar. Over vrijwilligersvergoedingen tot dat bedrag zijn geen belasting en premies verschuldigd. Betaalt u de vrijwilliger een hogere vergoeding? Dan is deze alleen onbelast als u de vergoeding betaalt om de kosten te vergoeden die de vrijwilliger gemaakt heeft voor het uitvoeren van het vrijwilligerswerk. 

Voorwaarden vrijwilligersvergoeding

Om gebruik te kunnen maken van de fiscale regels voor een onbelaste vrijwilligersvergoeding moet u aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • uw organisatie:
    valt niet onder de vennootschapsbelasting of is daarvan vrijgesteld
    is een sportvereniging of sportstichting 
    is een algemeen nut beogende instelling (ANBI)
  • de vrijwilliger is niet bij u in dienst
  • de vrijwilliger voert de werkzaamheden niet uit voor zijn beroep
  • de vergoeding die de vrijwilliger krijgt voor het werk is een vergoeding, die niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van het werk

Vragen?

Heeft u vragen over de vrijwilligersvergoeding? Neem dan contact met ons op, wij kijken graag even met u mee.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorlopig geen info meer uit UBO-register

De Kamer van Koophandel zal voorlopig geen informatie verstrekken uit het zogenaamde UBO-register. De KVK zet deze stap naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.

UBO-register

Laptop

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Onvoldoende onderbouwing

Via de KVK kunnen derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelt is volgens het Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy.

Privacy

Nederland heeft ervoor gezorgd dat de privacy zoveel mogelijk is beschermd; onder meer door afscherming van de UBO’s, registratie en betaling door raadplegers en informatie over de raadplegingen aan de UBO’s.

Informatiestop

De uitspraak van het Hof wordt nader bestudeerd. Toch wordt door de KvK voorlopig een informatiestop gehanteerd. Informatie is echter op basis van een vordering van de Officier van Justitie nog wel beschikbaar.

Let op! De uitspraak betekent niet dat er iets verandert aan de plicht om UBO’s in het register in te schrijven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Urencompensatie als feestdag op parttime dag valt?

Hoe zit het met een parttimer die tijdens de reguliere feestdagen al vrij had omdat het zijn parttime dag was? Heeft de parttimer dan gewoon pech of zit het wellicht toch iets anders in elkaar?

Onderscheid arbeidsduur

Kerst

Indien een vaste vrije dag van een parttimer op een feestdag  valt, dan heeft hij een vrije dag minder dan andere werknemers. Compenseert u hem als werkgever hier niet voor, dan maakt u zich schuldig aan ongelijke behandeling, wat niet is toegestaan. Dit heeft het College voor de Rechten van de Mens (CRM) herhaaldelijk bepaald.

Let op! Verhoudingsgewijs vallen veel feestdagen op een maandag, sowieso Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdag, wat met name voor deeltijdwerkers die op maandag vrij zijn nadelig kan uitpakken.

Verdeling feestdagen

De werkgever dient dus rekening te houden met de verdeling van de feestdagen over de parttime dagen en te waarborgen dat iedere werknemer, voltijders en deeltijders, een naar verhouding van de arbeidsduur gelijk aantal uren vrij heeft. Door dit niet te doen benadeelt een werkgever de werknemer die parttime werkt. Die profiteert, in vergelijking tot collega’s die fulltime werken, minder van de vrije feestdagen. 

Cao?

Soms wijst een cao ook verplichte vrije dagen aan. Wanneer zo’n dag samenvalt met de vaste vrije dag van een parttimer, wordt deze hierdoor eveneens benadeeld.

Oplossing: pro rato of jaarurensysteem

U kunt een pro-ratoberekening maken voor alle parttimers of u kunt een jaarurensysteem hanteren.

  • Pro-ratoberekening
    Het pro-ratodeel berekent u door jaarlijks de feestdagen die op een doordeweekse dag vallen op te tellen en dit aantal te vermenigvuldigen met het fte-percentage van de werknemer. Telt een jaar zes doordeweekse feestdagen waarop de werknemers vrij zijn, dan heeft een parttimer met 0,6 fte dus recht op 6 x 0,6 = 3,6 vrije dagen. Deze uren kunt u in uw administratie als extra vakantie-uren verwerken.
  • Jaarurensysteem
    Met het jaarurensysteem ontvangt iedere werknemer naar rato van het aantal uren dat de desbetreffende werknemer per week werkt hetzelfde aantal vrije (feest)dagen. Bij dit systeem bepaalt de werkgever ieder jaar het aantal werkdagen op jaarbasis. Het aantal werkdagen wordt berekend door het totale aantal dagen per jaar te verminderen met de weekeinden en de door de werkgever erkende feestdagen die niet in het weekeinde vallen. Door dit aantal werkdagen te delen door vijf ontstaat het aantal werkweken per jaar. Dit aantal werkweken wordt vervolgens weer vermenigvuldigd met de gemiddelde arbeidsduur per werknemer per week. Deze uitkomst is het aantal uren dat een werknemer per jaar moet werken (jaarurenomvang).
Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek btw alleen bij afgescheiden ruimtes?

Als u een pand zowel voor belaste als vrijgestelde prestaties gebruikt, kunt u de aftrek van btw alleen baseren op het werkelijke gebruik als de ruimtes in het pand zijn afgescheiden. Hoe zit dit?

Voorbelasting

Zorg

Als ondernemer mag u de door u betaalde btw op zakelijke uitgaven, de voorbelasting, in beginsel in aftrek brengen als u zelf ook belaste prestaties verricht. Verricht u ook vrijgestelde prestaties, dan mag dit maar ten dele. 

Omzet als uitgangspunt

Uw omzetverhouding is voor wat betreft de verdeling in ‘aftrekbaar’ en ‘niet-aftrekbaar’ het uitgangspunt. Is het werkelijke gebruik aantoonbaar een betere indicatie, dan wordt de aftrek gebaseerd op het werkelijke gebruik.

Ruimtes niet afgescheiden

In een rechtszaak die speelde bij de rechtbank Zeeland West-Brabant wilde een fysiotherapeut de aftrek van btw op zijn pand berekenen op basis van het werkelijke gebruik van de ruimtes voor belaste en vrijgestelde prestaties. De betreffende ruimtes waren echter niet afgescheiden door deuren, zodat de inspecteur de berekening niet volgde. De rechtbank steunde de inspecteur hierin.

Niet objectief en nauwkeurig te bepalen

Volgens de rechtbank was het exacte gebruik van de ruimtes voor belaste en vrijgestelde prestaties niet objectief en nauwkeurig te bepalen. De fysiotherapeut had tijdens het hoorgesprek zelf toegegeven dat bepaalde ruimtes gemengd werden gebruikt, hoewel hiervoor de btw volledig was teruggevraagd. Ook bleek uit de bouwtekeningen dat bepaalde ruimtes niet met deuren konden worden afgesloten, zodat niet te bepalen was of deze voor belaste dan wel vrijgestelde prestaties werden gebruikt. De teruggaafbeschikking bleef dan ook in stand.

Tip! Heeft u vragen over uw werkruimte en de fiscale mogelijkheden? Neem dan contact met ons op voor advies.

Posted in Niet gecategoriseerd

Moet ik als ondernemer de CBS-enquêtes verplicht invullen?

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) stuurt bedrijven met regelmaat enquêtes toe. Bent u eigenlijk verplicht om dergelijke enquêtes in te vullen?

Waarom enquêtes?

Vinken

Het CBS stuurt bedrijven enquêtes toe om cijfermatig inzicht te krijgen over talloze zaken die de overheid nodig heeft voor het bepalen van haar beleid. Denk daarbij aan inzicht in de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld aan de vraag of er mogelijke tekorten zijn of dreigen te ontstaan aan personeel in bepaalde sectoren.

Wettelijke verplichting

Een bedrijf is wettelijk verplicht de enquêtes van het CBS binnen de gestelde termijnen te beantwoorden. 

Let op! Voor personen geldt de wettelijke verplichting niet. Een persoon kan wel verzocht worden om een enquête in te vullen, maar dit is dus niet verplicht.

Last onder dwangsom

Beantwoordt u de enquête van het CBS niet, dan zal het CBS dit afdwingen via een zogenaamde last onder dwangsom. U krijgt dan de kans om de enquête alsnog te beantwoorden. Als u dit niet binnen veertien dagen doet, moet u een dwangsom betalen.

Tip! Het CBS legt niet meteen een last onder dwangsom op, maar stuurt altijd eerst een herinnering met de vraag om de gegevens met spoed op te sturen.

Hoogte dwangsom

De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van de omvang van uw onderneming, de periode waarop de gevraagde gegevens betrekking hebben en uw responsgedrag, ofwel de mate waarin u verzuimt de gevraagde gegevens aan te leveren. De hoogte van een dwangsom kan oplopen tot € 16.000, maar in bijzondere gevallen zelfs tot € 500.000.

Boete

Bij een tweede of volgende overtredingen kunt u bestraft worden met een boete die kan oplopen tot maximaal € 5.000.

Let op! Het dan alsnog beantwoorden van de enquête doet de boete niet vervallen.

Bezwaar

Bent u het niet eens met een opgelegde sanctie, dan kunt u in bezwaar bij de Directeur-Generaal van het CBS. Wijst deze uw bezwaar af, dan kunt u naar de rechter stappen.

Let op! Het ontvangen en betalen van een last onder dwangsom of een boete ontslaat u niet van de verplichting om de enquête te beantwoorden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste vergoeding thuiswerken 2023 iets hoger

De onbelaste vergoeding voor thuiswerken gaat in 2023 omhoog van € 2,00 naar € 2,15 per dag. Dit is een verhoging van 7,5%. Eerder was in het Belastingplan een verhoging naar € 2,13 aangekondigd.

Niet ten laste van vrije ruimte

Kantoor

De vergoeding voor thuiswerken komt niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR). Via de WKR kan een werkgever tal van zaken belastingvrij vergoeden. Dit kan tot het bedrag van de vrije ruimte, die dit jaar 1,7% van de loonsom tot € 400.000 bedraagt en 1,18% over het meerdere. In 2023 bedraagt de vrije ruimte 3% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt de werkgever 80% belasting over het meerdere.

Tip! Wilt u in 2023 toch meer belastingvrij vergoeden dan € 2,15 per dag, dan kunt u het meerdere dus onderbrengen in de vrije ruimte.

Kilometervergoeding

Werkgevers kunnen volgend jaar ook een ruimere vergoeding geven voor het woon-werkverkeer. De belastingvrije kilometervergoeding wordt voor 2023 namelijk verhoogd van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer. Werkt een werknemer op één dag echter zowel thuis als bij zijn werkgever, dan moet de werkgever een keuze maken welke vergoeding hij wil verstrekken: een vergoeding voor thuiswerken of voor gereden kilometers. Beide is niet toegestaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Oppassen met vergoeden studiekosten kind dga

Als u als werkgever de studiekosten van een kind van een van uw werknemers rechtsreeks aan het kind vergoedt of verstrekt, zal het kind zelf de belasting moeten betalen. Dit is vaak voordeliger dan wanneer u de studiekosten als loon aan de ouder van het kind, uw werknemer, uitkeert. De Belastingdienst maakte onlangs een voorbehoud bekend voor zover het studiekosten van een kind van de dga betreft.

Voorbehoud

Studie

Het voorbehoud houdt in dat het bovenstaande niet van toepassing is als de personal holding van een dga overwegend op grond van de aandeelhoudersrelatie een studietoelage uitkeert aan de kinderen van de dga. Dan kan de vergoeding niet worden aangemerkt als loon uit een bestaande dienstbetrekking van een ander omdat de vergoeding vanuit de rol van aandeelhouder wordt uitgekeerd. De Belastingdienst wil hier mee aangeven dat er dan sprake kan zijn van een uitdeling aan de aandeelhouder, die ook bij deze aandeelhouder belast wordt in box 2.

Overleg mogelijk

Bij twijfel kan overlegd worden om een standpunt te bepalen. Naar verwachting zal dan beoordeeld worden in hoeverre een vergoeding van studiekosten ‘overwegend op grond van de aandeelhoudersrelatie’ is of zal worden toegekend. Het is namelijk de vraag wanneer een studietoelage overwegend op grond van de aandeelhoudersrelatie wordt uitgekeerd. In de praktijk zien we veelal dat de Belastingdienst dit oordeel velt als voor de kinderen van de dga andere regels gelden dan in zakelijke verhoudingen.

Let op! Overleg bij twijfel vooraf met de Belastingdienst. Op die manier kunt u naheffingen en boetes voorkomen. Komt u niet tot een akkoord, dan kunt u de zaak altijd nog voorleggen aan de rechter.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie coronabanen weer aan te vragen

Zorginstellingen kunnen uiterlijk 6 december 2022 subsidie aanvragen voor de zogenaamde coronabanen. Dit zijn banen in de zorg met een ondersteunende functie. De subsidie heeft betrekking op gerealiseerde coronabanen voor de periode van januari 2022 tot en met juni 2022.

Coronabanen

Rolstoel

Door deze subsidie ontstonden er banen voor mensen die in sectoren werkten waar door corona tijdelijk minder werk was. Zo werd tijdens de coronacrisis de zorg ontlast. De banen waarop de subsidie betrekking had betroffen bijvoorbeeld gastvrouwen, zorg-assistenten, ADL–ondersteuners, welzijnsassistenten en ondersteuners veiligheid.

Extra maatregelen

De subsidieregeling werd begin 2022 opgeschort, nadat duidelijk werd dat er met de regeling werd gefraudeerd. Om verder misbruik te voorkomen zijn er extra maatregelen getroffen. Zo wordt er nu niet meer gewerkt met voorschotten en vindt uitbetaling pas plaats na controle en vaststelling van de subsidie.

Let op! Aanvragen van de subsidie kan tot 6 december 2022 17.00 uur via de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I).

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook transitievergoeding over overuren?

Bij ontslag van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer moet u als werkgever een transitievergoeding betalen. Soms bestaat er onduidelijkheid over de wijze van totstandkoming van de hoogte van de transitievergoeding, bijvoorbeeld als een werknemer veel overuren maakte.

Overuren

Rekenmachine

In een zaak ontsloeg een werkgever een langdurig arbeidsongeschikte vrachtwagenchauffeur en betaalde hem vervolgens een transitievergoeding uit. Hij richtte zich daarna tot het UWV om daar compensatie te krijgen. Het UWV compenseerde echter niet het hele bedrag aan uitbetaalde transitievergoeding. Het UWV ging namelijk uit van de contractueel overeengekomen arbeidsduur van 40 uur per week en hield in tegenstelling tot de werkgever geen rekening met de door de werknemer gemaakte overuren. 

Hoe is het wettelijk geregeld?

Nadere regelgeving is te vinden in het Besluit vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding. Daarin staat dat bij de bepaling van de transitievergoeding het bruto uurloon vermenigvuldigd moet worden met het aantal overeengekomen arbeidsuren per maand. Bij een wisselende arbeidsduur moet daarentegen worden uitgegaan van een gemiddeld aantal gewerkte uren per maand, berekend over een periode van twaalf maanden. Tot het loon behoren de vakantiebijslag, de eindejaarsuitkering, de vaste looncomponenten (op basis van het gemiddelde van de laatste twaalf maanden voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst) en de overeengekomen variabele looncomponenten op basis van het gemiddelde van de laatste drie jaar voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst, maar zonder daarbij perioden van arbeidsongeschiktheid mee te tellen.

Welke periode telt?

In de Regeling looncomponenten en arbeidsduur staat te lezen dat overwerkvergoedingen en ploegentoeslag tot de vaste looncomponenten behoren. Daarover bestond geen discussie. Wel over de vraag op welke wijze het brutoloon met de overwerkvergoeding moest worden vermeerderd. Met andere woorden: van welke periode moet worden uitgegaan? Het UWV berekende de overwerkvergoeding over een periode van twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de werknemer twee jaar arbeidsongeschikt was. De werknemer ontving gedurende deze periode op grond van de toepasselijke cao een (lagere) vervangende overwerkvergoeding tijdens ziekte. 

Oordeel rechter

Het UWV had naar het oordeel van de rechter deze periode van arbeidsongeschiktheid buiten beschouwing moeten laten en had uit moeten gaan van de gemiddelde overwerkvergoeding in de eerste twaalf maanden voorafgaand aan de ziekmelding. De periode van ziekte mag namelijk niet van invloed zijn op de hoogte van de in aanmerking te nemen overwerkvergoeding.

Ook is het UWV ten onrechte uitgegaan van een vaste arbeidsduur. Het UWV had rekening moeten houden met het vele feitelijke en structurele overwerk. Het UWV moet daarom de transitievergoeding herberekenen op basis van de gemiddelde arbeidsduur van de werknemer in de twaalf maanden die voorafgaan aan het moment waarop de werknemer arbeidsongeschikt werd.

Tip! Als werkgever kunt u mogelijk compensatie krijgen bij het UWV voor de transitievergoeding. Kijk hier voor de voorwaarden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aandachtspunten WW-premie 2023

Voor wat betreft de hoogte van de WW-premie zijn er diverse aandachtspunten voor het komende jaar. Zo moet u als werkgever opletten als u te maken heeft met BBL-leerlingen met een uitzendbeding. Dit geldt ook bij tijdelijke urenuitbreiding en bij meerdere arbeidsomvangen.

BBL-leerlingen

Overleg

Vanaf 1 januari 2023 mogen werkgevers niet langer de lage WW-premie toepassen voor BBL-leerlingen met een uitzendbeding.  Een uitzendbeding is een ontbindende voorwaarde in een uitzendovereenkomst die bepaalt dat de terbeschikkingstelling van een werknemer aan een inlener op verzoek van de inlener ten einde komt.

Het uitgangspunt is dat in de situatie wanneer geen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zoals bij een uitzendbeding, de hoge WW-premie geldt. Voor BBL-leerlingen was de regelgeving hierover niet duidelijk, omdat voor hen als uitgangspunt de lage WW-premie geldt. Daarom is het tot 2023 nog toegestaan om voor BBL-leerlingen met een uitzendbeding de lage WW-premie toe te passen. 

Voor BBL-leerlingen die jonger zijn dan 21 jaar en die maximaal 48 verloonde uren per vierwekenaangifte of 52 verloonde uren per maandaangifte hebben, geldt overigens altijd de lage WW-premie. Dit geldt ongeacht of een uitzendbeding is opgenomen in de uitzendovereenkomst. 

Tijdelijke urenuitbreiding

Aanvankelijk was bij een tijdelijke urenuitbreiding sprake van een hoge WW-premie voor wat betreft die tijdelijke uitbreiding, die gezien werd als een aparte arbeidsovereenkomst. Inmiddels heeft de Belastingdienst dit standpunt herzien en geldt een tijdelijke urenuitbreiding op de bestaande arbeidsovereenkomst niet meer als een aparte arbeidsovereenkomst. Deze situatie zou voortduren tot eind 2022. Inmiddels is bekendgemaakt dat er in 2023 geen wijzigingen komen in de regelgeving voor wat betreft de AWf-premie bij tijdelijke urenuitbreiding en bij wisselende arbeidsomvangen.

Indien er wel sprake is van een aparte arbeidsovereenkomst bij een tijdelijke urenuitbreiding geldt wel de hoge WW-premie. Dit is aan de orde in de volgende gevallen:

  • De werkzaamheden of arbeidsvoorwaarden voor de urenuitbreiding verschillen wezenlijk van die van de bestaande arbeidsovereenkomst.
  • De werkgever is met de werknemer voor de urenuitbreiding expliciet een aparte arbeidsovereenkomst overeengekomen.

Meerdere arbeidsomvangen

Een arbeidsovereenkomst met daarin opgenomen meerdere arbeidsomvangen kwalificeert niet langer als een oproepovereenkomst. Denk aan een arbeidsovereenkomst waarin is opgenomen dat de werknemer gedurende de wintermaanden 20 uur per week werkt en in de zomermaanden 40 uur per week. Als deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan, is toch sprake van een lage WW-premie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eigenwoningforfait en arbeidskorting 2023 bekend

Het eigenwoningforfait en de omvang van de arbeidskorting voor volgend jaar zijn onlangs bekendgemaakt. Het vaststellen van deze cijfers en percentages gebeurt aan de hand van wettelijk voorgeschreven regels.

Eigenwoningforfait daalt naar 0,35%

Eigenwoningforfait

Het eigenwoningforfait daalt voor woningen met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.130.000 van 0,45% naar 0,35%. Deze neerwaartse aanpassing is enerzijds het gevolg van de stijging van de huren en die van de prijs van koopwoningen, en anderzijds een in het Belastingplan 2019 al aangekondigde daling van het percentage met 0,05%.

Voordeel afhankelijk van stijging WOZ-waarde

Welk voordeel van de aanpassing per saldo oplevert, hangt af van de stijging van de WOZ-waarde. Pas bij een stijging van meer dan 28,6% slaat het voordeel om in een nadeel.

Arbeidskorting

Ook de cijfers en percentages inzake de arbeidskorting zijn bekendgemaakt. De arbeidskorting wordt geïndexeerd op basis van de tabelcorrectiefactor, de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en door beleidsmatige aanpassingen. Deze aanpassingen resulteren in een verhoging van de arbeidskorting. Het maximum van de arbeidskorting stijgt daardoor van € 4.260 naar € 5.052 in 2023.

Let op! Deze cijfers moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Relaxation of Dutch Energy Cost Contribution Scheme (TEK)

The conditions that apply to the Energy Cost Contribution Scheme (TEK) are being relaxed. A company’s energy costs will have to amount to at least 7% of its turnover, instead of the previous level of 12.5%. The consumption threshold has also been removed. As a result, more SMEs will qualify for the TEK.

Change linked to energy tax

Relaxation-Dutch-Energy

The change to the energy-intensity percentage is linked to energy tax. On reflection, the government does not think it is fair to make energy tax a variable rather than a fixed element of the calculation used to determine energy intensity under the TEK.

Consumption threshold removed

Another condition of the TEK was that an entrepreneur had to consume more than 5,000 m³ of gas or 50,000 kWh of electricity a year to qualify for the scheme. This condition has also been scrapped.

Conditions of TEK

The TEK is intended only for energy-intensive SMEs. To qualify for the TEK, a company therefore has to meet a number of requirements. An SME must:

  • have fewer than 250 employees, a turnover of less than € 50 million and/or a balance-sheet total of less than € 43 million,
  • be entered in the Commercial Register of the Chamber of Commerce, and
  • be energy-intensive, which means that its energy costs must amount to at least 7% of its turnover.

Level of subsidy

Energy-intensive SMEs receive compensation amounting to 50% of the increase in energy costs above a set threshold price, up to a maximum of € 160,000. The threshold price has been set at € 1.19 per m3 of gas and € 0.35 per kWh of electricity.

Please noteThe maximum of € 160,000 applies per company and not per energy contract or branch. If your company has several branches, you cannot therefore receive the maximum of € 160,000 for each branch.

Implementation by RVO

The TEK will be implemented by the Netherlands Enterprise Agency (RVO). On the RVO website a ‘keep me informed’ page has also been made available, through which SMEs can sign up to receive information about the organisation and launch of the TEK.

Please noteThe TEK may not be launched until the second quarter of 2023. Following discussions in the Tweede Kamer [Lower House], however, it seems very likely that the scheme will be launched on 1 January 2023. It will apply with retroactive effect for the period from November 2022 to the end of December 2023. If entrepreneurs are already experiencing problems now, a deferment of tax payments may be a possible solution. Banks have also shown themselves to be more willing to offer credit in such situations.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welke rechter is bevoegd bij echtscheiding of ouderlijk gezag?

Welke rechter is bevoegd in geval van een scheidingsprocedure of een zaak over ouderlijk gezag? Hiervoor gelden per 1 augustus 2022 nieuwe Europese regels, geregeld in de zogenaamde verordening Brussel IIter. Deze verordening wordt ook door de Nederlandse rechter toegepast.

Daarnaast geeft deze verordening regels over erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen uit andere lidstaten.

Oude regeling

Rechter

Voorheen gold de verordening Brussel IIbis. Deze verordening blijft nog relevant voor procedures die gestart zijn voor 1 augustus 2022. Ook blijft de oude verordening relevant voor erkenning van oude beslissingen.

Veranderingen

De veranderingen ten opzichte van de oude verordening zijn vooral tekstueel. Inhoudelijk is er weinig gewijzigd.

Voorkomen van scheidingstoerisme

Zo is het in scheidingszaken nog steeds niet mogelijk om een zogenaamde ‘forumkeuze’ te doen. Forumkeuze wil zeggen dat partijen zelf een rechter in een bepaalde lidstaat mogen kiezen, die normaalgesproken niet bevoegd zou zijn om van de zaak kennis te nemen. De achterliggende gedachte is het voorkomen van scheidingstoerisme. In sommige lidstaten speelt, anders dan in Nederland, de schuldvraag in scheidingszaken nog een rol. Indien een forumkeuze mogelijk zou zijn gemaakt, dan zouden partijen de schuldvraag kunnen omzeilen door in een andere lidstaat te gaan scheiden.

Welke rechter?

Welke rechter is dan wel bevoegd in scheidingszaken nu je zelf niet een willekeurige rechter mag ‘kiezen’? De opties zijn als volgt en dus niet veranderd door de nieuwe verordening:

  • De rechter op het grondgebied van:
    • de gewone verblijfplaats van de echtgenoten;
    • de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten, als een van hen daar nog verblijft;
    • de gewone verblijfplaats van de verweerder;
    • bij een gezamenlijk verzoek: de gewone verblijfplaats van een van de echtgenoten;
    • de gewone verblijfplaats van de verzoeker (op voorwaarde dat hij al 1 jaar of langer in de betreffende lidstaat woont);
    • de gewone verblijfplaats van de verzoeker (op voorwaarde dat hij al 6 maanden of langer in de betreffende lidstaat woont en onderdaan is van deze lidstaat).
  • De gerechten van de lidstaat waarvan beiden de nationaliteit bezitten.

Voorbeelden

Twee Italianen die al ruim 2 jaar in Nederland wonen en willen scheiden, kunnen dus kiezen tussen de Nederlandse rechter of de Italiaanse rechter.

Een Amerikaan die nog geen jaar in Nederland woont, kan hier niet scheiden, tenzij zijn echtgenote ook in Nederland verblijft. Dan verblijft de verweerder immers in Nederland en is de gewone verblijfplaats van beide echtgenoten Nederland.

Wat is er geregeld betreft ouderlijk gezag?

In zaken over thema’s zoals ouderlijk gezag speelt de gewone verblijfplaats van het kind een belangrijke rol bij het bepalen van de bevoegde rechter. Dit blijkt in de praktijk niet altijd even helder en makkelijk. Hoe bijvoorbeeld om te gaan met een kind dat tegen zijn/haar wil in een bepaald land wordt gehouden? Of een moeder die in het buitenland gaat bevallen en niet meer terugkeert naar het land waaruit zij vertrok?

Over deze thema’s heeft het Europees Hof van Justitie zich in 2017 en 2018 uitgelaten. Het Europees Hof heeft in het kader van deze uitspraken duidelijk gemaakt dat fysieke aanwezigheid van een kind in het betreffende land een vereiste is om een hoofdverblijfplaats aan te kunnen nemen. Dit biedt in ieder geval rechtszekerheid.

Kern is: waar ligt het centrum van de belangen van het betreffende kind? Dit wordt bepaald aan de hand van het verblijf in het betreffende land – denk hierbij aan duur, regelmatigheid en redenen van het verblijf – , de nationaliteit van het kind en de sociale/familiale banden van het kind.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie Waardevermeerdering verlengd tot 1 juni 2023

Inwoners die te maken hebben met de afhandeling van aardbevingsschade als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg, kunnen tot 1 juni 2023 de subsidie Waardevermeerdering aanvragen. Dit is een subsidie van maximaal € 4.000 voor energiebesparende maatregelen of verduurzamingsmaatregelen.

Voorwaarden

Subsidie Waardevermeerdering

De subsidie heeft als belangrijkste voorwaarde dat er minstens € 1.000 erkende schade is geleden. Dit kan blijken uit bijvoorbeeld een erkend schaderapport of een rechterlijke uitspraak. Panden moeten ook een woonbestemming hebben om voor de subsidie in aanmerking te komen.

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt 100% van de kosten met een maximum van € 4.000. Subsidiabele kosten zijn bijvoorbeeld de kosten van zonnepanelen, muurisolatie of een warmtepomp.

SNN voert uit

De uitvoering van de subsidie ligt in handen van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Aanvragen dienen digitaal te worden ingediend via de site van het SNN.

Soms ook subsidie ná 1 juni 2023

Vanaf 1 juni 2023 gaat de Waardevermeerderingsregeling in aangepaste vorm door. Voor aanvragen ná 1 juni 2023 gelden nieuwe voorwaarden. De regeling is vanaf dan alleen nog bedoeld voor inwoners die meer dan een jaar moeten wachten op een schadebesluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG).

Posted in Niet gecategoriseerd

Aantal gewerkte uren niet meer bepalend voor toeslag kinderopvang

Het aantal uren dat een ouder werkt, is vanaf 2023 niet meer bepalend voor de kinderopvangtoeslag. Nu is het recht op kinderopvangtoeslag nog gekoppeld aan het aantal uren van de partner die het minst werkt (140 procent). Het besluit waarin dit geregeld is, wordt per 1 januari 2023 gewijzigd.

Kalendermaanden bepalend

Speelplaats

In plaats van het aantal uren, is voortaan het aantal kalendermaanden bepalend. Het aantal uren kinderopvang dat op jaarbasis in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag neemt evenredig toe met het aantal kalendermaanden waarin arbeid is verricht. De koppeling tussen arbeid en kinderopvangtoeslag blijft dus wel behouden, maar zonder directe koppeling aan het aantal gewerkte uren.

Tegemoetkoming met name voor ondernemers

De tegemoetkoming is met name bedoeld voor ondernemers. Zij werken vaak onregelmatig, waardoor het moeilijk is in te schatten hoeveel uren ze in een maand werken. Door de tegemoetkoming wil het kabinet forse terugbetalingen van de toeslag voorkomen.

Uitgangspunt minst werkende ouder

Voor de bepaling van het recht op kinderopvang, wordt uitgegaan van het aantal gewerkte maanden van de minst werkende ouder. Per kalendermaand waarin arbeid is verricht, kan er aanspraak worden gemaakt op ten hoogste 230 uren kinderopvangtoeslag. In een jaar kan vanaf 2023 zodoende maximaal aanspraak worden gemaakt op 12 x 230 = 2.760 uren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Termijn vaststellingsverzoek TVL Q4 2021 verlengd

De termijn om een vaststellingsverzoek in te dienen voor de TVL over het vierde kwartaal van 2021 is verlengd. Oorspronkelijk moest het verzoek uiterlijk op 1 november van dit jaar worden ingeleverd, maar u heeft nu tot 30 november 2022 23.59 uur de tijd.

TVL

Rekenmachine

Via de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten) kon u tijdens de coronacrisis een tegemoetkoming krijgen voor uw vaste lasten. De TVL werd als voorschot van 80% uitgekeerd op basis van uw geschatte omzetverlies. Zodra uw definitieve omzetverlies bekend is, dient u een vaststellingsverzoek in te dienen met de vermelding van uw werkelijke omzetverlies.

Verrekening

Op basis van uw werkelijke omzetverlies wordt uw definitieve TVL toegekend. Dit kan resulteren in een nabetaling aan TVL als uw omzetverlies lager is dan in eerste instantie ingeschat. Dit kan ook tot een gehele of gedeeltelijke terugbetaling leiden van het voorschot van de TVL als u uw omzetverlies te royaal heeft ingeschat.

Let op! U dient uw omzet digitaal door te geven via RVO.nl.

Posted in Niet gecategoriseerd

Praktijkondersteuner huisarts niet langer zelfstandige

Praktijkondersteuners van huisartsen worden door de Belastingdienst in beginsel niet langer aangemerkt als zelfstandige ondernemers. De Modelovereenkomst waarin dit is geregeld, wordt niet verlengd. Bestaande overeenkomsten kunnen nog wel blijven bestaan.

Praktijkondersteuner Huisarts (POH)

Stoelen

De POH ondersteunt de huisarts. De taken zien met name op ondersteuning en begeleiding van patiënten met chronische aandoeningen.

Dienstbetrekking?

De POH wordt in beginsel niet langer als zelfstandige aangemerkt, omdat er in de meeste gevallen sprake zal zijn van een dienstbetrekking. In de oorspronkelijke Modelovereenkomst werd ervan uitgegaan dat de POH beschikt over een BIG-registratie, zelf eindverantwoordelijk is en geen instructies of aanwijzingen op hoeft te volgen. In de praktijk blijkt dit echter meestal niet zo te zijn. De Modelovereenkomst wordt daarom niet verlengd. Dit meldt de landelijke Vereniging van Huisartsen.

Wijzigingen

Voor bestaande situaties treedt er geen wijziging op. Er moet dan wel volgens de Modelovereenkomst worden gewerkt. Voor nieuwe situaties wordt geadviseerd te werken via detachering of de POH in dienst te nemen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Financiële situatie werknemers ook voor werkgevers van belang

Veel werknemers hebben momenteel financiële problemen als gevolg van de stijgende energieprijzen en de inflatie. Dit heeft ook zijn effect op de werkvloer.

Impact op de werkgever

Mobiel

Als werknemers schulden hebben, kan dit ook werkgevers raken, zo blijkt uit onderzoek. Werknemers die kampen met financiële zorgen hebben een lagere productiviteit, een hoger ziekteverzuim, zijn minder betrokken en er bestaat een risico op fraude of diefstal. 

Impact op de werknemer

Ook op werknemers zelf hebben schulden veel impact. Ze kampen met een slechtere mentale gezondheid als gevolg van stress en depressie, een slechtere fysieke gezondheid (hogere bloeddruk), spanningen in hun relaties en er is vaak sprake van een afname van sociale participatie.

Aandachtspunten voor werkgever

Uit bovenstaand onderzoek is gebleken dat een groot deel van de werkgevers (79%) bereid is werknemers te helpen en dat 58% dit ook ziet als zijn verantwoordelijkheid. 

Wat kunt u als werkgever doen in zo’n geval? Onderstaand volgt een opsomming van mogelijke initiatieven:

  • Ondersteuning bieden bij het begrijpen van moeilijke brieven (van bijvoorbeeld een deurwaarder);
  • Organiseren van een training over financiën;
  • Organiseren van een training aan leidinggevenden over signaalherkenning;
  • Financiële steun bieden, zoals een eigen sociaal fonds voor leningen en giften;
  • Het regelen van een interne budgetcoach;
  • Vaste contactmomenten inregelen om met medewerkers te praten;
  • Zorgen voor maatwerkoplossingen (bijvoorbeeld door werknemers meer uren te laten werken).

Doorverwijzen?

Dit zijn maar voorbeelden. Er is wellicht nog meer mogelijk. Zo kunt u werknemers wijzen op de website van het Nibud. Daarop is veel informatie te vinden over hoe om te gaan met geld. Op de website bereken tegemoetkomingen kan de werknemer zien waar hij mogelijk nog recht op heeft. Andere interessante websites zijn www.geldfit.nl en www.datgeldtvoormij.nl en www.komuitjeschuld.nl. Ook is er nog een speciale voorzieningenwijzer ontwikkeld (www.devoorzieningenwijzer.nl). 

Heeft uw werknemer problematische schulden waar meer nodig is dan bijvoorbeeld alleen informatie of ondersteuning, dan kunt u uw werknemer ook begeleiden en/of doorverwijzen naar de schuldhulpverlening in de woonplaats van de werknemer.

Sinds een tijdje is het platform Sterk uit Armoede (www.sterkuitarmoede.nl) actief. Het gaat hier om een ‘emancipatiebeweging’ van, voor en door mensen in armoede, omdat deze groep zich niet altijd gezien en gehoord voelt. Ervaringsdeskundigen kunnen mensen daarbij beter ondersteunen. 

Toeslag bij ziekte

Daarnaast hebben werknemers die in hun tweede ziektejaar zitten en een inkomen ontvangen onder het voor hen geldende sociale minimum nog recht op een toeslag in het kader van de Toeslagenwet. Deze regeling wordt uitgevoerd door het UWV. De toeslag biedt een aanvulling tot het sociale minimum.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aandeel in VvE, verpachte landbouwgronden en geen tegenbewijsregeling in box 3

De fiscale behandeling van een aandeel in een VvE, verpachte landbouwgronden en de mogelijkheid van een tegenbewijsregeling; deze onderwerpen zijn in de Tweede Kamer besproken tijdens de behandeling van het rechtsherstel box 3 en de box 3-heffing vanaf 2023. Wat is hier uit voortgevloeid?

Aandeel in VvE

Landbouw

Het vermogen van een VvE kan onder meer bestaan uit contant geld en banktegoeden. Desondanks geeft de staatssecretaris aan dat een aandeel in een VvE een vermogensrecht is dat in het geheel in box 3 ingedeeld moet worden in de categorie overige bezittingen. In 2023 geldt hiervoor een rendementspercentage van 6,17%.

Verpachte landbouwgronden

Ook verpachte landbouwgronden waarbij het pachtpercentage wettelijk gemaximeerd is op 2%, vallen volgens de staatssecretaris in de categorie overige bezittingen in box 3 (rendementspercentage in 2023 van 6,17%). De staatssecretaris geeft daarbij aan dat, naast het directe rendement (de pacht met een pachtpercentage van 2%), ook rekening moet worden gehouden met het indirecte rendement (de waardeontwikkeling van de grond). Bovendien wordt met het mogelijk waardedrukkende effect van de verpachte staat al rekening gehouden.

Geen tegenbewijsregeling

Op vragen vanuit de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris nogmaals aan dat in de box 3-regeling vanaf 2023 geen tegenbewijsregeling wordt opgenomen. De staatssecretaris is van mening dat zo’n regeling niet eenvoudig is vorm te geven. Bovendien zou zo’n regeling te veel vergen van de uitvoering door de Belastingdienst en zou het ook voor burgers te complex worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Akkoord Tweede Kamer belastingplannen 2023: ondernemers en werkgevers

De Tweede Kamer heeft ingestemd met de belastingplannen 2023. Tegelijkertijd werd nog een aantal wijzigingen op deze plannen aangenomen en werd het kabinet verzocht een aantal zaken te onderzoeken. Wat staat u op hoofdlijnen als ondernemer en/of werkgever vanaf 2023 te wachten?

Ondernemers

Euro

  • Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is 2022 het laatste jaar waarin gedoteerd kan worden aan de fiscale oudedagsreserve. Voor alle tot en met 31 december 2022 opgebouwde bedragen in de FOR blijft de huidige regeling wel bestaan. Verder gaat voor hen de zelfstandigenaftrek de komende jaren in stappen omlaag tot € 900 in 2027.
  • Vanaf 2024 komen er voor houders van een aanmerkelijk belang, waaronder dga’s, twee tarieven in box 2: 24,5% over inkomsten uit box 2 tot € 67.000 en 31% over het meerdere.
  • Het tarief in de vennootschapsbelasting gaat in 2023 omhoog. Tot een winst van € 200.000 bedraagt het tarief 19%, daarboven 25,8%.
  • Het budget voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) en energie-investeringsaftrek (EIA) wordt jaarlijks verhoogd met in totaal € 150 miljoen. Ook kan op nieuw aangewezen bedrijfsmiddelen vanaf 2023 willekeurig worden afgeschreven. De details van deze regeling zijn nog niet bekend.
  • De vrijstelling bpm op bestelauto’s die meer dan 10% zakelijk gebruikt worden, verdwijnt vanaf 2025. Vanaf die datum wordt de bpm berekend op basis van CO2-uitstoot. De voorgenomen verhoging van de mrb voor bestelauto’s per 2025 is van de baan.
  • Ondernemers die zonnepanelen leveren/installeren, moeten vanaf 2023 rekening houden met het 0% btw-tarief voor de levering en installatie van zonnepanelen op en in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
  • Al aangekondigd, maar nog niet vastgelegd in een wetsvoorstel of wet, is dat straks de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting en inkomstenbelasting niet meer geldt voor verhuurd vastgoed. Vanaf wanneer (de verwachting is 2024) en nadere details zijn nog niet bekend.
  • Ook aangekondigd, maar nog niet vastgelegd in een wetsvoorstel, is de introductie van een maatregel in de vennootschapsbelasting, waarschijnlijk vanaf 2024. Hierdoor mogen fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) niet meer direct in vastgoed beleggen.

Let op! Tijdens de stemming over de belastingplannen in de Tweede Kamer zijn verschillende moties aangenomen. Hierin wordt het kabinet onder meer verzocht om te onderzoeken of er fiscale belemmeringen zijn bij stoppersregelingen voor agrariërs en om in de evaluatie van de BOR ook de aanpak van constructies als baby-bv’s te betrekken.

Werkgevers

  • De vrije ruimte in de werkkostenregeling (WKR) bedraagt in 2023 over de eerste € 400.000 fiscale loonsom 3%, daarboven bedraagt de vrije ruimte 1,18%. Werkgevers kunnen verder een onbelaste reiskostenvergoeding geven van € 0,21 per kilometer in 2023 en € 0,22 per kilometer in 2024.
  • Voor de werkende houder van een aanmerkelijk belang, waaronder dga’s, verdwijnt de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling. Vanaf 2023 moet rekening gehouden worden met 100% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking in plaats van 75%. De speciale regeling voor innovatieve start-ups verdwijnt vanaf 2023.
  • De 30%-regeling voor ingekomen werknemers wordt vanaf 2024 beperkt tot de balkenendenorm (in 2022: € 216.000). Voor ingekomen werknemers voor wie de 30%-regeling in het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast, geldt een overgangsregeling tot en met 2025.
  • De Aof-premie voor kleine werkgevers wordt lager.
  • Oorspronkelijk was nog voorgesteld om het lage-inkomensvoordeel (LIV) tijdelijk te verruimen. Bij de stemming in de Tweede Kamer is dit voorstel met betrekking tot het jaar 2023 (waarvan uitbetaling in 2024 plaatsvindt) echter geschrapt. De verruiming voor het jaar 2022 (waarvan uitbetaling in 2023 plaatsvindt), lijkt wel doorgang te vinden.

Let op! Tijdens de stemming over de belastingplannen in de Tweede Kamer zijn verschillende moties aangenomen. Hierin wordt het kabinet onder meer verzocht om de afschaffing van de buitenlandse partiële belastingplicht binnen de 30%-regeling en de mogelijkheid om belastingvrij een ov-abonnement te verstrekken, te onderzoeken.

Let op! Alle plannen moeten in dit artikel nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd (december 2022).

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingplannen 2023 particulieren en box 3: akkoord Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft ingestemd met de belastingplannen voor 2023. Op een aantal onderdelen uit deze plannen zijn wijzigingen aangebracht en een aantal zaken moet nog door het kabinet nader worden onderzocht. Wat staat u als particulier te wachten en wat zijn de plannen voor box 3? De hoofdlijnen.

Particulieren

Sleutels

  • De eenmalige schenkingsvrijstelling met betrekking tot een woning, ook bekend als de ‘jubelton’, wordt in 2023 verlaagd en in 2024 helemaal afgeschaft. Wie in 2022 al schenkt onder de jubelton, kan dit in 2023 nog nader aanvullen. De ontvanger van deze schenking moet deze uiterlijk in 2024 in overeenstemming met het doel van de jubelton besteden.
  • Het laatste tijdvak waarin een sterk wisselend inkomen gemiddeld kan worden, is 2022 tot en met 2024.
  • Vanaf 2023 bedraagt de maximale periodieke giftenaftrek € 250.000 per kalenderjaar. Voor periodieke giften aangegaan uiterlijk 4 oktober 2022, 16.00 uur, geldt overgangsrecht.
  • De inkomensafhankelijke combinatiekorting vervalt per 2025. Voor kinderen die uiterlijk 31 december 2024 geboren zijn, blijft deze korting wel bestaan zolang aan de voorwaarden wordt voldaan.
  • Diegene (particulier of ondernemer) die onroerend goed koopt, is vanaf 2023 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd (in plaats van 8%). Dit geldt niet als het verlaagde tarief van 2% of de startersvrijstelling van toepassing is bij aankoop van een eigen woning.
  • Aan diegene (particulier of ondernemer) die zonnepanelen laat installeren op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning, wordt 0% btw berekend.

Tip! Bij de aanname van het belastingpakket door de Tweede Kamer is onder meer besloten om het belastingregime voor laadpalen met twee jaar te verlengen, het algemene tarief van de kansspelbelasting verder te verhogen met 0,2% tot 29,5% en de voorgestelde tariefverhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2023 te schrappen.

Let op! Tijdens de stemming over de belastingplannen in de Tweede Kamer zijn verschillende moties aangenomen waarin het kabinet onder meer wordt verzocht om te onderzoeken of de inkomstenbelasting transparanter kan worden, bijvoorbeeld door de afbouw van heffingskortingen in de nominale belastingtarieven te verwerken. Ook is een motie aangenomen om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de fiscale faciliteiten voor anbi’s ook toe te passen voor verenigingen.

Box 3

  • Vanaf 2023 geldt een nieuwe wijze van berekening van de box 3-heffing, die lijkt op de wijze waarop momenteel rechtsherstel wordt geboden voor box 3. Uitgegaan wordt van de werkelijke verdeling van het vermogen in spaargeld, overige bezittingen en schulden met elk een eigen forfaitair rendement.
  • In de nieuwe wet is een zogenaamde anti-peildatumarbitragebepaling opgenomen. Bij de aanname van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is besloten dat deze bepaling in 2024 wordt geëvalueerd.
  • Het tarief in box 3 wordt in 2023 verhoogd naar 32%. In 2024 en 2025 stijgt het tarief verder naar 33%, respectievelijk 34%.

Let op! Tijdens de stemming over de belastingplannen in de Tweede Kamer zijn verschillende moties met betrekking tot box 3 aangenomen. Hierin wordt het kabinet onder meer verzocht om te onderzoeken of de belastingheffing in de categorie ‘overige bezittingen’ meer realistisch of verfijnd vormgegeven kan worden. Verder wordt het kabinet verzocht om te onderzoeken hoe een miljonairsbelasting, bijvoorbeeld door een vermogensbelasting van 1% op het box 3-vermogen, vormgegeven kan worden.

Let op! Deze plannen moeten nog wel door de Eerste Kamer worden goedgekeurd (december 2022).

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-aangifte betalen via iDEAL

Ondernemers kunnen via ‘Mijn Belastingdienst Zakelijk’ voortaan hun af te dragen omzetbelasting betalen via iDEAL. De Belastingdienst wil op deze manier betalingen makkelijker maken en fouten zoveel mogelijk voorkomen.

Gebruik iDEAL neemt toe

Betalen

Ondernemers betalen hun af te dragen omzet- en loonbelasting al steeds vaker via iDEAL. Hierbij was men tot nu toe afhankelijk van de mogelijkheden die hun boekhoud- en salarissoftware boden. Door betalingen van omzetbelasting via ‘Mijn Belastingdienst Zakelijk’ mogelijk te maken, zullen betalingen via iDEAL naar verwachting nog verder toenemen.

Betaalgemak

IDEAL biedt met name betaalgemak. Men hoeft namelijk geen gegevens meer over te typen, maar slechts enkele zaken op het scherm aan te klikken en is dan klaar. Het betaalkenmerk en bedrag zijn ook al vooraf ingevuld.

Aansluiting op overzicht ‘betalen en ontvangen’

De Belastingdienst werkt nu aan de aansluiting van iDEAL op het overzicht ‘betalen en ontvangen’. Op deze manier kunnen ondernemers in de toekomst ook andere aanslagen via iDEAL betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lage WW-premie herzien bij kort dienstverband

Onder bepaalde voorwaarden betaalt u als werkgever de lage WW-premie voor werknemers met een vast contract. Soms komt het voor dat u de premie moet herzien en uiteindelijk toch een hoge WW-premie moet betalen.

Binnen twee maanden uit dienst?

Handtekening

Zo moet u de lage premie voor de Werkloosheidswet (WW) herzien als een werknemer uiterlijk twee maanden na de start van zijn dienstverband uit dienst gaat. Het maakt geen verschil of de uitdiensttreding plaatsvindt binnen of buiten de proeftijd. Ook is niet van belang of dit gebeurt op initiatief van u of van de werknemer.

Let op! De WW-premie moet ook worden herzien als de werknemer binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband overlijdt.

Wisselt werknemer van werkgever?

Heeft de werknemer een arbeidsovereenkomst met u en gaat hij werken bij een andere werkgever binnen hetzelfde concern, dan tellen die twee maanden niet op concernniveau, maar per werkgever.

In twee situaties is de startdatum van de tweemaandentermijn de oorspronkelijke startdatum van het dienstverband bij de oude werkgever:

  • Bij overgang van onderneming
    Het dienstverband eindigt niet, maar wordt voortgezet bij de nieuwe werkgever die de onderneming overneemt.
  • Bij contractovername
    De nieuwe werkgever neemt het contract over tussen de werknemer en de oude werkgever ongewijzigd. De werknemer moet wel daarmee instemmen. Ook moet het vastgelegd zijn in een akte tussen beide werkgevers. Er is geen sprake van contractovername als er wijzigingen in de arbeidsovereenkomst zijn.

Let op! Als een werknemer binnen de twee maanden wisselt van werkgever en het dienstverband bij de tweede werkgever zo kort is dat het alsnog binnen twee maanden vanaf de oorspronkelijke startdatum (bij de eerste werkgever) eindigt, dan moeten beide werkgevers de lage WW-premie herzien.

Posted in Niet gecategoriseerd

BMKB-Groen nieuwe garantstelling verduurzaming mkb

Sinds maandag 7 november 2022 is de Borgstelling MKB-krediet uitgebreid met het onderdeel ‘Groen’. Deze BMKB-Groen heeft als doel om het mkb makkelijker in staat te stellen financiering te krijgen voor duurzame investeringen. Denk aan het verduurzamen van het kantoorpand ten behoeve van een beter energielabel.

Borgstelling MKB-krediet (BMKB)

Euro

De BMKB-regeling bestaat al langer. Dit betreft een borgstellingskrediet waarbij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat garant staat voor een gedeelte van de lening die een ondernemer wil afsluiten voor een investering. Dit geeft de financier uiteindelijk meer zekerheid om de lening te kunnen afsluiten.

BMKB-Groen (BMKB-G)

Met de uitbreiding van de regeling met BMKB-G wordt het mkb gestimuleerd te verduurzamen. De borgstelling is dan ook 75%, daar waar die voor de reguliere BMKB-regeling 50% bedraagt. Ook is de looptijd van de garantstelling verhoogd van 6 naar 12 jaar. Om nog een extra stimulans te geven heeft de overheid ook de provisie voor deze garantstelling verlaagd:

  • 2% bij een looptijd tot en met 24 kwartalen;
  • 3% bij een looptijd van 25 tot en met 48 kwartalen.

Wat zijn de voorwaarden?

De BMKB-G heeft natuurlijk wel als voorwaarde dat het gaat om groene investeringen. Daaronder worden verstaan:

  • Bedrijfsmiddelen zoals opgenomen in de EIA-energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar tenminste Label C

Aanvragen

Ondernemers kunnen vanaf het eerste kwartaal van 2023 bij de deelnemende banken terecht voor een BMKB-G aanvraag. Om een garantstelling in het kader van deze regeling aan te vragen kan contact worden opgenomen met een van de aangesloten financiers. Zij kunnen helpen bij de voorbereiding van de aanvraag. De exacte beschikbaarheid verschilt per bank. Nadere informatie daarover kan bij de individuele bank opgevraagd worden. De lijst met deelnemende financiers is te vinden op de site van de RVO.

Posted in Niet gecategoriseerd

Versoepeling TEK: energiekosten verlaagd naar 7% van omzet

Een van de voorwaarden voor de regeling Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) wordt versoepeld. De energiekosten van een bedrijf moet tenminste 7% van de omzet uitmaken in plaats van de eerder vastgestelde 12,5%. Hierdoor komen meer mkb-bedrijven in aanmerking voor de TEK.

Aanpassing vanwege energiebelasting

Bloemen

De aanpassing van het percentage energie-intensiviteit heeft te maken met de energiebelasting. Het kabinet acht het bij nader inzien niet terecht om de energiebelasting een variabel in plaats van een vast onderdeel te laten zijn van de berekening waarmee de energie-intensiviteit in de TEK wordt bepaald.

Voorwaarden TEK

De TEK is alleen bedoeld voor energie-intensieve mkb-bedrijven. Om voor de TEK in aanmerking te komen, moet een bedrijf dan ook voldoen aan een aantal eisen. Een mkb-bedrijf:

  • heeft maximaal 250 medewerkers, maximaal € 50 miljoen omzet en/of balanstotaal van maximaal € 43 miljoen,
  • staat ingeschreven in het Handelsregister van de KvK,
  • verbruikt jaarlijks meer dan 5.000m³ gas of 50.000kWh elektriciteit, én
  • is energie-intensief, waarbij minimaal 7% van de omzet bestaat uit energiekosten.

Omvang tegemoetkoming

Energie-intensieve mkb’ers krijgen een compensatie van 50% van de energiekostenstijging boven een vastgestelde drempelprijs tot een maximum van € 160.000. De drempelprijs is vastgesteld op € 1,19 per kuub gas en € 0,35 per kilowattuur elektriciteit.

Uitvoering door de RVO

De uitvoering van de TEK komt in handen van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Op de site van de RVO is ook een ‘houd me op de hoogte-pagina’ opengesteld, waarbij mkb’ers na aanmelding informatie krijgen over de inrichting en openstelling van de TEK.

Let op! Het kan nog tot het tweede kwartaal van 2023 duren voordat de TEK wordt opengesteld. De TEK gaat dan met terugwerkende kracht gelden voor de periode november 2022 tot en met december 2023. Voor ondernemers die nu al problemen ervaren, zal het verlenen van uitstel van betaling van belasting een mogelijke oplossing kunnen bieden. Ook zijn banken bereid gevonden in die gevallen eerder krediet te verlenen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer duidelijkheid over waardering verhuurde woning vanaf 2023

Eerder berichtten wij al dat u bij het bezit van een verhuurde woning of het erven of schenken van een verhuurde woning vanaf volgend jaar meer belasting betaalt. Dit komt door de verhoging van de zogenaamde leegwaarderatio voor verhuurde woningen en het stellen van meer voorwaarden. Wat betekent dit in praktijk en is er een mogelijkheid van tegenbewijs?

Leegwaarderatio

Appartementen

Door toepassing van de leegwaarderatio wordt rekening gehouden met de verhuurde staat van uw woning. Hierdoor wordt de WOZ-waarde verlaagd. Deze waarde is van belang voor uw vermogen in box 3 en bij erven en schenken in de erf- en schenkbelasting.

Tijdelijke huurcontracten

Op dit moment geldt als voorwaarde voor toepassing van de leegwaarderatio al dat voor de verhuurde woning wettelijke huurbescherming moet gelden. Vanaf 2023 komt daar als extra voorwaarde bij dat er geen sprake mag zijn van een wettelijk tijdelijk huurcontract.

Een wettelijk tijdelijk huurcontract is een contract van maximaal twee jaar. De huurder heeft dan beperkte huurbescherming. Wordt zo’n wettelijk tijdelijk huurcontract voor een kortere periode afgesloten (bijvoorbeeld voor een jaar) en wordt aansluitend met dezelfde huurder weer een huurcontract afgesloten, dan wordt dit tweede huurcontract geacht te zijn afgesloten voor onbepaalde tijd. De huurder heeft dan volledige huurbescherming. In dat geval kan op de verhuurde woning vanaf het tweede huurcontract wel de leegwaarderatio weer worden toegepast.

Gelieerde partijen

Ook bij verhuur aan gelieerde partijen is de leegwaarderatio vanaf 2023 niet meer van toepassing. De staatssecretaris heeft aangegeven dat sprake is van een gelieerde partij als sprake is of kan zijn van een onzakelijke (te lage) huurprijs vanwege de band tussen partijen. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om ouders die een woning verhuren aan hun kind.

Let op! Ook als u een zakelijke huurprijs met uw kind of een andere gelieerde partij heeft afgesproken, kunt u de leegwaarderatio niet meer toepassen. Het gaat erom of er mogelijk van een onzakelijke (te lage) huurprijs sprake kan zijn vanwege de band tussen u en de huurder.

Tegenbewijs

Door het aanpassen van de tabel van de leegwaarderatio en de extra voorwaarden zal de waarde van de verhuurde woningen in box 3 en voor de erf- en schenkbelasting omhoog gaan. Kunt u aannemelijk maken dat deze waarde 10% of meer hoger is dan de waarde in het economische verkeer van uw verhuurde woning op de WOZ-peildatum? Dan kunt u zich beroepen op een arrest van de Hoge Raad uit 2015 en kan de waarde worden vastgesteld op de waarde in het economische verkeer op de WOZ-peildatum.

Tip! Heeft u vragen over de waarde van een verhuurde woning? Neem dan contact met ons op. Wij kijken graag even met u mee.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betaald ouderschapsverlof in aangifte loonheffingen

Tijdens het aanvullend geboorteverlof en betaald ouderschapsverlof ontvangt uw werknemer een uitkering van het UWV. In een handreiking van de Belastingdienst op Forum Salaris staat hoe u deze uitkering moet verwerken in de aangifte loonheffingen wanneer u die uitkering betaalt aan uw werknemer.

Werkgeversbetaling

Kinderwagens

Sinds 1 juli 2020 is het recht op aanvullend geboorteverlof ingevoerd en sinds 2 augustus 2022 ook het recht op betaald ouderschapsverlof. Dit is geregeld in de Wet Arbeid en Zorg (WAZO). Werknemers kunnen dan een uitkering krijgen van het UWV. U kunt als werkgever deze uitkering ontvangen van het UWV en uitbetalen aan de werknemer. Dat is de ‘werkgeversbetaling’. 

De uitkering moet u verwerken in de aangifte loonheffingen. Op Forum Salaris, een online forum van de Belastingdienst, wordt in een handreiking uitgelegd hoe u dat moet doen. Daarnaast wordt uitgelegd hoe u een aanvulling op de uitkering verwerkt.

Witte tabel toepassen

Alle uitkeringen die onder de WAZO vallen en die u aan uw werknemer betaalt, moeten op dezelfde manier in de aangifte loonheffingen verwerkt worden. Zo past u de witte tabel toe. Zolang de werknemer bij u in dienst is, is de uitkering namelijk loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Voor de uitkering geldt altijd de lage premie voor de Werkloosheidswet (WW) en de hoge premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof).

Vanaf 1 januari 2025 loon en uitkering in aparte inkomstenverhouding

U mag de uitkering in de aangifte loonheffingen nu nog verwerken in dezelfde inkomstenverhouding (IKV) als het normale loon. Vanaf 1 januari 2025 moet u de werkgeversbetaling verwerken in een aparte inkomstenverhouding. Hoe u dit moet doen staat ook in de handreiking uitgelegd.

Let op! Om de handreiking van de Belastingdienst op het Forum Salaris te kunnen inzien, heeft u een account nodig.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie elektrische bestelauto voor 2022 op

Ondernemers die dit jaar nog een nieuwe elektrische bestelauto aanschaffen of leasen, komen zeer waarschijnlijk niet meer in aanmerking voor subsidie. De beschikbare € 22 miljoen voor 2022 is inmiddels verdeeld. De subsidie kan vanaf 10 januari 2023 weer worden aangevraagd.

Meer subsidie in 2023

Auto elektrisch

De speciaal hiervoor in het leven geroepen Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) loopt tot en met 2025. Dit jaar was er voor de SEBA € 22 miljoen beschikbaar. Via de regeling kwamen er volgens het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dit jaar 5.500 elektrische bestelauto’s meer op de weg. Voor 2023 heeft het ministerie € 33 miljoen beschikbaar gesteld. 

Voorwaarden

De SEBA kent een aantal voorwaarden. Ten eerste is de subsidie aan te vragen als een nieuwe elektrische bestelauto wordt gekocht of geleaset via financial lease. Bij operational lease kan de leasemaatschappij de subsidie aanvragen, waardoor de leaseprijs kan dalen.

Voor welke bestelauto’s?

Hiernaast geldt de regeling alleen voor bedrijfsauto’s in de voertuigcategorie N1 of N2 tot een maximumgewicht van 4.250 kg die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen. 

Ook moet de netto catalogusprijs bij een voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij een voertuigcategorie N2, € 20.000 of hoger zijn. Verder geldt de SEBA alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. Het is van belang hiermee bij de keuze van het accupakket rekening te houden.

Let op! Voorwaarde voor de subsidie is dat de auto bij de aanvraag nog niet op uw naam mag staan.

Hoeveel subsidie?

De SEBA bedraagt bij de voertuigcategorie N1 10% van de netto catalogusprijs. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij een voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw. Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage voor bedrijfsauto’s 12%. 

Let op! Het subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto.

Nieuwe aanvragen

Aanvragen van de subsidie kan weer vanaf 10 januari 2023. Aanvragen die nu nog worden ingediend voor 2022 zijn vrijwel kansloos, omdat deze alleen nog kunnen worden goedgekeurd als andere aanvragers afvallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verlaagde accijnzen brandstoffen ook in 2023

De verlaagde accijnzen op brandstoffen blijven tot 1 juli 2023 van kracht. Daarna wordt de verlaging gehalveerd tot 1 januari 2024. Daarnaast wordt de jaarlijkse indexatie van de accijnstarieven uitgesteld tot 1 juli 2023, net als de al aangekondigde verhoging van het accijnstarief met 4,38 cent/liter voor diesel.

Hoge brandstofprijzen

Tanken

Met de accijnsverlaging wil het kabinet iets doen aan de hoge brandstofprijzen. De accijnsverlaging bedraagt voor ongelode benzine 17,3 cent per liter, voor diesel 11,1 cent en voor lpg 4,1 cent. Vanaf 1 juli 2023 zullen de prijzen aan de pomp dus weer gaan stijgen, met name voor diesel. Ondanks dat de accijnsverlaging dan nog voor de helft van kracht blijft, stijgt de accijns op diesel dan toch met bijna 10 cent per liter.

Ook vervoersector profiteert

Ook bedrijven, met name de vervoersector, zullen van deze maatregelen profiteren. Volgens het kabinet doet dit enigszins af aan de doelmatigheid van de maatregelen.

Let op! Deze voorgenomen maatregelen moeten nog door het parlement worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra lastenverlichting voor mkb

Het kabinet trekt voor de jaren 2023 tot en met 2027 per jaar € 500 miljoen extra uit voor lastenverlichting voor het mkb. Denk aan verhoging van het budget voor de MIA en EIA, een indexering van de WBSO en een verruiming van het LIV. Hiernaast gaat de voorgenomen verhoging per 2025 van de wegenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers niet door.

MIA en EIA

Tandwielen

Het pakket aan maatregelen is er vooral op gericht investeringen in het mkb aan te jagen. Zoals al aangegeven in de Miljoenennota wordt onder meer het budget voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de energie-investeringsaftrek (EIA) verhoogd, in totaal met € 150 miljoen. 

Willekeurige afschrijving

Daarnaast mogen investeringen in nieuw aangewezen bedrijfsmiddelen in 2023 willekeurig worden afgeschreven. Welke investeringen dit betreffen, is nog niet bekendgemaakt.

Indexatie WBSO

Onderdeel van het pakket is ook een indexering van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). De WBSO is een fiscale korting op de loonkosten voor onderzoek en ontwikkeling om innovatie te stimuleren. Bedrijven met personeel kunnen tevens een extra aftrek ontvangen over andere kosten en uitgaven van het S&O-project. Denk aan de inkoop van materialen. 

De korting bedraagt in 2022 32% op innovatiekosten tot € 350.000, daarboven bedraagt de korting 16%. De indexering zal mogelijk betrekking hebben op de grens van € 350.000, zodat langer van het hogere percentage geprofiteerd kan worden.

Lage-inkomensvoordeel verruimd

Ook het lage-inkomensvoordeel (LIV) wordt tijdelijk verruimd. Via het LIV krijgt een werkgever een tegemoetkoming in de loonkosten voor werknemers die niet meer dan 125% van het wettelijk minimumloon verdienen. Hoe de verruiming eruit komt te zien, is nog niet bekend.

Wegenbelasting bestelauto’s niet verhoogd

Ook de voorgenomen verhoging van de wegenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers per 2025 wordt geschrapt. Het verlaagde tarief zou in 2025 verhoogd worden met 15% en in 2026 met nogmaals 6,96%. Dekking wordt gevonden door de bpm bij import van gebruikte auto’s te verhogen, de kansspelbelasting te verhogen, evenals de accijns op rooktabak.

Let op! Het kabinet is van plan vanaf 2028 jaarlijks € 600 miljoen beschikbaar te stellen voor alle bovengenoemde tegemoetkomingen voor het mkb.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch massaalbezwaarprocedure voor niet-bezwaarmakers box 3

Belastingplichtigen die voor de jaren 2017 tot en met 2020 geen bezwaar hadden gemaakt om rechtsherstel inzake box 3 te verkrijgen, hoeven geen actie meer te ondernemen. Het kabinet heeft besloten de zaak opnieuw voor te leggen aan de Hoge Raad en de uitspraak in die zaak voor iedere belastingplichtige toe te passen.

Heffing box 3 in strijd met het recht

Juridisch

De Hoge Raad heeft eind vorig jaar vastgesteld dat de wijze van belastingheffing in box 3 in strijd is met het recht.  De Hoge Raad stelde dat het voordeel uit sparen en beleggen in deze zaak moest worden bepaald op het werkelijk behaalde rendement.  Naar aanleiding van deze uitspraak wordt voor de heffing in box 3 thans uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen en een hierop gebaseerd fictief rendement.

Rechtsherstel

Voor degenen die bezwaar hadden gemaakt, heeft het kabinet inmiddels rechtsherstel toegezegd. Voor degenen die geen bezwaar hebben gemaakt echter niet. Dit heeft inmiddels tot tal van individuele verzoeken om ambtshalve vermindering geleid, terwijl er ook nog een flink aantal wordt verwacht. Dit kan tot enorme problemen in de uitvoering leiden. De toezegging van het kabinet is bedoeld om dit te voorkomen.

Uitspraak Hoge Raad

De verzoeken om ambtshalve vermindering komen in feite allemaal neer op een verzoek om rechtsherstel, ook als er geen bezwaar was ingediend. Eerder heeft de Hoge Raad al besloten dat dergelijke verzoeken niet gehonoreerd hoeven te worden. 

Nieuwe massaalbezwaarprocedure

Diverse organisaties zijn echter van mening dat hier nieuwe argumenten tegen zijn in te brengen. Om een verdere stroom aan verzoeken om ambtshalve vermindering te voorkomen, is daarom besloten een aantal van deze zaken in de vorm van een nieuwe massaalbezwaarprocedure aan de Hoge Raad voor te leggen.

Overleg hoe voor te leggen

Om dit mogelijk te maken, moet de wet worden aangepast. Een massaalbezwaarprocedure met betrekking tot verzoeken om ambtshalve vermindering bestaat namelijk momenteel niet. Het is de bedoeling dat het kabinet begin 2023 in overleg gaat met belangenorganisaties om tot overeenstemming te komen hoe de rechtsvraag het beste aan de Hoge Raad kan worden voorgelegd. 

Let op! De uitspraak hierop geldt dan voor iedere belastingplichtige.

Posted in Niet gecategoriseerd

Massaalbezwaarplusprocedure voor niet-bezwaarmakers box 3

Belastingplichtigen die voor de jaren 2017 tot en met 2020 geen bezwaar hadden gemaakt tegen box 3, hoeven geen actie meer te ondernemen. Het kabinet heeft besloten de vraag of zij recht hebben op rechtsherstel opnieuw voor te leggen aan de Hoge Raad en de uitspraak in die zaak voor iedere belastingplichtige toe te passen.

Heffing box 3 in strijd met het EVRM

Juridisch

De Hoge Raad heeft eind vorig jaar geoordeeld dat de wijze van belastingheffing in box 3 in strijd is met het Eerste Protocol bij het EVRM als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De Hoge Raad stelde dat het voordeel uit sparen en beleggen in deze zaak moest worden bepaald op het werkelijk behaalde rendement. Het oordeel van de Hoge Raad betekent dat de Belastingdienst rechtsherstel moet bieden. Naar aanleiding van deze uitspraak wordt voor de heffing in box 3 thans dan ook uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen en een hierop gebaseerd forfaitair rendement.

Rechtsherstel

Voor degenen die op tijd bezwaar hadden gemaakt, heeft het kabinet inmiddels rechtsherstel geboden. Voor degenen die niet (op tijd) in bezwaar kwamen, heeft het kabinet aangegeven geen rechtsherstel te bieden. Dit leidde tot tal van individuele verzoeken om ambtshalve alsnog rechtsherstel te krijgen. Daarnaast werden nog veel van dit soort verzoeken verwacht. Om enorme problemen in de uitvoering te voorkomen, heeft het kabinet nu toegezegd proefprocedures te starten waarbij de uitkomst voor iedere belastingplichtige gaat gelden. Het is dus niet nodig om zelf nog in actie te komen.

Eerdere uitspraak Hoge Raad

De verzoeken om ambtshalve vermindering komen in feite allemaal neer op verzoeken om ambtshalve rechtsherstel. Eerder oordeelde de Hoge Raad echter al dat dergelijke verzoeken niet gehonoreerd hoeven te worden.

Diverse belangen- en koepelorganisaties zijn echter van mening dat hier nieuwe argumenten tegen zijn in te brengen die nog niet aan de Hoge Raad zijn voorgelegd. Om een verdere stroom aan verzoeken om ambtshalve vermindering te voorkomen, is daarom besloten een aantal van deze zaken in zogenaamde proefprocedures voor te leggen aan de Hoge Raad.

Nieuwe massaalbezwaarplusprocedure

Een massaalbezwaarprocedure met betrekking tot verzoeken om ambtshalve vermindering bestaat op dit moment nog niet. Daarom is in het belastingpakket voor 2023 een wetswijziging opgenomen waarmee een nieuwe procedure wordt ingericht: de massaalbezwaarplusprocedure. Nadat deze wetswijziging per 1 januari 2023 in werking is getreden, zal het kabinet begin 2023 de procedure rondom de vraag of de niet-bezwaarmakers toch recht hebben op rechtsherstel, aanwijzen als massaalbezwaarplusprocedure. Het kabinet spreekt de komende tijd al verder met de belangenorganisaties over de zaken die worden voorgelegd aan de Hoge Raad.

Let op! Het kabinet heeft toegezegd dat de uitspraak die de Hoge Raad doet op de voorgelegde zaken, straks voor iedere belastingplichtige geldt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Kantoor aan huis 2022

Het lijkt aantrekkelijk: wonen en werken in één pand. Maar een kantoor aan huis is lang niet altijd ook fiscaal aantrekkelijk. Wanneer is uw werkplek ook voor de fiscus een werkruimte? Waar moeten u, uw bedrijf en uw werkruimte dan aan voldoen?

Er is onder meer een verschil in de behandeling van een zogeheten kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte. Daarnaast gelden er voor een ondernemer met een eenmanszaak, vof of maatschap andere regels dan voor een ondernemer met een bv. En hoe zit het eigenlijk met de btw? In deze advieswijzer komen de verschillende regels aan de orde.

Kwalificerende werkruimte

Kantoor

Als eerste is het van belang om vast te stellen of sprake is van een fiscaal kwalificerende ruimte. Hiervoor moet uw werkruimte voldoen aan het zelfstandigheids- en het inkomenscriterium.

Zelfstandigheidscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het zelfstandigheidscriterium als deze een zodanige zelfstandigheid bezit dat deze duidelijk te herkennen is. De werkruimte moet in ieder geval over een eigen ingang en over eigen sanitair beschikken. Dit komt erop neer dat de werkruimte ook aan een derde verhuurd zou kunnen worden.

Let op! Een werkplek in een woon-, slaap- of zolderkamer wordt in ieder geval niet als kwalificerende werkruimte aangemerkt. Een tot kantoor verbouwde garage met eigen ingang en sanitair kan dat wel zijn.

Inkomenscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het inkomenscriterium als u uw inkomen voor een groot gedeelte in of vanuit deze ruimte verdient. Is dit uw enige werkruimte, dan moet u uw inkomen voor ten minste 30% in de ruimte én voor ten minste 70% in of vanuit de ruimte verdienen. Heeft u nog een andere werkruimte buiten uw woning, dan moet u uw inkomen voor ten minste 70% in de werkruimte verdienen.

Ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Omdat de werkruimte eigendom is van de eigenaar (natuurlijk persoon) en niet van de eenmanszaak, vof of maatschap, is het voor het bepalen van de fiscale winst noodzakelijk om onderscheid te maken tussen zaken die wel en zaken die niet voor de onderneming worden gebruikt. Dit noemen we vermogensetikettering.

Let op! De werkruimte kan worden aangemerkt als ondernemingsvermogen als deze juridisch of bouwkundig splitsbaar is van de woning. Indien dit niet het geval is, kunt u ervoor kiezen om de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen aan te merken, als ten tijde van verwerving van de woning ten minste 10% van de woning bestemd was om te worden gebruikt ten behoeve van de onderneming. In de overige gevallen vormt de werkruimte privévermogen. De fiscale behandeling van uw werkruimte is afhankelijk van de wijze waarop deze geëtiketteerd is: als privévermogen of als ondernemingsvermogen.

Ook als minder dan 10% van de woning ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, kunt u de woning als ondernemingsvermogen aanmerken als u aannemelijk kunt maken dat de woning mede dienstbaar is aan het bedrijf. Bijvoorbeeld omdat er bij de aankoop sprake was van een koppelaankoop van het bedrijf en de woning, er vanuit de woning toezicht mogelijk is op het bedrijf, er een gemeenschappelijke toegangsweg is en dergelijke.

Woning is privévermogen

De kosten van een niet-kwalificerende werkruimte kunt u niet van uw winst aftrekken. Op deze werkruimte is gewoon de eigenwoningregeling van toepassing.

Let op! De inrichtingskosten, zoals een bureau, zijn ook niet aftrekbaar van de winst. Maar indien er sprake is van zakelijk gebruik, kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen als u zelf btw-belaste prestaties verricht.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven als bezitting en schuld in box 3. De kosten van de werkruimte mag u van uw winst aftrekken. Deze aftrekpost is echter gemaximeerd op het voordeel dat u ten aanzien van de werkruimte in box 3 moet aangeven. Deze aftrek is een percentage van de WOZ-waarde van uw werkruimte. Dit percentage wordt voor het jaar 2022 naar alle waarschijnlijkheid vastgesteld op 5,53% en voor 2023 op 6,17%. 

Daarnaast mag u ook de kosten die normaal gesproken voor rekening van een huurder (de huurderslasten) zouden komen, in aftrek brengen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld energiekosten, kosten van de inboedelverzekering en kosten van klein onderhoud. Ook nu zijn de inrichtingskosten niet aftrekbaar, maar kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen.

Woning is ondernemingsvermogen

Indien de werkruimte als ondernemingsvermogen is geëtiketteerd, kunt u de kosten aftrekken van uw winst. De werkruimte valt dan niet onder de eigenwoningregeling, maar wordt belast als onderdeel van uw winst uit onderneming. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt en dat bijvoorbeeld een eventuele boekwinst bij verkoop belast is.

Indien u de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd, kunt u alle kosten (met uitzondering van huurderslasten met betrekking tot het woondeel) aftrekken van uw winst. Voor het privégebruik van uw woning moet u wel een bijtelling ter grootte van een bepaald percentage van de WOZ-waarde in aanmerking nemen.
Voor de meeste woningen is dit in 2022 1,35%. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moet u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een kwalificerende werkruimte moet u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Bij gesplitste vermogensetikettering (woondeel privévermogen/bedrijfsdeel ondernemingsvermogen) blijft de bijtelling bij een kwalificerende werkruimte achterwege.

Werkruimte in huurwoning

Kwalificerende werkruimte

Indien sprake is van een werkruimte in een huurwoning, kunt u een evenredig deel van de huur en de huurderslasten in aftrek brengen als sprake is van een kwalificerende werkruimte.

Niet-kwalificerende werkruimte

Als ten minste 10% van de woning bestemd is om gebruikt te worden ten behoeve van de onderneming, kon u tot en met 2016 ook kiezen om het huurrecht van de gehele woning als ondernemingsvermogen te etiketteren. In dat geval kon u, ook als sprake was van een niet-kwalificerende werkruimte, de huur in aftrek brengen, maar gold er wel een bijtelling van een bepaald percentage van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moest u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning, bij een kwalificerende werkruimte moest u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Kreeg u huurtoeslag, dan werd de aftrek verlaagd met deze toeslag.

Let op! Het aanmerken van het huurrecht als ondernemingsvermogen doet u in de eerste aangifte waarbij dit speelt. Dit betekent dat u dit doet in het jaar waarin de huur aanvangt of in het jaar waarin uw onderneming start. Staat de aangifte inkomstenbelasting over dat jaar nog niet definitief vast, dan kunt u nog gebruikmaken van deze aftrekpost, ook met terugwerkende kracht. De staatssecretaris van Financiën heeft al aangegeven dat in gevallen waarin de aangifte wel al definitief vaststaat, het niet meer mogelijk is dit alsnog als ondernemingsvermogen te etiketteren. U kunt dan geen gebruik meer maken van de aftrekpost in 2016 en eerdere jaren. Onder bijzondere omstandigheden kan dit anders zijn.  Overleg hierover met onze adviseurs.

Door een wetswijziging is het met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk om aftrek te krijgen voor een niet-kwalificerende werkruimte als u het huurrecht als ondernemingsvermogen etiketteert.

Dit geldt ook voor bestaande gevallen die al vóór 1 januari 2017 het huurrecht als ondernemingsvermogen hebben geëtiketteerd. Is sprake van een kwalificerende werkruimte, dan blijft ook vanaf 2017 aftrek mogelijk.

Ondernemers met een bv

Onderneemt u vanuit een bv, dan geldt ook het onderscheid tussen een kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte.

Kwalificerende werkruimte

De werkruimte valt voor u, als dga, in box I (de tbs-regeling). Dit betekent dat de vergoeding op zakelijke gronden moet worden vastgesteld. De vergoeding is voor de bv aftrekbaar van de winst en vormt voor de dga, na aftrek van alle aan de werkruimte toe te rekenen kosten, inkomen in box 1. Op dit belaste inkomen mag u nog wel de terbeschikkingstellingsvrijstelling van 12% in aftrek brengen.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat u voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven op de balans van uw werkzaamheid in box 1. U heeft ook geen last van de aftrekbeperkingen inzake hypotheekrente, zoals de maximering van de aftrek tot een tarief van 36,93% (2023).

Niet-kwalificerende werkruimte

Een niet-kwalificerende werkruimte valt onder de eigenwoningregeling: het eigenwoningforfait wordt berekend over de woning inclusief de werkruimte. Een eventuele vergoeding voor de werkruimte wordt voor de dga behandeld als loon. Het is echter mogelijk om de vergoeding als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Uw bv betaalt dan geen belasting, zolang het totaal van aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet hoger is dan de vrije ruimte. Wordt deze vrije ruimte overschreden, dan betaalt uw bv 80% eindheffing over de overschrijding. De loonkosten zijn voor de bv aftrekbaar van de winst.

Btw en ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Voor de btw is van belang of de zaken, zoals een werkruimte, zijn gebruikt ten behoeve van uw onderneming en of u hiermee btw-belaste omzet behaalt. Als dat het geval is, kunt u deze zaken voor de btw zakelijk etiketteren en de voorbelasting met betrekking tot het zakelijke gebruik in aftrek brengen. U kunt hierbij denken aan btw op energie, onderhoud en inrichting.

Btw en ondernemers met een bv

Indien u, als dga, de werkruimte aan uw bv verhuurt, is onzeker of u de btw met betrekking tot deze werkruimte in aftrek kunt brengen. De Belastingdienst gaat er tegenwoordig vanuit dat dit in ieder geval voor wat betreft een onzelfstandige werkruimte niet mogelijk is. Dit standpunt is aan kritiek onderhevig, onder meer op basis van het zogenaamde ‘werkkamer arrest’ van De Hoge Raad. Overleg met onze adviseurs over de vraag of u in een soortgelijke situatie recht op aftrek van de btw kunt hebben.

Tot slot

De fiscale regels met betrekking tot de werkruimte zijn erg ingewikkeld. Neem voor uw specifieke situatie daarom contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Update fiscale handleiding fiets van de zaak

De Belastingdienst heeft de handleiding betreffende de fiets van de zaak geüpdatet. Voor deze fiets geldt een speciale fiscale regeling. De update bevat ook een aantal nieuwe punten.

Fietsregeling

Fiets

Volgens de fietsregeling moet voor een ter beschikking gestelde fiets die ook privé kan worden gebruikt, jaarlijks 7% van de consumentenadviesprijs als loon worden aangemerkt en belast. Volgens de update geldt dit ook als de werkgever de fiets leaset en ter beschikking stelt of als de werknemer de fiets zelf leaset en alle kosten vergoed krijgt.

Ter beschikking stellen

De fietsregeling geldt alleen bij het ter beschikking stellen van een fiets. Dit betekent dat de fiets eigendom blijft van de werkgever en de werknemer de fiets alleen mag gebruiken. Bij het einde van het dienstverband moet de fiets dan ook worden ingeleverd of door de werknemer worden overgenomen. 

Overnameprijs

Als de werknemer de fiets na verloop van tijd overneemt, mag de werkgever voor wat betreft de overnameprijs uitgaan van de prijs bij aanschaf minus een afschrijving van 20% per jaar. Dit betekent dat de fiets na vijf jaar gratis door de werknemer zou kunnen worden overgenomen, waardoor ook de bijtelling niet meer van toepassing is.

Accessoires

Accessoires die deel uitmaken van de comsumentenadviesprijs, hebben geen invloed op de te betalen belasting. Dit is anders als ze er geen deel van uitmaken, want dan moet de werknemer over de waarde van de accessoires belasting betalen.

Cafetariaregeling toepassen?

U kunt de fiets ook onderdeel uit laten maken van een cafetariaregeling en deze uitruilen tegen bruto loon. Desgewenst kunt u de bijtelling dan ook onderbrengen in de werkkostenregeling. Hiermee behaalt u als werkgever een extra voordeel, omdat u hierover dan geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd bent.

Betalingen aan derden

Betalingen aan derden komen niet in mindering op de bijtelling, maar kunt u wel onbelast vergoeden. Dat geldt ook voor de kosten van elektra als de werknemer de elektrische fiets thuis oplaadt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanzeggen tijdelijk arbeidscontract moet verplicht schriftelijk

Er geldt een aanzegplicht voor contracten voor bepaalde tijd met een looptijd van zes maanden of langer. Het doel hiervan is de werknemer tijdig duidelijkheid te bieden over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.

Schriftelijk informeren

Administratie

Gaat u met een werknemer een contract aan voor een bepaalde tijd met een looptijd van een half jaar of langer? Dan moet u als werkgever uiterlijk een maand voordat een dergelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, de werknemer schriftelijk informeren over:

a. het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst;
b. bij een voortzetting, de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet.

Het doel hiervan is de werknemer tijdig duidelijkheid te bieden over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, zodat de werknemer eventueel tijdig ander werk kan zoeken waardoor een beroep op de WW mogelijk wordt voorkomen.

Wanneer geen aanzegplicht?

De aanzegplicht geldt niet bij een contract voor bepaalde tijd waarbij het einde niet op een kalenderdatum is bepaald. Denk aan een arbeidsovereenkomst voor de duur van een project. Dit is ook logisch, omdat niet van tevoren bekend is wanneer het project eindigt en er dus aangezegd moet worden. De aanzegplicht geldt ook niet voor een tweede of derde arbeidscontract dat telkens korter dan zes maanden duurt. Ook bij arbeidsovereenkomsten met daarin opgenomen een uitzendbeding geldt de aanzegtermijn niet. 

Aanzegvergoeding

Vindt er geen (schriftelijke) aanzegging plaats wanneer dit wel had gemoeten, dan moet u als werkgever de werknemer een aanzegvergoeding betalen ter grootte van een kaal bruto maandsalaris. Dit kan ook een pro rato deel zijn als de aanzegging te laat plaatsvindt.

Geen schriftelijke vastlegging?

Stel nu dat u als werkgever tijdig mondeling aan de werknemer laat weten dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet verlengd zal worden, maar u verzuimt dit schriftelijk aan de werknemer te bevestigen. Is er dan toch een aanzegvergoeding verschuldigd, ook al weet de werknemer waar hij aan toe is? 

De Hoge Raad heeft deze vraag recentelijk bevestigend beantwoord door te overwegen dat de regeling van de aanzegplicht van dwingend recht is en opgesteld is ter bescherming van de werknemer. U moet dan dus toch de aanzegvergoeding betalen.

Tip! Leg contracten voor een bepaalde tijd altijd schriftelijk vast en zorg voor een deugdelijke administratie zodat u de werknemer tijdig én schriftelijk kunt informeren dat het contract eindigt dan wel wordt verlengd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wie komen er in aanmerking voor de TEK?

Minister Adriaansens heeft de Tweede Kamer geïnformeerd omtrent het verwachte gebruik van de regeling Tegemoetkoming Energiekosten (TEK). De geleverde informatie is gebaseerd op een steekproef van het CBS en geeft onder meer aan hoeveel procent van de mkb-bedrijven binnen een bepaalde sector waarschijnlijk aan de energie-intensiteitsdrempel van 12,5% voldoet.

De voorwaarden

Fabriek

De TEK is uitdrukkelijk bedoeld voor energie-intensieve mkb-bedrijven. Om voor de TEK in aanmerking te komen, moet een bedrijf dan ook voldoen aan een aantal eisen. Een mkb-bedrijf:

  • heeft maximaal 250 medewerkers, maximaal € 50 miljoen omzet en/of balans totaal van maximaal € 43 miljoen,
  • staat ingeschreven in het Handelsregister van de KvK,
  • verbruikt jaarlijks meer dan 5.000m³ gas of 50.000 kWh elektriciteit, én
  • is energie-intensief, waarbij minimaal 12,5% van de omzet bestaat uit energiekosten.

Bakkers ‘aan kop’

Op basis van de gebruikte informatie blijkt bijvoorbeeld dat ruim 90% van de bakkers voldoet aan de voorwaarden en ook boven de energie-intensiteitsdrempel van 12,5% uitkomt. Zij zullen dus aanspraak kunnen maken op de TEK. Bij bijvoorbeeld specialistische voedingswinkels, zoals de slager en groenteboer, is dit 28%.

Let op! De TEK kan over de periode 1 november 2022 tot en met december 2023 worden aangevraagd, maar wordt – waarschijnlijk pas – in Q2 van 2023 met terugwerkende kracht uitgekeerd. Dit betekent dat een mkb-ondernemer tot die tijd de energiekosten zelf moet voldoen. U kunt de TEK aanvragen bij RVO.nl.

Voldoet u niet aan de voorwaarden?

Bedrijven die niet in aanmerking komen voor de TEK omdat ze niet aan de voorwaarden voldoen, profiteren mogelijk nog wel van het prijsplafond voor gas en elektra. Voor gas betreft dit minstens 100.000 bedrijven en voor elektra zelfs minstens 250.000. Het betreft dan onder andere zzp’ers, kleine kantoren en kleine winkels.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bestelauto voor ondernemer vanaf 2025 fors duurder

Bestelauto’s worden voor ondernemers vanaf 2025 fors duurder, zowel bij aankoop als in gebruik. Dit wordt veroorzaakt door een hogere bpm bij aanschaf en een hogere motorrijtuigenbelasting. Deze voorstellen staan in het Belastingplan 2023.

Meer bpm

Bezorger

De bpm is een belasting op nieuwe personen- en bestelauto’s en op motoren. Voor ondernemers geldt echter een vrijstelling van bpm op bestelauto’s, voor zover een bestelauto meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. In het Belastingplan wordt voorgesteld deze vrijstelling per 2025 af te schaffen.

Geen bpm voor elektrische bestelauto

Voor elektrische bestelauto’s verandert er per 2025 niets. Voor de aanschaf hiervoor hoeft ook vanaf 2025 geen bpm te worden betaald. Vanaf 2025 wordt de bpm namelijk ook voor bestelauto’s berekend op basis van de uitstoot van CO2.

Hoeveel bpm?

De berekening van het tarief van de bpm voor bestelauto’s gaat vanaf 2025 ook veranderen. De bpm wordt vastgesteld op € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot. Vervuilende bestelwagens betalen daardoor straks meer bpm. Nu is deze bpm nog afhankelijk van de cataloguswaarde en van de gebruikte brandstof.

Ook meer mrb

In het Belastingplan 2023 wordt ook voorgesteld om bestelauto’s per 2025 meer motorijtuigenbelasting (mrb), ofwel wegenbelasting te laten betalen. Voor bestelauto’s geldt voor ondernemers nu een verlaagd tarief. Ook daarvoor is vereist dat de bestelauto meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. Dit verlaagde tarief wordt in 2025 verhoogd met 15%. Een jaar later, 2026, volgt een verhoging met nogmaals 6,96%.

Let op! Deze plannen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie voor omzetverlies door hoogwater

Ondernemers uit Noord-Brabant en Limburg kunnen vanaf 24 oktober subsidie aanvragen voor het omzetverlies dat zij leden door hoogwater in de zomer van 2021. Het betreft omzetverlies in het derde en vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022.

Materiële schade

Hoog water

In de zomer van 2021 werden delen van Limburg en Noord-Brabant getroffen door hoogwater. Veel bedrijven en winkelpanden hebben hierdoor enorme schade geleden.

Voor een tegemoetkoming van materiële schade heeft het kabinet in het najaar 2021 de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (WTS) ingezet. Op grond van deze wet is een tegemoetkoming voor omzetverlies echter niet mogelijk. Daarom is hiervoor een aparte regeling opgezet.

Welke periode?

Voor in het derde en vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022 geleden omzetverlies als gevolg van het hoogwater kunnen ondernemers een beroep doen op de ‘Tegemoetkoming omzetschade na waterschade Limburg en Noord-Brabant (TOWL)’.

Let op! Aanvragen is mogelijk van 24 oktober 2022 9.00 uur tot en met 5 december 2022 17.00 uur via een meldingsformulier op de website van de RVO. Provincie Limburg voert de regeling echter uit en besluit over de aanvraag en verzorgt de betaling.

Voorwaarden

Om voor de TOWL in aanmerking te komen:

  • stond u op 13 juli 2021 ingeschreven in het handelsregister KVK met één of meer vestigingen, 
  • bevond(en) uw vestiging(en) zich op 13 juli 2021 in het schadegebied,
  • had u door de overstromingen in juli 2021 tenminste € 5.000 materiële schade (per vestiging) of bedroeg deze schade tenminste 20% van de omzet, en
  • was uw omzetverlies tenminste 50% in het derde kwartaal 2021 en/of vierde kwartaal 2021 en/of eerste kwartaal 2022.

Als u geen materiële schade leed maar kunt aantonen dat u in het derde kwartaal 2021 minimaal 65% omzetverlies leed, komt u ook voor de TOWL in aanmerking. In die situatie betreft het alleen het derde kwartaal 2021.

Let op! Overheidsbedrijven en landbouwondernemingen komen niet in aanmerking voor de subsidie. Landbouwondernemingen komen op grond van de WTS wel in aanmerking voor een tegemoetkoming in teeltplanschade en verlies of materiële beschadiging van dieren.

Tip! Meer informatie over de exacte voorwaarden en de bijlagen die u bij uw aanvraag moet meesturen, vindt u op de website van RVO en de website van de Provincie Limburg.

Hoogte

De subsidie bedraagt 30% van het omzetverlies, maar bedraagt minimaal € 750 en maximaal € 200.000.

Let op! Voor het bepalen van de omzet wordt in principe aangesloten bij de btw-aangifte. Subsidies, tegemoetkomingen of steun die u ontving in verband met corona (zoals NOW of TVL) of de gevolgen van het hoogwater in 2021 tellen niet mee als omzet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Compensatie voor schade Brexit vanaf 1 november aanvragen

Bent u benadeeld door de Brexit, dan kunt u vanaf 1 november 2022 compensatie aanvragen voor bepaalde kosten. De Brexit Adjustment Reserve (BAR) Bedrijfslevenregeling komt u in deze kosten tegemoet, mits u voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Twee regelingen

Euro

Er zijn twee regelingen, een voor gemaakte kosten vanwege de Brexit en een tweede voor nog te maken kosten vanwege de Brexit.

Geen omzetverlies

De BAR compenseert u niet voor verlies aan omzet. Wel kunt u een vergoeding krijgen voor bijvoorbeeld de kosten van opleidingen, voorlichtingscampagnes, ICT-aanpassingen, extern advies of voor de tijdelijke inhuur van extra transportmaterieel.

Voorwaarden

Er gelden voor de BAR verschillende voorwaarden. Zo moet u aantonen dat u vóór 31 januari 2020 al zaken deed met het Verenigd Koninkrijk. Ook moet u aantonen dat de gemaakte kosten nodig waren, of de nog te maken kosten nodig zijn als gevolg van de Brexit. U kunt via de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) de BAR aanvragen en met een regelhulp nagaan of u aan alle voorwaarden voldoet. U kunt vanaf 1 november 2022 9.00 uur terecht bij RVO.nl.

EU-Handelsprogramma

Behalve de BAR kunt u ook gebruikmaken van het EU-Handelsprogramma. Via dit programma vergroot u uw kansen om zaken te doen met andere landen. Het programma biedt ondersteuning in de vorm van advisering, ontwikkeling of begeleiding en is kosteloos.  

Voorwaarden

Voor deelname aan het EU-Handelsprogramma is vereist dat u in 2019 en 2020 het gehele jaar zakendeed met klanten in het Verenigd Koninkrijk en dat u door de Brexit zakelijk bent benadeeld. Aanmelding verloopt ook via de RVO.

Posted in Niet gecategoriseerd

Versoepeling betalingsregeling coronaschuld digitaal aan te vragen

Ondernemers die problemen hebben met het terugbetalen van hun belastingschulden die tijdens de coronacrisis zijn opgebouwd, kunnen verzoeken om een versoepeling van de afbetalingsregeling. Deze verzoeken kunnen in november van dit jaar digitaal worden ingediend.

Versoepeling

Medisch

De mogelijkheden voor uitstel van de afbetalingsregeling waar u uit kunt kiezen zijn:

  • een betaalpauze van maximaal zes maanden, of
  • de mogelijkheid om de schuld per kwartaal in plaats van per maand af te lossen, of
  • een verlenging van de betalingsregeling van vijf naar zeven jaar.

Digitaal

Staatsecretaris Van Rij heeft toegezegd dat verzoeken vanaf november 2022 via een digitaal loket bij de Belastingdienst kunnen worden ingediend. Hij gaf verder aan dat de wens van verdergaande digitalisering voor de toekomst hoog op de agenda staat.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gratis VOG voor vrijwilligersorganisaties

Bent u een non-profitorganisatie? En heeft u vrijwilligers die werken met kwetsbare mensen? Dan kunt u onder voorwaarden gratis een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) aanvragen voor deze vrijwilligers. Voor de aanvraag heeft u wel eHerkenning met betrouwbaarheidsniveau 2+ nodig.

eHerkenning 2+ en Digid

Laptop

Een VOG is een verklaring waaruit blijkt dat eerder gedrag van een persoon een aanstelling in een specifieke functie niet in de weg staat. Het screenen van de aanvragen is in handen van Justis, een onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Om een gratis VOG aan te vragen moet u beschikken over eHerkenning met betrouwbaarheidsniveau 2+ (EH2+). De vrijwilliger moet beschikken over Digid.

Voorwaarden voor gratis VOG

Om gebruik te kunnen maken van de regeling voor het aanvragen van een gratis VOG moet uw organisatie aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Het is een non-profitorganisatie waar vrijwilligers werken met mensen in een afhankelijkheidspositie.
  • Uw organisatie heeft een gedegen preventie- en integriteitsbeleid dat op een website te vinden is of kan worden geüpload. Daaruit moet blijken op welke manier uw organisatie vrijwilligers informeert over het aanwezige beleid.
  • Vrijwilligers mogen niet op basis van andere wet- of regelgeving een VOG ontvangen.
  • Uw organisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en heeft dus een KvK-nummer.

Hoe verloopt de aanvraag?

Om een gratis VOG te kunnen aanvragen, moet uw organisatie eerst worden toegelaten tot de regeling. De uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (CIBG) zal dit beoordelen. Het CIBG heeft hiervoor acht weken de tijd vanaf het moment dat u de aanvraag heeft gedaan. 

Na toelating kunt u starten met het aanvragen van een gratis VOG. Deze aanvraag zet u digitaal klaar. Daarbij vermeldt u de functienaam en ook de werkzaamheden van de vrijwilliger. U kiest een screeningsprofiel, waarbij u aangeeft waarop u wilt dat gescreend wordt. Vervolgens dient de vrijwilliger de aanvraag in. De vrijwilliger heeft hiervoor Digid nodig. 

Na het indienen van de aanvraag neemt Justis binnen vier weken een beslissing. De VOG wordt opgestuurd naar de gescreende vrijwilliger, niet naar u als werkgever.

Let op! De VOG is een momentopname. U kunt na een aantal jaar (dus periodiek) opnieuw om een verklaring vragen. Er kunnen inmiddels nieuwe feiten bekend zijn. Ook kunt u een nieuwe VOG aanvragen als een vrijwilliger intern andere werkzaamheden gaat verrichten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Speciale regeling gebruikelijk loon start-up verdwijnt

Op dit moment geldt een speciale regeling voor start-ups waardoor zij zichzelf als voor de bv werkende aandeelhouder een lager gebruikelijk loon mogen uitkeren. Vanaf 2023 verdwijnt deze regeling.

Gebruikelijk loon

Microscoop

Een aandeelhouder met een aanmerkelijk belang die ook werkzaamheden verricht voor de bv (waaronder de dga) moet een zogenaamd gebruikelijk loon ontvangen. Dit bedraagt in 2022 nog het hoogste bedrag van 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, of het loon van de meest verdienende werknemer of € 48.000.

Tip! Onder bepaalde voorwaarden mag het gebruikelijk loon lager zijn. De bewijslast hiervan ligt wel bij de bv.

Let op! Voorgesteld is om vanaf 2023 de zogenaamde doelmatigheidsmarge van 75% te laten vervallen. Als deze plannen door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen, is het vergelijk niet langer met 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, maar met 100% hiervan.

Start-ups

Voor start-ups geldt op dit moment nog een speciale regeling. Zij hebben de mogelijkheid om, onder voorwaarden, maximaal drie jaar het gebruikelijk loon vast te stellen op het brutominimumloon. Voorgesteld is om deze mogelijkheid per 1 januari 2023 te laten vervallen.

Overgangsregeling

Er komt een overgangsregeling voor start-ups die in 2022 al van de speciale regeling gebruikmaken. Zij kunnen deze regeling vanaf 2023 voortzetten totdat maximaal drie jaar zijn verstreken.

Andere mogelijkheden lager gebruikelijk loon 2023

Als de Tweede en Eerste kamer het voorstel aannemen, moeten start-ups vanaf 2023 aan de reguliere gebruikelijkloonregels voldoen, tenzij ze nog van de overgangsregeling gebruik kunnen maken. In overleg met de Belastingdienst kan mogelijk toch nog van een lager loon worden uitgegaan. Neem voor meer informatie hierover contact op met onze adviseurs.

Let op! De plannen om de doelmatigheidsmarge en de speciale regeling voor start-ups te laten vervallen, moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vragen en antwoorden over 0% btw op zonnepanelen

Het kabinet heeft voorgesteld om vanaf 2023 0% btw te laten gelden voor de levering en installatie van zonnepanelen op en in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Over de toepassing van dit nultarief beantwoordde de staatssecretaris onlangs een aantal vragen.

Wat is een woning?

Zonnepanelen

Voor toepassing van 0% btw moeten de zonnepanelen geïnstalleerd worden op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning. Elke onroerende zaak die bestemd is voor permanente bewoning door een particulier is een woning. Ook elk pand dat niet voldoet aan deze definitie, maar welke volgens de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) mede een woonfunctie heeft of een vakantiewoning is, wordt voor het 0% btw-tarief echter aangemerkt als woning.

Let op! Het maakt niet uit wie de afnemer is van de zonnepanelen. Het nultarief geldt daarom ook voor woningcorporaties die zonnepanelen (laten) installeren op of in de onmiddellijke nabijheid van hun woningen.

Wat is een zonnepaneel?

Een zonnepaneel wekt uit zonlicht via zonnecellen elektriciteit op. Toepassing van 0% btw is alleen mogelijk voor zonnepanelen en niet voor andere producten die gebruikmaken van de zon maar daar geen elektriciteit mee opwekken of voor zogenaamde combiproducten. Zo geldt het nultarief niet voor zonnecollectoren die zonlicht in warmte omzetten, PTV-panelen, zonneramen of zonwering met zonnecellen.

Let op! Op zonnepanelen als dakbedekking is ook 0% btw van toepassing. Zonnepanelen als dakbedekking zijn dakpannen of dakpanelen die naast een energieopwekkende functie ook het dak wind- en waterdicht maken.

Levering en installatie

Toepassing van 0% btw is alleen mogelijk voor levering en installatie van zonnepanelen. Dit omvat alle leveringen en diensten die direct noodzakelijk zijn voor het aanbrengen en functioneren van de zonnepanelen.

Let op! Verhuur van zonnepanelen blijft belast met 21% btw, dus ook wanneer deze zonnepanelen op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen zijn geïnstalleerd.

Zonnepanelen en nieuwbouwwoningen

Nieuwbouwwoningen die met zonnepanelen worden opgeleverd, kennen straks twee regimes:

  • Zonnepanelen zonder een functie als dakbedekking (niet-geïntegreerde zonnepanelen) worden afgesplitst van de bouwsom en belast met 0% btw.
  • Zonnepanelen met ook een functie als dakbedekking (geïntegreerde zonnepanelen) gaan mee in de bouwsom tegen 21% btw.

Vooruitbetaling in 2022

Betaalt een afnemer in 2022 al voor zonnepanelen die in 2023 geleverd en geïnstalleerd worden op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning, dan is hierover in beginsel 21% btw verschuldigd en dus niet 0% btw. De leverancier/installateur moet in die situatie een factuur verstrekken met 21% btw.

Tip! De regels rondom de btw op vooruitbetaling zijn afhankelijk van het tijdstip waarop een factuur wordt uitgereikt of had moeten worden uitgereikt. Dit laatste moet vóór het tijdstip van opeisbaarheid van de vooruitbetaling. Neem bij vragen over uw specifieke situatie contact met ons op.

Let op! Het plan om de btw op de levering en installatie van zonnepanelen op of in de nabijheid van woningen terug te brengen naar 0% moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra subsidie voor energiebesparende maatregelen

Vanwege het grote aantal aanvragen, trekt het kabinet € 62 miljoen extra uit voor energiebesparende maatregelen via de ISDE-regeling. Daardoor is er in 2022 in totaal € 290 miljoen voor deze regeling beschikbaar.

ISDE-regeling

Airco

De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing voor woningeigenaren (ISDE) is een subsidie voor eigenaren van een koopwoning waarbij die woning als hoofdverblijf dient. Via de ISDE kan subsidie verkregen worden voor isolatiemaatregelen, (hybride) warmtepompen, zonneboilers en aansluitingen op een warmtenet. U kunt de ISDE aanvragen via RVO.nl.

Zakelijke gebruikers

Daarnaast is er binnen de ISDE in 2022 specifiek voor zakelijke gebruikers € 30 miljoen beschikbaar voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen. De subsidie geldt voor alle rechtspersonen, maar ook voor een maatschap, stichting, vof en cv. Deze specifieke tegemoetkoming loopt tot en met 31 december 2023, aanvragen gaat ook via RVO.nl.

Omvang subsidie

De omvang van de subsidie voor particulieren bedraagt bij één subsidiemaatregel ongeveer 15%. Bij een tweede subsidiemaatregel is dit ongeveer 30%. De subsidie voor zakelijke gebruikers bedraagt voor kleinschalige windturbines maximaal € 66,- per m2 rotoroppervlak. De subsidie voor zonnepanelen bedraagt voor hen €125 per kW gezamenlijk piekvermogen.

Na uw aanvraag

De RVO probeert uw aanvraag binnen acht weken af te handelen. Lukt dat niet, dan ontvangt u na ongeveer zeven weken een brief waarin staat dat de afhandeltermijn verlengd wordt. Op dit moment kan het afhandelen van een aanvraag langer duren. Keurt de RVO uw aanvraag goed, dan krijgt u een verlening waarmee de RVO een reservering doet op het subsidiebudget. Daarna heeft u twaalf maanden de tijd om uw project te realiseren.

Let op! De ISDE voor particulieren loopt door tot 2030. Hoeveel er de komende jaren voor deze subsidie in de pot zit, is nog niet bekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

3750 euro subsidie omscholing kansrijke beroepen ICT en techniek

Wanneer u als werkgever een werknemer wilt laten omscholen naar een beroep in de ICT of techniek, dan kunt u hiervoor onder voorwaarden subsidie aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Het subsidiebedrag is € 3.750 per omscholingstraject.

Voor wie?

Techniek

De Subsidieregeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek geldt voor werknemers die al bij u in dienst zijn of voor nieuwe werknemers. Er geldt een maximum van zes trajecten per werkgever. 

Subsidie aanvragen

De aanvraag verloopt via RVO.nl. Hiervoor heeft u het digitale inlogmiddel eHerkenning nodig met een machtiging voor RVO-diensten op minstens betrouwbaarheidsniveau 2+. U kunt de subsidie aanvragen tot en met 1 december 2023, 17.00 uur.

Voorschot

De subsidie wordt als voorschot uitbetaald. Als bij een controle door de RVO blijkt dat u niet aan alle voorwaarden voldoet, vordert de RVO de subsidie terug. 

Voorwaarden voor de subsidie

Om in aanmerking te komen voor de subsidieregeling gelden de volgende voorwaarden:

  • de werknemer werkte vóór 1 juli 2022 niet in de beroepsgroep waarvoor omgeschoold wordt;
  • de werknemer heeft tot twee jaar voorafgaand aan de aanvraag geen voortgezet onderwijs gevolgd;
  • de werknemer voert het nieuwe beroep voor minimaal de helft van de werktijd uit;
  • het omscholingstraject moet een samenhangend geheel van praktijkondersteuning en scholing zijn:
    – de praktijkondersteuning moet worden aangeboden door een praktijkbegeleider die de nodige kennis en ervaring heeft. De kosten voor praktijkondersteuning zijn minimaal € 1.000. 
    – de werknemer is voor de scholing als onderdeel van het omscholingstraject ingeschreven. De kosten voor de scholing zijn ten minste € 1.000. (De scholing moet officieel erkend zijn, op de website van de RVO staat welke keurmerken gelden); 
  • de kosten voor het omscholingstraject zijn minimaal € 7.500;
  • de opleiding moet gestart zijn op of na 1 juli 2022 en niet later dan binnen 3 maanden na indiening van de aanvraag; 
  • er moet minimaal 6 maanden na toewijzing van de subsidie een arbeidsovereenkomst zijn voor de looptijd van het omscholingstraject;
  • er mag voor het omscholingstraject geen subsidie zijn ontvangen vanuit de subsidieregeling praktijkleren of de SLIM-regeling;
  • verlening van de subsidie leidt niet tot overschrijding van het de-minimisplafond (maximumbedrag overheidssteun is € 200.000 over een periode van 3 opeenvolgende belastingjaren).

Tip! Heeft u vragen over deze subsidieregeling? Wij adviseren u graag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Sticker of O-document 1 november verplicht voor werkende Oekraïner

De overgangsperiode waarin vluchtelingen uit de Oekraïne zonder werkvergunning konden werken zonder sticker of O-document in hun paspoort eindigt op 31 oktober 2022 definitief. Vanaf 1 november 2022 kunnen vluchtelingen uit de Oekraïne daarom niet meer werken zonder werkvergunning als ze geen sticker of O-document in hun paspoort hebben.

Zonder werkvergunning

Waterpas

Normaal gesproken zou u een werkvergunning moeten aanvragen als u een werknemer afkomstig uit Oekraïne wilt aanstellen. In verband met de oorlog in hun thuisland geldt voor vluchtelingen uit Oekraïne echter de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van de Europese Unie. Hierdoor kunt u hen vanaf 1 april 2022 al te werk stellen zonder vergunning.

Bewijs

Om gebruik te kunnen maken van werken zonder werkvergunning moet de Oekraïner met een sticker of O-document die is afgegeven door de IND aantonen dat hij of zij onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van de Europese Unie valt. Omdat de IND niet in staat was om op tijd aan iedereen de sticker of het document af te geven, kunnen Oekraïners tot en met 31 oktober 2022 nog zonder tewerkgesteld worden. Vanaf 1 november 2022 is dat echter niet meer mogelijk.

Tip! Met de sticker of O-document krijgt de Oekraïner ook toegang tot medische zorg en onderwijs.

Meldplicht

U bent ook verplicht een melding te doen bij het UWV als u een werknemer uit Oekraïne in dienst wilt nemen. Dit kan door het meldformulier te uploaden via het werkgeversportaal. Op de melding geeft u onder meer de duur en omvang van het dienstverband aan, de functie en het loon van de werknemer. Twee dagen na deze melding kan de werknemer dan starten met werken.

Let op! Deze meldplicht geldt al vanaf april 2022.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onderbouw uw vaste kostenvergoeding

Geeft u uw werknemers een vaste kostenvergoeding? Dan kunt u misschien belasting besparen als u zorgt voor een goede vastlegging.

Belast loon of vrije ruimte

Laptop

In principe vormt een vaste kostenvergoeding belast loon voor uw werknemer. Hij of zij is daarover loonheffing verschuldigd. U kunt dit voorkomen door de vaste kostenvergoeding aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. U betaalt dan pas 80% eindheffing vanaf het moment dat u met alle aangewezen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen boven de jaarlijkse vrije ruimte uitkomt.

Let op! De vaste kostenvergoeding moet wel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. Dit betekent dat de vergoeding niet meer dan 30% mag afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Is de afwijking groter, dan mag u het meerdere niet aanwijzen in de vrije ruimte. Dat deel is dan als loon belast bij uw werknemer.

Tip! De Belastingdienst beschouwt alle vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per persoon per jaar als gebruikelijk.

Gerichte vrijstelling of intermediaire kosten

Door het aanwijzen van de volledige vaste kostenvergoeding in de vrije ruimte gebruikt u misschien al een groot gedeelte van deze vrije ruimte. Als (een deel van) uw vaste kostenvergoeding gericht vrijgesteld is of als intermediaire kosten niet tot het loon behoort, kunt u echter meer vrije ruimte overhouden. U moet dan wel aan bepaalde voorwaarden voldoen.

Voorwaarden

Om (een deel van) de vaste kostenvergoeding als gerichte vrijstelling of intermediaire kosten te laten kwalificeren, moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • u moet vastleggen uit welke bedragen de vaste kostenvergoeding is opgebouwd;
  • u moet aannemelijk maken dat tot bepaalde bedragen kosten voor gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten worden gemaakt;
  • u moet deze kostenposten nader specificeren (omschrijving, bedrag en soort vrijstelling of intermediaire kosten);
  • u moet de kostenposten onderbouwen met een onderzoek vooraf naar de werkelijk gemaakte kosten (steekproef). Let op, dit onderzoek moet opnieuw gedaan worden als de omstandigheden, waarop de vergoedingen zijn gebaseerd, veranderen. 

Tip! Bestond de vaste onkostenvergoeding al voordat u de werkkostenregeling ging toepassen, dan hoeft u alleen een nieuw onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten te doen als de omstandigheden, waarop de vergoedingen zijn gebaseerd, veranderen.

Let op! De werkkostenregeling is in 2015 definitief ingevoerd. De kans dat de omstandigheden zijn veranderd, is dan ook zeker niet uit te sluiten. Onderzoek daarom of u wellicht een nieuwe onderbouwing moet maken.

Onderbouwing achteraf

De onderbouwing en het onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten moet altijd gebeuren voordat u de vaste kostenvergoeding geeft. Deed u nog niet zo’n onderzoek, dan kunt u dus alleen voor de toekomst mogelijk gebruikmaken van de gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten.

Tip! Het kan zeker de moeite lonen om zo’n onderzoek te doen naar de werkelijk gemaakte kosten. Er is namelijk een flink aantal kosten die onder een gerichte vrijstelling of intermediaire kosten valt. Denk bijvoorbeeld aan een vergoeding voor woon-werkverkeer a € 0,19 per kilometer, voor het wassen van de auto van de zaak, voor het internetgebruik thuis en voor een mobiele telefoon.

Posted in Niet gecategoriseerd

Datum vaststelling TVL starters verlengd

Starters krijgen meer tijd om de definitieve vaststelling van hun TVL, de zogenaamde Startersregeling, aan te vragen. Dit betreft de TVL voor het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022. De deadline is verlengd van 1 december 2022 naar 1 februari 2023.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

Rekenmachine

De TVL is een tegemoetkoming voor de vaste lasten van bedrijven die tijdens de coronacrisis omzetverlies hebben geleden. Voor starters gold een speciale TVL-subsidie. Deze was bedoeld voor bedrijven die na 30 juni 2020 en uiterlijk 30 september 2021 zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Voorschot

De TVL is destijds uitbetaald als voorschot op basis van het verwachte omzetverlies. Pas als het definitieve omzetverlies bekend is, moeten ondernemers de definitieve vaststelling van de TVL aanvragen. Voor bovengenoemde periodes moet dit dus uiterlijk op 1 februari 2023, 23:59 uur.

Verrekening

Het kan dus zijn dat een starter op basis van deze definitieve berekening recht heeft op meer TVL. Het kan ook zo zijn dat er destijds te veel is voorgeschoten en de starter (een gedeelte) moet terugbetalen.

Let op! Over de subsidie die u ontvangt uit de Startersregeling Q4 2021 en Q1 2022 moet u inkomsten- of vennootschapsbelasting betalen. Deze subsidies moet u dus opgeven bij de Belastingdienst. Dit geldt niet voor eerdere TVL-regelingen.

Eerder indienen onmogelijk

Volgens het Ministerie van Economische Zaken is voor de verlenging van de deadline gekozen omdat veel starters de definitieve cijfers niet op tijd zouden kunnen aanleveren. De subsidie zou dan ambtshalve moeten worden vastgesteld, wat veel meer uitvoeringstechnische problemen oplevert.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer geld voor energie- en milieuvriendelijk ondernemen

Voor ondernemers die energie- of milieuvriendelijk investeren, komt vanaf 2023 jaarlijks € 150 miljoen extra beschikbaar. Daartoe worden de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de regeling inzake vervroegd afschrijven op milieu-investeringen (Vamil) verhoogd. Dit is op Prinsjesdag bekendgemaakt.

EIA, MIA

Plastic

Via de EIA en MIA mogen ondernemers een extra percentage van hun energie- of milieuvriendelijke investering in aftrek brengen op de winst. Hierdoor betaalt men minder belasting. De EIA kent thans één percentage, 45,5%. De MIA kent drie percentages: 45%, 36% en 27%.

Vamil

Via de Vamil kunnen ondernemers 75% van de investering versneld ten laste van de winst brengen. De ondernemer kan de winst daardoor in een jaar of meerder jaren extra verlagen, maar daardoor minder afschrijven in andere jaren. Hierdoor kan de ondernemer eventueel profiteren van het verschil in belastingtarief, maar de Vamil kan daarnaast ook een liquiditeits- en rentevoordeel opleveren, omdat op een eerder moment minder winstbelasting hoeft te worden betaald.

Hogere energieprijzen

Ondernemers doen steeds vaker een beroep op genoemde regelingen. Dit wordt mede veroorzaakt door de hoge energieprijzen, waardoor deze investeringen eerder lonend zijn.

Hoe is nog onbekend

Het extra budget van € 150 miljoen (€ 100 miljoen voor de EIA en € 50 miljoen voor de MIA) zal in 2023 voornamelijk nodig zijn om ervoor te zorgen dat de bestaande bedrijfsmiddelen gestimuleerd kunnen blijven. Dit wijst erop dat de percentages van de regelingen waarschijnlijk niet wijzigen, maar dat de grotere vraag door de extra middelen kan worden gedekt. Zodra hier duidelijkheid over is, zullen wij u informeren.

Let op! Over de diverse op Prinsjesdag gepresenteerde plannen vindt nog volop overleg plaats. De meeste plannen zijn dan ook nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Grens aan aftrek periodieke giften

De aftrek van periodieke giften aan algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) wordt vanaf 2023 begrensd tot € 250.000 per kalenderjaar. Deze maatregel geldt voor alle periodieke giften die zijn aangegaan na 4 oktober 2022, 16.00 uur.

Periodieke giften

Euro

Als u jaarlijks eenzelfde bedrag doneert aan dezelfde ANBI en u doet dat minimaal vijf jaar achter elkaar, dan is er sprake van een periodieke gift. Is deze periodieke gift vastgelegd in een notariële of schriftelijke overeenkomst waarin vastgelegd is wanneer de jaarlijkse gift stopt (uiterlijk bij uw overlijden), dan kunt u het volledige bedrag van de gift in uw aangifte inkomstenbelasting aftrekken. U hoeft dan dus geen rekening te houden met de niet-aftrekbare drempel of het plafond dat voor reguliere giften geldt.

Vanaf 2023 maximaal € 250.000 aftrek

Vanaf 2023 bedraagt de maximale periodieke giftenaftrek € 250.000 per kalenderjaar. Dit bedrag geldt voor u en uw fiscale partner samen.

Overgangsregeling voor lopende periodieke giften

Voor alle periodieke giften die zijn aangegaan uiterlijk 4 oktober 2022, 16.00 uur geldt overgangsrecht. Deze periodieke giften blijven tot en met uiterlijk 31 december 2026 volledig aftrekbaar. Uiteraard mits aan de voorwaarden voor de aftrek van periodieke giften wordt voldaan.

Let op! De beperking van de aftrek van periodieke giften moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie afgelaste evenementen begin 2022 nu aanvragen

De subsidieregeling voor afgelaste evenementen vanwege corona is van start gegaan. Deze subsidie betreft evenementen die vanwege een verbod door de Rijksoverheid zijn afgelast in de periode 1 januari 2022 tot en met 8 maart 2022.

Voorwaarden

Stoelen

De subsidie kent tal van voorwaarden. Zo geldt onder andere dat de subsidie alleen beschikbaar is voor publiek toegankelijke evenementen. Een buurtfeest of bruiloft valt hier dus bijvoorbeeld niet onder. Had u een vergunning voor uw evenement nodig, dan moet deze zijn afgegeven door de gemeente of zou zijn afgegeven als er geen verbod was geweest. Ook mocht het evenement maximaal 14 dagen duren.

Welke kosten?

De subsidie betreft een vergoeding voor uw externe kosten,  zoals de kosten van onderaannemers, tribunebouwers, artiesten en beveiliging. Vaste kosten, zoals die van uw vaste personeel of van uw bedrijfspand, vallen niet onder de subsidie. 

Let op! Ook kosten die u op andere wijze al vergoed heeft gekregen, komen niet in aanmerking. Denk aan sponsoropbrengsten, een uitkering via uw verzekering of verkregen NOW voor loonkosten.

Omvang vergoeding

Van de gemaakte kosten krijgt u 90% vergoed. De kosten moeten minimaal € 2.500 bedragen. Voor de overige 10% kunt u een lening krijgen tegen een rente van 2%. Deze lening dient u dan wel binnen vijf jaar af te lossen.

Aanvragen

Aanvragen kan via de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Dit kan via eHerkenning niveau 3 of hoger of met behulp van DigiD. Als u DigiD gebruikt, moet u degene zijn die bij de Kamer van Koophandel geregistreerd staat als eigenaar of bestuurder van het bedrijf.

Posted in Niet gecategoriseerd

Straks geen BOR/BOF meer voor verhuurd vastgoed

Met de bedrijfsopvolgingsregeling kunt u uw onderneming fiscaal vriendelijk schenken of laten vererven bij uw overlijden. Het kabinet heeft aangekondigd dat deze mogelijkheid voor verhuurd vastgoed komt te vervallen.

Bedrijfsopvolgingsregeling

Vastgoed

In de Successiewet is voor het fiscaal vriendelijke schenken of vererven van een onderneming een bedrijfsopvolgingsfaciliteit opgenomen, in de praktijk ook wel BOF of BOR genoemd. Deze regeling voorziet in een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde van de onderneming, voor zover de waarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1.134.403 (2022). Voor het meerdere is de vermindering 83%.

Naast deze regeling is in de inkomstenbelasting een doorschuifregeling opgenomen, waarmee een onderneming fiscaal vriendelijk – zo veel mogelijk zonder onmiddellijke belastingheffing – kan worden doorgeschoven naar de opvolgers.

Ondernemingsvermogen versus beleggingsvermogen

Deze regelingen gelden op dit moment alleen voor het zogenaamde ondernemingsvermogen. Al het vermogen in uw onderneming dat als belegging kan worden aangemerkt, valt buiten deze gunstige regelingen.

Verhuurd vastgoed

Met betrekking tot verhuurd vastgoed speelt in de praktijk vaak de discussie met de Belastingdienst of dit ondernemingsvermogen of beleggingsvermogen vormt. De Belastingdienst vindt eigenlijk dat al het verhuurde vastgoed beleggingsvermogen vormt, de rechter denkt daar in bepaalde gevallen weleens anders over.

Let op! Verhuurd vastgoed vormt pas ondernemingsvermogen als sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Over het algemeen zal hier niet snel sprake van zijn.

Waarschijnlijk om elke discussie uit te sluiten, heeft het kabinet aangekondigd dat straks de BOF en de doorschuifregeling niet meer gelden voor verhuurd vastgoed. Dit voorstel moet nog nader worden uitgewerkt en de precieze ingangsdatum is ook nog niet bekend.

Tip! Valt uw verhuurd vastgoed nu misschien al buiten de BOF en de doorschuifregeling omdat het is aan te merken als beleggingsvermogen? Meer aanpassingen op de BOF en doorschuifregelingen hangen in de lucht. Overleg daarom met onze adviseurs over uw bedrijfsopvolging.  Door voorbereid te zijn, kan op eventuele aanpassingen misschien nog op tijd geanticipeerd worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere Aof-premie voor kleine werkgever vanaf 2023

Het tarief van de gedifferentieerde premie voor het arbeidsongeschiktheidsfonds, de Aof-premie, gaat vanaf 2023 voor kleine werkgevers omlaag. Wat de nieuwe premie exact wordt, is nog niet bekend.

Gedifferentieerde Aof-premie

Kantoor

Met ingang van 1 januari 2022 is de basis-Aof-premie vervangen door een gedifferentieerde premie. Vanaf deze datum betalen kleine werkgevers een lagere gedifferentieerde Aof-premie dan middelgrote en grote werkgevers.

Kleine werkgever

Een werkgever is klein als de premieloonsom van de werkgever maximaal 25 keer het gemiddelde premieloon per werknemer per jaar bedraagt.

Let op! Het gemiddelde premieloon wordt jaarlijks door het UWV vastgesteld en bedraagt voor 2023 € 36.200. Het premieloon van de werkgever is het premieloon van jaar t-2. Voor de premie 2023 is dus het premieloon van het jaar 2021 van belang.

Tip! Een startende werkgever wordt tijdens de eerste twee jaar aangemerkt als kleine werkgever. Dat geldt niet als de start plaatsvindt vanuit een overgang van een onderneming.

Verlaging vanaf 2023

Voor de kleine werkgever wordt de Aof-premie vanaf 2023 verlaagd. Hiervoor is in 2023 € 230 miljoen beschikbaar, oplopend naar € 301 miljoen in de periode 2024-2027 en € 401 miljoen in de periode daarna. De exacte premie voor 2023 is nog niet bekend, maar deze zal ongeveer een half procentpunt lager zijn dan zonder het budget van € 230 miljoen het geval zou zijn geweest. In getallen betekent dit voor een werkgever met tien (gemiddeld verdienende) werknemers een voordeel van ongeveer € 1.800.

Posted in Niet gecategoriseerd

Saldering terug geleverde elektriciteit zonnepanelen op jaarbasis

Minister Jetten van Klimaat en Energie heeft bevestigd dat saldering van de teruggeleverde elektriciteit opgewekt door zonnepanelen plaats moet vinden op jaarbasis. Hier was onduidelijkheid over, omdat sommige energieleveranciers de saldering over een andere tijdsperiode (wilden) verwerken.

Salderingsregeling

Zonnepanelen

Door de salderingsregeling is de prijs van door de zonnepanelen teruggeleverde elektriciteit gelijk aan de prijs van de van de energieleverancier afgenomen elektriciteit.

Let op! Voorgesteld is om de salderingsregeling vanaf 2025 geleidelijk af te bouwen. Door deze afbouw ontvangt u vanaf 2025 over een deel van de door u teruggeleverde elektriciteit een lagere vergoeding dan u betaalt over de door u afgenomen elektriciteit. Vanaf 2031 geldt dat voor alle teruggeleverde elektriciteit.

Geruchten over saldering per kwartaal of andere periode

Het Ministerie van Klimaat en Energie en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) hebben signalen ontvangen dat sommige energieleveranciers saldering per kwartaal (of een andere periode) in plaats van per jaar (gaan) uitvoeren. Dat kan voor een eigenaar van zonnepanelen heel ongunstig uitpakken. Zo zal in de zomer over het algemeen meer elektriciteit teruggeleverd worden dan afgenomen, terwijl dit in de winter precies andersom is. Als dan bijvoorbeeld per kwartaal gesaldeerd wordt, wordt in de zomer een vergoeding ontvangen tegen waarschijnlijk een lager tarief dan in de winter betaald moet worden aan de energieleverancier voor afgenomen elektriciteit.

Bevestiging Minister: saldering op jaarbasis

Hoewel uit de Elektriciteitswet niet expliciet volgt over welke periode saldering moet plaatsvinden, blijkt dit wel uit de wetsgeschiedenis, zo meldt minister Jetten. De saldering moet volgens hem plaatsvinden op jaarbasis. Nu hier mogelijk onduidelijkheid over bestaat, is de minister van plan dit expliciet in de Elektriciteitswet vast te leggen. Hiertoe heeft hij een nota van wijziging op het wetsvoorstel over de afbouw van de salderingsregeling ingediend.

Tip! Als sprake is van een variabel tarief, is in de Elektriciteitswet niet vastgelegd hoe een overschot of tekort na de saldering gefactureerd moet worden. De minister is van plan ook hier wettelijk regels over vast te leggen.

Geen andere afbouw salderingsregeling

Minister Jetten laat ook weten dat hij een door de branchevereniging van de Nederlandse Zonne-energiesector gedaan voorstel tot een andere afbouw van de salderingsregeling, niet overneemt. Hij houdt vast aan de in een wetsvoorstel voorgestelde afbouw van de salderingsregeling vanaf 2025.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vrije ruimte in 2023 naar 3% over fiscale loonsom van € 400.000

Op Prinsjesdag werd al bekend dat de vrije ruimte in de werkkostenregeling volgend jaar zou stijgen naar 1,92% over een fiscale loonsom van € 400.000. Deze wordt voor 2023 nog verder verhoogd naar 3%.

Werkkostenregeling

Euro

De vrije ruimte in de werkkostenregeling (WKR) kunt u gebruiken om onbelast vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen (hierna: vergoedingen) aan uw werknemers te geven. U betaalt geen loonheffingen als uw totale vergoedingen de vrije ruimte in een jaar niet overstijgen.

Let op! Bij overschrijding betaalt u als werkgever 80% belasting over het gedeelte boven de vrije ruimte.

Hoogte vrije ruimte

In 2022 bedraagt de vrije ruimte 1,7% over uw fiscale loonsom tot en met € 400.000 en 1,18% over de fiscale loonsom daarboven. Op Prinsjesdag werd al bekend dat de 1,7% vanaf 2023 verhoogd wordt naar 1,92%. De staatssecretaris maakte onlangs echter een nog verdere verhoging naar 3% over de fiscale loonsom tot en met € 400.000 bekend.

De verhoging naar 1,92% betekende al een extra onbelaste vergoedingsmogelijkheid tot maximaal € 880. De verhoging naar 3% geeft u de mogelijkheid om in 2023 nog eens maximaal € 4.320 extra onbelast te vergoeden. Deze maximale onbelaste vergoedingsmogelijkheid van totaal € 5.200 wordt bereikt vanaf een fiscale loonsom van € 400.000.

Let op! De verhoging naar 3% geldt alleen voor 2023. In 2024 daalt de vrije ruimte over de fiscale loonsom tot en met € 400.000 weer naar de eerder voorgestelde 1,92%.

Voorwaarden vrije ruimte

Om gebruik te maken van de vrije ruimte moet u de vergoedingen wel vooraf aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Daarnaast mogen de vergoedingen niet meer dan 30% afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is (de zogenaamde gebruikelijkheidstoets).

Tip! De beoordeling van de gebruikelijkheidstoets kan lastig zijn. Als tegemoetkoming beschouwt de Belastingdienst alle vergoedingen van maximaal € 2.400 per persoon per jaar als gebruikelijk. Dit bedrag geldt wel in alle redelijkheid. Als het loon van uw werknemer door gebruik van deze € 2.400 bijvoorbeeld lager wordt dan het wettelijke minimumloon mag u deze niet gebruiken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorwaarden tegemoetkoming energiekosten (TEK) bekend

Het kabinet heeft de voorwaarden rond de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) bekendgemaakt. Via de TEK worden energie-intensieve mkb-bedrijven financieel ondersteund vanwege de huidige hoge energieprijzen. De TEK gaat gelden vanaf 1 november 2022, maar kan waarschijnlijk pas in het tweede kwartaal van 2023 worden opengesteld.

Voorwaarden energieverbruik

Fabriek

Omdat de TEK alleen bedoeld is voor energie-intensieve mkb-bedrijven, moeten de energiekosten van een bedrijf minstens 12,5% van de omzet bedragen. Ook moet het jaarlijks verbruik minstens 5.000 kuub gas of 50.000 kWh elektriciteit zijn. Een bedrijf mag verder minder dan 250 werknemers in dienst hebben en een jaaromzet hebben van minder dan € 50 miljoen om voor de TEK in aanmerking te kunnen komen.

Let op! Uw bedrijf moet ingeschreven staan bij het Handelsregister en voldoen aan de Europese mkb-definitie. Om te beoordelen of uw bedrijf hieraan voldoet, kunt u de mkb-toets gebruiken.

Hoeveel compensatie?

Bedrijven die voor de TEK in aanmerking komen, krijgen 50% van de energiekosten vergoed boven een vastgestelde drempelprijs. Die drempelprijs bedraagt voor gas € 1,19 per kuub en voor elektriciteit € 0,35 per kWh exclusief btw. De maximale prijscompensatie bedraagt € 1 per kuub gas en € 0,30 per kWh elektriciteit. De totale compensatie bedraagt maximaal € 160.000. Voor landbouwbedrijven, zoals tuinders, geldt een maximum van € 62.000.

Let op! Het maximum van € 160.000 geldt per onderneming en niet per energiecontract of vestiging. Heeft u onderneming dus meerdere vestigingen, dan kunt u niet maximaal € 160.000 per vestiging ontvangen.

Uitvoering via RVO

De uitvoering van de TEK komt in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De regeling kan waarschijnlijk pas in het tweede kwartaal van 2023 worden opengesteld omdat de regeling moet voldoen aan Europese staatssteunregels. Daarom is eerst een goedkeuring door de Europese Commissie nodig. Totdat de TEK is opengesteld, zal coulant worden omgegaan met ondernemers die een verzoek tot uitstel van betaling van belastingen bij de Belastingdienst indienen. Ook is afgesproken dat tot die tijd banken sneller en soepeler om zullen gaan met aanvragen voor liquiditeiten.

Let op! De TEK gaat, na openstelling van de regeling, met terugwerkende kracht gelden voor de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023.

Naast energieplafond

De TEK is specifiek bedoeld voor energie-intensieve mkb-bedrijven. De regeling komt dan ook naast het ingestelde energieplafond waarvan vooral huishoudens, zzp’ers en kleine ondernemingen zullen profiteren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 2024 twee tarieven in box 2

Houders van een aanmerkelijk belang, waaronder dga’s, krijgen vanaf 2024 te maken met twee tarieven in box 2. In box 2 worden de inkomsten uit een aanmerkelijk belang belast. Daarbij gaat het met name om dividenduitkeringen en om de winst behaald bij verkoop van een aanmerkelijk belang. Dit voorstel staat in het Belastingplan 2023.

Twee tarieven

Euro

De voorgestelde tarieven vanaf 2024 bedragen 24,5% voor inkomsten tot € 67.000 en 31% over het meerdere. Nu kent box 2 nog één tarief van 26,9%. Het voorstel betekent dat over een dividend tot € 67.000 vanaf 2024 bijna 9% minder belasting hoeft te worden betaald. Wordt meer dividend uitgekeerd, dan betaalt men ruim 15% méér belasting in box 2 over het meerdere.

Voordeel partners

Belastingplichtigen met een partner kunnen inkomsten uit een aanmerkelijk belang in de aangifte verdelen. Ze kunnen zo een voordeel behalen door een dividenduitkering van meer dan € 67.000 deels aan de partner toe te rekenen. Op deze manier kunnen zij straks maximaal 2 x € 67.000, ofwel € 134.000 aan dividend opnemen tegen het lage tarief van 24,5%.

Oppotten tegengaan

Het wetsvoorstel is onder meer bedoeld om het eindeloos oppotten van winstreserves in de bv tegen te gaan. Dga’s hebben er straks immers voordeel bij om jaarlijks dividend uit te keren voor zover het tarief hierover 24,5% bedraagt. Het wetsvoorstel is ook bedoeld ter financiering van de herziene belastingheffing over vermogensinkomsten in box 3.

Aanpassing aan inflatie

De nieuwe tariefschijven zullen jaarlijks aangepast worden aan de inflatie. Dit betekent dat het lage tarief van 24,5% jaarlijks toegepast wordt over een bedrag van de eerste schijf (€ 67.000), plus of min de inflatiecorrectie. 

Let op! De voorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 Eindejaartips

Welke fiscale maatregelen kunt u als ondernemer dit jaar nog treffen die voordelig voor u kunnen uitpakken? Hoe kunt u nu al slim inspelen op wijzigingen die vanaf 2023 gaan gelden? Tien praktische tips.

Let op! Een aantal van deze tips komt uit het Belastingplan 2023 en moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Ook worden er door het kabinet steeds nieuwe plannen bekendgemaakt of worden plannen herzien, derhalve is het belangrijk om altijd even contact op te nemen met uw adviseur om te overleggen.

1. Koop dit jaar nog een elektrische auto

Cadeau

Was u al van plan op korte termijn een elektrische auto te kopen die meer kost dan € 30.000 en deze op de zaak te zetten, koop die auto dan – indien mogelijk – nog dit jaar. Vanaf 2023 wordt de verlaagde bijtelling van 16% namelijk nog slechts berekend over een cataloguswaarde van maximaal € 30.000 in plaats van € 35.000 nu. Het scheelt u 6%-punt aan bijtelling (16% i.p.v. 22%) over de cataloguswaarde van € 30.000 tot € 35.000, gedurende maximaal vijf jaar.

2. Optimaliseer de samenstelling van uw box 3-vermogen

Over de heffing over vermogen, oftewel de box 3-heffing, is de afgelopen periode zeer veel te doen geweest. Vanaf 2026 moet er heffing over het werkelijk rendement gaan plaatsvinden. Tot die tijd wordt vanaf 2023 het inkomen nog steeds bepaald aan de hand van fictieve rendementen. Hierbij wordt echter uitgegaan van de werkelijke samenstelling van iemands vermogen verdeeld over drie verschillende categorieën: 1. bank- en spaartegoeden, deposito, contant geld; 2. alle overige bezittingen; 3. alle schulden.  Elke categorie kent een eigen fictief rendement. De hoogte van categorie 1 en 3 is nog onbekend, maar categorie 2 zal (met 6,17% in 2023) beduidend hoger zijn dan categorie 1. Omdat de peildatum van het vermogen op 1 januari ligt, heeft u nog slechts kort de tijd om u daarop voor te bereiden. Houd er daarbij rekening mee dat heen en weer schuiven van vermogen binnen drie maanden rond de jaarwisseling genegeerd kan worden door anti-misbruikwetgeving.                                                     

3. Gebruik de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling

De vrije ruimte in de werkkostenregeling bedraagt dit jaar 1,7% tot een loonsom van € 400.000 en 1,18% over het meerdere. Tot dit bedrag kunt u uw personeel onbelast allerlei zaken vergoeden en verstrekken, zoals het bekende kerstpakket, terwijl ook u als werkgever geen belasting betaalt zolang u binnen de vrije ruimte blijft. Gebruik de vrije ruimte dus nog dit jaar, want ongebruikte vrije ruimte kunt u niet doorschuiven naar 2023.

4. Koop in 2022 nog een zakenpand, vakantiewoning of beleggingspand

De aankoop van een zakenpand, vakantiewoning of beleggingspand wordt in 2023 duurder. Dit vanwege de verhoging van de overdrachtsbelasting voor deze panden. Was u van plan op korte termijn zo’n pand te kopen, doe dat dan nog in 2022. U betaalt nu nog 8%, in 2023 10,4%. Dit betekent dat u daardoor 30% meer overdrachtsbelasting betaalt.

5. Schenk voor eigen woning

Wilt u uw kinderen of een derde een bedrag schenken in verband met de aankoop van een eigen woning, dan is deze schenking dit jaar nog onbelast tot een bedrag van € 106.671. De vrijstelling wordt in 2023 verminderd naar € 28.947 en vanaf 2024 geheel afgeschaft. U kunt alleen in 2022 dus nog volledig van de vrijstelling profiteren. In de huidige regeling heeft de ontvanger van de schenking drie jaar om de schenking voor de eigen woning te besteden. Voor schenkingen gedaan in 2022 blijft deze regeling gehandhaafd: deze kunnen dus nog tot uiterlijk 2024 besteed worden aan de eigen woning.

De vrijstelling kon tot nu toe onder voorwaarden gespreid over drie opeenvolgende jaren benut worden. Schenkingen die in 2021 zijn gedaan en waarbij een beroep is gedaan op de vrijstelling voor de eigen woning, behouden deze mogelijkheid: in 2022 en 2023 kan dus nog onder de vrijstelling nader geschonken worden. Schenkingen die in 2022 zijn gedaan, kunnen alleen nog in 2023 worden aangevuld tot het maximumbedrag dat voor 2022 gold. Vanaf 2023 is spreiding niet meer mogelijk.

6. Speel in op hogere bijtelling na 5 jaar

De percentages aan bijtelling voor de auto van de zaak gelden voor een periode van 60 maanden. Daarna geldt het voor dat jaar geldende percentage. Dit betekent dat voor elektrische auto’s die in 2018 voor het eerst op naam zijn gesteld, de bijtelling van 4% over de hele cataloguswaarde in de loop van 2023 wijzigt in een bijtelling van 16% over de eerste € 30.000 en 22% over het meerdere. Bezit u zo’n auto, dan kunt u wellicht de hogere bijtelling voorkomen. Bijvoorbeeld door de auto naar privé te halen. Deze optie is met name interessant voor de dga. Voor de ondernemer in de inkomstenbelasting is dit alleen mogelijk als de auto in 2023 niet meer dan 10% zakelijk gebruikt gaat worden. Een andere optie is de auto nog maximaal 500 km privé te gebruiken. U krijgt dan geen bijtelling meer.

7. Cluster uw zorgkosten

Zorgkosten zijn nog steeds aftrekbaar. Dit jaar kan dat nog tegen maximaal 40%, volgend jaar tegen maximaal 36,93%. Er geldt wel een drempel, wat betekent dat alleen de zorgkosten boven deze drempel aftrekbaar zijn. Heeft u bijvoorbeeld dit jaar een fors bedrag aan de tandarts uitgegeven en wilt u bijvoorbeeld een nieuw hoortoestel aanschaffen, overweeg dit dan nog dit jaar te doen. Waarschijnlijk schiet u dan voor een groter bedrag over de drempel heen, wat u belastingbesparing oplevert.

8. Beoordeel hoogte gebruikelijk loon in combinatie met kostenvergoedingen en auto van de zaak

Als dga bent u verplicht jaarlijks een gebruikelijk loon op te nemen dat belast wordt in box 1. Kostenvergoedingen tellen, mits deze individualiseerbaar zijn, mee voor het gebruikelijk loon. Daardoor hoeft u misschien minder brutoloon op te nemen. Het maakt niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Ook de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak telt mee voor het gebruikelijk loon. Bij een auto van bijvoorbeeld € 60.000 en een bijtelling van 22%, kunt u het brutoloon dus € 60.000 x 22% = € 13.200 lager vaststellen. 

9. Optimaliseer KIA, let op wijzigingen Vpb

Als u dit jaar meer dan € 2.400 investeert, heeft u mogelijk recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Dit is een extra aftrek op de winst. De aftrek loopt af naarmate u meer investeert vanaf een bedrag van € 110.999. Overschrijden uw investeringen dit bedrag, overweeg dan investeringen op het eind van dit jaar uit te stellen, als u daarmee in 2022 en 2023 een hogere KIA krijgt. Heeft u voor de investering ook recht op energie-investeringsaftrek (EIA) of milieu-investeringsaftrek (MIA), beoordeel dan of het verstandig is om de investering uit te stellen. Pas aan het einde van 2022 wordt namelijk duidelijk welke investeringen in 2023 voor EIA en MIA in aanmerking komen. Mogelijk komt uw investering in 2023 dan niet meer in aanmerking, maar het kan ook zijn dat de EIA en/of MIA in 2023 tot een hogere aftrek leidt. In verband met de geplande verlaging van de tariefschijf en de verhoging van het tarief in de vennootschapsbelasting, kan het wel weer raadzaam zijn om investeringen uit te stellen. Investeert u dit jaar € 2.400 of minder, overweeg dan juist een voorgenomen investering in 2023 naar voren te halen.

10. Heroverweeg fiscale eenheid

Het tarief in de vennootschapsbelasting bedraagt 15% tot een winst van € 395.000. Volgend jaar geldt een tarief van 19% tot € 200.000. Boven genoemde winsten bedraagt het tarief 25,8%. U betaalt in 2023 in de eerste schijf dus meer belasting. Bovendien is deze schijf een stuk korter en valt uw winst sneller in het tarief van 25,8%. Bezit u meerdere bv’s, dan kunt u via een fiscale eenheid winsten en verliezen onderling verrekenen. Tegenover dit voordeel staat het nadeel dat u slechts één keer van de lage tariefschijf profiteert. Hoewel het belastingvoordeel vanaf 2023 een stuk minder is dan in 2022 (maximaal € 13.600 vanaf 2023 tegenover € 42.660 in 2022), wilt u wellicht toch nog uw fiscale eenheid heroverwegen. Als u een verbreking per 2023 wilt realiseren, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2023 zijn ontvangen door de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

STAP-subsidie focust meer op mbo 4

De STAP-subsidie, ofwel het STAP-budget, zal zich meer focussen op scholingsaanvragen van mensen tot en met mbo 4. Dit heeft het kabinet op Prinsjesdag bekendgemaakt.

Meer richten op mbo

Administratie

In het Coalitieakkoord is € 500 miljoen gereserveerd voor een leven lang leren. Het doel nu is om de doelgroep praktisch geschoolden meer toegang tot scholing te bieden ten behoeve van Leven Lang Ontwikkelen. Daarom wordt er met deze middelen een compartiment ingericht binnen de huidige STAP-regeling voor scholingsaanvragen van mensen tot en met mbo 4.

Let op! De € 500 miljoen wordt over vier jaren (2023 tot en met 2026) uitgespreid. In 2023 komt de eerste € 125 miljoen beschikbaar als compartiment binnen STAP voor de doelgroep tot en met een mbo-4-diploma.

STAP-subsidie

De subsidie STAP (Stimulans Arbeidsmarkt Positie) is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. De subsidie STAP bedraagt maximaal € 1.000 per persoon en kan worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen. Bijvoorbeeld om een mbo-diploma te halen.

Scholingsregister

Een STAP-subsidie aanvragen kan alleen als de gewenste scholingsactiviteiten in het scholingsregister staan. U kunt op de site van de DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) nagaan of de studie die u wilt volgen in het register staat.

Aanvragen STAP-budget

Er is voor de lopende periode geen STAP-budget meer beschikbaar. De volgende aanvraagperiode start op dinsdag 1 november 2022 om 10:00 uur. Dit kunt u doen in een speciaal portaal van het UWV.

Let op! Wilt u de volgende aanvraagperiode gebruikmaken van het STAP-budget, zorg dan dat u er op 1 november a.s. vroeg bij bent. De ervaring leert dat het beschikbare budget steeds heel snel verdeeld is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Groene beleggingen? Mogelijk (meer) recht op rechtsherstel box 3

De Belastingdienst heeft in het geautomatiseerde rechtsherstel box 3 groene spaartegoeden in de categorie overige bezittingen geplaatst. Heeft u groene spaartegoeden, dan kunt u deze in de categorie banktegoeden laten vallen. Dit pakt mogelijk financieel gunstig voor u uit.

Groene beleggingen: banktegoed of overige bezittingen?

Plantage

Groene beleggingen kunnen bestaan uit groene spaartegoeden en groene beleggingen. In het verleden was het onderscheid hiertussen niet van belang. Dit is anders bij het berekenen van het rechtsherstel box 3. Voor banktegoeden geldt namelijk in de berekening van het rechtsherstel een veel lager forfaitair rendement dan voor overige bezittingen. U betaalt daardoor mogelijk minder belasting. 

Geautomatiseerd rechtsherstel box 3

Het rechtsherstel box 3 vindt momenteel geautomatiseerd plaats. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de groene spaartegoeden en de groene beleggingen. Deze posten worden allebei onder de overige bezittingen geschaard en dus in de berekening betrokken voor een veel hoger forfaitair rendement.

Controleer het rechtsherstel

Als u groene spaartegoeden heeft én behoort tot de doelgroep waarvoor in beginsel rechtsherstel geldt, is het verstandig om het al dan niet door de Belastingdienst geboden rechtsherstel te (laten) controleren. 

  • Mogelijk krijgt of kreeg u van de Belastingdienst geen rechtsherstel, maar heeft u hier toch recht op als de groene spaartegoeden in de rubriek banktegoeden worden geplaatst.
  • Mogelijk krijgt of kreeg u wel rechtsherstel, maar heeft u recht op meer vergoeding door plaatsing van de groene spaartegoeden in de rubriek banktegoeden.

Verzoek om ambtshalve vermindering

Heeft u recht op (meer) rechtsherstel als de groene spaartegoeden in de rubriek banktegoeden worden geplaatst? Dan kunt u een verzoek om ambtshalve vermindering (laten) indienen bij de Belastingdienst. In dit verzoek kunt u ook verzoeken om de vrijstelling die geldt voor groene beleggingen in eerste instantie zo veel mogelijk toe te rekenen aan de beleggingen in plaats van aan de banktegoeden.

Tip! Twijfelt u of u aanspraak kunt maken op het rechtsherstel box 3 of dat uw vermogen wel in de juiste categorie is ingedeeld? Wij helpen u graag hierbij.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verdere versoepeling aflossen belastingschuld corona

Vanaf 1 oktober 2022 moeten bedrijven starten met het aflossen van hun opgebouwde belastingschuld in verband met corona. Besloten was dat, onder voorwaarden, een betaalpauze van drie maanden kan worden ingelast. Deze betaalpauze is onlangs verlengd naar zes maanden.

Aflossen

Horeca

Het aflossen van de belastingschuld moet in beginsel plaatsvinden vanaf 1 oktober 2022 in zestig maandelijks gelijke termijnen. Dat betekent dat de schuld in vijf jaar moet zijn afgelost.

Tip! Voor sommige bedrijven staat de Belastingdienst, onder voorwaarden, een termijn van zeven jaar toe.

Versoepelingen

Op verzoek is het, onder voorwaarden, ook mogelijk om de schuld per kwartaal af te lossen. Daarnaast kan de ondernemer eenmalig schriftelijk verzoeken om een betaalpauze. Deze betaalpauze bedroeg in eerste instantie maximaal drie maanden, maar is onlangs verlengd naar maximaal zes maanden.

Voorwaarden betaalpauze zes maanden

Voorwaarden voor de betaalpauze van maximaal zes maanden is dat uit het schriftelijke verzoek blijkt waaruit de aflossingsproblemen bestaan. Daarnaast moeten vanaf 1 april 2022 alle reguliere belastingschulden op tijd zijn voldaan.

Let op! De termijn waarbinnen moet zijn afgelost, wordt door de betaalpauze niet verlengd. Dit betekent dat na de betaalpauze de maand- of kwartaalbedragen verhoogd worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laatste tijdvak voor middeling is 2022-2024

Bij een sterk wisselend inkomen kan het zijn dat u per saldo meer belasting betaalt dan wanneer dit inkomen gelijkmatig over de jaren verdeeld zou worden. In dat geval kunt u de middelingsregeling toepassen. Helaas is deze regeling in het tijdvak 2022-2024 waarschijnlijk voor het laatst toepasbaar.

Hoe werkt de middelingsregeling?

Rekenmachine

Bij toepassing van de middelingsregeling telt u het inkomen uit box 1 van drie aaneengesloten kalenderjaren bij elkaar op en deelt u dit door drie. Daarna berekent u hoeveel belasting u in elk jaar over dit berekende gemiddelde inkomen zou moeten betalen. U vergelijkt dit met de werkelijk door u betaalde belasting over die drie jaren. Blijkt dat het verschil meer dan € 545 is? Dan kunt u belasting terugvragen.

Geen invloed op toeslagen

Heeft u over de jaren waarin u wilt middelen één of meer toeslagen ontvangen, dan heeft de middeling hierop geen invloed. 

Voorwaarden middelingsregeling

Voor middeling moet u aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo mag u middeling alleen toepassen op inkomen uit box 1 en moet u middelen over een periode van drie aangesloten kalenderjaren.

Let op! Middeling gaat niet vanzelf, u moet daarvoor een schriftelijk verzoek indienen.

Afschaffing middelingsregeling

In het Belastingplan 2023 is voorgesteld om de middelingsregeling af te schaffen. Als dit voorstel wordt aangenomen, is de periode 2022 tot en met 2024 het laatste tijdvak waarover u kunt middelen.

Tip! Elk jaar kan maar één keer in een middeling meegenomen worden. Kiest u voor een middeling over 2020 tot en met 2022, dan kunt u geen middeling meer toepassen voor de jaren 2023 en 2024. Mogelijk is het dan financieel voordeliger om de middeling toe te passen over 2019 tot en met 2021 en 2022 tot en met 2024.

Verzoek op tijd

U kunt alleen kalenderjaren in de middeling betrekken waarvoor een definitieve aanslag is opgelegd. Houd wel de termijn in de gaten. Een verzoek om middeling moet u doen binnen 36 maanden nadat alle definitieve aanslagen van de kalenderjaren die u wilt middelen onherroepelijk vaststaan.

Let op! Wilt u een middelingsteruggaaf voor de jaren 2022 tot en met 2024, dan kunt u deze pas aanvragen nadat u een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2024 heeft. Deze zal op zijn vroegst in 2025 worden opgelegd.

Let op! Het plan om de middelingsregeling af te schaffen, moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

0% btw voor zonnepanelen op woningen vanaf 2023

Het kabinet heeft voorgesteld om vanaf 2023 0% btw te laten gelden voor de levering en installatie van zonnepanelen op en in de onmiddellijke nabijheid van woningen. De beoogde administratieve lastenvermindering geldt niet voor iedereen.

Administratieve lastenvermindering voor particulier en Belastingdienst

Zonnepanelen

Een particulier die zonnepanelen op zijn woning laat plaatsen en de opgewekte energie (deels) teruglevert aan een energiemaatschappij, wordt aangemerkt als ondernemer voor de btw. Om die reden kan die particulier in veel gevallen ook de btw over de zonnepanelen terugvragen bij de Belastingdienst.

In praktijk blijkt dat particulieren niet altijd de btw op de zonnepanelen (kunnen) terugvragen. Dat ze de btw niet terugvragen, heeft te maken met het feit dat dat gepaard gaat met veel administratieve rompslomp. Ook voor de Belastingdienst levert de teruggaaf van btw aan particulieren met zonnepanelen veel werk op. Met de introductie van het 0% btw-tarief worden zowel de lasten van de particulieren als van de Belastingdienst verminderd.

Geen administratieve lastenvermindering voor de ondernemer (afnemer)

Het 0% btw-tarief geldt straks ook voor leveringen en installatie van de zonnepanelen aan ondernemers op hun woning in de privésfeer. Zij moeten echter, ondanks het 0% btw-tarief op de aanschaf, nog steeds jaarlijks btw blijven afdragen over de energie die zij terugleveren aan de energiemaatschappij en over hun privégebruik. Voor hen leidt de maatregel dus niet tot minder administratie.

Tip! Heeft de ondernemer een partner die geen btw-ondernemer is? Dan is het over het algemeen verstandig als de partner de zonnepanelen aanschaft én het contract met de energieleverancier sluit. Heeft u vragen hierover, neem dan contact op met onze adviseurs.

Geen administratieve lastenvermindering voor de leverancier/installateur

Ook de leverancier/installateur van de zonnepanelen zal het 0% btw-tarief waarschijnlijk niet als een administratieve lastenvermindering ervaren. Hij is namelijk verantwoordelijk als ten onrechte het 0% btw-tarief is toegepast. De leverancier/installateur zal zich daarom goed moeten verdiepen in waarvoor straks wel en niet het 0% btw-tarief geldt. Vragen als wat is een woning, wat wordt verstaan onder ‘in de nabijheid van een woning’ en wat onder een zonnepaneel, welke werkzaamheden gaan mee in het 0% btw-tarief en hoe wordt omgegaan met lopende projecten, spelen hierbij onder meer een rol.

Let op! Past de leverancier/installateur 0% btw ten onrechte toe op de geleverde zonnepanelen of de installatie, dan kan de Belastingdienst 21% btw bij hem naheffen.

Bewijslast 0% btw bij leverancier/installateur

De bewijslast dat het 0% btw-tarief kan worden toegepast, ligt straks bij de leverancier/installateur die dit tarief toepast. Die moet laten zien dat sprake is geweest van levering en/of installatie van zonnepanelen op of in de nabijheid van een woning. Hiervoor geldt een zogenaamde vrije bewijsleer. Het kabinet heeft echter aangegeven dat met betrekking tot de vraag of sprake is van een woning, de leverancier/installateur zich kan baseren op de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG).

Tip! Bent u leverancier of installateur van zonnepanelen? Dan kunnen wij ons voorstellen dat u vragen heeft. Neem hierover gerust even contact op met een van onze adviseurs.

Let op! Het plan om de btw op de levering en installatie van zonnepanelen op of in de nabijheid van woningen terug te brengen naar 0% moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

RDW in actie tegen onverzekerde landbouw- en bouwvoertuigen

De RDW komt in actie om het aantal onverzekerde langbouw- en bouwvoertuigen te verminderen. De voertuigen moeten volgens de wet namelijk minstens WA verzekerd zijn.

Kenteken verplicht

Tractor

Voor genoemde voertuigen, zoals graafmachines en tractoren, is sinds 2022 ook een kenteken verplicht als ze op de openbare weg gebruikt worden. Toch zijn veel voertuigen hiervan nog niet voorzien.

Brief RDW

De RDW gaat in eerste instantie de eigenaren per brief benaderen. Hierin wordt gewezen op de verzekeringsplicht. Van de voertuigen zijn er waarschijnlijk veel via een bedrijfspolis of op chassisnummer verzekerd, maar ze dienen op kenteken verzekerd te zijn.

Handhaving gestart

Eerder werd bekend dat er tot 1 juli van dit jaar nog geen boetes zouden worden uitgedeeld. Omdat deze termijn inmiddels voorbij is, worden er nu wel boetes opgelegd.

Registervergelijking

De RDW begint vanaf 1 januari 2023 ook met de zogenaamde registervergelijking. Via het kentekenregister wordt dan nagegaan of een voertuig verzekerd is. Is dit niet het geval, dan kan een boete van € 400 worden opgelegd. Elk voertuig wordt minstens één keer per jaar gecontroleerd.

Tip! Via de kentekencheck kunt u op de site van de RDW zelf nagaan of uw voertuig verzekerd is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Soepeler regulier uitstelbeleid Belastingdienst

Om ondernemers met tijdelijke betalingsproblemen meer te ondersteunen, versoepelt de Belastingdienst het beleid voor uitstel van betaling vanaf 1 oktober 2022.

Vervallen 100%-zekerheidseis

Euro

Tot 1 oktober 2022 gaf de Belastingdienst bij betalingsproblemen alleen uitstel van betaling en een betalingsregeling als de ondernemer zekerheid kon geven, bijvoorbeeld met een bankgarantie of een hypotheekrecht. Vanaf 1 oktober 2022 heeft de Belastingdienst de mogelijkheid om af te zien van deze zekerheidseis.

Vooral kleine ondernemingen

De mogelijkheid om af te zien van de zekerheidseis betekent niet dat de Belastingdienst nooit meer om zekerheid zal vragen. De Belastingdienst zal dit vooral niet meer vragen bij kleine ondernemingen die tijdelijk financiële problemen hebben, omdat kleine ondernemingen niet altijd in staat zijn om zekerheid te bieden.

Let op! Als de hoogte of aard van de belastingschuld of het aangifte- en betalingsgedrag van de ondernemer hiertoe aanleiding geeft, zal de Belastingdienst altijd om zekerheid blijven vragen.

Nader uitstel van betaling na kort uitstel

De Belastingdienst voert vanaf 1 oktober 2022 nog twee andere versoepelingen door. Zo kan de ondernemer vanaf 1 oktober 2022 alsnog verder uitstel van betaling en een betalingsregeling krijgen nadat hij eerder al kort uitstel van betaling kreeg. Tot 1 oktober 2022 bestond deze mogelijkheid niet.

Verklaring derde deskundige

Verder is bij een verzoek om langer dan twaalf maanden uitstel van betaling geen verklaring van een externe deskundige meer nodig bij een belastingschuld onder de € 20.000.

Let op! Langer dan twaalf maanden uitstel van betaling is alleen mogelijk bij bijzondere omstandigheden. Van zo’n bijzondere omstandigheid is sprake als een ondernemer (hoofdzakelijk) door een oorzaak buiten zijn invloed in tijdelijke liquiditeitsproblemen komt.

Definitief langere betalingsregeling

Tot slot voert de Belastingdienst twee tijdelijke regelingen definitief in. Zo stond de Belastingdienst van 1 april tot en met 30 september 2022 tijdelijk toe dat de termijn van een betalingsregeling aanvangt vanaf het moment dat de Belastingdienst de betalingsregeling bij beschikking toestaat. De maximale termijn van een betalingsregeling voor ondernemers bedraagt, behoudens bijzondere omstandigheden, twaalf maanden. Deze termijn vangt normaal aan vanaf de uiterste betaaldatum van de belastingaanslag. Door de latere aanvangsdatum ontstond in feit een langere betalingsregeling. Deze regeling geldt vanaf 1 oktober 2022 definitief.

Uitstel van betaling motorrijtuigenbelasting

Ook de mogelijkheid om uitstel van betaling te vragen voor de motorrijtuigenbelasting wordt definitief ingevoerd vanaf 1 oktober 2022.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder jubelton in 2023, afgeschaft in 2024

De eenmalige belastingvrije schenking voor onder andere de aankoop van een woning, ook bekend als de ‘jubelton’, wordt afgeschaft. Dit voornemen van het kabinet was al in het coalitieakkoord bekendgemaakt en is op Prinsjesdag opgenomen in het Belastingplan 2023.

Een lager bedrag in 2023

Rekenmachine

De jubelton bedraagt nu nog € 106.671, maar wordt in 2023 beperkt tot een bedrag van € 28.947. Per 2024 verdwijnt de jubelton helemaal.

Jubelton

Ouders kunnen bijvoorbeeld aan hun kinderen via de jubelton in 2022 nog deze belastingvrije schenking doen. Deze vrijstelling geldt echter ook voor derden. U kunt deze schenking dus aan een willekeurig persoon doen. Er zijn echter wel voorwaarden. De jubelton dient gebruikt te worden om:

  • Een eigen woning te kopen of te verbouwen.
  • De hypotheek of restschulden van de eigen woning af te lossen.
  • De rechten van erfpacht, opstal of beklemming van de eigen woning af te kopen.

Tip! Wilt u nog optimaal profiteren van de fiscale vrijstelling voor een schenking voor de eigen woning, doe dit dan vóór 1 januari 2023.

Vrijstelling schenking ouders aan kinderen

De vrijstelling wordt in 2023 verminderd tot € 28.947. Dit is het bedrag dat ouders hun kinderen tussen 18 en 40 jaar in 2023 eenmalig sowieso kunnen schenken, ongeacht het doel waarvoor de kinderen de schenking gebruiken. Deze vrijstelling ten behoeve van de eigen woning is in 2023 dus eigenlijk alleen voor schenkingen aan derden nog relevant. Pas in 2024 wordt de vrijstelling helemaal afgeschaft. De eenmalige vrijstelling voor kinderen tussen 18 en 40 jaar blijft dan wel gehandhaafd.

Spreiding schenking

De schenking kon in de regeling ook worden gespreid over een periode van drie jaar. Een in het eerste jaar onbenut deel van de vrijstelling kon dan in de twee opeenvolgende jaren alsnog worden benut. De schenkingen konden dan bijvoorbeeld worden gebruikt om een hypotheek over een periode van drie jaar af te lossen, zonder dat te veel boeterente aan de bank betaald hoefde te worden. Voorgesteld wordt dat als in 2022 voor het eerst wordt geschonken, het restant van de vrijstelling alleen nog in 2023 kan worden geschonken en niet meer in 2024. Wanneer in 2023 wordt geschonken, kan de schenking niet meer gespreid worden.

Tip! Bij een eerste schenking in 2021 kan nog wel het onbenutte deel van de schenking gebruikt worden voor schenkingen tot en met 2023.

Spreiding besteden schenking

Een voorwaarde voor de jubelton is dat de schenking voor de eigen woning wordt gebruikt. In de huidige regeling heeft de ontvanger van de schenking drie jaar om de schenking op de voorgeschreven wijze te besteden. Deze regeling blijft gehandhaafd voor schenkingen in 2022.

Als u dus in 2022 een schenking ontvangt, kunt u deze nog tot uiterlijk 2024 besteden aan de eigen woning.

Let op! Deze plannen moeten nog wel door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere energierekening vanaf november 2022

Vanaf 1 januari 2023 geldt een prijsplafond op energie voor huishoudens en andere kleinverbruikers, zoals winkeliers en verenigingen. Zij ontvangen in november en december 2022 bovendien al een vaste korting op de energierekening.

Doelgroep energieplafond

Verwarming

Het energieplafond geldt voor alle kleinverbruikers. Dit zijn huishoudens, maar ook zzp’ers, winkels, verenigingen, kleine maatschappelijke organisaties en een deel van het kleine mkb.

Tip! Voor het energie-intensieve mkb komt een aparte gerichte compensatieregeling: de Tegemoetkoming Energiekosten-regeling (TEK).

Prijsplafond elektriciteit en gas

Vanaf 1 januari 2023 geldt voor elektriciteitsverbruik tot 2.900 kWh op jaarbasis een maximumtarief van € 0,40 per kWh. Voor gasverbruik tot 1.200 kuub op jaarbasis geldt vanaf die datum een maximumtarief van € 1,45 per kuub. Het maximumtarief omvat het variabele leveringstarief inclusief energiebelasting en btw.

Let op! Voor elektriciteitsverbruik vanaf 2.900 kWh en gasverbruik vanaf 1.200 kuub betaalt de afnemer het tarief zoals opgenomen in het energiecontract.

Prijsplafond warmtenet

Huishoudens die aangesloten zijn op een warmtenet betalen vanaf 1 januari 2023 maximaal € 47,39 per gigajoule warmte.

Let op! De komende tijd wordt nog nader uitgewerkt tot welk verbruik het prijsplafond van het warmtenet geldt en hoe dit wordt uitgevoerd. Het kabinet onderzoekt ook nog hoe huishoudens die gebruikmaken van blokverwarming ondersteund kunnen worden.

€ 190 korting in november en december 2020

Om huishoudens en andere kleinverbruikers vóór 2023 al te ondersteunen, krijgen zij in november en december van dit jaar een vaste korting van € 190 per maand op de energierekening. Deze korting wordt door de energieleverancier verrekend op de rekening.

Let op! Deze voorstellen moeten dus nog nader worden uitgewerkt en vervolgens nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Let op de peildatumarbitragebepaling box 3-stelsel 2023

Op Prinsjesdag 2022 is een nieuwe wijze van berekening van de box 3-heffing voorgesteld. Deze berekening lijkt op de wijze waarop momenteel rechtsherstel wordt geboden voor box 3. Nieuw ten opzichte van dit rechtsherstel is echter de bepaling over de peildatumarbitrage.

Let op! Als de Tweede en Eerste Kamer akkoord gaan, kan deze peildatumarbitrage per 1 oktober, dus nu al, werking hebben.

Nieuwe berekening box 3 in 2023

Administratie

Als de plannen door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen, geldt per 1 januari 2023 een nieuwe berekening van de box 3-heffing. Grofweg betekent dit dat het vermogen wordt verdeeld in drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Elke categorie kent haar eigen rendementspercentage. Deze percentages zijn op dit moment nog niet bekend, maar voor banktegoeden zal dit veel lager zijn dan voor de overige bezittingen. Het percentage voor de schulden zal, afgaande op de cijfers tot en met 2021, ongeveer in het midden liggen.

Peildatumarbitrage

De box 3-heffing wordt slechts één keer per jaar bepaald: op 1 januari. Daarom kan het voor u fiscaal aantrekkelijk lijken om overige bezittingen (bijvoorbeeld aandelen) vlak voor 1 januari 2023 te verkopen en tijdelijk om te zetten in banktegoeden waarna u ná 1 januari 2023 weer overige bezittingen koopt. Hetzelfde zou u kunnen doen met schulden, door het vlak voor 1 januari 2023 aangaan van meer schulden waarmee u uw banktegoeden verhoogt.

Het kabinet vindt dit ongewenst en stelt daarom een bepaling voor die regelt dat dit soort handelingen rondom 1 januari worden genegeerd. Dat betekent bijvoorbeeld dat de overige bezittingen die u vlak voor 1 januari verkoopt en omzet in banktegoeden, dan op 1 januari 2023 mogelijk toch worden aangemerkt als overige bezittingen en tegen het hoge rendementspercentage worden belast.

Arbitrageperiode

De periode waarbinnen van peildatumarbitrage sprake kan zijn, bedraagt drie maanden rondom de peildatum. Dit betekent dat deze periode op haar vroegst op 1 oktober kan starten (en dan loopt tot 1 januari) of op haar laatst kan eindigen op 31 maart (en dan begint op 1 januari).

Tip! Alle handelingen vóór 1 oktober en ná 31 maart worden in ieder geval nooit door de peildatumarbitragebepaling getroffen. Datzelfde geldt voor vermogensbestanddelen die weer verkocht/aangekocht worden meer dan drie maanden na de oorspronkelijke transactie.

Voorwaarden en tegenbewijs

Vallen uw transacties binnen de periode van drie maanden, dan worden deze alleen genegeerd als voldaan wordt aan de voorwaarden én u niet aannemelijk kunt maken dat er zakelijke overwegingen ten grondslag lagen aan de transacties.

Let op! Zakelijke overwegingen moeten altijd niet-fiscale overwegingen zijn.

Tip! De regeling is niet eenvoudig. Neem daarom voor de toepassing van de voorwaarden en de mogelijkheid van tegenbewijs in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Let op! De plannen om een peildatumarbitragebepaling in de wet op te nemen, zijn nog niet definitief, maar moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

TEK: financiële steun voor energie-intensief mkb

Het kabinet gaat energie-intensieve mkb-bedrijven financieel ondersteunen. Daartoe wordt de Tegemoetkoming Energiekosten-regeling (TEK) in het leven geroepen. Dit heeft minister Adriaansens bekendgemaakt. Voor consumenten en kleinere mkb-bedrijven die geen grootverbruiker zijn van energie wordt een andere regeling getroffen.

Energieverbruik en omzet uitgangspunt

Bakker

De TEK is gebaseerd op het energieverbruik en de omzet van een ondernemer. De ondernemer die voor de TEK in aanmerking komt, krijgt een deel van de kostenstijging dit jaar en in 2023 gecompenseerd. De steun bestaat uit een nader te bepalen percentage van de stijging van de prijs van gas en elektra en hangt af van het energieverbruik tot een vast te stellen maximum per onderneming.

Inhoud TEK nog onduidelijk

De exacte inhoud van de regeling is nog onduidelijk. De voorwaarden van de TEK, het budget, de percentages en de maximale steun per onderneming worden op korte termijn bekendgemaakt. Naar verwachting zal dit nog tot begin 2023 duren.

Noodsteun vanaf november

Omdat de TEK op korte termijn geen oplossing biedt, zal voor energie-intensieve mkb-bedrijven die nu al problemen ervaren noodsteun beschikbaar komen. Ook deze maatregel moet nog worden uitgewerkt, maar zal naar verwachting al vanaf november van dit jaar beschikbaar zijn.

Let op! Deze voorstellen moeten dus nog nader worden uitgewerkt en vervolgens nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Forse stijging tarief box 3

Het kabinet stelt voor om opbrengsten uit sparen en beleggen voortaan zwaarder te belasten. Daarom wordt het belastingtarief van box 3 van 31% volgend jaar verhoogd naar 32%. In 2024 en 2025 stijgt het tarief verder naar 33% respectievelijk 34%. Hierdoor betaalt u in 2025 per saldo bijna 10% meer belasting over uw vermogen vergeleken met nu.

Box 3

Euro

In box 3 worden inkomsten uit sparen en beleggen belast. Naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad eind vorig jaar wordt vanaf 2023 uitgegaan van de werkelijke verdeling van het vermogen in spaargeld, overige bezittingen en schulden. Daarbij wordt voor de belastingheffing in box 3 uitgegaan van verschillende forfaitaire rendementen. Dit is de zogenaamde spaarvariant. De rendementen voor 2023 zijn nog niet bekend. Voor 2022 wordt voor de overige bezittingen gerekend met 5,53%, de overige rendementen zijn nog niet bekend. Over het uiteindelijke totale rendement worden genoemde tarieven aan belasting geheven. 

  Banktegoeden (spaargeld  Overige bezittingen Schulden 
2021  0,01%  5,69%  2,46% 
2022 Nog niet vastgesteld  5,53%  Nog niet vastgesteld 
2023  Nog niet vastgesteld  Nog niet vastgesteld  Nog niet vastgesteld 

Spaarvariant ook voor rechtsherstel

Genoemde berekening volgens de spaarvariant wordt overigens ook gebruikt om te bepalen welke belastingheffing moet worden toegepast over het vermogen van degenen die vanaf 2017 bezwaar hebben gemaakt tegen de heffing in box 3. Dit geldt ook voor het vermogen van degenen waarvan de aanslagen ten tijde van het arrest van de Hoge Raad nog niet waren vastgesteld.

Meer heffingsvrij vermogen

In box 3 wordt over een deel van het vermogen geen belasting geheven. Dit zogenaamde heffingsvrije vermogen stijgt van € 50.650 naar € 57.000 in 2023. Voor partners geldt een dubbele vrijstelling.

Los van vermogenstoets voor toeslagen

De omvang van het heffingsvrije vermogen staat tegenwoordig los van de vermogenstoets voor toeslagen. Voor de meeste toeslagen mag u maar over een beperkt vermogen beschikken. De omvang hiervan was tot in het verleden gekoppeld aan het heffingsvrije vermogen van box 3, maar tegenwoordig niet meer.

Let op! De voorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en staan dus nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laatste mogelijkheid voor opbouw FOR

In de belastingplannen voor 2023 is het afschaffen van de FOR, de fiscale oudedagsreserve, opgenomen. Als deze plannen door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen, kan de ondernemer in de inkomstenbelasting alleen nog in 2022 een dotatie doen aan de FOR.

Bestemming

Sparen

Als u als ondernemer in de inkomstenbelasting, IB-ondernemer, een dotatie doet aan de FOR, heeft u een aftrekpost op de winst. U bespaart hiermee op dat moment belasting en bouwt tegelijkertijd een potje op voor het pensioen. Uiteindelijk moet u in beginsel altijd belasting gaan betalen over dit potje. Dit moet in één keer als u de FOR niet volgens de voorwaarden inzet of in termijnen als de FOR vanaf het pensioen in termijnen volgens de voorwaarden wordt uitgekeerd. Als u over de FOR in één keer afrekent, kunt hierop in bepaalde gevallen wel de stakingsaftrek in mindering brengen voor zover deze nog niet is benut. De dotatie aan de FOR is daarom in de meeste gevallen feitelijk alleen belastinguitstel.

Einde dotatie FOR

De FOR biedt alleen zekerheid voor uw pensioen als u ook daadwerkelijk het vermogen hiervoor reserveert. In de praktijk blijkt dat in ongeveer de helft van de gevallen de FOR uiteindelijk niet wordt of kan worden aangewend voor pensioen. Daarom wil het kabinet de FOR vanaf 2023 afschaffen. Tegelijkertijd wil het kabinet daarmee zorgen voor een meer gelijke belasting van werknemer, IB-ondernemers en dga’s.

Tip! Dit betekent dat 2022 waarschijnlijk het laatste jaar is waarin u kunt doteren aan de FOR. Heeft u een gebroken boekjaar, dan is het boekjaar dat aanvangt vóór 1 januari 2023 het laatste jaar waarin u kunt doteren aan de FOR.

Handhaving opgebouwde FOR

De FOR wordt niet in een keer volledig afgeschaft. Voor alle tot en met 31 december 2022 opgebouwde bedragen in de FOR blijft de huidige regeling bestaan. U kunt dus vanaf 2023 niet meer doteren aan de FOR, maar wel de huidige FOR handhaven.

Let op! Ook over de huidige FOR betaalt u uiteindelijk in beginsel een keer belasting. Als u de FOR in een keer laat vrijvallen, betaalt u op dat moment over de gehele FOR belasting. Zoals eerder opgemerkt, kunt u hiervoor in bepaalde gevallen wel de stakingsaftrek gebruiken. Zet u de FOR om in een lijfrenteproduct, dan betaalt u belasting over de uitgekeerde lijfrentetermijnen.

Andere opbouw pensioen

Nu de mogelijkheid van opbouw van de FOR waarschijnlijk vervalt, is het verstandig om na te denken over een andere manier van sparen voor uw pensioen. Zo zouden deelname aan een collectieve pensioenregeling voor zelfstandigen of de aankoop van een lijfrente mogelijkheden kunnen zijn. Uiteraard kunt u ook op een andere manier vermogen voor uw oude dag opzij zetten.

Let op! Het voorstel om de FOR af te schaffen, moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kosten naheffing parkeren volgend jaar bijna 10% hoger

Als u uw auto parkeert zonder voldoende parkeerbelasting te betalen, loopt u kans op de naheffing parkeerbelasting. Deze naheffing bestaat uit een bedrag aan te betalen parkeergeld, plus een bedrag ter dekking van de kosten. Dit laatste bedrag stijgt volgend jaar met bijna 10%.

Naheffing plus kosten

Parkeren

Wettelijk is bepaald dat de naheffingsaanslag wordt berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan. Het bedrag aan kosten dat in rekening wordt gebracht, is hiervan vaak een veelvoud. Veel gemeentes gaan daarbij uit van het toegestane maximum bedrag.

Maximum fors omhoog

Het maximum bedrag aan kosten dat gemeentes in 2023 in rekening mogen brengen, stijgt van € 66,50 in 2022 naar € 72,90 in 2023. Dit komt neer op een stijging van ruim 9,6%. De stijging is wettelijk gebaseerd op de consumentenprijsindex.

Gemeentes mogen minder berekenen

In de toelichting bij de verhoging wordt opgemerkt dat gemeentes niet automatisch uit hoeven te gaan van het maximumbedrag en ook minder aan kosten mogen berekenen. Voor zover bekend, komt dit echter nauwelijks voor.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inkomensafhankelijke combinatiekorting vervalt per 2025

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een korting op te betalen belasting waar ouders met jonge kinderen recht op hebben als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. In het Belastingplan 2023 is voorgesteld om de IACK vanaf 2025 af te schaffen.

Hoogte IACK

Euro

De IACK bedraagt in 2022 11,45% (x arbeidsinkomen minus € 5.219) met een maximum van € 2.534. De hoogte van de IACK in 2023 is op dit moment nog niet bekend.

Voorwaarden IACK

Als een kind op 1 januari 2023 jonger is dan 12 jaar en ten minste zes maanden staat ingeschreven op hetzelfde woonadres als een belastingplichtige, krijgt deze belastingplichtige, meestal de ouder of verzorger, in 2023 IACK. Het betreffende kind kan overigens een eigen kind zijn, maar ook bijvoorbeeld een stiefkind, geadopteerd kind of een kind uit een eerdere relatie van de partner.

Verder moet het arbeidsinkomen van de belastingplichtige in 2023 ten minste een nog nader te bepalen bedrag zijn (in 2022 is dat bedrag vastgesteld op € 5.220) en mag hij/zij geen of minder dan zes maanden een fiscale partner hebben. Heeft de belastingplichtige wel ten minste zes maanden een fiscale partner, dan heeft hij/zij toch recht op IACK als het arbeidsinkomen lager is dan van de fiscale partner.

Tip! Is uw arbeidsinkomen even hoog als dat van uw fiscale partner? Dan krijgt u alleen IACK als u de oudste van beiden bent. Bent u niet de oudste, dan krijgt uw fiscale partner de IACK.

Let op! Voor co-ouders geldt een uitzondering op de voorwaarden met betrekking tot het woonadres. Het kind mag in zo’n geval ook op het woonadres van uw ex-partner staan ingeschreven.

Afschaffing IACK

In het Belastingplan 2023 is opgenomen dat de IACK voor nieuwe gevallen wordt afgeschaft vanaf 2025. Dit betekent dat voor kinderen die in of na 2025 geboren worden, geen recht meer zal bestaan op de IACK. Voor kinderen geboren vóór 2025 blijft dit recht wel bestaan, zolang aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent dat in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2036 voor sommige belastingplichtigen nog recht kan bestaan op IACK.

Tip! De IACK maakt het voor ouders financieel aantrekkelijk om werk met zorg voor kinderen te combineren. Om ouders ook vanaf 2025 te blijven stimuleren werk en zorg voor kinderen te combineren, wordt de kinderopvangtoeslag aangepast. Het is nog niet bekend hoe dat er precies uit gaat zien.

Let op! Het plan om de IACK per 2025 voor nieuwe gevallen af te schaffen, moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Deurwaarder bij niet terugbetalen TVL

Ondernemers die te veel TVL hebben ontvangen, dit moeten terugbetalen en niet reageren op tal van berichten en telefoontjes, krijgen binnenkort een deurwaarder op de stoep. Dit heeft de RVO bekendgemaakt. Het betreft tot nu toe zo’n 2.000 ondernemers.

TVL

Betalen

De tegemoetkoming vaste lasten (TVL) is een subsidieregeling voor ondernemers die tijdens de coronacrisis met aanzienlijk omzetverlies te maken hadden. Deze ondernemers konden een deel van hun vaste lasten vergoed krijgen. De subsidie werd in eerste instantie verstrekt als voorschot van 80%, op basis van een schatting van de omzetdaling.

Terugbetalen

Zodra de definitieve omzetcijfers bekend zijn, kan blijken dat het omzetverlies te royaal of te krap is ingeschat. Het voorschot is dan te hoog of te laag vastgesteld. Is het omzetverlies te royaal ingeschat, dan krijgt men minder nabetaald dan de resterende 20%, of men moet zelfs het voorschot geheel of deels terugbetalen.

Betalingsregelingen

Omdat de RVO begrijpt dat terugbetalen moeilijk kan zijn, zijn er diverse betalingsregelingen mogelijk. Naast de standaardbetalingsregeling kan er zelfs een betalingsregeling op maat worden afgesproken.

Niet reageren betekent deurwaarder

De RVO doet er alles aan om een betalingsregeling mogelijk te maken. Lukt het echter na minimaal zes keer mailen, bellen of brieven sturen niet om hierover contact met de betreffende ondernemer te krijgen, dan wordt de deurwaarder van het CJIB ingeschakeld.

Aanmaning

Het CJIB stuurt eerst een aanmaning, waarna de ondernemer alsnog binnen twee weken een betalingsregeling kan afspreken. Gebeurt dit niet, dan wordt de schuld volledig overgedragen aan het CJIB, die de zaak verder afhandelt. RVO kan dan niets meer voor de ondernemer doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vrije ruimte werkkostenregeling verruimd

Volgend jaar wordt de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling verruimd. Het percentage van 1,7% voor 2022 dat geldt voor een loonsom tot € 400.000 wordt voor 2023 verhoogd naar 1,92%. Dit voornemen heeft het kabinet op Prinsjesdag bekendgemaakt.

Werkkostenregeling

Gift

Via de werkkostenregeling, de WKR, kunnen werkgevers allerlei zaken belastingvrij aan hun personeel vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen. Een bekend voorbeeld is het kerstpakket. Een werkgever kan hieraan dit jaar fiscaal vrij 1,7% van zijn loonsom tot € 400.000 besteden. Over het meerdere kan hieraan 1,18% besteed worden. 

Het voornemen van het kabinet betekent dat over een loonsom van maximaal € 400.000 een extra vrije ruimte van 0,22% ontstaat. Dit is maximaal € 880.

Meer? Eindheffing 80%

Een werkgever die meer uitkeert aan vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen dan het bedrag van de vrije ruimte, betaalt over het meerdere 80% belasting via de eindheffing. Op deze manier blijft de uitkering voor de werknemer wel belastingvrij.

Verdere verhoging mogelijk

Tijdens de debatten over de plannen in de Tweede kamer zijn twee moties aangenomen waarin verzocht wordt de WKR te verruimen. In een van de moties wordt ook verzocht om het percentage van de eerste schijf in de vrije ruimte in 2023 eenmalig te verhogen, maar dan van 1,7 naar 3%. Dit zou betekenen dat de vrije ruimte met maximaal € 5.200 verruimd wordt in plaats van de door het kabinet voorgestelde € 880. Het is nog niet duidelijk of de moties ook door het kabinet zullen worden uitgevoerd.

Hogere prijzen

De achtergrond van de moties is de fors gestegen inflatie. Door een vergroting van de vrije ruimte kan een werkgever desgewenst zijn personeel geheel of gedeeltelijk compenseren voor gestegen prijzen.

Let op! De plannen zijn nog niet definitief en moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst soepel bij vertraging BSN

Het verstrekken van een burgerservicenummer, BSN, loopt op dit moment vertraging op bij diverse gemeentes. Werkgevers zijn echter verplicht tijdig over het BSN van nieuw personeel te beschikken. De Belastingdienst heeft daarom bekendgemaakt soepel met deze verplichting om te gaan.

Nieuw personeel

Laptop

Het aannemen van nieuw personeel brengt een aantal verplichtingen met zich mee. Zo moet u onder meer de identiteit van uw nieuwe werknemer vaststellen en een kopie van zijn of haar identiteitsbewijs bij de loonadministratie bewaren. Ook moet u beschikken over zijn of haar BSN.

Geen BSN, wat nu?

Door de vertraging bij gemeentes kan het voorkomen dat uw nieuwe personeelslid nog niet over een BSN beschikt. Normaal gesproken moet u dan het zogenaamde anoniementarief toepassen, maar dit is een dure aangelegenheid. Daarom heeft de Belastingdienst aangekondigd clement op te treden.

Anoniementarief niet toepassen

Kunt u aantonen dat u buiten uw schuld en buiten de schuld van uw nieuwe werknemer nog niet over zijn of haar BSN beschikt, dan kunt u vragen om goedkeuring om het anoniementarief niet toe te passen. U dient hiertoe per brief of e-mail contact op te nemen met uw belastingkantoor.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mag u de zakelijke e-mail van uw werknemers controleren?

Als uw medewerkers gebruikmaken van een zakelijk e-mailadres, mag u dan het e-mailverkeer controleren? Of schendt u dan de privacyrechten van uw personeel?

Legitiem doel?

Laptop

In een recente zaak bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd onder meer stilgestaan bij de vraag in hoeverre een werkgever gerechtigd is zakelijke e-mail van zijn werknemers te controleren. 

Belangrijk daarbij is dat de werkgever hiervoor een gerechtvaardigd belang of legitiem doel kan aangeven. Denk bijvoorbeeld aan het kunnen controleren van een eventueel bovenmatig privégebruik van zakelijke e-mail. Een beperkt privégebruik van zakelijke e-mail is immers toegestaan. Daarbij komt dat werknemers recht hebben op bescherming van hun privacy.

Gezichtspunten

Het hof heeft verwezen naar de gezichtspunten die door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zijn geformuleerd. Het EHRM heeft aangegeven dat bij de beoordeling van ter eerbiediging van het privéleven en correspondentie in een arbeidsrechtelijke context, de volgende factoren van belang zijn: 

  • of de werknemer vooraf is geïnformeerd over (de aard van) de mogelijke monitoring van correspondentie en andere communicatie door de werkgever,
  • wat de omvang was van de monitoring en hoe ernstig de inbreuk op de privacy van de werknemer is geweest,
  • of de werkgever legitieme gronden heeft aangevoerd ter rechtvaardiging van de monitoring,
  • of een monitoringssysteem met minder indringendere methoden en maatregelen mogelijk was geweest,
  • welke gevolgen de monitoring voor de werknemer heeft gehad, en
  • of de werknemer adequate waarborgen zijn geboden, in het bijzonder bij indringende vormen van monitoring.

Als uitgangspunt geldt dus dat er sprake moet zijn van een gerechtvaardigd belang en dat voldaan moet zijn aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Met andere woorden: het bereiken van het doel kan niet op een minder ingrijpende wijze behaald worden.

Informatieplicht

Een werkgever heeft daarbij de plicht om de werknemer te informeren over de mogelijkheid tot controle. Dit kan in een arbeidsovereenkomst, een e-mail, een internetprotocol of in een personeelshandboek.

Tip! Op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens (www.autoriteitpersoonsgegevens.nl) is te zien welke criteria in acht moeten worden genomen bij de controle op zakelijk e-mailgebruik.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Vakantiewoning en fiscus 2022

Als u een vakantiewoning op het oog heeft in Nederland, zijn er fiscale regels over de aankoop en het gebruik hiervan. Denk aan inkomstenbelasting, onroerendezaakbelasting en mogelijk ook overdrachtsbelasting, omzetbelasting en forensenbelasting.

Óf u met belastingen te maken krijgt, is afhankelijk van uw (persoonlijke) omstandigheden en de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Deze advieswijzer bevat algemene informatie en kan niet zonder meer uitsluitsel geven over uw eigen specifieke situatie. Laat u voor uw persoonlijke situatie daarom nader informeren door een van onze adviseurs.

Omzetbelasting

Vakantiewoning

Omzetbelasting bij aankoop

Koopt u een nieuwe – nog niet eerder gebruikte – vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden. Koopt u een vakantiewoning die al meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, dan zal hierover geen btw berekend worden. Op verzoek van zowel koper als verkoper kan in een dergelijk geval toch btw berekend worden als u de vakantiewoning voor 90% of meer gaat gebruiken voor met btw belaste activiteiten. U moet hiervoor toestemming vragen aan uw belastingkantoor of uw keuze vastleggen in de notariële akte van levering.

Let op! De hiervoor beschreven gevolgen voor de btw gelden als de vakantiewoning als ‘onroerend’ wordt aangemerkt. De vakantiewoning is onroerend als deze duurzaam met de grond verenigd is of in ieder geval naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. In sommige situaties zal een vakantiewoning roerend zijn en kunnen andere gevolgen voor de btw gelden.

De btw die bij de aankoop berekend wordt, kunt u in sommige gevallen terugvragen bij de Belastingdienst. Dit is afhankelijk van de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Koopt u de vakantiewoning alleen voor eigen gebruik of verhuurt u deze ook (gedeeltelijk)?

Eigen gebruik vakantiewoning

Indien u de vakantiewoning alleen zelf gebruikt en niet verhuurt aan anderen, kunt u de btw die bij de aankoop berekend is niet terugvragen bij de Belastingdienst.

Verhuur vakantiewoning

Verhuurt u de vakantiewoning aan anderen, dan kunt u mogelijk de btw die bij de aankoop berekend is (gedeeltelijk) terugvragen bij de Belastingdienst. De verhuur van de vakantiewoning moet dan zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd.

Tip! Verhuurt u de vakantiewoning minder dan 140 dagen per jaar, dan kan er nog steeds sprake zijn van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Neem voor uw persoonlijke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Of u de btw geheel dan wel gedeeltelijk terug kunt vragen, is afhankelijk van uw eigen gebruik van de vakantiewoning. Gebruikt u de vakantiewoning zelf niet, maar wordt deze alleen verhuurd, dan kunt u de volledige btw over de aankoop terugvragen. Gebruikt u de vakantiewoning ook voor eigen gebruik, dan kunt u slechts het deel dat betrekking heeft op de verhuur terugvragen.

Voorbeeld
U koopt in 2022 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2022 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u dan in 2022 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.

Let op! Om btw te kunnen terugvragen, dient u zich als ondernemer voor de omzetbelasting aan te melden bij de Belastingdienst. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.

Indien de Belastingdienst van mening is dat u voor de verhuur van de vakantiewoning ondernemer bent voor de btw en u dus uw btw kunt terugvragen, dient u 9% btw over de huur te berekenen en af te dragen aan de Belastingdienst. Dit lijkt financieel nadelig, maar hier staat tegenover dat u de btw bij aankoop alsmede de btw met betrekking tot de bij u in rekening gebrachte kosten voor de vakantiewoning in aftrek kunt brengen (na toepassing van een correctie voor het eigen gebruik van de vakantiewoning).

Voorbeeld
In 2022 ontvangt u € 5.450 (inclusief 9% btw) uit de verhuur van de vakantiewoning. U betaalt € 1.210 (inclusief 21% btw) aan kosten voor de vakantiewoning. In 2022 draagt u € 450 btw af. Van de € 210 btw over de kosten die u heeft gemaakt, kunt u 70% (€ 147) terugvragen, omdat de woning voor 70% wordt verhuurd. Per saldo bedraagt uw teruggaaf in 2022 € 14.397 (€ 14.700 btw + € 147 btw – € 450 btw).

Tip! Moet u in een jaar per saldo btw betalen, dan kunt u mogelijk gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (de KOR).

De kleineondernemersregeling is in 2020 gewijzigd. U kunt er tot een omzet van € 20.000 voor kiezen geen btw in rekening te brengen. In dat geval kunt u ook geen btw terugvragen.

Ondernemers die de nieuwe regeling willen toepassen, dienen dit te melden bij de inspecteur. U vindt een aanmeldformulier op de website van de Belastingdienst (zoekterm ‘aanmelden KOR’). Het aanmeldformulier moet uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan door de Belastingdienst zijn ontvangen. Kiest u voor de KOR, dan moet u er drie jaar gebruik van maken.

Let op! U moet wellicht een deel van de afgetrokken btw op de vakantiewoning terugbetalen als u er in 2022 voor kiest om deel te nemen aan de kleineondernemersregeling. Dit is het geval als er na het jaar van aankoop van de vakantiewoning minder dan negen jaar zijn verstreken. Neem dit mee bij uw keuze of neem hierover contact met ons op.

Wanneer u een jaaromzet van maximaal € 1.800 heeft, dan kunt u de kleineondernemersregeling voor de btw toepassen zonder dit te melden bij de Belastingdienst. Ook de minimale termijn van drie jaar voor toepassing van de KOR wordt losgelaten. Deze regeling geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

Ontvangen of terugbetalen btw bij gewijzigd gebruik of verkoop

Als het eigen gebruik van de vakantiewoning wijzigt, wordt de btw die u in aftrek heeft gebracht, herzien. Wordt het eigen gebruik groter, dan zult u mogelijk btw terug moeten betalen. Daalt het eigen gebruik, dan krijgt u mogelijk (extra) btw terug. Deze herziening moet u gedurende de negen jaar volgend op het jaar van aanschaf jaarlijks uitvoeren. De herziening vindt plaats op 1/10 deel van de aankoop-btw. Herziening blijft achterwege als deze minder dan 10% bedraagt van de aan het jaar toe te rekenen reeds in aftrek gebrachte btw.

Voorbeeld
In 2022 wordt de vakantiewoning voor 60% verhuurd en voor 40% door u zelf gebruikt. U moet een herziening toepassen op 1/10 van € 21.000 = € 2.100. Van deze € 2.100 heeft u 70% (= € 1.470) terugontvangen. In 2022 heeft u echter maar recht op 60% (= € 1.260). Het verschil bedraagt € 210. Dit is hoger dan 10% van de aan 2022 toe te rekenen al in aftrek gebrachte btw (10% van € 1.470 = € 147). De herziening blijft daarom niet achterwege en u moet in 2022 € 210 aan btw terugbetalen.

Let op! Als u de aankoop-btw heeft teruggevraagd, wordt uw vakantiewoning in het jaar van aankoop en de negen jaren daaropvolgend voor de btw gevolgd. Herziening van btw vindt niet alleen plaats bij wijziging in het gebruik zoals in het voorbeeld hiervoor, maar ook als u bijvoorbeeld de woning alleen nog maar zelf gebruikt (en dus niet meer verhuurt) of als u de woning verkoopt zonder btw. In de laatste twee gevallen zult u de volledige btw over de nog resterende jaren in één keer moeten terugbetalen.

Voorbeeld
Op 1 januari 2023 verkoopt u de vakantiewoning aan een particulier, die deze gaat gebruiken voor eigen gebruik. Volgens de wettelijke regels kunt u geen btw berekenen over deze verkoop. Heeft u de vakantiewoning in 2017 gekocht, dan moet u wel de in 2017 in aftrek gebrachte btw over de nog resterende periode herzien. Op 1 januari 2023 zijn vijf van de negen herzieningsjaren verlopen. Dit betekent dat u nog voor vier jaren 1/10 van € 14.700 moet terugbetalen aan de Belastingdienst, tezamen € 5.880 (= viermaal € 1.470).

Tip! Verkoopt u de vakantiewoning uit het voorbeeld na 31 december 2026, dan heeft dit geen gevolgen meer voor de in 2017 in aftrek gebrachte btw bij aankoop.

Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden waardoor u de btw die u bij aankoop heeft teruggekregen, niet hoeft terug te betalen. Gaat de koper de woning bijvoorbeeld voor meer dan 90% voor met btw belaste activiteiten gebruiken, dan kunt u mogelijk op verzoek de vakantiewoning toch met btw verkopen. Het voordeel hiervan is dat u dan niet de aankoop-btw hoeft te herzien. Ook bij verkoop binnen twee jaar na de eerste ingebruikname van de vakantiewoning wordt de verkoop met btw belast en treedt hetzelfde effect op. Zet de koper van uw vakantiewoning uw activiteiten van verhuur ongewijzigd voort, dan is het misschien zelfs mogelijk om de woning zonder btw te verkopen en hetzelfde effect te bereiken. Hiervoor moet de verkoop van de woning kunnen worden aangemerkt als overdracht van een algemeenheid van goederen.

Tip! De verkoop van uw vakantiewoning kan diverse btw-gevolgen hebben. Laat u daarom, voordat tot verkoop wordt overgegaan, altijd eerst adviseren.

Overdrachtsbelasting

Bij verkoop van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd. Koopt u een nieuwe, nog niet eerder gebruikte vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden en geldt een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. In alle overige gevallen is sinds 1 januari 2021 8% overdrachtsbelasting verschuldigd. Het kabinet heeft voorgesteld dit percentage per 1 januari 2023 te verhogen naar 10,4%.

Koopt u een vakantiewoning inclusief inventaris, dan wordt over het aandeel van de inventaris in de koopsom geen overdrachtsbelasting berekend.

Let op! Het tarief van 2% overdrachtsbelasting geldt alleen voor de woning waarin u zélf voor langere tijd gaat wonen en dus niet voor een tweede woning. Voor jongeren tussen 18 en 35 jaar die zélf voor langere tijd in een woning gaan wonen, geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor woningen met een waarde t/m € 400.000.

Inkomstenbelasting

De vakantiewoning zal over het algemeen belast zijn in box 3. In box 3 betaalt u geen belasting over de ontvangen huur, maar over de WOZ-waarde van de vakantiewoning. De te betalen belasting in box 3 wordt tegenwoordig berekend over de werkelijke verdeling van uw vermogen in spaargeld, beleggingen en schulden. Een vakantiewoning wordt gerekend tot de beleggingen. Hierover wordt in 2022 een fictief rendement verondersteld van 5,53%. Hierover betaalt u 31% belasting. Het kabinet heeft voorgesteld dit percentage in 2023 te verhogen naar 32%, in 2024 naar 33% en in 2025 naar 34%. Als de voorstellen doorgaan, betaalt u de komende jaren dus ruim 9,6% meer belasting over de waarde van uw vakantiewoning in box 3.

Let op! Als de exploitatie van uw vakantiewoning dusdanige vormen aanneemt dat deze het normale actieve vermogensbeheer te buiten gaat, wordt de vakantiewoning niet belast in box 3, maar worden de inkomsten belast in box 1.

Onroerendezaakbelasting (OZB)

Voor de heffing van de onroerendezaakbelasting (OZB) is bij vakantiewoningen de vraag van belang of ze ook als woning kunnen worden aangemerkt. De rechter heeft beslist dat niet van belang is of een vakantiewoning al dan niet permanent bewoond mag worden en als dit niet is toegestaan, of dit bewonen al dan niet gedoogd wordt. Wel van belang is of de woning beschikt over eigen voorzieningen, zoals een badkamer, sanitair en kookgelegenheid. Zo ja, dan is de woning bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken. De vakantiewoning is dan naar aard en inrichting bestemd en geschikt om enigszins duurzaam voor bewoning te dienen en wordt dan als woning aangemerkt.

Kan een vakantiewoning als woning worden aangemerkt, dan betekent dit dat voor de OZB alleen een aanslag eigenarenheffing kan worden opgelegd. Een aanslag gebruikersheffing kan de gemeente niet opleggen. Bovendien geldt voor woningen meestal een lager OZB-tarief dan voor niet-woningen. Bij een vakantiewoning die aan bovengenoemde eisen voldoet, krijgt u dus slechts één heffing opgelegd en is op deze heffing veelal een lager tarief van toepassing.

Verbod op permanente bewoning

Is permanente bewoning verboden, dan drukt dit wel de WOZ-waarde, zo besliste de rechter in het verleden. Ga dus na of een eventueel verbod op permanente bewoning in de WOZ-waarde is meegenomen.

Forensenbelasting

Een gemeente heeft de mogelijkheid forensenbelasting te heffen. Dit kan als u in een andere plaats dan uw woonplaats een woning voor minstens 90 dagen per jaar ter beschikking heeft. Het is niet van belang of u ook daadwerkelijk 90 dagen of meer in de woning verblijft. Verblijft u permanent in uw vakantiewoning, dan is forensenbelasting niet van toepassing.

Dagen dat u de woning verhuurt dan wel de woning gebruikt om de woning beschikbaar te maken of te houden voor verhuur, tellen dus niet mee. Bij het beschikbaar maken of houden voor verhuur kunt u bijvoorbeeld denken aan het plegen van onderhoud, zoals het verven van het houtwerk. Verhuurt u de woning voor een bepaalde periode via een derde, maar kunt u zelf gebruikmaken van de woning als deze in de betreffende periode niet verhuurd wordt, dan tellen deze dagen wel mee. De woning staat u dan immers ter beschikking.

Tot slot

Met betrekking tot de aankoop en het gebruik van een vakantiewoning kunt u met verschillende belastingen te maken krijgen. In deze advieswijzer hebben wij geprobeerd een algemeen beeld te schetsen. Neem voor de fiscale gevolgen in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Niet-bezwaarmakers box 3 krijgen geen rechtsherstel

Diegenen die geen of te laat bezwaar maakten tegen box 3 krijgen geen rechtsherstel. Staatssecretaris van Rij heeft dit onlangs bevestigd en toegelicht.

Box 3

Klok

Eind 2021 oordeelde de Hoge Raad dat de huidige belastingheffing over vermogen in box 3 in strijd is met het Eerste Protocol bij het EVRM als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De Hoge Raad stelde dat het voordeel uit sparen en beleggen moest worden bepaald op het werkelijk behaalde rendement. Het oordeel van de Hoge Raad betekent dat de Belastingdienst rechtsherstel moet bieden. Dit rechtsherstel is op dit moment al geboden aan iedereen die op tijd bezwaar maakte.

Tip! Stond uw aanslag op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vast of was uw aanslag toen nog niet definitief opgelegd? Dan krijgt u ook op korte termijn rechtsherstel.

Mogelijk rechtsherstel niet-bezwaarmakers

De Hoge Raad oordeelde in mei 2022 dat rechtsherstel aan niet-bezwaarmakers juridisch niet verplicht is. Desondanks zou de regering kunnen besluiten om dit toch te bieden. Op verzoek van de Tweede Kamer werden daarom eerder nog verschillende opties onderzocht om rechtsherstel te bieden aan mensen die geen of te laat bezwaar maakten tegen de box 3-heffing.

Besluit kabinet: geen rechtsherstel

In de media lekte begin september 2022 al uit dat het kabinet geen rechtsherstel zou gaan bieden aan de niet-bezwaarmakers. Staatssecretaris van Rij heeft dit onlangs bevestigd en toegelicht.

Het kabinet heeft de budgettaire gevolgen, de juridische houdbaarheid en de uitvoeringsgevolgen van alle verschillende scenario’s van rechtsherstel bij het besluit meegewogen. Het kabinet staat echter voor verschillende grote maatschappelijke opgaven en moet daarbij keuzes maken. Gelet hierop heeft het kabinet besloten geen rechtsherstel te bieden aan niet-bezwaarmakers en het beperkt beschikbare budget in te zetten voor het ondersteunen van de koopkracht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Niet-bezwaarmakers box 3 krijgen geen rechtsherstel

Diegenen die geen of te laat bezwaar maakten tegen box 3 krijgen geen rechtsherstel. Staatssecretaris van Rij heeft dit onlangs bevestigd en toegelicht.

Box 3

Klok

Eind 2021 oordeelde de Hoge Raad dat de huidige belastingheffing over vermogen in box 3 in strijd is met het Eerste Protocol bij het EVRM als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De Hoge Raad stelde dat het voordeel uit sparen en beleggen moest worden bepaald op het werkelijk behaalde rendement. Het oordeel van de Hoge Raad betekent dat de Belastingdienst rechtsherstel moet bieden. Dit rechtsherstel is op dit moment al geboden aan iedereen die op tijd bezwaar maakte.

Tip! Stond uw aanslag op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vast of was uw aanslag toen nog niet definitief opgelegd? Dan krijgt u ook op korte termijn rechtsherstel.

Mogelijk rechtsherstel niet-bezwaarmakers

De Hoge Raad oordeelde in mei 2022 dat rechtsherstel aan niet-bezwaarmakers juridisch niet verplicht is. Desondanks zou de regering kunnen besluiten om dit toch te bieden. Op verzoek van de Tweede Kamer werden daarom eerder nog verschillende opties onderzocht om rechtsherstel te bieden aan mensen die geen of te laat bezwaar maakten tegen de box 3-heffing.

Besluit kabinet: geen rechtsherstel

In de media lekte begin september 2022 al uit dat het kabinet geen rechtsherstel zou gaan bieden aan de niet-bezwaarmakers. Staatssecretaris van Rij heeft dit onlangs bevestigd en toegelicht.

Het kabinet heeft de budgettaire gevolgen, de juridische houdbaarheid en de uitvoeringsgevolgen van alle verschillende scenario’s van rechtsherstel bij het besluit meegewogen. Het kabinet staat echter voor verschillende grote maatschappelijke opgaven en moet daarbij keuzes maken. Gelet hierop heeft het kabinet besloten geen rechtsherstel te bieden aan niet-bezwaarmakers en het beperkt beschikbare budget in te zetten voor het ondersteunen van de koopkracht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wellicht verder uitstel van betaling fiscale coronaschulden

Tijdens de coronacrisis konden ondernemers uitstel van betaling krijgen voor hun belastingschulden. Deze belastingschulden moeten vanaf 1 oktober van dit jaar worden afgelost. Wellicht is het mogelijk dat er een betaalpauze van een half jaar kan worden ingelast.

Uitstel van betaling

Portemonnee

Vanwege de financiële problemen waarmee veel ondernemers tijdens de coronacrisis worstelden, konden zij uitstel van betaling van hun belastingschulden aanvragen. Het uitstel ging gepaard met een forse verlaging van de hierover verschuldigde rente naar 0,01%. Deze schulden moeten echter vanaf 1 oktober van dit jaar in 60 maandelijkse termijnen weer worden afgelost.

Let op! Dit betekent dat de eerste termijn uiterlijk op 31 oktober 2023 op de rekening van de Belastingdienst moet zijn bijgeschreven.

Motie

Tijdens de debatten over de fiscale voorstellen voor 2023 is een motie aangenomen met de strekking de aflossing van belastingschulden met zes maanden op te kunnen schorten.

Betaalpauze van drie maanden

Het kabinet heeft zelf al voorgesteld eenmalig een betaalpauze van drie maanden in te voeren voor ondernemers die een dergelijke pauze nodig hebben. Ondernemers die hierom verzoeken, moeten wel kunnen aantonen dat ze een dergelijke betaalpauze nodig hebben. Daarnaast stelde het kabinet voor om de aflossingsperiode op verzoek te kunnen verlengen naar zeven jaar en in plaats van maandbetalingen de schuld af te lossen in betalingen per kwartaal.

Betaalpauze van zes maanden

In genoemde motie wordt verzocht om een betaalpauze van zes maanden in te voeren. Tevens wordt verzocht dit uitstel niet te voorzien van een ‘bureaucratische’ toets.

Let op! Het is niet bekend of het kabinet de motie ook zal uitvoeren. Wij houden u op de hoogte.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wellicht verder uitstel van betaling fiscale coronaschulden

Tijdens de coronacrisis konden ondernemers uitstel van betaling krijgen voor hun belastingschulden. Deze belastingschulden moeten vanaf 1 oktober van dit jaar worden afgelost. Wellicht is het mogelijk dat er een betaalpauze van een half jaar kan worden ingelast.

Uitstel van betaling

Portemonnee

Vanwege de financiële problemen waarmee veel ondernemers tijdens de coronacrisis worstelden, konden zij uitstel van betaling van hun belastingschulden aanvragen. Het uitstel ging gepaard met een forse verlaging van de hierover verschuldigde rente naar 0,01%. Deze schulden moeten echter vanaf 1 oktober van dit jaar in 60 maandelijkse termijnen weer worden afgelost.

Let op! Dit betekent dat de eerste termijn uiterlijk op 31 oktober 2023 op de rekening van de Belastingdienst moet zijn bijgeschreven.

Motie

Tijdens de debatten over de fiscale voorstellen voor 2023 is een motie aangenomen met de strekking de aflossing van belastingschulden met zes maanden op te kunnen schorten.

Betaalpauze van drie maanden

Het kabinet heeft zelf al voorgesteld eenmalig een betaalpauze van drie maanden in te voeren voor ondernemers die een dergelijke pauze nodig hebben. Ondernemers die hierom verzoeken, moeten wel kunnen aantonen dat ze een dergelijke betaalpauze nodig hebben. Daarnaast stelde het kabinet voor om de aflossingsperiode op verzoek te kunnen verlengen naar zeven jaar en in plaats van maandbetalingen de schuld af te lossen in betalingen per kwartaal.

Betaalpauze van zes maanden

In genoemde motie wordt verzocht om een betaalpauze van zes maanden in te voeren. Tevens wordt verzocht dit uitstel niet te voorzien van een ‘bureaucratische’ toets.

Let op! Het is niet bekend of het kabinet de motie ook zal uitvoeren. Wij houden u op de hoogte.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bezitten, schenken en erven verhuurde woning vanaf 2023 hoger belast

Bezit u een verhuurde woning? Of erft of krijgt u een verhuurde woning geschonken? Dan betaalt u vanaf 2023 meer belasting. Dit komt omdat het kabinet de zogenaamde leegwaarderatio voor verhuurde woningen volgend jaar sterk wil verhogen.

Leegwaarderatio

Woning

De leegwaarderatio houdt rekening met de verhuurde staat van een woning. In de regel heeft een verhuurde woning namelijk minder marktwaarde dan een woning in vrij opleverbare staat. Door de WOZ-waarde van een woning te verminderen met de korting vanwege de verhuurde staat, resulteert de leegwaarderatio. Deze leegwaarderatio geldt bij de bepaling van de waarde van de verhuurde woning in box 3 in de inkomstenbelasting en bij erven en schenken in de schenk- en erfbelasting. De leegwaarderatio – en daarmee de waarde van de verhuurde woning voor deze belastingen – wordt volgend jaar fors hoger.

Korting afhankelijk van huur

De hoogte van de leegwaarderatio is afhankelijk van de hoogte van de huuropbrengst. Hoe hoger de huuropbrengst, des te minder korting geldt op de WOZ-waarde. Die korting gaat per 2023 over de hele linie fors dalen, waardoor de leegwaarderatio flink stijgt. Hierdoor stijgt dus ook de waarde van de verhuurde woning in box 3 en bij erven en schenken.

Verhouding jaarlijkse huurprijs
tot WOZ-waarde 
  Huidige leegwaarderatio  Nieuwe leegwaarderatio 
Meer dan  Maar niet meer dan     
0% 1% 45% 73%
1% 2% 51% 79%
2% 3% 56% 84%
3% 4% 62% 90%
4% 5% 67% 95%
5% 6% 73% 100%
6% 7% 78% 100%
7% 85% 100%

Voorbeeld:
Een woning met een WOZ-waarde van € 300.000 en een huur van € 12.000 per jaar, kent een verhouding jaarlijkse huurprijs tot WOZ-waarde van 4% en nu een leegwaarderatio van 62%. In de kabinetsplannen wordt dit verhoogd naar 90%, zodat nog slechts een korting van 10% resteert. Dit betekent dat voor de waarde van de woning vanaf 2023 wordt uitgegaan van € 300.000 x 90% = € 270.000, terwijl nu nog wordt uitgegaan van € 300.000 x 62% = € 186.000. 

Geen korting meer bij tijdelijke verhuur en verwante personen

Op dit moment is de leegwaarderatio van toepassing op alle verhuurde woning waarvoor wettelijke huurbescherming geldt. Dit gaat per 2023 veranderen. Bij tijdelijke verhuur en bij verhuur aan een verwante persoon, geldt in de voorstellen geen korting meer op de WOZ-waarde. U moet voor de waardebepaling dan dus uitgaan van de volle WOZ-waarde. 

Let op! Voor verhuur van woningen wordt een contract tot twee jaar in de voorstellen aangemerkt als tijdelijk en voor verhuur van een kamer een contract tot vijf jaar.

Woning in box 3

Als u een verhuurde woning bezit, wordt deze belast in box 3. De woning wordt gerekend tot de beleggingen. Dit betekent dat volgens de voorstellen gerekend wordt met een fictief rendement van 5,53%. Hierover betaalt u in 2022 nog 31% belasting in box 3. Volgens de plannen van het kabinet wordt dit volgend jaar 32%.

Let op! Het plan om de leegwaarderatio te verhogen en de plannen voor box 3 moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bezitten, schenken en erven verhuurde woning vanaf 2023 hoger belast

Bezit u een verhuurde woning? Of erft of krijgt u een verhuurde woning geschonken? Dan betaalt u vanaf 2023 meer belasting. Dit komt omdat het kabinet de zogenaamde leegwaarderatio voor verhuurde woningen volgend jaar sterk wil verhogen.

Leegwaarderatio

Woning

De leegwaarderatio houdt rekening met de verhuurde staat van een woning. In de regel heeft een verhuurde woning namelijk minder marktwaarde dan een woning in vrij opleverbare staat. Door de WOZ-waarde van een woning te verminderen met de korting vanwege de verhuurde staat, resulteert de leegwaarderatio. Deze leegwaarderatio geldt bij de bepaling van de waarde van de verhuurde woning in box 3 in de inkomstenbelasting en bij erven en schenken in de schenk- en erfbelasting. De leegwaarderatio – en daarmee de waarde van de verhuurde woning voor deze belastingen – wordt volgend jaar fors hoger.

Korting afhankelijk van huur

De hoogte van de leegwaarderatio is afhankelijk van de hoogte van de huuropbrengst. Hoe hoger de huuropbrengst, des te minder korting geldt op de WOZ-waarde. Die korting gaat per 2023 over de hele linie fors dalen, waardoor de leegwaarderatio flink stijgt. Hierdoor stijgt dus ook de waarde van de verhuurde woning in box 3 en bij erven en schenken.

Verhouding jaarlijkse huurprijs
tot WOZ-waarde 
  Huidige leegwaarderatio  Nieuwe leegwaarderatio 
Meer dan  Maar niet meer dan     
0% 1% 45% 73%
1% 2% 51% 79%
2% 3% 56% 84%
3% 4% 62% 90%
4% 5% 67% 95%
5% 6% 73% 100%
6% 7% 78% 100%
7% 85% 100%