Overnachtingen kort verblijf naar 21% btw vanaf 2026

In het Belastingplan 2025 is het voorstel gedaan om het btw-tarief voor overnachtingen voor kort verblijf te verhogen van 9 naar 21%. Ondernemers in deze branches krijgen nog even respijt. De verhoging gaat in vanaf 1 januari 2026.

Overnachtingen voor kort verblijf

Horeca

Het gaat in het voorstel om overnachtingen in onder meer hotels, pensions en vakantiewoningen door personen die voor een korte periode daar verblijven.

Niet alleen vakantiegangers

De verhoging van de btw geldt straks niet alleen voor verhuur aan vakantiegangers. Ook het voor een korte periode verhuren van dergelijke accommodaties aan bijvoorbeeld studenten, asielzoekers en werknemers valt vanaf 2026 onder het 21% btw-tarief.

Uitzondering voor kamperen

In het voorstel is  een uitzondering gemaakt voor kamperen. Deze vorm van overnachten voor een korte periode mag vanaf 2026 nog steeds tegen 9% btw.

Let op! Bij kamperen gaat het om het voor een korte periode verhuren van een stukje terrein waarop de huurders hun eigen onderkomen zoals een tent, caravan of camper kunnen plaatsen.

Verhuur gemeubileerde accommodatie is geen kamperen

Overnachten in een gemeubileerde stacaravan, een gemeubileerde (safari)tent en een semipermanent zomerhuisje op een camping wordt vanaf 2026 niet gerangschikt onder kamperen. Hiervoor geldt vanaf 2026 daarom wel het 21% btw-tarief.

Let op! Een campingeigenaar die daarom zowel dergelijke gemeubileerde accommodaties als kampeerplekken verhuurt, krijgt vanaf 2026 te maken met twee btw-tarieven: 9% btw voor de verhuur van een kampeerplek en 21% btw voor de verhuur van een gemeubileerde accommodatie.

Vooruitbetalingen in 2025 ook al tegen 21% btw

Betalen klanten in 2025 al voor een overnachting die plaatsvindt in 2026? Dan moet de exploitant, ook in 2025 al, 21% btw berekenen als voor de verhuur van die accommodatie vanaf 2026 het 21% btw-tarief geldt. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat voor het bepalen van het btw-tarief niet het moment van betaling van belang is, maar het moment van overnachten.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden aangenomen. De btw-verhoging en de voorwaarden staan daarom nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overnachtingen kort verblijf naar 21% btw vanaf 2026

In het Belastingplan 2025 is het voorstel gedaan om het btw-tarief voor overnachtingen voor kort verblijf te verhogen van 9 naar 21%. Ondernemers in deze branches krijgen nog even respijt. De verhoging gaat in vanaf 1 januari 2026.

Overnachtingen voor kort verblijf

Horeca

Het gaat in het voorstel om overnachtingen in onder meer hotels, pensions en vakantiewoningen door personen die voor een korte periode daar verblijven.

Niet alleen vakantiegangers

De verhoging van de btw geldt straks niet alleen voor verhuur aan vakantiegangers. Ook het voor een korte periode verhuren van dergelijke accommodaties aan bijvoorbeeld studenten, asielzoekers en werknemers valt vanaf 2026 onder het 21% btw-tarief.

Uitzondering voor kamperen

In het voorstel is  een uitzondering gemaakt voor kamperen. Deze vorm van overnachten voor een korte periode mag vanaf 2026 nog steeds tegen 9% btw.

Let op! Bij kamperen gaat het om het voor een korte periode verhuren van een stukje terrein waarop de huurders hun eigen onderkomen zoals een tent, caravan of camper kunnen plaatsen.

Verhuur gemeubileerde accommodatie is geen kamperen

Overnachten in een gemeubileerde stacaravan, een gemeubileerde (safari)tent en een semipermanent zomerhuisje op een camping wordt vanaf 2026 niet gerangschikt onder kamperen. Hiervoor geldt vanaf 2026 daarom wel het 21% btw-tarief.

Let op! Een campingeigenaar die daarom zowel dergelijke gemeubileerde accommodaties als kampeerplekken verhuurt, krijgt vanaf 2026 te maken met twee btw-tarieven: 9% btw voor de verhuur van een kampeerplek en 21% btw voor de verhuur van een gemeubileerde accommodatie.

Vooruitbetalingen in 2025 ook al tegen 21% btw

Betalen klanten in 2025 al voor een overnachting die plaatsvindt in 2026? Dan moet de exploitant, ook in 2025 al, 21% btw berekenen als voor de verhuur van die accommodatie vanaf 2026 het 21% btw-tarief geldt. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat voor het bepalen van het btw-tarief niet het moment van betaling van belang is, maar het moment van overnachten.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden aangenomen. De btw-verhoging en de voorwaarden staan daarom nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst brengt Handboek Scheiden uit

In Nederland eindigt ongeveer één op de drie huwelijken in een echtscheiding. Dat heeft ook veel fiscale consequenties. De Belastingdienst heeft daarom het Handboek Scheiden gelanceerd.

Het Handboek Scheiden is via het openbare deel van het Forum Fiscaal Dienstverleners (https://ffd.pleio.nl/) voor iedereen te raadplegen.

Onderdelen

Strategie

Dit Handboek gaat in op diverse fiscale aspecten die bij een echtscheiding kunnen komen kijken. Zo wordt onder meer ingegaan op de gevolgen voor de eigen woning, te betalen of te ontvangen alimentatie, toeslagen en op vragen inzake het fiscale partnerschap.

Behandeling per aspect

Verschillende aspecten worden zover mogelijk apart behandeld. Zo wordt bijvoorbeeld bij het onderdeel ‘alimentatie’ apart ingegaan op partneralimentatie en op kinderalimentatie. Ook over specifieke situaties is informatie te vinden, zoals over co-ouderschap en birdnesting.

Voorbeelden

In de diverse onderdelen worden de fiscale gevolgen zo eenvoudig mogelijk uitgelegd en wordt ook gebruikgemaakt van diverse voorbeelden. Via doorklikken zijn ook Kamerstukken en Besluiten in te zien of is bij Toeslagen een proefberekening te maken, waarmee de gevolgen van echtscheiding inzichtelijk te maken zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoe is een overlijdensuitkering van de werkgever belast?

Werkgevers betalen bij het overlijden van een werknemer meestal een overlijdensuitkering aan de nabestaanden. Is een dergelijke uitkering ook belast als loon en/of met erfbelastingen zo ja, hoe?

Overlijdensuitkeringen

Euro

De Belastingdienst heeft duidelijkheid verschaft op deze vraag met een voorbeeld waarbij van twee partners met een notarieel samenlevingscontract één van hen komt te overlijden. De partner verkrijgt via de werkgever drie maandsalarissen als overlijdensuitkering. Is hierover loonbelasting verschuldigd, erfbelasting of wellicht beide?

Eén maandsalaris belastingvrij

Van de uitkering is één maandsalaris belastingvrij, zowel voor de loonbelasting als voor de erfbelasting. Een werkgever is namelijk wettelijk verplicht bij overlijden van een werknemer één maandsalaris uit te keren. De langstlevende partner verkrijgt deze of de minderjarige kinderen verkrijgen deze. Men verkrijgt deze uitkering dus volgens de wet en niet volgens het erfrecht. De erfbelasting is daarom niet van toepassing. Ook loonbelasting blijft achterwege, omdat volgens de wet bij overlijden maximaal drie maandsalarissen zijn vrijgesteld.

Erfbelasting voor tweede en derde maandsalaris 

Over het tweede en derde maandsalaris is dus geen loonbelasting verschuldigd (drie maandsalarissen zijn immers vrijgesteld van loonbelasting), maar wel erfbelasting. Deze uitkeringen vloeien namelijk voort uit de arbeidsovereenkomst en worden daarom verkregen volgens een zogenaamd derdenbeding. Over dergelijke verkrijgingen dient erfbelasting te worden betaald. 

Hogere uitkering dan drie maandsalarissen, wat nu?

De Belastingdienst gaat ook in op de situatie waarin meer dan drie maandsalarissen worden uitgekeerd. Volgens de letter van de wet zou dan zowel erf- als loonbelasting verschuldigd zijn. De vrijstelling voor de loonbelasting bedraagt namelijk maximaal drie maanden. Dubbele heffing (zowel loonbelasting als erfbelasting) is in deze situatie echter te veel van het goede. Daarom wordt goedgekeurd dat geen erfbelasting wordt geheven, maar alleen loonbelasting. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoe is een overlijdensuitkering van de werkgever belast?

Werkgevers betalen bij het overlijden van een werknemer meestal een overlijdensuitkering aan de nabestaanden. Is een dergelijke uitkering ook belast als loon en/of met erfbelastingen zo ja, hoe?

Overlijdensuitkeringen

Euro

De Belastingdienst heeft duidelijkheid verschaft op deze vraag met een voorbeeld waarbij van twee partners met een notarieel samenlevingscontract één van hen komt te overlijden. De partner verkrijgt via de werkgever drie maandsalarissen als overlijdensuitkering. Is hierover loonbelasting verschuldigd, erfbelasting of wellicht beide?

Eén maandsalaris belastingvrij

Van de uitkering is één maandsalaris belastingvrij, zowel voor de loonbelasting als voor de erfbelasting. Een werkgever is namelijk wettelijk verplicht bij overlijden van een werknemer één maandsalaris uit te keren. De langstlevende partner verkrijgt deze of de minderjarige kinderen verkrijgen deze. Men verkrijgt deze uitkering dus volgens de wet en niet volgens het erfrecht. De erfbelasting is daarom niet van toepassing. Ook loonbelasting blijft achterwege, omdat volgens de wet bij overlijden maximaal drie maandsalarissen zijn vrijgesteld.

Erfbelasting voor tweede en derde maandsalaris 

Over het tweede en derde maandsalaris is dus geen loonbelasting verschuldigd (drie maandsalarissen zijn immers vrijgesteld van loonbelasting), maar wel erfbelasting. Deze uitkeringen vloeien namelijk voort uit de arbeidsovereenkomst en worden daarom verkregen volgens een zogenaamd derdenbeding. Over dergelijke verkrijgingen dient erfbelasting te worden betaald. 

Hogere uitkering dan drie maandsalarissen, wat nu?

De Belastingdienst gaat ook in op de situatie waarin meer dan drie maandsalarissen worden uitgekeerd. Volgens de letter van de wet zou dan zowel erf- als loonbelasting verschuldigd zijn. De vrijstelling voor de loonbelasting bedraagt namelijk maximaal drie maanden. Dubbele heffing (zowel loonbelasting als erfbelasting) is in deze situatie echter te veel van het goede. Daarom wordt goedgekeurd dat geen erfbelasting wordt geheven, maar alleen loonbelasting. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Partial reversal of stricter rules for 30% scheme

Foreign employees who work in the Netherlands can use the so-called 30% scheme, this under certain conditions. If they can apply this scheme, 30% of the salary is a tax-free allowance with a maximum of € 69,900 (2024). The 30% scheme has been economised since the beginning of 2024, but the government wants to largely reverse this retrenchment.

Original retrenchment

Personeel

The 30% scheme can be applied for a maximum of 60 months. Since 2024, the previous cabinet has reduced the scope of the 30% rule. The 30% tax-free allowance was since 2024 applicable for the first 20 months, the following 20 months only 20% of the salary may be paid net instead of 30% and the following 20 months only 10%.

Retrenchment reversed

An amendment to be included in the Tax Plan 2025 will largely reverse the retrenchment. The proposal is to set the maximum untaxed allowance at a constant flat rate of 27% from 1 January 2027. In 2025 and 2026, a tax-free rate of 30 will remain in effect for everyone and therefore no phase-out will take place yet.

Note!For employees who were already applying the 30% scheme before 2024, the 30% rate will continue to apply over the entire 60-month period.

Increase in salary standards

To apply the 30% scheme, an employee must earn at least a certain salary. For this year this is € 46,107, for employees under 30 with a Master’s degree this is € 35,048. It has been proposed to increase both amounts to € 50,436 and € 38,338i, respectively, from 2027. These are the amounts based on 2024 and will therefore still be indexed as of 2027.

Note! This increased salary does not apply to those who already applied the 30% scheme before 2024.

30% scheme up to maximum the salary standard

As of January 1, 2024, the 30% scheme is also limited to the salary standard. This means that in 2024 a maximum of € 69,900 (30% of € 233,000) may be compensated net under the 30% scheme. The Cabinet has made no proposals to reverse this limitation.

Note! The salary standard for the year 2025 is € 246,000. In 2025, a maximum of € 73,800 (30% of € 246,000) may therefore be compensated net under the 30% rule. For employees who already applied the 30% scheme before 2023, the restriction does not apply in 2024 and 2025. They will not be affected until January 1, 2026.

Actual costs or 30% scheme?

The 30% scheme is optional. Employers can in fact also choose to reimburse the actual costs untaxed, insofar as this is fiscally possible. This option will continue to exist.

Note! The employer must choose, no later than the first pay period of a calendar year, whether to apply the 30% scheme or to reimburse the actual extraterritorial expenses. That choice then immediately applies to the entire year.

Foreign partial tax liability

Foreign employees who apply the 30% scheme will also have the option in 2024 to keep foreign capital income outside the Dutch taxation in box 2 and box 3. The employee will then be considered a foreign taxpayer for box 2 and box 3, despite living in the Netherlands. Last year it was already decided by the previous cabinet to abolish this facility by 2025. The current Cabinet has made no proposals to change this.

Note! Employees who already applied the 30% scheme before 2024 can still continue to use this facility through 2026.

Note! The Cabinet’s proposed adjustments to the 30% scheme must still be included in the 2025 Tax Plan and then approved by the Lower and Upper House of Parliament.

Posted in Niet gecategoriseerd

Partial reversal of stricter rules for 30% scheme

Foreign employees who work in the Netherlands can use the so-called 30% scheme, this under certain conditions. If they can apply this scheme, 30% of the salary is a tax-free allowance with a maximum of € 69,900 (2024). The 30% scheme has been economised since the beginning of 2024, but the government wants to largely reverse this retrenchment.

Original retrenchment

Personeel

The 30% scheme can be applied for a maximum of 60 months. Since 2024, the previous cabinet has reduced the scope of the 30% rule. The 30% tax-free allowance was since 2024 applicable for the first 20 months, the following 20 months only 20% of the salary may be paid net instead of 30% and the following 20 months only 10%.

Retrenchment reversed

An amendment to be included in the Tax Plan 2025 will largely reverse the retrenchment. The proposal is to set the maximum untaxed allowance at a constant flat rate of 27% from 1 January 2027. In 2025 and 2026, a tax-free rate of 30 will remain in effect for everyone and therefore no phase-out will take place yet.

Note!For employees who were already applying the 30% scheme before 2024, the 30% rate will continue to apply over the entire 60-month period.

Increase in salary standards

To apply the 30% scheme, an employee must earn at least a certain salary. For this year this is € 46,107, for employees under 30 with a Master’s degree this is € 35,048. It has been proposed to increase both amounts to € 50,436 and € 38,338i, respectively, from 2027. These are the amounts based on 2024 and will therefore still be indexed as of 2027.

Note! This increased salary does not apply to those who already applied the 30% scheme before 2024.

30% scheme up to maximum the salary standard

As of January 1, 2024, the 30% scheme is also limited to the salary standard. This means that in 2024 a maximum of € 69,900 (30% of € 233,000) may be compensated net under the 30% scheme. The Cabinet has made no proposals to reverse this limitation.

Note! The salary standard for the year 2025 is € 246,000. In 2025, a maximum of € 73,800 (30% of € 246,000) may therefore be compensated net under the 30% rule. For employees who already applied the 30% scheme before 2023, the restriction does not apply in 2024 and 2025. They will not be affected until January 1, 2026.

Actual costs or 30% scheme?

The 30% scheme is optional. Employers can in fact also choose to reimburse the actual costs untaxed, insofar as this is fiscally possible. This option will continue to exist.

Note! The employer must choose, no later than the first pay period of a calendar year, whether to apply the 30% scheme or to reimburse the actual extraterritorial expenses. That choice then immediately applies to the entire year.

Foreign partial tax liability

Foreign employees who apply the 30% scheme will also have the option in 2024 to keep foreign capital income outside the Dutch taxation in box 2 and box 3. The employee will then be considered a foreign taxpayer for box 2 and box 3, despite living in the Netherlands. Last year it was already decided by the previous cabinet to abolish this facility by 2025. The current Cabinet has made no proposals to change this.

Note! Employees who already applied the 30% scheme before 2024 can still continue to use this facility through 2026.

Note! The Cabinet’s proposed adjustments to the 30% scheme must still be included in the 2025 Tax Plan and then approved by the Lower and Upper House of Parliament.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil giftenaftrek Vpb vanaf 2025 afschaffen

Het kabinet gaat de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) en de regeling ‘geven uit de vennootschap’ per 2025 afschaffen. Deze voorstellen staan in het Belastingplan 2025. De giftenaftrek in de inkomstenbelasting blijft gehandhaafd.

Giftenaftrek

Geld

Bedrijven waarvan de winst belast wordt met vennootschapsbelasting, zoals bv’s, kunnen giften aan een ANBI of aan een steunstichting SBBI nu nog in mindering brengen op de winst tot een bedrag van € 100.000. De aftrek kan niet meer bedragen dan 50% van de winst. Voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025 gaat deze giftenaftrek verdwijnen.

Geven uit de vennootschap ook afgeschaft

Het kabinet wil ook de regeling ‘geven uit de vennootschap’ vanaf 1 januari 2025 afschaffen. Deze regeling bestaat pas sinds 2024. Volgens deze regeling worden giften boven het maximaal aftrekbare bedrag niet aangemerkt als in box 2 te belasten voordelen en ook niet als met dividendbelasting te belasten opbrengsten.

Als deze regeling vanaf 1 januari 2025 niet meer geldt, zal elke gift die de vennootschap doet aan een ANBI of steunstichting SBBI worden behandeld als een uitdeling door de vennootschap aan de aandeelhouder(s). Op deze uitdeling wordt dan dividendbelasting ingehouden én deze uitdeling wordt belast in box 2. In box 2 geldt in 2025, afhankelijk van de hoogte van het totaal aan dividenduitkeringen in een jaar, een tarief van 24,5 of 31%.

Tip! Ter zake van de gift kan de aandeelhouder in privé – onder voorwaarden – wel gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.

Giften in de inkomstenbelasting 

Het kabinet geeft aan dat er voor de giftenaftrek genoeg alternatieven bestaan. U kunt nog steeds, onder voorwaarden, in privé gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting. 

Tip! Steunt uw vennootschap goede doelen door middel van sponsoring of reclame? Dan zijn deze kosten geen giften, maar zakelijke kosten. Deze kosten blijven, net als andere bedrijfskosten, aftrekbaar van de winst. Datzelfde geldt voor uitgaven die u doet in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Let op! In het Hoofdlijnenakkoord was nog overeengekomen dat de giftenaftrek in de inkomstenbelasting geüniformeerd zou worden per 2028, waarmee verschillende giften gelijk behandeld zouden worden. In het Belastingplan 2025 is bekendgemaakt dat van dit voornemen wordt afgezien.

Let op! De afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb en de regeling ‘geven uit de vennootschap’ moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer, en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil giftenaftrek Vpb vanaf 2025 afschaffen

Het kabinet gaat de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) en de regeling ‘geven uit de vennootschap’ per 2025 afschaffen. Deze voorstellen staan in het Belastingplan 2025. De giftenaftrek in de inkomstenbelasting blijft gehandhaafd.

Giftenaftrek

Geld

Bedrijven waarvan de winst belast wordt met vennootschapsbelasting, zoals bv’s, kunnen giften aan een ANBI of aan een steunstichting SBBI nu nog in mindering brengen op de winst tot een bedrag van € 100.000. De aftrek kan niet meer bedragen dan 50% van de winst. Voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025 gaat deze giftenaftrek verdwijnen.

Geven uit de vennootschap ook afgeschaft

Het kabinet wil ook de regeling ‘geven uit de vennootschap’ vanaf 1 januari 2025 afschaffen. Deze regeling bestaat pas sinds 2024. Volgens deze regeling worden giften boven het maximaal aftrekbare bedrag niet aangemerkt als in box 2 te belasten voordelen en ook niet als met dividendbelasting te belasten opbrengsten.

Als deze regeling vanaf 1 januari 2025 niet meer geldt, zal elke gift die de vennootschap doet aan een ANBI of steunstichting SBBI worden behandeld als een uitdeling door de vennootschap aan de aandeelhouder(s). Op deze uitdeling wordt dan dividendbelasting ingehouden én deze uitdeling wordt belast in box 2. In box 2 geldt in 2025, afhankelijk van de hoogte van het totaal aan dividenduitkeringen in een jaar, een tarief van 24,5 of 31%.

Tip! Ter zake van de gift kan de aandeelhouder in privé – onder voorwaarden – wel gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.

Giften in de inkomstenbelasting 

Het kabinet geeft aan dat er voor de giftenaftrek genoeg alternatieven bestaan. U kunt nog steeds, onder voorwaarden, in privé gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting. 

Tip! Steunt uw vennootschap goede doelen door middel van sponsoring of reclame? Dan zijn deze kosten geen giften, maar zakelijke kosten. Deze kosten blijven, net als andere bedrijfskosten, aftrekbaar van de winst. Datzelfde geldt voor uitgaven die u doet in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Let op! In het Hoofdlijnenakkoord was nog overeengekomen dat de giftenaftrek in de inkomstenbelasting geüniformeerd zou worden per 2028, waarmee verschillende giften gelijk behandeld zouden worden. In het Belastingplan 2025 is bekendgemaakt dat van dit voornemen wordt afgezien.

Let op! De afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb en de regeling ‘geven uit de vennootschap’ moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer, en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Versobering 30%-regeling wordt grotendeels teruggedraaid

Buitenlandse werknemers die in Nederland arbeid verrichten, kunnen onder voorwaarden gebruikmaken van de zogenaamde 30%-regeling. Als zij deze regeling kunnen toepassen mag 30% van het loon netto worden uitbetaald, met een maximum van € 69.900 (2024). De 30%-regeling is sinds begin 2024 versoberd, maar het kabinet wil deze versobering grotendeels weer terugdraaien.

Oorspronkelijke versobering

Internationaal

De 30%-regeling kan maximaal 60 maanden worden toegepast. Sinds 2024 is door het vorige kabinet de 30%-regeling in omvang beperkt. De 30%-regeling is nog de eerste 20 maanden van toepassing, de daarop volgende 20 maanden mag in plaats van 30% nog maar 20% van het loon netto worden uitbetaald en de daarop volgende 20 maanden nog maar 10%. 

Versobering herzien

In een nog op te nemen wijziging in het Belastingplan 2025 zal de versobering grotendeels worden teruggedraaid. De afbouw van 30 naar 20 tot 10% verdwijnt dan en voorgesteld wordt om vanaf 2027 in plaats van 30 nog maar 27% van het loon netto te kunnen uitbetalen. In 2025 en 2026 blijft voor iedereen een percentage van 30 van kracht en vindt dus nog geen afbouw plaats.

Let op! Voor werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling al toepasten, blijft over de gehele periode van 60 maanden een percentage van 30 gelden.

Verhoging salarisnormen

Om de 30%-regeling toe te kunnen passen moet een werknemer minstens een bepaald salaris verdienen. Voor dit jaar is dit € 46.107, voor werknemers jonger dan 30 jaar met een mastertitel is dit € 35.048. Voorgesteld is om beide bedragen vanaf 2027 te verhogen naar € 50.436 respectievelijk € 38.338i. Dit zijn de bedragen op basis van 2024 en deze worden dus nog per 2027 geïndexeerd.

Let op! Dit verhoogde salaris geldt niet voor degenen die de 30%-regeling al vóór 2024 toepasten.

30%-regeling tot maximaal de balkenendenorm

Met ingang van 1 januari 2024 is de 30%-regeling ook beperkt tot de zogenaamde balkenendenorm. Dit houdt in dat in 2024 maximaal € 69.900 (30% van € 233.000) onder de 30%-regeling netto vergoed mag worden. Het kabinet heeft geen voorstellen gedaan om deze beperking terug te draaien.

Let op! De balkenendenorm bedraagt voor het jaar 2025 € 246.000. In 2025 mag daarom maximaal € 73.800 (30% van € 246.000) onder de 30%-regeling netto vergoed worden. Voor werknemers die al vóór 2023 de 30%-regeling toepasten, geldt de beperking overigens in 2024 en 2025 nog niet. Zij krijgen hier pas vanaf 1 januari 2026 mee te maken.

Werkelijke kosten of 30%-regeling?

De 30%-regeling is optioneel. Werkgevers kunnen er namelijk ook voor kiezen de werkelijke  kosten onbelast te vergoeden, voor zover dit fiscaal mogelijk is. Deze mogelijkheid blijft bestaan.

Let op! De werkgever moet uiterlijk in het eerste loontijdvak van een kalenderjaar kiezen of hij de 30%-regeling toepast of de werkelijke extraterritoriale kosten vergoed. Die keuze geldt dan meteen voor het hele jaar.

Buitenlands partiële belastingplicht

Buitenlandse werknemers die de 30%-regeling toepassen hebben in 2024 ook nog de mogelijkheid om  buitenlandse kapitaalinkomsten buiten de Nederlandse belastingheffing in box 2 en  box 3 te houden. De werknemer wordt dan voor box 2 en box 3 gezien als buitenlands belastingplichtige, ondanks dat hij in Nederland woont. Vorig jaar is al door het vorige kabinet besloten om deze faciliteit te laten vervallen per 2025. Het huidige kabinet heeft geen voorstellen gedaan om dit te wijzigen. 

Let op! Werknemers die al vóór 2024 de 30%-regeling toepasten, kunnen deze faciliteit nog wel tot en met 2026 blijven gebruiken.

Let op! De door het kabinet voorgestelde aanpassingen in de 30%-regeling moeten nog in het Belastingplan 2025 worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. De aanpassingen zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Versobering 30%-regeling wordt grotendeels teruggedraaid

Buitenlandse werknemers die in Nederland arbeid verrichten, kunnen onder voorwaarden gebruikmaken van de zogenaamde 30%-regeling. Als zij deze regeling kunnen toepassen mag 30% van het loon netto worden uitbetaald, met een maximum van € 69.900 (2024). De 30%-regeling is sinds begin 2024 versoberd, maar het kabinet wil deze versobering grotendeels weer terugdraaien.

Oorspronkelijke versobering

Internationaal

De 30%-regeling kan maximaal 60 maanden worden toegepast. Sinds 2024 is door het vorige kabinet de 30%-regeling in omvang beperkt. De 30%-regeling is nog de eerste 20 maanden van toepassing, de daarop volgende 20 maanden mag in plaats van 30% nog maar 20% van het loon netto worden uitbetaald en de daarop volgende 20 maanden nog maar 10%. 

Versobering herzien

In een nog op te nemen wijziging in het Belastingplan 2025 zal de versobering grotendeels worden teruggedraaid. De afbouw van 30 naar 20 tot 10% verdwijnt dan en voorgesteld wordt om vanaf 2027 in plaats van 30 nog maar 27% van het loon netto te kunnen uitbetalen. In 2025 en 2026 blijft voor iedereen een percentage van 30 van kracht en vindt dus nog geen afbouw plaats.

Let op! Voor werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling al toepasten, blijft over de gehele periode van 60 maanden een percentage van 30 gelden.

Verhoging salarisnormen

Om de 30%-regeling toe te kunnen passen moet een werknemer minstens een bepaald salaris verdienen. Voor dit jaar is dit € 46.107, voor werknemers jonger dan 30 jaar met een mastertitel is dit € 35.048. Voorgesteld is om beide bedragen vanaf 2027 te verhogen naar € 50.436 respectievelijk € 38.338i. Dit zijn de bedragen op basis van 2024 en deze worden dus nog per 2027 geïndexeerd.

Let op! Dit verhoogde salaris geldt niet voor degenen die de 30%-regeling al vóór 2024 toepasten.

30%-regeling tot maximaal de balkenendenorm

Met ingang van 1 januari 2024 is de 30%-regeling ook beperkt tot de zogenaamde balkenendenorm. Dit houdt in dat in 2024 maximaal € 69.900 (30% van € 233.000) onder de 30%-regeling netto vergoed mag worden. Het kabinet heeft geen voorstellen gedaan om deze beperking terug te draaien.

Let op! De balkenendenorm bedraagt voor het jaar 2025 € 246.000. In 2025 mag daarom maximaal € 73.800 (30% van € 246.000) onder de 30%-regeling netto vergoed worden. Voor werknemers die al vóór 2023 de 30%-regeling toepasten, geldt de beperking overigens in 2024 en 2025 nog niet. Zij krijgen hier pas vanaf 1 januari 2026 mee te maken.

Werkelijke kosten of 30%-regeling?

De 30%-regeling is optioneel. Werkgevers kunnen er namelijk ook voor kiezen de werkelijke  kosten onbelast te vergoeden, voor zover dit fiscaal mogelijk is. Deze mogelijkheid blijft bestaan.

Let op! De werkgever moet uiterlijk in het eerste loontijdvak van een kalenderjaar kiezen of hij de 30%-regeling toepast of de werkelijke extraterritoriale kosten vergoed. Die keuze geldt dan meteen voor het hele jaar.

Buitenlands partiële belastingplicht

Buitenlandse werknemers die de 30%-regeling toepassen hebben in 2024 ook nog de mogelijkheid om  buitenlandse kapitaalinkomsten buiten de Nederlandse belastingheffing in box 2 en  box 3 te houden. De werknemer wordt dan voor box 2 en box 3 gezien als buitenlands belastingplichtige, ondanks dat hij in Nederland woont. Vorig jaar is al door het vorige kabinet besloten om deze faciliteit te laten vervallen per 2025. Het huidige kabinet heeft geen voorstellen gedaan om dit te wijzigen. 

Let op! Werknemers die al vóór 2024 de 30%-regeling toepasten, kunnen deze faciliteit nog wel tot en met 2026 blijven gebruiken.

Let op! De door het kabinet voorgestelde aanpassingen in de 30%-regeling moeten nog in het Belastingplan 2025 worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. De aanpassingen zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verplichte toepassing vrijstelling inhouden dividendbelasting vanaf 2025

Als een vennootschap dividend uitkeert, kan in bepaalde gevallen een vrijstelling voor het inhouden van dividendbelasting gelden. De keuzemogelijkheid om deze vrijstelling wel of niet toe te passen, verdwijnt. Vanaf 2025 is de vennootschap verplicht om gebruik te maken van de vrijstelling.

Inhouding dividendbelasting

Euro

Een vennootschap die dividend uitkeert, moet hierop over het algemeen 15% dividendbelasting inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. De vennootschap moet binnen een maand na de dag waarop het dividend beschikbaar is gesteld een aangifte dividendbelasting doen, en de dividendbelasting afdragen aan de Belastingdienst.

Vrijstelling inhouding dividendbelasting

Keert de vennootschap dividend uit aan een andere vennootschap die 5% of meer van de aandelen in bezit heeft? Dan kan een inhoudingsvrijstelling worden toegepast. De vennootschap hoeft dan geen dividendbelasting in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst.

Keuze wordt verplichting

Op dit moment kan de uitkerende vennootschap er nog voor kiezen om de inhoudingsvrijstelling niet toe te passen. De vennootschap houdt dan 15% dividendbelasting in, doet hiervan aangifte en draagt dit af aan de Belastingdienst.

Deze keuzemogelijkheid verdwijnt. Vanaf 2025 moet een vennootschap, als een inhoudingsvrijstelling kan worden toegepast, deze ook toepassen. Geen keuze meer dus, maar een verplichting.

Nieuw: mogelijkheid bezwaar

Op dit moment kan een aandeelhouder niet in bezwaar gaan tegen het niet toepassen van de inhoudingsvrijstelling door de uitkerende vennootschap. Vanaf 2025 kan dat wel. Als de uitkerende vennootschap ten onrechte de inhoudingsvrijstelling niet toepast, kan de aandeelhouder bezwaar aantekenen tegen de ingehouden dividendbelasting. Als dat bezwaar wordt toegewezen, wordt de ten onrechte ingehouden dividendbelasting uitbetaald aan de aandeelhouder.

Fiscale eenheid

De inhoudingsvrijstelling geldt overigens ook als de uitkerende vennootschap en de ontvanger van het dividend tot dezelfde fiscale eenheid in de zin van de vennootschapsbelasting horen. Ook daar wijzigt de keuze vanaf 2025 in een verplichting.

Let op! Het voorstel om van de keuze om de inhoudingsvrijstelling toe te passen een verplichting te maken is op Prinsjesdag 2024 gedaan. De Tweede en Eerste Kamer moeten dit voorstel nog aannemen. Het is daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verplichte toepassing vrijstelling inhouden dividendbelasting vanaf 2025

Als een vennootschap dividend uitkeert, kan in bepaalde gevallen een vrijstelling voor het inhouden van dividendbelasting gelden. De keuzemogelijkheid om deze vrijstelling wel of niet toe te passen, verdwijnt. Vanaf 2025 is de vennootschap verplicht om gebruik te maken van de vrijstelling.

Inhouding dividendbelasting

Euro

Een vennootschap die dividend uitkeert, moet hierop over het algemeen 15% dividendbelasting inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. De vennootschap moet binnen een maand na de dag waarop het dividend beschikbaar is gesteld een aangifte dividendbelasting doen, en de dividendbelasting afdragen aan de Belastingdienst.

Vrijstelling inhouding dividendbelasting

Keert de vennootschap dividend uit aan een andere vennootschap die 5% of meer van de aandelen in bezit heeft? Dan kan een inhoudingsvrijstelling worden toegepast. De vennootschap hoeft dan geen dividendbelasting in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst.

Keuze wordt verplichting

Op dit moment kan de uitkerende vennootschap er nog voor kiezen om de inhoudingsvrijstelling niet toe te passen. De vennootschap houdt dan 15% dividendbelasting in, doet hiervan aangifte en draagt dit af aan de Belastingdienst.

Deze keuzemogelijkheid verdwijnt. Vanaf 2025 moet een vennootschap, als een inhoudingsvrijstelling kan worden toegepast, deze ook toepassen. Geen keuze meer dus, maar een verplichting.

Nieuw: mogelijkheid bezwaar

Op dit moment kan een aandeelhouder niet in bezwaar gaan tegen het niet toepassen van de inhoudingsvrijstelling door de uitkerende vennootschap. Vanaf 2025 kan dat wel. Als de uitkerende vennootschap ten onrechte de inhoudingsvrijstelling niet toepast, kan de aandeelhouder bezwaar aantekenen tegen de ingehouden dividendbelasting. Als dat bezwaar wordt toegewezen, wordt de ten onrechte ingehouden dividendbelasting uitbetaald aan de aandeelhouder.

Fiscale eenheid

De inhoudingsvrijstelling geldt overigens ook als de uitkerende vennootschap en de ontvanger van het dividend tot dezelfde fiscale eenheid in de zin van de vennootschapsbelasting horen. Ook daar wijzigt de keuze vanaf 2025 in een verplichting.

Let op! Het voorstel om van de keuze om de inhoudingsvrijstelling toe te passen een verplichting te maken is op Prinsjesdag 2024 gedaan. De Tweede en Eerste Kamer moeten dit voorstel nog aannemen. Het is daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw op sportbeoefening naar 21% btw vanaf 2026

Het kabinet stelt voor om de btw op sport te verhogen naar 21% vanaf 2026. Het gaat hierbij om sport bij commerciële aanbieders. Zo blijft de plaatselijke niet-commerciële sportvereniging buiten schot.

Sport bij commerciële aanbieders

Golfbaan

Bij sport gaat het om gelegenheid geven tot sportbeoefening en baden, in combinatie met de terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie door commerciële aanbieders. Commerciële aanbieders zijn instellingen met een winstoogmerk. Denk aan fitnessen op een sportschool of schaatsen op een schaatsbaan. Het voorstel is om de btw die over het sportabonnement of de toegangsprijs berekend wordt, te verhogen naar 21%.

Let op! Sportlessen die plaatsvinden zonder dat een sportaccommodatie ter beschikking wordt gesteld zijn op dit moment al belast tegen 21% btw.

Sport bij niet-winst beogende aanbieder

Het sporten bij niet-winst beogende aanbieders, zoals de plaatselijke voetbalvereniging of hockeyclub, is niet in het voorstel betrokken. Daar blijft, net als nu, de btw-vrijstelling gelden en blijft de btw over de contributie dus 0%.

Ook toegang tot wedstrijden naar 21% btw

Het voorstel is om ook de btw op de toegangsprijs tot sportwedstrijden vanaf 2026 te verhogen naar 21%.

Let op! Dit betreft niet alleen de toegang tot sportwedstrijden bij de professionals, ook de toegangsprijs bij amateurwedstrijden van sportverenigingen wordt verhoogd naar 21% btw.

Vooruitbetalingen in 2025 ook al tegen 21% btw

Betalen klanten in 2025 al voor sport die plaatsvindt in 2026? Dan moet de commerciële sportaanbieder ook in 2025 al 21% btw berekenen. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat voor het bepalen van het btw-tarief niet het moment van betaling van belang is, maar het moment van sportuitoefening. Wordt bijvoorbeeld in oktober 2025 een abonnement betaald dat loopt van 1 oktober 2025 tot 1 oktober 2026, dan is over 3/4 van het abonnement 21% btw verschuldigd.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden aangenomen. De btw-verhoging en de voorwaarden staan daarom nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw op sportbeoefening naar 21% btw vanaf 2026

Het kabinet stelt voor om de btw op sport te verhogen naar 21% vanaf 2026. Het gaat hierbij om sport bij commerciële aanbieders. Zo blijft de plaatselijke niet-commerciële sportvereniging buiten schot.

Sport bij commerciële aanbieders

Golfbaan

Bij sport gaat het om gelegenheid geven tot sportbeoefening en baden, in combinatie met de terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie door commerciële aanbieders. Commerciële aanbieders zijn instellingen met een winstoogmerk. Denk aan fitnessen op een sportschool of schaatsen op een schaatsbaan. Het voorstel is om de btw die over het sportabonnement of de toegangsprijs berekend wordt, te verhogen naar 21%.

Let op! Sportlessen die plaatsvinden zonder dat een sportaccommodatie ter beschikking wordt gesteld zijn op dit moment al belast tegen 21% btw.

Sport bij niet-winst beogende aanbieder

Het sporten bij niet-winst beogende aanbieders, zoals de plaatselijke voetbalvereniging of hockeyclub, is niet in het voorstel betrokken. Daar blijft, net als nu, de btw-vrijstelling gelden en blijft de btw over de contributie dus 0%.

Ook toegang tot wedstrijden naar 21% btw

Het voorstel is om ook de btw op de toegangsprijs tot sportwedstrijden vanaf 2026 te verhogen naar 21%.

Let op! Dit betreft niet alleen de toegang tot sportwedstrijden bij de professionals, ook de toegangsprijs bij amateurwedstrijden van sportverenigingen wordt verhoogd naar 21% btw.

Vooruitbetalingen in 2025 ook al tegen 21% btw

Betalen klanten in 2025 al voor sport die plaatsvindt in 2026? Dan moet de commerciële sportaanbieder ook in 2025 al 21% btw berekenen. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat voor het bepalen van het btw-tarief niet het moment van betaling van belang is, maar het moment van sportuitoefening. Wordt bijvoorbeeld in oktober 2025 een abonnement betaald dat loopt van 1 oktober 2025 tot 1 oktober 2026, dan is over 3/4 van het abonnement 21% btw verschuldigd.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden aangenomen. De btw-verhoging en de voorwaarden staan daarom nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opnemen 10% pensioen ineens verder vertraagd

De mogelijkheid om 10% van het pensioen ineens op te nemen, is opnieuw vertraagd. Minister Van Hijum verwacht dat deze mogelijkheid op zijn vroegst vanaf 1 juli 2025 beschikbaar zal zijn. De datum van inwerkingtreding is al meerdere keren uitgesteld.

Ineens opnemen

Euro

De nieuwe mogelijkheid betekent dat u op de dag dat uw pensioen ingaat ineens een bedrag van maximaal 10% van het pensioen kunt opnemen. Later kan ook, mits uw pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin u de AOW-leeftijd bereikt of als de pensioeningangsdatum op de eerste dag volgend op die maand ligt.

Geen combinatie hoog-laag pensioen

Veel pensioenregelingen bieden nu al de mogelijkheid om eerst een hoger pensioen te ontvangen en daarna een lager, of omgekeerd. De pensioenuitkeringen mogen onderling dan maximaal 25% in omvang verschillen. Het is echter niet mogelijk dit te combineren met het ineens opnemen van 10% op de pensioendatum.

Uitvoerders hebben meer tijd nodig

Het uitstel vloeit voort uit de wens van pensioenuitvoerders om hun klanten voldoende over de keuze te kunnen voorlichten. Ook hebben ze genoeg tijd nodig om de regeling te kunnen uitvoeren.

Let op! De Tweede en Eerste Kamer moeten de plannen nog goedkeuren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opnemen 10% pensioen ineens verder vertraagd

De mogelijkheid om 10% van het pensioen ineens op te nemen, is opnieuw vertraagd. Minister Van Hijum verwacht dat deze mogelijkheid op zijn vroegst vanaf 1 juli 2025 beschikbaar zal zijn. De datum van inwerkingtreding is al meerdere keren uitgesteld.

Ineens opnemen

Euro

De nieuwe mogelijkheid betekent dat u op de dag dat uw pensioen ingaat ineens een bedrag van maximaal 10% van het pensioen kunt opnemen. Later kan ook, mits uw pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin u de AOW-leeftijd bereikt of als de pensioeningangsdatum op de eerste dag volgend op die maand ligt.

Geen combinatie hoog-laag pensioen

Veel pensioenregelingen bieden nu al de mogelijkheid om eerst een hoger pensioen te ontvangen en daarna een lager, of omgekeerd. De pensioenuitkeringen mogen onderling dan maximaal 25% in omvang verschillen. Het is echter niet mogelijk dit te combineren met het ineens opnemen van 10% op de pensioendatum.

Uitvoerders hebben meer tijd nodig

Het uitstel vloeit voort uit de wens van pensioenuitvoerders om hun klanten voldoende over de keuze te kunnen voorlichten. Ook hebben ze genoeg tijd nodig om de regeling te kunnen uitvoeren.

Let op! De Tweede en Eerste Kamer moeten de plannen nog goedkeuren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Korting mrb emissievrije auto’s verlengd tot en met 2029

Er komt een nieuwe kortingsregeling voor de motorrijtuigenbelasting (mrb) op emissievrije personenauto’s. Dit zijn volledig elektrische auto’s en auto’s die rijden op waterstof. Voorgesteld wordt om vanaf 2026 een korting van 25% op het normale tarief te verlenen tot en met 2029. De korting geldt ook voor de provinciale opcenten. Dit staat in het Belastingplan 2025.

Waarom korting?

Elektrische auto

De hoogte van de mrb, ook bekend als wegenbelasting, is grotendeels gebaseerd op het gewicht van het voertuig. Emissievrije personenauto’s betalen op dit moment nog helemaal geen mrb, maar vanaf 2026 zouden deze auto’s de volledige reguliere mrb gaan betalen. Dit wordt gewijzigd. Een emissievrije auto krijgt in het voorstel vanaf 2026 tot en met 2029 een korting van 25% op de reguliere mrb. 

Let op! Voor 2025 was er overigens al een korting bepaald van 75% op de reguliere mrb. Deze regeling blijft gehandhaafd.

Eerder voorstel passé

Dit voorjaar nog lanceerde het vorige kabinet een andere kortingsregeling. Volgens dat voorstel zou de korting in 2026 tot en met 2028 40% zijn, in 2029 35% en in 2030 30%. De in het Belastingplan 2025 voorgestelde korting is dus een stuk lager en duurt tot en met 2029 in plaats van 2030.

Geen korting bestelauto’s meer in 2026

In het Belastingplan 2025 wordt niet gerept over een korting op de mrb voor elektrische bestelauto’s. Dit betekent dat voor elektrische bestelauto’s de korting in 2025 nog 75% bedraagt, en vanaf 2026 wordt afgeschaft.

Evaluatie

Uit de gepresenteerde stukken wordt duidelijk dat de werking van de kortingsregeling door het kabinet in de gaten gehouden wordt. Aangekondigd is namelijk dat in 2025 en in 2028 de kortingsregeling geëvalueerd zal worden.

Let op! Het voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Korting mrb emissievrije auto’s verlengd tot en met 2029

Er komt een nieuwe kortingsregeling voor de motorrijtuigenbelasting (mrb) op emissievrije personenauto’s. Dit zijn volledig elektrische auto’s en auto’s die rijden op waterstof. Voorgesteld wordt om vanaf 2026 een korting van 25% op het normale tarief te verlenen tot en met 2029. De korting geldt ook voor de provinciale opcenten. Dit staat in het Belastingplan 2025.

Waarom korting?

Elektrische auto

De hoogte van de mrb, ook bekend als wegenbelasting, is grotendeels gebaseerd op het gewicht van het voertuig. Emissievrije personenauto’s betalen op dit moment nog helemaal geen mrb, maar vanaf 2026 zouden deze auto’s de volledige reguliere mrb gaan betalen. Dit wordt gewijzigd. Een emissievrije auto krijgt in het voorstel vanaf 2026 tot en met 2029 een korting van 25% op de reguliere mrb. 

Let op! Voor 2025 was er overigens al een korting bepaald van 75% op de reguliere mrb. Deze regeling blijft gehandhaafd.

Eerder voorstel passé

Dit voorjaar nog lanceerde het vorige kabinet een andere kortingsregeling. Volgens dat voorstel zou de korting in 2026 tot en met 2028 40% zijn, in 2029 35% en in 2030 30%. De in het Belastingplan 2025 voorgestelde korting is dus een stuk lager en duurt tot en met 2029 in plaats van 2030.

Geen korting bestelauto’s meer in 2026

In het Belastingplan 2025 wordt niet gerept over een korting op de mrb voor elektrische bestelauto’s. Dit betekent dat voor elektrische bestelauto’s de korting in 2025 nog 75% bedraagt, en vanaf 2026 wordt afgeschaft.

Evaluatie

Uit de gepresenteerde stukken wordt duidelijk dat de werking van de kortingsregeling door het kabinet in de gaten gehouden wordt. Aangekondigd is namelijk dat in 2025 en in 2028 de kortingsregeling geëvalueerd zal worden.

Let op! Het voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verlaging overdrachtsbelasting voor niet-zelf-bewoonde woningen

Het tarief van de overdrachtsbelasting op woningen die niet zijn aan te merken als eerste eigen woning, wordt vanaf 2026 verlaagd naar 8%. Nu is dat tarief nog 10,4%. Deze verlaging wordt met een nota van wijziging nog in het Belastingplan 2025 opgenomen. Het tarief voor de eerste eigen woning blijft ongewijzigd.

Meer huurwoningen

Woning

Met de verlaging wil het kabinet het aanbod van huurwoningen vergroten. Nu is een potentiële verhuurder bij aankoop van een woning die hij wil verhuren nog 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd. 

Ook voor verhuur door ouders en vakantiewoningen

De maatregel is daarmee ook gunstig voor ouders die voor hun kind een woning kopen en deze aan hen verhuren. Deze constructie kan bijvoorbeeld interessant zijn als kinderen ten gevolge van de extreem hoge woningprijzen zelf geen eigen woning kunnen kopen. De verlaging van de overdrachtsbelasting telt verder ook bij de aankoop van een vakantiewoning.

Niet voor bedrijfspanden?

De voorgenomen tariefsverlaging lijkt niet te gaan gelden voor bedrijfspanden, maar alleen voor woningen. Voor bedrijfspanden lijkt het bestaande tarief van 10,4% gehandhaafd te blijven.

Tarief eerste eigen woning ongewijzigd

Het tarief van de overdrachtsbelasting voor de eerste eigen woning, dat wil zeggen een woning die langdurig als hoofdverblijf bewoond wordt door de koper, blijft ongewijzigd. Dit tarief bedraagt 2%, tenzij er gebruikgemaakt kan worden van de zogenaamde startersvrijstelling. Dan is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Deze startersvrijstelling geldt voor jongeren van 18 tot 35 jaar die een gebruikte woning kopen met een waarde tot € 510.000 (2024). Voor 2025 telt een waarde tot € 525.000. Deze vrijstelling is eenmalig en geldt alleen als de woning langdurig zelf bewoond wordt. Ook aan deze vrijstelling verandert niets.

Let op! Het plan tot verlaging van de overdrachtsbelasting moet nog in een wetsvoorstel worden gegoten en door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Volledige invoering nieuw box 3-stelsel per 2027 onzeker

Het kabinet streeft er nog steeds naar om met ingang van 2027 een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement in te voeren. Of dat volledig gaat lukken is onzeker.

Nieuw box 3-stelsel

Agenda

Aan het nieuwe box 3-stelsel wordt al een tijdje gewerkt. Zo presenteerde het vorige kabinet in 2022 al de eerste contouren en bood in september 2023 het Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ter internetconsultatie aan. Iedereen die dat wilde kon daarop reageren, hetgeen veelvuldig gebeurde. Na nog enkele aanpassingen in het wetsvoorstel in januari, april en juni 2024, bood het vorige kabinet het voorstel in juni 2024 voor advies aan de Raad van State aan.

Let op! Het huidige kabinet wil door met de plannen van het vorige kabinet en is in afwachting van het advies van de Raad van State dat in het najaar van 2024 wordt verwacht. Daarna kan het kabinet het wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer.

Volledige invoering mogelijk per 2027?

De recente arresten van de Hoge Raad die betrekking hebben op het huidige box 3-stelsel vragen veel van de capaciteit van de Belastingdienst. Onlangs heeft de Belastingdienst de staatssecretaris dan ook laten weten dat er onvoldoende capaciteit is om het nieuwe box 3-stelsel per 1 januari 2027 volledig in te laten gaan in de vorm waarin dit nu is opgenomen in het wetsvoorstel.

Gefaseerde invoering?

Op dit moment laat de staatssecretaris daarom onderzoeken welke alternatieven wel haalbaar zijn. Gedacht wordt onder meer aan een gefaseerde invoering. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zijn uitgangspunt wel blijft om per 1 januari 2027 een nieuw stelsel in box 3 in te voeren. De staatssecretaris hoopt eind 2024 de uitkomsten van zijn onderzoek naar alternatieven aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Volledige invoering nieuw box 3-stelsel per 2027 onzeker

Het kabinet streeft er nog steeds naar om met ingang van 2027 een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement in te voeren. Of dat volledig gaat lukken is onzeker.

Nieuw box 3-stelsel

Agenda

Aan het nieuwe box 3-stelsel wordt al een tijdje gewerkt. Zo presenteerde het vorige kabinet in 2022 al de eerste contouren en bood in september 2023 het Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ter internetconsultatie aan. Iedereen die dat wilde kon daarop reageren, hetgeen veelvuldig gebeurde. Na nog enkele aanpassingen in het wetsvoorstel in januari, april en juni 2024, bood het vorige kabinet het voorstel in juni 2024 voor advies aan de Raad van State aan.

Let op! Het huidige kabinet wil door met de plannen van het vorige kabinet en is in afwachting van het advies van de Raad van State dat in het najaar van 2024 wordt verwacht. Daarna kan het kabinet het wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer.

Volledige invoering mogelijk per 2027?

De recente arresten van de Hoge Raad die betrekking hebben op het huidige box 3-stelsel vragen veel van de capaciteit van de Belastingdienst. Onlangs heeft de Belastingdienst de staatssecretaris dan ook laten weten dat er onvoldoende capaciteit is om het nieuwe box 3-stelsel per 1 januari 2027 volledig in te laten gaan in de vorm waarin dit nu is opgenomen in het wetsvoorstel.

Gefaseerde invoering?

Op dit moment laat de staatssecretaris daarom onderzoeken welke alternatieven wel haalbaar zijn. Gedacht wordt onder meer aan een gefaseerde invoering. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zijn uitgangspunt wel blijft om per 1 januari 2027 een nieuw stelsel in box 3 in te voeren. De staatssecretaris hoopt eind 2024 de uitkomsten van zijn onderzoek naar alternatieven aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek vervoerkosten bij ziekte gewijzigd vanaf 2025

De aftrek van vervoerskosten bij ziekte wordt, als het aan het kabinet ligt, vanaf volgend jaar vereenvoudigd. Voor de bepaling van de vervoerskosten bij ziekte moet vanaf 2025 worden uitgegaan van € 0,23 per km. Ernstig zieken en invaliden mogen vanaf 2025 voor extra vervoerskosten alleen een vast bedrag van € 925 per jaar aftrekken.

Aftrek zorgkosten

Invalide

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van uw inkomen. De wet bevat een limitatief aantal aftrekbare zorgkosten. Dit betreft onder andere de kosten van geneeskundige hulp, hulpmiddelen en vervoer. Bij deze laatste gaat het om vervoerskosten in verband met het bezoeken van een medisch hulpverlener of apotheek, extra vervoerskosten die men vanwege een ziekte of handicap maakt ten opzichte van een gezond persoon en de kosten van het regelmatig bezoeken van een zieke huisgenoot . 

Let op! Voor de aftrek van zorgenkosten en dus ook vervoerskosten geldt een aantal voorwaarden. Deze vindt u hier.

Wijziging vervoerskosten per 2025

In het Belastingplan 2025 wordt voorgesteld om de aftrek van vervoerskosten te vereenvoudigen. Zo hoeft u voor de bepaling van de kosten van autovervoer naar een medisch hulpverlener of apotheek niet langer de werkelijke autokosten in aftrek uit te rekenen, maar kunt u een bedrag van € 0,23 per km in aftrek brengen. Het berekenen van de werkelijke autokosten is niet eenvoudig omdat dit veel verschillende kostenposten bevat en kan discussie met de Belastingdienst opleveren.

Let op! Hoewel de aftrek tegen een vast bedrag van € 0,23 wellicht een vereenvoudiging is, voelt u dit waarschijnlijk ook in uw portemonnee. Tot en met 2024 mag u namelijk de werkelijke autokosten per kilometer in aftrek brengen. Deze zullen over het algemeen hoger zijn dan € 0,23 per kilometer.

Let op! Voor reiskosten met de taxi of het openbaar vervoer blijven de werkelijke kosten aftrekbaar. Hiervoor moet u wel uw bonnen bewaren.

Vaste aftrek voor ernstig zieken en invaliden

Als u ziek of invalide bent en u daardoor meer vervoerskosten maakt dan mensen die niet ziek of invalide zijn, mag u op dit moment die extra kosten in aftrek brengen. Dit is geen eenvoudige berekening omdat u én de werkelijke autokosten moet berekenen én een vergelijking moet maken met de autokosten van mensen die in financieel en maatschappelijk opzicht vergelijkbaar met u zijn. Alleen als u aannemelijk kunt maken dat u door uw ziekte of invaliditeit meer autokosten maakt, mag u die aftrekken.

Vanwege de beoogde vereenvoudiging wordt ook deze aftrek van extra vervoerskosten voor ernstig zieken en invaliden gewijzigd. Zij hoeven vanaf 2025 niet langer de werkelijke extra gemaakte vervoerkosten vast te stellen, maar kunnen een vast bedrag van € 925 per jaar aftrekken. 

Om hiervoor vanaf 2025 in aanmerking te komen moet kunnen worden aangetoond dat de ernstig zieke of gehandicapte persoon niet meer dan 100 meter lopend af kan leggen. Dit kan bijvoorbeeld met een gehandicaptenkaart, PGB, gemeentebesluit WMO of doktersverklaring.

Let op! Een eventuele vergoeding die de zieke of invalide persoon ontvangt of had kunnen ontvangen moet in mindering worden gebracht op het vaste bedrag van € 925 per jaar.

Tip! Bepaalde aanpassingen aan de auto van de zieke of invalide persoon, bijvoorbeeld het aanpassen van de auto voor het vervoer van een rolstoel, blijven vanaf 2025, onder de daarvoor gestelde voorwaarden, aftrekbaar als uitgaven voor een hulpmiddel.

Bezoek huisgenoot in ziekenhuis of zorginstelling

Tenslotte vindt een kleine wijziging plaats in de aftrek van vervoerskosten voor het bezoeken van een huisgenoot in een ziekenhuis of zorginstelling. Vanaf 2025 is voor toepassing van de aftrek niet langer beslissend dat bij aanvang van de ziekte een gemeenschappelijke huishouding werd gevoerd met de verpleegde, maar dat dit het geval was bij aanvang van de verpleging. 

Let op! Dit voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Wat als u parkeerbelasting niet zichtbaar bij uw auto voldoet?

In de meeste steden in Nederland dient u op bepaalde plaatsen parkeerbelasting te betalen. Dat kan meestal op verschillende manieren. Daarbij is niet vereist dat u deze belasting moet voldoen als u zichtbaar aanwezig bent in of bij uw auto.

Parkeerbelasting betalen

Geld

Als u parkeerbelasting moet betalen, moet dit direct bij aanvang van het parkeren. U moet hier ‘onverwijld en ononderbroken’ de vereiste handelingen voor verrichten. Daarbij heeft u echter wel in redelijkheid de tijd om deze handelingen te verrichten.

Parkeerapp

In een zaak bij het gerechtshof Den Haag had een automobilist de verschuldigde parkeerbelasting willen betalen via een parkeerapp. Bij aankomst op zijn bestemming lukte dit niet direct vanuit zijn auto. De man liep daarom naar het kantoor waar hij zijn moest, zo’n 70 meter verderop, en betaalde van hieruit twee minuten later de verschuldigde parkeerbelasting. Inmiddels was echter al een naheffing parkeerbelasting opgelegd.

Zichtbaar bij de auto?

De ambtenaar van de gemeente was van mening dat hiermee de vereiste handelingen niet onverwijld en ononderbroken waren verricht. De man was tijdens de controle immers niet waargenomen door de controleurs. De rechtbank en ook het Hof dachten hier anders over. Dat de man naar het kantoor was gegaan en hier vandaan in de gaten gehouden zou hebben wanneer er een parkeercontrole volgde om dan pas via de app te betalen, werd onwaarschijnlijk geacht. De naheffing kwam dan ook te vervallen. Ook moest er bijna € 1.000 aan griffierecht en proceskosten worden vergoed.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dringende reden is cruciaal bij ontslag op staande voet

Dat een ontslag op staande voet soms een te vergaande maatregel is, bleek zelfs onlangs in een zaak waarbij een verslaafde werknemer had gelogen en afspraken had verzuimd na te komen. De werkgever had in deze situatie geen dringende reden tot ontslag, aldus de rechter.

Verslaafde werknemer

Juridisch

Een werknemer die kampte met een alcoholverslaving meldde zich na verloop van tijd ziek bij zijn werkgever. Hij zou hiervoor een traject bij een in verslaving gespecialiseerde organisatie gaan volgen. Bij zijn werkgever had de werknemer aangegeven dat hij een intakegesprek had gevoerd met die organisatie, maar dat hij niet in aanmerking kwam voor een behandeling. 

Uiteindelijk bleek bij navraag dat de werknemer gelogen had en dat hij nooit een intakegesprek had gevoerd. Het intakegesprek was zelfs tot driemaal toe niet doorgegaan, omdat de werknemer geen verwijzing had geregeld of ‘zonder geldige reden’ zou zijn weggebleven. Daarnaast was de werknemer ook niet komen opdagen bij een consult bij de bedrijfsarts en bij een gesprek met een arbeidsdeskundige. 

Dringende reden?

Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad geldt voor de situatie waarin een werknemer ziek is en volgens de werkgever niet aan de controlevoorschriften voldoet, dit in beginsel geen dringende reden kan opleveren. Daarvan kan echter wel sprake zijn als er bijkomende omstandighedenzijn. De werkgever was van mening dat dit hier aan de orde was.

Hij nam het de werknemer kwalijk dat hij niet eerlijk was geweest en zijn re-integratie vertraagde. De werknemer daarentegen gaf aan dat hij het re-integratietraject niet in wilde gaan, omdat hij een maand van huis zou zijn en zelf de kosten zou moeten dragen. De werkgever gaf aan dat hij door zijn handelwijze nu geruime tijd thuis was gebleven, zonder dat er een tegenprestatie tegenover stond. De collega’s gaven wel aan dat ze merkten dat de werknemer er niet goed uitzag en niet uit zijn woorden kon komen.

Geen loonstop maar ontslag

De werkgever wilde aanvankelijk alleen een loonstop doorvoeren, maar koos uiteindelijk na enige weken toch voor een ontslag op staande voet.  

Zorgplicht bij ziekte

De kantonrechter vond dat de werkgever een te vergaande maatregel had toegepast door hem op staande voet te ontslaan. Bij problematiek rondom ziekte heeft een werkgever een zwaardere zorgplicht richting een werknemer. Er was in casu geen sprake van een dringende reden. De juiste maatregel zou zijn geweest om het loon op te schorten. 

Schadevergoeding

Aangezien de werknemer heeft berust in de beëindiging van het dienstverband, heeft de kantonrechter zich desgevraagd alleen uitgelaten over de verzochte vergoedingen en aan hem een brutovergoeding van zo’n € 11.155, vermeerderd met rente toegekend als zogenaamde gefixeerde schadevergoeding. Dit is gelijk aan de reguliere voor hem geldende opzegtermijn van drie maanden, die niet in acht is genomen. Daarnaast krijgt hij tevens een transitievergoeding, omdat er geen sprake is van ‘ernstig verwijtbaar handelen’. De verzochte billijke vergoeding wordt bepaald op nihil.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoge Raad: opstarttijd kwalificeert als werktijd

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de tien minuten die een callcentermedewerker voorafgaand aan zijn werktijd aanwezig moest zijn, moet worden gezien als betaalde werktijd. Deze uitspraak is in navolging van het advies van de Advocaat-Generaal, de adviseur van de Hoge Raad.

Feiten

Typen

In deze zaak ging het om een werknemer van een callcenter die tien minuten voor aanvang van zijn dienst aanwezig moest zijn. Er was discussie ontstaan over de vraag of de werknemer volgens de bij de werkgever van toepassing zijnde Planningsregels verplicht was om tien minuten voor aanvang van een ingeroosterde dienst aanwezig te zijn en om voorbereidende werkzaamheden te verrichten.

Inlogtijd is arbeidstijd

De werknemer was van oordeel dat het hier arbeidstijd betrof en dat die dus ook beloond moest worden. Zijn werkgever was het hier niet mee eens. Zowel de rechter als het hof stelden de werknemer eerder in het gelijk. Daardoor moest zijn werkgever hem het achterstallige loon uitbetalen. Die compensatie had betrekking op de periode van september 2016 tot mei 2021.

Hoge Raad

Inmiddels oordeelt de Hoge Raad – in navolging van de kantonrechter en het gerechtshof – dat het hier inderdaad gaat om tijd die niet ter vrije beschikking staat van de werknemer en dat deze tijd dus aangemerkt moet worden als arbeidstijd. De werknemers moesten immers vooraf aanwezig zijn om te kunnen inloggen, zodat ze precies op tijd konden aanvangen met hun werkzaamheden. 

Let op! Als u als werkgever eist dat uw werknemer eerder aanwezig is om voorbereidende handelingen te verrichten, kwalificeert dat dus als arbeidstijd die verloond moet worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor wie geldt rechtsherstel box 3 met werkelijk rendement

De staatssecretaris heeft de doelgroepen bekendgemaakt die straks een beroep kunnen doen op de recente box 3-arresten van de Hoge Raad. Valt u onder een van deze doelgroepen?

Recente box 3-arresten Hoge Raad

Geld

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het  – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen over hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. De staatssecretaris gaf in juli en september 2024 een nadere invulling hieraan.

Tegenbewijsregeling

De staatssecretaris geeft aan dat hij de wijze waarop het werkelijke rendement volgens de methodiek van de Hoge Raad moet worden berekend nu heeft ingevuld. De invulling wordt in een wetsvoorstel opgenomen dat naar verwachting in het eerste kwartaal 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Met dit wetsvoorstel ontstaat er een wettelijke tegenbewijsregeling als het werkelijke rendement in box 3 – berekend volgens de methodiek van de Hoge Raad – lager is dan het forfaitaire rendement. Beoogd is om de wet per 1 juni 2025 in te laten gaan.

Komt u in aanmerking voor de tegenbewijsregeling?

De staatssecretaris heeft ook bekendgemaakt wie er in aanmerking kan komen voor de tegenbewijsregeling.

  1. Voor de belastingjaren vanaf 2021 komt elke belastingplichtige in aanmerking voor de tegenbewijsregeling.
  2. Voor het belastingjaar 2020 komt u alleen in aanmerking als uw definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond (of op dat moment nog opgelegd moest worden) én u in de periode tot eind 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering doet (of dat al heeft gedaan).
  3. Voor het belastingjaar 2019 geldt hetzelfde als voor 2020, met het verschil dat het verzoek om ambtshalve vermindering nog maar tot uiterlijk eind 2024 mogelijk is.
  4. Voor de belastingjaren 2018 en 2017 komt u alleen in aanmerking voor de tegenbewijsregeling als uw definitieve aanslag meeliep in de massaalbezwaarprocedure of ontvangen is ná het kerstarrest. Daarnaast moet u ook voor het belastingjaar 2018 uiterlijk 31 december 2023 én voor het belastingjaar 2017 uiterlijk 31 december 2022 een verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend.

Let op! Het feit dat u in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling betekent niet dat straks per definitie uw box 3-aanslag verminderd wordt. Hiervoor moet uw werkelijke rendement lager zijn dan het forfaitaire rendement. Houd er rekening daarbij mee dat wat u wellicht verstaat onder werkelijk rendement anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan gaf in de recente box 3-arresten.

Actie?

U kunt nu nog geen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. Deze moet eerst nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 juni 2025 en waarschijnlijk kunt u pas vanaf dat moment in actie komen.

Let op! In sommige gevallen moet u toch al eerder in actie komen. Overleg daarom altijd met onze adviseurs als uw een definitieve aanslag ontvangt. Mogelijk is het verstandig om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nadere invulling werkelijk rendement box 3

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De staatssecretaris gaf onlangs een nadere invulling van wat in dit verband onder werkelijk rendement wordt verstaan.

Werkelijk rendement

Juridisch

In de recente arresten gaf de Hoge Raad aanwijzingen hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. Wat behoort wel tot uw werkelijke rendement en wat niet? Ondanks de aanwijzingen van de Hoge Raad, is helaas nog niet alles duidelijk. De staatssecretaris gaf in juli 2024 al een eerste invulling aan het begrip werkelijk rendement en vulde dat onlangs nog aan.

Aanwijzingen Hoge Raad

In de arresten gaf de Hoge Raad al aan dat het gaat om het werkelijk gerealiseerde én ongerealiseerde rendement op uw gehele vermogen in box 3 zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, met inflatie mag geen rekening worden gehouden. Aftrek van kosten is niet mogelijk. Alleen rente van schulden in box 3 zijn aftrekbaar. Verder gaf de Hoge Raad de aanwijzing dat de bepaling van het werkelijke rendement van een woning plaatsvindt op basis van de WOZ-waarde aan het begin en aan het einde van een jaar.

Eerste invulling staatssecretaris

De staatssecretaris gaf in juli van dit jaar al een eerste invulling aan het werkelijke rendement, dit in aanvulling op de aanwijzingen van de Hoge Raad. Zo gaf de staatssecretaris aan dat het rendement op vrijgesteld vermogen (bijvoorbeeld bos- en natuurterreinen) niet tot het werkelijke rendement behoort en dat het rendement in aanmerking moet worden genomen op het moment dat het is ontvangen (het zogenaamde kasstelsel).

Nadere invulling staatssecretaris

Onlangs gaf de staatssecretaris nóg een nadere invulling aan het werkelijke rendement.

Zo vindt hij dat het eigen gebruik van een onroerende zaak ook onderdeel is van het werkelijke rendement. Dit werkelijke rendement kan bepaald worden op de huurprijs die onder normale omstandigheden bedongen kan worden, aldus de staatssecretaris.

Bij aan- en verkoop van woning gedurende het jaar wordt voorgesteld om de waardeontwikkeling op basis van de WOZ-waarden tijdsevenredig tussen koper en verkoper te verdelen. Bedraagt de waardeontwikkeling op basis van de WOZ-waarden in een jaar bijvoorbeeld € 40.000, dan wordt bij verkoop op 1 juli € 20.000 aan de verkoper en € 20.000 aan de koper toegerekend.

De staatssecretaris doet op het gebied van rente van schulden een handreiking. Hierbij hoeft geen rekening te worden gehouden met de in het forfaitaire stelsel toegepaste schuldendrempel (in 2024 € 3.700). Alle rente van schulden in box 3 kunnen daarom in mindering komen op het werkelijke rendement.

Tot slot stelt hij voor om de vrijstelling groene beleggingen pro rata te berekenen. Bij een vrijstelling van bijvoorbeeld € 30.000 en een stand van de groene beleggingen op 1 januari van € 60.000, mag op het werkelijke rendement van de groene beleggingen een vrijstelling van 50% worden toegepast.

En nu?

Vooralsnog hoeft u over het algemeen nog niet in actie te komen. De staatssecretaris wil het een en ander namelijk eerst nog in wetgeving opnemen, waarmee met een beoogde inwerkingtreding op 1 juni 2025, een wettelijke tegenbewijsregeling ontstaat. Ook het al eerder aangekondigde formulier opgaaf werkelijk rendement (OWR) waarmee u straks uw werkelijk rendement kunt opgeven is waarschijnlijk pas in juni 2025 beschikbaar.

Let op! Als u een definitieve aanslag ontvangt, overleg dan altijd met onze adviseurs of het verstandig is om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken daartegen. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schenkkring voor AOV belast in box 3

Als alternatief voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) kunnen ondernemers deelnemen in een zogenaamde schenkkring. Hoe wordt volgens de Belastingdienst het aandeel van de ondernemer in de derdengeldenrekening van de schenkkring belast in box 3?

Schenkkring

Sparen

Een schenkkring vormt voor ondernemers een alternatief voor een AOV. De deelnemer van een schenkkring stort de verschuldigde bedragen hiervoor op een derdengeldenrekening die op naam staat van de schenkkring (over het algemeen een stichting). Elke deelnemer heeft een eigen kenmerk.

Arbeidsongeschikte deelnemers ontvangen een uitkering van de schenkkring. Deze uitkeringen verminderen de op derdengeldenrekening gestorte bedragen van alle deelnemers. De deelnemers hebben geen directe toegang tot hun aandeel in de derdengeldenrekening. Zij kunnen hun deelname wel beëindigen. Het overgebleven aandeel wordt dan naar de ex-deelnemer teruggestort.

Box 3

De Belastingdienst is van mening dat het aandeel van de deelnemer in een dergelijke schenkkring wordt aangemerkt als overige bezitting in box 3. Dit betekent dat hiervoor het hogere forfaitaire rendementspercentage (voor 2024 vastgesteld op 6,04%) geldt en niet het lagere percentage van banktegoeden (voor 2024 voorlopig vastgesteld op 1,03%).

Let op! Voor een aandeel in een derdengeldenrekening van een notaris of gerechtsdeurwaarder geldt vanaf 1 januari 2023 een uitzondering. Deze gelden worden wel aangemerkt als banktegoed. Voor andere derdengeldenrekeningen geldt deze uitzondering echter niet.

Tip! Er zijn misschien nog schenkkringen die niet werken met een derdengeldenrekening. In die gevallen storten de leden hun bijdragen op een zelf te openen bankrekening. De Belastingdienst geeft aan dat dergelijke rekeningen wel worden aangemerkt als banktegoed en dus niet als overige bezitting in box 3.

Lager werkelijk rendement?

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat als het werkelijke rendement in box 3 lager is dan het forfaitaire rendement, heffing in box 3 plaats kan vinden op basis van het werkelijke rendement. Of u een beroep hierop kunt doen, zal afhankelijk zijn van uw overige box 3-vermogen.

Formulier OWR

Op dit moment wordt nog een formulier opgaaf werkelijk rendement (OWR) ontwikkeld, waarmee u straks (waarschijnlijk vanaf medio 2025) uw werkelijke rendement kunt opgeven. Tot die tijd kunt u uw werkelijke rendement nog niet doorgeven aan de Belastingdienst.

Let op! Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting? Overleg dan met een van onze adviseurs of bezwaar maken zinvol is. Doe dit op tijd, want bezwaar maken moet binnen zes weken na dagtekening van de aanslag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook bij btw en loonheffingen mogelijk te veel belastingrente

Heeft u een aanslag of beschikking btw of loonheffingen van de Belastingdienst ontvangen met belastingrente? Controleer dan of er niet te veel belastingrente is berekend. Het te veel berekende bedrag kunt u, onder voorwaarden, terugvragen.

Belastingrente

Geld

De Belastingdienst berekent belastingrente als u te laat uw btw of loonheffingen betaalt. De belastingrente wordt dan berekend vanaf het moment dat de belasting betaald had moeten zijn. In bepaalde situaties heeft u misschien in (een deel van) die periode wel al (een deel van) de belasting betaald. U kunt de Belastingdienst dan vragen om de belastingrente te verlagen.

Een voorbeeld
Stel dat u in juli 2022 netjes op tijd uw aangifte btw indiende over juni 2022 en de verschuldigde btw betaalde. In 2023 komt u tot de ontdekking dat u, naar uw mening, te veel btw afdroeg over juni 2022 en vraagt u een deel van de afgedragen btw terug. In 2024 blijkt dat u toch te weinig btw betaalde over juni 2022. De Belastingdienst legt een naheffingsaanslag btw op met belastingrente. De Belastingdienst berekent daarbij ook over de periode tussen uw betaling in juli 2022 en uw teruggave in 2023 belastingrente. Daarom kunt u de Belastingdienst verzoeken om die belastingrente te verlagen.

Voorwaarden

Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo kunt u geen verzoek doen als de totale belastingrente op de aanslag of de beschikking lager is dan € 100. Verder moet u in uw verzoek een aantal gegevens verstrekken, zoals het aanslag- of beschikkingsnummer, de periode waarover u renteverlaging vraagt, het bedrag waarover ten onrechte belastingrente is berekend en de datum waarop u dit bedrag betaalde (inclusief betalingskenmerk).

Let op!Denkt u belastingrente te moeten betalen over een periode dat de Belastingdienst al over de belasting beschikte, neem dan contact met ons op. Onze adviseurs kunnen voor u beoordelen of u inderdaad te veel belastingrente betaalde en of het loont om een verzoek tot verlaging te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor wie geldt rechtsherstel box 3 met werkelijk rendement?

De staatssecretaris heeft de doelgroepen bekendgemaakt die straks een beroep kunnen doen op de recente box 3-arresten van de Hoge Raad. Valt u onder een van deze doelgroepen?

Recente box 3-arresten Hoge Raad

Geld

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het  – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen over hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. De staatssecretaris gaf in juli en september 2024 een nadere invulling hieraan.

Tegenbewijsregeling

De staatssecretaris geeft aan dat hij de wijze waarop het werkelijke rendement volgens de methodiek van de Hoge Raad moet worden berekend nu heeft ingevuld. De invulling wordt in een wetsvoorstel opgenomen dat naar verwachting in het eerste kwartaal 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Met dit wetsvoorstel ontstaat er een wettelijke tegenbewijsregeling als het werkelijke rendement in box 3 – berekend volgens de methodiek van de Hoge Raad – lager is dan het forfaitaire rendement. Beoogd is om de wet per 1 juni 2025 in te laten gaan.

Komt u in aanmerking voor de tegenbewijsregeling?

De staatssecretaris heeft ook bekendgemaakt wie er in aanmerking kan komen voor de tegenbewijsregeling.

  1. Voor de belastingjaren vanaf 2021 komt elke belastingplichtige in aanmerking voor de tegenbewijsregeling.
  2. Voor het belastingjaar 2020 komt u alleen in aanmerking als uw definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond (of op dat moment nog opgelegd moest worden) én u in de periode tot eind 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering doet (of dat al heeft gedaan).
  3. Voor het belastingjaar 2019 geldt hetzelfde als voor 2020, met het verschil dat het verzoek om ambtshalve vermindering nog maar tot uiterlijk eind 2024 mogelijk is.
  4. Voor de belastingjaren 2018 en 2017 komt u alleen in aanmerking voor de tegenbewijsregeling als uw definitieve aanslag meeliep in de massaalbezwaarprocedure of ontvangen is ná het kerstarrest. Daarnaast moet u ook voor het belastingjaar 2018 uiterlijk 31 december 2023 én voor het belastingjaar 2017 uiterlijk 31 december 2022 een verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend.

Let op! Het feit dat u in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling betekent niet dat straks per definitie uw box 3-aanslag verminderd wordt. Hiervoor moet uw werkelijke rendement lager zijn dan het forfaitaire rendement. Houd er rekening daarbij mee dat wat u wellicht verstaat onder werkelijk rendement anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan gaf in de recente box 3-arresten.

Actie?

U kunt nu nog geen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. Deze moet eerst nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 juni 2025 en waarschijnlijk kunt u pas vanaf dat moment in actie komen.

Let op! In sommige gevallen moet u toch al eerder in actie komen. Overleg daarom altijd met onze adviseurs als uw een definitieve aanslag ontvangt. Mogelijk is het verstandig om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor wie geldt rechtsherstel box 3 met werkelijk rendement?

De staatssecretaris heeft de doelgroepen bekendgemaakt die straks een beroep kunnen doen op de recente box 3-arresten van de Hoge Raad. Valt u onder een van deze doelgroepen?

Recente box 3-arresten Hoge Raad

Geld

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het  – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen over hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. De staatssecretaris gaf in juli en september 2024 een nadere invulling hieraan.

Tegenbewijsregeling

De staatssecretaris geeft aan dat hij de wijze waarop het werkelijke rendement volgens de methodiek van de Hoge Raad moet worden berekend nu heeft ingevuld. De invulling wordt in een wetsvoorstel opgenomen dat naar verwachting in het eerste kwartaal 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Met dit wetsvoorstel ontstaat er een wettelijke tegenbewijsregeling als het werkelijke rendement in box 3 – berekend volgens de methodiek van de Hoge Raad – lager is dan het forfaitaire rendement. Beoogd is om de wet per 1 juni 2025 in te laten gaan.

Komt u in aanmerking voor de tegenbewijsregeling?

De staatssecretaris heeft ook bekendgemaakt wie er in aanmerking kan komen voor de tegenbewijsregeling.

  1. Voor de belastingjaren vanaf 2021 komt elke belastingplichtige in aanmerking voor de tegenbewijsregeling.
  2. Voor het belastingjaar 2020 komt u alleen in aanmerking als uw definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond (of op dat moment nog opgelegd moest worden) én u in de periode tot eind 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering doet (of dat al heeft gedaan).
  3. Voor het belastingjaar 2019 geldt hetzelfde als voor 2020, met het verschil dat het verzoek om ambtshalve vermindering nog maar tot uiterlijk eind 2024 mogelijk is.
  4. Voor de belastingjaren 2018 en 2017 komt u alleen in aanmerking voor de tegenbewijsregeling als uw definitieve aanslag meeliep in de massaalbezwaarprocedure of ontvangen is ná het kerstarrest. Daarnaast moet u ook voor het belastingjaar 2018 uiterlijk 31 december 2023 én voor het belastingjaar 2017 uiterlijk 31 december 2022 een verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend.

Let op! Het feit dat u in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling betekent niet dat straks per definitie uw box 3-aanslag verminderd wordt. Hiervoor moet uw werkelijke rendement lager zijn dan het forfaitaire rendement. Houd er rekening daarbij mee dat wat u wellicht verstaat onder werkelijk rendement anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan gaf in de recente box 3-arresten.

Actie?

U kunt nu nog geen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. Deze moet eerst nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 juni 2025 en waarschijnlijk kunt u pas vanaf dat moment in actie komen.

Let op! In sommige gevallen moet u toch al eerder in actie komen. Overleg daarom altijd met onze adviseurs als uw een definitieve aanslag ontvangt. Mogelijk is het verstandig om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw bij langdurige verhuur auto

Als een auto wordt verhuurd, is voor de btw van belang hoe lang de verhuur duurt en waar de huurder van de auto woont. Voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant speelde onlangs een zaak waarbij een autoverhuurbedrijf de btw probeerde te beperken.

Langdurige verhuur

Auto

Bij langdurige verhuur van een auto aan een particulier vindt de dienst plaats waar de huurder woont, gevestigd is of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft. De btw van het betreffende land moet dan in rekening worden gebracht. Wettelijk is bepaald dat het verhuren voor meer dan dertig dagen als langdurig moet worden aangemerkt.

Registratiefee

In een zaak die onlangs speelde voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant betaalde een in Duitsland gevestigde vennootschap geen btw in Nederland en deed ook geen aangifte van omzetbelasting. Volgens het bedrijf was er geen sprake van verhuur van auto’s, maar werd een ‘registratiefee’ in rekening gebracht. Het bedrijf had naar eigen zeggen een verhuurcontract gebruikt voor het vastleggen van de gegevens van de huurder, voor het geval er verkeersboetes op de mat zouden vallen.

Verhuur, dus Nederlandse btw

Uit de feiten bleek echter wel degelijk dat de auto’s gewoon langdurig verhuurd werden aan Nederlandse particulieren. Dit bleek onder meer uit de registratie van de kilometerstand in het huurcontract en de vermelding van de lakschades. Er had dus Nederlandse btw in rekening gebracht moeten worden aan de Nederlandse klanten. De naheffingen plus boetes bleven in stand. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet draait verhoging tarief box 2 weer terug

De belastingplannen voor 2025 bieden goed nieuws voor degenen die een aanmerkelijk belang hebben in een bv, waaronder dga’s. Het tarief van de tweede schijf in box 2 wordt namelijk verlaagd van 33 naar 31%. Uitkeringen uit de bv, zoals dividend, worden daardoor voor degenen met een aanmerkelijk belang minder zwaar belast als deze uitkeringen belast zijn in de tweede schijf. Het kabinet draait daarmee de tariefsverhoging van dit jaar voor een deel weer terug.

Tarief box 2

Euro

Het tarief van box 2 kent vanaf 2024 twee schijven. De eerste schijf kent in 2025 een tarief van 24,5%. Dit tarief blijft ongewijzigd ten opzichte van 2024, alleen de schijf wordt iets verruimd van € 67.000 in 2024 naar € 67.804 in 2025. De tweede schijf kent in 2025 een tarief van 31% voor het inkomen boven € 67.804. Dit jaar (2024) is dit tarief nog 33% en geldt dit vanaf € 67.000. In 2025 geldt dus een verlaging van het tarief met 2%.

Dubbel profijt voor partners

Fiscale partners kunnen inkomsten in box 2 overigens onderling verdelen. Als ze dit doen, kunnen ze tot een inkomen in box 2 van € 135.608 van het lage tarief van 24,5% profiteren. Alleen boven dit bedrag geldt dan ook voor hen het hoge tarief van 31%.

Tip! Als uw partner geen inkomen heeft, is het aan uw partner toedelen van een deel van dividend ook een manier om te voorkomen dat de algemene heffingskorting verloren gaat.

Box 2 voortaan ook van belang voor hoogte heffingskorting

Naast genoemde tariefsverlaging is voor dga’s van belang dat de hoogte van de algemene heffingskorting vanaf 2025 ook afhangt van het inkomen in box 2. Inkomen in box 2 zou er vanaf 2025 daarom voor kunnen zorgen dat de algemene heffingskorting lager of zelfs nihil wordt. Dit kan betekenen dat u niet alleen 24,5% betaalt over een dividenduitkering, maar ook nog minder algemene heffingskorting krijgt (ter grootte van 6,337 % van de dividenduitkering). Of dit effect daadwerkelijk optreedt is afhankelijk van de hoogte van uw andere inkomen (waaronder uw loon uit de bv).

Ook in 2024 al dividend?

In 2024 betaalt u tot € 67.000 (als u een fiscale partner heeft tot € 134.000) 24,5% in box 2. In 2024 heeft een dividenduitkering nog geen invloed op de hoogte van de algemene heffingskorting. Beoordeel daarom of u tot dit bedrag tegen het lage tarief van 24,5% een dividenduitkering kunt doen. 

Let op! Houd er wel rekening mee dat dividenduitkeringen in 2024 uw vermogen in box 3 verhogen. 

Tip! Krijgt u te maken met de Wet excessief lenen, ook wel de dga-taks genoemd? Bijvoorbeeld omdat u een schuld heeft aan uw bv die meer bedraagt dan € 500.000? Dan kunt u dat mogelijk in 2024 oplossen tegen (deels) het 24,5%-tarief in box 2. Overleg hierover met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verruiming termijn voor verzenden UPO

In het jaar voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel mogen pensioenuitvoerders eenmalig het Uniforme Pensioenoverzicht (UPO) later versturen dan 30 september, de gebruikelijke uiterste verstrekdatum. Deze uiterste datum wordt bij uitzondering 30 november 2024.

Onduidelijkheid voorkomen

Grafiek

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft op verzoek van pensioenuitvoerders besloten eenmalig een uitzondering op de uiterste verstrekdatum toe te staan. De reden waarom van deze beleidsregel wordt afgeweken is het voorkomen van verwarring bij deelnemers.

Pensioenuitvoerders zouden deelnemers eerst een UPO moeten sturen met pensioengegevens in de oude regeling en vervolgens een verwachting van het pensioen in de nieuwe regeling. Dat zou tot veel onduidelijkheid kunnen leiden.

Samen met een transactieoverzicht versturen

Het UPO moet tegelijkertijd met een eerste transactieoverzicht worden verstrekt. De pensioenuitvoerder moet een duidelijke toelichting meesturen waaruit blijkt wat het verschil is tussen beide documenten en wat het verband is. Wanneer deelnemers de betreffende informatie toch eerder willen hebben, zijn pensioenuitvoerders verplicht dat verzoek in te willigen. 
Daarnaast moeten zij de deelnemers digitaal informeren over de latere verstrekdatum en ook over de mogelijkheid om de informatie eerder op te vragen.

Uiterlijk 30 september doorgeven aan de AFM

Pensioenuitvoerders die van deze eenmalige verruiming gebruik willen maken, moeten dat op eigen initiatief uiterlijk 30 september bij de AFM melden door een mail te sturen naar [email protected].

Let op! Het kan dus zijn dat u en/of uw medewerkers dit jaar het UPO later ontvangen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eisen aftrek zorgkosten luisteren nauw

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van het inkomen. Die voorwaarden luisteren nauw. Waar moet u rekening mee houden en waar moeten de gemaakte kosten aan voldoen?

Aftrek zorgkosten

Medisch

De aftrek van zorg- of ziektekosten betekent dat uw belastbaar inkomen vermindert, waardoor u minder belasting betaalt. Lang niet alle zorgkosten zijn aftrekbaar. Ook geldt er ten aanzien van de kosten die u wilt aftrekken een drempel waarbij geldt: hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de drempel. Ook is bepalend of u (het hele jaar) een fiscale partner heeft. De drempel betekent dat u een deel van de kosten niet kunt aftrekken, u mag namelijk alleen het bedrag aftrekken dat boven de voor u geldende drempel uitkomt. 

Welke zorgkosten

De aftrek van zorgkosten is beperkt tot een aantal wettelijk omschreven kosten. Zo zijn bijvoorbeeld de kosten van een bril tegenwoordig niet meer aftrekbaar. Welke zorgkosten aftrekbaar zijn vindt u in een overzicht van de Belastingdienst.

Let op! Check goed in het overzicht van de Belastingdienst welke kosten voor het jaar van uw aangifte aftrekbaar zijn. Deze kunnen namelijk per jaar verschillen.

Meer voorwaarden

Ook geldt er een aantal andere voorwaarden. Zo blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de gemaakte kosten in direct verband moeten staan tot een ziekte en moet er een medische noodzaak zijn tot het maken van de kosten waaraan men zich in redelijkheid niet kan onttrekken.

Verklaring arts

Vereist is ook dat medische hulp wordt verricht door een arts of door een paramedicus op voorschrift en onder begeleiding van een arts. In een rechtszaak bij het gerechtshof in Den Haag was sprake van kosten voor het maken van een MRI-scan in het buitenland. Omtrent deze MRI-scan had de huisarts verklaard dat deze was ondergaan in verband met neurologische problematiek. Volgens het Hof was dit echter onvoldoende.

Direct verband of medische noodzaak?

Volgens het Hof betekende de verklaring nog niet dat er sprake was van een direct verband tussen de MRI-scan en de neurologische problemen, noch dat er sprake was van een medische noodzaak tot het maken van deze kosten. Dit bleek onder meer uit het feit dat de verklaring zo’n drie jaar na het uitvoeren van de MRI-scan was uitgeschreven. Volgens het Hof had een verwijzingsbrief van een arts of specialist hierover duidelijkheid kunnen geven, maar die was niet aanwezig. Ook bleek niet dat de MRI-scan gebruikt was ter behandeling van de ziekte van belastingplichtige. De aftrek werd dan ook geschrapt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Depositogarantiestelsel verruimd

Het depositogarantiestelsel is per 1 september 2024 verruimd. De verruiming betekent dat er in meer gevallen een hogere garantie geldt van € 500.000 en dat de termijn verlengd wordt waarbinnen het depositogarantiestelsel geldt.

Depositogarantiestelsel

Handen schudden

Het depositogarantiestelsel houdt in dat bedragen op bank- en spaarrekeningen tot € 100.000 per persoon zijn gegarandeerd als een bank niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Deze grens wordt tijdelijk opgehoogd met € 500.000, dus bovenop de € 100.000 als het saldo op een rekening is verhoogd door de aan- of verkoop van een woning. Deze verhoogde grens geldt vanaf 1 september van dit jaar voor meer situaties.

Wanneer hogere grens?

De tijdelijke opgehoogde grens met € 500.000 geldt vanaf 1 september 2024 ook als het saldo extra toeneemt als gevolg van andere gebeurtenissen. Denk hierbij aan een uitkering van een pensioen, bij ontslag, een huwelijk, de uitkering van een verzekering of door een vergoeding voor geleden schade.

Langere termijn

Vanaf 1 september geldt er ook een langere termijn waarbinnen een beroep op het depositogarantiestelsel kan worden gedaan. Deze bedraagt nu drie maanden en wordt verruimd naar zes maanden nadat het geld is gestort. Verder is verduidelijkt dat rekeninghouders vijf jaar de tijd hebben om hun geld op te vragen als dit verloren is gegaan doordat de bank zijn verplichtingen niet meer kon nakomen.

Samenwerkingsverband telt voor één

Verduidelijkt is ook dat niet-natuurlijke personen zonder rechtspersoonlijkheid, zoals maatschappen en vof’s, als één depositohouder worden gezien en dus ook één keer een beroep op het depositogarantiestelsel kunnen doen. De erin samenwerkende natuurlijke personen kunnen daarnaast zelf ieder ook één keer een beroep op het depositogarantiestelsel doen. Deze wijziging gaat later in, maar het is nog niet bekend wanneer.

Tip! Spreid uw vermogen over meerdere banken als dit meer bedraagt dan genoemde grenzen om te voorkomen dat u bijvoorbeeld bij een faillissement van uw bank een deel van uw vermogen kwijtraakt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere erfbelasting voor biologisch niet-erkend kind

De Hoge Raad heeft zich uitgesproken over de vraag hoe de erfbelasting wordt berekend voor een biologisch, maar niet erkend kind. Wordt dit kind behandeld als eigen kind met een hogere vrijstelling en lagere tarieven of als een derde met een lagere vrijstelling en hogere tarieven?

De casus

Geld

Bij de geboorte van het kind waren de moeder en biologische vader niet met elkaar getrouwd. De biologische vader heeft het kind daarna niet wettelijk erkend. Erkenning van het kind heeft later wel plaatsgevonden door de huwelijkspartner van de moeder. Tussen de biologische vader en het kind bestond wel een family life, wat onder meer bleek uit een door een rechtbank vastgestelde omgangsregeling. De biologische vader had het kind in zijn testament als erfgenaam benoemd.

Bij overlijden van de biologische vader erfde het kind. Het kind wilde hierbij een beroep doen op de vrijstelling (in 2024 € 25.187) en de tarieven (in 2024 10% en 20%) van een eigen kind. De Belastingdienst paste de vrijstelling (in 2024 € 2.658) en tarieven (in 2024 30% en 40%) van een derde toe. Het kind procedeerde hierover tot aan de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad: geen eigen kind

De Hoge Raad oordeelt dat door de erkenning de moeder en de huwelijkspartner van de moeder juridisch de ouders van het kind zijn. Het is op dit moment niet mogelijk om meer dan twee juridische ouders te hebben. Het kind is door de biologische vader niet erkend. Het kind kan wettelijk gezien dan ook geen beroep doen op de vrijstelling en tarieven in de erfbelasting van een eigen kind.

Oordeel Hoge Raad: wel strijd met discriminatieverbod EVRM

De Hoge Raad oordeelt echter ook dat er strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM in samenhang met artikel 8 EVRM. Het onderscheid dat bestaat tussen een biologisch kind dat binnen het huwelijk geboren wordt en een biologisch kind dat niet erkend is maar waarmee wel een family life heeft bestaan, is in strijd met dit discriminatieverbod.

Geen rechtsherstel

De Hoge Raad biedt vervolgens geen rechtsherstel, maar oordeelt dat het opheffen van dit discriminatieverbod vooralsnog aan de wetgever moet worden overgelaten. Het opheffen van dit verschil vraagt namelijk keuzes die buiten de taak van de rechter liggen.

Maatschappelijke ontwikkelingen

De Hoge Raad wijst daarbij op maatschappelijke ontwikkelingen rond meerouderschap, meeroudergezag en draagmoederschap. Dit vraagt om verdergaande politieke keuzes over onder meer de familierechtelijke positie van buitenhuwelijkse kinderen.

Vervolg

Het kind uit deze casus krijgt geen gelijk. Hoewel de Hoge Raad meent dat strijd bestaat met het discriminatieverbod uit het EVRM, lost de Hoge Raad dit niet zelf op. De wetgever is nu aan zet, maar dat zal het kind uit de casus niet meer baten. Die betaalt erfbelasting met toepassing van de lagere vrijstelling en de hogere tarieven. 

Tip! Heeft u een vergelijkbare situatie? Overleg dan met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 tax proposals Prince’s Day 2024

What are the most important tax proposals for entrepreneurs of the Dutch Minister of Finance Heinen on the Dutch Prince’s Day 2024? We list the ten most important ones for you.

1. Reduction of high rate second bracket of box 2

Binnenhof

Since January 1, 2024, the uniform rate of box 2 has been replaced by two rates. For dividends received up to € 67,000, a rate of 24.5% will apply in 2024. This rate will remain the same in 2025, but will then apply to dividends up to € 67,804. For the year 2024, the rate of the second bracket at the end of 2023 was changed at the last minute from the originally proposed 31 to 33%. This change will now be reversed with effect from 2025. A 33% rate in the second bracket will still apply in 2024; a 31% rate in the second bracket has been proposed starting in 2025.

Tip! Tax partners benefit twice from the rate of the first low bracket, which means that a dividend distribution of €134,000 in 2024 is taxed at the low rate of 24.5%. In 2025, the low rate of 24.5% applies to tax partners up to a dividend distribution of €135,608.

Note! As of 2025, dividend payments also affect the reduction of the general tax credit. The general tax credit will generally decrease or may even become zero as a result of a dividend distribution as of 2025. In addition, a dividend distribution, even as early as 2024, affects the so called ‘dga tax’ and the amount of box 3 assets. Therefore, consult with your advisor to determine the most advantageous dividend distribution in your situation in 2024.

2. Abolition of reduced VAT rate art, culture, sports and hotel stays as of January 1, 2026

The reduced VAT rate of 9% for culture, media, lodging (hotels, vacation homes and mobile homes), books and sports will be abolished as of Jan. 1, 2026. The general VAT rate of 21% will then apply.

Note! For non-profit sports associations, the exemption continues to apply.

Tip! There are some exceptions: cinemas, circuses, camping sites and day recreation (amusement parks, playgrounds and ornamental gardens and zoos) remain subject to the reduced VAT rate of 9%.

Note!The adjustment of the VAT rate depends on when the service is provided, not when the service provider receives payment. For example, if you sell a ticket for a theater performance in 2025 for a performance that takes place in 2026, the general rate of 21% already applies in 2025.

3. Transfer tax reduction for non-owner-occupied housing

The general transfer tax rate of 10.4% will be reduced to 8% for homes not in owner-occupied use as of Jan. 1, 2026. This rate reduction does not apply to commercial properties. For homes that are owner-occupied, the transfer tax rate will remain at 2% – under the conditions already in place for this purpose. For first-time buyers under 35 years of age, the one-time exemption from transfer tax will continue to apply – under the conditions already in force for this purpose.

Note! This reduction has not yet been included in a concrete bill, but will be included in a bill to be introduced at a later date (envisaged in October 2024).

4. Business succession regulation and pass-through regulation

The purpose of the business succession regulation (BOR) and the pass-through regulation (DSR) is to prevent the continuity of the business from being jeopardized by the tax burden during real business transfers. You can therefore pass the baton to the next generation with a tax incentive. The BOR and DSR play an important role in the transfer of family businesses, but pay attention to the changes already adopted at the end of 2023 and the additional changes announced.

The Cabinet proposes to reduce the mandatory continuation period from five to three years as of January 1, 2025. If this proposal is adopted, this means that a continuation period of five years will continue to apply to acquisitions occurring before January 1, 2025, while a continuation period of three years will then apply to acquisitions as of January 1, 2025.

As of Jan. 1, 2026, the proposed changes include the following:

  • Limit the BOR and DSR for shares to common shares with a minimum interest of 5%. Options and profit certificates, among others, will then no longer qualify for the BOR and DSR for shares.
  • Simplify restructuring during the possession and continuation period. 
  • A longer possession period for donors and testators who started the business later than two years after their state pension age.
  • Addressing unintended use of double BOR.

Note! Since January 1, 2024, real estate made available to third parties (including rentals) already by default no longer qualifies as business assets. Donating or inheriting such real estate with application of the BOR is since then no longer possible.

5. Rollback of the more limited 30% ruling for expats

Employees who come to the Netherlands and meet the criteria, can claim the 30% ruling. This allows them to receive up to 30% of their salary untaxed. In the Tax Plan 2024, a moderation in steps to 10% was announced (the so-called ’30-20-10-rule’). This austerity will be largely reversed, but in addition a higher salary standard will be instituted.

As of Jan. 1, 2027, a constant flat rate of 27% will be introduced for up to five years. In 2025 and 2026, a rate of 30 will apply to all employees who meet the criteria. The salary standard will be raised from €46,107 (amount in 2024) to €50,436 from 2027. For incoming employees who are younger than 30 and have a master’s degree, the salary standard is increased from € 35,048 (amount in 2024) to € 38,338.

Note!For employees who already applied the 30% rule before 2024, the percentage of 30 will apply for the entire term. In addition, the old (indexed) income standard will continue to apply to them. Thus, they will not face 27% and a higher salary standard from 2027.

Note! These changes are not yet included in a concrete bill, but will be included in a bill to be introduced at a later date (targeted in October 2024).

6. Motor vehicle tax credit for emission-free passenger cars

Currently, users of an emission-free passenger car (fully electric or hydrogen-powered) do not pay motor vehicle tax. At the end of 2019, the Climate Agreement Tax Measures Act already adopted that a 75% motor vehicle tax rate discount will apply to such cars in 2025 and that the rate discount will be abolished from January 1, 2026. However, because zero-emission passenger cars have heavier batteries, they are also taxed more heavily. To reduce this difference and thus ensure that no fewer emission-free passenger cars will be sold, a 25% reduction in the motor vehicle tax rate for emission-free cars will apply from 2026 through 2029. The government has announced to assess in the spring of 2025 whether the 25% rate discount for emission-free passenger cars is sufficient.

Note! This change is not yet included in a concrete bill, but will be included in a bill to be introduced at a later date (targeted in October 2024).

7. Abolition of the gift deduction in corporate income tax.

For fiscal years beginning on or after January 1, 2025, the corporate gift deduction will be abolished. This means that as of that date, you can no longer deduct donations from your company from your profits. Donations from your company will additionally be considered a dividend distribution to you privately from 2025 and will therefore be taxed with dividend tax and in box 2 of the income tax. In box 2, depending on the amount of total dividend payments in a year, a rate of 24.5% or 31% will apply in 2025. However, you can, under conditions, then use the gift deduction in income tax in private.

Note! Although the gift deduction in corporate income tax disappears, this deduction in income tax remains unchanged in 2025.

Note! Do you support charities through sponsorship or advertising? Then these costs are not donations, but business expenses. These costs, like other business expenses, remain deductible from profits. The same applies to expenses you incur as part of Corporate Social Responsibility.

8. Introduction third income tax bracket

As of January 1, 2025, a new reduced first bracket will be introduced in Box 1. This will provide a more targeted reduction in the burden on middle-income earners in particular. The rate in this first bracket will drop from 36.97% (2024) to 35.82% (2025). This bracket runs in 2025 up to an income of €38,441. The rate of the second bracket in 2025 is 37.48% and runs up to € 76. 817.The limit for the third (highest) bracket is thus € 1,298 higher than in 2024. The highest rate in box 1 remains 49.5%.

Note! If you fall in the lowest rate, you will also receive deductions in the lowest rate.

9. Box 3 rate remains 36%

The rate in box 3 will remain at 36% next year. Despite expectations that the rate for box 3 would be lowered to reduce the tax burden on savers and investors, the rate will not change.

Note! On June 6, 2024, the Supreme Court ruled – briefly described – that a taxpayer is entitled to more legal recovery if the actual return in box 3 is lower than the statutory (flat rate) return. The consequences and further details of this ruling have been fleshed out a bit further in a parliamentary letter published on Prince’s Day 2024. We will inform you about this in more detail shortly.

10. Changes to the earnings stripping measure

The earnings stripping measure limits the generic interest deduction and applies to all corporate taxpayers. As a result, you can deduct less of the difference between the interest expense and interest income of money loans when determining your profit. From 2025, you can no longer deduct the interest balance if it exceeds the higher of 25% (20% in 2024) of the (adjusted) profit or the threshold of €1 million.

As of January 1, 2025, the €1 million threshold will no longer apply to real estate entities that lease real estate to third parties. This means that real estate entities can deduct a maximum of 25% of the (adjusted) profit in interest.

Note! This rule does not apply to real estate that is rented out to an affiliated entity or to an affiliated natural person.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 Prinsjesdag 2024

Welke belangrijke fiscale voorstellen voor ondernemers kwamen op Prinsjesdag 2024 uit het koffertje van minister Heinen van Financiën? Wij zetten de tien belangrijkste voor u op een rij.

1. Verlaging hoge tarief tweede schijf van box 2

Binnenhof

Sinds 1 januari 2024 is het uniforme tarief van box 2 vervangen door twee tarieven. Voor ontvangen dividenden tot € 67.000 geldt in 2024 een tarief van 24,5%. Dit tarief blijft in 2025 gelijk, maar geldt dan voor dividenden tot € 67.804. Voor het jaar 2024 werd het tarief van de tweede schijf eind 2023 op het laatste moment nog gewijzigd van de oorspronkelijk voorgestelde 31 naar 33%. Deze wijziging wordt nu met ingang van 2025 teruggedraaid. In 2024 geldt nog een tarief van 33% in de tweede schijf, vanaf 2025 is een tarief van 31% in de tweede schijf voorgesteld.

Tip! Fiscale partners profiteren twee keer van het tarief van de eerste lage schijf, wat betekent dat een dividenduitkering van € 134.000 in 2024 belast wordt tegen het lage tarief van 24,5%. In 2025 geldt het lage tarief van 24,5% bij fiscale partners tot een dividenduitkering van € 135.608.

Let op! Vanaf 2025 hebben dividenduitkeringen ook effect op de afbouw van de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting zal vanaf 2025 over het algemeen dalen of kan zelfs nihil worden door een dividenduitkering. Daarnaast heeft een dividenduitkering, ook in 2024 al, effect op de Wet excessief lenen (ook wel de dga-taks) en de hoogte van het box 3-vermogen. Overleg daarom met uw adviseur om te bepalen wat in uw situatie de voordeligste dividenduitkering is in 2024.

2. Afschaffing verlaagd btw-tarief kunst, cultuur, sport en hotelovernachtingen per 1 januari 2026

Het verlaagde btw-tarief van 9% voor cultuur, media, logies (hotels, vakantiewoningen en stacaravans), boeken en sport vervalt vanaf 1 januari 2026. Het algemene btw-tarief van 21% wordt dan van toepassing. 

Tip! Er zijn enkele uitzonderingen: bioscopen, circussen, kampeerterreinen en dagrecreatie (attractieparken, speel- en siertuinen en dierentuinen) blijven onder het verlaagde btw-tarief van 9% vallen.

Let op! De aanpassing van het btw-tarief is afhankelijk van het moment waarop de dienst wordt geleverd en dus niet van het moment waarop de dienstverrichter de betaling ontvangt. Als u in 2025 bijvoorbeeld een ticket voor een theatervoorstelling verkoopt voor een voorstelling die in 2026 plaatsvindt, geldt in 2025 al het algemene tarief van 21%.

3. Verlaging overdrachtsbelasting voor woningen niet in eigen gebruik 

Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting van 10,4% wordt per 1 januari 2026 verlaagd naar 8% voor woningen die niet in eigen gebruik zijn. Deze tariefsverlaging geldt niet voor bedrijfspanden. Voor woningen die wel in eigen gebruik zijn, blijft – onder de daarvoor nu al geldende voorwaarden – het tarief voor de overdrachtsbelasting 2%. Voor starters onder de 35 jaar blijft – onder de daarvoor nu al geldende voorwaarden – de eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting gelden.

Let op! Deze verlaging is nog niet opgenomen in een concreet wetsvoorstel, maar wordt opgenomen in een op een later moment (beoogd in oktober 2024) in te dienen wetsvoorstel.

4. Bedrijfsopvolgingsregeling en doorschuifregeling

Het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) is om bij reële bedrijfsoverdrachten te voorkomen dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt door de belastingdruk. U kunt daarom met een fiscale stimulans het stokje aan de volgende generatie doorgeven. De BOR en DSR spelen een belangrijke rol bij de overdracht van familiebedrijven, maar let daarbij wel op de wijzigingen die eind 2023 al zijn aangenomen en de extra wijzigingen die zijn aangekondigd.

Het kabinet stelt voor om per 1 januari 2025 de verplichte voortzettingstermijn te verkorten van vijf naar drie jaar. Als dit voorstel wordt aangenomen, betekent dit dat voor verkrijgingen die zich voordoen vóór 1 januari 2025 een voortzettingstermijn blijft gelden van vijf jaar, terwijl voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025 dan een voortzettingstermijn van drie jaar geldt.

Vanaf 1 januari 2026 worden onder andere de volgende aanpassingen voorgesteld:

  • Beperken van de BOR en DSR voor aandelen tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5%. Onder meer opties en winstbewijzen kwalificeren dan niet meer voor de BOR en DSR voor aandelen.
  • Vereenvoudiging van de herstructureringen gedurende de bezits- en voortzettingstermijn. 
  • Een langere bezitstermijn voor schenkers en erflaters, die later dan twee jaar na hun AOW-leeftijd met de onderneming zijn gestart.
  • Aanpak van onbedoeld gebruik van dubbele BOR. 

Let op! Sinds 1 januari 2024 kwalificeert aan derden ter beschikking gesteld (waaronder verhuur) vastgoed al standaard niet meer als ondernemingsvermogen. Dergelijk vastgoed schenken of erven met toepassing van de BOR is sindsdien niet meer mogelijk.

5. Terugdraaiing versobering 30%-regeling voor expats

Werknemers die naar Nederland komen en voldoen aan de criteria, kunnen aanspraak maken op de 30%-regeling. Hierdoor ontvangen zij maximaal 30% van hun salaris onbelast. In het Belastingplan 2024 was een versobering aangekondigd in stappen naar 10% (de zogenaamde ‘30-20-10-regeling’). Deze versobering wordt grotendeels teruggedraaid, maar daarnaast wordt een hogere salarisnorm ingesteld.

Per 1 januari 2027 wordt een constant forfait ingevoerd van 27% voor maximaal vijf jaar. In 2025 en 2026 geldt voor alle werknemers die voldoen aan de criteria een percentage van 30. De salarisnorm wordt vanaf 2027 verhoogd van € 46.107 (bedrag in 2024) naar € 50.436. Voor ingekomen werknemers die jonger zijn dan 30 jaar en een master hebben, wordt de salarisnorm verhoogd van € 35.048 (bedrag in 2024) naar € 38.338.

Let op! Voor werknemers die al vóór 2024 de 30%-regeling toepasten, geldt gedurende de gehele looptijd het percentage van 30. Daarnaast blijft voor hen de oude (geïndexeerde) inkomensnorm gelden. Zij worden dus niet vanaf 2027 geconfronteerd met 27% en een hogere salarisnorm. 

Let op! Deze wijzigingen zijn nog niet opgenomen in een concreet wetsvoorstel, maar worden opgenomen in een op een later moment (beoogd in oktober 2024) in te dienen wetsvoorstel. 

6. Tariefskorting motorrijtuigenbelasting emissievrije personenauto

Op dit moment betalen gebruikers van een emissievrije personenauto (volledig elektrisch of waterstof aangedreven) geen motorrijtuigenbelasting. Eind 2019 is met de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord al aangenomen dat voor dergelijke auto’s in 2025 een tariefskorting van 75% geldt op de motorrijtuigenbelasting en dat vanaf 1 januari 2026 de tariefskorting wordt afgeschaft. Doordat emissievrije personenauto’s zwaardere accu’s hebben, worden deze echter ook zwaarder belast. Om dit verschil te verkleinen en er zo voor te zorgen dat er niet minder emissievrije personenauto’s verkocht gaan worden, geldt vanaf 2026 tot en met 2029 een tariefskorting van 25% in de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije auto’s. Het kabinet heeft aangekondigd om in het voorjaar van 2025 te beoordelen of de tariefskorting van 25% voor emissievrije personenauto’s voldoende is.

Let op! Deze wijziging is nog niet opgenomen in een concreet wetsvoorstel, maar wordt opgenomen in een op een later moment (beoogd in oktober 2024) in te dienen wetsvoorstel. 

7. Afschaffing van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting

Voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025 wordt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting afgeschaft. Dit betekent dat u vanaf die datum geen giften vanuit uw vennootschap meer van uw winst kunt aftrekken. Giften uit uw vennootschap worden daarnaast vanaf 2025 beschouwd als een dividenduitkering aan u in privé en worden daarmee belast met dividendbelasting en in box 2 van de inkomstenbelasting. In box 2 geldt, afhankelijk van de hoogte van het totaal aan dividenduitkeringen in een jaar, in 2025 een tarief van 24,5 of 31%. U kunt wel, onder voorwaarden, in privé dan gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.

Let op!Hoewel de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting verdwijnt, blijft deze aftrek in de inkomstenbelasting in 2025 nog onveranderd.

Let op! Steunt u goede doelen door middel van sponsoring of reclame? Dan zijn deze kosten geen giften, maar zakelijke kosten. Deze kosten blijven, net als andere bedrijfskosten, aftrekbaar van de winst. Datzelfde geldt voor uitgaven die u doet in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

8. Introductie derde schijf inkomstenbelasting

Per 1 januari 2025 wordt een nieuwe, verlaagde eerste schijf in box 1 geïntroduceerd. Dit zorgt voor een gerichtere lastenverlichting bij met name middeninkomens. Het tarief in deze eerste schijf daalt van 36,97% (2024) naar 35,82% (2025). Deze schijf loopt in 2025 tot een inkomen van € 38.441. Het tarief van de tweede schijf bedraagt in 2025 37,48% en loopt tot € 76. 817.De grens voor de derde (hoogste) schijf is daarmee € 1.298 hoger dan in 2024. Het hoogste tarief in box 1 blijft 49,5%.

Let op! Valt u in het laagste tarief, dan krijgt u ook aftrek in het laagste tarief.

9. Box 3-tarief gaat toch niet omlaag

Het tarief in box 3 blijft ook volgend jaar 36%. Ondanks de verwachting dat het tarief voor box 3 zou worden verlaagd om de belastingdruk op spaarders en beleggers te verlichten, verandert het tarief niet. 

Let op! Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad – kort omschreven – dat een belastingplichtige recht heeft op meer rechtsherstel als het werkelijke rendement in box 3 lager is dan het wettelijke (forfaitaire) rendement. De gevolgen en nadere uitwerking van dit oordeel zijn in een op Prinsjesdag 2024 verschenen Kamerbrief weer een beetje verder ingevuld. Hierover zullen wij u binnenkort nader informeren.

10. Wijzigingen in de earningsstrippingmaatregel

De earningsstrippingmaatregel beperkt de generieke renteaftrek en geldt voor alle vennootschapsbelastingplichtigen. Hierdoor kunt u van het verschil tussen de rentelasten en de rentebaten van geldleningen minder aftrekken bij het bepalen van de winst. Vanaf 2025 kunt u het rentesaldo niet meer aftrekken als dat meer bedraagt dan het hoogste van 25% (20% in 2024) van de (gecorrigeerde) winst of de drempel van € 1 miljoen.

Vanaf 1 januari 2025 geldt de drempel van € 1 miljoen niet langer voor vastgoedlichamen die onroerend goed aan derden verhuren. Dit betekent dat vastgoedlichamen maximaal 25% van de (gecorrigeerde) winst aan rente kunnen aftrekken.

Let op! Deze regeling is niet van toepassing op vastgoed dat verhuurd wordt aan een verbonden lichaam of aan een verbonden natuurlijk persoon. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra subsidie voor gebruikte elektrische auto

Er is ruim € 23 miljoen extra subsidie uitgetrokken voor de aanschaf van een gebruikte elektrische auto. De ‘Subsidie Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) gebruikt’ voor dit jaar was al op, maar door de extra middelen kunnen particulieren nog steeds een subsidieaanvraag indienen.

SEPP

Auto

De SEPP bedraagt voor particulieren die een nieuwe elektrische auto kopen € 2.950. Voor gebruikte elektrische auto’s bedraagt de subsidie € 2.000. Voor nieuwe elektrische auto’s is nu nog zo’n 36% van het budget beschikbaar. Voor gebruikte elektrische auto’s is door de extra subsidie nog zo’n 38% van het budget beschikbaar. De subsidie lijkt voldoende voor de rest van het jaar, maar vanwege de grote belangstelling is het verstandig om niet tot het laatste moment met een subsidieaanvraag te wachten.

Voorwaarden

Voor de SEPP gelden tal van voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de 100% elektrische auto tussen de € 12.000 en € 45.000 liggen. Ook moet de auto een actieradius hebben van minstens 120 kilometer. Verder is de subsidie alleen beschikbaar voor particulieren. U vindt alle voorwaarden hier.

Ook voor ondernemers?

Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar mogen de auto dan niet tot het ondernemingsvermogen rekenen. Ze kunnen voor zakelijke ritten met deze privéauto dan een vergoeding ten laste van de winst brengen van € 0,23/km.

Let op! 2024 is het laatste jaar dat u de SEPP kunt aanvragen. Dit kan bij RVO.nl tot uiterlijk 27 december 2024 12.00 uur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Invloed betaling premie zorgverzekering op box 3

Het moment waarop u uw premie zorgverzekering betaalt kan van invloed zijn op uw vermogenspositie op 1 januari voor box 3. Wat betekent dit voor reeds betaalde zorgpremies of juist nog te betalen zorgpremies?

Vooruitbetaalde premie zorgverzekering

Euro

Als u straks vóór 1 januari 2025 uw premie zorgverzekering voor het jaar 2025 betaalt, staat dit bedrag niet meer op uw bankrekening. Aan de Belastingdienst  is gevraagd of u deze vooruitbetaalde premie dan als overige bezitting moet opnemen voor uw box 3-heffing op 1 januari 2025. Dat hoeft niet. Dit betekent dat het voor uw box 3-heffing mogelijk aantrekkelijk kan zijn om uw premie zorgverzekering voor het jaar 2025 vóór 1 januari 2025 te betalen.

Nog te betalen premie zorgverzekering

Betaalt u uw premie zorgverzekering voor het jaar 2025 ná 1 januari 2025, dan kunt u deze nog te betalen premie niet als schuld in aanmerking nemen voor uw box 3-heffing op 1 januari 2025, aldus de Belastingdienst.

Let op! Deze standpunten gaan alleen over de vooruitbetaalde en nog te betalen premie zorgverzekering. U kunt deze dus niet één op één toepassen op andere vooruitbetalingen of nog te betalen bedragen. Heeft u hier vragen over, overleg dan met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 concrete fiscale maatregelen uit het Regeerprogramma

Op 13 september jl. presenteerde het kabinet het Regeerprogramma. Dit programma bevat een breed scala aan fiscale maatregelen die volgens het kabinet gericht zijn op het versterken van het ondernemingsklimaat, bestaanszekerheid, het bieden van fiscale stabiliteit en voorspelbaarheid. Hieronder volgt een top 10 concrete fiscale maatregelen.

1. Lastenverlichting voor bedrijven

Binnenhof

Het kabinet introduceert verschillende lastenverlichtingen voor bedrijven, waaronder:

  • de verlaging van de mkb-winstvrijstelling naar 12,03% gaat niet door; 
  • de afschaffing van de inkoop eigen aandelen gaat niet door;
  • de maximale renteaftrek in de vennootschapsbelasting wordt verhoogd van 20 naar het Europees gemiddelde van 25% van de gecorrigeerde winst (EBITDA);
  • de verhoging van de CO2-heffing voor industrie is van de baan;
  • er gaat een streep door de verhoging van de energiebelasting.

2. Stabiel regulier tarief vennootschapsbelasting

Het kabinet streeft naar een stabiel en voorspelbaar fiscaal beleid. Expliciet worden het reguliere Vpb-tarief genoemd, een aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling, de WBSO en de innovatiebox. Het lijkt erop dat hiermee het kabinet uitspreekt dat deze regels en tarieven onveranderd blijven.

3. Verlaging van de overdrachtsbelasting

Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting voor beleggers wordt verlaagd van 10,4 naar 8%. Dit tarief geldt voor alle onroerende zaken, behalve de eigen woning. Deze maatregel moet investeren in (huur)woningen aantrekkelijker maken.

4. Introductie derde schijf in de inkomstenbelasting

Er wordt een extra derde schijf in de inkomstenbelasting geïntroduceerd en er komt een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Het doel is meer loon naar werken door een lastenverlichting op arbeid en verlaging van de marginale belastingdruk voor burgers. Het kabinet financiert deze lastenverlichting deels door het verlagen van de algemene heffingskorting. Na Prinsjesdag kunnen we de concrete cijfers en tarieven zien.

5. Behouden van de fiscale positie van de eigen woning

De huidige regeling rond de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait blijft ongewijzigd.

6. Tegenbewijsregeling box 3

Er komt een tegenbewijsregeling voor box 3, waardoor verhuurders de mogelijkheid krijgen om het werkelijke rendement over hun gehele vermogen aan te tonen bij de Belastingdienst.

7. Differentiatie vliegbelasting naar afstand per 2027

Deze maatregel wordt ingevoerd om de hogere uitstoot van langeafstandsvluchten zwaarder te belasten. De verhoging van de vliegbelasting wordt per 1 januari 2027 ingevoerd via een apart wetstraject of wordt opgenomen in het Belastingplan 2026.

8. Energiebelasting van huishoudens

Het tarief van de energiebelasting op aardgas zal in de eerste en tweede schijf worden verlaagd. Dit is bedoeld om de energierekening voor huishoudens te verlagen.

9. Invoering plasticheffing per 2028

Het kabinet is van plan om per 2028 een heffing op plastic in te voeren waarbij ook wordt gekeken naar mogelijke alternatieve beprijzingsmaatregelen voor het stimuleren van circulair plastic. De heffing op plastic en/of alternatieve beprijzingsmaatregelen hebben een beoogde netto-opbrengst van € 547 miljoen structureel.

10. Wetsvoorstel beëindiging salderingsregeling

Er komt een wetsvoorstel voor beëindiging van de salderingsregeling voor kleinverbruikers met ingang van 1 januari 2027.

Veel plannen zijn al eerder aangekondigd in het Hoofdlijnenakkoord van mei. De verwachting is dat een aantal plannen in uitgewerkte vorm zal terugkomen op Prinsjesdag 2024. Houd er rekening mee dat een aantal wellicht ook geen doorgang zal vinden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 fiscale vergezichten uit het Regeerprogramma

In het Regeerprogramma 2024 is naast een flink aantal concrete fiscale maatregelen ook een aantal fiscale maatregelen aangekondigd die het kabinet op termijn wil uitvoeren. Deze plannen moeten nog nader worden uitgewerkt. U treft hier een top 10 fiscale vergezichten.

1. Invoering planbatenbelasting

Binnenhof

Een planbatenheffing is een belasting op de waardestijging van grond als gevolg van een bestemmingsplanwijziging. Het kabinet wil deze heffing invoeren en afspraken maken met gemeenten, zodat de opbrengst wordt ingezet voor bereikbaarheid en het realiseren van betaalbare huur- en koopwoningbouw. Daarnaast overweegt het kabinet om een belasting op onbebouwde grond met een woonfunctie te introduceren, met als doel woningbouw te bevorderen en speculatie met bouwgrond tegen te gaan. Uiterlijk in het voorjaar 2025 komt het kabinet met voorstellen.

2. Maximeren van de gemeentelijke woonlasten (ozb)

Er komt een onderzoek hoe de stijging van de gemeentelijke woonlasten kan worden gemaximeerd.

3. Hervorming autobelastingen

Het kabinet gaat werken aan een hervorming van de autobelastingen, gericht op een stabiele opbrengst op lange termijn en het stimuleren van elektrisch rijden. Concrete plannen worden in het eerste kwartaal van 2025 gepresenteerd. Duidelijk is dat alle nieuwe aanschafsubsidies voor personenvoertuigen per 2025 worden stopgezet. Vanaf 2026 komt er in de motorrijtuigenbelasting een nieuwe tariefkorting voor emissievrije personenauto’s, die gedeeltelijk compenseert voor het technisch meergewicht van het accupakket. 

4. Werkzekerheid voor flexwerkers

Er komt een wetsvoorstel om meer werkzekerheid te bieden aan flexwerkers, zoals uitzendkrachten, oproepkrachten en tijdelijke werknemers. Dit omvat maatregelen om hen beter te beschermen. Ondertussen zal de Belastingdienst per 1 januari 2025 weer gaan handhaven op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen om schijnzelfstandigheid te bestrijden.

5. Constitutionele toetsing

Het kabinet voert een constitutionele toetsing in door een (gedeeltelijke) opheffing van het toetsingsverbod in artikel 120 van de Grondwet en de oprichting van een constitutioneel hof. Hierdoor wordt het mogelijk om wetten te toetsen aan klassieke grondrechtsbepalingen van de Grondwet, wat het belang van grondrechten en de Grondwet versterkt.

6. Financieringshub voor mkb’ers

Er wordt een financieringshub ontwikkeld om mkb’ers makkelijker toegang tot financiering te geven. Deze zal aan het eind van dit jaar gelanceerd worden.

7. Nieuwe re-integratiemogelijkheden voor kleine en middelgrote werkgevers

Het kabinet gaat het mogelijk maken dat kleine en middelgrote werkgevers onder voorwaarden straks na één jaar ziekte van de werknemer de re-integratie volledig kunnen richten op het vinden van een werkplek bij een andere werkgever.

8. Fiscale regeling voor medewerkersparticipatie 

Er komt een onderzoek naar een fiscale regeling voor medewerkersparticipatie bij startups en scale-ups.

9. Vervanging van heffingskortingen en aftrekposten en vermindering van inkomensafhankelijke regelingen

Er zal een verkenning plaatsvinden van (gedeeltelijke) vervanging door inkomensonafhankelijke toelagen en andere belastingtarieven. Het kabinet gaat daarnaast werken aan het verminderen van terugvorderingen van inkomensafhankelijke regelingen, het terugdringen van het niet-gebruik van inkomensafhankelijke regelingen en verlaging van de marginale belastingdruk voor werkenden.

10. Modernisering van het belastingstelsel

Er komt een inventarisatie van opties voor modernisering op andere terreinen van het belastingstelsel.

Een aantal van bovenstaande plannen is reeds aangekondigd in het Hoofdlijnenakkoord. De verwachting is dat deze plannen de komende tijd uitgewerkt zullen worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tozo 1-uitkering deels bij partner belast

Ondernemers die tijdens de coronacrisis in financiële moeilijkheden kwamen, konden een beroep doen op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers, Tozo. Volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant dient de inkomensondersteuning van de Tozo over de eerste periode (Tozo-1) bij partners aan beiden te worden toegerekend.

Tozo

Juridisch

De Tozo voorzag in inkomensondersteuning en in een lening voor bedrijfskapitaal. De Tozo kende tal van voorwaarden, die gedurende de periode van toekenning verschillend waren. De Tozo was gebaseerd op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) en werd uitgevoerd door de gemeentes.

Gezamenlijk recht

Voor de Tozo-1 was bepaald dat partners er gezamenlijk recht op hadden. Om de Tozo-1 uitvoerbaar te houden, was onder meer bepaald dat er geen rekening werd gehouden met het inkomen van de partner en dat ook de zogenaamde kostendelersnorm niet werd toegepast. Dit betekent dat wanneer meerdere volwassenen samenwoonden, de Tozo niet lager werd vanwege het feit dat de kosten gedeeld werden.

Deels bij partner belast

Omdat er een gezamenlijk recht op de Tozo-1 bestond, werd de helft van de uitkering ook bij de partner belast. In bovengenoemde zaak oordeelde de rechtbank dat dit terecht is. In deze zaak had een vrouwelijke ondernemer de Tozo-1 gekregen, terwijl haar partner voor de helft werd belast. Naar zijn mening was dit onterecht, maar de rechtbank dacht hier anders over. 

Nu de man mede-rechthebbende was, diende hij ook over zijn aandeel belasting te betalen. Dat de man zelf geen deel van de Tozo op zijn rekening had ontvangen, deed niet ter zake.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuw: Fiscaal Kompas ZZP-zorg

Verschillende brancheorganisaties uit de zorg, de zogenaamde BoZ+ partijen, hebben gezamenlijk voor hun leden een Fiscaal Kompas ZZP Zorg uitgegeven.

BoZ+ partijen

Medisch

De BoZ+ partijen zijn ActiZ, de Nederlandse ggz, NFU, NVZ, VGN en Zorgthuisnl. Zij willen met het Fiscaal Kompas ZZP Zorg hun leden ondersteunen bij het treffen van de nodige voorbereidingen op het afschaffen van het handhavingsmoratorium Wet DBA per 1 januari 2025.

Let op! In het Fiscaal Kompas ZZP zorg is op pagina 2 opgenomen dat de inhoud van het Fiscaal Kompas uitsluitend bestemd is voor leden van de BoZ+ partijen. Het document is gepubliceerd op het besloten deel van de brancheorganisaties. U kunt het document dus downloaden als u bent aangesloten bij een van de brancheorganisaties.

Voorgeschiedenis

De BoZ+ partijen tekenden op 6 juli 2023 een intentieverklaring met de ministeries van VWS, SZW en Financiën en met de Belastingdienst over een Fiscaal Kader ZZP Zorg. De gesprekken hierover zijn echter opgeschort. De BoZ+ partijen wilden, gezien het naderen van de einddatum van het handhavingsmoratorium, niet langer wachten met de ondersteuning van hun leden.

Fiscaal Kompas ZZP Zorg

Daarom is voor de leden het Fiscaal Kompas ZZP Zorg vrijgegeven. Dit Kompas bevat een nadere toelichting op de relevante wet- en regelgeving voor de loonheffingen in de zorg. Het is bedoeld om zorgorganisaties te ondersteunen en het kan handvaten bieden bij het beoordelen van de arbeidsrelaties. Zo bevat het Kompas onder meer een voorbeeld(raam)overeenkomst van opdracht, een toelichting op het wettelijk kader van het Kompas en een stappenplan inhuur zorgprofessionals. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de arbeidsrelaties ligt bij de zorgorganisaties zelf.

Posted in Niet gecategoriseerd

Per 1 januari 2025 handhaving op schijnzelfstandigheid met overgangsjaar

Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst handhaven op schijnzelfstandigheid. Het handhavingsmoratorium komt dan te vervallen. Er is nog wel een overgangsjaar aangekondigd om werkgevers meer tijd te geven. Tevens gaat de Belastingdienst geen modelovereenkomsten meer goedkeuren.

Wet DBA

Handtekening

Vanaf 1 mei 2016 geldt de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA), bedoeld om duidelijkheid te creëren of iemand zelfstandige is of niet. Een schijnzelfstandige is iemand die door zichzelf en zijn opdrachtgever als zzp’er wordt aangemerkt, terwijl deze persoon in werkelijkheid werknemer is. De handhaving van de wet DBA is continu opgeschort, uiteindelijk tot 1 januari 2025. Tot dat moment legt de Belastingdienst opdrachtgevers en opdrachtnemers nog geen boete of naheffing op. 

Handhavingsmoratorium

Er is nu wel sprake van een zogenaamd handhavingsmoratorium. Dit moratorium houdt in dat de Belastingdienst aanwijzingen geeft als er volgens hen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar alleen naheft in uitzonderlijke gevallen van kwaadwillendheid. 

Handhaving in werking

Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst dus handhaven op schijnzelfstandigheid. Het handhavingsmoratorium komt dan ook te vervallen. Risicosectoren zoals de zorg, de kinderopvang, de bouw en het onderwijs zijn al extra gewaarschuwd. 

Boetes en naheffingen 

In de praktijk betekent het opheffen van het handhavingsmoratorium dat de Belastingdienst tijdens controles naheffingen kan opleggen als er binnen bedrijven en organisaties sprake is van schijnzelfstandigheid. 

Let op! Wanneer een bedrijf of organisatie niet aan de regels voldoet kan een naheffing tot maximaal vijf jaar terug worden opgelegd. De Belastingdienst gaat hierbij echter alleen met terugwerkende kracht corrigeren tot 1 januari 2025, de datum van de opheffing.

Overgangsregeling

Het kabinet heeft begin september 2024 aangekondigd dat er een overgangsregeling komt: een jaar waarin werkgevers en werkenden nog geen vergrijpboete krijgen als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid. Het kabinet heeft dit besluit genomen, omdat vanuit de markt is gevraagd om duidelijkheid over het opheffen van het handhavingsmoratorium, zodat men zich hierop kan voorbereiden. Bijkomend punt is dat de nieuwe wet op zijn vroegst pas kan ingaan op 1 januari 2026.

Geen goedkeuring meer op modelovereenkomsten

Ook is aangegeven dat  de Belastingdienst geen modelovereenkomsten meer gaat goedkeuren, omdat modelovereenkomsten vooraf geen zekerheid kunnen geven over het werken buiten dienstverband. Dit hangt namelijk af van hoe er in de praktijk wordt gewerkt, niet van wat er in een contract staat.

Werkt u met zelfstandigen? 

Controleer goed welke afspraken u met hen heeft gemaakt en hoe u dit heeft vastgelegd. Zorg ervoor dat de gemaakte afspraken op papier daadwerkelijk aansluiten bij de praktijk. Denk hierbij aan zaken zoals:

  • beding dat de zzp’er eigen verzekeringen afsluit (waaronder een aansprakelijkheidsverzekering en een arbeidsongeschiktheidsverzekering),
  • geef ruimte aan zzp’ers om voor andere opdrachtgevers te werken,
  • laat de zzp’er zelf factureren,
  • zorg dat de zzp’er zelf verantwoordelijk is voor zijn scholing en opleiding, en
  • geef de zzp’er de vrijheid om zich te laten vervangen.
Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 2026 btw-herziening investeringsdiensten vanaf € 30.000

Het kabinet stelt op Prinsjesdag 2024 voor om vanaf 2026 een btw-herzieningsregeling te introduceren voor investeringsdiensten van minimaal € 30.000 met betrekking tot onroerende zaken. Dit blijkt uit de Eindejaarsregeling 2024 die ter internetconsultatie is aangeboden.

Btw-herzieningsregeling investeringsgoederen

Bedrijfspand

Op dit moment bestaat er al een btw-herzieningsregeling voor investeringen in roerende en onroerende goederen. In deze regeling wordt het gebruik van roerende investeringsgoederen gedurende vier jaar en het gebruik van onroerende investeringsgoederen gedurende negen jaar ná het jaar van ingebruikname gevolgd.

Als gedurende die periode het gebruik van het investeringsgoed voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties (deels) wijzigt, kan dit gevolgen hebben voor de btw-aftrek. De eerder in aftrek gebrachte btw kan dan worden herzien. Dat betekent dat mogelijk btw terugbetaald moet worden (als het gebruik wijzigt van oorspronkelijk btw-belast naar btw-vrijgesteld) of btw teruggevraagd kan worden.

Btw-herzieningsregeling investeringsdiensten

Voor investeringsdiensten aan onroerende zaken geldt op dit moment nog geen btw-herzieningsregeling. Zo kan bijvoorbeeld voor woningen die fors verbouwd worden en daarna voor een korte periode btw-belast verhuurd worden, de volledig btw in aftrek worden gebracht; ook als die woningen daarna btw-vrijgesteld verhuurd worden. De die btw-aftrek wordt dan niet herzien.

Let op! Niet elke verhuur van woningen is btw-belast mogelijk. In beginsel is de verhuur van een ongemeubileerde woning namelijk btw-vrijgesteld. Alleen in zogenaamde short-stay situaties is de verhuur met 9% btw-belast. Neem voor meer informatie hierover contact op met een van onze adviseurs.

Btw-herziening investeringsdiensten

Begin 2024 werd uit een internetconsultatie al duidelijk dat het toenmalige kabinet het niet gewenst vond dat voor investeringsdiensten aan onroerende zaken geen btw-herzieningsregeling geldt. Uit een internetconsultatie van de Eindejaarsregeling 2024 van begin september jl. is op te maken dat het huidige kabinet deze mening deelt.

Daarom zal het kabinet op Prinsjesdag 2024 een wetsvoorstel indienen waarin vanaf 1 januari 2026 een btw-herzieningsregeling voor het jaar van ingebruikname plus de vier daaropvolgende jaren gaat gelden voor investeringsdiensten aan onroerende zaken vanaf € 30.000 exclusief btw.

Let op! Bij diensten aan onroerende zaken moet u denken aan verbouwingen van en onderhoud aan onroerende zaken. Als zo’n dienst vanaf 1 januari 2026 minimaal € 30.000 exclusief btw bedraagt, gaat daar volgens het wetsvoorstel een herzieningsregeling voor gelden.

Tip! De btw-herzieningsregeling gaat gelden voor investeringsdiensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Neemt u deze investeringsdiensten dus vóór 1 januari 2026 in gebruik, dan worden ze niet geraakt door de regeling.

Voordelig óf nadelig?

De voorgestelde regeling kan nadelig uitwerken als de btw-herziening ertoe leidt dat u afgetrokken btw deels terug moet betalen. Als het gebruik van uw onroerend goed wijzigt van btw-vrijgesteld naar (deels) btw-belast, dan kan de voorgestelde regeling ook positief uitwerken. In dat geval heeft u namelijk recht op meer btw-aftrek.

Let op! In het eerste geval kunt u de investeringsdiensten aan onroerende zaken misschien beter vóór 1 januari 2026 plannen. In het tweede geval is ingebruikname van de diensten vóór 1 januari 2026 misschien wel ongunstiger.

Posted in Niet gecategoriseerd

KOR flexibeler vanaf 2025, introductie EU-KOR

De kleineondernemersregeling (KOR) in de btw gaat vanaf 1 januari 2025 veranderen. Ondernemers kunnen de KOR flexibeler toepassen en er wordt een Europese KOR geïntroduceerd.

KOR

EU

De KOR geldt voor kleine ondernemers met een omzet tot maximaal € 20.000 per jaar die belast is met Nederlandse btw. Als u deelneemt aan de KOR, hoeft u aan uw afnemers geen btw in rekening te brengen. U kunt echter de door u betaalde btw ook niet aftrekken. De KOR is dan ook niet in alle situaties voordelig.

KOR flexibeler: eis 3 jaar verdwijnt

De KOR wordt per 1 januari 2025 flexibeler. Neemt u deel aan de KOR, dan moet u deze verplicht drie jaar toepassen. Deze eis verdwijnt per 1 januari 2025. Ondernemers kunnen zich vanaf die datum op ieder moment afmelden, ook als u al deelneemt. U hoeft de KOR dus niet meer verplicht minstens drie jaar toe te passen. 

Ook hoeft u vanaf die datum niet meer drie jaar te wachten als u zich opnieuw voor de KOR wilt aanmelden; deze eis geldt nu nog wel. Vanaf 1 januari 2025 is deze wachttijd beperkt tot de rest van het jaar waarin u zich heeft afgemeld en het erop volgende jaar. 

Een andere wijziging is dat buitenlandse ondernemers met een vaste inrichting in Nederland de KOR niet meer kunnen toepassen. 

Tip! Aan- en afmelden voor de KOR kan vanaf 1 oktober 2024 via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Europese KOR

Vanaf 1 januari 2025 is het ook mogelijk de KOR aan te vragen voor EU-landen waarmee u zakendoet. U bepaalt zelf voor welke EU-landen u de KOR aanvraagt. U hoeft daar dan ook geen btw-aangiftes te doen. Wel moet u ieder kwartaal de Nederlandse Belastingdienst een overzicht (opgaaf) verstrekken van de omzet die u in het voorgaande kwartaal in de EU heeft behaald.

Eisen EU-KOR

Wilt u als Nederlandse onderneming gebruikmaken van de EU-KOR, dan is vereist dat uw hoofdvestiging in Nederland ligt. De totale jaaromzet mag maximaal € 100.000 bedragen, opgeteld voor alle EU-landen, inclusief Nederland. 
Ook geldt voor de deelnemers de nationale omzetgrens van het EU-land waar ze de vrijstelling willen toepassen. Dit kan variëren per EU-land. In Nederland bedraagt deze dus € 20.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Weer hogere premies Werkhervattingskas in 2025

Als werkgever draagt u sociale premies af voor de Werkhervattingskas (Whk). Daalde de gemiddelde premiepercentages voor de WGA en de ZW in 2024 nog ten opzichte van 2023, in 2025 vindt er weer een stijging plaats. De gemiddelde percentages blijven echter nog onder het niveau van 2023.

Lichte stijging

Administratie

U draagt de gedifferentieerde premie Whk af als onderdeel van de premies werknemersverzekeringen. Het gemiddelde premiepercentage van de premiecomponent WGA daalde in 2024 nog van 0,87 in 2023 naar 0,77% in 2024.

In 2025 stijgt dit gemiddelde premiepercentage weer naar 0,83%, maar blijft daarmee nog onder het percentage van 2023. Het gemiddelde percentage van de premiecomponent ZW-flex daalde in 2024 van 0,66 in 2023 naar 0,45% in 2024, maar bedraagt in 2025 weer 0,50%.

Let op! De premiecomponent WGA geldt voor alle dienstbetrekkingen waarvoor premies werknemersverzekeringen moeten worden afgedragen. De premiecomponent ZW geldt alleen voor flexibele en tijdelijke dienstbetrekkingen.

Gemiddelde premieplichtig loon

Hoe de gedifferentieerde premie Whk wordt berekend, hangt af van de grootte van uw onderneming. Op basis van de loonsom in 2023 wordt bepaald in welke categorie u als werkgever in 2025 valt. De basis hiervoor is het gemiddelde premieplichtig loon. Dit bedraagt in 2024 nog € 37.700 en stijgt in 2025 naar € 39.600.

Grenzen kleine/middelgrote/grote werkgever

De grens tussen kleine en middelgrote werkgevers ligt in 2025 bij een loonsom van maximaal € 990.000 (in 2024 € 942.500). Werkgevers met in 2025 een loonsom van meer dan € 3.960.000 (in 2024 € 3.770.000) vallen in de categorie grote werkgever.

Let op! Het gaat in 2025 dus om de loonsom van twee jaar eerder, dus 2023. Bedroeg de loonsom in 2023 maximaal € 990.000, dan is sprake van een kleine werkgever.

Rekenhulp

Op de website van het UWV is een rekenhulp opgenomen waarmee u de gedifferentieerde premies WGA en ZW-flex voor 2025 kunt berekenen.

Eigenrisicodrager: let op deadline

Bent u eigenrisicodrager, dan betaalt u de premies niet. U kunt er onder voorwaarden voor kiezen om geen eigenrisicodrager meer te zijn vanaf 1 januari 2025.  Als u dat wilt moet u ervoor zorgen dat het daarvoor bestemde formulier voor de WGA en voor de Ziektewet vóór 1 oktober 2024 door de Belastingdienst ontvangen is. Bent u nog geen eigenrisicodrager maar wilt u dat wel worden vanaf 1 januari 2025, dan moet u dat met dezelfde formulieren doorgeven, ook vóór 1 oktober 2024.

Eind 2024 bericht van Belastingdienst

Grote en middelgrote werkgevers ontvangen eind 2024 een beschikking van de Belastingdienst over de hoogte van de premie. De hoogte daarvan hangt af van de instroom van werknemers in de ZW en WGA. 

Let op! Voor kleine werkgevers is de premie afhankelijk van de sector waarin zij werkzaam zijn. Zij krijgen in december daarom geen beschikking, maar alleen een mededeling van de premie van de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geblokkeerde bankrekening ook in box 3?

Behoort een bankrekening met een BEM-clausule tot box 3 en zo ja, tegen welke waarde?

BEM-clausule

Geld

Een bankrekening met een BEM-clausule is geblokkeerd en kan alleen met toestemming van de kantonrechter worden gedeblokkeerd. Zo’n bankrekening wordt gebruikt om bijvoorbeeld een erfenis, schenking of schadevergoeding die een minderjarige ontvangt te beschermen. BEM staat voor ‘Belegging Erfenis en andere gelden Minderjarigen’.

Let op! Zonder toestemming van de kantonrechter kan er dus geen geld van een bankrekening met BEM-clausule worden opgenomen. Dit geldt niet voor de rente op deze bankrekening. Deze mag wel tussentijds zonder toestemming worden opgenomen.

Normaal gesproken vervalt de BEM-clausule automatisch als het minderjarige kind 18 jaar wordt. In sommige gevallen is de BEM-clausule ook mogelijk tot latere leeftijd.

Box 3

De Belastingdienst geeft aan dat een bankrekening met een BEM-clausule gewoon tot box 3 behoort tegen de nominale waarde. De BEM-clausule heeft hier dus geen invloed op. Er is geen vrijstelling in de wet op de inkomstenbelasting opgenomen voor bankrekeningen met een BEM-clausule.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kosten logies werknemer belastingvrij vergoeden?

Als uw werknemers zakelijk onderweg zijn, kan het voorkomen dat ze kosten moeten maken in verband met een overnachting. Kunt u dergelijke kosten dan belastingvrij vergoeden en zo ja, onder welke voorwaarden?

Tijdelijk verblijf

Euro

Een van de voorwaarden die gelden als u kosten voor logies belastingvrij wilt vergoeden aan uw werknemer, is dat er sprake moet zijn van tijdelijk verblijf. Uw werknemer is een zogenaamde ambulante werknemer. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een vertegenwoordiger die vrijwel dagelijks onderweg is, steeds naar verschillende adressen. Er is ook sprake van een ambulante werknemer als de werknemer doorgaans op ten minste 1 dag per week heen en weer reist naar dezelfde arbeidsplaats op maximaal 20 dagen (het 20-dagencriterium) of als de werknemer om zakelijke redenen nog niet dichtbij de werkplek woont, bijvoorbeeld omdat er nog geen sprake is van een vaste aanstelling.

Dezelfde regeling als ambtenaren

Voor ambtenaren die een dienstreis maken, geldt volgens hun cao Rijk een eigen regeling inzake de vergoeding van logieskosten. U mag deze regeling voor uw werknemers ook toepassen, als ze voor wat betreft hun kosten in vergelijkbare omstandigheden verkeren als ambtenaren die een dienstreis maken. U hoeft dan geen bonnen te hebben als bewijs, wat niet wil zeggen dat u niet aannemelijk moet kunnen maken dat de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn.

Let op! Uit eerdere versies van het Handboek Loonheffingen was af te leiden dat alleen de hoogte van de kosten van belang is. Dit is echter veranderd per 2024. Nu moet u zowel voor de hoogte van de vergoedingen als voor de overige voorwaarden aansluiten bij de afspraken uit de cao Rijk. Voor bestaande situaties gaat deze nieuwe eis per 2025 in.

Onbelaste kostenvergoeding logies binnenland

Volgens de cao Rijk kunt u uw werknemer bij een binnenlandse dienstreis een onbelaste kostenvergoeding voor logies geven van maximaal € 140,57 (2024) per nacht.

Onbelaste kostenvergoeding logies buitenland

Voor buitenlandse dienstreizen gelden andere bedragen, die afhankelijk zijn van het land waar het logies plaatsvindt. Het bedrag voor Curaçao is bijvoorbeeld vastgesteld op € 175 (2024), voor Luxemburg op € 275 (2024). Soms verschilt het bedrag in een land per plaats. U vindt alle bedragen in de Tarieflijst verblijfkosten buitenlandse dienstreizen.

Let op! U moet aannemelijk kunnen maken dat de buitenlandse overnachtingen hebben plaatsgevonden. Lukt dat niet, dan mag u geen onbelaste vergoedingen geven voor de overnachting en mag u uitsluitend een beperkte belaste vergoeding geven, namelijk maximaal € 11,34 per nacht gedurende vier nachten per reis voor het werk. Geeft u deze vergoeding niet, dan is dat in afwijking met de voorwaarden die voor ambtenaren gelden. De werknemer is dan dus niet vergelijkbaar met een ambtenaar qua vergoedingen en de ambtenarenregeling is niet van toepassing.

Meer vergoeden?

Als u uw werknemer meer vergoedt dan bovengenoemde vrijgestelde bedragen, dan moet u het meerdere als loon aanmerken of aanwijzen als eindheffingsloon. Ook hier geldt: indien u meer vergoedt dan de standaard voor ambtenaren, dan kan dat ertoe leiden dat de werknemer niet vergelijkbaar is met een ambtenaar en de ambtenarenregeling om die reden niet geldt.

Ook voor de dga

Ook voor de dga geldt dat hij in aanmerking komt voor een vergoeding voor logies als hij reist voor de zaak. Uiteraard gelden dan ook dezelfde voorwaarden. Attentiepunt is wel dat bij een controle kritischer zal worden gekeken naar de zakelijke reden voor de overnachting, om te voorkomen dat privé-uitstapjes als dienstreizen aangemerkt worden.

Tip! Kijk voor alle voorwaarden en bedragen in het Handboek Loonheffingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook bij gebroken boekjaar uitgaan van btw-aangiftes voor TVL

Ondernemers die de tijdens de coronacrisis de TVL hebben aangevraagd, mogen ook bij een gebroken boekjaar voor de berekening van hun omzet in de referentie- en subsidieperiode uitgaan van hun btw-aangiftes. Zij hoeven dit dus niet te berekenen aan de hand van gegevens uit hun eigen administratie. Dit heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), de hoogste rechter voor dit soort geschillen, beslist.

TVL

Tractor

De TVL (Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19) was een subsidie voor ondernemers die tijdens de coronacrisis te maken hadden met een aanzienlijk omzetverlies. De subsidie vergoedde een deel van de vaste lasten van ondernemers. Om het omzetverlies te berekenen ten opzichte van de situatie vóór corona, de zogenaamde referentieperiode, werd in beginsel gebruik gemaakt van de omzet volgens de btw-aangiftes.

Gebroken boekjaar

Sommige ondernemers hebben echter een zogenaamd gebroken boekjaar. Dit komt onder meer vaak voor in de agrarische sector. Een gebroken boekjaar loopt dan bijvoorbeeld van 1 mei tot en met 30 april. De kwartalen van de btw-aangiftes lopen dan niet meer synchroon met de kalenderkwartalen op basis waarvan de btw-aangiftes normaal gesproken worden ingevuld. Zo lopen de btw-kwartalen bij een boekjaar 1 mei-30 april, van mei-juli, augustus-oktober, november-januari tot februari-april.

Btw-aangiftes uitgangspunt

Het CBb stelt in bovengenoemde uitspraak vast dat ook bij gebruik van een gebroken boekjaar voor de berekening van omzet in de referentie-en subsidieperiode in principe uitgegaan dient te worden van de btw-aangiftes. In bovengenoemde zaak had een agrariër de omzet voor de TVL berekend door de omzet van zijn btw-aangiftes evenredig toe te rekenen aan de referentie- en subsidieperiode voor de TVL. Voor de referentieperiode 1e kwartaal 2019 rekende de agrariër bijvoorbeeld 1/3 van de omzet van zijn btw-kwartaal november 2018 – januari 2019 en 2/3 van de omzet van zijn btw-kwartaal februari 2019 – april 2019 toe.

Door deze berekeningswijze had de agrariër recht op TVL in bepaalde perioden, maar deze werd niet aan hem toegewezen. Volgens het ministerie was deze berekeningswijze namelijk niet toegestaan, maar had de agrariër de omzet moeten berekenen aan de hand van de werkelijke omzetgegevens die volgden uit zijn administratie.

Niet eigen administratie

Het CBb denkt daar echter anders over. Het CBb overweegt dat de TVL van voorgaande tijdvakken ook niet altijd op basis van de btw-aangiftes berekend kon worden, namelijk toen de TVL over een periode van vier maanden berekend werd. Bovendien is voor de TVL bepaald dat de btw-aangiftes in principe dienen als uitgangspunt ter berekening van de TVL en niet de omzetgegevens uit de eigen administratie van de agrariër. Dit is alleen anders als voor (delen van) de omzet geen btw-aangiftes worden gedaan. Nu de agrariër voor alle omzet btw-aangiften deed, leidde dit tot de conclusie dat voor de agrariër de TVL niet op basis van de eigen administratie hoefde te worden berekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is ZW-uitkering van invloed op arbeidskorting?

Sinds 1 januari 2020 tellen ZW-uitkeringen niet altijd meer mee als arbeidsinkomen. Daarmee tellen ZW-uitkeringen dus ook niet altijd meer bij het bepalen van de hoogte van de arbeidskorting. Onlangs werd voor de rechtbank Noord-Nederland de vraag beantwoord hoe dat zit als het een uitzendkracht betreft.

Alleen voor bestaande dienstbetrekkingen

Medisch

Sinds 2020 tellen ZW-uitkeringen alleen nog mee als arbeidsinkomen als de dienstbetrekking nog niet is beëindigd. Is dit wel het geval, dan telt de ZW-uitkering niet meer mee als arbeidsinkomen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin iemand WW ontvangt en ziek wordt.

Uitzendkrachten met of zonder uitzendbeding

Voor uitzendkrachten is in verband met het bovenstaande van belang of er al dan niet een uitzendbeding is. Is dit beding niet van toepassing, dan blijft de dienstbetrekking gewoon bestaan. In dat geval moet de ZW-uitkering dus tot het arbeidsinkomen worden gerekend, met onder meer een hogere arbeidskorting als gevolg.

Eerst WW, dan ZW

In bovengenoemde zaak handelde het om een uitzendkracht die eerst een WW-uitkering ontving en daarna een ZW-uitkering. Volgens de inspecteur moest de ZW-uitkering dan ook niet als arbeidsinkomen worden aangemerkt.

Seizoensgebonden werk

In deze zaak lag dat echter anders. De uitzendkracht verrichtte seizoensgebonden werk en kreeg alleen betaald als hij werkte. Was er geen werk, dan kreeg hij niet betaald. Echter, de arbeidsovereenkomst liep wel gewoon door. De conclusie was dan ook dat in dit geval de ZW-uitkering wél tot het arbeidsinkomen moest worden gerekend. Belastingplichtige werd dan ook in het gelijk gesteld, waardoor de arbeidskorting hoger uitviel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inhouding loonheffing bij studenten: nieuw formulier

Als werkgever kunt u, onder voorwaarden, de studenten- en scholierenregeling toepassen op het loon van een student. Hierdoor kan een student in bepaalde gevallen meer nettoloon overhouden.

De studenten- en scholierenregeling

Personeel

Als u de studenten- en scholierenregeling kunt toepassen, gebruikt u bij het berekenen van de loonheffingen, premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zorgverzekeringswet de kwartaaltabel. Hierdoor kunt u meer loonheffingskorting in aanmerking nemen, waardoor meestal geen of minder loonheffing hoeft te worden ingehouden op het loon van de student.

Voorbeeld
In de kwartaaltabel is ¼ van het jaarbedrag van de loonheffingskorting verwerkt, in de maandtabel maar 1/12 deel. Heeft een student in een jaar recht op bijvoorbeeld € 3.960 loonheffingskorting, dan is in de kwartaaltabel € 990 en in de maandtabel € 330 verwerkt. Als de student bijvoorbeeld in de maand juli veel meer dan normaal bij u werkt, kan toepassing van de kwartaaltabel betekenen dat u geen of minder loonheffingen hoeft in te houden op het loon, dan bij toepassing van de maandtabel. De student  hoeft dan geen moeite te doen om de te veel betaalde loonheffing terug te krijgen via het indienen van een aangifte inkomstenbelasting in het volgende jaar, maar krijgt netto meteen meer.

Voorwaarden studenten- en scholierenregeling

De studenten- en scholierenregeling is niet op elke student van toepassing. De regeling geldt alleen voor:

  • studenten voor wie de ouders/verzorgers bij het begin van het kalenderkwartaal recht hebben op kinderbijslag, of
  • studenten die bij het begin van het kalenderkwartaal recht hebben op studiefinanciering of een tegemoetkoming studiekosten, of
  • studenten met een International Student Identity Card (ISIC) uit een ander land van de EU of IJsland, Noorwegen, Zwitserland of Liechtenstein.

Let op! Als een buitenlandse student geen ISIC heeft, kan hij/zij deze aanvragen via de website van ISIC.

Toestemming student

U kunt de regeling alleen toepassen als de student u schriftelijk daarom verzoekt. Voor dit verzoek is nu een nieuw formulier Model opgaaf gegevens voor de loonheffingen (studenten- en scholierenregeling) beschikbaar. Dit formulier kunt u ook gebruiken voor studenten die geen gebruik willen maken van de studenten- en scholierenregeling.

Let op! De studenten- en scholierenregeling kan alleen worden toegepast als de werkgever ook de loonheffingskorting toepast. De student moet daarom bij keuze voor de studenten- en scholierenregeling in het formulier ook aangeven dat hij of zij wil dat de werkgever de loonheffingskorting toepast.

Geen studenten- en scholierenregeling

Kiest de student niet voor toepassing van de regeling dan wordt er mogelijk te veel loonheffing ingehouden op het loon. De student kan deze in het volgende jaar terugkrijgen via de aangifte inkomstenbelasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst stuurt weer brieven definitieve aanslag 2021 en box 3

De Belastingdienst legt vanaf augustus 2024 definitieve aanslagen inkomstenbelasting over het jaar 2021 met box 3-vermogen op. Deze aangiften werden in eerste instantie nog aangehouden. De aanslagen worden voorafgegaan door een brief waarin onder meer wordt toegelicht dat de definitieve aanslag wellicht nog onjuist is.

De eerste brieven werden in augustus 2024 verstuurd aan een eerste groep belastingplichtigen. In september 2024 verstuurt de Belastingdienst opnieuw dergelijke brieven aan een volgende groep belastingplichtigen.

Aanslag wellicht onjuist

Euro

De Belastingdienst legt de aanslagen over 2021 de komende tijd op, omdat dit binnen de wettelijke termijn van drie jaar moet gebeuren. De aanslagen kunnen echter nog onjuist zijn, omdat er nog geen rekening kan worden gehouden met het feit dat in box 3 het werkelijke rendement in aanmerking mag worden genomen als dit lager is dan het forfaitaire rendement. 

Duidelijkheid over arresten Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelde op 6 juni 2024 dat in box 3, ook onder de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3, het werkelijke rendement in aanmerking mag worden genomen als dit lager is dan het forfaitaire rendement. De Belastingdienst onderzoekt momenteel nog de gevolgen van deze arresten, onder meer de vraag hoe het werkelijke rendement moet worden berekend. De Belastingdienst kan daarom bij het opleggen van de definitieve aanslagen over 2021 nog geen rekening houden met de arresten van 6 juni 2024. 

Berekening werkelijk rendement

De Belastingdienst werkt aan een formulier waarmee het werkelijke rendement kan worden doorgegeven. Dit formulier is naar verwachting echter pas in de zomer van 2025 beschikbaar. Ook hierover ontvangen genoemde belastingplichtigen nog een brief. 

Betaal definitieve aanslag op tijd!

Moet er belasting betaald worden op de definitieve aanslag IB/PVV 2021, betaal deze dan op tijd. Dit moet ook alsnog niet zeker is of het box 3-inkomen juist is en de aanslag wellicht in 2025 achteraf alsnog lager wordt vastgesteld.

Te veel betaald?

Blijkt achteraf in de zomer van 2025, na het indienen van het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR), dat er te veel belasting is betaald op de definitieve aanslag IB/PVV 2021, dan wordt dit terugbetaald of het wordt verrekend met nog te betalen belasting.

Let op! Op uw definitieve aanslag staat aangegeven hoe u bezwaar kunt maken, als u het niet eens bent met de aanslag. Overleg met een van onze adviseurs of bezwaar maken in uw geval verstandig is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Vakantiewoning en fiscus

Als u een vakantiewoning op het oog heeft in Nederland, zijn er fiscale regels over de aankoop en het gebruik hiervan. Denk aan inkomstenbelasting – waaronder de box 3-heffing –, onroerendezaakbelasting en mogelijk ook overdrachtsbelasting, omzetbelasting en forensenbelasting. Houd daarbij rekening met het feit dat met name de heffing in box 3 over uw vermogen, waaronder een vakantiewoning, de komende jaren gaat veranderen. Of dit positief of negatief voor u gaat uitpakken, is afhankelijk van de omstandigheden en bovendien deels nog niet bekend.

Met welke belastingen ú te maken krijgt bij de aankoop van een vakantiewoning, is afhankelijk van uw (persoonlijke) omstandigheden en de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Deze advieswijzer bevat algemene informatie en kan niet zonder meer uitsluitsel geven over uw eigen specifieke situatie.

Let op! Gezien de arresten van de Hoge Raad over de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 en mogelijke nieuwe plannen om in de toekomst het btw-tarief op verhuur van een tweede woning te verhogen, is het van belang dat u zich extra goed laat informeren.

Omzetbelasting

Omzetbelasting bij aankoop

Koopt u een nieuwe – nog niet eerder gebruikte – vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden. Koopt u een vakantiewoning die al meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, dan zal hierover geen btw berekend worden. Op verzoek van zowel koper als verkoper kan in een dergelijk geval toch btw berekend worden als u de vakantiewoning voor 90% of meer gaat gebruiken voor met btw belaste activiteiten. U moet hiervoor toestemming vragen aan uw belastingkantoor of uw keuze vastleggen in de notariële akte van levering.

Let op! De hiervoor beschreven gevolgen voor de btw gelden als de vakantiewoning als ‘onroerend’ wordt aangemerkt. De vakantiewoning is onroerend als deze duurzaam met de grond verenigd is of in ieder geval naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. In sommige situaties zal een vakantiewoning roerend zijn en kunnen andere gevolgen voor de btw gelden.

De btw die bij de aankoop berekend wordt, kunt u in sommige gevallen terugvragen bij de Belastingdienst. Dit is afhankelijk van de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Koopt u de vakantiewoning alleen voor eigen gebruik of verhuurt u deze ook (gedeeltelijk)?

Eigen gebruik vakantiewoning

Indien u de vakantiewoning alleen zelf gebruikt en niet verhuurt aan anderen, kunt u de btw die bij de aankoop berekend is niet terugvragen bij de Belastingdienst.

Verhuur vakantiewoning

Verhuurt u de vakantiewoning aan anderen, dan kunt u mogelijk de btw die bij de aankoop berekend is wel (gedeeltelijk) terugvragen bij de Belastingdienst. De verhuur van de vakantiewoning moet dan zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd. Bovendien moet sprake zijn van kortstondige verhuur.

Tip! Verhuurt u de vakantiewoning minder dan 140 dagen per jaar, dan kan er nog steeds sprake zijn van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Neem voor uw persoonlijke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Of u de btw geheel dan wel gedeeltelijk terug kunt vragen, is afhankelijk van uw eigen gebruik van de vakantiewoning. Gebruikt u de vakantiewoning zelf niet, maar wordt deze alleen verhuurd, dan kunt u de volledige btw over de aankoop terugvragen. Gebruikt u de vakantiewoning ook voor eigen gebruik, dan kunt u slechts het deel dat betrekking heeft op de verhuur terugvragen.

Voorbeeld
U koopt in 2024 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2024 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u dan in 2024 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.

Let op! Om btw te kunnen terugvragen, dient u zich als ondernemer voor de omzetbelasting aan te melden bij de Belastingdienst. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.

Indien de Belastingdienst van mening is dat u voor de verhuur van de vakantiewoning ondernemer bent voor de btw en u dus uw btw kunt terugvragen, dient u 9% btw over de huur te berekenen en af te dragen aan de Belastingdienst. Dit lijkt financieel nadelig, maar hier staat tegenover dat u de btw bij aankoop, en ook de btw met betrekking tot de bij u in rekening gebrachte kosten voor de vakantiewoning, in aftrek kunt brengen (na toepassing van een correctie voor het eigen gebruik van de vakantiewoning).

Voorbeeld
In 2024 ontvangt u € 5.450 (inclusief 9% btw) uit de verhuur van de vakantiewoning. U betaalt € 1.210 (inclusief 21% btw) aan kosten voor de vakantiewoning. In 2024 draagt u € 450 btw af. Van de € 210 btw over de kosten die u heeft gemaakt, kunt u 70% (€ 147) terugvragen, omdat de woning voor 70% wordt verhuurd. Per saldo bedraagt uw teruggaaf in 2024 € 14.397 (€ 14.700 btw + € 147 btw – € 450 btw).

Let op! Het nieuwe kabinet Schoof heeft in het Hoofdlijnenakkoord bekendgemaakt het btw-tarief op de verhuur van vakantiewoningen per 2026 te willen verhogen naar 21%. Dit plan moet eerst nog worden uitgewerkt in een wetsvoorstel en door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Tip! Moet u in een jaar per saldo btw betalen, dan kunt u mogelijk gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (de KOR).

De kleineondernemersregeling is in 2020 gewijzigd. U kunt er tot een omzet van € 20.000 voor kiezen geen btw in rekening te brengen. In dat geval kunt u ook geen btw terugvragen. Ondernemers die de nieuwe regeling willen toepassen, dienen dit te melden bij de inspecteur. U vindt een aanmeldformulier op de website van de Belastingdienst (zoekterm ‘aanmelden KOR’). Het aanmeldformulier moet uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan door de Belastingdienst zijn ontvangen. Kiest u voor de KOR, dan moet u er drie jaar gebruik van maken. Als u tussentijds de omzetgrens van € 20.000 per jaar bereikt, geldt de KOR vanaf dat moment niet meer.

Let op! U moet wellicht een deel van de afgetrokken btw op de vakantiewoning terugbetalen als u er in 2024 voor kiest om deel te nemen aan de kleineondernemersregeling. Dit is het geval als er na het jaar van aankoop van de vakantiewoning minder dan negen jaar zijn verstreken. Neem dit mee bij uw keuze of neem hierover contact met ons op.

Wanneer u een jaaromzet van maximaal € 1.800 heeft, dan kunt u de kleineondernemersregeling voor de btw toepassen zonder dit te melden bij de Belastingdienst. Ook de minimale termijn van drie jaar voor toepassing van de KOR wordt losgelaten. Deze regeling geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

Ontvangen of terugbetalen btw bij gewijzigd gebruik of verkoop

Als het eigen gebruik van de vakantiewoning wijzigt, wordt de btw die u in aftrek heeft gebracht, herzien. Wordt het eigen gebruik groter, dan zult u mogelijk btw terug moeten betalen. Daalt het eigen gebruik, dan krijgt u mogelijk (extra) btw terug. Deze herziening moet u gedurende de negen jaar volgend op het jaar van ingebruikneming jaarlijks uitvoeren. De herziening vindt plaats op 1/10 deel van de aankoop-btw. Herziening blijft achterwege als deze minder dan 10% bedraagt van de aan het jaar toe te rekenen reeds in aftrek gebrachte btw.

Voorbeeld
In 2024 wordt de vakantiewoning voor 60% verhuurd en voor 40% door u zelf gebruikt. U moet een herziening toepassen op 1/10 van € 21.000 = € 2.100. Van deze € 2.100 heeft u 70% (= € 1.470) terugontvangen. In 2024 heeft u echter maar recht op 60% (= € 1.260). Het verschil bedraagt € 210. Dit is hoger dan 10% van de aan 2024 toe te rekenen al in aftrek gebrachte btw (10% van € 1.470 = € 147). De herziening blijft daarom niet achterwege en u moet in 2024 € 210 aan btw terugbetalen.

Let op! Als u de aankoop-btw heeft teruggevraagd, wordt uw vakantiewoning in het jaar van aankoop en de negen jaren daaropvolgend voor de btw gevolgd. Herziening van btw vindt niet alleen plaats bij wijziging in het gebruik zoals in het voorbeeld hiervoor, maar ook als u bijvoorbeeld de woning alleen nog maar zelf gebruikt (en dus niet meer verhuurt) of als u de woning verkoopt zonder btw. In de laatste twee gevallen zult u de volledige btw over de nog resterende jaren in één keer moeten terugbetalen.

Voorbeeld
Op 1 januari 2025 verkoopt u de vakantiewoning aan een particulier, die deze gaat gebruiken voor eigen gebruik. Volgens de wettelijke regels kunt u geen btw berekenen over deze verkoop. Heeft u de vakantiewoning in 2019 gekocht, dan moet u wel de in 2019 in aftrek gebrachte btw over de nog resterende periode herzien. Op 1 januari 2025 zijn vijf van de negen herzieningsjaren verlopen. Dit betekent dat u nog voor vier jaren 1/10 van € 14.700 moet terugbetalen aan de Belastingdienst, tezamen € 5.880 (= viermaal € 1.470).

Tip! Verkoopt u de vakantiewoning uit het voorbeeld na 31 december 2028, dan heeft dit geen gevolgen meer voor de in 2019 in aftrek gebrachte btw bij aankoop.

Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden waardoor u de btw die u bij aankoop heeft teruggekregen, niet hoeft terug te betalen. Gaat de koper de woning bijvoorbeeld voor meer dan 90% voor met btw belaste activiteiten gebruiken, dan kunt u mogelijk op verzoek de vakantiewoning toch met btw verkopen. Het voordeel hiervan is dat u dan niet de aankoop-btw hoeft te herzien. Ook bij verkoop binnen twee jaar na de eerste ingebruikname van de vakantiewoning wordt de verkoop met btw belast en treedt hetzelfde effect op. Zet de koper van uw vakantiewoning uw activiteiten van verhuur ongewijzigd voort, dan is het misschien zelfs mogelijk om de woning zonder btw te verkopen en hetzelfde effect te bereiken. Hiervoor moet de verkoop van de woning kunnen worden aangemerkt als overdracht van een algemeenheid van goederen.

Tip! De verkoop van uw vakantiewoning kan diverse btw-gevolgen hebben. Laat u daarom, voordat tot verkoop wordt overgegaan, altijd eerst adviseren.

Overdrachtsbelasting

Bij verkoop van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd. Koopt u een nieuwe, nog niet eerder gebruikte vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden en geldt een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is mogelijk ook het geval als de woning binnen twee jaar na ingebruikname wordt verkocht. In alle overige gevallen is sinds 1 januari 2023 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd.

Koopt u een vakantiewoning inclusief inventaris, dan wordt over het aandeel van de inventaris in de koopsom geen overdrachtsbelasting berekend.

Let op! Het tarief van 2% overdrachtsbelasting geldt alleen voor de woning waarin u zélf voor langere tijd gaat wonen en dus niet voor een tweede woning. Voor jongeren tussen 18 en 35 jaar die zélf voor langere tijd in een woning gaan wonen, geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor woningen met een waarde t/m € 510.000. Maar ook dan moet de woning als hoofdverblijf gaan dienen.

Inkomstenbelasting

De vakantiewoning zal over het algemeen belast zijn in box 3. De wijze van belastingheffing in box 3 is al enkele jaren woelig, doordat de hoogste rechter het wettelijk systeem in strijd acht met Europees recht. Ook de aangepaste wet kan de toets der kritiek niet doorstaan. Ten slotte zijn er vergevorderde plannen om de box 3-heffing per 2027 ingrijpend te wijzigen. We zitten de systemen hierna kort uiteen:

  • Volgens het huidige wettelijke systeem in box 3 betaalt u geen belasting over de werkelijke ontvangen huur, maar over een fictief rendement. Dat fictieve rendement bedraagt in 2024 6,04% over de WOZ-waarde van de vakantiewoning. Werkelijke kosten zijn niet aftrekbaar. Een schuld op de woning levert een aftrekpost op van 2,47% over de hoogte van de schuld per 1 januari, waarbij de werkelijke rente op de schuld niet van belang is. Op uw totale vermogen mag u ook nog rekening houden met een heffingsvrij vermogen. Over het resterende fictieve inkomen betaalt u 36% box 3-heffing.
  • De Hoge Raad oordeelde dat dit systeem in strijd kan zijn met Europees recht. Dat is het geval als u kunt aantonen dat het fictieve (wettelijke) rendement hoger is dan uw werkelijke rendement. Om het werkelijke rendement te bepalen, moet u wel rekening houden met waardeveranderingen van de woning, maar mag u geen rekening houden met kosten. Alleen de werkelijke rentelasten mogen worden afgetrokken. U mag hierbij ook geen rekening houden met heffingsvrij vermogen. Als de uitkomst van deze rekensom leidt tot de conclusie dat het werkelijke inkomen lager is dan het fictieve inkomen, wordt op uw verzoek rekening gehouden met het lagere, werkelijke inkomen. Het is op dit moment nog niet duidelijk op welke wijze u dat verzoek kunt doen.
  • Het is de bedoeling van de wetgever dat vanaf 2027 sowieso belasting zal worden geheven over het werkelijke rendement. Er moet dan worden gekeken naar de werkelijke inkomsten en werkelijke kosten. Volgens de huidige plannen hoeft dan niet jaarlijks rekening te worden gehouden met de waardeverandering van de woning en tellen bovendien alle kosten mee. Het inkomen van een vakantiewoning kent toch weer een bijzondere regeling. Afhankelijk van het gebruik, moet u een percentage van de WOZ-waarde tot uw inkomen rekenen of – als dat hoger is – de werkelijke huurinkomsten. Bij verkoop van de woning telt de waardestijging van de woning mee als belast inkomen!

Let op! Als de exploitatie van uw vakantiewoning dusdanige vormen aanneemt dat deze het normale actieve vermogensbeheer te buiten gaat, wordt de vakantiewoning niet belast in box 3, maar worden de inkomsten belast in box 1.

Onroerendezaakbelasting (OZB)

Voor de heffing van de onroerendezaakbelasting (OZB) is bij vakantiewoningen de vraag van belang of ze ook als woning kunnen worden aangemerkt. De rechter heeft beslist dat niet van belang is of een vakantiewoning al dan niet permanent bewoond mag worden en als dit niet is toegestaan, of dit bewonen al dan niet gedoogd wordt. Wel van belang is of de woning beschikt over eigen voorzieningen, zoals een badkamer, sanitair en kookgelegenheid. Zo ja, dan is de woning bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken. De vakantiewoning is dan naar aard en inrichting bestemd en geschikt om enigszins duurzaam als bewoning te dienen en wordt dan ook als woning aangemerkt.

Kan een vakantiewoning als woning worden aangemerkt, dan betekent dit dat voor de OZB alleen een aanslag eigenarenheffing kan worden opgelegd. Een aanslag gebruikersheffing kan de gemeente niet opleggen. Bovendien geldt voor woningen meestal een lager OZB-tarief dan voor niet-woningen. Bij een vakantiewoning die aan bovengenoemde eisen voldoet, krijgt u dus slechts één heffing opgelegd en is op deze heffing veelal een lager tarief van toepassing.

Verbod op permanente bewoning

Is permanente bewoning verboden, dan drukt dit wel de WOZ-waarde, zo besliste de rechter in het verleden. Ga dus na of een eventueel verbod op permanente bewoning in de WOZ-waarde is meegenomen.

Forensenbelasting

Een gemeente heeft de mogelijkheid forensenbelasting te heffen. Dit kan als u in een andere plaats dan uw woonplaats een woning voor minstens 90 dagen per jaar ter beschikking heeft. Het is niet van belang of u ook daadwerkelijk 90 dagen of meer in de woning verblijft. Verblijft u permanent in uw vakantiewoning, dan is forensenbelasting niet van toepassing.

Dagen dat u de woning verhuurt dan wel de woning gebruikt om de woning beschikbaar te maken of te houden voor verhuur, tellen dus niet mee. Bij het beschikbaar maken of houden voor verhuur kunt u bijvoorbeeld denken aan het plegen van onderhoud, zoals het verven van het houtwerk. Verhuurt u de woning voor een bepaalde periode via een derde, maar kunt u zelf gebruikmaken van de woning als deze in de betreffende periode niet verhuurd wordt, dan tellen deze dagen wel mee. De woning staat u dan immers ter beschikking.

Tot slot

Met betrekking tot de aankoop en het gebruik van een vakantiewoning kunt u met verschillende belastingen te maken krijgen. In deze Advieswijzer hebben wij geprobeerd een algemeen beeld te schetsen. Neem voor de fiscale gevolgen in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Mogelijk vergunning vereist bij verhuur zonnepanelen met koopoptie

Bedrijven die zonnepanelen verhuren met een koopoptie, hebben hiervoor mogelijk een vergunning nodig. Bij een huurkoopovereenkomst is namelijk sprake van het verlenen van consumptief krediet, waarvoor een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) vereist is.

Is er sprake van huurkoop?

Zonnepanelen

De AFM wijst erop dat een vergunning nodig is als er sprake is van huurkoop, gericht op de eigendomsoverdracht van de zonnepanelen. Of er daadwerkelijk sprake is van huurkoop is hier na te gaan.

Verduurzaming

De AFM constateert dat huurkoop vaker voorkomt bij aanbieders van dure goederen, veelal op het gebied van verduurzaming. Daarbij handelt het bijvoorbeeld om zonnepanelen, warmtepompen en zonneboilers. 

Gelijk speelveld

De AFM constateert ook dat 40% van de hypotheekbezitters hun woning het afgelopen jaar heeft verduurzaamd. Als hiervoor een lening moet worden afgesloten, stellen kredietaanbieders en  – adviseurs aan de hand van een inkomensplaatje vast wat de grootte van het maximaal te lenen bedrag is. Naast rente en aflossing moet er immers voldoende te besteden blijven voor overige uitgaven. Daarom moeten ook verkopers van zonnepanelen op basis van huurkoop over een vergunning beschikken.

Zelf nagaan

De AFM verwacht dat aanbieders van zonnepanelen via huurkoop zelf nagaan of er een vergunning vereist is. Op de site is ook nadere informatie beschikbaar. Is een vergunning nodig, dan dient er rekening mee gehouden te worden dat met de aanvraag minstens een termijn van 13 weken gemoeid is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Cybersubsidie voor kleine bedrijven ‘Mijn Cyberweerbare zaak’

De subsidieregeling ‘Mijn Cyberweerbare Zaak’ is vanaf 2 september 2024 weer aan te vragen. Deze subsidie is bedoeld voor de kosten van de aanschaf en implementatie van een of meer cruciale cyberweerbaarheidsmaatregelen.

Waarvoor subsidie?

Privacy

Onder de subsidie MCZ vallen bijvoorbeeld het inrichten van back-ups, een wachtwoordmanager en het laten uitvoeren van een risico-inventarisatie. De subsidie bedraagt de helft van de kosten die een IT-dienstverlener rekent, met een maximum van € 1.250 per aanvrager. 

Kleine bedrijven

De subsidie is bedoeld voor kleine bedrijven die staan ingeschreven bij de KVK. Onder kleine bedrijven vallen ondernemers met maximaal 50 werknemers en een jaaromzet van maximaal € 10 
miljoen. De subsidie is ook beschikbaar voor zzp’ers.

Voorwaarden

Voor de MCZ gelden tal van voorwaarden. Zo is de subsidie alleen beschikbaar voor investeringen die na 2 september 2024 zijn gedaan en volledig zijn afgenomen en geïmplementeerd. U dient derhalve een factuur van uw leverancier en een betaalbewijs mee te sturen met uw aanvraag. Voor alle andere voorwaarden kijkt u op RVO.nl.

Drie stappen: advies, uitvoering, subsidie

Allereerst moet u weten waar de cyberveiligheid van uw bedrijf nog tekortschiet. Met de CyberVeilig Check maakt u snel uw eigen actielijst met de te nemen cybermaatregelen. Daarna kunt u een of meerdere maatregelen van uw actielijst uitvoeren. Vervolgens kunt u de subsidie aanvragen waarbij u uw actielijst en de facturen en het betaalbewijs bij RVO.nl dient te uploaden.

Aanvragen van 2 september tot 1 december

Het aanvragen van deze investeringssubsidie kan bij RVO.nl vanaf 2 september 09.00 uur tot 1 december 2024 17.00 uur. Hiervoor heeft u eHerkenning met minimaal niveau 2+ met machtiging RVO-diensten op niveau eH2+ nodig.

Let op! Het subsidiebudget wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvraag totdat het op is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie voor emissieloze vrachtauto, AanZet, vanaf 1 oktober aanvragen

Ondernemers die een emissieloze vrachtauto aan willen schaffen, kunnen hiervoor vanaf 1 oktober 2024 de Aanschafsubsidie Zero-Emissie Trucks, AanZET, aanvragen. Zowel het subsidiebedrag als de maximaal te verkrijgen subsidie per vrachtauto zijn verminderd ten opzichte van vorig jaar.

Duurder dan diesel

Auto

De subsidie komt tegemoet in de extra kosten van emissieloos materieel ten opzichte van materieel dat werkt op diesel. Daarom kan via AanZET per vrachtauto een subsidie verkregen worden die varieert van € 7.500 tot € 115.200, afhankelijk van het type vrachtauto en de grootte van uw onderneming. De subsidie bedraagt een percentage van de verkoopprijs exclusief btw. Kleinere bedrijven komen in aanmerking voor de hoogste subsidiebedragen.

Tip! Gebruik de mkb-toets om te weten of uw organisatie groot, middelgroot of klein is.

Aanvragen beperkter

Omdat de subsidie vorig jaar in no-time overtekend was, zijn er nu beperkende maatregelen van kracht. Zo kan er dit jaar per werkdag slechts voor één vrachtauto een subsidieaanvraag worden ingediend.

Voorwaarden

AanZET kent ook voorwaarden. Zo moet het gaan om de aanschaf van een nieuwe, emissieloze vrachtauto. Ook mag de aankoop nog niet definitief zijn als u de subsidieaanvraag indient. Na de aanvraag mag u de aanschaf desgewenst wel definitief door laten gaan. Ook moet de vrachtauto na aanschaf minimaal vier jaar lang op uw naam blijven staan. Alle voorwaarden vindt u op RVO.nl.

Aanvragen

Aanvragen van de subsidie kan van 1 oktober 2024 9.00 uur tot 8 oktober 2024 12.00 uur. Dit kan digitaal via RVO.nl. U hoort binnen 13 weken of de subsidie wordt toegekend, daarna heeft u 15 maanden de tijd om de subsidie vast te laten stellen. Hiervoor moet u onder andere het kenteken doorgeven aan de rvo. Ook moet u dan  een factuur meesturen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Restant persoonsgebonden aftrek na overlijden, hoe zit dat?

Persoonsgebonden aftrekposten kunnen verrekend worden met het inkomen. Fiscale partners mogen de persoonsgebonden aftrekposten onderling verdelen. Op die manier kan dan maximaal geprofiteerd worden van het te behalen belastingvoordeel.

Persoonsgebonden aftrekposten

Rekenen

Persoonsgebonden aftrekposten zijn partneralimentatie, zorgkosten, giften en kosten voor verblijf thuis van ernstig gehandicapten. Deze kostenposten zijn dus onder voorwaarden aftrekbaar van het inkomen voor belasting. Een eventueel overschot kan worden doorgeschoven naar een volgend jaar.

Gevolgen overlijden

Onlangs heeft de Belastingdienst aangegeven wat het gevolg is als een belastingplichtige over een restant persoonsgebonden aftrek beschikt en komt te overlijden. Meer specifiek is ingegaan op de vraag of diens partner het restant in het jaar na overlijden dan nog mag verrekenen met het eigen inkomen. 

Geen partners meer

De Belastingdienst geeft aan dat dit niet mogelijk is, omdat er in het jaar na overlijden geen sprake meer is van fiscaal partnerschap. Een restant persoonsgebonden aftrek van de overleden partner kan daarom niet meer met het inkomen van de partner die nog in leven is verrekend worden.

Overlijdensjaar

In het overlijdensjaar kunnen partners er nog wel voor kiezen de persoonsgebonden aftrekposten zo gunstig mogelijk te verdelen. De verdeling kan dus zodanig worden aangepast dat dit maximaal aan de overleden partner wordt toegerekend. Een eventueel overschot komt na het jaar van overlijden namelijk te vervallen. De verdeling kan worden herzien totdat de aanslagen van beide partners definitief vaststaan. Een verzoek om ambtshalve vermindering is daarna niet meer mogelijk.

Tip! Heeft u vragen over de persoonsgebonden aftrek, neem dan contact op met uw adviseur.

Posted in Niet gecategoriseerd

WOZ-waarde gebouw in aanbouw in- of exclusief btw?

Ook voor panden in aanbouw geldt dat ieder jaar de WOZ-waarde moet worden bepaald. Maar betreft het dan de waarde in- of exclusief btw? De Hoge Raad heeft deze vraag onlangs in een arrest beantwoord.

Hotel in aanbouw

Bouw

In genoemd arrest betrof het een hotel in aanbouw. Wettelijk is bepaald dat een gebouw in aanbouw moet worden gewaardeerd op de vervangingswaarde. Helaas is niet aangegeven of deze waarde in- of exclusief btw is. 

Wetsgeschiedenis

In hoger beroep had het Hof Den Haag in deze kwestie beslist dat op basis van de wetsgeschiedenis ervan moet worden uitgegaan dat de vervangingswaarde exclusief btw is, indien de eigenaar de btw in aftrek kan brengen. Is dit niet het geval, dan is de vervangingswaarde wel inclusief btw. Het standpunt van de gemeente dat de vervangingswaarde van een pand in aanbouw altijd inclusief btw moet worden vastgesteld, is volgens het Hof onjuist. De Hoge Raad sluit zich hierbij aan.

Uitlating bewindspersoon

De gemeente had er nog op gewezen dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel de betreffende bewindspersoon wel had aangegeven dat de vervangingswaarde inclusief btw behoort te zijn. Hof en Hoge Raad zijn echter van mening dat dit niet beslissend is. Om dit te bereiken had de bewindspersoon daartoe namelijk een nota van wijziging in moeten dienen. Dit was niet gebeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Grotere schenkingsvrijstellingen, wat mag of mocht er?

De schenkbelasting kent verschillende vrijstellingen. Wat zijn de gevolgen als er meerdere schenkingen plaatsvinden waarop verschillende vrijstellingen van toepassing zijn?

Fiscaalvrij schenken

Schenken

Jaarlijks mag u fiscaalvrije schenkingen doen. Voor uw kind geldt voor 2024 een bedrag van € 6.633. Ook mag u een ieder ander, zoals een kleinkind of een goede vriend, een fiscaalvrije schenking doen. Hiervoor geldt een bedrag in 2024 van € 2.658. Deze bedragen worden jaarlijks aangepast.

Voormalige vrijstelling eigen woning

Tot 2024 bestond er een specifieke fiscale vrijstelling voor schenkingen ten behoeve van een eigen woning, destijds beter bekend als de jubelton. Hoewel deze vrijstelling vooral werd toegepast door ouders aan hun kinderen, bleef de vrijstelling hiertoe niet beperkt. Ook schenkingen van anderen dan de ouders waren onder omstandigheden vrijgesteld als ze werden benut voor de aanschaf van een eigen woning.

Eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen

Een al langer bestaande fiscale vrijstelling, en die nog steeds van kracht is, is de eenmalige vrijstelling bij schenkingen van ouders aan hun kinderen in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar (of op de dag dat het kind 40 wordt). Deze vrijstelling bedraagt in 2024 € 31.813. Is het bestedingsdoel echter een dure studie, dan bedraagt de vrijstelling € 66.268.

Niet beiden

Een van de voorwaarden van de grotere schenkingsvrijstellingen is dat niet beiden mochten. Er kon bij de grotere schenkingen tot 2024 dus of gebruik worden gemaakt van de ‘jubelton’ of van de eenmalige verhoogde vrijstelling.

Zitten vrijstellingen elkaar in de weg?

In een zaak bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant was sprake van een schenking in 2019 ten behoeve van een eigen woning door een vader aan zijn kind. De vader had het kind in 2011 ook al een bedrag geschonken waarbij gebruik was gemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen. De vraag was of de vrijstelling uit 2011 de vrijstelling ten behoeve van de eigen woning in 2019 in de weg zat. Dat bleek inderdaad het geval.

Uitvoerbaarheid doorslaggevend

Voor de rechtbank bleek dat de wetgever op dit punt de uitvoerbaarheid van de wetgeving doorslaggevend achtte. Bepaald was dat degenen die vanaf 2010 de eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen al hadden benut, niet ook van de vrijstelling voor de eigen woning gebruik konden maken. Ook niet als de eenmalig verhoogde vrijstelling maar ten dele was benut. Dat dit onredelijk kon uitpakken, had de wetgever op de koop toe genomen om de uitvoerbaarheid van het geheel aan vrijstellingen niet in gevaar te brengen. De vrijstelling voor de eigen woning kon in dit geval dan ook niet worden toegepast.

Let op! Als u gebruikmaakt van de eenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling voor uw kind (in 2024 € 31.813), mag u in dat jaar niet ook nog het reguliere bedrag (in 2024 € 6.633) fiscaalvrij schenken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zwv-pgb-zorgverleners kunnen ook zorgbonus aanvragen

Vanaf 2 september 2024 kunnen Zwv-pgb-zorgverleners die tijdens de coronacrisis een uitzonderlijke prestatie hebben verricht een zorgbonus aanvragen. In tegenstelling tot andere zorgverleners had bovengenoemde groep nog geen zorgbonus gehad. Dit wordt nu dus rechtgetrokken.

Uitzonderlijke prestatie

Medisch

Alleen degenen die een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd komen voor de zorgbonus in aanmerking. Het gaat dan bijvoorbeeld om zorgverleners die patiënten bleven verzorgen die het coronavirus hadden of geen vakantie konden opnemen.

Omvang bonus

Er komen twee bonussen beschikbaar. De eerste bedraagt € 1.000 netto voor Zvw-pgb-zorgverleners die werkten in de periode 1 maart 2020 tot 1 september 2020. De tweede is voor diegenen die werkten in de periode 1 oktober 2020 tot 15 juni 2021. Deze bonus bedraagt € 384,71.

Voorwaarden

De zorgbonus kent nog enkele aanvullende voorwaarden. Zo moet er bij de budgethouder gewerkt zijn op basis van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht. De zorgverlener mag geen eerste- of tweedegraads familielid zijn, niet meer dan twee keer modaal verdienen bij een voltijdse werkweek en nog geen bonus hebben ontvangen.

Aanvragen

De zorgbonus kan online bij de SVB worden aangevraagd van 2 september 2024 9.00 uur tot 24 oktober 2024 18.00 uur. Na de aanvraag wordt gecontroleerd of aan alle voorwaarden is voldaan. Is dit het geval, dan wordt de zorgbonus aan de zorgverlener uitbetaald.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ministerraad stemt in met Belastingplannen 2025

Vrijdag 23 augustus jl. heeft de Ministerraad ingestemd met de Belastingplannen 2025. De plannen worden nu voor spoedadvies voorgelegd aan de Raad van State en op Prinsjesdag 2024 gepresenteerd aan de Tweede Kamer.

De volledige inhoud van de Belastingplannen 2025 is nog niet bekendgemaakt. Wel is duidelijk dat met onder meer de volgende wetsvoorstellen is ingestemd.

Wetsvoorstel Belastingplan 2025

Binnenhof

In het Belastingplan 2025 zijn in ieder geval verschillende fiscale maatregelen opgenomen uit het Hoofdlijnenakkoord. Dit betreffen onder meer de verhoging van het btw-tarief op logies van 9% naar 21% en het beperken van de aftrek van giften in de inkomstenbelasting.

Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025

In dit wetsvoorstel is onder meer het vervallen van de bpm-vrijstelling voor bestelauto’s van een ondernemer opgenomen. Ook stelt het kabinet in dit wetsvoorstel voor om de Wet Modernisering elektronisch berichtenverkeer voorlopig niet te laten gelden voor de Belastingdienst.

Wetsvoorstel Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025

Eind 2023 zijn al verschillende wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de wet opgenomen. Een van die wijzigingen is met ingang van 2024 al van kracht, overige gaan in met ingang van 2025. Daarnaast worden in het wetsvoorstel Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 nog meer wijzigingen voorgesteld die per 2025 of 2026 ingaan. Het betreffen hier onder meer het beperken van de toegang tot de faciliteiten tot ondernemers en de versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis. Ook worden maatregelen voorgesteld die oneigenlijk gebruik van de BOR op hoge leeftijd of dubbel gebruik van de BOR tegengaan.

Voorstel tot beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de salderingsregeling die geldt voor de teruggeleverde elektriciteit van zonnepanelen, met ingang van 2027 eindigt. Het is de bedoeling dat vanaf die datum actieve afnemers een redelijke vergoeding ontvangen voor alle teruggeleverde elektriciteit.

Overige wetsvoorstellen

De Ministerraad stemde ook nog in met het wetsvoorstel Tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling, het wetsvoorstel Wet eigen bijdrage Huurtoeslag ter verbetering van de koopkracht per 2025 en vereenvoudiging van de regeling en het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025.

Let op! De wetsvoorstellen liggen nu voor spoedadvies voor bij de Raad van State. Mogelijk vinden naar aanleiding van adviezen van de Raad nog aanpassingen plaats. De definitieve wetsvoorstellen en de nadere details daarvan worden op Prinsjesdag 2024 bekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag uiterlijk 1 september uw toeslag over 2023 aan!

Had u in 2023 recht op zorgtoeslag, huurtoeslag of kindgebonden budget, vraag deze dan uiterlijk 1 september 2024 aan. Latere aanvragen worden in principe afgewezen.

Uitzondering

Laptop

Dit is alleen anders als u of uw toeslagpartner uitstel heeft gekregen voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting. U kunt de toeslagen dan nog aanvragen totdat het uitstel afloopt.

Let op!  Voor de kinderopvangtoeslag geldt een andere regeling, deze toeslag moet u zo snel mogelijk aanvragen. Dit betekent binnen drie maanden nadat u er recht op krijgt!

Recht op toeslag?

U kunt op de site van de Dienst Toeslagen checken of u recht heeft op een toeslag. U kunt hier ook een proefberekening maken, zodat u kunt zien op welk bedrag aan toeslag u recht heeft.

Ten onrechte geen aanvraag

In de praktijk blijkt dat vele duizenden rechthebbenden op een toeslag, deze toeslag niet aanvragen. Het betreft zo’n 10% van alle huishoudens die er recht op hebben. De redenen dat de toeslagen niet worden aangevraagd zijn onduidelijk.

Mijn Toeslagen

De overheid doet er alles aan om het aanvragen van toeslagen zo eenvoudig mogelijk te houden. Aanvragen kan digitaal met behulp van DigiD via Mijn Toeslagen. U kunt hier ook uw gegevens wijzigen als dat nodig is. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen privégebruik bedrijfsauto? Hoe controleert u dat?

Wanneer u als werkgever een werknemer een bedrijfsauto ter beschikking stelt, deze niet voor privé gebruikt dient te worden, en er derhalve ook geen bijtelling plaatsvindt, moet worden aangetoond dat uw werknemer met die auto maximaal 500 kilometer per kalenderjaar privé rijdt. Belangrijk is dat u hierover duidelijke afspraken maakt met uw werknemer en dat u controles uitvoert.

Aanvaardbaar bewijs voor geen privégebruik bedrijfsauto

Auto

Er is sprake van aanvaardbaar bewijs als u en uw werknemer schriftelijk hebben afgesproken dat privégebruik niet is toegestaan. U controleert het autogebruik, denk aan een sluitende rittenregistratie door middel van een rittenregistratiekastje, en u administreert uw bevindingen. Daarnaast heeft u uw werknemer niet verzekerd voor privégebruik van de auto. Bij overtreding van het verbod legt u een passende sanctie op, bijvoorbeeld een geldboete die in verhouding staat tot de loonheffingen over het privégebruik. Vervolgens intensiveert u na een eventuele sanctie het toezicht.  

Voor ondersteunend bewijs dat er sprake is van zakelijke ritten, kunt u ook andere gegevens vastleggen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld agenda’s en werkroosters, vakantieoverzichten, ziekte- en verlofstaten, offertes, garagenota’s, schademeldingen, verkeersboetes of tanken buiten werktijd. 

Wanneer er uitsluitend een schriftelijke afspraak tussen u en uw werknemer is dat privégebruik is verboden, en waarin ook sancties zijn opgenomen, maar waar niet uit blijkt dat er controle is, dan geldt dat niet als aanvaardbaar bewijs. Ook alleen een gespecificeerde schatting van het zakelijk gebruik van de auto en van het woon-werkverkeer, voldoet niet.

Duidelijke afspraken en controle

Het is van belang dat u duidelijke afspraken met uw werknemer maakt wat moet worden vastgelegd en hoe u controleert. Bij een werknemer die een onregelmatig reispatroon heeft en intensief gebruikmaakt van de bedrijfsauto, zult u vaker moeten controleren dan bij een werknemer met een regelmatig reispatroon en minder intensief gebruik. De resultaten van die controles legt u vast in uw loonadministratie. 

Bij een onderzoek door de Belastingdienst moet u aannemelijk kunnen maken dat u voldoende aandacht heeft besteed aan controle van het autogebruik. Afwijkingen moeten voorzien zijn van een duidelijke argumentatie of moeten te koppelen zijn aan een opgelegde sanctie.

Weet u niet goed hoe en met welke frequentie u moet controleren? Neem dan contact op met uw adviseur. Die kan samen met u bespreken hoe u afspraken vastlegt en controleert.

Posted in Niet gecategoriseerd

SDE++ weer aanvragen vanaf 10 september

Vanaf 10 september 2024 9.00 uur kunnen ondernemers en non-profitorganisaties weer subsidie aanvragen in het kader van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++). U komt voor subsidie in aanmerking als grootschalig hernieuwbare energie wordt opgewekt of als er een vermindering van de CO2-uitstoot wordt bereikt.

Wijzigingen

Windmolen

Er is ten opzichte van vorig jaar een aantal zaken veranderd. Voor investeringen in zonnepanelen en windmolens is de subsidie dit jaar winstafhankelijk. Zo krijgt u minder subsidie als de energieprijzen hoog zijn. Daarentegen is er voor meer technieken subsidie beschikbaar. Op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland is een brochure te downloaden waarin de technieken vermeld staan die dit jaar voor de SDE++ in aanmerking komen.

Tal van voorwaarden

De SDE++ kent diverse voorwaarden. Zo mag u bij het aanvragen van de subsidie de investeringsverplichtingen nog niet zijn aangegaan. Heeft u een vergunning nodig, dan moet u deze bij de aanvraag al bezitten. Ook mag u per categorie productie-installatie maar voor één adres de subsidie aanvragen. Op één adres kunt u wel weer voor verschillende productie-installaties subsidie aanvragen. Verder kunt u in beginsel voor uw investeringen ook geen andere subsidies aanvragen en geen Energie-investeringsaftrek, EIA, krijgen.

Aanvragen

U kunt de SDE++ digitaal aanvragen op RVO.nl vanaf 10 september 9.00 uur tot 10 oktober 2024 17.00 uur. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Let op! Zorg ervoor dat u alle voorwaarden in acht neemt, anders wordt uw aanvraag afgewezen en dient u deze nogmaals, gecorrigeerd, in te dienen. Uw datum van binnenkomst wordt zodoende wel vertraagd. U ontvangt in principe binnen 13 weken bericht of de subsidie is toegewezen. Deze termijn kan eenmalig met 13 weken worden verlengd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Door onder meer functienaam ‘in opleiding’ toch studiekostenbeding

Mag u als werkgever overgaan tot verrekening van de studiekosten met de te betalen transitievergoeding als u het dienstverband beëindigt? Belangrijk zijn uw afspraken over opleiding, de titel van de functie en uw verslaglegging van het functioneren van de werknemer.

Om wie ging het?

Boeken

Deze vraag stond centraal in een onlangs gevoerde procedure. Het ging hier om een werkneemster die was aangenomen als ‘pedagogisch medewerker in opleiding’ op grond van een BBL-arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Werkgever en werknemer sloten hierbij ook een studiekostenbeding voor de opleiding Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker (GPM4). 

Wat was de situatie? 

De werkgever beëindigde het dienstverband en ging over tot verrekening van de studiekosten – bijna € 1.000 – met de transitievergoeding. De werkneemster kon zich hier niet in vinden en startte een procedure. In de wet is bepaald dat de werkgever verplichte scholing moet betalen. Een uitzondering hierop vormen startkwalificaties en beroepsopleidingen die werknemers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie. Die moet de werknemer betalen. De rechter oordeelde dat de opleiding in deze casus geldt als een beroepsopleiding tot het verkrijgen van een beroepskwalificatie, maar dat de werkneemster hier voor haar functie niet over hoefde te beschikken omdat dit nergens schriftelijk was vastgelegd. Bovendien ging het om de toevoeging ‘in opleiding’ in haar functietitel. 

Geen verplichte opleiding

Dat de werkneemster de opleiding niet voor haar functie nodig had en dat zij nog een functie in opleiding had, impliceert dat de werkgever niet verplicht was de opleiding aan te bieden. Aangezien het hier een beroepsopleiding betrof, is het studiekostenbeding geldig. Verder stond in het studiekostenbeding dat de werknemer alleen studiekosten terug hoeft te betalen als zij op eigen initiatief het dienstverband eindigt. Dit was hier niet aan de orde omdat de werkgever haar tijdelijke contract niet had verlengd. Dit omdat zij een verkeerde werkhouding had, regelmatig te laat kwam en haar afspraken over de opleiding niet nakwam. Ter onderbouwing was een rapport van de praktijkopleider ingebracht. 

Verrekening geoorloofd

De rechter kon dit betoog volgen en was van oordeel dat de werkneemster door haar houding er ten minste mede toe heeft bijgedragen dat de arbeidsovereenkomst niet is verlengd. Daarom mag de werkgever toch een beroep doen op het studiekostenbeding en een deel van de studiekosten in rekening brengen van de werkneemster. Een mogelijkheid was om dit te verrekenen met de te betalen transitievergoeding.

Subsidie voor opleiding 

De werkneemster voerde nog aan dat de werkgever subsidie heeft gekregen voor haar opleiding en dat met die subsidie bij de hoogte van de opleidingskosten rekening gehouden moet worden. De werkgever bracht hiertegen in dat de subsidie voor gemaakte begeleidingskosten was en niet voor de opleidingskosten. De werknemer weersprak dit standpunt onvoldoende. Dit leidde dus ook niet tot een beperking van de verrekening.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afkoop oudedagsverplichting met minder revisierente

Heeft u in het verleden uw pensioen in eigen beheer (PEB) omgezet in een oudedagsverplichting (ODV)? En wilt u deze afkopen? Dan lijkt er nu een mogelijkheid om dit te doen met minder revisierente.

Afkoop ODV

Euro

Bij afkoop van een ODV betaalt u in beginsel, naast belasting, ook nog 20% revisierente. In de wet is echter een tegenbewijsregeling opgenomen als u de ODV minder dan 10 jaar vóór het afkoopjaar heeft afgesloten. Door toepassing van die tegenbewijsregeling kan het zijn dat u minder dan 20% revisierente verschuldigd bent.

Let op! Voor toepassing van die tegenbewijsregeling moet u – kort omschreven- aannemelijk maken, wat de belastingrente zou zijn geweest vanaf het moment van afsluiten van de ODV. Hoe korter geleden dit moment van afsluiten is, des te lager is dan de revisierente.

Nieuwe tienjaarstermijn na omzetting in lijfrente

Onder voorwaarden is het mogelijk om een ODV (geheel of gedeeltelijk) om te zetten in een lijfrente zonder dat dit tot belastingheffing leidt. De Belastingdienst heeft laten weten dat na omzetting van een ODV in een lijfrente de hiervoor beschreven tienjaarstermijn opnieuw begint te lopen.

Dit betekent dat als u uw ODV eerst (geheel of gedeeltelijk) omzet in een lijfrente en daarna de lijfrente afkoopt, u zeer waarschijnlijk door toepassing van de tegenbewijsregeling minder revisierente verschuldigd bent dan bij afkoop van de ODV.

Let op! De Belastingdienst heeft aangegeven dat deze route op dit moment mogelijk is op grond van de wet. De kans bestaat echter dat de wetgever deze (onbedoelde?) mogelijkheid door nieuwe wetgeving opheft voor de toekomst.

Let op! De wetgeving en voorwaarden van de regelingen zijn niet eenvoudig en stringent. Ook de berekening van de belastingrente uit de tegenbewijsregeling is niet eenvoudig. Neem voor meer informatie over uw mogelijkheden daarom contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst stuurt brief over definitieve aanslag 2021 en box 3

De Belastingdienst start met het opleggen van definitieve aanslagen inkomstenbelasting over het jaar 2021, voor zover deze nog niet waren opgelegd vanwege mogelijke inkomsten in box 3. De aanslagen worden voorafgegaan door een brief waarin wordt toegelicht waarom de definitieve aanslag wellicht nog onjuist is.

De eerste brieven worden in augustus 2024 verstuurd aan een eerste groep belastingplichtigen.

Aanslag wellicht onjuist

Geld

De Belastingdienst legt de aanslagen over 2021 de komende tijd op, omdat dit binnen de wettelijke termijn van drie jaar moet gebeuren. Deze aanslagen kunnen echter onjuist zijn, omdat er nog geen rekening kan worden gehouden met het feit dat in box 3 het werkelijke rendement moet worden belast als dit lager is dan het forfaitaire rendement. 

Duidelijkheid Hoge Raad

De Belastingdienst was in afwachting van duidelijkheid van de Hoge Raad over de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 en kan hier nog geen rekening mee houden voor de definitieve aanslagen over 2021.

Berekening werkelijk rendement

De Belastingdienst werkt nog aan een formulier waarmee het werkelijke rendement kan worden doorgegeven. Dit formulier is naar verwachting echter pas in de zomer van 2025 beschikbaar. Ook hierover ontvangen genoemde belastingplichtigen een brief. 

Te veel betaald?

Blijkt achteraf dat er te veel belasting is betaald, dan wordt dit terugbetaald of het wordt verrekend met nog te betalen belasting. 

Te weinig betaald?

Moet er belasting betaald worden, let dan op voor wanneer u dit moet betalen. Dit moet ook als nog niet zeker is of het inkomen in box 3 achteraf alsnog lager wordt vastgesteld.

Let op! Op uw definitieve aanslag staat ook aangegeven hoe u bezwaar kunt maken, als u dit wilt. U kunt hier altijd even met uw adviseur over overleggen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer eindigt de kamerverhuurvrijstelling?

Als de kamerverhuurvrijstelling van toepassing is, betaalt u in box 1 geen belasting over uw huuropbrengsten. Vraag is vanaf wanneer de kamerverhuurvrijstelling niet meer van toepassing is, als in een jaar de maximale huurgrens wordt overschreden.

Kamerverhuurvrijstelling

Bedrijfspand

Als u een kamer in uw eigen woning verhuurt, bijvoorbeeld aan een student, kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de kamerverhuurvrijstelling. U betaalt dan geen belasting over de ontvangen huur. Daarnaast heeft de kamerverhuur bij toepassing van de kamerverhuurvrijstelling geen invloed op uw recht op hypotheekrenteaftrek. 

Voorwaarden

U kunt alleen gebruikmaken van de kamerverhuurvrijstelling als de kamer die u verhuurt onderdeel is van uw eigen woning. Het mag geen zelfstandige woning zijn. U en de huurder moeten ook gedurende de verhuur ingeschreven staan op het adres van de woning.

Verder mogen de totale huuropbrengsten in 2024 niet meer bedragen dan € 5.998. Dit betreft niet alleen de kale huur, maar alle vergoedingen die de huurder aan u betaalt die betrekking hebben op de huur, zoals voor energiekosten.

Let op! Verhuurde u in 2023 ook al een kamer, dan gelden voor dat jaar dezelfde voorwaarden. Alleen het bedrag van maximale de totale huuropbrengsten bedroeg in 2023 geen € 5.998 maar € 5.881.

Niet voldoen aan voorwaarden?

Voldoet u niet aan de voorwaarden, dan verhuist de kamerverhuur naar box 3. Of u in box 3 daarover belasting betaalt, is afhankelijk van uw overige bezittingen en schulden in box 3. Het betekent ook dat u de hypotheekrente die betrekking heeft op de verhuurde kamer niet meer in box 1 in aftrek kunt brengen.
Vanaf wanneer voldoet u niet meer aan de voorwaarden?

Als u in een jaar de maximale huuropbrengstengrens overschrijdt, geldt de kamerverhuurvrijstelling al niet meer vanaf het begin van het jaar.

Voorbeeld
Stel u verhuurt vanaf 1 oktober 2023 een kamer in uw woning voor € 700 per maand. De totale huuropbrengsten bedragen in 2023 € 2.100. Daarmee blijft u onder de grens van € 5.881. U kunt de kamerverhuurvrijstelling daarom in 2023 toepassen. Loopt de huur in heel 2024 door, dan overschrijdt u na ontvangst van de huur over september 2024 de grens van € 5.998. De kamerverhuurvrijstelling is dan vanaf 1 januari 2024 niet meer van toepassing.

Posted in Niet gecategoriseerd

Internetconsultatie Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars

De bestaande Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE) wordt gewijzigd. Belangstellenden kunnen op de voorgenomen wijzigingen reageren via een internetconsultatie. Dit kan tot 10 september 2024.

Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE)

Straatbeeld

Via de SVVE kunnen voornamelijk Verenigingen van Eigenaars, VvE’s, subsidie krijgen voor het verduurzamen van hun gebouwen. Maar ook wooncoöperaties en woonverenigingen kunnen de SVVE aanvragen. De SVVE betreft onder meer energiebesparende maatregelen, een warmtepomp, zonneboiler of een centrale aansluiting op een warmtenet. Tot en met 2027 is hiervoor nog ongeveer € 27 miljoen beschikbaar.

Voorgenomen wijzigingen

De voorgenomen wijzigingen betreffen onder meer het verhogen van de subsidie voor advies, het subsidiëren van bouwbegeleiding bij investeringen van minimaal € 1 miljoen, een aanpassing van de subsidiebedragen voor lucht-waterwarmtepompen, een verhoging van de subsidie op isolatie en een versoepeling van de voorwaarden voor subsidie op glas-, kozijnpaneel- en/of deurisolatie.

Aanvragen SVVE

De SVVE kan digitaal worden aangevraagd bij RVO.nl. U vindt op hier ook meer informatie en hier kan ook eerst een oriënterend gesprek worden aangevraagd. 

Hoe reageren?

U kunt hier via de internetconsultatie op de voorgenomen maatregelen digitaal reageren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 2 september extra subsidie statushouders

Werkgevers kunnen onder voorwaarden voor statushouders vanaf 2 september 2024 extra subsidie aanvragen. Deze extra subsidie is bedoeld voor de kosten die samenhangen met het verkleinen van de taal- en cultuurverschillen.

De subsidie is door werkgevers aan te vragen voor statushouders die vanaf 1 januari 2024 in dienst zijn en voor statushouders die nog niet eerder bij dezelfde werkgever in dienst zijn geweest.

Omvang subsidie

Bouw

Werkgevers kunnen voor maximaal vier statushouders de subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt voor de eerste statushouder € 8.000, voor de tweede € 6.000 en voor de derde en vierde ieder € 5.000. De totale subsidie kan dus maximaal € 24.000 bedragen.

Let op! De subsidie is verkrijgbaar naast de bestaande subsidies voor werving en selectie, opleiding en begeleiding van werkzoekenden.

Voorwaarden

De belangrijkste voorwaarde voor het verkrijgen van de subsidie is dat de statushouder na subsidieverlening een (leer-)arbeidsovereenkomst krijgt aangeboden van minstens 20 uur per week voor een periode van minstens één jaar. Ook moet een activiteitenplan worden gemaakt, waarin staat hoe het bedrijf de begeleiding organiseert, hoe de (organisatie-)cultuur wordt bijgebracht en hoe de statushouder de Nederlandse taal en vaktaal op de werkvloer wordt bijgebracht. 

Handreiking

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een Handreiking ontwikkeld voor een te hanteren activiteitenplan. Hierin staat bijvoorbeeld aangegeven dat eventueel vertaalapps kunnen  worden gebruikt voor het bijbrengen van de Nederlandse taal en wordt aanbevolen niet te snel over te stappen op de Engelse taal, ook wanneer dit voor de statushouder makkelijker is.

Aanvragen

De subsidie kan worden aangevraagd vanaf 2 september 9.00 uur tot en met 30 september 2024 23.59 uur bij het Subsidieportaal van Uitvoering Voor Beleid.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst gaat zelf toeslagen aanpassen

Eenieder die recht heeft op een toeslag, moet deze zelf aanpassen als er iets wijzigt in de omstandigheden die van invloed zijn op de hoogte van de toeslag. Omdat dit onvoldoende gebeurt, start de Dienst Toeslagen van de Belastingdienst een proef waarbij toeslagen automatisch worden aangepast indien dit nodig blijkt.

Waarom?

Euro

Op deze manier wordt voorkomen dat grote bedragen aan ontvangen toeslagen moeten worden terugbetaald. Wijzigingen in de hoogte van toeslagen ontstaan door onder meer een verandering in inkomen of de persoonlijke leefomstandigheden.

Proef

De proef start in augustus 2024 en wordt uitgevoerd onder 12.000 toeslaggerechtigden. Bij wie de gegevens niet meer kloppen, ontvangen eerst een brief. Hierin wordt gevraagd de gegevens zelf aan te passen. Gebeurt dit niet, dan doet de Dienst Toeslagen dit, waardoor een lagere toeslag wordt verkregen. Betreffenden kunnen altijd zelf de aanpassing weer ongedaan maken.

Eenvoud centraal

De Dienst Toeslagen streeft ernaar het aanvragen en wijzigen van toeslagen zo eenvoudig mogelijk te houden. Aanvragen en wijzigen kan dan ook eenvoudig digitaal plaatsvinden via Mijn Toeslagen. Ook is er een nieuwe app beschikbaar. Hierin is te zien met welke gegevens de toeslag berekend is en kan een wijziging van bijvoorbeeld het inkomen eenvoudig worden doorgegeven. Daarnaast kunnen gebruikers meldingen ontvangen, zodat gegevens actueel kunnen worden gehouden om zodoende het terugbetalen van te veel ontvangen toeslag te voorkomen.

Ondersteuning

Verder is er voor toeslaggerechtigden ook ondersteuning beschikbaar, onder meer via intermediairs zoals ouderenbonden, sociaal raadslieden en bibliotheken. Ook kunnen er digitaal vragen worden gesteld, dit kan ook via (video)bellen.

Posted in Niet gecategoriseerd

SPRILA, subsidie voor laadstructuur elektrische voertuigen

Ondernemers die op eigen terrein of op gehuurd terrein een infrastructuur aanleggen voor het laden van elektrische voertuigen, kunnen vanaf 24 september 2024 SPRILA subsidie aanvragen. Deze subsidie kan worden ingezet voor aanschaf en aanleg, alsmede voor advies.

SPRILA Aanschaf en SPRILA Advies

Laadpaal

De subsidieregeling Private Laadinfrastructuur bij bedrijven (SPRILA) bestaat uit twee onderdelen: SPRILA Aanschaf en SPRILA Advies. Ondernemers die in Nederland gevestigd zijn met een inschrijving in het handelsregister van de KvK kunnen in aanmerking komen voor de subsidie.

Tip! Ook vervoerders met een vergunning voor openbaar busvervoer kunnen in aanmerking komen. Exploitanten van laadinfrastructuur ook, maar dan alleen voor laadinfrastructuur die bedoeld is voor eigen voertuigen of voertuigen van werknemers.

SPRILA Aanschaf

De ondernemer kan subsidie krijgen voor een deel van de kosten voor de aanschaf en aanleg van de laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen. Deze laadinfrastructuur moet wel op een eigen terrein of een gehuurd terrein aangelegd worden. Dit terrein mag bovendien niet altijd publiek toegankelijk zijn.

Let op! Onder de laadinfrastructuur wordt onder meer begrepen de basislaadinfrastructuur (inclusief hoofdaansluiting en bekabeling) en een of meer DC-laadstations en/of AC-laadstations met verschillende vermogens.

Ook stationaire batterij

Krijgt u minimaal € 25.000 subsidie voor de laadinfrastructuur, dan komt u mogelijk ook in aanmerking voor subsidie voor een stationaire batterij. Aan deze batterij zijn wel voorwaarden verbonden.

SPRILA Advies

U kunt ook subsidie krijgen voor de kosten van een opgesteld advies over een laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen, mits dit advies is opgesteld na 1 april 2024. Het advies moet verder aan een aantal voorwaarden voldoen.

Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie voor aanschaf is afhankelijk van het soort laadstation (AC of DC) in combinatie met het maximaal aan het elektrisch voertuig te leveren vermogen. Voor een mkb-ondernemer is de subsidie hoger dan voor een groot bedrijf.

Let op! De hoogte van de subsidiebedragen voor aanschaf lopen op van € 452 voor een AC-laadstation met een vermogen vanaf 11 kW voor een groot bedrijf, tot € 83.393 voor een DC-laadstation met een vermogen vanaf 350 kW voor een mkb-ondernemer. Meer details over de hoogte van de subsidie vindt u hier.

De hoogte van de subsidie voor advies is 50% van de kosten waarvoor u subsidie kunt krijgen met een maximum van € 3.500.

Aanvraag vooraf of achteraf?

Komt u in aanmerking voor minder dan € 25.000 subsidie voor aanschaf, dan laat u eerst de laadinfrastructuur aanleggen en vraagt u daarna binnen 13 weken de subsidie aan. Is het subsidiebedrag € 25.000 of hoger, dan moet u subsidie aanvragen met een offerte. Maar let op, u mag dan nog geen opdracht gegeven hebben en de offerte dus nog niet getekend hebben!

Tip! Subsidie van minder dan € 25.000 ontvangt u direct naar vaststelling hiervan. Is de subsidie € 25.000 of hoger, dan krijgt u 50% van het subsidiebedrag als voorschot.

De subsidie voor advieskosten kunt u pas aanvragen nadat u het advies heeft ontvangen.

MIA in aftrek

Vraagt u ook Milieu Investeringsaftrek (MIA) aan, dan wordt de subsidie verminderd met 11,25% van de voor de subsidie in aanmerking komende investeringskosten.
Vraag de subsidie op tijd aan!

Aanvragen van de subsidie is mogelijk van 24 september 2024 9.00 uur tot en met 31 december 2024, 12.00 uur.

Let op! Het beschikbare bedrag wordt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen verdeeld. Wacht daarom niet te lang met het aanvragen van de subsidie.

Tip! Is uw subsidie lager dan € 25.000 en dient u uw aanvraag in op de dag dat het budget op is of daarna? Dan schuift uw aanvraag door en krijgt deze als datum van aanvraag de eerste dag van de aanvraagperiode van 2025.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook giftenaftrek voor kloosterlingen?

Als kloosterlingen hun inkomsten afstaan aan hun kloostergemeenschap, kan de vraag opkomen of er sprake is van een aftrekbare gift. De Belastingdienst heeft hierover onlangs een standpunt naar buiten gebracht. Hieruit blijkt dat er onder voorwaarden sprake kan zijn van een aftrekbare gift.

Gelofte van armoede

Geld

In genoemd standpunt gaat de Belastingdienst uit van de situatie dat kloosterlingen bij intreding in hun kloostergemeenschap de gelofte van armoede afleggen. Hiermee staan ze eventuele inkomsten af aan de kloostergemeenschap, beschikken ze niet over een eigen bankrekening en worden alle kosten betaald door de kloostergemeenschap. Er wordt van uitgegaan dat de kloostergemeenschap een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) is.

Gift versus kosten

In het standpunt maakt de Belastingdienst duidelijk dat er sprake kan zijn van aftrekbare kosten, als de inkomsten die worden afgestaan aan de kloostergemeenschap hoger zijn dan de kosten die de kloostergemeenschap voor de kloosterling maakt. Het gaat dan onder andere om kosten van levensonderhoud, huisvesting en ziektekosten. Dit standpunt is gebaseerd op een arrest van de Hoge Raad en op een uitlating die een staatssecretaris in het verleden omtrent de giftenaftrek voor onder meer kloosterlingen heeft gemaakt.

Omvang kosten

De omvang van de kosten die de kloostergemeenschap maakt voor de kloosterling, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Onder meer de jaarrekening van de ANBI kan voor de berekening ervan een hulpmiddel zijn.

Geen periodieke gift

De gift kan niet worden aangemerkt als periodieke gift. Dit betekent onder meer dat er voor de aftrek zowel een drempel als een maximum geldt. Alleen giften boven de drempel zijn aftrekbaar, tot het maximum.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is beschikking van inspecteur ‘gegeven’?

In het belastingrecht werken termijnen erg nauw. Eén dag te laat en u kunt zomaar een boete tegemoet zien. Wanneer is een beschikking van de inspecteur feitelijk ‘gegeven’, ofwel, welke datum is bepalend?

Datering na ontvangstdatum

Euro

In een zaak die speelde voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant had een belastingplichtige om ambtshalve vermindering van zijn aanslagen inkomstenbelasting verzocht. Omdat de inspecteur niet op tijd besliste, stelde de belastingplichtige hem in gebreke. De inspecteur heeft dan nog twee weken om te beslissen. Doet hij dit niet, dan is hij automatisch een dwangsom verschuldigd.

Dwangsom

Als de inspecteur na twee weken nog niet beslist heeft, bedraagt de dwangsom de eerste 14 dagen € 23 per dag, de daarop volgende 14 dagen € 35 per dag en de daarop volgende 14 dagen € 45 per dag. Een dwangsom kan dus oplopen tot maximaal € 1.442.

Welke datum is bepalend?

In deze zaak had de inspecteur precies twee weken na de ingebrekestelling zijn beslissing aan belanghebbende gezonden. Deze beslissing was echter 16 dagen na ontvangst van de ingebrekestelling gedateerd. Volgens de belastingplichtige was deze datum bepalend, was de inspecteur dus twee dagen te laat met zijn beslissing en had hij dus recht op een dwangsom.

Wanneer bekendgemaakt?

Volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant is met betrekking tot een dwangsom echter van belang wanneer de beschikking van de inspecteur bekend is gemaakt. Dit bekendmaken kan door toezending of uitreiking van de beschikking. Onomstreden was dat dit precies na twee weken was gebeurd, dus nog net op tijd. Dat de beschikking een latere datum bevatte, deed niet ter zake. De inspecteur hoefde dan ook geen dwangsom te betalen.

Let op! Ook het feit dat de beschikking pas na de termijn van twee weken wordt ontvangen, is dus niet relevant.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meerdere auto’s van de zaak, hoeveel bijtelling?

Als aan een werknemer een auto ter beschikking wordt gesteld, geldt de bekende bijtelling vanwege het privégebruik. In de praktijk is niet altijd duidelijk voor hoeveel auto’s de bijtelling geldt als er meer dan één auto ter beschikking staat. Hoe zit het?

Bijtelling

Auto

Voor een ter beschikking gestelde auto vindt in beginsel een bijtelling op het inkomen plaats vanwege het privégebruik als er met de auto meer dan 500 km privé wordt gereden. De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde, welke afhankelijk is van de vraag wanneer de auto voor het eerst in gebruik is genomen. Voor 2024 is het percentage 22%. Voor elektrische auto’s geldt echter een percentage van 16% (2024) tot een cataloguswaarde van € 30.000. Bij een hogere cataloguswaarde geldt over het meerdere een bijtelling van eveneens 22%. 

Let op! Er geldt dus geen bijtelling als met de auto niet meer dan 500 km privé wordt gereden.

Meerdere auto’s ter beschikking

Het komt soms voor dat aan een werknemer meerdere auto’s ter beschikking zijn gesteld. Het uitgangspunt is dat voor iedere auto waarmee meer dan 500 km wordt gereden, de bijtelling geldt. Hierop bestaan echter enkele uitzonderingen.

Alleenstaanden of één rijbewijs?

Is een werknemer alleenstaand of is er in zijn gezin maar één persoon met een rijbewijs, dan hoeft er maar voor één auto te worden bijgeteld. Dit is de auto met de hoogste bijtelling.

Gezin met meerdere rijbewijzen

Zijn er in het gezin van de werknemer meerdere personen met een rijbewijs, dan geldt er voor net zoveel auto’s een bijtelling als er rijbewijzen zijn. Zijn er in het gezin echter ook één of meer privé-auto’s die net zo geschikt zijn voor privégebruik als de ter beschikking gestelde auto’s, dan mag u het aantal bijtellingen met dit aantal auto’s verlagen.

Voorbeeld
Aan een werknemer zijn drie auto’s ter beschikking gesteld en met iedere auto wordt privé meer dan 500 km gereden. In het gezin van de werknemer hebben vier personen een rijbewijs en zijn er twee auto’s die net zo geschikt zijn voor privégebruik als de ter beschikking gestelde auto’s. Omdat er vier personen een rijbewijs hebben en er twee auto’s net zo geschikt zijn voor privégebruik, moet er voor twee auto’s een bijtelling plaatsvinden. Ook nu gaat het om de auto’s met de hoogste bijtelling. Als de inspecteur voor meer dan twee auto’s de bijtelling wil toepassen, moet hij hiervan de reden aangeven.

Let op! Sinds 2022 gaat u uit van de auto’s met de hoogste bijtelling en niet meer van de hoogste cataloguswaarde.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nuttig gebruik van uw zomerpauze: 5 tips!

Het is zomer! Veel bedrijven zijn dan ook met vakantie of draaien op halve kracht. Misschien een goede gelegenheid om eens te kijken wat er in deze komkommertijd nog te regelen valt, voordat de drukke periode weer aanbreekt. Vijf tips!

1. Schoon uw administratie op

Molen

Als ondernemer dient u uw administratie in beginsel zeven jaar te bewaren. Dat betekent dat u de administratie van vóór 2017 mag wegdoen. Voor akten en aankoopbewijzen inzake onroerend goed is de bewaartermijn tien jaar. Dit heeft onder meer te maken met de herzieningstermijn in de omzetbelasting voor onroerend goed. U moet uw gehele administratie ook tien jaar bewaren als u elektronische diensten, radio- en televisieomroepdiensten en telecommunicatiediensten levert.

2. Vraag nu subsidie aan voor elektrische (bedrijfs)auto

De Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) en de Subsidie Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) gaan per 2025 verdwijnen. Vraag daarom nog dit jaar deze subsidie aan als u van plan was een dergelijke auto aan te schaffen. De SEPP is weliswaar alleen beschikbaar voor particulieren, maar als u een auto niet als ondernemingsvermogen aanmerkt, kan ook van deze subsidie geprofiteerd worden. Let bij beide subsidies even goed op de voorwaarden!

3. Hoeveel vrije ruimte heeft u nog?

Onder de werkkostenregeling mag u een aantal zaken belastingvrij aan uw werknemers vergoeden of verstrekken door ze onder te brengen in de vrije ruimte. Die bedraagt in 2024 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% van het meerdere van uw loonsom. Vergoedt of verstrekt u meer, dan betaalt u als werkgever 80% belasting over het meerdere. We zitten momenteel ongeveer op de helft van het jaar, dus ga eens na hoeveel vrije ruimte u nog ‘over heeft’. U weet dan hoeveel u nog kunt uitgeven aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen, zonder dat u straks als werkgever belasting moet betalen.

4. Een nieuwe niet-elektrische bestelauto nodig?

Bent u van plan op korte termijn een nieuwe, niet-elektrische bestelauto aan te schaffen, doe dit zo mogelijk dan nog dit jaar. Vanaf 2025 komt de bpm-vrijstelling voor ondernemers voor niet-elektrische bestelauto’s namelijk te vervallen, wat betekent dat dergelijke auto’s (in principe) gemiddeld ruim € 11.000 duurder gaan worden. Omdat u vast niet de enige bent die deze extra uitgave wil voorkomen, is het verstandig niet tot het laatst met uw aanschaf te wachten.

5. In loondienst of niet?

Besteedt u bepaalde diensten uit aan derden, ga dan eens na of deze personen fiscaal wel zelfstandig zijn. Werkt u met Modelovereenkomsten, check dan of er nog wordt gehandeld conform de voorwaarden. De Belastingdienst corrigeert momenteel alleen bij fraude, maar gaat vanaf 2025 ook in andere gevallen de wet strak handhaven. Blijkt er dan sprake te zijn van een dienstbetrekking terwijl er gehandeld wordt alsof uw opdrachtnemer een zelfstandig ondernemer is, dan volgen er naheffingen met mogelijk een boete. Voorkom dit!

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingplannen 2025: wat staat er al op stapel?

Het Regeerakkoord is nog niet gepubliceerd, maar volgende maand is het al wel weer Prinsjesdag. Op die dag worden onder meer de nieuwe belastingplannen voor volgend jaar gepresenteerd. Wat staat er al op stapel voor 2025, uitgaande van het Hoofdlijnenakkoord en de publicatie van een internetconsultatie?

1. Meer wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen

Binnenhof

Eind 2023 is al een flink aantal wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsregelingen (BOR in de schenk- en erfbelasting en doorschuifregeling en de DSR in de inkomstenbelasting) door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen die met ingang van 2025 ingaan. Zo wijzigt de vrijstelling van de BOR naar 100% tot € 1.500.000 (in 2024 nog € 1.325.253) en 75% daarboven (in 2024 nog 83%). Verder moet voor toepassing van de BOR en de DSR van aandelen de verkrijger minimaal 21 jaar oud zijn en vervalt de dienstbetrekkingseis in de DSR van aandelen. Ook mag vanaf 2025 niet langer 5% van het beleggingsvermogen als ondernemingsvermogen meetellen voor de vrijstelling van de BOR en kunnen bedrijfsmiddelen met een waarde vanaf € 100.000 die ook voor andere dan zakelijke doeleinden worden gebruikt (bijvoorbeeld voor privé) niet altijd meer geheel tot het ondernemingsvermogen worden gerekend.

In een internetconsultatie zijn nog meer wijzigingen aangekondigd. Zo is voorgesteld om vanaf 1 januari 2025 de verplichte voortzettingstermijn te verkorten van vijf naar drie jaar. Als dit voorstel wordt aangenomen, betekent dit dat voor verkrijgingen die zich voordoen vóór 1 januari 2025 een voortzettingstermijn blijft gelden van vijf jaar, terwijl voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025 dan een voortzettingstermijn van drie jaar geldt.

2. Opheffen handhavingsmoratorium zzp’er

Al veel langer aangekondigd en onlangs nog bevestigd: met ingang van 1 januari 2025 wordt het handhavingsmoratorium opgeheven en gaat de Belastingdienst handhaven op het gebied van de zzp’er die mogelijk bij u in dienstbetrekking is. In het Hoofdlijnenakkoord is ook opgenomen dat de wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) gewoon wordt voortgezet. Invoering van de VBAR vindt waarschijnlijk niet plaats vóór 2026, maar handhaving vanaf 1 januari 2025 kan plaatsvinden aan de hand van de huidige wettelijke bepalingen en rechtspraak.

3. Verlaging mkb-winstvrijstelling

Al bekend was dat de mkb-winstvrijstelling wordt verlaagd van 13,31% in 2024 naar 12,7% in 2025. In de Voorjaarsnota 2024 was door het toenmalige kabinet nog een verdere verlaging aangekondigd naar 12,03%. In het Hoofdlijnenakkoord is echter opgenomen dat die verdere verlaging niet doorgaat. Desondanks betekent dit toch nog een verlaging van de vrijstelling met ruim 4,5%, waardoor ondernemers van wie de winst belast wordt in de inkomstenbelasting, meer belasting over dezelfde winst gaan betalen.

4. Verlaging tarief box 2

Box 2 kent per 1 januari 2024 twee tarieven. Een tarief van 24,5% over de eerste € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) aan inkomen in box 2 en een tarief van 33% over het meerdere. Volgens het Hoofdlijnenakkoord (budgettaire bijlage) wordt dit tweede tarief over het meerdere per 2025 verlaagd naar 31%. In 2023 kende box 2 nog één tarief van 26,9%.

5. Verlaging tarief box 3?

De belastingheffing over uw vermogen bedraagt nu nog 36% over een forfaitair bepaald rendement. De forse verhoging per 2024 van 32 naar 36% wordt per 2025 deels teruggedraaid. Onduidelijk is nog hoeveel lager het nieuwe tarief zal worden vastgesteld.

Let op! In het Hoofdlijnenakkoord was voor het lagere tarief € 100 miljoen gereserveerd. Het is nog niet duidelijk of de budgettaire gevolgen van de box 3-arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 mogelijk tot een andere beslissing leiden.

6. Toch geen afschaffing inkoopfaciliteit

In het Hoofdlijnenakkoord is aangekondigd dat het eind 2023 aangenomen voorstel om vanaf 2025 de inkoopfaciliteit van eigen aandelen in de dividendbelasting af te schaffen, niet doorgaat.

7. Minder giftenaftrek

De giftenaftrek in de inkomstenbelasting vanaf 2025 wordt beperkt, zo is opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord, evenals de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en het geven vanuit de vennootschap.

8. Eigen woning

Wat betreft de eigen woning is in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigd dat de fiscale positie niet wijzigt. U blijft dus (voorlopig) nog recht houden op hypotheekrenteaftrek. Wel wil het kabinet de onroerendezaakbelasting maximeren. Daarnaast is een belasting op onbebouwde grond met een woonfunctie aangekondigd. 

Let op! De meeste plannen moeten nog nader worden uitgewerkt, in wetsvoorstellen worden opgenomen en daarna nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Wij houden u op de hoogte over de ontwikkelingen wat betreft deze plannen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvraag UBO-uittreksel voor Wwft-instellingen

Juridische entiteiten die geregistreerd staan in het UBO-register, kunnen sinds 1 augustus 2024 een gewaarmerkt uittreksel aanvragen van dit register bij de KVK. Onder meer aan de hand van dit uittreksel doen Wwft-instellingen cliëntenonderzoek.

Wwft-instellingen

Typen

Wwft-instellingen zijn onder andere banken, verzekeraars, beleggingsinstellingen, administratiekantoren, accountants, belastingadviseurs, advocaten en notarissen. 

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Nog geen rechtstreekse koppeling

Het aanvragen van het uittreksel via de client is bedoeld voor Wwft-instellingen die via de KVK nu nog geen rechtstreekse koppeling hebben met het UBO-register. Het is de bedoeling dat alle Wwft-instellingen op termijn deze rechtstreekse koppeling krijgen.

Aanvragen

Bent u geregistreerd in het UBO-register en moet een uittreksel aanvragen voor een Wwft-instelling? Dat kunt u dat hier doen.

Verplicht verschillen melden

Wwft-instellingen zijn verplicht om verschillen te melden bij de Kamer van Koophandel tussen informatie waarover men beschikt en de informatie die verkregen is via het uittreksel uit het UBO-register.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welk btw-forfait voor leaseauto?

Als een auto van de zaak ter beschikking staat die ook privé kan worden gebruikt, is in verband met dit privégebruik een deel van de btw op de autokosten niet aftrekbaar. Deze btw kan worden berekend op basis van twee forfaitaire percentages. De vraag is welk percentage van toepassing is op auto’s die geleased zijn.

Forfaitair percentage

Auto

Als uit uw administratie niet duidelijk blijkt voor welk deel de auto privé is gebruikt, dient u voor de niet-aftrekbare btw uit te gaan van twee percentages. Voor auto’s waarbij de btw bij aankoop niet in aftrek is gebracht, is het percentage 1,5% van de cataloguswaarde. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een gebruikte auto van een particulier is gekocht. Is de btw wel in aftrek gebracht, dan is het forfaitaire percentage vastgesteld op 2,7% van de cataloguswaarde.

Leaseauto

Onlangs bracht een bv een zaak voor de rechter waarbij aan de dga een leaseauto ter beschikking was gesteld. Voor de berekening van de niet-aftrekbare btw had de bv gebruikgemaakt van het lage forfait van 1,5%. De inspecteur ging hiermee niet akkoord en hief na op basis van het forfaitaire percentage van 2,7%.

Geen btw bij aankoop in aftrek gebracht?

De rechtbank Noord-Nederland stelt de Belastingdienst in het gelijk. Uit de regelgeving rond de niet-aftrekbare btw blijkt dat het lage forfaitaire percentage alleen van toepassing is als de btw bij aankoop van de auto niet in aftrek is gebracht. Daarvan is bij een leaseauto geen sprake. Voor leaseauto’s geldt daarom het forfait van 2,7%. De naheffing blijft dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Keuze 10%-criterium binnen concernregeling WKR

De Belastingdienst heeft goedgekeurd dat bij toepassing van de concernregeling in de WKR het zogenaamde 10%-criterium naar keuze per concernonderdeel óf per concern wordt toegepast. Kunt u het nog volgen? Wij leggen het graag aan u uit.

Hiertoe gaan we eerst kort in op wat de vrije ruimte, het 10%-criterium en de concernregeling in de WKR inhouden. Daarna leggen wij uit wat de goedkeuring van de Belastingdienst betekent.

Vrije ruimte

Geld

Binnen de WKR kunt u vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen waarvoor een gerichte vrijstelling of nihilwaardering geldt, belastingvrij voor de loonheffingen aan uw werknemers geven. Is er geen gerichte vrijstelling of nihilwaardering? Dan kunt u ze toch belastingvrij voor de loonheffingen aan uw werknemers geven als u deze aanwijst als eindheffingsloon. Als het totaal van wat u aanwijst in een jaar de zogenaamde vrije ruimte niet overschrijdt, betaalt u geen belasting. Wordt de vrije ruimte wel overschreden, dan betaalt u 80% eindheffing over deze overschrijding.

Let op! De vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% van uw totale fiscale loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Loon uit vroegere dienstbetrekking

Voor de berekening van uw vrije ruimte gaat u uit van uw totale fiscale loonsom. Bestaat uw totale fiscale loonsom echter voor meer dan 10% uit loon uit vroegere dienstbetrekking? Dan telt al dit loon uit vroegere dienstbetrekking niet mee voor de berekening van de vrije ruimte. Dit wordt ook wel het 10%-criterium genoemd.

Let op! Bij loon uit dienstbetrekking moet u denken aan onder meer (pre)pensioen of een ontslaguitkering.

Concernregeling

De vaststelling van de vrije ruimte en de berekening van de 80% eindheffing vindt in principe plaats per werkgever. Als u met meerdere werkgevers een concern vormt, kunt u echter ook kiezen om de concernregeling toe te passen. U telt dan alle fiscale loonsommen van de verschillende concernonderdelen (werkgevers) bij elkaar op, en berekent aan de hand daarvan de vrije ruimte en de overschrijding van de vrije ruimte op concernniveau.

Let op! Van een concern is sprake als u een belang heeft van minimaal 95% in een andere werkgever of andersom, of als een derde een belang heeft van minimaal 95% in u én een belang van minimaal 95% in een andere werkgever.

10%-criterium bij toepassen concernregeling

Hoe moet beoordeeld worden of het loon uit vroegere dienstbetrekking meetelt voor de berekening van de vrije ruimte (het 10%-criterium) als een werkgever kiest voor toepassing van de concernregeling? Moet dat per werkgever berekend worden (dus per concernonderdeel) of voor het concern als geheel? De Belastingdienst heeft aangegeven dat het concern daar zelf een keuze in mag maken. De gemaakte keuze geldt dan wel voor alle concernonderdelen.

Wat betekent dit voor u?

Kiest u in een jaar ervoor om de concernregeling toe te passen? Dan moet u dus een extra rekensom maken wat in uw geval gunstiger is: toepassen van het 10%-criterium op concernniveau of voor elke concernonderdeel apart.

Posted in Niet gecategoriseerd

Update Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf

Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit een van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscaal-juridische aspecten een grote rol. Zeker gezien alle (voorgenomen) wijzigingen in de BOR en de DSR is het van belang u goed en tijdig voor te bereiden.

Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht

Handen schudden

Bij de overdracht van een IB-onderneming moet u rekening houden met belastingclaims. Inkomstenbelasting is aan de orde als de overdrager bij de bedrijfsoverdracht fiscale winst realiseert. Dat is het geval als de onderneming wordt verkocht voor meer dan de fiscale boekwaarde. De overdrager realiseert dan stille reserves in vermogensbestanddelen en/of goodwill in de onderneming. Daarover betaalt de overdrager het progressieve belastingtarief in box 1.

Let op! Bij bedrijfsoverdracht moet u ook rekening houden met de desinvesteringsbijtelling. Dat is een fiscale winstbijtelling waarmee investeringsaftrek uit de laatste vijf jaar deels wordt teruggedraaid, als in een kalenderjaar voor meer dan € 2.800 wordt gedesinvesteerd. Er wordt per bedrijfsmiddel gekeken naar het percentage van de investeringsaftrek van destijds en dit wordt toegepast op de huidige overdrachtsprijs. Houd bij bedrijfsoverdracht ook rekening met het vrijvallen van de fiscale reserves.

Wordt een onderneming verkocht met een onroerende zaak (bedrijfspand) op de balans? Dan moet de overnemer waarschijnlijk overdrachtsbelasting betalen. Bij verkoop van aandelen in een bv is dat niet altijd het geval. Daarnaast is er mogelijk, onder voorwaarden, een vrijstelling van toepassing. Die komt verderop aan bod. Schenkt de overdrager de onderneming of verkoopt hij de onderneming voor een te laag bedrag? Dan moet de overnemer schenkbelasting betalen. Er zijn vrijstellingen en betalingsregelingen, maar daarvoor gelden voorwaarden. Die worden hierna kort besproken.

Tip! De overdrager van een persoonlijke onderneming kan belastingheffing over de stakingswinst, onder voorwaarden, (deels) uitstellen door een premie te betalen voor een zogenoemde stakingslijfrente of door premies te storten op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De lijfrentepremie komt dan in aftrek op de belaste winst. De overdrager betaalt pas belasting als de uitkering uit de lijfrente gaat vloeien. Ook kan de overdrager op deze manier de oudedagsreserve omzetten in een lijfrente.

Is sprake van rechtstreekse overdracht van aandelen in een bv door een dga en is de verkoopprijs hoger dan de verkrijgingsprijs van de aandelen? Dan geniet de overdrager een boekwinst (ofwel: vervreemdingsvoordeel) en dus inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarover moet hij in 2024 33% (tot € 67.000 en bij fiscale partners tot € 134.000 is dat 24,5%) belasting betalen in box 2.

Tip! De directe inkomstenbelastingheffing in box 2 bij verkoop van de aandelen kunt u voorkomen met een holdingstructuur. De holding verkoopt dan de aandelen in de werk-bv. De boekwinst die de holding-bv daarbij geniet door de verkoop van de werk-bv valt dan onder de deelnemingsvrijstelling. Zet deze structuur wel tijdig op. Zo kan de Belastingdienst bijvoorbeeld een probleem maken van een verkoop binnen drie jaar na opzetten van de holdingstructuur met gebruik van bepaalde faciliteiten. Hoewel er een tegenbewijsregeling is, is het altijd beter om een eventuele discussie met de Belastingdienst te voorkomen.

Let op! Denk bij schenking van uw bedrijf ook aan de mogelijke erfrechtelijke gevolgen. Door een schenking van uw bedrijf kunnen uw kinderen die het bedrijf niet voortzetten worden benadeeld in hun legitieme portie. Ga daarom ook na of er erfrechtelijke gevolgen zijn verbonden aan de bedrijfsopvolging en pas eventueel uw testament hierop aan.

Bedrijfsopvolging persoonlijke onderneming (inkomstenbelasting)

Een beste manier om inkomstenbelasting te besparen bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming is er niet. Het hangt af van de omstandigheden. Kijkend naar het familiebedrijf zal vaak sprake zijn van een bekende die het bedrijf overneemt: de zoon of dochter of aangetrouwde familie. Om gebruik te kunnen maken van fiscale faciliteiten, moet het wel iemand zijn die al in het bedrijf meewerkt of al als ondernemer betrokken is. Er kan dan worden gekozen tussen afrekenen of doorschuiven.

Afrekenen

Afrekenen betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt, de stakingswinst opgeeft aan de Belastingdienst en daarover belasting betaalt. Hij mag € 3.630 stakingsaftrek van deze stakingswinst aftrekken als deze € 3.630 of hoger bedraagt. De mkb-winstvrijstelling van 13,31% is ook in het stakingsjaar van toepassing. Houd er wel rekening mee dat deze aftrek in 2024 slechts plaatsvindt tegen ten hoogste het belastingtarief van 36,97%. Of de bedrijfsoverdrager daadwerkelijk inkomstenbelasting betaalt, hangt ook af van de omvang van zijn gewone jaarwinst, stakingswinst, de stakingslijfrentepremieaftrek.

Let op! Een staking op de eerste werkdag van een jaar wordt gezien als een staking in het voorgaande jaar, waardoor de stakingswinst opgeteld wordt bij de gewone jaarwinst van dat jaar.

Tip! Controleer bij het staken van de onderneming of er misschien nog sprake is van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek (NGZA) uit het verleden. Een ondernemer kan namelijk niet meer zelfstandigenaftrek claimen dan er fiscale winst is. Het bedrag dat niet in aftrek komt, wordt gestald in de NGZA.

Onverrekende verliezen of stakingslijfrente

In de inkomstenbelasting kan een verlies worden verrekend met de inkomsten van de drie voorafgaande jaren en de negen volgende kalenderjaren. Afrekenen in plaats van doorschuiven bij bedrijfsoverdracht kan fiscaal voordelig zijn als de bedrijfsoverdrager nog onverrekende verliezen heeft die hij kan verrekenen met de stakingswinst. Als de bedrijfsoverdrager de stakingswinst kan omzetten in een lijfrente, kan dat ook een reden zijn om te kiezen voor afrekenen.

 De bedrijfsoverdrager betaalt op het moment van de bedrijfsoverdracht dan geen (of veel minder) inkomstenbelasting over de stakingswinst, terwijl de bedrijfsopvolger kan afschrijven over de hogere werkelijke waarde van de onderneming in plaats van over de overgenomen fiscale boekwaarde. Ook heeft de bedrijfsopvolger dan investeringsaftrek en mag hij – als hij starter is – willekeurig afschrijven.

Tip! Verkoopt de overdrager zijn persoonlijke onderneming aan een natuurlijke persoon en blijft die de koopsom schuldig? Dan kan de overdrager, onder voorwaarden, schriftelijk verzoeken om maximaal tien jaar renteloos uitstel van betaling van de inkomstenbelastingclaim over de stakingswinst zover die betrekking heeft op de overdracht van vermogensbestanddelen Hij moet dan wel de inkomstenbelasting in gelijke jaarlijkse delen aan de Belastingdienst betalen. Om het uitstel van betaling moet worden verzocht en er moet zekerheid worden gesteld.

Doorschuiven

Doorschuiven betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en dat de bedrijfsopvolger de inkomstenbelastingclaim van de bedrijfsoverdrager overneemt. De waarde van het bedrijf wordt op hetzelfde bedrag bepaald als bij de variant van afrekenen, maar de (contante waarde van de) overgedragen inkomstenbelastingclaim komt er nog op in mindering. Deze variant heet doorschuiven, omdat de bedrijfsopvolger in deze variant voor de onderneming in zijn fiscale winstaangifte de fiscale boekwaarde van de overgenomen onderneming hanteert.

Tip! Heeft u iemand op het oog aan wie u de zaak fiscaal wil doorschuiven? Dat kan alleen als die persoon al 36 maanden medeondernemer of werknemer is. Laat uw bedrijfsopvolger daarom als medeondernemer of werknemer ten minste 36 maanden voorafgaand aan de overdracht meedraaien in het bedrijf.

Let op! In sommige situaties, zoals bij langdurige ziekte van de overdrager, wordt de termijn van 36 maanden verkort.

De bedrijfsopvolger neemt de fiscale boekwaarde over en gaat na het doorschuiven afschrijven zoals de overdrager dat deed. Hij geniet dus geen afschrijvingsvoordeel. Zijn fiscale winst ten opzichte van de variant ‘afrekenen’ zal dus hoger zijn. Hij heeft geen recht op willekeurige afschrijving en als hij binnen drie jaar staakt, heeft hij geen recht op stakingsaftrek.

Let op! Bij doorschuiving heeft de inkomstenbelastingclaim dus grote invloed op de overnamesom. De waardering van de inkomstenbelastingclaim hangt echter af van vele variabelen, zoals looptijd en rentepercentage, waarover bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer verschillend kunnen denken.

Doorschuiving moet daarom ‘passen’ bij de personen van de bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer. Of u nou kiest voor afrekenen of doorschuiven, er zijn veel voorwaarden aan verbonden waar u rekening mee moet houden. Voor een afgewogen beslissing overlegt u met een van onze adviseurs.

Firma als opvolgingsinstrument van persoonlijke onderneming

Als u uw persoonlijke onderneming liever niet in één keer overdraagt, maar de bedrijfsopvolging wilt blijven begeleiden of zelfs betrokken wilt blijven, dan kunt u dat doen met een firma (vof) of cv. Bij de laatste variant kunt u beherend vennoot blijven (‘op de bok’) of op de achtergrond als commanditair vennoot (‘geldschieter’).

Uw bedrijfsopvolger wordt vennoot in de firma en u spreekt een winstverdeling af die past bij ieders vermogensinbreng. Daarnaast kunt u samen een arbeidsbeloning vóór winstverdeling afspreken op grond van de arbeidsinbreng. Vervolgens kunt u uw aandeel in de firma overdragen aan uw bedrijfsopvolger, in één keer of in fasen.

Tip! Heeft u een onderneming met veel vermogen, maar relatief weinig liquiditeit? Dan kan de firma voor u een oplossing zijn als opvolgingsinstrument. U blijft dan in de firma (ofwel cv) zitten als geldschieter. Uw bedrijfsopvolger kan de bedrijfsopvolging dan gemakkelijker financieren. Hij kan zijn winst opsparen om later de commandiet uit te kopen. Let ook op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting.

Samenwerkingsovereenkomst

Zorg ervoor dat u de afspraken over bedrijfsopvolging vastlegt in een samenwerkingsovereenkomst. Met afspraken over de toedeling van het vermogen regelt u dat de onderneming bij verbreking van de samenwerking kan worden voortgezet door de bedrijfsopvolger. Deze afspraken worden wel voortzettings-, verblijvens-, toescheidings- of overnemingsbedingen genoemd. Kern van deze bedingen is dat in de samenwerkingsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de voortzetting van de onderneming en het ondernemingsgebonden vermogen bij uittreden van een van de firmanten.

Tevens legt u vast wat het ingebrachte vermogen van eenieder is. Als u bijvoorbeeld wilt dat het bedrijfspand niet overgaat, kunt u dit niet inbrengen en tot uw buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen rekenen. De stille reserves in het pand blijven aan u voorbehouden en u gaat het bedrijfspand verhuren aan de vof.

Bedrijfsopvolging bv (inkomstenbelasting)

Heeft u een onderneming in de vorm van één enkele bv, realiseert u zich dan dat bij overdracht van de aandelen een vervreemdingsvoordeel ontstaat. Dat is het verschil tussen de verkrijgingsprijs van uw aandelen en de verkoopprijs of waarde bij overdracht van de aandelen. U betaalt over dat verschil in 2024 33% (tot € 67.000 en bij fiscale partners tot € 134.000 is dat 24,5%) inkomstenbelasting in box 2.

Ook als u de aandelen schenkt of voor een lagere dan zakelijke prijs verkoopt, wordt de vervreemdingswinst berekend over de volle waarde van de aandelen. In zo’n geval kan, indien en voor zover binnen de bv sprake is van ondernemingsvermogen, onder voorwaarden en op verzoek een doorschuiving van de inkomstenbelasting claim plaatsvinden. De schenker rekent dan niet af en de verkrijger neemt de oorspronkelijke verkrijgingsprijs over. Dit wordt ook wel de doorschuifregeling of DSR genoemd. De doorschuifregeling voor de inkomstenbelastingclaim van aandelen (ook wel DSR ab) mag alleen toegepast worden op ondernemingsvermogen en niet op beleggingsvermogen.

Een van de voorwaarden voor de DSR ab is in 2024 nog dat de verkrijger gedurende minimaal 36 maanden voorafgaand aan de overdracht van de aandelen in dienstbetrekking is van de bv. Deze voorwaarde, ook wel de dienstbetrekkingseis genoemd, komt met ingang van 1 januari 2025 te vervallen. Daarvoor in de plaats komt vanaf 2025 wel de voorwaarde dat de verkrijger op het moment van schenken minimaal 21 jaar oud moet zijn.

Tip! Als de doorschuifregeling van toepassing is geldt meestal ook de bedrijfsopvolgingsregeling ofwel BOR, een vrijstelling voor de schenkbelasting.

Tip! Als uw bedrijfsopvolger de koopsom schuldig blijft, heeft u onder voorwaarden recht op een renteloze betalingsregeling van maximaal tien jaar voor de inkomstenbelastingclaim. Voorwaarde is onder andere dat de bezittingen van de bv voor minder dan 30% uit beleggingen bestaan. De bedrijfsoverdrager moet om uitstel van betaling verzoeken en zekerheid stellen.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Holdingstructuur

Om belastingheffing over het vervreemdingsvoordeel bij overdracht te voorkomen, kiezen de meeste ondernemers niet voor één bv maar voor een holdingstructuur. Heeft u namelijk een holding die de aandelen van de werk-bv houdt, dan hoeft de holding over de overdrachtswinst op de aandelen van de werk-bv niet af te rekenen. Dat komt door de deelnemingsvrijstelling. De ontvangen verkoopprijs van de aandelen kan de holding ter belegging blijven aanhouden. Pas bij uitkering door de holding aan u als aandeelhouder moet u over het dividend inkomstenbelasting betalen. In 2024 is dat tot € 67.000 en bij fiscale partners tot € 134.000 24,5% inkomstenbelasting in box 2. Voor zover het dividend hoger is, is dat 33% inkomstenbelasting in box 2.

Bedrijfsopvolging met onroerende zaken – overdrachtsbelasting

Gaan er bij de bedrijfsoverdracht van uw persoonlijke onderneming of van uw onderneming in de bv in de vorm van de overdracht van de activa en passiva één of meer onroerende zaken over, let dan op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. De bedrijfsopvolger die de onroerende zaken overneemt, moet 10,4% overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de overgenomen onroerende zaken. Er zijn bij bedrijfsoverdracht echter enkele vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting.

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

Bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming in de familiesfeer geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is het geval bij bedrijfsoverdracht aan kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of echtgenoten van deze personen. Het moet gaan om de overdracht (en voortzetting) van de gehele onderneming, al dan niet in fasen. De onroerende zaak moet dienstbaar zijn aan de onderneming.

Gaat de bedrijfsoverdrager een samenwerkingsverband aan met zijn bedrijfsopvolger, dan geldt onder voorwaarden een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de inbreng van de onderneming met onroerende zaken in het samenwerkingsverband. Bij de verdeling van het vermogen van een samenwerkingsverband geldt een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de toedeling van de onroerende zaak aan de oorspronkelijke inbrengers, als de onroerende zaak vrijgesteld van overdrachtsbelasting was ingebracht.

Let op! Heeft u één of meer onroerende zaken op de ondernemingsbalans staan? Let dan bij de bedrijfsopvolging op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. Bij een bedrijfsoverdracht binnen de familiesfeer kan overdrachtsbelasting vaak worden voorkomen. Namelijk door het gebruikmaken van een vrijstelling of door de onroerende zaken niet in te brengen dan wel over te dragen.

Tip! Regel de bedrijfsopvolging ook in uw testament. Door aan uw bedrijfsopvolger via een legaat uw onderneming na te laten bij uw overlijden, ontvangt uw bedrijfsopvolger de onderneming als ‘erfrechtelijke verkrijging’. Zo’n erfrechtelijke verkrijging wordt niet belast met overdrachtsbelasting. Dat geldt ook als u bij zo’n testamentaire regeling bepaalt dat uw bedrijfsopvolger een bedrag moet betalen aan de boedel dat ten gunste komt van de erfgenamen.

Onroerendezaakrechtspersoon

Overdrachtsbelasting kan ook aan de orde zijn bij de overdracht van aandelen in een bv die een zogenaamde onroerendezaakrechtspersoon is. Van een onroerendezaakrechtspersoon is kort omschreven sprake als de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken, voor minimaal 30% uit Nederlandse onroerende zaken en de onroerende zaken moeten voor 70% of meer dienstbaar zijn aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van onroerende zaken. Kort gezegd moet de verkrijger van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de onroerende zaken , als hij ten minste een derde aandelenbelang heeft vóór of na de verkrijging van de aandelen.

Bedrijfsopvolgingsregeling schenk- en erfbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling, ook wel BOR< in de Successiewet is van toepassing bij het schenken van het vermogen van een persoonlijke onderneming (zoals een eenmanszaak, firma- of cv-aandeel) én bij aanmerkelijkbelangaandelen in een actieve bv. Om hiervan gebruik te maken, moet u bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Dat doet u in de aangifte schenkbelasting , die u indient binnen twee maanden na het jaar waarin u de onderneming of aandelen overgedragen heeft gekregen.

Tip! De BOR geldt, onder voorwaarden, ook bij erven van een persoonlijke onderneming en aanmerkelijkbelangaandelen in een bv.

Let op! De BOR is vanaf 2025 bij schenken alleen nog van toepassing als de verkrijger op het moment van schenken minimaal 21 jaar oud is. Deze eis geldt in 2024 nog niet.

Let op! Voorgesteld is om vanaf 2026 antimisbruikbepalingen in te voeren die moeten voorkomen dat onbedoeld meerdere keren gebruik wordt gemaakt van de BOR.

Vrijstelling

De BOR-vrijstelling wordt toegepast op de goingconcernwaarde. Als de liquidatiewaarde hoger is dan de goingconcernwaarde, dan is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de goingconcernwaarde volledig vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kapitaalintensieve bedrijven met een relatief laag rendement. De goingconcernwaarde is in 2024 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.325.253, daarboven geldt een vrijstelling van 83%.

Let op! Vanaf 2025 wijzigt de vrijstelling. De goingconcernwaarde is vanaf 2025 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.500.000, daarboven geldt een vrijstelling van 75%. Het bedrag van de 100% vrijstelling gaat dus iets omhoog, maar het percentage vrijstelling daarboven gaat omlaag van 83% in 2024 naar 75% in 2025. Grofweg betekent dit dat voor ondernemingsvermogens tot € 1.325.253 de belasting gelijk blijft, voor ondernemingsvermogens daarboven tot ongeveer € 1.800.000 de belasting in 2025 lager is, maar voor ondernemingsvermogen vanaf ongeveer € 1.800.000 de belasting in 2025 hoger is dan in 2024.

Deze wijziging betekent dat het misschien aantrekkelijker is om in 2024 te schenken dan in 2025 of andersom. Maar let op, vanaf 2025 vinden nog meer wijzigingen plaats die wellicht tot een andere beslissing leiden. Ook zijn nog andere wijzingen vanaf 2025 én 2026 aangekondigd.

Betalingsregeling

Is de goingconcernwaarde hoger dan de vrijstelling, dan kan de verkrijger kiezen voor tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de schenkbelasting over de belaste waarde.

Bezitseis en voortzettingseis

De schenker moet de onderneming op het moment van de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven (bezitseis) en de voortzetter moet de onderneming minstens vijf jaar voortzetten (voorzettingseis). Bij schenking van aandelen moeten deze vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord. Voldoet de voortzetter niet aan de voortzettingseis, dan moet hij alsnog schenkbelasting betalen over de verkregen onderneming.

Let op! Bij erven van een onderneming geldt een bezitstermijn van een jaar voor het moment van overlijden.

Tip! Er ligt een voorstel om met ingang van 2025 de voortzettingseis te verkorten van vijf naar drie jaar. Als dit voorstel doorgaat betekent dit dat voor overdrachten vóór 1 januari 2025 een voortzettingstermijn van vijf jaar geldt, terwijl voor overdrachten vanaf 1 januari 2025 dan nog maar een voortzettingstermijn van drie jaar geldt.

Tip! Er ligt ook een voorstel om het vanaf 2026 eenvoudiger te maken om van structuur of rechtsvorm te wijzigen zonder dat strijd ontstaat met de voortzettingseis of de bezitseis.

Let op! Voorgesteld is om vanaf 2026 zogenaamde rollatorinvesteringen te ontmoedigen. Bij een rollatorinvestering koopt iemand op leeftijd een onderneming met als doel om erfbelasting bij overlijden of schenkbelasting bij schenken te besparen. Voorgesteld wordt om vanaf 2026 de bezitstermijn te verlengen voor iedereen die op het moment van overlijden de AOW-gerechtigde leeftijd plus drie jaar of die op het moment van schenken de AOW-gerechtigde leeftijd plus zeven jaar heeft bereikt.

Ondernemingsvermogen

De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting geldt alleen voor het ondernemingsvermogen. Bij een persoonlijke onderneming is dat het vermogen van de onderneming zoals dat op de balans mag staan. Het gaat hierbij om zogenaamd verplicht ondernemingsvermogen of vermogen waarbij u mag kiezen om dit op uw balans te zetten of dit als privé te etiketteren. Vermogen waarbij u die keuze niet heeft, zoals duurzaam beleggingsvermogen telt niet mee, want dat mag u niet op de ondernemingsbalans zetten maar moet u als privé etiketteren.

Let op! Op dit moment is het nog zo dat als vermogen naar keuze als ondernemingsvermogen (op de balans dus) of als privévermogen mag worden geëtiketteerd, het gehele vermogensbestanddeel dan ondernemingsvermogen vormt als het op de balans wordt gezet. Dit wijzigt met ingang van 1 januari 2025 voor vermogensbestanddelen met een waarde in het economische verkeer van € 100.000 of meer. Als die vermogensbestanddelen voor meer dan 10% bestemd zijn voor niet-zakelijke doeleinden, moet er een splitsing plaatsvinden in ondernemingsvermogen (het zakelijke deel) en niet-ondernemingsvermogen (het niet-zakelijke deel).

Ook bij bv’s is de vrijstelling beperkt tot het ‘echte’ ondernemingsvermogen in de bv. Wat echt ondernemingsvermogen is wordt bepaald alsof het vermogen van een persoonlijke onderneming is. Zoals hiervoor beschreven is dus. In de bv mag u daarnaast nog het beleggingsvermogen voor een waarde van 5%tot het ondernemingsvermogen rekenen. Dit wordt de doelmatigheidsmarge genoemd.

Let op! Deze doelmatigheidsmarge vervalt met ingang van 2025 voor de BOR. U kunt dan dus niet meer 5% van het beleggingsvermogen tot het ondernemingsvermogen rekenen. Voor de doorschuifregeling bij schenken en erven van aandelen (DSR ab) vervalt de doelmatigheidsmarge op een later moment pas, naar verwachting niet eerder dan per 1 januari 2028.

Om in aanmerking te komen voor de doorschuifregeling bij schenken en erven van aandelen (DSR ab) en de BOR bij schenken en erven van aandelen moet de schenker of erflater een aanmerkelijk belang hebben in de bv (kort omschreven: ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal). 

Let op! Er ligt een voorstel om de DSR ab en de BOR vanaf 2026 te beperken tot reguliere aandelen met een belang van minimaal 5%. Als dit voorstel wordt ingevoerd, komen onder meer winstbewijzen en opties op aandelen niet meer in aanmerking voor de DSR ab en de BOR.

Tip! Zorg dat zo veel mogelijk liquide middelen tot het werkkapitaal en/of investeringskapitaal van de onderneming behoren en niet kunnen worden aangemerkt als duurzaam beleggingsvermogen. Deze worden dan meegenomen in de BOR.

Bij een holdingstructuur kan het ondernemingsvermogen geconsolideerd worden beoordeeld. Dat houdt in dat het ondernemingsvermogen van de werk-bv aan de holding kan worden toegerekend, waardoor de vrijstelling toch van toepassing is bij schenking van de aandelen van de holding. De uiteindelijke aandeelhouder moet dan wel een indirect aanmerkelijk belang (ten minste 5%) in de werk-bv hebben.

Wijzigingen ondernemingsvermogen BOR en DSR ab vanaf 1 januari 2024

Zoals aangegeven, geldt de vrijstelling van de BOR en de DSR ab alleen voor ondernemingsvermogen. Verhuurd vastgoed leidde in de praktijk altijd tot een discussie met de Belastingdienst of dit ondernemingsvermogen was of beleggingsvermogen. Aan deze discussie is per 1 januari 2024 een einde gekomen. Vastgoed dat aan derden wordt verhuurd of ter beschikking gesteld, valt met ingang van 1 januari 2024 niet meer onder de BOR en de DSR ab, omdat het in de wet is aangewezen als beleggingsvermogen.

Tip! Onroerende zaken die gebruikt worden voor de eigen bedrijfsuitoefening zijn uitgezonderd en vormen wel ondernemingsvermogen. Verder blijven onroerende zaken die kortdurend verhuurd/ter beschikking gesteld worden ook ondernemingsvermogen. Denk hierbij aan de verhuur van een hotelkamer of tennis- en bowlingbanen.

Terbeschikkingstellingsregeling (TBS)

Ook op het ter beschikking gestelde vermogen kan de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zijn. Verhuurt u bijvoorbeeld als directeur-grootaandeelhouder een pand aan uw bv en schenkt u het pand en de aandelen aan uw opvolger, dan is op het pand en de aandelen deze vrijstelling van toepassing. Let wel, dat de BOR hierop alleen van toepassing is als het ter beschikking gestelde pand dienstbaar is aan de onderneming van de bv.

Let op! Het schenken wordt minder aantrekkelijk doordat er wel een afrekening plaatsvindt in de inkomstenbelasting. Bij de schenking is het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van het pand minus de boekwaarde belast met progressieve inkomstenbelasting. Er geldt hier geen doorschuifregeling. Wel kan op verzoek de belasting in maximaal tien jaar worden voldaan.

Tot slot

Start tijdig met de fiscale voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Reken zeker op een voorbereidingsperiode van zo’n vijf tot zeven jaar. Neem voor het overwegen van de beste opties contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mourning leave gets legal basis

A bill Introducing Mourning Leave has been submitted to the Dutch Lower House. This bill provides a legal basis for bereavement leave. What will this legal mourning leave mean for employee and employer?

Usually nothing is regulated

Schaken

Legally, nothing is currently regulated for mourning leave. A Panteia study used a random sample to look at the 105 largest collective bargaining agreements that cover 80 to 85 percent of employees. In 21 collective bargaining agreements, there was some form of bereavement leave. This means that four of the five largest collective bargaining agreements did not include a bereavement leave arrangement.

Reporting sick?

The situation of employees who are struggling with the loss of a loved one and therefore cannot (yet) return to work is now often accommodated in leave arrangements that are not specifically intended for that purpose. Many times these employees feel compelled to call in sick. A number of them sometimes struggle with this because they are not actually sick and thus do not experience recognition of their situation. Visiting a company doctor and the tension that this entails can be experienced as burdensome when returning to work.

Duration and conditions for taking mourning leave

Statutory bereavement leave is used in the event of the death of a partner if the employee is caring for one or more minor children, or the death of a minor child. Employees in this situation are given the opportunity to take paid mourning leave at least once the weekly working hours. The employer is required to pay for this leave.

The leave can be taken flexibly from the day after the funeral until one year after the death of the loved one.

It is possible to deviate from the minimum duration in favor of the employee or to make the mourning leave apply in more situations. Employers can, however, argue that there is a compelling business interest that prevents inclusion.

Financial impact

The financial impact on employers is estimated at four million euros per year. In all likelihood, some of these costs are already incurred by employers, but are now accommodated in sick leave or existing non-statutory bereavement leave arrangements.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rouwverlof krijgt wettelijke basis

Er is een wetsvoorstel Invoering rouwverlof ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel zorgt voor een wettelijke basis van het rouwverlof. Wat gaat dit wettelijk rouwverlof betekenen voor werknemer en werkgever?

Veelal niets geregeld

Schaken

Wettelijk is er momenteel nog niets geregeld voor rouwverlof. In een onderzoek van Panteia is door middel van een steekproef gekeken naar de 105 grootste cao’s waaronder 80 tot 85 procent van de werknemers valt. In 21 cao’s was er sprake van een vorm van rouwverlof. Dat betekent dat in vier van de vijf grootste cao’s geen rouwverlofregeling is vastgelegd. 

Ziek melden?

De situatie van werknemers die te kampen hebben met het verlies van een dierbare en daardoor (nog) niet kunnen terugkeren naar de werkvloer, wordt nu vaak ondergebracht in verlofregelingen die daar niet specifiek voor zijn bedoeld. Veelal voelen deze werknemers  zich genoodzaakt zich ziek te melden. Een aantal van hen heeft hier soms moeite mee, omdat ze feitelijk niet ziek zijn en daarmee ook geen erkenning van hun situatie ervaren. Het bezoeken van een bedrijfsarts en de spanning die dat met zich meebrengt, kan als belastend worden ervaren bij de terugkeer naar werk.

Duur en voorwaarden opname rouwverlof

Het wettelijke rouwverlof wordt ingezet bij het overlijden van een partner als de werknemer zorg draagt voor één of meer minderjarige kinderen, of bij het overlijden van een minderjarig kind. Werknemers die in deze situatie verkeren, krijgen de mogelijkheid ten minste eenmaal de wekelijkse arbeidsduur doorbetaald rouwverlof op te nemen. De werkgever is verplicht dit verlof door te betalen.

Het verlof is flexibel op te nemen vanaf de dag na de uitvaart tot één jaar na het overlijden van de dierbare.

Het is mogelijk ten gunste van de werknemer van de minimumduur af te wijken of het rouwverlof in meer situaties van toepassing te laten zijn. Werkgevers kunnen wel aanvoeren dat sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang waardoor opname niet mogelijk is.

Financiële gevolgen

De financiële gevolgen voor werkgevers worden geschat op vier miljoen euro per jaar. Naar alle waarschijnlijkheid wordt een deel van deze kosten reeds gemaakt door werkgevers, maar zijn deze nu ondergebracht in ziekteverzuim of bestaande, niet-wettelijke regelingen voor rouwverlof.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betalingsverzuimboetes regeling EU btw e-commerce verder uitgesteld

Ondernemers die deelnemen aan de regeling EU btw e-commerce, krijgen tot 1 januari 2025 geen betaalverzuimboetes opgelegd als zij nog geen of te laat btw hebben afgedragen. Al opgelegde betaalverzuimboetes worden teruggedraaid.

Eerder was besloten tot 1 juni 2024 deze betaalverzuimboetes niet op te leggen, maar deze datum is door het Ministerie van Financiën onlangs verlengd tot 1 januari 2025.

Technische problemen

Schenken

Omdat het nieuwe systeem met technische problemen kampt die op dit moment nog niet zijn opgelost, is besloten langere tijd geen betaalverzuimboetes op te leggen. Het geactualiseerde Besluit Tijdelijke maatregel betalingsverzuimboete EU BTW e-commerce – dat in werking is getreden op 30 juli 2024 – heeft terugwerkende kracht tot 1 juni 2024. 

Btw e-commerce

De vrijwillige regeling EU btw e-commerce is ontwikkeld om internationale afstandsverkopen binnen de EU makkelijker te laten verlopen. Sinds 1 juli 2021 moet de btw namelijk betaald worden in de lidstaat van de consument. Dit kan rechtstreeks aan de betreffende lidstaat, maar met behulp van de regeling kunnen btw-aangiften en bijbehorende betalingen ook via de eigen Belastingdienst plaatsvinden.

Let op! Als opzettelijk geen of te weinig btw is afgedragen, kan wel een vergrijpboete worden opgelegd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Koop ontbinden bij onvoldoende actieradius elektrische auto?

Vooral bij elektrische auto’s is de actieradius van de auto, ofwel hoeveel kilometers er met een volle accu kunnen worden afgelegd, van belang. Maar wat nu als deze actieradius in de praktijk tegenvalt, als deze een stuk lager is dan de dealer heeft beloofd? Kan de koop dan worden ontbonden?

Actieradius elektrische auto

Auto

Vooral voor elektrische auto’s is de actieradius een belangrijke verkoopfactor. In advertenties van elektrische auto’s wordt dan ook regelmatig verwezen naar de actieradius van de betreffende auto.

Actieradius valt zwaar tegen

Onlangs diende er een zaak voor de Hoge Raad waarbij de actieradius van een gekochte auto zwaar tegenviel. Het betrof een auto die volgens de folder een actieradius had van 480 km. Na aankoop van het voertuig ontdekte de koper dat de actieradius in de praktijk hooguit zo’n 280 km bedroeg. Daarop stapte hij naar de dealer met het verzoek de actieradius van de auto te vergroten tot de beloofde 480 km of anders de koop te ontbinden.

Schadevergoeding

Aangezien de dealer niet aan beide verzoeken voldeed, stapte de klant naar de rechter. Die oordeelde dat de auto inderdaad niet aan de beloofde prestaties voldeed. Weliswaar was de actieradius afhankelijk van onder andere de weersomstandigheden, maar de beloofde actieradius week dermate fors af van de actieradius in de praktijk, dat de koper in het gelijk werd gesteld. De dealer diende de geleden schade die bij verkoop van de auto geleden was, zo’n € 19.000, aan de koper te vergoeden. Daar kwam ongeveer eenzelfde bedrag aan te betalen gerechtelijke kosten bij.

Gevolgen voor de praktijk

De gevolgen voor de praktijk zijn nog onduidelijk. Kopers met soortgelijke problemen kunnen weliswaar claims indienen bij hun dealer, maar zullen moeten bewijzen dat ze bij aankoop van de auto verkeerd zijn voorgelicht voor wat betreft de actieradius van de auto.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorstellen Energielijst uiterlijk 1 september indienen

Leveranciers van energiebesparende of duurzame energietechnieken en andere ondernemers kunnen tot en met 1 september 2024 ideeën aanleveren voor goederen voor de Energielijst 2025. Een vermelding op de Energielijst levert de koper van genoemde technieken via de EIA een fors belastingvoordeel op.

Energielijst

Duurzaam

Om energiebesparing en duurzame energietechnieken te stimuleren kunnen goederen en diensten deel uitmaken van de Energielijst. De Energielijst wordt jaarlijks aangepast. Producten die op de Energielijst staan, leveren de koper ervan dit jaar een extra aftrek van de winst op van 40%, de zogenaamde energie-investeringsaftrek (EIA). Het percentage voor volgend jaar is nog niet bekend.

Let op! Hoeveel de extra aftrek u per saldo oplevert, is afhankelijk van uw belastingtarief.

Voorwaarden voor Energielijst

Om op de Energielijst geplaatst te worden, is vereist dat de goederen en diensten zich zonder het belastingvoordeel niet in korte tijd terugverdienen. Ze moeten ook zorgen voor genoeg energiebesparing een aansluiten bij het huidige energiebeleid, zoals onder meer de overgang naar schonere energie. 

Voorstel indienen

Heeft u een voorstel voor een product dat u op de Energielijst geplaatst wilt zien, dan kunt u dit digitaal indienen bij RVO.nl. Op de site van RVO is hiervoor een Voorstelformulier beschikbaar. Hierin moet u onder andere een uitgebreide omschrijving van uw voorstel geven en een onderbouwde berekening van de tijd die nodig is om de investering terug te verdienen.

Toetsing voorstel 

Voordat uw voorstel op de Energielijst wordt geplaatst, wordt het getoetst door RVO. Dit heeft betrekking op de energiebesparing die het product oplevert, de toepasbaarheid, de verkrijgbaarheid in Nederland en op de omschrijving van uw bedrijfsmiddel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Dealen met duurzaamheid in het mkb

Duurzaamheid is de toekomst, dat weten we zo langzamerhand wel. En dat het uw bedrijf raakt ook. Toch kan het zijn dat u er nog niet mee begonnen bent, of dat u minder doet dan dat u zou moeten doen. Maar, heeft u binnenkort een lening nodig, of zit er in uw keten een grote leverancier, lukt het u niet om jonge mensen aan te trekken of heeft opdrachtgevers die vragen om concreet bewijs over hoe u maatschappelijk verantwoord onderneemt en wat uw inzet is bij het verduurzamen van uw keten? Dan leest u in deze advieswijzer waarom het zo belangrijk is om er nu écht werk van te maken, tips over hoe u snel kunt beginnen en welke kansen het u kan opleveren.

Urgentie 1: De komst van de CSRD raakt grote én kleine bedrijven

De heel grote bedrijven, zoals Philips, Heijmans, NS en banken, rapporteren dit jaar (2024) al volgens de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Dit is een nieuwe EU-wet, die grote bedrijven verplicht om transparant te rapporteren over hun duurzaamheidsprestaties. Niet in vage claims, maar concreet onderbouwd met data en bewijslast over hun eigen bedrijf én over de keten. Voor grote ondernemingen geldt de CSRD vanaf boekjaar 2025. Bedrijven worden gezien als grote onderneming als ze twee opeenvolgende jaren aan minstens twee van de volgende drie kenmerken voldoen:

  • Minimaal 250 fte personeelsleden
  • Minimaal € 50 miljoen omzet
  • Minimaal € 25 miljoen balanstotaal

Tijdlijn CSRD

Deze rapportageverplichting vraagt zo veel concrete data, dat veel CSRD-plichtige bedrijven gestart zijn met het ophalen van informatie uit de keten. Misschien heeft u dit al gemerkt, doordat u verschillende vragenlijsten heeft moeten invullen voor deze bedrijven over algemene bedrijfsinformatie, de herkomst van producten/diensten, materiaalgebruik en de CO2-uitstoot van een product. Of omdat u bent uitgenodigd voor een ronde tafel met meerdere leveranciers uit de keten.

Let op! Voor je het weet, is het 2025. Begin dus op tijd met de voorbereiding
daarop, ook als u niet aan de CSRD hoeft te voldoen.

Urgentie 2: Nog meer wet- en regelgeving met impact

Verbruikt u bijvoorbeeld meer dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent) per jaar, heeft u vastgoed of meer dan 100 werknemers? Dan komt er naast de CSRD helaas nog meer wet- en regelgeving op u af. Een willekeurige greep uit deze (aankomende) wetten: zero-emissiezone, CBAM, werkgebonden personenmobiliteit, informatieplicht energiebesparing, energielabel C voor bedrijfspanden, UPV, de wet tegen greenwashing etc.

Tip! Zet informatie, data en bewijslast over jouw duurzame beleid,
initiatieven en resultaten op papier en verstuur deze proactief naar leveranciers en klanten. Daarmee kunt u mogelijkerwijs voorkomen dat zij bepalen welke informatie u bij hen moet aanleveren.

Let op! Weet welke wet- en regelgeving op jouw business of sector van toepassing is en welke acties u moet ondernemen om eraan te voldoen! Beperk u niet alleen tot het milieu (E), maar kijk ook naar wetgeving gericht op sociaal (S) en bestuur (G).

Tip! Op de site van SRA staat de Urgentielijn, waar per sector wordt aangegeven welke wetgeving relevant is.

Urgentie 3: Banken en investeerders vragen om onderbouwde duurzaamheidsinformatie 

Banken en investeerders moeten zich al verantwoorden vanuit de voor hun geldende EU-wetgeving (SFDR) over hoe zij hun kapitaalstromen aanwenden voor een duurzame economie. Dus als u binnenkort een lening voor een investering wilt afsluiten, zal uw bank waarschijnlijk – naast financiële – ook niet-financiële vragen gaan stellen bij het continueren of uitbreiding van kredietfaciliteiten, zoals vragen over de door uw bedrijf veroorzaakte CO2-uitstoot, een externe klokkenluidersregeling, het aantal vrouwen in de directie en/of het ziekteverzuim.

Let op! CSRD-plichtige bedrijven bepalen aan de hand van de ‘dubbele materialiteitsanalyse’ wat de belangrijkste duurzame thema’s zijn. Niet alleen voor het eigen bedrijf, maar ook voor andere belanghebbenden en hun keten. Leg uw duurzame thema’s naast deze dubbele materialiteit (zie jaarverslagen en informatie uit de sector) en zorg voor aansluiting.

Voorbeeld in de bouwsector, zie jaarverslagen op de websites: 
Op p. 82-86 leest u meer over de dubbele materialiteitsanalyse van BAM. Deze kun je vergelijken met de dubbele materialiteitsanalyse van Boskalis (p. 14-15).

Urgentie 4: Duurzaamheid als voorwaarde bij offertes en aanbestedingen

In bepaalde branches (zoals transport en bouw), maar ook bij overheden, maakt u meer kans, of moet u zelfs voldoen aan bepaalde milieustandaarden – zoals de CO2-prestatieladder, Lean & Green, Prestatieladder Sociaal Ondernemen of IS14001 –, bij offerterondes en aanbestedingen.

Let op! Zoek uit welke (duurzame, sociale, milieu) certificeringen belangrijk zijn in uw sector of voor jouw klanten. Bekijk wat er nodig is om zelf zo’n certificaat te halen en wat het oplevert!

Urgentie 5: Jongere generatie kiest voor bewustere banen

In de huidige krappe arbeidsmarkt hebben starters de banen voor het uitzoeken en kunnen ze dus kritisch zijn. Het maken van positieve impact is steeds vaker een doorslaggevende factor om te kiezen voor een baan bij een duurzamer bedrijf. 

Tip! Vertel op uw website en in de nieuwsbrief over uw duurzame activiteiten en benoem duurzaamheid in je vacatureteksten! Ook als u nog niet zo tevreden bent over de duurzame prestaties.

Voorbeelden in de retailsector: 
Bij Herman Vaessen zijn er meer dan 10% werknemers met afstand tot de arbeidsmarkt. Daarover vertellen ze meer op hun website, als bewijslast hebben ze het keurmerk PSO. Bij Pean Buiten maken ze telkens weer een nieuwe video over hun duurzame initiatieven om hun gasten te inspireren voor een duurzame levensstijl. Interstuhl Benelux werkt samen met zijn dealers aan o.a. circulair kantoorontwerp en plastic reductie.

7 tips om duurzaamheid om te zetten in businesskansen

Als u het al niet was, dan hebben de vijf genoemde urgenties u er vast van overtuigd dat u nu écht werk moet gaan maken van duurzaamheid. Het belangrijkste is dat u begint. Het hoeft niet meteen perfect te zijn! We hebben 7 tips om snel en effectief te starten met de belangrijkste kansen: 

  1. Spreek intern uw commitment uit voor duurzaamheid. Versterk uw missie, visie en strategie met duurzaamheid.
  2. Formeer een team dat gestructureerd aan duurzaamheid kan werken.
  3. Ga in gesprek met ons als accountant, uw leveranciers en klanten: wat vinden zij het belangrijkst? Wat willen ze weten? Waarmee kunt u zich onderscheiden? Hoe doet u het ten opzichte van uw concurrenten op dit vlak?
  4. Inventariseer wat u al doet aan de belangrijkste duurzame thema’s en waar u moet of kunt verbeteren. Stel een verbeterplan op en houd actief bij wat de vooruitgang is. Als u dit lastig vindt, zoek dan hulp van een deskundige stagiair of externe partij.
  5. Onderzoek of er subsidies beschikbaar zijn voor uw plannen, of vraag ons naar de mogelijkheden. Denk ook aan kansen op het gebied van groene financiering. 
  6. Sluit aan bij een duurzaam netwerk voor informatie, inspiratie en kennisdeling met gelijkgestemden. Als er lokaal geen netwerk voorhanden is, word dan lid van MVO Nederland en abonneer u op de berichten van Online Kenniscentrum Duurzaam Ondernemen.
  7. Besteed duurzaamheid niet uit aan één persoon binnen uw bedrijf en leg het ook niet volledig in handen van een externe partij. Verdiep u erin, doe zelf mee, maak het een onderdeel van uw bedrijfsvoering en faciliteer uw team!

Pak uw kans!

Bedrijven die al volop bezig zijn met hun duurzame ontwikkeling laten zien dat ze succes boeken hiermee. Sterker nog, deze bedrijven hebben een gezond verdienmodel ontwikkeld, komen gemakkelijker aan financiering (met een gunstige rente), hebben zeer gemotiveerd personeel, komen makkelijker aan nieuw personeel en hebben een goede reputatie bij hun leveranciers en klanten. Zij weten hun maatschappelijke relevantie aan te tonen en bieden meer kans op bedrijfsopvolging. Dat wilt u toch ook?! 

Neem contact op met uw adviseur als we u hierbij kunnen helpen. Een duurzame strategie is niet alleen een kans maar is ook een voorwaarde om toekomstbestendig te zijn. We denken graag mee. 

Posted in Niet gecategoriseerd

SEBA-subsidie was op, maar aanvragen toch mogelijk

De beschikbare subsidie van € 30 miljoen voor de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) was op, maar ondernemers kunnen de subsidie blijven aanvragen. Er is namelijk € 30 miljoen aan extra subsidie beschikbaar gesteld.

Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA)

Auto

De subsidie geldt bij aanschaf van een nieuwe, emissieloze elektrische bedrijfsauto. Dit zijn bestelauto’s met een gewicht tot 3.500 kilo (categorie N1) of kleine vrachtauto’s tot 4.250 kilo (categorie N2). De subsidie is afhankelijk van uw bedrijfsgrootte. Voor kleine ondernemingen en non-profit instellingen bedraagt het percentage SEBA 12%, voor middelgrote ondernemingen 10% en voor grote ondernemingen 7%. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 per auto.

Extra subsidie

In de Voorjaarsnota was al € 30 miljoen extra subsidie aangekondigd. De extra subsidie was in eerste instantie nog niet definitief. Totdat dit definitief was, hield, uitvoeringsorganisatie RVO de ingediende aanvragen al aan. Op 5 augustus 2024 werd bekend dat de € 30 miljoen extra subsidie definitief beschikbaar komt.

Koop of lease nog niet definitief

Een belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van de SEBA is dat u op het moment van aanvragen van de SEBA nog geen definitieve koop- of financial leaseovereenkomst mag hebben afgesloten. U vraagt dus eerst de SEBA aan. Wilt u wel al een order plaatsen voor een emissieloze auto, maar de order niet door laten gaan als u geen SEBA krijgt? Neem dan in het (voorlopig) koopcontract op dat de order pas definitief wordt nadat de SEBA is toegewezen.

Aanvragen SEBA

U kunt de SEBA digitaal aanvragen bij RVO.nl. Hiervoor heeft u eHerkenning op minimaal niveau 2+ nodig.

Let op! 2024 is het laatste jaar waarin de SEBA beschikbaar is. Door deze extra toevoeging was op 5 augustus 2024 nog € 26.710.570 beschikbaar. Aanvragen is mogelijk tot en met 31 december 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is vrijwillige storting voor PGB aftrekbaar?

Via een persoonsgebonden budget (PGB) kunnen zieke en/of gehandicapte personen individuele zorg inkopen. De Belastingdienst is ingegaan op de vraag of een vrijwillige storting aan de Sociale Verzekeringsbank die bedoeld is om het PGB te verhogen, aftrekbaar is. Dit blijkt in het algemeen niet zo te zijn, al bestaan er uitzonderingen.

PGB ontoereikend?

Invalide

Een PGB wordt toegekend op grond van een indicatie omtrent de benodigde zorgbehoefte. Het toegekende PGB is in beginsel voldoende om hierin te voorzien. Blijkt het budget toch onvoldoende, dan bestaan er voldoende mogelijkheden dit aan te laten vullen. Vanwege deze mogelijkheden zal een vrijwillige storting voor het PGB vaak niet aftrekbaar zijn. In fiscale termen wordt dan namelijk gesteld dat het extra benodigde budget niet drukt op degene die vrijwillig wil bijdragen, hetgeen een vereiste is voor aftrek.

Let op! Alleen bij het ontbreken van verhaalsmogelijkheden kan een vrijwillige storting in een PGB dus aftrekbaar zijn.

Andere voorwaarden inzake aftrek

Als een vrijwillige storting toch drukt en dus aftrekbaar kan zijn, dient ook aan de overige voorwaarden voor aftrek te worden voldaan. Zo zijn zorgkosten alleen voor bepaalde personen aftrekbaar. Dit betreft de belastingplichtige en zijn partner zelf, en daarnaast zijn kinderen jonger dan 27 jaar, tot zijn huishouden behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder en inwonende ouders, broers en zusters.

Let op! Ook is wettelijk vastgelegd welke zorgkosten aftrekbaar zijn. Zo zijn de kosten van een hoorapparaat bijvoorbeeld wel aftrekbaar, maar die van een bril weer niet. 

Aftrek naar rato

Als aan al deze voorwaarden is voldaan, maar een deel van het PGB-budget besteed wordt aan niet-aftrekbare zorgkosten, dan is naar rato ook een deel van de vrijwillige storting niet aftrekbaar.

Let op! Een deel van alle zorgkosten is sowieso niet aftrekbaar vanwege de drempel. Dit betekent dat naarmate het inkomen hoger is, een groter deel van de aftrekbare zorgkosten niet voor aftrek in aanmerking komt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rapportage DAC7 hele jaar aanleveren en wijzigen

Online platformen waarop goederen en diensten worden verkocht, zijn sinds 1 januari 2024 verplicht gegevens aan te leveren aan de Belastingdienst. Onlangs is bekendgemaakt dat deze gegevens het hele kalenderjaar door kunnen worden aangeleverd en gewijzigd.

Let op! De wettelijke uiterste termijnen voor aanleveren zijn echter niet veranderd..

DAC7

Typen

De verplichting volgens DAC7 betekent dat exploitanten van online platformen gegevens over zichzelf en gegevens over degenen die via hun platform goederen of diensten verkopen moeten rapporteren aan de Belastingdienst. De gegevens inzake de verkopende partij betreffen onder meer hun NAW-gegevens, het btw-identificatienummer en de omzet per kwartaal.

Niet altijd rapporteren

Platformen hoeven geen gegevens aan te leveren van verkopers die minder dan 30 verkopen per jaar hebben of wanneer alle verkopen bij elkaar niet meer bedragen dan € 2.000. Bij verhuurtransacties en persoonlijke dienstverlening moet wel altijd gerapporteerd worden. Wanneer gegevens moeten worden aangeleverd, betekent dit overigens nog niet dat deze inkomsten ook automatisch belast zijn. Dit hangt af van de situatie.

Hele jaar rapporteren

De gegevens inzake DAC7 kunt u het hele kalenderjaar online aanleveren en corrigeren via Digipoort. Voor bestaande verkopers, dit zijn met name de verkopers die al op 1 januari 2023 op het platform geregistreerd stonden, moet u uiterlijk op 31 januari 2025 rapporteren over de jaren 2023 en 2024, voor zover de verkoper in deze jaren actief was.

Tip! Kijk voor alle voorwaarden op een handige FAQ van de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gevolg onjuist gebruik handelaarskenteken

Autohandelaren en herstelbedrijven kunnen voor hun wagenpark gebruikmaken van zogenaamde handelaarskentekens. Een dergelijk kenteken geldt als tijdelijk kenteken tijdens bijvoorbeeld een proefrit.

Voorwaarden

Bestelbus

Voor het gebruik van een handelaarskenteken gelden aanvullende voorwaarden. Zo mag er bijvoorbeeld niet privé mee worden gereden en moet het kenteken zijn verzekerd.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Ook moet voor gebruik van een handelaarskenteken, ook wel de groene kentekenplaat, mrb worden betaald. Deze wordt bepaald op basis van het gewicht van een personenauto van 1.000 kilo op benzine, over een tijdvak van drie maanden. Het is niet van belang voor hoeveel auto’s het handelarenkenteken wordt gebruikt.

Tip! U vindt bij de RDW meer informatie.

Naheffing bij vrijstelling of nihiltarief?

De Belastingdienst heeft onlangs aangegeven dat een naheffing mrb mogelijk is als het een auto uit een bedrijfsvoorraad betreft waarop geen handelaarskenteken is aangebracht. Dit geldt ook als de auto zelf zou zijn vrijgesteld of als er een nihiltarief op van toepassing is als de auto niet tot de bedrijfsvoorraad zou behoren. De naheffing wordt namelijk niet opgelegd om de niet-betaalde mrb na te heffen, maar omdat niet aan de voorwaarden van het handelaarskenteken wordt voldaan.

Handelaarskentekentarief

De naheffing mrb wordt gebaseerd op het tarief dat voor een handelaarskenteken geldt, dus een personenauto van 1.000 kilo op benzine. De naheffing wordt opgelegd over een periode van één jaar.

Let op!De kenmerken van de auto waarop geen handelaarskenteken is aangebracht, zijn dus voor de naheffing mrb niet van belang. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Scholing en Personeel

Heeft u personeel in dienst dat een opleiding volgt? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor de subsidieregeling Praktijkleren. Ook is er onder bepaalde voorwaarden een financiële bijdrage mogelijk vanuit een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor uw branche. Daarnaast bestaan er diverse subsidies, zoals de SLIM-subsidie en regionale subsidies. In deze advieswijzer worden de regelingen uitgelegd.

Subsidieregeling Praktijkleren

Boeken

De subsidieregeling Praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijkleerplaatsen aan te bieden. U ontvangt een tegemoetkoming voor de kosten die u als werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Tevens kunt u een tegemoetkoming krijgen voor de loon- en begeleidingskosten voor een promovendus of een technologisch ontwerper in opleiding (toio).
De subsidieregeling richt zich vooral op:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Let op! Eind 2023 is de Subsidieregeling Praktijkleren verlengd tot en met het studiejaar 2027-2028. Als hier tussendoor geen wijziging in aangebracht wordt, kunt u dus tot en met het studiejaar 2027-2028 nog gebruikmaken van de subsidie.

Voor welke leerlingen kunt u subsidie aanvragen?

U komt niet voor elke leerling die bij u werkt voor subsidie in aanmerking. De regeling geldt voor de volgende doelgroepen:

  • Leerlingen die een leer-werktraject of entreeopleiding volgen in het vmbo, gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van een basisberoepsopleiding. Het als leer-werktraject of entreeopleiding ingerichte 3e en 4e leerjaar van de opleiding komt in aanmerking voor de subsidie.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding (beroepsbegeleidende leerweg) in het mbo volgen.
  • Studenten die een duale of deeltijd hbo-opleiding Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving volgen, gericht op een volledig diploma. Het gaat hierbij om opleidingen die een praktijkdeel als verplicht onderdeel kennen. Voor andere hbo-opleidingen bestaat geen recht op de subsidie. 
  • Promovendi en technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s) die zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) of in dienst zijn bij een werkgever maar begeleid worden door de universiteit, NWO of KNAW.
  • Leerlingen in het laatste schooljaar van het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) die onderwijs volgen in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of in een leer-werktraject binnen het uitstroomprofiel ‘vervolgonderwijs’.
  • Leerlingen die in het laatste jaar van het Praktijkonderwijs (PRO) zitten en een praktijkleerplaats bij de werkgever hebben.

Let op! Voor studenten aan de beroepsopleidende leerweg (bol),  aan EVC-trajecten en specifieke maatwerktrajecten (geen mbo bbl-opleidingen) komt u niet in aanmerking voor subsidie. Hetzelfde geldt voor afstudeerstages.

Tip! Sommige buitenlandse opleidingen komen ook in aanmerking voor subsidie als deze vergelijkbaar zijn met een Nederlandse opleiding voor mbo (bbl) of hbo (duaal/deeltijd in de sectoren Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving). U dient dan wel in het bezit te zijn van een verklaring dat de buitenlandse opleiding vergelijkbaar is. Deze verklaring kunt u aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Wat is een praktijkleerplaats?

De subsidie wordt, met uitzondering van promovendi en toio’s, toegekend per gerealiseerde praktijkleerplaats.

  • Voor het vmbo, mbo-bbl, entreeopleiding vmbo, VSO en PRO wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 augustus tot en met 31 juli daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in aanmerking te komen, dient minimaal 40 weken onderricht in de praktijk in het studiejaar te hebben plaatsgevonden.
  • Voor het hbo wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 september tot en met 31 augustus daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in het HBO in aanmerking te komen, dient minimaal 42 weken begeleiding in de praktijk te hebben plaatsgevonden in het studiejaar. 

Let op! Elke week waarin begeleiding is gegeven, telt mee. Het maakt hierbij niet uit op hoeveel dagen in die week begeleiding is gegeven. Een week waarin geen begeleiding is gegeven, bijvoorbeeld door ziekte of vakantie, telt niet mee als gerealiseerde praktijkleerplaats. Het subsidiebedrag wordt dan naar rato verlaagd.

Let op! VU kunt ook subsidie aanvragen als u minder dan 40 of 42 weken begeleiding heeft gegeven. De subsidie bedraagt dan echter niet maximaal € 2.700 maar wordt pro rata verminderd. Zo bedraagt de maximale subsidie bij hbo bij 21 weken begeleiding € 1.350 (50% van € 2.700).

De hoogte van de subsidie voor een promovendus of toio is afhankelijk van het aantal maanden (maximaal 12) maal de arbeidsduur per week (maximaal 36) waarin de werkgever de loonkosten betaalt. Verricht een promovendus bijvoorbeeld 6 maanden onderzoek gedurende 18 uur per week, dan bedraagt de maximale subsidie € 675 (6/12 * 18/36 * € 2.700).

Voorwaarden voor subsidie

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u een erkend leerbedrijf zijn voor vmbo’ers/ mbo’ers, bepaalde leerlingen uit het VSO/PRO en leerlingen uit de entreeopleiding vmbo. Als het gaat om hbo’ers, promovendi en toio’s, moet u door een onderwijsinstelling zijn aangemerkt als een onderneming die een goede begeleiding geeft. Daarnaast moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Er is een geldige, gedateerde en ondertekende overeenkomst. Dit is bij vmbo, promovendus of toio een leer-werkovereenkomst, bij VSO en PRO een stageovereenkomst, bij mbo-bbl en hbo een praktijkleerovereenkomst.
  • De beroepsopleiding van de leerling valt binnen de doelgroepen waarvoor de subsidie geldt.

Voor het vmbo en mbo, de entreeopleiding vmbo en PRO/VSO gelden nog de volgende aanvullende voorwaarden:

Niveau  Voorwaarden
vmbo 3e en 4e leerjaar – buitenschools praktijkgedeelte met minimaal 640 klokuren en maximaal 1280 klokuren per studiejaar
– in elke schoolweek binnenschools onderwijs
mbo-bbl 

– minimaal 200 begeleide onderwijsuren per studiejaar door de onderwijsinstelling

– praktijkgedeelte minimaal 610 klokuren per studiejaar
– opleiding gericht op volledig diploma en opgenomen in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo)

entreeopleiding vmbo – minimaal 610 klokuren beroepspraktijkvorming per studiejaar
– in elke schoolweek binnenschools onderwijs 
 PRO/VSO – minimaal 640 klokuren beroepspraktijkvorming
– minimaal één dag per week binnenschools onderwijs
– maximaal vier stagedagen per week
– duur van de stage is maximaal 50% van de uren dat onderwijs wordt verzorgd 
 Hbo – opleiding gericht op volledig diploma en opgenomen in Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO)
– het praktijkdeel is een verplicht onderdeel van de opleiding

Let op! Vanaf het studiejaar 2023-2024 geldt er een nieuwe voorwaarde. Voor de leerling/student moet vanaf dat studiejaar een inschrijving aanwezig zijn in het Register Onderwijs Deelnemers (ROD) van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor deze registraties.

Administratieve verplichtingen

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u de volgende gegevens in uw administratie vastleggen:

  • een getekende en gedateerde overeenkomst;
  • een aanwezigheidsregistratie van de deelnemer bij de beroepspraktijkvorming. U kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van uw digitale tijdschrijfsysteem, een presentielijst of een geldig arbeidscontract in combinatie met een verzuimregistratie;
  • een administratie waaruit de begeleiding van de deelnemer blijkt en de wijze waarop de kwalificaties van de beroepsvorming zijn behaald. Hierbij moet u denken aan een werkboek van de leerling en gespreks-, beoordelings- en evaluatieverslagen; en
  • een kopie van het diploma.

Hoogte van de subsidie

Omdat de subsidie afhankelijk is van het aantal subsidieaanvragen en het beschikbare budget, is de hoogte van de subsidie voor het studiejaar 2023/2024 nog niet zeker. De verdeling van de beschikbare subsidie vindt jaarlijks plaats na afloop van het studiejaar over alle werkgevers die tijdig een aanvraag hebben ingediend én voldoen aan de eisen voor de subsidie. Het subsidiebedrag is gemaximeerd op € 2.700 per praktijkleerplaats.

Let op! Voor mbo bbl-leerplekken voor de sectoren landbouw, horeca en recreatie is een aanvullende subsidie beschikbaar. De hoogte hiervan is afhankelijk van het aantal gerealiseerde weken begeleiding. Het beschikbare budget van € 10,6 miljoen voor het studiejaar 2023-2024 wordt per gerealiseerde begeleidingsweek verdeeld over alle praktijk- en werkleerplaatsen die in aanmerking komen hiervoor. U hoeft deze aanvullende subsidie niet apart aan te vragen maar komt daar automatisch voor in aanmerking als u de subsidie praktijkleren aanvraagt.

Aanvraag van de subsidie

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling uit. De subsidie geldt per studiejaar. U vraagt de subsidie aan na afloop van het studiejaar aan. Voor het studiejaar 2023/2024 kunt u de subsidie vanaf 3 juni 2023 09:00 tot en met uiterlijk 17 september 2024 (vóór 17.00 uur) aanvragen. Aanvragen die later door RVO.nl worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Let op! Vanaf 2024 moet u de subsidie aanvragen via het nieuwe aanvraagportaal van het RVO. Omdat het aanvraagproces nieuw is, vergt dit misschien in het eerste jaar iets meer tijd. Vraag de subsidie daarom op tijd aan en wacht niet tot de laatste dag. Verzorgt u niet zelf de aanvraag, zorg dan dat degene die dat voor u doet op tijd over de daarvoor benodigde ketenmachtiging beschikt.

Tip! Om de aanvraag te kunnen doen, heeft u eHerkenning (minimaal niveau 3 met machtiging RVO-diensten) nodig. Voorkom dat u te laat beschikt over eHerkenning en vraag deze indien nodig tijdig aan.

Let op! RVO.nl kan nog tot vijf jaar na het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt controles uitvoeren. U heeft dan ook de plicht om alle relevante documenten te bewaren tot vijf jaar na afloop van het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt.

Subsidieregeling praktijkleren derde leerweg

Ook in 2024 kunt u weer van maandag 4 november 2024 9.00 uur tot en met vrijdag 29 november 2024 (vóór 17.00 uur) subsidie aanvragen voor de regeling praktijkleren in de derde leerweg. De subsidieregeling is alleen beschikbaar voor praktijkplaatsen voor mbo-studenten in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen deeltijd (odt)) die werkzoekenden zijn of betaalde arbeid verrichten.

Let op! Voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl) komt u niet in aanmerking voor deze subsidie. Verder komt u voor werkzoekenden niet in aanmerking als de opleiding gestart is voor 4 november 2022 en voor werkenden niet als de opleiding gestart is voor 1 augustus 2023.

U kunt de subsidie aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. Als erkend leerbedrijf kunt u de subsidie voor maximaal 40 weken krijgen. Realiseert u voor deze duur een praktijkplaats, dan bedraagt de subsidie maximaal € 2.700. Zijn er meer aanvragen dan beschikbaar budget, dan wordt dit verdeeld over de aanvragers en kan de subsidie dus minder dan € 2.700 bedragen. De regeling loopt in ieder geval nog in 2024 en 2025.

Let op! Het is niet mogelijk om subsidie praktijkleren in de derde leerweg te krijgen als voor dezelfde praktijkplaats ook subsidie is of wordt verleend op basis van de SLIM-regeling of titel 3.20 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen). Het combineren met andere regelingen is wel mogelijk.

Subsidie voor groepshulpen kinderopvang

Kinderopvangorganisaties kunnen vanaf maandag 4 november 2024 09:00 uur tot en met vrijdag 29 november 2024 17:00 uur subsidie aanvragen voor een praktijk(leer)plaats van groepshulpen. De subsidie biedt een tegemoetkoming in de loonkosten van groepshulpen en is aan te vragen bij RVO.nl. Het doel is dat door de subsidie meer groepshulpen worden aangenomen en dat zij kunnen doorgroeien in de kinderopvang.

De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp en is afhankelijk van het aantal contracturen dat de groepshulp per week werkt. Een organisatie kan voor maximaal twee groepshulpen subsidie aanvragen.

De subsidie kent een aantal voorwaarden. Zo moet een groepshulp een arbeidsovereenkomst van ten minste 12 maanden hebben met een startdatum vanaf 1 augustus 2023 of later. Ook moet de groepshulp deelnemen aan scholing via praktijkleren in het mbo, gericht op het behalen van een praktijkverklaring, mbo-certificaat of diploma. Deze scholing moet tussen 1 augustus 2023 en 31 oktober 2026 zijn gestart. Verder is vereist dat de kinderopvangorganisatie voor de groepshulp ook subsidie heeft gekregen via de Subsidieregeling Praktijkleren of Praktijkleren in de derde leerweg.

Tip! De subsidie is ook in 2025 en 2026 beschikbaar.

Financiële bijdrage van O&O-fondsen

Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen kunnen financieel bijdragen aan de scholing van werknemers in hun branche. Deze fondsen worden meestal in het leven geroepen door de werkgevers- en werknemersorganisaties in een bepaalde branche en worden gevuld met bijdragen van aangesloten bedrijven. Afspraken hierover worden gemaakt in bijvoorbeeld cao’s. Alle O&O-fondsen hebben loopbaanadviseurs in dienst die kunnen helpen bij scholings- en opleidingstrajecten voor uw werknemers. Sommige O&O-fondsen bieden ook zelf cursussen aan of ontwikkelen scholingsprojecten voor de branche. Wilt u een financiële bijdrage van het O&O-fonds ontvangen, neem dan contact op met uw brancheorganisatie, want de exacte mogelijkheden en voorwaarden verschillen per sector.

Tip! Bekijk hier een overzicht van alle erkende O&O-fondsen.

SLIM-subsidie

Sinds maart 2020 is er een subsidie voor werkgevers voor het verder laten ontwikkelen van werknemers in het mkb en grootbedrijven in landbouw, horeca of recreatie Voor projecten die subsidiabel zijn voor de SLIM-subsidie kunt u denken aan:

  • Het opstellen van een opleidings- of ontwikkelingsplan waarin de onderneming wordt doorgelicht en de ontwikkelbehoefte om de leerrijke werkomgeving te versterken inzichtelijk wordt gemaakt.
  • Het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen voor uw werknemers.
  • Het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een L&O-methode (= leer- en ontwikkelactiviteiten primair gericht op het aanleren van nieuwe vaardigheden, kennis en beroepshoudingen).
  • Het bieden van praktijkleerplaatsen in de derde leerweg.

De SLIM-subsidie kent drie regelingen: voor individuele mkb-ondernemingen, voor samenwerkingsverbanden in het mkb en voor grootbedrijven

SLIM individuele mkb-ondernemingen

Het subsidiepercentage van de SLIM-subsidie voor individuele mkb-ondernemingen bedraagt maximaal 60% (voor het middenbedrijf) en 80% (voor het kleinbedrijf van de subsidiabele kosten. De maximale subsidie bedraagt € 25.000 (voor landbouwbedrijven € 20.000). Voor praktijkleerplaatsen en loopbaan- of ontwikkeladviezen gelden andere bedragen. Het is mogelijk om bij subsidieverlening een voorschot van 50% van het subsidiebedrag te ontvangen. De eerste aanvraagperiode voor deze subsidie liep van 1 maart 2024 9.00 uur tot 28 maart 2024 17.00 uur. De tweede aanvraagperiode loopt van 2 september 2024 9.00 uur tot 30 september 2024 17.00 uur.

Let op! Als het subsidieplafond wordt overschreden, wordt door loting bepaald in welke volgorde de aanvragen worden afgehandeld. Die loting vindt plaats na afloop van de aanvraagperiode.

SLIM grootbedrijven in horeca, landbouw en recreatie

Het subsidiepercentage van de SLIM-subsidie voor grootbedrijven in de sectoren horeca, landbouw en recreatie bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten. De maximale subsidie bedraagt € 200.000 (voor landbouwbedrijven € 20.000). Voor praktijkleerplaatsen gelden andere bedragen. Er is één aanvraagperiode, die loopt van 3 juni 2024 9.00 uur tot 31 juli 2024 17.00 uur.

Let op! Of een bedrijf onder de sector landbouw, horeca of recreatie valt, moet blijken uit de SBI-code van het CBS.

SLIM samenwerkingsverbanden in het mkb

Het subsidiepercentage van de SLIM-subsidie voor samenwerkingsverbanden in het mkb bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten. De maximale subsidie bedraagt € 500.000, met een maximum van € 200.000 (voor landbouwbedrijven € 20.000) per samenwerkingspartner. Voor praktijkleerplaatsen gelden andere bedragen. Er is één aanvraagperiode, die loopt van 3 juni 2024 9.00 uur tot 31 juli 2024 17.00 uur.

Let op! De aanvragen van de SLIM-subsidie voor grootbedrijven in de sectoren horeca, landbouw en recreatie en voor samenwerkingsverbanden in het mkb worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen.

Op Prinsjesdag 2023 werd bekendgemaakt dat aan de SLIM-subsidie in 2024 tijdelijke een subsidie voor individuele scholing zou worden toegevoegd. Door het vervallen van de STAP-subsidie per 1 januari 2024 kwam € 147 miljoen vrij, waarvan € 73,5 miljoen zou worden ingezet voor de uitbreiding van de SLIM-subsidie. Over deze tijdelijke voorziening voor individuele scholing is verder nog niets bekendgemaakt. 

Overige Regelingen

Regionale maatregelen

In een groot aantal regio’s en branches zijn er specifieke regionale maatregelen om scholing te stimuleren. Ga dan ook na of uw gemeente of branche wellicht een bruikbare regeling heeft.

Tip! Op de website leeroverzicht.nl, een initiatief van het Ministerie van OCW en het Ministerie van SZW, kunt u hier zoeken in 318 verschillende regelingen. Hierin zijn ook regionale subsidieregelingen opgenomen.

Opleidingskosten in mindering op transitievergoeding

Eindigt de arbeidsovereenkomst met een werknemer en moet de werkgever een transitievergoeding betalen? Dan kunnen door de werkgever gemaakte transitiekosten en inzetbaarheidskosten verrekend worden met de transitievergoeding. Deze mogelijkheid bestaat vanaf 1 juli 2020 al.

Let op! Transitiekosten zijn kosten gericht op het voorkomen van werkeloosheid of het bekorten van de periode van werkeloosheid. Inzetbaarheidskosten zijn kosten die tijdens de dienstbetrekking zijn gemaakt gericht op het bevorderen van de bredere inzetbaarheid van de werknemer.

De werkgever mag deze kosten in beginsel op de transitievergoeding in mindering brengen, tenzij de verworven kennis en vaardigheden in overwegende mate zijn aangewend om de functie die de werknemer bij aanvang van de activiteiten verrichtte uit te oefenen. De kosten mogen ook niet in mindering komen als deze verband houden met verplichtingen van de werkgever in het kader van de re-integratie (eerste of tweede spoor).

Voor het in mindering brengen van de kosten gelden daarnaast, naast elkaar, onder meer de volgende voorwaarden:

  • de scholing moet gericht zijn op bredere inzetbaarheid van de werknemer buiten de eigen organisatie;
  • de werknemer heeft vooraf inzicht gekregen in de kosten en schriftelijk ingestemd met de verrekening; en
  • de kosten moeten in redelijke verhouding staan tot het doel.

Studiekostenbeding mag niet meer

Sinds augustus 2022 is een studiekostenbeding voor bepaalde opleidingen niet langer toegestaan. Dit is aan de orde als:

  • het scholing betreft voor een functie waarvoor de werknemer is aangenomen; en
  • de scholing verplicht is op grond van de wet of de cao. 

Is aan deze twee voorwaarden voldaan, dan moet de scholing kosteloos zijn, de studietijd moet als arbeidstijd worden aangemerkt en de scholing moet zo veel als mogelijk in de reguliere werktijd plaatsvinden. Denk bij een wettelijk verplichte opleiding aan een opleiding op grond van de Arbowet.

Ook de algemene scholingsplicht (artikel 7:611a lid 1 BW) valt onder de regeling. Onder deze algemene scholingsplicht moet de werkgever de werknemer in staat stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen. Er bestaat een lijst met ‘gereglementeerde beroepen’, waarin uiteenlopende beroepen staan, zoals registerloods, deskundige asbestverwijderaar, duiker, beëdigd tolk, sportarts of fysiotherapeut. Als het beroep van de werknemer op die lijst vermeld staat, is een studiekostenbeding wel mogelijk, tenzij de opleiding alsnog in een cao verplicht wordt gesteld. In die laatste situatie is een studiekostenbeding niet mogelijk.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Ook woon-werkverkeer bij verblijf op meerdere adressen?

Reizen tussen de woon- en arbeidsplaats worden in beginsel als woon-werkverkeer aangemerkt. Geldt dat ook als er gereisd wordt tussen meerdere adressen en de arbeidsplaats?

Het gerechtshof in Den Haag heeft hier onlangs over beslist in een zaak waarbij een belastingplichtige reisde tussen zijn woonplaats, zijn arbeidsplaats en de woonplaats van zijn vriendin.

Woon-werkverkeer

Auto

Wettelijk is niet bepaald wat onder woon-werkverkeer moet worden verstaan. Uit de rechtspraak is evenwel duidelijk geworden dat dit reizen zijn tussen de woon- of verblijfplaats en het werk binnen een periode van 24 uur. 

Woning nieuwe vriendin verblijfplaats?

In genoemde zaak reisde een werknemer met de auto van de zaak van zijn woning naar het werk en terug. Ook kwam het voor dat de man naar zijn werk reisde en ’s avonds vanuit het werk rechtstreeks naar zijn vriendin, of andersom. Ook in de weekends kwam het voor dat gereisd werd vanaf of naar de woning van de vriendin. Voor het Hof stond de vraag centraal of ook het adres van de vriendin aangemerkt kon worden als ‘verblijfplaats’.  

Grens 500 kilometer

Het antwoord was van belang voor de vraag of er al dan niet meer dan 500 privé kilometers met de auto van de zaak waren afgelegd. Als het adres van de vriendin aangemerkt zou worden als verblijfplaats, zou de man in het jaar 487 privékilometers hebben afgelegd. Zo niet, dan zou hij ruim meer dan 500 privékilometers hebben gereden en zou er bijtelling moeten plaatsvinden.

Wat is een verblijfplaats?

Volgens het Hof is een verblijfplaats een plaats die u ter beschikking staat en waar u regelmatig verblijft. Of hiervan sprake is, moet blijken uit de feiten en omstandigheden. In deze zaak was er volgens het Hof sprake van een verblijfplaats. In een periode van vijf maanden werd er namelijk 19 keer van of naar deze plaats gereisd. Dat dit niet volgens een vast patroon gebeurde, deed niet ter zake. Evenmin het feit dat vanwege co-ouderschap soms minder gereisd kon worden dan gewenst. Verder was van belang dat het reispatroon in de jaren erna werd voortgezet. Belanghebbende werd dan ook in het gelijk gesteld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is periodieke gift van bestuurder ANBI aftrekbaar?

Een periodieke gift aan een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) kan onder voorwaarden aftrekbaar zijn in de inkomstenbelasting. Maar geldt dat ook als het een gift betreft van één van de bestuursleden van de ANBI?

De Belastingdienst heeft aangegeven onder welke voorwaarden dit het geval is als er sprake is van aanvullende gronden voor beëindiging van de gift.

Periodieke gift

Geld

Voor een periodieke gift is onder meer vereist dat deze ten minste gedurende vijf jaar wordt gedaan. Ook moet de gift ieder jaar vast en gelijkmatig zijn en uiterlijk eindigen bij overlijden. Verder moet de gift notarieel of via een onderhandse akte zijn vastgelegd.

Aanvullende gronden voor beëindiging gift

De Belastingdienst gaat in een casus in op de vraag of aanvullende beëindigingsgronden voor de gift de aftrek ervan in de weg kunnen staan. Concreet gaat het om de vraag of het beëindigen van de gift bij faillissement van de ANBI of het verliezen van de ANBI-status de aftrek beïnvloedt.

Wezenlijke onzekerheid over looptijd

Voor een periodieke gift is vereist dat er wezenlijke onzekerheid over de looptijd van de gift bestaat. Dit moet worden getoetst op het moment van aangaan van de schenking. Bij een periodieke gift door een bestuurder is het van belang of de bestuurder invloed heeft op de looptijd van de periodieke gift.

Geen invloed schenker

Wettelijk is bepaald dat in de notariële of onderhandse akte van schenking kan worden opgenomen dat de periodieke gift wordt beëindigd als de ANBI-status verloren gaat, de ANBI failliet gaat of als de schenker arbeidsongeschiktheid of werkloos raakt. Ook is wettelijk bepaald dat de schenker op het ontstaan van deze beëindigingsgronden niet of nauwelijks invloed mag hebben.

Of een bestuurder invloed heeft op het verlies van de ANBI-status of het faillissement van de ANBI, zal van de feiten en omstandigheden afhangen. Als dit het geval is, dan kan dit betekenen dat de periodieke gift niet aftrekbaar is. Maar die aftrekbaarheid is dus niet zonder meer uitgesloten vanwege het feit dat de periodieke gift door een bestuurder wordt gedaan.

Let op! Als een beëindigingsgrond zich voordoet, geldt een eventuele niet-aftrekbaarheid in beginsel alleen voor de periodieke giften die nog niet zijn uitgekeerd. Dit kan anders zijn als duidelijk is dat de bestuurder bij het aangaan van de schenkingsovereenkomst invloed zou gaan uitoefenen op de looptijd van de periodieke gift.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toeristenbelasting bij huur standplaats vakantiehuisje?

Gemeentes kunnen toeristenbelasting heffen als personen binnen een gemeente verblijven, terwijl ze hier niet staan ingeschreven. Hoe zit dat als je voor je eigen vakantiehuisje huur betaalt voor een standplaats? Moet je dan zelf de toeristenbelasting betalen? De spelregels in de verordening zijn dan belangrijk.

Verordening

Euro

Als een gemeente toeristenbelasting wil heffen, moet dit zijn vastgesteld in een verordening. Een gemeente kan in een verordening zelf de regels voor de te heffen toeristenbelasting vastleggen, zoals het tarief. Een gemeente kan daarbij bijvoorbeeld kiezen voor een vast bedrag per overnachting, maar ook een percentage van de prijs is een mogelijkheid. Vaak maakt een gemeente gebruik van een Modelverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). 

Huur standplaats

Onlangs kwam bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant de vraag aan de orde wanneer toeristenbelasting geheven kan worden bij eigen gebruik van een strandhuisje. In deze zaak kreeg de eigenaar van een strandhuisje een aanslag toeristenbelasting voor het gebruik dat hij zelf gedurende 140 dagen van het strandhuisje gemaakt had. 

De man betaalde echter voor de standplaats jaarlijks huur aan een stichting. De gemeente merkte dit aan als ‘vergoeding’ voor het verblijf, wat volgens de gemeente betekende dat er toeristenbelasting geheven kon worden. 

Wie biedt gelegenheid tot houden van verblijf?

Volgens de verordening van de gemeente was degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf belastingplichtig. Degene die verblijf houdt, was volgens de verordening alleen dan belastingplichtig als er niemand is die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf. 

Stichting is belastingplichtig

Nu de eigenaar van het strandhuisje huur betaalde aan een stichting, was volgens de rechtbank hij niet zelf, maar de stichting de belastingplichtige. De aanslag voor de eigenaar kwam dan ook te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek kosten thuiswerken ook voor zzp’er?

Werkgevers kunnen hun thuiswerkend personeel voor kosten die hiermee samenhangen sinds 2022 een onbelaste vergoeding geven. In 2024 is dit € 2,35 per dag. Mocht een zzp’er voor het jaar 2018 ook al een bedrag aan thuiswerkkosten in aftrek van de winst brengen?

Kosten thuiswerken

Portemonnee

De kosten van thuiswerken zijn destijds berekend door het Nibud. De kosten betreffen onder meer die van verwarming, koffie en toiletbezoek. De gericht vrijgestelde kostenvergoeding in de loonbelasting wordt jaarlijks geïndexeerd.

Ook voor zzp’er?

In zaak bij het gerechtshof in Amsterdam stond de vraag centraal of een zzp’er in 2018 een bedrag van € 1.000 ten laste van de winst mocht brengen. De zzp’er deed een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De ondernemer was van mening dat er sprake was van rechtsongelijkheid, nu er alleen voor werknemers een tegemoetkoming in de thuiswerkkosten bestond.

Let op! Een zelfstandig ondernemer kan onder voorwaarden alleen de kosten van een werkkamer in aftrek brengen, als deze een zelfstandig deel van de woning vormt.

Nog niet in 2018

Het gerechtshof kwam aan de beantwoording van het vraagstuk van schending van het gelijkheidsbeginsel niet toe. De zaak had namelijk betrekking op het jaar 2018 en toen bestond er nog geen belastingvrije vergoeding voor thuiswerkende werknemers. Om die reden kon er in 2018 in ieder geval nog geen sprake zijn van schending van het gelijkheidsbeginsel. De zzp’er mocht het bedrag van € 1.000 niet in aftrek brengen en de Belastingdienst werd dan ook in het gelijk gesteld.

Let op! Het gerechtshof deed alleen een uitspraak voor het jaar 2018. Op de vraag of vanaf het jaar 2022 wel sprake zou kunnen zijn van schending van het gelijkheidsbeginsel heeft het gerechtshof niet direct antwoord gegeven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit nu aanvragen

Samenwerkingsverbanden van ondernemers kunnen de nieuwe Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit nu aanvragen. De SWIM is bedoeld als alternatief voor investeringen in elektrische vrachtwagens en (bestel)bussen.

Samenwerkingsverbanden 

Bestelbus

De subsidie is beschikbaar voor samenwerkingsverbanden van ondernemers waar zowel geïnvesteerd wordt in waterstoftankstations als in vrachtwagens en (bestel)bussen op waterstof. Vervoermiddelen die rijden op waterstof, hebben als voordeel dat de actieradius groter is en de oplaadtijd geringer ten opzichte van elektrisch vervoer.

Hoeveel subsidie?

Voor investeringen in waterstoftankstations bedraagt de subsidie maximaal 40% van de kosten met een maximum van € 2 miljoen per aanvraag. Bij de aanschaf van vervoermiddelen bedraagt de maximale subsidie 80% van de kosten met een maximum van € 4 miljoen per aanvraag. Deze subsidie verschilt per voertuig en bedraagt voor een voertuig maximaal € 300.000. Het  totale beschikbare budget voor SWIM bedraagt voor 2024 € 22 miljoen.

Let op! Wordt uw subsidieaanvraag goedgekeurd, dan ontvangt u een voorschot van 50%.

Voorwaarden

Zowel voor de tankstations als voor de voertuigen gelden tal van voorwaarden. Zo moet een tankstation onder andere vanuit twee rijrichtingen toegankelijk zijn voor zwaar wegverkeer en moet er elektronisch betaald kunnen worden. Voor voertuigen geldt de voorwaarde dat ze voorzien moeten zijn van een brandstofcel of, in bepaalde gevallen, voorzien zijn van een waterstofverbrandingsmotor.

Tip! Ook als u een voertuig laat aanpassen zodat rijden op waterstof mogelijk is, kunt u voor de SWIM in aanmerking komen.

Aanvragen SWIM

U kunt de SWIM aanvragen tot 6 september 2024 12.00 uur bij RVO.nl. U heeft hiervoor eHerkenning op minimaal niveau 3 nodig.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Echtscheiding en uw bedrijf

Wanneer u als ondernemer gaat scheiden, heeft dit in de meeste gevallen ook gevolgen voor de onderneming. Of dit nu een eenmanszaak is of een bv. Een eigen bedrijf maakt een scheiding vele malen lastiger.

Er komen vragen op u af als:

  • Kan de onderneming worden voortgezet?
  • Maakt uw partner aanspraak op een deel van (de waarde van) het bedrijf?
  • Wat gebeurt er met het pensioen?
  • Van welke financiële gegevens moet worden uitgegaan bij het berekenen van alimentatie?

Deze advieswijzer bevat een overzicht van enkele belangrijke zaken waarmee u als ondernemer te maken kunt krijgen bij een echtscheiding. Het zijn complexe zaken, die om deskundige begeleiding vragen. Met behulp van deze advieswijzer inventariseert u uw persoonlijke situatie en komen er zaken aan de orde als:

  • Huwelijksvermogensregime: is er een algehele gemeenschap van goederen (vóór 2018), een beperkte gemeenschap van goederen (vanaf 2018) of heeft u huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden gesloten?
  • Is het Nederlands recht wel van toepassing? Dit kan een rol spelen als u in het buitenland hebt gewoond na uw huwelijk of als u en uw partner (ook) een andere nationaliteit hebben.
  • Rechtsvorm van uw bedrijf: is er sprake van een eenmanszaak, vof, maatschap, bv of andere vorm? Staat het bedrijf op uw naam en/of op uw partners naam? Werkt u beiden in het bedrijf? Is er een regeling getroffen over de eigendom van en/of het recht op een deel van de waarde van de onderneming?
  • Vermogens- en inkomenspositie: wat behoort tot uw privé- en zakelijk vermogen? Waaruit bestaat het gezinsinkomen? Heeft u kinderen?
  • Pensioenen: welke regelingen hebben u en uw partner gesloten? Welke aanspraken heeft u beiden opgebouwd voor en tijdens het huwelijk?
  • Fiscaliteit: wat zijn de fiscale gevolgen van de scheiding? Moet u fiscaal afrekenen over de waarde van het bedrijf? Op welke fiscale valkuilen moet u alert zijn?

Tip! Ga regelmatig na of uw huwelijksvermogensregime nog wel past bij uw zakelijke en privébelangen.

Let op! Sinds 1 januari 2018 is voor nieuw te sluiten huwelijken de beperkte gemeenschap van goederen de standaard. In plaats van één gemeenschappelijk vermogen is sprake van drie vermogens: een huwelijksvermogen en een afzonderlijk vermogen voor ieder van de echtgenoten. Voorhuwelijks ondernemingsvermogen valt niet in de beperkte gemeenschap (vraag ook naar de Advieswijzer Nieuw huwelijksvermogensrecht).

Wel geldt dat een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid voldaan dient te worden aan de gemeenschap, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van de echtgenoten komt of is gekomen. Dit vereist een nauwkeurige administratie tijdens het huwelijk. Het is verstandig om de waarde van de voorhuwelijkse onderneming goed vast te stellen en hierbij op te nemen op basis van welke grondslag dit is gebeurd.

Door de nieuwe wettelijke regeling is het overeenkomen van huwelijkse voorwaarden over het algemeen van nog groter belang.

Verdeling

Huwelijk

Bij een algehele of beperkte gemeenschap vindt bij echtscheiding verdeling plaats van het vermogen dat in de gemeenschap is gevallen. Beide partijen zijn gerechtigd tot zijn/haar aandeel in de gemeenschap. In het kader van de verdeling dient waardering van het ondernemingsvermogen dan wel van de aandelen plaats te vinden, op voorwaarde dat deze tot de gemeenschap behoren.

Huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden

Zonder huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden valt de (waarde van de) onderneming in de te verdelen gemeenschap; met uitzondering van het voorhuwelijks ondernemingsvermogen bij een beperkte gemeenschap van goederen. In dat geval kan wel sprake zijn van een redelijke vergoeding aan de gemeenschap voor kennis, vaardigheden en arbeid, die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen.

Wellicht heeft u in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden wel specifieke bepalingen opgenomen over de gerechtigdheid tot het eigen bedrijf. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een verrekenbeding, waarbij de waarde van het geheel of van een gedeelte van de onderneming moet worden verrekend.

Ook kan het zijn dat u een zogenaamd jaarlijks verrekenbeding in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden heeft staan waar u nooit uitvoering aan heeft gegeven. De wet gaat er bij een echtscheiding dan in beginsel van uit dat uw totale vermogen gelijk met elkaar verrekend dient te worden.

Tegenbewijs is weliswaar mogelijk, maar de praktijk leert dat dit vaak erg lastig is. Ook kan het zijn dat er wel jaarlijkse berekeningen zijn gemaakt, maar dat die niet goed blijken te zijn; bijvoorbeeld omdat opgepotte winsten in de bv niet meegerekend zijn, terwijl dat wel had gemoeten. Het gevolg is dan dat of de berekeningen opnieuw gemaakt moeten worden (hetgeen vaak complex blijkt te zijn), of dat het totale vermogen toch verrekend dient te worden.

In het kader van een echtscheiding kan om afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden worden gevraagd. Het kan dan gaan om verdeling van een eenvoudige gemeenschap of een verrekening in het kader van een verrekenbeding.  Ook is het vaak lastig om achteraf nog vast te stellen wat er precies tussen de partijen verrekend moet worden.

Let op! VAls u voor het huwelijk een eenmanszaak had die u tijdens het huwelijk met beperkte gemeenschap van goederen (dus alleen bij huwelijken gesloten na 1 januari 2018) in een besloten vennootschap heeft ingebracht, dan wordt deze besloten vennootschap niet zonder meer beschouwd als een voorhuwelijkse onderneming. Dit kan betekenen dat de vennootschap gemeenschappelijk is geworden en uw partner recht heeft op de helft van de waarde van de aandelen in de vennootschap.

Het kan dus zomaar zijn dat u als ondernemer de waarde van uw onderneming moet delen met uw (ex-)partner. De activa/passiva van het bedrijf dienen hiervoor reëel te worden gewaardeerd. De scheiding brengt het risico met zich mee dat het uitkopen van de ex-partner ten koste kan gaan van de continuïteit van het bedrijf. Als het bedrijf dan ook de belangrijkste inkomensbron is, is het zaak te zoeken naar passende oplossingen. Denk hierbij ook aan het (tijdelijk) aanhouden van een belang in de onderneming door uw ex-partner. Maar ook aan het verrekenen met andere bezittingen of het overnemen van schulden.

Let op! Ga na of bij een bedrijfsfinanciering ook privézekerheden, bijvoorbeeld een hypotheek op de woning, zijn verstrekt. Dit vraagt dan om extra aandacht bij de afwikkeling van de scheiding.

Verevening van pensioenrechten

Bij een echtscheiding heeft de ex-partner in principe recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Dit wordt pensioenverevening genoemd. Daarnaast heeft de ex-partner recht op een bijzonder partnerpensioen/nabestaandenpensioen.

Tip! U bent vrij om samen met uw ex-partner een andere verdeling af te spreken of zelfs te besluiten niet tot verevening van het ouderdomspensioen over te gaan. Ook conversie van pensioen is mogelijk. Wijkt u af van de wettelijke regeling, dan moet dit wel zijn vastgelegd in de huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant.

Fiscale gevolgen afspraken pensioen

Over pensioen in eigen beheer heeft u voor 1 januari 2020 moeten beslissen, opbouw is sinds 1 juli 2017 al niet meer mogelijk. Koos u ervoor om het pensioen in eigen beheer ongewijzigd te laten (zonder verdere opbouw) en gaat u scheiden, dan blijft uw ex-partner voor zijn of haar deel van het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer afhankelijk van het reilen of zeilen van uw bv. De bv is en blijft immers in dit geval de pensioenuitvoerder. Omdat dit nadelig kan zijn voor uw ex-partner, kan deze ex-partner eisen dat het pensioenaandeel elders wordt ondergebracht. U en uw bv moeten hieraan meewerken. Dit is alleen anders als door afstorting van het pensioen de continuïteit van uw onderneming aantoonbaar in gevaar komt. Bovendien mag het afstorten er niet voor zorgen dat uw eigen pensioen in gevaar komt.

Tip! Het staat u en uw (ex-)partner te allen tijde vrij om te kiezen voor een alternatieve financiële oplossing.

Koos u ervoor om de pensioenaanspraak in eigen beheer af te kopen met een belastingkorting of om te zetten in een oudedagsverplichting, dan verliest uw partner zijn of haar rechten op een deel van het in eigen beheer opgebouwde ouderdomspensioen (partnerpensioen). Uw partner dient daarvoor wellicht ‘passend’ te worden gecompenseerd. ‘Passend’ kan ook betekenen dat u samen met uw partner schriftelijk vastlegt dat compensatie (uitsluitend) plaatsvindt wanneer u overlijdt of bij echtscheiding. Ook hier geldt dat iedere keuze mogelijk fiscale voordelen biedt, maar ook tot ongewenste fiscale complicaties kan leiden en dus moeten deze vooraf goed in beeld gebracht worden.

Let op! In bepaalde situaties is de partnercompensatie belast als periodieke uitkering en/of aftrekbaar als onderhoudsverplichting.

Alimentatie

Ook na een echtscheiding hebben uw ex-partner en u de plicht voor elkaar en de kinderen te zorgen door bij te dragen in de kosten van levensonderhoud (alimentatie). Voor het berekenen van de alimentatie gelden de zogenaamde ‘Tremanormen’. Bij de ondernemer is het van groot belang om niet alleen naar de jaarstukken uit het verleden te kijken, maar ook naar de kasstroom van de ondernemer, prognoses en informatie over de onderneming en de branche.

Partneralimentatie

Wanneer een van de ex-partners niet genoeg inkomsten heeft om van te leven, heeft de ander de plicht om bij te dragen in de kosten. Bij verzoekschriften die na 1 januari 2020 zijn ingediend, geldt dat de partneralimentatie beperkt is in duur. Hoe lang alimentatie betaald dient te worden, hangt af van verschillende factoren, zoals de duur van het huwelijk, leeftijd van betrokkenen, leeftijd van eventuele kinderen en het moment van het ontvangen van AOW. Een veel gehoorde misvatting is dat de duur van partneralimentatie standaard vijf jaar zou zijn.

In tegenstelling tot partneralimentatie is kinderalimentatie bij de betaler ervan niet aftrekbaar en bij de ontvanger onbelast.

Let op! Partneralimentatie is bij de betaler ervan aftrekbaar en bij de ontvanger belast.

Voor de verkrijger van alimentatie zijn de hiermee samenhangende advocaatkosten aftrekbaar als de procedure ter verkrijging van alimentatie voor hem of haar succesvol verloopt. Dit is ook het geval als de verkrijger geen succes heeft, maar er een redelijke kans op succes is geweest. Degene die alimentatie moet betalen, kan de kosten van de advocaat niet aftrekken. Dit staat los van de vraag of de procedure voor degene van wie de betaling geëist werd, al dan niet succesvol is verlopen.

Over de hoogte en de duur van de alimentatie kunt u met elkaar naar eigen inzicht en mogelijkheden afspraken maken. Neem de afspraken volledig en duidelijk op in een echtscheidingsconvenant. Voorkom discussie over het ondernemersinkomen en de onderlinge draagkrachtverdeling. Daarnaast is het bij een ondernemer van groot belang dat een dubbeltelling voorkomen wordt. Toekomstige geldstromen van de onderneming moeten niet twee keer worden meegenomen, dat wil zeggen zowel bij de waardering van de aandelen als bij de alimentatie.

Kinderalimentatie

De kosten van de kinderen (ook wel behoefte genoemd) worden in beginsel berekend aan de hand van het netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van het uiteengaan. Verder wordt rekening gehouden met het aantal kinderen in een gezin en de leeftijd van de kinderen. Ook kan rekening worden gehouden met hoge (netto) oppaskosten voor en na de scheiding.

Bij het bepalen van draagkracht van ouders voor kinderalimentatie wordt gebruikgemaakt van een formule die is opgenomen in de Tremanormen. Aan de hand van het netto besteedbaar inkomen wordt dan berekend wat een ouder redelijkerwijs kan bijdragen in de kosten van de kinderen. In de formule wordt rekening gehouden met de bijstandsnorm, alsook een component voor woonlasten.

Worden er schulden afgelost of heeft iemand bijzondere verplichtingen, zoals een arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan kan de formule hierop worden aangepast. Ouders die gaan scheiden, hoeven minder kinderalimentatie te betalen naarmate zij meer voor de kinderen zorgen (zorgkorting).

Let op! In tegenstelling tot partneralimentatie is kinderalimentatie bij de betaler ervan niet aftrekbaar en bij de ontvanger onbelast.

Fiscaal partnerschap

Een echtscheiding kan voor de scheidende partners uiteenlopende fiscale consequenties hebben. Op het moment dat u het verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed heeft ingediend en u ook niet meer op hetzelfde adres ingeschreven staat, bent u geen fiscaal partner meer. Wel mag u in dat jaar nog kiezen om als fiscale partners de belastingaangifte in te vullen. Dit kan het jaar daarop niet meer. Bent u geen fiscaal partner meer, dan heeft dit vooral direct gevolgen voor een aantal regelingen in de inkomstenbelasting en voor eventuele toeslagen. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende regelingen.

Doorschuiffaciliteit

Behoort het ondernemingsvermogen tot de te ontbinden gemeenschap van de (huwelijks)partners? Dan wordt het deel van uw onderneming, dat volgens het huwelijksvermogensrecht toekomt aan uw partner, bij ontbinding van de gemeenschap geacht te zijn overgedragen tegen reële waarde. Over de fiscale meerwaarde (goodwill, reserves en stille reserves) van dit deel van de onderneming moet u als ondernemer dan afrekenen. Onder voorwaarden hoeft er echter niet te worden afgerekend en geldt er een belastingvrije doorschuiffaciliteit.

Terbeschikkingstelling (TBS)

Als u een vermogensbestanddeel (zoals een pand) ter beschikking stelt aan de onderneming, aanmerkelijk belang vennootschap of werkzaamheid van een verbonden persoon, dan is op dit vermogensbestanddeel de TBS-regeling van toepassing. Partners gelden voor de TBS-regeling als verbonden personen. De positieve en negatieve voordelen behaald met dit vermogensbestanddeel vormen dan belastbaar resultaat uit overige werkzaamheid (box 1). Met de echtscheiding eindigt de verbondenheid en de terbeschikkingstelling en vindt over het betreffende (aandeel in het) TBS-vermogen een fiscale afrekening plaats, tenzij er een doorschuiffaciliteit (fiscale begeleiding) van toepassing is. Bij huwelijkse voorwaarden speelt dit vaak niet. Het vermogensbestanddeel behoort tot uw vermogen en alleen u heeft te maken met de TBS-regeling.

Aanmerkelijk belang

Hebben uw partner en u een aanmerkelijk belang (AB), dan kan de scheiding tot gevolg hebben dat bij een of beide partners niet langer sprake is van een aanmerkelijk belang. Op dat moment is sprake van een fictieve vervreemding in de zin van de AB-heffing met een fiscale afrekening tot gevolg. Onder voorwaarden geldt ook hier een doorschuiffaciliteit.

Eigen woning

Bij een echtscheiding verlaat doorgaans een van de partners de woning. Op dat moment is deze woning voor de vertrekkende partner geen hoofdverblijf meer en daarmee zou voor dit aandeel in de woning de eigenwoningregeling en bijbehorende hypotheekrenteaftrek komen te vervallen. Maar, op voorwaarde dat de ex-partner in de woning blijft wonen, blijft de eigenwoningregeling op grond van de scheidingsregeling nog maximaal twee jaar na vertrek gelden. Naast de scheidingsregeling zijn er ook nog vele fiscale valkuilen als er een eigen woning in het spel is. Zo kan de aftrekbaarheid van de eigenwoningrente (deels) in gevaar komen als hierover geen goede afspraken zijn gemaakt.

Tot slot

Een echtscheiding vraagt om goede fiscale begeleiding. Er zijn veel regels om rekening mee te houden. Denk hierbij ook aan de verdeling van lijfrenten en kapitaalverzekeringen. Wij kunnen u begeleiden bij dit complexe proces.

Disclaimer

Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schoonmakers via platform Helpling zijn mogelijk werknemers

Schoonmakers die via het inmiddels failliete onlineplatform Helpling werkzaamheden verrichtten voor particulieren, moeten worden gezien als werknemers. Dit is de mening van de advocaat-generaal, die advies uitbrengt aan de Hoge Raad.

Wat waren de feiten?

Juridisch

Helpling had een app gelanceerd, waarmee huishoudens die behoefte hadden aan huishoudelijke ondersteuning in contact konden komen met schoonmakers. Volgens Helpling ging het daarbij om zelfstandig ondernemers. De vakbond FNV kon zich daar niet in vinden en stelde dat het ging om werknemers, omdat ze zich moesten houden aan door Helpling uitgevaardigde voorschriften.

De FNV spande samen met een schoonmaakster van Helpling een rechtszaak aan. Het gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de schoonmakers kwalificeerden als uitzendkrachten in dienst van Helpling als uitzendonderneming. De huishoudens waren de inleners. Dit betekende dat de schoonmakers recht kregen op loondoorbetaling bij ziekte en een transitievergoeding bij ontslag. 

Een particulier is geen inlener

Zowel Helpling als de FNV zijn in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. De advocaat-generaal is evenwel van oordeel dat particulieren niet als inleners kunnen worden gezien. Dit maakt dat er geen sprake kan zijn van een uitzendovereenkomst, maar zijn de schoonmakers in dienst van Helpling. Dit kan, alhoewel Helpling inmiddels failliet is, van belang zijn voor het aanvragen van een WW-uitkering.

De curator heeft alvast alle bij het platform geregistreerde schoonmakers ontslag aangezegd. 

Reguliere arbeidsovereenkomst

De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geadviseerd om de zaak zelf af te doen door alsnog voor recht te verklaren dat sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers.

Let op!Het is uiteindelijk aan de Hoge Raad om een definitief uitsluitsel te geven over de vraag of de schoonmakers kwalificeren als werknemers in dienst van Helpling. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder snel schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn

Bij een geschil met de Belastingdienst kunt u in bezwaar en beroep. Als de behandeling van uw bezwaar of beroep te lang duurt, kunt u recht hebben op een schadevergoeding. Als er echter sprake is van een gering financieel belang, heeft u hierop geen recht. De Hoge Raad heeft onlangs in een arrest de omvang van dit financiële belang fors verhoogd.

Spanning en frustratie

Juridisch

De schadevergoeding is bedoeld als compensatie voor de lange wachttijd en de daarmee samenhangende spanning en frustratie. In het verleden heeft de Hoge Raad de regels rondom een schadevergoeding bepaald en voor wat betreft de hoogte vastgesteld op € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar.

Gering financieel belang

Onder ‘financieel belang’ wordt verstaan het voordeel dat de belastingplichtige heeft als hij zijn bezwaar of beroep wint. In het betreffende arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat voortaan sprake is van een gering financieel belang bij een bedrag van minder dan € 1.000. Dit is fors hoger dan het bedrag van € 15, dat gold vóór dit arrest. 

Alleen bij overschrijdingen tot één jaar

De Hoge Raad heeft tevens geoordeeld dat het nieuwe grensbedrag geldt bij overschrijdingen van de redelijke termijn tot één jaar. Wordt deze termijn langer overschreden, dan kan de rechter zelf beslissen of ook bij een geringer financieel belang dan € 1.000 een schadevergoeding wordt opgelegd.

Alleen het geschil zelf

De Hoge Raad stelt verder dat het financiële belang van € 1.000 betrekking heeft op het bedrag van het geschil zelf, dus zonder dat vergoedingen voor griffierecht, proceskostenvergoedingen en dergelijke zaken meetellen.

Oneigenlijk gebruik

De nieuwe grens is gericht op het oneigenlijk gebruik dat belastingplichtigen van schadevergoedingen maken. In de betreffende zaak was bijvoorbeeld sprake van een financieel belang van € 0,80. 

Let op!
Het heeft geen effect op lopende zaken. De wijzigingen gelden niet voor zaken waarin voorafgaand aan de datum van het arrest, 14 juni 2024, om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is verzocht en deze redelijke termijn op die datum al was overschreden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laag btw-tarief voor verhuren kajuitzeiljacht

Op de verhuur van een kajuitzeiljacht dient het lage btw-tarief van 9% te worden toegepast. Er is namelijk sprake van het gelegenheid geven tot sport met gebruik van een sportaccommodatie.

Inclusief faciliteiten

Zeilboot

In een zaak die voorlag bij de Hoge Raad werden via een all-in abonnement kajuitzeiljachten verhuurd, inclusief bijkomende faciliteiten. De huurders konden derhalve ook gebruikmaken van de jachthaven, voor aanvullende diensten zoals het onderhoud en schoonmaken werd gezorgd, evenals voor onder meer zwemvesten en vuurpijlen.

Eén prestatie

De Hoge Raad was het met het Hof Den Haag eens dat er sprake was van één prestatie. Die moest volgens het Hof aan het btw-tarief van 21% worden onderworpen, maar daar dacht de Hoge Raad anders over.

Sportaccommodatie

Aangezien zeilen fysiek inspannend is, kan zeilen volgens de Hoge Raad als sport worden aangemerkt. Bovendien is bij sportbeoefening ook het gebruik van een sportaccommodatie aan het lage btw-tarief onderworpen, aldus het arrest. Dat bij het sporten eventueel gebruik wordt gemaakt van de openbare weg of openbaar water, doet daarbij niet ter zake.

Ook recreatief

De Hoge Raad voegt hieraan toe dat het lage btw-tarief niet alleen van toepassing is op sporten in competitie- of wedstrijdverband, maar ook op recreatief sporten, zoals in de behandelde zaak. De Hoge Raad komt dan ook, anders dan het Hof, tot de conclusie dat op de gehele prestatie, dus de verhuur van het jacht inclusief facilitaire diensten, het lage btw-tarief van toepassing dient te zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvraag voorzieningen UWV binnenkort online in werkgeversportaal

Bij het UWV kan vanaf 22 juli 2024 een aantal voorzieningen online worden aangevraagd. Het gaat met name om voorzieningen voor werkgevers en werknemers.

Voorzieningen UWV

Typen

Wanneer u als werkgever een werknemer met een ziekte of handicap in dienst heeft, komt u in aanmerking voor een aantal voorzieningen die u óf de werknemer ondersteunen. Er zijn ook voorzieningen gericht op zelfstandigen, startende ondernemers, het onderwijs of de privésituatie.

Online aanvragen vanaf 22 juli

Een aantal voorzieningen gericht op werkgever en werknemer kunt u vanaf 22 juli online aanvragen. Het gaat om:

  • loondispensatie
  • vervolg loondispensatie
  • subsidie voor een interne jobcoach
  • vervolgsubsidie voor een interne jobcoach
  • vergoeding werkgeversvoorziening

Dienst toevoegen in werkgeversportaal UWV

Om online een voorziening aan te kunnen vragen, moet u eerst de dienst ‘Voorzieningen’ toevoegen aan het werkgeversportaal. Dit gaat via eHerkenning. U kunt dan in het werkgeversportaal ook de brieven rondom uw aanvraag lezen. Deze staan onder ‘Brieven en documenten’. De brieven worden ook nog per post verzonden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rapportageverplichting inzake duurzaamheid voor grote ondernemingen

Er zijn plannen om grotere ondernemingen uitgebreider te laten rapporteren over duurzaamheid. Een algemene maatregel van bestuur en een wetsvoorstel hierover worden ingediend bij de Tweede en Eerste Kamer.

Geleidelijke invoering

Typen

De verplichte jaarlijkse rapportering zal in etappes worden ingevoerd. Grote beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeraars met meer dan 500 medewerkers zullen als eerste aan de verplichting moeten voldoen en wel vanaf boekjaar 2024. Voor andere grote en beursgenoteerde ondernemingen volgt de verplichting in de jaren erna.

Welke items?

Het bestuursverslag met de rapportage zal betrekking moeten hebben op ecologische, sociale en werkgelegenheidszaken, maar ook mensenrechten en de bestrijding van corruptie en omkoping zullen er deel van moeten uitmaken. Het doel van de rapportage is het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van het bedrijf op bovengenoemde gebieden en vice versa. 

Rol accountants

Accountants zullen een verklaring moeten afgeven over de rapportage, met in eerste instantie slechts een beperkte mate van zekerheid. Die zekerheid zal in de loop der tijd dienen toe te nemen. Aan het af kunnen geven van genoemde verklaringen zullen extra eisen worden gesteld. Ook dit wordt wettelijk geregeld. De Europese Commissie heeft daartoe regels opgesteld waaraan de rapportageverplichting dient te voldoen.

Let op! Het wetsvoorstel met de regels voor accountants wordt, voordat de behandeling in de Tweede en Eerste Kamer plaatsvindt, eerst nog voorgelegd aan de Raad van State. De algemene maatregel van bestuur met de rapportageverplichting gaat eerst naar de Tweede en Eerste Kamer en daarna naar de Raad van State.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer De CSRD, wat kan ik ermee?

De Corporate Sustainable Reporting Directive (CSRD) verplicht grote ondernemingen om te rapporteren over hun duurzaamheidsprestaties: niet alleen van de eigen onderneming, maar ook van hun partners in de waardeketen. Dus ook als u niet onder de CSRD-regels valt, komt u er via uw ketenpartners, leveranciers, opdrachtgevers of de bank toch mee in aanraking. Voor alle partijen een grote uitdaging, met als belangrijkste advies: begin op tijd met de eerste stappen. Bent u nog niet begonnen, dan luidt het dringende advies om nu te starten met de voorbereidingen.

Europa streeft naar een energieneutrale, duurzame economie in 2050 om de wereld leefbaar te houden voor volgende generaties. Daarvoor zijn allerlei maatregelen in werking gesteld, waaronder de nieuwe EU-wet, de Corporate Sustainable Reporting Directive (CSRD). Waar de een het ervaart als een last, ervaart de ander het juist als een kans. Duidelijk is dat grote bedrijven niet meer wegkomen met loze beloftes (greenwashing) en dus transparant moeten zijn over hun duurzaamheidsprestaties. Niet alleen terugblikkend, maar ook vooruitziend, concreet onderbouwd met data.

De controlegrenzen van de CSRD

Of uw bedrijf onder de CSRD-wetgeving valt, is vanaf boekjaar 2025 het geval als u voldoet aan twee van de drie criteria:
– Minimaal 250 fte personeelsleden
– Minimaal € 50 miljoen omzet
– Minimaal € 25 miljoen balanstotaal

Rapporteren volgens de ESRS

Als u CSRD-plichtig bent, dan betekent dit dat u moet gaan rapporteren over uw duurzame prestaties en wel volgens de standaarden van de European Sustainability Reporting Standards (ESRS). In totaal zijn er twaalf ESRS-standaarden met bijna 1200 datapunten.

De heel grote bedrijven, zoals Philips, Heijmans en NS, rapporteren dit jaar al volgens de CSRD. Voor de volgende groep geldt dat over boekjaar 2025 (zie tijdlijn). Dat lijkt nog ver weg, maar uit ervaring blijkt dat het inregelen van de CSRD wel één tot twee jaar in beslag neemt, afhankelijk van waar u staat in uw duurzame ontwikkeling, de mate van digitalisering en beschikbare mensen en middelen. Wanneer u hier als bedrijf in 2024 mee begint, dan kunt u al vergelijkingsdata laten zien in 2025 en in een ‘CSRD-light’-verslag laten zien dat u duurzaamheid serieus neemt. De stakeholders kunnen daar dan weer op reageren, zodat u in het eerste (CSRD-verplichte) jaar 2025 kunt aantonen dat u als bedrijf hierop al acteert en een nog ‘beter’ verslag hebt. Binnen de CSRD is er veel aandacht voor inzicht in risico’s en impact, het opstellen en beschikbaar maken van beleid, het stellen van doelen en het meten van vooruitgang. De standaarden richten zich daarbij niet enkel op de eigen onderneming. Ze vereisen ook dat bedrijven informatie uit en over hun waardeketen verzamelen en publiceren.

Van een breder perspectief naar focus op materiële onderwerpen

In totaal zijn er dus zo’n 1.200 datapunten waarover gerapporteerd kan worden. Gelukkig hoeft u niet over al die punten te rapporteren. Via de dubbele materialiteitsanalyse bepaal je welke ESG-thema’s (Environment, Social en Governance) het relevantst zijn voor jouw bedrijfsvoering en belanghebbenden (stakeholders). Per thema vereisen de standaarden beleid, actieplannen, doelen en prestaties.

De dubbele materialiteitsanalyse helpt u om focus aan te brengen op de (duurzame) thema’s die er echt toe doen. Dit gaat twee kanten op (vandaar het woord ‘dubbel’): welke impact heeft uw business op de wereld (bijvoorbeeld CO2-emissies, verlies van biodiversiteit, geluidsoverlast) en welke impact heeft de wereld op uw business (bijvoorbeeld locatie in een zero-emissiezone, watertekort of -overlast, personeelstekort door krappe arbeidsmarkt)? Het gaat dus om zowel de impactmaterialiteit (inside-out-benadering) als de financiële materialiteit (outside-in-benadering), waarbij een ESG-thema materieel is als het al aan een van de twee voldoet. 

Wie betrek je wel of niet

Om het bredere perspectief goed in kaart te brengen, is het van belang dat u weet wie uw belanghebbenden (stakeholders) zijn en over welke thema’s deze partijen geïnformeerd willen worden. Belanghebbenden zijn klanten, medewerkers, leveranciers, banken, maar denk ook aan de lokale leefomgeving, gemeente, media of belangenorganisaties. U bepaalt zelf wie u meeneemt in dit proces. De CSRD zegt ook niets over het aantal dat u moet raadplegen. Wat wel belangrijk is, is dat u de belanghebbenden die de meeste impact ondervinden van uw bedrijfsactiviteiten meeneemt in de analyse. Daarnaast is de keuze van wat u met welke stakeholders gaat bespreken ook belangrijk. Met je medewerkers gaat het bijvoorbeeld over de werk-privébalans, veiligheid, diversiteit & inclusiviteit en gelijke beloning. Met klanten gaat het bijvoorbeeld om de herkomst van producten en diensten, kinderarbeid of dierenleed, mogelijkheden om klachten te adresseren of hulp te krijgen, eerlijke marketing en communicatie. U kunt hiervoor een enquête uitsturen naar alle groepen stakeholders, maar je mag ook een interactieve sessie organiseren waarbij u het A4-blad met materiële onderwerpen (zie verderop) toetst.

Materiële onderwerpen verschillen per sector

Wat voor het ene bedrijf een materieel onderwerp is, doet er voor een ander bedrijf helemaal niet toe. Dit hangt af van uw bedrijfsmodel, kernactiviteiten en in welke sector je verkeert. Voor een bouwbedrijf is ‘fairtrade’-koffie in de koffieautomaat natuurlijk goed, maar niet materieel. In de bouw draait het om materialenpaspoorten van bouwmaterialen, circulair oogsten bij renovatieprojecten en/of over de CO2- en stikstofuitstoot bij nieuwbouwprojecten en om veiligheid en duurzame inzetbaarheid van de medewerkers. Terwijl voor een bedrijf dat koffie produceert en verkoopt ‘eerlijke’ koffie wel degelijk een materieel onderwerp is. Verder geldt min of meer: hoe complexer de business, des te meer materiële onderwerpen en dus hoe uitdagender het kan zijn om daar in lijn met de CSRD over te rapporteren. Het goede nieuws is dat veel bedrijven al de nodige aandacht besteden aan duurzaamheidsaspecten. Als dat ook voor uw bedrijf het geval is, hoeft u gelukkig niet op ‘0’ te beginnen. 

Binnen nu en twee jaar worden vanuit de wetgeving (EFRAG) nog sectorspecifieke standaarden verwacht. Bovendien komen er proportionele standaarden voor de beursgenoteerde mkb-ondernemingen die ingaan vanaf boekjaar 2026 (afkorting: LSME). Mkb-ondernemingen zonder beursnotering kunnen ook vrijwillig gebruik gaan maken van de proportionele standaarden (afkorting: VSME). Deze standaarden zijn in concept beschikbaar

Nadat de materiële thema’s zijn vastgesteld, moet u per onderwerp risico’s en kansen inventariseren, beleid en acties beschrijven, doelen stellen en rapporteren over prestaties.

Hoe ziet het CSRD-proces eruit?

Het onderstaande proces biedt een overzicht voor bedrijven die toewerken naar de CSRD-verplichting en voor bedrijven die vrijwillig willen rapporteren over ESG-prestaties. 

Aanpak CSRD-plichtige klanten

De eerste stap in het proces, inventarisatie, gaat over de voorbereidingen. Hoe pakt u dat het beste aan? 

Zeven simpele stappen om snel te beginnen met de inventarisatie

  1. Stel een team samen. Gezien de brede scope van CSRD en de ESG-impact die voortvloeit uit diverse activiteiten van uw bedrijf, is het samenstellen van een team met een gezonde mix van expertise en kennis vanuit verschillende hoeken van de organisatie vereist. Wijs daarnaast een collega aan die projectmanager is van het CSRD-project. Het is belangrijk dat deze collega voldoende statuur en invloed heeft binnen de organisatie. Dit is essentieel om de nodige veranderingen te bewerkstelligen om straks te kunnen voldoen aan de CSRD.
  2. Beleg een kick-off waarbij onder andere kennis wordt gedeeld om het CSRD-team bekend te maken met de CSRD en de dubbele materialiteitsanalyse. Zorg dat het onderwerp CSRD een vast punt wordt op het managementoverleg om betrokkenheid van de directie en het managementteam te houden.
  3. Oriënteer je door middel van externe bronnen. Lees bijvoorbeeld een paar jaarverslagen van organisaties binnen uw sector. Een goede bron om deze verslagen te vinden, is duurzaamheidsverslag.nl. Check ook de (dubbele) materialiteitsanalyse: welke materiële onderwerpen komen iedere keer terug en wat rapporteren ze daarover (doelstellingen, KPI’s en acties)? Ook brancheverenigingen bieden steeds vaker dit soort informatie aan. Zij beschouwen ook vaak trends, wetgeving en ontwikkelingen op landelijk niveau of zelfs op wereldschaal.
    Hierna begint u met het inventariseren van het bedrijfsprofiel, de waardeketen, de stakeholders en de huidige duurzaamheidsinitiatieven. 
  4. Creëer een bedrijfsprofiel en maak duidelijk wat de toegevoegde waarde is voor belanghebbenden en de samenleving. U beschrijft met andere woorden uw organisatie en waar de impacts liggen. In dit bedrijfsprofiel geeft u inzicht in het bedrijfsmodel van de onderneming, welke producten worden geleverd, welke bronnen de onderneming daarvoor nodig heeft, welke reststromen de onderneming genereert en uiteindelijk welke waarde dat toevoegt. 
  5. Breng de waardeketen in kaart. Het ESRS-raamwerk vereist echter niet alleen rapportage over de impacts van de eigen activiteiten van de organisatie, maar ook over de impacts die in de waardeketen worden veroorzaakt. Maak een schematische tekening van de waardeketen, beginnend met de directe partners (leveranciers, klanten) en werk vandaaruit de keten in beide richtingen verder uit. 
  6. Stakeholders identificeren: weet wie uw belanghebbenden (stakeholders) zijn. U krijgt al een goed beeld van wie dit zijn en welke onderwerpen bij hen spelen door intern informatie op te halen. U kunt het ESRS-framework gebruiken als praatplaat. Wilt u weten wat er in de sector of bij concurrenten speelt? Ga dan in gesprek met uw verkopers of juist bij de inkopers. Wilt u weten wat er leeft onder de medewerkers? Maak een afspraak met HRM. Wilt u weten waar banken en investeerders naar vragen? Vraag het uw financieel directeur. Wilt u weten hoe de media over uw sector schrijft of welke duurzame thema’s steeds weer terugkomen? Check dan uw marketingcommunicatiemedewerker. Besluit welke stakeholders u meeneemt in de dubbele materialiteitsanalyse. Door de juiste stakeholders te betrekken bij het identificeren van relevante onderwerpen en prioriteiten, worden de belangen van zowel uw bedrijf als de samenleving beter vertegenwoordigd.
  7. Inventariseer tot slot de huidige duurzaamheidsinitiatieven, waaronder certificeringen. Deze certificeringen hebben vaak al een directe link met de standaarden van de CSRD, de European Sustainability Reporting Standards (ESRS). Denk aan ISO 14001, de CO2-prestatieladder en Lean & Green voor bijvoorbeeld ESRS E1 Klimaatverandering. Analyseer welke onderwerpen door certificeringen al geraakt worden.

Als u deze stappen heeft doorlopen, bent u klaar voor de volgende fase in het proces naar een CSRD-rapportage: de dubbele materialiteitsanalyse. 

Zo ziet een dubbele materialiteitsanalyse eruit: voorbeeld Nationale Spoorwegen (NS)
De NS heeft de de materiële thema’s in het jaarverslag over 2023 met de stakeholders herijkt en vervolgens verrijkt met concrete doelen en resultaten.
 

Draai het om: CSRD, wat kan ik ermee?

Natuurlijk is voldoen aan de CSRD een flinke klus, maar het komt er nu eenmaal aan en het gaat niet meer weg. Als u de CSRD eenmaal omarmd heeft, zult u zien dat het wel degelijk meerwaarde creëert voor uw bedrijf, bijvoorbeeld omdat u een breder beeld krijgt van wat er speelt in uw sector door in gesprek te gaan met verschillende stakeholders met verschillende belangen. En, waar u eerst twijfelde over duurzame investeringen omdat u daardoor duurder zou zijn dan concurrenten, kan het – door de transparantie waar de CSRD voor zorgt – juist nieuwe business genereren. Er is in ieder geval genoeg bewijs van koplopers die inmiddels een gezond duurzaam verdienmodel hebben ontwikkeld. Sterker nog, deze bedrijven komen gemakkelijker aan financiering (met een gunstige rente), hebben zeer gemotiveerd personeel en een sterke reputatie bij hun leveranciers en klanten. Zij weten hun relevantie aan te tonen en bieden meer kans op bedrijfsopvolging. Dus draai het om en zie het als een kans: CSRD, dit kan ik ermee!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer de definitieve berekening Wtl 2023

De Belastingdienst stuurt vóór 1 augustus 2024 de beschikkingen Wtl 2023. Hierin is de hoogte van uw recht op LIV, jeugd-LIV en/of een LKV voor het jaar 2023 opgenomen. Als u het niet eens bent met de berekening hiervan, moet u binnen zes weken na dagtekening van de beschikking in bezwaar.

LIV 2023

Detailhandel

U kan voor het jaar 2023 recht hebben op lage-inkomensvoordeel (LIV) voor een bedrag van € 0,49 per werknemer per verloond uur met een maximum van € 960 per werknemer per jaar. Voorwaarde is onder meer dat de werknemer in 2023 rond het minimumloon verdiende (gemiddeld per uur van minimaal € 12,04  tot en met maximaal € 15,06).

Tip! Er gelden nog meer voorwaarden. Alle voorwaarden voor het LIV vindt u hier.

Jeugd-LIV 2023

De hoogte van het jeugd lage-inkomensvoordeel (jeugd-LIV) voor het jaar 2023 is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer.

Leeftijd op 31 december 2022  Per werknemer per uur  Maximaal per werknemer
18  € 0,07  € 135,20
19  € 0,08  € 166,40
20  € 0,30  € 613,60

Deze werknemers moesten in 2023 een gemiddeld uurloon hebben dat rond het minimumjeugdloon lag.

Tip! Er gelden nog meer voorwaarden. Alle voorwaarden en de uurloongrenzen voor het jeugd-LIV vindt u hier.

Let op!Het jeugd-LIV kunt u alleen nog voor het jaar 2023 krijgen. Vanaf 2024 is het jeugd-LIV afgeschaft.

LKV

U kon voor het jaar 2023 onder meer recht hebben op een loonkostenvoordeel (LKV) als u werkeloze oudere werknemers of arbeidsgehandicapte werknemers in dienst had. De hoogte van de verschillende LKV’s vindt u hier.

Tip! Er zijn nog meer werknemers waarvoor u mogelijk recht had op een LKV. Alle voorwaarden vindt u hier.

Beschikking Wtl 2023

Het LIV, jeugd-LIV en LKV voor het jaar 2023 worden pas in 2024 berekend en uitbetaald. Eerder ontving u van de Belastingdienst al een voorlopige berekening. Vóór 1 augustus 2024 ontvangt u van de Belastingdienst de beschikking Wtl 2023 met daarin de definitieve berekening. In de bijlage bij de beschikking vindt u de berekening die hieraan ten grondslag ligt.

Let op! Als de berekening naar uw mening niet klopt, kunt u bezwaar maken. Dit moet wel binnen zes weken na dagtekening van de beschikking gebeuren, dus wacht niet te lang.

Afrondingsverschillen

De beschikking is gebaseerd op de verloonde uren in uw aangiften loonheffingen. Controleer daarom de beschikking met de aangiften loonheffingen en niet met de uren in uw loonadministratie. Tussen de uren in uw loonadministratie en uw aangiften loonheffingen kunnen namelijk afrondingsverschillen zitten.

Let op! Alle correctieberichten die na 1 mei 2024 zijn ontvangen, zijn niet meer meegenomen in de definitieve berekening van uw rechten op LIV, jeugd-LIV en LKV voor het jaar 2023. Ontdekt u nu nog een fout in uw aangiften over 2023, dan moet u dit nog wel corrigeren met een correctiebericht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is door werkgever betaalde lijfrente aftrekbaar?

Als uw werknemer voldoende zogenaamde jaar- en/of reserveringsruimte heeft, zijn betaalde premies voor een lijfrente in beginsel aftrekbaar. Maar geldt dat ook als u als werkgever, de premies namens uw werknemer rechtstreeks betaalt aan de lijfrenteaanbieder?

Betaling uit nettoloon

Euro

Heeft uw werknemer zelf een lijfrente afgesloten en spreekt u met hem/haar af dat u deze de premie betaalt? Als u de betaling van de lijfrentepremie inhoudt op het nettoloon van uw werknemer, kan uw werknemer de premie gewoon aftrekken van het inkomen in de aangifte inkomstenbelasting. Van belang is namelijk of de premie op uw werknemer ‘drukt’. Dat is hier het geval omdat u de betaling inhoudt op het nettoloon.

Let op! Voorwaarde voor aftrekbaarheid is wel dat de werknemer voldoende jaar- en/of reserveringsruimte heeft

Betaling via werkkostenregeling

Ook als u de premie betaalt en deze onderbrengt in de vrije ruimte van de werkkostenregeling door aanwijzing als eindheffingsloon, is de premie aftrekbaar voor uw werknemer. Door aanwijzing als eindheffingsloon, is dit brutoloon immers nettoloon geworden. Omdat u dit nettoloon niet aan uw werknemer uitbetaalt, drukt de premie ook in dit geval. Ook nu moet de werknemer voldoende jaar- en/of reserveringsruimte hebben. Verder moet het aanwijzen als eindheffingsloon wel ‘gebruikelijk’ zijn.

Betaling op andere wijze

Betaalt u de lijfrentepremie, maar houdt u dit bedrag niet in op het nettoloon of wijst u dit bedrag niet aan in de vrije ruimte? Dan vormt deze betaling voor uw werknemer brutoloon waarop u loonbelasting en premie volksverzekeringen moet inhouden.

Let op! Betaling van de premies uit het brutoloon door deze in aftrek te brengen op het brutoloon is dus niet toegestaan.

Verschil met pensioenpremie

Lijfrentepremies verschillen dus van pensioenpremies, omdat pensioenpremies in beginsel wél ten laste van het bruto-inkomen kunnen worden gebracht. Voor lijfrentepremies geldt dit echter niet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is door werkgever te betalen immateriële schadevergoeding belast loon?

Als u ten opzichte van uw werknemers uw verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, kan het gevolg zijn dat u een schadevergoeding moet betalen. De vraag is of een dergelijke schadevergoeding belast is als loon?

Re-integratieplicht werkgever

Juridisch

In een zaak bij de rechtbank in Den Haag ging het om een werknemer die voor 80% arbeidsongeschikt was geraakt en als gevolg hiervan zijn dienstbetrekking verloor. De man stapte naar de rechter, omdat hij van mening was dat zijn werkgever ernstig tekort was geschoten ten aanzien van zijn re-integratieverplichtingen en eiste hiervoor een schadevergoeding.

Werknemer eist schadevergoeding

De rechter ging hierin mee en kende een schadevergoeding toe van € 50.000. Hiervan werd € 25.000 toegekend vanwege het gederfde inkomensverlies dat de man geleden had. De andere € 25.000 bestond uit immateriële schadevergoeding en vond zijn oorzaak in het leed dat de werknemer was aangedaan doordat de werkgever zijn re-integratieplichten vergaand had verzuimd.

Schadevergoeding belast of niet?

De werkgever had vervolgens over de gehele schadevergoeding loonheffing ingehouden. De werknemer was het hier niet mee eens en stapte andermaal naar de rechter. Die stelde dat als uitgangspunt geldt dat als loon belast wordt: ‘al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten’.

De rechter stelde echter ook vast dat de schadevergoeding die was toegekend als compensatie voor het toegebrachte leed, de immateriële schadevergoeding, niet als loon uit dienstbetrekking moest worden gezien. De conclusie was dan ook dat dit deel onbelast bleef. Per saldo was dus slechts de helft van de schadevergoeding belast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter verruimt NOW-regeling voor startende horecaonderneming

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in een uitspraak bepaald dat starters eerder recht hadden op de NOW dan tot nu toe volgens de wet werd bepaald. De CRvB is van mening dat starters ten onrechte geen recht hebben gehad op NOW als ze op of na 2 februari 2020 met hun onderneming zijn gestart.

NOW

De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) was een financiële tegemoetkoming voor ondernemers die tijdens de coronacrisis te maken kregen met een aanzienlijk omzetverlies. De NOW vergoedde een deel van de loonkosten, waarbij dit deel toenam naarmate het omzetverlies groter was.

Referentieperiode

De NOW vergoedde de loonkosten vanaf maart 2020. De NOW kende tal van voorwaarden. Voor de NOW 3, waarover deze zaak handelde, was een van de voorwaarden dat de onderneming vóór 2 februari 2020 moest zijn gestart om voor de NOW in aanmerking te komen. Het verlies aan omzet werd bepaald door de actuele omzet te vergelijken met een periode vóór de coronacrisis. Deze referentieperiode was normaal gesproken de omzet in 2019.

Uitzondering voor starters

Starters werden in eerste instantie echter uitgezonderd voor de NOW. Pas later in 2020 werd de regeling ook voor hen opengesteld. Daarbij was echter wel bepaald dat de eerste referentieomzet de omzet was vanaf de eerste volle kalendermaand tot en met 29 februari 2020. Dit hield dus in dat starters pas later gebruik konden maken van de NOW dan andere ondernemers.

In de behandelde zaak was een onderneming een horecagelegenheid gestart waarmee men vanaf 5 mei 2020 omzet genereerde. Dit betekende dat de omzet in de referentieperiode, in 2019 dus, nihil was geweest en er dus geen sprake was van een omzetdaling. Daardoor kwam de ondernemer niet in aanmerking voor de NOW. In deze zaak ging het om de NOW over het derde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021.

CRvB vindt reparatie te laat

De CRvB, de rechterlijke instantie die onder andere beslist inzake ingesteld hoger beroep in NOW-geschillen, stelt in de uitspraak vast, dat er pas vanaf de subsidieperiode november en december 2021 voor starters een regeling is getroffen. Volgens de CRvB hebben starters hierdoor ten onrechte langere tijd geen recht op NOW gehad. De CRvB acht dit onjuist en draagt de minister op deze zaak opnieuw te beoordelen en daarbij uit te gaan van het standpunt van de CRvB in deze zaak.

Posted in Niet gecategoriseerd

De zomer inluiden met uw personeel

Met de vakantie in zicht en de zon in aantocht organiseren veel werkgevers voor hun personeel een bedrijfsuitje of gezellige bijeenkomst op kantoor. Wat zijn de mogelijkheden hiervoor binnen de werkkostenregeling dit jaar?

Wel of niet op de werkplek?

Horeca

Voor het antwoord op die vraag is om te beginnen van belang waar de activiteit gehouden wordt. Vindt het bedrijfsuitje plaats op de werkplek – u organiseert bijvoorbeeld een borrel of barbecue in uw lunchruimte of op uw parkeerterrein dat hoort bij uw kantoor –, dan gelden andere regels dan als het bedrijfsuitje elders plaatsvindt.

Let op! De werkplek is een ruim begrip en omvat alle plekken die in verband met het verrichten van arbeid worden gebruikt waarvoor u als werkgever op grond van de Arbowet verantwoordelijk voor bent, zoals uw magazijn, kantine en parkeerterrein of fietsenstalling op het bedrijfsterrein.

Werkplek: consumpties vrij en maaltijd belast

Verstrekt u consumpties tijdens het feestje op de werkplek, zoals frisdrank of een biertje met wat borrelhapjes, dan zijn deze onbelast voor de loonheffingen. Verstrekt u tijdens uw personeelsfeestje echter ook een maaltijd, zoals een barbecue, dan is de maaltijd voor het normbedrag van € 3,90 (2024) per persoon belast voor de loonheffingen. Wilt u niet dat uw personeel zelf over die maaltijd belasting moet betalen, dan kunt u de maaltijd ook onderbrengen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR).

Let op! Of de maaltijd bij onderbrenging in de vrije ruimte van de WKR onbelast is, is afhankelijk van alle andere zaken die u hier in 2024 onderbrengt en de hoogte van de vrije ruimte. De vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% van de loonsom tot € 400.000, plus 1,18% over het meerdere. Overschrijdt u de vrije ruimte, dan moet u 80% belasting betalen over het meerdere boven de vrije ruimte.

Niet op de werkplek: consumpties en maaltijden belast

Bij een bedrijfsuitje dat niet op de werkplek plaatsvindt, zoals een bezoekje aan bijvoorbeeld een pretpark of een barbecue bij een horecagelegenheid, is de waarde ervan volledig belast voor de loonheffingen. Dit betekent dat uw werknemer loonheffingen moet betalen over de kosten van entree, de consumpties, de maaltijd en de reis ernaartoe, als hiervoor bijvoorbeeld een bus wordt gehuurd. U moet dan uitgaan van het factuurbedrag inclusief btw.

Wilt u uw personeel hiervoor niet zelf belasten, dan kunt u ook de kosten van een dergelijk uitje onderbrengen in de vrije ruimte van de WKR. Dit zal echter al snel in de papieren lopen, dus houdt hier de vrije ruimte goed in de gaten. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt u 80% eindheffing over de overschrijding.

Let op! Bij een uitje dat niet plaatsvindt op de werkplek, wordt een maaltijd belast tegen de werkelijke kosten en kunt u dus niet uitgaan van het normbedrag van € 3,90.

Kosten partners en kinderen werknemers

Mag uw personeel bij het bedrijfsuitje ook de partner of zelfs de kinderen meebrengen? Dan moet u bij een feestje op de werkplek waarbij ook een maaltijd verstrekt wordt, ook voor de partners en kinderen € 3,90 per persoon in aanmerking nemen voor de maaltijd. Betaalt de werknemer de loonheffing, dan wordt de € 3,90 voor de partner en de kinderen bij de werknemer meegenomen. Wijst u het feestje toe aan de vrije ruimte van de WKR, dan komt dus voor elke partner en kind ook € 3,90 ten laste van de vrije ruimte.

Vindt het bedrijfsuitje niet op de werkplek plaats, dan betaalt de werknemer ook loonheffing over het aandeel van de partner en kinderen in de kosten. Als u de kosten toewijst aan de vrije ruimte van de WKR, moet u alle kosten toewijzen. U mag dus niet de kosten van de partner en kinderen daarvan uitsluiten.

Dga

De dga die op de loonlijst van de werkmaatschappij staat, loopt gewoon mee in de hiervoor beschreven regels. Een dga is immers ook een werknemer.

Dat is anders voor de dga die in zijn holding op de loonlijst staat en via een managementovereenkomst door de holding te werk is gesteld in de werkmaatschappij. Voor deze dga hoeft de werkmaatschappij geen rekening te houden met € 3,90 voor de maaltijd van het feestje op de werkplek. In plaats daarvan moet de dga in de holding loonheffing betalen over deze € 3,90. De holding kan er ook voor kiezen deze € 3,90 onder te brengen in de vrije ruimte van de WKR in de holding.

Tip! Vindt het bedrijfsuitje plaats buiten de werkplek? Dan hoeft het aandeel van de dga die niet op de loonlijst van de werkmaatschappij staat niet meegenomen te worden in de werkmaatschappij. In plaats daarvan moet de dga in de holding loonheffing betalen over dit aandeel. Maar ook hier kan de holding ervoor kiezen dit aandeel onder te brengen in de vrije ruimte van de WKR in de holding.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hebben schenkingen ‘vrij van recht’ invloed op box 3?

Bij een schenking is door de ontvanger ervan schenkbelasting verschuldigd. Bij een schenking ‘vrij van recht’ spreken schenker en ontvanger af dat de schenker deze belasting voor zijn rekening neemt. De Belastingdienst heeft bekendgemaakt welke effecten dit kan hebben op het vermogen en dus de verschuldigde belasting in box 3.

Geen belastingschuld van schenker

Sparen

De aanslag schenkbelasting wordt altijd opgelegd aan de ontvanger van de schenking. Dit is ook het geval als u als schenker de schenkbelasting voor uw rekening neemt bij een schenking vrij van recht.

Belastingschulden mag u in principe niet in aftrek brengen op uw vermogen in box 3, maar dat geldt niet voor de schenkbelasting die u op 1 januari nog moet betalen met betrekking tot een schenking van het voorgaande jaar. Dat u de schenkbelasting betaalt, is namelijk niet te beschouwen als een belastingschuld van u, maar als een schuld aan de ontvanger van uw schenking.

Schuld aftrekbaar in box 3

Het gevolg is dat de nog te betalen schenkbelasting bij u als schuld meetelt in box 3. Anderzijds telt bij de ontvanger van de schenking echter deze schuld ook mee in box 3 en wel als overige bezitting.

Let op! Vorderingen en schulden tussen fiscale partners en vorderingen van minderjarige kinderen op hun ouders en de daarmee corresponderende schulden van die ouders worden sinds 2023 tegen elkaar weggestreept en dus genegeerd in box 3. In zo’n geval worden ook de schuld en de vordering die ontstaan door de schenking vrij van recht niet in box 3 meegenomen.

Nog geen aanslag opgelegd, wat nu?

Het voorgaande is ook van toepassing als de ontvanger van de schenking uiterlijk acht weken voor het einde van het kalenderjaar de aangifte schenkbelasting heeft ingediend. Het kan zijn dat, ondanks de tijdige indiening van de aangifte,  op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van schenking toch nog geen (voorlopige) aanslag schenkbelasting is opgelegd. Of dat die (voorlopige) aanslag wel is opgelegd, maar dusdanig laat dat de schenkbelasting redelijkerwijs niet vóór 1 januari betaald kan worden.

Ook in die situaties mag u de nog te betalen schenkbelasting als schuld meetellen in box 3, en dient de ontvanger hetzelfde bedrag op te nemen als overige bezitting in box 3.

Onder voorwaarden extra aftrek bij ontvanger

In die situatie mag de ontvanger van de schenking het bedrag van de te betalen schenkbelasting ook in aftrek brengen op zijn banktegoeden in box 3. Let wel, dit mag dus alleen als de aangifte schenkbelasting uiterlijk acht weken voor het eind van het jaar van schenking is ingediend en de Belastingdienst de (voorlopige) aanslag schenkbelasting zodanig laat oplegt dat deze redelijkerwijs niet meer vóór 1 januari van op het jaar van schenking volgende jaar betaald kan worden.

Let op! Door deze extra aftrek kunnen de banktegoeden in box 3 niet minder worden dan nul.

Tip! Deze aftrek van de te betalen schenkbelasting van de banktegoeden geldt ook bij vorderingen en schulden tussen fiscale partners of tussen ouders en minderjarige kinderen, hoewel de schuld en vordering zelf dan in box 3 tegen elkaar weggestreept en dus genegeerd worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Naheffing mrb bij schorsing en OVR-tarief of vrijstelling?

Als u uw auto langere tijd niet gebruikt, kunt u het kenteken laten schorsen. Kan dit een naheffing motorrijtuigenbelasting opleveren als het een auto betreft waarvoor u gebruikmaakt van de overgangsregeling oldtimers (OVR) of een vrijgestelde auto en u de auto tóch gebruikt?

Kenteken schorsen

Auto

Als u van een auto het kenteken laat schorsen, mag u deze auto niet op de openbare weg gebruiken (ook niet parkeren). Het voordeel is dat u tijdens de schorsingsperiode geen mrb (motorrijtuigenbelasting) hoeft te betalen, de auto niet hoeft te laten keuren en te verzekeren. Schorsing komt vaak voor bij langdurige afwezigheid.

Overgangsregeling oldtimers (OVR)

Binnen de mrb bestaat een aparte regeling voor oldtimers die nog geen 40 jaar oud zijn. Voor deze auto’s betaalt u minder mrb. U mag dan echter met de auto in de maanden januari, februari en december geen gebruikmaken van de openbare weg.

Naheffing mogelijk?

De vraag is of een naheffing mrb mogelijk is als met een geschorste auto waarvoor gebruik wordt gemaakt van de OVR, toch gebruik wordt gemaakt van de weg. Bepalend hiervoor is in welke maand dit gebruik plaatsvindt. Is dit in de maanden april tot en met november, dan is geen naheffing mogelijk. De mrb moet namelijk al voor het kalenderjaar zijn betaald en teruggave bij schorsing is niet mogelijk. Omdat de mrb al voldaan is, is geen naheffing mogelijk. Dit is anders als de auto in de maanden januari, februari of december is gebruikt. Dan wordt namelijk niet voldaan aan de voorwaarden en is een naheffing wel mogelijk.

Vrijgesteld voertuig

Voor sommige voertuigen bestaat een vrijstelling van mrb. Dat zijn bijvoorbeeld oldtimers van 40 jaar en ouder, politieauto’s en vuilniswagens. Als een dergelijk voertuig geschorst is terwijl er wel gebruik wordt gemaakt van de weg, leidt dit volgens de Belastingdienst niet tot een naheffing mrb. Er is immers geen belasting verschuldigd. 
Alhoewel dit niet expliciet is bevestigd, lijkt dit ook te gelden voor nulemissieauto’s. Daarvoor is men in de basis immers ook geen mrb verschuldigd. Het is in deze situatie echter onduidelijkheid of een boete (€ 50) ook achterwege blijft.

Let op! De schorsing van een kenteken voorkomt dus de heffing van mrb. Maar de schorsing voorkomt niet per definitie de bijtelling voor privégebruik. Met een schorsing wordt de geldigheid van het kenteken tijdelijk opgeheven, maar de auto blijft in beginsel wel ter beschikking staan aan de berijder.

Posted in Niet gecategoriseerd

Duurdere noodzakelijke voorzieningen via uitruil loon toegestaan?

De gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen is niet van toepassing in combinatie met een uitruil van brutoloon via een zogenaamde cafetariaregeling. Dit kan anders zijn als de werknemer kiest voor een duurdere uitvoering.

De Belastingdienst heeft aan de hand van een voorbeeldsituatie aangegeven hoe een en ander in de praktijk uitwerkt bij de vergoeding van een mobiele telefoon.

Noodzakelijke voorzieningen

Agenda

Voor een aantal noodzakelijke voorzieningen geldt onder voorwaarden een gerichte vrijstelling, waardoor een werkgever deze voorziening onbelast aan een werknemer kan vergoeden of verstrekken. Deze vrijstelling geldt voor noodzakelijke gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur.

De vrijstelling geldt alleen als genoemde zaken naar het redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk zijn voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Daarnaast moet de werknemer ze teruggeven of de restwaarde aan de werkgever vergoeden als hij ze niet meer voor het werk nodig heeft (bijvoorbeeld bij uitdiensttreding). Tot slot mogen de zaken geen onderdeel uitmaken van een cafetariaregeling.

Cafetariaregeling

Bij een cafetariaregeling biedt de werkgever bepaalde zaken aan tegen inlevering van een deel van het brutoloon. Als een werkgever zo’n uitruil toepast voor een noodzakelijke voorziening, is de gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen niet van toepassing.

Luxere uitvoering mobiele telefoon

In het voorbeeld van de Belastingdienst wil een werkgever een mobiele telefoon van € 600 aan zijn werknemer vergoeden. De mobiele telefoon is in principe een noodzakelijke voorziening waarvoor de gerichte vrijstelling kan gelden. Een werknemer besluit van de mogelijkheid gebruik te maken om een luxere uitvoering te kiezen en legt zelf € 400 bij uit zijn brutoloon. De werkgever wijst de telefoon aan als eindheffingsloon. Vraag is of de uitruil van het brutoloon verhindert dat de gerichte vrijstelling van toepassing is.

Vrijgesteld of niet?

Dit blijkt niet het geval. De gerichte vrijstelling is niet van toepassing als het hele bedrag van de telefoon wordt uitgeruild met het brutoloon. Omdat echter alleen het meerdere van € 400 wordt uitgeruild, is de gerichte vrijstelling wel van toepassing op de vergoeding van € 600, op voorwaarde dat voldaan wordt aan de andere twee voorwaarden die gelden voor deze gerichte vrijstelling.

Vrije ruimte

De meerprijs van € 400 is niet gericht vrijgesteld, maar kan eventueel wel worden aangewezen  invalt wel in de vrije ruimte. Voor het aanwijzen in de vrije ruimte geldt wel de voorwaarde dat dit gebruikelijk is.

Is er geen vrije ruimte meer beschikbaar, dan moet de werkgever 80% eindheffing betalen over het bedrag van € 400.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Verenigingen en Stichtingen

Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten. Zo kunt u tijdig inspelen op veranderingen en hiermee uw voordeel doen.

Een aantal belangrijke actualiteiten hebben wij daarom voor u op een rij gezet, zoals:

  • Wat is het verschil tussen een ANBI en een SBBI?
  • Is uw instelling een ANBI of een SBBI?
  • Moet u vennootschapsbelasting betalen?
  • Komt u in aanmerking voor vrijwilligersaftrek en hoeveel mag u uw vrijwilligers vergoeden?
  • Wat houdt de kantineregeling in?

Wanneer ANBI?

Schenken

ANBI staat voor algemeen nut beogende instelling. Uw vereniging of stichting kan alleen een ANBI zijn als ze zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut en door de Belastingdienst als een ANBI is aangemerkt. Om een ANBI te kunnen zijn, moet aan een groot aantal voorwaarden en verplichtingen worden voldaan. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op.

Let op! Een ANBI moet verplicht een groot aantal gegevens op haar internetsite publiceren. Zo moet een ANBI de balans, de staat van baten en lasten en een toelichting hierop binnen zes maanden na het boekjaar op de site zetten. Zorg dat uw vereniging of stichting aan deze verplichting voldoet. Welke gegevens een ANBI nog meer moet publiceren, staat op de site van de Belastingdienst.

Als een instelling als ANBI wil worden aangemerkt, ligt de bewijslast bij de instelling dat met de activiteiten van de instelling het algemeen belang wordt gediend. Het algemeen belang moet niet alleen statutair zijn vastgelegd, maar de activiteiten van de ANBI moeten ook hiermee in overeenstemming zijn. Dit betekent dat de werkzaamheden van de ANBI gericht moeten zijn op concrete doelen die tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. In een recente rechtszaak richtte een vereniging zich op activiteiten in het kader van het algemeen nut, maar ook op activiteiten met het oog op ontspanning en vermaak van de leden. Zonder nadere onderbouwing waren laatstgenoemde activiteiten niet aan te merken als gericht op het algemeen belang. Nu deze onderbouwing ontbrak, was de ANBI-status terecht geweigerd, aldus de rechtbank.

De status van ANBI heeft een groot aantal voordelen. Zo betaalt een ANBI geen schenk- of erfbelasting over schenkingen en erfenissen die zij gebruikt voor het algemeen belang, komt een ANBI in aanmerking voor teruggaaf van een deel van de energiebelasting, bestaan er in de vennootschapsbelasting een aantal fiscale voordelen en zijn giften aan een ANBI bij de schenker onder voorwaarden aftrekbaar in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

Wie een ANBI wil oprichten, kan tegenwoordig terecht op een speciale website van de Belastingdienst. De website biedt informatie over ANBI’s, bevat een link naar een aanvraagformulier voor een ANBI en biedt de mogelijkheid in contact te komen met het zogenaamde ANBI-team van de Belastingdienst. De speciale site is met name bedoeld voor degenen die een kleinere of middelgrote ANBI willen oprichten en de aanvrager te helpen bij zijn aanvraag om – via een praktische uitleg – zaken inzichtelijker te maken.

Let op! De site is te vinden op www.anbiloketbelastingdienst.nl.

Aanscherping toezicht ANBI

Het kabinet heeft in juni 2022 aangekondigd het toezicht op ANBI’s te willen verbeteren, onder meer door gegevens inzake ANBI’s te digitaliseren, de capaciteit inzake toezicht op ANBI’s te vergroten en door de naleving van de voorwaarden voor de ANBI-status af te dwingen. Om misbruik tegen te gaan, wordt ook overwogen de verplichting in te voeren dat ANBI’s jaarlijks een bepaald minimum aan activiteiten moeten verrichten of een minimumbedrag aan het algemeen nut besteden. Zo zouden instellingen die geen activiteiten ondernemen niet langer ANBI kunnen zijn. Het kabinet heeft aangekondigd samen met de branche te gaan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn.

Bestedingscriterium verduidelijkt

Een ANBI mag niet meer vermogen aanhouden dan nodig voor het uitvoeren van haar activiteiten als ANBI. Onlangs is verduidelijkt onder welke voorwaarden investeringen en uitgaven zijn toegestaan zonder de ANBI-status in gevaar te brengen. Zo moet een investering door een ANBI het doel van de ANBI rechtstreeks bevorderen of verwezenlijken. Ook mag de uitgave geen zakelijke activiteit betreffen primair bedoeld om voordeel te behalen. Verder is bepaald dat als geïnvesteerd wordt via een organisatie, ook deze organisatie het bedrag moet gebruiken in lijn met het doel van de ANBI. 

Ook is verduidelijkt dat bestuurders van de ANBI niet bij een investering in een organisatie betrokken mogen zijn. Daarnaast is bepaald dat de investering in de administratie en het beleidsplan als investering van algemeen nut moeten worden opgenomen. ANBI’s die niet of nog niet voldoen aan de gestelde voorwaarden, dienen dit te melden bij hun inspecteur. Deze kan een termijn stellen waarbinnen alsnog aan de verplichtingen moet worden voldaan. Gebeurt dit niet, dan kan een ANBI de status als ANBI verliezen.

Tip! Een ANBI kan door de Belastingdienst ook worden aangewezen als een culturele ANBI. Uw instelling moet dan voor minstens 90% actief zijn op cultureel gebied. Een culturele instelling kan gebruikmaken van een aantal extra faciliteiten.

Wanneer SBBI?

Als uw vereniging of stichting geen ANBI is, is er wellicht wel sprake van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI). Een SBBI is een instelling die geen ANBI is, maar wel een sociaal belang behartigt. Voorbeelden van SBBI’s zijn een muziekvereniging, een sportvereniging, een toneelvereniging of een lokale scoutinggroep. Het voordeel van een SBBI is dat zij geen schenk- of erfbelasting betaalt over schenkingen of erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met ons over de voorwaarden voor een SBBI.

Let op! Over een schenking die een SBBI doet van meer dan € 2.658 (2024) is door de ontvanger van de schenking wel gewoon schenkbelasting verschuldigd, tenzij deze zelf een ANBI of SBBI is.

Actualiteiten vennootschapsbelasting

Vaak zal een stichting of vereniging niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Dit is echter wel het geval als sprake is van het drijven van een onderneming. Belangrijke criteria zijn deelname aan het economisch verkeer en het streven naar winst (winstoogmerk).

Let op! In de statuten wordt vaak opgenomen dat de stichting of vereniging geen winstoogmerk heeft. Dit is geen vrijwaring voor de vennootschapsbelasting. Bepalend is vooral de feitelijke aanwezigheid van overschotten.

Winstvrijstelling

Behaalt uw stichting of vereniging winst, dan kan er een vrijstelling van toepassing zijn als de winst onder bepaalde grenzen blijft. De vrijstelling is van toepassing als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar samen niet meer bedraagt dan € 75.000. De vrijstelling geldt voor alle stichtingen en verenigingen.  De volledige vrijstelling is ook van toepassing op stichtingen en verenigingen die nog geen vijf jaar bestaan. Dit is beslist in een arrest van de Hoge Raad. Als een vereniging of stichting voor de vrijstelling in aanmerking komt, past de Belastingdienst deze automatisch toe. Als er aangifte is gedaan, volgt er een nihilaanslag. De Belastingdienst beveelt stichtingen en verenigingen aan om bij de aangifte te vermelden dat de vrijstelling van toepassing is. Dit kan door bij ‘expliciet uitspraak Belastingdienst gevraagd’ te vermelden ‘vrijgesteld op grond van artikel 6 Wet Vpb’.

Tip! Uw stichting of vereniging kan ervoor kiezen de vrijstelling niet toe te passen, bijvoorbeeld als u een verlies wilt verrekenen. Deze keuze wordt gemaakt voor een periode van minimaal vijf jaar. Na die tijd kan er opnieuw voor gekozen worden om de vrijstelling niet toe te passen. Als u de vrijstelling niet toe wilt passen, moet u een brief sturen naar het belastingkantoor. Dit moet voordat de aangifte vennootschapsbelasting over het eerste jaar van de periode van vijf jaar is afgehandeld.

Bestedingsreserve

Stichtingen en verenigingen die zijn aangemerkt als culturele ANBI en stichtingen en verenigingen die een sociaal belang behartigen en hun winst voor minstens 70% behalen met behulp van vrijwilligers, kunnen een bestedingsreserve vormen. Voldoet uw instelling aan deze voorwaarden, dan mag (een deel van) de winst voor belastingheffing gereserveerd worden in een bestedingsreserve. Er moet dan wel een bestedingsvoornemen zijn en de gereserveerde winsten moeten in beginsel in het jaar of binnen vijf jaar na afloop van het jaar worden besteed. Na deze termijn valt de bestedingsreserve in de winst.

Aftrek fondswervende activiteiten

Fondswervende activiteiten van een ANBI kunnen in aftrek komen van de winst. Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moeten de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Stichtingen en verenigingen die geen ANBI zijn, kunnen – als zij uitsluitend fondswervende activiteiten verrichten – onder voorwaarden de uitkeringen aan een ANBI van de winst in aftrek brengen. Zo moeten ook hier de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Ook moet kenbaar worden gemaakt dat de opbrengst uit de fondswervende activiteiten voor minimaal 90% naar een algemeen nuttig doel gaat en moet de uitkering zijn gedaan binnen zes maanden na afloop van het jaar waarin de gelden zijn verworven.

Vrijwilligersaftrek

Een ANBI en een SBBI kunnen onder bepaalde voorwaarden gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek in de vennootschapsbelasting. Als SBBI kunt u alleen gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek als de winst voor minstens 70% wordt behaald met behulp van vrijwilligers. Onder de vrijwilligersaftrek kan de winst van uw vereniging of stichting verminderd worden met een fictieve beloning van de vrijwilligers op basis van het minimumloon, verminderd met de daadwerkelijke beloning. Als u aannemelijk maakt dat een hoger loon dan het minimumloon gebruikelijk is, mag u rekening houden met dat hogere loon.

Belastingplicht culturele instellingen

Culturele instellingen kunnen voor de vennootschapsbelasting belaste en onbelaste activiteiten verrichten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een museum, waarbij de winst behaald met de museumwinkel belast is en de winst behaald met de culturele activiteiten onbelast. Als met deze culturele activiteiten een verlies geleden wordt, kan dit verlies echter niet verrekend worden met de winst van de museumwinkel.

Om die reden hebben culturele instellingen de mogelijkheid om te kiezen voor volledige belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Bij volledige belastingplicht kan het verlies uit de onbelaste activiteit wel verrekend worden met de winst uit de belaste activiteit. Een dergelijke keuze geldt voor een periode van tien jaar.

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

Actualiteiten loonbelasting

ANBI’s kunnen gebruikmaken van de vrijwilligersregeling in de loonbelasting. Is uw stichting of vereniging aangemerkt als ANBI, dan hoeft u geen loonheffing in te houden op een vergoeding aan een vrijwilliger. De vergoeding mag niet meer bedragen dan € 210 per maand en maximaal € 2.100 per jaar (2024). Betaalt u een uurvergoeding, dan beschouwt de Belastingdienst een bedrag van maximaal € 5,50 (of € 3,25 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) per uur als vrijwilligersvergoeding.

Het gebeurt in de praktijk vaak dat een vrijwilliger afziet van een kostenvergoeding. Hierdoor wordt de vergoeding een gift die de vrijwilliger onder voorwaarden kan aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting. Dat kan alleen als voldaan wordt aan de drie volgende voorwaarden:

  1. uw organisatie verklaart dat de vrijwilliger recht heeft op de vergoeding;
  2. uw organisatie is bereid en in staat om de vergoeding uit te betalen;
  3. de vrijwilliger kan aanspraak maken op de vergoeding en heeft de vrijheid daarover te beschikken.

Let op! De vrijwilliger kan de kosten alleen aftrekken als de ANBI een ‘vrijwilligersverklaring’ invult. Deze is beschikbaar op de site van de Belastingdienst (zoekterm ‘vrijwilligersverklaring’).

Tip! Is uw vereniging of stichting geen ANBI, maar wel een sportorganisatie of een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen? Dan kunt u ook de vrijwilligersregeling toepassen.

Actualiteiten omzetbelasting

Vanaf 1 januari 2019 is de sportvrijstelling in de omzetbelasting verruimd. De sportvrijstelling dient verplicht te worden toegepast. De vrijstelling geldt voortaan ook voor diensten die sportorganisaties verlenen aan niet-leden, bijvoorbeeld het verzorgen van een training.

Instellingen die geen winst beogen en een sportaccommodatie ter beschikking stellen die onmisbaar is voor de sportbeoefening, vallen voortaan ook onder de vrijstelling. Door aanpassing van de definitie ‘winst beogen’, vallen niet-commerciële organisaties onder de vrijstelling. Het niet beogen van winst wordt verbonden aan de organisatie als geheel.

Het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie is nu belast tegen het lage tarief van 9%. Door de vrijstelling is de voorbelasting vanaf 2019 niet meer aftrekbaar. Om dit nadeel te compenseren, is er een subsidieregeling voor gemeenten en sportorganisaties. De subsidie voor gemeenten bedraagt 17,5% van alle btw-belaste sportuitgaven. Voor sportinstellingen is de subsidie maximaal 20%, met een maximum van € 2,5 miljoen per jaar. Een subsidie van minder dan € 2.500 wordt niet verstrekt. Voor sommige activiteiten in het kader van verduurzaming en toegankelijkheid geldt een extra subsidie van maximaal 10%. Voor sommige activiteiten in het kader van het bevorderen van de veiligheid geldt een extra subsidie van maximaal 30%.

Let op! U kunt voor 2024 nog tot en met 31 juli 2024 een aanvraag voor subsidie indienen, maar omdat de aanvragen voor subsidie het budget al ruimschoots hebben overschreden, heeft dit nauwelijks nog zin. U kunt vanaf 2025 wel weer een nieuwe aanvraag indienen.

Btw-vrijstelling fondsenwerving

Fondswervende activiteiten van bepaalde aangewezen instellingen waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld van btw (waaronder ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor jeugdwerk, sportverenigingen en culturele, sociale en religieuze instellingen) zijn in het geheel vrijgesteld van btw als de fondswervende leveringen niet meer dan € 68.067 en de fondswervende diensten niet meer dan € 22.689 per jaar bedragen.

Let op! Voor sportverenigingen geldt een afwijkend grensbedrag voor fondswervende diensten van € 50.000. Daarnaast mogen sportverenigingen geen gebruikmaken van de kantineregeling. Dit betekent dat de kantineontvangsten meetellen voor het maximumbedrag van de fondswervende leveringen van € 68.067 per jaar.

Bij overschrijding van een van de grensbedragen komt de fondsverwerving in de normale heffing van de btw terecht. Dit geldt niet als de overschrijding veroorzaakt wordt door bijzondere, eenmalige omstandigheden of als de overschrijding redelijkerwijs niet was te voorzien. De grensbedragen voor leveringen en diensten gelden onafhankelijk van elkaar. Overschrijding in één categorie betekent dus niet automatisch dat de andere categorie ook in de btw betrokken moet worden.

Tip! Giften, donaties en contributies (zonder expliciete tegenprestatie) worden voor de grensbedragen niet meegerekend.

Bepaalde organisaties, bijvoorbeeld muziekverenigingen, dorpshuizen en buurtverenigingen, kunnen de kantineregeling toepassen. De kantineontvangsten zijn dan vrijgesteld als deze inclusief btw niet meer bedragen dan € 68.067 per jaar. Deze vrijstelling geldt naast de vrijstelling voor fondsenwerving. Dit betekent dat de kantineontvangsten niet meetellen voor de grensbedragen.

Overige actualiteiten

Besturen van verenigingen en stichtingen hebben met ingang van 1 juli 2021 met extra regels te maken. Dit is het gevolg van de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR).
De WBTR is bedoeld om wanbestuur binnen verenigingen en stichtingen zo veel mogelijk te voorkomen. Met de WBTR wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de regels die al gelden voor besturen van nv’s en bv’s. Onder meer is de aansprakelijkheid van bestuurders uitgebreid met aansprakelijkheid bij faillissement als er sprake is van een ernstig verzuim, bijvoorbeeld als voor bepaalde risico’s geen verzekering is afgesloten. Verder is nieuw dat een bestuurder van een vereniging of stichting niet mag deelnemen aan vergaderingen over een bepaald onderwerp als hij ook een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging of stichting. Ook mag hij in die gevallen niet deelnemen aan de besluitvorming.

Een andere wijziging is dat een bestuurder voortaan nooit meer stemmen kan uitbrengen dan de rest van het bestuur samen. Een bestaande afwijkende statutaire regeling is geldig tot 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging als dit eerder is. Verder is geregeld dat als in een vereniging of stichting met een klein bestuur geen van de bestuursleden nog in functie is of afwezig is, formeel geen besluiten meer genomen kunnen worden. De statuten dienen dan te bepalen hoe besluiten dan toch genomen kunnen worden, bijvoorbeeld via een commissie.

Convenant Belastingdienst en organisaties goede doelen

Goede doelen hebben vanaf 2019 nog maar te maken met één loket voor het aanvragen van een erkenning en van de ANBI-status. Hiertoe hebben organisaties van goede doelen met de Belastingdienst een convenant afgesloten. Om fraude te voorkomen, kunnen goede doelen een erkenning aanvragen bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Zo weten donateurs dat ze te maken hebben met een bonafide organisatie. Daarnaast kunnen goede doelen de ANBI-status aanvragen. De aanvraag verloopt nu nog digitaal via de Belastingdienst.

De kwaliteitseisen voor het verkrijgen van de erkenning zijn gelijk aan die voor de ANBI-status. Een aparte aanvraag bij de Belastingdienst is dan dus niet meer nodig. De fiscus behoudt zich wel het recht voor altijd zelf de ANBI-status te kunnen toetsen.

Giftenaftrek: bewijs vereist

Donateurs moeten hun gift kunnen bewijzen om deze af te kunnen trekken. Een ontvangstbewijs of verklaring is hiervoor niet voldoende. Het is daarom aan te bevelen dat giften per bank worden overgemaakt en niet cash. Contante giften zijn per 2021 niet langer aftrekbaar.

Hogere giftenaftrek culturele ANBI

Voor giften aan culturele ANBI’s geldt een hogere giftenaftrek. Particulieren mogen deze giften voor de giftenaftrek verhogen met 25% (met een maximum van € 1.250 per jaar). Ondernemingen in de vennootschapsbelasting mogen een gift aan een culturele ANBI verhogen met 50% (met een maximum van € 2.500 per jaar).

Gift aan steunstichting SBBI

Een steunstichting SBBI is een stichting die speciaal is opgericht om geld in te zamelen voor een jubileum van een SBBI op het gebied van sport en muziek. Een gift aan een steunstichting SBBI is aftrekbaar.

Let op! Een steunstichting moet voldoen aan bepaalde voorwaarden.

Periodieke gift eenvoudiger

De eis van een notariële akte voor de aftrekbaarheid van een periodieke gift is met ingang van 2014 vervallen. Een periodieke gift aan een ANBI of een niet-vennootschapsbelastingplichtige vereniging met minimaal 25 leden is vanaf die datum ook volledig aftrekbaar als deze gift wordt vastgelegd in een onderhandse akte van schenking. De eis dat de periodieke gift alleen aftrekbaar is als deze is vastgelegd voor een looptijd van minimaal vijf jaar (of eindigt bij eerder overlijden) is wel blijven bestaan.

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten, waaronder stichtingen en verenigingen, bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. Entiteiten die hieraan niet voldoen, kunnen te maken krijgen met sancties. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. U kunt een vereniging of stichting registreren in het UBO-register via de Kamer van Koophandel.

Op basis van de uitspraak van het Europese Hof wat betreft de openbaarheid van het UBO-register, heeft het kabinet besloten dit register niet publiekelijk toegankelijk te maken. Via de Kamer van Koophandel konden derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde, is volgens een uitspraak van het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom de openbaarheid van delen van het UBO-register heroverwogen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wet betaalbare huur vanaf 1 juli 2024 van kracht

Huurders kunnen vanaf 1 juli van dit jaar een beroep doen op de Wet betaalbare huur. Door deze wet wordt de huur van een woning meer in overeenstemming gebracht met de kwaliteit van de betreffende woning. Gemeenten krijgen de opdracht zich tot 1 januari 2025 voor te breiden op de handhaving van de wet en kunnen na die tijd boetes opleggen.

Meer gereguleerde huur

Woning

Door de wet komen woningen tot 186 punten volgens het Woningwaarderingsstelsel onder de gereguleerde huur te vallen. Dit betekent dat zo’n 130.000 woningen extra hier weer onder komen te vallen. Deze woningen mogen maximaal € 1.157,95 aan huur per maand gaan kosten. 

Woningwaarderingsstelsel

Met behulp van het Woningwaarderingsstelsel kan de huur van een woning worden berekend op basis van het aantal punten. Zo is onder meer het Energielabel van een woning bepalend voor een aantal punten. Op die manier kan dus voor een energiezuinige woning meer huur worden gevraagd.

Huurverlaging

Door de wet zal voor zo’n 300.000 woningen minder huur betaald hoeven te worden. De verlaging zal gemiddeld zo’n € 190 per maand bedragen. 

Maximale huurprijs

Bij nieuwe huurcontracten vanaf 1 juli 2024 moeten verhuurders zich aan de maximumhuurprijs houden. Bij woningen tot en met 143 punten moet in bepaalde gevallen de huur direct of uiterlijk na een jaar worden verlaagd, als deze niet overeenkomt met het aantal punten. Dit geldt ook voor particuliere verhuurders en voor studentenkamers.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tijdelijke verhuur deel woning belast in box 1

Steeds meer Nederlanders verhuren hun woning of een deel ervan tijdens bepaalde periodes aan derden. Met name toeristen maken hier via organisaties als Airbnb gebruik van. Dergelijke inkomsten zijn belast als tijdelijke verhuur van de eigen woning. Dat gold ook voor een belastingplichtige die meende dat het verhuurde niet tot zijn eigen woning hoorde, aldus het gerechtshof in Amsterdam.

Fiscaal nog steeds eigen woning?

Woning

Dat een deel van de eigen woning tijdelijk verhuurd werd, betekende volgens het gerechtshof namelijk niet dat daardoor de eigen woning fiscaal niet meer als eigen woning kon worden aangemerkt. De voordelen uit de tijdelijke verhuur werden daarom belast in box 1. Wettelijk is hiervoor bepaald dat hiervan 70% wordt belast.

Gastenverblijf

In bovengenoemde zaak had de belastingplichtige zijn eigen woning uitgebreid met de aanbouw van een gastenverblijf. Het gastenverblijf bestond uit een bijkeuken met toegang tot de woning, alsmede een kamer met keukenblok, sanitair en een douche. Het beschikte over een eigen ingang en had eigen gas-, elektra- en watervoorzieningen.

Behorend tot eigen woning?

De belastingplichtige meende dat het gastenverblijf geen onderdeel was van zijn eigen woning. Het gastenverblijf behoorde volgens het gerechtshof echter wel  toch tot de eigen woning. Het maakte namelijk bouwkundig deel uit van de woning en was hiermee kadastraal verbonden. Verder leende het gastenverblijf zich ook voor gebruik in dienst van de woning.

Ook de vraag of de woning aan de belastingplichtige ter beschikking stond, beantwoordde het gerechtshof positief. Het stond aan de eigenaar ter beschikking tijdens de periodes dat het niet verhuurd was en de eigenaar kon ook zelf bepalen of het verhuurd of zelf gebruikt werd.

Tijdelijke verhuur?

Het gerechtshof moest daarna nog vaststellen of sprake was van tijdelijke verhuur. Uit de feiten bleek dat daarvan sprake was. Alles bijeen werd het gastenverblijf zo’n twee maanden per jaar verhuurd en stond het in beginsel in de andere periodes ter beschikking aan de eigenaren. Bepalend bij tijdelijke verhuur is of er zekerheid bestaat dat het gastenverblijf steeds op korte termijn weer ter beschikking komt van de eigenaar. Dit was hier het geval. Dat deze het gastenverblijf niet zelf gebruikte, deed niet ter zake. Het gerechtshof stelde de Belastingdienst dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eerste Kamer wil minder overdrachtsbelasting voor beleggers

In een aangenomen motie heeft de Eerste Kamer gepleit voor een lager tarief in de overdrachtsbelasting voor beleggers. Met de verlaging wil de Eerste Kamer bereiken dat beleggers meer gaan investeren in woningen.

Overdrachtsbelasting

Woning

Bij de aankoop van een woning is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Voor eigenaren die een woning kopen waarin men zelf anders dan tijdelijk gaat wonen, bedraagt het tarief 2%. Onder voorwaarden geldt een eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting voor jongeren tussen 18 en 35 jaar voor de aankoop van een woning met een waarde tot € 510.000 (2024).

Tarief beleggers

Voor beleggers in vastgoed bedraagt het tarief van overdrachtsbelasting echter 10,4%. Dit tarief geldt bijvoorbeeld ook voor tweede woningen en voor ouders die voor hun kind een woning kopen. Volgens de motie is dit tarief voor beleggers echter dusdanig hoog dat beleggingen in woningen achterblijven. De Eerste Kamer dringt er daarom op aan te onderzoeken hoe dit tarief ‘substantieel’ verlaagd kan worden om zodoende het investeren in woningen een extra impuls te geven.

Augustusbesluitvorming

In de motie wordt gevraagd een en ander al bij de augustusbesluitvorming in kaart te brengen. Op die manier zou een eventuele verlaging van het tarief al per 2025 kunnen plaatsvinden.

Tip! Bent u van plan te investeren in woningen, is het, indien mogelijk, wellicht een idee om te wachten op de plannen van de augustusbesluitvorming.

Posted in Niet gecategoriseerd

Check the correct VAT number

Entrepreneurs in the Netherlands nowadays always receive two numbers concerning VAT from the tax authorities: a sales tax number and a VAT identification number (VAT ID). Make sure that you always use the correct number when contacting and checking your customers, because in practice this regularly turns out to go wrong.

Sales tax number

Administratie

You use the sales tax number only for your contacts with the tax authorities, such as for your returns. For sole proprietorships, this number partly consists of the entrepreneur’s BSN number. Partly for privacy reasons, you do not use this number to your customers.

VAT identification number

The VAT identification number is used when dealing with customers. You should also find this number on your customer’s invoices and on their website. You can check this number via this site.

Your own VAT ID

If you want to check a number, you must also enter your own VAT ID. If you have lost this number, you can find it out via the Tax and Customs Administration website. To do so, go to myzakelijk.belastingdienst.nl, log in with DigiD and click on ‘turnover tax’ and click on ‘VAT identification number’. Here you will find both VAT numbers.

Attention! To apply the zero rate to a so-called intra-Community supply (ICL) to a VAT entrepreneur in another EU country, there are a number of obligations you must comply with. One of these is the use of the correct VAT identification number. It is therefore important to always check carefully whether you have your customer’s correct number.

Translated with DeepL.com (free version)

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Huurwoning met zonnepanelen voor btw één bedrijfsmiddel

Een huurwoning met de daarop geplaatste zonnepanelen vormen voor de btw één bedrijfsmiddel. Dit blijkt uit een arrest van de Hoge Raad. Het arrest betekent dat de aftrekbare btw naar evenredigheid moet worden herleid uit de belaste en vrijgestelde omzet.

Btw op zonnepanelen

Zonnepanelen

Sinds 2023 rust op zonnepanelen die zijn geïnstalleerd op of bij een woning in beginsel 0% btw. Particulieren hoeven deze btw dus ook niet meer terug te vragen, wat een hoop administratie scheelt. Het arrest van de Hoge Raad heeft betrekking op de jaren 2017 en 2018, toen er op zonnepanelen op of bij een woning nog 21% btw zat.

Hoeveel aftrek btw?

In genoemd arrest ging het over de vraag hoeveel btw de verhuurder van de woning in aftrek kon brengen. Op de bouw van de huurwoning rustte ruim € 50.000 btw. Hiervan had zo’n € 3.000 betrekking op de geïnstalleerde, niet-geïntegreerde zonnepanelen. 

Belaste versus vrijgestelde omzet

Omdat de verhuur in deze zaak was vrijgesteld van btw, is volgens het arrest om te beginnen van belang welk deel van de omzet btw-belast en welk deel btw-vrijgesteld is. In deze zaak had het gerechtshof vastgesteld dat 5% van de omzet btw-belast was, namelijk de levering van energie.

Eén bedrijfsmiddel

De Hoge Raad komt tot het oordeel dat het verhuurde pand inclusief de zonnepanelen één bedrijfsmiddel is. Dit bedrijfsmiddel is door de verhuurder als ondernemingsvermogen bestemt. De Hoge Raad oordeelt dat daarom alle btw over de bouw en levering van de huurwoning, inclusief de btw over de zonnepanelen, meetellen voor de berekening van de hoogte van de btw-aftrek.

De btw die aftrekbaar is, wordt vervolgens berekend in de verhouding van de btw-belaste versus de btw-vrijgestelde omzet. De Belastingdienst had de € 3.000 btw met betrekking tot de zonnepanelen al in aftrek toegestaan en kon daar niet meer op terugkomen. Met toepassing van het door het gerechtshof vastgestelde percentage van 5%, komt de aftrek van btw echter lager uit dan die € 3.000. Omdat het gerechtshof een aftrek had toegestaan van bijna € 4.500, verlaagde de Hoge Raad de btw-aftrek weer tot het door de Belastingdienst toegestane bedrag van € 3.000.

Woning voor privégebruik

Bij een woning voor privégebruik met daarop zonnepanelen vindt de berekening van de aftrek van btw op de zonnepanelen anders plaats. Voor zo’n woning heeft de Hoge Raad in een eerder arrest in 2021 geoordeeld dat alleen de btw op de zonnepanelen en niet ook een deel van de btw op de bouwkosten van de woning aftrekbaar is. Dit omdat de woning hoe dan ook gebouwd zou zijn, ook zonder de zonnepanelen. De btw op de niet-geïntegreerde zonnepanelen was in die casus dus wel volledig aftrekbaar.

De Hoge Raad heeft nu dus beslist dat deze beredenering en berekening voor woningen met zonnepanelen die als ondernemingsvermogen voor de btw worden aangemerkt (omdat ze verhuurd worden) niet opgaat.

Posted in Niet gecategoriseerd

Willekeurig afschrijven bij gebroken boekjaar

De Belastingdienst heeft een toelichting gegeven op de vraag hoe de faciliteit van de willekeurige afschrijving op investeringen in het jaar 2023 uitwerkt bij een gebroken boekjaar.

Voorbeeld
In een voorbeeld is uitgegaan van een investering op 1 februari 2023 van € 100.000 in een bedrijfsmiddel. Dit wordt op 1 februari 2024 pas in gebruik genomen. Het boekjaar loopt van 1 mei tot en met 30 april.

Willekeurig afschrijven 2023

Kantoor

Voor het jaar 2023 bestond er een faciliteit in de inkomsten- en vennootschapsbelasting die erop neerkwam dat van een bedrijfsmiddel 50% willekeurig, desnoods in één keer, kon worden afgeschreven. De rest van de afschrijvingen moest volgens de gebruikelijke regels plaatsvinden. Het bedrijfsmiddel moet vóór 2026 in gebruik worden genomen.

Gespreide betaling

De Belastingdienst gaat er in het voorbeeld van uit dat van de investering op 1 april 2023 € 10.000 betaald wordt. Op 1 december 2023 wordt nogmaals € 10.000 betaald en het restant van € 80.000 op 1 februari 2024 als het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen.

Willekeurig afschrijven mogelijk?

Uit de toelichting blijkt dat de betaling op 1 april 2023 betekent dat op de winst van het boekjaar, dat loopt van 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023, maximaal € 10.000 willekeurig kan worden afgeschreven. De betaling van € 10.000 op 1 december 2023 betekent dat nogmaals maximaal € 10.000 willekeurig kan worden afgeschreven, maar pas op de winst van het boekjaar dat loopt van 1 mei 2023 tot en met 30 april 2024.

Geen willekeurige afschrijving op restant

De betaling van het restant van € 80.000 op 1 februari 2024 levert echter geen willekeurige afschrijving meer op. Daarvoor is namelijk vereist dat de betaling in 2023 is gedaan. Dat het boekjaar tot en met 30 april 2024 loopt, is niet van belang. Het ‘inhalen’ van niet genoten willekeurige afschrijvingen is bovendien niet mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Check het juiste btw-nummer

Ondernemers ontvangen tegenwoordig van de Belastingdienst altijd twee nummers inzake btw.: een omzetbelastingnummer en een btw-identificatienummer (btw-id). Zorg dat u bij contact en controle van uw klanten altijd het juiste nummer gebruikt, want dit blijkt in de praktijk regelmatig fout te gaan.

Omzetbelastingnummer

Administratie

Het omzetbelastingnummer gebruikt u alleen voor uw contacten met de Belastingdienst, zoals voor uw aangiftes. Voor eenmanszaken bestaat dit nummer voor een deel uit het BSN-nummer van de ondernemer. Mede vanwege de privacy gebruikt u dit nummer niet naar uw klanten.

Btw-identificatienummer

Het btw-identificatienummer wordt gebruikt bij contacten met klanten. Dit nummer treft u als het goed is ook aan op de facturen van uw klant en op zijn internetsite. U kunt dit nummer checken via deze site.

Eigen btw-id

Als u een nummer wilt checken, moet u ook uw eigen btw-id invoeren. Bent u dit nummer kwijt, dan kunt u het achterhalen via de site van de Belastingdienst. Ga daarvoor naar mijnzakelijk.belastingdienst.nl, log in met DigiD en klik op ‘omzetbelasting’ en klik op ‘btw-identificatienummer’. Hier vindt u beide btw-nummers.

Let op! Voor het toepassen van het nultarief op een zogenaamde intracommunautaire levering (ICL) aan een btw-ondernemer in een ander EU-land geldt een aantal verplichtingen waaraan u moet voldoen. Eén daarvan is het gebruik van het juiste btw-identificatienummer. Het is daarom belangrijk om altijd goed te controleren of u over het juiste nummer van uw afnemer beschikt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afkoop lijfrente bij arbeidsongeschiktheid met of zonder revisierente?

Als u een lijfrente voortijdig afkoopt, bent u in beginsel maximaal 20% revisierente verschuldigd. Dit is een sanctie, omdat u de lijfrente eerder en anders opneemt dan volgens de wetgever is bedoeld. U bent echter geen revisierente verschuldigd als u een lijfrente afkoopt omdat u langdurig arbeidsongeschikt bent. De Belastingdienst nam hierover een standpunt in dat afwijkt van het oordeel van een rechter.

Revisierente

Sparen

De revisierente bedraagt in beginsel 20% van (het belaste deel) van de afkoopwaarde van de lijfrente. Hoe hoog de afkoopwaarde is, is afhankelijk van hoeveel aan premies u niet of gedeeltelijk niet in aftrek heeft gebracht. Sloot u de lijfrente 10 kalenderjaren of minder vóór het jaar van afkoop af? Dan kunt u gebruikmaken van een tegenbewijsregeling waardoor de revisierente mogelijk lager is.

Niet bij arbeidsongeschiktheid

Als u langdurig geheel of deels arbeidsongeschikt bent, hoeft u echter helemaal geen revisierente te betalen als u uw lijfrente afkoopt. Deze faciliteit speelt in op de vermindering van inkomen die bij arbeidsongeschiktheid veelal optreedt. Er gelden wel voorwaarden. Zo mag het bedrag van de afkoop niet hoger zijn dan € 50.063 (2024) en dient u een AOV-uitkering (binnenkort) te ontvangen, of uw arbeidsongeschiktheid te kunnen aantonen met een verklaring van een arts dat u de komende twaalf maanden uw beroep niet volledig uit kunt oefenen. Ook mag u op het moment van afkoop de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt.

Wat is het moment van afkoop?

Over de invulling van laatstgenoemde voorwaarde heeft de Belastingdienst een standpunt gepubliceerd. Hier is ingegaan op de vraag wat het moment van afkoop is. Het antwoord op deze vraag is van belang als u uw lijfrente afkoopt als u bijna de AOW-leeftijd bereikt. De Belastingdienst geeft aan dat het moment waarop de verzekeraar meedeelt akkoord te gaan met de afkoop, het moment van afkoop is. Als dit moment ligt op of na het bereiken van de AOW-leeftijd, bent u dus, in de visie van de Belastingdienst, revisierente verschuldigd over de afkoop van de lijfrente. 

Rechter denkt er anders over

De Belastingdienst verdedigt zijn standpunt met het argument dat een verzekeraar eerst moet nagaan of voldaan wordt aan alle fiscale voorwaarden. Het standpunt van de Belastingdienst gaat echter in tegen een uitspraak van rechtbank Gelderland van augustus 2023. De rechtbank oordeelde dat het moment van afkoop het moment is waarop het verzoek tot afkoop is gedaan. De rechter komt tot dit oordeel, onder meer omdat dit moment aansluit bij de bedoeling van de wetgever tot het bieden van een faciliteit bij acute financiële problemen als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

Wat kunt u hiermee?

Heeft u een lijfrente afgekocht vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid? Verzocht u tot afkoop vóór het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, maar ging de verzekeraar pas akkoord op of na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd? Doe dan een beroep op het oordeel van rechtbank Gelderland. Het is namelijk, gezien het oordeel van rechtbank Gelderland, nog maar de vraag of het standpunt van de Belastingdienst overeind kan blijven. Houd er wel rekening mee dat u hiervoor een gerechtelijke procedure moet starten. De Belastingdienst zal, gezien zijn ingenomen standpunt, hoogstwaarschijnlijk niet akkoord gaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Kantoor aan huis

Het lijkt aantrekkelijk: wonen en werken in één pand. Maar een kantoor aan huis is lang niet altijd ook fiscaal aantrekkelijk. Wanneer is uw werkplek ook voor de fiscus een werkruimte? Waar moeten u, uw bedrijf en uw werkruimte dan aan voldoen?

Er is onder meer een verschil in de behandeling van een zogeheten kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte. Daarnaast gelden er voor een ondernemer met een eenmanszaak, vof of maatschap andere regels dan voor een ondernemer met een bv. En hoe zit het eigenlijk met de btw? In deze advieswijzer komen de verschillende regels aan de orde.

Kwalificerende werkruimte

Laptop

Als eerste is het van belang om vast te stellen of sprake is van een fiscaal kwalificerende ruimte. Hiervoor moet uw werkruimte voldoen aan het zelfstandigheids- en het inkomenscriterium.

Zelfstandigheidscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het zelfstandigheidscriterium als deze een zodanige zelfstandigheid bezit dat deze duidelijk te herkennen is. De werkruimte moet in ieder geval over een eigen ingang en over eigen sanitair beschikken. Dit komt erop neer dat de werkruimte ook aan een derde verhuurd zou kunnen worden.

Let op! Een werkplek in een woon-, slaap- of zolderkamer wordt in ieder geval niet als kwalificerende werkruimte aangemerkt. Een tot kantoor verbouwde garage met eigen ingang en sanitair kan dat wel zijn.

Inkomenscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het inkomenscriterium als u uw inkomen voor een groot gedeelte in of vanuit deze ruimte verdient. Is dit uw enige werkruimte, dan moet u uw inkomen voor ten minste 30% in de ruimte én voor ten minste 70% in of vanuit de ruimte verdienen. Heeft u nog een andere werkruimte buiten uw woning, dan moet u uw inkomen voor ten minste 70% in de werkruimte verdienen.

Ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Omdat de werkruimte eigendom is van de eigenaar (natuurlijk persoon) en niet van de eenmanszaak, vof of maatschap, is het voor het bepalen van de fiscale winst noodzakelijk om onderscheid te maken tussen zaken die wel en zaken die niet voor de onderneming worden gebruikt. Dit noemen we vermogensetikettering.

Let op! De werkruimte kan worden aangemerkt als ondernemingsvermogen als deze juridisch of bouwkundig splitsbaar is van de woning. Indien dit niet het geval is, kunt u ervoor kiezen om de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen aan te merken, als ten tijde van verwerving van de woning ten minste 10% van de woning bestemd was om te worden gebruikt ten behoeve van de onderneming. In de overige gevallen vormt de werkruimte privévermogen. De fiscale behandeling van uw werkruimte is afhankelijk van de wijze waarop deze geëtiketteerd is: als privévermogen of als ondernemingsvermogen.

Ook als minder dan 10% van de woning ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, kunt u de woning als ondernemingsvermogen aanmerken als u aannemelijk kunt maken dat de woning mede dienstbaar is aan het bedrijf. Bijvoorbeeld omdat er bij de aankoop sprake was van een koppelaankoop van het bedrijf en de woning, er vanuit de woning toezicht mogelijk is op het bedrijf, er een gemeenschappelijke toegangsweg is en dergelijke.

Woning is privévermogen

De kosten van een niet-kwalificerende werkruimte kunt u niet van uw winst aftrekken. Op deze werkruimte is gewoon de eigenwoningregeling van toepassing.

Let op! De inrichtingskosten, zoals een bureau, zijn ook niet aftrekbaar van de winst. Maar indien er sprake is van zakelijk gebruik, kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen als u zelf btw-belaste prestaties verricht.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven als bezitting en schuld in box 3. De kosten van de werkruimte mag u van uw winst aftrekken. Deze aftrekpost is echter gemaximeerd op het voordeel dat u ten aanzien van de werkruimte in box 3 moet aangeven. Deze aftrek is een percentage van de WOZ-waarde van uw werkruimte. Dit percentage is voor het jaar 2024 vastgesteld op 6,04%.

Daarnaast mag u ook de kosten die normaal gesproken voor rekening van een huurder (de huurderslasten) zouden komen, in aftrek brengen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld energiekosten, kosten van de inboedelverzekering en kosten van klein onderhoud. Ook nu zijn de inrichtingskosten niet aftrekbaar, maar kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen.

Woning is ondernemingsvermogen

Indien de werkruimte als ondernemingsvermogen is geëtiketteerd, kunt u de kosten aftrekken van uw winst. De werkruimte valt dan niet onder de eigenwoningregeling, maar wordt belast als onderdeel van uw winst uit onderneming. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt en dat bijvoorbeeld een eventuele boekwinst bij verkoop belast is.

Indien u de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd, kunt u alle kosten (met uitzondering van huurderslasten met betrekking tot het woondeel) aftrekken van uw winst. Voor het privégebruik van uw woning moet u wel een bijtelling ter grootte van een bepaald percentage van de WOZ-waarde in aanmerking nemen.
Voor de meeste woningen is dit in 2024 1,2%. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moet u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een kwalificerende werkruimte moet u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Bij gesplitste vermogensetikettering (woondeel privévermogen/bedrijfsdeel ondernemingsvermogen) blijft de bijtelling bij een kwalificerende werkruimte achterwege.

Werkruimte in huurwoning

Indien sprake is van een werkruimte in een huurwoning, kunt u een evenredig deel van de huur en de huurderslasten in aftrek brengen als sprake is van een kwalificerende werkruimte.

Niet-kwalificerende werkruimte

Door een wetswijziging is het met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk om aftrek te krijgen voor een niet-kwalificerende werkruimte als u het huurrecht als ondernemingsvermogen etiketteert.
Dit geldt ook voor bestaande gevallen die al vóór 1 januari 2017 het huurrecht als ondernemingsvermogen hebben geëtiketteerd. Is sprake van een kwalificerende werkruimte, dan blijft ook vanaf 2017 aftrek mogelijk.

Ondernemers met een bv

Onderneemt u vanuit een bv, dan geldt ook het onderscheid tussen een kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte.

Kwalificerende werkruimte

De werkruimte valt voor u, als dga, in box I (de tbs-regeling). Dit betekent dat de vergoeding op zakelijke gronden moet worden vastgesteld. De vergoeding is voor de bv aftrekbaar van de winst en vormt voor de dga, na aftrek van alle aan de werkruimte toe te rekenen kosten, inkomen in box 1. Op dit belaste inkomen mag u nog wel de terbeschikkingstellingsvrijstelling van 12% in aftrek brengen.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat u voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven op de balans van uw werkzaamheid in box 1. U heeft ook geen last van de aftrekbeperkingen inzake hypotheekrente, zoals de maximering van de aftrek tot een tarief van 36,97% (2024).

Niet-kwalificerende werkruimte

Een niet-kwalificerende werkruimte valt onder de eigenwoningregeling: het eigenwoningforfait wordt berekend over de woning inclusief de werkruimte. Een eventuele vergoeding voor de werkruimte wordt voor de dga behandeld als loon. Het is echter mogelijk om de vergoeding als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Uw bv betaalt dan geen belasting, zolang het totaal van aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet hoger is dan de vrije ruimte. Wordt deze vrije ruimte overschreden, dan betaalt uw bv 80% eindheffing over de overschrijding. De loonkosten zijn voor de bv aftrekbaar van de winst.

Btw en ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Voor de btw is van belang of de zaken, zoals een werkruimte, zijn gebruikt ten behoeve van uw onderneming en of u hiermee btw-belaste omzet behaalt. Als dat het geval is, kunt u deze zaken voor de btw zakelijk etiketteren en de voorbelasting met betrekking tot het zakelijke gebruik in aftrek brengen. U kunt hierbij denken aan btw op energie, onderhoud en inrichting.

Btw en ondernemers met een bv

Indien u, als dga, de werkruimte aan uw bv verhuurt, is onzeker of u de btw met betrekking tot deze werkruimte in aftrek kunt brengen. De Belastingdienst gaat er tegenwoordig vanuit dat dit in ieder geval voor wat betreft een onzelfstandige werkruimte niet mogelijk is. Dit standpunt is aan kritiek onderhevig, onder meer op basis van het zogenaamde ‘werkkamer arrest’ van De Hoge Raad. Overleg met onze adviseurs over de vraag of u in een soortgelijke situatie recht op aftrek van de btw kunt hebben.

Tot slot

De fiscale regels met betrekking tot de werkruimte zijn erg ingewikkeld. Neem voor uw specifieke situatie daarom contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Invloed aankoop andere eigen woning op dga-taks

Een lening bij uw eigen bv voor de aankoop, onderhoud of verbetering van uw eigen woning telt, onder voorwaarden, niet mee voor de berekening van de dga-taks. Maar wat gebeurt er als u een andere eigen woning koopt? Telt die lening dan nog steeds niet mee?

Dga-taks

Vastgoed

Zijn uw schulden aan uw bv(‘s) op 31 december 2024 hoger dan € 500.000, dan kunt u te maken krijgen met de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap, ook wel dga-taks genoemd. Het gaat dan niet alleen om uw schulden, maar ook de schulden van uw fiscale partner en een deel van de schulden van onder meer uw kinderen en ouders aan uw bv(‘s) tellen mee.

Uitzondering voor schuld eigen woning

Voor schulden met betrekking tot uw eigen woning geldt een uitzondering. Deze schulden tellen niet mee voor de grens van € 500.000. Voorwaarde is wel dat het gaat om een schuld die voldoet aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting. Daarnaast moet voor deze schulden een recht van hypotheek verstrekt zijn aan uw bv. Is dit recht van hypotheek niet verstrekt, dan telt de schuld dus wel mee voor de grens van € 500.000.

Let op! Voor alle schulden aan uw bv (‘s) met betrekking tot uw eigen woning die op 31 december 2022 al bestonden, geldt de voorwaarde dat er recht van hypotheek verstrekt is, niet.

Aankoop nieuwe woning

Aan de Belastingdienst is de vraag gesteld of er in de volgende situatie alsnog een recht van hypotheek verstrekt moet worden om te voorkomen dat de schuld meetelt voor de dga-taks.

Een dga heeft op 31 december 2022 een schuld bij zijn bv voor zijn eigen woning van € 400.000. Voor deze schuld is geen recht van hypotheek verstrekt aan de bv. Deze schuld is aflossingsvrij. Omdat deze schuld op 31 december 2012 al bestond, bestaat hiervoor, ondanks dat de schuld aflossingsvrij is, recht op renteaftrek. De schuld telt dan ook niet mee voor de grens van € 500.000 in de dga-taks.

De dga verkoopt in 2024 de eigen woning voor € 400.000. De opbrengst van de eigen woning gebruikt hij voor aankoop van een andere eigen woning van € 600.000. Hij gaat hiervoor bij zijn bv ook een aanvullende schuld van € 200.000 aan. Zowel voor de schuld van € 400.000 als voor de schuld van € 200.000 wordt geen recht van hypotheek verstrekt aan de bv.

Gevolgen voor dga-taks

De Belastingdienst heeft aangegeven dat  – kort omschreven – in deze situatie nog steeds mag worden aangenomen dat de schuld van € 400.000 op 31 december 2022 al bestond. Deze schuld telt daarom nog steeds niet mee voor de grens van € 500.000 in de dga-taks, ondanks dat er geen recht van hypotheek verstrekt is.

Dat is anders voor de schuld van € 200.000. Deze telt wel mee voor de grens van € 500.000. Wil de dga dat voorkomen, dan zal hij voor deze schuld een recht van hypotheek moeten verstrekken aan zijn bv.

Let op! Voor beide schulden geldt ook de voorwaarde dat recht bestaat op renteaftrek eigen woning in de inkomstenbelasting. Is dat niet het geval, dan heeft het verstrekken van een recht van hypotheek geen zin. De schuld telt dan namelijk sowieso mee voor de grens van € 500.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rente bouwdepot nieuwbouw of verbouwing in box 1 of box 3?

Als u een nieuwbouwwoning koopt, wordt de financiering veelal gestort in een zogenaamd bouwdepot van waaruit de aankooptermijnen betaald worden. Valt rente die u mogelijk ontvangt op dit bouwdepot in box 1 of box 3? En hoe zit dit bij een bouwdepot dat u gebruikt bij een verbouwing?

Bouwdepot

Bouw

Bij een nieuwbouwwoning is het gebruikelijk dat de van een financier verkregen koopsom in een bouwdepot wordt gestort. Met het vorderen van de bouw betaalt u uit dit bouwdepot de rekeningen van de aannemer. Over het nog niet gebruikte deel van het bouwdepot ontvangt u rente die vaak (vrijwel) gelijk is aan de rente die u op de lening betaalt. Ook bij verbouwingen wordt vaak met dergelijke bouwdepots gewerkt. De Belastingdienst heeft het fiscale verschil tussen een bouwdepot bij nieuwbouw en bij verbouwing verduidelijkt.

Bouwdepot nieuwbouwwoning

De Belastingdienst wijst erop dat bij nieuwbouw de lening én het bouwdepot onder voorwaarden gedurende maximaal twee jaar allebei in box 1 kunnen vallen. De betaalde rente op de lening is dan aftrekbaar in box 1. De belangrijkste voorwaarde is dat de betaalde rente en de op het bouwdepot ontvangen rente gesaldeerd worden. Alleen voor zover de betaalde rente de ontvangen rente overstijgt, resteert er dus aftrekbare rente inzake de eigen woning.

Let op! Dit geldt alleen als aan alle eisen wordt voldaan die altijd gelden voor de aftrek van hypotheekrente.

Bouwdepot verbouwing

Bij een verbouwing is het salderen van de betaalde rente met de ontvangen rente bij een bouwdepot in eerste instantie níet nodig.. De Belastingdienst keurt namelijk goed dat gedurende maximaal een half jaar de betaalde rente op een bouwdepot inzake de verbouwing van een eigen woning volledig aftrekbaar is, los van de ontvangen rente op het depot.

Let op! Deze goedkeuring geldt alleen voor bouwdepots bij verbouwingen en niet voor bouwdepots bij nieuwsbouwwoningen. Verder geldt ook hier dat de goedkeuring alleen geldt als aan alle eisen wordt voldaan die altijd gelden voor de aftrek van hypotheekrente.

Wat na een half jaar?

Na een half jaar moet ook bij een verbouwing de betaalde rente op de lening wél gesaldeerd worden met de ontvangen rente op het bouwdepot. Dit kan tot het einde van de verbouwing met een uiterste datum op twee jaar na het afsluiten van de lening. Na afloop van de verbouwingsperiode of, als de verbouwing langer duurt twee jaar, gaat de lening tot box 3 behoren voor zover deze lening nog niet gebruikt is voor de verbouwing van de eigen woning.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor 2024 geen BOSA-subsidie meer beschikbaar

Amateursportorganisaties die de BOSA-subsidie willen aanvragen, kunnen beter wachten tot 2025. Inschrijven voor subsidies kan nog wel tot 1 augustus 2024, maar de kans op succes is vrijwel nihil. Er is voor 2024 namelijk geen budget meer beschikbaar.

Subsidie Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties (BOSA)

Golfbaan

De BOSA-subsidie is bedoeld voor de bouw en het onderhoud van sportaccommodaties en voor de aanschaf van sportmaterialen. Hiervoor kunt u 20% subsidie krijgen. Voor maatregelen op het gebied van energiebesparing, toegankelijkheid, circulariteit en klimaatadaptatie bedraagt de subsidie 40%.

Wanneer aanvragen?

U kunt de BOSA zowel vooraf als achteraf aanvragen. Bij aanvragen achteraf mag de factuurdatum niet ouder zijn dan twaalf maanden. Bij aanvragen vooraf moet u de activiteiten binnen drie jaar realiseren. Bij goedkeuring van uw aanvraag bedraagt het voorschot 80%. In beide situaties gelden er voorwaarden voor wat betreft de hoogte van de subsidie en de minimale kosten van de activiteiten. U vindt hier meer informatie.

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I)

Subsidies zijn digitaal aan te vragen bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen. De verwerking van uw aanvraag duurt maximaal 22 weken. Zorg ervoor dat u eventuele wijzigingen tussentijds doorgeeft.

Tip! Wilt u gebruikmaken van de subsidie in 2025? Bereid uw aanvraag dan in 2024 alvast goed voor, zodat u in 2025 de subsidie zo snel mogelijk kunt aanvragen. Het budget wordt namelijk toegekend op volgorde van binnenkomst. Het subsidieloket gaat in principe op 1 januari 2025 weer open.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf

Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit een van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscaal-juridische aspecten een grote rol. Zeker gezien alle (voorgenomen) wijzigingen in de BOR en de DSR is het van belang u goed en tijdig voor te bereiden.

Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht

Handen schudden

Bij de overdracht van een IB-onderneming moet u rekening houden met belastingclaims. Inkomstenbelasting is aan de orde als de overdrager bij de bedrijfsoverdracht fiscale winst realiseert. Dat is het geval als de onderneming wordt verkocht voor meer dan de fiscale boekwaarde. De overdrager realiseert dan stille reserves in vermogensbestanddelen en/of goodwill in de onderneming. Daarover betaalt de overdrager het progressieve belastingtarief in box 1.

Let op! Bij bedrijfsoverdracht moet u ook rekening houden met de desinvesteringsbijtelling. Dat is een fiscale winstpost waarmee investeringsaftrek uit de laatste vijf jaar wordt gecorrigeerd, als voor meer dan € 2.800 wordt gedesinvesteerd. Er wordt per bedrijfsmiddel gekeken naar het percentage van de investeringsaftrek van destijds en dit wordt toegepast op de huidige overdrachtsprijs. Ook vallen de fiscale reserves vrij bij de bedrijfsoverdracht.

Wordt een onderneming verkocht met een onroerende zaak (bedrijfspand) op de balans? Dan moet de overnemer overdrachtsbelasting betalen. Er is mogelijk, onder voorwaarden, een vrijstelling van toepassing. Die komt verderop aan bod.

Schenkt de overdrager de onderneming of verkoopt hij de onderneming voor een te laag bedrag? Dan moet de overnemer schenkbelasting betalen. Er zijn vrijstellingen en betalingsregelingen, maar daarvoor gelden voorwaarden. Die worden hierna globaal besproken.

Tip! De overdrager van een persoonlijke onderneming kan belastingheffing over de stakingswinst uitstellen door een premie te betalen voor een zogenoemde stakingslijfrente of door premies te storten op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De lijfrentepremie komt dan in aftrek op de belaste winst. De overdrager betaalt pas belasting als de uitkering uit de lijfrente gaat vloeien. Ook kan de overdrager op deze manier de oudedagsreserve omzetten in een lijfrente.

Is sprake van de overdracht van een bv en is de verkoopprijs hoger dan de verkrijgingsprijs van de aandelen? Dan geniet de overdrager een boekwinst (ofwel: vervreemdingsvoordeel) en dus inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarover moet hij 33% (tot € 67.000 is dat 24,5%) belasting betalen in box 2.

Tip! De directe inkomstenbelastingheffing in box 2 bij verkoop van de aandelen kunt u voorkomen met een holdingstructuur (de boekwinst die de holding-bv geniet door de verkoop van de werk-bv valt namelijk onder de deelnemingsvrijstelling). Zet deze structuur wel tijdig op. De fiscus kan een probleem maken van een verkoop binnen drie jaar na oprichting. Er is echter een tegenbewijsregeling. Als u kunt aantonen dat u vóór de inbreng nog geen onderhandeling bent gestart met de koper, dan blijft de geruisloze inbreng in stand.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – persoonlijke onderneming

Een beste manier om inkomstenbelasting te besparen bij bedrijfsoverdracht is er niet. Het hangt af van de omstandigheden. Kijkend naar het familiebedrijf zal vaak sprake zijn van een bekende die het bedrijf overneemt: de zoon of dochter of zelfs aangetrouwde familie. Om gebruik te kunnen maken van de fiscale faciliteiten, moet het wel iemand zijn die al in het bedrijf meewerkt of al als ondernemer betrokken is. Er moet dan worden gekozen tussen afrekenen of doorschuiven.

Afrekenen

Afrekenen betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt, de stakingswinst opgeeft aan de fiscus en daarover belasting betaalt. Hij mag € 3.630 stakingsaftrek van zijn winst aftrekken. Ook is in het stakingsjaar de mkb-winstvrijstelling van 13,31% van toepassing. Of de bedrijfsoverdrager daadwerkelijk inkomstenbelasting betaalt, hangt af van de omvang van zijn gewone jaarwinst, stakingswinst, de stakingslijfrentepremieaftrek en de stakingsaftrek. 

Let op! Een staking helemaal aan het begin van het jaar kan door de Belastingdienst gezien worden als een staking in het voorgaande jaar, waardoor de stakingswinst opgeteld wordt bij de gewone jaarwinst van dat jaar.

Tip! Controleer bij het staken van de onderneming of er nog sprake is van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek (NGZA). Een ondernemer kan namelijk niet meer zelfstandigenaftrek claimen dan er fiscale winst is. Het bedrag dat niet in aftrek komt, wordt gestald in de NGZA.

Onverrekende verliezen

In de inkomstenbelasting kan een verlies worden verrekend met de inkomsten van de drie voorafgaande jaren en de negen volgende kalenderjaren. Afrekenen bij bedrijfsoverdracht kan bijvoorbeeld fiscaal voordelig zijn als de bedrijfsoverdrager nog onverrekende verliezen heeft die hij kan verrekenen met de stakingswinst of als hij de stakingswinst kan omzetten in een lijfrente. De bedrijfsoverdrager betaalt op het moment van de bedrijfsoverdracht geen inkomstenbelasting, terwijl de bedrijfsopvolger kan afschrijven over de hogere werkelijke waarde van de onderneming in plaats van over de overgenomen fiscale boekwaarde. Ook heeft de bedrijfsopvolger dan investeringsaftrek en mag hij – als hij starter is – willekeurig afschrijven.

Tip! Verkoopt de overdrager zijn persoonlijke onderneming aan een natuurlijke persoon en blijft die de koopsom schuldig? Dan kan de overdrager kiezen voor maximaal tien jaar renteloos uitstel van betaling van de inkomstenbelastingclaim. Hij moet dan wel de inkomstenbelasting in gelijke jaarlijkse delen aan de fiscus betalen. Voor de overnemer zijn er de hiervoor beschreven voordelen. Om het uitstel van betaling moet worden verzocht en er moet zekerheid worden gesteld.

Doorschuiven

Doorschuiven betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en dat de bedrijfsopvolger de inkomstenbelastingclaim van de bedrijfsoverdrager overneemt. De waarde van het bedrijf wordt op hetzelfde bedrag bepaald als bij de variant van afrekenen, maar de (contante waarde van de) overgedragen inkomstenbelastingclaim komt er nog op in mindering. Deze variant heet doorschuiven, omdat de bedrijfsopvolger in deze variant de onderneming in zijn fiscale winstaangifte de fiscale boekwaarde van de overgenomen onderneming hanteert.

Tip! Heeft u iemand op het oog aan wie u de zaak wilt doorschuiven? Dat kan alleen als die persoon al 36 maanden medeondernemer of medewerker is. Laat uw bedrijfsopvolger daarom als medeondernemer of werknemer ten minste 36 maanden voorafgaand aan de overdracht meedraaien in het bedrijf.

De bedrijfsopvolger neemt de fiscale boekwaarde over en gaat na de doorschuiving afschrijven zoals de overdrager dat deed. Hij geniet dus geen afschrijvingsvoordeel. Zijn fiscale winst ten opzichte van de variant ‘afrekenen’ zal dus hoger zijn. Hij heeft geen recht op willekeurige afschrijving en als hij binnen drie jaar staakt, heeft hij geen recht op stakingsaftrek.

Let op! Bij doorschuiving heeft de inkomstenbelastingclaim grote invloed op de overnamesom. De waardering van de inkomstenbelastingclaim hangt echter af van vele variabelen, zoals looptijd en rentepercentage, waarover bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer verschillend kunnen denken.

Doorschuiving moet daarom ‘passen’ bij de personen van de bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer. Of u nou kiest voor afrekenen of doorschuiven, er zijn veel voorwaarden aan verbonden waar u rekening mee moet houden. Voor een afgewogen beslissing overlegt u met een van onze adviseurs.

Firma als opvolgingsinstrument

Als u uw persoonlijke onderneming liever niet in één keer overdraagt, maar de bedrijfsopvolging wilt blijven begeleiden of zelfs betrokken wilt blijven, dan kunt u dat doen met een firma (vof) of cv. Bij de laatste variant kunt u beherend vennoot blijven (‘op de bok’) of op de achtergrond als commanditair vennoot (‘geldschieter’).

Uw bedrijfsopvolger wordt vennoot in de firma en u spreekt een winstverdeling af die past bij ieders vermogensinbreng. Daarnaast kunt u samen een arbeidsbeloning vóór winstverdeling afspreken op grond van de arbeidsinbreng. Vervolgens kunt u uw aandeel in de firma overdragen aan uw bedrijfsopvolger, in één keer of in fasen.

Tip! Heeft u een onderneming met veel vermogen, maar relatief weinig liquiditeit? Dan kan de firma voor u een oplossing zijn als opvolgingsinstrument. U blijft dan in de firma (ofwel cv) zitten als geldschieter. Uw bedrijfsopvolger kan de bedrijfsopvolging dan gemakkelijker financieren. Hij kan zijn winst opsparen om later de commandiet uit te kopen. Let ook op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting.

Samenwerkingsovereenkomst

Zorg ervoor dat u de afspraken over bedrijfsopvolging vastlegt in een samenwerkingsovereenkomst. Met afspraken over de toedeling van het vermogen regelt u dat de onderneming bij verbreking van de samenwerking kan worden voortgezet door de bedrijfsopvolger. Deze afspraken worden wel voortzettings-, verblijvens-, toescheidings- of overnemingsbedingen genoemd. Kern van deze bedingen is dat in de samenwerkingsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de voortzetting van de onderneming en het ondernemingsgebonden vermogen bij uittreden van een van de firmanten.

Tevens legt u vast wat het ingebrachte vermogen van eenieder is. Als u bijvoorbeeld wilt dat het bedrijfspand niet overgaat, kunt u dit niet inbrengen en tot uw buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen rekenen. De stille reserves in het pand blijven aan u voorbehouden en u gaat het bedrijfspand verhuren aan de vof.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – bv

Heeft u een onderneming in de vorm van een bv, realiseert u zich dan dat bij overdracht van de aandelen een vervreemdingsvoordeel ontstaat. Dat is het verschil tussen de verkrijgingsprijs van uw aandelen en de verkoopprijs of waarde bij overdracht van de aandelen. U betaalt over dat verschil 26,9% inkomstenbelasting.

Ook als u de aandelen schenkt of voor een lagere dan zakelijke prijs verkoopt, wordt de vervreemdingswinst berekend over de volle waarde van de aandelen. Indien en voor zover binnen de bv sprake is van ondernemingsvermogen, kan op verzoek een doorschuiving van de ab-claim plaatsvinden. De schenker rekent dan niet af en de begiftigde neemt de oorspronkelijke verkrijgingsprijs over. Ook geldt dan een vrijstelling voor de schenkbelasting.

Tip! Als uw bedrijfsopvolger de koopsom schuldig blijft, heeft u onder voorwaarden recht op een renteloze betalingsregeling van maximaal tien jaar voor de inkomstenbelastingclaim. Voorwaarde is onder andere dat de bezittingen van de bv voor minder dan 30% uit beleggingen bestaan. De bedrijfsoverdrager moet om uitstel van betaling verzoeken en zekerheid stellen.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Andere overdrachtsvormen

Om belastingheffing over het vervreemdingsvoordeel bij overdracht te voorkomen, kiezen de meeste ondernemers met een bv voor een holdingstructuur. Heeft u namelijk een holding die de aandelen van de werk-bv houdt, dan hoeft de holding over de overdrachtswinst op de aandelen niet af te rekenen. Dat komt door de deelnemingsvrijstelling. De ontvangen verkoopprijs van de aandelen kan de holding ter belegging blijven aanhouden. Pas bij uitkering aan u als aandeelhouder moet u over het dividend 26,9% inkomstenbelasting betalen.

Tip! Een holdingstructuur werkt goed als u uw onderneming voor een reële prijs wilt verkopen aan uw bedrijfsoverdrager.

Let op! Als u uw onderneming wilt schenken of verkopen voor een lagere dan reële prijs, dan kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de schenkbelasting (zie hierna). Wel moet u dan ook de inkomstenbelastingclaim afrekenen. Als u de aandelen verkoopt maar de overnemer de koopsom schuldig blijft, kunt u verzoeken om een betalingsregeling van tien jaar.

Tip! Heeft u veel beleggingsvermogen in uw holding en/of werk-bv en wilt u de aandelen schenken? Zonder uw beleggingsvermogen dan af, al dan niet in een vrijgestelde beleggingsinstelling. U maakt daarmee de bestaande aandelen (in de holding) lichter en geschikt voor schenking, terwijl u door de herstructurering directe fiscale claims over het beleggingsvermogen voorkomt.

Bedrijfsopvolging met onroerende zaken – overdrachtsbelasting

Gaan er bij de bedrijfsoverdracht in de vorm van de overdracht van de activa en passiva één of meer onroerende zaken over, let dan op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. De bedrijfsopvolger die de onroerende zaken overneemt, moet 10,4% overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de overgenomen bedrijfsonroerende zaken. Er zijn bij bedrijfsoverdracht echter enkele vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting.

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

Bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming in de familiesfeer geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is het geval bij bedrijfsoverdracht aan kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of echtgenoten van deze personen. Het moet gaan om de overdracht (en voortzetting) van de gehele onderneming, al dan niet in fasen. De onroerende zaak moet dienstbaar zijn aan de onderneming.

Gaat de bedrijfsoverdrager een samenwerkingsverband aan met zijn bedrijfsopvolger, dan geldt onder voorwaarden een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de inbreng van de onderneming met onroerende zaken in het samenwerkingsverband. Bij de verdeling van het vermogen van een samenwerkingsverband geldt een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de toedeling van de onroerende zaak aan de oorspronkelijke inbrengers, als de onroerende zaak vrijgesteld van overdrachtsbelasting was ingebracht.

Let op! Heeft u één of meer onroerende zaken op de ondernemingsbalans staan? Let dan bij de bedrijfsopvolging op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. Bij een bedrijfsoverdracht binnen de familiesfeer kan overdrachtsbelasting vaak worden voorkomen. Namelijk door het gebruikmaken van een vrijstelling of door gewoonweg de onroerende zaken niet in te brengen dan wel over te dragen.

Tip! Regel de bedrijfsopvolging ook in uw testament. Door aan uw bedrijfsopvolger via een legaat uw onderneming na te laten bij uw overlijden, ontvangt uw bedrijfsopvolger de onderneming als ‘erfrechtelijke verkrijging’. Die is onbelast voor de overdrachtsbelasting. Bij zo’n testamentaire regeling kunt u ook bepalen dat uw bedrijfsopvolger een bedrag moet betalen aan de overige erfgenamen.

Onroerendezaaklichaam

Overdrachtsbelasting kan ook aan de orde zijn bij de overdracht van aandelen in een bv die een onroerendezaaklichaam is. Dat is het geval als de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken, voor meer dan 30% uit Nederlandse onroerende zaken en de onroerende zaken beleggingsvermogen zijn. Kort gezegd moet de verkrijger van de aandelen dan overdrachtsbelasting over de waarde van de onroerende zaken betalen, als hij ten minste een derde aandelenbelang heeft of verkrijgt.

Bedrijfsopvolgingsregeling schenk- en erfbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is van toepassing bij het schenken of vererven van het vermogen van een persoonlijke onderneming (zoals een eenmanszaak, firma- of cv-aandeel) én bij aanmerkelijkbelangaandelen in een actieve bv. Om hiervan gebruik te maken, moet u bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Dat doet u in de aangifte schenkbelasting (of erfbelasting), die u indient binnen twee maanden na het jaar waarin u de onderneming of aandelen overgedragen heeft gekregen.

Vrijstelling

De BOR-vrijstelling wordt toegepast op de goingconcernwaarde. Als de liquidatiewaarde hoger is, dan is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de goingconcernwaarde vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kapitaalintensieve bedrijven met een relatief laag rendement. De goingconcernwaarde is 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.325.253,  daarboven geldt een vrijstelling van 83%.

Betalingsregeling

Is de goingconcernwaarde hoger dan de vrijstelling, dan kan de verkrijger kiezen voor tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de schenkbelasting over de belaste waarde.

Bezitseis en voortzettingseis

De schenker moet de onderneming op het moment van de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven en de voortzetter moet de onderneming minstens vijf jaar voortzetten. Bij schenking van aandelen moeten deze vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord. Voldoet de voortzetter niet aan de voortzettingseis, dan moet hij alsnog schenkbelasting betalen over de verkregen onderneming.

Als door een bv een andere onderneming is overgenomen via een activa/passiva-transactie, gaat er op grond van jurisprudentie geen nieuwe bezitstermijn lopen. Als er aandelen in een nieuwe bv worden gekocht wel!

Ondernemingsvermogen

De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting geldt voor het ondernemingsvermogen. Bij een persoonlijke onderneming is dat het vermogen van de onderneming zoals dat op de balans staat. Duurzaam beleggingsvermogen telt hierbij niet mee, want dat hoort niet thuis op de ondernemingsbalans. Bij bv’s is de faciliteit beperkt tot het ‘echte’ ondernemingsvermogen in de bv plus beleggingsvermogen voor een waarde van 5% van het ondernemingsvermogen. De schenker of erflater moet bovendien een aanmerkelijk belang (ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal) in de bv hebben. Aandelen in een beleggings-bv tellen niet mee.

Tip! Zorg dat zo veel mogelijk liquide middelen tot het werkkapitaal en/of investeringskapitaal van de onderneming behoren. Deze worden dan meegenomen in de BOR.

Bij een holdingstructuur kan het ondernemingsvermogen geconsolideerd worden beoordeeld. Dat houdt in dat het ondernemingsvermogen van de werk-bv aan de holding kan worden toegerekend, waardoor de vrijstelling toch van toepassing is bij schenking van de aandelen van de holding. De uiteindelijke aandeelhouder moet dan wel een indirect aanmerkelijk belang (ten minste 5%) in de werk-bv hebben. Uiteraard moet de werk-bv een actieve onderneming drijven.

Wijzigingen BOR vanaf 1 januari 2024

Zoals aangegeven, geldt de vrijstelling alleen voor ondernemingsvermogen. Verhuurd vastgoed leidde in de praktijk altijd tot een discussie met de Belastingdienst of dit ondernemingsvermogen was of beleggingsvermogen. Aan deze discussie is per 1 januari 2024 een einde gekomen. Vastgoed dat aan derden wordt verhuurd, valt met ingang van 1 januari 2024 niet onder de BOR, aangezien het per definitie beleggingsvermogen is.

Aangekondigde wijzigingen per 2025 en 2026

Voor 2025 staat een aantal voorgenomen wijzigingen op de planning:

  • De doelmatigheidsmarge van 5% wordt afgeschaft.
  • Bedrijfsmiddelen (die zowel voor privé als zakelijk worden gebruikt) kwalificeren voor de BOR en DSR voor zover deze tenminste 90% voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming worden gebruikt. De maatregel geldt alleen voor bedrijfsmiddelen die ten minste € 100.000 waard zijn (WEV).
  • De eis voor de DSR dat de verkrijger minimaal 36 maanden in dienst is van de onderneming komt te vervallen.
  • De verkrijger moet minimaal 21 jaar oud zijn om de BOR en DSR te krijgen.

Let op! De verwachting is dat bovengenoemde wijzigingen in de Belastingplannen 2025 (aankondiging Prinsjesdag 2024) pas definitief worden.

In een gepubliceerde (april 2024) internetconsultatie kondigt het kabinet ook een aantal wijzigingen per 1 januari 2026 aan:

een verkorting van de voortzettingstermijn van vijf jaar naar drie jaar;
versoepelingen van de voortzettingstermijn als na de bedrijfsopvolging een wijziging in de rechtsvorm plaatsvindt;
een beperking van de BOR en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang tot ‘gewone’ aandelen met een minimumbelang van 5%.

Terbeschikkingstellingsregeling (TBS)

Ook op het ter beschikking gestelde vermogen kan de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zijn. Verhuurt u bijvoorbeeld als directeur-grootaandeelhouder een pand aan uw bv en schenkt u het pand en de aandelen aan uw opvolger, dan is op het pand en de aandelen deze vrijstelling van toepassing.

Let op! Denk bij schenking van uw bedrijf ook aan de mogelijke erfrechtelijke gevolgen. Door een schenking van uw bedrijf kunnen uw kinderen die het bedrijf niet voortzetten, worden benadeeld in hun legitieme portie. Ga daarom ook na of er erfrechtelijke gevolgen zijn verbonden aan de bedrijfsopvolging en pas eventueel uw testament hierop aan.

Let op! Het schenken wordt minder aantrekkelijk doordat er wel een afrekening plaatsvindt in de inkomstenbelasting. Bij de schenking is het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van het pand minus de boekwaarde belast met progressieve inkomstenbelasting. Wel kan de belasting in tien jaar worden voldaan.

Tot slot

Start tijdig met de fiscale voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Reken zeker op een voorbereidingsperiode van zo’n vijf tot zeven jaar. Neem voor het overwegen van de beste opties contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst ondanks geestelijke problemen bij niet nakomen re-integratieverplichting

Een rechter ontbond de arbeidsovereenkomst van een werknemer die zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte niet nakwam. Het opzegverbod dat geldt bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte was in dit geval niet van toepassing. De rechter kende echter wel een transitievergoeding toe.

De casus

Juridisch

Een werknemer die werkt als medewerker bediening in een Beach Resort meldt zich ziek. De bedrijfsarts geeft aan dat hij weliswaar ongeschikt is voor het eigen werk, maar dat de werknemer wel kan re-integreren in aangepaste werkzaamheden, bijvoorbeeld in administratieve taken. Vervolgens lukt het niet om met de werknemer een afspraak te maken voor het opstellen van een plan van aanpak voor de re-integratie. De werknemer krijgt een oproep om op een vastgestelde datum en tijd het plan van aanpak te komen opstellen. Indien hij niet komt, volgt een loonstop. De werknemer komt niet, waarna de aangekondigde loonstop wordt geëffectueerd.

Deskundigenoordeel

De werkgever vraagt vervolgens een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Daarin wordt geoordeeld dat werknemer onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie. 

Verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst zonder transitievergoeding

Uiteindelijk stapt de werkgever naar de kantonrechter en verzoekt om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer zonder toekenning van de transitievergoeding. De bewindvoerder van werknemer voert daar verweer.

Kantonrechter: werknemer wel verwijtbaar, maar niet ernstig

De rechter overweegt dat het opzegverbod van kracht is nu de werknemer arbeidsongeschikt is wegens ziekte, maar in dit geval is het niet van toepassing, omdat werknemer zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Bijkomend punt is dat het handelen van de werknemer niet geheel los kan worden gezien van zijn geestelijke problemen. Hij is paranoïde psychotisch, met als gevolg dat hij fases heeft waarin hij zich opsluit en contact afhoudt. Het is aannemelijk dat werknemer door zijn psychische problemen zich niet steeds bewust is geweest van zijn re-integratieverplichtingen. Het maakt dat het verwijtbaar handelen van werknemer niet kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen.

Ontbinding arbeidsovereenkomst, maar met transitievergoeding

De werkgever in kwestie heeft volgens het boekje gehandeld en heeft de juiste stappen gevolgd:

  1. De werkgever heeft de werknemer schriftelijk aangemaand tot nakoming van de re-integratieverplichtingen;
  2. Zij heeft om die reden de betaling van het loon gestaakt;
  3. Daarnaast beschikt zij over een deskundigenoordeel van het UWV over de re-integratie door werknemer.

Er volgt daarom een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar met toekenning van de transitievergoeding. De bewindvoerder van de werknemer wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Posted in Niet gecategoriseerd

Klokkenluiders gratis rechtsbijstand

Sinds 1 september 2022 komen klokkenluiders al in aanmerking voor psychosociale ondersteuning bij Slachtofferhulp Nederland na doorverwijzing van de afdeling Advies van het Huis voor Klokkenluiders. Nu is daar vanaf 1 februari 2024 ook de juridische ondersteuning via de Raad voor Rechtsbijstand bij gekomen.

Met het regelen van gratis rechtsbijstand kunnen klokkenluiders op een laagdrempelige manier hulp krijgen. Dat kan bijvoorbeeld als zij mogelijke nadelige effecten van hun melding merken. Een van de doelen van deze regeling is de meldingsbereidheid te verhogen.

Route

Juridisch

De route verloopt dan als volgt: een (potentiële) klokkenluider ‘meldt’ zich bij de afdeling Advies van het Huis voor Klokkenluiders. Deze beoordeelt of sprake is van een redelijk vermoeden van een maatschappelijke misstand in de zin van de Wet bescherming klokkenluiders. Vervolgens kan de (potentiële) klokkenluider door middel van een speciaal formulier een verzoek indienen bij de Raad voor rechtsbijstand voor een ‘aanvraag voor matching’.

Advocaat/mediator

Op basis van de gegevens in het formulier stelt de Raad een aantal advocaten of mediators voor. De (potentiële) klokkenluider mag ook kiezen voor een andere advocaat of mediator (mits deze aan de regeling deelneemt). De advocaat of mediator dient vervolgens een aanvraag voor toevoeging in bij de Raad. Is de aanvraag goedgekeurd, dan moet de advocaat of mediator binnen zes maanden na afronding van de werkzaamheden die op basis van de regeling worden vergoed, de vergoeding aanvragen.

De regeling kent een looptijd van vier jaar en wordt na twee jaar geëvalueerd. De opbrengsten van deze evaluatie worden gebruikt om te bepalen hoe de inrichting van de juridische ondersteuning voor klokkenluiders uiteindelijk het best kan worden vormgegeven.

U vindt hier meer informatie.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht

Er komt waarschijnlijk een moment dat u uw bedrijf gaat overdragen. Of dat nu is om actuele financiële redenen, uw leeftijd, vanwege gezondheidsredenen of als appeltje voor de dorst. Wat de reden ook is, een bedrijfsoverdracht is niet van de ene op de andere dag geregeld en vergt vaak jaren van voorbereiding. Begin dus op tijd.

Fasen van bedrijfsoverdracht

Handen schudden

Wilt u uw bedrijf in de toekomst overdragen, houd dan rekening met de volgende acht fasen van het verkoopproces.

Fase 1: Wensen in kaart brengen

Waarom wilt u uw bedrijf verkopen, aan wie wilt u het bedrijf verkopen en wat wilt u gaan doen na de verkoop? Het is belangrijk dat u eerst voor uzelf in kaart brengt wat uw persoonlijke en financiële wensen zijn. Dit kan u helpen in het latere verkoopproces.

Fase 2: De voorbereiding

In deze fase vindt een analyse van uw bedrijf plaats. Er wordt gekeken naar de markt waarin de onderneming opereert, de financiële situatie, de kwaliteit van het management en de organisatie van het bedrijf. Deze bevindingen worden vastgelegd in een informatiememorandum. Serieus geïnteresseerde kandidaten kunnen dit memorandum in een latere fase ter inzage krijgen.

Fase 3: Verkoopklaar maken

Een bedrijf dat te koop wordt aangeboden, moet in goede conditie verkeren. Het is noodzakelijk dat u solide jaarrekeningen van ongeveer vijf achtereenvolgende jaren kunt overleggen. De jaarrekening moet een juist beeld geven van de winstgevendheid van het bedrijf, maar ook een schone balans is van groot belang.

Wellicht staan er op de balans bepaalde activa die u ook privé gebruikt. U zult in dat geval moeten nagaan of u die in privé wilt overnemen. Hiervoor moet dan een reële prijs worden berekend. Privéschulden aan de bv kunnen maar beter worden afgelost. Daarnaast moet ook de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen overeenkomen met wat in de branche gebruikelijk is.

Verder is het zaak de juridische en fiscale structuur van de onderneming zo sterk mogelijk te maken. Het kan bijvoorbeeld zinnig zijn om onroerend goed in een aparte vennootschap onder te brengen of een holdingstructuur met één of meer werkmaatschappijen te creëren. Het wijzigen van de structuur van uw bedrijf kan soms grote fiscale voordelen opleveren. Tijd speelt daarbij een belangrijke rol, want soms gelden wettelijke termijnen van een aantal jaren en vaak is ook terugwerkende kracht maar beperkt mogelijk.

Fase 4: Waardebepaling

Al vrij vroeg in het hele overdrachtsproces wordt de waarde van uw bedrijf bepaald. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Van liquidatiewaarde tot de discountcashflowmethode en van intrinsieke waarde tot de goodwillmethode. Welke methode ook wordt gebruikt, de exacte waarde van een onderneming vaststellen is een utopie; het gaat altijd om een bandbreedte. Behalve cijfers spelen namelijk ook subjectieve waarderingen, zoals marktprognoses en groeimogelijkheden, een belangrijke rol. Eén ding is zeker: de waarde ligt altijd in de toekomstige opbrengsten en nooit in de resultaten die in het verleden zijn behaald. Houd dit ook in uw achterhoofd als resultaten door de coronacrisis zijn beïnvloed.

Fase 5: Prijsbepaling

Is uw bedrijf helemaal verkoopklaar en is de waarde bepaald, dan is het tijd om de verkoopprijs vast te stellen. Stelt u zich daarbij de volgende vragen:

  • Wat wil ik minimaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat kan ik maximaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat is een reële verkoopprijs?

Door vooraf goed zicht te hebben op de verkoopprijs, verstevigt u uw onderhandelingspositie met een mogelijke koper.

Let op! Bent u van plan uw bedrijf binnen uw familie over te dragen, dan bent u wellicht geneigd genoegen te nemen met een lagere verkoopprijs. Echter, als u uw bedrijf overdraagt tegen een niet-marktconforme prijs kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat er sprake is van een schenking en is er in beginsel schenkbelasting verschuldigd.

Fase 6: Geschikte koper zoeken

In deze fase gaat u op zoek naar een mogelijke koper. Dat kan een onbekende zijn, maar ook een zoon of dochter, een werknemer binnen uw bedrijf of iemand uit uw zakelijke netwerk. 

Heeft u nog geen geschikte kandidaat, dan kunt u met uw bedrijf de markt opgaan. U kunt hiervoor ook een derde inschakelen.

Op internet zijn verschillende zoekmogelijkheden aanwezig. Alvorens u de markt opgaat, is het belangrijk dat u een korte profielschets van uw bedrijf maakt om interesse van potentiële kopers te wekken.

Fase 7: Onderhandelingsfase

Heeft u eenmaal een potentiële koper gevonden, dan start de onderhandelingsfase. Het is belangrijk om alle handelingen schriftelijk vast te leggen. Zodra duidelijk is dat een potentiële koper echt geïnteresseerd is, wordt het tijd om belangrijke informatie uit te wisselen.

Door het opstellen van een vertrouwelijkheidsovereenkomst voorkomt u dat onzorgvuldig met deze informatie wordt omgesprongen. Als beide partijen vertrouwen hebben in de uitkomst van de onderhandelingen, is het gebruikelijk om elkaars intenties op papier vast te leggen met een intentieovereenkomst (‘letter of intent’).

Na de intentieovereenkomst zal de potentiële koper de informatie die u als verkoper heeft verstrekt, willen toetsen. Daarvoor dient het due diligence-onderzoek. In de meeste gevallen is dit een zo breed mogelijk onderzoek naar het bedrijf. Alle juridische, fiscale, financiële en bedrijfseconomische aspecten komen aan bod.

Zodra beide partijen in de onderhandelingsfase op hoofdpunten een akkoord hebben bereikt, kan een voorovereenkomst worden gesloten.

Fase 8: Verkoop

Als de onderhandelingsfase is afgerond, kan de definitieve koopovereenkomst worden gesloten. Als u een bv verkoopt, is nog een gang naar de notaris nodig. Daar worden de aandelen officieel overgedragen. Nadat u de koopsom heeft ontvangen, is uw bedrijf definitief verkocht.

Alhoewel de overdracht nu is afgerond, wil dat nog niet zeggen dat u alle banden met uw onderneming heeft doorgesneden. Misschien blijft u nog actief betrokken bij de onderneming. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u afspraken heeft gemaakt over de koopsom, waarbij de uiteindelijke hoogte mede wordt bepaald door de toekomstige resultaten van de onderneming.

Fiscale gevolgen

Bij een bedrijfsoverdracht krijgt u altijd te maken met de fiscus. Daarbij maakt het verschil of het gaat om bijvoorbeeld de overdracht van een eenmanszaak of van een bv. Vaak zal er moeten worden afgerekend, maar dat hoeft niet altijd. Er is namelijk een aantal ‘verzachtende’ regelingen. De belangrijkste zetten wij voor u op een rij:

  • De inkomstenbelasting kent onder andere een doorschuiffaciliteit bij de overdracht van een eenmanszaak of een aandeel in een vennootschap onder firma. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet te worden afgerekend met de fiscus en gaan de fiscale claims over op de koper.
  • Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken, is een van de voorwaarden dat de overdracht in beginsel moet plaatsvinden aan een medeondernemer die ten minste 36 maanden als ondernemer winst uit uw onderneming heeft gehad of ten minste 36 maanden als werknemer in uw onderneming werkzaam was. Wilt u van deze faciliteit gebruikmaken, houd hier dan tijdig rekening mee.
  • De doorschuiffaciliteit hoeft niet altijd voordeliger te zijn, dus is het voor u en voor de koper van belang vooraf de voordeligste optie te laten berekenen.
  • De inbreng van een onderneming in een bv tegen uitreiking van aandelen kan geruisloos plaatsvinden.
  • Voor de aanmerkelijkbelanghouder is er een doorschuiffaciliteit, bijvoorbeeld bij een aandelenfusie of juridische splitsing.
  • Ook de vennootschapsbelasting kent een aantal doorschuiffaciliteiten, zoals de bedrijfsfusiefaciliteit.
  • Er is een doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen. Ook bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen is er een doorschuiffaciliteit.
  • De Successiewet kent de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Een verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen in een bv is voor 100% voorwaardelijk vrijgesteld van erf- of schenkbelasting als de waarde van de objectieve onderneming niet groter is dan € 1.325.253  (2024). Is de onderneming meer waard, dan geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83% over het meerdere.

Wijziging doorschuiffaciliteit (DSR) en bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Het kabinet heeft de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet voor 2024 op een aantal punten herzien en tevens staan er meerdere wijzigingen op stapel voor 2025 en 2026. Omdat dit alles veelomvattend is en veel voorgenomen wijzigingen nog niet definitief zijn, adviseren wij u de Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf te raadplegen. Hier wordt uitgebreid ingegaan op de BOR en de DSR.

Tot slot

De koop en verkoop van een bedrijf is een uitermate complexe aangelegenheid. Daarbij spelen bedrijfseconomische, juridische, fiscale, financiële en sociale aspecten een grote rol. Neem voor advies op maat contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Zelfstandigen straks verplicht verzekerd voor arbeidsongeschiktheid

Het kabinet wil zelfstandigen straks verplichten zich te verzekeren tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid. Via een verplichte verzekering krijgen zelfstandigen dan een uitkering als ze door een langdurige ziekte niet meer in staat zijn het minimumloon te verdienen. Ze kunnen, onder voorwaarden, ook kiezen voor een private verzekering in plaats van de verplichte verzekering.

Onvoldoende verzekerd

Invalide

Zelfstandigen zijn volgens het kabinet thans onvoldoende verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. De oorzaak is gelegen in de hoge kosten, maar ook kunnen zelfstandigen zich soms vanwege hun leeftijd of een medische aandoening niet verzekeren. De Wet Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (BAZ) moet straks ook zorgen voor een gelijker speelveld tussen zelfstandigen onderling en tussen werknemers en zelfstandigen.

Kosten

De wet gaat straks gelden voor alle zelfstandigen die winst uit onderneming in de inkomstenbelasting genieten. Deze zelfstandigen moeten voor de verzekering straks een premie betalen waarvan de hoogte ongeveer 6,5% van hun winst zal bedragen. Op basis van het minimumloon in 2024 zal de maximumpremie ongeveer € 195 per maand bedragen. De premie is fiscaal aftrekbaar.

Let op! De verplichte verzekering gaat straks niet gelden voor dga’s. Ook mensen die inkomsten uit overig werk hebben die geen winst uit onderneming vormen, vallen straks niet onder de verplichte verzekering.

Hoogte uitkering

Een zelfstandige krijgt, bij doorgang van de BAZ, een uitkering als hij/zij door ziekte niet meer het wettelijk minimumloon kan verdienen. In de nieuwe verzekering is de wachttijd bepaald op één jaar. Pas daarna krijgt men een uitkering die 70% van de winst vóór arbeidsongeschiktheid bedraagt, met een maximum van het minimumloon. De uitkering wordt maximaal verstrekt tot de AOW-leeftijd is bereikt.

Alternatief: zelf verzekeren

Zelfstandigen die de uitkering te laag vinden of zich liever zelf verzekeren mogen ook kiezen voor een private verzekering. Dit geldt uiteraard ook voor zelfstandigen die nu al een private verzekering hebben. De te betalen premie én de hoogte van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid dienen dan wel in ieder geval gelijk te zijn aan de bedragen volgens de nieuwe verplichte verzekering. Ook moet de uitkering lopen tot de AOW-leeftijd.

Let op! In de wet is voorzien in overgangsrecht voor reeds lopende verzekeringen.

Internetconsultatie

Het plan is nu opgenomen in een wetsvoorstel dat ter internetconsultatie ligt. Iedereen kan hierop van 11 juni tot en met 23 juli 2024 reageren. Daarna moet het al dan niet aangepaste wetsvoorstel nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen voordat het in kan gaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Derde jaar op rij winstdaling voor groot deel kleiner mkb

Voor het derde jaar op rij heeft een groot deel van het kleinere mkb de winst zien afnemen. “Dit zijn cijfers die de kwetsbaarheid van deze zogeheten microbedrijven tonen”, aldus Pieter van der Kwaak, bestuurslid van SRA. “Het gaat hier om 83% van alle bedrijven in ons land. Zij dragen voor een groot deel bij aan onze welvaart en innovatiekracht.”

Dit is de belangrijkste conclusie uit het nieuwe SRA-rapport ‘Branches in Zicht 2024, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’. In dit rapport zijn ruim 9.000 jaarrekeningen van mkb-bedrijven (geen zzp’ers) geanalyseerd. 

Uit het rapport blijkt dat 54% van de microbedrijven in 2023 minder winst boekte dan een jaar eerder. Bij bijna 40% ging het om een winstdaling van 50% of meer. Microbedrijven zijn bedrijven met twee tot tien medewerkers en een jaaromzet tot € 1 miljoen. Tezamen met de andere bedrijven die tot het Nederlandse mkb behoren (tot 250 medewerkers), zijn zij goed voor bijna driekwart van de werkgelegenheid en voor praktisch twee derde van de toegevoegde waarde van de economie (bron: ‘Staat van het mkb 2023’). 99% van alle ondernemingen in ons land is mkb.

Omzet en winst voor hele mkb volatiel

Coverfoto SRA-rapport Branches in Zicht 2024

“Gezien het belang van het mkb baren de genoemde cijfers van het microbedrijf en daarnaast ook de omzet- en winstontwikkeling van het gehele mkb over 2023 mij zorgen”, vervolgt Van der Kwaak. De omzetgroei bedroeg voor het mkb als geheel 3,6% in vergelijking met een jaar eerder. Deze groei steekt mager af bij eerdere jaren. Met uitzondering van coronajaar 2020 (+0,6%) was de omzetstijging in het SRA-BiZ-onderzoek niet eerder zo beperkt. Bovendien blijft de groei van de omzet achter bij de inflatie, die het CBS voor 2023 heeft berekend op 3,8%.De winstgroei is in het mkb, dankzij forse besparingen op de inkoopkosten, toch nog uitgekomen op ruim 9%. Laten we uitschieters door corona weg, dan is dit een heel bescheiden groei ten opzichte van de meeste andere jaren in het SRA-BiZ-onderzoek. Bovendien zien we dat de verschillen tussen bedrijven en de fluctuaties in de winsten de laatste jaren toenemen. Vorig jaar zag bijvoorbeeld ook ruim de helft van de ondernemers in het mkb als geheel de winst afnemen. Bij ruim een derde ging het om een krimp van 50% of meer.

Onderaan de streep blijft er weinig over

“Van elke € 100 aan omzet blijft er afgerond € 8 over”, aldus Van der Kwaak. “Van die € 8 moet de ondernemer de belastingen, als hij schulden heeft de rente en last but not least de investeringen betalen.” Maar, benadrukt hij, de mkb-ondernemer heeft omzet- en winstgroei nodig om de kansen en uitdagingen die er liggen, zoals de krapte op de arbeidsmarkt, digitalisering en verduurzamingsdoelen, te kunnen betalen. “Als die armslag er niet of nauwelijks is, heeft dat gevolgen voor de investeringen, doorgroeimogelijkheden en de innovatiekracht van het mkb.” 

Volgens Van der Kwaak is een consistent overheidsbeleid, vereenvoudiging en vermindering van regelgeving en een goed investerings- en financieringsklimaat onontbeerlijk voor ondernemers: “Binnen welke kaders moeten zij ondernemen? De overheid moet daar veel meer de regie in pakken.”

Grote verschillen tussen branches

De cijfers over 2023 liepen op brancheniveau sterk uiteen. De verschillen zijn niet alleen groot tussen, maar ook binnen de branches. Kijken we naar de omzet, dan springen de logistiek en de detailhandel er in negatieve zin uit. In de detailhandel groeide de omzet gemiddeld wel (+3,2%), maar zag bijna de helft van de ondernemers de omzet teruglopen (tegenover ruim 34% een jaar eerder). De logistiek was de enige branche met een omzetkrimp (-1,6%).

De automotive behaalde daarentegen een relatief sterke omzetgroei van 9,1%. Desondanks wist de branche nauwelijks winstgroei te realiseren (+0,5%). De detailhandel (-8,3%) en de logistiek (-4,4%) zagen de winst vorig jaar zelfs krimpen. Tot slot viel de horeca op met een bovengemiddelde omzet- (13,9%) en winstontwikkeling (+17,5%). Desondanks zag een bovengemiddeld percentage bedrijven in de horeca de winst afnemen (ruim 54%).

Posted in Niet gecategoriseerd

Wegnemen belemmeringen hospitaverhuur

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en koninkrijkrelaties werkt aan wijzigingen en een informatiecampagne om belemmeringen voor hospitaverhuur te verminderen. De hoop is dat hiermee een bijdrage geleverd kan worden aan de oplossing van het grote woningtekort.

Hospitaverhuur

Bedrijfspand

Bij hospitaverhuur wonen huurder en hospita (verhuurder) samen in een woning. De hospita verhuurt een of meer kamers en ruimtes  als keuken, douche en toilet worden gedeeld. 

Belemmeringen

Uit onderzoek is onder meer gebleken dat 8% van de Nederlanders met een geschikte ruimte hospitaverhuur overweegt als regelgeving eenvoudiger zou zijn en/of het makkelijker zou zijn om van de hypotheekverstrekker of de verhuurder toestemming te krijgen. Het ministerie werkt daarom aan oplossingen om belemmeringen voor hospitaverhuur weg te nemen.

Toestemming van hypotheekverstrekker

De hypotheekverstrekker wil vaak geen toestemming geven voor hospitaverhuur omdat een woning in verhuurde staat mogelijk voor een lagere verkoopprijs zorgt. Dit kan weer leiden tot een restschuld of lagere overwaarde bij (gedwongen) verkoop. Ook de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) staat hospitaverhuur om die reden momenteel niet toe.

Het ministerie werkt daarom aan een wetwijziging, waardoor een hospita bij verkoop of overdracht van de woning eenvoudiger het huurcontract kan beëindigen. Verschillende hypotheekverstrekkers verwachten na deze wetswijziging hospitaverhuur vaker toe te staan. Ook de NHG staat hospitaverhuur toe na deze wetswijziging.

Toestemming van verhuurder

Momenteel wil de hoofdverhuurder vaak geen toestemming geven voor onderhuur van een kamer. Door voorgenomen wijziging van de definities voor het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte (WWSO) en zelfstandige woonruimte (WWS) wordt de kans dat de hoofdverhuurder geen toestemming wil geven juist alleen maar groter. Het kan namelijk zijn dat door de hospitaverhuur dan voor de hoofdverhuurder het WWSO van toepassing. Dit kan weer leiden tot een lagere verhuurprijs voor de hoofdverhuurder dan wanneer het WWS van toepassing is.

Let op! Deze wijziging van de definities treedt op als de Eerste Kamer instemt met de Wet betaalbare huur en gaat dan op 1 juli 2024 in.

Het ministerie beoordeelt daarom of in het Besluit betaalbare verhuur een uitzondering kan worden opgenomen voor hospitaverhuur waardoor de verhuur van de hoofdverhuurder onder het puntenstelsel voor zelfstandige woonruimte (WWS) valt. Als de Eerste Kamer instemt met de Wet betaalbare huur is beoogd om de wijziging van het besluit ook per 1 juli 2024 in te laten gaan.

Niet opzegbaar contract voor onbepaalde tijd

Hospitaverhuurders zijn vaak terughoudend om voor onbepaalde tijd een kamer te verhuren. Om te voorkomen dat een vast huurcontract ontstaat, wordt daarom het huurcontract vaak binnen de proeftijd van negen maanden opgezegd.

Het ministerie doet daarom onderzoek naar (wijziging van) de wettelijke mogelijkheden om via een specifiek huurcontract voor bepaalde tijd een langer hospitaverhuur contract af te sluiten bijvoorbeeld voor twee of vijf jaar.

Huurverhoging door hospitaverhuur

Hospitaverhuur kan leiden tot verhoging van de huur van een sociale huurwoning omdat het inkomen van de huurder meetelt voor de hoogte van de huur. Het ministerie onderzoekt daarom een mogelijke aanpassing van de inkomensafhankelijke huurverhoging.

Informeren

Het ministerie denkt dat de bekendheid met de regelgeving omtrent hospitaverhuur ook bijdraagt aan de overweging om tot hospitaverhuur over te gaan. Daarom wordt in augustus van dit jaar ook een informatiecampagne gestart waarmee potentiële verhuurder en huurders en woningcorporaties, gemeenten en particuliere verhuurders geïnformeerd worden over de mogelijkheden en regels rondom hospitaverhuur.

Tip! Op dit moment is al een speciale pagina over hospitaverhuur op Rijksoverheid.nl geplaatst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel box 3-stelsel vanaf 2027 steeds concreter

Het wetsvoorstel voor het nieuwe box 3-stelsel op basis van het werkelijke rendement dat vanaf 2027 moet ingaan is weer iets concreter. Nu is ook duidelijk op welke wijze onroerende zaken belast worden in het voorgestelde nieuwe stelsel. Dit wetsvoorstel is nu voor advies aangeboden aan de Raad van State.

Belasten onroerende zaken

Straatbeeld

In het nieuwe stelsel wordt zowel het directe rendement als het indirecte rendement op onroerende zaken belast in box 3.

Direct rendement

Het directe rendement is het rendement dat jaarlijks behaald wordt, bijvoorbeeld huur en pacht, maar ook het rendement in natura door eigen gebruik van de onroerende zaak. De wijze van belastingheffing is afhankelijk van de categorie waarin de onroerende zaak wordt ingedeeld.

  1. Bij een onroerende zaak die minimaal 328 dagen (of 329 dagen in een schrikkeljaar) in het jaar verhuurd wordt:
    a. is de ontvangen huur- of pacht belast, en
    b. zijn onderhouds- en andere kosten hierop  aftrekbaar.
  2. Bij een onroerende zaak die het gehele jaar niet verhuurd wordt:
    a. is 2,65 % van de WOZ-waarde (de zogenaamde vastgoedbijtelling die het voordeel in natura van het eigen gebruik vertegenwoordigd) belast, en
    b. zijn onderhouds- en andere kosten niet apart aftrekbaar, maar verdisconteerd in de vastgoedbijtelling.
  3. Bij een onroerende zaak die voor minder dan 328 dagen (of 329 dagen in een schrikkeljaar) in het jaar verhuurd wordt, worden de twee hiervoor beschreven berekeningen met elkaar vergeleken en:
    a. is de ontvangen huur- of pacht verminderd met de onderhouds- en andere kosten belast, of
    b. is, als dit tot een hoger bedrag leidt, 2,65 % van de WOZ-waarde belast.

Let op! Verschuldigde rente over schulden kunt u wel in aftrek brengen, ook als u de vastgoedbijtelling toe moet passen.

Onderhoudskosten en verbeteringskosten

In het nieuwe voorgestelde stelsel is het onderscheid tussen onderhouds- en verbeteringskosten van belang. Onderhoudskosten zijn in het jaar aftrekbaar of verdisconteert in de vastgoedbijtelling. Verbeteringskosten worden pas verrekend bij het realiseren van het indirecte rendement.

Let op! Heel kort omschreven zijn onderhoudskosten kosten voor het repareren van bestaande elementen van de onroerende zaak, denk aan schilderen. Bij verbetering worden kosten gemaakt die iets toevoegen aan de onroerende zaak, denk aan een aanbouw.

Indirect rendement

Het indirecte rendement is belast volgens de vermogenswinstbelasting. Dit betreft de winst die behaald wordt door de waardeontwikkeling tijdens de periode dat een belastingplichtige onroerend goed bezit. De belastingheffing vindt plaats aan het einde van de bezitsduur, bijvoorbeeld bij verkoop. De wijze van belastingheffing vindt voor alle onroerende zaken op dezelfde wijze plaats. Het maakt hierbij dus niet uit of de onroerende zaak voor minimaal 328 dagen per jaar verhuurd wordt, voor minder dagen of helemaal niet.

Let op! De verbeteringskosten worden bij de berekening van het indirecte rendement wel verrekend. Een heel simpel voorbeeld:  kosten van aankoop van een onroerende zaak € 500.000, verbeteringskosten door de jaren heen € 250.000, opbrengst bij verkoop € 900.000. De vermogenswinst bedraagt dan € 150.000 (€ 900.000 -/- € 500.000 -/- € 250.000).

Andere parameters

In het aan de Raad van State aangeboden wetsvoorstel zijn nog meer parameters opgenomen die nog niet eerder bekend waren. Zo wordt voorgesteld om het heffingsvrije inkomen vast te stellen op € 1.250, een verliesdrempel van € 500 te hanteren en een belastingtarief van 36%.

Let op! Het nieuwe kabinet uiteraard ook nog andere keuzes maken voor de diverse parameters.

Niet voor periode 2017-2026

Het is de bedoeling van de wetgever om het nieuwe stelsel per 1 januari 2027 in te laten gaan. De hiervoor beschreven berekening van bijvoorbeeld het werkelijke rendement op onroerende zaken geldt dan ook pas als de wetsvoorstellen ongewijzigd worden aangenomen en per 1 januari 2027 worden ingevoerd.

Raad van State

Door het nu aanbieden van het wetsvoorstel aan de Raad van State kan invoering van het nieuwe stelsel per 1 januari 2027 misschien nog gehaald worden. Na ontvangst van het advies van de Raad van State kan het nieuwe kabinet beslissen of ze het wetsvoorstel, met of zonder wijzigingen, indienen bij de Tweede Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Varianten box 3-heffing berekening tot 2022 en vanaf 2023

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat nader rechtsherstel geboden moet worden als het werkelijke rendement van het box 3-vermogen lager is dan het forfaitaire rendement. Op 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad een nieuwe aanwijzing gegeven over de berekening van het werkelijke rendement van een box 3-woning.

Werkelijke rendement versus forfaitair rendement

Juridisch

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat ook de Wet rechtsherstel box 3 (hierna: Herstelwet) en de Overbruggingswet box 3 (hierna: Overbruggingswet) in strijd zijn met Europees recht als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Op 24 december 2021 had de Hoge Raad op dezelfde wijze al geoordeeld over de box 3-wetgeving vanaf 2017 (hierna: oude box 3 wet).

Gevolgen voor de jaren tot en met 2022

De arresten van 24 december 2021 en 6 juni 2024 betekenen dat u tot en met 2022 te maken heeft met drie berekeningen: het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet, het forfaitaire rendement van de Herstelwet en het werkelijke rendement.

De box 3-heffing wordt vervolgens als volgt berekend.

  • Is het forfaitaire rendement van de Herstelwet lager dan het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het forfaitair rendement van de Herstelwet.
  • Is het forfaitaire rendement van de Herstelwet hoger dan het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet.
  • Is uw werkelijke rendement lager dan het aldus vastgestelde forfaitaire rendement? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het werkelijke rendement.

Let op! U kunt alleen een beroep doen op vaststelling op het werkelijke rendement als u nog kunt aansluiten bij het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. Dat zal lang niet altijd het geval zijn. Het ministerie van Financiën bestudeert momenteel het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. Het wachten is nu op meer duidelijkheid hierover.

Wat betekent dit nu voor de jaren vanaf 2023?

Vanaf 2023 krijgt u te maken met twee berekeningen: het forfaitaire rendement van de Overbruggingswet en het werkelijke rendement. Als uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement van de Overbruggingswet, wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het werkelijke rendement.

Voorlopig houdt de Belastingdienst de meeste aangifte inkomstenbelasting 2023 met box 3-inkomen nog aan in afwachting van de duidelijkheid die het ministerie van Financiën gaat verschaffen over het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. U hoeft op dit moment daarom nog niets te doen.

Let op! Dit is anders als u toch al een definitieve aanslag inkomstenbelasting ontvangt of heeft ontvangen met box 3-inkomen. Neem in zo’n geval contact op met een van onze adviseurs. Dan kunt u samen bepalen of u actie moet ondernemen. Doe dat wel snel, de bezwaartermijn bedraagt maar zes weken.

Berekening werkelijke rendement

De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 ook een aantal regels gegeven over de wijze waarop het werkelijke rendement berekend moet worden. Een van die regels is dat gerealiseerde én ongerealiseerde vermogenswinsten, of die nu positief of negatief zijn, ook onderdeel zijn van het werkelijke rendement.

WOZ voor werkelijke rendement woning

Op 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad hieraan voor woningen die in box 3 vallen nog een nieuwe aanwijzing gegeven. De Hoge Raad geeft aan dat voor de vaststelling van het werkelijk rendement van een woning de waarde van de woning aan het begin en het einde van het jaar bepaald wordt op basis van de WOZ-waarden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opstarttijd kwalificeert als werktijd volgens de Advocaat-Generaal

Onder werktijd vallen de uren die de werknemer werkt in opdracht van de werkgever. Het opstarten en inloggen vindt voor elke werknemer dagelijks plaats. Moet deze tijd ook als werktijd worden beschouwd? Deze vraag stond centraal in een procedure bij het gerechtshof Den Haag.

In deze zaak ging het om een werknemer van een callcenter die tien minuten voor aanvang van zijn dienst aanwezig moest zijn. Er was discussie ontstaan over de vraag of de werknemer volgens de bij de werkgever van toepassing zijnde Planningsregels verplicht was  om tien minuten voor aanvang van een ingeroosterde dienst aanwezig te zijn en om voorbereidende werkzaamheden verrichten.

Gerechtshof: 10 minuten opstarttijd is werktijd

Laptop

Het gerechtshof hield er rekening mee dat inloggen vaak niet in één keer lukt en beschouwde dit als ‘voorbereidende werkzaamheden’ die nodig zijn om de werkzaamheden uit te kunnen voeren. Bovendien volgde uit de Planningsregels die in de gebiedende wijs waren geformuleerd dat de werknemer feitelijk tien minuten voor aanvang van de dienst aanwezig moet zijn. Het betrof hier dus een verplichting. Hier staat vervolgens de verplichting tot loonbetaling over de tien minuten voorbereidingstijd tegenover. Dit volgde uit de arbeidsovereenkomst van de werknemer, waarin was bepaald dat de werkgever verplicht was loon te betalen over ‘daadwerkelijk gewerkte uren’.

Dit leidde ertoe dat het gerechtshof de loonvordering over deze opstarttijd (tien minuten per keer) heeft toegewezen. De werkgever was het hier niet mee eens en ging in cassatie bij de Hoge Raad.

Advocaat generaal volgt het gerechtshof

Inmiddels heeft de advocaat-generaal van de Hoge Raad een advies uitgebracht aan de Hoge Raad. Dit is weliswaar geen bindend advies, maar heeft wel waarde. De advocaat-generaal volgt het gerechtshof in zijn oordeel dat er een verplichting bestond voor de werknemer om gedurende de opstarttijd aanwezig te zijn, waardoor er sprake was van  ‘daadwerkelijk gewerkte uren’. 

Let op! Het is nu afwachten wat de Hoge Raad gaat doen en of deze het advies van de Advocaat-Generaal gaat volgen. De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 8 november 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Aandachtspunten werken met zelfstandigen

De laatste jaren zijn er steeds meer zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) bijgekomen. Het gaat hierbij om mensen die ofwel volledig als zelfstandige werken, ofwel dit combineren met een dienstverband in loondienst.

Voor een werkgever, ofwel opdrachtgever, is het van belang om na te gaan of er wel sprake is van echte zelfstandigheid of dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. Een zzp’er die achteraf toch werknemer blijkt te zijn, kan voor de opdrachtgever namelijk flink in de papieren lopen. 

Werkt u met zzp’ers of bent u een zzp’er? Wat is nu er wettelijk geregeld, waar moet en kunt op letten en hoe wordt er gehandhaafd?

Beoordeling arbeidsrelatie

In de jurisprudentie is invulling gegeven aan de vraag wanneer er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Ingevolge de wet (artikel 7:610 BW):

  • moet er sprake zijn van de bevoegdheid van de werkgever om aanwijzingen en instructies te geven (gezagsverhouding);
  • moet de arbeid persoonlijk worden verricht;
  • moet de werkgever als tegenprestatie loon betalen. 

Ten aanzien van het gezagscriterium heeft de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest verduidelijkt dat de rechter ook mag kijken of het werk dat wordt verricht ‘organisatorisch is ingebed’ in de organisatie en daarmee behoort tot de normale bedrijfsarbeid van de onderneming van de werkgever. Dat betreft  echter slechts een van de in aanmerking te nemen omstandigheden. Er moet holistisch worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval. Van belang kunnen onder meer zijn:

  • de aard en duur van de werkzaamheden;
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
  • het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  • de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen;
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  • de hoogte van deze beloningen;
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt.

Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het verwerven van een reputatie, acquisitie, fiscale behandeling, het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Nieuwe wetgeving: gezagscriterium

In het najaar van 2023 is er een internetconsultatie geweest van het wetsvoorstel ‘Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’. Deze wet beoogt de schijnzelfstandigheid op te lossen. Schijnzelfstandigheid ontstaat met name vanwege onduidelijkheid over de invulling van het gezagscriterium. Het wetsvoorstel streeft naar een verduidelijking van dit gezagscriterium in artikel 7:610 BW. Volgens dit voorstel is sprake van gezag wanneer (abc-toets):

a. de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkgever; of
b. de arbeid of de werknemer organisatorisch zijn ingebed in de organisatie van de werkgever; 
c. de werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht.

Daarbij komt een wettelijke rangorde van deze abc-toets en de mogelijkheid om bij AMvB verduidelijking van de begrippen en wegingsfactoren te geven. Visueel ziet dit er als volgt uit:

Visual Advieswijzer

Klik op de afbeelding voor een vergrote versie

Tevens wordt er in een nieuw wetsartikel (7:610aaBW) voorgesteld dat er op basis van een bepaald uurloon vastgesteld kan worden dat er wel of geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Wanneer een werkende minder dan € 32,24 (bedrag wordt periodiek geïndexeerd) verdient, is het vermoeden dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het rechtsvermoeden kan worden ingeroepen door de werkende (of diens vertegenwoordiger). Het gaat hierbij om een weerlegbaar rechtsvermoeden. Dit betekent dat er niet automatisch een arbeidsovereenkomst ontstaat, maar de werkende kan zich in geval van een tarief onder de norm wel op het rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst beroepen en gemakkelijker een arbeidsovereenkomst opeisen (bij de eigen werkgever en desnoods via de civiele rechter). Het is dan aan de werkgever om dat rechtsvermoeden te ontkrachten.

Schijnzelfstandigheid en de handhaving hierop

Een schijnzelfstandige is iemand die door zichzelf en zijn opdrachtgever als zzp’er wordt aangemerkt, terwijl deze persoon in werkelijkheid werknemer is.

Vanaf 1 mei 2016 geldt de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). In verband met politieke druk, voortkomend uit in de praktijk bestaande onzekerheid over de toepassing van deze wet, is de handhaving op schijnzelfstandigheid door de Belastingdienst opgeschort tot het moment waarop bepaalde knelpunten zijn opgelost. De opschorting duurt tot 1 januari 2025. Dit betekent dat de Belastingdienst opdrachtnemers en opdrachtgevers tot uiterlijk 1 januari 2025 geen boete of naheffing zal opleggen. 

Kwaadwillenden

Er is nu wel sprake van een zogenaamd handhavingsmoratorium. Dit moratorium houdt in dat de Belastingdienst aanwijzingen geeft als er volgens hen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar alleen naheft in uitzonderlijke gevallen van kwaadwillendheid. 

De Belastingdienst heeft nu al de mogelijkheid ‘kwaadwillenden’ te beboeten. Deze term ziet op de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking (en daarmee een oneigenlijk financieel voordeel behaalt en/of het speelveld op een oneerlijke manier aantast). De Belastingdienst handhaaft in alle gevallen van kwaadwillendheid. De Belastingdienst kan handhaven bij kwaadwillenden als zij de volgende drie criteria alle drie kan bewijzen:

  1. Er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking.
  2. Er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid.
  3. Er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid.

De Belastingdienst legt dus niet meteen een correctieverplichting op, maar de opdrachtgever moet wel de aanwijzingen opvolgen door ofwel de afspraken met de zzp’er zodanig aan te passen dat er geen sprake meer is van een arbeidsovereenkomst, ofwel door de werkzaamheden van de zzp’er als dienstbetrekking te laten verwerken in de loonaangifte. Hiervoor krijgt de opdrachtgever meestal drie maanden de tijd. Worden de aanwijzingen niet of niet voldoende opgevolgd, dan volgt een correctieverplichting en boete vanaf het moment van het geven van de aanwijzing.

Let op! Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst uiteindelijk (weer) handhaven op schijnzelfstandigheid. Deze keer gaat dat echt gebeuren. Het zogenaamde handhavingsmoratorium komt per genoemde datum te vervallen. Risicosectoren zoals de zorg, de kinderopvang, de bouw en het onderwijs zijn al extra gewaarschuwd. De Belastingdienst kan dan naheffen en boetes opleggen in situaties waarin er sprake is van een arbeidsovereenkomst, waarbij door de Belastingdienst gekeken wordt naar de criteria van het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad.

Risico’s opdrachtgever

Als achteraf sprake blijkt te zijn van een arbeidsovereenkomst, dan loopt de opdrachtgever het risico van het betalen van (achterstallige loonbelasting), verlof, vakantietoeslag, premies werknemersverzekeringen en het werkgeversdeel in de pensioenpremie. Daarnaast kan een boete worden opgelegd met een terugwerkende kracht van vijf jaar. 

Risico’s zzp’er

Niet alleen de opdrachtgever loopt een risico als achteraf de situatie anders blijkt te zijn. Ook zijn er risico’s voor de zzp’er. Denk aan een controle door de Belastingdienst van zijn aangifte inkomstenbelasting. Als de Belastingdienst hem aanmerkt als zzp’er, zal hij de aangifte corrigeren. Dit heeft als gevolg dat de aangegeven winst als loon wordt aangemerkt, waardoor bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling vervallen.

Uit te voeren acties

Het is van belang nu al alert te zijn op het werken met zzp’ers. Daarvoor is het van belang de gemaakte afspraken en alle feiten en omstandigheden in kaart te brengen om vervolgens op basis van de aandachtspunten uit het Deliveroo-arrest te beoordelen of sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Tip! Als dat het geval is, dan is het van belang te kijken of de afspraken en werkwijze zodanig kunnen worden aangepast dat er geen sprake van een arbeidsovereenkomst meer is. Dan kan het handig zijn gebruik te maken van modelovereenkomsten die zijn beoordeeld door de Belastingdienst.

Tip! Bekijk of het mogelijk is om als opdrachtgever de zzp’er een dienstverband aan te bieden indien u dit beiden een wenselijke situatie lijkt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Varianten box 3-heffing berekening tot en met 2022 en vanaf 2023

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat nader rechtsherstel geboden moet worden als het werkelijke rendement van het box 3-vermogen lager is dan het forfaitaire rendement. Op 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad een nieuwe aanwijzing gegeven over de berekening van het werkelijke rendement van een box 3-woning. Wat betekent dit voor de box 3-heffing tot en met 2022 en vanaf 2023?

Werkelijke rendement versus forfaitair rendement

Juridisch

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat ook de Wet rechtsherstel box 3 (hierna: Herstelwet) en de Overbruggingswet box 3 (hierna: Overbruggingswet) in strijd zijn met Europees recht als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Op 24 december 2021 had de Hoge Raad op dezelfde wijze al geoordeeld over de box 3-wetgeving vanaf 2017 (hierna: oude box 3-wet).

Gevolgen voor de jaren tot en met 2022

De arresten van 24 december 2021 en 6 juni 2024 betekenen dat u tot en met 2022 te maken heeft met drie berekeningen: het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet, het forfaitaire rendement van de Herstelwet en het werkelijke rendement.

De box 3-heffing wordt vervolgens als volgt berekend.

  • Is het forfaitaire rendement van de Herstelwet lager dan het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het forfaitair rendement van de Herstelwet.
  • Is het forfaitaire rendement van de Herstelwet hoger dan het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet.
  • Is uw werkelijke rendement lager dan het aldus vastgestelde forfaitaire rendement? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het werkelijke rendement.

Let op! U kunt alleen een beroep doen op vaststelling op het werkelijke rendement als u nog kunt aansluiten bij het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. Dat zal lang niet altijd het geval zijn. Het Ministerie van Financiën bestudeert momenteel het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. Het wachten is nu op meer duidelijkheid hierover.

Wat betekent dit nu voor de jaren vanaf 2023?

Vanaf 2023 krijgt u te maken met twee berekeningen: het forfaitaire rendement van de Overbruggingswet en het werkelijke rendement. Als uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement van de Overbruggingswet, wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het werkelijke rendement.

Voorlopig houdt de Belastingdienst de meeste aangiften inkomstenbelasting 2023 met box 3-inkomen nog aan in afwachting van de duidelijkheid die het Ministerie van Financiën gaat verschaffen over het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. U hoeft op dit moment daarom nog niets te doen.

Let op! Dit is anders als u toch al een definitieve aanslag inkomstenbelasting ontvangt of heeft ontvangen met box 3-inkomen. Neem in zo’n geval contact op met een van onze adviseurs. Dan kunt u samen bepalen of u actie moet ondernemen. Doe dat wel snel, de bezwaartermijn bedraagt maar zes weken.

Berekening werkelijke rendement

De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 ook een aantal regels gegeven over de wijze waarop het werkelijke rendement berekend moet worden. Een van die regels is dat gerealiseerde én ongerealiseerde vermogenswinsten, of die nu positief of negatief zijn, ook onderdeel zijn van het werkelijke rendement.

WOZ voor werkelijke rendement woning

Op 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad hieraan voor woningen die in box 3 vallen nog een nieuwe aanwijzing gegeven. De Hoge Raad geeft aan dat voor de vaststelling van het werkelijke rendement van een woning de waarde van de woning aan het begin en het einde van het jaar bepaald wordt op basis van de WOZ-waarde.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingschulden corona nog € 9,6 miljard

Ondernemers konden tijdens de coronacrisis uitstel van betaling vragen voor belastingschulden. Ruim 400.000 ondernemers hebben hiervan gebruikgemaakt. Zij vroegen voor € 19,6 miljard uitstel van betaling aan. Eind april 2024 staat hiervan nog € 9,6 miljard open, aldus staatsecretaris Van Rij.

Gemiddelde schuld ruim € 67.000

Euro

Uit de cijfers blijkt dat nog ruim 153.000 ondernemers hun schuld nog niet geheel hebben afgelost. Dit komt neer op een gemiddelde restschuld van ruim € 67.000. Van al deze ondernemers heeft bijna een kwart te maken met een betalingsachterstand op de aflossingstermijnen.

Geen generiek kwijtschelding 

De staatssecretaris heeft nogmaals benadrukt dat er geen generieke kwijtschelding van coronabelastingschulden komt. Kunt u niet voldoen aan de aflossingstermijnen, wacht dan niet af, maar neem dan contact op met een van onze adviseurs. Wellicht kunt u nog geholpen worden met een betaalpauze of verlenging van de betalingstermijn of zijn er andere mogelijkheden. Niets doen is niet verstandig, omdat u dan het risico loopt dat de Belastingdienst op korte termijn uw betalingsregeling beëindigt. U moet dan daarna de belastingschuld binnen 14 dagen volledig betalen.

Betalingsregelingen beëindigd

Van Rij meldt dat inmiddels ongeveer 54.000 betalingsregelingen ook al zijn beëindigd met een openstaande coronabelastingschuld van € 3,2 miljard. Bij het grootste deel, 47.000 gevallen, heeft de Belastingdienst de regeling ingetrokken. In overige gevallen is sprake van een faillissement of saneringstraject.

Deels oninbaar

Van Rij deelt mee dat een deel van de belastingschulden oninbaar is. Het gaat hierbij naar schatting om een bedrag van € 3,5 miljard. Ten opzichte van de vorige schatting uit de Voorjaarsnota 2023 is dit een stijging  met € 1 miljard. De bijstelling is gebaseerd op feiten uit het afgelopen jaar inzake  betalingen en ingetrokken regelingen. De daadwerkelijk oninbaar geleden schuld bedraagt per 29 april 2024 zo’n € 370 miljoen.

Uitvoeringsproblemen

Het innen van de coronaschulden brengt ook uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst met zich mee door een tekort aan personeel. De Belastingdienst geeft daarbij prioriteit aan verzoeken om versoepelingen, uitstel, sanering en bezwaar- en beroepschriften inzake de betalingsregeling. Inmiddels is de Belastingdienst ook gefaseerd gestart met de dwanginvordering. Uiteindelijk moeten invorderingsmaatregelen volgen voor alle ondernemers die niet aan hun betalingsverplichtingen voldoen.

Externe partijen

Ook wordt onderzocht of ook externe partijen kunnen worden ingezet bij de afhandeling van de coronaschulden. Dit betreft onder meer de inzet van invorderingsmedewerkers en extra ondersteuning bij de behandeling van bezwaren en verzoeken.

Voortgang

Van Rij deelt mee de Kamer te blijven informeren over de voortgang van het traject via de reguliere stand-van-zakenbrieven en niet meer met aparte Kamerbrieven met specifiek alleen het onderwerp coronabelastingschulden. Informatie over coronaschulden is na het informeren van de Kamer ook te raadplegen via https://over-ons.belastingdienst.nl/onderwerpen/bijzonderuitstel-corona/. Deze site zal waarschijnlijk pas actief worden na de eerste stand-van-zakenbrief waarin ook ingegaan wordt op de coronabelastingschulden. De site is op dit moment in ieder geval nog niet actief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 18 juni 2024 subsidie Omschakeling Plasticverwerkers

Ondernemingen die van polymeren plastic half- en eindproducten maken, kunnen vanaf 18 juni 2024 subsidie aanvragen voor productietesten naar het gebruik van gerecycled en biogebaseerd plastic. Voor 2024 is hiervoor € 6 miljoen beschikbaar, tot 2030 in totaal € 49 miljoen.

Minder gebruik aardolie en -gas

Geld

Doel van de subsidie is om plastic dat gemaakt wordt van aardolie en -gas te vervangen door gerecycled en biogebaseerd plastic. Momenteel wordt nog maar zo’n 8% van alle plastic gemaakt van gerecycled materiaal en wordt biogebaseerd plastic nog nauwelijks gemaakt. Door de subsidie wordt onder meer de uitstoot van CO2 teruggedrongen. 

Omvang subsidie

De subsidie dekt 75% van alle kosten, tot maximaal €25.000 per aanvraag voor één of meer productietesten. De subsidie is aan te vragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl) vanaf 18 juni 2024 9.00 uur tot 3 oktober 2024 12.00 uur. U heeft hiervoor eHerkenning minimaal op niveau 2+ nodig.

Voorwaarden

De subsidie kent ook een aantal voorwaarden. Zo is de subsidie ieder jaar slechts één keer aan te vragen. Ook moet het deel circulair plastic in uw productietest veel hoger zijn dan wat u nu in producten verwerkt. Hoe veel hoger is per product anders. In uw aanvraag dient u ook een begroting op te nemen van te maken kosten.

Posted in Niet gecategoriseerd

WW-recht na opname tussentijds opzegbeding in beëindigingsovereenkomst

Heeft een werknemer recht op een WW-uitkering als hij een beëindigingsovereenkomst sluit met zijn werkgever als pas in die overeenkomst de mogelijkheid wordt opgenomen om de arbeidsovereenkomst tussentijds te beëindigen? Het UWV vond van niet, de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders.

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet opzegbaar

Juridisch

Als partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met elkaar aangaan waarbij de einddatum op een kalenderdatum is bepaald, zijn ze in beginsel gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst aan elkaar verbonden. Dit houdt in dat ze – bijzondere omstandigheden zoals bijvoorbeeld een ontslag op staande voet daargelaten – niet tussentijds uit elkaar kunnen gaan.

Uitzondering: tussentijds opzegbeding

Dit is anders als er een beding inzake tussentijdse opzegging is overeengekomen. In dat geval kan de werknemer met inachtneming van de geldende opzegtermijn het dienstverband tussentijds beëindigen.

Ook de werkgever heeft de mogelijkheid om in dat geval de arbeidsovereenkomst tussentijds te laten beëindigen maar daarvoor geldt wel dat hij afhankelijk van de ontslagreden naar het UWV moet om een ontslagvergunning te krijgen dan wel naar de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden.

Daarnaast behoort een beëindiging met wederzijds goedvinden, meestal vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst, tot de mogelijkheden.

Later overeengekomen tussentijds opzegbeding

Kan een beding inzake tussentijdse opzegging ook later worden overeengekomen en zo ja wat betekent dat voor de eventuele WW-rechten van een werknemer? Het UWV was van oordeel dat een beding inzake tussentijdse opzegging alleen overeengekomen mag worden in een addendum op de arbeidsovereenkomst dan wel in de cao vermeld moet zijn.

Het was met andere woorden naar het oordeel van het UWV niet mogelijk om een dergelijke beding bijvoorbeeld op te nemen in een beëindigingsovereenkomst. In dat geval zou namelijk een uitsluitingsgrond voor het recht op WW gelden.

Let op! Uitsluitingsgronden zijn objectieve criteria aan de hand waarvan UWV bepaalt of het recht op WW-uitkering ook tot uitbetaling kan komen. Voorbeelden van uitsluitingsgronden zijn het niet in acht nemen van de geldende opzegtermijn, detentie en verblijf in het buitenland anders dan wegens vakantie.

Oordeel Centrale Raad van Beroep

De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter, heeft geoordeeld dat er in de WW voor wat betreft de uitsluitingsgrond bij tijdelijke contracten verwezen is naar de mogelijkheid in het Burgerlijk Wetboek om een beding inzake tussentijdse opzegging overeen te komen. Een dergelijk beding moet schriftelijk worden aangegaan. Er staat niet vermeld op welk moment. De conclusie van de CRvB is dan ook dat een dergelijk beding ook later nog kan worden opgenomen in een beëindigingsovereenkomst. Er is dan geen sprake van een uitsluitingsgrond.

Let op! Interessant is nog wel de vraag of er mogelijk al dan niet sprake is van een benadelingshandeling van de werknemer. Immers door mee te werken aan het op een later moment overeenkomen van een beding inzake tussentijdse opzegging werkt de werknemer mee aan het eerder werkloos worden dan het geval zou zijn geweest als hij het contract had uitgediend. Dit argument was geen onderdeel van de zaak waarover de CRvB oordeelde. Het is dus nog afwachten hoe daarover in de toekomst mogelijk nog wordt geoordeeld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen laag btw-tarief hammam- en rassoulrituelen in sauna

Veel sauna’s bieden naast het gelegenheid geven tot het nemen van een saunabad ook andere diensten aan, zoals hammam- en rassoulrituelen. Voor sauna’s geldt het lage btw-tarief van 9%, maar dat geldt niet voor genoemde hammam- en rassoulrituelen. Die zijn belast tegen het normale tarief van 21%, aldus het gerechtshof in Amsterdam.

Gelegenheid geven tot baden

Juridisch

Op het gelegenheid geven tot baden is het verlaagde btw-tarief van 9% van toepassing. Dit tarief geldt ook voor saunabaden. In bovengenoemde zaak was de vraag aan de orde of ook op hammam- en rassoulrituelen dit tarief van toepassing is. In het betreffende wellnesscomplex kon men, naast het nemen van saunabaden, namelijk ook dergelijke rituelen ondergaan.

Niet gelijksoortig

Het gerechtshof in Amsterdam komt tot de conclusie dat genoemde rituelen niet gelijksoortig zijn aan saunabaden. Dit blijkt onder andere uit het feit dat voor deze rituelen apart betaald moet worden en deze dus geen onderdeel uitmaken van het standaard saunabad.

Persoonlijke aandacht

Ook is van belang dat het hammamritueel gepaard gaat met persoonlijke aandacht van het personeel. Tijdens het hammamritueel wordt de klant namelijk uitvoerig ingezeept en gescrubd, terwijl bij het rassoulritueel het lichaam diep gereinigd wordt met klei. Daarmee zijn deze behandelingen volgens het Hof eerder te beschouwen als schoonheidsbehandeling dan als het nemen van een bad. De naheffingsaanslag met betrekking tot een hoger btw-tarief voor de hammam- en rassoulrituelen van ruim € 99.000 blijft dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer zijn voedingssupplementen aftrekbaar?

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van uw inkomen. Vallen voedingssupplementen ook onder zorgkosten, en zo ja, wat zijn dan de voorwaarden? De Belastingdienst heeft hierover onlangs een standpunt bekendgemaakt, zodat u weet waar u in de praktijk aan toe bent.

Voorwaarden aftrek zorgkosten

Medisch

Bepaalde zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van uw inkomstenbelasting. Zo moet het gaan om kosten die u maakt wegens ziekte of invaliditeit. Ook is er vaak een medisch voorschrift van een arts vereist en gelden er soms vaste normen. 

Let op! Zorgkosten die onder de voorwaarden vallen zijn alleen aftrekbaar als u ze niet via bijvoorbeeld uw verzekeraar vergoed krijgt.

Drempel

Ook geldt er een drempel voor wat betreft de aftrek van zorgkosten die oploopt naarmate uw inkomen hoger is. Zorgkosten zijn dan ook alleen maar aftrekbaar als u in een jaar meer aan aftrekbare kosten heeft dan deze drempel.

Voedingssupplementen aftrekbaar?

Voedingssupplementen kunnen volgens de Belastingdienst tot aftrek leiden als ze voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo moet het gaan om voedingssupplementen die door een arts zijn voorgeschreven. Bovendien moeten ze deel uitmaken van een medische behandeling of therapie. Is aan deze voorwaarden niet voldaan, dan is aftrek van kosten niet mogelijk.

Let op! De bewijslast dat aan genoemde voorwaarden wordt voldaan ligt bij u, mocht de Belastingdienst daar om vragen.

Bijkomende kosten?

Als u voedingssupplementen in het buitenland bestelt, betaalt u misschien ook verzend-, douane- en administratiekosten. Als de voedingssupplementen voldoen aan genoemde voorwaarden en dus in aftrek komen, zijn ook de verzend-, douane- en administratiekosten aftrekbaar.

Tip! Ga jaarlijks even na bij uw verzekeraar welke zorgkosten door uw zorgverzekering vergoed worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscaal partnerschap na niet-ontvankelijk verklaring echtscheiding

Als echtgenoten gaan scheiden, dient hiertoe een verzoek te worden ingediend bij de rechtbank. Na het indienen van een verzoek om echtscheiding eindigt het fiscaal partnerschap als de echtgenoten niet meer op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. Maar wat nu als het echtscheidingsverzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard? Welke gevolgen heeft dat voor het fiscale partnerschap?

Fiscale gevolgen

Schaken

De Belastingdienst heeft de gevolgen van een niet-ontvankelijk echtscheidingsverzoek geschetst aan de hand van een voorbeeld. In dit voorbeeld wordt op 11 november een verzoek tot echtscheiding ingediend en laat één van de twee zich uitschrijven van het woonadres bij de gemeente. Het verzoek wordt op 1 maart van het erop volgende jaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit wordt op 1 juni van dat jaar definitief. De echtgenoten blijven beiden ook daarna nog op een ander woonadres ingeschreven staan.

Periode vanaf 11 november

Het echtscheidingsverzoek is ingediend, maar het huwelijk is nog niet ontbonden. Wettelijk bepaald is echter dat er geen sprake meer is van fiscaal partnerschap als er een verzoek tot echtscheiding is ingediend én de echtgenoten niet meer op hetzelfde adres staan ingeschreven. De echtgenoten zijn daarom vanaf 11 november geen fiscaal partner meer.

Periode vanaf 1 maart

Het echtscheidingsverzoek is niet-ontvankelijk verklaard, maar hiertegen is nog drie maanden beroep mogelijk. Zo lang beroep nog mogelijk is, is het verzoek tot echtscheiding nog in behandeling en is er ook gedurende deze periode geen sprake van fiscaal partnerschap.

Periode vanaf 1 juni

Vanaf 1 juni is er geen sprake meer van een ingediend verzoek tot echtscheiding. Het ingediende verzoek is namelijk definitief niet-ontvankelijk verklaard. Dit heeft tot gevolg dat de echtgenoten vanaf 1 juni weer als elkaars fiscale partner worden aangemerkt, ondanks dat ze niet op hetzelfde woonadres staan ingeschreven Wil men dit niet, dan zal opnieuw een verzoek tot echtscheiding moeten worden ingediend. Vanaf dat moment is er dan geen fiscaal partnerschap meer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel privékilometers nog na switch uitsluitend zakelijk gebruikte bestelauto?

Als een ondernemer of werknemer een bestelauto uitsluitend zakelijk gebruikt, kan de bijtelling worden voorkomen zonder kilometeradministratie bij te houden. Maar wat nu als men in de loop van het jaar de beschikking krijgt over een personenauto of niet uitsluitend zakelijk gebruikte bestelauto, en de uitsluitend zakelijk gebruikte bestelauto inruilt? Hoeveel privékilometers mag men dan nog rijden?

Bestelauto alleen zakelijk gebruikt

Auto

Voor bestelauto’s die alleen zakelijk gebruikt worden, kan een verklaring ‘Uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ worden ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst. Men krijgt dan geen bijtelling vanwege het privégebruik van de auto, want dat is verboden. Een kilometeradministratie is niet nodig.

Let op! Gebruikt men de bestelauto echter toch privé, al is het maar één kilometer, dan kan dit een navordering of naheffing plus boete opleveren.

Auto ingewisseld

Onlangs gaf de Belastingdienst antwoord op de vraag hoeveel kilometer een personenauto privé gebruikt mag worden, als in het jaar in eerste instantie een alleen zakelijk gebruikte bestelauto ter beschikking stond. Dit blijkt maximaal 500 kilometer te zijn.

Niet tijdevenredig toepassen

Anders dan bij een auto die slechts een deel van het jaar ter beschikking wordt gesteld, hoeft in dit geval het aantal privékilometers niet tijdevenredig te worden herrekend. Er staat immers het hele jaar een auto ter beschikking: eerst de alleen zakelijk gebruikte bestelauto en daarna de personenauto. De Belastingdienst gaat ervan uit dat de bestelauto met genoemde verklaring niet privé is gebruikt. Daarom mag in dit geval met de personenauto in de rest van het jaar nog maximaal 500 km privé worden gereden zonder dat de bijtelling van toepassing is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder snel alsnog hoge WW-premie vanaf 2025

Al eerder was bekend dat vanaf 1 januari 2025 de huidige grens voor de beoordeling of een lage WW-premie alsnog een hoge WW-premie wordt, omlaag gaat. Medio mei 2024 is het besluit hiertoe in het Staatsblad gepubliceerd.

Lage en hoge WW-premie

Euro

In de WW geldt een zogenaamde premiedifferentiatie. Dat houdt grofweg in dat werkgevers die werknemers vaste contracten aanbieden de lage WW-premie betalen en werkgevers die flexibele contracten aanbieden de hoge WW-premie. Zo mag de lage WW-premie worden toegepast voor loon uit een arbeidsovereenkomst die voldoet aan de volgende drie voorwaarden:

  1. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd,
  2. de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd, en
  3. de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst.

Herziening lage WW-premie

Soms moet de lage WW-premie achteraf alsnog met terugwerkende kracht worden herzien naar een hoge WW-premie. Dit is het geval als een werknemer met een arbeidscontract van minder dan 35 uur per week, in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat. Dit kan gebeuren als een werknemer veel overwerk verricht ten opzichte van de contractsuren.

Let op! Heeft een werknemer een arbeidscontract van 35 uur of meer per week, dan geldt deze herzieningsregeling niet. De lage WW-premie wordt dan dus niet alsnog met terugwerkende kracht een hoge WW-premie als deze werknemer meer dan 30% meer uren verloond krijgt.

Van minder dan 35 uur naar 30 uur of minder

De uurgrens voor welke arbeidscontracten herziening van de lage naar de hoge WW-premie nu nog kan plaatsvinden is minder dan 35 uur per week. In het besluit dat medio mei 2024 in het Staatsblad is gepubliceerd is opgenomen dat deze grens met ingang van 2025 verlaagd wordt naar 30 uur of minder per week.

Dit betekent dat vanaf 2025 herziening alleen nog kan plaatsvinden als een werknemer met een arbeidscontract van 30 uur of minder per week, in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat.

Let op! De verlaging naar 30 uur of minder per week geldt pas vanaf het jaar 2025. In 2024 heeft u dus nog te maken met de grens van minder dan 35 uur per week.

Andere reden herziening lage WW-premie

Houd er rekening mee dat er nog andere redenen kunnen zijn om de lage WW-premie alsnog te herzien naar de hoge WW-premie. Dit is bijvoorbeeld het geval als een nieuwe werknemer binnen 2 maanden ontslag neemt of wordt ontslagen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Valpreventie door fysiotherapeut vrijgesteld van btw?

Ouderen lopen een verhoogd risico op vallen. Dit vanwege zichtproblemen, medicatie of andere oorzaken. De vraag is gesteld of trainingen die ten doel hebben om vallen te voorkomen, kunnen delen in de btw-vrijstelling voor medische diensten. Een Kennisgroep van de Belastingdienst heeft deze vraag ontkennend beantwoord.

Verhoogd valrisico

Medisch

De Kennisgroep gaat in op de situatie waarbij een fysiotherapeut in groepsverband valtrainingen organiseert voor ouderen met een verhoogd risico op vallen. De training gaat in op het herkennen van valgevaarlijke situaties, het verminderen van valangst en op het verbeteren van het activiteitenniveau en de balans.

Rol huisarts

De huisarts beoordeelt of een persoon voor de training in aanmerking komt. Daarna doet de fysiotherapeut een uitgebreide intake, screening en metingen. De training bestaat uit een hindernisbaan waarbij verder geoefend wordt op de techniek van het vallen en ook spelvormen aan bod komen. De trainingen zijn voor ieder gelijk, maar kunnen desgewenst individueel worden aangepast.

Gezondheidskundige verzorging van de mens?

De Kennisgroep komt tot de conclusie dat bovenomschreven valtrainingen niet in aanmerking komen voor de btw-vrijstelling inzake medische diensten. Voor die vrijstelling komen namelijk in het algemeen therapeutische handelingen in aanmerking met als doel het stellen van een diagnose, op basis hiervan te behandelen en zo mogelijk genezen van ziekten. Maar ook als preventie de doelstelling is, kan een dienst soms toch onder de vrijstelling vallen. Er moet dan wel een concreet risico van aantasting van de gezondheid bestaan.

Concreet risico afwezig

Volgens de Kennisgroep bestaat er bij genoemde valtrainingen geen concreet risico op aantasting van de gezondheid. Dat het preventieve doel verband houdt met de gezondheid, is onvoldoende.

Let op! De Kennisgroep geeft nog aan dat de btw-vrijstelling alleen van toepassing is als een gezondheidskundige dienst persoonlijk en rechtstreeks aan een individu wordt verricht. Om die reden zijn groepsbehandelingen ook uitgesloten van de btw-vrijstelling. Dit kan alleen anders zijn als binnen een groepsbehandeling elke persoon behandeld wordt voor zijn of haar specifieke stoornis of beperking. Een individuele aanpassing, zoals bij genoemde groepstrainingen, is daarvoor echter niet voldoende.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aangifte en opgaaf dividendbelasting verplicht digitaal

Bedrijven moeten de aangifte en opgave dividendbelasting vanaf 1 juli 2024 verplicht digitaal inleveren. Voor dividenduitkeringen tot en met 2023 kon dit nog op papier plaatsvinden, voor uitkeringen vanaf 2024 vanaf 1 juli 2024 niet meer.

Dividendbelasting

Laptop

NV’s en BV’s die winst maken en dit uitdelen aan de aandeelhouders moeten over het algemeen dividendbelasting inhouden en afdragen. Het tarief bedraagt 15%.

Let op! Niet in alle gevallen hoeft dividendbelasting ingehouden worden, bijvoorbeeld als een inhoudingsvrijstelling van toepassing is. Dit is bijvoorbeeld het geval als een bv dividend uitkeert aan een andere bv die 5% of meer van de aandelen houdt.

Digitaal

De aangifte en opgaaf kunt u indienen via Mijn Belastingdienst Zakelijk. U kunt ook administratieve software gebruiken of een en ander uitbesteden aan uw adviseur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscale behandeling van een deelauto

Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer duidelijkheid proberen te verschaffen over de fiscale positie van deelauto’s. In de brief wordt ook aangegeven hoe deelauto’s fiscaal gestimuleerd zouden kunnen worden.

Loon- en winstbelasting

Auto

Fiscale regelingen met betrekking tot deelauto’s hebben thans betrekking op de loon- en winstbelasting. Er bestaan echter nog geen aparte fiscale regelingen voor deelauto’s. Dit betekent dat de bestaande regels zo goed mogelijk op deelauto’s moeten worden toegepast.

Bijtelling bij volgtijdelijke ter beschikkingstelling

Als een auto in een jaar aan meerdere werknemers ter beschikking wordt gesteld, maar gedurende een bepaalde periode nooit aan meer dan één werknemer, geldt de bijtelling voor die periode voor die ene werknemer. Omdat de grens van 500 kilometer voor privékilometers voor een heel jaar geldt, moet deze grens pro rata berekend worden. Als een werknemer de deelauto bijvoorbeeld alleen het eerste kwartaal ter beschikking heeft, mag hij maximaal 125 privékilometers rijden (1/4 van 500) om de bijtelling te voorkomen.

Bijtelling bij gelijktijdige terbeschikkingstelling

Als een deelauto aan meerdere werknemers gelijktijdig ter beschikking wordt gesteld, moet de bekende bijtelling in redelijkheid over de gebruikers van de auto worden verdeeld. Dit is met name een administratief probleem. Omdat hierover in de praktijk veel vragen bestaan, zal op de site van de Belastingdienst een aantal voorbeelden hieromtrent worden uitgewerkt.

Let op! Als de deelauto niet aan de werknemers ter beschikking wordt gesteld, kan ook geen sprake zijn van een bijtelling.

Kilometervergoeding

Aan werknemers die de eigen privé auto gebruiken voor zakelijke ritten, kan een onbelaste kilometervergoeding worden verstrekt van momenteel € 0,23/km. Er wordt op gewezen dat het gebruik van deelauto’s zou kunnen worden gestimuleerd door een hogere vergoeding te betalen bij gebruik van een dergelijke auto en het bovenmatige deel onder te brengen in de werkkostenregeling.

Aftrekbaar van de winst

Kosten van een deelauto-abonnement die aan werknemers worden vergoed of verstrekt zijn aftrekbaar van de winst in de inkomsten- en vennootschapsbelasting. Dit is alleen anders als er een aftrekbeperking geldt zoals de aftrekbeperking die geldt voor congressen en seminars.

MIA / Vamil / EIA

Ook binnen de bestaande investeringsaftrekken bestaan weinig specifieke regelingen voor deelauto’s. Alleen binnen de MIA / Vamil maken toegangssystemen voor deelauto’s deel uit van de Milieulijst. Hierop is 36% MIA van toepassing en de Vamilregeling. Onderzocht wordt het percentage te verhogen naar 45.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie voor groepshulpen kinderopvang

Kinderopvangorganisaties kunnen vanaf dit jaar subsidie aanvragen voor een praktijk(leer)plaats van groepshulpen. De subsidie biedt een tegemoetkoming in de loonkosten van groepshulpen. Het doel is dat door de subsidie meer groepshulpen worden aangenomen en dat zij kunnen doorgroeien in de kinderopvang.

Voordelen

Glijbaan

Door de inzet van een groepshulp kan de werkdruk van pedagogische professionals omlaag. Door de subsidie kunnen de groepshulpen zich verder ontwikkelen door zich tijdens het werk ook te verdiepen in een opleiding. Omdat er geen taaleis of opleiding geldt, kunnen personen die moeilijker aan het werk komen toch eerder een baan bemachtigen.

Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp en is afhankelijk van het aantal contracturen dat de groepshulp per week werkt. Een organisatie kan voor maximaal twee groepshulpen subsidie aanvragen.

Let op! De subsidie is ook in 2025 en 2026 beschikbaar.

Voorwaarden

De subsidie kent een aantal voorwaarden. Zo moet een groepshulp een arbeidsovereenkomst van ten minste 12 maanden hebben met een startdatum vanaf 1 augustus 2023 of later. Ook moet de groepshulp deelnemen aan scholing via praktijkleren in het mbo, gericht op het behalen van een praktijkverklaring, mbo-certificaat of diploma. Deze scholing moet tussen  1 augustus 2023 en 31 oktober 2026 zijn gestart. Verder is vereist dat de kinderopvangorganisatie voor de groepshulp ook subsidie heeft gekregen  via de Subsidieregeling Praktijkleren of Praktijkleren in de derde leerweg.

Aanvragen vanaf november

De subsidie kan van maandag 4 november 2024 09:00 uur tot en met vrijdag 29 november 2024 17:00 uur worden aangevraagd bij RVO.nl. Het totale beschikbare budget voor deze aanvraagperiode is € 1.590.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoge Raad: box 3 op basis van werkelijk rendement

Donderdag 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het box 3-stelsel nog steeds in strijd is met Europees recht als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Dat kan betekenen dat uw box 3-heffing lager kan worden vastgesteld dan op basis van de wettelijke regels.

‘Kerstarrest’ van 24 december 2021

Juridisch

Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel vanaf 2017 het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In die casus bood de Hoge Raad rechtsherstel door box 3 te heffen op basis van het werkelijke rendement.

Box 3 na Kerstarrest

Om uitvoering te geven aan het rechtsherstel, heeft de wetgever voor de jaren 2017 tot en met 2022 de Wet rechtsherstel box 3 (hierna: Herstelwet) ingevoerd. Deze wet kent forfaits die het werkelijke rendement zo goed mogelijk zouden moeten benaderen. De vraag die in veel procedures en dus uiteindelijk ook bij de Hoge Raad voorlag, was of de Herstelwet vanwege die forfaits nog steeds het discriminatieverbod en eigendomsrecht schendt.

Hoge Raad: nog steeds discriminerend

Naar aanleiding van die procedures oordeelde de Hoge Raad op 6 juni 2024 dat de Herstelwet nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In die gevallen moet naar het oordeel van de Hoge Raad rechtsherstel geboden worden. De belastingaanslag moet dan zo ver worden verminderd dat alleen nog belasting in box 3 betaald wordt over het werkelijke rendement.

Let op! De Hoge Raad oordeelt dat ditzelfde geldt voor de Overbruggingswet box 3 die vanaf 2023 geldt. Deze wet regelt, op bijna dezelfde wijze als de Herstelwet, de box 3-heffing vanaf 2023.

Maar wat is dan het werkelijke rendement?

Aan diverse rechters was al de vraag voorgelegd hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. In de uitspraken van 6 juni 2024 geeft de Hoge Raad hiervoor een aantal regels.

Zo moet voor de berekening van het werkelijke rendement het gehele vermogen in box 3 meegenomen worden, dus ook de bank- en spaartegoeden. Het gaat daarbij niet alleen over het rendement op het vermogen op 1 januari, maar over het rendement op het gehele vermogen gedurende het hele jaar.

Let op! Het heffingvrije vermogen mag niet in aftrek worden gebracht.

Nominaal en (on)gerealiseerd

Bij de berekening van het werkelijke rendement gaat het om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Verder worden niet alleen de rechtstreekse voordelen uit vermogensbestanddelen betrokken in het werkelijke rendement (zoals rente, dividend en huur), maar ook de gerealiseerde én ongerealiseerde positieve en negatieve waardeveranderingen. Bij de bepaling van het rendement in een jaar wordt tot slot geen rekening gehouden met positieve of negatieve rendementen in andere jaren. Er is dus geen mogelijkheid van verliesverrekening over de jaargrens heen.

Let op! Kosten mogen niet in mindering komen op het rendement, met uitzondering van rente van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren.

In principe geen rentevergoeding bij rechtsherstel

Bij de Hoge Raad lag ook nog de vraag voor of een belastingplichtige recht heeft op rentevergoeding als hij rechtsherstel en dus een teruggaaf voor box 3 krijgt. De Hoge Raad oordeelt dat dit in principe niet het geval is. Dit kan alleen anders zijn als bij berekening van de wettelijke rente over de belastingvermindering, deze wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering in box 3 zelf.

Kunt u profiteren?

Of u daadwerkelijk kunt profiteren van het oordeel van de Hoge Raad staat niet zonder meer vast en is afhankelijk van veel factoren. Allereest speelt bijvoorbeeld de vraag of uw definitieve aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Heeft u al rechtsherstel gehad, dan is de vraag of u nog op tijd bent om een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen. Voor de jaren tot en met 2018 is dat in ieder geval niet meer mogelijk.

Daarnaast is van belang of uw werkelijke rendement inderdaad lager is dan het forfaitaire rendement. De Hoge Raad heeft hierover bepaald dat het niet relevant is hoeveel lager dit werkelijke rendement is. Houd er wel rekening mee dat u aan de hand van de feiten zelf zult moeten aantonen dat uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.

Let op! Is uw werkelijke rendement hoger dan het forfaitaire rendement, dan verandert er niets voor u. De uitspraak van de Hoge Raad kan dus niet tot een hogere aanslag leiden.

Hoe nu verder?

De Belastingdienst geeft op de website aan dat u voorlopig niets hoeft te doen. Als de uitspraak gevolgen heeft voor uw box 3-inkomen, dan stuurt de Belastingdienst u later dit jaar een brief.

Het Ministerie van Financiën bestudeert de uitspraak en na een politieke beslissing hoort de Belastingdienst hoe zij het box 3-inkomen op een juiste manier kan berekenen. De Belastingdienst ontwikkelt op dit moment wel al een digitaal formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’, waar u straks waarschijnlijk gebruik van kunt maken om het werkelijke rendement door te geven.

We verwachten dus pas duidelijkheid in de loop van het jaar. Tot die tijd moeten we afwachten. Zodra er meer duidelijkheid is, brengen we u uiteraard op de hoogte via onze website en nieuwsbrief.

Tip! U kunt voor uzelf wel al een globale berekening maken of het zinvol is om een beroep te doen op het werkelijke rendement. U kunt ook alvast de stukken verzamelen die dit onderbouwen. Zodra het formulier dan beschikbaar komt, kunt u er snel mee aan de slag.

Massaalbezwaarplusprocedure

Wellicht ten overvloede merken we op dat deze arresten losstaan van de massaalbezwaarplusprocedures voor de jaren 2017-2020 voor de belastingplichtigen die op of voor 24 december 2021 niet (tijdig) bezwaar hadden aangetekend tegen de aanslagen inkomstenbelasting. De massaalbezwaarplusprocedures bevinden zich nog in een beginstadium. We kunnen niet aangeven wanneer en hoe de Hoge Raad in deze procedures zal oordelen. Dat kan nog maanden duren. Behoort u tot deze groep belastingplichtigen? Dan hoeft u ook nog geen (nadere) actie te ondernemen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Parkeerautomaat defect, wat nu?

Op veel plaatsen in Nederland geldt dat u voor het parkeren van uw voertuig moet betalen. Maar wat nu als u wel wilt betalen, maar dit niet mogelijk is omdat de parkeerautomaat defect is? Wat vond Gerechtshof Den Haag dat er dan in redelijkheid geëist kan worden?

Ook bij defecte automaat betalen

Navigatie

In bovengenoemde rechtszaak wordt een eerder oordeel van de Hoge Raad bevestigt dat degene die beweert dat een parkeerautomaat defect is, dit moet aannemelijk moet maken. Dit kan bijvoorbeeld met getuigen of door met uw gsm vast te leggen dat de automaat niet werkt. Dat de automaat niet werkt, betekent overigens niet dat u in beginsel geen parkeerbelasting hoeft te betalen. Dit heeft de Hoge Raad al eerder geoordeeld.

Wat mag redelijkerwijs van u worden verlangd?

De vraag blijft natuurlijk hoe u parkeerbelasting moet betalen als de automaat defect is? Uit bovengenoemde rechtszaak blijkt weer dat u alles moet doen wat redelijkerwijs van u verlangd kan worden om de parkeerbelasting toch te betalen, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar een automaat die wel werkt.

Enigszins in de buurt

Ook blijkt dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn die er voor zorgen dat uw naheffingsaanslag parkeerbelasting wordt verminderd. Dit was het geval in de zaak die voorlag bij Gerechtshof Den Haag. Het gerechtshof was van oordeel dat niet van verlangd kan worden dat een automobilist per auto op zoek gaat naar een automaat die wel werkt als die alleen op grote afstand te vinden is. In de betreffende zaak had een docent zijn auto geparkeerd en ontdekt dat de parkeerautomaat niet werkte. Een van zijn leerlingen probeerde 675 meter verder bij een andere parkeerautomaat het verschuldigde parkeergeld voor hem te voldoen, maar deze was eveneens defect. Het Hof vond niet dat de docent daarna per auto naar een parkeerautomaat had moeten gaan die wel werkte, zeker niet nu deze in een andere zone lag.

De docent had nog geprobeerd om via het telefoonnummer op de parkeerautomaat het defect door te geven, maar dit bleek niet mogelijk omdat de telefoon niet werd opgenomen. Ook op een telefoontje de dag erna om alsnog de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen, werd afwijzend gereageerd. Uiteindelijk viel er wel een naheffing parkeerbelasting op de mat.

Werkende apparatuur binnen redelijke afstand

Het gerechtshof in Den Haag vernietigde de naheffing. De docent heeft volgens het Hof redelijkerwijs gedaan wat er van hem verlangd mocht worden en bovendien moet een gemeente zorgen voor werkende apparatuur binnen redelijke afstand van de parkeerplaats. Dat er die dag verder geen meldingen over defecte apparatuur waren ontvangen, deed hier niets aan af.

Let op! Het gerechtshof oordeelde ook nog dat de docent niet verweten kon worden dat hij niet over een parkeerapp beschikte om te betalen. In de Gemeentewet en de parkeerverordening was namelijk opgenomen dat verschillende manieren van betalen waren toegestaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is contributie autoclub btw belast?

Er bestaan de nodige hobbyclubs voor autoliefhebbers in Nederland. Is de contributie van een dergelijke club ook belast met btw? En zo ja, waar hangt dit vanaf?

De rechtbank Den Haag beantwoordde deze vraag voor  een hobbyclub voor liefhebbers van terreinwagens.

Activiteiten

Auto

De club organiseerde voor haar leden de nodige activiteiten. Eén van die evenementen was een meerdaags evenement inclusief kamperen. Zowel leden als niet-leden kunnen hieraan deelnemen en onder meer met een terreinwagen rijden op een parcours met hindernissen. De leden betalen een eenmalig inschrijfgeld en jaarlijks contributie. Zij ontvangen hiervoor per e-mail een nieuwsbrief met aankondiging van het eerstvolgende evenement en kunnen deelnemen aan georganiseerde evenementen. Niet-leden betalen voor een evenement entreegeld.

Belast of niet?

De vraag voor de rechtbank was of deze activiteiten ertoe leidden dat de contributie belast moest worden met btw. De Belastingdienst stelde van wel omdat naar zijn mening de contributie betaald werd om deel te kunnen nemen aan de evenementen waarvoor niet-leden apart moesten betalen.

Te ver verwijderd verband

De rechtbank was het hier niet mee eens. De evenementen konden niet worden afgedwongen door de leden en als een evenement niet doorging, werd de contributie ook niet aangepast. Dat een lid kon dreigen zijn lidmaatschap dan op te zeggen, maakte dit niet anders. Volgens de rechtbank was er een te ver verwijderd verband tussen de evenementen en de contributie, zodat deze niet belast was met btw.

Let op! Tegen de uitspraak van rechtbank is hoger beroep in gesteld. Het gerechtshof zou mogelijk daarom nog tot een ander oordeel kunnen komen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Doe aangifte bij niet meer voldoen aan voortzettingseis BOR

Als een ondernemer zijn bedrijf schenkt of iemand erft zijn bedrijf, kan gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Een belangrijke voorwaarde voor de BOR is dat het bedrijf minstens vijf jaar moet worden voortgezet. Als niet meer aan deze eis wordt voldaan, moet dit bij de Belastingdienst gemeld worden en aangifte worden gedaan.

BOR

Laptop

De BOR komt er in het kort op neer dat bij vererving of schenking van een bedrijf voor een deel van de waarde een vrijstelling geldt. Over dit deel hoeft dan geen schenk- of erfbelasting te worden  betaald. Over de eerste € 1.325.253 van de waarde is de vrijstelling 100% (2024), over het eventuele meerdere is de vrijstelling 83%. Vanaf 2025 is de vrijstelling 100% over de eerste € 1.500.000 en 75% over het eventuele meerdere.

Voortzettingseis

De BOR kent enkele voorwaarden. Een daarvan is dat het bedrijf minstens vijf jaar moet worden voortgezet, dit is de zogenaamde voortzettingseis.

Let op! Betreft het een bv, dan moet de verkrijger ook minstens vijf jaar de aandelen in bezit houden.

Voortzettingseis niet (meer) haalbaar?

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom niet meer aan de voortzettingseis wordt voldaan. Denk aan de situatie dat het bedrijf verkocht is of het bedrijf vanwege faillissement niet meer wordt voortgezet. Hier vindt u voorbeelden van nog andere situaties.

Let op! Als binnen vijf jaar niet meer aan de voortzettingseis wordt voldaan, vervalt de toegepaste vrijstelling met terugwerkende kracht. Dit betekent dat alsnog de schenk- of erfbelasting betaald moet worden waarvoor eerder de vrijstelling van de BOR was toegepast.

Aangifte doen

Verkrijgers die niet langer aan de voortzettingseis voldoen, moeten dit melden bij de Belastingdienst en aangifte doen. Dit kan met dit formulier van de Belastingdienst. In dit formulier wordt onder meer gevraagd waarom u niet meer aan de voortzettingseis voldoet.

Let op! Het kabinet is van plan om de voortzettingstermijn met ingang van 1 januari 2025 te verkorten van vijf naar drie jaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil wettelijk rouwverlof invoeren

Het kabinet wil wettelijk vastleggen dat werkende ouders met minderjarige kinderen recht krijgen op rouwverlof. Het verlof kan worden opgenomen als één van de ouders of één van de minderjarige kinderen komt te overlijden.

Huidige situatie

Handen schudden

Op dit moment bestaat er slechts recht op kort verzuimverlof bij overlijden van verwanten. Dit verlof is afhankelijk van de mate van verwantschap en duurt vaak slechts tot de dag van de uitvaart. Veelal is dit geregeld in de CAO. 

Duur voorgesteld rouwverlof

De duur van het voorgestelde wettelijke rouwverlof bedraagt vijf werkdagen bij een volledige werkweek. Deze dagen mogen flexibel opgenomen worden vanaf de dag na de uitvaart tot één jaar na het overlijden.

Het doel is langdurig verzuim na een overlijden binnen het gezin terug te dringen. Werkgevers moeten tijdens het verlof het salaris verplicht doorbetalen. Het aantal van vijf dagen is een minimum. Werkgevers kunnen hiervan ten gunste van werknemers afwijken.

Internetconsultatie

Het kabinet geeft belangstellenden via een internetconsultatie de gelegenheid op de voorstellen te reageren. Reageren kan tot en met 13 juni 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 1 juli 2024 vervoer werknemers verplicht registreren

Werkgevers met 100 of meer werknemers in dienst moeten vanaf 1 juli van dit jaar gegevens inzake de mobiliteit van hun werknemers registreren en in 2025 hierover rapporteren. De verplichting betreft zakelijke reizen en reizen in het kader van het woon-werkverkeer.

Doel

Typen

De verplichting staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit”, afgekort WPM. Het doel van de verplichte rapportage is inzicht verkrijgen in de CO2-uitstoot inzake de mobiliteit van werknemers. Op termijn zullen de gegevens worden gebruikt om hieraan een maximum te kunnen stellen waaraan verplicht moet worden voldaan.

Ingangsdatum uitgesteld

De verplichte melding zou oorspronkelijk ingaan op 1 januari van dit jaar, maar is verplaatst naar 1 juli om zodoende meer voorbereidingstijd te bieden. De gegevens over 2024 moeten uiterlijk 30 juni 2025 zijn ingestuurd. Indienen moet digitaal gebeuren via de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl) met behulp van eHerkenning niveau 2+.

Aantal werknemers

De verplichting geldt overigens alleen voor werkgevers die minstens 100 werknemers in dienst hebben met een werkweek van minimaal 20 uur. Het gaat om het totaal aan werknemers dat in alle vestigingen van het bedrijf werkzaam is. Uitzendkrachten en ingehuurde gedetacheerden tellen niet mee.

Aanvullende info

Op de site van de RVO treft u aanvullende informatie aan over welke gegevens u dient aan te leveren en hoe dit moet gebeuren. Daar vindt u ook een handreiking van RVO. Zo dient u onder meer onderscheid te maken in de soort vervoer en de brandstof die uw werknemers voor het reizen hebben gebruikt. Op basis van de gemelde gegevens wordt de CO2-uitstoot van uw organisatie gemeten en aan u gerapporteerd. Ook krijgt u verwijzingen naar informatie over (verdere) verduurzaming.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste kostenvergoeding chauffeurs breed toepasbaar?

Volgens de cao Beroepsgoederenvervoer dient een werkgever zijn chauffeurs een vaste netto vergoeding te geven voor verblijfskosten. Met de Belastingdienst is afgesproken dat deze vergoeding gericht vrijgesteld is binnen de werkkostenregeling en daarmee onbelast kan zijn. De Belastingdienst heeft verduidelijkt of, en zo ja wanneer, een dergelijke vergoeding ook voor chauffeurs buiten de cao van toepassing is.

Verblijfkosten

Vrachtwagens

De verblijfkosten van chauffeurs in het beroepsgoederenvervoer betreffen onder meer de kosten van maaltijden, overige consumpties en sanitaire voorzieningen. In de cao is voor de hiervoor genoemde kosten in artikel 40 een vaste nettovergoeding afgesproken, die onder meer afhankelijk is van het aantal dagen en de tijdstippen dat een chauffeur onderweg is.

Let op! Deze netto vergoeding ziet niet op andere kosten, zoals die van overnachting en van de telefoon.

Belastingvrij

Volgens een afspraak met de Belastingdienst is de vaste netto vergoeding gericht vrijgesteld en kan daarmee belastingvrij. Dit betekent dat een werkgever niet zelf hoeft te onderzoeken of de vergoeding overeen komt met de werkelijk door de chauffeur gemaakte kosten. Een dergelijk onderzoek is normaal gesproken bij een vaste kostenvergoeding wel vereist.

Ook voor werkgever zonder cao?

De Belastingdienst is ingegaan op de vraag of de afspraak ook kan gelden voor werkgevers die niet onder de betreffende cao vallen. Dit blijkt niet zonder meer het geval te zijn. Een werkgever die de vaste netto kostenvergoeding ook gericht vrijgesteld aan zijn chauffeurs wil verstrekken, moet voldoen aan het volgende.

Het moet gaan om chauffeurs die vervoer verrichten dat geen personenvervoer is. Daarnaast moeten deze chauffeurs vanuit kostenoogpunt in gelijke omstandigheden verkeren als de chauffeurs waarop de cao betrekking heeft. Ook dient de werkgever dezelfde voorwaarden en vergoedingen te hanteren die gelden in de cao Beroepsgoederenvervoer.

Let op: Wordt niet aan bovenstaande voorwaarden voldaan, dan kan een werkgever met zijn eigen inspecteur afspraken maken als hij een vaste kostenvergoeding wil geven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zijn alle kosten van verschillende diëten aftrekbaar?

Als u aan een ziekte lijdt, dient u zich soms aan een bepaald dieet te houden. Onder voorwaarden kunnen de kosten hiervan in aftrek worden gebracht als zorgkosten. Maar welk bedrag kunt u aftrekken als u verschillende, elkaar overlappende diëten moet volgen?

Aftrek zorgkosten

Supermarkt

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Welk bedrag u kunt aftrekken, is onder meer afhankelijk van uw inkomen. Hoe hoger uw inkomen, hoe minder aftrek. Ook de kosten van een dieet op voorschrift van een arts, kunnen via een forfaitair bedrag aftrekbaar zijn. De werkelijke kosten zijn dus niet bepalend voor de aftrek.

Wat bij overlap?

Dieettyperingen zijn soms deels overlappend. Zo kan een dieet energieverrijkt zijn in combinatie met eiwitverrijkt, maar bijvoorbeeld ook energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt of lactosevrij etcetera. De vraag is welk bedrag dan aftrekbaar is?

Standpunt Belastingdienst

Om duidelijkheid te scheppen heeft de Belastingdienst hierover een standpunt ingenomen dat gebaseerd is op de wettelijke bepalingen terzake. Op grond van die wettelijke bepalingen kunt u in principe alleen het hoogste bedrag van de voor de van toepassing zijnde ziektebeelden en aandoeningen geldende bedragen bij die dieettypering in aanmerking nemen. 

Toelichting

Uit die toelichting volgt dat wanneer eenzelfde dieet bij meerdere ziektes voorkomt, toch slechts één keer aftrek mogelijk is. Moeten echter bij dezelfde ziekte meerdere diëten worden gevolgd, dan zijn toch de kosten van alle diëten aftrekbaar. Zijn diëten echter deels overlappend, dan geldt dat alleen het hoogste bedrag aftrekbaar is als zorgkosten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste reiskostenvergoeding blijft €0,23/km

Werkgevers mogen hun personeel voor zakelijke reizen een onbelaste reiskostenvergoeding betalen van €0,23/km. Ondernemers mogen hetzelfde bedrag van de winst aftrekken voor de kosten van zakelijke reizen. Het bedrag van €0,23/km wordt voorlopig niet aangepast. Dit blijkt uit een reactie van staatssecretaris Van Rij op een onderzoek naar deze vergoeding.

Doeltreffend en doelmatig

Auto

Het onderzoek is in opdracht van het Ministerie van Financiën verricht. De onderzoekers komen tot de conclusie dat de onbelaste reiskostenvergoeding van €0,23/km doeltreffend en waarschijnlijk doelmatig is.

Alternatieven

In de reactie wordt ingegaan op een aantal aspecten van de vergoeding. Zo wordt ingegaan op het doel van de regeling en op het gebruik ervan. Ook wordt in het onderzoek aandacht besteed aan enkele alternatieven, zoals het verhogen of verlagen van het bedrag van de belastingvrije vergoeding.

Variabele autokosten

Opmerkelijk is dat de regeling als doelmatig wordt aangemerkt omdat de onbelaste reiskostenvergoeding de variabele autokosten van een middenklasse auto veelal dekt. Het feit dat werknemers ook met vaste autokosten te maken krijgen en hiervoor geen belastingvrije vergoeding kunnen ontvangen, wordt afgedaan met een verwijzing naar keuzes uit het verleden.

Aanbevelingen

In de reactie wordt ook ingegaan op de aanbevelingen van het rapport, maar dit leidt tot weinig nieuws. Zo wordt aanbevolen te voorkomen dat een vergoeding voor zakelijke kosten belast wordt als loon. De staatssecretaris neemt deze over, evenals de aanbeveling de regeling periodiek te evalueren. Ook wordt bezien of de communicatie inzake de samenloop van de onbelaste reiskosten- en thuiswerkvergoeding geïntensiveerd kan worden. Deze samenloop blijkt in de praktijk ingewikkeld te worden gevonden. De staatssecretaris onderschrijft ook de wens om het inzicht te vergroten inzake het gedrag van werkgevers voor wat betreft wijzigingen van de vergoeding.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijs loon tijdig aan in vrije ruimte, niet pas in bezwaar/beroep

U mag als werkgever een aantal loonbestanddelen onderbrengen in de werkkostenregeling. U moet deze loonbestanddelen dan wel op tijd aanwijzen. Dit is, naar het oordeel van de Hoge Raad, meer mogelijk als al sprake is van bezwaar en beroep.

Vrije ruimte

Administratie

Met toepassing van de werkkostenregeling (WKR) kunt u vergoedingen aan uw werknemers, onder voorwaarden, onbelast uitbetalen. U moet deze vergoedingen dan wel aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Als u in een jaar niet meer dan de vrije ruimte aanwijst als eindheffingsloon, betalen zowel u als uw werknemers geen belasting. Alleen als u over de vrije ruimte heen schiet, moet u 80% eindheffing afdragen.

Let op! De vrije ruimte in de WKR bedraagt in 2024, 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Gebruikelijkheidstoets

De gebruikelijkheidstoets legt een beperking op aan de vergoedingen die u kunt aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat u vergoedingen niet als eindheffingsloon kunt aanwijzen als deze voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed of verstrekt wordt. Niet alleen de vergoeding zelf moet gebruikelijk zijn, het moet ook gebruikelijk zijn dat uw werknemer deze belastingvrij van u krijgt en dat u de belasting via de eindheffing voor uw rekening neemt.

Discussie met de Belastingdienst

Over de gebruikelijkheidstoets kan discussie met de Belastingdienst ontstaan. Dit ondervond ook een werkgever die aan werknemers en ex-werknemers een financiële compensatie betaald na wijziging van het pensioenstelsel. De compensatie liep uiteen van € 500 tot bijna € 190.000 per werknemer en bedroeg gemiddeld per werknemer ruim € 26.000. De werkgever wilde de compensatie aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte, maar de Belastingdienst vond dit niet gebruikelijk en ging niet akkoord.

De werkgever wees vervolgens tot een bedrag van € 2.400 per werknemer aan in de vrije ruimte en verloonde het restant voor elke werknemer individueel als loon onder inhouding van loonheffing. Het bedrag van € 2.400 was niet toevallig gekozen. Vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar worden door de Belastingdienst namelijk in ieder geval als gebruikelijk beschouwd.

Aanwijzen in bezwaar of beroep is te laat

De werkgever ging vervolgens in bezwaar en daarna in beroep bij de rechter. De werkgever wilde namelijk alsnog het gehele bedrag van de compensatie aanwijzen in de vrije ruimte, dus ook het bedrag boven € 2.400.

De Hoge Raad oordeelde dat aanwijzing in de vrije ruimte echter niet meer mogelijk was. Dit had de werkgever moeten doen vóór het moment dat het loon genoten werd (in casu vóór het moment van uitbetalen). Nu de werkgever op dat moment alleen tot een bedrag van € 2.400 had aangewezen in de vrije ruimte, kon de werkgever dat niet meer in bezwaar of beroep herstellen.

Hoe dan wel handelen?

De Hoge Raad gaf nog wel aanwijzingen hoe een werkgever in een vergelijkbare situatie had kunnen handelen. Het is namelijk mogelijk om een vergoeding als eindheffingsloon in de vrije ruimte aan te wijzen én tegelijkertijd loonbelasting in te houden. Wilt u een discussie met de Belastingdienst over het al dan niet kunnen aanwijzen in de vrije ruimte aan de rechter voorleggen? Dan moet u de vergoeding dus in ieder geval aanwijzen in de vrije ruimte. Om naheffingen met belastingrente en eventueel boete te voorkomen, is het verstandig om tegelijkertijd dan ook al loonbelasting in te houden en af te dragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Box 3 op basis van werkelijk rendement vanaf 2027?

Om het aangekondigde nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement met ingang van 2027 in te kunnen voeren, moet dit wetsvoorstel eind juni 2024 in de ministerraad worden besproken. In de Tweede Kamer werd een motie aangenomen die de regering verzoekt om de invoering van het nieuwe box 3-stelsel voort te zetten.

Hoofdregel toekomstige box 3: vermogensaanwasbelasting

Geld

Hoofdregel in het voorgestelde nieuwe box 3-stelsel is om het totale werkelijke rendement in box 3 te belasten volgens een vermogensaanwasbelasting. Dit houdt in dat ook de niet-gerealiseerde waardeontwikkeling van het vermogen in een jaar in box 3 belast wordt.

Uitzonderingen onder vermogenswinstbelasting

Er zijn ook uitzonderingen voorgesteld. Zo worden onroerende zaken en aandelen in innovatieve startups en scale ups in het voorstel belast volgens een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat alleen bij realisatie (bijvoorbeeld bij verkoop) de vermogenswinst in box 3 belast wordt.

2027?

Om de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2027 te kunnen halen, moest nog in mei beslist worden of de procedure voor het nieuwe box 3-stelsel kon worden voortgezet. Dit zou eigenlijk beslist worden na een debat op 22 mei. Dit debat is echter uitgesteld naar 11 juni. Om die reden is een motie ingediend waarin de regering verzocht wordt om het voorbereidingsproces voort te zetten. Nu de Tweede Kamer deze motie op 28 mei 2024 heeft aangenomen, kan de regering door met dit voorbereidingsproces en lijkt invoering per 1 januari 2027 dus nog mogelijk.

Let op! De aanname van de motie betekent niet dat ook zeker is dat de datum van 2027 gehaald wordt. De staatssecretaris meldde eerder al in een brief dat het huidige voorstel veel van de systemen van de Belastingdienst vraagt en daarom hoogstwaarschijnlijk niet volledig in 2027 geïmplementeerd kan worden. Daarnaast kunnen de uitkomsten van arresten van de Hoge Raad over het huidige box 3-stelsel veel van de systemen vragen en voor nog meer vertraging zorgen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch recht op LKV bij overgang van onderneming

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een loonkostenvoordeel (LKV) niet vervalt bij een overgang van een onderneming naar een nieuwe werkgever. Deed zo’n situatie zich bij u voor, dan kent de Belastingdienst u alsnog een LKV toe mits u op tijd in actie kwam.

Overgang van een onderneming

Geld

Bij een overgang van een onderneming gaan ook de werknemers over naar een nieuwe werkgever. De Belastingdienst ging er vanuit dat het recht op een LKV in zo’n situatie nooit mee overgaat naar de nieuwe werkgever. De Hoge Raad denkt daar, net als eerder gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en een advocaat-generaal, anders over. Het recht op een LKV blijft in zo’n situatie toch bestaan.

Wat betekent dit voor uw situatie?

Was in uw situatie ook sprake van overgang van een onderneming, dan blijft het recht op een LKV dus bestaan, mits aan de voorwaarden voor toepassing van het LKV is voldaan. Of u ook met terugwerkende kracht alsnog het LKV krijgt, hangt af van de vraag of u daar tijdig actie voor heeft ondernomen.

2022

Maakte u bezwaar tegen de beschikking Wtl 2022, dan raadt de Belastingdienst aan de aangiftetijdvakken 2022 ook te corrigeren met een correctiebericht. Op die manier kan de Belastingdienst sneller uw LKV berekenen.

Let op! Maakte u geen bezwaar tegen de beschikking Wtl 2022, dan bent u voor het jaar 2022 helaas te laat. Het heeft geen zin om alsnog correctieberichten in te dienen.

2023

Voor het jaar 2023 heeft u alleen recht op het LKV als in de aangiften loonheffingen 2023 het vinkje voor het LKV is aangezet of als u via correctieberichten uiterlijk op 1 mei 2024 alsnog het LKV heeft aangevraagd.

Let op! Diende u niet uiterlijk op 1 mei 2024 correctieberichten 2023 in, dan bent u voor het jaar 2023 helaas te laat. Het heeft geen zin om alsnog correctieberichten in te dienen of bezwaar te maken tegen de beschikking Wtl 2023 die u in de loop van juli/augustus 2024 ontvangt.

2024

Om in 2024 recht te hebben op het LKV, dient u in de aangifte loonheffingen 2024 het vinkje voor het LKV aan te zetten. Is het aangiftetijdvak al verstreken en is het vinkje niet aangezet? Zend dan een correctiebericht in waarin alsnog het LKV wordt aangevraagd.

Let op! Het oordeel van de Hoge Raad is mogelijk ook van toepassing op contractsovernames waarbij de arbeidsovereenkomst door een nieuwe werkgever ongewijzigd wordt voortgezet.

Wilt u overleggen of, na het oordeel van de Hoge Raad, in uw situatie ook recht blijft bestaan op een LKV? Neem dan gerust contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst publiceert handleiding internationaal opererende artiesten en sporters

De Belastingdienst heeft een handleiding gepubliceerd inzake de heffing van vennootschapsbelasting over verdiensten van internationaal opererende artiesten en sporters die ontvangen worden door vennootschappen onderworpen aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. De handleiding is een hulpmiddel bij het voorkomen van dubbele belastingheffing.

Let op! De handleiding verschaft alleen duidelijkheid over betalingen aan artiesten en sporters die worden ontvangen door binnenlands belastingplichtige lichamen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting (Vpb), zoals bv’s.

Dubbele heffing voorkomen

Internationaal

De handleiding is een hulpmiddel bij het bepaling van de voorkoming  van dubbelle belastingheffing. In tegenstelling tot Nederland heffen veel landen bronbelasting over de inkomsten van internationale artiesten of sporters. In de handleiding wordt onder meer ingegaan op de verrekening van deze buitenlandse bronheffing. Ook zijn in de handleiding meerdere voorbeelden uitgewerkt. 

Vaste inrichting

De handleiding geeft aan dat eerst onderzocht moet worden of sprake is van een vaste inrichting waaraan de inkomsten van de artiest of sporter moeten worden toegerekend. Doorgaans zullen activiteiten van artiesten en sporters echter geen vaste inrichting vormen.

Belastingverdragen

Als de inkomsten niet tot een vaste inrichting horen, is voor de beoordeling of en zo ja hoe dubbele belasting kan worden voorkomen, van belang of een belastingverdrag van toepassing is. De handleiding gaat onder meer in de verschillende categorieën die hierin te onderscheiden zijn. De vraag of een aparte regeling is getroffen voor inkomsten van artiesten en sporters, of slechts een algemene regeling, is afhankelijk van welk verdrag van toepassing is.

Belastingverrekening of kostenaftrek

Onderdeel van de handleiding is ook op welke manier de in het buitenland verschuldigde belasting verrekend kan worden en onder welke voorwaarden voor de buitenlandse bronbelasting kostenaftrek in plaats van belastingverrekening kan worden toegepast.

Let op! De handleiding gaat uit van alle beleid en jurisprudentie voor zover die op 1 december 2023 bekend was.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aan werknemer verstrekte gezonde maaltijd onbelast?

Een werkgever die in 2017 en 2018 zijn personeel gratis gezonde maaltijden verstrekte, hoeft hierover geen loonbelasting af te dragen. Dit heeft de Hoge Raad beslist. De verstrekte maaltijden waren gericht vrijgesteld binnen de werkkostenregeling omdat ze rechtstreeks voortvloeiden uit het arbobeleid van de werkgever.

Gezonde maaltijden

Juridisch

De werkgever verstrekte de gratis maaltijden aan zijn werknemers als onderdeel van zijn eigen arboplan. Werknemers hadden dagelijks de keuze uit twee gezonde en uitgebalanceerde maaltijden die waren samengesteld door een diëtiste. De Belastingdienst, rechtbank en het gerechtshof achtte de maaltijden niet gericht vrijgesteld, maar de Hoge Raad komt tot een ander oordeel.

Arbobeleid werkgever bepalend

De Hoge Raad komt tot dit oordeel omdat arboverstrekkingen in de jaren 2011 tot en met 2021 gericht vrijgesteld waren indien ze rechtstreeks voortvloeiden uit het arbobeleid van de betreffende werkgever. Tot dit arbobeleid konden in die jaren ook maatregelen horen die op grond van de Arbowet niet verplicht waren. Het verstrekken van gezonde maaltijden was weliswaar geen verplichting op grond van de Arbowet, , maar kon wel door de werkgever in het arbobeleid worden opgenomen. Omdat de verstrekte maaltijden rechtstreeks voortvloeiden uit het door de werkgever gevoerde arbobeleid waren deze gericht vrijgesteld binnen de werkkostenregeling, aldus de Hoge Raad.

Regeling aangescherpt vanaf 2022

Sinds 2022 is bepaald dat arbovoorzieningen alleen gericht zijn vrijgesteld als deze direct samenhangen met verplichtingen volgens de Arbowet. Wie vanaf 2022 gezonde maaltijden aan zijn personeel verstrekt, kan dit dan ook niet gericht vrijgesteld doen. Werkgevers zijn volgens de Arbowet namelijk niet verplicht om hun personeel gezonde maaltijden aan te bieden.

Let op! Een werkgever kan de gezonde maaltijden ook vanaf 2022 nog wel aanwijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Tot het bedrag van de vrije ruimte is dit dan onbelast, bij overschrijding bedraagt de eindheffing 80%.

Correcties voor jaren 2011-2021?

Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat gezonde maaltijden vanaf 2011 tot en met 2021 gericht vrijgesteld konden worden verstrekt als deze gezonde maaltijden rechtstreeks voortvloeiden uit het arbobeleid van de werkgever. Zoals hiervoor al beschreven, zal dit vanaf 2022 niet meer opgaan door de aanscherping van de regeling. Terugkomen op het verleden hoort hoogstwaarschijnlijk ook niet tot de mogelijkheden. Omdat het nieuwe rechtspraak betreft, zal de Belastingdienst verzoeken om correcties voor de jaren tot en met 2021 waarschijnlijk niet honoreren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bezwaar tegen definitieve aanslag IB 2023 met box 3

Ook als u alleen bank- en spaartegoeden in box 3 heeft kan het verstandig zijn om tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2023 in bezwaar te komen. Bijvoorbeeld omdat u werkelijke rendement (veel) lager is dan het forfaitaire rendement of vanwege een beroep op strijd met Europees recht.

Definitieve aanslag IB 2023

Sparen

Eerder lieten wij u al weten dat de Belastingdienst definitieve aanslagen inkomstenbelasting (IB) 2023 met box 3 vermogen dat alleen bestaat uit bank- en spaartegoeden niet aanhoudt. Dit betekent dat u mogelijk al een definitieve aanslag IB 2023 heeft ontvangen of binnenkort ontvangt.

Bezwaar vanwege lager werkelijk rendement?

De Hoge Raad doet waarschijnlijk in augustus/september 2024 een belangrijke uitspraak. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke rendement uit uw vermogen als dit lager is dan het rendement dat volgt uit de wettelijke bepalingen.

Om die reden is het verstandig om bij ontvangst van een definitieve aanslag uw werkelijke rendement te (laten) vergelijken met het rendement in uw aanslag. Is dit werkelijke rendement (veel) lager, dan kunt u alleen uw rechten veilig stellen als u binnen zes weken na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2023 in bezwaar komt.

Bezwaar vanwege mogelijke strijd met Europees recht

Het forfaitaire rendement voor bank- en spaartegoeden in box 3 voor het jaar 2023 is in 2024 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 vastgesteld op 0,92%. Mogelijk is deze vaststelling achteraf in strijd met Europees recht.

Het zou kunnen dat de Hoge Raad in de toekomst beslist dat het forfaitaire rendementspercentage over 2023 niet hoger mag zijn dan 0,01%. De kansen hierop zijn moeilijk in te schatten. Als de Hoge Raad tot zo’n oordeel komt, kunt u waarschijnlijk alleen nog een beroep daarop doen als u binnen zes weken na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2023 in bezwaar komt.

Bezwaar?

Of het daadwerkelijk zin heeft om in bezwaar te gaan tegen uw definitieve aanslag IB 2023 is afhankelijk van uw persoonlijke situatie. Hoe groot is bijvoorbeeld het verschil tussen uw werkelijke rendement en het wettelijke rendement? En hoe groot is het verschil in rendement berekend tegen 0,92% en tegen 0,01%? Wat betekent dit voor de hoogte van uw aanslag IB 2023?

Aan de hand van onder meer deze vragen kunt u beoordelen of in bezwaar gaan zinvol is. Neem contact op met een van onze adviseurs voor overleg over uw persoonlijke situatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Namen gebruikers verlaagde energietarieven openbaar

De namen van bedrijven die profiteren van lagere energietarieven voor glastuinbouw, landpalen of walstroom worden vanaf het najaar van 2025 openbaar gemaakt. Lagere energietarieven worden aangemerkt als steunmaatregelen, waarvoor is geregeld dat de namen van gebruikers ervan worden gepubliceerd.

Transparency Award Module (TAM)

Kas

Van de bedrijven die een verlaagd energietarief betalen, wordt een aantal gegevens opgenomen in de zogenaamde Transparency Award Module (TAM) van de Europese Commissie. Dit betreft de naam van de onderneming, het KVK-nummer, of het gaat om een kleine of middelgrote onderneming, een activiteitenomschrijving via een NACE-code en de omvang van het steunbedrag.

Let op! Alleen bedrijven die minstens € 100.000 aan steun ontvangen via een lager energietarief worden vermeld in de TAM.

Wanneer publicatie?

De gegevens van de bedrijven die steun ontvangen worden vanaf het najaar van 2025 gepubliceerd. Publicatie vindt plaats op de site van de Europese Commissie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen extra jubelton via kruislings schenken

De vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen ten behoeve van de eigen woning die tot voor kort bestond, de zogenaamde jubelton, kan niet meerdere malen worden genoten via kruislings schenken. Dit heeft het gerechtshof in Den Haag onlangs beslist.

Jubelton

Geld

Tot en met 2022 bestond er onder voorwaarden een eenmalige vrijstelling in de schenkbelasting van ruim € 100.000 voor schenkingen ten behoeve van een eigen woning. De vrijstelling is in 2023 fors verlaagd en per 2024 helemaal afgeschaft.

Kruislings schenken

Tijdens het bestaan van de vrijstelling is regelmatig aan de orde geweest of er meerdere malen van kon worden geprofiteerd door middel van kruislings schenken. Daarbij spreken verschillende partijen bijvoorbeeld af dat aan elkaars kinderen schenkingen worden gedaan ten behoeve van de eigen woning. Op die manier zou niet alleen de eigen schenking zijn vrijgesteld, maar ook die schenking die verkregen werd door de derde partij waarmee de afspraak was gemaakt om kruislings te schenken.

In strijd met de wet

Het gerechtshof komt in bovengenoemde zaak tot de conclusie dat kruislings schenken in strijd is met doel en strekking van de wet en dus niet leidt tot een dubbele vrijstelling. In deze zaak had een moeder aan haar twee kinderen ieder € 100.000 geschonken ten behoeve van een eigen woning. Tevens had ze met een zakenrelatie afgesproken dat deze haar kinderen ook ieder € 100.000 zou schenken en dat de moeder in ruil hiervoor aan de vier kinderen van de zakenrelatie ieder € 50.000 ten behoeve van een eigen woning zou schenken.

Schenking door moeder

Het gerechtshof gaat er op basis van de wetsgeschiedenis vanuit dat bij dit soort constructies de vrijstelling niet meermaals van toepassing is. Het gerechtshof gaat er daarom vanuit dat de schenking door de zakenrelatie in feite moet worden gezien als een schenking door de eigen moeder. Omdat die de jubelton al had benut, is de schenking door de zakenrelatie niet vrijgesteld. De Belastingdienst wordt dan ook in het gelijk gesteld.

De beslissing is in lijn met het beleid van de wetgever, die eerder al had aangegeven deze constructie niet te zullen accepteren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw betalen bij verkoop bouwkavel als particulier?

Een rechter oordeelde dat een particulier die twee bouwkavels verkocht, hierover btw moest afdragen aan de Belastingdienst. De rechter vond namelijk dat deze particulier dit deed als btw-ondernemer.

Particulier of btw-ondernemer

Molen

Als u als particulier een bouwkavel verkoopt, bent u hierover in principe geen btw verschuldigd. Dit kan anders zijn als de verkoop niet plaatsvindt in de hoedanigheid van particulier, maar in de hoedanigheid van btw-ondernemer.

Exploitatie vermogensbestanddeel

In de wet is opgenomen dat u btw-ondernemer bent als sprake is van de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep. Ook exploitatie van een vermogensbestanddeel om daar duurzaam opbrengst mee te behalen leidt tot btw-ondernemerschap.

Geen btw-ondernemer bij incidentele activiteit

Wanneer een activiteit slechts incidenteel plaatsvindt, is geen sprake van btw-ondernemerschap. Ook als bij verkoop alleen sprake is van de uitoefening van een eigendomsrecht – ofwel het normale beheer van privévermogen – zal dit niet leiden tot btw-ondernemerschap. In deze gevallen vindt verkoop in de hoedanigheid van particulier plaats en is er geen btw verschuldigd.

Wel btw-ondernemer bij actieve stappen

Als een particulier echter meer doet om tot een (betere) verkoop te komen, kan dit leiden tot btw-ondernemerschap. In de btw wordt dit ook wel omschreven als het zetten van actieve stappen door de inzet van middelen die ook een fabrikant, handelaar of dienstverrichter inzet.

Anterieure overeenkomst met verplichtingen

Hier liep ook een particulier tegenaan die twee bouwkavels verkocht. Deze particulier had met de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten voor de realisatie van vier bouwkavels voor woningen. In de overeenkomst waren verschillende verplichtingen opgelegd aan de particulier, zoals het uitwerken van een bouwprogramma, het opstellen van een verkavelingsplan, het bouw- en woonrijp maken et cetera.

De rechter was van oordeel dat de particulier hiermee actieve stappen had gezet die ook een fabrikant, handelaar of dienstverrichter inzet. De bouwkavels werden naar het oordeel van de rechter daarom geleverd als btw-ondernemer en waren dan ook belast met btw.

Let op! De verkoper stelde nog dat zij de intentie had om de verplichtingen over te dragen aan de kopers van de bouwkavels en dat zij nog geen werkzaamheden had verricht. Dat hielp haar niet. De rechter oordeelde dat de gemeente haar aan de verplichtingen kon houden. Daarmee had zij een risico aanvaardt dat niet vergelijkbaar is met het risico dat bij het beheer van privévermogen aanvaard wordt.

Overleg

Of de levering van een bouwkavel plaatsvindt als particulier of als btw-ondernemer, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden en een niet eenvoudige beoordeling. Om te voorkomen dat u onverwacht te maken krijgt met btw-heffing, raden wij u aan uw specifieke situatie te bespreken met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondernemingen gaan jaarlijks betalen voor inschrijving Kamer van Koophandel

Ondernemingen zullen in de nabije toekomst een bijdrage moeten gaan betalen om ingeschreven te staan in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Dit blijkt uit een brief aan de Tweede Kamer van minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat. De hoogte van de bijdrage is nog niet bekend, maar dit zal zeker meer dan € 25 zijn.

Wijziging Handelsregister

Handtekening

Uit de brief blijkt ook dat het Handelsregister van de KVK gewijzigd gaat worden. Om deze wijzigingen te kunnen financieren, wordt genoemde bijdrage ingevoerd. Dit zal niet ineens voor iedereen gebeuren. De bijdrage voor eenmanszaken wordt later ingevoerd. Eenmanszaken maken ongeveer de helft uit van alle inschrijvingen.

Verbetering privacy

De voorgenomen wijzigingen hebben onder meer betrekking op het verbeteren van de privacy van ondernemers. Zo zullen onder meer telefoonnummers en emailadressen niet meer openbaar worden gemaakt. Ook moet het Handelsregister juridische zekerheid geven over met wie personen precies zakendoen.

Verbod op direct marketing

Er zal ook een verbod worden ingevoerd op direct marketing. Dit zou ertoe moeten leiden dat ondernemers minder telefonisch worden lastiggevallen voor marketingdoeleinden.

Zelf beheren

Ook zal nog dit jaar de mogelijkheid worden geboden dat ondernemers hun eigen gegevens zelf beheren. Verder zullen overheidsinstanties verplicht worden om geconstateerde fouten te melden, zodat de betreffende ondernemingen benaderd kunnen worden en de kwaliteit van de gegevens toe zal nemen. 

Wetswijzigingen

De noodzakelijke wetswijzigingen zullen in etappes worden ingevoerd. Daarbij zullen zaken soms via een internetconsultatie worden voorgelegd aan geïnteresseerden. Dit geldt bijvoorbeeld voor het voorstel om direct marketing te verbieden.

Posted in Niet gecategoriseerd

In ploegendienst werken geen arbeidsvoorwaarde

Regelmatig komt de vraag voorbij wanneer iets een arbeidsvoorwaarde is. In een recente uitspraak ging het om de vraag of het werken in een drieploegendienst een arbeidsvoorwaarde was geworden.

Drieploegendiensten

Juridisch

Bij een werkgever op wie de cao metalektro (grootmetaal) van toepassing was, verrichtten de werknemers tot 1 januari 2023 drieploegendiensten. Er was sprake van een vroege ploeg, een late ploeg en een nachtploeg, waarbij de eerste week nachtdiensten werden gewerkt, de tweede week late diensten en de week daarna vroege diensten. Voor het werken in de drieploegendiensten ontvingen de werknemers een ploegentoeslag van 21% boven op hun vaste brutomaandloon.

Noodzaak tot besparen

Als gevolg van de marktomstandigheden was de werkgever genoodzaakt financiële besparingsmaatregelen te treffen. Een daarvan was het terugbrengen van het aantal productielijnen waarbij in ploegendiensten werd gewerkt. De werkgever had na instemming van de OR en de FNV aan de werknemers (allen 60-plus) laten weten dat ze per 1 januari 2023 in de dagdienst moesten gaan werken. Op grond van de afbouwregeling in de cao werd de ploegentoeslag nog tot 1 juli 2023 doorbetaald. 

Verworven recht?

Een aantal werknemers was het er niet mee eens en ging procederen. Ze vorderden dat ze weer in ploegendienst mochten werken en dat met terugwerkende kracht de ploegentoeslag werd uitbetaald. Dit omdat ze van mening waren dat het werken in de drieploegendienst een verworven recht was geworden.

Oordeel rechter

Zowel bij de kantonrechter als in hoger beroep bij het gerechtshof vingen ze bot. Het gerechtshof oordeelde dat in de arbeidsovereenkomsten de mogelijkheid van roosterwijzingen expliciet was opengehouden en dat de werkgever onbetwist had gesteld dat bij collega-productiemedewerkers in de afgelopen jaren wel sprake was geweest van wijzigingen in het rooster. Verder houdt de toepasselijke cao de mogelijkheid van overplaatsing uit de ploegendienst naar de dagdienst open. Dit alles zorgde ervoor dat er geen sprake was van een arbeidsvoorwaarde.

Posted in Niet gecategoriseerd

BOR verloren bij faillissement?

Als u uw bedrijf schenkt of uw erfgenamen verkrijgen het bedrijf door vererving, kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). In bepaalde situaties, waaronder een faillissement binnen vijf jaar, kan de voorwaardelijk toegepaste BOR komen te vervallen.

Bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant kwam de vraag aan de orde of door teruggeven van aandelen bij een faillissement schenkbelasting kan worden voorkomen met een beroep op dwaling. In deze casus kwam door het faillissement namelijk de voorwaardelijk toegepaste BOR te vervallen.

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Handen schudden

De BOR komt er in het kort op neer dat bij voortzetting van een bedrijf er voor de opvolger een vrijstelling bestaat in de af te dragen schenk- of erfbelasting. De vrijstelling bedraagt dit jaar nog 100% over de eerste € 1.325.253 van de waarde van uw bedrijf en 83% over het meerdere. Vanaf 2025 bedraagt de vrijstelling 100% over de eerste € 1.500.000 en 75% over het meerdere.

Voorwaarden

De BOR kent wel de nodige voorwaarden. Een daarvan is dat de verkrijger het bedrijf minstens vijf jaar moet voortzetten. Betreft het een bv, dan moet de verkrijger ook de aandelen minstens vijf jaar in bezit houden.

Wat bij faillissement?

In genoemde rechtszaak waren de Belastingdienst en de belanghebbenden het er over eens dat bij het faillissement de voorwaardelijk toegepaste BOR verviel omdat niet meer voldaan werd aan de vijf jaar voorzettingsvoorwaarde. In deze zaak waren aandelen geschonken in 2014 waarbij de BOR was toegepast. Helaas ging de bv in 2017 failliet. Hierdoor was de onderneming niet de vereiste vijf jaar voortgezet. De Belastingdienst legde navorderingsaanslagen schenkbelasting op, waarbij de voorwaardelijk toegepaste vrijstelling van de BOR weer werd teruggedraaid. 

Let op! Het kabinet is van plan om de voortzettingstermijn met ingang van 1 januari 2025 te verkorten van vijf naar drie jaar.

Dwaling?

Belanghebbenden probeerden de navorderingen te voorkomen door de geschonken aandelen voor niets aan hun moeder terug te leveren met een beroep op dwaling. Ze stelden dat ze op het moment van schenking niet wisten dat bij faillissement binnen vijf jaar de BOR zou komen te vervallen. Als ze dat hadden geweten, hadden ze de schenking nooit aanvaard. Ook hun adviseur had dit niet geweten. Ze stelden daarom dat de schenking uit 2014 vernietigd moest worden vanwege dwaling.

Wanneer dwaling?

Volgens de rechtbank zou er sprake geweest kunnen zijn van dwaling als zowel de ouders als de kinderen ten tijde van de schenking dachten dat een faillissement binnen vijf jaar na de schenking niet zou leiden tot het vervallen van de BOR. Zij zouden dit alleen gedacht kunnen hebben als zij ten tijde van de schenking met de mogelijkheid van een faillissement binnen vijf jaar rekening hielden. Naar het oordeel van de rechtbank bleek dit niet uit de feiten en omstandigheden. De mogelijkheid van een faillissement werd hen pas later duidelijk. De schenking kon dan ook niet met een beroep op dwaling worden teruggedraaid en de navorderingen bleven in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Moet u vóór 1 juli in actie komen bij grensoverschrijdend telewerken?

In een ander EU-land wonende werknemers die voor een in Nederland gevestigde werkgever werken maar deels thuis in hun woonland werken, kunnen te maken krijgen met sociale verzekeringsplicht in hun woonland. Zij kunnen bij de SVB echter om een uitzonderingspositie vragen, waardoor ze toch in Nederland sociaal verzekerd zijn. Om dat vanaf 1 juli 2023 te laten gelden, moeten zij wel vóór 1 juli 2024 in actie komen.

Europese aanwijsregels

Computer

Waar een werknemer sociaal verzekerd is, wordt bepaald door Europese aanwijsregels. Voor de sociale verzekeringen geldt als hoofdregel dat een werknemer sociaal verzekerd is in het land waar hij werkt. Werkt de werknemer echter ook in zijn woonland, dan is hij sociaal verzekerd in het woonland als hij 25% of meer van zijn totale werktijd in het woonland werkt.

Let op! Dit kan betekenen dat een werknemer die twee van de vijf dagen thuis in zijn woonland werkt, sociaal verzekerd is in dat woonland.

Uitzondering bij verzoek

Deze werknemers kunnen bij de SVB om een uitzonderingspositie vragen. Ze zijn dan, in afwijking van de Europese aanwijsregels, sociaal verzekerd in Nederland in plaats van in hun woonland.
De belangrijkste voorwaarden voor deze uitzonderingspositie zijn dat de werknemer buiten Nederland woont en alleen voor een in Nederland gevestigde werkgever of werkgevers werkt. Verder moet deze werknemer tussen de 25 en 50% van de totale werktijd in zijn woonland telewerken.

Terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2023

Tot 1 juli 2023 golden in verband met de coronacrisis een tijdelijke uitzonderingspositie. In de coronatijd werkten veel werknemers thuis, maar konden ze door de uitzonderingspositie toch in Nederland sociaal verzekerd blijven. Vanaf 1 juli 2023 is deze tijdelijke uitzonderingspositie vervallen en vervangen door de hiervoor beschreven uitzonderingspositie.

Voldoet u aan de voorwaarden van deze uitzonderingspositie en wilt u vanaf 1 juli 2023 sociaal verzekerd blijven in Nederland, dan kunt u nog uiterlijk 30 juni 2024 vragen om de uitzonderingspositie. Deze uitzonderingspositie kan dan terugwerkende kracht krijgen tot maximaal 1 juli 2023.

Let op! Voorwaarde hierbij is dat u gedurende deze tijd alleen in Nederland sociale verzekeringspremies betaalt.

Vanaf 1 juli 2024 nog maximaal 3 maanden terugwerkende kracht

Vraagt u vanaf 1 juli 2024 om de uitzonderingspositie, dan wordt deze maximaal voor drie maanden met terugwerkende kracht verleend. Voorwaarde hierbij is ook dat u in die tijd alleen in Nederland sociale verzekeringspremies betaalt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscale maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord

PVV, VVD, NSC en BBB hebben op 16 mei 2024 een hoofdlijnenakkoord gesloten. Hoewel dit een akkoord op hoofdlijnen is dat nog moet leiden tot een regeerakkoord, kunnen hieruit wel al diverse concrete – en nog nader uit te werken – fiscale maatregelen ontleend worden.

In dit artikel is per thema een overzicht opgenomen van genoemde fiscale maatregelen.

Let op! Houd er rekening mee dat de maatregelen nog niet vaststaan. Deze moeten namelijk eerst nog in wetsvoorstellen worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Desondanks is het wel verstandig om hiervan reeds kennis te nemen en er rekening mee te houden.

Arbeid

Binnenhof

Uit het hoofdlijnenakkoord kunnen de volgende voorgenomen (fiscale) maatregelen op het gebied van arbeid ontleend worden.

  • Een lastenverlichting op arbeid en een verlaging van de marginale druk voor middeninkomens, bijvoorbeeld via het introduceren van een derde schijf in de inkomstenbelasting.
  • Meer zekerheid op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door een zelfstandigenbeleid voor echte zelfstandige (zzp’ers), regulering van de uitzendsector en meer vaste contracten voor werknemers. De wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) wordt voorgezet.
  • Bijna gratis kinderopvang vanaf 2027. Daarentegen wordt het tarief dat ouders vergoed krijgen via de kinderopvangtoeslag (de maximum uurprijs) in 2026 niet geïndexeerd.
  • Vanaf 2027 wordt de WW hervormd. Hoe deze hervorming plaatsvindt, is nog niet nader uitgewerkt. Gedacht wordt aan het verlengen van de opzegtermijn van arbeidscontracten in combinatie met een poortwachterstoets of een verkorting van de duur van de WW-uitkering naar 18 maanden.
  • Vanaf 1 juli 2026 wordt de compensatie van de transitievergoeding voor werkgevers bij ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid beperkt tot kleine werkgevers (met minder dan 25 werknemers).
  • De Awf-premie (WW-premie) wordt zowel voor vaste als voor flexibele contracten vanaf 2026 verhoogd met 0,1%.
  • De kwalificatie-eisen van de kennismigrantenregeling worden aangescherpt en verhoogd.
  • Bezien wordt of, en zo ja welke, fiscale voordelen onder de extraterritoriale kostenregeling (EKT-regeling) worden versoberd.

Let op! De vorige jaar aangenomen versobering van de 30%-regeling wordt niet teruggedraaid.

Let op! Diverse media melden dat de verhoging van het wettelijk minimumloon wordt teruggedraaid. Dit is echter geen nieuwe maatregel, maar de verwerking van de onlangs niet door de Eerste Kamer aangenomen extra verhoging van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2024 met 1,2%.

Ondernemers

Specifiek voor ondernemers kunnen uit het hoofdlijnenakkoord de volgende voorgenomen fiscale maatregelen worden opgemaakt:

  • Een aantal al aangenomen of aangekondigde lastenverzwaringen wordt weer teruggedraaid. Het gaat hierbij onder meer om:
    – de in de Voorjaarsnota 2024 aangekondigde verdere verlaging van de mkb-winstvrijstelling vanaf 2025 van 12,7 naar 12,03% gaat niet door. De mkb-winstvrijstelling bedraagt in 2024 nog 13,31%. Eerder was al aangenomen dat deze per 2025 verlaagd zou worden naar 12,7%;
    – het vorig jaar aangenomen voorstel om vanaf 2025 de inkoopfaciliteit van eigen aandelen in de dividendbelasting af te schaffen, wordt teruggedraaid;
    – de verhoging per 1 januari 2024 van het hoogste tarief in box 2 van 31 naar 33% wordt teruggedraaid. Onduidelijk is of dit met terugwerkende kracht vanaf 2024 gebeurt, maar volgens de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord gebeurt dit in ieder geval vanaf 2025. Dat betekent dat het tarief in box 2 dan tot € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) 24,5% bedraagt en daarboven 31%;
    – de in de Voorjaarsnota 2024 aangekondigde verhoging van de energiebelasting aardgas in de derde, vierde en vijfde schijf per 2025 gaat niet door.
  • De energiebelasting op aardgas in de eerste en tweede schijf (tot 170.000 m3) wordt verlaagd vanaf 2025 met 2,82 cent per m3, oplopend tot 4,8 cent per m3 in 2030.
  • Het Nationaal Groeifonds wordt uitgefaseerd. Dit betekent dat de eerste drie rondes nog wel worden nagekomen, maar dat ronde vier en vijf vervallen.
  • Een ruimhartige vrijwillige en langdurige stoppersregeling voor land- en tuinbouwers vindt fiscaalvriendelijk plaats.
  • Vanaf 2025 worden de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en het geven uit de vennootschap beperkt.
  • Vanaf 2025 wordt de renteaftrekbeperking in de Vpb (earningsstripping) van 20% naar het Europese gemiddelde van 25% gebracht.
  • Vanaf 2028 wordt een circulaire plasticheffing ingevoerd.

Vervoer

Voor het vervoer bevat het hoofdlijnenakkoord de volgende voorgenomen fiscale maatregelen.

  • Alle subsidies voor de aanschaf van elektrische auto’s, zowel voor nieuwe als tweedehands auto’s, worden met ingang van 2025 afgeschaft. Uit het hoofdlijnenakkoord wordt niet duidelijk of dit ook geldt voor de verlaagde bijtelling van elektrische auto’s.
  • De gewichtscorrectie voor elektrische auto’s in de motorrijtuigenbelasting (mrb) blijft bestaan.
  • De huidige accijnsverlaging op brandstof wordt met een jaar verlengd en loopt door tot eind 2025.
  • Diesel met een lager accijns (de zogenaamde rode diesel) wordt vanaf 2027 weer ingevoerd voor boeren, tuinders en loonwerkers.
  • Vanaf 2027 wordt een gedifferentieerde vliegbelasting ingevoerd. De belasting wordt hoger naarmate de afstand waarover gevlogen wordt langer is.

Wonen

Ook op het gebied van wonen bevat het hoofdlijnenakkoord een aantal fiscale maatregelen, waaronder:

  • de fiscale positie van de eigen woning blijft ongewijzigd. Dit betekent onder meer dat de hypotheekrenteaftrek voor de eigenwoningbezitter blijft bestaan en dat het eigenwoningforfait niet wijzigt;
  • de stijging van de onroerendzaakbelasting wordt gemaximeerd;
  • de energiebelasting op aardgas in de eerste en tweede schijf (tot 170.000 m3) wordt verlaagd vanaf 2025 met 2,82 cent per m3, oplopend tot 4,8 cent per m3 in 2030.
  • er komt een belasting op ongebouwde grond die een woonfunctie heeft;
  • het bouwen van (private) huurwoningen wordt gestimuleerd door het verminderen van de regeldruk en – waar mogelijk – de belastingdruk;
  • voor eigenaren van zonnepanelen verdwijnt de salderingsregeling in één keer met ingang van 2027. Dit betreft dus een eerdere en abruptere afschaffing van de salderingsregeling dan het laatste plan over de afbouw van de salderingsregeling dat onlangs niet door de Eerste Kamer is aangenomen.

Btw-verhogingen

In het hoofdlijnenakkoord zijn ook diverse btw-verhogingen opgenomen.

  • De btw op culturele goederen en diensten, waaronder boeken, toegang tot theater, musea, kermisattracties en dierentuinen wordt vanaf 2026 verhoogd van 9 naar 21%.
  • Het btw-tarief voor logies (onder meer hotelovernachtingen) gaat vanaf 2026 omhoog van 9 naar 21%.

Let op! De toegang tot bioscopen en dagrecreatie en overnachtingen op campings worden uitgezonderd van de btw-verhoging naar 21%. Hiervoor blijft het verlaagde btw-tarief van 9% gelden. De daklozenopvang en Ronald McDonald Huizen worden voor de hogere kosten door de verhoging naar 21% btw gecompenseerd met een subsidie vanuit VWS.

Particulieren

Voor particulieren zijn verder nog de volgende fiscale maatregelen aan het hoofdlijnenakkoord te ontlenen:

  • de verhoging van het box 3-tarief naar 36% wordt (deels) teruggedraaid. Onduidelijk is hoeveel en of dit met terugwerkende kracht vanaf 2024 gebeurt. Volgens de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord gebeurt dit in ieder geval vanaf 2025 en wordt hiervoor € 100 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld;
  • de giftenaftrek in de inkomstenbelasting wordt vanaf 2025 beperkt. Vanaf 2028 worden alle verschillende soorten giften in de inkomstenbelasting op gelijke wijze behandeld. Er bestaat dan waarschijnlijk geen verschil in behandeling meer tussen periodieke giften en andere giften;
  • het kindgebonden budget en de huurtoeslag gaan vanaf 2025 omhoog;
  • de afbouw van de dubbele heffingskorting in de bijstand wordt in de jaren 2025 tot en met 2027 bevroren.

Overig

Uit het hoofdlijnenakkoord zijn onder meer nog de volgende (fiscale) maatregelen op te maken.

  • Wetgeving voor een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel wordt voorbereid.
  • Er komt een ‘recht op vergissen’. Dit betekent dat één enkele fout een burger niet meteen diep in de problemen kan duwen.
  • De kosten van aanmaning en incasso van de overheid gaan fors omlaag.
  • De bereikbaarheid van overheidsorganisaties voor burgers gaat omhoog door verruiming van de mogelijkheden (tijden en locaties) voor persoonlijk contact, meer tijdig en adequaat telefonisch contact en een grotere beschikbaarheid van hulp bij digitaal contact.
  • De kansspelbelasting gaat vanaf 2025 omhoog van 30,5 naar 37,8%.Er worden verdere stappen gezet om (negatief geëvalueerde) fiscale regelingen af te bouwen of te versoberen en onbedoelde constructies aan te pakken.
Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer uw definitieve aanslag IB 2023 op box 3

Heeft u box 3-vermogen en ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2023? Onderzoek dan of het verstandig is om hier tegen in bezwaar te komen.

Controle definitieve aanslag

Euro

Diende u al uw aangifte inkomstenbelasting (IB) 2023 in? Dan bestaat de kans dat u binnenkort al een definitieve aanslag IB 2023 van de Belastingdienst ontvangt. Het is verstandig om een definitieve aanslag IB altijd goed te (laten) controleren. Is deze bijvoorbeeld wel in overeenstemming met de door u ingediende aangifte? Of is per abuis in uw aangifte iets niet goed ingevuld? Dan kunt u dat nog corrigeren door tijdig een bezwaarschift in te (laten) dienen.

Let op! Een bezwaarschrift is tijdig ingediend als dit binnen zes weken na dagtekening van de definitieve aanslag door de Belastingdienst is ontvangen. Wacht daarom na ontvangst van de definitieve aanslag niet te lang.

Extra aandacht voor box 3

Heeft u box 3-vermogen, dan moet u extra aandacht (laten) besteden aan uw definitieve aanslag IB 2023. Momenteel loopt er namelijk een aantal rechtszaken bij de Hoge Raad over box 3. De rechtszaken gaan over de jaren tot en met 2022, maar zullen ook gelden voor de box 3-heffing in 2023. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke rendement uit uw vermogen als dit lager is dan het rendement dat volgt uit de wettelijke bepalingen.

Controleer definitieve aanslag

Zo’n oordeel van de Hoge Raad zou voor u een gunstige ontwikkeling kunnen zijn als uw werkelijke rendement inderdaad lager is dan het rendement dat in uw definitieve aanslag IB 2023 is opgenomen. Om die reden is het verstandig om bij ontvangst van een definitieve aanslag uw werkelijke rendement te (laten) vergelijken met het rendement in uw aanslag. Is dit werkelijke rendement lager, kom dan binnen zes weken na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2023 in bezwaar! 

Let op! Als u niet tijdig in bezwaar komt, kunt u straks geen gebruikmaken van een gunstige uitspraak van de Hoge Raad. 

Nog geen definitieve aanslag?

Bestaat uw box 3-vermogen uit meer dan alleen bank- en spaartegoeden, maar bijvoorbeeld ook uit beleggingen, dan legt de Belastingdienst nog geen definitieve aanslag IB 2023 aan u op. De Belastingdienst wacht daarmee tot de Hoge Raad beslist heeft in de rechtszaken rondom box 3. Deze beslissingen worden in augustus/september van dit jaar verwacht.

Let op! Dit geldt dus niet als uw box 3-vermogen alleen uit bank- en spaartegoeden bestaat. In dat geval wacht de Belastingdienst in principe niet de beslissing van de Hoge Raad af. Omdat ook in het geval van bank- en spaartegoeden het werkelijke rendement weleens lager zou kunnen zijn dan het wettelijke rendement, is het verstandig om alert te zijn bij ontvangst van uw definitieve aanslag IB 2023.

Definitieve aanslagen van vóór 2023

Het voorgaande geldt niet alleen voor de definitieve aanslagen IB 2023, maar ook voor eerdere jaren. In principe legt de Belastingdienst ook voor de jaren 2021 en 2022 nog geen definitieve aanslag IB op als uw box 3-vermogen uit meer bestaat dan alleen bank- en spaartegoeden. Maar blijf alert en overleg met uw adviseur als u toch een definitieve aanslag IB 2021 of 2022 ontvangt.

Let op! De Belastingdienst heeft wettelijk een termijn van in beginsel drie jaar waarbinnen een definitieve aanslag IB moet worden opgelegd. Voor de definitieve aanslagen IB 2021 verloopt deze termijn in beginsel op 31 december 2024. Om die reden zal de Belastingdienst op termijn waarschijnlijk besluiten om toch al definitieve aanslagen IB 2021 op te gaan leggen, ook als daarin box 3-vermogen is opgenomen. Houd daar rekening mee.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging inning fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting

In de loop van dit jaar gaat de Belastingdienst het innen van de fijnstoftoeslag in de motorrijtuigenbelasting (mrb) veranderen. Dit geldt zowel voor personen- als bestelauto’s. Door afronding van de bedragen kan een en ander iets meer mrb gaan kosten.

Fijnstoftoeslag

Auto

De fijnstoftoeslag bestaat sinds 2020 als onderdeel van de mrb voor personen- en bestelauto’s op diesel. De fijnstoftoeslag geldt voor de voertuigen die voor de meeste vervuiling zorgen vanwege de uitstoot van fijnstof.

Hoeveel fijnstoftoeslag?

Hoeveel fijnstoftoeslag u moet betalen, is afhankelijk van het soort voertuig en van het gewicht van het voertuig. Voor een personenauto op diesel van bijvoorbeeld 1.000 kilo bedraagt de fijnstoftoeslag nu €45,81 per kwartaal. Voor een personenauto van 2.000 kilo is dit € 107,54 per kwartaal. Een bestelauto voor ondernemers van 1.000 kilo kent een tarief van € 14,48 per kwartaal, bij een gewicht van 2.000 is dit € 27,59.

Inning ineens

De fijnstoftoeslag wordt nu nog apart van de mrb geïnd. In de loop van dit jaar wordt het bedrag aan fijnstoftoeslag samen met de verschuldigde mrb geïnd. U krijgt voortaan dus nog maar één rekening. Door afronding kan dit betekenen dat de rekening iets hoger uitvalt. Nu worden beide bedragen namelijk nog naar beneden afgerond op hele euro’s, maar als het bedrag ineens wordt geïnd wordt het totale bedrag afgerond op hele euro’s.

Posted in Niet gecategoriseerd

Handboek Loonheffingen 2024 weer beschikbaar

Voor werkgevers is het Handboek Loonheffingen 2024 beschikbaar. De Belastingdienst publiceert dit Handboek ieder jaar en vermeldt hierin alle zaken die werkgevers bij de loonheffingen in acht moeten nemen om correcties en boetes te voorkomen.

Wijzigingen en verduidelijkingen

Typen

Het Handboek bevat alle wijzigingen in de loonheffingen ten opzichte van vorig jaar. Wijzigingen worden per hoofdstuk aangegeven. Zo is bijvoorbeeld de vrijstelling voor ov-kaarten verruimd. Ook zijn alle cijfers aangepast voor het jaar 2024 en is bijvoorbeeld aangegeven dat de AOW-gerechtigde leeftijd met twee maanden is verhoogd naar 67 jaar. Sommige zaken zijn verduidelijkt. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven dat u over bedragen in de zogenaamde vrije ruimte niet alleen geen loonheffingen hoeft te betalen, maar ook niet hoeft in te houden.

Lonen en premies

In het Handboek wordt uitgebreid ingegaan op de vraag wat precies tot het loon behoort, inclusief een specificatie van onder meer vrijgestelde loonbestanddelen en loonbestanddelen waarvoor een nihilwaardering geldt. Ook de berekening van premies werknemersverzekeringen en van de premie Zorgverzekeringswet komt uitvoerig aan bod.

Werkkostenregeling

De werkkostenregeling komt uiteraard ook ruim aan bod, inclusief de vraag hoe de vrije ruimte moet worden berekend en de voor de regeling geldende concernregeling. Het Handboek geeft ook cijfermatige voorbeelden en kent verschillende overzichten en tabellen, waaronder voor artiesten en voor toepassing van het anoniementarief.

Let op! Het Handboek gaat in een aparte bijlage ook in op de gevolgen van de Brexit voor bepaalde werknemers.

Downloaden

Het Handboek is te downloaden vanaf de site van de Belastingdienst. Wel is het van belang regelmatig te checken op een nieuwere versie, zodat u op de hoogte blijft van wijzigingen en correcties.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mogelijk extra verhoging kinderopvangtoeslag 2025

Het kabinet is van plan de kinderopvangtoeslag voor bepaalde inkomens per 2025 extra verhogen. Deze verhoging komt bovenop de indexatie van de toeslag vanwege inflatie. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen met het uiteindelijke voorstel.

Middeninkomens

Speen

De extra verhoging komt volgens de voorstellen van het kabinet met name ten goede aan de middeninkomens. Dit betekent dat huishoudens met een gezamenlijk inkomen tussen ongeveer € 29.400 en € 159.200 erop vooruit zullen gaan als de plannen ongewijzigd doorgaan. 

Beoogd doel

Het kabinet wil voor genoemde inkomens de kosten van kinderopvang verlagen om het aantrekkelijker te maken te blijven werken of meer uren te gaan werken. Hiertoe worden de toeslagpercentages, de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens aangepast.

Tabel eerste kind

De verhoging van de kinderopvangtoeslag richt zich met name op een verhoging van de vergoedingspercentages van de tabel voor het eerste kind. In de praktijk blijkt namelijk vooral het krijgen van het eerste kind van invloed op de keuze om al dan niet te blijven werken, onder meer vanwege de kosten van kinderopvang.

Meer zekerheid

Ouders krijgen ook meer zekerheid over de toekenning van de kinderopvangtoeslag. Dit is een gevolg van het feit dat tot een verzamelinkomen van € 45.701 recht bestaat op het maximale vergoedingspercentage. Wijzigingen van het inkomen leiden daardoor tot die grens niet langer tot vermindering van de toeslag en de bijbehorende problemen inzake terugbetaling.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscale gevolgen terugbetaling niet-aftrekbare lijfrentepremie

Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen in uw aangifte inkomstenbelasting? Dan kunt u het niet aftrekbare deel terugvragen bij de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot. Houd wel rekening met de fiscale gevolgen hiervan.

Lijfrentepremies

Euro

Lijfrentepremies zijn onder strikte voorwaarden aftrekbaar. Daarbij gelden per jaar ook maximale bedragen die u in aftrek kunt brengen. Deze maximale bedragen zijn afhankelijk van de hoogte van uw pensioentekort, uitgedrukt in uw jaarruimte en uw reserveringsruimte.

De jaarruimte is het pensioentekort dat u in het voorgaande jaar had. De jaarruimte 2024 is dus afhankelijk van uw pensioentekort in 2023.

Als u in een jaar niet alle jaarruimte gebruikt, wordt dit niet-gebruikte deel gedurende tien jaar bewaard. Deze niet-benutte jaarruimtes vormen samen uw reserveringsruimte.

Tip! U kunt in een jaar maximaal lijfrentepremies in aftrek brengen ter grootte van uw jaarruimte en reserveringsruimte. De Belastingdienst heeft voor het berekenen van de jaarruimte en de reserveringsruimte een hulpmiddel op de website staan.

Niet-aftrekbare lijfrentepremies terugvragen

Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen? Dan kunt u de financiële instelling verzoeken om het niet-aftrekbare deel terug te betalen. Volgens de wettelijke regels zou terugbetalen van een deel van de premie betekenen dat u over de gehele lijfrente belasting in box 1 moet betalen plus 20% revisierente. In een besluit is echter goedgekeurd dat terugbetaling van het niet-aftrekbare deel zonder die afrekening kan plaatsvinden.

Let op! Voor deze goedkeuring gelden voorwaarden. Zo moet onder meer ook het behaalde rendement op de terugbetaalde premie terugbetaald worden. Ook moet een verklaring ‘geruisloze terugstorting’ worden overlegd.

Opgeven in box 3

Een andere voorwaarde voor de onbelaste terugbetaling is dat u het teruggestorte bedrag alsnog opneemt in box 3; niet alleen in het jaar van terugbetaling, maar ook in de voorgaande jaren.

Voorbeeld
U heeft in maart 2021 een lijfrente afgesloten en betaalt in 2021 € 10.000 premie hiervoor. Bij het indienen van uw aangifte inkomstenbelasting komt u erachter dat maar € 6.000 aftrekbaar is. In 2024 vraagt u de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot daarom om teruggave van € 4.000. De financiële instelling betaalt dit bedrag medio 2025 aan u uit. Daarbij betaalt de financiële instelling ook het op de terugbetaalde premies behaalde rendement uit.

Het voorgaande betekent dat u in uw aangifte inkomstenbelasting 2022, 2023, 2024 en 2025 het terugbetaalde bedrag plus het daarop behaalde rendement op moet nemen in box 3.

In categorie overige bezittingen

De Belastingdienst is van mening dat u dit bedrag moet opgeven in de categorie overige bezittingen. U mag dit dus volgens de Belastingdienst niet opgeven in de categorie banktegoeden. Dat is ongunstig, omdat voor de categorie banktegoeden een veel lager forfaitair rendement geldt dan voor de categorie overige bezittingen. Zo bedraagt voor het jaar 2023 het forfait voor banktegoeden 0,92% en voor overige bezittingen 6,17%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Stand van zaken UBO-registers

Minister Van Weyenberg van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot de UBO-registers. Daarbij is hij ook ingegaan op enkele aankomende wijzigingen.

UBO-register

Typen

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. 

Aanpassing belang

Momenteel wordt een persoon als UBO aangemerkt als deze persoon meer dan 25% van het belang of de zeggenschap in een juridische entiteit heeft. Voorgesteld wordt om dit te wijzigen en ook al bij een bezit van 25% van het belang of de zeggenschap van een UBO te spreken. Een aantal extra juridische entiteiten zal hierdoor melding moeten maken van een UBO. Er wordt naar gestreefd de uitvoeringslasten hiervan te beperken.

Wijziging verplichte raadpleging UBO-register

Bepaalde instellingen dienen bij zakelijke transacties het UBO-register te raadplegen. Dit kan op dit moment via een kopie die door de Kamer van Koophandel (KVK) wordt verstrekt. Per 1 juni 2024 kan de instelling dit opvragen bij de cliënt als de instelling zelf geen toegang tot het UBO-register heeft. De cliënt kan een gewaarmerkte kopie van de inschrijving in het UBO-register dan zelf opvragen bij de KVK. Zodra de instelling zelf toegang heeft, moet deze de informatie weer zelf bij de KVK opvragen. Ook de terugmelding bij geconstateerde verschillen wordt vanaf dat moment voor deze instelling dan verplicht. Het aantal terugmeldingen zal op termijn ook worden beperkt.

Legitiem belang

Organisaties met een zogenaamd legitiem belang kunnen het UBO-register inzien. Hieronder worden verstaan journalisten, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen die zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van witwassen, terrorismefinanciering en delicten die daarmee samenhangen, alsook natuurlijke personen en rechtspersonen die van plan zijn een zakelijke transactie aan te gaan met een andere partij. Uitgewerkt wordt hoe dit vorm te geven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Leeftijd bij vrijstelling overdrachtsbelasting geen discriminatie

De overdrachtsbelasting kent een vrijstelling voor personen tussen de 18 en 35 jaar. Die vrijstelling is geen vorm van ongeoorloofde discriminatie, aldus het Hof Den Bosch. Er is immers sprake van een gerechtvaardigde doelstelling van de wetgever. Bovendien bestaat er een redelijke verhouding tussen de maatregel en het te bereiken doel.

Vrijstelling overdrachtsbelasting

Woning

Bij aankoop van een pand is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Wel bestaat er een vrijstelling voor personen tussen 18 en 35 jaar die deze vrijstelling nog niet eerder hebben toegepast en een woning kopen met een prijs van maximaal € 510.000 (2024). Daarbij is vereist dat de woning na verkrijging anders dan ‘tijdelijk als hoofdverblijf’ gebruikt gaat worden.

Leeftijdsdiscriminatie?

In de betreffende rechtszaak stelde een belastingplichtige dat er sprake was van ongeoorloofde leeftijdsdiscriminatie. De man was van mening dat er geen rechtvaardige redenen bestonden om personen ouder dan 35 jaar, de man was 38 jaar oud, van de vrijstelling uit te sluiten. Dit argument werd op grond van de motieven van de wetgever echter verworpen.

Koopstarters helpen

De wetgever wist op grond van onderzoek dat zo’n 70% van de personen die voor het eerst een woning kopen, jonger is dan 35 jaar. Om deze zogenaamde koopstarters te kunnen helpen, is hen de vrijstelling van overdrachtsbelasting toebedeeld. De wetgever heeft hiervoor – mede gelet op de uitvoerbaarheid – dan ook voor mogen kiezen, aldus het Hof.

Geen individuele en buitensporige last

Het Hof verwierp ook het standpunt dat er sprake was van een individuele en buitensporige last. De overdrachtsbelasting is namelijk voor iedereen in vergelijkbare omstandigheden gelijk. Ook had de belastingplichtige ervoor kunnen kiezen geen overdrachtsbelasting te betalen door de woning eenvoudig niet te kopen. Zijn beroep slaagde dan ook niet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Brutoloon belastingvrij ruilen voor netto vergoeding?

Met een zogenaamde cafetariaregeling kunnen uw werknemers brutoloon onder voorwaarden belastingvrij ruilen voor een netto vergoeding. Dat is, ook onder voorwaarden, mogelijk zonder dat het u als werkgever extra geld kost. De Belastingdienst heeft dat onlangs bevestigd.

Cafetariaregeling

Zonnepanelen

Met een zogenaamde cafetariaregeling kunt u vastleggen dat werknemers brutoloon ruilen voor een vergoeding voor bepaalde in die regeling vastgelegde doelen. Als voor zo’n doel een gerichte vrijstelling voor de loonheffingen geldt, kan die ruil zonder belastingheffing plaatsvinden. Uw werknemer kan dan het gehele geruilde bedrag voor het doel inzetten.

Let op! Voor de meeste doelen zal echter geen gerichte vrijstelling bestaan. De ruil zal dan niet zonder meer belastingvrij kunnen. U moet dan dus eerst gewoon loonheffing inhouden op het geruilde bedrag voordat dit voor het doel gebruikt kan worden. In feite ruilt de werknemer dan zijn nettoloon. Daar schiet een werknemer dan dus niet veel mee op.

Gebruik vrije ruimte

Als u het uitgeruilde doel echter kunt aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte van de werkkostenregeling, kan de uitruil wel belastingvrij plaatsvinden. In zo’n geval kan de werknemer dus wel het brutobedrag geheel inzetten voor het doel.

Kostenneutraal

Bij aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte is dit voor de werknemers weliswaar belastingvrij, maar kunt u als werkgever toch tegen belastingen aanlopen. Dit is het geval als het totaal van vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikkingstellingen dat u aanwijst in de vrije ruimte in een jaar hoger is dan het bedrag van uw vrije ruimte. In zo’n geval betaalt u 80% eindheffing over het meerdere.

Tip! De Belastingdienst heeft nu goedgekeurd dat u bij de uitruil van brutoloon in een cafetariaregeling hiermee rekening houdt. U kunt dus met uw werknemer afspreken dat u een lager bedrag uitruilt, zodat de uitruil ook voor u als werkgever kostenneutraal verloopt.

Voorbeeld
In een aan de Belastingdienst voorgelegde casus wilde een werknemer met een brutomaandloon van € 3.000 onder de cafetariaregeling € 600 uitgeven voor het leasen van zonnepanelen. De werkgever had uitgerekend dat de werknemer hiervoor € 740 brutoloon moest inleveren om dit kostenneutraal te laten verlopen voor de werkgever. Bij inleveren van € 740 brutoloon en ontvangst van een nettovergoeding van € 600 in ruil daarvoor, hield de werknemer netto € 171 meer over dan zonder de ruil.

De Belastingdienst had geen probleem met deze ruil waarin de werkgever in feite gecompenseerd werd om het een en ander voor de werkgever kostenneutraal te houden.

Gebruikelijk

In dit voorbeeld wees de werkgever per werknemer in totaal niet meer dan € 2.400 als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Om die reden ontstond er ook geen conflict met het zogenaamde gebruikelijkheidscriterium waaraan een aanwijzing in de vrije ruimte moet voldoen.

Let op! Wilt u ook een cafetariaregeling binnen uw onderneming waarbinnen uw werknemers op eigen initiatief brutoloon ruilen voor een nettovergoeding zonder dat dit voor u tot een kostenstijging leidt? Neem dan contact op met één van onze adviseurs. Samen kunnen we dan beoordelen welke mogelijkheden er zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gebitsbeschermers sporters vrijgesteld van btw?

Sommige tandtechnici fabriceren gebitsbeschermers die gebruikt worden in de sport, zoals bij ijshockey. De Belastingdienst heeft zich onlangs gebogen over de vraag of een dergelijke gebitsbeschermer is vrijgesteld van btw.

Medische vrijstelling?

Medisch

De Belastingdienst is nagegaan of een gebitsbeschermer valt onder de categorie medische vrijstellingen en komt tot de conclusie dat dit niet het geval is. Het moet dan namelijk gaan om goederen en diensten die rechtstreeks verband houden met de gezondheidszorg, dan wel een therapeutisch doel hebben. 

Rechtstreeks therapeutisch gebruik?

Op grond van het bovenstaande uitgangspunt zijn alleen tandprotheses bedoeld voor rechtstreeks therapeutisch gebruik vrijgesteld voor de btw. De Belastingdienst komt tot de conclusie dat hiervan bij gebitsbeschermers geen sprake is. Die dienen namelijk alleen voor preventie. 

Preventie onvoldoende?

Preventie kan weliswaar onder omstandigheden als ‘therapeutisch gebruik’ worden aangemerkt, maar dan moet het gaan om het voorkomen, afwenden of tegengaan van een ziekte, letsel of gezondheidsprobleem, dan wel het opsporen van een ziekte. Omdat er bij een gebitsbeschermer geen concreet risico is dat de gezondheid wordt aangetast, is de Belastingdienst van mening dat de gebitsbeschermer niet is vrijgesteld voor de heffing van btw.

Posted in Niet gecategoriseerd

Let op bij terugvragen btw van niet-betalende debiteur

Heeft u debiteuren die hun facturen niet (geheel) betalen? U kunt dan, onder voorwaarden, de btw op deze facturen misschien (deels) terugvragen. Let daarbij wel op een aantal aandachtspunten zoals het op tijd terugvragen van de btw, het weer afdragen van de btw bij alsnog betalen én mogelijk onverwachte fiscale gevolgen van nadere afspraken met uw debiteur.

Wanneer teruggaaf btw?

Geld

Als uw debiteur uw factuur niet betaalt, kunt u de in rekening gebrachte btw terugvragen die u eerder afdroeg aan de Belastingdienst. Dat kunt u doen als definitief vast komt te staan dat uw debiteur de factuur niet betaalt. Op dat moment kunt u de eerder afgedragen btw via uw btw-aangifte terugvragen (bij vraag 1a of 1b).

Let op! Staat nog niet definitief vast dat uw debiteur de factuur niet betaalt, maar is één jaar verstreken nadat de betaaltermijn van de factuur is afgelopen?  Kom dan ook in actie! Dit is namelijk de uiterste termijn waarop u de eerder afgedragen btw kunt terugvragen via uw btw-aangifte. Doet u dat op dat moment niet, dan kan de Belastingdienst uw latere verzoek om btw-teruggaaf weigeren.

Voorbeeld
U stuurt op 4 april 2023 een factuur van € 12.100 inclusief 21% btw. De betaaltermijn is 30 dagen en de factuur is daarom vanaf 4 mei 2023 opeisbaar. In uw btw-aangifte 2e kwartaal 2023 droeg u ter zake van deze factuur € 2.100 btw af. Op 4 mei 2024 is de factuur nog niet betaald, maar staat ook nog niet definitief vast dat deze ook niet betaald gaat worden. Omdat één jaar verstreken is sinds het opeisbaar worden van de factuur, vraagt u in uw btw-aangifte 2e kwartaal 2024 echter wel al € 2.100 terug. Doet u niet per kwartaal maar per maand btw-aangifte, dan droeg u € 2.100 btw af in de btw-aangifte van april 2023 en vraagt u deze terug in de btw-aangifte van mei 2024.

Let op! Controleer dus altijd bij het indienen van uw btw-aangifte of u nog openstaande debiteuren heeft waarvan de betaaltermijn meer dan een jaar verstreken is. Op die manier voorkomt u dat u te laat de btw voor oninbare debiteuren terugvraagt.

Debiteur betaalt alsnog

Heeft u btw teruggevraagd van een factuur die niet betaald is en wordt deze alsnog betaald? Dan moet u de btw die u eerder terugvroeg op dat moment weer via uw btw-aangifte afdragen (bij vraag 1a en 1b).

Voorbeeld
Uw debiteur betaalt uw factuur van € 12.100 alsnog op 8 oktober 2024. In uw btw-aangifte 4e kwartaal 2024 draagt u daarom de € 2.100 weer af aan de Belastingdienst. Doet u per maand btw-aangifte, dan draagt u in uw btw-aangifte oktober 2024 de € 2.100 weer af aan de Belastingdienst.

Tip! Boek de btw die u terugvraagt nadat een jaar verstreken is na het aflopen van de betaaltermijn op een aparte grootboekrekening. Op die manier kunt u deze btw beter volgen als later de debiteur alsnog betaalt.

Gedeeltelijke betaling

De regels over het terugvragen en weer afdragen van de btw werken bij gedeeltelijke betaling van de factuur op dezelfde wijze, maar dan pro rata.

Voorbeeld
Op 4 mei 2024 heeft uw debiteur € 4.840 betaald op uw factuur van € 12.100. Dit betekent dat van de gehele factuur nog 60% openstaat. In uw btw-aangifte 2e kwartaal 2024 (of mei 2024 als u maandaangifte doet) vraagt u daarom niet de gehele btw terug, maar 60% van de afgedragen btw, in casu € 1.260. Op 8 oktober 2024 betaalt de debiteur nog een keer € 4.840. Van de teruggevraagde € 1.260 draagt u in uw btw-aangifte 4e kwartaal 2024 (of oktober 2024 als u maandaangifte doet) daarom € 840 weer af.

Afspraken met debiteur

Maakt u afspraken met uw debiteur waarbij u bijvoorbeeld de vordering die u heeft omzet in een lening aan de debiteur? Houd er dan rekening mee dat dit gezien kan worden als een betaling van de factuur door de debiteur. U kunt de btw dan niet terugvragen bij de Belastingdienst en moet al eerder teruggevraagde btw aan de Belastingdienst terugbetalen. 

Let op! Dit is ook zo als later blijkt dat de debiteur de lening niet geheel afbetaalt. U kunt dan niet alsnog de btw terugvragen, omdat door de omzetting in een lening de factuur geacht wordt te zijn betaald.

Crediteurenakkoord

Sluit u een crediteurenakkoord of een schuldeisersakkoord, dan geeft u uw vordering (deels) prijs. In een crediteurenakkoord of schuldeisersakkoord wordt namelijk doorgaans afgesproken dat afgezien wordt van de in het akkoord genoemde vorderingen. Dit heeft tot gevolg dat er juridisch geen sprake meer is van een vordering op uw debiteur. De btw op de onbetaalde, door u prijsgegeven factuur, kunt u dan ook niet meer terugvragen.

Let op! Vroeg u de btw al terug omdat één jaar verstreken was na het opeisbaar worden van de factuur? Dan moet u deze btw weer terugbetalen als u een crediteurenakkoord sluit waarin u de vordering (deels) prijsgeeft.

Geen creditfactuur!

Het is niet toegestaan om een interne creditfactuur op te maken om daarmee te proberen de btw alsnog terug te krijgen van de Belastingdienst. De Belastingdienst accepteert dit niet en behandelt dit als fraude! Zorg daarom dat u op de juiste wijze, op tijd de btw terugvraagt. Op die manier is het ook niet nodig om een interne creditfactuur op te maken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere boete zware auto terecht?

Als u met uw auto op de openbare weg rijdt, moet u motorrijtuigenbelasting betalen. Doet u dit niet, dan loopt u het risico dat u een naheffing met boete moet betalen. Die boete is gekoppeld aan de hoogte van de naheffing. Is dit terecht?

Gewicht mede bepalend

Auto

Hoeveel motorrijtuigenbelasting, mrb, u moet betalen, is onder andere afhankelijk van het gewicht van uw auto. Hoe zwaarder de auto, hoe hoger de verschuldigde belasting.

Schorsing

Als u uw auto langere tijd niet gebruikt, kunt u het kenteken laten schorsen. U hoeft dan tijdens de schorsingsperiode geen mrb te betalen. U mag de auto dan ook niet op de openbare weg gebruiken.

Boete

Gebruikt u uw auto toch bij schorsing, dan kunt u een naheffing met boete krijgen als dit wordt geconstateerd. De boete is gekoppeld aan het bedrag van de naheffing. Tot voor kort was de boete even hoog als de naheffing, maar sinds 1 juli 2023 is de boete in beginsel verlaagd tot 50% van de nageheven belasting.

Boete door vergissing

Er speelde een zaak voor de rechter waarbij een automobilist een geschorste auto per abuis toch op de openbare weg had gebruikt. De man gaf aan als hobby meerdere auto’s te bezitten. Van een deel van die auto’s was het kenteken geschorst. Wanneer hij een dergelijke auto toch wilde gebruiken, werd de schorsing weer opgeheven. Hierbij had de man zich kennelijk vergist, zo gaf hij aan.

Hogere boete terecht?

De rechter gaf aan dat volgens de wet de boete gekoppeld is aan de te betalen belasting en daardoor onder andere gekoppeld is aan het gewicht van de auto. Zwaardere auto’s krijgen dus automatisch een hogere boete. De rechtbank was van mening dat dit niet terecht is omdat het verzuim en verwijt vergelijkbaar zijn. In deze zaak was er sprake van een relatief zware auto. De rechtbank matigde de boete tot 25%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorstelling in open lucht niet te vergelijken met bioscoop

Een culturele voorstelling in de open lucht is voor de omzetbelasting niet te vergelijken met een bioscoop. Derhalve is het lage btw-tarief ook niet van toepassing. Tot deze conclusie kwam rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Animatiebeelden

Horeca

In de betreffende zaak handelde het om animatiebeelden en andere beelden die in combinatie met lichteffecten in de buitenlucht werden geprojecteerd op vooral bomen en gebouwen. Publiek kon de beelden al wandelend aanschouwen, waarvoor alles bij elkaar zo’n anderhalf uur benodigd was. Het bekijken van de geprojecteerde beelden nam hiervan zo’n half uur in beslag.

Wat is een bioscoop?

De rechtbank overwoog dat voor het verlenen van toegang tot bioscopen het verlaagde btw-tarief van 9% van toepassing is. De hier aangeboden voorstelling kon voor de btw echter niet als zodanig worden aangemerkt. 

Grammaticale uitleg

Daarbij ging de rechtbank uit van een grammaticale uitleg, wat betekende dat het begrip ‘bioscoop’ moet worden uitgelegd als ‘een theater waar films worden vertoond’ of ‘een theater waar op een projectiescherm films worden vertoond voor een betalend publiek’. De Belastingdienst werd dan ook in het gelijk gesteld, wat betekende dat op de voorstelling het normale tarief van 21% van toepassing is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer subsidiemogelijkheden duurzame energieopwekking voor VvE’s

De Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) is vanaf dit jaar, 2024, verruimd. Via de SCE vragen met name Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) en energiecoöperaties subsidie aan voor zonne-energie, windenergie en energie via waterkracht.

SCE verruimd

Windmolen

De verruiming van de SCE betekent dat voortaan ook voor installaties die meer zonne-energie opwekken de SCE kan worden aangevraagd en tevens voor projecten met meer windmolens. Voor wat betreft zonne-energie is het vermogen verhoogd naar 6 megawatt. Ook voor windenergie is het maximale vermogen verhoogd, eveneens naar 6 megawatt.

Let op! Om in aanmerking te komen voor de SCE moet u uiteraard aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze vindt u op RVO.nl.

Overige wijzigingen

De SCE is op nog twee punten gewijzigd. Zo moet in sommige gevallen voor zonnepanelen een verklaring worden meegestuurd dat het dak waarop de panelen geplaatst worden voldoende stevig is. 
Een andere wijziging is dat geen subsidie meer wordt verleend voor periodes waarin de elektriciteitsprijs negatief is. Op zulke momenten wordt er meer energie opgewekt dan afgenomen en is het ongewenst dat te veel energie wordt teruggeleverd.

Aanvragen

De SCE kan digitaal worden aangevraagd bij RVO.nl. Het loket is inmiddels open en aanvragen kan tot uiterlijk 1 november 2024 17.00 uur. Aanvragen moet via eHerkenning met minimaal niveau 2+. Is eHerkenning niet mogelijk, dan kunt u zelf als particulier de SCE als intermediair voor de VvE of coöperatie aanvragen met uw DigiD. U kunt ook eerst een adviesgesprek aanvragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

In meerdere landen woonachtig, wat is dan uw fiscale woonplaats?

Wat fiscaal als uw woonplaats wordt aangemerkt, is niet altijd even duidelijk. Zeker niet als u in een jaar in meerdere landen woonde. Het gerechtshof in Amsterdam heeft onlangs aangegeven welke aspecten voor het bepalen van de fiscale woonplaats in die situatie van belang kunnen zijn.

Duitsland of Nederland?

Vlaggen

In een zaak was een Nederlander in het bezit van een woning in Nederland. Halverwege januari 2015 liet de man zich uitschrijven als inwoner van Nederland om zich halverwege december 2016 weer in te laten schrijven. In de tussenliggende periode was de man woonachtig in Duitsland, Nederland en Spanje. Wat was nu zijn fiscale woonplaats en waar was hij dus belastingplichtig?

Feiten en omstandigheden

Waar iemand fiscaal gezien woont, is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden. Daarbij komt het eropaan of deze van dien aard zijn dat er een duurzame band van persoonlijke aard bestaat met Nederland. Aan het Hof de taak om een en ander te beoordelen.

Wat was nu bepalend?

In genoemde zaak was van belang dat belanghebbende slechts kort in Duitsland had gewoond, zijn woning in Nederland had aangehouden en tijdelijk had verhuurd en dat hij deze gedurende de verhuur jaarlijks voor 62 dagen zelf kon benutten en dit ook daadwerkelijk benut had. Daar kwam bij dat de man een gehandicapte zoon had die in Nederland was blijven wonen en dat de man in Nederland zelf nog economisch actief was.

Duurzame band toch Nederland

De man bracht hier tegenin dat hij in Duitsland een bankrekening had geopend en zijn auto naar Duitsland had uitgevoerd. Ook had hij hier een identificatienummer gekregen en een ziektekostenverzekering afgesloten. In Duitsland had hij ook tal van artsen en specialisten bezocht. 

Toch betekende dit volgens het Hof nog niet dat er daardoor een duurzame band van persoonlijke aard met Duitsland was ontstaan. Het Hof besliste dan ook dat de fiscale woonplaats ook in 2015 en 2016 in Nederland lag en liet de aanslagen inkomstenbelasting in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zijn verpleegkosten tijdens vakantie aftrekbaar?

Gehandicapten en kwetsbare ouderen verblijven soms in een Wlz-instelling (Wet langdurige zorg). Dergelijke instellingen regelen voor hun bewoners ook af en toe vakanties. De vraag is of de kosten van het begeleidende verplegend personeel aftrekbaar zijn als zorgkosten?

Extra kosten

Invalide

In een casus die voorlag bij de Belastingdienst is uitgegaan van extra kosten die gemaakt worden voor verplegend personeel, zoals salaris en verblijfkosten. Ook andere kosten moet de belastingplichtige zelf betalen, zoals busvervoer, vakantiegeld, huur en verzekeringen.

Salaris en verblijfkosten aftrekbaar

De Belastingdienst geeft aan dat de kosten van het salaris en de verblijfkosten van verplegend personeel in beginsel aftrekbare zorgkosten vormen. Verplegend personeel is namelijk noodzakelijk om tijdens de vakantie de nodige zorg te kunnen leveren. Aftrek is alleen mogelijk als belastingplichtige de kosten niet via bijvoorbeeld de verzekeraar vergoed krijgt. Een extra bijdrage via de Wlz of Wmo van belastingplichtige is echter niet aftrekbaar.

Let op! Vanwege de handicap zijn de kosten aan te merken als specifieke zorgkosten vanwege ziekte of invaliditeit en daarom aftrekbaar.

Wlz-instelling of ziekenhuis

Van belang is ook dat de kosten van verpleging in een Wlz-instelling of ziekenhuis zijn aan te merken als zorgkosten. Dat geldt ook voor andere instellingen, voor zover de verpleging en verzorging hiermee is gelijk te stellen.

Bijkomende kosten niet aftrekbaar

Bijkomende kosten zoals verzekeringen en huur zijn niet aftrekbaar. Deze kosten vallen namelijk niet onder de zorgkosten waarvan wettelijk de aftrek is geregeld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Digitaal medisch consult vrijgesteld van btw?

Ook in de medische wereld wordt steeds meer gebruikgemaakt van digitale technieken. Onlangs kwam de vraag aan de orde of ook digitale consulten kunnen delen in de btw-vrijstelling voor medische diensten. Wat vond de rechter hiervan?

Vrijstelling medische diensten

Medisch

De omzetbelasting kent een vrijstelling voor medische diensten. Dit betekent dat medische dienstverleners geen btw in rekening hoeven te brengen, maar ook de door hen betaalde btw niet in aftrek kunnen brengen. Omdat de afnemers veelal particulieren zijn, werkt de vrijstelling prijsverlagend voor de consument.

Digitaal consult

Onlangs werd voor de rechtbank Noord-Holland ingegaan op de vraag of ook online gegeven medische consulten vrijgesteld zijn voor de heffing van btw. Een vrouw bezat een website waarop medische consulten konden worden aangevraagd met een medisch specialist. 

BIG-geregistreerde artsen

De dame in kwestie had hiervoor contact gelegd met een aantal BIG-geregistreerde artsen die deze consulten gaven en hiervoor een beloning ontvingen. Via de website kon via de specialist informatie uitgewisseld worden over diagnoses en mogelijke behandelingen voor de specifieke medische situatie van de klant.

Breed begrip

De rechtbank overwoog dat ‘medische verzorging’ een breed begrip is. Ook diensten gericht op het behoud en herstel van de gezondheid vallen eronder. Alleen het geven van informatie over de gezondheid is echter onvoldoende. Voor een digitaal consult is echter niet van belang dat er vooraf een medisch voorschrift is verstrekt of achteraf behandeling heeft plaatsgevonden.

Btw vrijgesteld

Overwegende dat bij het digitale consult meestal een diagnose en behandeling werden getoetst en dat de informatie hierover werd verkregen uit de gegevens die de patiënten zelf aanleverden, oordeelde de rechtbank dat deze consulten vrijgesteld dienen te zijn van btw. De digitale consulten gingen verder dan slechts het verstrekken van informatie, zo werd ook door een viertal artsen bevestigd die via de website hun diensten verleenden. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Verdere wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen aangekondigd

De bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling bij schenken en overlijden gaan nog verder wijzigen. Vorige jaar zijn al wijzigingen voor de BOR en DSR per 2024 en 2025 in de wet opgenomen. Het kabinet kondigt nu in een internetconsultatie nog verdere aanpassingen per 2025 en 2026 aan. Welke zijn dit?

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)

Handen schudden

De BOR en de DSR zijn belangrijke fiscale faciliteiten bij het schenken of erven van een bedrijf. De faciliteiten betreffen een forse vrijstelling en een doorschuiving van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet.

Al aangenomen wijzigingen per 2024 en 2025

Vorig jaar is al een aantal wijzigingen van de BOR en DSR in de wet opgenomen. De meeste van deze wijzigingen gaan in per 2025, maar één onderdeel geldt al vanaf 2024. Dit betreft het standaard aanmerken van verhuurd onroerend goed aan derden als beleggingsvermogen. Dit onroerend goed komt daardoor niet in aanmerking voor de BOR en de DSR voor een aanmerkelijk belang.

Vanaf 2025 gaan de volgende wijzigingen gelden:

  • De vrijstelling in de BOR gaat naar 100% van de goingconcernwaarde tot € 1.500.000 en 75% over het meerdere. In 2024 bedraagt dit nog 100% tot € 1.325.253 en 83% daarboven.
  • Het is niet langer toegestaan om voor de BOR 5% van het beleggingsvermogen tot het ondernemingsvermogen te rekenen.
  • Bedrijfsmiddelen die zowel zakelijk als niet-zakelijk gebruikt worden, mogen niet langer geheel tot het ondernemingsvermogen voor de BOR en DSR aanmerkelijk belang gerekend worden als de waarde in het economische verkeer van het bedrijfsmiddel € 100.000 of hoger is. Dit mag nog wel als het bedrijfsmiddel maximaal 10% bestemd is voor niet-zakelijk.
  • Het is voor de DSR niet langer nodig dat de verkrijger in dienstbetrekking is in de vennootschap waarop de aandelen betrekking hebben. In de DSR in de inkomstenbelasting blijft de dienstbetrekkingseis wel bestaan.
  • Bij schenking moet de verkrijger minimaal 21 jaar oud zijn om van de BOR en DSR aanmerkelijk belang gebruik te maken.

Aangekondigde wijzigingen in internetconsultatie per 2025 en 2026

In een op 19 april 2024 gepubliceerde internetconsultatie kondigt het kabinet nog een aantal wijzigingen aan. 

Let op! U kunt van 19 april 2024 tot en met 19 mei 2024 op deze voorstellen reageren.

Als de wijzigingen uit de internetconsultatie straks ongewijzigd in de wet worden opgenomen, wijzigt er onder meer het volgende:

  • Voor verkrijgingen die zich voordoen vanaf 1 januari 2025 geldt nog maar een voortzettingstermijn van drie jaar in plaats van vijf jaar voor verkrijgingen van vóór die datum.
  • Vanaf 1 januari 2026 wordt het makkelijker om van structuur of rechtsvorm te wijzigen zonder dat dit in strijd komt met de zogenaamde voortzettingseis en bezitseis die gelden voor de BOR. De precieze invulling moet nog worden uitgewerkt, maar uitgangspunt blijft dat bij wijziging van structuur of rechtsvorm de gerechtigheid tot de onderneming in de vennootschap niet afneemt (voor de voortzettingseis) en niet toeneemt (voor de bezitseis).
  • De BOR en DSR aanmerkelijk belang worden vanaf 1 januari 2026 beperkt tot reguliere aandelen met een minimumbelang van 5%. Dit betekent dat vanaf die datum bijvoorbeeld winstbewijzen, opties op aandelen en trackingstocks niet meer voor de BOR en DSR aanmerkelijk belang kwalificeren.
  • Vanaf 1 januari 2026 komt er een definitie van het begrip preferente aandelen. Deze definitie betekent een wijziging van de wijze waarop de Belastingdienst op dit moment beoordeelt of sprake is van preferente aandelen voor de BOR en DSR aanmerkelijk belang.
  • Vanaf 1 januari 2026 geldt wetgeving die onbedoeld gebruik van de BOR tegengaat. Hierbij gaat het om de aankoop van een onderneming door een ouder persoon met als doel besparing van erfbelasting of schenkbelasting door gebruik van de BOR (de zogenaamde rollatorinvesteringen). Ook het dubbel gebruik van de BOR waarbij een bedrijf geschonken wordt met de BOR, weer teruggekocht en daarna weer geschonken met de BOR, wordt vanaf 1 januari 2026 tegengegaan.
  • Vanaf 1 januari 2026 worden bij het bepalen van de hoogte van het ondernemingsvermogen ook de schulden die samenhangen met aan de vennootschap ter beschikking gestelde onroerende zaken meegeteld.

Let op! Dit betreffen voorstellen die nog in een wetsvoorstel moeten worden opgenomen. Dit wetsvoorstel moet vervolgens door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Wij houden u op de hoogte betreft de voortgang van voorgestelde wijzigingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorjaarsnota: tal van gevolgen voor de automobilist

De onlangs verschenen Voorjaarsnota heeft heel wat gevolgen voor de automobilist, zowel voor personenauto’s als bestelauto’s, elektrisch of niet-elektrisch. Wat zijn de plannen?

Elektrische auto

Auto

Voor bezitters van een 100% elektrische personenauto wordt de korting op de motorrijtuigenbelasting (mrb) stapsgewijs afgebouwd per 2026 en niet ineens, zoals eerder was besloten. In 2025 bedraagt de korting nog 100%, vanaf 2026 40% van het normale tarief, vanaf 2029 35%. Vanaf 2031 vervalt de korting en zal ook voor elektrische personenauto’s het normale tarief gaan gelden. 
De subsidie voor particulieren bij aankoop van een elektrische personenauto (SEPP) komt na 2024 te vervallen.

Plug-in hybride auto

De korting van 50% op de mrb voor plug-in hybride auto’s komt vanaf 2025 te vervallen. Daar komt bij dat vanaf 2027 meer bpm – de te betalen belasting bij aankoop van een nieuwe auto –  betaald moet worden vanwege een nieuwe meetmethode met betrekking tot de uitstoot van CO2.

Auto op LPG

De korting op de mrb voor LPG-rijders gaat vanaf 2026 verdwijnen. De korting is een vast bedrag van ongeveer € 143 per kwartaal. De procentuele stijging van het tarief zal voor bezitters van kleinere auto’s op LPG het grootst zijn omdat de mrb afhankelijk is van het gewicht van de auto.

Elektrische bestelauto

Elektrische bestelauto’s gaan vanaf 2026 de volledige mrb betalen. De korting die voor elektrische personenauto’s tot 2031 geldt, is dus voor elektrische bestelauto’s niet van toepassing.

Bestelauto gebruikt door meerdere werknemers

Voor een bestelauto die door meerdere werknemers privé gebruikt kan worden, geldt onder voorwaarden niet de normale bijtelling. In plaats hiervan betaalt de werkgever een vast bedrag van € 300 aan belasting per jaar. Dit bedrag wordt aangepast vanwege de inflatie vanaf 2006. Naar verwachting gaat vanaf 2026 een bedrag van € 450 per auto gelden.

Let op! Al deze plannen moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Duidelijkheid over aftrek kosten boetes en dwangsommen

Geldboetes en dwangsommen zijn niet aftrekbaar van de winst. Dat geldt ook voor de hiermee samenhangende kosten. Omdat hierover in de praktijk onduidelijkheid bestaat, heeft de Belastingdienst de aftrekbeperkingen verduidelijkt.

Tijdstip van belang

Portemonnee

Uit de verduidelijking blijkt dat het tijdstip van opleggen van de geldboete van belang is. De kosten die zijn gemaakt vóór het opleggen van een geldboete zijn namelijk wel aftrekbaar. Hetzelfde geldt voor kosten die zijn gemaakt vóórdat een dwangsom verbeurd is verklaard.

Eigen juridische dienst

Sommige werkgevers beschikken over een eigen juridische dienst. Als deze dienst zich ook bezighoudt met opgelegde geldboetes en verbeurd verklaarde dwangsommen, zijn ook deze kosten niet aftrekbaar. 

Geen kleinigheden

De Belastingdienst maakt duidelijk dat het gaat om alle kosten die verband houden met de geldboetes en verbeurd verklaarde dwangsommen. Dit moet ruim worden uitgelegd en ziet dus ook op indirecte kosten, maar de fiscus gaat niet letten op kleinigheden. Ook moeten de kosten duidelijk traceerbaar zijn. 

Splitsen

De uitleg maakt duidelijk dat kosten zo nodig zullen moeten worden gesplitst, als een eigen afdeling zich ook bezig houdt met zaken die niet samenhangen met opgelegde geldboetes of verbeurd verklaarde dwangsommen. Hiervoor bestaan geen vaste regels en moet naar inzicht van de inspecteur zo goed mogelijk gebeuren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eisen inzake bestedingen ANBI verduidelijkt

Algemeen Nut beogende Instellingen, ANBI’s, hebben onder voorwaarden recht op een aantal fiscale faciliteiten. Eén van de voorwaarden is de eis inzake het bestedingscriterium. Deze eis betekent dat een ANBI niet meer vermogen mag aanhouden dan nodig is voor het uitvoeren van haar activiteiten als ANBI.

Onlangs is verduidelijkt onder welke voorwaarden investeringen en uitgaven zijn toegestaan zonder de ANBI-status in gevaar te brengen.

ANBI’s

Geld

ANBI’s staan ook wel bekend als organisaties inzake ‘goede doelen’ en worden ondersteund met fiscale faciliteiten. Zo hoeft een ANBI onder voorwaarden geen schenk- of erfbelasting te betalen en zijn giften aan een ANBI in principe fiscaal aftrekbaar.

Voorwaarden

ANBI’s zijn wel gebonden aan een aantal voorwaarden, waaronder het bestedingscriterium. Omdat in de praktijk onduidelijk is welke bestedingen een ANBI mag doen, is hierover in een besluit duidelijkheid verschaft.

Wanneer besteding akkoord?

Een van de voorwaarden die in het Besluit zijn opgenomen, betreft het feit dat een investering het doel van de ANBI rechtstreeks bevordert of verwezenlijkt. Ook mag de uitgave geen zakelijke activiteit – primair bedoeld om voordeel te behalen – betreffen. Verder is bepaald dat als geïnvesteerd wordt via een organisatie, ook deze organisatie het bedrag moet gebruiken in lijn met het doel van de ANBI.

Betrokkenheid bestuurders

Ook is verduidelijkt dat bestuurders van de ANBI niet bij een investering in een andere organisatie betrokken mogen zijn. Daarnaast is bepaald dat de investering in de administratie en het beleidsplan als investering van algemeen nut moeten worden opgenomen. 

Rol inspecteur

ANBI’s die niet of nog niet voldoen aan de gestelde voorwaarden dienen dit te melden bij hun inspecteur. Deze kan een termijn stellen waarbinnen alsnog aan de verplichtingen moet worden voldaan. Gebeurt dit niet, dan kan een ANBI de status als ANBI verliezen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Alle verlofregelingen terugbrengen naar drie?

De Wet arbeid en zorg kent inmiddels een waaier aan verlofregelingen. Het kabinet wil deze verschillende regelingen terugbrengen naar drie soorten verlof: verlof voor zorg voor kinderen, verlof voor zorg voor naasten en verlof voor persoonlijke situaties.

Regels en voorwaarden gelijk

Kinderwagen

De regels en voorwaarden die gelden voor de drie verlofsoorten wil het kabinet zo veel mogelijk gelijktrekken. Dit maakt het voor zowel werknemers als werkgevers eenvoudiger om verlof op te nemen dan wel toe te kennen. 

Zorg voor kinderen

Onder deze verlofvorm vallen de volgende regelingen:

  •  zwangerschaps- en bevallingsverlof;
  • het (aanvullend) geboorteverlof;
  • het adoptie- en pleegzorgverlof; en
  • het (betaald) ouderschapsverlof.

Deze regelingen zouden moeten leiden tot een gelijkwaardige verdeling van zorgtaken tussen partners om zodoende de economische zelfstandigheid te bevorderen. Er zijn diverse scenario’s uitgewerkt.

Zorg voor naasten

Hier gaat het om het huidige kort- en langdurend zorgverlof die ingezet kunnen worden voor het bieden van ondersteuning aan familie, dan wel andere naasten. De verwachting is dat het beroep op deze zorg zal toenemen als gevolg van de vergrijzing en het langer doorwerken. Er wordt nu gekeken of beide regelingen worden geïntegreerd of dat ze worden uitgebreid.

Verlof voor persoonlijke situaties

Bij persoonlijke situaties valt te denken aan bijvoorbeeld het calamiteiten- en het kortverzuimverlof. Het betreft verlof dat van korte duur is om het hoofd te bieden aan onvoorziene of zeer bijzondere omstandigheden waardoor een werknemer niet kan werken. Te denken valt aan het overlijden van een naaste, calamiteiten thuis zoals een gesprongen waterleiding of gaslek of het begeleiden van een naaste bij artsenbezoeken. 

Dergelijk verlof betreft maatwerk waarover werkgevers en werknemers afspraken maken als het moment zich voordoet. Aan deze vorm van verlof kunnen nieuwe regelingen worden toegevoegd zoals rouwverlof, transitieverlof of verlof wegens huiselijk geweld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dga-taks ook bij lening van bank in plaats van bv?

Een dga die te veel geld leent bij de eigen bv, betaalt hierover sinds 2023 belasting. Deze belasting staat ook wel bekend als de dga-taks. Ook geld dat een dga leent van een bank kan, onder omstandigheden, geraakt worden door deze dga-taks.

Drempel dga-taks 

Euro

Een dga met schulden aan zijn bv(‘s) die op 31 december 2024 hoger zijn dan € 500.000 kan in 2024 met de fiscale gevolgen van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap (ook wel de dga-taks) te maken krijgen. Het gaat hierbij niet alleen om de schulden van de dga zelf, maar ook om de schulden van de fiscale partner van de dga. Om te beoordelen of de € 500.000 wordt overschreden, worden de schulden van de dga en de fiscale partner bij elkaar opgeteld.

Schulden en andere rechten

Voor de beoordeling of de drempel van € 500.000 wordt overschreden, tellen alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen mee. Ook indirecte schulden tellen mee.
Dat betekent dat als een dga alleen geld van een bank kan lenen als de bv borg gaat staan voor die lening of hypotheek verstrekt voor die lening, de lening van de bank ook meetelt voor de drempel van € 500.000.

Aflossing lening bv met lening van een bank

Een dga die in 2023 de dga-taks wilde voorkomen, liep hier ook tegenaan. De dga had in 2023 in totaal € 900.000 geleend van zijn bv. In 2023 bedroeg de drempel nog € 700.000 in plaats van de € 500.000 in 2024. De lening van de dga lag in 2023 daarom € 200.000 boven de drempel.

De dga had het voornemen om € 200.000 te lenen bij een bank en hiermee vóór 31 december 2023 af te lossen op de lening van € 900.000 van zijn bv. De bv wilde het bedrag van de aflossing gebruiken voor de aankoop van onroerend goed. De bank eiste dat de bv een recht van hypotheek verstrekte op het onroerend goed. Zonder die hypotheekverstrekking wilde de bank de € 200.000 niet lenen aan de dga.

Lening bank telt mee voor dga-taks

De Belastingdienst oordeelde dat in deze situatie de schulden aan de bv in het kader van de dga-taks nog steeds € 900.000 bedroegen. De lening van € 200.000 van de bank werd namelijk ook aangemerkt als een schuld van de dga aan de bv omdat de bv hypotheek moest verstrekken voor deze lening. Hoewel er dus € 200.000 werd afgelost op de lening van de dga aan zijn bv, werd de € 200.000 die de dga leende van de bank daar dus weer bij opgeteld.

Let op! Had de bank in het voorbeeld de lening ook verstrekt zonder dat de bv borg stond of hypotheek verstrekte? Dan had de lening van de bank aan de dga niet meegeteld voor de drempel van € 700.000 in 2023. In dat geval had de dga uit het voorbeeld wel de dga-taks in 2023 kunnen voorkomen.

Tip! Wilt u de dga-taks in 2024 voorkomen, houd dan rekening met het voorgaande. Houd er verder rekening mee dat de drempel in 2024 € 500.000 en niet zoals in 2023 € 700.000 bedraagt.

Posted in Niet gecategoriseerd

LIV vervalt en LKV ouderen bouwt af vanaf 2025

LIV vervalt en LKV ouderen bouwt af vanaf 2025
De Eerste Kamer heeft ingestemd met een wetsvoorstel waarin het lage-inkomensvoordeel vervalt per 2025 en het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers wordt afgebouwd vanaf 2025.

Lage-inkomensvoordeel (LIV)

Juridisch

Het lage-inkomensvoordeel, LIV, verdwijnt dus per 2025. U heeft voor het jaar 2024 nog recht op het LIV voor werknemers die rond het minimumloon verdienen (gemiddeld per uur van minimaal € 14,33 tot en met maximaal € 14,99). Er gelden nog meer voorwaarden voor het LIV, onder meer dat voor de werknemer in 2024 minimaal 1248 uren verloond zijn.

Tip! Alle voorwaarden voor het LIV vindt u hier.

Let op! De uitbetaling van het LIV 2023 vindt plaats in 2024. De uitbetaling van het LIV 2024 vindt plaats in 2025. U heeft voor het jaar 2025 geen recht meer op het LIV, maar kunt dus nog wel LIV 2024 uitbetaald krijgen.

Loonkostenvoordeel oudere werknemer

De Eerste Kamer is ook akkoord dat het loonkostenvoordeel (LKV) voor werkgevers die oudere werknemers in dienst hebben vanaf 2025 stapsgewijs wordt afgebouwd. Of die afbouw plaatsvindt en hoe, is afhankelijk van de vraag of de dienstbetrekking vóór 1 januari 2024 begon of niet.

  • Voor dienstbetrekkingen die begonnen vóór 1 januari 2024 blijft het LKV voor oudere werknemers van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per kalenderjaar gewoon in stand tot het einde van de looptijd van maximaal drie jaar.
  • Voor dienstbetrekkingen die begonnen op of ná 1 januari 2024 wordt het LKV per 1 januari 2025 verlaagd naar € 1,35 per verloond uur en per 1 januari 2026 afgeschaft.

Tip! Start de dienstbetrekking dit jaar of volgend jaar, ga dan na of u voor de werknemer misschien ook recht heeft op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Dit LKV wordt namelijk niet afgeschaft en bedraagt ook € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Verdeelt u de hypotheekrenteaftrek over u en uw partner?

Bent u eigenaar van een woning waarop hypotheek rust en heeft u een fiscale partner, dan kunt u de aftrek van de hypotheekrente onderling verdelen. Blijkt die verdeling achteraf niet optimaal te zijn geweest, dan kunt u die nog herzien. Maar tot wanneer?

Aftrek hypotheekrente

Woning

De rente die u op een hypothecaire lening betaalt, kan onder voorwaarden maximaal 30 jaar worden afgetrokken. De aftrek is de laatste jaren wel beperkt en nu nog slechts mogelijk tegen het tarief van de eerste schijf, in 2024 36,97%.

Verdeling herzien

Voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kwam de vraag aan de orde of de verdeling van de aftrek van de hypotheekrente tussen partners na indiening van de aangifte nog kan worden herzien. Bij een positief antwoord was de vraag hoe lang dit mogelijk is.

Definitief

Het Hof kwam tot de conclusie dat de verdeling van de aftrek tussen partners nog kan worden herzien zo lang de aanslag of naheffingsaanslag van beide partners nog niet definitief vaststaat. In de betreffende situatie hadden een belastingplichtige en zijn partner in eerste instantie bijna € 13.000 aan hypotheekrente in aftrek gebracht, maar een half jaar na vaststelling van de aanslag de aftrek in een herziene aangifte teruggebracht naar bijna € 5.000. 

Navorderingen

De herziening leverde twee navorderingsaanslagen op, waarbij de inspecteur vasthield aan de oorspronkelijke verdeling van de aftrek tussen de partners onderling. Volgens het Hof is dit niet correct en kan voor een andere verdeling worden gekozen zo lang de aanslagen of navorderingsaanslagen nog niet definitief vaststaan. Nu dit nog niet het geval was, kon nog voor een andere verdeling worden gekozen en werd de Belastingdienst in het ongelijk gesteld.

Aftrek bij hoogste inkomen?

Bij partners die met hun inkomen in een andere tariefgroep vallen, is aftrek bij de partner die in de hoogste tariefgroep valt overigens meestal niet voordelig. Dit vanwege het feit dat de aftrek van hypotheekrente in 2024 beperkt is tot maximaal 36,97%, maar dit niet geldt voor de bijtelling van het eigenwoningforfait én de aftrek bij de partner met de laagste tariefgroep bovendien leidt tot een hogere heffingskorting. 

Tip! Herzie uw aangiftes uit het verleden indien dit voordeliger is, zo lang dit nog kan. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Aandelen familiebedrijven toch belast in vermogensaanwasbelasting

Aandelen in familiebedrijven worden straks ook via de vermogensaanwasbelasting belast. Eerder was het plan dat deze via de vermogenswinstbelasting belast zouden worden. Er is overigens grote twijfel of het toekomstige box 3-stelsel al (volledig) in kan gaan in 2027.

Hoofdregel wetsvoorstel toekomstige box 3: vermogensaanwasbelasting

Handen schudden

In het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 wordt voorgesteld als hoofdregel om vanaf 2027 het totale werkelijke rendement in box 3 te belasten volgens een vermogensaanwasbelasting. Dit houdt in dat ook de niet-gerealiseerde waardeontwikkeling van het vermogen in een jaar in box 3 belast wordt.

Uitzonderingen: vermogenswinstbelasting

Voor een aantal vermogensbestanddelen is in het wetsvoorstel een uitzondering opgenomen. Deze vermogensbestanddelen worden in het wetsvoorstel belast volgens een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat alleen bij realisatie (bijvoorbeeld bij verkoop) de vermogenswinst in box 3 belast wordt. Deze uitzondering geldt voor onroerende zaken en aandelen in innovatieve startups en scale-ups.

Aandelen familiebedrijven

In eerste instantie vielen ook aandelen in familiebedrijven onder deze uitzondering. Echter in  een Kamerbrief (d.d. 15 april 2024) informeert staatssecretaris van Rij de Tweede Kamer dat deze uitzondering vervalt. De aandelen in familiebedrijven vallen daarom in het wetsvoorstel ook onder de vermogensaanwasbelasting.

Toekomstige box 3-stelsel vanaf 2027 of later?

Op 25 januari 2024 kondigde de staatssecretaris ook al een aantal andere aanpassingen aan op het oorspronkelijke wetsvoorstel. Het wetsvoorstel voor het toekomstige box 3-stelsel staat dus nog niet vast. Tevens moeten de Tweede en Eerste Kamer nog met het straks aangeboden wetsvoorstel instemmen.

Het is daarna nog maar de vraag of de datum van 2027 gehaald gaat worden. De staatssecretaris meldt al dat het huidige voorstel veel van de systemen van de Belastingdienst vraagt en daarom hoogstwaarschijnlijk niet volledig in 2027 geïmplementeerd kan zijn. Daarnaast kunnen de uitkomsten van arresten van de Hoge Raad over het huidige box 3-stelsel veel van de systemen vragen en voor nog meer vertraging zorgen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Informatie over box 3 in IB tot en met 2023

Heeft u box 3-vermogen in uw aangifte inkomstenbelasting over de jaren tot en met 2023? Verwacht wordt dat de Hoge Raad in augustus/september uitspraak doet over box 3. De Belastingdienst ontwikkelt ter voorbereiding op de uitspraken alvast een digitaal formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’.

Arresten Hoge Raad over box 3

Euro

Momenteel loopt een aantal rechtszaken bij de Hoge Raad over box 3. De rechtszaken gaan over de jaren tot en met 2022, maar zullen ook gelden voor de box 3-heffing in 2023. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke rendement uit uw vermogen als dit lager is dan het rendement dat volgt uit de wettelijke bepalingen. Dat zou voor u een gunstige ontwikkeling kunnen zijn als uw werkelijke rendement inderdaad lager is.

Digitaal formulier

De staatssecretaris meldt dat de box 3-arresten van de Hoge Raad in augustus en/of september 2024 worden verwacht. De Belastingdienst ontwikkelt op dit moment al een digitaal formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’ voor het geval de Hoge Raad straks voor belastingplichtigen een gunstige uitspraak doet.

Geen definitieve aanslagen IB 2022 en 2023

Heeft u box 3-vermogen dat uit meer dan alleen bank- en spaartegoeden bestaat? Dan legt de Belastingdienst, in afwachting van de box 3-arresten van de Hoge Raad, nog geen definitieve aanslag IB 2022 én 2023 aan u op. Op die manier wordt voorkomen dat alle belastingplichtigen massaal bezwaar aan moeten tekenen.

Wel definitieve aanslag IB 2021?

Definitieve aanslagen IB 2021 met box 3-vermogen worden momenteel ook (nog) niet opgelegd. In verband met het verjaren van de termijn waarbinnen de Belastingdienst een definitieve aanslag moet opleggen, kan dit binnenkort anders zijn.

Let op! Ontvangt u daarom een definitieve aanslag IB 2021 van de Belastingdienst? Neem dan contact op met een van onze adviseurs om te overleggen of u in actie moet komen. Doe dat wel snel na ontvangst van de definitieve aanslag. De bezwaartermijn bedraagt namelijk zes weken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Taxatiewaarde of koopsom bepalend voor vrijstelling overdrachtsbelasting?

Als u een woning koopt, moet u in beginsel over de koopsom overdrachtsbelasting betalen. Er bestaat, onder voorwaarden, een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor personen tussen 18 en 35 jaar die deze vrijstelling nog niet eerder hebben toegepast.

Max € 510.000

Woning

Deze vrijstelling is voor woningen met een prijs van maximaal € 510.000 (2024). Daarbij is tevens vereist dat de woning na verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt gaat worden.

Koopprijs lager dan werkelijke waarde

In een uitspraak van de rechtbank Den Haag ging het om een woning met een koopsom van € 395.000. Vanwege de financiering van de woning was enkele maanden voor de aankoop een taxatie uitgevoerd waarbij de waarde op € 430.000 was uitgekomen. In de leveringsakte was voor de overdrachtsbelasting deze taxatiewaarde aangehouden en dus was er 2% overdrachtsbelasting geheven (destijds was de vrijstellingsgrens € 400.000). De koper ging hiertegen in bezwaar.

Rechtbank: taxatiewaarde bepalend

De rechtsbank stelde de inspecteur echter in het gelijk en achtte de taxatiewaarde van € 430.000 bepalend, zodat de vrijstelling niet van toepassing was. De taxatie was objectief tot stand gekomen door de woning te vergelijken met soortgelijke woningen. Bovendien was de taxatie enkele maanden eerder dan de verkoop uitgevoerd, in een stijgende woningmarkt.

Zonder makelaar

De woning was bovendien zonder inschakeling van makelaars verkocht. Dit bevestigde het vermoeden van de rechtbank dat de verkoopprijs afweek van de werkelijke waarde. De rechtbank achtte de vrijstelling dan ook niet van toepassing zodat de verschuldigde overdrachtsbelasting € 8.600 bedroeg.

Posted in Niet gecategoriseerd

Loket subsidie elektrische bedrijfsauto 23 april open

Ondernemers die van plan zijn een volledig elektrische bedrijfsauto te kopen, kunnen vanaf 23 april 2024 07.00 uur de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) aanvragen. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 per bedrijfsauto. De SEBA is dit jaar voor het laatst beschikbaar.

Voor welke auto’s?

Auto

De subsidie geldt voor nieuwe emissieloze elektrische bedrijfsauto’s. Dit zijn bestelauto’s met een gewicht tot 3.500 kilo (categorie N1) of kleine vrachtauto’s tot 4.250 kilo (categorie N2). 

Hoeveel SEBA?

U krijgt de SEBA over de netto catalogusprijs bij categorie N1. Dit is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die door de fabrikant of importeur zijn aanbracht voordat het kenteken is afgegeven. Voor categorie N2 krijgt u de SEBA over de verkoopprijs zonder btw.

De omvang van de subsidie is afhankelijk van uw bedrijfsgrootte, maar bedraagt altijd maximaal € 5.000. Voor kleine ondernemingen en non-profit instellingen bedraagt het percentage SEBA 12%, voor middelgrote ondernemingen 10% en voor grote ondernemingen 7%.

Tip! Op RVO.nl kunt u met de MKB-toets bekijken of uw onderneming als klein, middelgroot of groot wordt aangemerkt.

Voorwaarden

De SEBA kent ook de nodige voorwaarden die verschillen per voertuigcategorie. Belangrijk is onder meer dat u op het moment van aanvragen van de SEBA nog geen definitieve koop- of financial leaseovereenkomst heeft afgesloten. U vraagt dus eerst de SEBA aan. 

Tip! Neem in uw order of (voorlopig) koopcontract op dat de order pas definitief wordt nadat de SEBA is aangevraagd of toegewezen. Zo komt uw SEBA-aanvraag niet in gevaar.

Check ook de MIA!

Een flink aantal elektrische bestelauto’s staat ook op de Milieulijst 2024. Dit betekent dat u naast de SEBA ook mogelijk recht heeft op belastingvoordeel via de MIA. De MIA wordt wel gekort vanwege de SEBA. Kijk hier voor de voorwaarden en de actuele Milieulijst.

Aanvragen

U kunt de SEBA digitaal aanvragen bij RVO.nl. Hiervoor is minimaal eHerkenning niveau 2+ vereist. Voor de SEBA is € 30 miljoen beschikbaar. Wacht dus niet te lang met aanvragen. 

Let op! De SEBA is in 2024 voor het laatst beschikbaar.

Let op! Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota 2024 een voorstel opgenomen om de korting op motorrijtuigenbelasting (mrb) voor elektrische bestelauto’s per 1 januari 2025 af te schaffen. Dit zou betekenen dat er vanaf dat moment veel meer mrb betaald moet worden dan nu. Dit voorstel moet nog wel door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fors hogere motorrijtuigenbelasting voor LPG-rijder

Automobilisten die op LPG rijden moeten vanaf 2026 rekening houden met fors hogere motorrijtuigenbelasting. Oorzaak hiervan is het feit dat de korting voor zogenaamde G3-installaties dan wordt afgeschaft.

Mrb voor LPG-rijder

Auto

De motorrijtuigenbelasting (mrb) voor LPG-rijders is hoger dan voor auto’s die op benzine rijden en meestal ook voor auto’s op diesel. Toch is het verschil beperkt vanwege de korting voor rijders met een LPG G3-installatie. Nu deze korting weg gaat vallen is de mrb vanaf 2026 dus veel hoger dan voor auto’s op benzine of diesel.

Kleinere auto’s vooral de klos

De afschaffing van de korting pakt percentueel het slechtst uit voor kleinere auto’s. De G3-korting is namelijk een vast bedrag van ongeveer € 143 per kwartaal. Een auto met een gewicht van 1.200 kg gaat daardoor vanaf 2026 ruim 57% meer mrb betalen. Daarentegen bedraagt de stijging voor een auto met een gewicht van 1.900 kg nog geen 25%.

Milieuaspecten?

De afschaffing van de korting voor G3-installaties is onderdeel van het Belastingplan 2024. Met de maatregel wil men LPG-rijders stimuleren om over te stappen op een elektrische auto.

Let op! Slechts zo’n 1% van alle auto’s rijdt op LPG. Het effect van de afschaffing van de G3-korting is dus maar beperkt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Box 3? Wijzig vóór 1 mei 2024 uw voorlopige aanslag IB 2023!

Heeft u vermogen in box 3? Dan kan het in bepaalde situaties verstandig zijn om vóór 1 mei 2024 uw voorlopige aanslag IB 2023 aan te (laten) passen. Dit heeft te maken met verschillen tussen de voorlopige en de definitieve forfaitaire rendementspercentages.

Wat speelt er?

Geld

Box 3 is in 2023 ingedeeld in drie categorieën, te weten bank- en spaartegoeden, schulden en overige bezittingen met elk hun eigen forfaitair rendement. Voor de categorie bank- en spaartegoeden en schulden is het definitieve forfaitair rendement pas eind januari 2024 vastgesteld.

Om die reden heeft de Belastingdienst bij het opleggen van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2023 (IB 2023) voor box 3 rekening gehouden met een voorlopig forfaitair rendement van 0,36% voor bank- en spaartegoeden en 2,57% voor schulden. De definitieve rendementen die eind januari 2024 zijn vastgesteld wijken (flink) af met respectievelijk 0,92% en 2,46%.

Te lage voorlopige aanslag

Door deze afwijkende definitieve forfaitaire percentages kan, bij een gelijk vermogen in de voorlopige aanslag en de definitieve aanslag, toch meer inkomstenbelasting over 2023 verschuldigd zijn. Uw voorlopige aanslag IB 2023 is dan te laag vastgesteld.

Belastingrente 7,5%

Als u op uw definitieve aanslag IB 2023 als gevolg hiervan bij moet betalen, is over deze bijbetaling 7,5% belastingrente per jaar verschuldigd. Dit kan alleen voorkomen worden door óf vóór 1 mei 2024 uw aangifte IB 2023 in te dienen óf vóór 1 mei 2024 een wijziging van uw eerder opgelegde voorlopige aanslag IB 2023 aan te vragen.

Wie moet in actie komen?

Heeft u:

  • op 1 januari 2023 box 3-vermogen, en
  • wordt uw aangifte IB 2023 ná 30 april 2024 ingediend, en
  • is uw voorlopige aanslag IB 2023 vóór 8 maart 2024 opgelegd?

Dan kan het verstandig zijn om vóór 1 mei 2024 in actie te komen en te verzoeken om wijziging van uw voorlopige aanslag IB 2023.

Let op! Het ministerie van Financiën heeft aangegeven dat bij voorlopige aanslagen IB 2023 opgelegd vanaf 8 maart 2024 wel rekening gehouden wordt met de definitieve percentages van 0,92% en 2,46%.

Tip! Heeft u vragen over het voorgaande of wilt u dat wij uw voorlopige aanslag IB 2023 laten wijzigen? Neem dan zo spoedig mogelijk contact op met één van onze adviseurs.

Overleg ministerie van Financiën

Diverse belangenorganisaties (Consumentenbond, Bond voor Belastingbetalers, SRA, NBA, NOB, RB en NOAB) hebben op 12 april 2024 over het voorgaande met het ministerie van Financiën gesproken. Het ministerie van Financiën erkent het probleem en is druk bezig om te onderzoeken hoe de belastingrente wellicht vermeden kan worden. De belangenorganisaties wilden veiligheidshalve echter niet wachten op de uitkomst van dit onderzoek en roepen daarom hun achterban op op tot actie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen arbeidsovereenkomst op basis van Deliveroo-criteria

De Hoge Raad heeft in het Deliveroo-arrest aangegeven dat voor de bepaling of sprake is van een arbeidsovereenkomst een holistische benadering geldt. Dat betekent dat naar alle feiten en omstandigheden moet worden gekeken. In een recente zaak viel die beoordeling uit in het nadeel van de persoon die zich beriep op het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Casus

Handen schudden

Er waren drie managementovereenkomsten gesloten waarin was afgesproken dat twee heren en een dame door middel van hun persoonlijke holdings managementdiensten voor een bedrijf zouden verrichten. De overeengekomen managementfee verschilde per persoon. Ze vormden samen het managementteam (mt), waarbij de mannen de functies van ceo respectievelijk customer succes officer (ccso) bekleedden en de vrouw de functie van chief commercial officer (cco), waarin ze eindverantwoordelijk was voor het sales- en marketingteam. 

Op enig moment hebben de beide heren een bericht op intranet gezet zonder overleg met het vrouwelijke mt-lid, waarin ze aangaven dat zij zou gaan vertrekken. Er vond een algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) plaats waarin de vrouw werd ontslagen als statutair bestuurder. De vrouw verzocht de kantonrechter om een verklaring voor recht dat sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat ze ten onrechte op staande voet was ontslagen.

Deliveroo-criteria

De kantonrechter kijkt voor de beoordeling van de vraag naar diverse criteria en komt in deze zaak tot de conclusie dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst maar van een overeenkomst van opdracht. 

Vervangbaar?

Alhoewel ze de werkzaamheden persoonlijk moet verrichten, kon ze zich laten vervangen. Dit heeft zich overigens niet voorgedaan. Ze was bovendien samen met de ceo en de ccso een van de oprichters van het bedrijf en heeft zich ook steeds als zodanig intern en extern gepresenteerd. Daarbij heeft ze zich laten adviseren over de managementovereenkomst door een belastingadviseur. Ze factureerde haar managementfee via haar holding en bracht btw in rekening. Ook liep ze commercieel risico. Ze was als algemeen directeur van het bedrijf alleen en zelfstandig bevoegd en heeft zich zowel intern als extern gedragen als ondernemer en oprichter van het bedrijf.

Conclusie

Genoemde punten leiden er toe dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar van een overeenkomst van opdracht. De dame in kwestie is dan ook terecht ontslagen als statutair bestuurder door de AVA.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overwerk bij grote vaste contracten vanaf 2025 goedkoper

Vanaf 1 januari 2025 gaat de huidige grens voor een lage WW-premie bij een werknemer waar meer dan 30% wordt verloond, van 35 uur per week omlaag naar 30 uur per week. Hierdoor wordt de interne wendbaarheid bevordert en wordt bijgedragen aan een lastenverlaging voor bedrijven.

Eerder lagere WW-premie

Euro

Om dit te realiseren vindt dus onder meer een herziening van de lage naar de hoge premie plaats bij een werknemer bij wie meer dan 30% meer uren zijn verloond dan zijn contracturen, tenzij het gaat om een werknemer die al een dienstverband heeft van minimaal 35 uur per week (de huidige situatie). Die grens van 35 uur per week gaat per 1 januari 2025 omlaag naar 30 uur per week. 

Meer zekerheid en meer wendbaarheid

Dit is een van de afspraken die het kabinet vorig jaar heeft gemaakt met de werkgevers- en werknemersorganisaties in het kader van het arbeidsmarktpakket. Het doel is te zorgen voor meer zekerheid voor werknemers en meer wendbaarheid voor bedrijven.

Premiedifferentiatie

In de WW geldt sinds 2020 premiedifferentiatie. Dat houdt in dat werkgevers die werknemers vaste contracten aanbieden een lagere premie betalen dan bij flexibele contracten. De lage premie mag worden toegepast voor loon uit een arbeidsovereenkomst die voldoet aan de volgende drie voorwaarden: 

  1. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd,
  2. de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd, en
  3. de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 

Deze drie voorwaarden zijn ook wel bekend als de “Ja, Ja, Nee – voorwaarden”. 

  • Ja, de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. 
  • Ja, de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd. 
  • Nee, de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 
Posted in Niet gecategoriseerd

Overwerk leidt vanaf 2025 minder snel tot alsnog hoge WW-premie

Vanaf 1 januari 2025 gaat de huidige grens omlaag voor de beoordeling of een lage WW-premie alsnog een hoge WW-premie wordt omdat bij een werknemer meer dan 30% meer verloond is dan in het arbeidscontract staat. Hierdoor wordt de interne wendbaarheid bevordert en wordt bijgedragen aan een lastenverlaging voor bedrijven.

Eerder lage WW-premie

Euro

Om dit te realiseren vindt vanaf 2025  een herziening van de lage naar de hoge WW-premie omdat bij een werknemer meer dan 30% meer uren zijn verloond dan zijn contracturen, pas plaats als een werknemer een arbeidscontract heeft van gemiddeld minder dan 30 uur per week.  Die grens van 30 uur per week bedraagt nu nog  35 uur per week. 

Meer zekerheid en meer wendbaarheid

Dit is een van de afspraken die het kabinet vorig jaar heeft gemaakt met de werkgevers- en werknemersorganisaties in het kader van het arbeidsmarktpakket. Het doel is te zorgen voor meer zekerheid voor werknemers en meer wendbaarheid voor bedrijven.

Premiedifferentiatie

In de WW geldt sinds 2020 premiedifferentiatie. Dat houdt in dat werkgevers die werknemers vaste contracten aanbieden een lagere premie betalen dan bij flexibele contracten. De lage premie mag worden toegepast voor loon uit een arbeidsovereenkomst die voldoet aan de volgende drie voorwaarden: 

  1. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd,
  2. de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd, en
  3. de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 

Deze drie voorwaarden zijn ook wel bekend als de “Ja, Ja, Nee – voorwaarden”. 

  • Ja, de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. 
  • Ja, de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd. 
  • Nee, de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 

Let op! Soms moet de lage WW-premie achteraf alsnog met terugwerkende kracht worden herzien naar een hoge WW-premie. Dit is dus het geval als een werknemer met een arbeidscontract van minder dan 35 uur (vanaf 2025 dus 30 uur) per week, in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat. Dat is echter ook het geval als een nieuwe werknemer binnen 2 maanden ontslag neemt of wordt ontslagen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorjaarsnota 2024: extra uitgaven en dekkingen

Na een verzoek om de voorjaarsbesluitvorming van de informateurs heeft het demissionaire kabinet besloten de Voorjaarsnota 2024 op maandag 15 april 2024 – eerder dan gepland – aan te bieden aan de Tweede en Eerste Kamer.

In de Voorjaarsnota zijn aanpassingen op de begroting voor 2024 opgenomen, evenals een vooruitblik op de begrotingen voor de komende jaren. Door de vervroegde publicatie volgen de doorrekening van de voorjaarsbesluitvorming van het CPB, de voorjaarsrapportage in het kader van het begrotingstoezicht van de Raad van State en de kabinetsreactie op een later moment, uiterlijk 30 april 2024.

Extra uitgaven

Binnenhof

De extra uitgaven opgenomen in de Voorjaarsnota bestaan onder meer uit 4,4 miljard euro extra voor militaire en humanitaire steun aan Oekraïne in de jaren 2024-2026, 0,4 miljard euro extra in 2024 en 0,9 miljard euro extra in 2025 voor de hersteloperatie Toeslagen, 0,5 miljard euro extra in 2025 voor bewoners in het aardbevingsgebied in Groningen, structureel 715 miljoen euro extra vanaf 2026 voor decentrale overheden en incidenteel 500 miljoen euro extra in 2028 voor versterking van de luchtverdediging en munitie van de krijgsmacht.

Daarnaast kent de begroting een aantal forse tegenvallers, onder meer 375 miljoen euro extra in 2024 en 700 miljoen euro extra in 2025 voor het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voor nieuwe en bestaande locaties voor (crisis)noodopvang.

Tegenvallende inkomsten

Naast de extra uitgaven zijn er tegenvallende inkomsten, onder meer door het niet afschaffen van de salderingsregeling voor zonnepanelen en het afschaffen van de energiebelasting voor zware industrie. Daarnaast is een nieuwe afbouw van de vrijstelling motorrijtuigenbelasting (mrb) voor emissievrije personenauto’s afgesproken met een korting op de mrb voor deze auto’s vanaf 2026 van 40%, in 2029 van 35% en in 2030 van 30%.

Dekking

De extra uitgaven worden onder meer gedekt door meevallers op diverse begrotingen. De tegenvallende inkomsten worden gedekt door onder meer:

  • Het verlagen van de mkb-winstvrijstelling naar 12,03% vanaf 2025. De mkb-winstvrijstelling zou vanaf 2025 al verlaagd worden naar 12,7%. Dit wordt dus verder verlaagd naar 12,03%.
  • Het met een bedrag van € 557 lager vaststellen van het aangrijpingspunt van het hoogste tarief (49,5%) in de inkomstenbelasting in 2025(voorgenomen was een verhoging van € 1.000 tot € 1.100 ten opzichte van 2024; deze verhoging wordt dus € 557 lager).
  • Het niet verlengen van de aanschafsubsidie voor tweedehands elektrische personenauto’s (SEPP) vanaf 2025. Voor de periode 2025 tot en met 2029 waren hier middelen voor gereserveerd, maar de verlenging van de SEPP gaat dus niet door.
  • Het laten vervallen van een aparte bpm-tabel voor plug-in hybride aangedreven personenauto’s (PHEV) per 2025. De PHEV wordt vanaf 2025 ondergebracht in de reguliere bpm-tabel.
  • Het corrigeren voor inflatie van het vaste bedrag voor de eindheffing van het privégebruik van de bestelauto van de zaak die afwisselend door meerdere werknemers wordt gebruikt (€ 300). Dit bedrag is sinds de introductie in 2006 niet meer geactualiseerd en zal gecorrigeerd worden voor de inflatie.
  • Het verhogen van het tarief 3e, 4e en 5e schijf in de energiebelasting op aardgas per 2025 met 22,4% en een extra 2,7% per 2030.
  • Het afschaffen van vrijstelling voor duaal en non-energetisch verbruik kolen per 2027.

Let op! In augustus kijkt het kabinet of het nodig is de begroting (nog meer) bij te stellen. Daarbij kan ook de dekking heroverwogen worden.

Opmerkelijke belastingconstructies

In bijlage 10 bij de Voorjaarsnota deelt het kabinet de stand van zaken met betrekking tot een aantal opmerkelijke belastingconstructies. Zo is onder meer opgenomen dat de aanpak van de volgende constructies wordt uitgewerkt als wetsvoorstel in het Belastingplan 2025, de Fiscale verzamelwet 2025 of het Eindejaarsbesluit 2024:

  • Constructies in de kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting;
  • Kortdurende verhuurconstructies in de btw;
  • Belastingontwijking via de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting;
  • Opknipgedrag bij vastgoed-bv’s om maximaal te profiteren van renteaftrek;
  • Belastingontwijking via niet-reguliere afwikkeling van pensioenaanspraken in de bv.

Het kabinet onderzoekt verder nog of aanvullende wetgeving nodig en wenselijk is om de constructies aan te pakken waarbij de heffing in box 3 wordt ontweken via agiostorting en het terugkopen van bezittingen. Over een constructie in de lucratiefbelangregeling waarover op 9 april een motie is aangenomen, wordt de Kamer vóór het zomerreces van 2024 nader geïnformeerd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra reparatie koopkracht via huurtoeslag

De zogenaamde eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt dit jaar nogmaals verlaagd. De extra verlaging bedraagt ruim € 36 per jaar. Per 1 januari 2024 was de eigen bijdrage al met ruim € 30 verlaagd.

Reparatie koopkracht

Geld

Onlangs werd ontdekt dat er een fout was gemaakt in de koopkrachtberekeningen van het kabinet. Besloten is dit via de huurtoeslag te herstellen door het bedrag dat de ontvanger van huurtoeslag zelf aan huur moet betalen, te verlagen met ruim € 36.

Terugwerkende kracht

Het is de bedoeling dat de wijziging terugwerkende kracht krijgt tot 1 januari 2024. Daarvoor is wel vereist dat het wetsvoorstel vóór 1 mei van dit jaar wordt aangenomen. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Zakendoen met uw eigen bv

Als directeur-grootaandeelhouder (dga) bent u in de unieke positie om zaken te doen met uw eigen bv. Partijen moeten dan wel zakelijk met elkaar omgaan en afspraken moeten goed zijn vastgelegd. Wie de regels in acht neemt, kan aantrekkelijk zakendoen met zijn eigen bv. Denk bijvoorbeeld aan het sluiten van een geldlening met de bv of het ter beschikking stellen van een bedrijfspand.

Rekening-courant

Handen schudden

In de praktijk hebben veel dga’s een rekening-courantverhouding met de bv. Bij een rekening-courant met afwisselende debet- en creditstanden heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat er onder voorwaarden geen rente in box 1 in aanmerking hoeft te worden genomen als het saldo van de rekening-courantverhouding gedurende het kalenderjaar niet hoger is dan € 17.500 positief en niet lager is dan € 17.500 negatief. De bv mag in dat geval de rente niet in aanmerking nemen. U mag een eventuele rekening-courantschuld in dat geval ook niet in box 3 opnemen. Een eventuele rekening-courantvordering valt in box 1 en dus niet ook in box 3.

Let op! Zodra het saldo op de rekening-courant hoger is dan € 17.500, moet er over het hele jaar over het hele bedrag rente worden berekend.

De goedkeuring van de staatssecretaris geldt niet voor leningen, dus ook niet voor leningen waarvan het saldo niet hoger is dan € 17.500.

Wet ‘dga-taks’

Per 1 januari 2023 is een maatregel ingevoerd om excessief lenen van de dga bij de eigen bv te ontmoedigen, in de volksmond de ‘dga-taks’ genoemd. De maatregel houdt in 2024 kort gezegd in dat het bedrag dat boven € 500.000 van de bv is geleend, bij de dga als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking wordt genomen. De drempel van € 500.000 geldt voor de dga en zijn partner gezamenlijk. Deze maatregel geldt voor alle directe en indirecte schulden, ongeacht waarvoor deze zijn aangegaan. Alleen eigenwoningschulden die voldoen aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting, zijn uitgezonderd. Er moet wel ook een recht van hypotheek verstrekt zijn aan de bv, tenzij de eigenwoningschuld op 31 december 2022 al aan de bv verschuldigd was.

Als uw bloed- en aanverwanten in de rechte lijn ook schulden hebben aan uw bv, dan tellen deze schulden over het algemeen ook mee voor het deel dat boven de € 500.000 uitkomt. Dat is niet zo als de bloed- en aanverwanten zelf een aanmerkelijk belang hebben in uw bv.

Let op! De peildatum voor dit jaar is 31 december 2024. Heeft u dus voor meer dan € 500.000 aan schulden bij uw eigen bv, dan kunt u belastingheffing in box 2 nog voorkomen door het meerdere boven € 5700.000 uiterlijk op 31 december 2024 af te lossen. Overleg met onze adviseurs wat u eventueel kunt doen.

De grens van € 500.000 geldt sinds 2024. In 2023 gold nog een grens van € 700.000. Dit betekent dat u als dga dit jaar minder aan leningen bij uw bv mag hebben uitstaan dan vorig jaar. Heeft u uw leningen vorig jaar teruggebracht tot € 700.000, dan zult u dit jaar uw leningen verder moeten terugbrengen om belastingheffing te voorkomen.

Sparen en beleggen in de bv

U kunt ook sparen en beleggen in uw bv en privékapitaal als vermogen in de bv brengen. Het werkelijke rendement is dan bij de bv belast, in plaats van een forfaitair rendement dat bij u in box 3 belast is en hoger wordt verondersteld naarmate uw vermogen uit beleggingen bestaat.

Tip! Bij de Hoge Raad lopen diverse procedures over de vraag of in box 3 het werkelijke rendement belast moet worden als dit lager is dan het wettelijke forfaitair vastgesteld rendement. De uitspraak van de Hoge Raad hierover wordt in de tweede helft van 2024 verwacht. 

Let op! Sparen of beleggen in de bv kan ook aantrekkelijk zijn als u toeslagen krijgt. Vermogen in uw bv telt immers niet mee voor de vermogenstoets die bij toeslagen geldt en die als gevolg heeft dat u vanaf een bepaald vermogen geen recht meer heeft op de meeste toeslagen.

Geldleningen

Iedere transactie tussen u en de bv moet zakelijk verlopen. Dat geldt ook voor de geldverstrekking tussen de dga en de bv. Denk hierbij aan een schriftelijke leningsovereenkomst met daarin in ieder geval een aflossingsschema en een zakelijk rentepercentage. Bovendien zal het over het algemeen zakelijk zijn om zekerheden te stellen. Om te beoordelen of de overeenkomst zakelijk is, moet u zichzelf afvragen of u of de bv een dergelijke leningsovereenkomst tegen dezelfde voorwaarden ook zou zijn aangegaan met een onafhankelijke derde.

Tip! Heeft u al een leningsovereenkomst, laat deze dan regelmatig door ons checken. Zo bent u er zeker van dat alles nog steeds in orde is.

Lenen aan de bv

Leent u geld aan uw bv, dan is de zakelijke rente die de bv aan u betaalt als bedrijfslast aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Uzelf krijgt te maken met de TBS-regeling. Dat betekent dat de rente op de geldlening in box 1 progressief is belast. Ook hiervoor geldt de TBS-vrijstelling van 12% tegen maximaal een tarief van 36,97%. Wordt er een onzakelijk hoge rente afgesproken? Dan wordt voor de aftrekbare rente (bij de bv) en de belastbare rente (bij de dga) uitgegaan van een normale zakelijke rente. Het meerdere, niet-zakelijke voordeel wordt mogelijk gezien als een vermomde winstuitdeling en is bij u belast in box 2 (aanmerkelijk belang) en bij de bv (als verkapt dividend) niet aftrekbaar.

Lenen van de bv

Leent u geld van uw bv, dan kunt u dit doen in uw hoedanigheid als werknemer of als aandeelhouder. Het is belangrijk om dit van tevoren vast te stellen, omdat de fiscale gevolgen in beide situaties anders zijn.

Let op! Voorkom bij het lenen dat de bv in financiële problemen kan komen. De bv moet aan haar (betalings)verplichtingen kunnen blijven voldoen. Dit is van nog groter belang als de bv ook een pensioen of stamrecht in eigen beheer heeft.

Bij een personeelslening – u leent in uw hoedanigheid als werknemer – kan sprake zijn van een rentevoordeel. Dat is het geval als u geen of minder rente betaalt over de lening dan bij een kredietverlener. Het rentevoordeel vormt voor de waarde in het economisch verkeer belastbaar loon. Deze waarde kunt u bepalen door de rente van verschillende banken te vergelijken. Het belaste rentevoordeel kan worden opgenomen in de ‘vrije ruimte’ van de werkkostenregeling. Die bedraagt in 2024 1,92% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere daarvan.

Er is een uitzondering als u de personeelslening gebruikt voor de eigen woning. Het rentevoordeel van een dergelijke lening moet tot uw belastbaar loon worden gerekend. Het voordeel is loon in natura, waarover uw bv als werkgever verplicht loonheffingen moet berekenen. Het belaste rentevoordeel mag dus niet worden opgenomen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Wel mag u het belastbare eigenwoningrentevoordeel in aftrek brengen binnen de eigenwoningregeling in uw aangifte inkomstenbelasting. Het maximum aftrekpercentage is voor 2024 bepaald op 36,97.

Tip! Gebruikt u de lening voor het kopen van een (elektrische) fiets of elektrische scooter, dan is het rentevoordeel onbelast.

Let op! Soms kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat een personeelslening voor een dga niet mogelijk is. Dit is met name het geval als de mogelijkheid van een personeelslening alleen openstaat voor de dga zelf en niet voor andere werknemers van de bv.

Als u als aandeelhouder leent, staat ook hier het zakelijke handelen voorop. Leent u voor consumptieve doeleinden of bijvoorbeeld om hiermee in privé te beleggen, dan valt de lening als schuld bij u in box 3. De door u aan de bv betaalde rente is bij u niet aftrekbaar, maar bij de bv als ontvangen rente wel belast.

Let op! Geld lenen van de bv voor beleggingen in privé is in 2024 waarschijnlijk niet meer aantrekkelijk. Voor de beleggingen geldt in 2024 in box 3 namelijk een forfaitair rendement van 6,04%, terwijl de schulden maar aftrekbaar zijn tegen waarschijnlijk 2,47% (het percentage van 2,47 is een voorlopig percentage, het definitieve percentage is pas begin 2025 bekend). Mogelijk wordt deze beoordeling anders als de Hoge Raad in de tweede helft van 2024 oordeelt dat voor de box 3-heffing moet worden uitgegaan van het werkelijke rendement als dit lager is dan het forfaitaire rendement.

Lenen voor de eigen woning

De bv kan u ook een lening verstrekken voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Uitgaande van een zakelijke leningsovereenkomst is de rente voor u als eigenwoningrente aftrekbaar in box 1 tegen maximaal een tarief van 36,97% (2024) en bij de bv belast. Met ingang van 2013 moet een nieuwe eigenwoninglening aan aflossingseisen voldoen om voor renteaftrek in aanmerking te komen. Heeft u uw bestaande eigenwoninglening bij de bv sindsdien verhoogd, dan moet u voor deze verhoging ook rekening houden met de nieuwe regels. Voor het nieuwe deel van de lening is de rente dan alleen nog aftrekbaar als de lening in maximaal dertig jaar en ten minste volgens een annuïtair schema volledig wordt afgelost.

Let op! Heeft u sinds 1 januari 2013 geld geleend voor de eigen woning bij de bv, dan geldt voor u een informatieplicht. U moet de Belastingdienst tijdig informeren over deze hypothecaire geldlening. Gegevens van de eigenwoninglening bij de bv kunt u doorgeven via uw jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting.

Let op! De aftrek van de hypotheekrente in de hoogste belastingschijf is dit jaar (2024) beperkt tot 36,97%. Na 20243 is geen verdere beperking van de aftrek voorzien.

Investeren in eigen bedrijfspand

In de huidige markt is het investeren in en het financieren van eigen vastgoed bepaald geen sinecure. Mocht u wel de mogelijkheden hebben om te investeren in een eigen bedrijfsruimte, dan is het de vraag wie gaat investeren. U als dga? Het bedrijfspand komt dan op uw naam te staan. Of kunt u beter kiezen voor een investering vanuit de bv?

Let op! Investeren vanuit privé of vanuit de bv wordt fiscaal verschillend behandeld. Wat in uw situatie het voordeligst is, kunnen wij u voorrekenen.

Op naam van de bv

De keuze om het eigen bedrijfspand vanuit de bv aan te houden, wordt – naast de fiscaliteit – ook bepaald door de aanwezige bedrijfsrisico’s en uw toekomstplannen. We zien vaak dat het bedrijfspand wordt afgezonderd van de risico’s van de onderneming. Zeker als het pand tevens dient als beleggingsobject. Vanuit de bv wordt het pand vervolgens verhuurd aan de werkmaatschappij. De huuropbrengsten – na aftrek van onder meer afschrijvingen en financieringskosten – zijn als winst onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. Een latere winst of verlies bij verkoop behoort eveneens tot de fiscale winst.

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

Op naam van de dga

Kiest u ervoor om vanuit privé te investeren in een pand en verhuurt u dit privépand aan uw bv, dan valt het pand onder de terbeschikkingstellingsregeling (TBS-regeling). De huurinkomsten, afschrijvingen, exploitatielasten alsmede boekwinsten en verliezen op het pand behoren tot uw box 1-inkomen. Let wel: bent u gehuwd en behoort het pand tot de algehele of beperkte gemeenschap van goederen, dan wordt dit box 1-inkomen voor 50/50 aan u en uw echtgen(o)t(e) toegerekend.

Voor de hoogte van de fiscaal aftrekbare afschrijvingslasten moet u rekening houden met een beperking. Dat geldt ook als de bv het bedrijfspand aanhoudt. Afschrijving is niet meer mogelijk als de boekwaarde van het pand de bodemwaarde heeft bereikt. Deze bodemwaarde is sinds 1 januari 2024 zowel in de vennootschapsbelasting als in de inkomstenbelasting beperkt tot 100% van de WOZ-waarde van het pand. Voor bedrijfspanden waarop vóór 1 januari 2024 al is afgeschreven, maar waarop nog geen drie volledige jaren is afgeschreven, geldt overgangsrecht. In die gevallen is de bodemwaarde, onder voorwaarden, nog niet beperkt tot 100% van de WOZ-waarde, maar tot 50% van die waarde.

Tip! Onder de TBS-regeling worden de opbrengsten weliswaar belast tegen het progressieve IB-tarief tot maximaal 49,5%, maar door toepassing van de TBS-vrijstelling is het effectieve tarief voor de dga lager. Door de TBS-vrijstelling is namelijk 12% van het resultaat vrijgesteld. Let wel dat deze 12% vrijstelling geldt tegen maximaal een tarief van 36,97%.

Belastingtarief in box 2

Als uw bv dividend aan u uitkeert, bent u belasting verschuldigd in box 2. Dat kan ook het geval zijn in andere situaties, waarvan er een aantal hiervoor beschreven staan. Het tarief in box 2 is in 2024 anders dan in de voorgaande jaren. In 2024 gelden twee tarieven in box 2. Over de eerste € 67.000 aan box 2-inkomen (voor fiscale partners geldt het dubbele bedrag) bent u 24,5% belasting verschuldigd in box 2. Over het meerdere bedraagt de belasting maar liefst 33%!

Tot slot

U kunt voordelig uit zijn als u zakendoet met uw eigen bv. In deze advieswijzer staan slechts enkele mogelijkheden genoemd. Wij vertellen u er graag meer over.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Budget en aanvraag uitkoopregelingen veehouders verruimd

Er komt meer budget beschikbaar voor veehouders die gebruik willen maken van de uitkoopregelingen Lbv en Lbv-plus. Tevens is de aanvraagperiode voor de Lbv-plus verlengd, nieuwe aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 20 december 2024.

€ 1,45 miljard extra

Agrarisch

Voor beide uitkoopregelingen, de Lbv en de Lbv-plus, komt in totaal bijna € 1,45 miljard extra beschikbaar. Het budget voor beide regelingen samen bedraagt daardoor in totaal bijna € 3 miljard. Tot extra budget is besloten na goedkeuring van beide regelingen door de Europese Commissie. 

Lbv en Lbv-plus

Van beide uitkoopregelingen heeft de Lbv-plus hogere vergoedingen dan de Lbv. Dat komt doordat de Lbv-plus is ingericht voor zogenaamde piekbelasters: veehouderijlocaties die volgens de bepalingen van de overheid de meeste stikstofneerslag op Natura 2000-gebieden veroorzaken.

Aanvraagperiode Lbv-plus verlengd

Behalve het extra budget is ook besloten de aanvraagtermijn voor de Lbv-plus-regeling te verlengen tot 20 december 2024 23.59 uur. Deze termijn zou oorspronkelijk lopen tot 6 april van dit jaar. U kunt de Lbv-plus-regeling digitaal aanvragen bij RVO.nl. Aanvragen voor de Lbv-regeling kunnen niet meer worden ingediend.

Let op! Meer informatie over de regelingen en over de voorwaarden, vindt u op de site van RVO.nl

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil kavelruilvrijstelling beperken

Het kabinet wil de huidige kavelruilvrijstelling beperken door onbedoeld gebruik tegen te gaan. Via een wetsvoorstel moet de beperking in werking treden. Met behulp van een internetconsultatie kunnen belanghebbenden op het wetsvoorstel reageren.

Kavelruilvrijstelling

Agrarisch

De kavelruilvrijstelling komt er in het kort op neer dat geen overdrachtsbelasting verschuldigd is als percelen grond worden geruild teneinde een landelijk gebied beter in te richten. Via kavelruil kan grond bijvoorbeeld beter toegankelijk worden gemaakt voor agrariërs. De vrijstelling heeft nu echter ook betrekking op gebouwen die zich op de percelen grond bevinden.

Ten behoeve van landbouw

Het kabinet is van plan de kavelruilvrijstelling voortaan alleen nog maar van toepassing te laten zijn op gebouwen die ten behoeve van de landbouw worden gebruikt. Zo kan onder meer voorkomen worden dat niet-agrarische woningen onbedoeld van de vrijstelling gebruikmaken. 

Minstens tien jaar agrarisch gebruiken

Gebouwen die onder de vrijstelling vallen moeten bovendien minstens tien jaar bedrijfsmatig voor de landbouw worden gebruikt. Gebeurt dit niet, dan wordt de vrijstelling alsnog teruggedraaid. Alleen als gebouwen vanwege overheidsbeleid niet meer agrarisch worden gebruikt, blijft de vrijstelling wel van kracht.

Ook woningen

Ook agrarische bedrijfswoningen blijven onder de vrijstelling vallen. Vereist is dan wel dat de woning op een kavel met een agrarische bestemming staat. Bovendien is dan vereist dat de woning functioneel verbonden is aan het nabijgelegen agrarische bedrijf.

Let op! De internetconsultatie loopt tot en met 30 april 2024. 

Posted in Niet gecategoriseerd