Akkoord Voorjaarsnota: wat is al bekend?

De coalitie – PVV, VVD, NSC en BBB – bereikte woensdag 16 april jl. een akkoord over de Voorjaarsnota. Het akkoord wordt donderdag 16 april 2025 in de ministerraad besproken en waarschijnlijk vrijdag 17 april aan de Raad van State en de Tweede Kamer aangeboden. Wat is er nu al bekend?

De Voorjaarsnota is nog niet gepubliceerd, maar op basis van uitingen in diverse media door de coalitiepartijen zelf is al een overzicht samen te stellen van een aantal verschillende maatregelen die hierin opgenomen zouden zijn.

Btw en accijns

Binnenhof

Zo is de voorgenomen btw-verhoging voor cultuur, sport en media, die aanvankelijk per 1 januari 2026 in zou moeten gaan, definitief van de baan. De BBB meldt verder dat een geopperde btw-verhoging op zuivel en sojadranken niet doorgaat. Ook de geplande accijnsverhoging op alcohol is geschrapt.

Huren en energiebelasting

De sociale huren gaan in 2025 en 2026 niet omhoog. De VVD meldt dat ook de Wet betaalbare huur wordt versoepeld. Meerdere coalitiepartijen geven verder aan dat de huurtoeslag verhoogd wordt. De BBB meldt hierbij dat hierdoor extra geld beschikbaar komt voor boodschappen. Ook komt er € 200 miljoen beschikbaar voor de verlaging van de energiebelasting.

Lonen, WW, kinderopvang en arbeidsongeschiktheid

Het wettelijk minimumjeugdloon gaat omhoog. De BBB meldt ook nog dat de belastingvrije jubileumuitkering, die werknemers kunnen krijgen als ze 25 of 40 jaar in dienst zijn, niet wordt afgeschaft. Het lijkt er ook op dat de al in het hoofdlijnenakkoord aangekondigde kortere WW-duur in de voorjaarsnota wordt opgenomen. Hierdoor wordt de duur van een WW-uitkering verkort van maximaal 24 maanden naar maximaal 18 maanden. Verder gaan de voorgenomen bezuinigingen op de kinderopvang, waardoor de eigen bijdrage voor ouders omhoog zou gaan, niet door.

De Arbeidsongeschiktheidswet wordt hervormd om deze eerlijker te maken en onrechtvaardigheden uit de regeling te halen. Er komt ook geld vrij voor arbeidsongeschikten die ten onrechte geen uitkering kregen vanwege fouten in het systeem van de WIA. NSC meldt verder dat het acute probleem bij de sociale werkplaatsen wordt aangepakt en er geld geregeld is voor deze groep.

Defensie en asiel

De VVD meldt dat € 1,1 miljard beschikbaar komt voor veiligheid en defensie. Naar de kosten van asiel lijkt € 900 miljoen extra te gaan.

Sociale advocatuur en gemeenten

Voor de sociale advocatuur komt € 30 miljoen extra beschikbaar. En ook voor gemeenten komen miljarden extra beschikbaar.

Stikstof, klimaat en infrastructuur

Over een aantal andere dossiers komt nog weinig naar buiten. Het lijkt erop dat bijvoorbeeld stikstof- en klimaatmaatregelen zijn blijven liggen. De BBB meldt wel dat voor de aanpak van stikstof en het helpen van boeren in totaal € 600 miljoen extra beschikbaar komt voor 2025 en 2026. Ook komt veel geld beschikbaar voor de Nedersaksenlijn, een spoorlijn tussen Enschede en Groningen.

Bekostiging

Over de bekostiging van deze plannen is nog weinig tot niets bekend. Duidelijk is dat er op andere plekken bezuinigd moet worden. Minister van Financiën Heinen meldt dat alle begrotingsregels worden nageleefd en dat de schulden niet oplopen. In de media wordt gesproken over de mogelijkheid dat de inkomstenbelasting minder wordt verlaagd dan gepland en dat de algemene heffingskorting en de arbeidskorting niet worden geïndexeerd. Ook zouden de schijven in de inkomstenbelasting niet volledig geïndexeerd worden, waardoor mensen eerder in een hogere belastingschijf komen.

Let op! Bovengenoemde voorgenomen maatregelen zijn niet afkomstig uit de Voorjaarsnota en kunnen dus uiteindelijk afwijken van de werkelijke plannen.

Posted in Niet gecategoriseerd

€ 100 miljoen beschikbaar voor Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen

Het kabinet stelt € 100 miljoen beschikbaar voor het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen (NFBK). Via dit fonds worden woningen aan starters verkocht voor een prijs die onder de marktwaarde ligt. Ontwikkelaars en woningbouwcorporaties kunnen naar verwachting vanaf 1 juli 2025 een aanvraag voor een bijdrage uit het fonds indienen.

Doelstelling NFBK

Bouw

De doelstelling van het NFBK is om koopwoningen voor starters op de woningmarkt betaalbaarder te maken. Hieraan zijn wel verschillende voorwaarden verbonden, zowel met betrekking tot het bouwproject als ten aanzien van de kopers.

Voorwaarden bouwproject

De woningen waarvoor het NFBK beschikbaar is, mogen een maximale marktwaarde hebben van € 405.000. De korting die de kopers krijgen bedraagt minimaal 10% van de marktwaarde en maximaal € 70.000. Projecten waarvoor het fonds beschikbaar is, dienen minimaal uit 10 en maximaal uit 100 woningen te bestaan die via het fonds worden verkocht.

Voorwaarden kopers

Kopers die voor een woning uit het project in aanmerking willen komen, moeten jonger zijn dan 35 jaar. Het gezamenlijke inkomen mag niet meer bedragen dan € 89.821 (twee keer modaal). Van de koperskorting krijgen zij via het NFBK 75% verstrekt en het restant via de ontwikkelaar van de woningen. 

Voorwaarden bij doorverkoop

Wordt een woning die via het NFBK is verkregen weer doorverkocht, dan vloeit de koperskorting weer terug naar het fonds. Dit geldt ook voor een deel van de waardewijziging van de woning, die zowel positief als negatief kan zijn. 

Private financiering?

Partijen gaan onderzoeken of het NFBK kan worden uitgebreid met private financiering. Daarover wordt onder meer gesproken met pensioenfondsen en verzekeraars. Verder wordt nog onderzocht of het NFBK ook voor Caribisch Nederland beschikbaar kan komen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie flexibeler gebruik elektriciteit

Het kabinet stelt € 62 miljoen subsidie beschikbaar voor bedrijven die problemen ondervinden als gevolg van het overbelaste stroomnet. De subsidie, de Flex-e regeling, is beschikbaar voor het inwinnen van advies of voor het doen van noodzakelijke investeringen om het elektriciteitsgebruik flexibeler te maken.

Voorwaarden

Lamp

De subsidie is beschikbaar voor bedrijven die 100 kW of meer via hun netaansluiting afnemen. Naast nog andere voorwaarden, moet uw onderneming zich bevinden in een gebied waar het stroomnet vol is, een zogenaamd congestiegebied.

Drie opties

De subsidie is bedoeld om óf te onderzoeken of u flexibeler elektriciteit kunt gebruiken óf om direct maatregelen te treffen. Dit is uitgewerkt in drie mogelijkheden: een flexibiliteitsscan, een haalbaarheidsstudie en flexibiliteitsmaatregelen. Heeft u een van de drie mogelijkheden afgerond binnen de aanvraagperiode? Dan is het mogelijk om ook nog voor een ander onderdeel subsidie aan te vragen.

Flexibiliteitsscan

De flexibiliteitsscan geeft inzicht in de mogelijkheden inzake flexibel elektragebruik. De subsidie vergoedt 50% van de kosten met een maximum van € 10.000. In uw aanvraag moet u onder andere aangeven hoeveel elektriciteit u verbruikt en voor welke bedrijfsprocessen. 

Haalbaarheidsstudie

De haalbaarheidsstudie is bedoeld te onderzoeken welke maatregelen voor flexibel elektriciteitsgebruik technisch voor u haalbaar zijn. Ook moet duidelijk worden welke mate van flexibilisering de voorgenomen maatregel u oplevert. Per maatregel dienen de technische beschrijvingen uitgewerkt te worden in een zogenaamd technisch ontwerp. De subsidie dekt 50% van de kosten van de haalbaarheidsstudie met een minimum subsidiebedrag van € 10.000 en een maximum van € 125.000.

Flexibiliseringsmaatregelen

Ook voor de uiteindelijke investeringen in flexibiliseringsmaatregelen is subsidie beschikbaar. De optie ‘Flexibiliseringsmaatregelen’ is beschikbaar voor noodzakelijke investeringen in flexibilisering, waaronder aanschaf- en installatiekosten. Maatregelen zijn bijvoorbeeld het beperken van het gebruik van elektra en het opslaan ervan. De subsidie bedraagt 35% van de kosten, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 300.000. 

Aanvragen

U kunt de Flex-e regeling aanvragen bij RVO.nl. Hiervoor heeft u eHerkenning niveau 2+ nodig. Het loket voor deze subsidie is open tot en met 15 oktober 2025.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer transparantie en openheid loon mannen en vrouwen

Een wetsvoorstel implementatie Richtlijn loontransparantie mannen en vrouwen moet het verschil in loon tussen mannen en vrouwen tegengaan. Dit wetsvoorstel ligt nu ter internetconsultatie. Wat houdt het voorstel in?

Loonverschillen

Handen schudden

Uit onderzoek van het CBS is gebleken dat vrouwen gemiddeld per uur zo’n 13% minder verdienen dan hun mannelijke collega’s. Vanaf 14 november, op Equal Pay Day, werken vrouwen ongeveer de rest van het jaar symbolisch ‘voor niets’. Dit fenomeen geldt niet alleen in Nederland, maar ook in Europa. 

Europese richtlijn

Om te zorgen dat dit verschil in loon tussen mannen en vrouwen wordt weggenomen, heeft de Europese Commissie een richtlijn opgesteld. Deze verplicht lidstaten onder meer maatregelen te nemen die zorgen voor openheid over beloning en die de rechtsbescherming van werknemers versterken. EU-richtlijnen moeten altijd worden omgezet in nationale wetgeving. 

Internetconsultatie

Er ligt momenteel een internetconsultatie voor waarin deze richtlijn is uitgewerkt in een concreet wetsvoorstel implementatie Richtlijn loontransparantie mannen en vrouwen. Deze internetconsultatie loopt tot en met 7 mei 2025. 

Meer transparantie en openheid

De wet beoogt meer transparantie en openheid te geven over loonverschillen tussen mannen en vrouwen. Daarnaast wordt de rechtspositie van werknemers versterkt. Het doel is hiermee loonverschillen tegen te gaan. Wat omvat het wetsvoorstel onder meer: 

  • Werkgevers worden verplicht tot het hebben van loonstructuren met objectieve criteria op basis waarvan zij werknemers belonen. 
  • Daarnaast gaan diverse transparantiemaatregelen gelden voor werkgevers, met als doel de informatiepositie van (potentiële) werknemers te verbeteren. 
  • Werkgevers mogen sollicitanten geen vragen meer stellen over hun salarisgeschiedenis. 
  • Werkgevers vanaf 100 werknemers worden verplicht te rapporteren over loonverschillen binnen hun organisaties. Deze informatie wordt grotendeels openbaar gemaakt.

Versterking informatiepositie werknemer

Het wetsvoorstel versterkt de informatiepositie van werknemers doordat ze inzicht kunnen krijgen in het gemiddelde salaris van werknemers die hetzelfde of gelijkwaardig werk verrichten. Ook de verplichting tot transparantie over de beloning voorafgaand aan de indiensttreding zal sollicitanten een betere informatiepositie geven. 

Tip! Er is een tool die door Women Inc. is ontwikkeld met subsidie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die werkgevers helpt om zelf aan de slag te gaan met gelijkere beloningen op de werkvloer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiets van de zaak? Wat mag u vergoeden?

Werkgevers kunnen voor een relatief klein bedrag een (elektrische) fiets aan hun personeel ter beschikking stellen. Wat is de eigen bijdrage voor de werknemer? En kunnen ook de kosten van het opladen van een ter beschikking gestelde elektrische fiets belastingvrij vergoed worden?

Ter beschikking gestelde fiets

Fiets

Sinds enkele jaren geldt voor een ter beschikking gestelde fiets, de fiets is dus eigendom van u als werkgever, een fiscaal aantrekkelijke regeling. Van de consumentenadviesprijs van de fiets moet u namelijk jaarlijks slechts 7% tot het loon rekenen. Hierover betaalt uw werknemer dan loonheffing. 

Voorbeeld
Een (elektrische) fiets van bijvoorbeeld € 2.500 levert jaarlijks een bijtelling op van € 2.500 x 7% = € 175. Hierover betaalt de werknemer in principe loonheffing. Bij een belastingtarief van bijvoorbeeld 35,82% (eerste schijf box 1) komt dit neer op ca. € 62. 

U betaalt daarnaast in de meeste gevallen nog premies werknemersverzekeringen van zo’n 20% over het bedrag van de bijtelling. Uiteraard kunt u er ook voor kiezen de bijtelling van de ter beschikking gestelde fiets in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR) onder te brengen. In dat geval blijft het voordeel onbelast.

Oplaadkosten

Mag u als werkgever ook de oplaadkosten van een ter beschikking gestelde elektrische fiets belastingvrij vergoeden? Dit is inderdaad mogelijk, want dergelijke kosten worden aangemerkt als intermediaire kosten. Uw werknemer betaalt namelijk kosten die normaal gesproken bij u thuis horen, aangezien de fiets uw eigendom is.

Fiets eigendom van de werknemer?

Een ter beschikking gestelde fiets is eigendom van u als werkgever. Betreft het een (elektrische) privéfiets van de werknemer, dan mag u uw werknemer een vergoeding verstrekken van € 0,23 per kilometer voor het woon-werkverkeer.

Bij een elektrische fiets die van de werknemer is, is er geen belastingvrije vergoeding van de oplaadkosten mogelijk. Verstrekt u toch een vergoeding voor deze kosten, dan is het bedrag belast als loon bij uw werknemer. U mag als werkgever deze kosten wel onderbrengen in de vrije ruimte van de WKR. 

Let op! Brengt u kosten onder in de vrije ruimte van de WKR, let dan op dat u de vrije ruimte niet overschrijdt.

Tip! Als u de werknemer op de werkplek in de gelegenheid stelt de fiets op te laden, dan hoeft u (op grond van een kennisgroepstandpunt van de Belastingdienst) geen voordeel in aanmerking te nemen. Het voordeel blijft dan onbelast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 2027 geen arbeidskorting meer op uitkeringen

Mensen die een uitkering krijgen en daarnaast ook voor een werkgever werken, kunnen er vanaf 2027 op achteruitgaan. Vanaf die datum mogen werkgevers die een (arbeidsongeschiktheids)uitkering betalen aan een werknemer daarop namelijk niet langer de arbeidskorting toepassen.

Arbeidskorting

Invalide

De arbeidskorting is een korting op de te betalen belasting waarop iemand recht heeft als hij werkt. De hoogte van de korting is onder meer afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen en bedraagt in 2025 maximaal € 5.599.

Arbeidskorting op uitkering?

In beginsel bestaat alleen recht op arbeidskorting als iemand werkt. Om die reden kan het UWV op de belasting die geheven wordt op uitkeringen geen arbeidskorting inhouden. 
Werkgevers die een (arbeidsongeschiktheids)uitkering betalen aan werknemers kunnen op die uitkering, onder voorwaarden, echter wél arbeidskorting inhouden. 
Op 15 november 2024 oordeelde de Hoge Raad dat dit verschil in behandeling in strijd is met het discriminatieverbod.

Vanaf 2027 niet meer

Om die reden is nu besloten dat een werkgever, net als het UWV, geen arbeidskorting mag toepassen op uitkeringen. Dit besluit heeft gevolgen voor zo’n 11.000 mensen met een uitkering die uitbetaald wordt via een werkgever. Dit betreft voor het grootste deel arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

Om de zo’n 11.000 mensen die het aangaat zo goed mogelijk te informeren over de wijziging gaat deze niet nu al, maar pas vanaf 2027 in.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder regeldruk voor mkb: ‘nee, tenzij’

Het kabinet gaat zich sterk maken voor minder regeldruk voor het bedrijfsleven. Dit gebeurt onder meer door een aanscherping van de zogenaamde Bedrijfseffectentoets. De aanpassingen zijn met name gericht op kleine ondernemingen.

Bedrijfseffectentoets

Hofvijver

Met de Bedrijfseffectentoets (BET) kan worden nagegaan wat bedoelde en onbedoelde effecten van voorgenomen wet- of regelgeving zijn voor het bedrijfsleven. De BET is een verplichte kwaliteitseis.

Tip! Wilt u meer weten over de BET, kijk dan hier.

Aanscherping

De aanscherping, met name gericht op het kleine mkb, bevat onder meer het volgende.

  • Bij regelgeving gaat het ‘nee, tenzij’ principe gelden. Regelgeving kan dus alleen nog worden ingevoerd als hieraan niet te ontkomen is.
  • Verder gaat het uitgangspunt gelden dat nieuwe regelgeving in beginsel binnen de eigen mkb-onderneming kan worden uitgevoerd, dit geldt ook voor kleine ondernemingen. 
  • Ook moet uitdrukkelijk worden bezien of voor kleine ondernemingen met weinig personeel een uitzondering of lichtere vorm van regelgeving mogelijk is.

Ook grotere rol ATR

Nieuw is ook dat nieuwe regelgevingsvoorstellen voortaan voorafgaand aan advisering naar het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) worden gestuurd. Dit orgaan adviseert de overheid over het zoveel mogelijk voorkomen van onnodige regeldruk. Het ministerie van Economische Zaken gaat bovendien bevorderen dat de BET zo correct mogelijk wordt ingevuld. 

Let op! De aanscherping van de BET betekent ook dat de Nederlandse uitwerking van Europese regelgeving met zo min mogelijk lasten moet worden geïmplementeerd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Contant geld moet toegankelijk blijven

Minister Heinen van Financiën heeft de plannen bekendgemaakt om contant geld beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar te houden. Het wetsvoorstel Chartaal betalingsverkeer is naar de Tweede Kamer gestuurd.

Toegankelijk

Euro

Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat contant geld toegankelijk moet blijven. Sommige mensen hebben namelijk moeite met het digitale betalingsverkeer, zoals ouderen. Sommigen willen liever sowieso contant betalen, bijvoorbeeld om grip te houden op het budget. Ook bij een storing van pinautomaten is de beschikbaarheid van contant geld van belang.

Voldoende geldautomaten

Om een en ander te realiseren bevat het wetsvoorstel onder meer voor grote banken de plicht om voldoende geldautomaten beschikbaar te stellen. Dit betekent dat de afstand tot een geldautomaat maximaal vijf kilometer mag bedragen. Hierover bestaan al vrijwillige afspraken, maar die blijken onvoldoende.

Gratis geld opnemen voor particulieren

De wet regelt ook dat geld opnemen voor particulieren gratis moet blijven. Voor ondernemers gaan maximum tarieven gelden voor het opnemen van geld. Ook moeten volgens het wetsvoorstel klanten van banken met minstens 500.000 klanten bankbiljetten kosteloos kunnen storten bij geldautomaten. De geldautomaten van Geldmaat worden hiervoor beschikbaar gesteld. 

Toezicht

De Nederlandse Bank gaat volgens deze wet toezicht houden op de naleving ervan.

Let op! De Tweede en Eerste Kamer moeten nog over dit wetsvoorstel stemmen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek verblijfkosten eigen rijders 4% verhoogd

Transportondernemers die zelf meerdaagse internationale ritten maken, kunnen onder voorwaarden een vast bedrag aan verblijfkosten van de winst aftrekken. Dit bedrag is voor 2025 ruim 4% hoger vastgesteld. De aftrek komt daarmee op € 50 per dag.

Voorwaarden

Bedrijfswagen

Wilt u gebruikmaken van de vaste aftrek? Dan gelden de volgende voorwaarden:

  • u geeft de winst aan in de aangifte inkomstenbelasting;
  • de rit duurt langer dan 24 uur;
  • de verste bestemming mag niet in Nederland liggen; er is geen maximum afstand;
  • de regeling geldt voor alle meerdaagse ritten in dat jaar;
  • het aantal gereden dagen moet u kunnen aantonen, bijvoorbeeld met facturen, tachograafschijven of rittenstaten; en
  • de vertrek- en terugkomdag tellen elk mee voor een halve dag.

Let op! U mag ieder jaar opnieuw beslissen of u de regeling voor gebruik van de vaste aftrek al dan niet gebruikt. Als u gebruikmaakt van de regeling en u voldoet aan alle voorwaarden , hoeft u de verblijfkosten niet aan te tonen.

Ritten korter dan 24 uur

De regeling geldt ook voor internationale ritten die starten op meer dan 50 kilometer van het woonadres van de ondernemer. Dit geldt ook als deze ritten korter duren dan 24 uur. In dat geval moet u wel voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Deze ritten vinden plaats op aaneengesloten dagen, eventueel met ritten waarbij men meer dagen aaneengesloten in het buitenland verblijft.
  • Het traject van elke rit bevindt zich in zijn geheel buiten een afstand van 50 km van het woonadres van de ondernemer.

Geen gebruikmaken van vaste aftrek? 

U hoeft de regeling voor de vaste aftrek niet toe te passen als de kosten hoger zijn. U kunt dan de werkelijk gemaakte kosten aftrekken, op voorwaarde dat u ze moet kunnen aantonen. U moet er dan wel rekening mee houden dat sommige kosten, zoals maaltijden, beperkt aftrekbaar zijn.

Tip! Houd een goede administratie bij en zorg dat u alle facturen en bonnen heeft.

Let op! De regeling voor de vaste aftrek geldt alleen voor ondernemers waarvan de winst in de inkomstenbelasting belast wordt. Eigen rijders met een bv kunnen hun verblijfkosten onbelast door de bv laten vergoeden volgens de regels die gelden voor werknemers.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wettelijk minimumuurloon per 1 juli 2025

Het wettelijk minimumuurloon per 1 juli 2025 is bekend. De stijging t.o.v. 1 januari 2025 bedraagt afgerond 2,42%.

Wettelijk minimum(jeugd)lonen

Portemonnee

Het wettelijk minimumuurloon stijgt van € 14,06 per 1 januari 2025 naar € 14,40 per 1 juli 2025.

Met de stijging van het wettelijk minimumuurloon stijgen ook de minimumjeugdlonen als volgt.

 

 Leeftijd  Staffeling  Minimumloon per uur
 21 jaar en ouder  100,0%  € 14,40
 20 jaar   80,0%  € 11,52
 19 jaar  60,0%  € 8,64
 18 jaar  50,0%  € 7,20
 17 jaar  39,5%  € 5,69
 16 jaar  34,5%  € 4,97
 15 jaar  30,0%  € 4,32

 

Beroepsbegeleidende leerweg (bbl)

Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een bbl gelden per 1 juli 2025 de volgende minimumuurlonen:

 

Leeftijd Staffeling Minimumloon per uur
21 jaar en ouder 100,0% € 14,40
20 jaar 61,5% € 8,86
19 jaar 52,5% € 7,56
18 jaar 45,5% € 6,55
17 jaar 39,5% € 5,69
16 jaar 34,5% € 4,97
15 jaar 30,0% € 4,32

 

Posted in Niet gecategoriseerd

Teruggave btw aan niet-EU reiziger voortaan digitaal

Reizigers van buiten de EU kunnen de btw op goederen die ze mee naar huis nemen onder voorwaarden terugkrijgen. Het proces waarmee dit kan worden bereikt, wordt vanaf 2026 verplicht gedigitaliseerd.

Wanneer btw-teruggave?

Internationaal

De teruggave van btw geldt voor natuurlijke personen met een woonplaats buiten de EU. Het betreft alleen goederen die zij, anders dan als ondernemer, in hun persoonlijke bagage meenemen naar een land buiten de EU. Daarbij moet de waarde van de op de factuur vermelde goederen minstens € 50 inclusief btw bedragen. De goederen moeten uiterlijk vóór het einde van de derde maand na de maand van aankoop buiten de EU worden gebracht.

Visum voortaan alleen digitaal

Om de btw terug te kunnen krijgen, moet bewezen worden dat de goederen de EU daadwerkelijk hebben verlaten. Daartoe is een factuur vereist, dan wel een kopie ervan of een gelijkwaardig document. Dit document moet bovendien vergezeld gaan van een visum, dat duidelijk maakt dat de goederen de EU daadwerkelijk hebben verlaten. Het visum kan nu ook nog fysiek worden afgegeven, maar vanaf 1 januari 2026 alleen nog digitaal.

Teruggave achteraf

Omdat de leverancier pas achteraf het bewijs geleverd krijgt dat de goederen de EU hebben verlaten, zal hij in eerste instantie gewoon btw in rekening brengen. Pas na ontvangst van het bewijs in de vorm van een visum, zal hij de btw terugbetalen aan de niet-EU inwoner.

Digitale omgeving

De leverancier van de goederen die bereid is mee te werken aan de teruggave van btw, zal daartoe de nodige gegevens omtrent de transactie in moeten voeren in een digitale omgeving die door de douane te raadplegen is. Onder meer het nummer van het legitimatiebewijs van de koper van de goederen dient te worden ingevoerd. De koper van de goederen kan de teruggave van de btw verzoeken via een hiertoe beschikbaar gestelde app.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verbod op verpanding per 1 juli 2025 verboden

De Wet opheffing verpandingsverboden is aangenomen. Hierdoor is het straks niet meer mogelijk om de overdracht of verpandingen van zakelijke geldvorderingen op naam te verbieden of beperken. De datum van inwerkingtreding van de wet is echter nog niet bekend.

Aanleiding wetswijziging

Bouw

Op dit moment is het nog mogelijk om contractueel af te spreken dat geldvorderingen op naam niet mogen worden gecedeerd (overgedragen) of verpand. In bepaalde sectoren, zoals de bouw- en retailsector, gebeurt dit op grote schaal. Hierdoor kunnen deze vorderingen echter niet ingezet worden als dekking voor kredietverlening of worden overgedragen aan bijvoorbeeld factormaatschappijen.

Verbod overdracht of verpanding straks verboden

Door de wetswijziging is het vanaf 1 juli 2025 niet meer mogelijk om contractueel de overdracht of verpanding van een zakelijke geldvordering op naam te verbieden of beperken. Het is dan dus ook niet meer mogelijk om te bedingen dat overdacht of verpanding alleen aan bepaalde partijen mogelijk is of te bedingen dat overdacht of verpanding alleen mag met instemming van de schuldenaar.

Let op! Het blijft vanaf 1 juli 2025 wel mogelijk om het vestigen van een vruchtgebruik contractueel te verbieden of te beperken.

Alleen voor zakelijke geldvorderingen

Het gaat specifiek om zakelijke geldvorderingen. Dat wil zeggen, geldvorderingen in het reguliere handelsverkeer die in de uitoefening van een beroep of bedrijf zijn ontstaan. 

Let op! Geldvorderingen van particulieren die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf vallen niet onder de wetswijziging. Voor deze geldvorderingen blijft het dus mogelijk om contractueel de overdracht of verpanding te verbieden of te beperken.

Uitzonderingen

Voor een aantal specifieke zakelijke geldvorderingen op naam blijft het wel mogelijk om contractueel de overdracht of verpanding te verbieden of beperken. Het gaat daarbij om:

  • geldvorderingen uit hoofde van een betaal- of spaarrekening, en 
  • geldvorderingen uit hoofde van een krediet- of geldleningsovereenkomst waarbij aan de kant van de kredietgever meerdere partijen betrokken zijn of zullen zijn, en
  • geldvorderingen van of op een clearinginstelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een verrekeningsinstituut of een centrale bank, en
  • geldvorderingen op een zogenaamde G-rekening.

Invoering schriftelijke mededeling

In de wet is nog een andere wijziging opgenomen. De crediteur moet vanaf 1 juli 2025 de debiteur schriftelijk meedelen dat de geldvordering is overgedragen of verpand. Pas als dat is gebeurd, is de overdracht of verpanding ook effectief richting de debiteur.

Bestaande contractuele afspraken?

De wet treedt in werking op 1 juli 2025 in werking. Bestaande contractuele afspraken blijven daarna nog tot 1 oktober 2025 in tact. Pas daarna kan de nietigheid van contractuele verboden of beperkingen van overdrachten en verpandingen worden ingeroepen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Arbeidsovereenkomst of niet? Dat is de vraag

De vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen een opdrachtnemer en opdrachtgever of niet houdt de gemoederen flink bezig. In het Deliveroo-arrest sprak de Hoge Raad zich uit over de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst en stelde een aantal gezichtspunten hiervoor vast.

Wel of geen arbeidsovereenkomst?

Handen schudden

Als er geconcludeerd wordt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst betekent dit dat er sprake is van onder meer een verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen, dat er vakantierechten worden opgebouwd, er ontslagbescherming is, er recht is op loondoorbetaling bij ziekte et cetera. Dat heeft dan dus de nodige consequenties voor de opdrachtgever.

Wat speelde er?

Recentelijk moest de rechtbank Rotterdam hier weer over oordelen. Het ging om een man die werkzaam was als bedrijfsleider bij een restaurant voor gemiddeld 38 uur per week. Daarnaast verrichtte hij ook nog wat andere werkzaamheden, zoals het inwerken van nieuwe medewerkers en het ontplooien van initiatieven om de onderneming nieuw leven in te blazen. Die werkzaamheden waren aangegaan voor de duur van een jaar. Er was een overeenkomst van opdracht aangegaan die alleen door het bedrijf was ondertekend. 

Op enig moment wordt hij ervan beschuldigd geld te hebben gestolen. Hij wordt vervolgens op staande voet ontslagen. De man verzoekt daarna om betaling van een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding. 

De gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest

De vraag wordt interessant of sprake is van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht. Daarvoor loopt de kantonrechter de gezichtspunten langs die de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest heeft gegeven:

  1. de aard en duur van de werkzaamheden; 
  2. de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  3. de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht; 
  4. het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren; 
  5. de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen; 
  6. de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd; 
  7. de hoogte van deze beloningen;
  8. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt; en
  9. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen.

Punt voor punt beoordeeld 

De rechter oordeelt dat de werkgever bedrijfskleding verstrekte en de werktijden bepaalde en dat de werkzaamheden waren ingebed in de organisatie. Niet afgesproken was dat hij het werk persoonlijk moest verrichten. Ook over het opnemen van verlof was niets geregeld. De man had de wens om samen te werken op basis van een overeenkomst van opdracht en had een modelovereenkomst aangeleverd bij de organisatie. Er was niet afgesproken dat hij zich niet mocht laten vervangen. Door de man werd wekelijks gefactureerd op basis van een afgesproken uurtarief van € 30 per uur dat hij vermeerderde met 21% btw. Niet is gesteld dat de man als werknemer een zelfde beloning zou hebben gekregen. In de door de man toegezonden modelovereenkomst stond dat hij een beroepsaansprakelijkheidsverzekering had. Ter zitting heeft de man bevestigd dat hij deze verzekering had en heeft. Verder bleek dat hij al vanaf 2017 als eenmanszaak stond ingeschreven bij de KVK . Hij wisselde het werken in loondienst af met het werken als zzp’er.

Dit alles bracht de kantonrechter tot het oordeel dat er in deze zaak geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afgewaardeerde schuld dga belast als uitdeling

Als dga is het mogelijk om een lening aan te gaan bij de eigen bv. Daarbij is onder meer van belang dat zakelijke voorwaarden worden toegepast. Dit is ook van belang als een dergelijke schuld moet worden kwijtgescholden.

Zakelijke voorwaarden

Sparen

Als een dga bij zijn bv een schuld heeft, betekent het hanteren van zakelijke voorwaarden dat vrijwel dezelfde voorwaarden moeten worden gehanteerd als de voorwaarden die voor andere schuldenaren gelden. Zo zal er onder andere een reële rente moeten worden afgesproken en zal duidelijk moeten zijn hoe de schuld zal worden afgelost.

Let op! Leg alle (zakelijke) afspraken bij een lening aan de bv schriftelijk vast en controleer regelmatig of partijen zich aan de afspraken houden.

Kwijtschelden

Net zoals bij andere schuldenaren kan het voorkomen dat een schuld van een dga bij zijn eigen bv onmogelijk kan worden afgelost. De bv kan er dan voor kiezen de schuld af te waarderen en het verlies voor zijn rekening te nemen. In een rechtszaak die speelde bij rechtbank Zeeland-West-Brabant kwam aan de orde aan welke voorwaarden dan voldaan moet worden.

Aandeelhoudersmotieven overheersen

In genoemde zaak had een bv een rekening-courantschuld van ruim € 1 miljoen van de dga afgewaardeerd. Volgens de dga was er sprake van zakelijk handelen en dus had hij hierover in zijn aangifte niets vermeld. De inspecteur was het hiermee niet eens en vond dat de aandeelhoudersmotieven overheersten. Hij ging uit van een winstuitdeling en vorderde de hierover verschuldigde belasting na. Hierna kwam de zaak voor de rechter.

Terugbetalingscapaciteit

Voor de rechtbank bleek dat er door de bv geen onderzoek was gedaan naar de terugbetalingscapaciteit van de dga. Hierover waren dan ook geen stukken aanwezig. De adviseur van de dga voerde weliswaar aan dat er gekeken was naar de privévermogenspositie van de dga, maar dit vond de rechtbank onvoldoende. Ook de verdiencapaciteit van de dga was niet betrokken bij de afweging om de schuld kwijt te schelden. 

De dga voerde nog aan dat de inspecteur onderzoek had moeten doen naar het zakelijke karakter van de kwijtgescholden schuld, maar de rechtbank was het hiermee niet eens en liet de navordering dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opname 10% pensioen ineens op zijn vroegst 1 juli 2026

Het opnemen van maximaal 10% van het pensioen ineens wordt op zijn vroegst pas mogelijk per 1 juli 2025. De mogelijkheid is namelijk opnieuw uitgesteld.

Hoewel het wetsvoorstel al stamt uit september 2020 en de Tweede Kamer op 8 oktober 2024 hiermee instemde, moet het wetsvoorstel nog door de Eerste Kamer worden aangenomen. De ingangsdatum die al keer op keer verschoven werd en inmiddels beoogd was per 1 juli 2025, wordt nu weer doorgeschoven naar op zijn vroegst 1 juli 2026.

Bedrag ineens

Euro

Als het wetsvoorstel uiteindelijk wordt aangenomen, bestaat de mogelijkheid om bij pensionering ineens maximaal 10% van het pensioen op te nemen. Die mogelijkheid komt er dan ook voor lijfrentes.
Wat een gepensioneerde met het bedrag ineens wil gaan doen, staat vrij. Er is in de wet geen verplicht bestedingsdoel opgenomen. Wel moet een gepensioneerde bij zijn keuze er rekening mee houden dat het bedrag ineens gevolgen kan hebben voor recht op toeslagen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is aan oplichter betaalde btw aftrekbaar?

Kunt u de aan een oplichter betaalde btw aftrekken van uw winst? De Belastingdienst gaf onlangs antwoord op deze vraag.

Betaling aan oplichter

Overheid

U denkt dat u gebeld wordt door een medewerker van de Belastingdienst. Deze ‘medewerker’ zet u onder druk om zo snel mogelijk uw btw-schulden aan de Belastingdienst te betalen. Doet u dat niet, dan wordt er beslag gelegd op uw bedrijfsmiddelen. U betaalt een bedrag. Later blijkt dat u opgelicht bent. Kunt u dan de oplichter betaalde ‘btw’ van uw winst aftrekken? De Belastingdienst gaf onlangs antwoord op deze vraag.

Niet rechtstreeks aftrekbaar

De Belastingdienst antwoordt dat het betaalde bedrag niet rechtstreeks aftrekbaar is op uw winst.

Wel afwaardering vordering

Gelukkig biedt de Belastingdienst nog wel een andere oplossing. Door betaling aan de oplichter heeft u namelijk een vordering op de oplichter gekregen. Als die vordering op balansdatum niet meer volwaardig is, dan kunt u de vordering afwaarderen ten laste van de winst. Op die manier komt het betaalde bedrag alsnog ten laste van uw winst.

Let op! De beoordeling of de vordering niet meer volwaardig is, mag u zelf maken op grond van de bij u bekende feiten en omstandigheden op balansdatum.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondernemerschap volwaardig criterium bij beoordelen schijnzelfstandigheid

In het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden, VBAR, is de WZOP-toets geïntroduceerd, een nieuw beoordelingskader voor arbeidsrelaties. Extern ondernemerschap gaat in deze toets volwaardig meewegen.

Wetsvoorstel VBAR

Juridisch

De Wet VBAR moet duidelijkheid gaan bieden over de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit om een situatie van schijnzelfstandigheid tussen een werknemer en werkgever te voorkomen. 

Alle gezichtspunten zijn even belangrijk

Op basis van de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Uber, waarin de Hoge Raad (in reactie op prejudiciële vragen die hierover zijn gesteld) heeft geoordeeld dat alle gezichtspunten zoals zijn weergegeven in het Deliveroo-arrest even belangrijk zijn, gaat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel aanpassen.

WZOP-toets

De WZOP-toets verduidelijkt het gezagscriterium bij arbeidsrelaties. 

De toets bestaat uit drie elementen:

  1. Werknemer (W): dit element richt zich op signalen van werknemerschap, zoals werkinhoudelijke en organisatorische aansturing door de opdrachtgever. De ‘kernactiviteit’ van de organisatie is uit de beoordeling gehaald om een evenwichtige afweging tussen werknemerschap en zelfstandigheid te maken.
  2. Zelfstandige (Z): hierbij wordt gekeken naar kenmerken van zelfstandig ondernemerschap, zoals het dragen van eigen risico en verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werkzaamheden.
  3. Ondernemerschap (OP): dit element kijkt naar kenmerken van ondernemerschap, zoals het hebben van meerdere opdrachtgevers en het zelfstandig werven van opdrachten.

In de Wet VBAR werd het laatste punt, het extern ondernemerschap, in eerste instantie pas meegenomen nadat de balans tussen werknemerschap en zelfstandigheid was beoordeeld.  Het extern ondernemerschap gaat nu volwaardig meewegen, naast de aansturing in het werk en het werken voor eigen risico.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorkom belastingrente Vpb 2024 met VA vóór 1 mei of aangifte vóór 1 juni 2025

Als de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag Vpb 2024 oplegt, berekent de Belastingdienst ook 9% belastingrente. Dit kunt u voorkomen door vóór 1 juni 2025 een correcte aangifte in te dienen of een correcte voorlopige aanslag aan te vragen vóór 1 mei 2025.

Belastingrente

Geld

De Belastingrente voor de vennootschapsbelasting bedraagt in 2025 9%. Als de Belastingdienst met dagtekening vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag Vpb 2024 oplegt, wordt belastingrente over de periode die begint op 1 juli 2025 en eindigt zes weken na dagtekening van de (voorlopige) aanslag berekend.

Let op! Als de Belastingdienst te lang doet over het opleggen van de (voorlopige) aanslag, kan het zijn dat de periode eerder eindigt. De periode eindigt namelijk altijd uiterlijk 14 weken na een verzoek om een voorlopige aanslag en 19 weken na ontvangst van de aangifte.

Voorkomen belastingrente

U kunt deze belastingrente voorkomen. Hiervoor moet u vóór 1 juni 2025 uw aangifte Vpb 2024 juist en volledig indienen of vóór 1 mei 2025 verzoeken om een juiste en volledige voorlopige aanslag Vpb 2024. In die gevallen zal de Belastingdienst geen belastingrente berekenen.

Let op! Dit is anders als de aanslag afwijkt van het verzoek om een voorlopige aanslag of van de ingediende aangifte. In die gevallen zal de Belastingdienst namelijk wel belastingrente berekenen vanaf 1 juli 2025. Het is daarom belangrijk dat uw aangifte juiste en volledig is en het verzoek om een voorlopige aanslag zo goed mogelijk is ingeschat.

Heeft de (voorlopige) aanslag een dagtekening vóór 1 juli 2025, dan berekent de Belastingdienst ook geen belastingrente. Dit geldt dus ook als de aangifte is ingediend vanaf 1 juni 2025 of de voorlopige aanslag is aangevraagd vanaf 1 mei 2025.

Belastingrente bij gebroken boekjaar

Heeft u een gebroken boekjaar, dan berekent de Belastingdienst belastingrente over een periode die zes maanden na afloop van het boekjaar aanvangt. Ook bij een gebroken boekjaar kunt u de belastingrente voorkomen. U moet dan uw aangifte juist en volledig indienen binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar of verzoeken om een voorlopige aanslag binnen vier maanden na afloop van het boekjaar.

Bezwaar belastingrente

Over de vraag of de Belastingdienst een dergelijk hoge belastingrente mag opleggen, loopt voor de vennootschapsbelasting inmiddels een massaalbezwaarprocedure. Als u op tijd bezwaar maakt tegen de belastingrente op een aanslag vennootschapsbelasting, kunt u aansluiten bij deze procedure. Dit betekent dat de Belastingdienst nog geen uitspraak doet maar wacht op het uiteindelijke oordeel van de Hoge Raad.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondernemerschap wordt volwaardig criterium bij beoordelen schijnzelfstandigheid in Wet VBAR

In het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden, VBAR, is de zogenaamde WZOP-toets opgenomen, een toekomstig beoordelingskader voor arbeidsrelaties. Extern ondernemerschap gaat in het daarvoor nog aan te passen wetsvoorstel in deze toets volwaardig meewegen.

Wetsvoorstel VBAR

Juridisch

De Wet VBAR zou meer duidelijkheid moeten gaan bieden over de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst en wanneer gewerkt wordt als zelfstandige. Dit om schijnzelfstandigheid tussen een werknemer en werkgever te voorkomen en om de echte zelfstandige meer duidelijkheid te geven over de ruimte om als zelfstandige te kunnen werken.

Alle gezichtspunten zijn even belangrijk

De Hoge Raad heeft op prejudiciële vragen in de zaak Uber geantwoord  dat alle gezichtspunten zoals weergegeven in het Deliveroo-arrest even belangrijk zijn. Dit betekent dat ook het gezichtspunt ‘extern ondernemerschap’ volwaardig meeweegt. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat daarom het wetsvoorstel VBAR aanpassen. In het oorspronkelijke wetsvoorstel woog het extern ondernemerschap namelijk nog niet volwaardig mee.

WZOP-toets

De WZOP-toets in het wetsvoorstel VBAR verduidelijkt wanneer gewerkt kan worden als zelfstandige en wanneer niet. De toets bestaat uit drie elementen:

  1. Werknemer (W): dit element richt zich op signalen die wijzen op werknemerschap, zoals werkinhoudelijke en organisatorische aansturing door de opdrachtgever. 
  2. Zelfstandige (Z): dit element richt zich op signalen die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie. Hierbij wordt gekeken naar kenmerken van zelfstandig ondernemerschap, zoals het dragen van eigen risico en verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werkzaamheden.
  3. Ondernemerschap (OP): dit element kijkt naar kenmerken van ondernemerschap, zoals het hebben van meerdere opdrachtgevers en het zelfstandig werven van opdrachten.

In het oorspronkelijke wetsvoorstel Wet VBAR werd het laatste punt, het extern ondernemerschap, pas meegenomen als de elementen werknemerschap en zelfstandigheid niet tot een doorslaggevend oordeel over de arbeidsrelatie leiden. De minister gaat dit aanpassen, zodat het extern ondernemerschap volwaardig gaat meewegen, naast het element werknemerschap en zelfstandigheid.

Let op! Het gewijzigde wetsvoorstel kan naar verwachting voor de zomer aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De beoogde inwerkingtreding van de Wet VBAR blijft 1 januari 2026.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorkom belastingrente IB 2024 met aangifte/VA vóór 1 mei 2025

Als de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag IB 2024 oplegt, berekent de Belastingdienst ook 6,5% belastingrente. Dit kunt u voorkomen door vóór 1 mei 2025 een correcte aangifte in te dienen of een correcte voorlopige aanslag aan te vragen.

Belastingrente

Euro

De Belastingrente voor de inkomstenbelasting bedraagt in 2025 6,5%. Als de Belastingdienst met dagtekening vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag IB 2024 oplegt, wordt belastingrente berekend over de periode die begint op 1 juli 2025 en eindigt zes weken na dagtekening van de (voorlopige) aanslag.

Let op! Als de Belastingdienst te lang doet over het opleggen van de (voorlopige) aanslag, kan het zijn dat de periode eerder eindigt. De periode eindigt namelijk altijd uiterlijk 14 weken na een verzoek om een voorlopige aanslag en 19 weken na ontvangst van de aangifte.

Voorkomen belastingrente

U kunt deze belastingrente voorkomen. Hiervoor moet u vóór 1 mei 2025 uw aangifte IB 2024 juist en volledig indienen of vóór 1 mei 2025 verzoeken om een juiste en volledige voorlopige aanslag IB 2024. In die gevallen zal de Belastingdienst geen belastingrente berekenen.

Let op! Dit is anders als de aanslag afwijkt van het verzoek om een voorlopige aanslag of de ingediende aangifte. In die gevallen zal de Belastingdienst namelijk wel belastingrente berekenen vanaf 1 juli 2025. Het is daarom belangrijk dat uw aangifte juist en volledig is en het verzoek om een voorlopige aanslag zo goed mogelijk is ingeschat.

Heeft de (voorlopige) aanslag een dagtekening vóór 1 juli 2025, dan berekent de Belastingdienst ook geen belastingrente. Dit geldt dus ook als de aangifte is ingediend vanaf 1 mei 2025 of de voorlopige aanslag is aangevraagd vanaf 1 mei 2025.

Bezwaar belastingrente

Over de vraag of de Belastingdienst een dergelijk hoge belastingrente mag opleggen, loopt voor de vennootschapsbelasting inmiddels een massaalbezwaarprocedure. Als u op tijd bezwaar maakt tegen de belastingrente op een aanslag vennootschapsbelasting, kunt u aansluiten bij deze procedure. Dit betekent dat de Belastingdienst nog geen uitspraak doet, maar wacht op het uiteindelijke oordeel van de Hoge Raad.

Deze massaalbezwaarprocedure geldt momenteel niet voor bezwaren tegen de belastingrente op aanslagen inkomstenbelasting. De Belastingdienst zal dergelijke bezwaren daarom afwijzen. Mogelijk dat nog besloten wordt om deze bezwaren toch op te nemen in een massaal bezwaar procedure. Daar is op dit moment echter nog niets over bekendgemaakt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betere rechtsbescherming bij geschil uitstel van betaling en kwijtschelding belastingschuld

Belastingplichtigen krijgen vanaf 2027 betere rechtsbescherming bij geschillen over uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden. Dergelijke geschillen kunnen dan via bezwaar en beroep uiteindelijk bij de belastingrechter worden uitgevochten.

Let op! In eerste instantie gaat dit alleen gelden voor rijksbelastingen.

Betalingsmoeilijkheden

Belastingdienst

Belastingplichtigen kunnen bij betalingsmoeilijkheden een verzoek indienen bij de Belastingdienst voor uitstel van betaling of kwijtschelding van belasting. Onder meer tijdens de coronacrisis werd hiervan veelvuldig gebruikgemaakt. Of uitstel van betaling c.q. kwijtschelding wordt verleend, hangt onder meer af van de betalingscapaciteit van belastingplichtige. Hiervoor worden vaste normen gehanteerd. 

Wat bij afwijzing?

Bij afwijzing van een verzoek is nog administratief beroep mogelijk bij de directeur van de Belastingdienst. Wijst deze het beroep af, dan kan men alleen nog naar de burgerrechter stappen.

Vanaf 2027 belastingrechter bevoegd

Dit gaat vanaf 2027 veranderen voor verzoeken om uitstel van betaling en kwijtschelding die betrekking hebben op rijksbelastingen. Op dergelijke verzoeken wordt dan via een beschikking beslist, waarna bezwaar en uiteindelijk beroep bij de belastingrechter openstaat.

Lokale heffingen volgen

Ook tegen verzoeken om uitstel van betaling en kwijtschelding voor lokale belastingen, zoals gemeentelijke belastingen, zal op termijn bezwaar en beroep mogelijk zijn bij de belastingrechter. Het is echter nog niet bekend wanneer dit wordt doorgevoerd. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrekbaar verlies uit borgstelling

Een dga die als borg werd aangeschreven mocht de daardoor ontstane regresvordering op zijn bv afwaarderen en dus een verlies in aanmerking nemen.

Dit oordeelde Rechtbank Noord-Holland die een casus behandelde waarin de Belastingdienst stelde dat de borgstelling onzakelijk was en verliesneming niet mogelijk was.

Borgstelling en regresvordering

Stoplicht

In de praktijk gebeurt het zeer regelmatig dat een dga zich jegens de bank borg moet stellen voor (een deel van) de schulden die zijn bv aangaat. Op het moment dat de bv die schulden dan niet meer kan afbetalen aan de bank, wordt de dga als borg door de bank aangesproken om die schulden alsnog te voldoen. De dga krijgt dan een zogenaamde regresvordering op de bv: hij kan de door hem betaalde bedragen ter aflossing van de schulden van de bv weer verhalen op de bv. De bv heeft echter over het algemeen dan geen financiële middelen meer, met als gevolg dat de waarde van de regresvordering vaak lager is dan het nominale bedrag of zelfs nul is. 

Afwaardering regresvordering

De regresvordering van de dga op de bv valt onder de regeling van het ter beschikking stellen van vermogen (box 1). De vraag die in de praktijk dan vaak speelt is of de dga een verlies kan nemen vanwege de aanspraak als borg. De Belastingdienst stelt zich bijna altijd op het standpunt dat dit niet mogelijk is omdat de borgstelling van een dga voor schulden van zijn bv naar het oordeel van de Belastingdienst in vrijwel alle gevallen onzakelijk is. Er is, in de ogen van de Belastingdienst, bijvoorbeeld geen willekeurige derde te vinden die een dergelijke borgstelling zou aangaan tegen een vergoeding of het is vanaf het begin voor de dga al duidelijk dat hij op de borg zal worden aangesproken.

Gevolg is dat de dga van de Belastingdienst geen verlies vanwege de gedaalde waarde van de regresvordering mag nemen.

Rechtbank Noord-Holland

Vaak zal de Belastingdienst door een rechter in het gelijk worden gesteld. Er zijn echter situaties denkbaar waarin een borgstelling van een dga voor zijn bv wel degelijk zakelijk kan zijn. Het is bovendien aan de Belastingdienst om aan te tonen dat de borgstelling onzakelijk is. Dat moet de Belastingdienst doen door aannemelijk te maken dat er geen derde is die onder dezelfde omstandigheden bereid zou zijn een dergelijke borgstelling aan te gaan. Slaagt de Belastingdienst niet in deze bewijslast, dan is de borgstelling zakelijk.

Zo verliep ook de casus die voorlag bij rechtbank Noord-Holland. De dga in die casus stond borg voor schulden die bij een bv ontstaan waren door de overname van een onderneming. De borgstelling bedroeg in dit geval een relatief klein deel van de totale schuld. Er was in deze casus ook een derde (in casu de verkoper van de onderneming) bereid geweest garant te staan voor een deel van de borgstelling. Er was naar het oordeel van de rechtbank verder geen reden om aan te nemen dat leningen die de bank aan de bv verstrekte onzakelijk waren. Dit alles bij elkaar maakte dat de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet aannemelijk maakte dat sprake was van een onzakelijke borgstelling. De dga kon daarom een verlies nemen ter grootte van het bedrag waarvoor hij was aangesproken als borg.

In de praktijk

Voorgaande uitspraak betekent niet dat hiermee elke borgstelling zakelijk is en een eventueel verlies aftrekbaar. Een en ander is sterk afhankelijk van de individuele feiten en omstandigheden en de beoordeling daarvan door de Belastingdienst en uiteindelijk de rechter.

Houd er verder rekening mee dat wellicht hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en dat een gerechtshof mogelijk dus nog anders kan oordelen.

Posted in Niet gecategoriseerd

SDE++ subsidie later aanvragen

Ondernemers kunnen de subsidie SDE++ dit jaar een maand later aanvragen dan voorgaande jaren. De startdatum voor een aanvraag is doorgeschoven naar 7 oktober 2025 bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Betere voorbereiding

Windmolen

Door iets meer tijd te nemen kan een aanvraag voor de subsidie beter worden voorbereid. Zo kan een aanvraag vooraf worden besproken met een adviseur van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Zodoende kan de kwaliteit van de aanvraag verbeterd worden, met een grotere kans op succes.

SDE++

Met de subsidie Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) worden grootschalige duurzame energieprojecten gesubsidieerd. Doel is dat hiermee hernieuwbare energie wordt opgewekt en/of de CO2-uitstoot wordt verminderd. In 2025 is voor de SDE++ € 8 miljard beschikbaar.

Aparte budgetten

Binnen de SDE++ zijn aparte budgetten beschikbaar voor technieken die nu nog minder rendabel zijn, maar wel stimulering verdienen omdat ze belangrijk zijn in het kader van de verduurzaming. Het betreft technieken die lagetemperatuurwarmte, hogetemperatuurwarmte en moleculen (groen gas en waterstof) produceren. Voor ieder project is maximaal € 750 miljoen subsidie beschikbaar.

Wijzigingen 

De SDE++ is op een aantal punten gewijzigd. Zo zijn er nieuwe subsidiemogelijkheden op het gebied van de afvang van CO2 uit de lucht, voor het terugwinnen van waterstof uit restafval en zijn er nieuwe subsidiemogelijkheden inzake zonnepanelen. Anderzijds zijn er ook subsidiemogelijkheden geschrapt. Dit betreft onder andere daglichtkassen en installaties voor aardwarmte. Meer informatie vindt u bij RVO.nl.

Aanvragen

De subsidie kan worden aangevraagd bij de RVO. Dit kan vanaf 7 oktober 2025 9.00 uur tot en met 6 november 2025 17.00 uur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel bijtelling bij privégebruik vrachtauto?

Voor een ter beschikking gestelde auto van de zaak is de bekende bijtelling als de auto ook privé wordt gebruikt van toepassing. Maar hoe zit het als een vrachtauto ter beschikking wordt gesteld voor privégebruik? Welke bijtelling geldt dan?

Bijtelling auto van de zaak

Bedrijfswagen

Voor de bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak wordt uitgegaan van een percentage van de catalogusprijs. Deze bijtelling is niet van toepassing als aantoonbaar in een jaar maximaal 500 privé kilometers worden gereden. 

Ook voor vrachtauto’s?

De bijtelling geldt alleen voor personenauto’s en bestelauto’s zoals gedefinieerd volgens de Wet BPM. Van een bestelauto is sprake als het gewicht maximaal 3.500 kilo bedraagt. Zwaardere bestelauto’s zijn voor deze fiscale regeling dus per definitie aan te merken als vrachtauto. De reguliere bijtelling voor een auto van de zaak gaat dus niet op voor een vrachtauto.

Loon in natura

Wordt aan een werknemer een vrachtauto ter beschikking gesteld voor privégebruik, dan is dit belast als loon in natura. De werkelijke kostprijs van de vrachtauto per kilometer moet dan worden doorberekend als belast loon. Aangezien de werkelijke kostprijs per kilometer voor een vrachtauto fors is, loopt dit al snel in de papieren. Dit zal om die reden dus niet vaak voorkomen. 

Let op! Het gebruik van een vrachtauto voor woon-werkverkeer is niet belast.

Ook bij privégebruik tot 500 km

Anders dan bij de bijtelling, is het privégebruik van een vrachtauto ook belast als loon in natura als dit in een jaar maximaal 500 km bedraagt. De bijtelling is namelijk niet van toepassing en dus ook niet de uitzondering die binnen de bijtelling geldt voor gebruik tot maximaal 500 km. Wordt de vrachtauto bijvoorbeeld voor een privéverhuizing 200 km gebruikt, dan moet over de kostprijs van deze 200 km belasting worden betaald.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 1 april weer SWIM aanvragen

Ondernemers die via een samenwerkingsverband investeren in waterstoftankstations en voertuigen op waterstof kunnen vanaf 1 april 2025 weer de subsidieregeling Waterstof in mobiliteit (SWIM) aanvragen. Voor de subsidie is voor deze aanvraagronde in totaal € 40 miljoen beschikbaar.

SWIM

OV

De subsidie is bedoeld voor samenwerkingsverbanden van ondernemers waarbij zowel geïnvesteerd wordt in waterstoftankstations als in vrachtwagens en (bestel)bussen op waterstof. Vervoermiddelen die rijden op waterstof hebben als voordeel dat de actieradius groter is en de oplaadtijd geringer ten opzichte van elektrisch vervoer. De SWIM is dan ook bedoeld als alternatief voor elektrisch vervoer.

Omvang subsidie

Investeert u in waterstoftankstations, dan dekt de subsidie maximaal 40% van de kosten met een maximum van € 2 miljoen per aanvraag. Bij een investering in voertuigen op waterstof krijgt u maximaal 80% van de meerkosten vergoed ten opzichte van een voertuig op brandstof, met een maximum van € 5 miljoen per aanvraag. Dit geldt ook bij de ombouw van een voertuig op waterstof.

Let op! U ontvangt in het totaal maximaal € 7 miljoen.

Voorwaarden

Er gelden diverse voorwaarden voor de subsidie. Zo moeten de voertuigen van de deelnemers in de aanvraag minstens 30% kunnen dekken van de totale capaciteit van het waterstoftankstation. Ook moet 50% van de voertuigen bestaan uit zwaar wegvervoer, zoals vrachtwagens.

Uitvoeringstechnische voorwaarden

Verder gelden er ook uitvoeringstechnische voorwaarden. Zo moet het tankstation onder meer vanuit twee rijrichtingen bereikbaar zijn voor zwaar wegverkeer, moet elektronisch betalen mogelijk zijn en moet duidelijke prijsinformatie tijdens het tanken beschikbaar zijn. Waterstofvoertuigen moeten voorzien zijn van een brandstofcel of van een waterstofverbrandingsmotor als het bepaalde vrachtwagens of zware bussen betreft.

Samenwerkingsverband

De SWIM is alleen beschikbaar voor samenwerkingsverbanden van ondernemers. Hiervan moet minstens één ondernemer exploitant zijn van een waterstoftankstation en moet minstens één bedrijf actief zijn in de transport of logistiek. Ook moet de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd. 

Aanvragen

De SWIM kan van 1 april 2025 9.00 uur tot 8 mei 2025 17.00 uur worden aangevraagd bij RVO.nl. U ontvangt uiterlijk 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn een beslissing. Is deze positief, dan ontvangt u allereerst een voorschot van 50% op de te ontvangen subsidie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vrijstelling of 2% overdrachtsbelasting ook bij wonen na 2 jaar?

Wie een pand koopt, is daarover in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Bij woningen geldt wel onder voorwaarden een vrijstelling of een verlaagd tarief van 2%. Voor gerechtshof Den Haag speelde de vraag of de vrijstelling ook van toepassing is als de woning pas twee jaar na notariële levering bewoond wordt.

Overdrachtsbelasting

Woning

De bij aankoop van een pand verschuldigde overdrachtsbelasting bedraagt voor niet-woningen, zoals een kantoorpand, momenteel 10,4%. De koper moet deze belasting betalen. Voor woningen bedraagt het tarief 2%. 

Vrijstelling

Voor meerderjarige kopers jonger dan 35 jaar die een woning kopen van maximaal € 525.000 (2025) kan een vrijstelling gelden. Hierbij geldt, zowel voor het tarief van 2% als voor de vrijstelling onder meer als voorwaarde dat de woning na de verkrijging ‘anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt gaat worden’. Vrij vertaald betekent dit dat de woning duurzaam als hoofdverblijf bewoond moet gaan worden. Dit moet ook in een schriftelijke verklaring zijn vastgelegd. 

Bewoning uitgesteld

In de casus die speelde bij gerechtshof Den Haag had een vrouw een woning gekocht en bij de notaris geleverd gekregen. Zij ging deze woning echter pas twee jaar later bewonen. Tot die tijd woonde ze bij haar ouders. De reden hiervoor was dat de nieuwe woning van de verkopende partij nog in aanbouw was en afgesproken was dat de verkopers er tijdens de bouw (maximaal twee jaar) mochten blijven wonen. 

Rechtbank: geen vrijstelling of 2% tarief

De rechtbank oordeelde dat de vrouw de woning niet duurzaam als hoofdverblijf was gaan bewonen,  onder meer omdat de verkopers in de woning waren blijven wonen tot uiterlijk twee jaar na de notariële levering van de woning. De vrouw had daarom geen recht op de vrijstelling of het verlaagde tarief van 2%.

Gerechtshof: vrijstelling want wet kent geen termijn

Voor het gerechtshof was in geschil of de duurzame bewoning op korte termijn na de notariële levering moest aanvangen om een beroep te kunnen doen op de vrijstelling op het 2% tarief.
Het gerechtshof vond van niet en stelde dat de wet geen termijn verbindt aan het moment waarop de duurzame bewoning moet aanvangen. Het gerechtshof stelde dat de wetgever bovendien ook rekening heeft gehouden met de situatie dat een koper een woning niet direct na de verkrijging als hoofdverblijf gaat gebruiken, zoals in deze situatie. Het gerechtshof oordeelde daarom dat de vrouw, gelet op de bedoeling van de wet, de vrijstelling kon toepassen. De vrouw was immers starter op de woningmarkt met de bedoeling om duurzaam in de woning te gaan wonen. De inspecteur was het er bovendien mee eens dat de vrouw niet te vergelijken was met een belegger. Dat de vrouw niet binnen een bepaalde termijn in de woning was gaan wonen, zorgde in deze situatie niet voor een ander oordeel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Online melden tewerkstelling werknemers van buiten EU

Vanaf 12 maart 2025 kunnen werkgevers de tewerkstelling van bepaalde werknemers van buiten de EU bij het UW alleen nog maar online doen.

Melden tewerkstelling

Internationaal

Voor bepaalde werknemers van buiten de EU hoeft een werkgever geen werkvergunning aan te vragen. Voor deze werknemers moet dan wel een melding tewerkstelling worden gedaan. Sinds 12 maart 2025 kan dat voor de volgende werknemers alleen nog online:

Let op! Meldingen tewerkstelling voor deze werknemers die per post worden verstuurd, worden vanaf 12 maart 2025 niet meer verwerkt door het UWV.

eHerkenning

Om de melding online te kunnen doen, heeft de werkgever eHerkenning met een machtiging voor de dienst ‘Tewerkstelling’ nodig. Heeft u al een (keten)machtiging voor alle diensten van het UWV, dan is een machtiging voor de dienst ‘Tewerkstelling ‘niet nodig.

Let op! De melding tewerkstelling arbeidskrachten voor de Regeling internationaal handelsverkeer is nog niet online mogelijk. Dit moet daarom nog via een papieren formulier.

Posted in Niet gecategoriseerd

ViDA, VAT in digital age, van start in 2025

Het pakket btw in het digital tijdperk (ViDA, VAT in digital age) is op 11 maart 2025 door de Europese Raad aangenomen. Dit pakket zal geleidelijk vanaf januari 2025 in werking treden. Wat betekent dit voor u de komende jaren?

Het ViDA-pakket is bedoeld om de btw-heffing EU-breed eenvoudiger, maar met name ook fraudebestendiger te maken.

2025

EU

Door de aanname van het pakket zullen in 2025 verbeteringen worden aangebracht in het Import One-Stop Shop(IOSS)-systeem om het robuuster te maken. Dit zal gebeuren door de controles van de EU-lidstaten te verbeteren.

Verder krijgen EU-lidstaten vanaf 2025 de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden elektronisch factureren in hun eigen land te verplichten. Dit kan betekenen dat ondernemingen die internationaal handelen, al elektronische facturen moeten kunnen ontvangen via Peppol (de internationale standaard op het gebied van e-facturering en e-ordering).

Per 1 januari 2027

Vanaf 1 januari 2027 wordt een aantal kleine wettelijke verduidelijkingen aangebracht die gevolgen hebben voor gebruikers van de One-Stop Shop (OSS) en de IOSS-regelingen.

Per 1 juli 2028

Platforms die korte verhuur van accommodaties en personenvervoerdiensten faciliteren (denk aan AirBnB en Uber, maar ook kleinere platforms) worden vanaf 1 juli 2028 verplicht om btw te berekenen aan de afnemer van de dienst. Dit hoeft alleen als de verhuurder van de accommodatie of de vervoerder zelf geen btw berekent.

De OSS gaat per 1 juli 2028 ook gelden voor installatieleveringen en intracommunautaire overbrengingen van eigen goederen.

EU-lidstaten hebben voor deze maatregelen de mogelijkheid om deze uit te stellen tot 1 januari 2030.

Per 1 juli 2030

Vanaf 1 juli 2030 worden digitale rapportageverplichtingen ingevoerd en wordt elektronisch factureren verplicht voor grensoverschrijdende transacties tussen bedrijven (B2B) binnen de EU-lidstaten. De elektronische factuur moet voldoen aan de EU-standaard (veelal Peppol). De termijn voor het uitreiken van de elektronisch factuur bedraagt vanaf die datum bij bepaalde transacties (waaronder ICL) maximaal 10 dagen na de transactie (of eerdere vooruitbetaling). De leverancier moet direct na het uitreiken van de elektronische factuur digitaal rapporteren aan de lokale Belastingdienst. De afnemer moet ook binnen vijf dagen na ontvangst van de factuur digitaal rapporteren. De digitale rapportage vervangt de huidige opgaaf intracommunautaire transacties.

Let op! Hiervoor gaven wij slechts een korte samenvatting van een aantal belangrijke onderdelen uit de ViDA. De ViDA kan tot behoorlijke gevolgen voor u leiden, met name als u grensoverschrijdend handelt. Wilt u meer informatie over de impact op uw onderneming, neem dan contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

ViDA, VAT in the digital age, to be launched in 2025

The VAT in the digital age package (ViDA) was adopted by the European Council on 11 March 2025. This package will be gradually implemented from January 2025. What does this mean for you in the coming years?

The ViDA package is intended to simplify VAT collection throughout the EU, buat also to make it more fraud-proof.

2025

EU

With the adoption of the package, improvements will be made to the Import One-Stop Shop (IOSS) system in 2025 to make it more robust. This will be done by improving the checks of the EU member states.

Furthermore, from 2025, EU member states will have the option of making electronic invoicing mandatory in their own country under certain conditions. This may mean that companies trading internationally must already be able to receive electronic invoices via Peppol (the international standard in the field of e-invoicing and e-ordering).

As of 1 January 2027

From 1 January 2027, a number of minor legal clarifications will be made that will affect users of the One-Stop Shop (OSS) and the IOSS schemes.

As of 1 July 2028

Platforms that facilitate the short-term rental of accommodation and passenger transport services (such as AirBnB and Uber, but also smaller platforms) will be obliged to charge VAT to the customer of the service from 1 July 2028. This is only necessary if the landlord of the accommodation or the carrier does not charge VAT themselves.

From 1 July 2028, the OSS will also apply to installation supplies and intra-Community transfers of own goods.

EU member states have the option of postponing these measures until 1 January 2030.

From 1 July 2030

From 1 July 2030, digital reporting obligations will be introduced and electronic invoicing will be mandatory for cross-border transactions between companies (B2B) within the EU member states. The electronic invoice must comply with the EU standard (usually Peppol). From that date, the deadline for issuing the electronic invoice for certain transactions (including ICL) is a maximum of 10 days after the transaction (or earlier advance payment). The supplier must submit a digital report to the local tax authorities immediately after issuing the electronic invoice. The buyer must also submit a digital report within five days of receiving the invoice. The digital report replaces the current statement of intra-Community transactions.

Please note! We have only provided a brief summary of a number of important components of the ViDA. The ViDA could have significant consequences for you, particularly if you trade across borders. Please contact us if you would like more information about the impact on your company.

Posted in Niet gecategoriseerd

De Omnibus-wet, wat betekent dit mogelijk voor u?

Wat zijn de ontwikkelingen rond de invoering van de CSRD naar aanleiding van het ‘Omnibus-pakket’ dat de Europese Commissie op 26 februari 2025 heeft gepubliceerd? Het aantal ondernemingen dat rechtstreeks onder de rapportageverplichting van de CSRD zal vallen wordt in ieder geval fors verkleind.

Let op! Het Europese Parlement moet nog instemmen met de voorgestelde aanpassingen uit het Omnibus-pakket.

Ondernemingen met meer dan 1000 medewerkers

Het aantal ondernemingen dat onder de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive) zal vallen, zal drastisch verminderen. Aangenomen was dat naast het criterium van 1.000 medewerkers, ook een omzetgrens van 450 miljoen euro zou gelden. Het voorstel is dat dit wordt beperkt tot alleen ondernemingen met meer dan 1.000 medewerkers. Dit zal nog steeds tot een forse afname van het aantal CSRD-plichtige ondernemingen leiden, maar minder fors dan waarvan werd uitgegaan. Desondanks wordt met deze maatregel een aanzienlijke (toekomstige) administratieve lastenverlichting voor tal van ondernemingen gerealiseerd.

Rapportageplicht van 2025 naar 2027

Voor ondernemingen die oorspronkelijk voor het eerst over het jaar 2025 zouden moeten rapporteren, geldt een uitstel van het eerste verslagjaar met twee jaar naar 2027. Omdat ook de te rapporteren informatie nog wordt aangepast, zal het voor hen lastig zijn om zich nu al voor te bereiden.

Een CSRD-plichtige zakenrelatie?

In de praktijk blijkt dat veel mkb-ondernemingen rechtstreekse zakenrelaties hebben die wel CSRD-plichtig zijn. Deze zogenaamde ‘tier-1’ leveranciers hebben een rechtstreekse relatie en zullen daardoor moeten voldoen aan de uitvraag van hun zakenpartner, de CSRD-plichtige onderneming. Mkb-ondernemers waar dit voor geldt, zullen moeten kunnen rapporteren op basis van de VSME-standaard ((Voluntary small and medium enterprise). 

Naast de ketenverantwoording zal ook een deel van de ondernemingen uit intrinsieke motivatie over hun duurzaamheidsprestaties willen rapporteren. Ook voor deze ondernemingen is de VSME-standaard beschikbaar. 

Het toepassen van de VSME-standaard is aanzienlijk minder uitgebreid en minder complex dan de ESRS-standaarden (European Sustainability Reporting Standards). De EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft toegezegd om hiervoor tooling beschikbaar te stellen, onder meer in Excel.

Tip! Heeft u moeite de verantwoording op basis van deze standaard zelfstandig op te stellen, neem dan contact met ons op. Wij adviseren en/of helpen u graag.

Beslisboom rapportageverplichtingen duurzaamheid n.a..v. Omnibus-pakket

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook recht op (Jeugd)-LIV na overgang onderneming

Een gerechtshof is van mening dat ook recht kan bestaan op Jeugd-LIV en LIV na overgang van een onderneming. Eerder besliste de Hoge Raad al dat dit voor een LKV ook zo kan zijn.

Lage-inkomensvoordeel (LIV)

Detailhandel

Tot en met 2024 kon een werkgever recht hebben op LIV voor werknemers met een laag gemiddeld uurloon. Het Jeugd-LIV was een vergelijkbare regeling voor jonge werknemers die tot en met 2023 bestond.

Let op! Het LIV is per 1 januari 2025 afgeschaft. Had u in 2024 recht op LIV, dan wordt deze nog wel in 2025 uitbetaald.

(Jeugd)-LIV na overgang onderneming

Bij een gerechtshof lag een zaak voor van een ondernemer die zijn eenmanszaak eind maart had ingebracht in een bv. Voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting gebeurde dit met terugwerkende kracht tot het begin van het kalenderjaar. Voor de loonheffingen waren aangifte tot eind maart nog gedaan op naam en loonheffingsnummer van de eenmanszaak.

De Belastingdienst vond dat de bv geen recht had op LIV omdat niet de voor de LIV benodigde 1248 uren verloond waren in de bv. De bv vond dat de uren van de eenmanszaak en de bv bij elkaar opgeteld moesten worden en dat daarom wel recht bestond op LIV. Ook voor het recht op Jeugd-LIV moest de periode bij de eenmanszaak in aanmerking genomen worden, vond de bv.

Oordeel gerechtshof

Het gerechtshof gaf, net als eerder de rechtbank, de bv daarin gelijk. Het gerechtshof sloot daarbij aan bij een eerder oordeel van de Hoge Raad over het recht op een loonkostenvoordeel (LKV) na overgang van een onderneming. De bv had daarom recht op LIV en Jeugd-LIV voor de door de bv verloonde uren.

Helaas voor de bv ging het gerechtshof, net als de rechtbank, er niet mee akkoord om ook een (Jeugd)-LIV vergoeding te geven in de bv voor de uren die in de eenmanszaak verloond waren. Die uren telden dus alleen mee om te bepalen of recht bestond op (Jeugd)-LIV.

Let op! Is bij u sprake geweest van overgang van een onderneming? Laat dan controleren of u mogelijk toch recht heeft op LIV of (Jeugd)-LIV. Voor het jaar 2024 kunt u dan in bezwaar tegen de beschikking Wtl 2024 die u in juli/augustus 2025 van de Belastingdienst ontvangt. Voor voorgaande jaren kunt u alleen nog iets doen als u eerder bezwaar maakte tegen de beschikking Wtl over die jaren en als dat bezwaar of beroep nog niet is afgesloten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Einde compensatie transitievergoeding bij ontslag langdurig zieke?

Voor een transitievergoeding bij ontslag van een werknemer die meer dan twee jaar ziek is, kan een werkgever compensatie vragen. Het kabinet is van plan om deze compensatie in de toekomst alleen nog aan kleine werkgevers te geven.

Regeling compensatie transitievergoeding

Strategie

Als een werknemer meer dan twee jaar ziek is, kunt u bij het UWV ontslag aanvragen voor de werknemer. Deze werknemer heeft dan recht op een transitievergoeding. Voor deze transitievergoeding kunt u compensatie vragen bij het UWV via de regeling compensatie transitievergoeding.

Alleen nog voor kleine werkgevers?

Het kabinet heeft een wetsvoorstel voorgelegd waarin de mogelijkheid voor compensatie beperkt wordt tot kleine werkgevers. Dit levert een structurele besparing op van ongeveer € 380 miljoen en draagt bij aan houdbare overheidsfinanciën. Het kabinet vindt dat de beperking moet kunnen omdat van middelgrote en grote werkgevers verwacht kan worden dat ze financieel draagkrachtig genoeg zijn om de transitievergoeding zelf te dragen.

Wie is klein?

Een kleine werkgever is in het wetsvoorstel een werkgever met een loonsom tot en met 25 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer per kalenderjaar. Daarbij wordt gekeken naar het totaal van het premieplichtige loon van de werkgever twee jaar eerder. Dit gebeurt nu ook al voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie Arbeidsongeschiktheidsfonds. In 2025 is een werkgever klein voor deze premie als het totale premieplichtige loon over 2023 niet hoger was dan € 990.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Herstel onjuistheden in aangifte loonheffingen

De Belastingdienst constateert regelmatig dat in de aangifte loonheffingen een onjuiste combinatie van bsn en geboortedatum wordt gebruikt. Hoe herstelt u deze fouten?

Foutenrapport 

Belastingdienst

Heeft u een of meer fouten gemaakt in uw aangifte loonheffingen betreft een burgerservicenummer (bsn) en/of een geboortedatum? Dan stuurt de Belastingdienst u een foutenrapport.

Foutief bsn?

Als u een onjuist bsn heeft opgegeven, moet u dat als volgt corrigeren:

  • Trek voor alle aangiftetijdvakken waarin het onjuiste bsn is gebruikt de inkomstenverhouding in.
  • Geef daarna in een nieuwe inkomstenverhouding voor alle aangiftetijdvakken het juiste bsn op.

Let op! Dit kan per aangiftetijdvak in één correctiebericht..

Geboortedatum niet compleet?

De geboortedatum haalt u van het identiteitsbewijs van de werknemer. Is de geboortedatum op dit identiteitsbewijs niet compleet, dan kunt u:

  • bij het ontbreken van alleen de geboortedag, de 16e invullen;
  • bij het ontbreken van de geboortedag én de geboortemaand, 1 juli invullen;
  • bij het ontbreken van de geboortedag, geboortemaand én het geboortejaar, 1 juli van het geschatte geboortejaar invullen.

Let op! Gebruik de Nederlandse datumnotatie, dat wil zeggen dag- maand – jaar (bijvoorbeeld 20-03-2005)

Geboortedatum onjuist?

Als u een onjuiste geboortedatum heeft opgegeven, corrigeert u dat door per aangiftetijdvak een correctiebericht te maken met de juiste geboortedatum in de inkomstenverhouding.

Tip! Krijgt u een foutenrapport, maar heeft u gewoon de gegevens van het identiteitsbewijs gebruikt? Stuur dan een bericht naar Postbus 910, 7301 BD Apeldoorn met een kopie van het identiteitsbewijs en het kenmerk van het foutenrapport.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bestrijden eenzaamheid voldoende voor ANBI-status?

Een algemeen nut beogende instelling (ANBI) kent tal van fiscale voordelen. Voor een ANBI geldt wel een aantal voorwaarden. Onlangs stond bij een zaak, die speelde voor de rechtbank Noord-Nederland, de vraag centraal of een organisatie die zich richt op het bestrijden van eenzaamheid hieraan voldoet.

Fiscale voordelen ANBI

Verkeersbord

Enkele van de voordelen van een ANBI zijn dat er geen erf- of schenkbelasting verschuldigd is voor erfenissen en schenkingen die de ANBI gebruikt voor het algemeen belang. Daarnaast hoeft er onder meer ook geen belasting te worden betaald als een ANBI zelf schenkingen doet in het algemene belang.

Voorwaarden

Zoals gezegd geldt voor een ANBI ook een aantal voorwaarden. Zo moet de ANBI volledig gericht zijn op het algemeen nut, wat moet blijken uit de statutaire doelstelling en de voorgenomen activiteiten. De ANBI moet ook met vrijwel alle activiteiten het algemeen belang dienen. Daarnaast mag een ANBI onder meer geen winstoogmerk hebben met alle activiteiten die het algemeen belang dienen.

Is bestrijden eenzaamheid van algemeen nut?

In genoemde rechtszaak stond de vraag centraal of een stichting die als doel had om eenzaamheid te bestrijden, voldeed aan de eisen voor een ANBI. De stichting probeerde genoemd doel te bereiken door via een site eenzame mensen met elkaar in contact te brengen met dezelfde interesses. Ook organiseerde de stichting burenhulp.

Welzijn ruim formuleren

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de stichting voldeed aan de voorwaarden die gelden voor een ANBI. De activiteiten van de stichting konden namelijk worden aangemerkt als ‘welzijn’, een begrip dat volgens wetsgeschiedenis ruim moet worden geïnterpreteerd, aldus de rechtbank.

Geen afgebakende kwetsbare groep

Volgens de inspecteur voldeed de stichting niet aan de eisen, omdat er geen activiteiten werden verricht voor een afgebakende, kwetsbare groep. Volgens de rechtbank vloeit die eis echter niet voort uit de wet en merkte daarom de stichting aan als ANBI.

Posted in Niet gecategoriseerd

Definitieve rendementspercentages box 3 2024 bekend

De definitieve forfaitaire rendementspercentages box 3 voor 2024 zijn bekendgemaakt. Welke percentages zijn het?

Forfaitaire rendementspercentages

Administratie

In box 3 bestaan drie verschillende forfaitaire rendementspercentages:

  • voor bank- en spaartegoeden,
  • voor schulden,
  • en voor overige bezittingen.

Het percentage voor overige bezittingen voor het jaar 2024 is al langer bekend en bedraagt 6,04%. De definitieve forfaitaire rendementspercentages voor bank- en spaartegoeden en voor schulden voor het jaar 2024 zijn onlangs bekendgemaakt. Het percentage voor bank- en spaartegoeden bedraagt 1,44%. Voor schulden bedraagt het rentepercentage 2,61%.

Verschil met de voorlopige percentages

De voorlopige forfaitaire rendementspercentages waren voor bank- en spaartegoeden en voor schulden eerder nog vastgesteld op 0,92% respectievelijk 2,46%. Houd er rekening mee dat door de afwijking van de definitieve percentages uw eerder opgelegde voorlopige aanslag IB 2024 mogelijk te laag is vastgesteld. Wellicht werd aan u zelfs nog geen voorlopige aanslag IB 2024 opgelegd.

Let op! Mogelijk zijn de hogere definitieve percentages aanleiding om te verzoeken om een (wijziging van de) voorlopige aanslag. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe afspraken over zero-emissiezones

Op verzoek van de Tweede Kamer zijn met gemeenten afspraken gemaakt over onder meer de boetevrije periode van zero-emissiezones, langer uitstel voor bestelauto’s met emissieklasse 6 en landelijk geldende ontheffingen.

Zero-emissiezones

Taxi

In zero-emissiezones mogen op termijn alleen nog bedrijfswagens en vrachtwagens zonder CO2-uitstoot rijden. De meest vervuilende fossiel aangedreven voertuigen mogen vanaf 1 januari 2025 al niet meer in deze zones rijden. In 14 gemeenten bestaat sinds 1 januari 2025 al een zero-emissiezone. Tot en met 2030 komen daar nog minimaal 15 gemeenten bij.

Overgangsrecht, vrijstelling en ontheffing

Voor schonere emissieklassen gelden overgangsregelingen die gefaseerd aflopen richting het jaar 2030. Bepaalde voertuigen zoals kraanwagens, hoogwerkers en straatvegers zijn tot 1 januari 2030 wettelijk vrijgesteld van de zero-emissiezones. Die vrijstelling vervalt als het voertuig 13 jaar oud wordt.

Let op! Voor bepaalde auto’s is het verder nog mogelijk om een ontheffing aan te vragen bij het RDW.

Afspraken

Om de invoering van de zero-emissiezones soepel te laten verlopen zijn op verzoek van de Tweede Kamer door gemeenten, brancheorganisaties en staatssecretaris Jansen van Infrastructuur en Waterstaat afspraken gemaakt.

Boetevrije periode

Zo is afgesproken dat elke gemeente een boetevrije periode van minimaal zes maanden instelt. Dit betekent dat pas vanaf 1 juli 2025 de eerste boetes uitgedeeld worden. Elke gemeente kan overigens zelf bepalen om deze boetevrije periode te verlengen.

Uitstel bestelauto’s emissieklasse 6

Verder is een wetswijziging afgesproken waarmee bestelauto’s met emissieklasse 6 een jaar langer uitstel krijgen. Met dit jaar uitstel loopt de overgangsregeling voor deze bestelauto’s niet tot 1 januari 2028, maar tot 1 januari 2029. Zo’n 46 procent van de bedrijfsbussen profiteert hiervan.

Landelijke afspraken

Het kabinet werkt tenslotte aan een nieuw convenant met gemeenten en brancheorganisaties. In dit convenant komen afspraken over ontheffingen voor ondernemers die de overstap naar een elektrisch voertuig (nog) niet kunnen maken in verband met netcongestie en/of bedrijfseconomische redenen. Deze ontheffingen gaan dan landelijk gelden en dus niet per gemeente.

Het is de bedoeling dat het convenant nog in het eerste kwartaal van 2025 getekend wordt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer belastingaangifte goed, ook bij hulp Belastingdienst

Belastingplichtigen kunnen de hulp van de Belastingdienst inroepen bij het invullen van hun aangifte inkomstenbelasting. Maar wat nu als de Belastingdienst zelf hierbij een fout maakt?

Hulp bij aangifte (Huba)

Belastingdienst

De Belastingdienst staat belastingplichtigen op veel manieren bij als je niet in staat bent zelf de aangifte inkomstenbelasting in te vullen. De website van de Belastindienst biedt antwoord op vele vragen, maar je kunt ook bellen met de belastingtelefoon, videobellen of langskomen op een belastingkantoor in de buurt.

Ten onrechte zelfstandigen- en startersaftrek

Onlangs kwam voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant de vraag aan de orde wat het gevolg is als de Belastingdienst een fout maakt tijdens de hulp bij aangifte. In het betreffende geval ging het om een belastingplichtige die inkomen uit arbeid had, maar ook een onderneming was gestart. In die onderneming waren nog geen activiteiten verricht. Een medewerker van de Belastingdienst die de aangifte invulde, kende de ondernemer – later bleek ten onrechte – toch de zelfstandigen- en startersaftrek toe.

Terugbetalen

De ondernemer kreeg derhalve in eerste instantie via haar voorlopige aanslag ruim € 3.000 aan belasting terug, maar dat werd twee jaar later via haar definitieve aanslag weer teruggedraaid. De ondernemer was van mening dat de fout niet zijn schuld was en stapte naar de rechter.

Aanslag blijft, belastingrente niet

Voor de rechter werd duidelijk dat er sprake was van een ‘kenbare fout’. Het bedrag van de winst uit onderneming week namelijk dermate af van de werkelijke winst dat de ondernemer had moeten beseffen dat dit niet klopte. De ondernemer had er dan ook niet op mogen vertrouwen dat de aangifte zou worden gevolgd. 

De rechtbank was wel van mening dat er sprake was van onzorgvuldig handelen door de Belastingdienst. Daarom werd de in rekening gebrachte belastingrente van € 146 geschrapt.

Tip! Ook als u de hulp van de Belastingdienst inroept, is het altijd verstandig de aangifte goed te controleren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tarieven Eurovignet worden iets aangepast

De tarieven van het Eurovignet worden per 25 maart 2025 iets gewijzigd. Dit hangt samen met het feit dat het verdrag inzake het Eurovignet inmiddels door alle lidstaten is goedgekeurd. Daarbij zijn enkele geringe afwijkingen ten opzichte van de Wet belasting zware motorrijtuigen geconstateerd.

Eurovignet

Transport

Het Eurovignet is een verplicht certificaat voor vrachtwagencombinaties met een toegestaan maximumgewicht van 12.000 kilo of meer. Dit betekent dat het gewicht van de vrachtwagen(combinatie) samen met de toegestane maximumlading 12.000 kg of meer is. 

Door het vignet is duidelijk dat voor de vrachtauto de belasting zwarte motorrijtuigen (bzm) is betaald. U moet bzm betalen als uw vrachtwagen(combinatie) met genoemd gewicht bestemd is voor het vervoer van goederen en u ermee op de snelweg wilt rijden.

Welke afwijkingen betreft het?

Voor 2025 gelden de volgende tarieven:

  • Het jaarvignet voor een motorrijtuig met CO2-emissieklasse 5 en ten minste vier assen. Het tarief bedraagt € 319 in plaats van € 318.
  • Het maandtarief voor een motorrijtuig met CO2-emissieklasse 1 en ten minste vier assen. Het tarief bedraagt € 124 in plaats van € 127.
  • Het weektarief voor een motorrijtuig met CO2-emissieklasse 5 en ten minste vier assen. Het tarief bedraagt € 12 in plaats van € 11.
  • Het dagtarief voor een motorrijtuig met CO2-emissieklasse 2 en ten minste vier assen. Het tarief bedraagt € 12 in plaats van € 11.
  • Het dagtarief voor een motorrijtuig met CO2-emissieklasse 5 en ten minste vier assen. Het tarief bedraagt € 4 in plaats van € 3.

Herstel met terugwerkende kracht

De fouten worden met terugwerkende kracht hersteld. Een en ander wordt geregeld in het Belastingplan 2026.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bij dga gestald geld valt ook onder excessief lenen

Als een bv gelden onderbrengt bij een dga onder voorbehoud van de economische eigendom, tellen deze gelden naar de mening van de Belastingdienst als schuld mee voor de Wet excessief lenen.

Wet excessief lenen

Geld

Sinds 2023 wordt fors lenen bij de eigen bv ontmoedigd door de Wet excessief lenen. Kort samengevat betekent dit dat dga’s die meer dan € 500.000 lenen bij hun eigen bv(‘s), over het meerdere (dus boven de € 500.000) belasting moeten betalen. 

Let op! Lenen partners of bloed- en aanverwanten in de rechte lijn ook van de bv(‘s) van de dga, dan tellen die leningen (deels) ook mee voor de grens van € 500.000.

Stallen van gelden bij dga

De Belastingdienst heeft een standpunt naar buiten gebracht over het stallen van gelden door een bv bij de dga. Dit gebeurt in de praktijk bijvoorbeeld als de dga een hogere rente ontvangt dan de bv, of als de bv optimaal gebruik wil maken van het depositogarantiestelsel. Door het stallen van gelden bij de dga worden de gelden over meerdere banken verdeeld. Op die manier kan meerdere keren geprofiteerd worden van het depositogarantiestelsel. Dit stelsel garandeert dat bij betalingsmoeilijkheden van een bank, per bank een bedrag van maximaal € 100.000 is gegarandeerd.

Bij het stallen van gelden door een bv bij de dga blijft de bv over het algemeen economisch de eigenaar van de gelden. Alleen het juridische eigendom ligt bij de dga.

Telt mee voor excessief lenen

De Belastingdienst is van mening dat de gestalde gelden worden aangemerkt als leningen van de bv aan de dga die meetellen voor de Wet excessief lenen om de gelden ook daadwerkelijk gestort zijn op de bankrekening(en) van de dga.

Ook zonder economische eigendom

Het maakt daarbij niet uit dat de dga niet de economische eigendom van de gelden heeft. Ook zonder die economische eigendom worden de gestalde gelden aangemerkt als leningen van de bv aan de dga die meetellen voor de grens van € 500.000. Wanneer door de gestalde gelden het totaal aan schulden van de dga aan de bv dus boven de € 500.000 uitkomt, moet de dga hierover belasting betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 naar Tweede Kamer

Het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 is naar de Tweede Kamer gestuurd. Het betreft de wettelijke vastlegging van verschillende arresten van de Hoge raad vanaf 4 juni 2024 over aanvullend rechtsherstel in box 3.

Hoge Raad: aanvullend rechtsherstel box 3

Binnenhof

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij en ook in latere arresten aanwijzingen hoe dit werkelijke rendement berekend moet worden.

Voor wie?

Dit aanvullende rechtsherstel geldt voor de belastingjaren vanaf 2021 voor alle belastingplichtigen met box 3-inkomen. Voor de jaren 2017-2020 geldt het aanvullende rechtsherstel voor alle belastingplichtigen met box 3-inkomen van wie de definitieve aanslag inkomstenbelasting op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond, en er tijdig bezwaar is gemaakt of is verzocht om ambtshalve vermindering. In deze laatste categorie vallen ook de belastingplichtigen die destijds tijdig bezwaar hebben gemaakt en voor wie het eerste rechtsherstel is toegepast. Zij kunnen ook bij dit tweede rechtsherstel meedoen (waarbij zij voor de jaren 2017-2019 wel tijdig een verzoek om ambtshalve vermindering moeten hebben ingediend). Voor belastingplichtigen die voor oude jaren niet tijdig bezwaar hebben gemaakt, loopt nog de separate MB+-procedure.

Aanwijzingen Hoge Raad over werkelijke rendement

Kort samengevat komt het erop neer dat het gaat om het werkelijk gerealiseerde én ongerealiseerde rendement op uw gehele vermogen in box 3 zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, met inflatie mag geen rekening worden gehouden.

Aftrek van kosten is niet mogelijk. Alleen rente van schulden in box 3 zijn aftrekbaar. Verder behoort de waardevermeerdering van een bezitting, zoals een onroerende zaak, die voortvloeit uit uitgaven die leiden tot verbetering of uitbreiding van die bezitting, niet tot het werkelijke rendement.

De bepaling van het werkelijke rendement van een woning vindt plaats op basis van de WOZ-waarden aan het begin van het jaar en aan het begin van het daaropvolgende jaar. Bij aan/verkoop in een jaar wordt de aldus berekende waardeverandering tijdsevenredig tussen verkoper en koper verdeeld.

Wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3

De aanwijzingen van de Hoge Raad zijn verwerkt in het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3. Op een aantal punten bevat het wetsvoorstel nog nadere regels. Zo oordeelde de Hoge Raad dat het voordeel wegens eigen gebruik van een onroerende zaak onder de huidige wettelijke regels nul moet bedragen. Voor de jaren tot en met 2025 is dit ook zo in het wetsvoorstel meegenomen, maar vanaf 2026 wordt een wettelijke regeling geïntroduceerd voor het bepalen van het inkomen voor dit eigen gebruik en telt dit dus wel mee.

Formulier OWR

Vanaf de zomer 2025 komt een formulier Opgaaf werkelijk rendement (OWR) beschikbaar waarmee een beroep gedaan kan worden op de tegenbewijsregeling. Om dit formulier juist en volledig te kunnen invullen is waarschijnlijk veel informatie van u nodig. 

Wellicht heeft u hierover al contact gehad met een van onze adviseurs. Binnenkort zullen wij u hierover in ieder geval nader informeren. Als u gebruik wilt maken van de tegenbewijsregeling, is het namelijk belangrijk dat wij op tijd over de benodigde informatie beschikken.

Tot en met (waarschijnlijk) 2027

De mogelijkheid om een beroep te doen op de tegenbewijsregeling blijft waarschijnlijk tot en met het belastingjaar 2027 bestaan. Vanaf het belastingjaar 2025 hoeft dat niet meer met het formulier OWR maar is in de aangifte inkomstenbelasting daarvoor een mogelijkheid opgenomen.

Het streven van het kabinet is om vanaf het belastingjaar 2028 een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement te introduceren. Het wetsvoorstel voor dit nieuwe stelsel wordt naar verwachting over enkele weken aan de Tweede Kamer aangeboden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-suppletie 2024 vóór 1 april 2025

Als u uw btw-suppletie over het jaar 2024 vóór 1 april 2025 indient, berekent de Belastingdienst geen belastingrente. Soms kan het verstandig zijn de btw-suppletie al ruim voor die tijd in te dienen.

Geen belastingrente

Euro

Heeft u in 2024 te weinig btw aangegeven in uw btw-aangiften en dus te weinig afgedragen aan de Belastingdienst, dan bent u verplicht dit te corrigeren met een btw-suppletie. Als u zorgt dat deze btw-suppletie vóór 1 april 2025 door de Belastingdienst ontvangen is, dan berekent de Belastingdienst geen belastingrente. Dat scheelt weer, want de belastingrente bedraagt in 2025 6,5%!

Let op! Ontvangt de Belastingdienst uw btw-suppletie 2024 niet vóór 1 april 2025, dan berekent de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 belastingrente.

Verwerken in btw-aangifte

Is het bedrag dat u in uw btw-suppletie moet aangeven € 1.000 of minder, dan dient u geen btw-suppletie in. In plaats daarvan verwerkt u dit bedrag in uw eerstvolgende btw-aangifte.

Vergrijpboete?

Vanaf 2025 moet u binnen acht weken nadat u constateert dat u een btw-suppletie moet doen, deze ook indienen. Doet u dat niet, dan kan de Belastingdienst een vergrijpboete opleggen. Verloopt deze termijn van acht weken al snel, dan is het dus verstandig om niet te wachten tot vlak voor 1 april 2025 met het indienen van uw btw-suppletie.

Let op! Naast de acht weken, geldt ook dat u de btw-suppletie moet indienen voordat u weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de Belastingdienst al bekend was of zou worden met de te weinig aangegeven of afgedragen btw.

Tip! Voor btw-suppleties van € 1.000 of minder legt de Belastingdienst geen vergrijpboete op.

Digitaal formulier

De btw-suppletie doet u via het formulier ‘Suppletie omzetbelasting’ dat u vindt nadat u bent ingelogd in Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Online aanvragen teruggaaf milieubelasting

Heeft u recht op een teruggaaf milieubelasting? Dan kunt u de aanvraag vanaf 12 maart 2025 ook online indienen.

Teruggaaf milieubelasting

Zonnepanelen

Er is een aantal situaties waarin energiebelasting (EB) of kolenbelasting teruggevraagd kan worden:

  1. Instellingen van levensbeschouwelijke of religieuze aard, charitatieve, culturele of wetenschappelijke instellingen, ANBI’s, sociale instellingen en multifunctionele centra zoals dorpshuizen kunnen mogelijk in aanmerking komen voor een deel van de door de energieleverancier in rekening gebrachte EB. Meer informatie hierover is te vinden op de website van de Belastingdienst (Teruggaaf energiebelasting instellingen).
  2. In sommige gevallen kan ook een deel van de energiebelasting terugvragen voor aardgas dat is gebruikt voor blokverwarming. Meer informatie hierover is te vinden op de website van de Belastingdienst (Teruggaaf energiebelasting bij blokverwarming).
  3. Als achter één aansluiting voor elektriciteit meer dan één onroerende zaak is aangesloten, kan mogelijk ook recht bestaan op teruggaaf van een deel van de energiebelasting. Meer informatie hierover is te vinden op de website van de Belastingdienst (Teruggaaf energiebelasting meer dan 1 onroerende zaak).
  4. Voor andere situaties waarin mogelijk recht bestaat op teruggaaf van energiebelasting of kolenbelasting wordt verwezen naar de website van de Belastingdienst (Teruggaaf energiebelasting of kolenbelasting).

Let op! Als recht bestaat op (deels) teruggaaf energiebelasting, wordt ook een bedrag aan opslag duurzame energie- en klimaattransitie teruggegeven.

Online aanvragen

Vanaf 12 maart 2025 kan de teruggaaf milieubelasting online aangevraagd worden. Een organisatie of bedrijf moet hiervoor inloggen via eHerkenning. Een particulier logt in via DigiD.

Let op! Wilt u dat een van onze adviseurs de teruggaaf voor u verzorgt, neem dan contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Begunstigend beleid WOZ-waarde niet willekeurig toe te passen

Als een gemeente ten aanzien van de waardering van panden voor de WOZ een begunstigend beleid voert, mag dit niet willekeurig worden toegepast. Degenen bij wie het begunstigende beleid niet is toegepast, kunnen zich dan met succes beroepen op het gelijkheidsbeginsel.

Ongelijk behandeld 

Woning

Bovenstaande conclusie volgt uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. In deze zaak had de eigenaar van een appartement bezwaar aangetekend tegen de waardering van zijn woning in het kader van de WOZ. Zijn appartement was gewaardeerd op € 354.000, terwijl twee vrijwel identieke appartementen in hetzelfde complex € 23.000, respectievelijk € 31.000 lager werden gewaardeerd.

Waardevermindering na telefoontje

Voor de rechtbank werd duidelijk dat die lagere waardering een gevolg was van een telefoontje van de eigenaren van genoemde appartementen. Hierin hadden zij aangegeven dat hun appartement ‘een ondergemiddelde kwaliteit’ had, en dat de WOZ-waarde dus lager bepaald had moeten worden. 

Begunstigend beleid gemeente 

Ook werd duidelijk dat de gemeente in dit kader een begunstigend beleid voerde. Werd na een telefonisch contact aangegeven dat de waarde van een woning door de gemeente te hoog was vastgesteld vanwege een ‘ondergemiddelde kwaliteit’, dan werd deze waarde automatisch verlaagd. 

Maar niet via bezwaar of beroep

De rechtbank stelde vast dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden nu was gebleken dat telefonisch klagen over de WOZ-waarde wél in een verlaging van waarde resulteerde, maar niet indien de waarde via bezwaar of beroep werd aangevochten. De rechtbank stelde belanghebbende dan ook in het gelijk en stelde de waarde vast op € 333.000, de waarde die de woning bij toepassing van hetzelfde beleid had dienen te krijgen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Spoedwaarneming tandarts is btw-belast

Een maatschap die spoedbehandelingen uitvoert voor verschillende tandartspraktijken moet btw berekenen over de vergoeding die hiervoor berekend wordt aan de tandartspraktijken. De medische btw-vrijstelling is in dit geval niet van toepassing, oordeelde een rechter.

Vergoeding voor spoedwaarneming

Medisch

Een maatschap heeft met verschillende tandartspraktijken in de regio overeenkomsten gesloten waarin afgesproken is dat de maatschap buiten de reguliere openingstijden de tandheelkundige spoedbehandelingen verricht bij patiënten van de tandartspraktijken. De tandartspraktijken betalen voor deze dienst aan de maatschap een jaarlijkse vergoeding van € 1.000 per in de tandartspraktijk werkende tandarts. De maatschap ontvangt ook nog een vergoeding bij behandeling van een patiënt. De door de maatschap behandelde patiënten betalen direct na hun behandeling namelijk rechtstreeks aan de maatschap.

Btw-vrijgesteld of btw-belast?

De maatschap vindt dat de jaarlijkse vergoeding btw-vrijgesteld is omdat de dienst die de maatschap hiervoor verricht onderdeel is van de tandheelkundige behandeling van de patiënt of daaraan bijkomstig is. De Belastingdienst is het daar niet mee eens en vindt dat het een zelfstandige dienst is die niet voldoet aan de voorwaarde voor de medische btw-vrijstelling.

Zelfstandige dienst

Het gerechtshof volgt de Belastingdienst dat sprake is van een zelfstandige dienst. Er zijn immers twee afnemers te onderscheiden bij twee diensten: de afnemer van de tandheelkundige behandeling is de patiënt en de afnemer van de spoedwaarnemingsdienst is de tandartspraktijk. De diensten moeten daarom los van elkaar worden gezien. Vanwege de verschillende afnemers kan ook niet gezegd worden dat de spoedwaarnemingsdienst bijkomstig is aan de tandheelkundige behandeling.

Waarneming is geen btw-vrijgestelde geneeskundige dienst

Partijen zijn het wel met elkaar eens dat de tandheelkundige behandeling een btw-vrijgestelde geneeskundige dienst is. Dat geldt niet voor de spoedwaarnemingsdienst. Het gerechtshof oordeelt dat de vergoeding voor deze dienst feitelijk betaald wordt voor het beschikbaar zijn voor de spoedwaarneming. Deze dienst heeft geen zorgcomponent in zich en kan daarom niet delen in de medische btw-vrijstelling. De vergoeding is daarom met btw-belast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Fiscale eenheid Vpb en btw

Onderneemt u vanuit meerdere bv’s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om, als dat mogelijk is, de bv’s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting (Vpb) als in de btw is, onder voorwaarden, een fiscale eenheid mogelijk.

De voorwaarden luisteren nauw en alhoewel deze constructie zeker voordelen kent, zijn er ook enkele belangrijke nadelen. In deze advieswijzer komen zowel de fiscale eenheid in de Vpb als de fiscale eenheid in de btw op hoofdlijnen aan bod.

Fiscale eenheid Vpb

Bedrijfspand

Een fiscale eenheid in de Vpb is alleen mogelijk op verzoek. Op verzoek kan een  moedervennootschap (holding) samen met een of meer dochtervennootschappen (werk-bv’s) voor de Vpb worden aangemerkt als een fiscale eenheid. Juridisch blijven de vennootschappen gescheiden, maar fiscaal worden zij gezien als één belastingplichtige. De resultaten van de dochtervennootschap(pen) worden dan namelijk toegerekend aan de moedervennootschap.

Let op! Een verzoek om een fiscale eenheid moet schriftelijk worden ingediend bij de Belastingdienst. Hiervoor dient een aantal formulieren te worden ingevuld. Deze treft u aan op de site van de Belastingdienst. Het verzoek moet binnen drie maanden na de gewenste ingangsdatum zijn ingediend omdat de maximale terugwerkende kracht drie maanden is.

Voorwaarden aangaan fiscale eenheid

Niet alle bv’s kunnen zomaar een fiscale eenheid met elkaar vormen. Alleen als voldaan is aan de volgende voorwaarden kan om een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting verzocht worden:

  • De moedervennootschap bezit ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom in het nominaal gestorte aandelenkapitaal van de dochtervennootschap. Dit aandelenbezit vertegenwoordigt ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtervennootschap. In alle gevallen moet het aandelenbezit recht geven op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van deze dochtervennootschap.
  • De boekjaren van de deelnemende bv’s moeten samenvallen. Er geldt een uitzondering wanneer een bv in de loop van het jaar wordt opgericht.
  • Alle deelnemende bv’s moeten dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
  • Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.
  • De moedermaatschappij mag de aandelen in de dochtermaatschappij niet als voorraad aanhouden.

Let op! Doordat de moedervennootschap ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van de aandelen in de dochtervennootschap moet bezitten, is het niet mogelijk om een fiscale eenheid te vormen als de aandelen in de dochtervennootschap zijn ondergebracht en gecertificeerd in een Stichting Administratiekantoor (STAK). 

Het is ook mogelijk om in bepaalde ‘buitenlandsituaties’ een fiscale eenheid te vormen tussen Nederlandse vennootschappen. Zo is bijvoorbeeld een fiscale eenheid mogelijk tussen een Nederlandse moedermaatschappij en een Nederlandse kleindochtermaatschappij, wanneer de tussenliggende dochtermaatschappij is gevestigd in een ander EU-land, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. Ook kunnen twee in Nederland gevestigde zustermaatschappijen met elkaar een fiscale eenheid aangaan als de moedermaatschappij is gevestigd in de EU of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.

Einde fiscale eenheid

Een fiscale eenheid eindigt automatisch als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Zo eindigt de fiscale eenheid bijvoorbeeld als de moedervennootschap een deel of alle aandelen in de dochtervennootschap verkoopt en daardoor minder dan 95% van de aandelen bezit. Ook op gezamenlijk verzoek van de moedervennootschap en de dochtervennootschap kan een fiscale eenheid worden verbroken (ontvoeging). Verbreking kan niet eerder plaatsvinden dan op de datum waarop het verzoek is ontvangen door de Belastingdienst (derhalve geen terugwerkende kracht). Door liquidatie en vereffening van een vennootschap binnen de fiscale eenheid, komt de fiscale eenheid ten aanzien van de vereffende vennootschap ook ten einde. Dit wordt formeel echter niet aangemerkt als een ontvoeging. Dat is van belang omdat bij een ontvoeging antimisbruikmaatregelen kunnen gelden. Bij een liquidatie en vereffening zijn die niet van toepassing omdat dit niet wordt aangemerkt als een ontvoeging.

Voordelen fiscale eenheid

Een fiscale eenheid voor de Vpb kent enkele belangrijke voordelen. Zo kunnen verliezen en winsten in een jaar onderling worden verrekend.

Een ander voordeel is dat transacties tussen de verschillende bv’s in de fiscale eenheid fiscaal niet plaatsvinden. Deze worden onderling tegen elkaar weggestreept in het resultaat. Zo kan er zonder fiscale gevolgen tussen de bv’s ‘geschoven’ worden met activa waarop een stille reserve rust. Reorganisatie is daardoor onder voorwaarden binnen de fiscale eenheid zonder belastingheffing mogelijk. Er is geen winstneming op transacties binnen de fiscale eenheid. Wel geldt  de voorwaarde dat de fiscale eenheid zes jaar (soms drie jaar) in stand moet blijven. Anders kan mogelijk alsnog belastingheffing over de stille reserves plaatsvinden.

Een ander voordeel van een fiscale eenheid kan zich voordoen als de zogenaamde gemengde kosten van de bv’s dermate hoog zijn, dat het financieel voordeliger is om bij de aftrekbeperking te kiezen voor een vast bedrag (in 2025 € 5.700 of 0,4% van de loonsom als dit meer is) dan voor de beperking van de aftrek tot 73,5% van de gemengde kosten. Bij in aftrek beperkte kosten moet gedacht worden aan onder meer voedsel en drank, representatie en congressen en studiereizen. Of het per saldo ook voordeliger is om vanwege deze reden een fiscale eenheid aan te gaan, hangt onder meer af van de afweging van de verschillende voor- en nadelen van de fiscale eenheid.

Tip! Bij een fiscale eenheid hoeft er maar één aangifte Vpb te worden ingediend.

Nadelen fiscale eenheid

Naast voordelen is er ook een aantal belangrijke nadelen. Er kan bijvoorbeeld maar eenmaal geprofiteerd worden van het 19%-Vpb-tarief over de eerste € 200.000 belastbare winst. Over het meerdere is 25,8% belasting verschuldigd. Zijn er binnen de fiscale eenheid meerdere bv’s met een winst boven de € 200.000, dan kan er dus maar één keer gebruik worden gemaakt van het 19%-tarief.

Een ander belangrijk nadeel is dat iedere bv hoofdelijk aansprakelijk is voor de totale belastingschuld van de fiscale eenheid en dus niet alleen voor het gedeelte van de Vpb-schuld dat betrekking heeft op de winst die zij zelf heeft behaald.

Verder kunnen bij het verbreken van de fiscale eenheid problemen ontstaan. Zo zal er in bepaalde gevallen moeten worden afgerekend over de meerwaarde van activa die in de voorgaande zes (soms drie) jaar tussen de bv’s onderling is overgedragen. Ook de verrekening van verliezen van voor en na de fiscale eenheidsperiode met winsten uit deze periode is aan beperkingen gebonden.

Ook voor de investeringsaftrek kan een nadeel optreden omdat de investeringen van alle deelnemende bv’s bij elkaar worden opgeteld. Hierdoor bereikt de fiscale eenheid eerder de grenzen waarbij de investeringsaftrek gelijk blijft, respectievelijk afneemt of er zelfs helemaal geen recht meer op bestaat. Alleen bij investeringen door de individuele bv’s van niet meer dan € 2.900 per jaar kan een voordeel ontstaan. Ook kan er een voordeel ontstaan als er binnen de fiscale eenheid onderling investeringsgoederen aan elkaar ter beschikking worden gesteld. Verder kan bij de desinvesteringsbijtelling een nadeel ontstaan, omdat eerder de grens van € 2.900 bereikt wordt. De desinvesteringsbijtelling is namelijk van toepassing als voor een bedrag van meer dan € 2.900 aan bedrijfsmiddelen vervreemd wordt.

Een nadeel kan verder optreden als binnen de fiscale eenheid één onderdeel failliet gaat, omdat onbetaalde schulden tot belaste winst binnen de fiscale eenheid kunnen leiden.

Fiscale eenheid in de btw

De fiscale eenheid in de btw kent zo haar eigen regels. Voor het vormen van een fiscale eenheid gelden de volgende voorwaarden:

  • Alle deelnemers moeten in beginsel btw-ondernemer zijn.
  • Alle deelnemers moeten in Nederland wonen of gevestigd zijn of een vaste inrichting in Nederland hebben. 
  • Alle deelnemers moeten op financieel, organisatorisch en economisch gebied dusdanig verweven zijn dat zij een eenheid vormen. Grofweg betekent dit het volgende. Op financieel gebied moeten  meer dan 50% van de aandelen van elk van de vennootschappen direct of indirect in dezelfde handen zijn voor financiële verwevenheid. Voor organisatorische verwevenheid moeten  de vennootschappen onder één gezamenlijke, als eenheid functionerende,  leiding staan of moet de leiding van de ene vennootschap feitelijk ondergeschikt zijn aan de leiding van de andere vennootschap. Voor economische verwevenheid moeten de deelnemers bijvoorbeeld een gemeenschappelijke klantenkring hebben of moet bijvoorbeeld de ene vennootschap in belangrijke mate aanvullende activiteiten verrichten voor de andere vennootschap.

Tip! Het is ook mogelijk om een fiscale eenheid btw te vormen met een andere rechtsvorm, bijvoorbeeld een cv of een stichting, maar ook met een natuurlijk persoon. Zo kan er dus een fiscale eenheid bestaan tussen de bv en haar directeur-grootaandeelhouder (dga) als deze dga bijvoorbeeld een pand verhuurt aan zijn bv.

Aangaan fiscale eenheid

Voor het aangaan van een fiscale eenheid btw is geen verzoek of beschikking van de Belastingdienst nodig. Indien wordt voldaan aan voornoemde voorwaarden, bestaat de fiscale eenheid automatisch. Er mag dan ook al worden gehandeld als fiscale eenheid, al mag ook worden gehandeld alsof er geen fiscale eenheid is. Op verzoek kunnen vennootschappen ook een beschikking voor de fiscale eenheid vragen aan de Belastingdienst. En de Belastingdienst  kan ook op eigen initiatief een beschikking voor de fiscale eenheid afgeven. De fiscale eenheid btw staat dan als zodanig ook bij de Belastingdienst geregistreerd.

Tip! Indien twijfel bestaat of wel of niet wordt voldaan aan de voorwaarden terwijl de fiscale eenheid btw wel wenselijk is, is het verstandig om aan de Belastingdienst te verzoeken om de fiscale eenheid bij beschikking vast te stellen.

De voor- en nadelen

De fiscale eenheid in de btw kent als belangrijk voordeel dat de deelnemende vennootschappen geen btw betalen over onderlinge leveringen van goederen en diensten. Dit kan financieel voordelig zijn, als zonder fiscale eenheid de door een van de vennootschappen in rekening gebrachte btw bij de andere vennootschap niet (volledig) aftrekbaar zou zijn. Bijvoorbeeld omdat die andere vennootschap btw-vrijgestelde prestaties verricht.

Ook hoeft er maar één btw-aangifte te worden gedaan. Er hoeft dus niet meer door iedere vennootschap apart een aangifte gedaan te worden (als het wenselijk is, kan dat overigens wel). Er vindt een (gecombineerde) btw-aangifte op naam van de fiscale eenheid plaats. De fiscale eenheid krijgt ook één btw-nummer.

Let op! Op facturen moeten de individuele vennootschappen gewoon het eigen btw-nummer vermelden, niet het nummer van de fiscale eenheid.

Een belangrijk nadeel is dat alle deelnemende vennootschappen in de fiscale eenheid btw hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid te betalen btw. Dit geldt echter pas nadat een beschikking fiscale eenheid btw is afgegeven door de Belastingdienst. Omdat het ook is mogelijk om te handelen als fiscale eenheid btw zonder beschikking, kan het raadzaam zijn om niet te verzoeken om een beschikking fiscale eenheid btw. Op die manier bestaat dan geen onderlinge aansprakelijkheid. Uiteraard kan de Belastingdienst nog wel uit zichzelf een beschikking fiscale eenheid btw afgeven. De aansprakelijkheid kan dan echter geen terugwerkende kracht krijgen, maar geldt pas vanaf de dagtekening van de beschikking fiscale eenheid btw. 

Let op! Omdat de fiscale eenheid in de btw van rechtswege bestaat als wordt voldaan aan de voorwaarden, kan een fiscale eenheid niet op verzoek worden verbroken. Er vindt pas een verbreking plaats zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bijvoorbeeld een of meerdere van de drie verwevenheden.

Tip! Voldoet een van de vennootschappen niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid btw, meld dit dan zo snel mogelijk bij de Belastingdienst. Die vennootschap kan dan namelijk niet langer deel uitmaken van de fiscale eenheid voor de btw, maar zonder melding i blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-schulden wel bestaan.

Tot slot

In deze advieswijzer heeft u op hoofdlijnen kennis kunnen maken met de voorwaarden en voor- en nadelen van de fiscale eenheid in de Vpb en btw. De details maken het fiscale eenheidsregime bijzonder ingewikkeld. Neem voor meer informatie over uw eigen situatie daarom contact met ons op. Wij kunnen u adviseren over het aangaan dan wel verbreken van een fiscale eenheid.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer de voorlopige berekening Wtl 2024

Had u in 2024 recht op een loonkostenvoordeel (LKV) of het lage inkomensvoordeel (LIV), dan ontvangt u uiterlijk 15 maart 2025 van het UWV een voorlopige berekening Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 2024. Controleer deze goed en kom bij onjuistheden of onvolledigheden in actie.

LIV

Belastingdienst

U heeft voor het jaar 2024 recht op LIV voor een werknemer als deze in 2024 een gemiddeld uurloon had van minimaal € 14,33 en maximaal € 14,91. Een andere voorwaarde is dat u voor deze werknemer minimaal 1.248 uren verloonde in 2024.

Het LIV bedraagt in 2024 € 0,49 per uur met een maximum van € 960 per werknemer.

Voorlopige berekening LIV 2024

Het LIV 2024 wordt in 2025 uitbetaald. Uiterlijk 15 maart 2025 ontvangt u van het UWV de voorlopige berekening die is opgenomen in de voorlopige berekening Wtl 2024. U kunt dan zien voor welke werknemer(s) u volgens het UWV recht heeft op LIV en voor welk bedrag.

Let op! Controleer deze voorlopige berekening goed (of laat dit doen door een van onze adviseurs). Kloppen de verloonde uren van de werknemers? Zo zijn ADV-uren bijvoorbeeld geen verloonde uren. Als er een fout zit in de verloonde uren, kan het gemiddelde uurloon van uw werknemer misschien ten onrecht buiten de uurloongrenzen voor de LIV 2024 vallen. Hierdoor zou u ten onrechte geen recht krijgen op LIV.

Corrigeren voorlopige berekening LIV

Een fout in de voorlopige berekening LIV als gevolg van een fout in uw aangifte loonheffingen moet vóór 1 mei 2025 gecorrigeerd worden met een correctiebericht. Klopt de berekening niet, maar zijn uw aangiften loonheffingen juist, dan moet telefonisch contact worden opgenomen met het UWV.

Let op! Het LIV is met ingang van 2025 afgeschaft.

LKV

Er is een aantal doelgroepen waarvoor u recht kunt hebben op een LKV, te weten oudere werknemers, arbeidsbeperkte werknemers en werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden.

Tip! Kijk voor meer informatie over de voorwaarden op de website van het UWV.

Voorlopige berekening LKV 2024

Ook het LKV 2024 wordt in 2025 uitbetaald en is opgenomen in de voorlopige berekening Wtl 2024 die u uiterlijk 15 maart 2025 van het UWV ontvangt. In de voorlopige berekening is opgenomen voor welke werknemer(s) u volgens het UWV recht heeft op een LKV en voor welke bedragen. Controleer dit goed (of laat dit doen door een van onze adviseurs) en voorkom dat u mogelijk geen LKV krijgt, terwijl u daar wel recht op heeft.

Corrigeren voorlopige berekening LKV

Een fout in de voorlopige berekening LKV als gevolg van een fout in uw aangifte loonheffingen moet vóór 1 mei 2025 gecorrigeerd worden met een correctiebericht. Klopt de berekening niet,  maar zijn uw aangiften loonheffingen juist, dan moet telefonisch contact opgenomen worden met het UWV.

Let op! Als u op 15 maart 2025 nog geen voorlopige berekening Wtl 2024 heeft ontvangen, neem dan telefonisch contact op met het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitzendbureaus verantwoordelijk voor goede registratie arbeidsmigranten

Als het aan de minister van SZW ligt, worden ook uitzendbureaus verantwoordelijk voor een goede registratie van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen (BRP). Op dit moment zijn arbeidsmigranten zelf verantwoordelijk voor hun inschrijving, met als gevolg dat er veel arbeidsmigranten niet correct staan ingeschreven.

Inschrijving BRP

Horeca

Arbeidsmigranten die langer dan vier maanden in Nederland willen blijven, moeten zich binnen vijf dagen na aankomst als ingezetene laten inschrijven in het register van de gemeente waar ze gaan wonen. Bij een korter verblijf kunnen zij zich inschrijven bij een Registratie Niet Ingezetenen (RNI)-loket. Regelmatig staan arbeidsmigranten ten onrechte als niet-ingezetene in de BRP. Hierdoor hebben gemeenten en andere organisaties niet goed zicht op waar arbeidsmigranten verblijven. 

Verplichte ondersteuning

Arbeidsmigranten blijven zelf verantwoordelijk voor een correcte inschrijving in de BRP.  Wat wijzigt is dat werkgevers die arbeidsmigranten uitlenen worden verplicht aan het begin van een dienstverband de arbeidsmigrant te ondersteunen bij de inschrijving in de BRP. Dit kan door het geven van onder meer de juiste informatie in de taal van de arbeidsmigrant. Vervolgens moet het uitzendbureau nagaan of de arbeidsmigrant daadwerkelijk staat ingeschreven. 

Deze maatregelen worden onderdeel van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). De regel geldt voor alle werkgevers die arbeidsmigranten uitzenden.

Aanvullende maatregelen

De overheid werkt ook aan een stuk bewustwording bij arbeidsmigranten. Zo wordt er gewerkt aan communicatie per mail om arbeidsmigranten te wijzen op het belang van correcte registratie. Verder kunnen arbeidsmigranten bij regionale fysieke en mobiele WorkinNL-informatiepunten terecht bij vragen over registratie in de BRP. Deze WorkinNL-punten worden uitgerold over het hele land en de dienstverlening is in meerdere talen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Employment agencies responsible for proper registration of migrant workers

If it is up to the Minister of Social Affairs and Employment, employment agencies will also be responsible for the proper registration of migrant workers in the Dutch Personal Records Database (BRP). Currently, migrant workers are responsible for their own registration, with the result that many migrant workers are not registered correctly.

Registration in the BRP

Internationaal

Labour migrants who want to stay in the Netherlands for more than four months must register as residents in the municipality where they will be living within five days of their arrival. For shorter stays, they can register at a Non-Resident Registration (RNI) desk. Migrant workers are regularly incorrectly listed as non-residents in the BRP. This means that municipalities and other organisations do not have a clear picture of where migrant workers are staying.

Mandatory support

Migrant workers themselves remain responsible for correct registration in the BRP. What is changing is that employers who hire migrant workers are obliged to support the migrant worker in registering in the BRP at the start of an employment contract. This can be done by providing the correct information in the language of the migrant worker. The employment agency must then verify that the migrant worker is actually registered.

These measures will become part of the Placement of Personnel by Intermediaries Act (Waadi). The rule applies to all employers who send migrant workers.

Additional measures

The government is also working on raising awareness among migrant workers. For example, they are working on communicating by email to make migrant workers aware of the importance of correct registration. In addition, migrant workers can contact regional physical and mobile WorkinNL information points with questions about registration in the BRP. These WorkinNL points are being rolled out across the country and services are provided in several languages.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 10 maart nieuwe SLIM-scholingssubsidie

Werkgevers kunnen vanaf 10 maart 2025 SLIM-scholingssubsidie aanvragen. Dit is een nieuwe subsidie om nieuwe en huidige werknemers op te leiden voor een functie in een maatschappelijk cruciale sector.

Maatschappelijk cruciale sector

Bouw

De subsidie is bedoeld om in- en doorstroom in maatschappelijk cruciale sectoren te stimuleren en daarmee personeelstekorten terug te dringen. Het gaat om de sectoren:

  • hoveniers en groenvoorziening,
  • kinderopvang,
  • techniek, bouw en energie, en
  • zorg en welzijn.

Voor wie?

De subsidie kan worden aangevraagd door werkgevers die praktijkgerichte opleidingen, dus werken en leren tegelijkertijd, aanbieden aan nieuwe of huidige werknemers. 
Ook geregistreerde gastouderbureaus kunnen subsidie aanvragen voor nieuwe of huidige gastouders die bij hen zijn aangesloten.

Let op! Collectieven die bestaan uit tenminste een O&O-fonds en/of een of meer werkgeversverenigingen en een of meer werknemersverzekeringen, kunnen vanaf september 2025 de subsidie ook aanvragen.

Ontwikkelpaden

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de opleiding onderdeel uitmaken van een functie of specialisatie uit een van de (momenteel) twaalf zogenaamde Ontwikkelpaden. Deze Ontwikkelpaden zijn gepubliceerd op Rijksoverheid.nl.

Andere voorwaarden

Er gelden nog meer voorwaarden. Zo mag de opleiding niet al vóór 28 februari 2025 zijn ingekocht of zijn gestart en moet de opleiding uiterlijk binnen 13 weken na het aanvragen van de subsidie van start gaan. Ook mag aan degene die opgeleid wordt geen kosten in rekening worden gebracht.

Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie is te vinden in de gepubliceerde Ontwikkelpaden op Rijksoverheid.nl. De hoogte is afhankelijk van het NLQF-niveau. Bij niveau 1,2 of 3 bedraagt de subsidie 90% van de kosten voor scholing, bij niveau 4 40%.

De subsidiabele kosten zijn de in de factuur van de aanbieder vermelde kosten, voor zover dit les-, cursus-, college- of examenkosten zijn. Ook de door de opleider verplicht gestelde literatuur is subsidiabel, mits deze literatuur direct noodzakelijk is voor het volgen en afronden van de opleiding.

Aanvragen

Aanvragen kan via het subsidieportaal Uitvoering Van Beleid gedurende twee tijdvakken: 10 maart 2025 9.00 uur tot en met 30 juni 2025 17.00 uur en 1 juli 2025 9.00 uur tot en met 10 november 2025 17.00 uur.

Tip! Meer informatie over de subsidie, de voorwaarden en het aanvragen van de subsidie, vindt u op de website Uitvoering Van Beleid van SZW.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook in 2025 Noodfonds Energie

Huishoudens met een gering inkomen en een relatief hoge energierekening kunnen ook in 2025 weer een financiële tegemoetkoming krijgen uit het Noodfonds Energie. Het kabinet heeft hierover een akkoord bereikt met de energiemaatschappijen.

Rol Europa

Geld

Voor het Noodfonds is vanuit het kabinet € 60 miljoen beschikbaar gesteld. Vanaf volgend jaar hoopt het kabinet dat hiervoor geld beschikbaar komt via een Europees fonds. Hiervoor moet vóór juli 2025 een aanvraag worden ingediend bij de Europese Commissie. Uit een dergelijk fonds zou ook de isolatie van oude woningen kunnen worden bekostigd als maatregel om de energiekosten voor huishoudens te verlagen. 

Ongeoorloofde staatsteun?

Ook energieleveranciers en netbeheerders dragen bij in de kosten van het Noodfonds. Dit is nodig, omdat er anders sprake kan zijn van ongeoorloofde staatssteun. 

Datum aanvragen nog onbekend

Het is nog niet bekend wanneer huishoudens de tegemoetkoming aan kunnen vragen. Hulp is voor velen dringend nodig, aangezien de gasprijs dit jaar de hoogste piek bereikte in twee jaar. 

Ook de exacte voorwaarden om voor het Noodfonds in aanmerking te komen, zijn nog niet bekend. Vorig jaar konden huishoudens met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum een tegemoetkoming krijgen als zij minstens 8% van hun inkomen kwijt waren aan energiekosten. Bij een inkomen tot 200% van het sociaal minimum dienden huishoudens hieraan minstens 10% van hun inkomen kwijt te zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen aftrek ivf-kosten voor homostellen

Homostellen kunnen de kosten van een ivf-behandeling niet opvoeren als aftrekbare ziektekosten. De Hoge Raad acht een onderscheid met heterostellen op dit punt gerechtvaardigd. Er is dan ook geen schending van een verdragsrechtelijk discriminatieverbod, aldus de hoogste rechter.

Ivf-behandeling

Kinderbestek

In-vitrofertilisatie (ivf) is een vruchtbaarheidsbehandeling waarbij de bevruchting van eicellen buiten het lichaam plaatsvindt. Een ivf-behandeling kan een oplossing zijn voor stellen die ongewild niet zwanger raken. Een ivf-behandeling krijgt men in Nederland alleen op medische indicatie.

Kosten niet aftrekbaar

In de betreffende zaak handelde het om een homostel met een kinderwens. Het stel besloot daarom deel te nemen aan een eiceldonatie- en draagmoederschapprogramma in de VS. De kosten in het kader van de ivf-behandeling en de voorbereiding erop, in totaal ruim € 38.000, waren in aftrek gebracht als zorgkosten. De inspecteur had de aftrek geweigerd.

Geen ziekte of invaliditeit

Het gerechtshof had vastgesteld dat aftrek niet mogelijk was, omdat er geen sprake was van ziekte of invaliditeit. Belastingplichtige voerde nog aan dat bij heterostellen aftrek mogelijk is als na een jaar onbeschermde seks de partner niet zwanger raakt, ook als hiervoor geen medische oorzaak is, maar volgens het Hof is dit niet relevant. Er wordt op dit punt immers slechts aangesloten bij de medische wetenschap.

Geen discriminatie

In cassatie voert de Hoge Raad aan dat er op dit punt geen sprake is van discriminatie tussen homo- en heterostellen. Het uitblijven van een zwangerschap wijst bij homostellen namelijk niet op een verminderde vruchtbaarheid. De Hoge Raad voegt hieraan toe dat ook homostellen in geval van verminderde vruchtbaarheid onder dezelfde voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor aftrek van zorgkosten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen tijdelijke vrijstelling mrb en bpm voor Oekraïens motorrijtuig meer

Oekraïense vluchtelingen die een eigen motorrijtuig mee hebben genomen naar Nederland, hoefden geen Nederlandse motorrijtuigenbelasting (mrb) en belasting van personenauto’s en motorrijtuigen (bpm) te betalen. Deze (tijdelijke) regeling is op 4 maart 2025 beëindigd.

Regeling tijdelijke vrijstelling mrb en bpm

Auto

De regeling Tijdelijke vrijstelling mrb en bpm regelde een vrijstelling van Nederlandse mrb en bpm voor vluchtelingen die met een motorrijtuig uit de Oekraïne naar Nederland waren gekomen. De regeling is een paar keer verlengd, maar is definitief beëindigd op 4 maart 2025.

Let op! De Oekraïense vluchteling moest zich wel aanmelden voor de vrijstelling bij de Belastingdienst.

Al toegekende Bpm-vrijstelling blijft in stand

Vroeg een Oekraïense vluchteling een vrijstelling voor de bpm aan en werd deze ook toegekend, dan hoeft hij ook vanaf 5 maart 2025 geen bpm te betalen.

Let op! De vrijstelling blijft alleen in stand als de vluchteling het motorrijtuig niet binnen één jaar na het verkrijgen van de vrijstelling verkoopt, verhuurt of uitleent. Het is wel toegestaan om het motorrijtuig uit te lenen aan inwonende gezinsleden met een rijbewijs.

Mrb vanaf 5 maart 2025

Door het beëindigen van de regeling moeten Oekraïense vluchtelingen vanaf 5 maart 2025 wel mrb gaan betalen. Hiervoor moet het motorrijtuig uiterlijk op 4 maart 2025 voorzien zijn van Nederlandse kentekenplaten.

Nederlandse kentekenplaten

Is het motorrijtuig nog niet voorzien van Nederlandse kentekenplaten, zet die aanvraag dan zo spoedig mogelijk in gang. Op de website van de Belastingdienst leest u hoe u dat doet.

Let op! Vergeet ook niet minimaal een WA-verzekering af te sluiten. Mogelijk moet het motorrijtuig ook nog APK gekeurd worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanpassing forfaits in schenk- en erfbelasting?

Naar aanleiding van de uitkomsten van een onderzoek naar de actualisatie van rekenforfaits in belastingen doet het Ministerie van Financiën nader onderzoek naar aanpassing van de forfaits in de schenk- en erfbelasting.

Onderzoek

Schenken

In 2024 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de actualisatie van rekenforfaits die gebaseerd zijn op levensverwachting en rente. Deze forfaits worden toegepast in de schenk- en erfbelasting, box 3 van de inkomstenbelasting, de btw en de overdrachtsbelasting. 

De forfaits in de schenk- en erfbelasting, btw en overdrachtsbelasting zijn niet meer aangepast sinds 1980. In de inkomstenbelasting vond de laatste aanpassing plaats in 2001. De levensverwachting is sindsdien echter toegenomen en de huidige rente ligt lager dan in 1980. Om die reden is het onderzoek gestart naar de actualisatie van de forfaits en het voortaan ook actueel houden van de forfaits.

Aanbevelingen

De aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek zijn – kort samengevat – :

  • Actualisaties van de forfaits in de schenk- en erfbelasting, zodat deze beter aansluiten bij de waarde in het economische verkeer van de verkrijging. De onderzoekers raden onder meer aan om voor de levensverwachting voortaan aan te sluiten bij de prognosetafels van het Actuarieel Genootschap. Tevens wordt geadviseerd om niet voor elke verkrijging dezelfde rente toe te passen, maar om die rente te koppelen aan de looptijd van het genotsrecht of de periodiek uitkering. Verder raden zij aan om een verschil te maken tussen vruchtgebruik met of zonder vervreemdings- en verteringsbevoegdheid. Actualisatie van de forfaits zou voortaan eens per tien jaar moeten plaatsvinden.
  • Geen actualisatie van de forfaits in box 3 van de inkomstenbelasting, omdat bij de invoering van het nieuwe box 3-stelsel de (meeste) forfaits in box 3 vervallen.
  • Geen actualisatie van de forfaits in de btw en de overdrachtsbelasting, omdat uniforme aanpassing van de forfaits niet in elke situatie leidt tot een betere benadering van de waarde in het economische verkeer.

Reactie staatssecretaris

De Staatssecretaris van Financiën deelt de conclusie van de onderzoekers dat het raadzaam is om de forfaits in de schenk- en erfbelasting te actualiseren. Als uitgangspunt neemt hij daarbij de aanbevolen prognosetafels van het Actuarieel Genootschap en een sekseneutrale levensverwachting. 

Naar de vraag of een onderscheid tussen vruchtgebruik met of zonder vervreemdings- en verteringsbevoegdheid in de (uitvoerings)praktijk valt te maken, wordt nog een nadere aanvullende analyse uitgevoerd. Verder worden de komende maanden de voorgestelde aanpassingen van de forfaits geanalyseerd en afgewogen tegen uitvoerbaarheid voor zowel dienstverleners en burgers als de Belastingdienst. 

Verdere planning

Het voornemen is om de Tweede Kamer in het derde kwartaal 2025 nader te informeren over de vervolgstappen. De aanbeveling om de forfaits in box 3 van de inkomstenbelasting en de btw en overdrachtsbelasting niet aan te passen, neemt het kabinet over.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verhuur garage btw-belast tenzij

Verhuur van parkeerruimte voor een voertuig is met btw belast. Maar betekent dit dat de verhuur van een garage ook altijd met btw belast is? De Hoge Raad bevestigde onlangs weer een uitspraak van een gerechtshof hierover.

Bergruimte of parkeerruimte?

Bedrijfspand

Een ondernemer verhuurde stenen gebouwen met een plat dak en een kanteldeur waarin plek was voor het stallen van één auto, in de volksmond ook garageboxen genoemd. De ondernemer verhuurde de garageboxen als bergruimten en was daarom van mening dat de verhuur vrijgesteld was van btw. De Belastingdienst was het daar niet mee eens en stelde dat sprake was van verhuur van parkeerruimte voor een voertuig. De ondernemer kreeg daarom een fikse naheffingsaanslag btw opgelegd.

Beroep, hoger beroep en cassatie

De ondernemer was het daar niet mee eens stelde beroep in bij de rechtbank. Daar kreeg hij geen gelijk. De rechtbank vond ook dat sprake was van verhuur van parkeerruimte. Daarop stelde de ondernemer hoger beroep in bij het gerechtshof, die tot dezelfde conclusie kwam. De Hoge Raad liet die conclusie uiteindelijk in stand.

Naar aard en inrichting parkeerruimte

In de rechtszaak werd vastgesteld dat de garageboxen door aard en inrichting bestemd waren om gebruikt te worden als parkeerruimte voor voertuigen. Daarmee stond in feite vast dat de verhuur van deze ruimten moest worden aangemerkt als verhuur van parkeerruimte voor een voertuig en daarmee met btw belast moest worden. Dat de ruimten feitelijk niet gebruikt werden voor het stallen van een voertuig was daarbij niet relevant.

Parkeren contractueel uitsluiten

Is daarmee de verhuur van garageboxen altijd btw-belast? Nee, dat is niet het geval. Als de ondernemer contractueel met de huurders had afgesproken dat de garageboxen niet gebruikt mochten worden voor het stallen van een voertuig, dan was de verhuur btw-vrijgesteld geweest. Nu het gebruik van de garagebox als parkeerruimte niet was uitgesloten, kon de ondernemer van deze uitzondering geen gebruikmaken.

Tip! Verhuurt u garageboxen en wilt u gebruikmaken van een btw-vrijstelling? Neem dan in uw huurcontracten op dat de garagebox niet gebruikt mag worden als parkeerruimte voor een voertuig.

Naar aard en inrichting geen parkeerruimte

Is de ruimte die u verhuurt door aard en inrichting primair bestemd voor andere doeleinden dan parkeren? Dan is de verhuur btw-vrijgesteld, tenzij u contractueel met uw huurder overeenkomt dat de ruimte uitsluitend als parkeerruimte voor voertuigen wordt gebruikt. In dat geval is de verhuur met btw belast.

Let op! ! Houd er wel rekening mee dat niet snel wordt aangenomen dat een ruimte primair bestemd is voor andere doeleinden dan parkeren. Wilt u gebruikmaken van de btw-vrijstelling, dan lijkt het verstandig om een verbod op het gebruik als parkeerruimte op te nemen in uw contracten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer mogelijkheden bedrijven stilleggen bij misstanden arbeidsmigranten

De Nederlandse Arbeidsinspectie krijgt meer mogelijkheden voor stillegging van werkzaamheden bij een bedrijf als er ernstige misstanden met arbeidsmigranten zijn. Ook kunnen er hogere boetes worden opgelegd.

Wettelijke grondslag

Juridisch

Uit onderzoek is gebleken dat de huidige wettelijke mogelijkheid om bij ernstig gevaar het werk stil te leggen ook een wettelijke grondslag biedt om bij ernstige arbeidsmisstanden het werk stil te leggen. Dit is een bredere interpretatie van dit wetsartikel dan tot nu toe werd gehanteerd.

Ernstige misstanden

Bij ernstige misstanden valt te denken aan een werknemer die te maken heeft met een combinatie van slechte omstandigheden. Voorbeelden hiervan zijn het krijgen van heel weinig loon, moeten slapen op de werkplek, veel uren moeten werken, illegaal verblijven of werken, ingenomen bankpassen en reisdocumenten, onduidelijkheid over wie de leidinggevende is, ontbrekende of gebrekkige administratie en fysiek of psychisch geweld.

Stilleggen bij ernstige misstanden

De inspecteurs van de Nederlandse Arbeidsinspectie krijgen handvatten om te bepalen welke (combinatie van) ernstige omstandigheden kunnen leiden tot een stillegging van werkzaamheden. Is er geen sprake meer van ernstig gevaar (de ernstige misstanden), dan wordt de stillegging weer opgeheven.

Inname reisdocumenten

Bij het wederrechtelijk innemen van reisdocumenten/bankpassen kan sprake zijn van een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet vanwege het niet naleven van de verplichting van de werkgever om beleid te maken en maatregelen te treffen om psychosociale arbeidsbelasting (psa) als arbeidsrisico’s te voorkomen of terug te dringen. In dat geval kan de Arbeidsinspectie een waarschuwing opleggen en (na recidive) een boete.

Door het innemen van dergelijke reisdocumenten en/of bankpassen wordt de afhankelijkheid van de werknemer ten opzichte van de werkgever vergroot en het risico op arbeidsmisstanden verhoogd. Ook is er dan veelal sprake van vrijheidsbeperking en stress. Een werkgever is op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht om te zorgen dat dergelijke psychosociale arbeidsbelasting wordt voorkomen. Mocht er bij het constateren van het innemen van dergelijke persoonlijke documenten ook nog sprake zijn van andere ernstige misstanden, dan kan ook sprake zijn van ernstig gevaar volgens de Arbeidsomstandighedenwet. In dat geval kan ook een ordemaatregel in de vorm van een stillegging gerechtvaardigd zijn.

Hogere boetes

De Arbeidsinspectie kan bij overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen die vanaf 1 februari 2025 zijn geconstateerd, hogere boetes opleggen aan werkgevers die zonder de benodigde vergunningen vreemdelingen arbeid laten verrichten. Zo bedraagt het nieuwe boetenormbedrag bij illegale tewerkstelling vanaf 1 februari 2025 € 6.000 voor rechtspersonen bij ‘normale verwijtbaarheid’. Bij opzet of grove schuld of een meer ernstige overtreding kan de maximale boete oplopen tot € 11.250. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Opname 10% pensioen ineens weer uitgesteld?

De mogelijkheid om bij het ingaan van het pensioen maximaal 10% van het pensioen ineens op te nemen wordt waarschijnlijk opnieuw uitgesteld.

In september 2020 was in een wetsvoorstel al de mogelijkheid opgenomen om maximaal 10% van het pensioen ineens op te nemen bij pensionering. Na die tijd is de ingangsdatum keer op keer verschoven. Inmiddels is de beoogde ingangsdatum 1 juli 2025, maar ook die datum lijkt niet gehaald te worden.

Bedrag ineens

Euro

Als het wetsvoorstel uiteindelijk wordt aangenomen, bestaat de mogelijkheid om bij pensionering ineens maximaal 10% van het pensioen op te nemen. Die mogelijkheid komt er dan ook voor lijfrentes.

Opnieuw uitstel?

Op 8 oktober 2024 nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel aan. Desondanks lijkt de beoogde ingangsdatum van 1 juli 2025 niet gehaald te worden.

Het wetsvoorstel ligt nog bij de Eerste Kamer en de regering onderzoekt op dit moment of uitstel wenselijk is. Daarbij lijkt uitstel naar 1 juli 2026 het meest realistisch. Er is echter nog geen definitieve beslissing genomen over het uitstel. Dit gebeurt waarschijnlijk in het voorjaar tijdens de voorjaarsbesluitvorming over de Rijksbegroting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra betaalde alimentatie niet aftrekbaar

Als partners uit elkaar gaan, is vaak sprake van een alimentatieverplichting. Deze alimentatie is bij de betaler meestal aftrekbaar en bij de ontvanger ervan belast. Wordt echter meer betaald dan overeengekomen, dan is de aftrek van het meerdere onzeker.

Retour Roemenië

Schaken

In een uitspraak van het gerechtshof Den Haag blijkt welke aspecten hierbij bepalend zijn. In deze zaak handelde het om een echtpaar dat gescheiden was. Op basis van het echtscheidingsconvenant zou de vrouw na de scheiding terugkeren naar Roemenië en er werd daarom een alimentatie afgesproken van € 300 per maand. De vrouw keerde na drie jaar echter weer terug naar Nederland, waarop partijen afspraken dat de alimentatie verhoogd zou worden naar ruim € 2.500 per maand. 

Wanneer aftrek?

Voor het Hof ging het om de vraag of het meerdere aan alimentatie voor de man aftrekbaar was. Dit is het geval als er rechtstreeks uit het familierecht een wettelijke verplichting tot het betalen van alimentatie volgt. Deze wettelijke verplichting kan blijken uit een gerechtelijke uitspraak, of uit een tussen partijen gemaakte overeenkomst. Aftrek is ook mogelijk bij in rechte vorderbare periodieke betalingen als die berusten op een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud.

Geen verplichting

Het Hof kwam op basis van de stukken tot de conclusie dat de aanvullende alimentatie niet rust op een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende wettelijke verplichting. Ook bleek dat de extra betalingen niet juridisch afdwingbaar waren. Een naderhand opgestelde aanvulling op de echtscheidingsovereenkomst brengt hierin geen verandering, aldus het Hof. De conclusie is dan ook dat het meerdere aan betaalde alimentatie niet aftrekbaar is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Herenhuis hoort deels in box 3

Een huis dat uit drie etages bestaat, kan deels in box 1 en deels in box 3 thuishoren. Bepalend hiervoor is of er sprake is van een zelfstandige woonfunctie per etage en dus van afzonderlijke appartementen. Zo ja, dan is er in dergelijke gevallen geen sprake van een onderdeel of aanhorigheid.

Eén huis, of niet?

Bedrijfspand

In een zaak die onlangs speelde voor de rechtbank Noord-Holland ging het om de vraag wanneer een deel van een woning tot box 1 behoort en wanneer tot box 3. In de betreffende zaak bestond een groot herenhuis uit drie afzonderlijkje verdiepingen. De onderste was in het verleden verhuurd geweest en werd nu door de eigenaar gebruikt die zelf op de bovenste verdieping woonde. De middelste verdieping was verhuurd aan zijn dochter.

Aanhorigheid?

De eigenaar was van mening dat alleen de aan zijn dochter verhuurde etage tot box 3 behoorde. De onderste etage beschouwde hij als een aanhorigheid van de door hem zelf bewoonde bovenste etage. Daarom was hij van mening dat ook de onderste etage als eigen woning moest worden aangemerkt en in box 1 thuishoorde.

Wanneer aanhorigheid?

Volgens eerdere rechtspraak is sprake van een aanhorigheid als een bouwwerk behoort bij een gebouw, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is. Volgens de rechtbank was dat hier niet het geval. De etages hadden namelijk een eigen opgang, adresaanduiding, WOZ-objectnummer en een eigen WOZ-waarde. Ook waren ze elk voorzien van een eigen keuken, badkamer en sanitair. Dit betekent dat de appartementen los van elkaar verkocht zouden kunnen worden en afzonderlijk van elkaar zouden kunnen worden gebruikt als zelfstandige wooneenheden. Ook was de onderste etage in het verleden verhuurd geweest en na een verbouwing afzonderlijk als woning te gebruiken.

Eigen gebruik niet relevant

De rechtbank stond ook stil bij het feit dat de eigenaar de onderste etage na de verhuur weer zelf is gaan gebruiken. Ook dit feit leidde echter niet tot een ander oordeel. De navordering blijft dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fout UWV niet voor rekening uitkeringsgerechtigde

Als door een fout van het UWV ten onrechte geen loonbelasting wordt ingehouden op een uitkering, hoeft de uitkeringsgerechtigde hiervoor niet automatisch op te draaien. Daarbij is wel van belang dat de uitkeringsgerechtigde te goeder trouw was.

Te goeder trouw

Juridisch

Dit blijkt uit een arrest van het gerechtshof in Den Bosch. Dat belanghebbende te goeder trouw was, leidde het Hof af uit de feiten. Het Hof was ook van mening dat de man ervan uit had mogen gaan dat het UWV de inhoudingsverplichting wel was nagekomen. Dat dit niet was gebeurd, was ook niet opgevallen, omdat het slechts om een bedrag van zo’n € 60 per maand ging. Ook ontving de man niet automatisch loonstroken of jaaropgaven. 

Naheffen bij UWV

Het Hof vindt het gelet op deze omstandigheden redelijker dat het risico dan voor rekening van de Belastingdienst komt. Bovendien kan het UWV de verschuldigde loonheffing ook naheffen bij het UWV. Het Hof houdt er daarbij geen rekening mee dat het UWV de verschuldigde loonbelasting wellicht zal verhalen op de uitkeringsgerechtigde. Ook dat deze de verschuldigde loonheffing in dat geval niet kan betalen, laat het Hof buiten beschouwing. Over eventuele kwijtschelding dient namelijk het UWV te beslissen.

Evenredigheidsbeginsel

Het Hof komt – alle omstandigheden afwegende – dan ook tot de conclusie dat de gevolgen van het foutief handelen van het UWV niet voor rekening van de uitkeringsgerechtigde moeten komen. Dit betekent dat ook op grond van het evenredigheidsbeginsel de aanslagen niet in stand kunnen blijven. Volgens dit beginsel mogen de nadelige gevolgen van een besluit immers niet onevenredig hoog zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is een lager gebruikelijk loon mogelijk?

Als u werkt voor uw eigen bv, moet u zichzelf een gebruikelijk loon toekennen. Het normbedrag voor dit gebruikelijk loon bedraagt in 2025 € 56.000. Het gebruikelijk loon kan ook hoger zijn en onder omstandigheden is ook een lager gebruikelijk loon mogelijk. Wanneer is dit laatste het geval en hoe toont u dit aan?

Gebruikelijk loon

Portemonnee

Een gebruikelijk loon geldt voor iedereen die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap én ook werkzaamheden verricht voor die vennootschap. Een dga die werkzaamheden voor zijn bv verricht is het bekendste voorbeeld. 

Het gebruikelijk loon van een dga dient in 2025 te worden vastgesteld op het hoogste bedrag van:

  • het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, of
  • het loon van de meestverdienende werknemer in de bv of verbonden bv’s, of
  • het normbedrag van € 56.000. 

Lager loon uit meest vergelijkbare dienstbetrekking

Als de dga aannemelijk kan maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstberekening lager is dan het aldus berekende gebruikelijke loon, dan mag zijn gebruikelijk loon vastgesteld worden op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Op die manier kan het gebruikelijk loon dus ook lager zijn dan het normbedrag van € 56.000. 

Let op! Houd wel rekening met een discussie met de Belastingdienst over de vraag of het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking niet hoger moet zijn.

Nog lager gebruikelijk loon voor starter of bij verlies

In bepaalde situaties mag het gebruikelijk loon nog lager vastgesteld worden. Zo mogen starters maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen als de continuïteit van de onderneming anders in gevaar komt. Een voorbeeld hiervan zagen we onlangs behandeld door de rechtbank Den Haag.

Niet alles goud wat er blinkt…

In de betreffende zaak ging het om een handelaar in sloopgoud die er ook een juwelierswinkel op na hield. Omdat het slecht ging met de zaken had de dga zich geen gebruikelijk loon toegekend. De inspecteur was het hiermee niet eens en legde een naheffingsaanslag loonheffing op waarbij was uitgegaan van het normbedrag van het gebruikelijk loon van destijds € 48.000 (2025: €56.000). Na bezwaar werd dit teruggebracht tot een naheffing over een loon van € 25.000.

Wie eist, bewijst

De bv was van mening dat de slechte financiële situatie van de bv ertoe diende te leiden dat het gebruikelijk loon op nihil werd gesteld. Omdat de inspecteur het gebruikelijk loon al onder het wettelijk maximum had vastgesteld, diende de bv te bewijzen dat een nog lager gebruikelijk loon was toegestaan.

Gebruikelijk loon te hoog

De rechtbank was met de bv van mening dat het gebruikelijk loon van € 25.000 dat door de inspecteur na bezwaar was vastgesteld, te hoog was. Om dit te kunnen betalen, zouden namelijk de liquiditeiten, voorraden en/of bedrijfsmiddelen moeten worden aangewend. Hierdoor zou de continuïteit van het bedrijf direct in gevaar komen. Uit de wetsgeschiedenis vloeide voort dat dit niet de bedoeling was. De rechtbank voegde hier nog aan toe dat een lager gebruikelijk loon er op termijn niet toe zou leiden dat minder inkomen uit de bv belast zou worden, maar alleen op een later moment.

Winstreserves

Alles overwegende achtte de rechtbank een gebruikelijk loon van nihil echter te laag, waarna het uiteindelijk werd vastgesteld op € 7.500. Uit de feiten bleek namelijk dat er nog wel winstreserves beschikbaar waren waaruit dit bedrag aan gebruikelijk loon betaald kon worden. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Wet banenafspraak door de Tweede Kamer

Op 11 februari 2025 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen met een arbeidsbeperking aangenomen. De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten moet werkgevers stimuleren om meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.

Wat houdt de wet in?

Personeel

De banenafspraak houdt in dat werkgevers een bepaald percentage banen aan mensen met een ziekte of handicap moeten geven. Als het aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking achterblijft, kan de werkgever een boete krijgen in de vorm van een quotumheffing. Omdat de wet als ingewikkeld wordt ervaren is er nu een vereenvoudiging aangenomen.

Vereenvoudiging

Op hoofdlijnen komt deze vereenvoudiging op het volgende neer:

  1. Banenafspraak voor alle werkgevers
    Het kabinet wil af van het onderscheid tussen het bedrijfsleven en de overheid waar het gaat om het creëren van banen voor werknemers die tot de doelgroep behoren.  Op dit moment wordt verwacht dat het bedrijfsleven in 2026 100.000 banen creëert en de overheid  25.000 banen. Dit onderscheid vervalt. Wel blijft de verplichting staan om samen 125.000 banen te creëren. Er komt dus één banenafspraak voor alle werkgevers.
  2. Geen doelgroepverklaring meer
    Het vereiste van het hebben van een doelgroepverklaring komt te vervallen. Hierdoor hoeven werkgevers en werknemers geen speciale verklaring meer aan te vragen bij het UWV om in aanmerking te komen voor het loonkostenvoordeel. Het loonkostenvoordeel blijft bovendien bestaan zolang het dienstverband voortduurt. In de huidige situatie is het loonkostenvoordeel banenafspraak maar drie jaar geldig.
  3. Quotumregeling: inclusiviteitsopslag
    De huidige quotumheffing  gaat verdwijnen. Daarvoor in de plaats wordt gewerkt met een zogeheten inclusiviteitsopslag als heffing en een individuele beloning voor werkgevers: een bonus voor elke baan die zij realiseren. Die bonus is een verhoging van het loonkostenvoordeel (LKV Banenafspraak). 

Bonus van € 5.000

Als de nieuwe quotumregeling (inclusiviteitsopslag) geactiveerd wordt, zullen alle werkgevers die mensen uit de doelgroep in dienst hebben een bonus ontvangen van € 5.000 per gerealiseerde baan van gemiddeld 25,5 uur per week. Voor banen met minder uren wordt de bonus naar rato aangepast. 

Betalen

Werkgevers betalen de inclusiviteitsopslag via de loonaangifte. Het LKV Banenafspraak wordt na afloop van het kalenderjaar uitgekeerd. 

Let op! De no-riskpolis blijft ongewijzigd en kan nog steeds worden toegepast voor werknemers die onder de banenafspraak vallen.

Beoogde resultaten

Genoemde maatregelen beogen het voor werkgevers eenvoudiger en aantrekkelijker te maken om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen en zo de doelstellingen van de banenafspraak te realiseren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aof-premie al jaren te hoog?

In de media klinken geluiden dat werkgevers al jarenlang te veel Aof-premie zouden betalen. Wat speelt hier?

Aof-premie

Geld

Als werkgever betaalt u Aof-premie, een premie voor het arbeidsongeschiktheidsfonds, aan de Belastingdienst. Het UWV financiert uit dit arbeidsongeschiktheidsfonds een aantal werknemersverzekeringen, zoals de WAO en ZW-uitkeringen.

Premie te hoog?

In de media klinken geluiden dat werkgevers al jarenlang te veel Aof-premie betalen. Het arbeidsongeschiktheidsfonds zou gebaseerd zijn op een omslagstelsel. Een omslagstelsel houdt in dat de hoogte van de premie afhankelijk is van de verwachte uitgaven die uit het fonds gedaan moeten worden. Er zouden dan eigenlijk geen structurele overschotten in het fonds aanwezig mogen zijn, maar geschat wordt dat het arbeidsongeschiktheidsfonds eind 2025 een vermogen heeft van € 40 miljard.

Initiatief

Er is een initiatief gestart om in een collectieve actie de mogelijk te veel betaalde Aof-premie terug te vorderen van de Belastingdienst. De initiatiefnemers stellen dat ruim 20% van de betaalde Aof-premie onterecht is.

Tegengeluiden

Zowel het UWV als het ministerie van SZW geven aan dat de Aof-premie niet te hoog is. Uit berichtgeving van de Telegraaf volgt dat het UWV stelt dat geen sprake is van een omslagstelsel,  maar dat de Staat eind jaren negentig al is overgegaan naar een ander stelsel. Een hoogleraar Fiscale Economie twijfelt of dit zo is, aldus de Telegraaf. De Telegraaf meldt ook dat het ministerie van SZW aangeeft dat het arbeidsongeschiktheidsfonds ook gebruikt mag worden om andere gaten te vullen. Zo is de premie bijvoorbeeld in 2025 ook omhoog gegaan om de geschrapte btw-verhoging op cultuur te dekken.

Wat nu?

Vraag is nu of het verstandig is om aan te sluiten bij dit initiatief. Dit is een afweging die u zelf moet maken. Als u daarover twijfelt, neem dan contact met onze adviseurs op, zodat u daarna een beslissing daarover kan nemen.

Let op! Weet wel dat de initiatiefnemers een bijdrage vragen voor het aansluiten bij hun initiatief. Het is dus niet kosteloos en de kans op succes is uiteraard niet gegarandeerd. Wilt u dat onze adviseurs een procedure starten, dan kan dat uiteraard ook, maar ook daar zijn kosten aan verbonden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Teruggaaf of naheffing gedifferentieerde premie Whk

Heeft u een ander gedifferentieerd premiepercentage Whk toegepast in uw aangifte loonheffingen dan door de Belastingdienst is vastgesteld? Dan kunt u de Belastingdienst verzoeken om een teruggaaf of een naheffing. Dat kan nu ook voor 2025.

Te veel of te weinig premie Whk

Kantoor

Er zijn twee situaties waarin het kan voorkomen dat een werkgever te veel of te weinig premie Whk betaalt.

Dat kan gebeuren als een werkgever te laat, dat wil zeggen na 1 januari, een gedifferentieerd premiepercentage Whk van de Belastingdienst ontvangt. In zo’n geval kan het van de Belastingdienst ontvangen percentage afwijken van het in de aangifte loonheffingen gebruikte percentage. Dat kan ook gebeuren bij starters als zij pas, nadat zij de eerste aangifte loonheffingen hebben gedaan, een gedifferentieerd premiepercentage Whk ontvangen. 

Maar ook als een werkgever op tijd een gedifferentieerd premiepercentage Whk ontvangt, kan een werkgever te veel premie Whk betalen. Dat kan gebeuren als de werkgever bezwaar maakt tegen de beschikking waarin het premiepercentage is opgenomen en de Belastingdienst dit percentage daarna moet bijstellen.

Geen correctie, maar formulier

In de hiervoor beschreven situaties hoeft de werkgever geen correctie te versturen voor de gedifferentieerde premie Whk, maar kan hij via een formulier verzoeken om een teruggaaf of naheffing van de premie.

Let op! U kunt dit doen voor de jaren 2020 tot en met 2024 én 2025 via het volgende formulier.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toezicht gestart op digitale diensten onder DSA

In Nederland is het toezicht gestart op digitale diensten die onder de Europese Digital Services Act (DSA) vallen. Doel is de grondrechten van gebruikers beter te beschermen, online misleiding en illegale informatie aan te pakken en een gelijk speelveld te realiseren voor gebruikers.

Wie?

Mobiel

De Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) gaan de naleving van de DSA in Nederland handhaven.

Voor wie geldt DSA?

Naast online marktplaatsen, geldt de DSA ook voor sociale netwerken, zoekmachines, cloudaanbieders, online reis- en accommodatieplatforms, internetproviders en diensten om content te delen, zoals videoplatforms. 

Regels voor digitale diensten

De regels waar digitale diensten zich aan te houden hebben, betekenen onder meer een verbod op het personaliseren van advertenties op grond van bijvoorbeeld geloofsovertuiging of seksuele geaardheid. Minderjarigen genieten een extra bescherming om te voorkomen dat er ongepaste reclame op hun scherm verschijnt.

Ingrijpen bij meldingen

De DSA bevat ook verplichtingen als online dienstverleners meldingen krijgen van gebruikers, bijvoorbeeld over illegale content. Ook hierop houdt de ACM toezicht. Ook overtredingen van elders gevestigde online diensten kunnen worden gemeld bij de ACM.

Rol Europese Commissie

De Europese Commissie houdt zelf toezicht op de 25 grootste Europese bedrijven die onder de DSA vallen, zoals Amazon, Google en Booking.com.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoge Raad doet uitspraak over extern ondernemerschap

In het Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst. De Raad heeft geantwoord dat gekeken moet worden naar diverse omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang. Het gaat dus om een zogeheten holistische toets. Voor de kwalificatievraag is de bedoeling van partijen niet van belang.

Waar moet op worden gelet?

Handen schudden

De holistische toets betreft dus het kijken naar de diverse omstandigheden. Het gaat daarbij om:

  1. de aard en duur van de werkzaamheden;
  2. de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  3. de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
  4. het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  5. de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen;
  6. de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  7. de hoogte van deze beloningen;
  8. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
  9. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht, zich als ondernemer gedraagt, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, het aantal opdrachtgevers, en de duur van de opdrachten.

Geen rangorde

De Hoge Raad heeft in genoemd Deliveroo-arrest geen rangorde aangebracht in deze omstandigheden. Momenteel is hierover een wetsvoorstel in voorbereiding. De Hoge Raad ziet nu in de recente Uber-zaak evenmin een reden voor het aanbrengen van een rangorde. Niet één aspect is dus bepalend. Zelfs als iemand zich vrijelijk mag laten vervangen door een ander, wat duidt op zelfstandigheid, kan het, vanwege alle andere aspecten, nog steeds een arbeidsovereenkomst zijn.

Ondernemerschap

Dit houdt in de praktijk dus in dat hetzelfde werk, voor dezelfde opdrachtgever, voor iemand met 
‘ondernemerschap’ geen arbeidsovereenkomst is, en voor iemand zonder ‘ondernemerschap’ wel.

Het begrip ‘ondernemerschap’ ziet op de algemene (ondernemers)situatie van de werkende, en kan dus ook betrekking hebben op omstandigheden buiten de specifieke verhouding tussen de werkende en zijn opdrachtgever.

Posted in Niet gecategoriseerd

30%-regeling bij een Oekraïnse werknemer?

Kunt u de 30%-regeling toepassen als u een Oekraïner in dienst neemt? Twee gerechterlijke uitspraken wijzen uit dat het antwoord op die vraag niet eenvoudig en zeker niet eenduidig is. Dit hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden.

In de ene uitspraak kon de Oekraïner de 30%-regeling niet toepassen, in de andere uitspraak wel. We bespreken de twee casussen hierna, zodat u inzicht heeft in hoe de rechters tot deze conclusies kwamen.

Oekraïner al woonachtig in Nederland?

Juridisch

Een Oekraïner van wie zijn gezin vanaf 22 maart 2022 staat ingeschreven in Nederland en hij vanaf 28 september 2022, verblijft – volgens zijn eigen verklaring – vanaf 31 juli 2022 onafgebroken in Nederland. Tot oktober 2022 heeft hij op afstand gewerkt voor een Oekraïens bedrijf. Vier dagen na aankomst in Nederland stuurt hij een cv naar een Nederlandse werkgever, waar hij op 2 september 2022 een aanbod voor een baan krijgt. Hij sluit op 17 oktober 2022 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de Nederlandse werkgever en start zijn werkzaamheden in de functie van solutions engineer op 18 oktober 2022.

De vraag is of de Oekraïner uit het buitenland is aangeworven, dan heeft hij namelijk wel recht op de 30%-regeling, of dat hij al in Nederland woonde op het moment van aanwerven. De rechtbank oordeelt dat deze vraag beantwoord moet worden op het moment dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Bepalend is dus of de Oekraïner op 17 oktober 2022 in Nederland woonde of in het buitenland. Gezien de feiten en omstandigheden acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de Oekraïner op 17 oktober 2022 nog in het buitenland woonde. De Oekraïner kwalificeert, naar het oordeel van de rechtbank, daarom niet als ingekomen werknemer en de 30%-regeling kan niet worden toegepast.

Oekraïner nog woonachtig in het buitenland?

In een andere casus komt een rechtbank wel tot het oordeel dat een Oekraïner bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst nog in het buitenland woonde. Deze Oekraïner is in maart 2022 met zijn vrouw en kinderen naar Nederland gevlucht vanwege de oorlog in zijn thuisland. Zij hebben in Nederland een tijdelijk verblijfsrecht en een tijdelijke woning gekregen. In Oekraïne huren zij een appartement. Vanaf april 2022 tot en met augustus 2022 is de Oekraïner werkzaam geweest als opvarende op een schip dat onder Liberiaanse vlag in internationale wateren voer. Op 1 september 2022 sluit hij een arbeidsovereenkomst met een Nederlandse werkgever en op 11 oktober 2022 start hij met zijn werkzaamheden.

De rechtbank is van oordeel dat de Oekraïner op 1 september 2022 niet zijn woonplaats in Nederland had. Hij is dus een ingekomen werknemer en de 30%-regeling kan worden toegepast. Van belang bij dit oordeel vond de rechtbank onder meer dat de Oekraïner de huurwoning in Oekraïne aanhield en de kosten daarvoor bleef betalen. Hieruit volgt dat niet de intentie bestond om langere tijd in Nederland te verblijven, maar dat het verblijf was ingegeven door de uitbraak van de oorlog in Oekraïne. Bovendien voer de Oekraïner tot en met augustus 2022 nog onder Liberiaanse vlag en had hij een tijdelijk verblijfsrecht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook laag btw-tarief voor kunst via 3D-printer

Kunst is onder voorwaarden belast tegen het lage btw-tarief van 9%. Een van de voorwaarden is dat het voorwerp geheel van de hand van de kunstenaar moet zijn. Dit is ook het geval als door de kunstenaar gebruik wordt gemaakt van een 3D-printer.

3D-printer

Sparen

In een zaak die speelde bij rechtbank Noord-Holland was sprake van een kunstenares die beeldjes vervaardigde van zwangere vrouwen of alleen van hun buik. Bij de vervaardiging ervan gebruikte zij een 3D-printer. Daarbij bewerkte zij de scans met digitale software, overeenkomstig de wensen van de klant. De beeldjes werden van verschillende materialen vervaardigd, zoals van koper en staal. Na de print werden de beeldjes door de kunstenares afgewerkt.

Kunst of niet?

Voor de rechtbank speelde de vraag of er al dan niet sprake was van kunst. De inspecteur stelde van niet, onder andere omdat de beeldjes niet helemaal van de hand van de kunstenares waren en een commercieel karakter hadden.

Voorwaarden laag btw-tarief

De rechtbank stelde vast dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat standbeelden en beeldhouwwerken onder het lage btw-tarief vallen als het gaat om:

  • een origineel standbeeld of beeldhouwwerk
  • dat geheel van de hand van de kunstenaar is, én 
  • geen commercieel karakter heeft. 

Volgens de rechtbank voldeden de beeldjes aan deze eisen.

Geen massaproductie

Dat er sprake was van originele beeldjes stond buiten kijf. Uit eerdere rechtspraak was duidelijk dat de tweede voorwaarde, dat het kunstwerk geheel van de hand van de kunstenaar moet zijn, betekende dat er geen sprake mag zijn van massaproductie. Het gebruik van een 3D-printer staat hieraan volgens de rechtbank niet in de weg, omdat er bij iedere soort kunst nu eenmaal gebruik wordt gemaakt van werktuigen. 

Ook geen commercieel karakter

Ook aan de derde voorwaarde werd voldaan, omdat er geen sprake was van een commercieel karakter. Hiervan is namelijk sprake als een product naar maatschappelijke opvattingen uiterlijke gelijkenis vertoont met industriële of ambachtelijke producten waarvoor het algemene btw-tarief geldt. Ook dit was hier niet aan de orde. De rechtbank stelde de kunstenares dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onvoldoende financiën geen belemmering voor HIR

Als u over onvoldoende financiële middelen beschikt, betekent dit nog niet dat u geen herinvesteringsreserve (HIR) kunt vormen. Dit is voor een HIR namelijk geen vereiste, aldus een arrest van het gerechtshof in Den Bosch.

Herinvesteringsreserve (HIR)

Euro

Als u boekwinst maakt op een bedrijfsmiddel, moet u hier in beginsel belasting over betalen. U kunt dit voorkomen door de boekwinst te reserveren in een HIR. Koopt u later een vervangend bedrijfsmiddel, dan kunt u de HIR afboeken op de boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel. U kunt daardoor minder afschrijven op het nieuwe bedrijfsmiddel. U betaalt daardoor meer belasting, zij het wel gespreid en op een later moment: een belangrijk voordeel ten opzichte van direct afrekenen.

Investeringsvoornemen

De HIR kent wel enkele voorwaarden. Zo is onder meer van belang dat er een investeringsvoornemen is. Dit betekent dat u een HIR in principe binnen drie jaar na het jaar van ontstaan ervan moet afboeken op een ander aangeschaft bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan valt de HIR op het eind van dat jaar in de winst en betaalt u alsnog in één keer belasting over de boekwinst. De genoemde termijn van drie jaar geldt niet als er vertraging in de investering is opgetreden door bijzondere omstandigheden. Er is dan wel vereist dat er een begin van uitvoering van de investering is gemaakt.

Onvoldoende financiën

In bovengenoemde rechtszaak was sprake van een bv die een HIR wilde vormen, maar waarbij dit niet op de goedkeuring van de inspecteur kon rekenen. Volgens de inspecteur ontbrak het de bv aan voldoende financiën toen deze de HIR wilde vormen, zodat er geen sprake kon zijn van een investeringsvoornemen.

Financiering niet doorslaggevend

Uit genoemd arrest blijkt dat het bezit van onvoldoende financiële middelen op het moment van vorming van de HIR niet automatisch aan de HIR in de weg hoeft te staan. Dit kan wel zo zijn als binnen drie jaar na het jaar van ontstaan ervan de HIR niet kan worden afgeboekt op een ander aangeschaft bedrijfsmiddel als hiervoor de financiën ontbreken. U voldoet dan namelijk niet aan de wettelijke eisen, maar de inspecteur moet dit dan wel aannemelijk maken.

Vrije bewijsleer

De uitspraak van het Hof Den Bosch maakt ook duidelijk dat de HIR een vrije bewijsleer kent. Ofwel, u mag zelf kiezen hoe u aannemelijk maakt dat u een investeringsvoornemen heeft. Dit hoeft niet per sé uit stukken te blijken. In bovengenoemde zaak was er echter voldoende bewijs in de vorm van onder andere e-mails van de bank, dat er daadwerkelijk een investeringsvoornemen bestond. Het Hof stelde de bv dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fouten in vooraf ingevulde aangifte IB 2022 en 2023

In de vooraf ingevulde aangifte (VIA) inkomstenbelasting (IB) 2022 en 2023 kunnen fouten voorkomen. De Belastingdienst stuurt hierover momenteel brieven.

Onjuiste wisselkoersen

Laptop

In de VIA IB 2022 en 2023 kunnen onjuiste wisselkoersen gebruikt zijn. Hierdoor kan er mogelijk een verkeerde verrekenbare buitenlandse bronbelasting of kunnen er verkeerde saldi van buitenlandse bank-, spaar- en beleggingsrekeningen in de VIA opgenomen zijn.

Wat nu?

Het gebruik van de onjuiste wisselkoersen in de VIA betekent niet automatisch dat uw aangiften IB 2022 en/of 2023 fouten bevatten. Mogelijk speelde dit probleem niet in uw VIA, mogelijk zijn onjuiste wisselkoersen al onderkent bij het invullen van uw aangiften IB. U hoeft dan ook niet zelf in actie te komen, maar kunt wachten op een brief van de Belastingdienst.

Brief Belastingdienst

Ontvangt u een brief van de Belastingdienst hierover en staat daarin dat u in actie moet komen? Neem dan contact met ons op. Op de achterkant van de brief staat het bedrag dat in de VIA was opgenomen én het juiste bedrag. Wij kunnen uw aangiften dan controleren met deze bedragen en waar nodig nieuwe aangiften IB voor u indienen.

Let op! U hoeft niet in actie te komen als een nieuwe aangifte IB zou leiden tot een teruggaaf van maximaal € 15. De Belastingdienst keert in zo’n geval al automatisch een bedrag van € 15 uit op uw bij de Belastingdienst bekende bankrekeningnummer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Naheffing btw bij ‘abnormaal lage’ prijs auto?

Als een bv een auto aan zijn dga verkoopt, moet dit tegen de werkelijke waarde van de auto. Ligt het verkoopbedrag onder de werkelijke waarde van de auto en wordt de rest betaald via verkapt dividend, dan kan er een naheffing btw volgen. Of dit gebeurt is niet zeker, nu twee gerechtshoven hierover verschillend hebben geoordeeld.

Aankoop via verkapt dividend

Auto

In een zaak voor het Hof Amsterdam nam een dga de auto van zijn bv over tegen een prijs van € 15.000, terwijl de waarde van de auto € 75.000 bedroeg. Voor de rest van de waarde was verkapt dividend uitgedeeld. Voor de btw was slechts rekening gehouden met de betaalde € 15.000, hetgeen de bv een naheffing opleverde over het meerdere van € 60.000.

In een soortgelijke zaak voor het Hof Den Bosch werd een auto met een waarde van € 29.750 aan de dga verkocht voor € 2.624. Ook nu werd voor de rest van de waarde verkapt dividend uitgekeerd. De bv had over de volledige waarde van de auto btw afgedragen, maar ging tegen de eigen aangifte in bezwaar.

Gerechtshoven oordelen verschillend

Hoewel beide zaken onderling weinig verschillen, komen de gerechtshoven toch tot een ander oordeel. Hof Amsterdam oordeelde dat er sprake is van misbruik van recht en stelde de Belastingdienst in het gelijk. Hof Den Bosch vond dat er geen sprake is van misbruik van recht en stelde de bv in het gelijk.

Wanneer misbruik van recht?

Bij een transactie kan misbruik van recht worden aangenomen als in strijd met doel en strekking van de wet een belastingvoordeel wordt toegekend én het wezenlijke doel van de betrokken transactie erin bestaat dit belastingvoordeel te verkrijgen. 

Overwegingen strijdig met elkaar

Volgens het Hof Amsterdam was aan deze definitie voldaan. Er was immers sprake van een abnormaal lage vergoeding voor de auto en door middel van deze constructie zou de auto vrijwel zonder btw overgaan naar de dga.

Hof Den Bosch vond niet dat er sprake is van misbruik van recht. Een abnormaal lage vergoeding is hiervoor onvoldoende en bovendien behoort dividend slechts bij uitzondering tot de vergoeding die voor de btw in aanmerking moet worden genomen. Er moet volgens het Hof dan een rechtstreeks verband bestaan tussen de aankoop van de auto en het verkapte dividend. De inspecteur moet dit bovendien aannemelijk maken. Omdat dit volgens het Hof niet lukte, stelde het Hof de bv in het gelijk.

Wachten op uitspraak Hoge Raad

Het wachten is nu op de Hoge Raad, want in beide zaken wordt vrijwel zeker in cassatie gegaan. We houden u uiteraard op de hoogte.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere proceskostenvergoeding WOZ- en bpm-zaken mag

De Hoge Raad, de hoogste rechter in Nederland, is akkoord met de beperking van de proceskostenvergoeding in WOZ- en bpm-zaken. Volgens de Hoge Raad bestaat voor deze beperking een ‘objectieve en redelijke rechtvaardiging’.

Vergoeding proceskosten

Juridisch

Wie bij een geschil in een belastingzaak naar de rechter stapt, kan een vergoeding van de proceskosten vragen. De vergoeding wordt in de regel toegewezen als een zaak wordt gewonnen. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld volgens vaste normen en dekt meestal maar een deel van de kosten.

Beperking proceskosten WOZ en bpm

Sinds 2024 bestaat er een beperking van de vergoeding van proceskosten in WOZ- en bpm-zaken. Dit heeft te maken met het feit dat in dit soort zaken vaak wordt geprocedeerd op no cure no pay-basis. Degene die procedeert draagt de ontvangen vergoeding, wanneer de zaak wordt gewonnen, dan over aan zijn adviseur en kan zodoende ‘gratis’ procederen.

Omvang beperking

De beperking van de proceskosten komt erop neer dat van de vaste vergoeding voor externe advieskosten slechts 25% wordt uitgekeerd wanneer een zaak inhoudelijk wordt gewonnen. Wordt op andere gronden gewonnen, bijvoorbeeld op grond van een vormfout, dan bedraagt de vergoeding slechts 10% van de standaardvergoeding.

Uitzonderingen mogelijk

De Hoge Raad vindt van belang dat de beperking alleen van toepassing is als er op no cure no pay-basis wordt geadviseerd, de proceskostenvergoeding aan de adviseur wordt overgemaakt en de procederende partij dus geen financieel risico loopt. Ook wordt de vergoeding alleen beperkt als de procedure zodanig wordt gevoerd dat de toegekende proceskostenvergoeding de in redelijkheid gemaakte kosten ver overtreft. Dit is in WOZ- en bpm-zaken nogal eens het geval. 

Let op! Is bovengenoemde situatie niet aan de orde, dan is het aan de belastingplichtige om dit aan te tonen. In dat geval wordt de reguliere proceskostenvergoeding uitgekeerd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Houd uitgaven zakelijk en privé goed gescheiden

Als ondernemer in de inkomstenbelasting, maar ook als dga van een bv, kunnen zakelijk en privé nogal eens door elkaar lopen. Het is echter van belang deze zaken goed te scheiden, anders kunt u zomaar met naheffingen, navorderingen en boetes geconfronteerd worden.

Kantoor naast woning dga

Rekenen

In een zaak bij rechtbank Zeeland-West-Brabant handelde het om een bv die met een kantoor gevestigd was naast de woning van de dga. De dga had een hovenier opdracht gegeven de tuin aan te leggen, alsmede parkeerplaatsen inclusief bestrating. De werkzaamheden hadden zowel betrekking op de kantoorruimte als op de woning.

Zakelijk en privé gebruikt

Bij een boekencontrole bleek dat twee van de zes facturen op naam van de bv waren gezet voor in totaal ruim € 5.600. Volgens de inspecteur was echter voor een bedrag van € 2.698 ten onrechte de btw verrekend, aangezien het voor dit deel om privéuitgaven van de dga handelde. Dit leverde een naheffing met boete op, waarna de zaak voor de rechter kwam.

Bedrijfsmatig gebruikt?

Voor de rechtbank stond de vraag centraal of de geleverde diensten van de hovenier zakelijk werden gebruikt en of de bv als afnemer van deze diensten kon worden aangemerkt. Volgens de rechtbank was dit niet het geval. Zo was de offerte gericht aan en ondertekend door de dga. Bovendien bleken zowel het kantoor als de woning eigendom te zijn van de dga. Dat twee van de zes facturen aan de bv waren gericht, maakte nog niet dat er een rechtsbetrekking tussen de hovenier en de bv bestond. Van belang was ook dat een deel van de diensten tevens privé werd gebruikt, zoals de aanleg van de parkeerplaatsen. Tenslotte speelde een rol dat een specificatie van de zakelijke en privéwerkzaamheden ontbrak en dat hierover tussen de dga en de bv ook geen afspraken waren gemaakt. 

De rechtbank liet de naheffing inclusief boete dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuw standpunt verrekening pensioenrechten ex-samenwoners

De staatssecretaris van Financiën heeft een Besluit geactualiseerd inzake lijfrentes en andere periodieke uitkeringen. Een belangrijke wijziging in het Besluit betreft de verrekening van pensioenrechten tussen voormalig samenwonenden.

Onderhoudsverplichting

Schaken

Het geactualiseerde Besluit bevat een goedkeuring die zich kan voordoen als samenwonenden het samenwonen beëindigen en de verplichting tot verevenen van het ouderdomspensioen overeengekomen zijn. Pensioenuitvoerders zijn bij ex-samenwoners niet verplicht om mee te werken aan verevening. In dat geval kan de verplichting ook worden afgekocht. 

Als de verplichting wordt afgekocht dan kan de afkoopsom volgens het Besluit onder voorwaarden als aftrekbare onderhoudsverplichting worden aangemerkt. Als voorwaarde geldt dat de verrekening van de pensioenrechten voortvloeit uit een notarieel samenlevingscontract dat tussen de samenwoners is opgesteld.

Gelijkstelling

De goedkeuring volgt uit de wens tot gelijkstelling met gehuwden en geregistreerde partners. Voor hen is een dergelijke afkoopsom die voortvloeit uit de verrekening van pensioenrechten namelijk aftrekbaar, maar voor samenwoners niet. Door het Besluit geldt de aftrekbaarheid nu ook voor hen.

Let op! Een dergelijke afkoopsom is bij de ontvanger ervan ook belast..

En verder

Het Besluit bevat verder een aantal standpunten die al eerder door kennisgroepen van de Belastingdienst kenbaar is gemaakt. Ook zijn enkele standpunten geschrapt die zich in de praktijk nauwelijks nog voor zullen doen. Mocht dit in een bepaald geval zijn belang toch nog niet hebben verloren, dan kan het standpunt zoals verwoord in het ingetrokken Besluit uit 2022 alsnog worden toegepast.

Let op! Dit Besluit vervangt een eerder Besluit uit 2022.

Posted in Niet gecategoriseerd

Massaalbezwaarprocedure voor belastingrente Vpb

Bezwaren tegen de belastingrente op aanslagen vennootschapsbelasting zijn aangewezen als massaal bezwaar. Het blijft wel noodzakelijk om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.

Belastingrente Vpb in strijd met evenredigheidsbeginsel

Euro

Rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 7 november 2024 dat de belastingrente die de Belastingdienst berekent over aanslagen vennootschapsbelasting (Vpb) in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn veel bezwaarschriften tegen de belastingrente bij de Belastingdienst binnengekomen.

Aanwijzing massaal bezwaar

Om te zorgen voor een efficiënte en eenduidige afdoening van deze bezwaarschriften heeft de Staatssecretaris van Financiën (bij besluit van 7 februari 2025) de bezwaren tegen de vanaf 1 oktober 2020 in rekening gebrachte belastingrente voor de Vpb aangewezen als massaal bezwaar. Dit betekent dat de Belastingdienst nu nog geen uitspraak doet op deze bezwaren, maar deze aanhoudt.

De staatssecretaris heeft sprongcassatie – dit betekent dat het hoger beroep bij een gerechtshof wordt overgeslagen – tegen de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland ingesteld. Na de uitspraak van de Hoge Raad doet de Belastingdienst één gezamenlijke collectieve uitspraak op alle bezwaren.

Wel tijdig bezwaar maken!

Voorwaarde om te vallen onder het massaal bezwaar is dat u tijdig, dat wil zeggen binnen zes weken na dagtekening van de aanslag, bezwaar maakt tegen de belastingrente. U kunt nu dus niet achteroverleunen en de uitspraak van de Hoge Raad afwachten, maar u moet bij een aanslag met belastingrente wel in actie komen.

Let op! Maakte u bezwaar, maar deed de Belastingdienst al vóór 7 februari 2025 uitspraak op dit bezwaar? Dan valt u niet onder het massaal bezwaar. U moet dan in beroep bij de rechtbank om uw rechten veilig te stellen.

Zijn in uw bezwaar ook nog andere bezwaren opgenomen dan de belastingrente, dan doet de Belastingdienst op die andere bezwaren wel al een uitspraak. Wijst de Belastingdienst deze andere bezwaren (gedeeltelijk) af, dan kunt u in beroep bij de rechtbank.

Belastingrente andere belastingen

De aanwijzing massaal bezwaar geldt ook voor bezwaren tegen in rekening gebrachte belastingrente voor de bronbelasting, de solidariteitsbijdrage, de minimumbelasting en het winstaandeel.

Let op! Voor belastingrente voor alle andere belastingen geldt de aanwijzing massaal bezwaar echter niet. Bezwaren tegen de belastingrente op bijvoorbeeld een aanslag inkomstenbelasting houdt de Belastingdienst dus niet aan.

Andere werkwijze bij voorlopige aanslagen

Is op een voorlopige aanslag Vpb belastingrente berekend, dan geldt een andere werkwijze. Tegen de belastingrente op een voorlopige aanslag kunt u namelijk niet rechtstreeks in bezwaar. U moet eerst een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag indienen. De Belastingdienst wijst dit verzoek dan af en daartegen kunt u in bezwaar. Als dit bezwaar tijdig is gedaan, valt dit in de massaalbezwaarprocedure.

Let op! U kunt niet volstaan met alleen een bezwaar tegen de definitieve aanslag waarmee de voorlopige aanslag verrekend wordt. Als u dat doet, loopt de belastingrente die berekend is op de voorlopige aanslag namelijk niet in het bezwaar mee. U moet dus altijd ook een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag doen en tegen de afwijzing daarvan bezwaar maken.

Meer informatie

Neem voor meer informatie over de massaalbezwaarprocedure en wat aansluiting daarbij voor uw situatie betekent, contact op met onze adviseurs. Zij kunnen samen met u bespreken wat in uw situatie raadzaam is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuw overzicht bijtelling privégebruik auto van de zaak

De Belastingdienst heeft een nieuw overzicht gepubliceerd van de verschillende bijtellingspercentages die gelden voor het privégebruik van een auto van de zaak. Hoe wordt dit berekend en wat zijn de nieuwe percentages voor 2025?

De percentages worden in principe berekend over de cataloguswaarde. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in auto’s mét en auto’s zonder CO2-uitstoot, auto’s met een datum van eerste toelating van vóór 2017 en op of na 1 januari 2017 en tussen auto’s waarbij de datum van eerste toelating afwijkt van de datum van eerste tenaamstelling.

Auto’s met CO2-uitstoot

Auto

Voor auto’s met CO2-uitstoot is het van belang of de datum van eerste toelating op of na 1 januari 2017 is. Is dit op of na 1 januari 2017, dan bedraagt de bijtelling 22% van de cataloguswaarde. In alle andere gevallen bedraagt de bijtelling 25%, tenzij de auto ouder is dan 15 jaar. Dan is de bijtelling 35% van de waarde in het economisch verkeer en dus niet van de cataloguswaarde.

Auto’s zonder CO2-uitstoot

Voor auto’s zonder CO2-uitstoot is allereerst van belang of de datum van eerste toelating op of na 1 januari 2017 ligt. Is dit op of na 1 januari 2017, dan is de datum van eerste toelating bepalend voor de korting op de standaardbijtelling. Afhankelijk van het jaar van eerste toelating varieert de korting van 5 tot 14%. De bijtelling varieert dus van 8 tot 17%. Daarnaast is de datum van eerste toelating bepalend voor het deel van de cataloguswaarde waarvoor de korting geldt (cap). Dit varieert van € 30.000 tot € 45.000. Voor auto’s op waterstof of zonnecellen geldt de korting over de hele cataloguswaarde.

Indien een auto gebruik kan maken van een korting op de standaardbijtelling, dan geldt die korting gedurende de maand van eerste toelating + 60 volle maanden. Na afloop van die periode wordt de eventuele korting opnieuw vastgesteld op basis van de dan geldende regelgeving. Vervolgens verandert de bijtelling ook als de wet wijzigt. 

Andere datum eerste tenaamstelling

Bij auto’s zonder CO2-uitstoot met een datum van eerste toelating van vóór 2017, is de datum van de eerste tenaamstelling bepalend voor de korting. Die kan namelijk anders zijn dan de datum van eerste toelating. 

Let op! De datum van eerste toelating is de datum waarop de auto voor het eerst in gebruik is genomen in Nederland of daarbuiten. Bij nieuwe auto’s is dit het moment waarop voor het eerst een kenteken is afgegeven. Bij import van een gebruikte auto kan dit dus anders zijn.

Minimumbijtellingspercentages

Overigens zijn de forfaitaire bijtellingspercentages altijd minimumpercentages. Bij excessief privégebruik heeft de Belastingdienst altijd de mogelijkheid een hogere bijtelling te rekenen. De bewijslast ligt daarvoor evenwel bij de Belastingdienst.

Algemeen bijtellingspercentage privégebruik auto

   Percentage
 datum 1e toelating op of na 1 januari 2017   22%
 datum 1e toelating vóór 1 januari 2017   25%
 auto’s ouder dan 15 jaar   35%

Auto’s zonder CO2-uitstoot, met datum 1e toelating op of na 1 januari 2017

 Korting in 2025 op het algemeen bijtellingspercentage tot het bedrag van de cap  Cap  Korting
 datum 1e toelating 2025  € 30.000  5%
 datum 1e toelating 2024 en 2023  € 30.000  6%
 datum 1e toelating 2022  € 35.000  6%
 datum 1e toelating 2021  € 40.000  10%
 datum 1e toelating 2020, na afloop van de 60-maandentermijn  € 30.000  5%
 datum 1e toelating 2020, binnen de 60-maandentermijn  € 45.000  14%
 datum 1e toelating 2019, 2018 en 2017  € 30.000  5%
 Voor waterstof- en zonnecelauto’s geldt de cap niet: de korting wordt berekend over de hele grondslag.    

Auto’s zonder CO2-uitstoot, met datum 1e toelating vóór 1 januari 2017

 Korting in 2025 op het algemeen bijtellingspercentage tot het bedrag van de cap,
afhankelijk van de datum 1e tenaamstelling 
Cap  Korting
 datum 1e tenaamstelling 2025  € 30.000  5%
 datum 1e tenaamstelling 2024 en 2023  € 30.000  6%
 datum 1e tenaamstelling 2022  € 35.000  6%
 datum 1e tenaamstelling 2021  € 40.000  10%
 datum 1e tenaamstelling 2020, na afloop van de 60-maandentermijn  € 30.000  5%
 datum 1e tenaamstelling 2020, binnen de 60-maandentermijn  € 45.000  14%
 datum 1e tenaamstelling vóór 2020  € 30.000  5%
 Voor waterstof- en zonnecelauto’s geldt de cap niet: de korting wordt berekend over de hele grondslag.    
Posted in Niet gecategoriseerd

Geen terugbetaling TVL door hotelketen

Een grote hotelketen hoeft de ten tijde van de coronacrisis de te veel ontvangen TVL-subsidie niet terug te betalen. Dit heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) beslist.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

Horeca

De TVL was een tegemoetkoming in de vaste lasten die een bedrijf tijdens de coronacrisis maakte. Zo was er in die periode soms sprake van een verplichte sluiting, zodat de vaste lasten moeilijker via de omzet gedekt konden worden. De omvang van de TVL was afhankelijk van het omzetverlies en van het percentage vaste lasten binnen de bedrijfstak.

Bedrijfsovername

De discussie rond de terug te betalen TVL-subsidie ontstond nadat binnen de hotelketen een bedrijfsovername had plaatsgevonden. Daarbij was aan het overgenomen bedrijf TVL verstrekt, waardoor het maximum aan TVL dat voor concerns gold, werd overschreden. Dit werd later teruggevorderd.

Moment vaststellen TVL

In bovengenoemde zaak die voorlag voor het CBb stond een aantal zaken ter discussie. Een van de zaken die aan de orde kwam was welk moment voor het recht op TVL beslissend is. Uit de uitspraak blijkt dit het moment van subsidieverlening en -vaststelling te zijn. Daarmee verwerpt het CBb de opvatting dat de periode van subsidieverlening bepalend moet zijn.

Terugvorderen mag niet

Op grond van bovenstaand uitgangspunt was aan de hotelketen ruim € 774.000 te veel TVL verstrekt. Dit betekende echter niet dat de TVL van het overnemende concern verlaagd mocht worden met de aan het overgenomen bedrijf verstrekte TVL, zoals gebeurd was. Dit kan namelijk slechts op een beperkt aantal wettelijke gronden waarvan in deze zaak geen sprake was. Het CBb stelde het concern op dit punt dan ook in het gelijk.

Definitief

Het CBb is de hoogste rechterlijke instantie in dit soort zaken, wat betekent dat de uitspraak definitief is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet presenteert alternatieven voor btw-verhoging

Het kabinet heeft een aantal alternatieven gepresenteerd voor de verworpen voorstellen inzake de verhoging van de btw op sport, media en cultuur. Er zijn drie alternatieve voorstellen gedaan. Welke zijn dit?

Verhoging btw-tarief

Binnenhof

In het Belastingplan 2025 was het voornemen opgenomen het lage btw-tarief van 9% voor genoemde sectoren per 2026 te verhogen naar 21%. Onder druk van de Tweede Kamer is toegezegd de verhoging niet door te laten gaan en hiervoor naar alternatieve dekking te zoeken.

Alternatieven

Het kabinet stelt nu drie alternatieven voor. Deze voorstellen zijn:

  • het verhogen van de btw op enkele specifieke goederen en diensten van 9 naar 21%, of
  • een algemene verhoging van het lage en/of het hoge btw-tarief, of
  • een eerste stap richting één uniform btw-tarief.

Verhoging btw op enkele specifieke goederen en diensten

Er bestaat voor een aantal specifieke goederen en diensten momenteel een verlaagd btw-tarief. Dit varieert van schilderwerkzaamheden tot de toegang tot bioscopen. Dit btw-tarief zou voor deze goederen en diensten kunnen worden verhoogd van 9 naar 21%. Het kabinet geeft per onderdeel aan wat het budgettaire belang is. 

Verhoging bestaande tarieven

Een ander alternatief is een algehele verhoging van het lage btw-tarief, het hoge btw-tarief, of beide. Het kabinet geeft aan dat een verhoging van het lage btw-tarief een stap is in de richting van één uniform btw-tarief. Een nadeel van de verhoging van het lage btw-tarief is wel dat hierdoor de dagelijkse boodschappen in prijs zullen stijgen. 
Een verhoging van het hoge btw-tarief is in een motie al afgewezen door de Tweede Kamer.

Uniformering tarief

Een derde alternatief is een eerste stap te zetten naar één uniform btw-tarief. Het kabinet acht de stap om in één keer over te gaan naar één middentarief te groot. Wel zouden goederen en diensten, behalve voedingsmiddelen, tijdelijk kunnen worden overgebracht naar een nieuw middentarief. Echter is het opzetten van een nieuw tijdelijk middentarief uitvoeringstechnisch pas vanaf 2027 mogelijk.

Let op! De bovengenoemde alternatieven zullen allereerst worden besproken in de Tweede Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Het nieuwe civiele bewijsrecht, wat is er veranderd?

Vanaf 1 januari 2025 geldt het nieuwe bewijsrecht in het burgerlijk recht. Bewijsrecht zijn regels over het aanleveren van bewijs in een civiele procedure, dus in procedures tussen burgers en/of bedrijven. De regels hebben ook betrekking op de waardering van het bewijs door de rechter.

Let op! De regels over de bewijslastverdeling veranderen niet door de nieuwe regels. Het nieuwe bewijsrecht is van toepassing op civiele procedures die na 1 januari 2025 worden gestart.

Wat is er veranderd?

Juridisch

Door de nieuwe regels is het makkelijker om informatie te krijgen van een partij, voorafgaand aan of tijdens een procedure.

Makkelijker

Via de rechter kun je vanaf nu met één verzoek vragen om verschillende manieren om aan bewijs te komen. Je kunt bijvoorbeeld de rechter tegelijkertijd vragen om een getuigenverhoor, een onderzoek/verslag van een deskundige of inzage in informatie die een ander heeft. 

Duidelijker

De regels over recht op inzage in stukken bij een andere partij zijn duidelijker geworden. Bovendien zijn deze regels ook gaan gelden voor computerbestanden en andere digitale gegevens. Ook is het nu mogelijk om inzage te verkrijgen in relevante gegevens die in beheer zijn bij een derde die geen partij is in het geschil. 

Actieve rechter

De rechter heeft de mogelijkheid gekregen om actief met partijen te spreken over de door hen aangevoerde feiten. Dit helpt voorkomen dat zaken onderbelicht worden of onjuist geïnterpreteerd worden. 

Deurwaarder

Ook staat nu  in de wet dat bewijsbeslag door de deurwaarder mogelijk is. Dit is een manier om bewijsmateriaal veilig te stellen via het leggen van beslag door een deurwaarder. Dit was eerder ook al mogelijk op basis van rechtspraak. Daarnaast is ook opgenomen in de wet dat je de deurwaarder een proces-verbaal van constatering kunt laten opstellen. De deurwaarder schrijft dan een bepaalde feitelijke toestand op in een officieel proces-verbaal. Dit levert dwingend bewijs op in een procedure. Dit gebeurde in de praktijk al regelmatig.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afbouw inhouding huisvesting op minimumloon

Werkgevers mogen nu nog voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het minimumloon inhouden op het wettelijke minimumloon van die werknemer. Vanaf 2026 wordt dit percentage jaarlijks met 5% verlaagd.

Inhouding huisvestingskosten

Sleutel

Met name bij arbeidsmigranten komt het veel voor dat werkgevers voor de huisvesting zorgen en daarvoor een bedrag inhouden op het loon van de werknemer. Bij een minimumloon mag die inhouding nu maximaal 25% van dat loon zijn. Het gaat hierbij om maximaal 25% van het aantal arbeidsuren dat de werknemer werkt maal het minimumuurloon.

Uitbuiting

Het kabinet meent dat deze inhouding een verdienmodel in de hand kan werken en kan leiden tot uitbuiting van arbeidsmigranten. Om die reden wil het kabinet de regeling afschaffen.

Afbouw en afschaffing

De regeling wordt niet in een keer afgeschaft, maar afgebouwd met 5% per jaar. In 2026 mag een werkgever dan nog maximaal 20% van het minimumloon inhouden, in 2027 maximaal 15%, in 2028 maximaal 10% en in 2029 maximaal 5%. Vanaf 2030 is het dan verboden op kosten van huisvesting in te houden op het minimumloon.

Tip! Het is niet zo dat een werkgever geen huisvesting meer mag verzorgen voor de werknemer. Het kabinet vindt het juist belangrijk dat werkgevers hun verantwoordelijkheid blijven nemen voor huisvesting van hun werknemers. Werkgevers kunnen straks hun werknemers bijvoorbeeld een huurcontract bieden, waarbij de werknemer zelf de betaling doet.

Verdere maatregelen

Het afbouwen en afschaffen van de regeling is onderdeel van maatregelen om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren. Het kabinet werkt verder ook aan verbetering van de huurbescherming- en huurprijsbescherming voor arbeidsmigranten, de aanpak van misstanden bij de huisvesting, meer woningaanbod en versterking van het toezicht en de handhaving op huisvesting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst mag uitvoerige info eisen cryptovaluta

Cryptovaluta, zoals de bitcoin, zijn belast in box 3 als beleggingen en overige bezittingen. Hoewel dit vaak een ondoorzichtige markt is, zult u desgevraagd precies moeten aangeven waaruit uw cryptovermogen bestaat.

Verondersteld rendement

Stoplicht

In 2025 wordt bij beleggingen en overige bezittingen uitgegaan van een verondersteld rendement van 5,88%. Dit rendement wordt belast tegen een tarief van 36%.

Buitenlandse bankrekening

In een rechtszaak bij de rechtbank Den Haag ging het om een belastingplichtige die handelde in cryptovaluta. De Belastingdienst ontdekte op een bepaald moment dat de belastingplichtige beschikte over een buitenlandse bankrekening. Hieruit bleek dat zo’n € 350.000 aan hem was overgemaakt, afkomstig van een rekening die toebehoorde aan een online platform voor handel in cryptovaluta.

Correspondentie biedt geen duidelijkheid

De hierop volgende correspondentie tussen de advocaten van belastingplichtige en de Belastingdienst bood weinig duidelijkheid over de omvang van het vermogen in cryptovaluta dat bij belastingplichtige in bezit was en in bezit was geweest. De Belastingdienst ging op een gegeven moment dan ook over tot het opleggen van een informatiebeschikking.

Informatiebeschikking

Met een informatiebeschikking kan de Belastingdienst eisen dat u hen alle informatie verstrekt die voor het opleggen van uw aanslag van belang kan zijn. Belanghebbende ging niet tegen de informatiebeschikking in bezwaar, maar verstrekte desondanks nog steeds niet alle gevraagde informatie.

Omdraaien bewijslast

Als na een informatiebeschikking de gevraagde informatie niet of onvoldoende wordt geleverd, kan de Belastingdienst een aanslag opleggen waarbij de bewijslast wordt omgedraaid. Dit betekent dat de belastingplichtige dan dient te bewijzen dat de opgelegde aanslag te hoog is. Zonder over de alle juiste informatie te beschikken en deze informatie te kunnen overleggen, is het voor de belastingplichtige vrijwel onmogelijk te bewijzen. 

Rechtszaak

De Belastingdienst gooide het in bovengenoemde procedure echter over een andere boeg. In plaats van het opleggen van een aanslag, startte de Belastingdienst een rechtszaak waarbij van de belastingplichtige werd geëist om volledig openheid van zaken te geven. Kennelijk om hem hiermee een laatste kans te geven alsnog aan zijn informatieplicht te voldoen en om te voorkomen dat een te hoge schatting van het inkomen in box 3 door de rechter zou worden afgewezen.

Bewijslast

De rechter stelde de Belastingdienst in deze zaak volledig in het gelijk. Hoewel de handel van belastingplichtige betrekking had op duizenden transacties per jaar, was dit voor de rechtbank geen excuus om niet aan de gevraagde informatieplicht te kunnen voldoen. In dat geval dient belastingplichtige een deskundige in te huren om de gevraagde informatie boven water te krijgen, aldus de rechtbank. 

Hiervoor kreeg de belastingplichtige nog twee weken de tijd. Zou hij niet aan deze eis voldoen, dan volgde een dwangsom van € 2.500 per dag met een maximum van € 1.500.000. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Vóór 1 maart 2025 aangifte schenkbelasting van schenking 2024

Ontving u in 2024 een schenking, dan moet u mogelijk een aangifte schenkbelasting indienen. U heeft daarvoor nog tot en met 28 februari 2025 de tijd.

Wanneer aangifte schenkbelasting?

Schenken

Of u een aangifte schenkbelasting moet indienen is afhankelijk van uw relatie tot de schenker en de hoogte van de schenking.

  • Ontving u in 2024 een of meer schenkingen van uw ouder(s) met een totale waarde gelijk aan of lager dan € 6.633 , dan hoeft u geen aangifte schenkbelasting in te dienen. Was de totale waarde hoger dan € 6.633, dan moet u wel een aangifte indienen.
  • Ontving u in 2024 een of meer schenkingen van dezelfde schenker (niet uw ouders) met een totale waarde gelijk aan of lager dan € 2.658, dan hoeft u geen aangifte schenkbelasting in te dienen. Was de totale waarde hoger dan € 2.658, dan moet u wel een aangifte indienen.

Aangifte schenkbelasting bij beroep op vrijstelling

Bij een grote schenking van uw ouder(s) kunt u, als u aan de voorwaarden voldoet, eenmalig een beroep doen op de eenmalig verhoogde vrijstelling. De eenmalig verhoogde vrijstelling voor een schenking van een ouder aan een kind bedroeg in 2024 € 31.813 voor vrije besteding en € 66.268 voor besteding aan een dure studie. Doet u een beroep op deze vrijstelling, dan moet u ook een aangifte schenkbelasting indienen.

Let op! Dit is ook het geval als u door de toepassing van de vrijstelling geen schenkbelasting hoeft te betalen.

Vóór 1 maart 2025

De aangifte schenkbelasting 2024 moet vóór 1 maart 2025 door de Belastingdienst ontvangen zijn. U doet de aangifte digitaal op mijn.belastingdienst.nl (hiervoor heeft u DigiD nodig) of op papier.

Tip! Als dat niet op tijd lukt om aangifte schenkbelasting te doen, dan kunt u ook uitstel aanvragen. U krijgt dan vijf maanden uitstel voor het indienen van de aangifte.

Heeft u hulp nodig bij het indienen van uw aangifte schenkbelasting, neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verdergaande verschillen in OZB-tarieven niet toegestaan

Een gemeente mag geen verdergaande verschillen maken in te hanteren tarieven voor onroerendezaakbelasting. Verschillen zijn slechts mogelijk voor zover dit volgt uit de wet. Is er sprake van verdergaande verschillen, dan is de gemeentelijke verordening op dit punt onverbindend.

Opslag voor ondernemersfonds

Verkeersbord

In een zaak die voorlag bij het Hof Amsterdam had een gemeente aanslagen OZB opgelegd. De aanslagen voor niet-woningen waren daarbij verhoogd met een opslag ter financiering van de kosten van een ondernemersfonds. 

Teruggave opslag

De gemeente had ervoor gekozen om bepaalde groepen ondernemers de mogelijkheid te bieden deze opslag terug te vragen. De optie was met name bedoeld voor ondernemers die niet met het ondernemersfonds mee wilden doen, omdat ze er naar hun mening geen profijt van zouden hebben. 

Tariefdifferentiatie

Hoewel de teruggave van de opslag werd uitgevoerd door een derde partij, was er volgens het Hof toch sprake van een tariefdifferentiatie die verder ging dan wettelijk is toegestaan. Zo mag bijvoorbeeld wel voor woningen een ander tarief worden gehanteerd en mag voor niet-woningen voor eigenaren een ander tarief worden gehanteerd dan voor huurders.

Onverbindend

Het Hof komt dan ook tot de conclusie dat de gemeentelijke verordening deels onverbindend is. Dit betekent dat de OZB-aanslag bij de procederende ondernemer met de opslag werd verminderd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Speciale eenheid binnen Ministerie SZW voor toelating uitzendbureaus

Het kabinet wil toe naar een verplicht toelatingsstelsel. Er is hiertoe een wetsvoorstel ingediend voor het invoeren van een publiek toelatingsstelsel voor ondernemingen of rechtspersonen die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Uitleners mogen alleen arbeidskrachten ter beschikking stellen als zij daartoe door de minister van SZW zijn toegelaten.

Toelatingseisen

Handen

Om toegelaten te kunnen worden, moeten uitleners kunnen aantonen dat zij relevante wet- en regelgeving naleven en een VOG kunnen overleggen die niet ouder is dan drie maanden. Wanneer van bestuurder, vennoot, maat of beheerder wordt gewisseld, moet een nieuwe VOG worden aangevraagd. Ook moet er voldoende financiële zekerheid worden gesteld, € 100.000 voor reguliere uitleners en € 50.000 voor startende uitleners die een voorlopige aanvraag indienen. Genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. Organisaties die gebruikmaken van uitzendbureaus (inleners), mogen alleen zakendoen met toegelaten uitzendbureaus.

SNA-keurmerk

Uitleners kunnen zich op de Wet toelating ter beschikking stellen arbeidskrachten (WTTA) voorbereiden door het SNA-keurmerk van de Stichting Normering Arbeid (SNA) te behalen. Als ze in het bezit zijn van een SNA-keurmerk hoeven ze eenmalig geen inspectierapport voor het verplichte normenkader te overleggen en komen ze pas aan de beurt als de overige bedrijven zijn gecontroleerd. Voor uitleners die al een SNA-keurmerk hebben heeft de SNA een module WTTA ontworpen. In deze module staan de normelementen vermeld die wel in het verplichte normenkader van het toelatingsstelsel zijn opgenomen, maar niet in het SNA-keurmerk.

Speciale eenheid

De minister van SZW heeft aangeven dat er een nieuwe eenheid binnen het ministerie van SZW komt die gaat bepalen of uitzendbureaus worden toegelaten tot de markt voordat ze personeel uitlenen. Bij aanvaarding van het hierboven genoemd wetsvoorstel moeten uitzendbureaus eerst toegelaten zijn voordat ze personeel uitlenen. Het vergunningsstelsel moet een belangrijke bijdrage leveren bij het aanpakken van misstanden in de uitleensector en de uitbuiting van arbeidsmigranten.

Deze nieuwe toelatende instantie zal besluiten of een uitzendbureau al dan niet wordt toegelaten op de markt. Ook kan de instantie uitzendbureaus schorsen of zelfs de toelating intrekken als sprake is van ernstige misstanden.

Let op! Uiterlijk dit voorjaar (2025) moet duidelijk worden wanneer de wet in werking kan treden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gemeente mag bij WOZ vergelijkbare woningen wijzigen

Op niet al te lange termijn vallen de nieuwe WOZ-beschikkingen weer in de bus. Hierin staat de WOZ-waarde van uw pand naar de waarde op 1 januari 2024. Voor woningen wordt deze waarde vastgesteld aan de hand van vergelijkbare woningen.

Welke woningen hiervoor worden uitgezocht, mag in beginsel nog tijdens een eventuele gang naar de rechter worden gewijzigd, zo bepaalde het gerechtshof in Den Bosch.

Systematische vergelijking

WOZ

Wettelijk is bepaald dat de WOZ-waarde van een woning moet worden vastgesteld door middel van een systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Dit blijkt in de praktijk niet altijd even eenvoudig, vooral als het woningen betreft waarvan niet of nauwelijks marktgegevens bekend zijn omdat ze niet regelmatig verkocht worden.

Wijziging vergelijkbare woningen

In bovengenoemde zaak die speelde voor het Hof Den Bosch was de waarde van een woning vastgesteld op € 491.000. Die waarde was bepaald door de woning te vergelijken met een aantal soortgelijke woningen. Gedurende de procedure tegen de gemeente wijzigde de ambtenaar echter de woningen aan de hand waarvan de WOZ-waarde was vastgesteld.

Hof akkoord, tenzij…

Volgens het Hof was de handelswijze van de ambtenaar toegestaan. Volgens het Hof kan in beginsel zelfs in elke fase van de procedure de WOZ-waarde nader worden onderbouwd en mag daarbij uitgegaan worden van andere vergelijkingsobjecten. De gemeente werd dan ook in het gelijk gesteld.

In strijd met goede procesorde

Het Hof maakte wel een voorbehoud voor het geval er sprake is van zogenaamde ‘strijd met een goede procesorde’. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als partijen elkaar te laat informatie verstrekken die voor het conflict van belang kan zijn. Een voorbeeld hiervan speelde bij hetzelfde Hof, waarbij een gemachtigde ondanks gemaakte werkafspraken niet duidelijk had gemaakt over bepaalde informatie te willen beschikken. Door hier te laat tegen te ageren, was er sprake van strijd met een goede procesorde.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Vooruitbetalingen groepsaccommodaties ook 21% btw

Het verstrekken van logies wordt vanaf 2026 belast met 21% btw. Dit tarief geldt ook als de factuur van een verblijf vanaf 1 januari 2026, nog vóór 2026 in rekening wordt gebracht. Staatssecretaris Van Oostenbruggen heeft onlangs aan de Tweede Kamer laten weten dat hierbij geen uitzondering gemaakt wordt voor groepsaccommodaties.

Vooruitbetalingen

Groepsaccommodatie

Om te voorkomen dat geanticipeerd wordt op de tariefsverhoging, is besloten dat het 21%-tarief ook van toepassing is als er sprake is van logies vanaf 1 januari 2026, waarbij de factuur via een vooruitbetaling al vóór 2026 wordt voldaan. De Stichting Groepsaccommodaties Nederland had om een uitzondering verzocht voor logies waarbij het om groepsaccommodaties handelt.

Groepsaccommodaties

Groepsaccommodaties zijn ruimtes waarin voor groepen personen, oplopend tot meer dan 100 personen, logies wordt verstrekt. Ze worden veelal gehuurd voor vakantie of om bijvoorbeeld een training te kunnen geven.

Uitzondering

De uitzondering werd bepleit omdat er al in 2024 contracten zijn afgesloten die betrekking hebben op logies vanaf 2026. Volgens de stichting betekent dit dat de logies verstrekkende ondernemer of de klant het verschil in btw dan zal moeten bijleggen. Volgens de stichting is dit een probleem, omdat de klanten vaak maatschappelijke organisaties, scholen, kerken en verenigingen zijn, die voor de extra btw-verhoging geen budget hebben en deze btw ook niet kunnen aftrekken.

Uitzondering niet mogelijk

Volgens de staatssecretaris is een uitzondering echter niet mogelijk. Het is namelijk juridisch niet toegestaan om op een vergelijkbare dienst een verschillend btw-tarief toe te passen. Daarbij is de verstrekking van logies via een groepsaccommodatie niet dermate afwijkend, dat dit te verdedigen zou zijn.

Uitvoeringslasten

De staatsecretaris wijst ook op de hogere uitvoeringslasten van het door de stichting bepleite onderscheid, de kosten ervan en de hierdoor noodzakelijke alternatieve dekking. Voorts ziet het kabinet ook geen reden om groepsaccommodaties voor de btw anders te behandelen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Binnenkort afrekening WKR 2024

Gaf u uw werknemers in 2024 meer dan uw vrije ruimte in de werkkostenregeling (WKR), dan moet u uiterlijk in uw tweede aangifte loonheffingen 2025 daarover afrekenen.

WKR

Euro

Alles wat u uw werknemers vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt, vormt in principe loon. Uw werknemers betalen hierover dan loonbelasting. U kunt er echter ook voor kiezen om dit loon aan te wijzen als eindheffingsloon. Dit wordt ook wel de werkkostenregeling of WKR genoemd. Heel kort omschreven gelden voor bepaalde zaken nog vrijstellingen of zogenaamde nihilwaarderingen en het restant valt dan in uw vrije ruimte.

Let op! U kunt niet alles aanwijzen in uw vrije ruimte. Voor sommige zaken is dat gewoon niet toegestaan, bijvoorbeeld de bijtelling voor het privégebruik van een auto. Ook als de aanwijzing niet aan de gebruikelijkheidstoets voldoet, mag u niet aanwijzen in de vrije ruimte en moet u het loon individueel belasten bij uw werknemer.

Vrije ruimte

De vrije ruimte bedroeg in 2024 1,92% van uw totale loonsom tot en met € 400.000 en 1,18% daarboven. Wees u in 2024 meer aan dan deze vrije ruimte, dan betaalt u over dit meerdere 80% eindheffing. Deze eindheffing geeft u uiterlijk aan in uw tweede aangifte loonheffingen van 2025. Als u per maand aangifte doet, is de deadline hiervoor 31 maart 2025. Doet u per 4 weken aangifte, dan is de deadline 23 maart 2025.

Let op! Heeft u uw WKR over 2024 op orde? Houd er rekening mee dat niet alle WKR-kosten uit de salarisadministratie volgen. Een deel van deze kosten moet u waarschijnlijk halen uit uw financiële administratie. Beoordeel nu al de hoogte van de aangewezen kosten in de vrije ruimte in 2024, zodat de afrekening in de tweede aangifte loonheffingen 2025 straks soepel kan verlopen. Heeft u daarbij hulp nodig, dan helpen wij u uiteraard graag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen arbeidsovereenkomst ondanks één opdrachtgever

Of sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen een opdrachtnemer en opdrachtgever of een overeenkomst van opdracht hangt af van een flink aantal voorwaarden. Als een opdrachtnemer slechts bij één opdrachtgever werkzaam is, wordt in de praktijk al snel verondersteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Toch is het altijd maatwerk.

In een onlangs gepubliceerde zaak waar het één opdrachtgever betrof, ging het om de vraag of sprake was van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht.

Wat speelde er?

Strategie

Een Belgische salesmanager had in 2021 een ‘consulting agreement’ gesloten met een bv met een looptijd van een jaar, die vervolgens stilzwijgend werd verlengd. Hij verwierf twee jaar later 5% van de aandelen in de vennootschap. Op enig moment ontstond er een conflictsituatie. De bv beëindigde vervolgens de overeenkomst vanwege bedreiging en chantage. De salesmanager op zijn beurt liet het er niet bij zitten en vorderde een gefixeerde schadevergoeding bestaande uit loon over de niet in acht genomen opzegtermijn, omdat hij van oordeel was dat sprake was van een arbeidsovereenkomst.

Geen arbeidsovereenkomst

De rechtbank oordeelde echter dat de overeenkomst niet voldeed aan de criteria voor een arbeidsovereenkomst. De salesmanager had namelijk aanzienlijke vrijheid in de uitvoering van zijn werkzaamheden en bepaalde zelf zijn werktijden. Bovendien liep hij een commercieel risico omdat hij als opdrachtnemer ook aansprakelijk was; hij bezat immers 5% van de aandelen. Verder kon hij, als hij niet werkte, geen aanspraak maken op de overeengekomen beloning. De afgesproken beloning lag bovendien tweemaal hoger dan het loon dat een commercieel manager in dienst van de bv zou hebben ontvangen.

Daar kwam bij dat hij zijn diensten via eigen vennootschappen factureerde en dat hij aandeelhouder was van de opdrachtgever. De bv had voor hem ook geen verzekeringen afgesloten waarop hij een beroep zou kunnen doen als hij bijvoorbeeld tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden schade aan een derde zou toe brengen.

De rechtbank oordeelde daarom dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst, maar van een overeenkomst van opdracht. Het verzoek van de salesmanager werd afgewezen.

Belang voor de praktijk

Slechts één opdrachtgever is wellicht een sterke indicatie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar dat is zeker niet in alle gevallen zo. De uitspraak van de rechtbank laat dat zien, maar betekent echter ook weer niet dat alle werkenden met één opdrachtgever hier automatisch een beroep op kunnen doen.

Of sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht is immers afhankelijk van alle feiten en omstandigheden en het oordeel dat een rechter over dit samenstel van feiten en omstandigheden geeft. Het blijft dus maatwerk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter verzoekt om coulance bij naheffingen parkeerbelasting

Op veel plaatsen in Nederland mag u slechts tegen betaling parkeren. Betaalt u niet of te weinig, dan kan er een naheffing parkeerbelasting volgen. De rechtbank Oost-Brabant heeft in een uitspraak aangegeven dat in bepaalde gevallen meer coulant moet kunnen worden opgetreden ten aanzien van de naheffing.

Parkeerbelasting

Auto

Als u geen of te weinig parkeerbelasting betaalt, kunt u een naheffing parkeerbelasting krijgen. U betaalt dan in beginsel voor een parkeertijd van één uur, daar bovenop komen de kosten van het handhaven van de parkeerbelasting. Deze kosten kunnen in 2025 maximaal € 78,80 bedragen.

Maatwerk

In bovengenoemde rechtszaak beklaagde de rechtbank zich erover dat er geen wettelijke mogelijkheid is om bij een naheffing parkeerbelasting maatwerk te leveren. Anders gezegd, de rechtbank kan de kosten bij een naheffing parkeerbelasting niet matigen. De rechtbank heeft hierover vragen gesteld aan de Hoge Raad, maar ook die was van mening dat rechters die bevoegdheid niet hebben.

Vergissing vader

In de betreffende rechtszaak had een parkeerder verzocht om coulance, omdat zijn vader, bij wie hij op bezoek was, een vergissing had gemaakt met een betaling via een parkeerapp. Uit de feiten bleek dat in het verleden wel altijd foutloos betaald was, reden waarom de parkeerder verzocht om coulance.

Signaal aan wetgever

Omdat ook de Hoge Raad van mening was dat een rechter geen coulancemogelijkheden heeft, besloot de rechtbank het signaal door te geven aan de wetgever. De rechtbank stelt dat coulance soms nodig is, onder meer om het vertrouwen van de maatschappij in de rechtspraak niet te ondermijnen.

Rechtbank Overijssel wel coulant

Opvallend is dat de rechtbank Overijssel in een uitspraak uit 2021 de opgelegde sanctie, gelet op de feiten van het geval, wel buitenproportioneel achtte en de naheffing matigde tot € 15. In hoger beroep oordeelde het Hof Leeuwarden echter dat er volgens de wet geen ruimte is voor matiging. Omdat de parkeerder en de gemeente er bij het Hof echter op aandrongen de naheffing, gelet op de bijzondere omstandigheden, toch te vernietigen, besloot het Hof dit voorstel te volgen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook bij outdoor 9% btw mogelijk

Voor het gelegenheid geven tot sportbeoefening door commerciële aanbieders in of vanuit een (sport)accommodatie geldt het 9% btw-tarief. Bij de Hoge Raad lag de vraag voor of dit verlaagde btw-tarief ook kan worden toegepast bij outdooractiviteiten op openbaar terrein.

Sport in een accommodatie

Kano

Het 9% btw-tarief geldt voor het gelegenheid geven tot sportbeoefening in een (sport) accommodatie. In het verleden besliste de Hoge Raad al dat sprake moet zijn van een exclusief gebruiksrecht van de ‘accommodatie’ waar de sportactiviteiten plaatsvinden. U kunt hierbij denken aan een sporthal of sportveld, maar ook een afgebakende weg die exclusief gebruikt wordt voor de sportactiviteit.

Sport vanuit een accommodatie

Het 9% btw-tarief kan ook van toepassing zijn als de sportbeoefening niet plaatsvindt in een sportaccommodatie, maar vanuit een andere accommodatie. Het werkelijke sporten hoeft dan niet plaats te vinden op een afgebakende weg of stuk grond.  De accommodatie moet wel noodzakelijk zijn voor de sportbeoefening, bijvoorbeeld voor het gereedmaken van de sporters vooraf aan het sporten of na afloop van het sporten.

Outdoor

Bij de Hoge Raad lagen casussen voor van ondernemers die surflessen en andere sportieve outdooractiviteiten verzorgden op een openbaar stuk strand. De ondernemer die surflessen verzorgde had op het strand zeecontainers geplaatst met een ontvangstruimte en kleedruimtes en aan de buitenzijde douches. De containers werden ook gebruikt voor de voorbereiding en de afronding van de surflessen. De ondernemers die andere sportieve outdooractiviteiten verrichtten deden dat vanuit een strandpaviljoen. De deelnemers aan de activiteiten konden zich hier omkleden en ontvingen hier instructie.

Hoge Raad: toch 9% btw

Hoewel de rechtbanken oordeelden dat het 9% btw-tarief hier van toepassing was, oordeelden de gerechtshoven dat dit niet het geval was. De Hoge Raad was het echter eens met de rechtbanken: het 9% btw-tarief was van toepassing. Ook als het gebruik van de accommodatie op zichzelf niet noodzakelijk is voor het sporten, kan toch het 9% btw-tarief van toepassing zijn als de accommodatie gebruikt wordt voor het geven van instructie en/of als de sporters zich hier gereedmaken voor de sport, aldus de Hoge Raad.

Tip! Door de uitspraak van de Hoge Raad kan, in meer gevallen dan de Belastingdienst tot op heden voor ogen had, het 9% btw-tarief van toepassing zijn.

Let op! Het gaat hierbij om sporten bij commerciële, dat wil zeggen winstbeogende aanbieders. Voor sporten bij niet-winst beogende aanbieders, denk aan de plaatselijke voetbalvereniging of de hockeyclub, geldt namelijk een btw-vrijstelling.

Vanaf 2026 21%?

Eind vorige jaar is het voorstel aangenomen om de btw op sport aangeboden door commerciële aanbieders te verhogen van 9 naar 21% btw. De minister heeft echter toegezegd om de verhoging niet door te laten gaan en te zoeken naar een alternatieve dekking van de budgettaire derving als gevolg hiervan. Het streven is om hier voor 1 juli 2025 meer duidelijkheid over te hebben. Tot die tijd hoeft u op vooruitbetalingen die betrekking hebben op activiteiten die vanaf 2026 plaatsvinden nog geen rekening te houden met een btw-verhoging van 9 naar 21% btw.

Posted in Niet gecategoriseerd

Online aanvragen Verklaring betalingsgedrag

Heeft u een Verklaring betalingsgedrag nodig? Dan kunt u dat nu ook online doen. Dat scheelt papier en waarschijnlijk heeft u de verklaring ook sneller.

Verklaring betalingsgedrag

Belastingdienst

Een inlener of doorlener aan wie u personeel uitleent of de aannemer door wie u als onderaannemer wordt ingeschakeld kan u vragen om een Verklaring betalingsgedrag te overleggen. Met zo’n verklaring kunt u aantonen dat u aan uw aangifte- en betalingsverplichtingen voor de loonheffingen en/of btw voldoet. Dit is voor de inlener, doorlener of aannemer van belang, omdat aansprakelijk gesteld kan worden als u niet aan deze verplichtingen voldoet.

Tip! Lees op de website van de Belastingdienst meer over de Verklaring betalingsgedrag voor een uitlener en over de Verklaring betalingsgedrag voor een onderaannemer.

Ook in andere gevallen kan iemand u vragen aan te tonen dat u aan uw aangifte- en betalingsverplichtingen voldoet, bijvoorbeeld bij een aanbestedingsprocedure of een vergunningsaanvraag. Lees meer over deze Verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen op de website van de Belastingdienst.

Online aanvragen

Het online aanvragen van een Verklaring betalingsgedrag doet u met Digid. Aanvragen met eHerkenning is helaas nog niet mogelijk. Daarvoor moet u dus nog de pdf van de website van de Belastingdienst downloaden en deze schriftelijk indienen. In de loop van 2025 wordt het online aanvragen met eHerkenning wel mogelijk gemaakt.

Tip! Als u al periodiek een Verklaring betalingsgedrag van de Belastingdienst ontvangt, hoeft u niet in actie te komen. Het is dus niet nodig om dit nogmaals online aan te vragen.

Antwoord binnen 1 week

De Belastingdienst streeft ernaar om binnen één week op uw online aanvraag te beslissen. De Verklaring betalingsgedrag wordt dan naar het bij de Belastingdienst bekende woon- of vestigingsadres gezonden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Loonheffing bij feest op de zaak of elders?

Als u een feest organiseert voor uw personeel, moet u er rekening mee houden dat dit mogelijk wordt aangemerkt als loon voor uw werknemers voor de loonheffingen. Of dat zo is, hangt af van de plek van het feest en welke keuzes u maakt.

Feest op de zaak

Horeca

Organiseert u een feest op de zaak, dan is dat over het algemeen voor de loonheffingen de goedkoopste optie. Voor drinken en borrelhapjes, eventuele huur van tafels en stoelen of de kosten van een optreden van een band hoeft u namelijk niets tot het loon van uw werknemers voor de loonheffingen te rekenen.

Let op! Als op het feest ook een maaltijd genuttigd wordt, moet u in 2025 wel € 3,95 per maaltijd tot het loon van de werknemer rekenen. Neemt de werknemer ook zijn partner mee, dan telt u 2 x € 3,95 tot het loon van uw werknemer.

Werkkostenregeling

Meestal kiezen werkgevers er echter voor om het maaltijdforfait aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR). De werknemers betalen dan geen belasting hierover. U als werkgever misschien wel, maar dat is afhankelijk van de hoogte van de vrije ruimte en de overige eindheffingsloonbestanddelen die in 2025 aangewezen worden in die vrije ruimte. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt u 80% eindheffing over de overschrijding.

Feest elders

Organiseert u het feest elders, bijvoorbeeld in een bar of restaurant, dan vormen alle kosten die u maakt loon voor uw werknemers voor de werkelijke kosten. U kunt de maaltijd dan dus niet ‘afkopen’ voor € 3,95 per werknemer. Ook de kosten voor bijvoorbeeld een band die u dan inhuurt, vormen loon voor uw werknemers.

Tip!Houdt u een feest elders, dan kunt u ervoor kiezen om de kosten aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Uw werknemers betalen dan geen belasting en u betaalt alleen belasting als u in 2025 uw vrije ruimte overschrijdt.

Let op! Om aan te kunnen wijzen als eindheffingsloon moeten de kosten overigens wel gebruikelijk zijn. Maakt u ongebruikelijke kosten die een vergelijkbare werkgever niet zou maken voor vergelijkbare werknemers, dan kan de Belastingdienst met een beroep op de gebruikelijkheidstoets de aanwijzing in de vrije ruimte weigeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eisen inzake laden en lossen gelden per parkeeractie

Op veel plaatsen in Nederland moet betaald worden voor het parkeren van uw auto. Er hoeft echter niet betaald te worden als er sprake is van laden en lossen, in plaats van parkeren. In een arrest van de Hoge Raad heeft deze beslist dat per parkeeractie bekeken moet worden of hiervan sprake is.

Laden / lossen

Navigatie

In het verleden is al beslist dat onder laden en lossen wordt verstaan: “het bij voortduring in- of uitladen van zaken van enige omvang of gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is”. Daarbij moeten deze zaken een dusdanige omvang of gewicht hebben dat ze niet of moeilijk anders dan per auto gehaald of gebracht kunnen worden. 

Pakketbezorger

In bovengenoemd arrest van de Hoge Raad handelde het om een bezorger van groente- en fruitpakketten. De bezorger had tijdens het laden en lossen van de pakketten geen parkeerbelasting betaald en twee naheffingen parkeerbelasting gekregen. Daarop stapte de bezorger naar de rechter.

Soms ook anders dan per auto mogelijk?

De zaak kwam voor bij het gerechtshof in Den Haag. Die besliste dat er sprake was van laden en lossen en dat er dus geen parkeerbelasting verschuldigd was. Het Hof baseerde dit onder meer op het feit dat door de bezorger meerdere pakketten bezorgd werden en dat er ook lege verpakkingen retour werden genomen. Dat dit in sommige gevallen ook anders dan per auto had gekund, was volgens het Hof niet van belang. 

Hoge Raad: oordelen per parkeeractie

Deze laatste zienswijze van het Hof is volgens de Hoge Raad onjuist. Of er door de pakketbezorger meerdere pakketten bezorgd worden of nog bezorgd moeten worden, is niet van belang. Er moet per parkeeractie bekeken worden of aan de eisen inzake laden en lossen wordt voldaan, aldus de Hoge Raad.

Bewijslast

De Hoge Raad verwijst de zaak naar het Hof Amsterdam. Hier zal onderzocht moeten worden of bij de betreffende parkeeracties waarbij een naheffing parkeerbelasting werd opgelegd, sprake was van laden en lossen. De bewijslast hiervoor ligt bij de pakketbezorger.

Posted in Niet gecategoriseerd

Code 22 voor gedetacheerde WSW’ers in aangifte loonheffingen

Voor WSW’ers die u detacheert bij een reguliere werkgever, gebruikt u vanaf 2025 in uw aangifte loonheffingen code aard arbeidsverhouding 22.

WSW

Laptop

Via de Wet sociale werkvoorziening (WSW) kunnen mensen met een handicap met aanpassingen en begeleiding werken in de sociale werkvoorziening of met subsidie bij een reguliere werkgever. De WSW geldt alleen voor mensen die op 31 december 2014 al een WSW-indicatie hadden en op die datum al werkten in de sociale werkvoorziening of bij een reguliere werkgever.

Code aangifte loonheffingen

De afgelopen jaren mochten bedrijven in de sociale werkvoorziening ook code 21 gebruiken in de aangifte loonheffingen als ze in hun administratie nog geen onderscheid maakten tussen code 21 en code 22. Vanaf 2025 mag dat dus niet meer en moeten zij voor een reguliere werkgever gedetacheerde WSW’er code 22 gebruiken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet overweegt verhoging hoge btw-tarief

Het kabinet overweegt het hoge btw-tarief van 21% te verhogen naar 21,4%. De verhoging is één van de opties om dekking te vinden voor het tekort van € 1,2 miljard dat ontstond toen besloten werd de btw op sport, cultuur en boeken niet te verhogen.

Hoge btw-tarief

Kassabon

Het hoge btw-tarief van 21% geldt voor de meeste goederen en diensten. Voor een beperkte groep is het lage btw-tarief van 9% van toepassing, zoals voor de meeste levensmiddelen.

Andere opties

Staatssecretaris Van Oostenbruggen zal op korte termijn de Tweede Kamer meerdere opties aanbieden om het gat op de begroting te dekken.

Naast de bovengenoemde verhoging is een andere optie die overwogen zou worden een uniformering van beide btw-tarieven. De tarieven van 9 en 21% en zouden dan vervangen worden door één tarief van 17 à 18%. Dit zou € 1,3 miljard opleveren.

Nog een mogelijkheid die wordt aangedragen is het verhogen van het lage btw-tarief van 9% naar 21% voor een beperkte groep goederen en diensten.

Weerstand

De verwachting is dat een verhoging van het hoge of het lage btw-tarief op flinke weerstand zal stuiten vanuit de diverse sectoren, maar ook vanuit de politiek.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorlopige forfaits banktegoeden en schulden box 3 2025 bekend

De voorlopige forfaits voor het rendement van banktegoeden en schulden in box 3 voor 2025 zijn bekend. De Belastingdienst gebruikt deze forfaits voor het berekenen van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2025.

Geen werkelijk rendement in voorlopige aanslag

Geld

Bij het berekenen van de voorlopige aanslag houdt de Belastingdienst geen rekening met uw werkelijke rendement in 2025. Door verschillende uitspraken van de Hoge Raad in 2024 moet de Belastingdienst uw box 3-heffing vaststellen op basis van uw werkelijke rendement als dit lager is dan de box 3-heffing berekend op grond van de forfaitaire rendementspercentages. Het werkelijke rendement kan echter pas na afloop van 2025 berekend worden.

Let op! De Hoge Raad heeft in de verschillende uitspraken ook aanwijzingen gegeven over de wijze waarop uw werkelijke rendement berekend moet worden. Houd er rekening mee dat wat u verstaat onder werkelijk rendement wellicht anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan geeft. Zo rekent de Hoge Raad bijvoorbeeld ook waardestijgingen tot uw werkelijke rendement en mag u bijvoorbeeld geen kosten in aftrek brengen.

Voorlopige en definitieve forfaits 2025

Bij het berekenen van uw box 3-heffing in de voorlopige aanslag IB 2025 rekent de Belastingdienst met een voorlopig vastgesteld forfaitair rendement van 1,44% voor banktegoeden en 2,62% voor schulden. Het definitieve forfaitaire rendement voor banktegoeden en schulden worden pas begin 2026 bekendgemaakt.

Voor alle overige bezittingen in box 3 is het forfaitaire rendement voor 2025 wel al definitief vastgesteld. Dit bedraagt in 2025 5,88%.

Posted in Niet gecategoriseerd

DEI+-subsidie aanvragen vanaf 28 januari

Ondernemers kunnen de subsidie Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) vanaf 28 januari 2025 weer aanvragen. Met behulp van de subsidie kunnen plannen getest worden, gericht op het verminderen van energieverbruik of CO2-uitstoot.

Thema’s

Windmolen

De te subsidiëren innovaties kunnen betrekking hebben op onderstaande thema’s:

  • Energie- en klimaatinnovaties: voor innovatieve projecten in de industrie, elektriciteitssector en gebouwde omgeving, zoals hernieuwbare energie, CO2-afvang, waterstof of flexibele energie-infrastructuur.
  • Vergassing van reststromen: voor het omzetten van reststromen in groen gas, methanol, transportbrandstoffen, chemicaliën of syngas voor industrieel gebruik.
  • Aardgasloze gebouwde omgeving: voor het zonder aardgas maken van woningen, woongebouwen, gebouwen zonder woonfunctie (utiliteitsbouw) of wijken.
  • Circulaire economie: voor het recyclen van materialen of het geschikt maken van installaties voor gerecycled materiaal of voor het inzetten van grondstoffen die afkomstig zijn van biomassa.

Vooraf toetsen mogelijk

U kunt vooraf eventueel uw innovatieve ideeën laten testen. Op deze manier kunt u ook feedback krijgen over uw plannen, de haalbaarheid en de kans op succes ervan inschatten. Ook kan men u informeren of er wellicht nog andere subsidiemogelijkheden zijn voor uw ideeën.

Budget

Voor de DEI+ is voor deze aanvraagperiode in totaal € 390 miljoen aan subsidie beschikbaar. Dit is € 65 miljoen meer dan vorig jaar.

Aanvragen

U kunt de subsidie DEI+ aanvragen bij RVO.nl. De subsidie is aan te vragen vanaf 28 januari 2025 9.00 uur tot en met 28 augustus 2025 17.00 uur. Aanvragen kan alleen met behulp van eHerkenning niveau eH3.

Tip! U kunt zich aanmelden voor een gratis webinar van de RVO waar alles over de DEI+-subsidie wordt uitgelegd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel nieuw box 3-stelsel ongewijzigd

De staatssecretaris van Financiën heeft laten weten dat hij van plan is om het wetsvoorstel voor een nieuw box 3-stelsel ongewijzigd aan de Tweede Kamer aan te bieden. In december 2024 adviseerde de Raad van State nog om dit wetsvoorstel aan te passen.

Beste optie

Kantoor

Eind 2024 werd nog bekend dat de invoering van een nieuw box 3-stelsel was uitgesteld naar 2028. Daaraan voorafgaand had de Raad van State een negatief advies uitgebracht over het wetsvoorstel voor dit nieuwe box 3-stelsel: de Wet werkelijk rendement box 3. De staatssecretaris heeft nu laten weten dat het kabinet dit wetsvoorstel echter toch de beste optie vindt.

Let op! Voor invoering per 2028 is het wel noodzakelijk dat het wetsvoorstel uiterlijk 15 maart 2026 door de Tweede Kamer is aangenomen.

Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3

Met het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 wordt vanaf – beoogd – 2028 het werkelijke rendement in box 3 belast. Dit rendement betreft zowel het directe rendement (denk aan rente, huur en dividend na aftrek van kosten), als wel het indirecte rendement (de positieve én negatieve waardeontwikkeling van het vermogen).

Hoofdregel voor het belasten van de waardeontwikkeling is in het wetsvoorstel een vermogensaanwasbelasting, waarbij zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardeontwikkelingen meegenomen worden. Alleen voor onroerende zaken en aandelen in startups is in het wetsvoorstel een vermogenswinstbelasting voorgesteld. De waardeontwikkeling van deze vermogensbestanddelen wordt dan alleen meegenomen bij realisatie, bijvoorbeeld bij verkoop.

Posted in Niet gecategoriseerd

Heretikettering zakelijkheid woning na echtscheiding?

Als ondernemer kunt u onder voorwaarden uw privéwoning als ondernemingsvermogen aanmerken als u deze ook zakelijk gebruikt. Maar wat zijn de gevolgen als u de woning na een echtscheiding niet meer, of nog maar deels, voor uw bedrijf gebruikt?

Heretikettering

Woning

Als u een bedrijfsmiddel deels privé en deels zakelijk gebruikt, kunt u het onder voorwaarden tot uw privévermogen rekenen, tot uw ondernemingsvermogen, of gedeeltelijk tot uw privé en gedeeltelijk tot uw ondernemingsvermogen. Op een eenmaal gemaakte keuze kunt u niet zomaar terugkomen. Hiervoor moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden.

Echtscheiding bijzondere omstandigheid?

In een zaak waarbij sprake was van echtscheiding, voerde de ondernemer (eenmanszaak)  aan dat het feit dat hij de woning niet langer privé gebruikte, maar nog wel deels zakelijk, voldoende was om deze te kunnen heretiketteren. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden stelde vast dat de man na zijn vertrek uit de woning een appartement had gekocht en stelde daarnaast vast dat, nu de man niet meer in de voormalige eigen woning woonde, heretikettering van deze woning inderdaad was toegestaan.

Zakelijkheid aantonen

Het Hof stelde echter ook vast dat desondanks de zakelijkheid van de woning dan wel aangetoond moest worden. De ondernemer slaagde hierin echter niet. Volgens het Hof was het uiteindelijk niet aannemelijk dat de woning van de inmiddels ex-partner nog steeds zakelijk werd gebruikt. Bovendien woonde de ex-partner van de man nog in de woning samen met hun drie kinderen en was het volgens het Hof ook niet aannemelijk dat zij de werkkamer niet ook deels gebruikten. 

De conclusie was dan ook dat de zakelijkheid van de werkkamer niet was aangetoond, zodat deze niet als ondernemingsvermogen kon worden aangemerkt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorwaarden voor aanvraag jobcoach versoepeld

Zieke en gehandicapte werknemers en hun werkgevers kunnen een vergoeding krijgen voor een zogenaamde jobcoach. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een dergelijke vergoeding zijn per 1 januari 2025 versoepeld.

Jobcoach

Handen schudden

Een jobcoach helpt zieke of gehandicapte werknemers op de werkvloer die ondersteuning nodig hebben om hun werk te kunnen verrichten. Denk bijvoorbeeld aan het opstellen van een werkplan of het inwerken van de werknemer. Het is de bedoeling dat de werknemer na de geboden hulp door de jobcoach zelfstandig kan werken.

Inzet jobcoach

Een jobcoach kan maximaal voor drie jaar worden ingezet. De jobcoach mag daarbij een werknemer maximaal 10% van de werktijd van de werknemer begeleiding bieden. 

Let op! In speciale situaties is het mogelijk dat de jobcoach beslist dat de werknemer na de drie jaar verdere begeleiding nodig heeft. Dit kan dan voor maximaal zes maanden.

Versoepeling voorwaarden

Een vergoeding voor een jobcoach wordt sinds dit jaar verleend als de werknemer een contract van minimaal drie maanden heeft voor minimaal acht uur per week. Dit was tot nu toe zes maanden en minimaal twaalf uur per week. 

Ook moest de werknemer minstens 35% van het minimumloon verdienen. Deze eis is vervallen.

In- of externe jobcoach

Werknemers kunnen zowel de hulp van een externe jobcoach krijgen of van een interne jobcoach die al in dienst van de werkgever is. Een vergoeding voor een externe jobcoach vraagt de werknemer zelf aan bij het UWV, voor een interne jobcoach dient de werkgever bij het UWV de vergoeding aan te vragen.

Tip! Meer informatie over de jobcoach vindt u hier.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gemeente mag voor WOZ-waarde vergelijkbare woningen wijzigen

Op niet al te lange termijn vallen de nieuwe WOZ-beschikkingen weer in de bus. Hiervoor wordt de WOZ-waarde van uw pand naar de waarde op 1 januari 2024 vastgesteld. Voor woningen wordt deze waarde vastgesteld aan de hand van vergelijkbare woningen.

Welke woningen hiervoor worden uitgezocht, mag in beginsel nog tijdens een eventuele gang naar de rechter worden gewijzigd, zo bepaalde het gerechtshof in Den Bosch.

Systematische vergelijking

Woning

Wettelijk is bepaald dat de WOZ-waarde van een woning moet worden bepaald door middel van een systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Dit blijkt in de praktijk niet altijd even eenvoudig, vooral als het woningen betreft waarvan niet of nauwelijks marktgegevens bekend zijn omdat ze niet regelmatig verkocht worden.

Wijziging vergelijkbare woningen

In bovengenoemde zaak die speelde voor het Hof Den Bosch was de waarde van een woning vastgesteld op € 491.000. Die waarde was vastgesteld door de woning te vergelijken met een aantal soortgelijke woningen. Gedurende de procedure tegen de gemeente wijzigde de ambtenaar echter de woningen aan de hand waarvan de WOZ-waarde was vastgesteld.

Hof akkoord, tenzij….

Volgens het Hof was de handelswijze van de ambtenaar toegestaan. Volgens het Hof kan in beginsel zelfs in elke fase van de procedure de WOZ-waarde nader worden onderbouwd en mag daarbij uitgegaan worden van andere vergelijkingsobjecten. De gemeente werd dan ook in het gelijk gesteld. 

In strijd met goede procesorde

Het Hof maakte wel een voorbehoud voor het geval er sprake is van zogenaamde ‘strijd met een goede procesorde’. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als partijen elkaar te laat informatie verstrekken die voor het conflict van belang kan zijn. Een voorbeeld hiervan zagen we onlangs bij hetzelfde Hof, waarbij een gemachtigde ondanks gemaakte werkafspraken niet duidelijk had gemaakt over bepaalde informatie te willen beschikken. Door hier te laat tegen te ageren, was er sprake van ‘strijd met een goede procesorde’.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bestede uren onderbouwen voor recht op zelfstandigenaftrek

Hoewel de zelfstandigenaftrek ook in 2025 weer fors in omvang is beperkt, blijft het voorlopig nog een van de belangrijkste aftrekposten voor zelfstandige ondernemers. Daarbij is wel van belang dat wordt voldaan aan het urencriterium en dat dit aannemelijk gemaakt kan worden.

Afbouw zelfstandigenaftrek

Kantoor

De zelfstandigenaftrek wordt sinds 2021 in stappen afgebouwd. Bedroeg de zelfstandigenaftrek in 2024 nog € 3.750, in 2025 bedraagt deze nog maar € 2.470. De zelfstandigenaftrek wordt de komende jaren verder verlaagd en zal in 2027 nog maar € 900 bedragen.

Urencriterium

Ondernemers die de zelfstandigenaftrek willen claimen, moeten kunnen aantonen dat ze in het jaar aan de onderneming minstens 1.225 uren besteden. Ook moeten ze minstens de helft van hun totaal aantal werkzame uren aan de onderneming besteden. Deze laatste eis geldt overigens niet voor starters.

Bewijslast

De bewijslast dat voldaan wordt aan het urencriterium rust op de ondernemer die de zelfstandigenaftrek claimt. In een zaak die tot aan de Hoge Raad werd uitgevochten, werd duidelijk dat deze bewijslast niet te licht moet worden opgevat, zeker niet als er sprake is van in verhouding veel indirecte uren.

Urenoverzicht te globaal

In genoemde zaak had de betreffende ondernemer weliswaar een urenoverzicht bijgehouden, maar dit bleek erg globaal. De verrichte werkzaamheden waren per categorie opgesomd, maar welke activiteiten het betrof en voor welke cliënten deze waren uitgevoerd, was niet duidelijk.

Indirecte uren

Voor het gerechtshof werd ook duidelijk dat de ondernemer veel indirecte uren aan het bedrijf had besteed, zo’n 900 in het betreffende jaar. Volgens het Hof is het dan juist van belang dat de tijdsbesteding beter wordt onderbouwd. 

Tijdbesteding scriptie

Ook kwam de vraag aan de orde of de tijd die besteed was aan het schrijven van een scriptie mee kan tellen voor het urencriterium. Dit blijkt inderdaad mogelijk, maar dan moet wel duidelijk zijn dat de werkzaamheden niet gericht zijn op het opdoen van nieuwe vakkennis of het uitbreiden ervan. Uren die besteed worden aan het op peil houden van bestaande vakkennis tellen daarentegen wel mee voor het urencriterium.

Rechter weigert zelfstandigenaftrek

Het Hof kwam niet toe aan het antwoord op de vraag of de bestede uren al dan niet nodig waren voor het op peil houden van de vakkennis. Ook als dit wel zo zou zijn, was namelijk onvoldoende aangetoond dat in het betreffende jaar minstens 1.225 uren aan het bedrijf waren besteed. De zelfstandigenaftrek werd dan ook door het Hof geweigerd en de Hoge Raad sloot zich hierbij aan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel aftrek zorgkosten bij meerdere diëten?

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van uw inkomen. Ook dieetkosten kunnen als zorgkosten worden aangemerkt. Het dieet moet dan wel zijn voorgeschreven door een arts of diëtist.

Dieetkosten gespecificeerd

Medisch

Dieetkosten zijn wettelijk ook gespecificeerd naar ziektebeeld en dieettype. Per ziektebeeld en dieetvorm gelden vaste, aftrekbare bedragen. De werkelijke kosten van het dieet doen dus niet ter zake. De vaste aftrekbare bedragen variëren van € 200 tot maximaal € 3.450 (2024). 

Tip! U vindt een overzicht van de aftrekbare bedragen, de dieetlijst, hier.

Wat bij overlap?

Bij overlappende diëten kan de vraag rijzen welk bedrag aftrekbaar is. Zo kan een dieet energieverrijkt zijn in combinatie met eiwitverrijkt, maar bijvoorbeeld ook energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt of lactosevrij. Een voorbeeld van overlappende diëten speelde voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Rechtbank schrapt drie van de vijf diëten

In deze zaak had een belastingplichtige voor vijf gevolgde diëten de vaste bedragen voor de extra kosten opgevoerd. Voor de rechtbank werd echter duidelijk dat twee diëten betrekking hadden op eenzelfde dieettypering en dat drie diëten deels overeenkomend waren, terwijl zij kennelijk betrekking hadden op hetzelfde ziektebeeld.

De dieetkosten die aangevoerd mochten worden als zorgkosten werden daarop beperkt tot de kosten van twee diëten, waarbij wettelijk is bepaald dat in die gevallen uitgegaan mag worden van het hoogste genoemde aftrekbare bedrag.

Bewijslast

De uitspraak maakte ook duidelijk dat de bewijslast voor de aftrek van zorgkosten bij de belastingplichtige ligt. Omdat die hiermee niet erg secuur was omgesprongen, werd de aftrek van de totale zorgkosten ook nog eens fors beperkt. Zo waren de opgevoerde reiskosten in verband met ziekte niet onderbouwd, werd van de medicijnen niet aangetoond dat deze waren verstrekt op voorschrift van een arts en ontbraken verschillende betaalbewijzen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Alternatieve rapportagemethode DAC7 kleine platformen

De Belastingdienst komt op korte termijn met een alternatieve aanlevermethode voor DAC7. Dit alternatief is bestemd voor kleinere platformexploitanten. Totdat het alternatief beschikbaar is, zal slechts beperkt op de rapportageplicht gecontroleerd worden.

DAC7

Laptop

De verplichting volgens DAC7 betekent dat exploitanten van online platformen gegevens over zichzelf en gegevens over degenen die via hun platform goederen of diensten verkopen, moeten rapporteren aan de Belastingdienst. De gegevens inzake de verkopende partij betreffen onder meer hun NAW-gegevens, het btw-identificatienummer en de omzet per kwartaal.

Problemen

De Belastingdienst constateert dat vooral kleinere platformen problemen hebben met de rapportageplicht. De oorzaak is deels onbekendheid met DAC7, maar ook onduidelijkheid over de criteria en aanlevermethode spelen een rol. Ook de complexiteit en kosten van rapporteren zijn een hinderpaal.

Alternatief

De Belastingdienst werkt daarom aan een alternatief voor DAC7 voor met name kleinere platformen. Dit zal echter niet voor 31 januari 2025 beschikbaar zijn, de datum waarop de rapportages uiterlijk moeten worden aangeleverd.

Beperkt handhaven

Totdat de alternatieve rapportagemethode beschikbaar is, zal de Belastingdienst slechts beperkt op de rapportageplicht handhaven. Ondernemers die van de alternatieve rapportagemethode gebruik willen maken, kunnen dit per e-mail melden bij de Belastingdienst via [email protected].

Wel alvast starten

Platformexploitanten moeten al wel beginnen met het verzamelen, identificeren en verifiëren van gegevens over hun gebruikers. Wettelijk bestaat namelijk de plicht dit vóór 1 januari 2025 te doen. Zodra de alternatieve aanlevermethode beschikbaar is, dienen de rapportages zo spoedig mogelijk aangeleverd te worden. De Belastingdienst zal vanaf dat moment ook weer normaal gaan handhaven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijzigingen toepassing 9% btw bij schilderen en stukadoren

Eind 2024 is een nieuw besluit over onder meer de toepassing van het 9% btw-tarief gepubliceerd. Dit besluit bevat twee wijzigingen voor de toepassing van het 9% btw-tarief bij schilderen en stukadoren van woningen.

9% btw schilderen en stukadoren

Bouw

Het schilderen en stukadoren van oudere woningen is belast met 9% btw in plaats van 21% btw. Het gaat daarbij om woningen die twee jaar of ouder zijn na het tijdstip van de eerste ingebruikname.

Tip! Bij controle of het 9% btw-tarief terecht is toegepast, kijkt de Belastingdienst onder meer naar de gegevens uit de BAG (Basisregistraties Adressen en Gebouwen) en de BRP (Basisregistratie Personen).

Deel woning/deel bedrijfspand tot 1 juli 2025

In het oude besluit was goedgekeurd dat panden die deels als woning en deels als bedrijfspand gebruikt worden, geheel worden aangemerkt als woning als het pand voor meer dan 50% wordt gebruikt voor particuliere bewoning. Als het pand twee jaar of ouder is, kan dan voor het schilderen en stukadoren van het gehele pand het 9% btw-tarief worden toegepast. Deze goedkeuring uit het oude besluit is in het nieuwe besluit vervallen, maar kan tot 1 juli 2025 nog worden toegepast.

Deel woning/deel bedrijfspand vanaf 1 juli 2025

Vanaf 1 juli 2025 is dat dus niet meer toegestaan. Vanaf die datum mag het 9% btw-tarief alleen nog worden toegepast voor het deel van het pand dat voor particuliere bewoning wordt gebruikt. Voor het schilderen en stukadoren van het andere deel geldt het 21% btw-tarief. Er moet dus een splitsing plaatsvinden.

Let op! Deze splitsing moet tot 1 juli 2025 ook al worden gemaakt als het pand voor 50% of minder gebruikt wordt voor particuliere bewoning.

Gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen

Bij het schilderen en stukadoren van gemeenschappelijk ruimten en voorzieningen in appartementsgebouwen, verzorgingstehuizen/aanleunwoningen, verpleeg- en verzorgingsinstellingen en dergelijke kan ook het 9% btw-tarief toegepast worden als dat voor de woongedeelten ook het geval is. Bij gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen moet u denken aan de hal, het trappenhuis, de lift, de eetzaal, de recreatieruimte en dergelijke.

In het nieuwe besluit is toegevoegd dat een splitsing moet plaatsvinden als de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen behalve voor particuliere bewoning ook voor andere doeleinden wordt gebruikt. De splitsing moet dan plaatsvinden op basis van het deel van het gebouw bestemd voor particuliere bewoningen en het deel bestemd voor andere doeleinden. Bij andere doeleinden moet u bijvoorbeeld denken aan bedrijfsdoeleinden.

Op het aldus berekende deel dat voor andere doeleinden bestemd is, kan het 9% btw-tarief niet worden toegepast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf wanneer vermindering immateriële schadevergoeding?

Als de afhandeling van een fiscaal conflict te lang duurt, kunt u recht hebben op een immateriële schadevergoeding. De vergoeding is bedoeld als compensatie voor frustratie en spanning. De Hoge Raad heeft echter het verstrekken van een immateriële schadevergoeding beperkt.

Immateriële schadevergoeding

Euro

Een immateriële schadevergoeding loopt op naarmate de behandeling van uw conflict langer duurt. Daarbij geldt als uitgangspunt dat bezwaar en beroep bij elkaar twee jaar mag duren. Gaat u daarna in hoger beroep, dan geldt hiervoor nogmaals een periode van maximaal twee jaar. Gaat u daarna in cassatie, dan geldt wederom een maximale behandeltermijn van twee jaar. Bij overschrijding van genoemde termijnen dient per half jaar overschrijding een vergoeding van € 500 te worden betaald.

Beperkingen

De Hoge Raad heeft in een arrest van 14 juni jl. een aantal beperkingen gesteld aan de immateriële schadevergoedingen. De Hoge Raad oordeelde dat dergelijke schadevergoedingen voortaan alleen van toepassing zijn bij een financieel belang van minstens € 1.000. Bij een geringer belang is dus geen schadevergoeding aan de orde, tenzij de overschrijding van de redelijke termijn langer dan één jaar bedraagt. In die gevallen kan de rechter zelf bepalen of er een schadevergoeding betaald moet worden.

Overgangsrecht

De Hoge Raad oordeelde tevens dat de nieuwe regels alleen gelden voor nieuwe gevallen. Ze gelden dus niet voor zaken waarin voorafgaand aan de datum van het arrest, 14 juni 2024, om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn is verzocht en waarin de redelijke termijn voor de desbetreffende fase van de procedure op de datum van dit arrest al was overschreden. 

Nog geen beperking in 2023

In een zaak die in augustus 2023 al speelde had een belastingplichtige een immateriële schadevergoeding geëist. Omdat op dat moment de nieuwe regels nog niet van kracht waren, besliste het gerechtshof Den Haag dat de schadevergoeding ook nog niet beperkt diende te worden en bepaalde deze op € 500, nu de overschrijding vijf maanden bedroeg.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wat houdt onderzoeksplicht parkeerbelasting in?

In veel steden in Nederland moet u parkeerbelasting betalen als u uw auto wilt parkeren. Voor de vraag óf u ergens parkeerbelasting moet betalen, geldt een onderzoeksplicht voor u. Wat houdt die plicht eigenlijk in?

Betalen op Hemelvaartsdag, of niet?

Auto

Voor de Hoge Raad kwam de vraag aan de orde hoe ver de onderzoeksplicht reikt als het gaat om de verschuldigdheid van parkeerbelasting. In de betreffende zaak had een automobilist zijn auto geparkeerd op Hemelvaartsdag zonder parkeerbelasting te voldoen. Omdat er ook op zon- en feestdagen parkeerbelasting betaald moest worden, was hem een naheffing met boete opgelegd.

Te ver verwijderd

De automobilist voerde aan dat op de parkeermeter bij zijn woning vermeld stond dat op zon- en feestdagen geen parkeerbelasting verschuldigd is. Die parkeermeter stond echter zo’n anderhalve kilometer verwijderd van de plaats waar hij geparkeerd had. De gemeente was dan ook van oordeel dat de automobilist aan de tekst op deze parkeermeter geen rechten kon ontlenen.

Onderzoeksplicht

Hof Amsterdam en ook de Hoge Raad zijn het hiermee eens. Op een automobilist rust nu eenmaal een onderzoeksplicht als het om betaald parkeren gaat. Dit betekent dat onderzocht moet worden: 

of op een bepaalde plaats parkeerbelasting betaald moet worden, en 
dat vervolgens gezocht moet worden naar een parkeerautomaat om de belasting te voldoen.

Daarbij geldt dat uitgegaan moet worden van de informatie die is aangegeven op een parkeermeter in de nabijheid van de parkeerplaats.

Parkeermeter in nabijheid parkeerplaats

De gemeente voerde aan dat op de betreffende  parkeermeters duidelijk stond aangegeven dat er ook op Hemelvaartsdag parkeerbelasting verschuldigd is. Dat per parkeermeter niet staat aangegeven voor welk gebied deze geldig is, doet naar de mening van de rechters niet ter zake. De naheffing en boete bleven dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste vergoedingen tijdelijke verblijfkosten 2025

Kosten die werknemers maken tijdens zakelijke reizen – de tijdelijke verblijfkosten – kunt u onder voorwaarden onbelast vergoeden aan uw werknemers. Voor de hoogte van deze bedragen kunt u wellicht aansluiten bij de bedragen die ambtenaren onbelast krijgen als ze op dienstreis zijn.

Gerichte vrijstelling

Geld

De vergoeding van de verblijfskosten kan alleen gericht vrijgesteld – en dus belastingvrij – worden als er sprake is van een tijdelijk verblijf. Uw werknemer moet dan een zogenaamde ambulante werknemer zijn. Dat is het geval als uw werknemer steeds naar verschillende arbeidsplaatsen reist of als hij/zij doorgaans 1 keer per week op maximaal 20 dagen naar dezelfde arbeidsplaats reist.

Let op! Reist een werknemer vaker dan 20 dagen naar dezelfde arbeidsplaats, maar met onderbrekingen en dus niet aaneengesloten? Bij een incidentele onderbreking loopt de referentieperiode waarin de 20 dagen berekend worden gewoon door. Dat is anders bij langere onderbrekingen. Dan begint een nieuwe referentieperiode voor het tellen van de maximale 20 dagen. Om te beoordelen of een nieuwe referentieperiode begint na een onderbreking, kunt u contact met ons opnemen

Behalve aan ambulante werknemers kunt u ook de tijdelijke verblijfkosten gericht vrijgesteld vergoeden van een werknemer die om zakelijke redenen (nog) niet bij de plaats van het werk gaat wonen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij tijdelijke projecten of als de werknemer nog in de proeftijd zit.

Ambtenaren op dienstreis

Het is toegestaan om voor de vergoeding van de tijdelijke verblijfkosten aan te sluiten bij de onbelaste verblijfkostenvergoedingen die ambtenaren op dienstreis kunnen krijgen. U mag dat doen voor werknemers die vanuit kostenoogpunt in gelijke omstandigheden verkeren als ambtenaren op dienstreis. Verder is vereist dat u dezelfde vergoedingen toekent als volgens de cao Rijk en ook dezelfde voorwaarden hanteert. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de minimale verblijfsduur en de in de cao Rijk genoemde hoogte van de vergoedingen.

Let op! De regeling is in 2024 aangescherpt. Voorheen was het namelijk voldoende als de voorwaarden vergelijkbaar waren. Had u al vóór 2024 een vergoedingsregeling, dan mocht u die in 2024 voortzetten. Vanaf 2025 moet u echter voldoen aan de nieuwe voorwaarden.

Vrijgestelde bedragen binnenlandse dienstreizen 2025

De vergoedingen en gericht vrijgestelde bedragen voor ambtenaren op binnenlandse dienstreizen zijn in 2025:

 Verblijfkosten  Vergoeding 10.2 cao Rijk  Gericht vrijgesteld
 Kleine uitgaven overdag  € 7,02  € 6,27
 Kleine uitgaven ’s avonds  € 20,95  € 12,54
 Logies  € 152,19  € 150,55
 Ontbijt  € 14,87  € 14,87
 Lunch  € 21,40  € 12,51
 Avondmaaltijd  € 32,37  € 31,40

 

Let op!Behalve dat u moet aansluiten bij deze vergoedingen, moet u dus ook dezelfde voorwaarden hanteren. Deze voorwaarden vindt u in onderdeel 10.2 van de cao Rijk.

Uit de voorwaarden komt onder meer naar voren dat een ambtenaar die de kosten van de dienstreis declareert geen betaalbewijzen hoeft bij te voegen van bovenstaande uitgaven. U kunt deze kosten daarom ook aan uw werknemer vergoeden zonder dat deze een factuur of betaalbewijs hiervan overlegt. Uiteraard moet wel aannemelijk worden gemaakt dat de werknemer daadwerkelijk voor het werk heeft gereisd en overnacht.

Let op! U moet dus aansluiten bij de bedragen in de cao Rijk. Voor zover de vergoeding op basis van deze cao hoger is dan het gericht vrijgestelde bedrag, vormt dat meerdere individueel loon bij de werknemer. U kunt er ook voor kiezen het meerdere aan te wijzen in de vrije ruimte. Bij overschrijding van de vrije ruimte in een jaar bent u hierover 80% eindheffing verschuldigd.

Buitenlandse dienstreizen 2025

Ook voor buitenlandse dienstreizen geldt dat aangesloten moet worden bij de voorwaarden en bedragen in de cao Rijk (zie onderdeel 10.3 van de cao Rijk). De berekening van de bedragen voor buitenlandse dienstreizen is afhankelijk van de tijdelijke verblijfplaats. Een overzicht vindt u in bijlage 6 van de cao Rijk.

Tip! Wilt u voor werknemers aansluiten bij de verblijfkostenvergoedingen die ambtenaren krijgen op een buitenlandse dienstreis, neem dan voor meer informatie contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere aftrek extra kleding en beddengoed in 2025

Maakt u gebruik van de aftrek van extra kleding en beddengoed in uw aangifte inkomstenbelasting? De vaste bedragen die hiervoor gelden zijn in 2025 lager dan in 2024.

Aftrek extra kleding en beddengoed

Detailhandel

Als u door ziekte of invaliditeit meer kosten voor (het wassen van) kleding en beddengoed maakt dan mensen in vergelijkbare (financiële) omstandigheden, kunt u hiervoor mogelijk kosten in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Deze extra kosten moeten dan wel een rechtstreeks gevolg zijn van uw ziekte of invaliditeit die minimaal een jaar duurt of waarschijnlijk minimaal een jaar gaat duren.

Vast bedrag

Omdat voor beddengoed sprake is van een negatieve prijsmutatie, vallen de vaste bedragen in 2025 lager uit. De aftrek bestaat uit een vast bedrag dat in 2024 nog € 350 bedroeg. Voor  2025 is dit vaste bedrag verlaagd naar € 340.

Had u in 2024 extra kosten voor kleding en beddengoed die hoger waren dan € 700, dan bedroeg de aftrek in dat jaar geen € 350 maar € 875. Ook deze vaste bedragen zijn in 2025 lager. Zijn in 2025 uw extra kosten voor kleding en beddengoed hoger dan € 680, dan bedraagt de aftrek geen  € 340 maar € 850.

Let op! De vaste bedragen worden elk jaar opnieuw geactualiseerd en zijn afhankelijk van de consumentenprijsontwikkeling.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere belastingrente in 2025

De belastingrente is vanaf 1 januari 2025 hoogstwaarschijnlijk lager dan in 2024. De percentages zijn nog niet officieel gepubliceerd, maar voor onder meer de vennootschapsbelasting daalt het percentage waarschijnlijk van 10% in 2024 naar 9% in 2025. Voor vrijwel alle andere belastingen daalt de belastingrente waarschijnlijk van 7,5% in 2024 naar 6,5% in 2025.

Wanneer belastingrente betalen?

Euro

Hoe en wanneer er belastingrente berekend of aan u vergoed wordt, is niet voor elke belastingsoort hetzelfde. Heel kort samengevat komt het erop neer dat belastingrente aan u in rekening wordt gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen.

Dit is bijvoorbeeld bij de inkomstenbelasting 2024 het geval als u niet vóór 1 mei 2025 uw aangifte indient of een voorlopige aanslag aanvraagt én uw (voorlopige) aanslag een dagtekening heeft vanaf 1 juli 2025. Maar ook als u dat wel deed en de Belastingdienst een (voorlopige) aanslag oplegt die hoger is dan in uw aangifte/verzoek om voorlopige aanslag, berekent de Belastingdienst belastingrente over het verschil.

Wanneer belastingrente ontvangen?  

Anderzijds vergoedt de Belastingdienst alleen in bepaalde gevallen belastingrente, bijvoorbeeld als de Belastingdienst zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.
Voor de inkomstenbelasting 2024 vergoedt de Belastingdienst bijvoorbeeld belastingrente als u een aangifte heeft ingediend, de Belastingdienst na 1 juli 2025 een negatieve (voorlopige) aanslag (een teruggaaf dus) oplegt en dat niet doet binnen 13 weken na ontvangst van uw aangifte. Dient u een verzoek om een negatieve (voorlopige) aanslag (een teruggaaf dus) in, dan bedraagt de termijn 8 weken in plaats van 13 weken.

Belastingrente te hoog?

Rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 7 november 2024 – kort samengevat – dat het vanaf 2022 vastgestelde percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting (in 2022 en 2023: 8%, in 2024: 10%) in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Dit betekent dat de belastingrente, naar het oordeel van de rechtbank, niet berekend mag worden naar 8% of 10%.

Vraag daarbij is echter op welk percentage de belastingrente dan wel kan worden vastgesteld om evenredig te zijn. Over die vraag heeft de rechtbank zich niet hoeven buigen, omdat de belastingplichtige en de Belastingdienst vooraf al hadden afgesproken dat het tarief 4% zou zijn als de belastingplichtige in het gelijk zou worden gesteld. De rechtbank berekent de belastingrente daarom naar een tarief van 4%. Dit percentage lijkt te zijn ontleend aan het percentage voor andere belastingen, zoals de inkomstenbelasting, maar zekerheid daaromtrent is er niet.

Let op! In verband met de uitspraak van de rechtbank is het verstandig om tijdig bezwaar te maken tegen belastingrente berekend over een definitieve aanslag vennootschapsbelasting. Gaat het om een voorlopige aanslag dan moet u een verzoek om herziening doen. Neem voor meer informatie contact met ons op, ook over de vraag of het verstandig is om tijdig bezwaar te maken tegen belastingrente berekend over andere belastingsoorten zoals de inkomstenbelasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bedrag grens startersvrijstelling overdrachtsbelasting 2025 en 2026

Starters op de woningmarkt van 18 tot 35 jaar oud kunnen bij aankoop van een eigen woning onder voorwaarden een beroep doen op de startersvrijstelling overdrachtsbelasting. Voor 2025 is de maximale waarde van de woning verhoogd van € 510.000 (2024) naar € 525.000.

Voorwaarden

Bouw

Behalve de maximale waarde van de woning, de woningwaardegrens en de leeftijd van de koper(s) gelden nog meer voorwaarden. Zo moet de koper onder meer de woning zelf voor langere tijd gaan bewonen en dit ook verklaren bij de notaris.

Let op! Een koper kan maar één keer een beroep doen op de startersvrijstelling.

Woningwaardegrens

De woningwaardegrens wordt elk jaar opnieuw vastgesteld en is over het algemeen een jaar van tevoren al bekend. Koopt u in 2025 een woning, dan kunt u uitgaan van een woningwaardegrens van € 525.000. Ook voor 2026 is de woningwaardegrens al bekend, deze bedraagt € 555.000.

Let op! Voor toepassing van de vrijstelling is de datum van levering van de woning bij de notaris bepalend. Kocht u in 2024 een woning die pas in 2025 door de notaris geleverd wordt, dan geldt een woningwaardegrens van € 525.000 en dus niet van € 510.000 (de grens in 2024).

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 wijzigingen voor de werkgever 2025

Heeft u personeel in dienst? Werkt u met zzp’ers? Op 1 januari 2025 is er weer een flink aantal wijzigingen doorgevoerd voor u als werkgever en als dga. Wij wijzen u op tien belangrijke punten.

1. Verhoging wettelijk minimum uurloon

Handtekening

Het wettelijk minimumloon wordt twee keer per jaar geïndexeerd, namelijk per 1 januari en per 1 juli. Het wettelijk bruto minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar of ouder is per 1 januari 2025 verhoogd naar € 14,06. 

2. Handhaving schijnzelfstandigheid vanaf 2025

Met ingang van 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium arbeidsrelaties volledig opgeheven. De Belastingdienst kan daarom bij een onjuiste kwalificatie van een arbeidsrelatie weer volledig handhaven en correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen.

Let op! De Belastingdienst kan daarbij alleen terug tot 1 januari 2025 , tenzij sprake is van kwaadwillendheid.

De Belastingdienst zal in 2025 in principe starten met een bedrijfsbezoek waarbij met de opdrachtgever een gesprek gevoerd wordt over de inhuur van zelfstandigen en extern personeel. Waar nodig wordt de opdrachtgever gewezen op aandacht voor de kwalificatie van de arbeidsrelaties en mogelijke risico’s op schijnzelfstandigheid. Op die manier wordt de opdrachtgever gewaarschuwd. De Belastingdienst kan overigens (alsnog) ook voor een boekenonderzoek kiezen, bijvoorbeeld als de inschatting is dat er grote risico’s zijn of als de opdrachtgever werkt of blijft werken met schijnzelfstandigen. 

Tip! Over het kalenderjaar 2025 zullen aan werkgevers en werkenden nog geen verzuim- en vergrijpboetes opgelegd worden als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid.

De Belastingdienst keurt vanaf 6 september 2024 geen nieuwe modelovereenkomsten meer goed. Alle lopende goedgekeurde modelovereenkomsten zijn wel automatisch tot eind 2029 verlengd. De Belastingdienst kan een modelovereenkomst echter intrekken als deze niet meer voldoet aan wet- en regelgeving en jurisprudentie of als blijkt dat niet volgens de voorwaarden van de modelovereenkomst gewerkt wordt of kan worden.

Tip! Wilt u dat de Belastingdienst een arbeidsrelatie beoordeelt, gebruik dan het formulier Verzoek vooroverleg beoordeling arbeidsrelatie. In de Checklist vooroverleg beoordeling arbeidsrelatie vindt u welke informatie u minimaal moet vermelden in uw verzoek.

3. Vrije ruimte en normbedragen WKR omhoog

Via de werkkostenregeling kunt u als werkgever diverse zaken belastingvrij vergoeden of verstrekken aan uw personeel. Blijven de vergoedingen binnen de zogenaamde ‘vrije ruimte’, dan hoeft ook de werkgever hierover geen belasting te betalen. De vrije ruimte wordt in 2025 iets verhoogd naar 2% (in 2024 nog 1,92%) van de loonsom, tot een bedrag van € 400.000. Voor zover de loonsom hoger is, blijft de vrije ruimte over het meerdere 1,18%, net als in 2024.

Voor de extra kosten die verbonden zijn aan thuiswerken, kunt u – onder voorwaarden – een onbelaste vergoeding geven aan uw werknemer. Deze onbelaste vergoeding bedraagt in 2025 € 2,40 per dag. Het normbedrag voor de waarde van maaltijden in bedrijfskantines (of soortgelijke ruimtes) of tijdens personeelsfeesten op de bedrijfslocatie bedraagt in 2025 € 3,95 per maaltijd. Het normbedrag van huisvesting op de werkplek stijgt in 2025 naar € 6,80 per dag.

4. Gebruikelijk loon en vrijwilligersvergoeding 2025 gelijk aan 2024

Het normbedrag voor het gebruikelijk loon is in 2025 gelijk aan het normbedrag in 2024 en bedraagt € 56.000 per jaar. Na een jarenlange stijging van het normbedrag (in 2023 bedroeg het bijvoorbeeld nog € 51.000 en in 2022 € 48.000) hoeft u dus in 2025 geen rekening te houden met een hoger normbedrag. Desondanks kan het gebruikelijk loon in 2025 toch hoger zijn dan in 2024, een en ander afhankelijk van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking en het loon van de meestverdienende werknemer van uw bv of daarmee verbonden bv’s.

Ook de maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding blijft in 2025 gelijk aan 2024, namelijk maximaal € 2.100 per jaar en € 210 per maand. De onbelaste vrijwilligersvergoeding moet binnen de maximale bedragen blijven en de vrijwilliger moet de werkzaamheden niet bij wijze van beroep verrichten voor aangewezen, niet-commerciële organisaties. De Belastingdienst gaat ervan uit dat de werkzaamheden niet bij wijze van beroep worden verricht als de maximum uurvergoeding in 2025 € 5,60 bedraagt. Voor vrijwilligers jonger dan 21 jaar bedraagt deze maximum uurvergoeding in 2025 € 3,30.

5. Bijtelling nieuwe auto zonder CO2-uitstoot en eindheffing wisselend gebruikte bestelauto omhoog

De bijtelling voor nieuwe auto’s zonder CO2-uitstoot (onder meer volledig elektrische auto’s) gaat in 2025 omhoog naar 17% tot een catalogusprijs van € 30.000 en bedraagt 22% daarboven. Het jaar 2025 is het laatste jaar waarin een korting geldt voor dergelijke nieuwe auto’s. De bijtelling voor nieuwe auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer verandert in 2025 niet. Deze blijft, net als in eerdere jaren, gehandhaafd op 22%.

De bijtelling voor het privégebruik van een afwisselend door meerdere werknemers gebruikte bestelauto kan een werkgever afkopen door het toepassen van een eindheffing. Het bedrag van deze eindheffing bedraagt in 2025 geen € 300 per jaar meer, maar is verhoogd naar € 438 per jaar (€ 36,50 per maand).

Let op! De onbelaste reiskostenvergoeding voor zakelijke reiskosten met eigen vervoer, waaronder woon-werkverkeer, is in 2025 gelijk aan 2024 en bedraagt € 0,23/km.

6. Ruimere WBSO

Via de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) krijgen werkgevers een tegemoetkoming in de kosten van innovatieve werkzaamheden. De werkgever verrekent de toegekende tegemoetkoming met de af te dragen loonheffing. Verschillende percentages van de WBSO zijn met ingang van 1 januari 2025 verhoogd. Vanaf 2025 geldt voor kosten tot € 380.000 een percentage van 36% en voor het meerdere 16%. Voor starters geldt vanaf 2025 een percentage van 50% voor kosten tot € 380.000.

7. Wijzigingen Wet tegemoetkomingen loondomein

De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) draagt bij om werkgevers te stimuleren mensen met een kwetsbare positie in dienst te nemen en te houden. In de Wtl is vanaf 2025 alleen nog het loonkostenvoordeel (LKV) opgenomen. Het lage-inkomensvoordeel (LIV) is per 1 januari 2025 afgeschaft. Uitbetaling van het LIV 2024 vindt nog wel plaats in juli/augustus 2025.

Een andere wijziging is de afbouw van het LKV voor oudere werknemers. Voor dienstbetrekkingen die begonnen vóór 1 januari 2024 blijft het LKV voor oudere werknemers van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per kalenderjaar gewoon in stand tot het einde van de looptijd van maximaal drie jaar. Voor dienstbetrekkingen die begonnen op of ná 1 januari 2024 is het LKV per 1 januari 2025 echter verlaagd naar € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600 per kalenderjaar. 

Let op! Vanaf 1 januari 2026 bestaat voor deze dienstbetrekkingen geen recht meer op LKV. Wel vindt voor deze dienstbetrekkingen in 2026 nog uitbetaling van het LKV 2025 plaats.

Verder zijn vanaf 2025 de criteria van het LKV herplaatsen werknemer met arbeidshandicap verruimd. Voor een werknemer die in de wachttijd van de WIA zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of geheel of gedeeltelijk in een andere functie bij u gaat werken, heeft u vanaf 2025 namelijk ook recht op dit LKV. 

8. Minder snel herziening lage Awf-premie naar hoge Awf-premie vanaf 2025

De gedifferentieerde premie voor het Algemeen Werkeloosheidsfonds (Awf) bestaat uit een hoge en lage Awf-premie. U mag als werkgever een lage Awf-premie toepassen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Voldoet u daar niet aan, dan betaalt u een hoge Awf-premie. De lage premie bedraagt in 2025 2,74%, de hoge premie 7,74%.

In bepaalde situaties moet u een lage Awf-premie met terugwerkende kracht herzien naar een hoge Awf-premie. Dit is onder meer het geval als de verloonde uren van een werknemer waarvoor u de lage Awf-premie toepaste, in een jaar meer dan 30% hoger zijn dan de contracturen. Voor het jaar 2024 hoeft u dan alleen alsnog de hoge Awf-premie toe te passen bij werknemers met een arbeidscontract van gemiddeld minder dan 35 uur per week. Controleer begin 2025 of u zo’n herziening voor het jaar 2024 moet toepassen. Voor het jaar 2025 hoeft u minder snel zo’n herziening toe te passen. U hoeft dat dan alleen nog te doen bij werknemers met een arbeidscontract van gemiddeld 30 uur of minder per week.

Let op! De lage Awf-premie moet ook worden herzien naar de hoge Awf-premie als een nieuwe werknemer binnen twee maanden na indiensttreding ontslag neemt of wordt ontslagen. Deze herziening is niet afhankelijk van het aantal contracturen en geldt dus bij alle contracten.

9. Wijzigingen 30%-regeling

De 30%-regeling is een fiscale regeling waarbij, onder strikte voorwaarden, maximaal 30% van het salaris belastingvrij mag worden uitbetaald aan personeel dat uit het buitenland is aangetrokken. Deze regeling zou versoberd worden, maar een groot deel van die versobering is met ingang van 2025 weer teruggedraaid. Dit betekent dat als voldaan is aan de strikte voorwaarden in 2025 en 2026 nog gewoon het percentage van maximaal 30% mag worden toegepast. Vanaf 2027 wordt dit percentage verlaagd naar 27%, tenzij u voor de werknemer vóór 2024 de 30%-regeling al toepaste. In dat geval mag u gedurende de hele periode van 60 maanden het percentage van 30% toepassen.

De 30%-regeling mag in 2025 worden toegepast over een salaris tot maximaal € 246.000 (in 2024 was dit nog € 233.000). Dit maximum geldt overigens in 2025 niet als u voor de werknemer vóór 2023 de 30%-regeling al toepaste.

In 2025 bedraagt de in de 30%-regeling toegepaste salarisnorm € 46.660. Voor werknemers die instromen en jonger zijn dan 30 jaar en hun masterdiploma hebben behaald, bedraagt de salarisnorm in 2025 € 35.468. Beide bedragen worden met ingang van 2027 verhoogd naar € 50.436, respectievelijk € 38.338. Dit zijn de bedragen op basis van de bedragen die golden in 2024 en deze worden per 2027 nog geïndexeerd. Dit verhoogde salaris geldt vanaf 2027 overigens niet voor degenen die de 30%-regeling al vóór 2024 toepasten.

Let op! Werknemers die van de 30%-regeling gebruikmaken, hoefden tot en met 2024 geen belasting in box 2 en box 3 te betalen over buitenlands kapitaalinkomen. Dit wordt ook wel de partiële buitenlandse belastingplicht genoemd. Deze faciliteit is per 2025 vervallen. Dit geldt niet voor situaties waarin de 30%-regeling al vóór 2024 werd toegepast. In deze situaties blijft de faciliteit tot en met 2026 van kracht. Voor werknemers waarvoor de buitenlandse partiële belastingplicht per 2025 vervalt, kunt u vanaf 2025 geen gebruik meer maken van de mogelijkheid om de loonbelasting/premie volksverzekeringen die u moet inhouden af te stemmen op de inkomstenbelasting en eventuele premie volksverzekeringen die uw werknemer moet betalen.

10. Verplichte rapportage zakelijk en woon-werkverkeer werknemers uiterlijk 30 juni 2025

Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn vanaf 1 juli 2024 verplicht om te rapporteren over het zakelijk verkeer én het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze verplichting maakt onderdeel uit van de Omgevingswet van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit’, afgekort WPM.

Deze werkgevers moeten bijvoorbeeld het totaalaantal kilometers dat de werknemers afleggen voor zakelijk en woon-werkverkeer rapporteren, maar ook het jaartotaal aan kilometers, verdeeld naar soort vervoermiddel en brandstoftype. De gegevens over 2024 kunnen vanaf 15 januari 2025 doorgegeven worden en moeten uiterlijk 30 juni 2025 ingestuurd zijn. In 2026 is een rapportage over het hele jaar 2025 verplicht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 changes for employers 2025

Do you employ staff? Do you work with self-employed workers? On Jan. 1, 2025, there will be quite a few changes for you as an employer and as a dga. We draw your attention to ten important points.

1.      Increase legal minimum hourly wage

Vlaggen

The statutory minimum wage is indexed twice a year, on January 1 and July 1. The statutory gross minimum hourly wage for employees aged 21 or older was increased to €14.06 on January 1, 2025.

2.      Enforcement of false self-employment as of 2025

As of January 1, 2025, the enforcement moratorium on employment relationships has been completely lifted. The Tax Authorities can therefore once again fully enforce an incorrect qualification of an employment relationship and impose correction obligations and additional tax assessments.

Please note! The Tax Authorities can only go back to January 1, 2025, unless there is malicious intent.

In principle, the Tax and Customs Administration will start in 2025 with a company visit during which a discussion is held with the client about the hiring of self-employed persons and external personnel. Where necessary, the client will be alerted to attention for the qualification of the employment relationships and possible risks of false self-employment. In this way the client is warned. The Tax Authorities can also opt for an audit, for example if it is estimated that there are major risks or if the client works or continues to work with pseudo self-employed persons.

Tip! For the calendar year 2025, employers and employees will not yet be charged default and penalty fines if they can prove that they are taking steps against false self-employment.

The Tax Office will no longer approve new model agreements as of September 6, 2024. However, all current approved model agreements have been automatically extended until the end of 2029. However, the Tax Office can revoke a model agreement if it no longer complies with laws, regulations and case law or if it turns out that the conditions of the model agreement are not or cannot be met.

Tip! If you want the Tax Authorities to assess an employment relationship, use the form Request for pre-consultation assessment employment relationship. The Checklist for prior consultation to assess the working relationship contains the minimum information you must include in your request.

3.      The work-related expenses scheme and standard amounts increased

The work-related expenses scheme allows you, as an employer, to offer or provide various tax-free reimbursements to your staff. If the allowances remain within the fixed budget, then the employer does not have to pay tax on this either. In 2025 the fixed budget will be slightly increased to 2% (in 2024 still 1.92%) of the wage bill, up to an amount of € 400,000. Insofar as the wage bill is higher, the fixed budget on the excess remains 1.18%, as in 2024.

For the additional costs associated with working from home, you can – subject to conditions – give an untaxed allowance to your employee. This untaxed reimbursement will be €2.40 per day in 2025. The standard compensation for the value of meals in company canteens (or similar areas) or during staff parties at the company location will be € 3.95 per meal in 2025. The standard compensation for accommodation at the workplace will increase to € 6.80 per day in 2025.

4.      Customary salary and volunteer allowance 2025 same as 2024

The standard amount for the customary salary in 2025 is equal to the standard amount in 2024 and amounts to € 56,000 per year. After years of increasing the standard amount (in 2023, for example, it was € 51,000 and in 2022 it was € 48,000), you therefore do not have to take a higher standard amount into account in 2025. Nevertheless, the customary salary may still be higher in 2025 than in 2024, depending on the salaries from the most comparable employment and the salaries of the highest-earning employee of your company or related companies.

The maximum untaxed volunteer compensation in 2025 will also remain the same as in 2024, namely a maximum of €2,100 per year and €210 per month. The untaxed volunteer compensation must remain within the maximum amounts and the volunteer must not perform the work as a profession for designated, non-commercial organizations. The Tax Office assumes that the work is not performed by way of profession if the maximum hourly compensation in 2025 is €5.60. For volunteers under 21 years of age, this maximum hourly compensation in 2025 is €3.30.

5.      Additional taxable benefit for new car without CO2 emissions and final levy for used delivery van up

The additional tax rate for new cars without CO2 emissions (including fully electric cars) will increase in 2025 to 17% up to a list price of € 30,000 and to 22% above that. The year 2025 is the last year in which a discount applies to such new cars. The additional tax rate for new cars with CO2 emissions of more than 0 grams per kilometer will not change in 2025. It will remain, as in previous years, at 22%.

An employer can buy off the addition for the private use of a van used alternately by several employees by applying a final levy. The amount of this final levy will no longer be €300 per year in 2025, but has been increased to €438 per year (€36.50 per month).

Please note! The untaxed travel compensation for business travel expenses with own transport, including commuting, is the same in 2025 as in 2024 and amounts to € 0.23/km.

6.      Expanded WBSO

Through the Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), employers receive a compensation for the costs of innovative work. The employer deducts the compensation granted from the payroll tax to be paid. Various percentages of the WBSO have been increased effective January 1, 2025. As of 2025, a percentage of 36% applies for costs up to €380,000 and 16% for the excess. For startups, a percentage of 50% applies for costs up to € 380,000 as of 2025.

7.      Changes to the Salary Domain Allowances Act

The Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) contributes to encourage employers to hire and retain people with a vulnerable position. As of 2025, the Wtl includes only the wage cost benefit (LKV). The low-income benefit (LIV) has been abolished as of January 1, 2025. Payment of the 2024 LIV will still take place in July/August 2025.

Another change is the phasing out of the LKV for older workers. For employment relationships that began before January 1, 2024, the LKV for older employees of €3.05 per hour worked with a maximum of €6,000 per calendar year will remain in place until the end of the maximum three-year term. However, for employment relationships that began on or after January 1, 2024, the LKV has been reduced as of January 1, 2025 to € 1.35 per hour worked with a maximum of € 2,600 per calendar year.

Please note! As of January 1, 2026, you are no longer entitled to recieve LKV for these employment relationships. However, the LKV 2025 will still be paid for these employment relationships in 2026.

Furthermore, as of 2025, the criteria of the LKV reemployed employee with disabilities have been expanded. For an employee who during the waiting period of the WIA fully or partially resumes his own work or fully or partially starts working for you in another position, you will also be entitled to this LKV from 2025.

8.      Slower revision of low Awf contribution to high Awf contribution as of 2025

The differentiated premium for the General Unemployment Fund (Awf) consists of a high and low Awf contribution. As an employer, you may apply a low Awf contribution if a number of conditions are met. If you do not meet these conditions, you will pay a high Awf contribution. The low contribution in 2025 is 2.74%, the high contribution is 7.74%.

In certain situations, you must retroactively revise a low Awf contribution to a high Awf contribution. This is the case, for example, if the paid hours of an employee for whom you applied the low Awf contribution are more than 30% higher than the contract hours in a year. For the year 2024, you will then only still have to apply the high Awf contribution for employees with an employment contract of less than 35 hours per week on average. Check in early 2025 whether you need to apply such a revision for the year 2024. For the year 2025, you are less likely to need to apply such a revision. You then only need to do so for employees with employment contracts averaging 30 hours or less per week.

Please note! The low Awf contribution must also be revised to the high Awf contribution if a new employee resigns or is laid off within two months of starting employment. This revision does not depend on the number of contract hours and thus applies to all contracts.

9.      Changes to the 30% scheme

The 30% scheme is a tax regulation whereby, under strict conditions, up to 30% of the salary may be paid tax-free to personnel recruited from abroad. This regulation was to be made more flexible, but a large part of the reduction has been reversed with effect from 2025. This means that if the strict conditions are met, in 2025 and 2026 the percentage of up to 30% may still be applied as usual. From 2027 this percentage will be reduced to 27%, unless you already applied the 30% scheme for the employee before 2024. In that case, you may apply the 30% rate for the entire 60-month period.

In 2025, the 30% scheme may be applied over a salary up to a maximum of €246,000 (in 2024 this was still €233,000). Incidentally, this maximum does not apply in 2025 if you already applied the 30% scheme for the employee prior to 2023.

In 2025, the salary standard applied in the 30% scheme is €46,660. For incoming employees who are younger than 30 and have obtained their master’s degree, the salary standard in 2025 is €35,468. Both amounts will be increased to €50,436 and €38,338, respectively, starting in 2027. These are the amounts based on those in effect in 2024, and they will still be indexed as of 2027. Incidentally, this increased salary from 2027 does not apply to those who already applied the 30% scheme before 2024.

Please note! Employees using the 30% scheme did not have to pay taxes in box 2 and box 3 on foreign capital income until 2024. This is also known as the partial foreign tax liability. This facility expired as of 2025. This does not apply to situations in which the 30% ruling was already applied before 2024. In these situations, the facility remains in effect through 2026. For employees for whom the foreign partial tax liability expires as of 2025, you will no longer be able to use the facility as of 2025 to reconcile the wage tax/ national insurance contributions you must withhold with the income tax and any national insurance contributions your employee must pay.

10.  Mandatory reporting of business and commuting employees no later than June 30, 2025

Employers with 100 or more employees are required to report the business and commuting traffic of their employees as of July 1, 2024. This obligation is part of the Ministry of Infrastructure and Water Management’s Environment Act and is known as the “Work-related Passenger Mobility Reporting Obligation,” or WPM for short.

For example, these employers must report the total number of kilometers traveled by employees for business and commuting purposes, as well as the annual total of kilometers, broken down by type of vehicle and fuel type. Data for 2024 can be submitted starting Jan. 15, 2025, and must be submitted by June 30, 2025. In 2026, reporting for the entire year 2025 is mandatory.

Posted in Niet gecategoriseerd

Flink hoger budget en wijzigingen EIA 2025

Voor de Energie-investeringsaftrek (EIA) is in 2025 € 172 miljoen meer budget beschikbaar dan in 2024. De regeling kent ook een aantal wijzigingen.

EIA

Zonnepanelen

Ondernemers in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting die investeren in bedrijfsmiddelen van de Energielijst kunnen met de EIA in 2025 in aanmerking komen voor een investeringsaftrek van 40% van het investeringsbedrag.

In 2025 is voor de EIA € 431 miljoen budget beschikbaar. Dat is € 172 miljoen meer dan in 2024. In 2026 is het beschikbare budget nog eens € 29 miljoen hoger en bedraagt het € 460 miljoen.

Energielijst 2025

De EIA kan alleen worden toegepast voor bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen op de Energielijst 2025. In deze lijst vinden elk jaar, dus ook in 2025, aanpassingen plaats. Zo kan bijvoorbeeld voor investeringen in zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking in 2025 ook EIA worden aangevraagd als sprake is van een grootverbruikersaansluiting. In 2024 kon dit alleen nog voor kleinverbruikersaansluitingen (maximaal 3 x 80 ampère).

Niet meer op de lijst staan investeringen in een ‘intelligent lokaal energienetwerk’ (smart grid) en netbalancering door actieve sturing van installaties. Voor een aantal investeringen zijn de voorwaarden aangepast, onder meer voor warmtepompen.

Tip! Bekijk hier de opvallendste wijzigingen in de Energielijst 2025. De volledige lijst kunt u hier vinden.

Voorwaarden

Alleen bedrijfsmiddelen die niet eerder zijn gebruikt, komen voor de EIA in aanmerking. Daarnaast moet de investering in het bedrijfsmiddel minimaal € 2.500 bedragen. Het maximale jaarlijkse investeringsbedrag waarvoor u EIA kunt krijgen is in 2025 verhoogd naar € 151 miljoen.

Let op! Er gelden nog meer voorwaarden. Zorg dat u aan alle voorwaarden voldoet. Een belangrijke is dat u een aanvraag voor toepassing van de EIA doet  binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanwijzingen bij uw laatste btw-aangifte 2024

In januari 2025 moet u uw laatste btw-aangifte over 2024 indienen. De laatste btw-aangifte kan een aantal bijzonderheden kennen.

Btw privégebruik auto

Geld

De btw-afdracht die verschuldigd is over het privégebruik van auto’s van de zaak moet u aangeven in uw laatste btw-aangifte van het jaar bij vraag 1d. De btw die u gedurende heel 2024 betaalde voor deze auto’s van de zaak kon u namelijk in 2024 in aftrek brengen in uw btw-aangiften. In de laatste btw-aangifte corrigeert u dit voor het privégebruik.

Let op! Dit moet u voor personenauto’s én voor bestelauto’s van de zaak toepassen: ook voor auto’s waarvoor u in de loonbelasting of inkomstenbelasting geen bijtelling toepast omdat met de auto aantoonbaar niet meer dan 500 kilometer privé gereden is. Voor de btw is het woon-werkverkeer namelijk niet zakelijk, maar privé. Dit in tegenstelling tot de loonbelasting en de inkomstenbelasting, waar deze kilometers als zakelijk worden gezien.

U berekent de btw-afdracht over het privégebruik auto op basis van de verhouding tussen het zakelijke en het privégebruik. Heeft u daar geen beschikking over, dan is de btw-afdracht 2,7% van de cataloguswaarde van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip! In bepaalde gevallen bedraagt de btw-afdracht 1,5 in plaats van 2,7%. Bijvoorbeeld als u bij de aankoop van de auto de btw niet in aftrek bracht. Voor de btw-afdracht van het privégebruik in 2024 past u ook 1,5% toe voor auto’s die u in 2019 of eerder in gebruik nam.

Let op! Is er een normale eigen bijdrage betaald voor het privégebruik van de auto, dan vindt voorgaande btw-afdracht vanwege privégebruik niet plaats. Wel moet u dan de btw die begrepen is in de eigen bijdrage (21/121 x de eigen bijdrage) in uw btw-aangifte aangeven en afdragen bij vraag 1a. Deze regel geldt niet als de eigen bijdrage lager is dan een normale waarde.

BUA-correctie

Verstrekte u in 2024 aan relaties of personeel goederen of diensten (bijvoorbeeld relatiegeschenken, fitness, ontspanning of bijvoorbeeld een kerstpakket of jubileumgeschenk), dan moet u in de laatste btw-aangifte een btw-correctie toepassen als dit in totaal meer dan € 227 (exclusief btw) per relatie/werknemer per (boek)jaar bedroeg.

Tip! Deze zogenaamde BUA-correctie vult u in bij vraag 5b. Het berekenen van deze correctie is niet voor iedereen even duidelijk. Neem voor meer informatie over de BUA daarom contact op met een van onze adviseurs.

Btw-correctie i.v.m. btw-belaste en btw-vrijgestelde activiteiten 2024

In de laatste btw-aangifte moet u wellicht ook nog een correctie maken op de btw die u in 2024 in aftrek bracht. De btw die rechtstreeks toerekenbaar is aan btw-vrijgestelde verkoop van goederen en diensten mag u namelijk niet in aftrek brengen. Voor de algemene kosten wordt die btw in aftrek gebracht op basis van een pro-ratapercentage. Gedurende 2024 maakte u een inschatting van de pro rata niet-aftrekbare btw (meestal gebaseerd op de pro rata van 2023). In uw laatste btw-aangifte van 2024 berekent u het juiste pro-ratapercentage en moet u wellicht nog een correctie toepassen op de in aftrek gebrachte btw bij vraag 5b.

Btw-privégebruik goederen en diensten

Gebruikte u bepaalde goederen en diensten deels privé, dan moet u ook daarvoor een correctie toepassen op de in aftrek gebrachte btw (bij vraag 1d).

Tip! Voor het eigen gebruik van de gangbaarste agrarische producten en richtlijnen voor het privégedeelte van de kosten van energie en water heeft de Belastingdienst weer de Landbouwnormen 2024 gepubliceerd.

Investeringsgoederen

Voor investeringsgoederen gelden afwijkende regels. Investeringsgoederen zijn onroerende zaken (bijvoorbeeld een bedrijfspand) en roerende zaken (bijvoorbeeld een computer) waarop u afschrijft.

Let op! Heeft u in 2015 of latere jaren een onroerende zaak gekocht of heeft u in 2020 of latere jaren een roerende zaak gekocht én daarbij btw in aftrek gebracht? Dan moet u deze btw mogelijk in uw laatste btw-aangifte van 2024 herzien bij vraag 5b als de verhouding btw-belast en btw-vrijgesteld in 2024 anders is dan aan het einde van het jaar van aankoop. Dit moet ook als u de onroerende zaak of de roerende zaak anders privé gebruikte. Neem voor meer informatie hierover contact op met een van onze adviseurs.

Tip! Voor zogenaamde kostbare diensten geldt nu nog geen herzieningsregeling. Vanaf volgend jaar komt daar verandering in en gaat er een herzieningsregeling van vijf jaar gelden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Denk aan btw-melding bij koop en huur onroerend goed

Heeft u in 2023 onroerend goed gekocht of in 2024 onroerend goed gehuurd, dan moet u mogelijk uiterlijk 28 januari 2025 een melding doen aan de verkoper of verhuurder en aan de Belastingdienst. Met de melding verklaart u of u heeft voldaan aan de 70%- of 90%-norm.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lager budget en wijzigingen MIA/VAMIL 2025

Voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) is in 2025 minder budget beschikbaar dan in 2024. De regeling kent ook een aantal wijzigingen.

MIA en VAMIL

Bestelbus

Ondernemers in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting die investeren in milieu-investeringen kunnen in 2025 met de MIA in aanmerking komen voor een investeringsaftrek die kan oplopen tot 45% van het investeringsbedrag. Met de VAMIL kunnen zij tot 75% van de investeringskosten willekeurig afschrijven.

In 2025 is voor de MIA € 189 miljoen budget beschikbaar en voor de VAMIL € 20 miljoen. In 2024 was dat nog € 192 miljoen respectievelijk € 25 miljoen.

Milieulijst 2025

De MIA en VAMIL kunnen alleen worden toegepast voor bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen op de Milieulijst 2025. In deze lijst vinden elk jaar, dus ook in 2025, aanpassingen plaats. Zo is bijvoorbeeld nieuw op de lijst een inzamel- en geldretoursysteem voor herbruikbare bekers, een elektrische bakfiets of cargobike met zonnepanelen en een zuiveringsinstallatie voor grijswaterrecycling. Niet meer op de Milieulijst 2025 staan onder meer elektrische bestelauto’s, elektrische motorfietsen, speedpedelecs, elektrische vorkheftrucks en elektrische taxi’s met negen zitplaatsen of voor rolstoelvervoer. Waterstof aangedreven bestelauto’s en taxi’s staan nog wel op de lijst.

Andere wijzigingen zijn onder meer de verlaging van het aftrekpercentage van 45 naar 36% voor enkele investeringen in duurzame gebouwen en een hoger belastingvoordeel voor een groen en gezond bedrijventerrein.

Tip! Bekijk hier de opvallendste wijzigingen in de Milieulijst 2025. De volledige lijst kunt u hier vinden.

Voorwaarden

Alleen bedrijfsmiddelen die niet eerder zijn gebruikt, komen voor de MIA en VAMIL in aanmerking. Daarnaast moet de investering in het bedrijfsmiddel minimaal € 2.500 bedragen. Het maximale jaarlijkse investeringsbedrag waarvoor u MIA en VAMIL kunt krijgen, is in 2025 voor alle bedrijfsmiddelen verlaagd naar € 25 miljoen en voor bepaalde bedrijfsmiddelen zelfs nog lager. Daarnaast is het vanaf 2025 niet meer mogelijk om de MIA en VAMIL te combineren met een aantal subsidies voor verkeer en vervoer (bijvoorbeeld AanZet en SPRILA).

Let op! Er gelden nog meer voorwaarden. Zorg dat u aan alle voorwaarden voldoet. Een belangrijke is dat u een aanvraag voor toepassing van de MIA en VAMIL doet  binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel.

Eerder duidelijkheid

In 2025 heeft u eerder duidelijkheid over uw aanvraag voor toepassing van de MIA en VAMIL. De RVO heeft namelijk vanaf 1 januari 2025 de bezwaar- en beroepsprocedure van de Belastingdienst overgenomen. Voor de Energie-investeringsaftrek (EIA) lagen deze taken al bij de RVO en vanaf 2025 is dat dus ook voor de MIA en VAMIL het geval. Hierdoor hoeft u niet meer te wachten op vaststelling van uw belastingaangifte voordat u meer duidelijkheid heeft.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kamerverhuurvrijstelling in 2025 naar € 6.324

Verhuurt u een kamer in uw eigen woning? Dan kon u in 2024 gebruikmaken van de kamerverhuurvrijstelling als uw huurinkomsten maximaal € 5.998 bedroegen. De maximale huurinkomstengrens bedraagt in 2025 € 6.324.

Voorwaarden

Woning

U kunt gebruikmaken van de kamervrijstelling als u een deel van uw eigen woning verhuurt, zolang dit deel maar geen zelfstandige woning is. Het maakt daarbij niet uit of u het verhuurde deel gestoffeerd en/of gemeubileerd verhuurd of zonder stoffering en/of meubilering. Een voorwaarde is wel dat u en de huurder tijdens de gehele huurperiode bij de gemeente staan ingeschreven op het adres van uw woning. Verder mag geen sprake zijn van verhuur voor korte tijd.

Maximale huur

Voldoet u aan al deze voorwaarden, dan kunt u in 2025 gebruikmaken van de kamerverhuurvrijstelling als u maximaal € 6.324 huur ontvangt.

Wat is de kamerverhuurvrijstelling?

De kamerverhuurvrijstelling betekent dat u over de huurinkomsten geen inkomstenbelasting hoeft te betalen. Verder kunt u de rente die u betaalde over uw eigenwoningschuld gewoon in aftrek brengen. U moet wel het eigenwoningforfait over uw gehele woning in aanmerking nemen.

Let op! Als u de kamerverhuurvrijstelling niet kunt toepassen, dan moet u het verhuurde deel van uw eigen woning opgeven in box 3.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-suppletie vanaf 2025 binnen acht weken!

Vanaf 1 januari 2025 moet u een btw-suppletie indienen binnen acht weken nadat u constateerde dat u te weinig btw aangaf en afdroeg aan de Belastingdienst.

Btw-suppletie binnen acht weken

Geld

Heeft u te weinig btw aangegeven in uw btw-aangiften en afgedragen aan de Belastingdienst, dan bent u verplicht dit te corrigeren met een btw-suppletie. Tot en met 2024 moest u dit zo spoedig mogelijk doen nadat u constateerde dat u te weinig btw heeft aangegeven en afgedragen. Vanaf 2025 moet u dit binnen acht weken na deze constatering doen. Zo spoedig mogelijk kent vanaf 2025 daarom een uiterste termijn van acht weken.

Let op! De regel dat u de btw-suppletie moet indienen voordat u weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de Belastingdienst al bekend was of zou worden met de te weinig aangegeven of afgedragen btw, blijft ook gewoon in stand.

De termijn van acht weken is gelijk aan de termijn die geldt voor het indienen van een correctiebericht loonheffingen. Hiermee geldt dus voor de btw en de loonheffingen vanaf 2025 eenzelfde termijn.

Overgangsrecht

De termijn van acht weken geldt vanaf 1 januari 2025. Er geldt overgangsrecht voor ondernemers die vóór 1 januari 2025 al constateerden dat ze een btw-suppletie moesten doen. Voor hen begint op 1 januari 2025 de termijn van acht weken te lopen. Zij moeten dus vóór 26 februari 2025 een btw-suppletie hebben ingediend.

Btw-suppletie € 1.000 of minder

Moet u € 1.000 of minder btw suppleren, dan doet u dat niet in een btw-suppletie. U verwerkt deze correctie namelijk in de eerstvolgende btw-aangifte.

Vergrijpboete

Het niet (op tijd) indienen van een btw-suppletie is een overtreding. Als sprake is van opzet of grove schuld kan de Belastingdienst hiervoor een vergrijpboete opleggen van maximaal 100% van het bedrag van de niet (op tijd) ingediende btw-suppletie.

Let op! De Belastingdienst legt geen vergrijpboete op als het gaat om btw-suppleties van € 1.000 of minder.

Belastingrente

De Belastingdienst berekent belastingrente als uw btw-suppletie leidt tot een te betalen btw-bedrag. Moet u over het belastingjaar 2024 btw suppleren, dan kunt u de belastingrente voorkomen door vóór 1 april 2025 uw btw-suppletie in te dienen. In dat geval berekent de Belastingdienst geen belastingrente.

Let op!Dient u vóór 1 april 2025 uw btw-suppletie 2024 in, dan voorkomt u weliswaar de belastingrente. Maar als u al eerder constateerde dat u btw over 2024 moest suppleren en u doet dit niet binnen acht weken na deze constatering, kan de Belastingdienst mogelijk wel een vergrijpboete opleggen! De deadline van 1 april 2025 is dus niet langer de enige van belang zijnde deadline.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel mag u in 2025 belastingvrij schenken?

Wilt u in 2025 uw kinderen, kleinkinderen of anderen een geldbedrag schenken? Wat zijn dan voor dit jaar de belastingvrije bedragen?

Schenken aan uw kinderen

Geld

De meeste vrijstellingen bestaan voor schenkingen aan uw kinderen. In 2025 kunt u hun belastingvrij een bedrag van € 6.713 schenken. Tevens mag u aan uw kind in de leeftijd tussen de 18 en 40 jaar eenmalig een vrij te besteden bedrag van € 32.195 schenken. De dag van de 40e verjaardag telt hiervoor ook nog mee. 

Let op! Schenkt u dit verhoogde bedrag, dan mag u in dat jaar niet ook nog eens het belastingvrije bedrag van € 6.713 schenken.

Eenmalig voor een dure studie

U mag ook eenmalig een verhoogde belastingvrije schenking doen aan uw kind ten behoeve van een dure studie. Deze vrijstelling ligt hoger en bedraagt € 67.064. Deze vrijstelling geldt ook nu weer alleen voor uw kind met een leeftijd tussen 18 en 40 jaar, inclusief de 40e verjaardag.

Let op! De schenking voor een dure studie is eenmalig én in plaats van de eenmalig verhoogde vrije schenking van € 32.195. U mag dus niet van beide verhoogde schenkvrijstellingen gebruikmaken voor eenzelfde kind.

Schenkingen aan derden

Voor een schenking aan een derde, dit zijn ook uw kleinkinderen, geldt in 2025 een vrijstelling van € 2.690. Dit bedrag mag u dus ook belastingvrij schenken aan een goede vriend, neef of andere begunstigde. 

Let op! De speciale schenking ten behoeve van de aankoop van een eigen woning is per 2024 afgeschaft.

Schenkt u meer dan de vrijstelling?

Schenkt u meer dan de genoemde bedragen, dan betalen uw kinderen 10% belasting over een bedrag tot € 154.197. Vanaf € 154.197 is het tarief 20%. Voor kleinkinderen en verdere afstammelingen zijn de tarieven 18% tot € 154.197 en 36% vanaf € 154.197. Voor overige personen, bijvoorbeeld een vriend of een willekeurige derde, is het tarief 30% tot € 154.197 en 40% vanaf € 154.197.

Ontvanger betaalt

Bij een schenking betaalt de ontvanger ervan de schenkbelasting. U kunt er als schenker ook voor kiezen zelf de schenkbelasting te betalen, maar houd er dan rekening mee dat ook dit bedrag als schenking wordt gezien.

Voorbeeld

U schenkt in 2025 uw kind van 27 jaar € 200.000. Als u nog niet eerder gebruik heeft gemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling, is de eerste € 32.195 belastingvrij (u doet dan een beroep op de eenmalige vrijstelling). Over de volgende € 154.197 betaalt u 10% belasting en over de laatste € 13.608 20%. Er dient dus door uw kind € 15.419 + € 2.721 = € 18.140 aan schenkbelasting af te worden gedragen. Neemt u de schenkbelasting voor uw rekening, dan bedraagt deze niet € 18.140 maar € 22.675. Dit omdat het bedrag van de schenkbelasting dan ook als schenking wordt gezien.

Let op! Op 13 december 2024 heeft staatssecretaris Van Oostenbruggen de Tweede Kamer een evaluatierapport gestuurd over de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling en de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling voor een dure studie. Uit deze evaluatie volgde dat er geen noodzaak bestaat voor beide eenmalig verhoogde schenkingsvrijstellingen. De kabinetsreactie op dit rapport wordt in het voorjaar van 2025 verwacht. Houd er rekening mee dat het kabinet dan mogelijk aankondigt dat deze schenkingsvrijstellingen worden afgeschaft, versoberd of hervormd.

Posted in Niet gecategoriseerd

COVER: duurzame subsidie voor mkb-ondernemersorganisaties

Ondernemersorganisaties in het mkb kunnen vanaf 14 januari 2025 de nieuwe subsidie Collectieven mkb Verduurzaming Reisgedrag (COVER) aanvragen. Met de subsidie kunnen projecten gefinancierd worden, gericht op een blijvende vergroening van het reisgedrag van werknemers.

Subsidie Collectieven mkb Verduurzaming Reisgedrag (COVER)

Auto

De subsidie COVER is gericht op het verminderen van fossiele brandstoffen met betrekking tot vervoer in verband met het werk. Het kan daarbij gaan om woon-werkverkeer en om zakelijke reizen, niet om vrachtvervoer. Eén van de eisen van COVER is dat tegenover 1 kilo CO2-reductie maximaal € 0,75 subsidie mag staan.

Voor wie?

De subsidie is alleen beschikbaar voor projecten die worden ingediend door ondernemersorganisaties, zoals brancheorganisaties, ondernemersverenigingen of bedrijfsinvesteringszones voor het mkb. De organisatie zelf moet een rechtspersoon zijn, zoals een vereniging. Daarnaast moet de organisatie voor minstens de helft uit mkb-ondernemers bestaan die minder dan 250 werknemers in dienst hebben.

Omvang subsidie

Van een project wordt maximaal 75% via de COVER gefinancierd. De subsidie moet per project minimaal € 10.000 bedragen en maximaal € 100.000. Voor de COVER is in totaal een bedrag van € 2,5 miljoen beschikbaar. 

Voorbeelden

Een project in het kader van COVER kan bijvoorbeeld bestaan uit cao-afspraken over duurzame mobiliteit in uw branche, een mobiliteitsplan voor een groep ondernemingen of projecten om thuiswerken te ontwikkelen en uit te voeren.

Projectplan

Uw aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van een ingediend projectplan. Op RVO.nl zijn hiervoor twee formats aanwezig die gebruikt kunnen worden. Ook voor de onderbouwing van uw begroting is een format beschikbaar. 

Aanvragen

U kunt de subsidie COVER digitaal aanvragen vanaf 14 januari 2025 9.00 uur tot en met 1 oktober 2025 12.00 uur. Na uw aanvraag ontvangt u binnen 13 weken bericht. Als u subsidie krijgt toegekend, ontvangt u in eerste instantie 90% van het subsidiebedrag als voorschot.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe subsidie voor reparatie en recycling van producten

Er komt voor ondernemers een nieuwe subsidie beschikbaar ter bevordering van reparatie en recycling van een aantal productgroepen. Deze nieuwe subsidie, de Subsidie Circulair implementeren en opschalen (CIO), is vanaf 30 januari 2025 aan te vragen.

Voor welke activiteiten?

Detailhandel

De subsidie is bestemd voor bedrijven die producten opnieuw gaan gebruiken, productonderdelen repareren en daarna opnieuw gebruiken. Hieronder wordt ook verstaan: het opknappen en opnieuw fabriceren ervan, materialen verwerken en hergebruiken door hoogwaardige recycling en ondersteunende diensten en logistiek te ontwikkelen ter bevordering van hergebruik, reparatie of recycling. Het gaat dus om toepassing van nieuwe technieken in uw bedrijf.

Let op! De subsidie is ook beschikbaar voor ondernemers die deze activiteiten al uitoefenen en willen uitbreiden.

Welke productgroepen?

De CIO is bestemd voor de volgende productgroepen:

  • elektronische en elektrische apparaten
  • textiel 
  • meubels 
  • luiers en incontinentiemateriaal
  • herbruikbare bekers en maaltijdverpakkingen

Voorwaarden

Voor de CIO geldt een aantal voorwaarden. Zo kunnen mkb’ers de subsidie alleen of met een partner aanvragen als deze bedrijven niet met elkaar verbonden zijn, zoals een moeder-dochter bv. Ook moet het gaan om bewezen of voor de hand liggende organisatie-, productie- of leveringsmethodes met weinig onzekerheden. Het moet dus een organisatie-innovatie of procesinnovatie zijn. Ook moet het een besparing van grondstoffen en CO2-uitstoot opleveren.

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt voor mkb-bedrijven 50% van de gemaakte kosten, voor grootbedrijven is dit 15%. De subsidie bedraagt minimaal € 50.000 per aanvraag en minimaal € 25.000 per onderneming. De maximale subsidie is € 500.000. Voor de CIO is in totaal € 9.577.000 beschikbaar.

Aanvragen

U vraagt de CIO vanaf 30 januari 2025 aan bij RVO.nl. Aanvragen kan tot 8 april 2025 12.00 uur. Voor aanvragen is eHerkenning niveau 2+ vereist. U kunt uw aanvraag alvast online voorbereiden vanaf half januari 2025. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 6 januari 2025 weer BOSA aanvragen

Amateursportorganisaties kunnen vanaf 6 januari 2025 00.00 uur weer de subsidie Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) aanvragen. Naast subsidie voor de kosten van bouw en onderhoud van sportaccommodaties, is deze subsidie ook beschikbaar voor de aanschaf van sportmaterialen.

Subsidie ook voor andere zaken

Typen

Voor bovengenoemde kosten kunnen de organisaties in 2025 20% subsidie krijgen. Voor maatregelen op het gebied van energiebesparing, toegankelijkheid, circulariteit en klimaatadaptatie bedraagt de subsidie voor 2025 30%. Dit was in 2024 nog 40%.

Voorwaarden

Voor de BOSA gelden tal van voorwaarden. Op de site van dus-i.nl is hierover meer informatie te vinden. Zo geldt er bijvoorbeeld een minimumsubsidiebedrag van € 2.500 en een maximum van € 2,5 miljoen. De subsidie is echter ook afhankelijk van de vraag of deze voor- of achteraf wordt aangevraagd. Bij aanvragen vooraf geldt als aanvullende voorwaarde dat wijzigingen binnen een bepaalde termijn moeten worden doorgegeven om de subsidie niet in gevaar te brengen.

Let op! Kunt u de btw van bepaalde kosten aftrekken, dan kunt u voor die kosten geen subsidie krijgen.

Snel aanvragen

Voor de BOSA is in 2025 € 74 miljoen beschikbaar. De subsidie wordt verstrekt op volgorde van binnenkomst. Daarom is het van belang de subsidie zo snel mogelijk aan te vragen. 

U kunt de subsidie aanvragen bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen. Hiervoor is eHerkenning nodig, minimaal niveau eH 2+.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 1 januari 2025 betaalverzuimboetes btw e-Commerce

Ondernemers die deelnemen aan de regeling EU btw e-Commerce zullen vanaf 1 januari 2025 een betaalverzuimboete opgelegd krijgen als te weinig btw wordt afgedragen. Eerder was besloten tot 1 januari 2025 geen betaalverzuimboetes op te leggen bij te weinig afgedragen btw omdat ondernemers geconfronteerd werden met allerlei opstartproblemen.

Btw e-Commerce

Typen

De vrijwillige regeling EU btw e-Commerce is ontwikkeld om internationale afstandsverkopen binnen de EU makkelijker te laten verlopen. Sinds 1 juli 2021 moet de btw namelijk betaald worden in de lidstaat van de consument. Dit kan rechtstreeks aan de betreffende lidstaat, maar met behulp van de regeling kunnen de aangiften en bijbehorende betalingen ook via de eigen Belastingdienst plaatsvinden.

Opstartproblemen

De genoemde opstartproblemen bestonden uit onduidelijkheden voor ondernemers over betaaltermijnen, af te dragen bedragen, wisselkoersen en bankkosten. Als gevolg hiervan werden niet altijd de juiste bedragen aan btw afgedragen. De opgelegde betaalverzuimboetes leidden echter weer massaal tot bezwaren en daarmee tot capaciteitsproblemen voor de Belastingdienst.

Problemen verminderd

De Belastingdienst meldt dat de opstartproblemen inmiddels beheersbaar zijn en deels verdwenen. Het aantal naheffingen is gedaald en daarmee zal ook het aantal bezwaren verminderen. Omdat bedrijven bovendien beter bekend zijn met de regeling, is er ook geen reden meer om geen betaalverzuimboetes op te leggen wanneer onvoldoende btw wordt afgedragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maak bewuste keuze bij aftrek gemengde kosten

Als ondernemer kunt u een aantal kosten maar beperkt in aftrek brengen van de winst. Dit omdat deze zogenaamde ‘gemengde kosten’ voor een deel een privé-element bevatten.

Keuze maken

Jaarwisseling

U kunt er bij deze gemengde kosten voor kiezen om een vast bedrag niet in aftrek te brengen, of om een percentage van de gemengde kosten niet in aftrek te brengen. Maak hierbij een bewuste keuze, anders kan het u duur komen te staan.

Gemengde kosten

Onder gemengde kosten verstaan we de kosten van voedsel, drank en genotmiddelen. Ook representatiekosten worden aangemerkt als gemengde kosten, waaronder ook recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak vallen. Tenslotte zijn congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke eveneens fiscaal als gemengde kosten aangemerkt.

Gedeeltelijke aftrek

Bovengenoemde kosten zijn dus maar deels aftrekbaar. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is 80% van de kosten aftrekbaar, voor ondernemers in de vennootschapsbelasting 73,5%. In plaats van dit percentage kunnen ondernemers er ook voor kiezen een vast bedrag niet ten laste van de winst te brengen.

Vast bedrag

Het vaste bedrag voor ondernemers in de inkomstenbelasting bedraagt voor 2024 € 5.600 en voor 2025 € 5.700. Voor ondernemers in de vennootschapsbelasting is dit bedrag voor 2024 eveneens € 5.600 en voor 2025 € 5.700, of 0,4% van de loonsom als dit een hoger bedrag oplevert.

Kies bewust!

Het bovenstaande leert dat het raadzaam is een bewuste keuze te maken. Bereken dus eerst of het al dan niet voordeliger is voor het vaste bedrag te kiezen. Zo is voor ondernemers in de inkomstenbelasting de keuze voor het vaste bedrag van € 5.600 alleen voordelig als uw totaal aan gemengde kosten in 2024 meer dan € 28.000 bedraagt. In de vennootschapsbelasting is de berekening iets gecompliceerder, omdat dan ook de omvang van de loonsom een rol speelt.

Vast bedrag bij geen keuze

Wettelijk is bepaald dat wanneer u geen keuze maakt, uw gemengde kosten tot het vaste bedrag niet aftrekbaar zijn. In een uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden bleek maar weer dat dit erg onvoordelig kan uitpakken. 

Foute keuze

In deze zaak had een ondernemer een bedrag van € 1.324 aan gemengde kosten gemaakt, maar in zijn aangifte niet aangegeven het percentage van de gemengde kosten niet af te willen trekken. Daarom gold voor hem het vaste bedrag van € 5.600. Omdat zijn gehele bedrag van € 1.324 hier niet aan voldeed, waren de kosten helemaal niet aftrekbaar. Had hij gekozen voor het percentage van 80%, dan had hij van de gemengde kosten nog € 1.059 af kunnen trekken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Griffierecht per 1 januari 2025 verhoogd

Het griffierecht wordt per 1 januari 2025 verhoogd met 3,69%. Bij de verhoging vindt afronding op hele euro’s plaats. De verhoging vloeit voort uit de jaarlijkse indexatie met de consumentenprijsindex.

Griffierecht

Juridisch

Wie in belastingzaken een besluit van de inspecteur bij de rechter wil aanvechten, is in beginsel griffierecht verschuldigd. Dit geldt onder andere wanneer beroep wordt aangetekend tegen een afgewezen bezwaarschrift, bij hoger beroep bij het gerechtshof of cassatie bij de Hoge Raad. Voor het aantekenen van bezwaar is geen griffierecht verschuldigd.

Tarieven voor instellen beroep

De verhoging van het griffierecht betekent dat natuurlijke personen die beroep aantekenen, voor de meeste belastingen vanaf 1 januari 2025 € 53 griffierecht verschuldigd zijn. Dit is € 2 meer dan nu. Voor enkele belastingen, waaronder de btw en mrb, wordt het griffierecht  € 194 in plaats van € 187 nu.

Let op! Voor rechtspersonen, zoals een bv of stichting, geldt in 2025 voor alle belastingen een tarief van € 385 in plaats van € 371 nu.

Tarieven voor instellen hoger beroep en cassatie

Voor het instellen van hoger beroep bij een gerechtshof en cassatie bij de Hoge Raad geldt vanaf 1 januari 2025 voor natuurlijke personen voor de meeste belastingen een griffierecht van € 143, ofwel € 6 meer dan nu. Voor enkele belastingen geldt voor hen vanaf 2025 een hoger griffierecht van € 289, ofwel € 10 meer dan in 2024. Voor rechtspersonen geldt bij alle belastingen vanaf 2025 een griffierecht van € 579, € 20 meer dan nu.

Let op! Bent u onvermogend, dan kunt u vrijstelling vragen van de betaling van griffierecht.

Teruggave bij gelijk

Belastingplichtigen krijgen het betaalde griffierecht terug als ze hun zaak winnen. Ook krijgt men dan in de regel een vergoeding voor gemaakte proceskosten, zoals de kosten van een adviseur. Deze vergoeding is gebaseerd op forfaitaire bedragen en dekt meestal niet alle kosten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overgangsregeling btw-tarief sport, cultuur en media

Vooruitbetalingen voor goederen en diensten op het gebied van sport, cultuur en media die genoten kunnen worden in 2026 blijven tot 1 juli 2025 belast tegen het lage tarief van 9%. Het streven is nog steeds om het btw-tarief niet te verhogen naar 21% per 2026. Tot er meer duidelijkheid is, is er vooralsnog een overgangsregeling getroffen.

Verhoging btw-tarief

Kano

In het Belastingplan 2025 was het voornemen opgenomen het btw-tarief voor genoemde sectoren per 2026 te verhogen naar 21%. Onder druk van de Tweede Kamer is toegezegd de verhoging niet door te laten gaan en hiervoor naar alternatieve dekking te zoeken.

Overgangsregeling vooruitbetalingen

De overgangsregeling geldt voor vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ en betalingen die in 2025 gedaan worden en vanaf 2026 genoten kunnen worden. De overgangsregeling geldt vervolgens alleen voor goederen en diensten inzake sport, cultuur en media en niet voor logies.

Tip! Wat de voorwaarden zijn betreft vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ kijkt u hier.

Sport, cultuur en media: voor of na 1 juli 2025!

Bij sport, cultuur en media kunt u denken aan onder meer boeken, kranten, tijdschriften en het verlenen van toegang tot sportscholen, concerten, musea en sportwedstrijden.

In genoemde overgangsregeling is bepaald dat hier bij vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ en voor betalingen die vanaf 1 januari 2026 genoten kunnen worden tot 1 juli 2025 het lage btw-tarief van 9% nog in rekening mag worden gebracht.

Voor vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ en voor betalingen inzake sport, cultuur en media die genoten kunnen worden per 1 januari 2026 én die na 30 juni 2025 aangeschaft worden, moet 21% btw in rekening worden gebracht.

Logies vallen niet onder de overgangsregeling

Voor een kort verblijf in onder meer hotels, pensions en vakantiewoningen geldt er geen overgangsregeling. Dit betekent dat er bij vooruitbetalingen en vouchers voor ‘enkelvoudig gebruik’ die genoten kunnen worden vanaf 1 januari 2026 al wél 21% btw in rekening moet worden gebracht.

Tip! Voor kamperen blijft het lage btw-tarief van 9% gelden, dus ook vanaf 2026.

Posted in Niet gecategoriseerd

Landbouwnormen 2024 bekendgemaakt

De Belastingdienst heeft de landbouwnormen voor eigen gebruik en privégebruik voor het jaar 2024 bekendgemaakt. Deze normen hebben betrekking op de meest gangbare agrarische producten, op gas, olie, elektra en water en op hobbydieren.

Btw-aangifte Q4 2024

Agrarisch

De landbouwnormen zijn noodzakelijk bij het samenstellen van de laatste btw-aangifte over 2024 en zijn daarom nu reeds gepubliceerd. U vindt alle normbedragen hier.

Niet alle agrarische producten

De bekendgemaakte normen betreffen niet alle agrarische producten. Voor ontbrekende producten moet worden uitgegaan van de marktwaarde. De meeste normen zijn bepaald aan de hand van gemiddelde prijzen en gemiddeld verbruik.

Energie en water

Voor energie en water gelden geen normbedragen maar richtbedragen. Afhankelijk van de situatie moeten agrariërs de bedragen zelf aanpassen. Zo wordt uitgegaan van een gezin van vier personen en moeten de richtprijzen als een gezin meer of minder personen telt met 10% per persoon worden aangepast.

Zelf bijhouden kan soms ook

Agrariërs kunnen afwijken van de normbedragen voor energie en water als ze het werkelijke verbruik zelf bijhouden. Daarbij moet dan bijvoorbeeld ook rekening worden gehouden met eventueel aanwezige zonnepanelen.

Tip! Heeft u vragen over de normbedragen, neem dan even contact met ons op. Wij helpen u graag bij uw aangifte.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoge Raad vult werkelijke rendement onroerende zaken box 3 verder in

Op 20 december 2024 gaf de Hoge Raad nadere aanwijzingen over de wijze waarop het werkelijke rendement van onroerende zaken in box 3 vanaf het jaar 2017 berekend moet worden.

Werkelijke rendement

Straatbeeld

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen hoe dit werkelijke rendement berekend moet worden. In arresten van 14 juni en 2 augustus 2024 gaf hij verdere aanwijzingen.

Kort samengevat komt het erop neer dat het gaat om het werkelijk gerealiseerde én ongerealiseerde rendement op uw gehele vermogen in box 3 zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, met inflatie mag geen rekening worden gehouden. Aftrek van kosten is niet mogelijk. Alleen rente van schulden in box 3 zijn aftrekbaar. Verder gaf de Hoge Raad al de aanwijzing dat de bepaling van het werkelijke rendement van een woning plaatsvindt op basis van de WOZ-waarde aan het begin en aan het einde van een jaar.

Nieuwe aanwijzingen onroerende zaken

Ondanks de eerdere aanwijzingen leefden er in de praktijk nog vragen over de invulling van het werkelijke rendement in bepaalde situaties. De Hoge Raad gaf op 20 december 2024 nieuwe aanwijzingen over de berekening van het werkelijke rendement van onroerende zaken.

Rendement woning op basis van WOZ-waarden

Al bekend was dat voor de (ongerealiseerde) waardeverandering van woningen die in box 3 vallen, zoals vakantiewoningen, uitgegaan moet worden van het verschil tussen de WOZ-waarden aan het begin en het einde van het jaar. Onduidelijk was nog welke WOZ-waarden: die van het jaar en het volgende jaar of die van het volgende jaar en het daaropvolgende jaar? De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het gaat om de WOZ-waarden van het jaar en het volgende jaar. Voor bijvoorbeeld de box 3-heffing voor 2024 moet u dus uitgaan van het verschil tussen de WOZ-waarde van 2024 en de WOZ-waarde van 2025.

Rendement bij verkoop woning

Verkoopt of koopt u in de loop van het jaar een woning? Dan verdeelt u de op basis van de WOZ-waarden berekende waardeverandering tijdsevenredig met de koper/verkoper, aldus de Hoge Raad. Verkoopt u bijvoorbeeld per 1 juli 2024 een woning en bedraagt het verschil tussen de WOZ-waarde 2024 en 2025 € 40.000, dan is de gerealiseerde waardestijging voor u € 20.000 en de ongerealiseerde waardestijging voor de koper € 20.000.

Let op!Door een verschil tussen de verkoopprijs en de WOZ-waarde van de woning, neemt wellicht uw totale vermogen in box 3 toe of af. Dit verschil is echter niet aan te merken als werkelijk rendement in box 3, aldus de Hoge Raad.

Verbetering en uitbreiding onroerende zaken

De Hoge Raad oordeelde eerder al dat bij de berekening van het werkelijke rendement geen rekening mag worden gehouden met aftrek van kosten. In aanvulling hierop heeft de Hoge Raad op 20 december 2024 echter aangegeven dat een waardevermeerdering van een onroerende zaak die voortvloeit uit kosten die leiden tot verbetering of uitbreiding van de onroerende zaak niet tot het werkelijke rendement hoort.

Let op!De wijze waarop een en ander wordt vastgesteld is niet eenvoudig. Of er sprake is van verbetering of uitbreiding van een onroerende zaak of van onderhoud, moet worden vastgesteld aan de hand van eerdere rechtspraak van de Hoge Raad. Verder zal, voor het buiten aanmerking laten van de waardevermeerdering van woningen in deze gevallen, een andere WOZ-beschikking dan regulier aanwezig moeten zijn.

Geen voordeel wegens eigen gebruik

De Hoge Raad heeft op 20 december 2024 ook geoordeeld dat het voordeel wegens eigen gebruik van een onroerende zaak voor de berekening van het werkelijke rendement nul bedraagt. U hoeft hiervoor dus geen bedrag in aanmerking te nemen.

Box 3-stelsel vanaf 2028

De wijze waarop de Hoge Raad het werkelijke rendement invult onder het huidige box 3-stelsel staat overigens los van het nieuwe box 3-stelsel, waarvan onlangs bekend werd dat dit niet eerder dan in 2028 in kan gaan. De wetgever kan dan ook een andere invulling aan dit nieuwe box 3-stelsel geven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maximale transitievergoeding in 2025 € 98.000

Een werknemer die wordt ontslagen of die geen contractverlenging krijgt, heeft recht op een transitievergoeding. De maximale transitievergoeding gaat per 1 januari 2025 omhoog van € 94.000 (2024) naar € 98.000.

Uitzondering transitievergoeding

Schaken

Er geldt een aantal uitzonderingen op het recht op transitievergoeding. Zo krijgt een werknemer die zelf ontslag neemt geen transitievergoeding, behalve als dit komt door ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Onder meer ook bij een ontslag vanwege het bereiken van de AOW-leeftijd en bij ontslag vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, bestaat geen recht op transitievergoeding.

Tip! Hier vindt u nog meer uitzonderingen.

Hoogte transitievergoeding

Hoeveel transitievergoeding de werknemer ontvangt, is afhankelijk van het maandsalaris en de duur van de arbeidsovereenkomst.

Tip! Op de website van de Rijksoverheid is een tool opgenomen waarmee bepaald kan worden of er (wellicht) recht is op een transitievergoeding en een indicatie van de hoogte van de vergoeding.

Maximale transitievergoeding

De transitievergoeding kent een maximum. Dit maximum wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld en is afhankelijk van de ontwikkeling van contractlonen. In 2024 bedraagt dit maximum € 94.000, voor 2025 is het maximum vastgesteld op € 98.000.

Let op!Als het jaarloon van de werknemer hoger is dan het vastgestelde maximum, bedraagt de transitievergoeding maximaal het brutojaarloon. Bij een brutojaarloon in 2025 van € 100.000, bedraagt de maximale transitievergoeding daarom geen € 98.000, maar € 100.000.

Compensatie transitievergoeding door UWV

Voor het uitbetalen van een transitievergoeding na langdurige arbeidsongeschiktheid én van een transitievergoeding na bedrijfsbeëindiging kunt u, onder voorwaarden, van het UWV een compensatie ontvangen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen boetes in 2025 bij schijnzelfstandigheid

De Belastingdienst heeft in het Handhavingsplan arbeidsrelaties 2025 aangekondigd dat er over het kalenderjaar 2025 als uitgangspunt nog geen boetes worden opgelegd in het kader van schijnzelfstandigheid. Het gaat hier zowel om vergrijp- als om verzuimboetes. Dit voornemen geldt voor zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer. Dit is alleen anders als het gaat om kwaadwillendheid.

Naheffing

Juridisch

De Belastingdienst gaat vanaf 2025 weer naheffingsaanslagen loonheffingen opleggen als er geconstateerd wordt dat er binnen een organisatie sprake is van schijnzelfstandigheid. De Tweede Kamer heeft bij de Belastingdienst aangedrongen op een zachte landing bij de handhaving hierop.

Gesprek, waarschuwing, boekenonderzoek

Als er een bedrijfsbezoek plaatsvindt, dan gaat de belastinginspecteur in gesprek met de organisatie om een beeld te krijgen bij de inhuur van zelfstandigen en het mogelijke gebruik van schijnzelfstandigen. In dat gesprek kan de belastinginspecteur de organisatie wijzen op het voorkomen van het werken met schijnzelfstandigen. Er kan dan een waarschuwing volgen met daarbij de opdracht over te gaan tot verbetering van de bedrijfsvoering. Bij een volgend bezoek kunnen de belastinginspecteurs een boekenonderzoek instellen, waarna eventueel  naheffingsaanslagen loonheffingen kunnen volgen. 

Let op!Deze naheffingsaanslagen gaan niet verder terug dan 1 januari 2025, tenzij er sprake is van kwaadwillendheid of als de aanwijzing van de Belastingdienst niet is opgevolgd. Dan kan er naheffing plaatsvinden tot vijf jaar terug.

Is er sprake van schijnzelfstandigheid over het kalenderjaar 2025, dan zal de Belastingdienst geen boetes opleggen. Ook hier geldt dat als er sprake is van kwaadwillendheid er wél boetes opgelegd kunnen worden.

Vooroverleg en checklist

De Belastingdienst neemt vanaf 6 september 2024 geen nieuwe aanvragen of nieuwe verlengingen meer in behandeling. Wel heeft de Belastingdienst het formulier Verzoek vooroverleg beoordeling arbeidsrelatie gepubliceerd. U kunt dit formulier gebruiken als u wilt dat de Belastingdienst een arbeidsrelatie beoordeelt. Handig is eveneens de Checklist vooroverleg beoordeling arbeidsrelatie. In deze checklist vindt u welke informatie u minimaal moet vermelden in uw verzoek.

Let op!Alle goedgekeurde modelovereenkomsten worden automatisch verlengd tot en met 31 december 2029, mits ze voldoen aan de wet- en regelgeving.

Let op!Vanaf 2026 zullen de normale regels voor het opleggen van boetes gaan gelden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geschil van € 8, lagere vergoeding proceskosten

Als u bezwaar of beroep aantekent tegen een belastingaanslag, kunt u om een kostenvergoeding vragen, onder meer voor de kosten van een adviseur. Deze vergoeding wordt toegekend als u in het gelijk wordt gesteld. Voor een kostenvergoeding gelden vaste tarieven.

Tarieven

Juridisch

De tarieven zijn vastgesteld op basis van een puntenstelsel. Aan iedere handeling bij het indienen van een bezwaar of beroep, zoals het bijwonen van de zitting, is een aantal punten toegekend. Het aantal punten wordt vermenigvuldigd met een standaardvergoeding per punt, waarna de kostenvergoeding resulteert. 

Afwijken kan

In een zaak die speelde voor de rechtbank Oost-Brabant, week de rechtbank af van de standaardvergoeding voor proceskosten. In de betreffende zaak ging het om een geschil van € 8 inzake aanmaningskosten voor een niet betaalde naheffingsaanslag parkeerbelasting. Omdat de gemeente niet aannemelijk kon maken dat de naheffingsaanslag inderdaad verzonden was, werd de automobilist in het gelijk gesteld. 

Bijzondere omstandigheden

De rechtbank stelde voor wat betreft de geëiste kostenvergoeding dat er sprake was van bijzondere omstandigheden. De rechtbank overwoog dat de adviseur van belanghebbende over vele soortgelijke zaken procedeerde en daarbij steeds dezelfde juridische argumenten gebruikte omtrent de verzendadministratie van de gemeente. Bovendien waren het bezwaar- en beroepschrift van algemene aard en vrij standaard. Ook ging het slechts om een belang van € 8, reden waarom de rechtbank de standaardvergoeding van € 1.467 terugbracht naar € 200.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging kavelruilvrijstelling per 2025

De kavelruilvrijstelling wordt per 1 januari 2025 gewijzigd. De wijziging betreft een beperking van de vrijstelling om onbedoeld gebruik ervan tegen te gaan.

Kavelruilvrijstelling

Agrarisch

De kavelruilvrijstelling komt er in het kort op neer dat geen overdrachtsbelasting verschuldigd is als percelen grond worden geruild teneinde een landelijk gebied beter in te richten. Via kavelruil kan grond bijvoorbeeld beter toegankelijk worden gemaakt voor agrariërs. De vrijstelling heeft momenteel ook betrekking op gebouwen die zich op de percelen grond bevinden.

Wijzigingen

De wijziging van de vrijstelling per 2025 betreft onder meer de uitsluiting van woningen, met uitzondering van agrarische bedrijfswoningen. Verder is de vrijstelling voortaan alleen nog maar van toepassing als de verkregen opstallen agrarisch worden gebruikt. Voor toepassing van de vrijstelling is vanaf 2025 ook vereist dat het bedrijfsmatig gebruik van de opstallen tenminste tien jaar wordt voortgezet. Deze eis geldt ook voor de agrarische bedrijfswoning. 

Uitzonderingen

De wijzigingen kennen ook enkele uitzonderingen. Zo blijft de vrijstelling van toepassing als een opstal door overheidsingrijpen aan de landbouw wordt onttrokken met het oog op het ontwikkelen en in stand houden van de natuur en het landschap. Verder geldt voor onbebouwde grond de landbouweis niet. Dit betekent dat ook de voortzettingseis van tien jaar hiervoor niet geldt.

Tip! Krijgt u in 2025 te maken met kavelruil of overweegt u dit, neem dan contact met ons op. Maatwerk is hier namelijk altijd geboden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verhoging motorrijtuigenbelasting voor lpg-rijder van de baan

De voorgenomen verhoging van de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor lpg-rijders is geschrapt. De verhoging zou per 2026 worden ingevoerd, maar gaat dus niet door.

Korting gehandhaafd

Auto

Lpg-rijders met een minder vervuilende G3-installatie krijgen nu een vast bedrag aan korting op de mrb van maximaal € 572 per jaar. De verhoging van de mrb zou worden gerealiseerd doordat deze korting in 2026 zou gaan verdwijnen. Door de korting te schrappen, zouden juist kleinere auto’s op lpg relatief meer mrb betalen. 

Overstap naar elektrisch?

Met het schrappen van de korting wilde het kabinet bereiken dat rijders op lpg zouden overstappen op een elektrische auto. De Tweede Kamer betwijfelde dit en vindt het logischer dat lpg-rijders hun gastank verwijderen en weer op benzine gaan rijden. Dit zou het milieu niet ten goede komen, aangezien lpg voor relatief weinig uitstoot zorgt. Ook de Eerste Kamer is akkoord met het schrappen van de maatregel.

Verlaging MIA

Het handhaven van de korting wordt gefinancierd door de Milieulijst te versoberen. Dit betekent dat ondernemers voor een geringer aantal ‘groene’ bedrijfsmiddelen de milieu-investeringsaftrek (MIA) kunnen aanvragen. Met het versoberen van de MIA is jaarlijks ongeveer € 50 miljoen gemoeid.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer aftrek hypotheekrente inkomen vanaf € 38.441 per 2025

Diegenen met een inkomen vanaf € 38.441 hebben in 2025 meer profijt van de aftrek van hun hypotheekrente dan in 2024. Dit is een gevolg van de invoering van een extra belastingschijf in box 1 vanaf 2025.

Extra belastingschijf

Bedrijfspand

In 2025 wordt een extra belastingschijf in box 1 geïntroduceerd. In 2024 kennen we een belastingtarief van 36,97% tot een inkomen van € 75.518. In 2025 wordt dit tarief gesplitst in een tarief van 35,82% tot een inkomen van € 38.441 en een tarief van 37,48% bij een inkomen vanaf € 38.441 tot € 76.817. Het toptarief blijft 49,5% en geldt bij een inkomen vanaf € 76.817.

Meer aftrek hypotheekrente

De hypotheekrente is in 2025 aftrekbaar tegen 37,48%, voor zover het inkomen meer dan € 38.441 bedraagt. Dit betekent dat huishoudens met een inkomen dat hierboven ligt hiervan gaan profiteren. 

Modale inkomen

Het modale inkomen wordt voor 2025 door het CPB geschat op € 46.500 (bruto per jaar).

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook Eerste Kamer neemt Belastingplannen 2025 aan

De Eerste Kamer heeft het pakket Belastingplannen 2025 aangenomen. Eerder stemde ook de Tweede Kamer al in. We zetten een aantal wijzigingen voor u op een rij.

Verlaging hoge tarief tweede schijf van box 2 met ingang van 2025

Binnenhof

Sinds 1 januari 2024 is het uniforme tarief van box 2 vervangen door twee tarieven. Voor ontvangen dividenden en andere inkomsten in box 2 tot totaal € 67.000 geldt in 2024 een tarief van 24,5%. Dit tarief blijft in 2025 gelijk, maar geldt dan tot totaal € 67.804. Als de inkomsten in box 2 hoger zijn dan € 67.000, wordt dit meerdere in 2024 belast tegen 33%. Met ingang van 2025 is het tarief boven € 67.804 2% lager en bedraagt het 31%. Overigens kunnen fiscale partners profiteren van een tarief van 24,5% tot € 134.000 in 2024 en tot € 135.608 in 2025.

Introductie derde schijf inkomstenbelasting in 2025

Per 1 januari 2025 wordt een nieuwe, verlaagde eerste schijf in box 1 geïntroduceerd. Dit zorgt voor een gerichtere lastenverlichting bij met name middeninkomens. Het tarief in deze eerste schijf daalt van 36,97% (2024) naar 35,82% (2025). Deze schijf loopt in 2025 tot een inkomen van € 38.441. Het tarief van de tweede schijf bedraagt in 2025 37,48% en loopt tot € 76.817. De grens voor de derde (hoogste) schijf is daarmee € 1.298 hoger dan in 2024. Het hoogste tarief in box 1 blijft 49,5%.

Verlaging en afschaffing vrijstelling  en heffingskorting groene beleggingen

De vrijstelling groene beleggingen gaat omlaag per 2025 en wordt per 2027 afgeschaft. Bedroeg deze vrijstelling per 1 januari 2024 nog maximaal € 71.251, per 1 januari 2025 bedraagt deze nog maar € 26.312. Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor u en uw partner gezamenlijk het dubbele, per 1 januari 2025 dus € 52.624. Naast de vrijstelling in box 3 heeft u in 2024 ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het op 1 januari vrijgestelde bedrag in box 3. Ook deze heffingskorting wordt verlaagd en wel naar 0,1% met ingang van 2025. De vrijstelling en heffingskorting blijven in 2026 nog bestaan, maar worden met ingang van 1 januari 2027 volledig afgeschaft.

Wijziging aftrek vervoerkosten bij ziekte vanaf 2025

De aftrek van vervoerskosten bij ziekte wijzigt vanaf 2025. Voor de bepaling van de vervoerskosten bij ziekte moet vanaf 2025 worden uitgegaan van € 0,23 per km. Daarnaast mogen wel de werkelijke gemaakte parkeer-, tol- en veergelden afgetrokken worden. Verder mogen ernstig zieken en invaliden vanaf 2025 voor extra vervoerskosten alleen nog een vast bedrag van € 925 per jaar aftrekken.

Verhoging vrije ruimte werkkostenregeling per 2025 en 2027

Met ingang van 2025 wordt de vrije ruimte verhoogd naar 2% van de loonsom tot € 400.000, de vrije ruimte daarboven blijft gehandhaafd op 1,18%. De vrije ruimte wordt per 2027 nog verder verhoogd naar 2,16% van de loonsom tot € 400.000 (en handhaving van het percentage van 1,18% daarboven).

30%-regeling voor expats wordt 27%-regeling vanaf 2027

Werknemers die naar Nederland komen en voldoen aan de criteria, kunnen aanspraak maken op de 30%-regeling. Hierdoor ontvangen zij maximaal 30% van hun salaris onbelast. Per 1 januari 2027 wordt een constant forfait ingevoerd van 27 in plaats van 30%. De termijn voor de regeling blijft wel maximaal vijf jaar. In 2025 en 2026 geldt voor alle werknemers die voldoen aan de criteria gewoon nog een percentage van 30%. De salarisnorm wordt vanaf 2027 verhoogd van € 46.107 (bedrag in 2024) naar € 50.436 (vóór indexatie). Voor ingekomen werknemers die jonger zijn dan 30 jaar en een master hebben, wordt de salarisnorm verhoogd van € 35.048 (bedrag in 2024) naar € 38.338 (vóór indexatie).

Ruimere WBSO werkgever vanaf 2025

Via de WBSO krijgen werkgevers een tegemoetkoming in de kosten van innovatieve werkzaamheden. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van innovatie en van de vraag of het bedrijf een startende onderneming is of niet. Er gelden verschillende percentages qua tegemoetkoming. Voor kosten tot € 350.000 geldt in 2024 een percentage van 32%, voor het meerdere is dit 16%. In 2025 geldt voor kosten tot € 380.000 een percentage van 36%, voor het meerdere blijft het 16%. Voor starters geldt in 2024 een percentage van 40% voor kosten tot € 350.000, in 2025 is dit percentage 50% voor kosten tot € 380.000. In 2025 is voor de WBSO € 100 miljoen extra beschikbaar. Hierdoor stijgt het totale budget naar ruim € 1,6 miljard.

Logies belast met 21% btw vanaf 2026

Het verlaagde btw-tarief van 9% voor logies (hotels, vakantiewoningen en stacaravans) wordt afgeschaft per 1 januari 2026. Het algemene btw-tarief van 21% wordt dan van toepassing. Er geldt een uitzondering voor kampeerterreinen. Deze blijven onder het verlaagde btw-tarief van 9% vallen. De aanpassing van het btw-tarief is afhankelijk van het moment waarop de overnachting wordt genoten en niet van het moment waarop de betaling wordt verricht. Op vooruitbetalingen in 2025 voor overnachtingen in 2026 zal dus ook het 21% btw-tarief van toepassing zijn.

Btw-herziening investeringsdiensten van minimaal € 30.000 per 2026

Voor investeringsdiensten van minimaal € 30.000 geldt vanaf 2026 een btw-herzieningsregeling. Dit betekent – grof weg- dat deze investeringsdiensten in het jaar van ingebruikname en de vier daaropvolgende jaren gevolgd worden. Wijzigt in die periode het gebruik voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties, dan wordt de btw-aftrek op de investeringsdienst herzien.

Definitieve afschaffing salderingsregeling zonnepanelen per 2027

De salderingsregeling zorgt er nu nog voor dat de teruggeleverde elektriciteit wordt verrekend met de afgenomen elektriciteit. Met ingang van 1 januari 2027 wordt de salderingsregeling definitief afgeschaft. Vanaf dat moment moeten energieleveranciers wel een redelijke vergoeding betalen voor de teruggeleverde elektriciteit. Die redelijke vergoeding kan tot en met 1 januari 2030 nooit minder bedragen dan 50% van voor de levering overeengekomen prijs.

Wijziging bedrijfsopvolgingsregeling en doorschuifregeling per 2025 en 2026

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) zou al op een flink aantal punten met ingang van 1 januari 2025 wijzigen, maar daar komen nu nog een aantal wijzigingen per 2025 en 2026 bij. Zo wordt de verplichte voortzettingstermijn met ingang van 2025 verkort van vijf naar drie jaar. Voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025 geldt daarom nog maar een voortzettingstermijn van drie jaar. Vanaf 1 januari 2026 worden onder andere de volgende aanpassingen voorgesteld: versoepelen van de bezits- en voortzettingstermijn bij herstructureringen, tegengaan van zogenaamde rollatorinvesteringen en dubbel gebruik van de BOR en het invoeren van een wettelijke definitie van preferente aandelen. Het beperken van de BOR en DSR voor aandelen tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% vindt plaats vanaf een nog nader te bepalen datum (beoogd 2026).

Verlaging overdrachtsbelasting voor woningen niet in eigen gebruik per 2026

Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting van 10,4% wordt per 1 januari 2026 verlaagd naar 8% voor woningen die niet onder het tarief van 2% of de startersvrijstelling voor eigen woningen vallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Digitalisering in de rechtspraak

De coronaperiode heeft ons ook goede dingen gebracht, een voorbeeld daarvan is de digitalisering in de rechtspraak. In die periode was het plotseling mogelijk om zittingen digitaal bij te wonen. Ook werd het mogelijk om stukken (vooruit) digitaal in te dienen via beveiligd mailen. In de periode daarvoor was dit alles veel ingewikkelder. Nu, een aantal jaar na deze periode, is het interessant om te bezien hoe het met de digitalisering in de rechtspraak gesteld is en de balans op te maken.

Zittingen

Juridisch

Bij zittingen is het nog steeds voor één of meerdere partijen mogelijk om een zitting online bij te wonen. Zittingen vinden niet meer volledig digitaal plaats, zoals ten tijde van corona. Hybride zittingen zijn echter zeer gangbaar. Als bijvoorbeeld een partij door ziekte of verblijf in het buitenland niet aanwezig kan zijn in de rechtszaal, dan kan de zitting vaak bijgewoond worden door middel van een videoverbinding of telefoonverbinding. Dit moet wel vooraf schriftelijk en zo tijdig mogelijk gemotiveerd verzocht worden. Als er een goede reden is voor een partij om niet in persoon aanwezig te kunnen zijn bij een zitting, dan wordt dit in de regel toegestaan. Voor cliënten die in het buitenland verblijven kan dit een groot voordeel betekenen, men hoeft niet meer voor iedere zitting naar Nederland te komen met alle kosten van dien. 

Mailen

Inmiddels is veilig mailen met de rechtspraak standaard geworden. Dit heeft ook te maken met het feit dat op 1 februari 2022 afscheid is genomen van de telefax als communicatiemiddel. Voordien werd nog veel gebruikgemaakt van de telefax in de rechtspraktijk. Hoewel mailen nu gangbaar is geworden, is het nazenden van papieren stukken met een zogenaamde ‘natte handtekening’ vaak nog vereist op grond van de wet en/of procesreglement. 

Procederen

Inmiddels lopen er ook (pilots met) volledig digitale procedures waarbij alle stukken via een digitaal portaal worden ingediend en ontvangen. Dit geldt nog lang niet voor alle gerechtelijke procedures, maar het worden er steeds meer. Er kan bijvoorbeeld digitaal worden geprocedeerd in bepaalde belastingzaken, bepaalde sociale zekerheidszaken en vreemdelingenzaken. Bij een aantal rechtbanken kan in bepaalde familiezaken digitaal worden geprocedeerd. Kortgedingprocedures zijn gedigitaliseerd bij alle rechtbanken en beslagrekesten kunnen bij alle rechtbanken digitaal ingediend worden. In jeugdzaken, strafzaken en zaken over toezicht (bijvoorbeeld faillissementen en bescherming van meerderjarigen) worden stukken veelal digitaal uitgewisseld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscale regels voor kerstpakket uitzendkracht

Binnenkort krijgen uw werknemers wellicht weer een kerstpakket van u. Als u ook een kerstpakket aan uitzendkrachten geeft, dan gelden daar andere fiscale regels voor.

Kerstpakket werknemers

Schenken

De fiscale regels rondom een kerstpakket dat u aan uw werknemers geeft, zijn wel bekend. De waarde van het kerstpakket is bij elke werknemer individueel belast met loonbelasting, tenzij u het kerstpakket aanwijst in uw vrije ruimte. Werkgevers kiezen meestal voor dit laatste en nemen op die manier de loonbelasting voor hun rekening.

Zolang de vrije ruimte niet wordt overschreden in 2024 bedraagt die belasting overigens nul. Overschrijden alle in de vrije ruimte aangewezen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen de vrije ruimte, dan betaalt u over de overschrijding 80% eindheffing.

Kerstpakket uitzendkrachten

Hoe gaat u om met kerstpakketten die u aan uitzendkrachten geeft? Ook deze kerstpakketten vormen loon voor de uitzendkrachten. Dit loon kunt u echter niet aanwijzen in uw vrije ruimte omdat de uitzendkrachten geen werknemer van u zijn.

U kunt er wel voor kiezen om de belasting over dit loon voor uw rekening te nemen. Bedraagt de waarde van het kerstpakket maximaal € 136, dan bedraagt de eindheffing 45%. Is de waarde van het kerstpakket hoger, dan bedraagt de eindheffing 75%.

Let op! Als u ervoor kiest om de eindheffing voor uw rekening te nemen, dan moet u vastleggen wie het kerstpakket ontvangen heeft én aan de ontvanger van het kerstpakket meedelen dat u de eindheffing voor uw rekening neemt.

Tip! De eindheffing verwerkt u in de aangifte loonbelasting in de rubriek ‘Eindheffing publiekrechtelijke uitkeringen en tijdelijke knelpunten van ernstige aard’.

Voor rekening uitzendbureau

Kiest u er niet voor de eindheffing van het kerstpakket voor een uitzendkracht voor uw rekening te nemen, dan is er een aantal mogelijkheden. Het kan zijn dat het uitzendbureau loonheffing moet inhouden op de waarde van het kerstpakket. Als dat zo is, kan het uitzendbureau er ook voor kiezen om het kerstpakket in de vrije ruimte van het uitzendbureau aan te wijzen.

Voor rekening uitzendkracht

Hoeft het uitzendbureau geen loonheffing in te houden op de waarde van het kerstpakket, dan moet de uitzendkracht de waarde van het kerstpakket opgeven als loon in natura in zijn aangifte inkomstenbelasting.

Let op! Verstrekt u een kerstpakket aan een zzp’er, dan kunt u op dezelfde wijze als bij een uitzendkracht de eindheffing (van 45% of 75%, afhankelijk van de waarde van het kerstpakket) voor uw rekening nemen. Kiest u daar niet voor, dan moet de zzp’er het kerstpakket zelf aangeven in zijn aangifte inkomstenbelasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe normbedragen loonheffingen 2025 gepubliceerd

De Belastingdienst heeft de nieuwe normbedragen voor de loonheffingen voor 2025 gepubliceerd. Onder andere blijft (vooralsnog) het gebruikelijk loon voor de dga gehandhaafd op hetzelfde niveau. Wat valt nog meer op ten opzichte van de normbedragen in 2024?

Let op! Alle genoemde bedragen voor 2025 zijn nog niet 100% definitief. Er kunnen voor het einde van het jaar nog wijzigingen worden doorgevoerd. Kijk hier voor alle cijfers.

Normbedrag gebruikelijk loon blijft gelijk

Horeca

Opmerkelijk is dat het normbedrag voor het gebruikelijk loon voor de dga in 2025 (vooralsnog) niet verandert en gehandhaafd blijft op € 56.000. Een gebruikelijk loon van € 56.000 is overigens lang niet altijd voldoende. Een dga moet namelijk een gebruikelijk loon genieten dat minimaal gelijk is aan het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen) of, als dit hoger is, het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.

Tip! Als het vastgestelde gebruikelijk loon vervolgens hoger is dan het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, dan mag u het gebruikelijk loon vaststellen op dit loon. De discussie met de Belastingdienst hierbij zal met name gaan over de vraag of het door u gestelde loon inderdaad het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking is.

Reiskostenvergoeding onveranderd

De onbelaste vergoeding voor zakelijke reiskosten met eigen vervoer, waaronder woon-werkverkeer, blijft in 2025 € 0,23 per kilometer.

Vergoeding thuiswerken stijgt licht

Voor werknemers die thuiswerk verrichten, kan in 2025 – onder voorwaarden – een onbelaste vergoeding verstrekt worden van € 2,40 per dag. Dit is een lichte stijging ten opzichte van 2024 (€ 2,35 per dag).

Waardering maaltijden op bedrijfslocatie iets omhoog

Als een werkgever aan zijn personeel een maaltijd verstrekt in een bedrijfskantine of een soortgelijke ruimte of tijdens personeelsfeesten op de bedrijfslocatie, wordt dit in 2025 gewaardeerd op € 3,95 per maaltijd. In 2024 is dit bedrag nog € 3,90. Overigens hoeft u met deze waardering geen rekening te houden als de maaltijd een meer dan bijkomstig karakter heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als een werknemer vanwege het werk tussen 17.00 uur en 20.00 uur niet thuis kan eten, bij werk op koopavonden en bij therapeutisch mee-eten. In zo’n geval is de maaltijd op de bedrijfslocatie onbelast.

Huisvesting op de werkplek licht omhoog

Voor huisvesting en inwoning op de werkplek geldt in 2024 nog een normbedrag van € 6,70 per dag. Dit bedrag gaat in 2025 licht omhoog, naar € 6,80 per dag.

Let op! Er gelden verschillende voorwaarden. In bepaalde gevallen hoeft u bijvoorbeeld geen normbedragen te hanteren (er geldt dan een nihilwaardering) en als sprake is van een dienstwoning, geldt een andere waardering. Laat u daarom goed informeren wat in uw situatie van toepassing is.

Onbelaste vergoeding vrijwilligers blijft gelijk

De vrijwilligersvergoeding die u per jaar of per maand kunt geven, wijzigt in 2025 niet en blijft gehandhaafd op € 2.100 per jaar en € 210 per maand. Een van de andere voorwaarden is dat de vrijwilliger de werkzaamheden niet bij wijze van beroep mag verrichten. Als de maximale vergoeding per uur in 2025 € 5,60 (in 2024: € 5,50) bedraagt voor vrijwilligers vanaf 21 jaar oud en € 3,30 (in 2024: € 3,25) voor vrijwilligers tot en met 20 jaar oud, gaat de Belastingdienst er in ieder geval van uit dat de werkzaamheden niet bij wijze van beroep worden verricht. 

Salarisnorm 30%-regeling iets hoger

Als de 30%-regeling van toepassing is, kan onder strikte voorwaarden maximaal 30% van het loon onbelast worden uitbetaald aan werknemers die uit het buitenland zijn aangetrokken. Een van de voorwaarden is dat de werknemer een specifieke deskundigheid moet hebben die op de Nederlandse markt niet of nauwelijks te vinden is. De werknemer wordt geacht die specifieke deskundigheid te hebben als het loon hoger is dan de salarisnorm. Bedraagt die salarisnorm in 2024 nog € 46.107, in 2025 is die norm met € 46.660 iets hoger. Voor werknemers jonger dan 30 jaar met een masterdiploma bedraagt de salarisnorm in 2024 € 35.048. Ook deze salarisnorm is in 2025 met € 35.468 iets hoger.

Let op! Het loon voor de 30%-regeling is afgetopt op de WNT-norm. Deze norm bedraagt in 2025 € 246.000 (in 2024: € 233.000). In 2025 kan daarom maximaal € 73.800 onder de 30%-regeling onbelast worden uitbetaald (in 2024: € 69.900).

Posted in Niet gecategoriseerd

Box 3 op basis van werkelijk rendement pas vanaf 2028

Het gaat het kabinet niet lukken om vanaf 2027 een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement in te voeren. Het nieuwe doel is om per 2028 een nieuw box 3-stelsel in te laten gaan.

Box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement

Euro

Er wordt al een flink aantal jaren aan een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement gewerkt. Waar de eerste contouren al in het voorjaar van 2022 gepresenteerd werden, werd begin september 2023 het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ter internetconsultatie voorgelegd aan iedereen die daarop wilde reageren. Hierop volgend werden in januari 2024 en april 2024 aanpassingen op het wetsvoorstel aangekondigd, waarna in juni 2024 het wetsvoorstel aan de Raad van State werd aangeboden. Deze bracht hierover onlangs een negatief advies uit. De staatssecretaris gaat dit advies bestuderen en informeert de Tweede Kamer hierover eind januari 2025.

Uitstel naar 2028

Daarnaast heeft de staatsecretaris bekendgemaakt dat invoering van het nieuwe box 3-stelsel per 1 januari 2027 onmogelijk is. Het doel is nu om per 2028 een nieuw stelsel in te voeren.

Stelsel tot en met 2027

Dit betekent dat het huidige forfaitaire box 3-stelsel een jaar langer in stand blijft, namelijk tot en met 2027 in plaats van tot en met 2026. Dit betekent dat u tot en met 2027 ook gebruik kunt maken van de tegenbewijsregeling als uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Deze tegenbewijsregeling komt voort uit het oordeel van de Hoge Raad in juni 2024 en wordt opgenomen in de wet.

Tip! Voor het opgeven van uw werkelijke rendement in het kader van de tegenbewijsregeling voor de belastingjaren tot en met 2024 maakt u gebruik van het nog in ontwikkeling zijnde formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR). Dit formulier komt naar verwachting in juni 2025 op papier en digitaal beschikbaar. Vanaf de aangifte inkomstenbelasting 2025 wordt het ook mogelijk om in de aangifte al gebruik te maken van de tegenbewijsregeling en het werkelijke rendement op te geven.

Stevige verhoging forfait overige bezittingen en verlaging heffingsvrij vermogen

De latere invoering van het nieuwe box 3-stelsel zorgt voor een budgettaire derving. Het kabinet is voornemens om dit tekort te dekken door het forfait dat nu geldt voor overige bezittingen vanaf 2026 te verhogen met 1,78% en het heffingsvrije vermogen vanaf 2026 te verlagen naar ongeveer € 52.048.

Voor een vergelijk: als een dergelijk verhoging al in 2025 zou plaatsvinden, zou het forfait voor overige bezittingen in 2025 uitkomen op 7,66% (5,88% + 1,78%)! 

Let op! De verhoging van het forfait en de verlaging van het heffingsvrije vermogen zijn nog voornemens. In het voorjaar van 2025 besluit het kabinet hierover definitief. Er zou op dat moment misschien ook nog voor een andere dekking van het tekort kunnen worden gekozen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Handreiking ‘Betalingsregeling i.v.m. corona’

Tijdens de coronacrisis konden ondernemers bijzonder uitstel van betaling krijgen. Zo’n 400.000 ondernemers hebben hiervan gebruikgemaakt. De opgebouwde belastingschulden moesten per 1 oktober 2022 in maximaal 60 maandtermijnen worden afgelost. De Belastingdienst heeft een speciale handleiding gepubliceerd waarin staat welke mogelijkheden er zijn als er een achterstand bestaat in de aflossingsverplichting.

Omvang achterstand

Medisch

Omdat het van belang is dat ondernemers weten welke achterstand er bestaat met betrekking tot de aflossingsverplichting, kunnen zij dit op de site van de Belastingdienst nagaan. Aan de hand van voorbeelden kunnen ondernemers eenvoudig berekenen wat de omvang van de achterstand is. Ook kunnen ze nagaan welke belastingschulden er nog bestaan die niet onder de betalingsregeling vallen.

Wat te doen bij achterstand?

Bij achterstand in de aflossingsverplichting ontvangen ondernemers eerst een brief. Als de achterstand binnen 14 dagen wordt ingelopen, wordt de betalingsregeling voortgezet. Gebeurt dit niet, dan wordt deze beëindigd en moet de gehele schuld in één keer worden afbetaald. Betreffende ondernemers kunnen hiertegen in beroep gaan. Wordt tijdens de beroepsprocedure de achterstand alsnog ingehaald, dan wordt de betalingsregeling voortgezet.

Mogelijkheden bij achterstand betalingsregeling

Bestaat er een achterstand in de betalingsregeling, dan zijn er nog mogelijkheden om hier een regeling voor te treffen. Zo is er onder voorwaarden een betaalpauze mogelijk of een verlenging van de regeling met maximaal twee jaar.

Mogelijkheden bij achterstand nieuwe verplichtingen

Is er een betalingsachterstand met betrekking tot nieuwe belastingschulden vanaf 1 oktober 2022, dan is soms een betalingsregeling mogelijk bij bijzondere omstandigheden. Om in de betalingsregeling vanwege corona te kunnen blijven, is namelijk vereist dat er geen achterstand mag bestaan voor nieuwe belastingschulden.

Let op! Ziekte van de ondernemer kan een bijzondere omstandigheid zijn. De hoge energieprijzen zijn dat bijvoorbeeld niet.

Mogelijkheden bij achterstand betalingsregeling én nieuwe verplichtingen

Is er een achterstand in de betalingsregeling, maar ook met betrekking tot nieuwe verplichtingen, onderzoek dan eerst of de nieuwe verplichtingen zijn in te lossen. Voor de betalingsregeling inzake corona zijn namelijk versoepelingen mogelijk, maar alleen als aan nieuwe verplichtingen wel worden voldaan. Alleen als de restschuld van de betalingsregeling inzake corona beperkt is, is het wellicht beter deze restschuld eerst af te lossen. Dan kan namelijk voor de nieuwe verplichtingen mogelijk een nieuwe betalingsregeling worden afgesproken.

Let op! Als er meerdere schuldeisers zijn of bovengenoemde versoepelingen zijn onvoldoende, dan wordt de ondernemer verwezen naar Geldfit Zakelijk, de KVK of de gemeente om de resterende mogelijkheden te bekijken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer wordt woning ‘anders dan tijdelijk’ bewoond?

Als u een nieuwe koopwoning ‘anders dan tijdelijk’ wilt gaan bewonen, is onder voorwaarden bij de aankoop van een woning 2% overdrachtsbelasting verschuldigd in plaats van 10,4%. Ook kan dan de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing zijn. Wat wordt verstaan onder ‘anders dan tijdelijk’ bewonen?

Verschil in uitspraak

Verbouwing

Over dit onderwerp werd door de rechtbank Den Haag anders geoordeeld dan door de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Wanneer laag tarief of vrijstelling?

Het lage tarief van de overdrachtsbelasting of de vrijstelling is alleen van toepassing als de koper de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken. Ook moet dit voornemen voorafgaand aan de koop van een woning duidelijk, stellig en zonder voorbehoud schriftelijk worden vastgelegd.

Uitspraak rechtbank Den Haag

In een zaak die speelde voor de rechtbank in Den Haag had een echtpaar in juni 2021 een woning gekocht, die ze vanaf januari 2022 in eigendom verkregen. Daarnaast hadden ze in oktober 2021 een andere woning gekocht, die ze in februari 2022 in eigendom verkregen. De tweede woning hadden ze laten verbouwen, zodat het stel van januari 2022 tot augustus 2022 in de eerste woning zijn intrek nam.

Niet anders dan tijdelijk

De rechtbank Den Haag was van oordeel dat in bovengenoemde situatie de eerste woning slechts tijdelijk als hoofdverblijf heeft gediend en dat daarom dus het verhoogde tarief van de overdrachtsbelasting van toepassing is van thans 10,4%. Op het moment van leveren van de woning was de tweede woning namelijk al gekocht. Dat het stel aanvoerde dat men hierin langer dan zes maanden woonde, is volgens deze rechtbank niet relevant.

Uitspraak rechtbank Zeeland-West-Brabant

De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde in een soortgelijke situatie anders. In die situatie koopt een echtpaar in maart 2022 een perceel bouwgrond om er een woning op te laten bouwen. Het perceel wordt in mei 2022 opgeleverd. In november 2022 kopen ze een andere woning die ze meer dan een half jaar als hoofdverblijf gebruiken, omdat de nieuw te bouwen woning nog niet is opgeleverd. De rechtbank acht de vrijstelling inzake de overdrachtsbelasting van toepassing, omdat de woning minstens een half jaar als hoofdverblijf wordt gebruikt.

Evident misbruik?

Dat in deze situatie het lage tarief of de vrijstelling van toepassing is, blijkt volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant uit de wetsgeschiedenis. Hieruit valt namelijk af te leiden dat ‘anders dan tijdelijk’ betekent dat een woning minstens een half jaar als hoofdverblijf bewoond moet worden. Dit is alleen anders als er sprake is van een evidente misbruiksituatie. Nu dit niet aan de orde is, is de rechtbank van mening dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing is.

Tip! Teken in soortgelijke situaties bezwaar aan als de vrijstelling of het lage tarief van de overdrachtsbelasting niet wordt toegepast. Waarschijnlijk zal een hogere rechter op korte termijn over genoemde zaken oordelen, zodat het van belang is dat u uw rechten via bezwaar en/of beroep veilig stelt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betaal voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2025 niet te vroeg

De Belastingdienst begint in december 2024 met het versturen van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor het jaar 2025. Uitdrukkelijk wordt verzocht deze pas ná de dagtekening in 2025 te betalen.

Voorlopige aanslag

Geld

Veel belastingplichtigen, zoals zelfstandig ondernemers, ontvangen jaarlijks een voorlopige aanslag inkomstenbelasting. U mag deze voorlopige aanslag  in één keer betalen, maar deze kan ook gespreid betaald worden in elf maandelijkse termijnen, te starten in februari. 

Let op! Als u uw aanslag in één keer betaalt,  krijgt u geen korting meer op uw voorlopige aanslag.

Niet te vroeg betalen

De Belastingdienst verstuurt de aanslagen al vanaf december 2024, maar verzoekt met betalen te wachten tot ná de dagtekening in 2025. Dit om problemen met de systemen te voorkomen. Te vroeg betaalde belasting wordt anders namelijk automatisch teruggestort.

Controleer de aanslag goed

De voorlopige aanslag is altijd een schatting van uw verwachte inkomen in 2025. Het kan zijn dat uw omstandigheden zijn gewijzigd, waardoor de aanslag naar boven of juist naar beneden bijgesteld moet worden. Denk hierbij aan een verandering in uw privéomstandigheden of in uw inkomen. Controleer uw aanslag daarom altijd zorgvuldig. Indien nodig kan de voorlopige aanslag dan worden gewijzigd.

Tip! Heeft u vragen over de hoogte van uw voorlopige aanslag of verwacht u dat een wijziging nodig is, neem dan contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Veel kritiek op verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Het wetsvoorstel Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen, de Wet Baz, wordt aangepast. De aanpassingen vloeien voort uit een internetconsultatie inzake het wetsvoorstel. Dit heeft minister Van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeld aan de Tweede Kamer.

Onvoldoende verzekerd

Invalide

Zelfstandigen zijn volgens het kabinet op dit moment onvoldoende verzekerd bij arbeidsongeschiktheid. De oorzaak is gelegen in de vaak hoge premies van een dergelijke verzekering, maar ook kunnen zelfstandigen zich soms vanwege hun leeftijd of een medische aandoening niet meer verzekeren.

Wet Baz

Het is de bedoeling dat zelfstandige straks, via de voorgestelde Wet Baz, verplicht verzekerd zijn voor arbeidsongeschiktheid. Via deze verplichte verzekering krijgen zelfstandigen dan een uitkering als ze door een langdurige ziekte niet meer in staat zijn het minimumloon te verdienen. De premie zou ongeveer 6,5% van de winst moeten gaan bedragen met een maximum van € 195 per maand.

Let op! Zelfstandigen mogen volgens het voorstel straks ook kiezen voor een private AOV-verzekering. Dit geldt uiteraard ook voor diegenen die dat nu al hebben. De te betalen premie én de hoogte van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid dienen dan wel in ieder geval gelijk te zijn aan de bedragen volgens de voorgestelde nieuwe verplichte verzekering. Ook moet de uitkering lopen tot de AOW-leeftijd.

Let op! De verplichte verzekering gaat in het voorstel niet gelden voor dga’s. Ook diegenen die inkomsten uit overig werk hebben die geen winst uit onderneming vormen, vallen straks niet onder de verplichte verzekering.

Kritiek

Op het wetsvoorstel is vanuit verschillende kanten kritiek geleverd. De kritiek heeft onder meer betrekking op het verplichte karakter van de verzekering en de gewenste uitzonderingen op de kring van verzekerden. Ook op onder meer de hoogte van de premie, het gekozen arbeidsongeschiktheidscriterium en de duur van de wachttijd is kritiek geleverd.

Onuitvoerbaar

De Belastingdienst en het UWV hebben het wetsvoorstel als ‘onuitvoerbaar’ respectievelijk  ‘onuitvoerbaar tenzij’ beoordeeld. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het feit dat de verzekering en de premie worden gekoppeld aan de winst uit onderneming. Bovendien is de uitvoering complex en geven beide organisaties aan dat zij een gebrek aan capaciteit hebben om de Wet Baz uit te kunnen voeren.

Uitzondering agrarische sector?

Naast al deze kritiek is geopperd dat er een mogelijke uitzondering moet worden gemaakt voor de agrarische sector. Dit blijkt technisch mogelijk te zijn, maar het is nog maar de vraag of een uitzondering ook gewenst is. De minister wijst op de mogelijke precedentwerking, de extra complexiteit en mogelijk misbruik. Met de cultuursector is eveneens overleg geweest vanwege de zorgen die de sector zich maakt over een opeenstapeling van maatregelen.

Aanpassingen

De minister gaat het wetsvoorstel aanpassen en streeft daarbij naar een uitvoerbare, betaalbare en uitlegbare verzekering. Hij verwacht het aangepaste wetsvoorstel op zijn vroegst in het derde kwartaal van 2025 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Doe vóór 1 februari 2025 uw opgaaf UBD 2024

Inhoudingsplichtigen moeten vóór 1 februari 2025 de in 2024 aan natuurlijke personen betaalde bedragen aan de Belastingdienst doorgeven. Dat geldt niet als die natuurlijke personen bij de inhoudingsplichtige in dienstbetrekking waren of aan hem een factuur met btw uitreikten.

Opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden (Opgaaf UBD)

Laptop

Deze verplichting staat bekend onder de naam ‘Opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden’ ofwel opgaaf UBD. Het betekent dat alle inhoudingsplichtigen (dat zijn (rechts)personen met een loonheffingennummer) en bepaalde collectieve beheersorganisaties uit eigen beweging aan natuurlijke personen betaalde bedragen moeten doorgeven aan de Belastingdienst. Ze krijgen hier dus geen uitnodiging voor.

Let op! De verplichting geldt ook als u geen werknemers meer in dienst hebt, maar nog wel beschikt over een loonheffingennummer.

Uitzonderingen

De opgaaf UBD voor betalingen aan natuurlijke personen geldt alleen als die betaling betrekking heeft op door hen verrichte werkzaamheden en diensten. Er zijn uitzonderingen:

  • Betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die werknemer is bij u, hoeft u niet door te geven.
  • Dat geldt ook voor betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die onder de zogenaamde vrijwilligersregeling valt (dat wil onder meer zeggen dat de betaling maximaal € 210 per maand en € 2.100 per jaar is in 2024).
  • Reikt de natuurlijke persoon voor de werkzaamheden een factuur met btw uit, dan hoeft u ook geen opgaaf UBD te doen.

Wel opgaaf UBD bij btw-vrijstelling, btw verlegd en KOR

Een ondernemer (een natuurlijke persoon) die btw-vrijgestelde werkzaamheden verricht voor u, is niet uitgezonderd van de opgaaf UBD. Hoewel deze ondernemer misschien een factuur uitreikt, is op deze factuur geen btw vermeld. Hetzelfde geldt voor een natuurlijke persoon die de KOR toepast of de btw naar u verlegt. Ook voor betalingen aan deze natuurlijke personen moet u een opgaaf UBD doen.

Wat geeft u door?

U doet de opgaaf UBD digitaal. U vermeldt hierbij:

  • naam, adres, bsn en geboortedatum van de natuurlijke persoon;
  • de in 2024 betaalde bedragen, inclusief eventuele kostenvergoedingen aan de natuurlijke persoon;
  • de datum waarop u de betaling deed.

Tip! Deed u meerdere betalingen in 2024 aan één natuurlijke persoon, dan mag u die betalingen ook bij elkaar optellen. Als datum geeft u dan op de datum van de laatste uitbetaling in 2024.

Let op! Niet alleen betalingen in geld, ook betalingen in natura moet u doorgeven.

Uiterlijk 31 januari 2025

De opgaaf UBD 2024 moet u uiterlijk 31 januari 2025 doen. Bent u geen inhoudingsplichtige voor de loonheffingen of een collectieve beheersorganisatie, dan hoeft u dit alleen te doen als de Belastingdienst daar specifiek om vraagt.

Let op! Betaalt u een natuurlijke persoon begin 2025 voor in 2024 verrichte werkzaamheden en diensten, dan neemt u deze betaling mee in de opgaaf UBD 2025 die u uiterlijk 31 januari 2026 moet indienen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tarieven Eurovignet nog niet verhoogd

De tarieven van het Eurovignet worden per 1 januari 2025 nog niet verhoogd. De nieuwe tariefstructuur is namelijk niet tijdig door Luxemburg goedgekeurd, een van de deelnemers aan het Eurovignet. Het Eurovignet zou 1,9% duurder worden.

Eurovignet

Vrachtwagen

Het Eurovignet is een verplicht certificaat voor vrachtwagencombinaties met een toegestaan maximumgewicht van 12.000 kilo of meer. Dit betekent dat het gewicht van de vrachtauto(combinatie) samen met de toegestane maximumlading 12.000 kg of meer is. Door het vignet is duidelijk dat voor de vrachtauto de belasting zwarte motorrijtuigen (bzm) is betaald. U moet bzm betalen als uw vrachtauto met genoemd gewicht bestemd is voor het vervoer van goederen en u ermee op de snelweg wilt rijden. 

Huidige tarieven

Het bedrag aan bzm dat betaald moet worden is afhankelijk van het aantal assen en van de milieuklasse van het voertuig. Voor een combinatie met drie assen of minder bedraagt de bzm € 750 per jaar voor het schoonste type. Dit bedrag loopt op tot € 1.407 per jaar voor het meest vervuilende type. Bij vier assen of meer variëren deze bedragen van € 1.250 tot € 2.359.

Geen afstel

De vertraging door Luxemburg betekent dat de verhoging alleen later wordt doorgevoerd, naar verwachting op 25 maart 2025.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorwaarden kavelruilvrijstelling luisteren nauw

Wanneer er sprake is van kavelruil, kan er onder voorwaarden een beroep worden gedaan op de zogenaamde kavelruilvrijstelling. In dat geval hoeft er geen overdrachtsbelasting te worden afgedragen. Uit een recent arrest van de Hoge Raad blijken de aan de vrijstelling verbonden voorwaarden nauw te luisteren.

Vereiste inschrijving in openbare registers

Agrarisch

Aan de vrijstelling in het kader van een kavelruil is de voorwaarde verbonden dat deze moet zijn ingeschreven in de openbare registers. In de betreffende zaak was dit niet gebeurd en dus moest de rechter eraan te pas komen om te beoordelen of hierdoor de vrijstelling komt te vervallen.

Reden inschrijving

In het arrest geeft de Hoge Raad aan dat de voorwaarde van inschrijving in de openbare registers is gesteld om te bereiken dat ook rechtsopvolgers onder bijzondere titel en degenen die achteraf eigenaar blijken te zijn aan de overeenkomst gebonden zijn. De inschrijving is echter niet van belang voor de goederenrechtelijke bescherming van de kavelruilovereenkomst, aldus de Hoge Raad.

Voorwaarden 

De Hoge Raad merkt verder op dat de vrijstelling zodanig moet worden uitgelegd dat deze bij vrijwillige kavelruil alleen beschikbaar is voor kavelruilovereenkomsten die aan een aantal voorwaarden voldoen, waaronder inschrijving in de openbare registers. Dat deze inschrijving in dit geval geen zelfstandig belang heeft voor de goederenrechtelijke bescherming van de kavelruil als titel van overdracht, is volgens de Hoge Raad niet van belang. Nu niet aan de gestelde voorwaarde is voldaan, is de vrijstelling dan ook niet van toepassing.

Wijzigingen per 2025

In het Belastingplan 2025 is een wetsvoorstel opgenomen met een aantal wijzigingen die betrekking heeft op de kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Deze wijzigingen moeten per 2025 ingaan. Het betreft onder meer de volgende wijzigingen:

  • De vrijstelling geldt alleen nog voor een agrarische bedrijfswoning.
  • Alleen opstallen die voor agrarische doeleinden worden gebruikt vallen onder de vrijstelling.
  • Voor het verkrijgen van de vrijstelling geldt een voortzettingseis van agrarisch gebruik van ten minste 10 jaar.

Let op! Dit wetsvoorstel moet nog wel door de Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Servicekosten bij verhuur woningen vanaf 2025 met btw?

Verhuurt u een of meerdere woningen en berekent u ook servicekosten aan uw verhuurder(s)? Beoordeel dan of u over deze servicekosten vanaf 2025 btw moet berekenen.

Servicekosten

Bedrijfspand

Servicekosten bestaan bijvoorbeeld uit de kosten van schoonmaak, reparaties, afvalverwijdering en/of een alarmsysteem. Daarnaast berekent een verhuurder soms ook de levering van gas, water en elektriciteit door.

Wel of geen btw?

Verhuur van woningen is in principe vrijgesteld van btw. De vraag is of dit ook zo is voor de in rekening gebracht servicekosten of de doorberekende gas, water en elektriciteit.

Tot en met 2023

In het beleid van de staatssecretaris dat gold tot en met 2023 was opgenomen dat servicekosten die aan huurders van woningen in rekening worden gebracht meestal opgaan in de verhuur. Aangezien de verhuur van woningen in principe vrijgesteld is van btw, geldt dat dan ook voor de doorberekende servicekosten.

Let op! Alleen de servicekosten voor klein onderhoud die voor rekening en risico van de huurder komen (bijvoorbeeld onderhoud deurbel, brievenbus, deurkrukken en dergelijke) gaan niet in de verhuur op en zijn daarom btw-belast.

2024

Met ingang van 2024 is dit beleid verandert, maar de staatssecretaris staat in 2024 nog toe dat u tot 1 januari 2025 het oude beleid toepast dat gold tot en met 2023. Berekent u in 2024 dus wel of geen btw op grond van het oude beleid, dan is dat toegestaan.

Vanaf 2025

Vanaf 2025 is dat niet meer toegestaan. Het is daarom zaak om nu te (laten) beoordelen of u vanaf 2025 op grond van het nieuwe beleid wel of geen btw moet berekenen over de servicekosten of de doorberekende gas, water en elektriciteit.

In het nieuwe beleid is opgenomen dat bij servicekosten sprake is van een afzonderlijke prestatie (en dus btw) als elke huurder afzonderlijk of de huurders gezamenlijk kunnen kiezen wie de dienst aan hen verricht en als deze dienst als een afzonderlijke post op de factuur is vermeld. Is dat het geval, dan kunt u vanaf 2024 en moet u vanaf 2025 btw berekenen over de servicekosten. In alle andere gevallen zijn deze vrijgesteld van btw.

Gas, water en elektriciteit

Met betrekking tot de levering van gas, water en elektriciteit is in het nieuwe beleid opgenomen dat in ieder geval sprake is van een afzonderlijke prestatie (en dus btw) als de huurder vrij zijn gebruik hiervan kan bepalen. Belangrijke aanwijzingen daarvoor zijn een individuele meter en de facturatie aan de hand van werkelijk gebruik. Kan de huurder vrij zijn gebruik bepalen, dan kunt u vanaf 2024 en moet u vanaf 2025 btw berekenen over de doorberekening van gas, water en elektriciteit.

Beoordeling

De beoordeling is niet eenvoudig. Neem daarom bij twijfel contact op met onze adviseurs.

Let op! Met betrekking tot de servicekosten in de zakelijke vastgoedbranche en bij commerciële verhuuractiviteiten van woningbouwcoöperaties (niet zijnde de verhuur van woningen) was in het beleid dat gold tot en met 2023 opgenomen dat meestal sprake is van afzonderlijke prestaties en daarom btw. Verhuurt u in deze branche, dan is het ook voor u verstandig om te (laten) beoordelen welke gevolgen het nieuwe beleid mogelijk voor de btw op uw servicekosten heeft. Uiteraard helpen onze adviseurs u ook graag bij deze beoordeling.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schadevergoeding zzp’er belast of niet?

Als u als zzp’er door een ongeval wordt getroffen, leidt dit soms tot een schadevergoeding. Is een dergelijke schadevergoeding belast en waar hangt dit vanaf? In een zaak die onlangs voor het gerechtshof in Den Bosch werd uitgevochten, volgde het antwoord op deze vragen.

Bijl valt op voet

Juridisch

In betreffende zaak ging het om een bijl die op de voet van een zzp’er terechtkwam tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden. Het ongeval had de nodige medische gevolgen, waardoor de vrouw haar werkzaamheden deels niet meer kon uitoefenen. Ook leed de vrouw materiële en immateriële schade.

Belast of niet?

Bij de vraag of in een dergelijk geval een schadevergoeding belast is, is volgens het Hof om te beginnen van belang of de schadevergoeding een compensatie is voor het verlies aan arbeidsvermogen. Een dergelijke schadevergoeding behoort tot de winst, tenzij er sprake is van blijvende arbeidsongeschiktheid. Dan is een schadevergoeding onbelast. Een schadevergoeding ter tijdelijke vervanging van gederfde winst is dus wel belast.

Materiële schade en immateriële schade

Materiële en immateriële schade liggen volgens het Hof in de privésfeer en niet in de ondernemingssfeer. Als de inspecteur van mening is dat vergoedingen in verband met deze schades belast zijn, dient de inspecteur aannemelijk te maken dat er een verband bestaat met de onderneming.

Hof acht schadevergoedingen onbelast

De schadevergoeding was toegekend vanwege een blijvende arbeidsongeschiktheid van de zzp’er, wat onder meer bleek uit het feit dat aantoonbaar was bewezen dat zij bepaalde werkzaamheden, die zij eerder wel deed, blijvend niet meer kon uitoefenen. Zij ontvangt hiervoor tot aan haar pensioen jaarlijks een arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 10.000 van een verzekeraar. 

Ook kon de inspecteur niet aannemelijk maken dat de materiële schadevergoedingen, onder meer voor huishoudelijke hulp, en de immateriële schadevergoeding verband hielden met de onderneming. Hierdoor vielen de schadevergoedingen in de privésfeer.

Op grond van de feiten kwam het Hof tot het oordeel dat de gehele schadevergoeding van € 480.000 onbelast was.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tweede Kamer wil garanties na afschaffen salderingsregeling

In het Belastingplan 2025 is voorgesteld de salderingsregeling voor zonnepanelen per 2027 af te schaffen. De Tweede Kamer is hiermee akkoord gegaan, maar heeft via een aantal amendementen op bepaalde punten wel garanties geëist.

Salderingsregeling

Juridisch

Houders van zonnepanelen kunnen nu nog de opgewekte energie verrekenen met de afgenomen energie. Deze zogenaamde salderingsregeling betekent op zonnige dagen voor energiebedrijven vaak een overschot aan energie, die kan worden weggestreept tegen vaak duurdere energie op dagen met minder zon. Om dit tegen te gaan wordt de salderingsregeling per 2027 afgeschaft. Houders van zonnepanelen krijgen dan voor teruggeleverde energie een vergoeding, waarvan de hoogte nu nog onbekend is.

Tweede Kamer wil garanties

Via een aantal amendementen heeft de Tweede Kamer garanties geëist die ervoor moeten zorgen dat het afschaffen van de salderingsregeling zo eerlijk mogelijk verloopt. De volgende amendementen zijn aangenomen:

  • Er wordt voorgesteld om de Autoriteit Consument en Markt (ACM) toezicht te laten uitoefenen op de beschikbaarheid van een concurrerend aanbod op overeenkomsten inzake teruglevering en zo nodig een bindende gedragslijn op te leggen aan leveranciers. 
  • Ook wordt geëist dat de ACM op kan treden als na afschaffing van de salderingsregeling toch nog terugleverkosten worden berekend. 
  • Tevens wordt voorgesteld om na 2030 een redelijke vergoeding voor teruggeleverde energie te garanderen van minstens 50% van de prijs bij afname. Op die manier kan de terugverdientijd van zonnepanelen beperkt blijven. 
  • Ook wordt geregeld dat terugleverkosten alleen in rekening worden gebracht bij de veroorzakers ervan. 
  • Verder vindt de Tweede Kamer dat energiecontracten per 2027 kosteloos moeten kunnen worden opgezegd als een consument met de voorgestelde wijzigingen niet akkoord gaat.

Let op! Alle amendementen moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vijf fiscale bespaartips voor december

De laatste maand van het jaar is weer aangebroken. Wat kunt u fiscaal dit jaar nog regelen? Wij zetten vijf fiscale bespaartips voor u op een rij.

Let op! Een deel van de bespaartips is gebaseerd op wijzigingen per 1 januari 2025 die wel al door de Tweede Kamer zijn aangenomen, maar waarover de Eerste Kamer nog op 17 december 2024 moet stemmen.

Gebruik uw vrije ruimte

Schenken

Als werkgever kunt u uw werknemers in de vrije ruimte van de werkkostenregeling belastingvrij vergoedingen of verstrekkingen geven. In 2024 kan dat tot 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% daarboven. Heeft u nog ruimte over in 2024, gebruik dat dan nog dit jaar. Een eventueel restant kunt u namelijk niet doorschuiven naar 2025.

Let op! In 2025 is de vrije ruimte overigens iets hoger, namelijk 2% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% daarboven.

Keer in 2024 nog dividend uit en/of stel dit deels uit naar 2025

Als u in 2024 dividend uitkeert, betaalt u over de eerste € 67.000 een tarief van 24,5%. Heeft u een fiscale partner, dan betaalt u samen over de eerste € 134.000 een tarief van 24,5%. Het kan verstandig zijn om van dit lagere tarief gebruik te maken en nog een dividenduitkering te doen van € 67.000 of € 134.000.

Boven deze bedragen bedraagt het tarief in 2024 33%. Dit hogere tarief daalt in 2025 naar 31%. Om die reden kunt u dividenduitkeringen hoger dan € 67.000 of € 134.000 misschien beter uitstellen tot 2025. U profiteert dan in 2025 tot € 67.804 (en fiscale partners gezamenlijk tot € 135.608) ook weer van het lage tarief van 24,5% en daarboven betaalt u 31% in plaats van 33%. 

Tip! Of een en ander in uw situatie verstandig is, betreft maatwerk. Neem voor meer informatie gerust contact op met onze adviseurs.

Verzoek ambtshalve vermindering en groene beleggingen in box 3

Binnen box 3 zijn het afgelopen jaar weer volop ontwikkelingen geweest. Zo leken onder meer de plannen voor een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement iets concreter, maar ziet dat er na het negatieve advies van de Raad van State weer onzekerder uit. Verder oordeelde de Hoge Raad in juni 2024 dat de Belastingdienst ook in het huidige stelsel al uit moet gaan van werkelijk rendement als dat lager is dan het wettelijke forfaitaire stelsel. De uitwerking hiervan vindt pas plaats vanaf 2025. 

Het is wel belangrijk om vóór 1 januari 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering van uw definitieve aanslag IB 2019 te doen als uw aanslag op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond én het werkelijke rendement in box 3 in dat jaar lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement van box 3. Als u dat verzoek om ambtshalve vermindering niet doet, kunt u in 2025 namelijk geen beroep doen op het oordeel van de Hoge Raad uit juni 2024.

Verder kunt u in december wellicht nog nadenken over de aankoop van groene beleggingen. 
Hiervoor geldt een vrijstelling in box 3 en een extra heffingskorting. Hoewel de vrijstelling op 1 januari 2025 een stuk lager is dan in 2024  – rond de € 26.000 en voor fiscale partners gezamenlijk rond de € 52.000 – en de heffingskorting in 2025 nog maar 0,1% bedraagt (in 2024 nog 0,7%), leveren groene beleggingen toch nog een voordeel op. Dat is ook nog zo in 2026. 

Let op! Vanaf 2027 worden de vrijstelling en de extra heffingskorting afgeschaft.

Benut de in 2024 geldende schenkingsvrijstellingen

Wilt u in 2024 nog schenken, dan kunt u wellicht gebruikmaken van schenkingsvrijstellingen. Er is dan geen schenkbelasting verschuldigd. Voor schenkingen aan kinderen kunt u in 2024 gebruikmaken van een vrijstelling van € 6.663. Onder voorwaarden kunt u ook eenmalig gebruikmaken van een verhoogde vrijstelling voor kinderen tussen 18 en 40 jaar, welke in 2024 € 31.813 bedraagt. Schenkt u eenmalig voor een dure studie, dan is de verhoogde vrijstelling, onder voorwaarden, in 2024 zelfs € 66.268. Schenkt u in 2024 aan uw kleinkinderen, andere familieleden of derden, dan bedraagt de vrijstelling € 2.658. Bijkomend voordeel van een schenking die u in 2024 doet, is dat ook uw vermogen in box 3 op 1 januari 2025 daardoor lager is.

Koop een lijfrente

Met een lijfrente spaart u voor uw oude dag. Lijfrentepremies zijn onder strikte voorwaarden aftrekbaar. Daarbij gelden per jaar maximale bedragen die u kunt aftrekken. Deze maximale bedragen zijn afhankelijk van de hoogte van uw pensioentekort, uitgedrukt in uw jaarruimte en uw reserveringsruimte. De hoogte van uw maximale aftrek lijfrentepremie in 2024 kunt u berekenen met het hulpmiddel lijfrentepremie van de Belastingdienst of overleg daarover met onze adviseurs. 

Let op! Om de lijfrentepremie nog in 2024 af te trekken in uw aangifte inkomstenbelasting 2024 moet u de premie wel uiterlijk 31 december 2024 betaald hebben.

Naast het voordeel van de lijfrenteaftrek, zal door de betaling van de lijfrentepremie ook uw vermogen in box 3 op 1 januari 2025 lager zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

WBSO voor werkgevers per 2025 verruimd

De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2025 via een amendement de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) in 2025 voor werkgevers verruimd. Zelfstandig ondernemers zonder personeel profiteren niet van het voorstel.

WBSO

Groeien

Via de WBSO krijgen werkgevers een tegemoetkoming in de kosten van innovatieve werkzaamheden. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van innovatie en van de vraag of het bedrijf een startende onderneming is of niet. U verrekent de toegekende tegemoetkoming met uw af te dragen loonheffing.

Wijziging percentages

Via het amendement wordt een wijziging van de percentages van de tegemoetkoming in de kosten voorgesteld. Er gelden verschillende percentages qua tegemoetkoming. Voor kosten tot € 350.000 geldt nu een percentage van 32%, voor het meerdere is dit 16%. Voorgesteld wordt vanaf 2025 voor kosten tot € 380.000 het percentage te verhogen naar 36%, voor het meerdere blijft het 16%. Verder geldt voor starters nu een percentage van 40% voor kosten tot € 350.000. Het voorstel is om dit te verhogen naar 50% voor kosten tot € 380.000. Zie onderstaande tabel.

Tarief     2024     2025
Tarief 1e schijf     32%     36%
Tarief 1e schijf starters     40%     50%
Grens 1e schijf     € 350.000     € 380.000 
Tarief 2e schijf     16%     16%

Let op! Wilt u vanaf 1 januari 2025 WBSO aanvragen, vraag dan uiterlijk 20 december 2024 deze WBSO aan. Vraagt u de WBSO later aan, dan start de aanvraagperiode op zijn vroegst op 1 februari 2025!

Geen voordeel zzp’er

Zzp’ers die zelf innovatief ondernemen, hebben in 2024 onder voorwaarden via de WBSO recht op een extra aftrek van de winst van € 15.551. Starters hebben hier bovenop recht op een extra aftrek van € 7.781, dus in totaal van € 23.332. Het amendement gaat niet over deze bedragen. Eind 2024 maakt het ministerie van Economische zaken de nieuwe bedragen voor 2025 bekend.

Financiering

Het amendement stelt ook voor een en ander te financieren door de Aof-premie (arbeidsongeschiktheidsfonds) voor werkgevers met 0,04% te verhogen. Met de verhoging is in totaal € 100 miljoen gemoeid.

Let op! De Eerste Kamer moet nog met de voorstellen akkoord gaan. Ze zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere urennorm bij herzien lage naar hoge WW-premie

Vanaf 2025 krijgt een werkgever minder snel te maken met de herziening van de lage WW-premie naar de hoge WW-premie. Dit komt omdat de urennorm in 2025 lager is dan in 2024.

WW-premie

Sparen

De WW-premie (ook wel premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds, AWF) kan een lage of een hoge premie zijn. Kort samengevat betalen werkgevers die werknemers vaste contracten aanbieden de lage WW-premie, en werkgevers die flexibele contracten aanbieden de hoge WW-premie.

Er gelden nog meer voorwaarden. Zo mag de lage WW-premie worden toegepast voor loon uit een arbeidsovereenkomst die voldoet aan de volgende drie voorwaarden:

  1. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd,
  2. de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd, en
  3. de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst.

Herzien van lage premie naar hoge premie

In bepaalde situaties moet de lage WW-premie achteraf alsnog met terugwerkende kracht worden herzien naar de hoge WW-premie. Dit is bijvoorbeeld het geval als een werknemer met een arbeidscontract van minder dan 35 uur per week in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat. Dit kan gebeuren als een werknemer veel overwerk verricht ten opzichte van de contracturen.

Tip! Bij een arbeidscontract van 35 uur of meer per week, geldt deze herzieningsregeling niet.

Let op! Er kunnen nog andere redenen zijn om de lage WW-premie alsnog te herzien naar de hoge WW-premie, bijvoorbeeld als een nieuwe werknemer binnen twee maanden ontslag neemt of wordt ontslagen.

Urennorm van 35 uur naar 30 uur

De urennorm waarbij herziening van de lage naar de hoge WW-premie in 2024 plaatsvindt, is minder dan 35 uur per week. Vanaf 2025 is deze urennorm 30 uur of minder per week.

Vanaf 2025 kan herziening daarom alleen nog plaatsvinden als een werknemer met een arbeidscontract van 30 uur of minder per week in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat.

Let op! De verlaging naar 30 uur of minder per week geldt pas vanaf het jaar 2025. Voor de herziening over het jaar 2024, die over het algemeen begin 2025 plaatsvindt, heeft u dus nog te maken met de grens van minder dan 35 uur per week.

Posted in Niet gecategoriseerd

Negatief advies Raad van State over voorstel nieuwe box 3

De Raad van State adviseert de regering om het wetsvoorstel voor een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement niet in te dienen in de vorm zoals dit aan hem is voorgelegd. De beoogde ingangsdatum van een nieuw box 3-stelsel per 1 januari 2027 was al onzeker, maar lijkt na dit advies eigenlijk onhaalbaar.

Ingrijpend en complex

Geld

De Raad van State oordeelt dat het voorstel voor het nieuwe box 3-stelsel op basis van het werkelijke rendement ingrijpende gevolgen heeft voor zowel burgers als de Belastingdienst. Het voorstel leidt tot slechtere dienstverlening aan burgers, beperktere mogelijkheden om vooraf overleg te hebben met de Belastingdienst en onvoldoende toezicht op de naleving van de wetgeving. Bovendien wordt het nieuwe box 3-stelsel veel complexer.

Alternatieve denkrichting: toch een forfaitair stelsel?

De Raad van State adviseert de regering daarom om de vormgeving van het box 3-stelsel te bezien. Daarbij worden een aantal alternatieve denkrichtingen meegegeven. Zo wijst de Raad van State erop dat de mogelijkheden voor een forfaitair box 3-stelsel door de arresten van de Hoge Raad weliswaar ingeperkt zijn, maar binnen de grenzen van de jurisprudentie van de Hoge Raad en het EHRM nog steeds mogelijk. Gedacht kan worden aan een forfaitair stelsel gebaseerd op laagrisico-rendementen of met een tegenbewijsregeling.

Vermogenswinstbelasting

De Raad van State geeft aan dat een stelsel op basis van een vermogenswinstbelasting waarschijnlijk op meer maatschappelijk draagvlak kan rekenen dan de nu voorgestelde vermogensaanwasbelasting.

Budgettaire opbrengsten

Als gekozen zou worden voor een vermogenswinstbelasting zullen er waarschijnlijk extra belastinginkomsten nodig zijn. De Raad van State beschrijft ook hiervoor alternatieve denkrichtingen, zoals een bredere vermogensbelasting voor vermogen uit box 1, 2 én 3, het ook in beschouwing nemen van de belastingdruk op vermogen in box 1 en 2 en aanpassingen in de schenk- en erfbelasting.

Let op! Het advies van de Raad van State gaat over het nieuwe box 3-stelsel waarvan de beoogde ingangsdatum 1 januari 2027 was. Dit advies gaat dus niet over het huidige box 3-stelsel of het verder rechtsherstel op dit huidige box 3-stelsel op basis van uitspraken van de Hoge Raad van medio 2024 als het werkelijke rendement lager is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer de beschikking Whk 2025

De Belastingdienst heeft eind november de beschikkingen Werkhervattingskas (Whk) 2025 verstuurd. Heeft u een beschikking Whk 2025 gehad, controleer deze dan goed.

Werkhervattingskas (Whk)

Computer

De Werkhervattingskas (Whk) is een werknemersverzekering waarvoor een werkgever een premie moet afdragen. Alle middelgrote en grote werkgevers ontvangen eind november de beschikking gedifferentieerde premie Whk 2025. De hoogte van de premie hangt af van de instroom van werknemers in de ZW en WGA. 

Controle

Het advies is om deze beschikking goed te controleren. Fouten in de beschikking kunnen namelijk van invloed zijn op de hoogte van de premie. Zo kunnen bijvoorbeeld verkeerde loonsommen zijn gebruikt, uitkeringslasten ten onrechte aan u zijn toegerekend of bedragen van de uitkeringslasten onjuist zijn. Ook bij een overname van een onderneming, is het belangrijk om te controleren of dat goed verwerkt is.

Instroomlijsten

Voor het controleren van uitkeringslasten op de beschikking kan het nodig zijn om instroomlijsten bij de Belastingdienst op te vragen. De Belastingdienst stuurt de lijsten meestal binnen één week, maar uiterlijk binnen zes weken na uw aanvraag.

Tip! Uiteraard kunnen onze adviseurs u van dienst zijn bij het controleren van de beschikking Whk. Ook  kunnen zij de instroomlijsten  voor u opvragen, als u hen daarvoor machtigt. Neem hiervoor contact met ons op.

Bezwaar

Klopt de beschikking Whk niet, dan kunt u in bezwaar komen. Dit moet wel binnen zes weken na dagtekening van de beschikking (welke waarschijnlijk 23 november 2024 is). U kunt, in afwachting van de instroomlijsten, ook eerst pro-forma in bezwaar (dat is een bezwaar zonder nadere motivatie). De Belastingdienst verleent u, na ontvangst van de instroomlijsten, nader uitstel van deze motivatie tot en met 30 april 2025.

Let op! Motiveer in ieder geval vóór 1 mei 2025 het pro-forma bezwaar. Doet u dat later, dan verklaart de Belastingdienst uw bezwaar ongegrond.

Mededeling

Voor kleine werkgevers is de premie afhankelijk van de sector waarin zij werkzaam zijn. Zij ontvangen daarom geen beschikking Whk, maar alleen een mededeling van de premie van de Belastingdienst. Deze mededelingen bevatten vaste percentages waar u niet tegen in bezwaar kunt komen.

Rekenhulp

Op de website van het UWV is een rekenhulp opgenomen waarmee u de gedifferentieerde premies WGA en ZW-flex voor 2025 kunt berekenen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maximale verzuimboetes loonheffingen per 2025 omhoog

De maximale verzuimboetes voor een aangifteverzuim, een betaalverzuim en een correctieverzuim in de loonheffingen gaan per 2025 omhoog.

Aangifteverzuim

Euro

Doet u geen aangifte loonheffingen of doet u deze niet op tijd, dan is sprake van een aangifteverzuim. Van zo’n aangifteverzuim is ook sprake als u een onjuiste of onvolledige aangifte doet. U krijgt hiervoor een boete van € 68, tenzij de aangifte bij de Belastingdienst binnen is binnen de coulancetermijn van zeven kalenderdagen na de uiterste aangiftedatum.

Let op! In uitzonderlijke gevallen kan de Belastingdienst ook een hogere aangifteverzuimboete vaststellen van maximaal € 1.377. Dit kan de Belastingdienst bijvoorbeeld doen als u herhaaldelijk geen of te laat uw aangifte doet. Deze maximale boete gaat per 2025 omhoog naar € 1.675.

Betaalverzuim

Als u de loonheffingen niet of te laat betaalt, of u betaalt te weinig, is sprake van een betaalverzuim. De betaalverzuimboete hiervoor is 3% van het te laat betaalde bedrag met een minimum van € 50 en een maximum van € 5.514. De maximale betaalverzuimboete gaat per 2025 omhoog naar € 6.709.

Er geldt een coulancetermijn van zeven kalenderdagen na de uiterste betaaltermijn. Als u te laat, maar binnen die coulancetermijn betaalt, krijgt u geen betaalverzuimboete als u de vorige aangifte wel op tijd en volledig betaalde.

Let op! In uitzonderlijke gevallen kan de Belastingdienst ook een hogere betaalverzuimboete vaststellen van maximaal 10% van het te laat betaalde bedrag met een maximum van € 5.514 (in 2024, in 2025 € 6.709). Dit kan de Belastingdienst bijvoorbeeld doen als u herhaaldelijk te laat, niet of te weinig betaalt.

Combinatie aangifte- en betaalverzuim

Doet u uw aangifte loonheffingen te laat én betaalt u te laat, dan kunt u twee boetes krijgen: één voor het aangifteverzuim en één voor het betaalverzuim.

Correctieverzuim

De Belastingdienst kan een correctieverzuimboete opleggen als u een correctie op een aangifte loonheffingen niet, niet op tijd, fout of onvolledig indient. De Belastingdienst gaat terughoudend om met het opleggen van zo’n boete, maar legt deze bijvoorbeeld wel op als u herhaaldelijk een correctie op een aangifte loonheffingen niet, niet op tijd, fout of onvolledig indient.

De maximale correctieverzuimboete die de Belastingdienst dan kan opleggen, bedraagt in 2024 nog € 1.377, maar gaat per 2025 omhoog naar € 1.675.

Vergrijpboete

Als er sprake is van grove schuld of (voorwaardelijke) opzet kan de Belastingdienst ook een vergrijpboete opleggen tot een hoger bedrag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidiepot cybersecuritymaatregelen kleine mkb nog niet op

De subsidieregeling ‘Mijn Cyberweerbare Zaak’, speciaal voor het kleine mkb, loopt nog tot 31 december van dit jaar. Deze subsidie voorziet in een tegemoetkoming in de kosten om de cyberweerbaarheid, de bescherming tegen cyberaanvallen, van uw bedrijf te verhogen. Er is nog subsidie beschikbaar voor nieuwe aanvragen.

Kleine bedrijven

Privacy

De subsidie MCZ is bedoeld voor kleine bedrijven die staan ingeschreven bij de KVK. Onder kleine bedrijven vallen ondernemers met maximaal 50 werknemers en een jaaromzet van maximaal € 10 
miljoen. De subsidie is ook beschikbaar voor zzp’ers.

Waar kunt u de subsidie voor inzetten?

Valt u in de bovengenoemde doelgroep? Dan kunt u, onder voorwaarden, een subsidie ontvangen voor producten of diensten die vallen onder de volgende acht cyberweerbaarheidsmaatregelen:

  • Veilige netwerktoegang/wifi
  • Wachtwoordmanager
  • Tweefactorauthenticatie (2FA), tweestapsverificatie en multifactortauthenticatie (MFA)
  • Patch management
  • Antivirussoftware
  • Back-ups instellen en testen
  • Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)
  • Cyber awareness trainingen

Drie stappen: check, uitvoering, subsidie

Ga eerst na waar de cyberveiligheid van uw bedrijf nog tekortschiet met de CyberVeilig Check. Zo maakt u snel uw eigen actielijst met de te nemen cybermaatregelen. Daarna kunt u een of meerdere maatregelen van uw actielijst uitvoeren. Vervolgens kunt u de subsidie aanvragen waarbij u uw actielijst, de factuur of facturen en het betaalbewijs dient te uploaden.

Voorwaarden

Voor de subsidie MCZ geldt een aantal voorwaarden. Behalve de eis dat u behoort tot het kleine mkb, is de subsidie alleen beschikbaar voor investeringen die na 2 september 2024 zijn gedaan én volledig zijn afgenomen en geïmplementeerd. Voor alle andere voorwaarden kijkt u op RVO.nl.

Aanvragen tot 31 december

U kunt deze subsidie aanvragen bij RVO.nl tot 31 december 2024 17.00 uur. Hiervoor heeft u eHerkenning met minimaal niveau 2+ met machtiging RVO-diensten op niveau eH2+ nodig.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst breidt inzien en intrekken machtigingen uit

Medewerkers van organisaties en intermediairs, zoals belastingadviseurs, kunnen voortaan in meer situaties machtigingen inzien en intrekken. Deze verruiming in het Machtigingenregister Digipoort is per 21 november 2024 ingegaan. Dit heeft de Belastingdienst bekendgemaakt.

Machtigingenregister Digipoort

Laptop

Het Machtigingenregister Digipoort bevat de namen van organisaties waarvoor machtigingen zijn afgegeven voor het digitaal ophalen van berichten en gegevens. Deze hebben betrekking op specifieke klanten, zoals bedrijven en particulieren. Machtigen kan alleen als de klant hiervoor toestemming heeft gegeven. Een machtiging kan ook altijd weer worden ingetrokken.

Voorwaarden

Voor medewerkers van organisaties geldt dat zij nu ook machtigingen kunnen inzien of intrekken als de machtigingen geregistreerd staan op het fiscaal nummer van de organisatie of op het nummer van de Kamer van Koophandel. Intermediairs en hun medewerkers kunnen nu ook machtigingen inzien of intrekken als de machtigingen geregistreerd staan op het Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer (RSIN) van de intermediair.

Inloggen met eHerkenning

Als medewerkers van organisaties of intermediairs een machtiging willen inzien en/of intrekken dient men met behulp van eHerkenning eerst in te loggen bij Logius via het Machtigingenregister Digipoort. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Heerlijk avondje bij u op de zaak?

Als u als werkgever voor uw personeel en hun kinderen met sinterklaas iets extra’s wilt doen, doe het dan bij voorkeur fiscaal vriendelijk. Op die manier houdt u als werkgever uw kosten binnen de perken, zonder dat het plezier er minder door wordt. Waar moet u op letten?

Sinterklaasfeest is belastbaar loon tenzij…..

Sinterklaas

Uitgangspunt is dat een door u georganiseerd sinterklaasfeest belastbaar loon is voor uw werknemer. Waarschijnlijk wilt u uw geld liever besteden aan iets waar de werknemer (langer) wat aan heeft dan aan een fiscaal dure locatie. Daarom kunt u het sinterklaasfeest het beste bij u op de werkplek organiseren, denk aan uw kantine, magazijn of vergaderruimte. De kosten van het feest, dat wil zeggen, de consumpties, de locatie (uw werkplek) en het bezoek van de Sint daar, blijven dan onbelast. 

Let op! Dit geldt niet voor maaltijden.

Toch buiten de deur?

Organiseert u het feestje toch buiten de deur, dan zijn de kosten die daarmee gemoeid gaan zoals huur van een ruimte en consumpties wel belastbaar. U kunt belastingheffing voorkomen door de waarde van het feest onder te brengen in de werkkostenregeling (WKR). Uw personeel betaalt dan geen belasting over het feest. U als werkgever mogelijk wel, als de waarde van al uw vergoedingen en verstrekkingen inclusief het sinterklaasfeest dit jaar boven het bedrag van uw vrije ruimte in de WKR uitkomt. 

Kosten kinderen en partners

Voor de kosten van kinderen en partners die eventueel ook naar het sinterklaasfeest mogen komen, geldt hetzelfde als voor de kosten van uw werknemers. Consumpties en voorzieningen op de werkplek blijven onbelast, maar vormen wel loon als u kiest voor een externe locatie.

Cadeautjes wél belast

Krijgen de kids en vader en moeder – voor zover ze lief zijn geweest -, een cadeautje van de sint, dan is dit belast. Dit is ook het geval als u het sinterklaasfeest op de werkplek organiseert. De waarde van de cadeaus kunt u ook onderbrengen in de WKR om belastingheffing bij uw personeel te voorkomen. Let ook hier weer op uw nog beschikbare vrije ruimte.

Tip! Wanneer u uw werknemers een eigen bijdrage vraagt voor het sinterklaasfeest, dan mag deze worden afgetrokken van het bedrag dat u onderbrengt in de vrije ruimte.

Omvang vrije ruimte

De vrije ruimte in de WKR bedraagt dit jaar, 2024, 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Let op! Komt u met al uw vergoedingen en verstrekkingen boven de vrije ruimte uit, dan betaalt u als werkgever 80% belasting over het meerdere.

Voorbeeld
Uw loonsom bedraagt €750.000. Uw vrije ruimte bedraagt dan 1,92% x €400.000 + 1,18% x €350.000 = €7.680 + €4.130 = €11.810. Stel dat u dit jaar in totaal aan vergoedingen en verstrekkingen een bedrag van €13.000 onderbrengt in de werkkostenregeling, dan betaalt u dus 80% belasting over €13.000 -/- €11.810 = 80% x €1.190 = €952. 

Tip! Premieheffing is niet apart verschuldigd. Dat betekent dat 80% vaak goedkoper is dan wanneer u de werknemer iets geeft en daarbij de belasting van deze werknemer overneemt.

WKR in 2025 omhoog

Bij de behandeling van het Belastingplan 2025 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een amendement om de vrije ruimte in de WKR van de loonsom tot € 400.000 per 2025 te verhogen naar 2% en per 2027 verder te verhogen naar 2,16%. De vrije ruimte van 1,18% over het meerdere van de loonsom boven € 400.000 blijft ongewijzigd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overwerktoeslag ook voor parttimers

Hebben parttimers die extra uren werken boven hun parttime contract, recht op een toeslag over die extra gewerkte uren, als werknemers die fulltime werken ook een dergelijke overwerktoeslag krijgen? Hier is het Hof van Justitie van de EU nader op ingegaan.

Parttime of fulltime

Juridisch

Het betreft hier dus de vraag of sprake is van ongelijke behandeling van parttimers ten opzichte van fulltimers bij de uitbetaling van extra gewerkte uren. In deze zaak heeft het Hof van Justitie van de EU (hierna: HvJ EU) geoordeeld dat over het overwerk van een parttimer ook de toeslag moet worden betaald als een fulltimer die ook krijgt.

Wat speelde er? 

Het ging in deze zaak om verpleegkundigen in Duitsland werkzaam bij een medisch laboratorium.  De normale wekelijkse arbeidstijd van een voltijds werknemer bedroeg gemiddeld 38,5 uur per week. Op grond van de toepasselijke cao gold een toeslag van 30% voor overuren, maar alleen voor uren buiten de arbeidstijd per kalendermaand van een voltijds werknemer.
Twee verpleegkundigen die in deeltijd werkten vonden dat ook zij recht hadden op die toeslag, waar het ging om de uren die zij buiten de in hun arbeidsovereenkomsten overeengekomen arbeidsduur werkten tot aan de grens van 38,5 uur. De praktijk was dat dergelijke uren betaald werden als ‘gewone uren’.

Let op! Een dergelijke bepaling is ook in Nederlandse cao’s niet ongebruikelijk,  Dit houdt in dat de uitkomst dus relevant is voor de Nederlandse praktijk en voor de cao-onderhandelingstafel.

Ongelijke behandeling?

In het arrest van het HvJ EU van 29 juli 2024 kwam de vraag of er sprake was van ongelijke behandeling tussen mannen en vrouwen. De vraag die beantwoord moest worden was of het feit dat vrouwen vaker dan mannen in deeltijd werken, en de opgedragen extra werkuren die vallen buiten de overeengekomen arbeidsduur, minder goed beloond worden dan mannen (die vaker voltijd werken), leidde tot verboden onderscheid op grond van geslacht. Ook was de vraag gesteld of de regeling in strijd was met de Deeltijdrichtlijn. Mogelijk werden de in deeltijd werkende verpleegkundigen  minder gunstig behandeld dan voltijdwerkers.

Overwerktoeslag 

Het HvJ EU overwoog onder meer dat de regeling de werkgever zou kunnen aanmoedigen om overuren juist op te leggen aan deeltijdwerkers in plaats van voltijdwerkers, omdat ze in ieder geval over een deel van de extra uren geen toeslag hoefden te betalen. 
Er was volgens het HvJ EU geen sprake van een nadeel voor voltijdwerkers. Immers, als extra uren meteen als overuren gaan gelden, worden voltijdwerkers en deeltijdwerkers op dezelfde wijze behandeld. 

Het komt er dus op neer dat de afgesproken arbeidsduur als maatstaf én uitgangspunt moet gelden. Het HvJ EU acht het verschil in beloning van uren buiten de afgesproken arbeidsduur in strijd met de Deeltijdrichtlijn.

Let op! Het risico bestaat dat deeltijders op basis van deze rechtspraak mogelijk met een loonvordering tot vijf jaar terug kunnen komen.

Tip! Check de cao of de arbeidsvoorwaarden die gelden binnen uw bedrijf. Een bepaling die regelt dat overwerktoeslag alleen hoeft te worden betaald over de uren boven fulltime, is mogelijk niet geldig. Het risico bestaat immers dat ook aan de parttimers die meer uren werken dan hun contractuele uren in afwijking van de cao de overwerktoeslag moet worden uitbetaald.

Posted in Niet gecategoriseerd

Berekening vergoeding opladen elektrische auto

Als een werknemer in een elektrische auto van de zaak rijdt, mag u de kosten die hij maakt voor het opladen van de auto belastingvrij vergoeden. De Belastingdienst heeft aangegeven op welke manieren dit kan en welke elementen ter berekening van de kostprijs daarbij van belang zijn.

Werkelijke kosten

Elektrische auto

Als werkgever mag u om te beginnen de werkelijke kosten vergoeden. Volgens de Belastingdienst dient u daarbij uit te gaan van de integrale kostprijs. Om die te berekenen moeten de vaste en variabele kosten gedeeld worden door het aantal verbruikte kWh aan elektriciteit. Variabele kosten zijn de prijs per kWh, bij vaste kosten moet u onder andere denken aan de transportkosten.

Welke elementen bepalen kostprijs?

Voor wat betreft de vermindering van energiebelasting kan deze buiten beschouwing worden gelaten, voor zover deze al wordt opgebruikt door het privégebruik van de stroom door de werknemer. Gebruikt de werknemer zonnepanelen om elektriciteit op te wekken, dan maakt een evenredig deel van de afschrijvingskosten deel uit van de kostprijs en kunt u dit onbelast vergoeden. Een eventueel prijsplafond vermindert de kosten en dus ook de onbelaste vergoeding.

Zakelijke transactie

Als werkgever kunt ook met uw werknemer een contract afsluiten omtrent de te vergoeden kostprijs. In een dergelijk contract zal het tarief in combinatie met de duur van het contract in overeenstemming moeten zijn met de prijs in de markt. Daarbij is het moment waarop u als werkgever en uw werknemer afspraken maken bepalend.

Let op! Gebruikt de werknemer voor het opladen van een auto van de zaak een openbare laadpaal, dan kunnen de kosten van het opladen bij die oplaadpaal onbelast worden vergoed.

Bewijslast

Bij een eventuele discussie over de vraag of een werkgever meer heeft vergoed dan de kostprijs, ligt de bewijslast bij de inspecteur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe regels kinderarbeid: reeds van kracht!

Recentelijk zijn de regels voor kinderarbeid, dus voor kinderen jonger dan 18 jaar gewijzigd. Het gaat daarbij om het werken op niet-schooldagen, op zondag en in horecaruimtes. Deze regels zijn al per 18 november jl. van kracht.

Doel van de nieuwe regels

Sparen

Het doel van de nieuwe regels is het werken door kinderen veilig te houden. Daarnaast bieden de regels ze meer mogelijkheden om werkervaring op te doen in een bijbaan of vakantiebaan, zonder dat hun schoolwerk daaronder leidt.

Werktijden op niet-schooldagen

Jongeren van 13 en 14 jaar mogen op dagen dat ze niet naar school gaan, alsmede tijdens vakantieperiodes, tot 20.00 uur in plaats van tot 19.00 uur werken. Vanaf nu mogen zij op niet-schooldagen werken tot 20.00 uur in plaats van 19.00 uur.  Ook jongeren van 15 jaar mogen hun werkdag op niet-schooldagen voortaan afsluiten om 20.00 uur.

Werken op zondag? Zaterdag vrij

Voor 13- en 14-jarigen geldt dat ze maximaal op 5 van de 16 achtereenvolgende weken op zondag mogen werken. Werken ze op zondag, dan moet de zaterdag een vrije dag zijn.  

Overleg is verplicht!

Er moet overleg worden gevoerd over de wijziging in de werktijden en/of het werken op zondag met het medezeggenschapsorgaan in de organisatie, dus met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging- of personeelsvergadering.

Let op! Daarnaast geldt dat ook de ouders/verzorgers moeten hebben ingestemd met de werktijden en het werken op zondag.

Verbod op werken in horecaruimtes tot 16 jaar

Tot slot geldt nog dat kinderen jonger dan 16 jaar niet mogen werken in een ruimte in bijvoorbeeld een café of restaurant zodra daar alcoholhoudende dranken (kunnen) worden geschonken. Hierdoor kan de Arbeidsinspectie beter toezicht houden op werken in dergelijke horecaruimtes. Kinderen onder de 16 jaar mogen wel werken in andere horecaruimtes, zoals in keukens en andere ruimtes zonder klantcontact.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch nog giftenaftrek Vpb in 2025

De Tweede Kamer heef besloten dat de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) in 2025 toch blijft bestaan. De regeling ‘geven uit de vennootschap’ wordt per 2025 wel afgeschaft.

Giftenaftrek Vpb

Geld

Bedrijven waarvan de winst belast wordt met vennootschapsbelasting, zoals bv’s, kunnen giften aan een ANBI of aan een steunstichting SBBI nu en dus ook in 2025 nog in mindering brengen op de winst. Dit kan tot een bedrag van € 100.000. De aftrek kan niet meer bedragen dan 50% van de winst. 

Het kabinet had op Prinsjesdag voorgesteld om deze giftenaftrek af te schaffen, maar de Tweede Kamer ging daar onlangs niet mee akkoord.

Geven uit de vennootschap wel afgeschaft

Het voorstel van het kabinet om de regeling ‘geven uit de vennootschap’ vanaf 1 januari 2025 af te schaffen, werd wel door de Tweede Kamer aangenomen. Deze regeling bestaat pas sinds 2024. Volgens deze regeling worden giften boven het maximaal aftrekbare bedrag niet aangemerkt als in box 2 te belasten voordelen en ook niet als met dividendbelasting te belasten opbrengsten.

Als de Eerste Kamer ook instemt met het Belastingplan 2025, geldt deze regeling vanaf 1 januari 2025 niet meer. Elke gift die de vennootschap doet aan een ANBI of steunstichting SBBI waarmee het maximaal aftrekbare bedrag wordt overschreden, wordt dan behandeld als een uitdeling door de vennootschap aan de aandeelhouder(s). Op deze uitdeling wordt dan dividendbelasting ingehouden én deze uitdeling wordt belast in box 2. In box 2 geldt in 2025, afhankelijk van de hoogte van het totaal aan dividenduitkeringen in een jaar, een tarief van 24,5% of 31%.

Tip! Ter zake van de gift kan de aandeelhouder in privé – onder voorwaarden – wel gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting (IB).

Giften in de IB

De giftenaftrek in de IB blijft bestaan. De Tweede Kamer breidde deze zelfs uit. Het plafond van de periodieke giftenaftrek in de IB wordt vanaf 2025 namelijk verruimd van € 250.000 naar € 1.500.000.

Sponsoring of reclame

Steunt uw vennootschap goede doelen door middel van sponsoring of reclame? Dan zijn deze kosten geen giften, maar zakelijke kosten en zijn, net als andere bedrijfskosten, aftrekbaar van de winst. Datzelfde geldt voor uitgaven die u doet in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Let op! Het behoud van de giftenaftrek in de Vpb, de afschaffing van de regeling ‘geven uit de vennootschap’ en de uitbreiding van het plafond van de periodieke giftenaftrek in de IB moeten nog worden goedgekeurd door de Eerste Kamer, en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maximumpremieloon en percentages Zvw 2025

Het maximumpremieloon en de percentages voor de premie Zvw voor 2025 zijn bekend. Hoewel de percentages dalen ten opzichte van 2024, levert dit niet altijd een besparing op vanwege de stijging van het maximumpremieloon.

Maximumpremieloon

Kantoor

Het maximumpremieloon is het maximale loon waarover premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. In 2024 steeg dit maximumpremieloon al flink van € 66.956 in 2023 naar € 71.628 in 2024.

Ook in 2025 krijgen werkgevers een flinke stijging voor de kiezen. Het maximumpremieloon bedraagt in 2025 namelijk € 75.864. Deze stijging betekent dat werkgevers voor werknemers met een premieloon vanaf € 71.628 volgend jaar mogelijk meer premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn.

Premies Zvw

De premie Zvw wordt in de meeste gevallen door de werkgever betaalt. Het percentage dat werkgevers in 2024 over het loon van de werknemer verschuldigd is, bedraagt in 2024 6,57%. In 2025 daalt dit percentage naar 6,51%.

Er zijn ook gevallen waarin de werkgever niet de premie Zvw betaalt, maar waar de verzekeringsplichtige zelf de premie Zvw betaalt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij dga’s die niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. Het percentage dat de verzekeringsplichtige in 2024 over zijn bijdrage-inkomen verschuldigd is, bedraagt in 2024 5,32%. Ook dit percentage daalt in 2025 en wel naar 5,26%.

Stijging maximale premie Zvw

Het maximale bijdrageloon is gelijk aan het maximumpremieloon. Dit betekent dat in 2024 tot maximaal € 71.628 premie Zvw verschuldigd is, in 2025 tot maximaal € 75.864. Ondanks de daling van de premiepercentages Zvw kan daarom toch meer premie Zvw verschuldigd zijn.

Bedraagt de maximale door de werkgever verschuldigde premie in 2024 nog € 4.705, bedraagt deze in 2025 namelijk € 4.938. De maximale door de verzekeringsplichtige verschuldigde premie bedraagt in 2024 nog € 3.810, terwijl deze in 2025 € 3.990 bedraagt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline 29 november aanvraag subsidie praktijkleren derde leerweg

Werkgevers kunnen nog tot 29 november 2024 17.00 uur de subsidie praktijkleren in de derde leerweg aanvragen. Wat zijn de voorwaarden, voor wie kunt u de subsidie aanvragen en waar kunt u hiervoor terecht?

Praktijkleerplaats

Bouw

Om voor de subsidie in aanmerking te komen moet een erkend leerbedrijf een praktijkplaats verzorgen voor een mbo-student in de derde leerweg (overige onderwijs (ovo) of overige opleidingen deeltijd (odt). De student moet een werkzoekende zijn of betaalde arbeid verrichten en tijdens de aanvraagperiode staan ingeschreven in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO. Voor werkzoekenden moet de opleiding gestart zijn in de periode van 1 januari 2021 tot en met december 2024, voor werkenden op of na 1 augustus 2023.

Let op! Deze subsidie is niet voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Voor deze studenten kan de werkgever mogelijk wel in aanmerking komen voor de subsidieregeling praktijkleren.

Voorwaarden subsidie

Het erkende leerbedrijf moet de subsidie aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. De subsidie wordt maximaal verstrekt over een periode van 52 aaneengesloten weken, waarvan er maximaal 40 voor subsidie in aanmerking komen.

Er gelden nog meer voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Kijk hier voor alle voorwaarden.

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 2.700 per praktijkplaats. Zijn er meer aanvragen dan het beschikbar budget van € 4.000.000, dan wordt het budget verdeeld over de aanvragen. Hierdoor kan de subsidie lager zijn dan € 2.700 per praktijkplaats.

Aanvragen

Aanvragen gaat digitaal bij RVO.nl. Hiervoor is eHerkenning nodig op niveau eH3. Binnen 13 weken na 29 november 2024 besluit het ministerie van SZW gelijktijdig over alle aanvragen. Ontvangt u een positieve beslissing, dan ontvangt u binnen 2 weken de subsidie op uw bankrekening.

Posted in Niet gecategoriseerd

Beleg nog twee jaar groen in box 3

Wilt u uw box 3-vermogen verlagen, denk dan ook eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3. Let wel op want er zijn wijzigingen op komst. Als de Eerste Kamer akkoord gaat, wordt de vrijstelling per 2025 echter sterk verlaagd en wordt per 2027 afgeschaft.

Vrijstelling groene beleggingen

Windmolen

Bedroeg deze vrijstelling per 1 januari 2024 nog maximaal € 71.251, per 1 januari 2025 bedraagt deze nog maar € 26.000 (vóór indexatie). Oorspronkelijk zou dit € 30.000 zijn, maar de Tweede Kamer heeft besloten dat dit nog verder verlaagd wordt naar € 26.000 (vóór indexatie) per 1 januari 2025.  

Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor u en uw partner gezamenlijk het dubbele, per 1 januari 2025 dus € 52.000 (vóór indexatie). 

Minderjarig kind

Ook een minderjarig kind heeft zelfstandig recht op deze vrijstelling. Het minderjarige kind moet daarvoor wel zelf aangifte inkomstenbelasting doen. Bezit uw kind meer aan groene beleggingen dan de vrijstelling, dan moet u dit meerdere aangeven in uw eigen aangifte. Voor dit deel bestaat dan geen vrijstelling meer.

Extra heffingskorting

Naast de vrijstelling in box 3 heeft u in 2024 ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het op 1 januari vrijgestelde bedrag in box 3. Ook deze heffingskorting wordt verlaagd en wel naar 0,1% met ingang van 2025.

Let op! De Tweede Kamer heeft ook besloten dat de vrijstelling voor groene beleggingen en de heffingskorting voor groene beleggingen met ingang van 1 januari 2027 helemaal vervalt. U kunt dus alleen nog in 2025 en 2026 gebruikmaken van de vrijstelling en de heffingskorting.

U mag de vrijstelling voor groene spaartegoeden en beleggingen overigens eerst toerekenen aan de groene beleggingen en daarna aan de groene spaartegoeden. Dat scheelt weer nu er voor beleggingen een hoger forfait geldt dan voor spaartegoeden.

Let op! De vrijstelling geldt niet voor de vermogenstoets in de toeslagen. Groene beleggingen tellen dus voor de toeslagen volledig mee als vermogen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verhoging vrije ruimte werkkostenregeling 2025

De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2025 een amendement aangenomen om de vrije ruimte in de werkkostenregeling, de WKR, per 2025 te verhogen. Per 2027 gaat de vrije ruimte nog eens omhoog.

Vrije ruimte 2024

Portemonnee

De WKR kent momenteel een vrije ruimte van 1,92% van de loonsom tot € 400.000. Is de loonsom hoger, dan bedraagt de vrije ruimte over het meerdere 1,18%. 

Let op! Bij overschrijding van de vrije ruimte vindt er een eindheffing plaats van 80%.

Nieuw voorstel

In het amendement wordt voorgesteld de vrije ruimte van de loonsom tot € 400.000 per 2025 te verhogen naar 2% en per 2027 verder te verhogen naar 2,16%. De vrije ruimte van 1,18% over het meerdere van de loonsom boven € 400.000 blijft ongewijzigd. 

Ook voor de dga

De WKR geldt voor alle werknemers, dus ook voor de directeur-grootaandeelhouder. Deze is immers ook een werknemer van de betreffende bv.

Let op! De Eerste Kamer moet het gewijzigde wetsvoorstel voor de verhoging van de WKR nog goedkeuren. Dit is dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verzoek uiterlijk 3 december om de KOR in of uit te gaan

De termijnen om de KOR op te zeggen en weer gebruik te maken van de KOR wijzigen met ingang van 1 januari 2025. Om daarvan meteen met ingang van 1 januari 2025 gebruik te kunnen maken, moet u uiterlijk 3 december 2024 een verzoek indienen bij de Belastingdienst.

KOR

EU

De kleine ondernemersregeling, ook wel bekend als de KOR, houdt in dat een in Nederland gevestigde btw-ondernemer gebruik kan maken van een vrijstelling. Als de omzet per jaar niet hoger is dan € 20.000, hoeft de ondernemer geen btw te berekenen over zijn omzet.

Verzoek KOR

Om de KOR te kunnen toepassen, moet een ondernemer zich tijdig vooraf bij de Belastingdienst melden. Tijdig wil zeggen uiterlijk vier weken voorafgaand van het tijdvak waarin de ondernemer de vrijstelling wil toepassen.

Let op! Bent u nog niet aangemeld voor de KOR, maar wilt u vanaf 1 januari 2025 de KOR toepassen, dan moet u zich dus uiterlijk 3 december 2024 bij de Belastingdienst melden. Aanmelden kan alleen via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Tip! Bent u niet verplicht om uw onderneming in te schrijven bij de KVK en bedraagt u jaaromzet maximaal € 1.800, dan is aanmelding voor de KOR niet nodig. Let op: vanaf 2025 gaat de maximale jaaromzet voor deze regeling omhoog naar € 2.200.

Opzeggen KOR

De KOR duurt voort totdat u de KOR bij de Belastingdienst opzegt. Tot en met 2024 moet de KOR nog minimaal drie jaren duren voordat u deze kunt opzeggen. Vanaf 1 januari 2025 geldt er geen termijn meer, maar kan u de KOR op elk moment weer beëindigen. De KOR eindigt altijd op zijn vroegst met ingang van de eerste dag van de aangifteperiode. Hiervoor moet de opzegging wel minimaal vier weken voor deze eerste dag zijn ontvangen door de Belastingdienst.

Let op! Wilt u vanaf 1 januari 2025 de KOR beëindigen, dan moet u dit dus uiterlijk 3 december 2024 bij de Belastingdienst melden. U kunt de KOR dan beëindigen per 1 januari 2025, ook als deze nog niet minimaal drie jaren duurde. Beëindigen kan alleen via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Weer aanmelden KOR

Als u de KOR heeft opgezegd, kunt u zich later toch weer aanmelden voor de KOR. Tot en met 2024 geldt een wachttijd van drie jaren na de opzegging van de KOR. Vanaf 2025 bedraagt de wachttijd nog maar het jaar van opzegging en het daaropvolgende kalenderjaar. Let wel dat voor het opnieuw aanmelden voor de KOR een termijn geldt van minimaal vier weken.

Let op! Wilt u na een eerder opzegging van de KOR in 2023 of eerdere jaren, vanaf 1 januari 2025 weer gebruikmaken van de KOR, dan moet u dit dus uiterlijk 3 december 2024 bij de Belastingdienst melden. U kunt de KOR dan weer toepassen vanaf 1 januari 2025, ook als er nog geen drie jaren verstreken zijn sinds de eerder opzegging. Aanmelden kan alleen via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Overleg met onze adviseurs

Overleg met onze adviseurs of u voldoet aan de voorwaarden voor de KOR en of toepassing van de KOR in uw situatie raadzaam is. Doet u ook zaken in het buitenland, dan kunt u mogelijk (ook) gebruikmaken van de EU-KOR. Bent u een buitenlandse ondernemer met een vaste inrichting in Nederland, dan kunt u vanaf 2025 niet langer gebruikmaken van de KOR. Onze adviseurs kunnen u meer vertellen over al deze regelingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vermogenstoets zorgtoeslag voor 2025 bekendgemaakt

De nieuwe grenzen voor 2025 van de maximale omvang van het vermogen om nog in aanmerking te kunnen komen voor zorgtoeslag zijn bekendgemaakt. Boven deze grenzen heeft u geen recht meer op de zorgtoeslag. Dit is de zogenaamde vermogenstoets.

Zorgtoeslag

Medisch

Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor zorgtoeslag, een tegemoetkoming in uw zorgkosten, is de hoogte van uw inkomen. Heeft u een toeslagpartner, dan telt het gezamenlijke inkomen. Een andere voorwaarde voor recht op zorgtoeslag is dat u niet te veel vermogen heeft.  

Vermogenstoets 2025

De maximale omvang van uw vermogen is voor 2025 vastgesteld op € 141.896. Dat is € 1.683 hoger dan dit jaar, waar de grens nog op € 140.213 ligt. Heeft u een toeslagpartner, dan is het nieuwe bedrag van uw maximale vermogen vastgesteld op € 179.429. Dit is € 2.128 hoger dan de grens voor 2024.

Toetsdatum

De omvang van uw vermogen wordt vastgesteld op 1 januari van het betreffende jaar. Voor 2025 wordt dus gekeken naar de omvang van uw vermogen op 1 januari 2025. Het is dus zaak om er – indien mogelijk – voor te zorgen dat uw vermogen dan onder genoemde maxima komt te liggen.

Let op! Heeft u het vermoeden dat uw vermogen op 1 januari 2025 rond de maximale grens komt te liggen, neem dan contact met ons op. Wij kunnen dan met u bekijken wat de mogelijkheden zijn.

Tip! Wilt u nagaan of u in aanmerking komt voor een zorgtoeslag? Maak dan hier een proefberekening.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overweeg bezwaar of verzoek bij belastingrente (voorlopige) aanslagen

Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 november 2024 geoordeeld dat de belastingrente die de Belastingdienst vanaf 2022 berekent over aanslagen vennootschapsbelasting in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Overweeg daarom bezwaar of een verzoek om herziening als de Belastingdienst aan u belastingrente berekent over een (voorlopige) aanslag.

Hoogte belastingrente

Euro

De belastingrente die de Belastingdienst berekent over een aanslag vennootschapsbelasting is, met uitzondering van het begin van de coronaperiode, vanaf april 2014 8% of hoger. In 2024 bedraagt deze rente zelfs 10%!

Voor overige belastingen – onder meer de inkomstenbelasting – bedroeg de belastingrente, met uitzondering van een periode van drie maanden aan het begin van de coronaperiode, 4% van april 2014 tot en met 30 juni 2023. De tweede helft van 2023 bedroeg deze belastingrente 6% en in 2024 bedraagt deze zelfs 7,5%.

Belastingrente Vpb in strijd met evenredigheidsbeginsel

Deze hoge belastingrente is al jaren een doorn in het oog van velen, maar er leek tot nu toe weinig tegen te doen. Rechtbank Noord-Nederland oordeelde onlangs echter – kort samengevat – dat het vanaf 2022 vastgestelde percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting (in 2022 en 2023: 8%) in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Dit betekent dat de belastingrente, naar het oordeel van de rechtbank, niet berekend mag worden naar een percentage van 8%.

Geen 8% maar 4%

Vraag daarbij is echter op welk percentage de belastingrente dan wel kan worden vastgesteld om evenredig te zijn. Over die vraag heeft de rechtbank zich niet hoeven buigen, omdat de belastingplichtige en de Belastingdienst vooraf al hadden afgesproken dat het tarief 4% zou zijn als de belastingplichtige in het gelijk zou worden gesteld. De rechtbank berekent de belastingrente daarom naar een tarief van 4%. Dit percentage lijkt te zijn ontleend aan het percentage voor andere belastingen, zoals de inkomstenbelasting, maar zekerheid daaromtrent is er niet.

Bezwaar definitieve en navorderingsaanslag

Berekent de Belastingdienst belastingrente over een definitieve of navorderingsaanslag vennootschapsbelasting? Overweeg dan om daartegen tijdig in bezwaar te komen. Tijdig betekent binnen zes weken na dagtekening van de aanslag. Het bezwaar kan, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank, betrekking hebben op vanaf 2022 berekende belastingrente.

Let op! Houd er rekening mee dat de Belastingdienst waarschijnlijk uw bezwaar niet zonder meer zal toewijzen. De kans is namelijk groot dat de Belastingdienst hoger beroep instelt tegen de uitspraak van de rechtbank. Overleg daarom na ontvangst van een definitieve of navorderingsaanslag met onze adviseurs. Zij kunnen u adviseren over wat dit zou kunnen betekenen voor onder meer het verloop van uw bezwaar- en mogelijke beroepsprocedure.

Verzoek herziening voorlopige aanslag

Berekent de Belastingdienst belastingrente over een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting? Overweeg dan een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag.

Let op! Het is niet voldoende om alleen in bezwaar te komen tegen de definitieve aanslag. Als u het ook niet eens bent met de belastingrente op de voorlopige aanslag, moet u een verzoek om herziening indienen. Wijst de Belastingdienst dat verzoek af, dan kunt u daartegen in bezwaar komen. Overleg daarover met onze adviseurs. Zij kunnen u ook adviseren of het nog mogelijk is een verzoek tot herziening in te dienen tegen in het verleden opgelegde voorlopige aanslagen.

Onherroepelijke aanslagen

Is vanaf 2022 belastingrente berekend op definitieve of navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting, maar staan deze aanslagen inmiddels onherroepelijk vast? Dan heeft bezwaar maken waarschijnlijk geen zin. De Belastingdienst komt normaal gesproken dan namelijk niet tegemoet aan uw verzoek om de belastingrente te verminderen.

Ook bezwaar/verzoek andere belastingen?

De rechtbank heeft een uitspraak gedaan over de belastingrente op een aanslag vennootschapsbelasting. Wij achten de kans dat dit ook gevolgen heeft voor de belastingrente op andere belastingen niet groot, maar kunnen dat nooit helemaal uitsluiten. Overweeg daarom ook of u in actie wilt komen met betrekking tot belastingrente op andere belastingen zoals de inkomstenbelasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Omzetten lijfrente in nabestaandelijfrente mogelijk?

Als u een lijfrente heeft afgesloten, moet deze in principe binnen vijf jaar na de AOW-leeftijd tot uitkering komen in tijdelijke of levenslange lijfrentetermijnen. De vraag is of in plaats hiervan ook gekozen kan worden voor een nabestaandenlijfrente.

Alternatief voor uitkeringen

Sparen

Wanneer een belastingplichtige te maken heeft met een pensioentekort, kan hij zijn toekomstige inkomsten aanvullen met een lijfrente. De premies ervan die gestort worden in de jaren voor uitkering van de lijfrente zijn onder voorwaarden aftrekbaar. De Belastingdienst is van mening dat er in plaats van een lijfrente-uitkering niet gekozen kan worden voor een nabestaandenlijfrente. Bij een nabestaandenlijfrente worden de uitkeringen namelijk pas gedaan na overlijden van de verzekerde.

Afkoop

Als in plaats van lijfrente-uitkeringen toch gekozen wordt voor omzetting ervan in een nabestaandenlijfrente, wordt dit gezien als afkoop. Het gevolg is dat de waarde ervan in één keer belast wordt met inkomstenbelasting en afhankelijk van de omstandigheden ook met revisierente.

Geen aftrek

Wanneer het restant van de waarde, dus na aftrek van inkomstenbelasting en eventueel revisierente, wordt aangewend voor aankoop van een nabestaandenlijfrente, leidt dit volgens de Belastingdienst ook niet tot aftrek als uitgave voor een inkomensvoorziening.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wat te doen met opgenomen vakantiedagen tijdens ziekte of bij op non-actiefstelling?

Mag u als werkgever vakantiedagen die tijdens ziekte of bij non-actiefstelling zijn opgenomen door uw werknemer, feitelijk ook van het verlofsaldo afboeken? Zijn er omstandigheden waarbij dit wel of juist niet mag?

Feiten

Voetganger

Een werknemer functioneerde niet naar behoren. De werkgever deelde hem dit mee waarna de werknemer nog enige tijd doorwerkte. Een paar maanden later, op 28 februari 2023, meldde de werknemer zich ziek. Op 24 april 2023 werd hij door de werkgever op non-actief gesteld/vrijgesteld van werk. In die periode had hij 15 vakantiedagen opgenomen. Het betrof hier een reeds vóór de ziekmelding vastgestelde vakantie. De werknemer was het er niet mee eens dat deze dagen van zijn verlofsaldo werden afgeboekt door de werkgever en ging hierover procederen.

Oordeel gerechtshof

Bij de kantonrechter kreeg de werknemer ongelijk. Bij het gerechtshof had hij meer succes. Het gerechtshof verklaarde dat de 15 opgenomen vakantiedagen (120 uur) niet ten laste van zijn vakantiesaldo mochten worden gebracht. Het hof verwees daarbij naar een eerder arrest van de Hoge Raad van 17 november 2023. In dat arrest verwees de Hoge Raad naar de wet waarin voor zover van belang staat: “Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer tijdens een vastgestelde vakantie ziek is, gelden niet als vakantie, tenzij in een voorkomend geval de werknemer daarmee instemt. (…)”.

Vakantie al gemeld vóór ziekte?

Deze bepaling beoogt er voor zorg te dragen dat een werknemer die vóór of tijdens een al vastgestelde vakantie ziek wordt, deze vakantiedagen behoudt, zodat hij die op een later moment kan benutten. Dit betekent dan ook dat een werknemer uitdrukkelijk en gericht moet instemmen met het afboeken van vakantiedagen, telkens wanneer de omstandigheid die aanleiding geeft tot het verzuim zich feitelijk voordoet of heeft voorgedaan. 

Niet ten laste van vakantietegoed

Er was in deze zaak niet gesteld of gebleken dat de werknemer uitdrukkelijk en gericht had ingestemd met het afboeken van de 15 door hem tijdens de periode van ziekte/op non-actiefstelling opgenomen vakantiedagen. De consequentie was dat de werkgever deze dagen niet ten laste van het vakantiesaldo van de werknemer mocht brengen. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw op sport, cultuur en boeken waarschijnlijk niet naar 21%

De verhoging van de btw per 2026 op sport, cultuur en boeken gaat waarschijnlijk niet door. Het voorstel is onderdeel van het Belastingplan 2025, maar stuitte op veel verzet. Daardoor dreigde de Eerste Kamer tegen het hele Belastingplan te stemmen. Er wordt nu gezocht naar een alternatieve dekking voor de gederfde inkomsten.

Btw-verhoging

Euro

De btw-verhoging voor de sportsector betekent dat voor het gelegenheid geven tot sportbeoefening en baden door commerciële aanbieders het hoge tarief van 21% gaat gelden, evenals voor toegang tot sportwedstrijden. Bij boeken gaat het ook om elektronische boeken en geldt de verhoging tevens voor kranten en tijdschriften. Ook zouden schoolboeken onder het hoge btw-tarief vallen. Om schoolfondsen tegemoet te komen, zou er een tegemoetkoming worden verstrekt.

Bij cultuur gaat het met name om toegang tot onder meer musea, concerten, dans-, toneel- en theateruitvoeringen.

Btw-verhoging kort verblijf gaat wel door

De verhoging van het btw-tarief met betrekking tot overnachtingen voor kort verblijf in onder meer hotels, pensions en vakantiewoningen gaat hoogstwaarschijnlijk wel door.

Ook het voor een korte periode verhuren van dergelijke accommodaties aan bijvoorbeeld studenten, asielzoekers en werknemers gaat vanaf 2026 onder het 21% btw-tarief vallen. Tegen deze verhoging bestaat minder bezwaar in de Eerste Kamer. 

Alternatieve dekking

Minister Heinen van Financiën zegde toe om op zoek te gaan naar een alternatieve dekking. Als de btw-verhoging van kort verblijf wel overeind blijft, moet een bedrag van € 1,3 miljard op tafel komen. Hij gaf aan dit te zien als een verplichting. 

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen btw-verhoging weliswaar nog steeds overeind staat, maar dat deze hoogstwaarschijnlijk niet doorgevoerd gaat worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline Innovatiekrediet en vroegfasefinanciering 1 december 2024

Ondernemers kunnen tot en met 1 december 2024 een Innovatiekrediet of een vroegfasefinanciering aanvragen. Het Innovatiekrediet is er voor zowel starters als gevestigde bedrijven. De vroegfasefinanciering is er voor mkb-ondernemers, innovatieve starters en academische-hbo-TO2 starters.

Innovatiekrediet

Windmolen

Via een Innovatiekrediet kunt u een lening afsluiten voor de ontwikkeling van een nieuw product, medicijn of apparaat. Het Innovatiekrediet verstrekt slechts krediet voor een deel van de kosten. Voor kleine bedrijven is dit maximaal 45%, wanneer sprake is van samenwerking met een ander bedrijf 50%. Voor middelgrote bedrijven zijn deze percentages 35% en 50%, voor grote bedrijven 25% en 40%.

Voorwaarden

Er gelden tal van voorwaarden voor het Innovatiekrediet. Zo mag de financieringsbehoefte niet meer dan € 150.000 bedragen, moet er sprake zijn van een commercieel oogpunt voor het project en moet de technische haalbaarheid onderzocht én bewezen zijn. 

Kosten en aanvragen

U betaalt een vast opslagbedrag van 15% voor technische projecten en 25% voor klinische projecten. Daarnaast betaalt u een jaarlijkse rente van thans 3%. Het innovatiekrediet vraagt u aan bij de RVO. Hiervoor heeft u eHerkenning nodig, U vindt hier alle informatie.

Vroegfasefinanciering

Met een vroegfasefinanciering (VFF) kunt u een lening krijgen om te onderzoeken of een bepaald idee kans van slagen heeft in de markt. Ook voor deze financieringsvorm gelden verschillende voorwaarden. Zo moet u onder meer voor een businessplan zorgen waaruit blijkt dat uw bedrijf substantieel gaat groeien. 

Aanvragen

Er zijn regionale loketten waar u de vroegfasefinanciering aan kunt vragen. Tevens is er een landelijk loket. Voor mkb-ondernemers gelden andere voorwaarden dan voor innovatieve starters voor wat betreft de bij uw aanvraag mee te sturen bijlages. U vindt alle informatie hier.

Posted in Niet gecategoriseerd

SLIM-regeling verlengd en aangepast

De SLIM-regeling wordt verlengd tot en met 2029. Daarnaast vinden er in de SLIM-regeling vanaf 2025 diverse aanpassingen plaats. Sommige aanpassingen gelden ook al voor SLIM-subsidies die vóór 2025 zijn aangevraagd.

Geen aparte SLIM-regeling meer voor grootbedrijven

Boeken

Voor grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie is het vanaf 2025 niet meer mogelijk om een beroep te doen op de SLIM-regeling, de Stimuleringsregeling Leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen. Gebleken is dat deze oorspronkelijke doelgroep niet veel gebruikmaakte van de regeling. Overigens kunnen deze bedrijven nog wel als deelnemer in een samenwerkingsverband aanspraak maken op de SLIM-regeling.

Minder administratie voor SLIM-subsidies tot € 25.000

Voor SLIM-subsidies tot € 25.000 hoeft vanaf 2025 achteraf geen verzoek tot vaststelling meer te worden ingediend. Deze subsidie wordt ambtshalve vastgesteld. Ook de verplichtingen tot het maken van een evaluatieverslag en het bijhouden van een administratie vervallen. Wat blijft is dat vooraf 50% van het subsidiebedrag als voorschot wordt betaald.

Voorschot SLIM-subsidie samenwerkingsverbanden

Vanaf 2025 kunnen ook samenwerkingsverbanden een voorschot krijgen. De hoogte van het voorschot is afhankelijk van de duur en de hoogte van de subsidie.

Ander subsidiepercentage kleine mkb-ondernemingen

Het subsidiepercentage voor kleine mkb-ondernemingen bedraagt vanaf 2025 60%, net als voor andere ondernemingen. Dit betekent dat zij niet meer tot 80% (zoals in 2024), maar tot 60% van de subsidiabele kosten als SLIM-subsidie kunnen ontvangen vanaf 2025.

Vervallen subsidie praktijkleerplaatsen

Vanaf 2025 vervalt de SLIM-subsidie van maximaal € 2.700 voor een praktijkleerplaats voor een beroepsopleiding of in de derde leerweg bij een erkend leerbedrijf.

Let op! De Subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg blijft wel bestaan, zoals het er nu naar uitziet tot en met 2031.

Overige wijzigingen

Vanaf 2025 vinden nog meer wijzigingen plaats. Zo wordt nadrukkelijk in de regeling opgenomen dat activiteiten niet voor de SLIM-subsidie in aanmerking komen als deze alleen ten goede komen aan bestuurders of eigenaren van een onderneming. De bestuurder of eigenaar mag wel deelnemen aan de activiteit, maar niet de enige doelgroep zijn.

Ook kan een subsidieaanvrager vanaf 2025 maximaal drie maanden uitstel aanvragen als de subsidiabele activiteiten niet op tijd zijn afgerond door omstandigheden die hem niet zijn aan te rekenen. Deze uitstelaanvraag is ook mogelijk voor SLIM-subsidies die vóór 2025 zijn verkregen.

Voor het opstellen van een controleverklaring door een accountant – dit is bij subsidies van € 125.000 of meer verplicht – wordt vanaf 2025 een vaste vergoeding van € 3.000 verstrekt. Deze vaste vergoeding van € 3.000 geldt ook voor SLIM-subsidies die vóór 2025 zijn verkregen. Als de subsidie echter al is verleend, wordt die verleende subsidie niet verhoogd met dit bedrag. Het is wel mogelijk om de begroting her te verdelen en het bedrag van € 3.000 daarin op te nemen. 

Aanvraagtijdvakken 2025

De aanvraagtijdvakken voor de SLIM-regelingen in 2025 zijn ook bekend. Voor mkb-ondernemingen is dat van 3 maart 2025 9.00 uur tot en met 31 maart 2025 17.00 uur én van 1 september 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 17.00 uur. Voor samenwerkingsverbanden is het aanvraagtijdvak in 2025 van 2 juni 2025 9.00 uur tot en met 30 juni 2025 17.00 uur.

Budget 2025

Ook de budgetten voor 2025 zijn bekend. Voor mkb-ondernemingen is in 2025 in het eerste aanvraagtijdvak € 15 miljoen budget beschikbaar en in het tweede aanvraagtijdvak € 10 miljoen. In 2024 was dit € 15 miljoen respectievelijk € 16.131.000.

Voor samenwerkingsverbanden is in 2025 € 20 miljoen budget beschikbaar. In 2024 was dit nog € 22,5 miljoen.

Let op! Het kabinet heeft de verlenging en de aanpassingen van de SLIM-regeling ter kennisname aan de Tweede Kamer aangeboden. De Kamer heeft nu de mogelijkheid om nader inlichtingen hierover te vragen voordat de verlenging en de aanpassingen officieel gepubliceerd worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Indexatie van alimentatie per 2025 bekend

Personen die alimentatie ontvangen of moeten betalen, krijgen per 2025 te maken met een indexatie van het alimentatiebedrag met 6,5%. Deze verhoging van 6,5% geldt zowel voor partner- als voor kinderalimentatie.

Alimentatie

Schaken

Alimentatie is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud en is vaak verplicht bij ex-echtgenoten, ex-geregistreerde partners en bij kinderen tot de leeftijd van 21 jaar. 

Berekening percentage

Alimentatiebedragen worden jaarlijks automatisch geïndexeerd om te voorkomen dat partijen hierover gedwongen worden te onderhandelen. Het percentage wordt geïndexeerd aan de hand van de gemiddelde stijging van de lonen. 

Alimentatie aftrekbaar?

Alimentatie betaald aan ex-echtgenoten en ex-geregistreerde partners is onder voorwaarden aftrekbaar van het inkomen voor de betaler ervan. De ontvanger moet de alimentatie opgeven als inkomen. Alimentatie is ook onder voorwaarden aftrekbaar als partijen afspreken de alimentatieplicht af te kopen tegen een eenmalig bedrag. 

Let op! Kinderalimentatie is niet aftrekbaar voor diegene die de alimentatie betaalt. Deze is ook niet belast bij de ontvanger.

Tip! Lees hier alles over alimentatie en de voorwaarden betreft aftrekbaarheid.

Posted in Niet gecategoriseerd

30%-regeling uitgezonden werknemers wordt 27%-regeling

Naast de 30%-regeling voor vanuit het buitenland aangeworven werknemers, kan een werkgever onder voorwaarden ook de 30% regeling toepassen voor bepaalde tijdelijk naar het buitenland uitgezonden werknemers. Ook in deze 30%-regeling zijn wijzigingen aangekondigd.

Extraterritoriale kosten

Internationaal

Aan werknemers die u tijdelijk naar het buitenland uitzendt mag u een vergoeding geven voor de extra verblijfkosten in het buitenland. Deze vergoeding van deze kosten (ook wel extraterritoriale kosten of afgekort ET-kosten) is, onder voorwaarden, gericht vrijgesteld. U hoeft hiervoor dan niet uw vrije ruimte in de WKR aan te spreken.

30%-regeling

Voor bepaalde tijdelijk naar het buitenland uitgezonden werknemers kunt u er ook voor kiezen om de 30%-regeling toe te passen. U mag dan zonder bewijsstukken maximaal 30% van het loon inclusief de vergoeding gericht vrijgesteld vergoeden aan de werknemer.

Let op! Werknemers die hiervoor in aanmerking komen zijn onder meer naar landen in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en een aantal Oost-Europese landen (waaronder onder meer Polen, Roemenië, Bulgarije en  Tsjechië) uitgezonden werknemers en werknemers die naar een ander land zijn uitgezonden om wetenschap te beoefenen of onderwijs te geven.

Voorwaarden 30%-regeling

Voorwaarde voor deze 30%-regeling is dat de werknemer gedurende een periode van twaalf maanden minimaal 45 dagen in het buitenland is. Voor de berekening van deze 45 dagen tellen uitzendingen van minder dan vijftien dagen niet mee.

Tip! Als de werknemer aan de 45 dagentermijn voldoet, tellen uitzendingen vanaf minimaal tien dagen mee voor de berekening van het aantal dagen waarop de 30%-regeling mag worden toegepast.

Let op! In tegenstelling tot de 30%-regeling voor inkomende werknemers, is voor de 30%-regeling voor uitgezonden werknemers geen beschikking van de Belastingdienst nodig.

27% vanaf 2027

Vanaf 2027 wijzigt de 30%-regeling voor uitgezonden werknemers. Vanaf die datum kunt nu niet meer 30% van het loon inclusief de vergoeding gericht vrijgesteld vergoeden aan uitgezonden werknemers maar 27%.

Er komt geen overgangsregeling. Dus ook aan werknemers die al vóór 2027 zijn uitgezonden, kunt u vanaf 2027 nog maar 27% in plaats van 30% gericht vrijgesteld vergoeden.

Let op! Deze wijziging, die onderdeel is van het Belastingplanpakket 2025, is pas definitief als de Tweede én de Eerste Kamer hiermee hebben ingestemd. Stemming in de Eerste Kamer staat gepland op 17 december 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook voor gebruikte auto standaardbijtelling

Als iemand over een auto van de zaak beschikt, geldt in beginsel een bijtelling vanwege het privégebruik dat van de auto gemaakt kan worden, tenzij er aantoonbaar niet meer dan 500 km privé met de betreffende auto wordt gereden. De bijtelling is in principe hetzelfde voor nieuwe auto’s als voor occasions. Strookt dit laatste wel met de Europese regelgeving?

Bijtelling

Auto

De bijtelling is een bepaald percentage van de catalogusprijs van de auto. Dit percentage is afhankelijk van de datum waarop de auto voor het eerst is toegelaten op de weg. Voor 2024 geldt een percentage van 22%, tenzij het een elektrische auto betreft. Dan bedraagt de bijtelling 16% tot een cataloguswaarde van € 30.000 en geldt over het meerdere een bijtelling van 22%. Voor auto’s op zonnecellen en op waterstof geldt een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde.

Let op! Alleen voor auto’s die minstens 15 jaar oud zijn, geldt een bijtelling op basis van de dagwaarde. De bijtelling bedraagt dan 35%.

Geen onderscheid in leeftijd

In een zaak bij het gerechtshof Arnhem Leeuwarden was de vraag aan de orde of het in strijd is met Europese regels dat voor gebruikte auto’s eenzelfde percentage aan bijtelling geldt als voor nieuwe auto’s. Volgens belanghebbende was dit het geval, omdat specifiek door deze regeling de import van occasions uit andere EU-landen zou worden beperkt. Het Hof zag dit verband niet en stelde vast dat de bijtelling slechts ziet op het loonvoordeel dat een auto van de zaak biedt.

België is anders dan Nederland

Belanghebbende stelde ook nog dat de bijtelling in zijn woonland België wél onderscheid maakt tussen nieuwe auto’s en occasions. Volgens het Hof doet dit niets af aan het feit dat de bijtelling in Nederland in beginsel geen onderscheid maakt in de leeftijd van de auto. Het Hof stelde de inspecteur dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen bouwvergunning, geen HIR?

Als u gemaakte boekwinst op een bedrijfsmiddel weer wilt herinvesteren, kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de herinvesteringsreserve (HIR). Voor het gerechtshof in Den Haag bleek onlangs dat het al dan niet verstrekken van een bouwvergunning op het opheffen van de HIR van invloed kan zijn.

Herinvesteringsreserve (HIR)

Bouw

Als u boekwinst maakt op een bedrijfsmiddel, moet u hier in beginsel belasting over betalen. U kunt dit voorkomen door de boekwinst te reserveren in een HIR. Koopt u later een vervangend bedrijfsmiddel, dan kunt u de HIR afboeken op de boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel. U kunt daardoor wel minder afschrijven op het nieuwe bedrijfsmiddel en betaalt daardoor op een later moment meer belasting. Op die manier kan de HIR ervoor zorgen dat u de belasting op de gerealiseerde boekwinst gespreid kunt betalen.

Voorwaarden

De HIR kent een aantal voorwaarden Een ervan bepaalt dat u een HIR in principe binnen drie jaar na het jaar van ontstaan ervan moet afboeken op een ander aangeschaft bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan valt de HIR op het eind van dat jaar in de winst en betaalt u alsnog in één keer belasting over de boekwinst. De genoemde termijn van drie jaar geldt niet als er vertraging in de investering is opgetreden door bijzondere omstandigheden. Er is dan wel vereist dat er een begin van uitvoering van de investering is gemaakt.

Bijzondere omstandigheden?

In bovengenoemde zaak had een belastingplichtige een HIR gevormd en hiervoor niet tijdig een vervangende investering gedaan. De inspecteur wilde de HIR daarom na afloop van de voor de HIR geldende termijn toevoegen aan de winst. Belastingplichtige was het hiermee echter niet eens en stelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die aan de herinvestering in de weg hadden gestaan.

Geen bouwvergunning

De vertraging was volgens belastingplichtige ontstaan omdat de gemeente geen bouwvergunning had afgegeven voor de geplande herinvestering in geconditioneerde schuren. Daarom had de ondernemer niet met de bouw ervan kunnen beginnen. Dat het weigeren van de bouwvergunning uiteindelijk onterecht bleek, deed niet ter zake. Ook had belanghebbende aangetoond dat er een begin van uitvoering van de investering was gemaakt. Er lagen namelijk getekende contracten voor de bouw van de schuren. De man werd dan ook in het gelijk gesteld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Thuiswerken of op kantoor, wat mag u belastingvrij vergoeden in 2025?

Veel werknemers werken tegenwoordig gedeeltelijk thuis. Wat mag u in 2025 belastingvrij vergoeden? Waar moet de werkplek thuis aan voldoen en wat mag of moet u als werkgever daarin faciliteren?

Thuiswerkvergoeding

Typen

Fiscaal bestaat er een belastingvrije thuiswerkvergoeding van momenteel € 2,35 per dag (2024). Vanaf 2025 wordt dit hoogstwaarschijnlijk € 2,40 per dag. Deze vergoeding is bedoeld voor de kosten die een werknemer maakt als hij thuiswerkt. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van verwarming, elektra en koffie.

Reiskostenvergoeding

Voor reiskosten van en naar het werk kunt u in 2024 ook een onbelaste vergoeding verstrekken en wel van maximaal € 0,23 per km. De hoogte van deze kilometervergoeding wordt voor 2025 niet aangepast. Een vergoeding voor thuiswerken kan samengaan met een vergoeding voor reiskosten in het kader van woon-werkverkeer. 

Let op! U mag op één dag echter maar één vergoeding onbelast verstrekken, dus óf voor thuiswerken óf voor reiskosten voor het woon-werkverkeer.

Vaste vergoeding?

Een vaste vergoeding voor thuiswerken en/of reizen naar het werk is voor u als werkgever administratief het makkelijkst. Dit mag wanneer de werknemer in een kalenderjaar ten minste 36 weken, gedurende vijf dagen per week reist tussen woon- en werkplaats. U kunt uw vergoedingen daarbij voor fulltimers dan baseren op 214 werkdagen per jaar. Werkt de werknemer maar een deel van het jaar, dan is de vergoeding 70% van de gewerkte volle werkweken. 

Let op!U moet de vergoedingen voor parttimers naar evenredigheid aanpassen. Ook als niet de hele week thuis wordt gewerkt of naar het werk wordt gereisd.

Natuurlijk kunt u de vergoeding voor reiskosten en thuiswerken ook combineren.

Voorbeeld (2025): 
Een werknemer woont 20 km van het werk, werkt vier dagen per week op kantoor en één dag per week thuis. U mag per jaar vergoeden 20 x 2 x 214 x 4/5 x € 0,23 = € 1.575,04 voor reiskosten en 214 x € 2,40 x 1/5 = € 102,72. In totaal dus € 1.677,76 per jaar, ofwel € 139,81 per maand.

Overige vergoedingen thuiswerken

U kunt een vergoeding geven voor de inrichting van een thuiswerkplek. Veel van deze kosten zijn onbelast. De kosten voor bijvoorbeeld een bureaustoel die voldoet aan arbonormen, een computer of een noodzakelijke telefoon vallen onder voorwaarden binnen de gerichte vrijstellingen van de werkkostenregeling (WKR), waardoor er geen belasting over betaald hoeft te worden.

Voor de thuiswerkplek gelden voor de volgende vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen binnen de WKR, de volgende gerichte vrijstellingen:

  • arbovoorzieningen op grond van de wet;
  • gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur als deze voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium.

Bij verplichte arbovoorzieningen maakt het niet uit of u deze vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt, en of uw werknemer de voorziening op de werkplek gebruikt of niet. In al deze situaties geldt een gerichte vrijstelling die niet ten koste gaat van uw vrije ruimte. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een voetenbankje bij beeldschermwerk of aan een beeldschermbril.

Als voldaan is aan de volgende voorwaarden, is de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing:

  • de werknemer gebruikt de voorzieningen geheel dan wel gedeeltelijk in de werkruimte;
  • de werknemer betaalt geen eigen bijdrage voor die voorzieningen;
  • de arbovoorzieningen hangen direct samen met de verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet en
  • de inrichting van de werkruimte thuis voldoet aan de eisen van het Arbobesluit.

Let op! Bovengenoemde gerichte vrijstelling is niet van toepassing als de arbovoorziening volledig of gedeeltelijk onder een cafetariaregeling valt. In dat geval vormt de voorziening belastbaar loon. Dit loon kan wel in de eventueel beschikbare vrije ruimte van de WKR worden ondergebracht. 

Tip! Zijn zaken niet belastingvrij te vergoeden of te verstrekken, dan kunt u ze onderbrengen in de werkkostenregeling (WKR). Ze zijn dan ook belastingvrij voor de werknemer, maar als u in een jaar meer aan vergoedingen en verstrekkingen heeft dan uw vrije ruimte, betaalt u 80% belasting over het meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

KIA bij bv die deelneemt in meerdere vof’s

De omvang van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is afhankelijk van het totaal aan investeringen in een jaar. Hoe moet de KIA worden berekend bij een bv die deelneemt in meerdere vof’s?

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)

Geld

De KIA is een fiscale tegemoetkoming bedoeld om investeringen door met name kleinere ondernemingen te bevorderen. De KIA bestaat uit een percentage van het bedrag aan investeringen. Dit percentage neemt bij een bepaald bedrag aan investeringen af. Boven een investeringsbedrag van € 387.850 (2024) bedraagt het percentage nul. De KIA kan op de winst in mindering worden gebracht, waardoor minder belasting hoeft te worden betaald.

Tip! Meer informatie over de KIA vindt u hier.

Bv neemt deel in vof’s

De Belastingdienst heeft aangegeven hoe de KIA moet worden berekend als een bv deelneemt in meerdere vof’s. Daarbij is de Belastingdienst ervan uitgegaan dat de vof’s in het jaar investeren, maar dat de bv daarnaast ook zelf investeert.

Voorbeeld
Een bv heeft een belang van 40% in twee vof’s. De ene vof investeert in het jaar voor € 100.000, de andere voor € 80.000. De bv investeert zelf voor € 50.000.

Het totaal aan investeringen bedraagt € 100.000 + € 80.000 + € 50.000 = € 230.000. Het aandeel van de bv hierin bedraagt 40% x € 100.000 + 40% x € 80.000 + € 50.000 = € 122.000. De KIA over € 230.000 bedraagt € 11.915. De bv heeft dan recht op een KIA van € 11.915 x (€ 122.000/€ 230.000) = € 6.321.

Samentelregeling

De Belastingdienst geeft aan dat genoemde uitkomst gebaseerd is op de zogenaamde samentelregeling (opgenomen in artikel 3.41 lid 3 Wet Inkomstenbelasting).

Posted in Niet gecategoriseerd

Minister reageert op acceptatieplicht contant geld

De Tweede Kamer wil een acceptatieplicht invoeren voor contant geld. Minister Heijnen heeft op het voorstel gereageerd en mede aangegeven welke uitzonderingen nodig zijn als het amendement ook door de Eerste Kamer wordt aanvaard.

Acceptatieplicht

Geld

De Tweede Kamer wil de acceptatieplicht voor contant geld invoeren omdat er op steeds meer plaatsen alleen nog digitaal betaald kan worden, terwijl niet iedereen dit wil of de mogelijkheid heeft om digitaal te betalen. Daarbij krijgt de regering wel de mogelijkheid om uitzonderingssituaties vast te leggen als dit vanwege de uitvoerbaarheid of veiligheid nodig is.

Reactie minister

Minister Heijnen wijst er in een reactie op dat over het voorstel verplicht advies aan de ECB gevraagd wordt. Ook wijst hij erop dat bestuursrechtelijke geldschulden niet onder de acceptatieplicht vallen, maar dat hij er voorstander van is dat ook bij de overheid zoveel mogelijk contant betaald moet kunnen worden, bijvoorbeeld voor de aanschaf van een paspoort.

Uitzonderingen

Voor wat betreft eventuele uitzonderingen op de acceptatieplicht denkt de minister bijvoorbeeld aan periodieke betalingen voor energie of verzekeringen. Anderzijds vindt de minister de lagere kosten, snelheid, efficiency en het lagere risico op diefstal door het personeel geen gegronde redenen voor het maken van een uitzondering.

Veiligheid vereist nader onderzoek

Het weigeren van contant geld vanwege veiligheidsaspecten zal nader dienen te worden onderzocht, aldus Heijnen. Bij een hoog risico op overvallen acht hij een weigering om cash te accepteren aanvaardbaar, maar het is onwenselijk als dit aspect door iedereen als argument kan worden ingeroepen voor een uitzonderingssituatie.

Nader overleg 

De minister kondigt nader overleg aan, waarbij onder meer ondernemers- en consumentenorganisaties zullen worden betrokken. Ook zal hij de financiële gevolgen van de acceptatieplicht hierbij betrekken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minimumuurloon stijgt met 2,78% per 1 januari 2025

Het wettelijk minimumloon stijgt per 1 januari 2025 van € 13,68 naar € 14,06 per uur. Dit is een stijging van 2,78%. De stijging van het minimumuurloon werkt ook door in de minimumjeugduurlonen.

Koppeling aan ontwikkeling contractlonen

Sparen

De verhoging vloeit voort uit de koppeling die bestaat met de ontwikkeling van de contractlonen. Hiervan kan worden afgeweken, maar op grond van de feiten is dit niet nodig. 

Minimumuurloon

Sinds 1 januari 2024 wordt het minimumloon uitgedrukt in een wettelijk minimumuurloon. Dit betekent dat er geen vaste minimumdag-, -week- en -maandlonen meer voorgeschreven kan worden door de wet. 

Let op! Per sector kan de omvang van een voltijds dienstverband verschillen, bijvoorbeeld 36, 38 of 40 uur per week. 

Referentiemaandloon

Er wordt nog wel een referentiemaandloon vastgesteld om de hoogte en indexatie van een aantal uitkeringen vast te stellen. Dit referentiemaandloon gaat per 1 januari 2025 € 2.191,80 bruto bedragen.

Let op! Op de loonstrook moet u het geldende wettelijke minimumuurloon vermelden voor de betreffende leeftijd van de werknemer en de periode waar de loonstrook betrekking op heeft.

Tip! De brutobedragen van het minimumuurloon met ingang van 1 januari 2025 voor alle leeftijdscategorieën vindt u hier.

Posted in Niet gecategoriseerd

Akkoord nieuwe RVU-regeling zware beroepen

De huidige RVU-regeling, de regeling vervroegde uittreding, stopt op 31 december 2025. Na die datum is het niet meer mogelijk om er gebruik van te maken. Er komt echter een nieuwe RVU-regeling voor werknemers in zware beroepen die niet in staat zijn om tot de AOW-gerechtigde leeftijd door te werken.

Er is erkenning voor uitdagingen waarmee deze groep werknemers in zware beroepen wordt geconfronteerd. De nieuwe regeling biedt een uitweg voor degenen die fysiek of mentaal niet in staat zijn hun werkzaamheden tot de AOW-gerechtigde leeftijd voort te zetten.

Hoe werkt de huidige RVU-regeling

Bouw

De huidige RVU-regeling is bedoeld om mensen die niet meer door kunnen werken tot de AOW-gerechtigde leeftijd in staat te stellen eerder te stoppen met werken. Zij kunnen dan maximaal 3 jaar eerder stoppen met werken.

De AOW-leeftijd is op dit moment 67 jaar. Dat betekent dus dat werknemers op dit moment vanaf 64 jaar voor de regeling in aanmerking zou kunnen komen. Vanaf 2028 gaat de AOW-leeftijd naar 67 jaar en 3 maanden. Dus dat betekent dat vanaf 2025 het vroegste moment opschuift naar 64 jaar en 3 maanden. Deze regeling stopt op 31 december 2025.

Alleen voor zware beroepen

Het is essentieel dat zoveel mogelijk mensen zo lang mogelijk doorwerken. De focus van werkgevers én werknemers moet dus gericht zijn op duurzame inzetbaarheid en doorwerken tot de AOW-leeftijd. De nieuwe RVU-regeling is daarom, meer nog dan de huidige regeling, uitsluitend bedoeld voor mensen met zware beroepen. Wat dat precies is en aan welke eisen moet worden voldaan, wordt per cao afgesproken. Een onafhankelijke instantie toetst die afspraken. Daarmee wil men voorkomen dat mensen die geen zwaar beroep hebben ook gebruik kunnen maken van deze regeling.

Het bedrag wordt verruimd

De huidige RVU-uitkering bedraagt maximaal € 2.182,- bruto per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de hoogte van de AOW. In de vernieuwde regeling blijft het bedrag gelijk. Daarnaast zal het mogelijk worden om € 300,- per maand extra te geven, zodat met name mensen met lage inkomens ook van de regeling gebruik kunnen maken.

Let op! Het is niet de bedoeling dat dit ruimere bedrag generiek zal worden ingezet. Het dient uitsluitend voor situaties waarin een extra bedrag nodig zal zijn.

Afspraken over duurzame inzetbaarheid

Naast deze afspraken, of misschien wel beter gezegd, als basis onder deze afspraken, zijn ook afspraken gemaakt over duurzame inzetbaarheid. Doelstelling is dat iedereen moet en kan doorwerken tot de AOW-leeftijd. Om dat te bereiken zal worden ingezet op het verlichten van zwaar werk en het verkorten van blootstelling aan zwaar werk. Daarnaast zal worden ingezet op het op tijd aanbieden van begeleiding aan mensen met zwaar werk zodat zij een andere functie binnen of buiten de huidige onderneming of sector kunnen gaan vervullen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook maaltijden aftrekbaar bij zakelijk verblijf

Huurt u verblijfsruimte buiten uw woonplaats in verband met uw ondernemingsactiviteiten, dan vond de Belastingdienst dat u de kosten van uw gebruikelijke maaltijden niet in aftrek kon brengen van uw winst in de inkomstenbelasting. De Hoge Raad denkt daar echter anders over.

Belastingdienst: maaltijden zijn privé

Lunch

Een ondernemer werkte voor zijn onderneming een groot gedeelte van het jaar ver weg van zijn woonplaats. Daarom huurde hij een verblijfsruimte dichtbij dat werk. De Belastingdienst erkende dat deze huurkosten ten behoeve van zijn onderneming werden gemaakt en stond aftrek van deze kosten van de winst toe.

De ondernemer moest echter ook eten en koos ervoor om de maaltijden niet zelf te bereiden, maar uit eten te gaan. De kosten hiervan wilde hij ook in aftrek brengen van zijn winst, maar de Belastingdienst, de rechtbank en het gerechtshof stonden dat niet toe. Zij vonden dat de noodzaak om te eten ook aanwezig was als de ondernemer gewoon thuis verbleef. De kosten waren daarom geen ondernemingskosten maar privékosten.

Hoge Raad: maaltijden in beginsel zakelijk

De Hoge Raad is het daar niet mee eens. De Hoge Raad vindt dat als de verblijfkosten zakelijk zijn, de kosten voor maaltijden dat in beginsel ook zijn. Alleen als het belopen van die kosten uitsluitend in de privésfeer zou zijn gelegen, kan dit anders zijn. Het enkele feit dat de kosten van uit eten gaan hoger zijn dan eten wat thuis bereid en genuttigd wordt, betekent echter nog niet dat het belopen van die kosten uitsluitend in de privésfeer gelegen is.

De ondernemer kon de kosten van het eten buiten de deur daarom gewoon in aftrek brengen.

Wel wettelijke correctie privé

Voor de aftrek van onder meer de kosten van voedsel is in de wet echter wel een correctie opgenomen voor het privé-element. De kosten van voedsel, drank en genotmiddelen, representatie, congressen, seminars, studiereizen en dergelijk komen tot een bedrag van € 5.600 per jaar daarom niet in aftrek van de winst. In plaats van een niet aftrekbaar bedrag van € 5.600, kan de ondernemer er echter ook voor kiezen om 80% van deze kosten in aftrek te brengen. De ondernemer uit de zaak die speelde bij de Hoge Raad kon daarom niet alle kosten voor het uit eten gaan in aftrek brengen, maar hield rekening met deze correctie.

Wat betekent dit voor u?

Als u ook in verband met uw onderneming een verblijfsruimte ver weg van uw thuis huurt, kunt u naast de huurkosten, dus ook de kosten van uw maaltijden in aftrek brengen. In het arrest van de Hoge Raad ging het om kosten van eten buiten de deur, maar uit het arrest lijkt opgemaakt te kunnen worden dat dit ook geldt voor de kosten van het in de verblijfsruimte zelf bereiden van de maaltijden.

U moet uiteraard wel rekening houden met het niet aftrekbare bedrag van € 5.600 of maar 80% van de kosten in aftrek brengen.

Vragen?

Neem voor vragen contact op met onze adviseurs. Houd er verder rekening mee dat de staatssecretaris waarschijnlijk niet blij is met het oordeel van de Hoge Raad. Mogelijk betekent dit dat de wet op dit punt in de toekomst gewijzigd wordt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag Nederlands kenteken aan voor Oekraïense auto

Oekraïense vluchtelingen die een eigen motorrijtuig mee hebben genomen naar Nederland, hoeven geen Nederlandse motorrijtuigenbelasting (mrb) en bpm te betalen. Deze (tijdelijke) regeling eindigt op 4 maart 2025 en daarom is het advies om zo snel mogelijk in actie te komen.

Regeling tijdelijke vrijstelling mrb en bpm

Bestelbus

Met de regeling Tijdelijke vrijstelling mrb en bpm (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) voor ontheemden uit de Oekraïne kan een vrijstelling van Nederlandse mrb en bpm worden verkregen. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de vluchteling is met het motorrijtuig naar Nederland gekomen, en
  • het motorrijtuig (personenauto, bestelauto of motor) is ingeschreven in het Oekraïense kentekenregister.

Let op! De regeling is al een paar keer verlengd, maar eindigt nu op 4 maart 2025.

Wel eerst aanmelden bij de Belastingdienst

De tijdelijke vrijstelling geldt alleen als de Oekraïense vluchteling zich hiervoor bij de Belastingdienst heeft aangemeld. Dat hoeft maar één keer en dus niet elke keer bij een verlenging opnieuw. Oekraïense vluchtelingen die nog geen gebruikmaken van de regeling, kunnen zich nog altijd aanmelden. U leest hier hoe dat moet.

Bpm-vrijstelling op aanvraag

Voor de bpm kan de Oekraïense vluchteling een vrijstelling aanvragen. Als die vrijstelling wordt toegekend, hoeft hij ook vanaf 5 maart 2025 geen bpm te betalen. Aanvragen kan via het formulier Aanvraag vrijstelling bpm voor motorrijtuig uit Oekraïne. Voorwaarden voor deze vrijstelling zijn:

  • de vluchteling kwam uit Oekraïne naar Nederland en nam zijn motorrijtuig mee,
  • het motorrijtuig hoort bij zijn inboedel en hij gebruikt het voor hetzelfde doel waarvoor hij het ook in de Oekraïne gebruikte, en
  • hij had het minimaal zes maanden voordat hij naar Nederland kwam al in bezit en in gebruik.

Let op! Als de vrijstelling verkregen is, mag de vluchteling het motorrijtuig binnen één jaar nadien niet verkopen, verhuren of uitlenen. Hij mag het motorrijtuig wel uitlenen aan inwonende gezinsleden met een rijbewijs.

Wel mrb vanaf 5 maart 2025

Door het beëindigen van de regeling moeten Oekraïense vluchtelingen vanaf 5 maart 2025 wel mrb gaan betalen. Hiervoor moet het motorrijtuig uiterlijk op 4 maart 2025 voorzien zijn van Nederlandse kentekenplaten.

Tip! Het aanvragen van Nederlandse kentekenplaten kan veel tijd kosten. Het is daarom verstandig om de aanvraag zo snel mogelijk in te dienen.

Aanvragen Nederlandse kentekenplaten

Het aanvragen van Nederlandse kentekenplaten gaat als volgt:

  1. Als eerste moet de vrijstelling bpm aangevraagd worden.
  2. Na ontvangst van de brief waarin de bpm-vrijstelling wordt toegekend, laat de Oekraïner het motorrijtuig controleren bij de RDW. Meer informatie daarover is te vinden op rdw.nl/ukraine.
  3. Als deze is goedgekeurd, moet er aangifte bpm gedaan worden met het formulier Aangifte melding of opgaaf bpm. De Belastingdienst verwerkt deze aangifte, waarna de RDW het motorrijtuig registreert en een kentekenbewijs uitreikt.
  4. Daarna kunnen Nederlandse kentekenplaten gemaakt laten worden en bevestigd worden op het motorrijtuig.
  5. Zodra het motorrijtuig bij de RDW is geregistreerd gaat de mrb lopen. De Belastingdienst stuurt hiervoor een rekening mrb. Dit kan betekenen dat de Oekraïense vluchteling al vóór 5 maart 2025 mrb gaat betalen. Wachten met aanvragen tot het laatste moment is echter onverstandig, omdat het gehele proces veel tijd kan kosten.

Let op! Vergeet ook niet minimaal een WA-verzekering af te sluiten. Mogelijk moet het motorrijtuig ook nog APK gekeurd worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kamerhuur hospice vrij van btw, dus geen aftrek mogelijk

Een stichting die kamers verhuurt aan terminale patiënten en hen ondersteuning verleent in hun laatste levensfase, ook wel hospice genaamd, is hierover geen btw verschuldigd. Deze verhuur is volgens de rechtbank niet te vergelijken met de verhuur van kamers voor korte tijd, zoals hotelkamers.

Geen zorginstelling

Invalide

De hospice, een ANBI, had de betaalde btw over de voorbereidingskosten van de bouw van het hospice in aftrek gebracht, maar de inspecteur en ook de rechtbank gingen hier niet in mee. De stichting voerde aan dat er geen sprake is van een zorginstelling en dat men dus geen vrijgestelde diensten verrichtte. De stichting verricht namelijk zelf geen medische zorg, wel stervensbegeleiding. Ook verleent de hospice  bijstand aan de naasten van de patiënt.

Verblijf maximaal drie maanden

De stichting wees er ook op dat de gastenkamers slechts verhuurd worden aan personen met een levensverwachting van maximaal drie maanden, waarbij genezing niet meer mogelijk is. Medische zorg dient te worden geregeld via derden. Desondanks achtte de rechtbank de vrijstelling voor kort verblijf verhuur niet van toepassing.

Wlz-indicatie

De rechtbank concludeerde dat het geboden verblijf en de hierbij verleende zorg was vrijgesteld van btw op grond van de vrijstelling voor verblijfszorg. De vrijstelling is zowel van toepassing als er een indicatie is op grond van de Wlz (Wet langdurige zorg) als wanneer deze er niet is, aldus de rechtbank. In het laatste geval moet de zorg namelijk aangemerkt worden als een dienst van sociale aard. De rechtbank stelde de inspecteur dan ook in het gelijk, die de aftrek had geweigerd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Grens NHG verhoogd naar € 450.000

De grens voor de aanschaf van een woning met hypotheek met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) gaat in 2025 omhoog van € 435.000 naar € 450.000. Daarnaast worden de kosten van de NHG vanaf volgend jaar verlaagd.

NHG

Bouw

De NHG biedt kopers van een woning een financieel vangnet als er moeilijkheden optreden met betrekking tot de betaling van de hypotheeklasten, bijvoorbeeld als gevolg van echtscheiding, overlijden van een partner of werkloosheid. De woonlasten kunnen dan tijdelijk worden verlaagd. Ook kan bij gedwongen verkoop van de woning de restschuld soms worden kwijtgescholden en kan een restschuld bij verhuizing soms worden meegefinancierd.

Tip! Bij het afsluiten van een hypotheek met NHG mogen energiebesparende maatregelen worden meegefinancierd. Als mensen hun woning willen verduurzamen, komt de NHG-grens op € 477.000 te liggen. U vindt hier meer informatie.

Let op! Naast de maximale grens van € 450.000 (2025) gelden meer voorwaarden voor de aanvraag van een NHG. Hier vindt u alle informatie.

Kosten omlaag

Het verkrijgen van een hypotheek met NHG kost nu nog 0,6% van het hypotheekbedrag. Vanaf volgend jaar (2025) wordt dit 0,4%. Een hypotheek met NHG kent bovendien een lager rentepercentage, waardoor de hypotheek per saldo toch voordeliger is.

Tip! De kosten van de aanvraag van een hypotheek met NHG zijn fiscaal aftrekbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

UWV mocht WIA-voorschot toerekenen aan eigenrisicodrager

De Centrale Raad voor Beroep (CRvB) heeft geoordeeld dat na de wetswijziging op 1 januari 2022 het UWV voorschotten op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor een zieke medewerker in rekening mocht brengen bij een thuiszorgorganisatie die eigenrisicodrager is.

Let op! Deze uitspraak is dus van belang in zaken die spelen ná de wetsaanpassing van 1 januari 2022.

Eigenrisicodrager WGA

Glijbaan

De thuiszorgorganisatie is een zogenoemde eigenrisicodrager voor de WIA. Dit houdt in dat het bedrijf zelf na twee jaar ziekte van de werknemer het risico draagt voor de WIA-uitkering als daar recht op is. Dit betekent dat hij zowel in financieel opzicht verantwoordelijk is, als ook een re-integratieplicht heeft. Als een werknemer recht heeft op een WIA-uitkering, stelt het UWV de eigenrisicodrager van die toekenning op de hoogte met de mededeling dat de uitkering voor rekening van de eigenrisicodrager komt (toerekening). Het UWV betaalt vervolgens de WIA-uitkering aan de werknemer en factureert die kosten maandelijks aan de eigenrisicodrager (verhaal).

Casus

Nadat de werknemer twee jaar arbeidsongeschikt was geweest, vroeg zij een WIA-uitkering aan bij het UWV. Het UWV kon door achterstanden niet op tijd vaststellen of de werknemer recht had op een WIA-uitkering.

Toerekening voorschotten

In afwachting van de WIA-keuring, keerde het UWV daarom voorschotten uit aan de werknemer van de thuiszorgorganisatie. Deze voorschotten werden door het UWV aan de thuiszorgorganisatie toegerekend. Tegen dit besluit ging de thuiszorgorganisatie in beroep. Van de rechtbank kreeg de thuiszorgorganisatie gelijk. Het UWV was het hiermee niet eens en stelde hoger beroep in.

Wijziging van WIA

Op 1 januari 2022 is de WIA gewijzigd en is een bepaling opgenomen dat het UWV WIA-voorschotten mag verhalen op eigenrisicodragers. In de gewijzigde wet staat echter niet expliciet dat het UWV de voorschotten ook mag toerekenen aan de eigenrisicodrager. Volgens de CRvB zou de gewijzigde bepaling over het verhalen van voorschotten zinloos zijn als het UWV deze niet zou mogen toerekenen. Het toerekenen van de voorschotten is namelijk een noodzakelijke stap om de voorschotten te kunnen verhalen op de eigenrisicodragers. 

Uitspraak rechter

De CRvB geeft het UWV dus gelijk. Het UWV mocht de betaalde voorschotten in rekening brengen bij de thuiszorgorganisatie. Eerder oordeelde de CRvB dat het UWV dit niet mocht. Maar die zaak speelde vóór de wetswijziging van 1 januari 2022.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorstel aftrek vervoerkosten bij zorg iets verruimd

Het kabinet stelt in het Belastingplan 2025 voor om de vervoerkosten in verband met ziekte te wijzigen. Onlangs is besloten om deze wijzigingsvoorstellen iets te verruimen op het gebied van parkeer-, veer- en tolkosten.

Voorgestelde wijzigingen

Invalideplek

De eerder voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op vervoerkosten die een belastingplichtige maakt vanwege zorg, bijvoorbeeld voor bezoek aan een specialist. Nu mogen nog de werkelijke vervoerskosten van het inkomen worden afgetrokken, maar vanaf volgend jaar kan dit slechts tegen een vast bedrag van € 0,23 per km. Daarnaast wordt voorgesteld om de extra vervoerkosten die een zieke of invalide belastingplichtige maakt ten opzichte van een vergelijkbare, gezonde persoon, vanaf 2025 te bepalen op een vast bedrag van € 925 per jaar. Nu nog kunnen de werkelijke meerkosten in aftrek worden gebracht.

Parkeer-, veer- en tolgelden

Het kabinet heeft onlangs aangegeven dat bij de bovengenoemde vervoerkosten in verband met bezoek aan bijvoorbeeld een specialist, naast het bedrag van € 0,23 per km, vanaf 2025 ook de parkeer-, veer- en tolgelden in aftrek komen. Deze aftrek was per ongeluk niet in de voorstellen opgenomen.

Let op! Bewaar wel de betalingsbewijzen van deze parkeer-, veer- en tolgelden. Anders is het namelijk niet mogelijk om deze in aftrek te brengen.

Ook bij kosten ziekenbezoek

De uitbreiding zal ook gaan gelden bij de al bestaande aftrekmogelijkheid voor vervoerkosten in verband met ziekenbezoek van een langdurig verpleegde huisgenoot. Ook die kosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar tegen € 0,23 per km, maar ook dit bedrag wordt dus uitgebreid met de aftrek van de werkelijke parkeer-, veer- en tolgelden.

Let op! De voorstellen zijn pas definitief als deze door de Tweede én de Eerste Kamer zijn goedgekeurd. Stemming in de Eerste Kamer staat gepland op 17 december 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

In 2025 meer kinderopvang voor middeninkomens

In 2025 wordt de kinderopvangtoeslag voor middeninkomens verhoogd. Gezinnen waarvan het inkomen tussen ongeveer € 29.400 en € 159.200 per jaar ligt, krijgen daardoor een groter deel van de kinderopvang vergoed.

Indexatie

Speelgoed

Per 2025 worden ook de toetsingsinkomens en de maximumuurtarieven geïndexeerd. De toetsingsinkomens worden met 4,8% geïndexeerd, de maximumuurtarieven van dagopvang en buitenschoolse opvang met 4,5%, van gastouderopvang met 7,6%. Daardoor leidt een hoger inkomen ten opzichte van dit jaar niet automatisch tot minder kinderopvangtoeslag en wordt het maximumuurtarief minder snel overschreden.

Maximumuurtarief per soort kinderopvang

Voor de drie soorten kinderopvang, te weten de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang, geldt in 2025 een maximumuurtarief van € 10,71, respectievelijk € 9,52 en € 8,10. 

Let op! Er wordt nooit meer vergoed dan het maximumuurtarief. Ligt het tarief van de kinderopvang lager dan de maximumuurprijs? Dan wordt de toeslag uitgekeerd over dat lagere uurtarief.

Voorwaarden kinderopvangtoeslag

De hoogte van de kinderopvangtoeslag hangt dus onder meer af van de hoogte van het uurtarief van de kinderopvang en het inkomen van de ouder(s). Tevens wordt de hoogte van de toeslag bepaald op basis van het aantal gewerkte maanden van de minst werkende ouder. Daarbij krijgt de ouder per kalendermaand waarin de ouder of partner heeft gewerkt, kinderopvangtoeslag voor maximaal 230 uur (maximaal 2.760 uur per jaar).

Het kabinet heeft voor de verruiming van de kinderopvangtoeslag € 429 miljoen uitgetrokken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Internetconsultatie wijziging vrachtwagenheffing

Het is de bedoeling dat vanaf 2026 in Nederland een vrachtwagenheffing in werking treedt. Hiervoor is medio 2022 al een wet aangenomen. In verband met enkele gewijzigde Europese regels voor tolheffing moet de Wet vrachtwagenheffing en het Besluit vrachtwagenheffing worden aangepast. Geïnteresseerden kunnen via een internetconsultatie reageren op de voorstellen tot aanpassing van het besluit.

Vrachtwagenheffing

Transport

Vrachtwagens vanaf 3.500 kilo uit binnen- en buitenland moeten vanaf 2026 bij gebruik van de Nederlandse snelwegen en van enkele N-wegen en gemeentelijke wegen een bedrag per kilometer betalen. Het bedrag per kilometer is afhankelijk van de uitstoot en het gewicht van de vrachtwagen. Hoe hoger de uitstoot en hoe hoger het gewicht, des te hoger het tarief zal zijn. Volgens een berekening uit 2023 zal het gemiddelde tarief € 0,167 per kilometer bedragen.

Let op! Als de vrachtwagenheffing in werking treedt, zal het Eurovignet verdwijnen en wordt de motorrijtuigenbelasting verlaagd.

Om de vrachtwagenheffing te realiseren zal apparatuur moeten worden geïnstalleerd, zodat de heffing elektronisch kan worden geheven. De wijzigingsvoorstellen van het Besluit vrachtwagenheffing hebben vooral betrekking op de privacyaspecten die met de inning van de heffing gemoeid zijn.

Voertuigdocumenten

Zo moeten van vrachtwagens voertuigdocumenten worden aangeleverd, onder meer om het tarief van de heffing vast te kunnen stellen. Ook moet er informatie worden aangeleverd met betrekking tot vrijgestelde vrachtauto’s, zodat die niet per ongeluk een sanctie ontvangen. Hetzelfde geldt voor auto’s die op een vrachtauto lijken, maar dit niet zijn, zoals bepaalde campers.

Geboortedatum

Uit de internetconsultatie blijkt dat in verband met de mogelijkheid om sancties op te leggen ook de geboortedatum van de chauffeur moet worden vastgelegd. Ook dit vereist een aanpassing, waarop gereageerd kan worden.

Reageren op de voorstellen

Geïnteresseerden kunnen tot en met 25 november 2024 reageren op de voorstellen. Er wordt met name gevraagd wat men vindt van de keuze van de documenten die men dient te overleggen voor het bepalen van het tarief van de heffing en wat men vindt van de wijzigingen met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens. Reageren op de internetconsultatie kan hier digitaal.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil huurtoeslag en kindgebonden budget wijzigen

Het Belastingplan 2025 bevat voorstellen om de huurtoeslag te wijzigen. Dit geldt ook voor het kindgebonden budget. Het is de bedoeling dat een deel van de plannen per 2025 in werking treedt en een ander deel per 2026. Met de plannen wordt de koopkracht voor met name lagere inkomens verbeterd.

Wijzigingen huurtoeslag

Kantoor

De huurtoeslag wordt op drie punten gewijzigd:

  1. Vanaf 2025 wordt het aantal huishoudcategorieën beperkt. Het onderscheid tussen huishoudens met en zonder ouderen verdwijnt. Er wordt straks alleen nog onderscheid gemaakt in een- en meerpersoonshuishoudens. Bovendien zullen met name meerpersoonshuishoudens met een hogere huur meer huurtoeslag ontvangen.
  2. Vanaf 2026 wordt voor alle huurtoeslagontvangers het bedrag aan huur verlaagd dat huurders zelf moeten betalen. Dit leidt voor alle huurtoeslagontvangers tot een koopkrachtverbetering van € 139 per jaar.
  3. Een derde wijziging betreft een vloeiender afbouw van de huurtoeslag per 2026. Doordat de afbouw thans grillig verloopt, kunnen er bij een stijging van het inkomen onbedoelde effecten optreden. De afbouw van de huurtoeslag is straks alleen nog afhankelijk van de hoogte van het inkomen en bouwt lineair af.

Let op! Een deel van het effect van de lineaire afbouw zal in 2025 al worden ingevoerd door een aanpassing van de parameters in de huidige manier waarop de huurtoeslag berekend wordt.

Kindgebonden budget

Ouders met kinderen hebben tot een bepaald inkomen recht op het kindgebonden budget. Het kabinet trekt € 300 miljoen uit om dit te verbeteren. Het totale bedrag aan kindgebonden budget dat een huishouden ontvangt, hangt af van het aantal kinderen en hun leeftijd, het huishoudtype, de hoogte van het inkomen en het eventueel aanwezige vermogen. Per 2025 wordt het maximale bedrag verhoogd met € 184 per kind. 

Verdere verhoging kindgebonden budget

De komende jaren vindt een verdere verhoging van het maximale kindgebonden budget plaats met gemiddeld zo’n € 65 per jaar. In totaal wordt het maximum met ingang van 2028 dan verhoogd met € 380 per kind. Daar staat wel tegenover dat het kindgebonden budget vanaf 2025 ook iets sneller wordt afgebouwd als het inkomen stijgt. Dit is nadelig voor hogere inkomens. Per saldo daalt dan ook het aantal huishoudens met recht op kindgebonden budget, maar krijgen lagere inkomens een hoger bedrag.

Let op! Deze plannen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onduidelijkheid over invoering zero-emissiezones

Het is nog onduidelijk of per 1 januari 2025 zogenaamde zero-emissiezones in gemeentes kunnen worden ingevoerd. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen, waarin wordt aangedrongen op uitstel tot 2029.

Alleen elektrisch

Bedrijfswagen

Als een gemeente een zero-emissiezone invoert, betekent dit dat in dat gebied alleen elektrische trucks en bestelauto’s mogen rijden. Hierdoor wordt de CO2-uitstoot beperkt. Echter, nog lang niet alle ondernemers die zo’n zero-emissiezone normaal gesproken betreden, beschikken reeds over een elektrische truck of bestelauto, onder meer vanwege de aanschafkosten.

Met spoed nadere invulling

In de motie staat onder meer dat er vele soorten ontheffingen zijn, dat de uitvoering door gemeentes verschillend is, dat er nog onvoldoende oplaadpunten zijn en dat de prijs van een elektrische bedrijfsauto voor veel ondernemers te hoog is. De motie roept de regering daarom op om uiterlijk op 1 november 2024 aan te geven hoe invulling kan worden gegeven aan een landelijk gestandaardiseerde uitzondering van de zero-emissiezones.

Gemeentes liggen dwars

Inmiddels hebben 14 gemeentes al aangegeven per 1 januari 2025 toch zero-emissiezones in te voeren en de motie naast zich neer te leggen. Of degenen die zonder elektrische truck of bestelauto de zero-emissiezone toch binnenrijden dan beboet kunnen worden, is echter nog maar de vraag. Volgens deskundigen kan het kabinet namelijk een landelijke ontheffing instellen, zodat een boete niet aan de orde is. Het is nog onduidelijk of het kabinet hiertoe over gaat.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verduidelijking vrijstelling ov-kaart in Belastingplan 2025

Het Belastingplan 2025 bevat een verduidelijking van de regels inzake verstrekkingen en vergoedingen voor het gebruik van het openbaar vervoer. De verduidelijking is volgens het kabinet nodig, omdat de sinds dit jaar verruimde mogelijkheden voor het verstrekken en vergoeden van een ov-kaart nog niet voor iedereen helemaal duidelijk zijn.

Wanneer gericht vrijgesteld?

OV

Sinds dit jaar kunt u als werkgever onder voorwaarden een ov-kaart aan uw werknemer vrijgesteld van loonheffingen verstrekken of vergoeden. Dat kon voor die tijd ook al, maar daarvoor golden verschillende en strengere voorwaarden. Vanaf 2024 geldt alleen nog maar als voorwaarde dat uw werknemer de ov-kaart ook (in ieder geval in enige mate) gebruikt voor zakelijke reizen en/of woon-werkverkeer. 

Terminologie aangepast

Bij een ov-kaart kan het gaan om een ov-abonnement of een voordeelurenkaart. In de praktijk bestond onduidelijkheid over de vraag wat onder een ov-abonnement en wat onder een voordeelurenkaart moest worden verstaan. De voorgestelde wijzigingen bevatten daarom ook een wijziging van de gebruikte terminologie. Vanaf 2025 wordt de voorkeur gegeven aan algemene omschrijvingen, waarmee de regelingen ook toekomstbestendig worden gemaakt. Er wordt in de wet daarom opgenomen dat het gaat om de mogelijkheid om vrij te reizen met het openbaar vervoer of om het verlenen van korting op de prijs van het openbaarvervoersbewijs. 

Praktijk blijft gelijk

Aan de gerichte vrijstelling verandert in de praktijk eigenlijk niets. De voorwaarde is en blijft dat de ov-kaart ook (in ieder geval in enige mate) gebruikt wordt voor zakelijke reizen en/of woon-werkverkeer. Het maakt daarbij niet uit of uw werknemer de kaart ook gebruikt voor privéreizen.

Niet alleen Nederlands openbaar vervoer

Met de aanpassing van de wet wordt vanaf 2025 ook het onderscheid weggenomen tussen Nederlands openbaar vervoer en reizen met ander openbaar vervoer. Er is naar oordeel van het kabinet namelijk geen goede reden om dit onderscheid te handhaven.

Let op! Deze wijzigingen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 4 november subsidie aanvragen groepshulpen kinderopvang

Geregistreerde kindercentra kunnen vanaf 4 november 2024 subsidie aanvragen voor groepshulpen in de kinderopvang. De subsidie komt tegemoet aan een deel van de loonkosten, tot maximaal € 10.056 per groepshulp per jaar.

Voorwaarden

Glijbaan

De subsidie kent een aantal voorwaarden. Zo moet een groepshulp een arbeidsovereenkomst van ten minste 12 maanden hebben met een startdatum vanaf 1 augustus 2023 of later. Ook moet de groepshulp deelnemen aan scholing via praktijkleren in het mbo, gericht op het behalen van een praktijkverklaring, mbo-certificaat of diploma. Deze scholing moet tussen 1 augustus 2023 en 31 oktober 2026 zijn gestart. Verder is vereist dat de kinderopvangorganisatie voor de groepshulp ook subsidie heeft gekregen via de Subsidieregeling Praktijkleren of Praktijkleren in de derde leerweg.

Uitgangspunt 36-urige werkweek

Voor de subsidie is een 36-urige werkweek het uitgangspunt. Dit betekent dat wanneer een groepshulp voor bijvoorbeeld 18 uur wordt gecontracteerd, ook maar de helft van de beschikbare subsidie wordt verkregen.

Vermindering bij overtekening

Iedereen die voldoet aan de voorwaarden en de subsidie en op tijd heeft aangevraagd, heeft recht op een deel van het beschikbare budget. De subsidie per aanvraag wordt dus minder als het totale beschikbare budget wordt overtekend. Voor 2024 is € 1.590.000 beschikbaar.

Aanvraagperiodes 2024, 2025 en 2026

Er zijn in totaal drie aanvraagperiodes (hiervoor is eHerkenning nodig). De eerste periode loopt van 4 november 2024 9.00 uur tot 29 november 2024 17.00 uur. De andere twee periodes lopen van 3 november 2025 9.00 uur tot 28 november 2025 17.00 uur en van 2 november 2026 tot 27 november 2026 17.00 uur. Per aanvraagperiode kan voor maximaal twee groepshulpen subsidie worden aangevraagd. U kunt de subsidie aanvragen bij RVO.nl.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere btw voor cultuur en boeken per 2026

Het btw-tarief voor de culturele sector en voor boeken, kranten en tijdschriften gaat per 1 januari 2026 wijzigen. Het huidige tarief van 9% wordt vervangen door het algemene tarief van 21%. Dit voorstel staat in het Belastingplan 2025. Naast extra inkomsten, beoogt het kabinet met de maatregel ook de btw-wetgeving te vereenvoudigen.

Boeken

Boeken

Een belangrijk onderdeel van het voorstel is de verhoging van de btw op boeken. Dit betreft ook digitale boeken en het uitlenen van boeken. Daarnaast gaat het hoge btw-tarief ook gelden voor kranten en tijdschriften, fotoboeken en kleurboeken.

Schoolboeken

Ook schoolboeken gaan onder het hoge btw-tarief vallen. Het plan is om basisscholen en middelbare scholen, die veelal werken met een boekenfonds, te compenseren voor deze extra kosten. Ook voor het mbo gaat een compensatie gelden voor het lesmateriaal in de basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen en burgerschap) aan studenten onder de 18 jaar. Hoe dit er concreet uit komt te zien, is nog niet duidelijk.

Verlenen van toegang

Met betrekking tot de cultuursector valt vanaf 2026 het verlenen van toegang onder het hoge btw-tarief. Daarbij moet gedacht worden aan toegang tot bijvoorbeeld musea, concerten, dans- en toneel- en theateruitvoeringen.

Kunst

Voor de invoer en levering van kunstvoorwerpen en voorwerpen voor verzamelingen en antiek gaat ook het hoge btw-tarief van 21% gelden. Maar niet alleen voor kunstvoorwerpen, ook voor optredens van uitvoerende kunstenaars gaat het 21% btw-tarief gelden.

Vooruitbetalingen

In de plannen wordt ook geanticipeerd op vooruitbetalingen. Om te voorkomen dat via vooruitbetalingen nog in 2026 van het lage btw-tarief kan worden geprofiteerd, gaat het btw-tarief gelden dat van toepassing is op het moment dat de dienst wordt verricht. Dit betekent dat als u in 2025 kaarten verkoopt voor bijvoorbeeld een concert of tentoonstelling welke pas in 2026 plaatsvindt, u in 2025 al het hoge tarief van 21% in rekening moet brengen. 

Let op! De voorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen brutering van teruggevorderde schadevergoeding

Een ontslagen werknemer moet een schadevergoeding betalen aan een werkgever. De werkgever heeft de toegewezen schadevergoeding verrekend met nog te ontvangen loon dat nog gold over de opzegtermijn. Kan de schadevergoeding dan gebruteerd worden?

Wat speelde er?

Geld

Een werknemer werd op staande voet ontslagen door de stichting waar hij werkte. De werknemer moest een schadevergoeding aan de werkgever betalen, omdat hij de werkgever reden had gegeven om hem te ontslaan. De schadevergoeding betrof loon over de niet in acht genomen opzegtermijn, oftewel de gefixeerde schadevergoeding. Dit loon was dus nooit uitbetaald. De Belastingkamer van het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat deze schadevergoeding op het moment van betaling door de werknemer negatief loon vormde.

De werknemer was de mening toegedaan dat het betaalde negatieve loon aan de stichting gebruteerd zou moeten worden, waardoor er een bedrag als loonheffing in aanmerking moest worden genomen.  Het geschil ging over de vraag of de door de inspecteur opgelegde aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd en welk bedrag als verrekenbare voorheffing in aanmerking moest komen.

Geen brutering of verrekende loonheffing

De inspecteur is van mening dat hier geen sprake is van brutering van de gefixeerde schadevergoeding, dan wel verrekening van de loonheffing ter zake van die vergoeding. In 2012 had de stichting een bedrag aan nettosalaris dat zij aan de werknemer verschuldigd was, verrekend met de schadevergoeding die zij van de werknemer claimde. Er was geen sprake van brutering. 

Oordeel rechter

Bij brutering van de vordering tot terugbetaling van ten onrechte genoten loon, wordt het destijds door een werknemer ontvangen nettoloon verhoogd met de belasting die de werkgever daarover heeft afgedragen. Een werknemer betaalt dan het bedrag aan de werkgever. 

Deze werknemer heeft evenwel niet het gebruteerde bedrag betaald, maar hetgeen waartoe hij door de rechtbank veroordeeld was. Over die schadevergoeding heeft de stichting geen loonheffing ingehouden of anderszins betaald. Daarom gaat  de vergelijking met terugbetaling van loon niet op.

Geen loonbelasting over de betreffende schadevergoeding

Er is geen reden te oordelen dat de werknemer een groter bedrag als negatief loon in aftrek zou kunnen brengen dan hij daadwerkelijk aan de stichting heeft betaald. Ook kon de werknemer geen bedrag aan loonbelasting verrekenen dat niet is geheven. De aanslag is naar het oordeel van de rechtbank juist opgelegd en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe site voor subsidies innovatie cybersecurity

Er is een nieuwe site beschikbaar waar ondernemers kunnen vinden welke subsidies er beschikbaar zijn voor innovatie met betrekking tot cybersecurity. Op deze manier moeten dergelijke subsidies, Nederlandse en Europese, makkelijker te vinden zijn.

Filters

Typen

De site bij RVO.nl werkt onder meer met filters. Op die manier is snel duidelijk wat de voorwaarden voor een subsidie zijn en wat het beschikbare budget is. Er is niet alleen informatie beschikbaar over specifieke subsidies inzake cybersecurity, maar ook over algemene subsidies, zoals de WBSO (Wet bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk).

Gericht advies

Op de site kunnen geïnteresseerde ondernemers ook terecht voor gericht advies, bijvoorbeeld op het gebied van subsidievoorwaarden, financiering of de werking van het aanvraagproces. Verder is zichtbaar of een regeling al open is, bijna, of alweer gesloten.

Thema en type organisatie

De filters maken het ook mogelijk te selecteren op onder meer thema’s en organisaties. Zodoende kunnen bijvoorbeeld specifiek subsidies worden gezocht die gericht zijn op het grootbedrijf of juist op het mkb.

Posted in Niet gecategoriseerd

Informatiebrief over verder rechtsherstel box 3

De Belastingdienst is gestart met het versturen van een informatiebrief aan iedereen die mogelijk in aanmerking komt voor verder rechtsherstel in box 3. Het gaat om in totaal 2,6 miljoen brieven, waarvan de laatsten begin november verzonden worden.

Box 3-arresten Hoge Raad juni 2024

Euro

In juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen over hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. Zo oordeelde de Hoge Raad bijvoorbeeld dat het gaat om het nominale werkelijke gerealiseerde én ongerealiseerde rendement zonder rekening te houden met inflatie en zonder aftrek van kosten.

Tegenbewijsregeling

De staatssecretaris gaf nadien een nadere invulling aan de wijze waarop het werkelijke rendement berekend moet worden volgens de aanwijzingen van de Hoge Raad. Deze invulling wordt in een wetsvoorstel opgenomen, waarmee in feite een wettelijke tegenbewijsregeling ontstaat. Op die wettelijke tegenbewijsregeling kunt u een beroep doen als uw wettelijke rendement – berekend volgens de nadere invulling van de staatssecretaris – lager is dan het forfaitaire rendement.

Let op! Als u in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling, betekent dit niet dat straks per definitie uw box 3-aanslag verminderd wordt. Hiervoor moet uw werkelijke rendement lager zijn dan het forfaitaire rendement. Houd er daarbij rekening mee dat wat u wellicht verstaat onder werkelijk rendement anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan gaf. 

Brief Belastingdienst

In september maakte de staatssecretaris de doelgroep bekend die in aanmerking komt voor de wettelijke tegenbewijsregeling. Tot en met begin november 2024 stuurt de Belastingdienst deze doelgroep een brief. Het gaat om de periode vanaf 2017. 

Let op! Denkt u dat u in aanmerking komt voor de wettelijke tegenbewijsregeling, maar heeft u medio november 2024 nog geen brief van de Belastingdienst ontvangen? Neem dan voor meer informatie contact op met onze adviseurs. Zij kunnen dan samen met u bepalen of u terecht geen brief heeft ontvangen.

Geen actie?

De Belastingdienst geeft in de brief aan dat u nu nog niet in actie hoeft te komen. Dat klopt over het algemeen, behalve als u een definitieve aanslag met box 3-inkomen ontvangt óf als u een definitieve aanslag IB 2019 met box 3-inkomen heeft die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond. In die gevallen is het mogelijk verstandig om wel in actie te komen.

Definitieve aanslag IB met box 3-inkomen

Ontvangt u een definitieve aanslag IB met box 3-inkomen, neem dan zo snel mogelijk contact op met een van onze adviseurs. Als een voorlopige berekening van uw werkelijke inkomen lager is dan het wettelijke forfaitaire inkomen in box 3, kan het namelijk verstandig zijn om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken tegen de definitieve aanslag IB. Tijdig wil zeggen binnen zes weken na de dagtekening van de definitieve aanslag. 

Definitieve aanslag IB 2019 met box 3- inkomen

Heeft u een definitieve aanslag IB 2019 met box 3-inkomen en stond deze op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vast? Dan ontvangt u een andere brief van de Belastingdienst. In deze brief staat dat u vóór 31 december 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in moet dienen, als u dat niet al eerder heeft gedaan. Alleen dan houdt u recht op de tegenbewijsregeling voor de IB 2019. 

Let op! Ontvangt u zo’n brief, overleg dan met onze adviseurs of een verzoek om ambtshalve vermindering verstandig is. Heeft u medio november 2024 nog niet zo’n brief ontvangen en denkt u dat u voor uw IB 2019 wel in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling? Neem dan ook contact op. Zij kunnen dan samen met u bepalen of u terecht geen brief heeft ontvangen en nadere actie ondernemen.

Vervolg

Het wetsvoorstel met daarin de wettelijke tegenbewijsregeling wordt naar verwachting in het eerste kwartaal 2025 aan de Tweede Kamer aangeboden. Beoogd is om de wet per 1 juni 2025 in te laten gaan. Het aan het tegenbewijs gekoppelde Formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR) is naar verwachting ook medio 2025 gereed. Pas vanaf dat moment kunt u met behulp van dit Formulier OWR uw werkelijke rendement aan de Belastingdienst doorgeven. U ontvangt daarvoor vanaf de zomer van 2025 van de Belastingdienst een uitnodiging met details over de benodigde stappen die u moet nemen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Algemene heffingskorting verlaagd, afbouwpunt verhoogd in 2025

Het maximum van de algemene heffingskorting wordt per 2025 per saldo verlaagd met € 294. De maximale korting bedraagt vanaf dan € 3.068. Het maximale bedrag aan algemene heffingskorting wordt per 2025 vanaf een hogere inkomensgrens afgebouwd tot aan het inkomen waarbij het tarief van 49,5% begint. Dit staat in de belastingplannen voor 2025.

Afbouwgrens ligt hoger

Grafiek

Iedereen tot een bepaald inkomen heeft recht op de algemene heffingskorting. Deze korting komt in mindering op de te betalen belasting. De grens vanaf waar de algemene heffingskorting wordt afgebouwd ligt voor 2024 op € 24.812, voor 2025 ligt dit waarschijnlijk rond € 28.406. 

Let op! De daadwerkelijke grens is gekoppeld aan het wettelijke minimumloon. Iedereen met een inkomen tot het minimumloon heeft namelijk in 2025 recht op de maximale heffingskorting. De hoogte van de grens wordt daarom pas definitief vastgesteld ná de definitieve vaststelling van het wettelijke minimumloon voor 2025.

Afbouw tot inkomensgrens tarief 49,5%

Het afbouwen van deze heffingskorting vindt plaats tot een inkomen van € 76.817. Dit is het inkomen waar een tarief begint van 49,5%. Vanaf dit inkomen bestaat in 2025 daarom geen recht meer op de algemene heffingskorting.

Let op! Het afbouwpercentage is op basis van de voorlopige vastgestelde afbouwgrens van € 28.406 voorlopig vastgesteld op 6,337%. Als de definitieve afbouwgrens is vastgesteld, kan ook het definitieve afbouwpercentage worden vastgesteld.

Overige heffingskortingen

De bedragen van de overige heffingskortingen zoals de arbeidskorting worden per 2025 geïndexeerd met 1,2%. Het afbouwpunt van de arbeidskorting ligt vanaf 2025 waarschijnlijk rond € 43.071 (2024: € 39.957). Omdat dit afbouwpunt ook gekoppeld is aan het wettelijke minimumloon moet de definitieve vaststelling nog plaatsvinden.

Koppeling met AOW

De afbouw van de algemene heffingskorting vindt plaats vanaf waarschijnlijk € 28.406 (definitieve vaststelling afhankelijk van hoogte wettelijk minimumloon in 2025). Vanwege een netto-netto koppeling betekent dit dat ook de AOW- en bijstandsuitkeringen verhoogd worden.

Heffingskorting AOW’ers

Voor AOW-gerechtigden wordt de maximale algemene heffingskorting ook verminderd en wel per saldo met € 199. Het maximum komt voor hen op € 1.536 per jaar te liggen. Het afbouwpunt is net als voor niet-AOW’ers waarschijnlijk € 28.406. 

Let op! De plannen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 2025 bepaalde agrarische goederen en diensten tegen 21% btw

Vorig jaar al aangenomen en daardoor misschien een beetje in de vergetelheid geraakt, maar vanaf 1 januari 2025 gaat de btw op de levering van een aantal agrarische goederen en diensten van 9 naar 21% btw. Waar hebben we het dan over?

Paarden

Koeien

Voor de levering van paarden en andere dieren die bestemd zijn voor de slacht of opfok of voor gebruik in de landbouw geldt nu nog 9% btw, maar vanaf 1 januari 2025 21% btw. Dit tarief gaat ook gelden voor het slachtafval en goederen die bestemd zijn voor de voortplanting.

Andere landbouwdieren

Ook de levering van rundvee, schapen, geiten en varkens vindt vanaf 1 januari 2025 plaats tegen 21% btw. Het maakt daarbij niet uit wat de bestemming is. Dus niet alleen voor hobbydieren gaat het btw-tarief omhoog van 9 naar 21% btw, maar ook voor de dieren die bestemd zijn voor de bereiding van voedingsmiddelen of voor gebruik in de landbouw. Hetzelfde geldt overigens voor het slachtafval en de goederen die bestemd zijn voor de voortplanting. Ook daarvoor geldt vanaf volgend jaar het 21% btw-tarief.

Teelt ook duurder

De levering van teeltplanten voor groenten en fruit en land- en tuinbouwzaden (waaronder graszaden en zaden voor sierteeltproducten) is vanaf 2025 ook belast tegen 21% btw. Hetzelfde geldt voor suikerbieten, suikerbietplanten, granen en peulvruchten.

Tip! De btw voor granen en peulvruchten die bestemd zijn als voedingsmiddelen voor menselijke consumptie blijft wel 9%, ook in 2025. Dat geldt echter niet voor granen die gebruikt worden als voer voor dieren. Daarvoor geldt vanaf volgend jaar een btw-tarief van 21%.

Veevoeders

Ook veevoeders zijn vanaf volgend jaar belast tegen 21% btw. Denk hierbij aan bijvoorbeeld (meng)voerders voor konijnen, paarden en pelsdieren.

Opfok- en opkweekdiensten ook naar 21% btw

Niet alleen leveringen krijgen te maken met een verhoging van btw. Ook diensten met betrekking tot het opfokken van dieren en het opkweken van planten zijn vanaf 2025 belast tegen 21% btw.

Let op! De lijst met agrarische goederen waarvoor de btw omhoog gaat van 9 naar 21% btw is nog langer. Zo zal ook de levering van rondhout, vlas en wol vanaf 2025 belast zijn tegen 21% btw. Levert u agrarische goederen, beoordeel dan of uw leveringen volgend jaar nog tegen 9% kunnen of tegen 21% btw.

Tip! Heeft u een bedrijf dat handelt in een van de bovengenoemde producten en/of diensten, pas dan tijdig uw administratie aan zodat u goed bent voorbereid op het nieuwe btw-tarief per 1 januari 2025.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vuistregels boetevermindering bij overschrijding redelijke termijn

Sommige belastingen, zoals de loonheffingen, omzetbelasting en dividendbelasting, moet u direct betalen als u aangifte doet. U wacht dan niet op een aanslag van de Belastingdienst. Als u deze belastingen niet of te laat betaalt, kan de Belastingdienst u een verzuimboete opleggen.

Bezwaar en beroep

Juridisch

Tegen de boete kunt u afzonderlijk bezwaar aantekenen en eventueel bij de rechter in beroep gaan.
Voor de behandeling van bezwaar en beroep staat een maximale redelijke tijdsduur. Als die tijd wordt overschreden, is er aanleiding de boete te verminderen. Met hoeveel moet een boete dan worden verminderd?

Dividendbelasting te laat betaald

In een zaak bij het gerechtshof Amsterdam had een bv dividend uitgekeerd en de verschuldigde dividendbelasting te laat betaald. Hiervoor is bepaald dat dit een verzuimboete oplevert van 3% van de niet-betaalde belasting met een maximum van € 5.514. De inspecteur had de boete conform deze regeling opgelegd, wat resulteerde in een boete van € 1.561.

Afwijken kan

Het Hof stelde dat de boete inderdaad conform de regels was opgelegd, maar dat hiervan kan worden afgeweken, afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Het Hof vond dat in de betreffende situatie een lagere boete op zijn plaats was, onder andere omdat de bv niet bekend was met de dividendbelasting en de boete voor de bv een forse financiële aderlating betekende. Het Hof stelde de boete dan ook vast op € 1.000.

Vuistregels bij overschrijding redelijke termijn

In hetzelfde arrest geeft het Hof vuistregels voor het verminderen van een boete als de rechtszaak hierover te lang duurt. Tot nu toe gold het uitgangspunt dat een boete slechts verminderd werd als deze minstens € 200 bedroeg. Het Hof acht een boetebedrag van € 1.000 echter beter op zijn plaats als nieuwe limiet. Dat betekent dus dat minder snel tot vermindering zal worden overgegaan.

Wat is redelijke termijn?

In belastingzaken geldt dat de behandeling van bezwaar en beroep samen in beginsel maximaal twee jaar mag duren. Voor hoger beroep staat nog eens twee jaar, net als voor beroep in cassatie. Deze termijnen kunnen worden verlengd als de langere tijdsduur aan de belastingplichtige is te wijten.

Minder boete bij langere duur

Daarnaast geeft het Hof aan welke boetevermindering moet volgen als de behandeling van een procedure te lang duurt. Het Hof hanteert hiervoor een vermindering volgens onderstaande tabel:

 overschrijding  vermindering  Maximale vermindering
 0 tot 6 maanden  5%  € 2.500
 6 tot 12 maanden  10%  € 2.500
 1 tot 2 jaar  15%  € 10.000
 Meer dan 2 jaar  20%  € 20.000

Omdat in de behandelde zaak de termijn met 0 tot 6 maanden was overschreden, werd de boete van € 1.000 met 5%, ofwel met € 50 verminderd tot € 950.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitje voor personeel in 2025, al in 2024 in de WKR?

Stel u koopt dit jaar theaterkaartjes voor uw personeel. De kaartjes doet u in hun kerstpakket. De voorstelling zelf vindt plaats in 2025. U wilt de kaartjes onderbrengen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Moet u dat dan in 2024 doen of juist in 2025?

Wat spreekt u af?

Schenken

Het antwoord op de vraag of u de vrije ruimte van 2024 of 2025 moet gebruiken, is afhankelijk van de afspraken die u met uw personeel maakt over de theaterkaartjes.

Vrije ruimte in 2025

Is het de bedoeling dat het hele bedrijf gezamenlijk de theatervoorstelling in 2025 bezoekt en zijn de kaartjes in feite alleen in 2024 gegeven als een soort van vooraankondiging? Ofwel, kan de werknemer niet zelf beslissen wat hij met het theaterkaartje doet, bijvoorbeeld deze verkopen of aan iemand anders schenken? Dan is het genietingsmoment van het theaterkaartje pas op het moment van de theatervoorstelling, in 2025 dus. U moet het kaartje dan ook onderbrengen in de vrije ruimte 2025.

Let op! Dit is ook zo als u in 2024 theaterkaartjes koopt voor een theatervoorstelling in 2025 en deze in eigen beheer houdt. Ook dan vindt het genietingsmoment plaats in 2025 en moet u de vrije ruimte 2025 daarvoor gebruiken.

Vrije ruimte in 2024

Dit is echter anders als u uw werknemer in 2024 een theaterkaartje geeft voor een theatervoorstelling in 2025 en u uw werknemer de vrije hand geeft. De werknemer mag zelf weten wat hij met het kaartje doet: zelf de voorstelling bezoeken, het kaartje verkopen of schenken aan iemand anders. In dat geval vindt het genietingsmoment al in 2024 plaats, de werknemer kan op dat moment immers over het kaartje beschikken en er mee doen wat hij zelf wil. U gebruikt voor dit kaartje dan de vrije ruimte 2024.

Let op! Dit geldt uiteraard niet alleen voor theaterkaartjes, maar ook voor andere zaken waarover een werknemer zelf meteen kan beschikken. Geeft u bijvoorbeeld in 2024 een cadeaubon aan een werknemer, dan vindt op dat moment het genietingsmoment plaats. Het maakt dan niet uit of de werknemer de cadeaubon in 2024, 2025 of zelfs later gebruikt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aangepaste elektrische fiets aftrekbaar als zorgkosten?

Kan de aanschaf van een elektrische fiets als deze moet worden aangepast en/of op maat moet worden gemaakt voor een zieke of invalide aangemerkt worden als aftrekbare zorgkosten? En hoe zit dat dan als de kosten van een dergelijke fiets mogelijk vergoed kunnen worden via de WMO bij de betreffende gemeente?

Elektrische fiets hulpmiddel?

Invalide

Hulpmiddelen zijn onder voorwaarden als zorgkosten aftrekbaar van het inkomen. Het moet dan wel gaan om een hulpmiddel dat hoofdzakelijk wordt gebruikt door invalide of zieke personen. Ook zijn alleen de kosten aftrekbaar die niet onder een vrijwillig of verplicht eigen risico vallen of een verplichte eigen bijdrage. Een elektrische fiets is op grond van deze voorwaarden in de regel dus niet aftrekbaar als zorgkosten.

Op maat gemaakt

Onlangs kwam voor het gerechtshof in Amsterdam de vraag aan de orde of de kosten van een aangepaste en op maat gemaakte elektrische fiets wel aftrekbaar zijn. Het Hof merkte de aangepaste elektrische fiets aan als hulpmiddel en dus waren de kosten volgens het Hof aftrekbaar als zorgkosten.

Geen WMO aangevraagd

De inspecteur voerde nog aan dat er geen kostenvergoeding via de WMO (wet maatschappelijke ondersteuning) was aangevraagd. Daarom moesten de kosten beschouwd worden als eigen bijdrage en waren deze, aldus de inspecteur, niet aftrekbaar. De persoon in kwestie had echter geen aanvraag ingediend omdat een aanvraag van ruim tien jaar eerder in een soortgelijk geval was afgewezen. Het Hof was van mening dat, nu vergoeding via de WMO niet was aangevraagd, dit niet betekende dat de kosten als ‘eigen bijdrage’ bestempeld moesten worden. De aftrek bleef dan ook in stand.

Ook de fietsverzekering aftrekbaar?

Naast de aanschafkosten van de aangepaste fiets van € 8.169 besloot het Hof ook de verzekeringskosten van de fiets van € 833 in aftrek toe te laten. Bovendien draaide de inspecteur op voor de proceskosten van ruim € 2.600.

Posted in Niet gecategoriseerd

Staat geschillenregeling een fiscale eenheid btw in de weg?

Heeft u meerdere ondernemingen, dan kunt u onder voorwaarden een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormen. Van belang is met name dat alle deelnemers op financieel, organisatorisch en economisch gebied dusdanig nauw verweven zijn, dat zij een eenheid vormen. Kan een geschillenregeling een fiscale eenheid in de weg staan?

Voor- en nadelen

Strategie

De fiscale eenheid kent als belangrijk voordeel dat de deelnemers geen btw betalen over onderlinge leveringen. Dit is voordelig als zonder fiscale eenheid de btw bij de koper niet (volledig) aftrekbaar zou zijn, bijvoorbeeld omdat deze onderneming vrijgestelde prestaties verricht. Ook hoeft er maar één btw-aangifte te worden gedaan. Een nadeel is dat alle deelnemers hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid te betalen btw.

Geschillenregeling

Onlangs moest de rechtbank Zeeland-West-Brabant oordelen of een geschillenregeling een fiscale eenheid voor de btw tussen bedrijven in de weg kan staan. In de berechte zaak ging het om een stichting die 51% van de aandelen en het stemrecht bezat in een bv. Een meerderheid dus, maar die werd beperkt door een ingestelde geschillenregeling.

Arbiters

Bepaald was dat bij geschillen tussen de stichting en de bv die de overige aandelen bezat, een geschillencommissie werd ingesteld om deze geschillen te beslechten. De geschillencommissie bestond uit drie arbiters, waarvan beide aandeelhouders er één mochten benoemen. Beide gekozen arbiters mochten samen de derde arbiter benoemen.

Wil opleggen?

Volgens de rechtbank volgde uit de gekozen constructie inzake geschillenbeslechting dat de ene aandeelhouder niet aan de andere zijn wil kon opleggen bij belangrijke beslissingen. Dit betekende dat er geen sprake was van financiële verwevenheid en dat er dus ook geen fiscale eenheid gevormd kon worden. De naheffingsaanslag voor de btw die hierop gebaseerd was, bleef dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Giftenaftrek ook bij koppelverkoop?

Goede doelen proberen op tal van manieren hun donateurs te bewegen tot het verstrekken van een gift. Onlangs is de Belastingdienst ingegaan op de vraag of een gift aan een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) in combinatie met de aanschaf van een dienst, aftrekbaar is.

ANBI organiseert reis

Geld

De vraag is beantwoord aan de hand van een situatie waarin een ANBI tegen betaling een reis organiseert waar de donateurs aan deel kunnen nemen. De ANBI eist naast een vergoeding voor de reis ook een extra bijdrage in de vorm van een gift. Is deze gift aftrekbaar?

Verplichte donatie

In het voorbeeld wordt uitgegaan van een reis die bij een reisorganisatie € 2.500 kost. De reis kost bij de ANBI eveneens € 2.500, daarnaast wordt door de ANBI een donatie van € 500 gevraagd.

Tegenprestatie of niet?

Van belang voor de aftrekbaarheid is of het bedrag van € 500 gezien kan worden als een tegenprestatie voor de reis. De Belastingdienst is van mening dat dit niet het geval is en dat de donatie van € 500 dus aftrekbaar is als gift. Een donateur kan dezelfde reis voor dezelfde kosten namelijk ook boeken bij een gewone reisorganisatie. 

Betere aansluiting op interesse

Er zal wellicht sprake zijn van een reis die beter aansluit bij de interesse van de donateur, maar dit eventuele voordeel is volgens de Belastingdienst niet op geld te waarderen. Bovendien zal dit voordeel van bijkomende aard zijn en staat het dus de aftrekbaarheid van de gift niet in de weg.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoogte zakelijke rente moet onderbouwd worden

Als commerciële partijen met elkaar afspraken maken betreft bijvoorbeeld het verstrekken van een zakelijke lening, moet ook de afgesproken rente in principe zakelijk zijn. Hoe bepaal je welk rentetarief zakelijk is en wat zijn bepalende factoren? Een casus.

Zakelijk belang en bijbehorende rente

Euro

In een zaak die speelde voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant, handelde het om de vraag of de tussen twee partijen afgesproken rente wel zakelijk was. De inspecteur vond van niet en had daarom naheffingsaanslagen vennootschapsbelasting opgelegd. 

Bewijslast ligt bij de inspecteur

De rechtbank stelde om te beginnen vast dat de bewijslast voor de vraag of de gehanteerde rente al dan niet zakelijk was, bij de inspecteur lag. De inspecteur verwees om te beginnen naar de omvang van de lening, die € 22,5 miljoen bedroeg. Deze lening werd belegd in effecten, er werd jaarlijks slechts voor een bedrag van € 250.000 afgelost en bovendien ontbraken er zekerheden. De afgesproken rente van 4,25% achtte hij dan ook niet reëel, reden waarom de inspecteur was uitgegaan van een rente van 10%.

Hogere rente

Hieromtrent had hij aangevoerd dat in zakelijke gevallen een rentepercentage gehanteerd zou moeten worden dat men zelf anders via beleggingen met eenzelfde risico zou kunnen behalen, vermeerderd met een aantal opslagen. De inspecteur was voor het rentepercentage uitgegaan van ongeveer 5%, vermeerderd met een aantal opslagen zoals gehanteerd door banken. Nu ook zekerheden ontbraken, stelde de inspecteur dat het door hem gehanteerde percentage van 10% zeker niet te hoog was.

Inspecteur moet hoogte rente ook motiveren

De rechter was het met de inspecteur eens dat een rente van 4,25% gezien de vermelde feiten te laag was, maar stelde ook dat er door de inspecteur onvoldoende inzicht was gegeven in het gehanteerde rentepercentage van 10%. Onduidelijk was hoe de inspecteur exact op dit percentage was uitgekomen en waarom dat percentage in genoemde situatie van toepassing was. 

Alles overwegend stelde de rechtbank het rentepercentage daarom vast op 6%.

Posted in Niet gecategoriseerd

SPRILA-subsidies op onderdelen nog mogelijk

Ondernemers die op eigen terrein of op gehuurd terrein een infrastructuur aanleggen voor het laden van elektrische voertuigen, konden vanaf 24 september 2024 SPRILA-subsidie aanvragen. De subsidie was voor sommige onderdelen al snel overtekend. Voor andere onderdelen is nog wel een subsidieaanvraag mogelijk.

SPRILA Aanschaf en SPRILA Advies

Laadpaal

De subsidieregeling Private Laadinfrastructuur bij bedrijven (SPRILA) bestaat uit twee onderdelen: SPRILA Aanschaf en SPRILA Advies:

  • SPRILA Aanschaf: subsidie voor een deel van de kosten voor de aanschaf en aanleg van de laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen op een niet altijd publiek toegankelijk eigen of gehuurd terrein. Het gaat om onder meer de basislaadinfrastructuur (inclusief hoofdaansluiting en bekabeling) en een of meer DC-laadstations en/of AC-laadstations met verschillende vermogens.
  • SPRILA Advies: subsidie voor de kosten van een na 1 april 2024 opgesteld advies over een laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen.

Ondernemers die in Nederland gevestigd zijn met een inschrijving in het handelsregister van de KvK kunnen in aanmerking komen voor de subsidie.

Tip! Heeft u recht op minimaal € 25.000 subsidie voor de laadinfrastructuur, dan komt u mogelijk ook in aanmerking voor subsidie voor een stationaire batterij. Aan deze batterij zijn wel voorwaarden verbonden.

Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie voor aanschaf is afhankelijk van het soort laadstation (AC of DC) in combinatie met het maximaal aan het elektrisch voertuig te leveren vermogen. Voor een mkb-ondernemer is de subsidie hoger dan voor een groot bedrijf. De hoogte van de subsidie voor advies is 50% van de kosten waarvoor u subsidie kunt krijgen, met een maximum van € 3.500.

Budgetten overtekend

De budgetten voor de onderdelen advies voor en aanleg van laadinfrastructuur voor DC-laadstations en investeringen in een stationaire batterij zijn al overtekend.

Tip! Voor OV-concessiehouders of touringcarbedrijven zijn deze onderdelen nog niet overtekend. Het lijkt wel verstandig om zo snel mogelijk een aanvraag te doen.

Advies en aanleg laadinfrastructuur voor AC-laadstations

Ook voor advies voor en aanleg van laadinfrastructuur voor AC-laadstations zijn er nog mogelijkheden. Op 4 oktober 2024 was er van het budget van € 17.900.000 tot een bedrag van € 2.016.357 subsidie aangevraagd.

Aanvraag achteraf voor SPRILA tot € 25.000

Komt u in aanmerking voor minder dan € 25.000 subsidie voor aanschaf, dan laat u eerst de laadinfrastructuur aanleggen en vraagt u daarna binnen 13 weken de subsidie aan. Aanvragen kan nog tot 31 december 2024 12.00 uur. Vraagt u subsidie aan voor een onderdeel wat al is overtekend, dan schuift uw aanvraag door en krijgt deze als datum van aanvraag de eerste dag van de aanvraagperiode van 2025.

Aanvraag vooraf

Is het subsidiebedrag € 25.000 of hoger, dan moet u subsidie aanvragen met een offerte. Maar let op, u mag dan nog geen opdracht gegeven hebben en de offerte dus nog niet getekend hebben. 
De subsidie voor advieskosten kunt u pas aanvragen nadat u het advies heeft ontvangen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zachtere landing handhaving op schijnzelfstandigheid zzp’ers

Er is veel onrust ontstaan bij bedrijven en organisaties inzake het werken met zzp’ers na 1 januari 2025. Dan vervalt namelijk het zogenaamde handhavingsmoratorium op schijnzelfstandigheid, dat de Belastingdienst al langere tijd hanteert. De Belastingdienst gaat vanaf 2025 dus weer handhaven. De Tweede Kamer heeft verzocht om een zachtere landing.

Tot 1 januari 2025

Handtekening

Dit handhavingsmoratorium, dat dus per 1 januari 2025 vervalt, houdt nu nog in dat er alleen gehandhaafd wordt en een boete opgelegd wordt als blijkt dat er bij gevallen van schijnzelfstandigheid sprake is van kwaadwillendheid. In alle overige gevallen volgt er eerst een aanwijzing dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, waarna de ondernemer de gelegenheid krijgt om hierop te handelen.

Moties

Inmiddels heeft de Tweede Kamer diverse moties aangenomen om de onrust bij bedrijven en organisaties weg te nemen en wat meer duidelijkheid te geven.

Let op! Het kabinet beslist wat er met een aangenomen motie gebeurt en is niet verplicht om deze op te volgen.

Alleen risicogericht handhaven

Zo is er een motie aangenomen waarbij de regering wordt verzocht om de eerder voorgenomen handhavingsstrategie te wijzigen en te zorgen voor een zachtere landing door voorlopig, voor in ieder geval één jaar, alleen risicogericht te gaan handhaven.

Hierbij zal de focus moeten komen te liggen op probleemgevallen, waarbij gedacht kan worden aan zaken als gedwongen zelfstandigheid, onderbetaling, evidente schijnzelfstandigen en arbeidsmigratieconstructies.

Let op! In dezelfde motie wordt ook verzocht zo veel mogelijk rekening te houden met de menselijke maat en maatwerk.

Andere moties

Verder zijn er nog diverse andere moties aangenomen die betrekking hebben op het wegnemen van de onrust rondom het inhuren van zelfstandigen.

  • Zo is er een motie aangenomen om vóór 1 november 2024 een duidelijk afwegingskader te publiceren op de website van de Belastingdienst. 
  • Ook is er een motie aangenomen die verzoekt om in de handhaving coulant om te gaan met onbewust onbekwame zelfstandigen door niet direct over te gaan tot het opleggen van boetes. 
  • Verder moet het kabinet zicht tot het uiterste inspannen om ervoor te zorgen dat er per 1 januari 2025 geen schijnzelfstandigen meer werkzaam zijn binnen de Rijksdienst.

Tevens is in moties aangenomen:

  • het verkennen van de mogelijkheid om de agrarische sector uit te zonderen van de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen die het kabinet van plan is om in te voeren;
  • om het faciliteren van vooroverleg over de beoordeling van arbeidsrelaties en reeds goedgekeurde modelovereenkomsten effectief van kracht te laten blijven.

Eerdere toezeggingen en aankondigingen

Begin september 2024 zei het kabinet al toe om in 2025 nog geen vergrijpboetes op te leggen als werkgevers en werkenden kunnen laten zien dat zij stappen zetten tegen de schijnzelfstandigheid. 

Het kabinet kondigde verder aan dat een naheffing, die normaal tot maximaal vijf jaar terug kan worden opgelegd, maximaal met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025 wordt opgelegd. Uitzondering hierop zijn de situaties waarin sprake is van kwaadwillendheid.

Let op! Het kabinet gaf ook aan dat vanaf 6 september 2024 geen modelovereenkomsten meer beoordeeld worden en bestaande modelovereenkomsten niet worden verlengd. Mogelijk dat de aangenomen motie hier nog verandering in brengt.

Werkt u met zelfstandigen?

Controleer goed welke afspraken u met hen heeft gemaakt en hoe u dit heeft vastgelegd. Zorg ervoor dat de gemaakte afspraken op papier daadwerkelijk aansluiten bij de praktijk. Denk hierbij aan zaken zoals:

  • beding dat de zzp’er eigen verzekeringen afsluit (waaronder een aansprakelijkheidsverzekering en een arbeidsongeschiktheidsverzekering);
  • geef ruimte aan zzp’ers om voor andere opdrachtgevers te werken;
  • laat de zzp’er zelf factureren;
  • zorg dat de zzp’er zelf verantwoordelijk is voor scholing en opleiding;
  • geef de zzp’er de vrijheid om zich te laten vervangen.

Let op! Voor de beoordeling of sprake is van werken in opdracht of in dienstverband zijn alle omstandigheden van belang en dus niet alleen de hierboven genoemde voorbeelden. Deze voorbeelden zijn wel indicaties die kunnen wijzen op afwezigheid van een dienstverband.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-herziening investeringsdiensten van minimaal € 30.000

Op Prinsjesdag 2024 is een btw-herzieningsregeling voorgesteld voor investeringsdiensten van minimaal € 30.000 aan onroerende zaken. Het voorstel is om deze herzieningsregeling in te laten gaan vanaf 2026.

Herzieningsregeling investeringsgoederen

Euro

Voor investeringen in roerende en onroerende goederen kennen we nu al een herzieningsregeling. Daarbij wordt het gebruik van roerende investeringsgoederen gedurende vier jaar en het gebruik van onroerende investeringsgoederen gedurende negen jaar ná het jaar van ingebruikname gevolgd.

Gewijzigd gebruik van het investeringsgoed voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties in die periode, kan gevolgen hebben voor de btw-aftrek. De eerder in aftrek gebrachte btw wordt dan mogelijk herzien. Als het gebruik gewijzigd is van btw-belast naar btw-vrijgesteld, kan dit betekenen dat btw terugbetaald moet worden. Andersom kan wellicht btw teruggevraagd worden als het gebruik wijzigt van btw-vrijgesteld naar btw-belast.

Investeringsdiensten

Een dergelijke herzieningsregeling is er nu nog niet voor investeringsdiensten aan onroerende zaken. Dat vindt het kabinet voor bepaalde situaties ongewenst. Zo gebeurt het dat woningen fors verbouwd worden en de volledige btw in aftrek wordt gebracht omdat de woningen na de verbouwing voor een korte periode btw-belast verhuurd worden. Als diezelfde woningen daarna btw-vrijgesteld verhuurd worden, wordt die btw-aftrek niet herzien.

Let op!   In principe is de verhuur van een ongemeubileerde woning btw-vrijgesteld. Alleen in zogenaamde short-stay-situaties is de verhuur met 9% btw-belast. Het is dus niet zo dat elke verhuur van woningen btw-belast is. Neem voor meer informatie hierover contact op met een van onze adviseurs.

Voorgestelde btw-herziening investeringsdiensten

Op Prinsjesdag 2024 is voorgesteld ook voor investeringsdiensten vanaf 1 januari 2026 een btw-herzieningsregeling in te voeren. In dit voorstel worden investeringsdiensten aan onroerende zaken vanaf € 30.000 exclusief btw gevolgd in het jaar van ingebruikname plus de vier daaropvolgende jaren. Wijzigt in die periode het gebruik voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties, dan wordt de btw-aftrek op de investeringsdienst herzien.

Wat is een investeringsdienst?

De btw-herzieningsregeling gaat straks niet voor iedere dienst aan een onroerende zaak gelden. Het gaat om investeringsdiensten aan onroerende zaken die meerjarig dienen. U moet dan denken aan het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden van onroerende zaken. Maar ook met een verbouwing samenhangende sloopwerkzaamheden vallen hieronder.

Let op! Materialen, installaties, machines en werktuigen die opgaan in dienst en na installatie of montage hun zelfstandigheid verliezen, worden gezien als onderdeel van de investeringsdienst.

Minimaal € 30.000

Om geraakt te worden door de btw-herzieningsregeling moet de investeringsdienst wel minimaal € 30.000 (exclusief btw) bedragen. Die beoordeling vindt plaats per afzonderlijke dienst. Als bijvoorbeeld een schilder voor € 25.000 (exclusief btw) de buitenkozijnen en deuren van een pand schildert en een elektricien voor € 10.000 (exclusief btw) werkzaamheden aan de binnenkant van het pand verricht, is de btw-herzieningsregeling niet van toepassing. De beide diensten blijven immers onder de € 30.000.

Let op! In de toelichting bij het Belastingplan 2025 wordt opgemerkt dat een dienst die kunstmatig wordt opgeknipt in meerdere diensten als één dienst zal worden aangemerkt. 

Alleen voor investeringsdienst vanaf 1 januari 2026

De btw-herzieningsregeling gaat gelden voor investeringsdiensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Neemt u deze investeringsdiensten dus vóór 1 januari 2026 in gebruik, dan worden ze niet geraakt door de regeling.

Ingebruikname vóór 1 januari 2026 lijkt verstandig (indien mogelijk), als de voorgestelde regeling ertoe leidt dat u afgetrokken btw deels moet terugbetalen. Als het gebruik van uw onroerend goed wijzigt van btw-vrijgesteld naar (deels) btw-belast, kan de voorgestelde regeling echter ook positief uitwerken. In dat geval heeft u namelijk recht op meer btw-aftrek. U kunt de ingebruikname van de investeringsdienst dan (indien mogelijk) beter uitstellen naar 2026.

Let op! Het voorstel is onderdeel van het Belastingplan 2025 dat nog door de Tweede en Eerste Kamer moet worden goedgekeurd. Het is daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Internetconsultatie herijking fiscaal bodem(voor)recht

Als de Belastingdienst schulden wil innen, heeft de Belastingdienst de beschikking over een fiscaal voorrecht. Dit voorrecht houdt kort gezegd in dat het innen van schulden van de Belastingdienst in veel gevallen voor gaat op andere schulden. Het kabinet overweegt het fiscale (bodem)voorrecht te herzien.

Omdat het gevolgen heeft voor diverse maatschappelijke partijen, is over deze herziening een internetconsultatie gestart.

Fiscale bodem(voor)voorrecht

Overheid

Het fiscale voorrecht komt ná hypotheek en pandrecht, tenzij het bezitloos pandrecht betreft dat is gevestigd op een bodemzaak. Het fiscale voorrecht gaat dan wel voor. Dit is het zogenaamde bodemvoorrecht. Ook kan de Belastingdienst onder voorwaarden verhaal halen op zaken die zich op de bodem van de belastingschuldige bevinden, maar eigendom zijn van een ander. Dit is het zogenaamde bodemrecht. Het fiscale bodem(voor)recht omvat het bodemrecht en bodemvoorrecht samen.

Drie alternatieven

Tijdens de consultatie kunnen belangstellenden reageren op drie uitgewerkte alternatieven. Dit betreft een modernisering van het fiscale bodem(voor)recht, de vervanging ervan door een nieuw bijzonder verhaalsrecht en als derde het afschaffen van het fiscale bodem(voor)recht en om de positie van de Belastingdienst anders in te vullen.

Afwegingen

Bij de consultatie kunnen belangstellenden een afweging maken tussen genoemde opties. Zo blijft in de eerste optie het huidige bodem(voor)recht goeddeels gelijk, maar wordt het meer voorspelbaar en eenvoudiger. In de tweede optie krijgt de Belastingdienst het recht op een percentage van de opbrengst van een zaak, terwijl in de derde optie de Belastingdienst zelfstandig faillissement aan kan vragen, gecombineerd met strengere invorderingsmaatregelen. 

Internetconsultatie

Belangstellenden kunnen de volledige voorstellen inzien en hierop reageren. De consultatie staat open tot 9 december 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Restant persoonsgebonden aftrek niet verrekend, wat nu?

Een persoonsgebonden aftrekpost kunt u in mindering brengen op uw inkomen. Kunt u niet de hele aftrekpost verrekenen, dan schuift het restant door naar volgende jaren. Maar wat nu als u dit restant vergeet in aftrek te brengen? Wanneer verjaart dit dan?

Persoonsgebonden aftrekposten (PGA)

Kantoor

Er bestaan enkele persoonsgebonden aftrekposten. Dit betreft de kosten van partneralimentatie,  zorgkosten, giften en kosten voor verblijf thuis van ernstig gehandicapten. U kunt deze aftrekposten respectievelijk verrekenen met uw inkomsten in box 1, box 3 en box 2. Een eventueel restant kan worden doorgeschoven naar volgende jaren.

Restant vergeten te verrekenen

Het komt in de praktijk voor dat een restant aan PGA soms per ongeluk niet verrekend wordt met een volgend jaar. De Belastingdienst heeft duidelijk gemaakt wat hiervan het gevolg is. Aan de hand van een voorbeeld is geschetst hoe lang een dergelijk restant toch nog in aftrek kan worden gebracht.

Voorbeeld
Stel, een belastingplichtige heeft in 2017 een restant van € 10.000 aan PGA. De belastingplichtige vergeet echter zowel in 2017 als in 2018 het restant in aftrek op zijn inkomen te brengen. Uiteindelijk doet hij dit in 2019. De inspecteur ontdekt dit in 2024.

Restant vervalt niet

De Belastingdienst maakt om te beginnen duidelijk dat een vergeten restant aan PGA niet vervalt. Dit gebeurt pas bij het einde van de belastingplicht, dus bij overlijden. Dat de aftrek eerder met het inkomen verrekend had moeten worden, is niet van belang.

Verrekening in 2019

Omdat de fout van de belastingplichtige pas in 2024 ontdekt wordt, moet het restant aan PGA in deze situatie in 2019 in aftrek op het inkomen worden gebracht, als ervan wordt uitgegaan dat de aanslagen over 2018 en 2019 al definitief zijn opgelegd. Die aanslagen kunnen immers nog vijf jaar ambtshalve worden verminderd. Omdat dat in 2024 voor het jaar 2018 niet meer kan, wordt het restant met 2019 verrekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

End of year tips top 10

What (tax) measures can you, as an entrepreneur in the Netherlands, still take this year that can be advantageous for you? How can you anticipate changes that will apply from 2025? Ten practical tips.

Note! A number of these tips result from proposals from the 2025 Tax Plan and must still be approved by the Lower and Upper House. Also, new plans are constantly being announced or revised by the Cabinet; therefore, it is important to always contact your advisor to discuss.

1. Buy a van without motorcycle tax now

Factuur

Entrepreneurs currently pay no motorcycle tax (BPM) if they buy a new van and use it for at least 10% business purposes. This exemption will be ended by 2025. This will cost you thousands of euros more, so buy a new van for your business this year.

Tip! You can still buy a van with no CO2 emissions without bpm in 2025.

2. Optimize your KIA

If you invest, you may be entitled to the small-scale investment deduction (KIA). The percentage of KIA decreases from a certain investment amount, so with larger investments it is often advantageous to spread them over several years (if you can). The application of the KIA is subject to a number of conditions. Therefore, discuss with your advisor whether you might therefore be better off postponing an investment at the end of this year until 2025 or bringing forward an investment planned for 2025.

3. Consider your box 2 tax planning in 2024 and 2025

The rate in box 2 in 2024 is 24.5% up to an amount of €67,000. If you have a tax partner, you can even pay dividends at 24.5% up to an amount of €134,000. However, any amount above that will be taxed at 33% in 2024. Therefore, pay dividends up to a maximum of €67,000 – or if you have a tax partner €134,000 – and take advantage of the lower rate. In 2025, you can distribute up to an amount of € 67,804 at 24.5% and with a tax partner up to an amount of €135,608. The proposal on Prince’s Day 2024 is to reduce the rate for any amount above that from 33% to 31% in 2025. 

So if you want to pay out a large amount in dividends, it is better to pay out part of it in 2025. Keep in mind, however, that dividends as of 2025 may also affect the amount of your general tax credit and your assets in Box 3. A debt to your company in excess of €500,000 may also affect the decision to pay dividends. Check the effects of this and calculate whether, and if so how much dividend, you would be better off paying out in 2024 or rather in 2025.

4. Respond to changes in BOR and DSR

The business succession regulation (BOR) and the carry forward regulation (DSR) will change significantly as of 2025. For example, the amount of the 100% exemption will increase to € 1,500,000 (in 2024 still € 1,325,253), but the exemption above this will go from 83% in 2024 to 75% in 2025. This means that in 2024, the schemes could provide a greater benefit if the value of your business exceeds about €1,870,000. If the value of your company remains below that, then the schemes may provide a greater benefit in 2025. Therefore, consider whether you should transfer your business this year or wait until 2025. Take other considerations into account as well, such as the other changes that apply to the BOR and DSR as of 2025.

Tip! Because a business transfer is customized and one change as of 2025 may be to your advantage while the other is not, we always recommend consulting with one of our advisors. They can update you on all the changes likely to take effect as of 2025 and 2026 and advise you on your own situation.

5. Use your total free allowance

Under the working expenses scheme, under certain conditions, you do not pay any tax as an employer if you stay within the free margin with your allowances and benefits in kind to your staff. For 2024, the free margin over your total wage bill is 1.92% up to and including €400,000. Above € 400,000, the free margin in 2024 is 1.18%. Check whether you have any free space left and make use of it if you want to reward your employees extra, because a surplus of free space cannot be carried over to 2025.

Tip! If you already make maximum use of your free space and still want to do something extra for your employees at the end of the year, see if you can carry this forward to the beginning of 2025. 

6. Check your provisional tax bill 2024

Check your provisional tax bill 2024. If the provisional bill is too low, change it as soon as possible. If you still pay the further provisional bill in 2024, this leads to lower assets as of January 1, 2025 in box 3 and you may save tax. Also, starting July 1, 2025, the Tax Office will charge interest of probably 6.65% on your 2024 tax bill. This is high, especially compared to the interest rate on a savings account. So avoid owing this high tax interest and check that your 2024 provisional bill is correct. 

Tip! If you change the provisional tax bill more than eight weeks before the end of the year and the Tax Authorities do not succeed in imposing the further provisional assessment in time so that you can still pay this year, you can still take this tax debt into account on January 1, 2025.

Tip! For companies for which the fiscal year ends earlier than December 31, for example due to incorporation in a fiscal unity, the calculation of tax interest starts earlier, namely on the day that lies six months after the close of the fiscal year. Request a provisional assessment in time, i.e. within four months after the end of the fiscal year, to avoid tax interest in box 3.

7. One more time gift deduction corporate income tax

In the corporate income tax there is a regulation for gift deduction. It amounts to a maximum of 50% of the profit up to a maximum of €100,000. It has been proposed to abolish this gift deduction for fiscal years beginning on or after January 1, 2025. In addition, the proposal is to treat any gift made by a company to an ANBI or support foundation SBBI, as of 2025, as a dividend distribution by the company to the shareholder(s) withholding dividend tax and tax in box 2. Therefore, if your company wants to support a charity (ANBI or support foundation SBBI), do so in 2024. 

Note! Of course, your company must make sufficient profit in 2024, otherwise the gift will not lead to a deduction.

8. Apply for the SEBA for the last time

You can apply for the Emission Free Company Cars Subsidy (SEBA) only in 2024. The subsidy applies when you purchase a new zero-emission electric company car with a maximum weight of 4,250 pounds. The subsidy depends on your company size and amounts to a maximum of €5,000 per car. Please note that you have not yet entered into a final purchase or financial lease agreement at the time you apply for the subsidy.

Note! Don’t wait too long to apply for the subsidy. At 7 October 2024 only € 20,000,000 (33%) budget was still available of the total budget of € 60,000,000. The counter at RVO.nl closes at noon on December 31.

9. Check your contracts and agreements with self-employed workers

As of January 1, 2025, the Tax and Customs Administration can again enforce if a working relationship you have with a self-employed worker or other non-employee should be considered an employment relationship. Although the Lower House agreed a softer landing when the enforcement moratorium is lifted on January 1, 2025, now is the time to review your employment relationships within your company and take action where necessary.

10. Optimize private assets composition

Your private assets composition on January 1, 2025 will again form the basis of the box 3 tax you pay in 2025. The rate in box 3 looks set to remain at 36% in 2025! Therefore, toward the end of 2024, assess your box 3 assets. For example, if you are planning to sell investments, then it seems wiser – in the context of the box 3 tax rate – to do so at the end of 2024 rather than the beginning of 2025. This is because of the much higher flat rate for investments than for bank and savings deposits. Of course, the box 3 tax should not be the only variable on which you base your decision. And notice, you may not exchange bank balances for other investments within three months.

More tips to reduce your box 3 assets include buying valuables in late 2024 instead of early 2025, gifting an amount in late 2024 instead of early 2025 and purchasing so-called green investments. These ‘green’ investments are still exempt up to an amount of €71,251 (tax partners €142,502) in 2024, but only up to an amount of €30,000 (tax partners €60,000) in 2025. In addition, you are entitled to a tax credit of 0.7% on your exempt ‘green’ investments.

Note! In recent rulings, the Supreme Court ruled that in box 3 you may take into account the actual return – as defined by the Supreme Court – if it is lower than the statutory flat rate return. Therefore, the statutory flat rate return is still relevant as of January 1, 2025. You can only deviate from this if you can prove that your actual return, calculated in the manner prescribed by the Supreme Court, is lower than this lump-sum return.

Posted in Niet gecategoriseerd

Einde salderingsregeling zonnepanelen per 2027

Het kabinet heeft voorgesteld vanaf 2027 met de salderingsregeling voor zonnepanelen te stoppen. Energieleveranciers moeten in dit voorstel dan wel een redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit betalen.

Salderingsregeling zonnepanelen

Zonnepanelen

Levert u met uw zonnepanelen elektriciteit terug aan uw energieleverancier, dan zorgt de salderingsregeling ervoor dat deze elektriciteit eerst verrekend wordt met de elektriciteit die u afneemt van uw energieleverancier. Neemt u meer af dan dat u teruglevert, dan bent u over het meerdere de met uw energieleverancier afgesproken prijs per kWh verschuldigd. Levert u meer terug dan dat u afneemt, dan krijgt u over het meerdere de met uw energieleverancier afgesproken prijs per kWh.

Let op! Nagenoeg alle energieleveranciers brengen inmiddels terugleverkosten in rekening aan klanten die met zonnepanelen elektriciteit terugleveren.

Einde salderingsregeling per 2027

Het kabinet wil de salderingsregeling vanaf 2027 stoppen. U kun dan niet langer uw teruggeleverde elektriciteit verrekenen met de door u afgenomen elektriciteit. Uw energieleverancier moet u dan een vergoeding betalen voor de teruggeleverde elektriciteit. Hoe hoog die vergoeding is, is nog niet bekend. In het voorstel van het kabinet is wel opgenomen dat dit een redelijke vergoeding moet zijn.

Wat dan redelijk is, is niet gedefinieerd. In het voorstel is wel vastgelegd dat de vergoeding niet redelijk is indien die vergoeding onevenredig laag is gezien de kosten en baten van de marktdeelnemer en niet concurrerend is.

Geen energiebelasting over opgewekte meteen gebruikte elektriciteit

Het kabinet wil eigenaren van zonnepanelen stimuleren om zoveel mogelijk de opgewekte elektriciteit meteen zelf te gebruiken. Op die manier wordt het overbelaste elektriciteitsnet minder zwaar belast. Over opgewekte elektriciteit die meteen zelf gebruikt wordt, hoeft ook geen energiebelasting te worden betaald. Dat is nu al zo en blijft ook zo vanaf 2027.

Let op! Het voorstel is op Prinsjesdag 2024 ingediend en moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Het is daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe bestelauto voor ondernemers vanaf 2025 stuk duurder

Ondernemers gaan vanaf 2025 fors meer betalen voor de aanschaf van een nieuwe bestelauto. De vrijstelling van bpm voor ondernemers komt vanaf dan namelijk te vervallen. Gemiddeld scheelt dit zo’n € 12.000 per bestelauto. Een en ander is wel afhankelijk van de CO2-uitstoot van de bestelauto. Een bestelauto zonder CO2-uitstoot kan in 2025 nog steeds zonder bpm worden aangeschaft.

Vrijstelling bpm

Bedrijfswagen

De vrijstelling in de bpm geldt nu nog voor ondernemers die de bestelauto meer dan 10% van het totaal aantal kilometers per jaar zakelijk gebruiken. Dit moet desgevraagd aannemelijk gemaakt worden. Een rittenregistratie is daarvoor niet verplicht.

Tip! Wilt u nog een nieuwe bestelauto zonder bpm kopen, wees er dan snel bij. Bij veel dealers kunt u niet meer terecht of alleen kiezen uit de aanwezige modellen.

Doorschuifregeling

Verkoopt u uw bestelauto die u zonder bpm aanschafte binnen 5 jaar na aanschaf aan een andere ondernemer die voldoet aan de voorwaarden voor de vrijstelling bpm? Dan kunt u gebruikmaken van de doorschuifregeling. U hoeft dan niet alsnog bpm af te dragen. U kunt deze doorschuifregeling ook vanaf 2025 nog gebruiken voor bestelauto’s die u vóór 2025 aanschafte met toepassing van de vrijstelling bpm voor ondernemers.

Verhoging bpm personenauto

In het Belastingplan 2025 is voorgesteld de bpm voor personenauto’s te verhogen. De bpm voor personenauto’s bestaat uit een vast basisbedrag plus een opslag gekoppeld aan de CO2-uitstoot. Het vaste bedrag wordt per 2025 verhoogd met € 200 en komt daarmee op € 640.

Tip! Voor een nieuwe personenauto zonder CO2-uitstoot geldt in 2025 alleen het vaste basisbedrag van € 640 zonder CO2-uitstootopslag.

Bpm bestelauto

Voor bestelauto’s geldt in 2025 geen vast basisbedrag, maar alleen een tarief van € 66,91 vermenigvuldigd met het aantal gram/km CO2-uitstoot. Voor een bestelauto zonder CO2-uitstoot betekent dit dus dat de bpm nul bedraagt.

Afschaffen bpm-voordeel plug-in hybride auto’s

Plug-in hybride elektrische auto’s, kennen nu nog een apart bpm-tarief. Vanwege een nieuwe Europese meetmethode inzake de CO2-uitstoot zou dit aparte bpm-tarief veelal leiden tot een veel hogere bpm. Om die reden is in de belastingplannen voor 2025 voorgesteld om de aparte bpm-tabel  per 2025 te laten vervallen. Vanaf 2025 worden de plug-in hybride auto’s belast tegen het bpm-tarief dat geldt voor alle personenauto’s.

Let op! Alle voorstellen uit de belastingplannen voor 2025 moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meerdere voorstellen motorrijtuigen in belastingplannen 2025

Het belastingpakket 2025 bevat een aantal voorstellen die betrekking hebben op motorrijtuigen. Er vindt geen verhoging van accijnzen op brandstoffen plaats. Rode diesel komt (nog) niet terug in de voorstellen, ondanks eerdere plannen in het Hoofdlijnenakkoord. Tevens vindt er een uniformering plaats in definities tussen het kentekenregister en die in diverse belastingwetten.

Accijns op brandstoffen niet verhoogd

Auto

Sinds 1 juli 2023 zijn de accijnzen op brandstoffen verlaagd ter compensatie voor de hoge brandstofkosten. De accijnzen op brandstoffen zijn ook in 2024 niet verhoogd en in de belastingplannen wordt voorgesteld dit voor het jaar 2025 zo te houden. De inflatiecorrectie inzake de accijnzen op brandstoffen blijft eveneens achterwege. Op die manier blijven burgers en bedrijven gecompenseerd voor de hoge brandstofprijzen.

Geen rode diesel

De belastingplannen 2025 bevatten nog geen voorstellen voor wat betreft de herintroductie van rode diesel voor de landbouw. Rode diesel werd tot 2013 veel in de landbouw gebruikt en kende een lagere accijns, maar vanaf 2013 betalen ook agrariërs de reguliere accijns over de door hen gebruikte diesel. In het Hoofdlijnenakkoord was nog een voorstel opgenomen om rode diesel vanaf 2027 weer toe te staan, maar in de belastingplannen 2025 komt dit voorstel nog niet terug.

Koppeling kentekenregister

De definitie van een personen- en bestelauto is voor de diverse belastingwetten (bijvoorbeeld voor de bijtelling vanwege privégebruik van de auto of voor de bpm) niet altijd gelijk en wijkt soms ook af van de registratie in het kentekenregister. Het kabinet wil dit uniformeren en vereenvoudigen en voor alle fiscale wetgeving aansluiten bij de registratie in het kentekenregister. Vanwege uitvoeringstechnische redenen gaat deze wijziging pas per 2027 in. 

Let op! Deze voorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Garage of schuur ook onder VoV-vrijstelling overdrachtsbelasting

Voor de teruglevering van woningen die oorspronkelijk verkocht werden met een verkoopregulerend beding, de zogenoemde VoV-woningen, is vanaf 2022 – onder voorwaarden- een vrijstelling overdrachtsbelasting mogelijk. Voorgesteld is om deze vrijstelling vanaf 2025 ook van toepassing te laten zijn op de mee teruggeleverde aanhorigheden bij de woning.

VoV-vrijstelling

Woning

Om de toegang tot de woningmarkt te bevorderen voor starters en lagere middeninkomens bestaat de mogelijkheid dat bijvoorbeeld woningcorporaties en projectontwikkelaars een woning met korting verkopen. Dit onder de verplichting om de woning als deze later weer in de verkoop komt, deze weer aan te bieden aan de oorspronkelijk verkopende woningcorporatie of projectontwikkelaar. Voor de teruglevering van zo’n woning met een verkoopregulerend beding (VoV-woning) geldt – onder voorwaarden – een vrijstelling van overdrachtsbelasting: de VoV-vrijstelling.

Voorwaarden

Een van de voorwaarden voor toepassing van de VoV-vrijstelling is dat de woningwaarde op het moment van levering aan koper niet hoger was de woningwaarde voor de startersvrijstelling op dat moment. Werd bijvoorbeeld in 2022 een VoV-woning geleverd met een woningwaarde van € 450.000, dan kan bij teruglevering van die woning in 2024 de VoV-vrijstelling niet worden toegepast. In 2022 was de woningwaarde voor de startersvrijstelling namelijk € 400.000.

Een andere voorwaarde is dat de natuurlijke persoon die de woning verkreeg een koperskorting kreeg van minimaal 10 en maximaal 50% van de waarde van de woning.

Let op! Er gelden nog meer voorwaarden. Neem voor meer informatie daarom contact op met een van onze adviseurs.

Vanaf 2025 ook aanhorigheden

Onbedoeld zijn bij de vormgeving van de VoV-vrijstelling aanhorigheden bij de woning, denk aan  een garage of schuur, uitgesloten van de vrijstelling. Voorgesteld is om dat vanaf 1 januari 2025 te herstellen. Vanaf die datum is de VoV-vrijstelling dan ook van toepassing op teruggeleverde aanhorigheden die bij de woning horen en die gelijktijdig met die woning worden verkregen.

Let op! Het voorstel dat op Prinsjesdag 2024 is gedaan, moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en is daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten wijzigen vanaf 2025

De bedrijfsopvolgingsregeling, BOR, en de doorschuifregeling, DSR, bij schenken en overlijden wijzigen vanaf 2025. Eind 2023 zijn al wijzigingen in de wet opgenomen. Op Prinsjesdag dit jaar zijn nog meer wijzigingen voorgesteld. Wat betekent dit fiscaal gezien voor bedrijfsopvolging?

Fiscale faciliteiten bedrijfsopvolging

Handen schudden

De BOR en de DSR zijn belangrijke fiscale faciliteiten bij het schenken of erven van een onderneming. Het betreffen een forse vrijstelling en de mogelijkheid om de te betalen belasting door te schuiven, op voorwaarde dat de onderneming wordt voortgezet.

Al in de wet opgenomen wijzigingen per 2025

Een aantal wijzigingen die per 2025 ingaat, zijn vorig jaar al in de wet opgenomen. Zo wijzigt de vrijstelling van de BOR naar 100% tot € 1.500.000 (in 2024 nog € 1.325.253) en 75% daarboven (in 2024 nog 83%). De voorwaarde dat de voortzetter al 36 maanden in dienst is bij de onderneming die wordt geschonken, vervalt met ingang van 2025 voor de DSR van aandelen. Dit geldt overigens niet voor de DSR van de onderneming in de inkomstenbelasting. Nieuw is daarentegen dat de verkrijger van de aandelen minimaal 21 jaar oud moet zijn voor toepassing van de BOR en DSR van aandelen.

Voor de berekening van de hoogte van de vrijstelling van de BOR telt vanaf komend jaar niet langer 5% van het beleggingsvermogen mee als ondernemingsvermogen. Ook kunnen vanaf die datum bedrijfsmiddelen met een waarde vanaf € 100.000 die ook voor andere dan zakelijke doeleinden worden gebruikt (bijvoorbeeld voor privé) niet meer geheel tot het ondernemingsvermogen worden gerekend voor de vrijstelling van de BOR.

Let op! Aan derden ter beschikking gesteld (waaronder verhuur) onroerend goed wordt vanaf 2024 standaard aangemerkt als beleggingsvermogen en komt daardoor niet meer in aanmerking voor de BOR en DSR van aandelen. Deze wijziging is ook eind 2023 in de wet opgenomen, maar is dus vanaf dit jaar al ingegaan.

Voorgestelde wijzigingen vanaf 2025

Op Prinsjesdag 2024 heeft het kabinet voorgesteld om vanaf 1 januari 2025 de verplichte voortzettingstermijn te verkorten van vijf naar drie jaar. Hierdoor geldt voor verkrijgingen die zich voordoen vóór 1 januari 2025 een voortzettingstermijn van vijf jaar, terwijl voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025 een voortzettingstermijn van drie jaar geldt.

Voorgestelde wijzigingen in 2026

Het kabinet heeft op Prinsjesdag 2024 nog meer wijzigingen voorgesteld die in moeten gaan met ingang van 2026.

Zo is voorgesteld om de BOR en DSR van aandelen vanaf 1 januari 2026 alleen nog maar te laten gelden voor gewone aandelen met een minimaal belang van 5%. Winstbewijzen, opties op aandelen en trackingstocks komen dan niet meer voor de BOR en DSR in aanmerking.

Verder wordt het eenvoudiger om in bepaalde situaties van structuur of rechtsvorm te veranderen, zonder dat dit in strijd komt met de verplichte voortzettingstermijn en bezitstermijn.

Ook wil het kabinet onbedoeld dubbel gebruik van de BOR tegengaan en zijn maatregelen tegen zogenaamde rollatorinvesteringen voorgesteld. Zo is een langere bezitstermijn voorgesteld voor schenkers en erflaters die later dan twee jaar na hun AOW-leeftijd met de onderneming zijn gestart.

Let op! De voorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en zijn daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overnachtingen kort verblijf naar 21% btw vanaf 2026

In het Belastingplan 2025 is het voorstel gedaan om het btw-tarief voor overnachtingen voor kort verblijf te verhogen van 9 naar 21%. Ondernemers in deze branches krijgen nog even respijt. De verhoging gaat in vanaf 1 januari 2026.

Overnachtingen voor kort verblijf

Horeca

Het gaat in het voorstel om overnachtingen in onder meer hotels, pensions en vakantiewoningen door personen die voor een korte periode daar verblijven.

Niet alleen vakantiegangers

De verhoging van de btw geldt straks niet alleen voor verhuur aan vakantiegangers. Ook het voor een korte periode verhuren van dergelijke accommodaties aan bijvoorbeeld studenten, asielzoekers en werknemers valt vanaf 2026 onder het 21% btw-tarief.

Uitzondering voor kamperen

In het voorstel is  een uitzondering gemaakt voor kamperen. Deze vorm van overnachten voor een korte periode mag vanaf 2026 nog steeds tegen 9% btw.

Let op! Bij kamperen gaat het om het voor een korte periode verhuren van een stukje terrein waarop de huurders hun eigen onderkomen zoals een tent, caravan of camper kunnen plaatsen.

Verhuur gemeubileerde accommodatie is geen kamperen

Overnachten in een gemeubileerde stacaravan, een gemeubileerde (safari)tent en een semipermanent zomerhuisje op een camping wordt vanaf 2026 niet gerangschikt onder kamperen. Hiervoor geldt vanaf 2026 daarom wel het 21% btw-tarief.

Let op! Een campingeigenaar die daarom zowel dergelijke gemeubileerde accommodaties als kampeerplekken verhuurt, krijgt vanaf 2026 te maken met twee btw-tarieven: 9% btw voor de verhuur van een kampeerplek en 21% btw voor de verhuur van een gemeubileerde accommodatie.

Vooruitbetalingen in 2025 ook al tegen 21% btw

Betalen klanten in 2025 al voor een overnachting die plaatsvindt in 2026? Dan moet de exploitant, ook in 2025 al, 21% btw berekenen als voor de verhuur van die accommodatie vanaf 2026 het 21% btw-tarief geldt. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat voor het bepalen van het btw-tarief niet het moment van betaling van belang is, maar het moment van overnachten.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden aangenomen. De btw-verhoging en de voorwaarden staan daarom nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overnachtingen kort verblijf naar 21% btw vanaf 2026

In het Belastingplan 2025 is het voorstel gedaan om het btw-tarief voor overnachtingen voor kort verblijf te verhogen van 9 naar 21%. Ondernemers in deze branches krijgen nog even respijt. De verhoging gaat in vanaf 1 januari 2026.

Overnachtingen voor kort verblijf

Horeca

Het gaat in het voorstel om overnachtingen in onder meer hotels, pensions en vakantiewoningen door personen die voor een korte periode daar verblijven.

Niet alleen vakantiegangers

De verhoging van de btw geldt straks niet alleen voor verhuur aan vakantiegangers. Ook het voor een korte periode verhuren van dergelijke accommodaties aan bijvoorbeeld studenten, asielzoekers en werknemers valt vanaf 2026 onder het 21% btw-tarief.

Uitzondering voor kamperen

In het voorstel is  een uitzondering gemaakt voor kamperen. Deze vorm van overnachten voor een korte periode mag vanaf 2026 nog steeds tegen 9% btw.

Let op! Bij kamperen gaat het om het voor een korte periode verhuren van een stukje terrein waarop de huurders hun eigen onderkomen zoals een tent, caravan of camper kunnen plaatsen.

Verhuur gemeubileerde accommodatie is geen kamperen

Overnachten in een gemeubileerde stacaravan, een gemeubileerde (safari)tent en een semipermanent zomerhuisje op een camping wordt vanaf 2026 niet gerangschikt onder kamperen. Hiervoor geldt vanaf 2026 daarom wel het 21% btw-tarief.

Let op! Een campingeigenaar die daarom zowel dergelijke gemeubileerde accommodaties als kampeerplekken verhuurt, krijgt vanaf 2026 te maken met twee btw-tarieven: 9% btw voor de verhuur van een kampeerplek en 21% btw voor de verhuur van een gemeubileerde accommodatie.

Vooruitbetalingen in 2025 ook al tegen 21% btw

Betalen klanten in 2025 al voor een overnachting die plaatsvindt in 2026? Dan moet de exploitant, ook in 2025 al, 21% btw berekenen als voor de verhuur van die accommodatie vanaf 2026 het 21% btw-tarief geldt. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat voor het bepalen van het btw-tarief niet het moment van betaling van belang is, maar het moment van overnachten.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden aangenomen. De btw-verhoging en de voorwaarden staan daarom nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst brengt Handboek Scheiden uit

In Nederland eindigt ongeveer één op de drie huwelijken in een echtscheiding. Dat heeft ook veel fiscale consequenties. De Belastingdienst heeft daarom het Handboek Scheiden gelanceerd.

Het Handboek Scheiden is via het openbare deel van het Forum Fiscaal Dienstverleners (https://ffd.pleio.nl/) voor iedereen te raadplegen.

Onderdelen

Strategie

Dit Handboek gaat in op diverse fiscale aspecten die bij een echtscheiding kunnen komen kijken. Zo wordt onder meer ingegaan op de gevolgen voor de eigen woning, te betalen of te ontvangen alimentatie, toeslagen en op vragen inzake het fiscale partnerschap.

Behandeling per aspect

Verschillende aspecten worden zover mogelijk apart behandeld. Zo wordt bijvoorbeeld bij het onderdeel ‘alimentatie’ apart ingegaan op partneralimentatie en op kinderalimentatie. Ook over specifieke situaties is informatie te vinden, zoals over co-ouderschap en birdnesting.

Voorbeelden

In de diverse onderdelen worden de fiscale gevolgen zo eenvoudig mogelijk uitgelegd en wordt ook gebruikgemaakt van diverse voorbeelden. Via doorklikken zijn ook Kamerstukken en Besluiten in te zien of is bij Toeslagen een proefberekening te maken, waarmee de gevolgen van echtscheiding inzichtelijk te maken zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoe is een overlijdensuitkering van de werkgever belast?

Werkgevers betalen bij het overlijden van een werknemer meestal een overlijdensuitkering aan de nabestaanden. Is een dergelijke uitkering ook belast als loon en/of met erfbelastingen zo ja, hoe?

Overlijdensuitkeringen

Euro

De Belastingdienst heeft duidelijkheid verschaft op deze vraag met een voorbeeld waarbij van twee partners met een notarieel samenlevingscontract één van hen komt te overlijden. De partner verkrijgt via de werkgever drie maandsalarissen als overlijdensuitkering. Is hierover loonbelasting verschuldigd, erfbelasting of wellicht beide?

Eén maandsalaris belastingvrij

Van de uitkering is één maandsalaris belastingvrij, zowel voor de loonbelasting als voor de erfbelasting. Een werkgever is namelijk wettelijk verplicht bij overlijden van een werknemer één maandsalaris uit te keren. De langstlevende partner verkrijgt deze of de minderjarige kinderen verkrijgen deze. Men verkrijgt deze uitkering dus volgens de wet en niet volgens het erfrecht. De erfbelasting is daarom niet van toepassing. Ook loonbelasting blijft achterwege, omdat volgens de wet bij overlijden maximaal drie maandsalarissen zijn vrijgesteld.

Erfbelasting voor tweede en derde maandsalaris 

Over het tweede en derde maandsalaris is dus geen loonbelasting verschuldigd (drie maandsalarissen zijn immers vrijgesteld van loonbelasting), maar wel erfbelasting. Deze uitkeringen vloeien namelijk voort uit de arbeidsovereenkomst en worden daarom verkregen volgens een zogenaamd derdenbeding. Over dergelijke verkrijgingen dient erfbelasting te worden betaald. 

Hogere uitkering dan drie maandsalarissen, wat nu?

De Belastingdienst gaat ook in op de situatie waarin meer dan drie maandsalarissen worden uitgekeerd. Volgens de letter van de wet zou dan zowel erf- als loonbelasting verschuldigd zijn. De vrijstelling voor de loonbelasting bedraagt namelijk maximaal drie maanden. Dubbele heffing (zowel loonbelasting als erfbelasting) is in deze situatie echter te veel van het goede. Daarom wordt goedgekeurd dat geen erfbelasting wordt geheven, maar alleen loonbelasting. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoe is een overlijdensuitkering van de werkgever belast?

Werkgevers betalen bij het overlijden van een werknemer meestal een overlijdensuitkering aan de nabestaanden. Is een dergelijke uitkering ook belast als loon en/of met erfbelastingen zo ja, hoe?

Overlijdensuitkeringen

Euro

De Belastingdienst heeft duidelijkheid verschaft op deze vraag met een voorbeeld waarbij van twee partners met een notarieel samenlevingscontract één van hen komt te overlijden. De partner verkrijgt via de werkgever drie maandsalarissen als overlijdensuitkering. Is hierover loonbelasting verschuldigd, erfbelasting of wellicht beide?

Eén maandsalaris belastingvrij

Van de uitkering is één maandsalaris belastingvrij, zowel voor de loonbelasting als voor de erfbelasting. Een werkgever is namelijk wettelijk verplicht bij overlijden van een werknemer één maandsalaris uit te keren. De langstlevende partner verkrijgt deze of de minderjarige kinderen verkrijgen deze. Men verkrijgt deze uitkering dus volgens de wet en niet volgens het erfrecht. De erfbelasting is daarom niet van toepassing. Ook loonbelasting blijft achterwege, omdat volgens de wet bij overlijden maximaal drie maandsalarissen zijn vrijgesteld.

Erfbelasting voor tweede en derde maandsalaris 

Over het tweede en derde maandsalaris is dus geen loonbelasting verschuldigd (drie maandsalarissen zijn immers vrijgesteld van loonbelasting), maar wel erfbelasting. Deze uitkeringen vloeien namelijk voort uit de arbeidsovereenkomst en worden daarom verkregen volgens een zogenaamd derdenbeding. Over dergelijke verkrijgingen dient erfbelasting te worden betaald. 

Hogere uitkering dan drie maandsalarissen, wat nu?

De Belastingdienst gaat ook in op de situatie waarin meer dan drie maandsalarissen worden uitgekeerd. Volgens de letter van de wet zou dan zowel erf- als loonbelasting verschuldigd zijn. De vrijstelling voor de loonbelasting bedraagt namelijk maximaal drie maanden. Dubbele heffing (zowel loonbelasting als erfbelasting) is in deze situatie echter te veel van het goede. Daarom wordt goedgekeurd dat geen erfbelasting wordt geheven, maar alleen loonbelasting. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Partial reversal of stricter rules for 30% scheme

Foreign employees who work in the Netherlands can use the so-called 30% scheme, this under certain conditions. If they can apply this scheme, 30% of the salary is a tax-free allowance with a maximum of € 69,900 (2024). The 30% scheme has been economised since the beginning of 2024, but the government wants to largely reverse this retrenchment.

Original retrenchment

Personeel

The 30% scheme can be applied for a maximum of 60 months. Since 2024, the previous cabinet has reduced the scope of the 30% rule. The 30% tax-free allowance was since 2024 applicable for the first 20 months, the following 20 months only 20% of the salary may be paid net instead of 30% and the following 20 months only 10%.

Retrenchment reversed

An amendment to be included in the Tax Plan 2025 will largely reverse the retrenchment. The proposal is to set the maximum untaxed allowance at a constant flat rate of 27% from 1 January 2027. In 2025 and 2026, a tax-free rate of 30 will remain in effect for everyone and therefore no phase-out will take place yet.

Note!For employees who were already applying the 30% scheme before 2024, the 30% rate will continue to apply over the entire 60-month period.

Increase in salary standards

To apply the 30% scheme, an employee must earn at least a certain salary. For this year this is € 46,107, for employees under 30 with a Master’s degree this is € 35,048. It has been proposed to increase both amounts to € 50,436 and € 38,338i, respectively, from 2027. These are the amounts based on 2024 and will therefore still be indexed as of 2027.

Note! This increased salary does not apply to those who already applied the 30% scheme before 2024.

30% scheme up to maximum the salary standard

As of January 1, 2024, the 30% scheme is also limited to the salary standard. This means that in 2024 a maximum of € 69,900 (30% of € 233,000) may be compensated net under the 30% scheme. The Cabinet has made no proposals to reverse this limitation.

Note! The salary standard for the year 2025 is € 246,000. In 2025, a maximum of € 73,800 (30% of € 246,000) may therefore be compensated net under the 30% rule. For employees who already applied the 30% scheme before 2023, the restriction does not apply in 2024 and 2025. They will not be affected until January 1, 2026.

Actual costs or 30% scheme?

The 30% scheme is optional. Employers can in fact also choose to reimburse the actual costs untaxed, insofar as this is fiscally possible. This option will continue to exist.

Note! The employer must choose, no later than the first pay period of a calendar year, whether to apply the 30% scheme or to reimburse the actual extraterritorial expenses. That choice then immediately applies to the entire year.

Foreign partial tax liability

Foreign employees who apply the 30% scheme will also have the option in 2024 to keep foreign capital income outside the Dutch taxation in box 2 and box 3. The employee will then be considered a foreign taxpayer for box 2 and box 3, despite living in the Netherlands. Last year it was already decided by the previous cabinet to abolish this facility by 2025. The current Cabinet has made no proposals to change this.

Note! Employees who already applied the 30% scheme before 2024 can still continue to use this facility through 2026.

Note! The Cabinet’s proposed adjustments to the 30% scheme must still be included in the 2025 Tax Plan and then approved by the Lower and Upper House of Parliament.

Posted in Niet gecategoriseerd

Partial reversal of stricter rules for 30% scheme

Foreign employees who work in the Netherlands can use the so-called 30% scheme, this under certain conditions. If they can apply this scheme, 30% of the salary is a tax-free allowance with a maximum of € 69,900 (2024). The 30% scheme has been economised since the beginning of 2024, but the government wants to largely reverse this retrenchment.

Original retrenchment

Personeel

The 30% scheme can be applied for a maximum of 60 months. Since 2024, the previous cabinet has reduced the scope of the 30% rule. The 30% tax-free allowance was since 2024 applicable for the first 20 months, the following 20 months only 20% of the salary may be paid net instead of 30% and the following 20 months only 10%.

Retrenchment reversed

An amendment to be included in the Tax Plan 2025 will largely reverse the retrenchment. The proposal is to set the maximum untaxed allowance at a constant flat rate of 27% from 1 January 2027. In 2025 and 2026, a tax-free rate of 30 will remain in effect for everyone and therefore no phase-out will take place yet.

Note!For employees who were already applying the 30% scheme before 2024, the 30% rate will continue to apply over the entire 60-month period.

Increase in salary standards

To apply the 30% scheme, an employee must earn at least a certain salary. For this year this is € 46,107, for employees under 30 with a Master’s degree this is € 35,048. It has been proposed to increase both amounts to € 50,436 and € 38,338i, respectively, from 2027. These are the amounts based on 2024 and will therefore still be indexed as of 2027.

Note! This increased salary does not apply to those who already applied the 30% scheme before 2024.

30% scheme up to maximum the salary standard

As of January 1, 2024, the 30% scheme is also limited to the salary standard. This means that in 2024 a maximum of € 69,900 (30% of € 233,000) may be compensated net under the 30% scheme. The Cabinet has made no proposals to reverse this limitation.

Note! The salary standard for the year 2025 is € 246,000. In 2025, a maximum of € 73,800 (30% of € 246,000) may therefore be compensated net under the 30% rule. For employees who already applied the 30% scheme before 2023, the restriction does not apply in 2024 and 2025. They will not be affected until January 1, 2026.

Actual costs or 30% scheme?

The 30% scheme is optional. Employers can in fact also choose to reimburse the actual costs untaxed, insofar as this is fiscally possible. This option will continue to exist.

Note! The employer must choose, no later than the first pay period of a calendar year, whether to apply the 30% scheme or to reimburse the actual extraterritorial expenses. That choice then immediately applies to the entire year.

Foreign partial tax liability

Foreign employees who apply the 30% scheme will also have the option in 2024 to keep foreign capital income outside the Dutch taxation in box 2 and box 3. The employee will then be considered a foreign taxpayer for box 2 and box 3, despite living in the Netherlands. Last year it was already decided by the previous cabinet to abolish this facility by 2025. The current Cabinet has made no proposals to change this.

Note! Employees who already applied the 30% scheme before 2024 can still continue to use this facility through 2026.

Note! The Cabinet’s proposed adjustments to the 30% scheme must still be included in the 2025 Tax Plan and then approved by the Lower and Upper House of Parliament.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil giftenaftrek Vpb vanaf 2025 afschaffen

Het kabinet gaat de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) en de regeling ‘geven uit de vennootschap’ per 2025 afschaffen. Deze voorstellen staan in het Belastingplan 2025. De giftenaftrek in de inkomstenbelasting blijft gehandhaafd.

Giftenaftrek

Geld

Bedrijven waarvan de winst belast wordt met vennootschapsbelasting, zoals bv’s, kunnen giften aan een ANBI of aan een steunstichting SBBI nu nog in mindering brengen op de winst tot een bedrag van € 100.000. De aftrek kan niet meer bedragen dan 50% van de winst. Voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025 gaat deze giftenaftrek verdwijnen.

Geven uit de vennootschap ook afgeschaft

Het kabinet wil ook de regeling ‘geven uit de vennootschap’ vanaf 1 januari 2025 afschaffen. Deze regeling bestaat pas sinds 2024. Volgens deze regeling worden giften boven het maximaal aftrekbare bedrag niet aangemerkt als in box 2 te belasten voordelen en ook niet als met dividendbelasting te belasten opbrengsten.

Als deze regeling vanaf 1 januari 2025 niet meer geldt, zal elke gift die de vennootschap doet aan een ANBI of steunstichting SBBI worden behandeld als een uitdeling door de vennootschap aan de aandeelhouder(s). Op deze uitdeling wordt dan dividendbelasting ingehouden én deze uitdeling wordt belast in box 2. In box 2 geldt in 2025, afhankelijk van de hoogte van het totaal aan dividenduitkeringen in een jaar, een tarief van 24,5 of 31%.

Tip! Ter zake van de gift kan de aandeelhouder in privé – onder voorwaarden – wel gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.

Giften in de inkomstenbelasting 

Het kabinet geeft aan dat er voor de giftenaftrek genoeg alternatieven bestaan. U kunt nog steeds, onder voorwaarden, in privé gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting. 

Tip! Steunt uw vennootschap goede doelen door middel van sponsoring of reclame? Dan zijn deze kosten geen giften, maar zakelijke kosten. Deze kosten blijven, net als andere bedrijfskosten, aftrekbaar van de winst. Datzelfde geldt voor uitgaven die u doet in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Let op! In het Hoofdlijnenakkoord was nog overeengekomen dat de giftenaftrek in de inkomstenbelasting geüniformeerd zou worden per 2028, waarmee verschillende giften gelijk behandeld zouden worden. In het Belastingplan 2025 is bekendgemaakt dat van dit voornemen wordt afgezien.

Let op! De afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb en de regeling ‘geven uit de vennootschap’ moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer, en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil giftenaftrek Vpb vanaf 2025 afschaffen

Het kabinet gaat de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) en de regeling ‘geven uit de vennootschap’ per 2025 afschaffen. Deze voorstellen staan in het Belastingplan 2025. De giftenaftrek in de inkomstenbelasting blijft gehandhaafd.

Giftenaftrek

Geld

Bedrijven waarvan de winst belast wordt met vennootschapsbelasting, zoals bv’s, kunnen giften aan een ANBI of aan een steunstichting SBBI nu nog in mindering brengen op de winst tot een bedrag van € 100.000. De aftrek kan niet meer bedragen dan 50% van de winst. Voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025 gaat deze giftenaftrek verdwijnen.

Geven uit de vennootschap ook afgeschaft

Het kabinet wil ook de regeling ‘geven uit de vennootschap’ vanaf 1 januari 2025 afschaffen. Deze regeling bestaat pas sinds 2024. Volgens deze regeling worden giften boven het maximaal aftrekbare bedrag niet aangemerkt als in box 2 te belasten voordelen en ook niet als met dividendbelasting te belasten opbrengsten.

Als deze regeling vanaf 1 januari 2025 niet meer geldt, zal elke gift die de vennootschap doet aan een ANBI of steunstichting SBBI worden behandeld als een uitdeling door de vennootschap aan de aandeelhouder(s). Op deze uitdeling wordt dan dividendbelasting ingehouden én deze uitdeling wordt belast in box 2. In box 2 geldt in 2025, afhankelijk van de hoogte van het totaal aan dividenduitkeringen in een jaar, een tarief van 24,5 of 31%.

Tip! Ter zake van de gift kan de aandeelhouder in privé – onder voorwaarden – wel gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.

Giften in de inkomstenbelasting 

Het kabinet geeft aan dat er voor de giftenaftrek genoeg alternatieven bestaan. U kunt nog steeds, onder voorwaarden, in privé gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting. 

Tip! Steunt uw vennootschap goede doelen door middel van sponsoring of reclame? Dan zijn deze kosten geen giften, maar zakelijke kosten. Deze kosten blijven, net als andere bedrijfskosten, aftrekbaar van de winst. Datzelfde geldt voor uitgaven die u doet in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Let op! In het Hoofdlijnenakkoord was nog overeengekomen dat de giftenaftrek in de inkomstenbelasting geüniformeerd zou worden per 2028, waarmee verschillende giften gelijk behandeld zouden worden. In het Belastingplan 2025 is bekendgemaakt dat van dit voornemen wordt afgezien.

Let op! De afschaffing van de giftenaftrek in de Vpb en de regeling ‘geven uit de vennootschap’ moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer, en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Versobering 30%-regeling wordt grotendeels teruggedraaid

Buitenlandse werknemers die in Nederland arbeid verrichten, kunnen onder voorwaarden gebruikmaken van de zogenaamde 30%-regeling. Als zij deze regeling kunnen toepassen mag 30% van het loon netto worden uitbetaald, met een maximum van € 69.900 (2024). De 30%-regeling is sinds begin 2024 versoberd, maar het kabinet wil deze versobering grotendeels weer terugdraaien.

Oorspronkelijke versobering

Internationaal

De 30%-regeling kan maximaal 60 maanden worden toegepast. Sinds 2024 is door het vorige kabinet de 30%-regeling in omvang beperkt. De 30%-regeling is nog de eerste 20 maanden van toepassing, de daarop volgende 20 maanden mag in plaats van 30% nog maar 20% van het loon netto worden uitbetaald en de daarop volgende 20 maanden nog maar 10%. 

Versobering herzien

In een nog op te nemen wijziging in het Belastingplan 2025 zal de versobering grotendeels worden teruggedraaid. De afbouw van 30 naar 20 tot 10% verdwijnt dan en voorgesteld wordt om vanaf 2027 in plaats van 30 nog maar 27% van het loon netto te kunnen uitbetalen. In 2025 en 2026 blijft voor iedereen een percentage van 30 van kracht en vindt dus nog geen afbouw plaats.

Let op! Voor werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling al toepasten, blijft over de gehele periode van 60 maanden een percentage van 30 gelden.

Verhoging salarisnormen

Om de 30%-regeling toe te kunnen passen moet een werknemer minstens een bepaald salaris verdienen. Voor dit jaar is dit € 46.107, voor werknemers jonger dan 30 jaar met een mastertitel is dit € 35.048. Voorgesteld is om beide bedragen vanaf 2027 te verhogen naar € 50.436 respectievelijk € 38.338i. Dit zijn de bedragen op basis van 2024 en deze worden dus nog per 2027 geïndexeerd.

Let op! Dit verhoogde salaris geldt niet voor degenen die de 30%-regeling al vóór 2024 toepasten.

30%-regeling tot maximaal de balkenendenorm

Met ingang van 1 januari 2024 is de 30%-regeling ook beperkt tot de zogenaamde balkenendenorm. Dit houdt in dat in 2024 maximaal € 69.900 (30% van € 233.000) onder de 30%-regeling netto vergoed mag worden. Het kabinet heeft geen voorstellen gedaan om deze beperking terug te draaien.

Let op! De balkenendenorm bedraagt voor het jaar 2025 € 246.000. In 2025 mag daarom maximaal € 73.800 (30% van € 246.000) onder de 30%-regeling netto vergoed worden. Voor werknemers die al vóór 2023 de 30%-regeling toepasten, geldt de beperking overigens in 2024 en 2025 nog niet. Zij krijgen hier pas vanaf 1 januari 2026 mee te maken.

Werkelijke kosten of 30%-regeling?

De 30%-regeling is optioneel. Werkgevers kunnen er namelijk ook voor kiezen de werkelijke  kosten onbelast te vergoeden, voor zover dit fiscaal mogelijk is. Deze mogelijkheid blijft bestaan.

Let op! De werkgever moet uiterlijk in het eerste loontijdvak van een kalenderjaar kiezen of hij de 30%-regeling toepast of de werkelijke extraterritoriale kosten vergoed. Die keuze geldt dan meteen voor het hele jaar.

Buitenlands partiële belastingplicht

Buitenlandse werknemers die de 30%-regeling toepassen hebben in 2024 ook nog de mogelijkheid om  buitenlandse kapitaalinkomsten buiten de Nederlandse belastingheffing in box 2 en  box 3 te houden. De werknemer wordt dan voor box 2 en box 3 gezien als buitenlands belastingplichtige, ondanks dat hij in Nederland woont. Vorig jaar is al door het vorige kabinet besloten om deze faciliteit te laten vervallen per 2025. Het huidige kabinet heeft geen voorstellen gedaan om dit te wijzigen. 

Let op! Werknemers die al vóór 2024 de 30%-regeling toepasten, kunnen deze faciliteit nog wel tot en met 2026 blijven gebruiken.

Let op! De door het kabinet voorgestelde aanpassingen in de 30%-regeling moeten nog in het Belastingplan 2025 worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. De aanpassingen zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Versobering 30%-regeling wordt grotendeels teruggedraaid

Buitenlandse werknemers die in Nederland arbeid verrichten, kunnen onder voorwaarden gebruikmaken van de zogenaamde 30%-regeling. Als zij deze regeling kunnen toepassen mag 30% van het loon netto worden uitbetaald, met een maximum van € 69.900 (2024). De 30%-regeling is sinds begin 2024 versoberd, maar het kabinet wil deze versobering grotendeels weer terugdraaien.

Oorspronkelijke versobering

Internationaal

De 30%-regeling kan maximaal 60 maanden worden toegepast. Sinds 2024 is door het vorige kabinet de 30%-regeling in omvang beperkt. De 30%-regeling is nog de eerste 20 maanden van toepassing, de daarop volgende 20 maanden mag in plaats van 30% nog maar 20% van het loon netto worden uitbetaald en de daarop volgende 20 maanden nog maar 10%. 

Versobering herzien

In een nog op te nemen wijziging in het Belastingplan 2025 zal de versobering grotendeels worden teruggedraaid. De afbouw van 30 naar 20 tot 10% verdwijnt dan en voorgesteld wordt om vanaf 2027 in plaats van 30 nog maar 27% van het loon netto te kunnen uitbetalen. In 2025 en 2026 blijft voor iedereen een percentage van 30 van kracht en vindt dus nog geen afbouw plaats.

Let op! Voor werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling al toepasten, blijft over de gehele periode van 60 maanden een percentage van 30 gelden.

Verhoging salarisnormen

Om de 30%-regeling toe te kunnen passen moet een werknemer minstens een bepaald salaris verdienen. Voor dit jaar is dit € 46.107, voor werknemers jonger dan 30 jaar met een mastertitel is dit € 35.048. Voorgesteld is om beide bedragen vanaf 2027 te verhogen naar € 50.436 respectievelijk € 38.338i. Dit zijn de bedragen op basis van 2024 en deze worden dus nog per 2027 geïndexeerd.

Let op! Dit verhoogde salaris geldt niet voor degenen die de 30%-regeling al vóór 2024 toepasten.

30%-regeling tot maximaal de balkenendenorm

Met ingang van 1 januari 2024 is de 30%-regeling ook beperkt tot de zogenaamde balkenendenorm. Dit houdt in dat in 2024 maximaal € 69.900 (30% van € 233.000) onder de 30%-regeling netto vergoed mag worden. Het kabinet heeft geen voorstellen gedaan om deze beperking terug te draaien.

Let op! De balkenendenorm bedraagt voor het jaar 2025 € 246.000. In 2025 mag daarom maximaal € 73.800 (30% van € 246.000) onder de 30%-regeling netto vergoed worden. Voor werknemers die al vóór 2023 de 30%-regeling toepasten, geldt de beperking overigens in 2024 en 2025 nog niet. Zij krijgen hier pas vanaf 1 januari 2026 mee te maken.

Werkelijke kosten of 30%-regeling?

De 30%-regeling is optioneel. Werkgevers kunnen er namelijk ook voor kiezen de werkelijke  kosten onbelast te vergoeden, voor zover dit fiscaal mogelijk is. Deze mogelijkheid blijft bestaan.

Let op! De werkgever moet uiterlijk in het eerste loontijdvak van een kalenderjaar kiezen of hij de 30%-regeling toepast of de werkelijke extraterritoriale kosten vergoed. Die keuze geldt dan meteen voor het hele jaar.

Buitenlands partiële belastingplicht

Buitenlandse werknemers die de 30%-regeling toepassen hebben in 2024 ook nog de mogelijkheid om  buitenlandse kapitaalinkomsten buiten de Nederlandse belastingheffing in box 2 en  box 3 te houden. De werknemer wordt dan voor box 2 en box 3 gezien als buitenlands belastingplichtige, ondanks dat hij in Nederland woont. Vorig jaar is al door het vorige kabinet besloten om deze faciliteit te laten vervallen per 2025. Het huidige kabinet heeft geen voorstellen gedaan om dit te wijzigen. 

Let op! Werknemers die al vóór 2024 de 30%-regeling toepasten, kunnen deze faciliteit nog wel tot en met 2026 blijven gebruiken.

Let op! De door het kabinet voorgestelde aanpassingen in de 30%-regeling moeten nog in het Belastingplan 2025 worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. De aanpassingen zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verplichte toepassing vrijstelling inhouden dividendbelasting vanaf 2025

Als een vennootschap dividend uitkeert, kan in bepaalde gevallen een vrijstelling voor het inhouden van dividendbelasting gelden. De keuzemogelijkheid om deze vrijstelling wel of niet toe te passen, verdwijnt. Vanaf 2025 is de vennootschap verplicht om gebruik te maken van de vrijstelling.

Inhouding dividendbelasting

Euro

Een vennootschap die dividend uitkeert, moet hierop over het algemeen 15% dividendbelasting inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. De vennootschap moet binnen een maand na de dag waarop het dividend beschikbaar is gesteld een aangifte dividendbelasting doen, en de dividendbelasting afdragen aan de Belastingdienst.

Vrijstelling inhouding dividendbelasting

Keert de vennootschap dividend uit aan een andere vennootschap die 5% of meer van de aandelen in bezit heeft? Dan kan een inhoudingsvrijstelling worden toegepast. De vennootschap hoeft dan geen dividendbelasting in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst.

Keuze wordt verplichting

Op dit moment kan de uitkerende vennootschap er nog voor kiezen om de inhoudingsvrijstelling niet toe te passen. De vennootschap houdt dan 15% dividendbelasting in, doet hiervan aangifte en draagt dit af aan de Belastingdienst.

Deze keuzemogelijkheid verdwijnt. Vanaf 2025 moet een vennootschap, als een inhoudingsvrijstelling kan worden toegepast, deze ook toepassen. Geen keuze meer dus, maar een verplichting.

Nieuw: mogelijkheid bezwaar

Op dit moment kan een aandeelhouder niet in bezwaar gaan tegen het niet toepassen van de inhoudingsvrijstelling door de uitkerende vennootschap. Vanaf 2025 kan dat wel. Als de uitkerende vennootschap ten onrechte de inhoudingsvrijstelling niet toepast, kan de aandeelhouder bezwaar aantekenen tegen de ingehouden dividendbelasting. Als dat bezwaar wordt toegewezen, wordt de ten onrechte ingehouden dividendbelasting uitbetaald aan de aandeelhouder.

Fiscale eenheid

De inhoudingsvrijstelling geldt overigens ook als de uitkerende vennootschap en de ontvanger van het dividend tot dezelfde fiscale eenheid in de zin van de vennootschapsbelasting horen. Ook daar wijzigt de keuze vanaf 2025 in een verplichting.

Let op! Het voorstel om van de keuze om de inhoudingsvrijstelling toe te passen een verplichting te maken is op Prinsjesdag 2024 gedaan. De Tweede en Eerste Kamer moeten dit voorstel nog aannemen. Het is daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verplichte toepassing vrijstelling inhouden dividendbelasting vanaf 2025

Als een vennootschap dividend uitkeert, kan in bepaalde gevallen een vrijstelling voor het inhouden van dividendbelasting gelden. De keuzemogelijkheid om deze vrijstelling wel of niet toe te passen, verdwijnt. Vanaf 2025 is de vennootschap verplicht om gebruik te maken van de vrijstelling.

Inhouding dividendbelasting

Euro

Een vennootschap die dividend uitkeert, moet hierop over het algemeen 15% dividendbelasting inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. De vennootschap moet binnen een maand na de dag waarop het dividend beschikbaar is gesteld een aangifte dividendbelasting doen, en de dividendbelasting afdragen aan de Belastingdienst.

Vrijstelling inhouding dividendbelasting

Keert de vennootschap dividend uit aan een andere vennootschap die 5% of meer van de aandelen in bezit heeft? Dan kan een inhoudingsvrijstelling worden toegepast. De vennootschap hoeft dan geen dividendbelasting in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst.

Keuze wordt verplichting

Op dit moment kan de uitkerende vennootschap er nog voor kiezen om de inhoudingsvrijstelling niet toe te passen. De vennootschap houdt dan 15% dividendbelasting in, doet hiervan aangifte en draagt dit af aan de Belastingdienst.

Deze keuzemogelijkheid verdwijnt. Vanaf 2025 moet een vennootschap, als een inhoudingsvrijstelling kan worden toegepast, deze ook toepassen. Geen keuze meer dus, maar een verplichting.

Nieuw: mogelijkheid bezwaar

Op dit moment kan een aandeelhouder niet in bezwaar gaan tegen het niet toepassen van de inhoudingsvrijstelling door de uitkerende vennootschap. Vanaf 2025 kan dat wel. Als de uitkerende vennootschap ten onrechte de inhoudingsvrijstelling niet toepast, kan de aandeelhouder bezwaar aantekenen tegen de ingehouden dividendbelasting. Als dat bezwaar wordt toegewezen, wordt de ten onrechte ingehouden dividendbelasting uitbetaald aan de aandeelhouder.

Fiscale eenheid

De inhoudingsvrijstelling geldt overigens ook als de uitkerende vennootschap en de ontvanger van het dividend tot dezelfde fiscale eenheid in de zin van de vennootschapsbelasting horen. Ook daar wijzigt de keuze vanaf 2025 in een verplichting.

Let op! Het voorstel om van de keuze om de inhoudingsvrijstelling toe te passen een verplichting te maken is op Prinsjesdag 2024 gedaan. De Tweede en Eerste Kamer moeten dit voorstel nog aannemen. Het is daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw op sportbeoefening naar 21% btw vanaf 2026

Het kabinet stelt voor om de btw op sport te verhogen naar 21% vanaf 2026. Het gaat hierbij om sport bij commerciële aanbieders. Zo blijft de plaatselijke niet-commerciële sportvereniging buiten schot.

Sport bij commerciële aanbieders

Golfbaan

Bij sport gaat het om gelegenheid geven tot sportbeoefening en baden, in combinatie met de terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie door commerciële aanbieders. Commerciële aanbieders zijn instellingen met een winstoogmerk. Denk aan fitnessen op een sportschool of schaatsen op een schaatsbaan. Het voorstel is om de btw die over het sportabonnement of de toegangsprijs berekend wordt, te verhogen naar 21%.

Let op! Sportlessen die plaatsvinden zonder dat een sportaccommodatie ter beschikking wordt gesteld zijn op dit moment al belast tegen 21% btw.

Sport bij niet-winst beogende aanbieder

Het sporten bij niet-winst beogende aanbieders, zoals de plaatselijke voetbalvereniging of hockeyclub, is niet in het voorstel betrokken. Daar blijft, net als nu, de btw-vrijstelling gelden en blijft de btw over de contributie dus 0%.

Ook toegang tot wedstrijden naar 21% btw

Het voorstel is om ook de btw op de toegangsprijs tot sportwedstrijden vanaf 2026 te verhogen naar 21%.

Let op! Dit betreft niet alleen de toegang tot sportwedstrijden bij de professionals, ook de toegangsprijs bij amateurwedstrijden van sportverenigingen wordt verhoogd naar 21% btw.

Vooruitbetalingen in 2025 ook al tegen 21% btw

Betalen klanten in 2025 al voor sport die plaatsvindt in 2026? Dan moet de commerciële sportaanbieder ook in 2025 al 21% btw berekenen. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat voor het bepalen van het btw-tarief niet het moment van betaling van belang is, maar het moment van sportuitoefening. Wordt bijvoorbeeld in oktober 2025 een abonnement betaald dat loopt van 1 oktober 2025 tot 1 oktober 2026, dan is over 3/4 van het abonnement 21% btw verschuldigd.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden aangenomen. De btw-verhoging en de voorwaarden staan daarom nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw op sportbeoefening naar 21% btw vanaf 2026

Het kabinet stelt voor om de btw op sport te verhogen naar 21% vanaf 2026. Het gaat hierbij om sport bij commerciële aanbieders. Zo blijft de plaatselijke niet-commerciële sportvereniging buiten schot.

Sport bij commerciële aanbieders

Golfbaan

Bij sport gaat het om gelegenheid geven tot sportbeoefening en baden, in combinatie met de terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie door commerciële aanbieders. Commerciële aanbieders zijn instellingen met een winstoogmerk. Denk aan fitnessen op een sportschool of schaatsen op een schaatsbaan. Het voorstel is om de btw die over het sportabonnement of de toegangsprijs berekend wordt, te verhogen naar 21%.

Let op! Sportlessen die plaatsvinden zonder dat een sportaccommodatie ter beschikking wordt gesteld zijn op dit moment al belast tegen 21% btw.

Sport bij niet-winst beogende aanbieder

Het sporten bij niet-winst beogende aanbieders, zoals de plaatselijke voetbalvereniging of hockeyclub, is niet in het voorstel betrokken. Daar blijft, net als nu, de btw-vrijstelling gelden en blijft de btw over de contributie dus 0%.

Ook toegang tot wedstrijden naar 21% btw

Het voorstel is om ook de btw op de toegangsprijs tot sportwedstrijden vanaf 2026 te verhogen naar 21%.

Let op! Dit betreft niet alleen de toegang tot sportwedstrijden bij de professionals, ook de toegangsprijs bij amateurwedstrijden van sportverenigingen wordt verhoogd naar 21% btw.

Vooruitbetalingen in 2025 ook al tegen 21% btw

Betalen klanten in 2025 al voor sport die plaatsvindt in 2026? Dan moet de commerciële sportaanbieder ook in 2025 al 21% btw berekenen. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat voor het bepalen van het btw-tarief niet het moment van betaling van belang is, maar het moment van sportuitoefening. Wordt bijvoorbeeld in oktober 2025 een abonnement betaald dat loopt van 1 oktober 2025 tot 1 oktober 2026, dan is over 3/4 van het abonnement 21% btw verschuldigd.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden aangenomen. De btw-verhoging en de voorwaarden staan daarom nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opnemen 10% pensioen ineens verder vertraagd

De mogelijkheid om 10% van het pensioen ineens op te nemen, is opnieuw vertraagd. Minister Van Hijum verwacht dat deze mogelijkheid op zijn vroegst vanaf 1 juli 2025 beschikbaar zal zijn. De datum van inwerkingtreding is al meerdere keren uitgesteld.

Ineens opnemen

Euro

De nieuwe mogelijkheid betekent dat u op de dag dat uw pensioen ingaat ineens een bedrag van maximaal 10% van het pensioen kunt opnemen. Later kan ook, mits uw pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin u de AOW-leeftijd bereikt of als de pensioeningangsdatum op de eerste dag volgend op die maand ligt.

Geen combinatie hoog-laag pensioen

Veel pensioenregelingen bieden nu al de mogelijkheid om eerst een hoger pensioen te ontvangen en daarna een lager, of omgekeerd. De pensioenuitkeringen mogen onderling dan maximaal 25% in omvang verschillen. Het is echter niet mogelijk dit te combineren met het ineens opnemen van 10% op de pensioendatum.

Uitvoerders hebben meer tijd nodig

Het uitstel vloeit voort uit de wens van pensioenuitvoerders om hun klanten voldoende over de keuze te kunnen voorlichten. Ook hebben ze genoeg tijd nodig om de regeling te kunnen uitvoeren.

Let op! De Tweede en Eerste Kamer moeten de plannen nog goedkeuren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opnemen 10% pensioen ineens verder vertraagd

De mogelijkheid om 10% van het pensioen ineens op te nemen, is opnieuw vertraagd. Minister Van Hijum verwacht dat deze mogelijkheid op zijn vroegst vanaf 1 juli 2025 beschikbaar zal zijn. De datum van inwerkingtreding is al meerdere keren uitgesteld.

Ineens opnemen

Euro

De nieuwe mogelijkheid betekent dat u op de dag dat uw pensioen ingaat ineens een bedrag van maximaal 10% van het pensioen kunt opnemen. Later kan ook, mits uw pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin u de AOW-leeftijd bereikt of als de pensioeningangsdatum op de eerste dag volgend op die maand ligt.

Geen combinatie hoog-laag pensioen

Veel pensioenregelingen bieden nu al de mogelijkheid om eerst een hoger pensioen te ontvangen en daarna een lager, of omgekeerd. De pensioenuitkeringen mogen onderling dan maximaal 25% in omvang verschillen. Het is echter niet mogelijk dit te combineren met het ineens opnemen van 10% op de pensioendatum.

Uitvoerders hebben meer tijd nodig

Het uitstel vloeit voort uit de wens van pensioenuitvoerders om hun klanten voldoende over de keuze te kunnen voorlichten. Ook hebben ze genoeg tijd nodig om de regeling te kunnen uitvoeren.

Let op! De Tweede en Eerste Kamer moeten de plannen nog goedkeuren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Korting mrb emissievrije auto’s verlengd tot en met 2029

Er komt een nieuwe kortingsregeling voor de motorrijtuigenbelasting (mrb) op emissievrije personenauto’s. Dit zijn volledig elektrische auto’s en auto’s die rijden op waterstof. Voorgesteld wordt om vanaf 2026 een korting van 25% op het normale tarief te verlenen tot en met 2029. De korting geldt ook voor de provinciale opcenten. Dit staat in het Belastingplan 2025.

Waarom korting?

Elektrische auto

De hoogte van de mrb, ook bekend als wegenbelasting, is grotendeels gebaseerd op het gewicht van het voertuig. Emissievrije personenauto’s betalen op dit moment nog helemaal geen mrb, maar vanaf 2026 zouden deze auto’s de volledige reguliere mrb gaan betalen. Dit wordt gewijzigd. Een emissievrije auto krijgt in het voorstel vanaf 2026 tot en met 2029 een korting van 25% op de reguliere mrb. 

Let op! Voor 2025 was er overigens al een korting bepaald van 75% op de reguliere mrb. Deze regeling blijft gehandhaafd.

Eerder voorstel passé

Dit voorjaar nog lanceerde het vorige kabinet een andere kortingsregeling. Volgens dat voorstel zou de korting in 2026 tot en met 2028 40% zijn, in 2029 35% en in 2030 30%. De in het Belastingplan 2025 voorgestelde korting is dus een stuk lager en duurt tot en met 2029 in plaats van 2030.

Geen korting bestelauto’s meer in 2026

In het Belastingplan 2025 wordt niet gerept over een korting op de mrb voor elektrische bestelauto’s. Dit betekent dat voor elektrische bestelauto’s de korting in 2025 nog 75% bedraagt, en vanaf 2026 wordt afgeschaft.

Evaluatie

Uit de gepresenteerde stukken wordt duidelijk dat de werking van de kortingsregeling door het kabinet in de gaten gehouden wordt. Aangekondigd is namelijk dat in 2025 en in 2028 de kortingsregeling geëvalueerd zal worden.

Let op! Het voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Korting mrb emissievrije auto’s verlengd tot en met 2029

Er komt een nieuwe kortingsregeling voor de motorrijtuigenbelasting (mrb) op emissievrije personenauto’s. Dit zijn volledig elektrische auto’s en auto’s die rijden op waterstof. Voorgesteld wordt om vanaf 2026 een korting van 25% op het normale tarief te verlenen tot en met 2029. De korting geldt ook voor de provinciale opcenten. Dit staat in het Belastingplan 2025.

Waarom korting?

Elektrische auto

De hoogte van de mrb, ook bekend als wegenbelasting, is grotendeels gebaseerd op het gewicht van het voertuig. Emissievrije personenauto’s betalen op dit moment nog helemaal geen mrb, maar vanaf 2026 zouden deze auto’s de volledige reguliere mrb gaan betalen. Dit wordt gewijzigd. Een emissievrije auto krijgt in het voorstel vanaf 2026 tot en met 2029 een korting van 25% op de reguliere mrb. 

Let op! Voor 2025 was er overigens al een korting bepaald van 75% op de reguliere mrb. Deze regeling blijft gehandhaafd.

Eerder voorstel passé

Dit voorjaar nog lanceerde het vorige kabinet een andere kortingsregeling. Volgens dat voorstel zou de korting in 2026 tot en met 2028 40% zijn, in 2029 35% en in 2030 30%. De in het Belastingplan 2025 voorgestelde korting is dus een stuk lager en duurt tot en met 2029 in plaats van 2030.

Geen korting bestelauto’s meer in 2026

In het Belastingplan 2025 wordt niet gerept over een korting op de mrb voor elektrische bestelauto’s. Dit betekent dat voor elektrische bestelauto’s de korting in 2025 nog 75% bedraagt, en vanaf 2026 wordt afgeschaft.

Evaluatie

Uit de gepresenteerde stukken wordt duidelijk dat de werking van de kortingsregeling door het kabinet in de gaten gehouden wordt. Aangekondigd is namelijk dat in 2025 en in 2028 de kortingsregeling geëvalueerd zal worden.

Let op! Het voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verlaging overdrachtsbelasting voor niet-zelf-bewoonde woningen

Het tarief van de overdrachtsbelasting op woningen die niet zijn aan te merken als eerste eigen woning, wordt vanaf 2026 verlaagd naar 8%. Nu is dat tarief nog 10,4%. Deze verlaging wordt met een nota van wijziging nog in het Belastingplan 2025 opgenomen. Het tarief voor de eerste eigen woning blijft ongewijzigd.

Meer huurwoningen

Woning

Met de verlaging wil het kabinet het aanbod van huurwoningen vergroten. Nu is een potentiële verhuurder bij aankoop van een woning die hij wil verhuren nog 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd. 

Ook voor verhuur door ouders en vakantiewoningen

De maatregel is daarmee ook gunstig voor ouders die voor hun kind een woning kopen en deze aan hen verhuren. Deze constructie kan bijvoorbeeld interessant zijn als kinderen ten gevolge van de extreem hoge woningprijzen zelf geen eigen woning kunnen kopen. De verlaging van de overdrachtsbelasting telt verder ook bij de aankoop van een vakantiewoning.

Niet voor bedrijfspanden?

De voorgenomen tariefsverlaging lijkt niet te gaan gelden voor bedrijfspanden, maar alleen voor woningen. Voor bedrijfspanden lijkt het bestaande tarief van 10,4% gehandhaafd te blijven.

Tarief eerste eigen woning ongewijzigd

Het tarief van de overdrachtsbelasting voor de eerste eigen woning, dat wil zeggen een woning die langdurig als hoofdverblijf bewoond wordt door de koper, blijft ongewijzigd. Dit tarief bedraagt 2%, tenzij er gebruikgemaakt kan worden van de zogenaamde startersvrijstelling. Dan is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Deze startersvrijstelling geldt voor jongeren van 18 tot 35 jaar die een gebruikte woning kopen met een waarde tot € 510.000 (2024). Voor 2025 telt een waarde tot € 525.000. Deze vrijstelling is eenmalig en geldt alleen als de woning langdurig zelf bewoond wordt. Ook aan deze vrijstelling verandert niets.

Let op! Het plan tot verlaging van de overdrachtsbelasting moet nog in een wetsvoorstel worden gegoten en door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Volledige invoering nieuw box 3-stelsel per 2027 onzeker

Het kabinet streeft er nog steeds naar om met ingang van 2027 een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement in te voeren. Of dat volledig gaat lukken is onzeker.

Nieuw box 3-stelsel

Agenda

Aan het nieuwe box 3-stelsel wordt al een tijdje gewerkt. Zo presenteerde het vorige kabinet in 2022 al de eerste contouren en bood in september 2023 het Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ter internetconsultatie aan. Iedereen die dat wilde kon daarop reageren, hetgeen veelvuldig gebeurde. Na nog enkele aanpassingen in het wetsvoorstel in januari, april en juni 2024, bood het vorige kabinet het voorstel in juni 2024 voor advies aan de Raad van State aan.

Let op! Het huidige kabinet wil door met de plannen van het vorige kabinet en is in afwachting van het advies van de Raad van State dat in het najaar van 2024 wordt verwacht. Daarna kan het kabinet het wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer.

Volledige invoering mogelijk per 2027?

De recente arresten van de Hoge Raad die betrekking hebben op het huidige box 3-stelsel vragen veel van de capaciteit van de Belastingdienst. Onlangs heeft de Belastingdienst de staatssecretaris dan ook laten weten dat er onvoldoende capaciteit is om het nieuwe box 3-stelsel per 1 januari 2027 volledig in te laten gaan in de vorm waarin dit nu is opgenomen in het wetsvoorstel.

Gefaseerde invoering?

Op dit moment laat de staatssecretaris daarom onderzoeken welke alternatieven wel haalbaar zijn. Gedacht wordt onder meer aan een gefaseerde invoering. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zijn uitgangspunt wel blijft om per 1 januari 2027 een nieuw stelsel in box 3 in te voeren. De staatssecretaris hoopt eind 2024 de uitkomsten van zijn onderzoek naar alternatieven aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Volledige invoering nieuw box 3-stelsel per 2027 onzeker

Het kabinet streeft er nog steeds naar om met ingang van 2027 een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement in te voeren. Of dat volledig gaat lukken is onzeker.

Nieuw box 3-stelsel

Agenda

Aan het nieuwe box 3-stelsel wordt al een tijdje gewerkt. Zo presenteerde het vorige kabinet in 2022 al de eerste contouren en bood in september 2023 het Wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ter internetconsultatie aan. Iedereen die dat wilde kon daarop reageren, hetgeen veelvuldig gebeurde. Na nog enkele aanpassingen in het wetsvoorstel in januari, april en juni 2024, bood het vorige kabinet het voorstel in juni 2024 voor advies aan de Raad van State aan.

Let op! Het huidige kabinet wil door met de plannen van het vorige kabinet en is in afwachting van het advies van de Raad van State dat in het najaar van 2024 wordt verwacht. Daarna kan het kabinet het wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer.

Volledige invoering mogelijk per 2027?

De recente arresten van de Hoge Raad die betrekking hebben op het huidige box 3-stelsel vragen veel van de capaciteit van de Belastingdienst. Onlangs heeft de Belastingdienst de staatssecretaris dan ook laten weten dat er onvoldoende capaciteit is om het nieuwe box 3-stelsel per 1 januari 2027 volledig in te laten gaan in de vorm waarin dit nu is opgenomen in het wetsvoorstel.

Gefaseerde invoering?

Op dit moment laat de staatssecretaris daarom onderzoeken welke alternatieven wel haalbaar zijn. Gedacht wordt onder meer aan een gefaseerde invoering. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zijn uitgangspunt wel blijft om per 1 januari 2027 een nieuw stelsel in box 3 in te voeren. De staatssecretaris hoopt eind 2024 de uitkomsten van zijn onderzoek naar alternatieven aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek vervoerkosten bij ziekte gewijzigd vanaf 2025

De aftrek van vervoerskosten bij ziekte wordt, als het aan het kabinet ligt, vanaf volgend jaar vereenvoudigd. Voor de bepaling van de vervoerskosten bij ziekte moet vanaf 2025 worden uitgegaan van € 0,23 per km. Ernstig zieken en invaliden mogen vanaf 2025 voor extra vervoerskosten alleen een vast bedrag van € 925 per jaar aftrekken.

Aftrek zorgkosten

Invalide

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van uw inkomen. De wet bevat een limitatief aantal aftrekbare zorgkosten. Dit betreft onder andere de kosten van geneeskundige hulp, hulpmiddelen en vervoer. Bij deze laatste gaat het om vervoerskosten in verband met het bezoeken van een medisch hulpverlener of apotheek, extra vervoerskosten die men vanwege een ziekte of handicap maakt ten opzichte van een gezond persoon en de kosten van het regelmatig bezoeken van een zieke huisgenoot . 

Let op! Voor de aftrek van zorgenkosten en dus ook vervoerskosten geldt een aantal voorwaarden. Deze vindt u hier.

Wijziging vervoerskosten per 2025

In het Belastingplan 2025 wordt voorgesteld om de aftrek van vervoerskosten te vereenvoudigen. Zo hoeft u voor de bepaling van de kosten van autovervoer naar een medisch hulpverlener of apotheek niet langer de werkelijke autokosten in aftrek uit te rekenen, maar kunt u een bedrag van € 0,23 per km in aftrek brengen. Het berekenen van de werkelijke autokosten is niet eenvoudig omdat dit veel verschillende kostenposten bevat en kan discussie met de Belastingdienst opleveren.

Let op! Hoewel de aftrek tegen een vast bedrag van € 0,23 wellicht een vereenvoudiging is, voelt u dit waarschijnlijk ook in uw portemonnee. Tot en met 2024 mag u namelijk de werkelijke autokosten per kilometer in aftrek brengen. Deze zullen over het algemeen hoger zijn dan € 0,23 per kilometer.

Let op! Voor reiskosten met de taxi of het openbaar vervoer blijven de werkelijke kosten aftrekbaar. Hiervoor moet u wel uw bonnen bewaren.

Vaste aftrek voor ernstig zieken en invaliden

Als u ziek of invalide bent en u daardoor meer vervoerskosten maakt dan mensen die niet ziek of invalide zijn, mag u op dit moment die extra kosten in aftrek brengen. Dit is geen eenvoudige berekening omdat u én de werkelijke autokosten moet berekenen én een vergelijking moet maken met de autokosten van mensen die in financieel en maatschappelijk opzicht vergelijkbaar met u zijn. Alleen als u aannemelijk kunt maken dat u door uw ziekte of invaliditeit meer autokosten maakt, mag u die aftrekken.

Vanwege de beoogde vereenvoudiging wordt ook deze aftrek van extra vervoerskosten voor ernstig zieken en invaliden gewijzigd. Zij hoeven vanaf 2025 niet langer de werkelijke extra gemaakte vervoerkosten vast te stellen, maar kunnen een vast bedrag van € 925 per jaar aftrekken. 

Om hiervoor vanaf 2025 in aanmerking te komen moet kunnen worden aangetoond dat de ernstig zieke of gehandicapte persoon niet meer dan 100 meter lopend af kan leggen. Dit kan bijvoorbeeld met een gehandicaptenkaart, PGB, gemeentebesluit WMO of doktersverklaring.

Let op! Een eventuele vergoeding die de zieke of invalide persoon ontvangt of had kunnen ontvangen moet in mindering worden gebracht op het vaste bedrag van € 925 per jaar.

Tip! Bepaalde aanpassingen aan de auto van de zieke of invalide persoon, bijvoorbeeld het aanpassen van de auto voor het vervoer van een rolstoel, blijven vanaf 2025, onder de daarvoor gestelde voorwaarden, aftrekbaar als uitgaven voor een hulpmiddel.

Bezoek huisgenoot in ziekenhuis of zorginstelling

Tenslotte vindt een kleine wijziging plaats in de aftrek van vervoerskosten voor het bezoeken van een huisgenoot in een ziekenhuis of zorginstelling. Vanaf 2025 is voor toepassing van de aftrek niet langer beslissend dat bij aanvang van de ziekte een gemeenschappelijke huishouding werd gevoerd met de verpleegde, maar dat dit het geval was bij aanvang van de verpleging. 

Let op! Dit voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Wat als u parkeerbelasting niet zichtbaar bij uw auto voldoet?

In de meeste steden in Nederland dient u op bepaalde plaatsen parkeerbelasting te betalen. Dat kan meestal op verschillende manieren. Daarbij is niet vereist dat u deze belasting moet voldoen als u zichtbaar aanwezig bent in of bij uw auto.

Parkeerbelasting betalen

Geld

Als u parkeerbelasting moet betalen, moet dit direct bij aanvang van het parkeren. U moet hier ‘onverwijld en ononderbroken’ de vereiste handelingen voor verrichten. Daarbij heeft u echter wel in redelijkheid de tijd om deze handelingen te verrichten.

Parkeerapp

In een zaak bij het gerechtshof Den Haag had een automobilist de verschuldigde parkeerbelasting willen betalen via een parkeerapp. Bij aankomst op zijn bestemming lukte dit niet direct vanuit zijn auto. De man liep daarom naar het kantoor waar hij zijn moest, zo’n 70 meter verderop, en betaalde van hieruit twee minuten later de verschuldigde parkeerbelasting. Inmiddels was echter al een naheffing parkeerbelasting opgelegd.

Zichtbaar bij de auto?

De ambtenaar van de gemeente was van mening dat hiermee de vereiste handelingen niet onverwijld en ononderbroken waren verricht. De man was tijdens de controle immers niet waargenomen door de controleurs. De rechtbank en ook het Hof dachten hier anders over. Dat de man naar het kantoor was gegaan en hier vandaan in de gaten gehouden zou hebben wanneer er een parkeercontrole volgde om dan pas via de app te betalen, werd onwaarschijnlijk geacht. De naheffing kwam dan ook te vervallen. Ook moest er bijna € 1.000 aan griffierecht en proceskosten worden vergoed.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dringende reden is cruciaal bij ontslag op staande voet

Dat een ontslag op staande voet soms een te vergaande maatregel is, bleek zelfs onlangs in een zaak waarbij een verslaafde werknemer had gelogen en afspraken had verzuimd na te komen. De werkgever had in deze situatie geen dringende reden tot ontslag, aldus de rechter.

Verslaafde werknemer

Juridisch

Een werknemer die kampte met een alcoholverslaving meldde zich na verloop van tijd ziek bij zijn werkgever. Hij zou hiervoor een traject bij een in verslaving gespecialiseerde organisatie gaan volgen. Bij zijn werkgever had de werknemer aangegeven dat hij een intakegesprek had gevoerd met die organisatie, maar dat hij niet in aanmerking kwam voor een behandeling. 

Uiteindelijk bleek bij navraag dat de werknemer gelogen had en dat hij nooit een intakegesprek had gevoerd. Het intakegesprek was zelfs tot driemaal toe niet doorgegaan, omdat de werknemer geen verwijzing had geregeld of ‘zonder geldige reden’ zou zijn weggebleven. Daarnaast was de werknemer ook niet komen opdagen bij een consult bij de bedrijfsarts en bij een gesprek met een arbeidsdeskundige. 

Dringende reden?

Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad geldt voor de situatie waarin een werknemer ziek is en volgens de werkgever niet aan de controlevoorschriften voldoet, dit in beginsel geen dringende reden kan opleveren. Daarvan kan echter wel sprake zijn als er bijkomende omstandighedenzijn. De werkgever was van mening dat dit hier aan de orde was.

Hij nam het de werknemer kwalijk dat hij niet eerlijk was geweest en zijn re-integratie vertraagde. De werknemer daarentegen gaf aan dat hij het re-integratietraject niet in wilde gaan, omdat hij een maand van huis zou zijn en zelf de kosten zou moeten dragen. De werkgever gaf aan dat hij door zijn handelwijze nu geruime tijd thuis was gebleven, zonder dat er een tegenprestatie tegenover stond. De collega’s gaven wel aan dat ze merkten dat de werknemer er niet goed uitzag en niet uit zijn woorden kon komen.

Geen loonstop maar ontslag

De werkgever wilde aanvankelijk alleen een loonstop doorvoeren, maar koos uiteindelijk na enige weken toch voor een ontslag op staande voet.  

Zorgplicht bij ziekte

De kantonrechter vond dat de werkgever een te vergaande maatregel had toegepast door hem op staande voet te ontslaan. Bij problematiek rondom ziekte heeft een werkgever een zwaardere zorgplicht richting een werknemer. Er was in casu geen sprake van een dringende reden. De juiste maatregel zou zijn geweest om het loon op te schorten. 

Schadevergoeding

Aangezien de werknemer heeft berust in de beëindiging van het dienstverband, heeft de kantonrechter zich desgevraagd alleen uitgelaten over de verzochte vergoedingen en aan hem een brutovergoeding van zo’n € 11.155, vermeerderd met rente toegekend als zogenaamde gefixeerde schadevergoeding. Dit is gelijk aan de reguliere voor hem geldende opzegtermijn van drie maanden, die niet in acht is genomen. Daarnaast krijgt hij tevens een transitievergoeding, omdat er geen sprake is van ‘ernstig verwijtbaar handelen’. De verzochte billijke vergoeding wordt bepaald op nihil.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoge Raad: opstarttijd kwalificeert als werktijd

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de tien minuten die een callcentermedewerker voorafgaand aan zijn werktijd aanwezig moest zijn, moet worden gezien als betaalde werktijd. Deze uitspraak is in navolging van het advies van de Advocaat-Generaal, de adviseur van de Hoge Raad.

Feiten

Typen

In deze zaak ging het om een werknemer van een callcenter die tien minuten voor aanvang van zijn dienst aanwezig moest zijn. Er was discussie ontstaan over de vraag of de werknemer volgens de bij de werkgever van toepassing zijnde Planningsregels verplicht was om tien minuten voor aanvang van een ingeroosterde dienst aanwezig te zijn en om voorbereidende werkzaamheden te verrichten.

Inlogtijd is arbeidstijd

De werknemer was van oordeel dat het hier arbeidstijd betrof en dat die dus ook beloond moest worden. Zijn werkgever was het hier niet mee eens. Zowel de rechter als het hof stelden de werknemer eerder in het gelijk. Daardoor moest zijn werkgever hem het achterstallige loon uitbetalen. Die compensatie had betrekking op de periode van september 2016 tot mei 2021.

Hoge Raad

Inmiddels oordeelt de Hoge Raad – in navolging van de kantonrechter en het gerechtshof – dat het hier inderdaad gaat om tijd die niet ter vrije beschikking staat van de werknemer en dat deze tijd dus aangemerkt moet worden als arbeidstijd. De werknemers moesten immers vooraf aanwezig zijn om te kunnen inloggen, zodat ze precies op tijd konden aanvangen met hun werkzaamheden. 

Let op! Als u als werkgever eist dat uw werknemer eerder aanwezig is om voorbereidende handelingen te verrichten, kwalificeert dat dus als arbeidstijd die verloond moet worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor wie geldt rechtsherstel box 3 met werkelijk rendement

De staatssecretaris heeft de doelgroepen bekendgemaakt die straks een beroep kunnen doen op de recente box 3-arresten van de Hoge Raad. Valt u onder een van deze doelgroepen?

Recente box 3-arresten Hoge Raad

Geld

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het  – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen over hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. De staatssecretaris gaf in juli en september 2024 een nadere invulling hieraan.

Tegenbewijsregeling

De staatssecretaris geeft aan dat hij de wijze waarop het werkelijke rendement volgens de methodiek van de Hoge Raad moet worden berekend nu heeft ingevuld. De invulling wordt in een wetsvoorstel opgenomen dat naar verwachting in het eerste kwartaal 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Met dit wetsvoorstel ontstaat er een wettelijke tegenbewijsregeling als het werkelijke rendement in box 3 – berekend volgens de methodiek van de Hoge Raad – lager is dan het forfaitaire rendement. Beoogd is om de wet per 1 juni 2025 in te laten gaan.

Komt u in aanmerking voor de tegenbewijsregeling?

De staatssecretaris heeft ook bekendgemaakt wie er in aanmerking kan komen voor de tegenbewijsregeling.

  1. Voor de belastingjaren vanaf 2021 komt elke belastingplichtige in aanmerking voor de tegenbewijsregeling.
  2. Voor het belastingjaar 2020 komt u alleen in aanmerking als uw definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond (of op dat moment nog opgelegd moest worden) én u in de periode tot eind 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering doet (of dat al heeft gedaan).
  3. Voor het belastingjaar 2019 geldt hetzelfde als voor 2020, met het verschil dat het verzoek om ambtshalve vermindering nog maar tot uiterlijk eind 2024 mogelijk is.
  4. Voor de belastingjaren 2018 en 2017 komt u alleen in aanmerking voor de tegenbewijsregeling als uw definitieve aanslag meeliep in de massaalbezwaarprocedure of ontvangen is ná het kerstarrest. Daarnaast moet u ook voor het belastingjaar 2018 uiterlijk 31 december 2023 én voor het belastingjaar 2017 uiterlijk 31 december 2022 een verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend.

Let op! Het feit dat u in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling betekent niet dat straks per definitie uw box 3-aanslag verminderd wordt. Hiervoor moet uw werkelijke rendement lager zijn dan het forfaitaire rendement. Houd er rekening daarbij mee dat wat u wellicht verstaat onder werkelijk rendement anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan gaf in de recente box 3-arresten.

Actie?

U kunt nu nog geen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. Deze moet eerst nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 juni 2025 en waarschijnlijk kunt u pas vanaf dat moment in actie komen.

Let op! In sommige gevallen moet u toch al eerder in actie komen. Overleg daarom altijd met onze adviseurs als uw een definitieve aanslag ontvangt. Mogelijk is het verstandig om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nadere invulling werkelijk rendement box 3

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De staatssecretaris gaf onlangs een nadere invulling van wat in dit verband onder werkelijk rendement wordt verstaan.

Werkelijk rendement

Juridisch

In de recente arresten gaf de Hoge Raad aanwijzingen hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. Wat behoort wel tot uw werkelijke rendement en wat niet? Ondanks de aanwijzingen van de Hoge Raad, is helaas nog niet alles duidelijk. De staatssecretaris gaf in juli 2024 al een eerste invulling aan het begrip werkelijk rendement en vulde dat onlangs nog aan.

Aanwijzingen Hoge Raad

In de arresten gaf de Hoge Raad al aan dat het gaat om het werkelijk gerealiseerde én ongerealiseerde rendement op uw gehele vermogen in box 3 zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, met inflatie mag geen rekening worden gehouden. Aftrek van kosten is niet mogelijk. Alleen rente van schulden in box 3 zijn aftrekbaar. Verder gaf de Hoge Raad de aanwijzing dat de bepaling van het werkelijke rendement van een woning plaatsvindt op basis van de WOZ-waarde aan het begin en aan het einde van een jaar.

Eerste invulling staatssecretaris

De staatssecretaris gaf in juli van dit jaar al een eerste invulling aan het werkelijke rendement, dit in aanvulling op de aanwijzingen van de Hoge Raad. Zo gaf de staatssecretaris aan dat het rendement op vrijgesteld vermogen (bijvoorbeeld bos- en natuurterreinen) niet tot het werkelijke rendement behoort en dat het rendement in aanmerking moet worden genomen op het moment dat het is ontvangen (het zogenaamde kasstelsel).

Nadere invulling staatssecretaris

Onlangs gaf de staatssecretaris nóg een nadere invulling aan het werkelijke rendement.

Zo vindt hij dat het eigen gebruik van een onroerende zaak ook onderdeel is van het werkelijke rendement. Dit werkelijke rendement kan bepaald worden op de huurprijs die onder normale omstandigheden bedongen kan worden, aldus de staatssecretaris.

Bij aan- en verkoop van woning gedurende het jaar wordt voorgesteld om de waardeontwikkeling op basis van de WOZ-waarden tijdsevenredig tussen koper en verkoper te verdelen. Bedraagt de waardeontwikkeling op basis van de WOZ-waarden in een jaar bijvoorbeeld € 40.000, dan wordt bij verkoop op 1 juli € 20.000 aan de verkoper en € 20.000 aan de koper toegerekend.

De staatssecretaris doet op het gebied van rente van schulden een handreiking. Hierbij hoeft geen rekening te worden gehouden met de in het forfaitaire stelsel toegepaste schuldendrempel (in 2024 € 3.700). Alle rente van schulden in box 3 kunnen daarom in mindering komen op het werkelijke rendement.

Tot slot stelt hij voor om de vrijstelling groene beleggingen pro rata te berekenen. Bij een vrijstelling van bijvoorbeeld € 30.000 en een stand van de groene beleggingen op 1 januari van € 60.000, mag op het werkelijke rendement van de groene beleggingen een vrijstelling van 50% worden toegepast.

En nu?

Vooralsnog hoeft u over het algemeen nog niet in actie te komen. De staatssecretaris wil het een en ander namelijk eerst nog in wetgeving opnemen, waarmee met een beoogde inwerkingtreding op 1 juni 2025, een wettelijke tegenbewijsregeling ontstaat. Ook het al eerder aangekondigde formulier opgaaf werkelijk rendement (OWR) waarmee u straks uw werkelijk rendement kunt opgeven is waarschijnlijk pas in juni 2025 beschikbaar.

Let op! Als u een definitieve aanslag ontvangt, overleg dan altijd met onze adviseurs of het verstandig is om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken daartegen. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schenkkring voor AOV belast in box 3

Als alternatief voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) kunnen ondernemers deelnemen in een zogenaamde schenkkring. Hoe wordt volgens de Belastingdienst het aandeel van de ondernemer in de derdengeldenrekening van de schenkkring belast in box 3?

Schenkkring

Sparen

Een schenkkring vormt voor ondernemers een alternatief voor een AOV. De deelnemer van een schenkkring stort de verschuldigde bedragen hiervoor op een derdengeldenrekening die op naam staat van de schenkkring (over het algemeen een stichting). Elke deelnemer heeft een eigen kenmerk.

Arbeidsongeschikte deelnemers ontvangen een uitkering van de schenkkring. Deze uitkeringen verminderen de op derdengeldenrekening gestorte bedragen van alle deelnemers. De deelnemers hebben geen directe toegang tot hun aandeel in de derdengeldenrekening. Zij kunnen hun deelname wel beëindigen. Het overgebleven aandeel wordt dan naar de ex-deelnemer teruggestort.

Box 3

De Belastingdienst is van mening dat het aandeel van de deelnemer in een dergelijke schenkkring wordt aangemerkt als overige bezitting in box 3. Dit betekent dat hiervoor het hogere forfaitaire rendementspercentage (voor 2024 vastgesteld op 6,04%) geldt en niet het lagere percentage van banktegoeden (voor 2024 voorlopig vastgesteld op 1,03%).

Let op! Voor een aandeel in een derdengeldenrekening van een notaris of gerechtsdeurwaarder geldt vanaf 1 januari 2023 een uitzondering. Deze gelden worden wel aangemerkt als banktegoed. Voor andere derdengeldenrekeningen geldt deze uitzondering echter niet.

Tip! Er zijn misschien nog schenkkringen die niet werken met een derdengeldenrekening. In die gevallen storten de leden hun bijdragen op een zelf te openen bankrekening. De Belastingdienst geeft aan dat dergelijke rekeningen wel worden aangemerkt als banktegoed en dus niet als overige bezitting in box 3.

Lager werkelijk rendement?

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat als het werkelijke rendement in box 3 lager is dan het forfaitaire rendement, heffing in box 3 plaats kan vinden op basis van het werkelijke rendement. Of u een beroep hierop kunt doen, zal afhankelijk zijn van uw overige box 3-vermogen.

Formulier OWR

Op dit moment wordt nog een formulier opgaaf werkelijk rendement (OWR) ontwikkeld, waarmee u straks (waarschijnlijk vanaf medio 2025) uw werkelijke rendement kunt opgeven. Tot die tijd kunt u uw werkelijke rendement nog niet doorgeven aan de Belastingdienst.

Let op! Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting? Overleg dan met een van onze adviseurs of bezwaar maken zinvol is. Doe dit op tijd, want bezwaar maken moet binnen zes weken na dagtekening van de aanslag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook bij btw en loonheffingen mogelijk te veel belastingrente

Heeft u een aanslag of beschikking btw of loonheffingen van de Belastingdienst ontvangen met belastingrente? Controleer dan of er niet te veel belastingrente is berekend. Het te veel berekende bedrag kunt u, onder voorwaarden, terugvragen.

Belastingrente

Geld

De Belastingdienst berekent belastingrente als u te laat uw btw of loonheffingen betaalt. De belastingrente wordt dan berekend vanaf het moment dat de belasting betaald had moeten zijn. In bepaalde situaties heeft u misschien in (een deel van) die periode wel al (een deel van) de belasting betaald. U kunt de Belastingdienst dan vragen om de belastingrente te verlagen.

Een voorbeeld
Stel dat u in juli 2022 netjes op tijd uw aangifte btw indiende over juni 2022 en de verschuldigde btw betaalde. In 2023 komt u tot de ontdekking dat u, naar uw mening, te veel btw afdroeg over juni 2022 en vraagt u een deel van de afgedragen btw terug. In 2024 blijkt dat u toch te weinig btw betaalde over juni 2022. De Belastingdienst legt een naheffingsaanslag btw op met belastingrente. De Belastingdienst berekent daarbij ook over de periode tussen uw betaling in juli 2022 en uw teruggave in 2023 belastingrente. Daarom kunt u de Belastingdienst verzoeken om die belastingrente te verlagen.

Voorwaarden

Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo kunt u geen verzoek doen als de totale belastingrente op de aanslag of de beschikking lager is dan € 100. Verder moet u in uw verzoek een aantal gegevens verstrekken, zoals het aanslag- of beschikkingsnummer, de periode waarover u renteverlaging vraagt, het bedrag waarover ten onrechte belastingrente is berekend en de datum waarop u dit bedrag betaalde (inclusief betalingskenmerk).

Let op!Denkt u belastingrente te moeten betalen over een periode dat de Belastingdienst al over de belasting beschikte, neem dan contact met ons op. Onze adviseurs kunnen voor u beoordelen of u inderdaad te veel belastingrente betaalde en of het loont om een verzoek tot verlaging te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor wie geldt rechtsherstel box 3 met werkelijk rendement?

De staatssecretaris heeft de doelgroepen bekendgemaakt die straks een beroep kunnen doen op de recente box 3-arresten van de Hoge Raad. Valt u onder een van deze doelgroepen?

Recente box 3-arresten Hoge Raad

Geld

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het  – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen over hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. De staatssecretaris gaf in juli en september 2024 een nadere invulling hieraan.

Tegenbewijsregeling

De staatssecretaris geeft aan dat hij de wijze waarop het werkelijke rendement volgens de methodiek van de Hoge Raad moet worden berekend nu heeft ingevuld. De invulling wordt in een wetsvoorstel opgenomen dat naar verwachting in het eerste kwartaal 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Met dit wetsvoorstel ontstaat er een wettelijke tegenbewijsregeling als het werkelijke rendement in box 3 – berekend volgens de methodiek van de Hoge Raad – lager is dan het forfaitaire rendement. Beoogd is om de wet per 1 juni 2025 in te laten gaan.

Komt u in aanmerking voor de tegenbewijsregeling?

De staatssecretaris heeft ook bekendgemaakt wie er in aanmerking kan komen voor de tegenbewijsregeling.

  1. Voor de belastingjaren vanaf 2021 komt elke belastingplichtige in aanmerking voor de tegenbewijsregeling.
  2. Voor het belastingjaar 2020 komt u alleen in aanmerking als uw definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond (of op dat moment nog opgelegd moest worden) én u in de periode tot eind 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering doet (of dat al heeft gedaan).
  3. Voor het belastingjaar 2019 geldt hetzelfde als voor 2020, met het verschil dat het verzoek om ambtshalve vermindering nog maar tot uiterlijk eind 2024 mogelijk is.
  4. Voor de belastingjaren 2018 en 2017 komt u alleen in aanmerking voor de tegenbewijsregeling als uw definitieve aanslag meeliep in de massaalbezwaarprocedure of ontvangen is ná het kerstarrest. Daarnaast moet u ook voor het belastingjaar 2018 uiterlijk 31 december 2023 én voor het belastingjaar 2017 uiterlijk 31 december 2022 een verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend.

Let op! Het feit dat u in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling betekent niet dat straks per definitie uw box 3-aanslag verminderd wordt. Hiervoor moet uw werkelijke rendement lager zijn dan het forfaitaire rendement. Houd er rekening daarbij mee dat wat u wellicht verstaat onder werkelijk rendement anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan gaf in de recente box 3-arresten.

Actie?

U kunt nu nog geen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. Deze moet eerst nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 juni 2025 en waarschijnlijk kunt u pas vanaf dat moment in actie komen.

Let op! In sommige gevallen moet u toch al eerder in actie komen. Overleg daarom altijd met onze adviseurs als uw een definitieve aanslag ontvangt. Mogelijk is het verstandig om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor wie geldt rechtsherstel box 3 met werkelijk rendement?

De staatssecretaris heeft de doelgroepen bekendgemaakt die straks een beroep kunnen doen op de recente box 3-arresten van de Hoge Raad. Valt u onder een van deze doelgroepen?

Recente box 3-arresten Hoge Raad

Geld

In de recente arresten oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het  – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij aanwijzingen over hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. De staatssecretaris gaf in juli en september 2024 een nadere invulling hieraan.

Tegenbewijsregeling

De staatssecretaris geeft aan dat hij de wijze waarop het werkelijke rendement volgens de methodiek van de Hoge Raad moet worden berekend nu heeft ingevuld. De invulling wordt in een wetsvoorstel opgenomen dat naar verwachting in het eerste kwartaal 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Met dit wetsvoorstel ontstaat er een wettelijke tegenbewijsregeling als het werkelijke rendement in box 3 – berekend volgens de methodiek van de Hoge Raad – lager is dan het forfaitaire rendement. Beoogd is om de wet per 1 juni 2025 in te laten gaan.

Komt u in aanmerking voor de tegenbewijsregeling?

De staatssecretaris heeft ook bekendgemaakt wie er in aanmerking kan komen voor de tegenbewijsregeling.

  1. Voor de belastingjaren vanaf 2021 komt elke belastingplichtige in aanmerking voor de tegenbewijsregeling.
  2. Voor het belastingjaar 2020 komt u alleen in aanmerking als uw definitieve aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond (of op dat moment nog opgelegd moest worden) én u in de periode tot eind 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering doet (of dat al heeft gedaan).
  3. Voor het belastingjaar 2019 geldt hetzelfde als voor 2020, met het verschil dat het verzoek om ambtshalve vermindering nog maar tot uiterlijk eind 2024 mogelijk is.
  4. Voor de belastingjaren 2018 en 2017 komt u alleen in aanmerking voor de tegenbewijsregeling als uw definitieve aanslag meeliep in de massaalbezwaarprocedure of ontvangen is ná het kerstarrest. Daarnaast moet u ook voor het belastingjaar 2018 uiterlijk 31 december 2023 én voor het belastingjaar 2017 uiterlijk 31 december 2022 een verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend.

Let op! Het feit dat u in aanmerking komt voor de tegenbewijsregeling betekent niet dat straks per definitie uw box 3-aanslag verminderd wordt. Hiervoor moet uw werkelijke rendement lager zijn dan het forfaitaire rendement. Houd er rekening daarbij mee dat wat u wellicht verstaat onder werkelijk rendement anders is dan de invulling die de Hoge Raad daaraan gaf in de recente box 3-arresten.

Actie?

U kunt nu nog geen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. Deze moet eerst nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. De beoogde inwerkingtreding is 1 juni 2025 en waarschijnlijk kunt u pas vanaf dat moment in actie komen.

Let op! In sommige gevallen moet u toch al eerder in actie komen. Overleg daarom altijd met onze adviseurs als uw een definitieve aanslag ontvangt. Mogelijk is het verstandig om uw rechten veilig te stellen en tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag. Ook kan het nog nodig zijn om uiterlijk 2024 een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen tegen uw onherroepelijk vaststaande aanslag 2019. Overleg ook daarover met onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw bij langdurige verhuur auto

Als een auto wordt verhuurd, is voor de btw van belang hoe lang de verhuur duurt en waar de huurder van de auto woont. Voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant speelde onlangs een zaak waarbij een autoverhuurbedrijf de btw probeerde te beperken.

Langdurige verhuur

Auto

Bij langdurige verhuur van een auto aan een particulier vindt de dienst plaats waar de huurder woont, gevestigd is of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft. De btw van het betreffende land moet dan in rekening worden gebracht. Wettelijk is bepaald dat het verhuren voor meer dan dertig dagen als langdurig moet worden aangemerkt.

Registratiefee

In een zaak die onlangs speelde voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant betaalde een in Duitsland gevestigde vennootschap geen btw in Nederland en deed ook geen aangifte van omzetbelasting. Volgens het bedrijf was er geen sprake van verhuur van auto’s, maar werd een ‘registratiefee’ in rekening gebracht. Het bedrijf had naar eigen zeggen een verhuurcontract gebruikt voor het vastleggen van de gegevens van de huurder, voor het geval er verkeersboetes op de mat zouden vallen.

Verhuur, dus Nederlandse btw

Uit de feiten bleek echter wel degelijk dat de auto’s gewoon langdurig verhuurd werden aan Nederlandse particulieren. Dit bleek onder meer uit de registratie van de kilometerstand in het huurcontract en de vermelding van de lakschades. Er had dus Nederlandse btw in rekening gebracht moeten worden aan de Nederlandse klanten. De naheffingen plus boetes bleven in stand. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet draait verhoging tarief box 2 weer terug

De belastingplannen voor 2025 bieden goed nieuws voor degenen die een aanmerkelijk belang hebben in een bv, waaronder dga’s. Het tarief van de tweede schijf in box 2 wordt namelijk verlaagd van 33 naar 31%. Uitkeringen uit de bv, zoals dividend, worden daardoor voor degenen met een aanmerkelijk belang minder zwaar belast als deze uitkeringen belast zijn in de tweede schijf. Het kabinet draait daarmee de tariefsverhoging van dit jaar voor een deel weer terug.

Tarief box 2

Euro

Het tarief van box 2 kent vanaf 2024 twee schijven. De eerste schijf kent in 2025 een tarief van 24,5%. Dit tarief blijft ongewijzigd ten opzichte van 2024, alleen de schijf wordt iets verruimd van € 67.000 in 2024 naar € 67.804 in 2025. De tweede schijf kent in 2025 een tarief van 31% voor het inkomen boven € 67.804. Dit jaar (2024) is dit tarief nog 33% en geldt dit vanaf € 67.000. In 2025 geldt dus een verlaging van het tarief met 2%.

Dubbel profijt voor partners

Fiscale partners kunnen inkomsten in box 2 overigens onderling verdelen. Als ze dit doen, kunnen ze tot een inkomen in box 2 van € 135.608 van het lage tarief van 24,5% profiteren. Alleen boven dit bedrag geldt dan ook voor hen het hoge tarief van 31%.

Tip! Als uw partner geen inkomen heeft, is het aan uw partner toedelen van een deel van dividend ook een manier om te voorkomen dat de algemene heffingskorting verloren gaat.

Box 2 voortaan ook van belang voor hoogte heffingskorting

Naast genoemde tariefsverlaging is voor dga’s van belang dat de hoogte van de algemene heffingskorting vanaf 2025 ook afhangt van het inkomen in box 2. Inkomen in box 2 zou er vanaf 2025 daarom voor kunnen zorgen dat de algemene heffingskorting lager of zelfs nihil wordt. Dit kan betekenen dat u niet alleen 24,5% betaalt over een dividenduitkering, maar ook nog minder algemene heffingskorting krijgt (ter grootte van 6,337 % van de dividenduitkering). Of dit effect daadwerkelijk optreedt is afhankelijk van de hoogte van uw andere inkomen (waaronder uw loon uit de bv).

Ook in 2024 al dividend?

In 2024 betaalt u tot € 67.000 (als u een fiscale partner heeft tot € 134.000) 24,5% in box 2. In 2024 heeft een dividenduitkering nog geen invloed op de hoogte van de algemene heffingskorting. Beoordeel daarom of u tot dit bedrag tegen het lage tarief van 24,5% een dividenduitkering kunt doen. 

Let op! Houd er wel rekening mee dat dividenduitkeringen in 2024 uw vermogen in box 3 verhogen. 

Tip! Krijgt u te maken met de Wet excessief lenen, ook wel de dga-taks genoemd? Bijvoorbeeld omdat u een schuld heeft aan uw bv die meer bedraagt dan € 500.000? Dan kunt u dat mogelijk in 2024 oplossen tegen (deels) het 24,5%-tarief in box 2. Overleg hierover met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verruiming termijn voor verzenden UPO

In het jaar voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel mogen pensioenuitvoerders eenmalig het Uniforme Pensioenoverzicht (UPO) later versturen dan 30 september, de gebruikelijke uiterste verstrekdatum. Deze uiterste datum wordt bij uitzondering 30 november 2024.

Onduidelijkheid voorkomen

Grafiek

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft op verzoek van pensioenuitvoerders besloten eenmalig een uitzondering op de uiterste verstrekdatum toe te staan. De reden waarom van deze beleidsregel wordt afgeweken is het voorkomen van verwarring bij deelnemers.

Pensioenuitvoerders zouden deelnemers eerst een UPO moeten sturen met pensioengegevens in de oude regeling en vervolgens een verwachting van het pensioen in de nieuwe regeling. Dat zou tot veel onduidelijkheid kunnen leiden.

Samen met een transactieoverzicht versturen

Het UPO moet tegelijkertijd met een eerste transactieoverzicht worden verstrekt. De pensioenuitvoerder moet een duidelijke toelichting meesturen waaruit blijkt wat het verschil is tussen beide documenten en wat het verband is. Wanneer deelnemers de betreffende informatie toch eerder willen hebben, zijn pensioenuitvoerders verplicht dat verzoek in te willigen. 
Daarnaast moeten zij de deelnemers digitaal informeren over de latere verstrekdatum en ook over de mogelijkheid om de informatie eerder op te vragen.

Uiterlijk 30 september doorgeven aan de AFM

Pensioenuitvoerders die van deze eenmalige verruiming gebruik willen maken, moeten dat op eigen initiatief uiterlijk 30 september bij de AFM melden door een mail te sturen naar [email protected].

Let op! Het kan dus zijn dat u en/of uw medewerkers dit jaar het UPO later ontvangen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eisen aftrek zorgkosten luisteren nauw

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van het inkomen. Die voorwaarden luisteren nauw. Waar moet u rekening mee houden en waar moeten de gemaakte kosten aan voldoen?

Aftrek zorgkosten

Medisch

De aftrek van zorg- of ziektekosten betekent dat uw belastbaar inkomen vermindert, waardoor u minder belasting betaalt. Lang niet alle zorgkosten zijn aftrekbaar. Ook geldt er ten aanzien van de kosten die u wilt aftrekken een drempel waarbij geldt: hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de drempel. Ook is bepalend of u (het hele jaar) een fiscale partner heeft. De drempel betekent dat u een deel van de kosten niet kunt aftrekken, u mag namelijk alleen het bedrag aftrekken dat boven de voor u geldende drempel uitkomt. 

Welke zorgkosten

De aftrek van zorgkosten is beperkt tot een aantal wettelijk omschreven kosten. Zo zijn bijvoorbeeld de kosten van een bril tegenwoordig niet meer aftrekbaar. Welke zorgkosten aftrekbaar zijn vindt u in een overzicht van de Belastingdienst.

Let op! Check goed in het overzicht van de Belastingdienst welke kosten voor het jaar van uw aangifte aftrekbaar zijn. Deze kunnen namelijk per jaar verschillen.

Meer voorwaarden

Ook geldt er een aantal andere voorwaarden. Zo blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de gemaakte kosten in direct verband moeten staan tot een ziekte en moet er een medische noodzaak zijn tot het maken van de kosten waaraan men zich in redelijkheid niet kan onttrekken.

Verklaring arts

Vereist is ook dat medische hulp wordt verricht door een arts of door een paramedicus op voorschrift en onder begeleiding van een arts. In een rechtszaak bij het gerechtshof in Den Haag was sprake van kosten voor het maken van een MRI-scan in het buitenland. Omtrent deze MRI-scan had de huisarts verklaard dat deze was ondergaan in verband met neurologische problematiek. Volgens het Hof was dit echter onvoldoende.

Direct verband of medische noodzaak?

Volgens het Hof betekende de verklaring nog niet dat er sprake was van een direct verband tussen de MRI-scan en de neurologische problemen, noch dat er sprake was van een medische noodzaak tot het maken van deze kosten. Dit bleek onder meer uit het feit dat de verklaring zo’n drie jaar na het uitvoeren van de MRI-scan was uitgeschreven. Volgens het Hof had een verwijzingsbrief van een arts of specialist hierover duidelijkheid kunnen geven, maar die was niet aanwezig. Ook bleek niet dat de MRI-scan gebruikt was ter behandeling van de ziekte van belastingplichtige. De aftrek werd dan ook geschrapt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Depositogarantiestelsel verruimd

Het depositogarantiestelsel is per 1 september 2024 verruimd. De verruiming betekent dat er in meer gevallen een hogere garantie geldt van € 500.000 en dat de termijn verlengd wordt waarbinnen het depositogarantiestelsel geldt.

Depositogarantiestelsel

Handen schudden

Het depositogarantiestelsel houdt in dat bedragen op bank- en spaarrekeningen tot € 100.000 per persoon zijn gegarandeerd als een bank niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Deze grens wordt tijdelijk opgehoogd met € 500.000, dus bovenop de € 100.000 als het saldo op een rekening is verhoogd door de aan- of verkoop van een woning. Deze verhoogde grens geldt vanaf 1 september van dit jaar voor meer situaties.

Wanneer hogere grens?

De tijdelijke opgehoogde grens met € 500.000 geldt vanaf 1 september 2024 ook als het saldo extra toeneemt als gevolg van andere gebeurtenissen. Denk hierbij aan een uitkering van een pensioen, bij ontslag, een huwelijk, de uitkering van een verzekering of door een vergoeding voor geleden schade.

Langere termijn

Vanaf 1 september geldt er ook een langere termijn waarbinnen een beroep op het depositogarantiestelsel kan worden gedaan. Deze bedraagt nu drie maanden en wordt verruimd naar zes maanden nadat het geld is gestort. Verder is verduidelijkt dat rekeninghouders vijf jaar de tijd hebben om hun geld op te vragen als dit verloren is gegaan doordat de bank zijn verplichtingen niet meer kon nakomen.

Samenwerkingsverband telt voor één

Verduidelijkt is ook dat niet-natuurlijke personen zonder rechtspersoonlijkheid, zoals maatschappen en vof’s, als één depositohouder worden gezien en dus ook één keer een beroep op het depositogarantiestelsel kunnen doen. De erin samenwerkende natuurlijke personen kunnen daarnaast zelf ieder ook één keer een beroep op het depositogarantiestelsel doen. Deze wijziging gaat later in, maar het is nog niet bekend wanneer.

Tip! Spreid uw vermogen over meerdere banken als dit meer bedraagt dan genoemde grenzen om te voorkomen dat u bijvoorbeeld bij een faillissement van uw bank een deel van uw vermogen kwijtraakt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere erfbelasting voor biologisch niet-erkend kind

De Hoge Raad heeft zich uitgesproken over de vraag hoe de erfbelasting wordt berekend voor een biologisch, maar niet erkend kind. Wordt dit kind behandeld als eigen kind met een hogere vrijstelling en lagere tarieven of als een derde met een lagere vrijstelling en hogere tarieven?

De casus

Geld

Bij de geboorte van het kind waren de moeder en biologische vader niet met elkaar getrouwd. De biologische vader heeft het kind daarna niet wettelijk erkend. Erkenning van het kind heeft later wel plaatsgevonden door de huwelijkspartner van de moeder. Tussen de biologische vader en het kind bestond wel een family life, wat onder meer bleek uit een door een rechtbank vastgestelde omgangsregeling. De biologische vader had het kind in zijn testament als erfgenaam benoemd.

Bij overlijden van de biologische vader erfde het kind. Het kind wilde hierbij een beroep doen op de vrijstelling (in 2024 € 25.187) en de tarieven (in 2024 10% en 20%) van een eigen kind. De Belastingdienst paste de vrijstelling (in 2024 € 2.658) en tarieven (in 2024 30% en 40%) van een derde toe. Het kind procedeerde hierover tot aan de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad: geen eigen kind

De Hoge Raad oordeelt dat door de erkenning de moeder en de huwelijkspartner van de moeder juridisch de ouders van het kind zijn. Het is op dit moment niet mogelijk om meer dan twee juridische ouders te hebben. Het kind is door de biologische vader niet erkend. Het kind kan wettelijk gezien dan ook geen beroep doen op de vrijstelling en tarieven in de erfbelasting van een eigen kind.

Oordeel Hoge Raad: wel strijd met discriminatieverbod EVRM

De Hoge Raad oordeelt echter ook dat er strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM in samenhang met artikel 8 EVRM. Het onderscheid dat bestaat tussen een biologisch kind dat binnen het huwelijk geboren wordt en een biologisch kind dat niet erkend is maar waarmee wel een family life heeft bestaan, is in strijd met dit discriminatieverbod.

Geen rechtsherstel

De Hoge Raad biedt vervolgens geen rechtsherstel, maar oordeelt dat het opheffen van dit discriminatieverbod vooralsnog aan de wetgever moet worden overgelaten. Het opheffen van dit verschil vraagt namelijk keuzes die buiten de taak van de rechter liggen.

Maatschappelijke ontwikkelingen

De Hoge Raad wijst daarbij op maatschappelijke ontwikkelingen rond meerouderschap, meeroudergezag en draagmoederschap. Dit vraagt om verdergaande politieke keuzes over onder meer de familierechtelijke positie van buitenhuwelijkse kinderen.

Vervolg

Het kind uit deze casus krijgt geen gelijk. Hoewel de Hoge Raad meent dat strijd bestaat met het discriminatieverbod uit het EVRM, lost de Hoge Raad dit niet zelf op. De wetgever is nu aan zet, maar dat zal het kind uit de casus niet meer baten. Die betaalt erfbelasting met toepassing van de lagere vrijstelling en de hogere tarieven. 

Tip! Heeft u een vergelijkbare situatie? Overleg dan met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 tax proposals Prince’s Day 2024

What are the most important tax proposals for entrepreneurs of the Dutch Minister of Finance Heinen on the Dutch Prince’s Day 2024? We list the ten most important ones for you.

1. Reduction of high rate second bracket of box 2

Binnenhof

Since January 1, 2024, the uniform rate of box 2 has been replaced by two rates. For dividends received up to € 67,000, a rate of 24.5% will apply in 2024. This rate will remain the same in 2025, but will then apply to dividends up to € 67,804. For the year 2024, the rate of the second bracket at the end of 2023 was changed at the last minute from the originally proposed 31 to 33%. This change will now be reversed with effect from 2025. A 33% rate in the second bracket will still apply in 2024; a 31% rate in the second bracket has been proposed starting in 2025.

Tip! Tax partners benefit twice from the rate of the first low bracket, which means that a dividend distribution of €134,000 in 2024 is taxed at the low rate of 24.5%. In 2025, the low rate of 24.5% applies to tax partners up to a dividend distribution of €135,608.

Note! As of 2025, dividend payments also affect the reduction of the general tax credit. The general tax credit will generally decrease or may even become zero as a result of a dividend distribution as of 2025. In addition, a dividend distribution, even as early as 2024, affects the so called ‘dga tax’ and the amount of box 3 assets. Therefore, consult with your advisor to determine the most advantageous dividend distribution in your situation in 2024.

2. Abolition of reduced VAT rate art, culture, sports and hotel stays as of January 1, 2026

The reduced VAT rate of 9% for culture, media, lodging (hotels, vacation homes and mobile homes), books and sports will be abolished as of Jan. 1, 2026. The general VAT rate of 21% will then apply.

Note! For non-profit sports associations, the exemption continues to apply.

Tip! There are some exceptions: cinemas, circuses, camping sites and day recreation (amusement parks, playgrounds and ornamental gardens and zoos) remain subject to the reduced VAT rate of 9%.

Note!The adjustment of the VAT rate depends on when the service is provided, not when the service provider receives payment. For example, if you sell a ticket for a theater performance in 2025 for a performance that takes place in 2026, the general rate of 21% already applies in 2025.

3. Transfer tax reduction for non-owner-occupied housing

The general transfer tax rate of 10.4% will be reduced to 8% for homes not in owner-occupied use as of Jan. 1, 2026. This rate reduction does not apply to commercial properties. For homes that are owner-occupied, the transfer tax rate will remain at 2% – under the conditions already in place for this purpose. For first-time buyers under 35 years of age, the one-time exemption from transfer tax will continue to apply – under the conditions already in force for this purpose.

Note! This reduction has not yet been included in a concrete bill, but will be included in a bill to be introduced at a later date (envisaged in October 2024).

4. Business succession regulation and pass-through regulation

The purpose of the business succession regulation (BOR) and the pass-through regulation (DSR) is to prevent the continuity of the business from being jeopardized by the tax burden during real business transfers. You can therefore pass the baton to the next generation with a tax incentive. The BOR and DSR play an important role in the transfer of family businesses, but pay attention to the changes already adopted at the end of 2023 and the additional changes announced.

The Cabinet proposes to reduce the mandatory continuation period from five to three years as of January 1, 2025. If this proposal is adopted, this means that a continuation period of five years will continue to apply to acquisitions occurring before January 1, 2025, while a continuation period of three years will then apply to acquisitions as of January 1, 2025.

As of Jan. 1, 2026, the proposed changes include the following:

  • Limit the BOR and DSR for shares to common shares with a minimum interest of 5%. Options and profit certificates, among others, will then no longer qualify for the BOR and DSR for shares.
  • Simplify restructuring during the possession and continuation period. 
  • A longer possession period for donors and testators who started the business later than two years after their state pension age.
  • Addressing unintended use of double BOR.

Note! Since January 1, 2024, real estate made available to third parties (including rentals) already by default no longer qualifies as business assets. Donating or inheriting such real estate with application of the BOR is since then no longer possible.

5. Rollback of the more limited 30% ruling for expats

Employees who come to the Netherlands and meet the criteria, can claim the 30% ruling. This allows them to receive up to 30% of their salary untaxed. In the Tax Plan 2024, a moderation in steps to 10% was announced (the so-called ’30-20-10-rule’). This austerity will be largely reversed, but in addition a higher salary standard will be instituted.

As of Jan. 1, 2027, a constant flat rate of 27% will be introduced for up to five years. In 2025 and 2026, a rate of 30 will apply to all employees who meet the criteria. The salary standard will be raised from €46,107 (amount in 2024) to €50,436 from 2027. For incoming employees who are younger than 30 and have a master’s degree, the salary standard is increased from € 35,048 (amount in 2024) to € 38,338.

Note!For employees who already applied the 30% rule before 2024, the percentage of 30 will apply for the entire term. In addition, the old (indexed) income standard will continue to apply to them. Thus, they will not face 27% and a higher salary standard from 2027.

Note! These changes are not yet included in a concrete bill, but will be included in a bill to be introduced at a later date (targeted in October 2024).

6. Motor vehicle tax credit for emission-free passenger cars

Currently, users of an emission-free passenger car (fully electric or hydrogen-powered) do not pay motor vehicle tax. At the end of 2019, the Climate Agreement Tax Measures Act already adopted that a 75% motor vehicle tax rate discount will apply to such cars in 2025 and that the rate discount will be abolished from January 1, 2026. However, because zero-emission passenger cars have heavier batteries, they are also taxed more heavily. To reduce this difference and thus ensure that no fewer emission-free passenger cars will be sold, a 25% reduction in the motor vehicle tax rate for emission-free cars will apply from 2026 through 2029. The government has announced to assess in the spring of 2025 whether the 25% rate discount for emission-free passenger cars is sufficient.

Note! This change is not yet included in a concrete bill, but will be included in a bill to be introduced at a later date (targeted in October 2024).

7. Abolition of the gift deduction in corporate income tax.

For fiscal years beginning on or after January 1, 2025, the corporate gift deduction will be abolished. This means that as of that date, you can no longer deduct donations from your company from your profits. Donations from your company will additionally be considered a dividend distribution to you privately from 2025 and will therefore be taxed with dividend tax and in box 2 of the income tax. In box 2, depending on the amount of total dividend payments in a year, a rate of 24.5% or 31% will apply in 2025. However, you can, under conditions, then use the gift deduction in income tax in private.

Note! Although the gift deduction in corporate income tax disappears, this deduction in income tax remains unchanged in 2025.

Note! Do you support charities through sponsorship or advertising? Then these costs are not donations, but business expenses. These costs, like other business expenses, remain deductible from profits. The same applies to expenses you incur as part of Corporate Social Responsibility.

8. Introduction third income tax bracket

As of January 1, 2025, a new reduced first bracket will be introduced in Box 1. This will provide a more targeted reduction in the burden on middle-income earners in particular. The rate in this first bracket will drop from 36.97% (2024) to 35.82% (2025). This bracket runs in 2025 up to an income of €38,441. The rate of the second bracket in 2025 is 37.48% and runs up to € 76. 817.The limit for the third (highest) bracket is thus € 1,298 higher than in 2024. The highest rate in box 1 remains 49.5%.

Note! If you fall in the lowest rate, you will also receive deductions in the lowest rate.

9. Box 3 rate remains 36%

The rate in box 3 will remain at 36% next year. Despite expectations that the rate for box 3 would be lowered to reduce the tax burden on savers and investors, the rate will not change.

Note! On June 6, 2024, the Supreme Court ruled – briefly described – that a taxpayer is entitled to more legal recovery if the actual return in box 3 is lower than the statutory (flat rate) return. The consequences and further details of this ruling have been fleshed out a bit further in a parliamentary letter published on Prince’s Day 2024. We will inform you about this in more detail shortly.

10. Changes to the earnings stripping measure

The earnings stripping measure limits the generic interest deduction and applies to all corporate taxpayers. As a result, you can deduct less of the difference between the interest expense and interest income of money loans when determining your profit. From 2025, you can no longer deduct the interest balance if it exceeds the higher of 25% (20% in 2024) of the (adjusted) profit or the threshold of €1 million.

As of January 1, 2025, the €1 million threshold will no longer apply to real estate entities that lease real estate to third parties. This means that real estate entities can deduct a maximum of 25% of the (adjusted) profit in interest.

Note! This rule does not apply to real estate that is rented out to an affiliated entity or to an affiliated natural person.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 Prinsjesdag 2024

Welke belangrijke fiscale voorstellen voor ondernemers kwamen op Prinsjesdag 2024 uit het koffertje van minister Heinen van Financiën? Wij zetten de tien belangrijkste voor u op een rij.

1. Verlaging hoge tarief tweede schijf van box 2

Binnenhof

Sinds 1 januari 2024 is het uniforme tarief van box 2 vervangen door twee tarieven. Voor ontvangen dividenden tot € 67.000 geldt in 2024 een tarief van 24,5%. Dit tarief blijft in 2025 gelijk, maar geldt dan voor dividenden tot € 67.804. Voor het jaar 2024 werd het tarief van de tweede schijf eind 2023 op het laatste moment nog gewijzigd van de oorspronkelijk voorgestelde 31 naar 33%. Deze wijziging wordt nu met ingang van 2025 teruggedraaid. In 2024 geldt nog een tarief van 33% in de tweede schijf, vanaf 2025 is een tarief van 31% in de tweede schijf voorgesteld.

Tip! Fiscale partners profiteren twee keer van het tarief van de eerste lage schijf, wat betekent dat een dividenduitkering van € 134.000 in 2024 belast wordt tegen het lage tarief van 24,5%. In 2025 geldt het lage tarief van 24,5% bij fiscale partners tot een dividenduitkering van € 135.608.

Let op! Vanaf 2025 hebben dividenduitkeringen ook effect op de afbouw van de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting zal vanaf 2025 over het algemeen dalen of kan zelfs nihil worden door een dividenduitkering. Daarnaast heeft een dividenduitkering, ook in 2024 al, effect op de Wet excessief lenen (ook wel de dga-taks) en de hoogte van het box 3-vermogen. Overleg daarom met uw adviseur om te bepalen wat in uw situatie de voordeligste dividenduitkering is in 2024.

2. Afschaffing verlaagd btw-tarief kunst, cultuur, sport en hotelovernachtingen per 1 januari 2026

Het verlaagde btw-tarief van 9% voor cultuur, media, logies (hotels, vakantiewoningen en stacaravans), boeken en sport vervalt vanaf 1 januari 2026. Het algemene btw-tarief van 21% wordt dan van toepassing. 

Tip! Er zijn enkele uitzonderingen: bioscopen, circussen, kampeerterreinen en dagrecreatie (attractieparken, speel- en siertuinen en dierentuinen) blijven onder het verlaagde btw-tarief van 9% vallen.

Let op! De aanpassing van het btw-tarief is afhankelijk van het moment waarop de dienst wordt geleverd en dus niet van het moment waarop de dienstverrichter de betaling ontvangt. Als u in 2025 bijvoorbeeld een ticket voor een theatervoorstelling verkoopt voor een voorstelling die in 2026 plaatsvindt, geldt in 2025 al het algemene tarief van 21%.

3. Verlaging overdrachtsbelasting voor woningen niet in eigen gebruik 

Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting van 10,4% wordt per 1 januari 2026 verlaagd naar 8% voor woningen die niet in eigen gebruik zijn. Deze tariefsverlaging geldt niet voor bedrijfspanden. Voor woningen die wel in eigen gebruik zijn, blijft – onder de daarvoor nu al geldende voorwaarden – het tarief voor de overdrachtsbelasting 2%. Voor starters onder de 35 jaar blijft – onder de daarvoor nu al geldende voorwaarden – de eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting gelden.

Let op! Deze verlaging is nog niet opgenomen in een concreet wetsvoorstel, maar wordt opgenomen in een op een later moment (beoogd in oktober 2024) in te dienen wetsvoorstel.

4. Bedrijfsopvolgingsregeling en doorschuifregeling

Het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) is om bij reële bedrijfsoverdrachten te voorkomen dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt door de belastingdruk. U kunt daarom met een fiscale stimulans het stokje aan de volgende generatie doorgeven. De BOR en DSR spelen een belangrijke rol bij de overdracht van familiebedrijven, maar let daarbij wel op de wijzigingen die eind 2023 al zijn aangenomen en de extra wijzigingen die zijn aangekondigd.

Het kabinet stelt voor om per 1 januari 2025 de verplichte voortzettingstermijn te verkorten van vijf naar drie jaar. Als dit voorstel wordt aangenomen, betekent dit dat voor verkrijgingen die zich voordoen vóór 1 januari 2025 een voortzettingstermijn blijft gelden van vijf jaar, terwijl voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025 dan een voortzettingstermijn van drie jaar geldt.

Vanaf 1 januari 2026 worden onder andere de volgende aanpassingen voorgesteld:

  • Beperken van de BOR en DSR voor aandelen tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5%. Onder meer opties en winstbewijzen kwalificeren dan niet meer voor de BOR en DSR voor aandelen.
  • Vereenvoudiging van de herstructureringen gedurende de bezits- en voortzettingstermijn. 
  • Een langere bezitstermijn voor schenkers en erflaters, die later dan twee jaar na hun AOW-leeftijd met de onderneming zijn gestart.
  • Aanpak van onbedoeld gebruik van dubbele BOR. 

Let op! Sinds 1 januari 2024 kwalificeert aan derden ter beschikking gesteld (waaronder verhuur) vastgoed al standaard niet meer als ondernemingsvermogen. Dergelijk vastgoed schenken of erven met toepassing van de BOR is sindsdien niet meer mogelijk.

5. Terugdraaiing versobering 30%-regeling voor expats

Werknemers die naar Nederland komen en voldoen aan de criteria, kunnen aanspraak maken op de 30%-regeling. Hierdoor ontvangen zij maximaal 30% van hun salaris onbelast. In het Belastingplan 2024 was een versobering aangekondigd in stappen naar 10% (de zogenaamde ‘30-20-10-regeling’). Deze versobering wordt grotendeels teruggedraaid, maar daarnaast wordt een hogere salarisnorm ingesteld.

Per 1 januari 2027 wordt een constant forfait ingevoerd van 27% voor maximaal vijf jaar. In 2025 en 2026 geldt voor alle werknemers die voldoen aan de criteria een percentage van 30. De salarisnorm wordt vanaf 2027 verhoogd van € 46.107 (bedrag in 2024) naar € 50.436. Voor ingekomen werknemers die jonger zijn dan 30 jaar en een master hebben, wordt de salarisnorm verhoogd van € 35.048 (bedrag in 2024) naar € 38.338.

Let op! Voor werknemers die al vóór 2024 de 30%-regeling toepasten, geldt gedurende de gehele looptijd het percentage van 30. Daarnaast blijft voor hen de oude (geïndexeerde) inkomensnorm gelden. Zij worden dus niet vanaf 2027 geconfronteerd met 27% en een hogere salarisnorm. 

Let op! Deze wijzigingen zijn nog niet opgenomen in een concreet wetsvoorstel, maar worden opgenomen in een op een later moment (beoogd in oktober 2024) in te dienen wetsvoorstel. 

6. Tariefskorting motorrijtuigenbelasting emissievrije personenauto

Op dit moment betalen gebruikers van een emissievrije personenauto (volledig elektrisch of waterstof aangedreven) geen motorrijtuigenbelasting. Eind 2019 is met de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord al aangenomen dat voor dergelijke auto’s in 2025 een tariefskorting van 75% geldt op de motorrijtuigenbelasting en dat vanaf 1 januari 2026 de tariefskorting wordt afgeschaft. Doordat emissievrije personenauto’s zwaardere accu’s hebben, worden deze echter ook zwaarder belast. Om dit verschil te verkleinen en er zo voor te zorgen dat er niet minder emissievrije personenauto’s verkocht gaan worden, geldt vanaf 2026 tot en met 2029 een tariefskorting van 25% in de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije auto’s. Het kabinet heeft aangekondigd om in het voorjaar van 2025 te beoordelen of de tariefskorting van 25% voor emissievrije personenauto’s voldoende is.

Let op! Deze wijziging is nog niet opgenomen in een concreet wetsvoorstel, maar wordt opgenomen in een op een later moment (beoogd in oktober 2024) in te dienen wetsvoorstel. 

7. Afschaffing van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting

Voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025 wordt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting afgeschaft. Dit betekent dat u vanaf die datum geen giften vanuit uw vennootschap meer van uw winst kunt aftrekken. Giften uit uw vennootschap worden daarnaast vanaf 2025 beschouwd als een dividenduitkering aan u in privé en worden daarmee belast met dividendbelasting en in box 2 van de inkomstenbelasting. In box 2 geldt, afhankelijk van de hoogte van het totaal aan dividenduitkeringen in een jaar, in 2025 een tarief van 24,5 of 31%. U kunt wel, onder voorwaarden, in privé dan gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.

Let op!Hoewel de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting verdwijnt, blijft deze aftrek in de inkomstenbelasting in 2025 nog onveranderd.

Let op! Steunt u goede doelen door middel van sponsoring of reclame? Dan zijn deze kosten geen giften, maar zakelijke kosten. Deze kosten blijven, net als andere bedrijfskosten, aftrekbaar van de winst. Datzelfde geldt voor uitgaven die u doet in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

8. Introductie derde schijf inkomstenbelasting

Per 1 januari 2025 wordt een nieuwe, verlaagde eerste schijf in box 1 geïntroduceerd. Dit zorgt voor een gerichtere lastenverlichting bij met name middeninkomens. Het tarief in deze eerste schijf daalt van 36,97% (2024) naar 35,82% (2025). Deze schijf loopt in 2025 tot een inkomen van € 38.441. Het tarief van de tweede schijf bedraagt in 2025 37,48% en loopt tot € 76. 817.De grens voor de derde (hoogste) schijf is daarmee € 1.298 hoger dan in 2024. Het hoogste tarief in box 1 blijft 49,5%.

Let op! Valt u in het laagste tarief, dan krijgt u ook aftrek in het laagste tarief.

9. Box 3-tarief gaat toch niet omlaag

Het tarief in box 3 blijft ook volgend jaar 36%. Ondanks de verwachting dat het tarief voor box 3 zou worden verlaagd om de belastingdruk op spaarders en beleggers te verlichten, verandert het tarief niet. 

Let op! Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad – kort omschreven – dat een belastingplichtige recht heeft op meer rechtsherstel als het werkelijke rendement in box 3 lager is dan het wettelijke (forfaitaire) rendement. De gevolgen en nadere uitwerking van dit oordeel zijn in een op Prinsjesdag 2024 verschenen Kamerbrief weer een beetje verder ingevuld. Hierover zullen wij u binnenkort nader informeren.

10. Wijzigingen in de earningsstrippingmaatregel

De earningsstrippingmaatregel beperkt de generieke renteaftrek en geldt voor alle vennootschapsbelastingplichtigen. Hierdoor kunt u van het verschil tussen de rentelasten en de rentebaten van geldleningen minder aftrekken bij het bepalen van de winst. Vanaf 2025 kunt u het rentesaldo niet meer aftrekken als dat meer bedraagt dan het hoogste van 25% (20% in 2024) van de (gecorrigeerde) winst of de drempel van € 1 miljoen.

Vanaf 1 januari 2025 geldt de drempel van € 1 miljoen niet langer voor vastgoedlichamen die onroerend goed aan derden verhuren. Dit betekent dat vastgoedlichamen maximaal 25% van de (gecorrigeerde) winst aan rente kunnen aftrekken.

Let op! Deze regeling is niet van toepassing op vastgoed dat verhuurd wordt aan een verbonden lichaam of aan een verbonden natuurlijk persoon. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra subsidie voor gebruikte elektrische auto

Er is ruim € 23 miljoen extra subsidie uitgetrokken voor de aanschaf van een gebruikte elektrische auto. De ‘Subsidie Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) gebruikt’ voor dit jaar was al op, maar door de extra middelen kunnen particulieren nog steeds een subsidieaanvraag indienen.

SEPP

Auto

De SEPP bedraagt voor particulieren die een nieuwe elektrische auto kopen € 2.950. Voor gebruikte elektrische auto’s bedraagt de subsidie € 2.000. Voor nieuwe elektrische auto’s is nu nog zo’n 36% van het budget beschikbaar. Voor gebruikte elektrische auto’s is door de extra subsidie nog zo’n 38% van het budget beschikbaar. De subsidie lijkt voldoende voor de rest van het jaar, maar vanwege de grote belangstelling is het verstandig om niet tot het laatste moment met een subsidieaanvraag te wachten.

Voorwaarden

Voor de SEPP gelden tal van voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de 100% elektrische auto tussen de € 12.000 en € 45.000 liggen. Ook moet de auto een actieradius hebben van minstens 120 kilometer. Verder is de subsidie alleen beschikbaar voor particulieren. U vindt alle voorwaarden hier.

Ook voor ondernemers?

Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar mogen de auto dan niet tot het ondernemingsvermogen rekenen. Ze kunnen voor zakelijke ritten met deze privéauto dan een vergoeding ten laste van de winst brengen van € 0,23/km.

Let op! 2024 is het laatste jaar dat u de SEPP kunt aanvragen. Dit kan bij RVO.nl tot uiterlijk 27 december 2024 12.00 uur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Invloed betaling premie zorgverzekering op box 3

Het moment waarop u uw premie zorgverzekering betaalt kan van invloed zijn op uw vermogenspositie op 1 januari voor box 3. Wat betekent dit voor reeds betaalde zorgpremies of juist nog te betalen zorgpremies?

Vooruitbetaalde premie zorgverzekering

Euro

Als u straks vóór 1 januari 2025 uw premie zorgverzekering voor het jaar 2025 betaalt, staat dit bedrag niet meer op uw bankrekening. Aan de Belastingdienst  is gevraagd of u deze vooruitbetaalde premie dan als overige bezitting moet opnemen voor uw box 3-heffing op 1 januari 2025. Dat hoeft niet. Dit betekent dat het voor uw box 3-heffing mogelijk aantrekkelijk kan zijn om uw premie zorgverzekering voor het jaar 2025 vóór 1 januari 2025 te betalen.

Nog te betalen premie zorgverzekering

Betaalt u uw premie zorgverzekering voor het jaar 2025 ná 1 januari 2025, dan kunt u deze nog te betalen premie niet als schuld in aanmerking nemen voor uw box 3-heffing op 1 januari 2025, aldus de Belastingdienst.

Let op! Deze standpunten gaan alleen over de vooruitbetaalde en nog te betalen premie zorgverzekering. U kunt deze dus niet één op één toepassen op andere vooruitbetalingen of nog te betalen bedragen. Heeft u hier vragen over, overleg dan met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 concrete fiscale maatregelen uit het Regeerprogramma

Op 13 september jl. presenteerde het kabinet het Regeerprogramma. Dit programma bevat een breed scala aan fiscale maatregelen die volgens het kabinet gericht zijn op het versterken van het ondernemingsklimaat, bestaanszekerheid, het bieden van fiscale stabiliteit en voorspelbaarheid. Hieronder volgt een top 10 concrete fiscale maatregelen.

1. Lastenverlichting voor bedrijven

Binnenhof

Het kabinet introduceert verschillende lastenverlichtingen voor bedrijven, waaronder:

  • de verlaging van de mkb-winstvrijstelling naar 12,03% gaat niet door; 
  • de afschaffing van de inkoop eigen aandelen gaat niet door;
  • de maximale renteaftrek in de vennootschapsbelasting wordt verhoogd van 20 naar het Europees gemiddelde van 25% van de gecorrigeerde winst (EBITDA);
  • de verhoging van de CO2-heffing voor industrie is van de baan;
  • er gaat een streep door de verhoging van de energiebelasting.

2. Stabiel regulier tarief vennootschapsbelasting

Het kabinet streeft naar een stabiel en voorspelbaar fiscaal beleid. Expliciet worden het reguliere Vpb-tarief genoemd, een aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling, de WBSO en de innovatiebox. Het lijkt erop dat hiermee het kabinet uitspreekt dat deze regels en tarieven onveranderd blijven.

3. Verlaging van de overdrachtsbelasting

Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting voor beleggers wordt verlaagd van 10,4 naar 8%. Dit tarief geldt voor alle onroerende zaken, behalve de eigen woning. Deze maatregel moet investeren in (huur)woningen aantrekkelijker maken.

4. Introductie derde schijf in de inkomstenbelasting

Er wordt een extra derde schijf in de inkomstenbelasting geïntroduceerd en er komt een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Het doel is meer loon naar werken door een lastenverlichting op arbeid en verlaging van de marginale belastingdruk voor burgers. Het kabinet financiert deze lastenverlichting deels door het verlagen van de algemene heffingskorting. Na Prinsjesdag kunnen we de concrete cijfers en tarieven zien.

5. Behouden van de fiscale positie van de eigen woning

De huidige regeling rond de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait blijft ongewijzigd.

6. Tegenbewijsregeling box 3

Er komt een tegenbewijsregeling voor box 3, waardoor verhuurders de mogelijkheid krijgen om het werkelijke rendement over hun gehele vermogen aan te tonen bij de Belastingdienst.

7. Differentiatie vliegbelasting naar afstand per 2027

Deze maatregel wordt ingevoerd om de hogere uitstoot van langeafstandsvluchten zwaarder te belasten. De verhoging van de vliegbelasting wordt per 1 januari 2027 ingevoerd via een apart wetstraject of wordt opgenomen in het Belastingplan 2026.

8. Energiebelasting van huishoudens

Het tarief van de energiebelasting op aardgas zal in de eerste en tweede schijf worden verlaagd. Dit is bedoeld om de energierekening voor huishoudens te verlagen.

9. Invoering plasticheffing per 2028

Het kabinet is van plan om per 2028 een heffing op plastic in te voeren waarbij ook wordt gekeken naar mogelijke alternatieve beprijzingsmaatregelen voor het stimuleren van circulair plastic. De heffing op plastic en/of alternatieve beprijzingsmaatregelen hebben een beoogde netto-opbrengst van € 547 miljoen structureel.

10. Wetsvoorstel beëindiging salderingsregeling

Er komt een wetsvoorstel voor beëindiging van de salderingsregeling voor kleinverbruikers met ingang van 1 januari 2027.

Veel plannen zijn al eerder aangekondigd in het Hoofdlijnenakkoord van mei. De verwachting is dat een aantal plannen in uitgewerkte vorm zal terugkomen op Prinsjesdag 2024. Houd er rekening mee dat een aantal wellicht ook geen doorgang zal vinden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 fiscale vergezichten uit het Regeerprogramma

In het Regeerprogramma 2024 is naast een flink aantal concrete fiscale maatregelen ook een aantal fiscale maatregelen aangekondigd die het kabinet op termijn wil uitvoeren. Deze plannen moeten nog nader worden uitgewerkt. U treft hier een top 10 fiscale vergezichten.

1. Invoering planbatenbelasting

Binnenhof

Een planbatenheffing is een belasting op de waardestijging van grond als gevolg van een bestemmingsplanwijziging. Het kabinet wil deze heffing invoeren en afspraken maken met gemeenten, zodat de opbrengst wordt ingezet voor bereikbaarheid en het realiseren van betaalbare huur- en koopwoningbouw. Daarnaast overweegt het kabinet om een belasting op onbebouwde grond met een woonfunctie te introduceren, met als doel woningbouw te bevorderen en speculatie met bouwgrond tegen te gaan. Uiterlijk in het voorjaar 2025 komt het kabinet met voorstellen.

2. Maximeren van de gemeentelijke woonlasten (ozb)

Er komt een onderzoek hoe de stijging van de gemeentelijke woonlasten kan worden gemaximeerd.

3. Hervorming autobelastingen

Het kabinet gaat werken aan een hervorming van de autobelastingen, gericht op een stabiele opbrengst op lange termijn en het stimuleren van elektrisch rijden. Concrete plannen worden in het eerste kwartaal van 2025 gepresenteerd. Duidelijk is dat alle nieuwe aanschafsubsidies voor personenvoertuigen per 2025 worden stopgezet. Vanaf 2026 komt er in de motorrijtuigenbelasting een nieuwe tariefkorting voor emissievrije personenauto’s, die gedeeltelijk compenseert voor het technisch meergewicht van het accupakket. 

4. Werkzekerheid voor flexwerkers

Er komt een wetsvoorstel om meer werkzekerheid te bieden aan flexwerkers, zoals uitzendkrachten, oproepkrachten en tijdelijke werknemers. Dit omvat maatregelen om hen beter te beschermen. Ondertussen zal de Belastingdienst per 1 januari 2025 weer gaan handhaven op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen om schijnzelfstandigheid te bestrijden.

5. Constitutionele toetsing

Het kabinet voert een constitutionele toetsing in door een (gedeeltelijke) opheffing van het toetsingsverbod in artikel 120 van de Grondwet en de oprichting van een constitutioneel hof. Hierdoor wordt het mogelijk om wetten te toetsen aan klassieke grondrechtsbepalingen van de Grondwet, wat het belang van grondrechten en de Grondwet versterkt.

6. Financieringshub voor mkb’ers

Er wordt een financieringshub ontwikkeld om mkb’ers makkelijker toegang tot financiering te geven. Deze zal aan het eind van dit jaar gelanceerd worden.

7. Nieuwe re-integratiemogelijkheden voor kleine en middelgrote werkgevers

Het kabinet gaat het mogelijk maken dat kleine en middelgrote werkgevers onder voorwaarden straks na één jaar ziekte van de werknemer de re-integratie volledig kunnen richten op het vinden van een werkplek bij een andere werkgever.

8. Fiscale regeling voor medewerkersparticipatie 

Er komt een onderzoek naar een fiscale regeling voor medewerkersparticipatie bij startups en scale-ups.

9. Vervanging van heffingskortingen en aftrekposten en vermindering van inkomensafhankelijke regelingen

Er zal een verkenning plaatsvinden van (gedeeltelijke) vervanging door inkomensonafhankelijke toelagen en andere belastingtarieven. Het kabinet gaat daarnaast werken aan het verminderen van terugvorderingen van inkomensafhankelijke regelingen, het terugdringen van het niet-gebruik van inkomensafhankelijke regelingen en verlaging van de marginale belastingdruk voor werkenden.

10. Modernisering van het belastingstelsel

Er komt een inventarisatie van opties voor modernisering op andere terreinen van het belastingstelsel.

Een aantal van bovenstaande plannen is reeds aangekondigd in het Hoofdlijnenakkoord. De verwachting is dat deze plannen de komende tijd uitgewerkt zullen worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tozo 1-uitkering deels bij partner belast

Ondernemers die tijdens de coronacrisis in financiële moeilijkheden kwamen, konden een beroep doen op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers, Tozo. Volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant dient de inkomensondersteuning van de Tozo over de eerste periode (Tozo-1) bij partners aan beiden te worden toegerekend.

Tozo

Juridisch

De Tozo voorzag in inkomensondersteuning en in een lening voor bedrijfskapitaal. De Tozo kende tal van voorwaarden, die gedurende de periode van toekenning verschillend waren. De Tozo was gebaseerd op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) en werd uitgevoerd door de gemeentes.

Gezamenlijk recht

Voor de Tozo-1 was bepaald dat partners er gezamenlijk recht op hadden. Om de Tozo-1 uitvoerbaar te houden, was onder meer bepaald dat er geen rekening werd gehouden met het inkomen van de partner en dat ook de zogenaamde kostendelersnorm niet werd toegepast. Dit betekent dat wanneer meerdere volwassenen samenwoonden, de Tozo niet lager werd vanwege het feit dat de kosten gedeeld werden.

Deels bij partner belast

Omdat er een gezamenlijk recht op de Tozo-1 bestond, werd de helft van de uitkering ook bij de partner belast. In bovengenoemde zaak oordeelde de rechtbank dat dit terecht is. In deze zaak had een vrouwelijke ondernemer de Tozo-1 gekregen, terwijl haar partner voor de helft werd belast. Naar zijn mening was dit onterecht, maar de rechtbank dacht hier anders over. 

Nu de man mede-rechthebbende was, diende hij ook over zijn aandeel belasting te betalen. Dat de man zelf geen deel van de Tozo op zijn rekening had ontvangen, deed niet ter zake.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuw: Fiscaal Kompas ZZP-zorg

Verschillende brancheorganisaties uit de zorg, de zogenaamde BoZ+ partijen, hebben gezamenlijk voor hun leden een Fiscaal Kompas ZZP Zorg uitgegeven.

BoZ+ partijen

Medisch

De BoZ+ partijen zijn ActiZ, de Nederlandse ggz, NFU, NVZ, VGN en Zorgthuisnl. Zij willen met het Fiscaal Kompas ZZP Zorg hun leden ondersteunen bij het treffen van de nodige voorbereidingen op het afschaffen van het handhavingsmoratorium Wet DBA per 1 januari 2025.

Let op! In het Fiscaal Kompas ZZP zorg is op pagina 2 opgenomen dat de inhoud van het Fiscaal Kompas uitsluitend bestemd is voor leden van de BoZ+ partijen. Het document is gepubliceerd op het besloten deel van de brancheorganisaties. U kunt het document dus downloaden als u bent aangesloten bij een van de brancheorganisaties.

Voorgeschiedenis

De BoZ+ partijen tekenden op 6 juli 2023 een intentieverklaring met de ministeries van VWS, SZW en Financiën en met de Belastingdienst over een Fiscaal Kader ZZP Zorg. De gesprekken hierover zijn echter opgeschort. De BoZ+ partijen wilden, gezien het naderen van de einddatum van het handhavingsmoratorium, niet langer wachten met de ondersteuning van hun leden.

Fiscaal Kompas ZZP Zorg

Daarom is voor de leden het Fiscaal Kompas ZZP Zorg vrijgegeven. Dit Kompas bevat een nadere toelichting op de relevante wet- en regelgeving voor de loonheffingen in de zorg. Het is bedoeld om zorgorganisaties te ondersteunen en het kan handvaten bieden bij het beoordelen van de arbeidsrelaties. Zo bevat het Kompas onder meer een voorbeeld(raam)overeenkomst van opdracht, een toelichting op het wettelijk kader van het Kompas en een stappenplan inhuur zorgprofessionals. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de arbeidsrelaties ligt bij de zorgorganisaties zelf.

Posted in Niet gecategoriseerd

Per 1 januari 2025 handhaving op schijnzelfstandigheid met overgangsjaar

Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst handhaven op schijnzelfstandigheid. Het handhavingsmoratorium komt dan te vervallen. Er is nog wel een overgangsjaar aangekondigd om werkgevers meer tijd te geven. Tevens gaat de Belastingdienst geen modelovereenkomsten meer goedkeuren.

Wet DBA

Handtekening

Vanaf 1 mei 2016 geldt de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA), bedoeld om duidelijkheid te creëren of iemand zelfstandige is of niet. Een schijnzelfstandige is iemand die door zichzelf en zijn opdrachtgever als zzp’er wordt aangemerkt, terwijl deze persoon in werkelijkheid werknemer is. De handhaving van de wet DBA is continu opgeschort, uiteindelijk tot 1 januari 2025. Tot dat moment legt de Belastingdienst opdrachtgevers en opdrachtnemers nog geen boete of naheffing op. 

Handhavingsmoratorium

Er is nu wel sprake van een zogenaamd handhavingsmoratorium. Dit moratorium houdt in dat de Belastingdienst aanwijzingen geeft als er volgens hen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar alleen naheft in uitzonderlijke gevallen van kwaadwillendheid. 

Handhaving in werking

Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst dus handhaven op schijnzelfstandigheid. Het handhavingsmoratorium komt dan ook te vervallen. Risicosectoren zoals de zorg, de kinderopvang, de bouw en het onderwijs zijn al extra gewaarschuwd. 

Boetes en naheffingen 

In de praktijk betekent het opheffen van het handhavingsmoratorium dat de Belastingdienst tijdens controles naheffingen kan opleggen als er binnen bedrijven en organisaties sprake is van schijnzelfstandigheid. 

Let op! Wanneer een bedrijf of organisatie niet aan de regels voldoet kan een naheffing tot maximaal vijf jaar terug worden opgelegd. De Belastingdienst gaat hierbij echter alleen met terugwerkende kracht corrigeren tot 1 januari 2025, de datum van de opheffing.

Overgangsregeling

Het kabinet heeft begin september 2024 aangekondigd dat er een overgangsregeling komt: een jaar waarin werkgevers en werkenden nog geen vergrijpboete krijgen als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid. Het kabinet heeft dit besluit genomen, omdat vanuit de markt is gevraagd om duidelijkheid over het opheffen van het handhavingsmoratorium, zodat men zich hierop kan voorbereiden. Bijkomend punt is dat de nieuwe wet op zijn vroegst pas kan ingaan op 1 januari 2026.

Geen goedkeuring meer op modelovereenkomsten

Ook is aangegeven dat  de Belastingdienst geen modelovereenkomsten meer gaat goedkeuren, omdat modelovereenkomsten vooraf geen zekerheid kunnen geven over het werken buiten dienstverband. Dit hangt namelijk af van hoe er in de praktijk wordt gewerkt, niet van wat er in een contract staat.

Werkt u met zelfstandigen? 

Controleer goed welke afspraken u met hen heeft gemaakt en hoe u dit heeft vastgelegd. Zorg ervoor dat de gemaakte afspraken op papier daadwerkelijk aansluiten bij de praktijk. Denk hierbij aan zaken zoals:

  • beding dat de zzp’er eigen verzekeringen afsluit (waaronder een aansprakelijkheidsverzekering en een arbeidsongeschiktheidsverzekering),
  • geef ruimte aan zzp’ers om voor andere opdrachtgevers te werken,
  • laat de zzp’er zelf factureren,
  • zorg dat de zzp’er zelf verantwoordelijk is voor zijn scholing en opleiding, en
  • geef de zzp’er de vrijheid om zich te laten vervangen.
Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 2026 btw-herziening investeringsdiensten vanaf € 30.000

Het kabinet stelt op Prinsjesdag 2024 voor om vanaf 2026 een btw-herzieningsregeling te introduceren voor investeringsdiensten van minimaal € 30.000 met betrekking tot onroerende zaken. Dit blijkt uit de Eindejaarsregeling 2024 die ter internetconsultatie is aangeboden.

Btw-herzieningsregeling investeringsgoederen

Bedrijfspand

Op dit moment bestaat er al een btw-herzieningsregeling voor investeringen in roerende en onroerende goederen. In deze regeling wordt het gebruik van roerende investeringsgoederen gedurende vier jaar en het gebruik van onroerende investeringsgoederen gedurende negen jaar ná het jaar van ingebruikname gevolgd.

Als gedurende die periode het gebruik van het investeringsgoed voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties (deels) wijzigt, kan dit gevolgen hebben voor de btw-aftrek. De eerder in aftrek gebrachte btw kan dan worden herzien. Dat betekent dat mogelijk btw terugbetaald moet worden (als het gebruik wijzigt van oorspronkelijk btw-belast naar btw-vrijgesteld) of btw teruggevraagd kan worden.

Btw-herzieningsregeling investeringsdiensten

Voor investeringsdiensten aan onroerende zaken geldt op dit moment nog geen btw-herzieningsregeling. Zo kan bijvoorbeeld voor woningen die fors verbouwd worden en daarna voor een korte periode btw-belast verhuurd worden, de volledig btw in aftrek worden gebracht; ook als die woningen daarna btw-vrijgesteld verhuurd worden. De die btw-aftrek wordt dan niet herzien.

Let op! Niet elke verhuur van woningen is btw-belast mogelijk. In beginsel is de verhuur van een ongemeubileerde woning namelijk btw-vrijgesteld. Alleen in zogenaamde short-stay situaties is de verhuur met 9% btw-belast. Neem voor meer informatie hierover contact op met een van onze adviseurs.

Btw-herziening investeringsdiensten

Begin 2024 werd uit een internetconsultatie al duidelijk dat het toenmalige kabinet het niet gewenst vond dat voor investeringsdiensten aan onroerende zaken geen btw-herzieningsregeling geldt. Uit een internetconsultatie van de Eindejaarsregeling 2024 van begin september jl. is op te maken dat het huidige kabinet deze mening deelt.

Daarom zal het kabinet op Prinsjesdag 2024 een wetsvoorstel indienen waarin vanaf 1 januari 2026 een btw-herzieningsregeling voor het jaar van ingebruikname plus de vier daaropvolgende jaren gaat gelden voor investeringsdiensten aan onroerende zaken vanaf € 30.000 exclusief btw.

Let op! Bij diensten aan onroerende zaken moet u denken aan verbouwingen van en onderhoud aan onroerende zaken. Als zo’n dienst vanaf 1 januari 2026 minimaal € 30.000 exclusief btw bedraagt, gaat daar volgens het wetsvoorstel een herzieningsregeling voor gelden.

Tip! De btw-herzieningsregeling gaat gelden voor investeringsdiensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Neemt u deze investeringsdiensten dus vóór 1 januari 2026 in gebruik, dan worden ze niet geraakt door de regeling.

Voordelig óf nadelig?

De voorgestelde regeling kan nadelig uitwerken als de btw-herziening ertoe leidt dat u afgetrokken btw deels terug moet betalen. Als het gebruik van uw onroerend goed wijzigt van btw-vrijgesteld naar (deels) btw-belast, dan kan de voorgestelde regeling ook positief uitwerken. In dat geval heeft u namelijk recht op meer btw-aftrek.

Let op! In het eerste geval kunt u de investeringsdiensten aan onroerende zaken misschien beter vóór 1 januari 2026 plannen. In het tweede geval is ingebruikname van de diensten vóór 1 januari 2026 misschien wel ongunstiger.

Posted in Niet gecategoriseerd

KOR flexibeler vanaf 2025, introductie EU-KOR

De kleineondernemersregeling (KOR) in de btw gaat vanaf 1 januari 2025 veranderen. Ondernemers kunnen de KOR flexibeler toepassen en er wordt een Europese KOR geïntroduceerd.

KOR

EU

De KOR geldt voor kleine ondernemers met een omzet tot maximaal € 20.000 per jaar die belast is met Nederlandse btw. Als u deelneemt aan de KOR, hoeft u aan uw afnemers geen btw in rekening te brengen. U kunt echter de door u betaalde btw ook niet aftrekken. De KOR is dan ook niet in alle situaties voordelig.

KOR flexibeler: eis 3 jaar verdwijnt

De KOR wordt per 1 januari 2025 flexibeler. Neemt u deel aan de KOR, dan moet u deze verplicht drie jaar toepassen. Deze eis verdwijnt per 1 januari 2025. Ondernemers kunnen zich vanaf die datum op ieder moment afmelden, ook als u al deelneemt. U hoeft de KOR dus niet meer verplicht minstens drie jaar toe te passen. 

Ook hoeft u vanaf die datum niet meer drie jaar te wachten als u zich opnieuw voor de KOR wilt aanmelden; deze eis geldt nu nog wel. Vanaf 1 januari 2025 is deze wachttijd beperkt tot de rest van het jaar waarin u zich heeft afgemeld en het erop volgende jaar. 

Een andere wijziging is dat buitenlandse ondernemers met een vaste inrichting in Nederland de KOR niet meer kunnen toepassen. 

Tip! Aan- en afmelden voor de KOR kan vanaf 1 oktober 2024 via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Europese KOR

Vanaf 1 januari 2025 is het ook mogelijk de KOR aan te vragen voor EU-landen waarmee u zakendoet. U bepaalt zelf voor welke EU-landen u de KOR aanvraagt. U hoeft daar dan ook geen btw-aangiftes te doen. Wel moet u ieder kwartaal de Nederlandse Belastingdienst een overzicht (opgaaf) verstrekken van de omzet die u in het voorgaande kwartaal in de EU heeft behaald.

Eisen EU-KOR

Wilt u als Nederlandse onderneming gebruikmaken van de EU-KOR, dan is vereist dat uw hoofdvestiging in Nederland ligt. De totale jaaromzet mag maximaal € 100.000 bedragen, opgeteld voor alle EU-landen, inclusief Nederland. 
Ook geldt voor de deelnemers de nationale omzetgrens van het EU-land waar ze de vrijstelling willen toepassen. Dit kan variëren per EU-land. In Nederland bedraagt deze dus € 20.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Weer hogere premies Werkhervattingskas in 2025

Als werkgever draagt u sociale premies af voor de Werkhervattingskas (Whk). Daalde de gemiddelde premiepercentages voor de WGA en de ZW in 2024 nog ten opzichte van 2023, in 2025 vindt er weer een stijging plaats. De gemiddelde percentages blijven echter nog onder het niveau van 2023.

Lichte stijging

Administratie

U draagt de gedifferentieerde premie Whk af als onderdeel van de premies werknemersverzekeringen. Het gemiddelde premiepercentage van de premiecomponent WGA daalde in 2024 nog van 0,87 in 2023 naar 0,77% in 2024.

In 2025 stijgt dit gemiddelde premiepercentage weer naar 0,83%, maar blijft daarmee nog onder het percentage van 2023. Het gemiddelde percentage van de premiecomponent ZW-flex daalde in 2024 van 0,66 in 2023 naar 0,45% in 2024, maar bedraagt in 2025 weer 0,50%.

Let op! De premiecomponent WGA geldt voor alle dienstbetrekkingen waarvoor premies werknemersverzekeringen moeten worden afgedragen. De premiecomponent ZW geldt alleen voor flexibele en tijdelijke dienstbetrekkingen.

Gemiddelde premieplichtig loon

Hoe de gedifferentieerde premie Whk wordt berekend, hangt af van de grootte van uw onderneming. Op basis van de loonsom in 2023 wordt bepaald in welke categorie u als werkgever in 2025 valt. De basis hiervoor is het gemiddelde premieplichtig loon. Dit bedraagt in 2024 nog € 37.700 en stijgt in 2025 naar € 39.600.

Grenzen kleine/middelgrote/grote werkgever

De grens tussen kleine en middelgrote werkgevers ligt in 2025 bij een loonsom van maximaal € 990.000 (in 2024 € 942.500). Werkgevers met in 2025 een loonsom van meer dan € 3.960.000 (in 2024 € 3.770.000) vallen in de categorie grote werkgever.

Let op! Het gaat in 2025 dus om de loonsom van twee jaar eerder, dus 2023. Bedroeg de loonsom in 2023 maximaal € 990.000, dan is sprake van een kleine werkgever.

Rekenhulp

Op de website van het UWV is een rekenhulp opgenomen waarmee u de gedifferentieerde premies WGA en ZW-flex voor 2025 kunt berekenen.

Eigenrisicodrager: let op deadline

Bent u eigenrisicodrager, dan betaalt u de premies niet. U kunt er onder voorwaarden voor kiezen om geen eigenrisicodrager meer te zijn vanaf 1 januari 2025.  Als u dat wilt moet u ervoor zorgen dat het daarvoor bestemde formulier voor de WGA en voor de Ziektewet vóór 1 oktober 2024 door de Belastingdienst ontvangen is. Bent u nog geen eigenrisicodrager maar wilt u dat wel worden vanaf 1 januari 2025, dan moet u dat met dezelfde formulieren doorgeven, ook vóór 1 oktober 2024.

Eind 2024 bericht van Belastingdienst

Grote en middelgrote werkgevers ontvangen eind 2024 een beschikking van de Belastingdienst over de hoogte van de premie. De hoogte daarvan hangt af van de instroom van werknemers in de ZW en WGA. 

Let op! Voor kleine werkgevers is de premie afhankelijk van de sector waarin zij werkzaam zijn. Zij krijgen in december daarom geen beschikking, maar alleen een mededeling van de premie van de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geblokkeerde bankrekening ook in box 3?

Behoort een bankrekening met een BEM-clausule tot box 3 en zo ja, tegen welke waarde?

BEM-clausule

Geld

Een bankrekening met een BEM-clausule is geblokkeerd en kan alleen met toestemming van de kantonrechter worden gedeblokkeerd. Zo’n bankrekening wordt gebruikt om bijvoorbeeld een erfenis, schenking of schadevergoeding die een minderjarige ontvangt te beschermen. BEM staat voor ‘Belegging Erfenis en andere gelden Minderjarigen’.

Let op! Zonder toestemming van de kantonrechter kan er dus geen geld van een bankrekening met BEM-clausule worden opgenomen. Dit geldt niet voor de rente op deze bankrekening. Deze mag wel tussentijds zonder toestemming worden opgenomen.

Normaal gesproken vervalt de BEM-clausule automatisch als het minderjarige kind 18 jaar wordt. In sommige gevallen is de BEM-clausule ook mogelijk tot latere leeftijd.

Box 3

De Belastingdienst geeft aan dat een bankrekening met een BEM-clausule gewoon tot box 3 behoort tegen de nominale waarde. De BEM-clausule heeft hier dus geen invloed op. Er is geen vrijstelling in de wet op de inkomstenbelasting opgenomen voor bankrekeningen met een BEM-clausule.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kosten logies werknemer belastingvrij vergoeden?

Als uw werknemers zakelijk onderweg zijn, kan het voorkomen dat ze kosten moeten maken in verband met een overnachting. Kunt u dergelijke kosten dan belastingvrij vergoeden en zo ja, onder welke voorwaarden?

Tijdelijk verblijf

Euro

Een van de voorwaarden die gelden als u kosten voor logies belastingvrij wilt vergoeden aan uw werknemer, is dat er sprake moet zijn van tijdelijk verblijf. Uw werknemer is een zogenaamde ambulante werknemer. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een vertegenwoordiger die vrijwel dagelijks onderweg is, steeds naar verschillende adressen. Er is ook sprake van een ambulante werknemer als de werknemer doorgaans op ten minste 1 dag per week heen en weer reist naar dezelfde arbeidsplaats op maximaal 20 dagen (het 20-dagencriterium) of als de werknemer om zakelijke redenen nog niet dichtbij de werkplek woont, bijvoorbeeld omdat er nog geen sprake is van een vaste aanstelling.

Dezelfde regeling als ambtenaren

Voor ambtenaren die een dienstreis maken, geldt volgens hun cao Rijk een eigen regeling inzake de vergoeding van logieskosten. U mag deze regeling voor uw werknemers ook toepassen, als ze voor wat betreft hun kosten in vergelijkbare omstandigheden verkeren als ambtenaren die een dienstreis maken. U hoeft dan geen bonnen te hebben als bewijs, wat niet wil zeggen dat u niet aannemelijk moet kunnen maken dat de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn.

Let op! Uit eerdere versies van het Handboek Loonheffingen was af te leiden dat alleen de hoogte van de kosten van belang is. Dit is echter veranderd per 2024. Nu moet u zowel voor de hoogte van de vergoedingen als voor de overige voorwaarden aansluiten bij de afspraken uit de cao Rijk. Voor bestaande situaties gaat deze nieuwe eis per 2025 in.

Onbelaste kostenvergoeding logies binnenland

Volgens de cao Rijk kunt u uw werknemer bij een binnenlandse dienstreis een onbelaste kostenvergoeding voor logies geven van maximaal € 140,57 (2024) per nacht.

Onbelaste kostenvergoeding logies buitenland

Voor buitenlandse dienstreizen gelden andere bedragen, die afhankelijk zijn van het land waar het logies plaatsvindt. Het bedrag voor Curaçao is bijvoorbeeld vastgesteld op € 175 (2024), voor Luxemburg op € 275 (2024). Soms verschilt het bedrag in een land per plaats. U vindt alle bedragen in de Tarieflijst verblijfkosten buitenlandse dienstreizen.

Let op! U moet aannemelijk kunnen maken dat de buitenlandse overnachtingen hebben plaatsgevonden. Lukt dat niet, dan mag u geen onbelaste vergoedingen geven voor de overnachting en mag u uitsluitend een beperkte belaste vergoeding geven, namelijk maximaal € 11,34 per nacht gedurende vier nachten per reis voor het werk. Geeft u deze vergoeding niet, dan is dat in afwijking met de voorwaarden die voor ambtenaren gelden. De werknemer is dan dus niet vergelijkbaar met een ambtenaar qua vergoedingen en de ambtenarenregeling is niet van toepassing.

Meer vergoeden?

Als u uw werknemer meer vergoedt dan bovengenoemde vrijgestelde bedragen, dan moet u het meerdere als loon aanmerken of aanwijzen als eindheffingsloon. Ook hier geldt: indien u meer vergoedt dan de standaard voor ambtenaren, dan kan dat ertoe leiden dat de werknemer niet vergelijkbaar is met een ambtenaar en de ambtenarenregeling om die reden niet geldt.

Ook voor de dga

Ook voor de dga geldt dat hij in aanmerking komt voor een vergoeding voor logies als hij reist voor de zaak. Uiteraard gelden dan ook dezelfde voorwaarden. Attentiepunt is wel dat bij een controle kritischer zal worden gekeken naar de zakelijke reden voor de overnachting, om te voorkomen dat privé-uitstapjes als dienstreizen aangemerkt worden.

Tip! Kijk voor alle voorwaarden en bedragen in het Handboek Loonheffingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook bij gebroken boekjaar uitgaan van btw-aangiftes voor TVL

Ondernemers die de tijdens de coronacrisis de TVL hebben aangevraagd, mogen ook bij een gebroken boekjaar voor de berekening van hun omzet in de referentie- en subsidieperiode uitgaan van hun btw-aangiftes. Zij hoeven dit dus niet te berekenen aan de hand van gegevens uit hun eigen administratie. Dit heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), de hoogste rechter voor dit soort geschillen, beslist.

TVL

Tractor

De TVL (Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19) was een subsidie voor ondernemers die tijdens de coronacrisis te maken hadden met een aanzienlijk omzetverlies. De subsidie vergoedde een deel van de vaste lasten van ondernemers. Om het omzetverlies te berekenen ten opzichte van de situatie vóór corona, de zogenaamde referentieperiode, werd in beginsel gebruik gemaakt van de omzet volgens de btw-aangiftes.

Gebroken boekjaar

Sommige ondernemers hebben echter een zogenaamd gebroken boekjaar. Dit komt onder meer vaak voor in de agrarische sector. Een gebroken boekjaar loopt dan bijvoorbeeld van 1 mei tot en met 30 april. De kwartalen van de btw-aangiftes lopen dan niet meer synchroon met de kalenderkwartalen op basis waarvan de btw-aangiftes normaal gesproken worden ingevuld. Zo lopen de btw-kwartalen bij een boekjaar 1 mei-30 april, van mei-juli, augustus-oktober, november-januari tot februari-april.

Btw-aangiftes uitgangspunt

Het CBb stelt in bovengenoemde uitspraak vast dat ook bij gebruik van een gebroken boekjaar voor de berekening van omzet in de referentie-en subsidieperiode in principe uitgegaan dient te worden van de btw-aangiftes. In bovengenoemde zaak had een agrariër de omzet voor de TVL berekend door de omzet van zijn btw-aangiftes evenredig toe te rekenen aan de referentie- en subsidieperiode voor de TVL. Voor de referentieperiode 1e kwartaal 2019 rekende de agrariër bijvoorbeeld 1/3 van de omzet van zijn btw-kwartaal november 2018 – januari 2019 en 2/3 van de omzet van zijn btw-kwartaal februari 2019 – april 2019 toe.

Door deze berekeningswijze had de agrariër recht op TVL in bepaalde perioden, maar deze werd niet aan hem toegewezen. Volgens het ministerie was deze berekeningswijze namelijk niet toegestaan, maar had de agrariër de omzet moeten berekenen aan de hand van de werkelijke omzetgegevens die volgden uit zijn administratie.

Niet eigen administratie

Het CBb denkt daar echter anders over. Het CBb overweegt dat de TVL van voorgaande tijdvakken ook niet altijd op basis van de btw-aangiftes berekend kon worden, namelijk toen de TVL over een periode van vier maanden berekend werd. Bovendien is voor de TVL bepaald dat de btw-aangiftes in principe dienen als uitgangspunt ter berekening van de TVL en niet de omzetgegevens uit de eigen administratie van de agrariër. Dit is alleen anders als voor (delen van) de omzet geen btw-aangiftes worden gedaan. Nu de agrariër voor alle omzet btw-aangiften deed, leidde dit tot de conclusie dat voor de agrariër de TVL niet op basis van de eigen administratie hoefde te worden berekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is ZW-uitkering van invloed op arbeidskorting?

Sinds 1 januari 2020 tellen ZW-uitkeringen niet altijd meer mee als arbeidsinkomen. Daarmee tellen ZW-uitkeringen dus ook niet altijd meer bij het bepalen van de hoogte van de arbeidskorting. Onlangs werd voor de rechtbank Noord-Nederland de vraag beantwoord hoe dat zit als het een uitzendkracht betreft.

Alleen voor bestaande dienstbetrekkingen

Medisch

Sinds 2020 tellen ZW-uitkeringen alleen nog mee als arbeidsinkomen als de dienstbetrekking nog niet is beëindigd. Is dit wel het geval, dan telt de ZW-uitkering niet meer mee als arbeidsinkomen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin iemand WW ontvangt en ziek wordt.

Uitzendkrachten met of zonder uitzendbeding

Voor uitzendkrachten is in verband met het bovenstaande van belang of er al dan niet een uitzendbeding is. Is dit beding niet van toepassing, dan blijft de dienstbetrekking gewoon bestaan. In dat geval moet de ZW-uitkering dus tot het arbeidsinkomen worden gerekend, met onder meer een hogere arbeidskorting als gevolg.

Eerst WW, dan ZW

In bovengenoemde zaak handelde het om een uitzendkracht die eerst een WW-uitkering ontving en daarna een ZW-uitkering. Volgens de inspecteur moest de ZW-uitkering dan ook niet als arbeidsinkomen worden aangemerkt.

Seizoensgebonden werk

In deze zaak lag dat echter anders. De uitzendkracht verrichtte seizoensgebonden werk en kreeg alleen betaald als hij werkte. Was er geen werk, dan kreeg hij niet betaald. Echter, de arbeidsovereenkomst liep wel gewoon door. De conclusie was dan ook dat in dit geval de ZW-uitkering wél tot het arbeidsinkomen moest worden gerekend. Belastingplichtige werd dan ook in het gelijk gesteld, waardoor de arbeidskorting hoger uitviel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inhouding loonheffing bij studenten: nieuw formulier

Als werkgever kunt u, onder voorwaarden, de studenten- en scholierenregeling toepassen op het loon van een student. Hierdoor kan een student in bepaalde gevallen meer nettoloon overhouden.

De studenten- en scholierenregeling

Personeel

Als u de studenten- en scholierenregeling kunt toepassen, gebruikt u bij het berekenen van de loonheffingen, premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zorgverzekeringswet de kwartaaltabel. Hierdoor kunt u meer loonheffingskorting in aanmerking nemen, waardoor meestal geen of minder loonheffing hoeft te worden ingehouden op het loon van de student.

Voorbeeld
In de kwartaaltabel is ¼ van het jaarbedrag van de loonheffingskorting verwerkt, in de maandtabel maar 1/12 deel. Heeft een student in een jaar recht op bijvoorbeeld € 3.960 loonheffingskorting, dan is in de kwartaaltabel € 990 en in de maandtabel € 330 verwerkt. Als de student bijvoorbeeld in de maand juli veel meer dan normaal bij u werkt, kan toepassing van de kwartaaltabel betekenen dat u geen of minder loonheffingen hoeft in te houden op het loon, dan bij toepassing van de maandtabel. De student  hoeft dan geen moeite te doen om de te veel betaalde loonheffing terug te krijgen via het indienen van een aangifte inkomstenbelasting in het volgende jaar, maar krijgt netto meteen meer.

Voorwaarden studenten- en scholierenregeling

De studenten- en scholierenregeling is niet op elke student van toepassing. De regeling geldt alleen voor:

  • studenten voor wie de ouders/verzorgers bij het begin van het kalenderkwartaal recht hebben op kinderbijslag, of
  • studenten die bij het begin van het kalenderkwartaal recht hebben op studiefinanciering of een tegemoetkoming studiekosten, of
  • studenten met een International Student Identity Card (ISIC) uit een ander land van de EU of IJsland, Noorwegen, Zwitserland of Liechtenstein.

Let op! Als een buitenlandse student geen ISIC heeft, kan hij/zij deze aanvragen via de website van ISIC.

Toestemming student

U kunt de regeling alleen toepassen als de student u schriftelijk daarom verzoekt. Voor dit verzoek is nu een nieuw formulier Model opgaaf gegevens voor de loonheffingen (studenten- en scholierenregeling) beschikbaar. Dit formulier kunt u ook gebruiken voor studenten die geen gebruik willen maken van de studenten- en scholierenregeling.

Let op! De studenten- en scholierenregeling kan alleen worden toegepast als de werkgever ook de loonheffingskorting toepast. De student moet daarom bij keuze voor de studenten- en scholierenregeling in het formulier ook aangeven dat hij of zij wil dat de werkgever de loonheffingskorting toepast.

Geen studenten- en scholierenregeling

Kiest de student niet voor toepassing van de regeling dan wordt er mogelijk te veel loonheffing ingehouden op het loon. De student kan deze in het volgende jaar terugkrijgen via de aangifte inkomstenbelasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst stuurt weer brieven definitieve aanslag 2021 en box 3

De Belastingdienst legt vanaf augustus 2024 definitieve aanslagen inkomstenbelasting over het jaar 2021 met box 3-vermogen op. Deze aangiften werden in eerste instantie nog aangehouden. De aanslagen worden voorafgegaan door een brief waarin onder meer wordt toegelicht dat de definitieve aanslag wellicht nog onjuist is.

De eerste brieven werden in augustus 2024 verstuurd aan een eerste groep belastingplichtigen. In september 2024 verstuurt de Belastingdienst opnieuw dergelijke brieven aan een volgende groep belastingplichtigen.

Aanslag wellicht onjuist

Euro

De Belastingdienst legt de aanslagen over 2021 de komende tijd op, omdat dit binnen de wettelijke termijn van drie jaar moet gebeuren. De aanslagen kunnen echter nog onjuist zijn, omdat er nog geen rekening kan worden gehouden met het feit dat in box 3 het werkelijke rendement in aanmerking mag worden genomen als dit lager is dan het forfaitaire rendement. 

Duidelijkheid over arresten Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelde op 6 juni 2024 dat in box 3, ook onder de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3, het werkelijke rendement in aanmerking mag worden genomen als dit lager is dan het forfaitaire rendement. De Belastingdienst onderzoekt momenteel nog de gevolgen van deze arresten, onder meer de vraag hoe het werkelijke rendement moet worden berekend. De Belastingdienst kan daarom bij het opleggen van de definitieve aanslagen over 2021 nog geen rekening houden met de arresten van 6 juni 2024. 

Berekening werkelijk rendement

De Belastingdienst werkt aan een formulier waarmee het werkelijke rendement kan worden doorgegeven. Dit formulier is naar verwachting echter pas in de zomer van 2025 beschikbaar. Ook hierover ontvangen genoemde belastingplichtigen nog een brief. 

Betaal definitieve aanslag op tijd!

Moet er belasting betaald worden op de definitieve aanslag IB/PVV 2021, betaal deze dan op tijd. Dit moet ook alsnog niet zeker is of het box 3-inkomen juist is en de aanslag wellicht in 2025 achteraf alsnog lager wordt vastgesteld.

Te veel betaald?

Blijkt achteraf in de zomer van 2025, na het indienen van het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR), dat er te veel belasting is betaald op de definitieve aanslag IB/PVV 2021, dan wordt dit terugbetaald of het wordt verrekend met nog te betalen belasting.

Let op! Op uw definitieve aanslag staat aangegeven hoe u bezwaar kunt maken, als u het niet eens bent met de aanslag. Overleg met een van onze adviseurs of bezwaar maken in uw geval verstandig is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Vakantiewoning en fiscus

Als u een vakantiewoning op het oog heeft in Nederland, zijn er fiscale regels over de aankoop en het gebruik hiervan. Denk aan inkomstenbelasting – waaronder de box 3-heffing –, onroerendezaakbelasting en mogelijk ook overdrachtsbelasting, omzetbelasting en forensenbelasting. Houd daarbij rekening met het feit dat met name de heffing in box 3 over uw vermogen, waaronder een vakantiewoning, de komende jaren gaat veranderen. Of dit positief of negatief voor u gaat uitpakken, is afhankelijk van de omstandigheden en bovendien deels nog niet bekend.

Met welke belastingen ú te maken krijgt bij de aankoop van een vakantiewoning, is afhankelijk van uw (persoonlijke) omstandigheden en de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Deze advieswijzer bevat algemene informatie en kan niet zonder meer uitsluitsel geven over uw eigen specifieke situatie.

Let op! Gezien de arresten van de Hoge Raad over de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 en mogelijke nieuwe plannen om in de toekomst het btw-tarief op verhuur van een tweede woning te verhogen, is het van belang dat u zich extra goed laat informeren.

Omzetbelasting

Omzetbelasting bij aankoop

Koopt u een nieuwe – nog niet eerder gebruikte – vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden. Koopt u een vakantiewoning die al meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, dan zal hierover geen btw berekend worden. Op verzoek van zowel koper als verkoper kan in een dergelijk geval toch btw berekend worden als u de vakantiewoning voor 90% of meer gaat gebruiken voor met btw belaste activiteiten. U moet hiervoor toestemming vragen aan uw belastingkantoor of uw keuze vastleggen in de notariële akte van levering.

Let op! De hiervoor beschreven gevolgen voor de btw gelden als de vakantiewoning als ‘onroerend’ wordt aangemerkt. De vakantiewoning is onroerend als deze duurzaam met de grond verenigd is of in ieder geval naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. In sommige situaties zal een vakantiewoning roerend zijn en kunnen andere gevolgen voor de btw gelden.

De btw die bij de aankoop berekend wordt, kunt u in sommige gevallen terugvragen bij de Belastingdienst. Dit is afhankelijk van de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Koopt u de vakantiewoning alleen voor eigen gebruik of verhuurt u deze ook (gedeeltelijk)?

Eigen gebruik vakantiewoning

Indien u de vakantiewoning alleen zelf gebruikt en niet verhuurt aan anderen, kunt u de btw die bij de aankoop berekend is niet terugvragen bij de Belastingdienst.

Verhuur vakantiewoning

Verhuurt u de vakantiewoning aan anderen, dan kunt u mogelijk de btw die bij de aankoop berekend is wel (gedeeltelijk) terugvragen bij de Belastingdienst. De verhuur van de vakantiewoning moet dan zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd. Bovendien moet sprake zijn van kortstondige verhuur.

Tip! Verhuurt u de vakantiewoning minder dan 140 dagen per jaar, dan kan er nog steeds sprake zijn van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Neem voor uw persoonlijke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Of u de btw geheel dan wel gedeeltelijk terug kunt vragen, is afhankelijk van uw eigen gebruik van de vakantiewoning. Gebruikt u de vakantiewoning zelf niet, maar wordt deze alleen verhuurd, dan kunt u de volledige btw over de aankoop terugvragen. Gebruikt u de vakantiewoning ook voor eigen gebruik, dan kunt u slechts het deel dat betrekking heeft op de verhuur terugvragen.

Voorbeeld
U koopt in 2024 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2024 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u dan in 2024 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.

Let op! Om btw te kunnen terugvragen, dient u zich als ondernemer voor de omzetbelasting aan te melden bij de Belastingdienst. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.

Indien de Belastingdienst van mening is dat u voor de verhuur van de vakantiewoning ondernemer bent voor de btw en u dus uw btw kunt terugvragen, dient u 9% btw over de huur te berekenen en af te dragen aan de Belastingdienst. Dit lijkt financieel nadelig, maar hier staat tegenover dat u de btw bij aankoop, en ook de btw met betrekking tot de bij u in rekening gebrachte kosten voor de vakantiewoning, in aftrek kunt brengen (na toepassing van een correctie voor het eigen gebruik van de vakantiewoning).

Voorbeeld
In 2024 ontvangt u € 5.450 (inclusief 9% btw) uit de verhuur van de vakantiewoning. U betaalt € 1.210 (inclusief 21% btw) aan kosten voor de vakantiewoning. In 2024 draagt u € 450 btw af. Van de € 210 btw over de kosten die u heeft gemaakt, kunt u 70% (€ 147) terugvragen, omdat de woning voor 70% wordt verhuurd. Per saldo bedraagt uw teruggaaf in 2024 € 14.397 (€ 14.700 btw + € 147 btw – € 450 btw).

Let op! Het nieuwe kabinet Schoof heeft in het Hoofdlijnenakkoord bekendgemaakt het btw-tarief op de verhuur van vakantiewoningen per 2026 te willen verhogen naar 21%. Dit plan moet eerst nog worden uitgewerkt in een wetsvoorstel en door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Tip! Moet u in een jaar per saldo btw betalen, dan kunt u mogelijk gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (de KOR).

De kleineondernemersregeling is in 2020 gewijzigd. U kunt er tot een omzet van € 20.000 voor kiezen geen btw in rekening te brengen. In dat geval kunt u ook geen btw terugvragen. Ondernemers die de nieuwe regeling willen toepassen, dienen dit te melden bij de inspecteur. U vindt een aanmeldformulier op de website van de Belastingdienst (zoekterm ‘aanmelden KOR’). Het aanmeldformulier moet uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan door de Belastingdienst zijn ontvangen. Kiest u voor de KOR, dan moet u er drie jaar gebruik van maken. Als u tussentijds de omzetgrens van € 20.000 per jaar bereikt, geldt de KOR vanaf dat moment niet meer.

Let op! U moet wellicht een deel van de afgetrokken btw op de vakantiewoning terugbetalen als u er in 2024 voor kiest om deel te nemen aan de kleineondernemersregeling. Dit is het geval als er na het jaar van aankoop van de vakantiewoning minder dan negen jaar zijn verstreken. Neem dit mee bij uw keuze of neem hierover contact met ons op.

Wanneer u een jaaromzet van maximaal € 1.800 heeft, dan kunt u de kleineondernemersregeling voor de btw toepassen zonder dit te melden bij de Belastingdienst. Ook de minimale termijn van drie jaar voor toepassing van de KOR wordt losgelaten. Deze regeling geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

Ontvangen of terugbetalen btw bij gewijzigd gebruik of verkoop

Als het eigen gebruik van de vakantiewoning wijzigt, wordt de btw die u in aftrek heeft gebracht, herzien. Wordt het eigen gebruik groter, dan zult u mogelijk btw terug moeten betalen. Daalt het eigen gebruik, dan krijgt u mogelijk (extra) btw terug. Deze herziening moet u gedurende de negen jaar volgend op het jaar van ingebruikneming jaarlijks uitvoeren. De herziening vindt plaats op 1/10 deel van de aankoop-btw. Herziening blijft achterwege als deze minder dan 10% bedraagt van de aan het jaar toe te rekenen reeds in aftrek gebrachte btw.

Voorbeeld
In 2024 wordt de vakantiewoning voor 60% verhuurd en voor 40% door u zelf gebruikt. U moet een herziening toepassen op 1/10 van € 21.000 = € 2.100. Van deze € 2.100 heeft u 70% (= € 1.470) terugontvangen. In 2024 heeft u echter maar recht op 60% (= € 1.260). Het verschil bedraagt € 210. Dit is hoger dan 10% van de aan 2024 toe te rekenen al in aftrek gebrachte btw (10% van € 1.470 = € 147). De herziening blijft daarom niet achterwege en u moet in 2024 € 210 aan btw terugbetalen.

Let op! Als u de aankoop-btw heeft teruggevraagd, wordt uw vakantiewoning in het jaar van aankoop en de negen jaren daaropvolgend voor de btw gevolgd. Herziening van btw vindt niet alleen plaats bij wijziging in het gebruik zoals in het voorbeeld hiervoor, maar ook als u bijvoorbeeld de woning alleen nog maar zelf gebruikt (en dus niet meer verhuurt) of als u de woning verkoopt zonder btw. In de laatste twee gevallen zult u de volledige btw over de nog resterende jaren in één keer moeten terugbetalen.

Voorbeeld
Op 1 januari 2025 verkoopt u de vakantiewoning aan een particulier, die deze gaat gebruiken voor eigen gebruik. Volgens de wettelijke regels kunt u geen btw berekenen over deze verkoop. Heeft u de vakantiewoning in 2019 gekocht, dan moet u wel de in 2019 in aftrek gebrachte btw over de nog resterende periode herzien. Op 1 januari 2025 zijn vijf van de negen herzieningsjaren verlopen. Dit betekent dat u nog voor vier jaren 1/10 van € 14.700 moet terugbetalen aan de Belastingdienst, tezamen € 5.880 (= viermaal € 1.470).

Tip! Verkoopt u de vakantiewoning uit het voorbeeld na 31 december 2028, dan heeft dit geen gevolgen meer voor de in 2019 in aftrek gebrachte btw bij aankoop.

Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden waardoor u de btw die u bij aankoop heeft teruggekregen, niet hoeft terug te betalen. Gaat de koper de woning bijvoorbeeld voor meer dan 90% voor met btw belaste activiteiten gebruiken, dan kunt u mogelijk op verzoek de vakantiewoning toch met btw verkopen. Het voordeel hiervan is dat u dan niet de aankoop-btw hoeft te herzien. Ook bij verkoop binnen twee jaar na de eerste ingebruikname van de vakantiewoning wordt de verkoop met btw belast en treedt hetzelfde effect op. Zet de koper van uw vakantiewoning uw activiteiten van verhuur ongewijzigd voort, dan is het misschien zelfs mogelijk om de woning zonder btw te verkopen en hetzelfde effect te bereiken. Hiervoor moet de verkoop van de woning kunnen worden aangemerkt als overdracht van een algemeenheid van goederen.

Tip! De verkoop van uw vakantiewoning kan diverse btw-gevolgen hebben. Laat u daarom, voordat tot verkoop wordt overgegaan, altijd eerst adviseren.

Overdrachtsbelasting

Bij verkoop van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd. Koopt u een nieuwe, nog niet eerder gebruikte vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden en geldt een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is mogelijk ook het geval als de woning binnen twee jaar na ingebruikname wordt verkocht. In alle overige gevallen is sinds 1 januari 2023 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd.

Koopt u een vakantiewoning inclusief inventaris, dan wordt over het aandeel van de inventaris in de koopsom geen overdrachtsbelasting berekend.

Let op! Het tarief van 2% overdrachtsbelasting geldt alleen voor de woning waarin u zélf voor langere tijd gaat wonen en dus niet voor een tweede woning. Voor jongeren tussen 18 en 35 jaar die zélf voor langere tijd in een woning gaan wonen, geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor woningen met een waarde t/m € 510.000. Maar ook dan moet de woning als hoofdverblijf gaan dienen.

Inkomstenbelasting

De vakantiewoning zal over het algemeen belast zijn in box 3. De wijze van belastingheffing in box 3 is al enkele jaren woelig, doordat de hoogste rechter het wettelijk systeem in strijd acht met Europees recht. Ook de aangepaste wet kan de toets der kritiek niet doorstaan. Ten slotte zijn er vergevorderde plannen om de box 3-heffing per 2027 ingrijpend te wijzigen. We zitten de systemen hierna kort uiteen:

  • Volgens het huidige wettelijke systeem in box 3 betaalt u geen belasting over de werkelijke ontvangen huur, maar over een fictief rendement. Dat fictieve rendement bedraagt in 2024 6,04% over de WOZ-waarde van de vakantiewoning. Werkelijke kosten zijn niet aftrekbaar. Een schuld op de woning levert een aftrekpost op van 2,47% over de hoogte van de schuld per 1 januari, waarbij de werkelijke rente op de schuld niet van belang is. Op uw totale vermogen mag u ook nog rekening houden met een heffingsvrij vermogen. Over het resterende fictieve inkomen betaalt u 36% box 3-heffing.
  • De Hoge Raad oordeelde dat dit systeem in strijd kan zijn met Europees recht. Dat is het geval als u kunt aantonen dat het fictieve (wettelijke) rendement hoger is dan uw werkelijke rendement. Om het werkelijke rendement te bepalen, moet u wel rekening houden met waardeveranderingen van de woning, maar mag u geen rekening houden met kosten. Alleen de werkelijke rentelasten mogen worden afgetrokken. U mag hierbij ook geen rekening houden met heffingsvrij vermogen. Als de uitkomst van deze rekensom leidt tot de conclusie dat het werkelijke inkomen lager is dan het fictieve inkomen, wordt op uw verzoek rekening gehouden met het lagere, werkelijke inkomen. Het is op dit moment nog niet duidelijk op welke wijze u dat verzoek kunt doen.
  • Het is de bedoeling van de wetgever dat vanaf 2027 sowieso belasting zal worden geheven over het werkelijke rendement. Er moet dan worden gekeken naar de werkelijke inkomsten en werkelijke kosten. Volgens de huidige plannen hoeft dan niet jaarlijks rekening te worden gehouden met de waardeverandering van de woning en tellen bovendien alle kosten mee. Het inkomen van een vakantiewoning kent toch weer een bijzondere regeling. Afhankelijk van het gebruik, moet u een percentage van de WOZ-waarde tot uw inkomen rekenen of – als dat hoger is – de werkelijke huurinkomsten. Bij verkoop van de woning telt de waardestijging van de woning mee als belast inkomen!

Let op! Als de exploitatie van uw vakantiewoning dusdanige vormen aanneemt dat deze het normale actieve vermogensbeheer te buiten gaat, wordt de vakantiewoning niet belast in box 3, maar worden de inkomsten belast in box 1.

Onroerendezaakbelasting (OZB)

Voor de heffing van de onroerendezaakbelasting (OZB) is bij vakantiewoningen de vraag van belang of ze ook als woning kunnen worden aangemerkt. De rechter heeft beslist dat niet van belang is of een vakantiewoning al dan niet permanent bewoond mag worden en als dit niet is toegestaan, of dit bewonen al dan niet gedoogd wordt. Wel van belang is of de woning beschikt over eigen voorzieningen, zoals een badkamer, sanitair en kookgelegenheid. Zo ja, dan is de woning bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken. De vakantiewoning is dan naar aard en inrichting bestemd en geschikt om enigszins duurzaam als bewoning te dienen en wordt dan ook als woning aangemerkt.

Kan een vakantiewoning als woning worden aangemerkt, dan betekent dit dat voor de OZB alleen een aanslag eigenarenheffing kan worden opgelegd. Een aanslag gebruikersheffing kan de gemeente niet opleggen. Bovendien geldt voor woningen meestal een lager OZB-tarief dan voor niet-woningen. Bij een vakantiewoning die aan bovengenoemde eisen voldoet, krijgt u dus slechts één heffing opgelegd en is op deze heffing veelal een lager tarief van toepassing.

Verbod op permanente bewoning

Is permanente bewoning verboden, dan drukt dit wel de WOZ-waarde, zo besliste de rechter in het verleden. Ga dus na of een eventueel verbod op permanente bewoning in de WOZ-waarde is meegenomen.

Forensenbelasting

Een gemeente heeft de mogelijkheid forensenbelasting te heffen. Dit kan als u in een andere plaats dan uw woonplaats een woning voor minstens 90 dagen per jaar ter beschikking heeft. Het is niet van belang of u ook daadwerkelijk 90 dagen of meer in de woning verblijft. Verblijft u permanent in uw vakantiewoning, dan is forensenbelasting niet van toepassing.

Dagen dat u de woning verhuurt dan wel de woning gebruikt om de woning beschikbaar te maken of te houden voor verhuur, tellen dus niet mee. Bij het beschikbaar maken of houden voor verhuur kunt u bijvoorbeeld denken aan het plegen van onderhoud, zoals het verven van het houtwerk. Verhuurt u de woning voor een bepaalde periode via een derde, maar kunt u zelf gebruikmaken van de woning als deze in de betreffende periode niet verhuurd wordt, dan tellen deze dagen wel mee. De woning staat u dan immers ter beschikking.

Tot slot

Met betrekking tot de aankoop en het gebruik van een vakantiewoning kunt u met verschillende belastingen te maken krijgen. In deze Advieswijzer hebben wij geprobeerd een algemeen beeld te schetsen. Neem voor de fiscale gevolgen in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Mogelijk vergunning vereist bij verhuur zonnepanelen met koopoptie

Bedrijven die zonnepanelen verhuren met een koopoptie, hebben hiervoor mogelijk een vergunning nodig. Bij een huurkoopovereenkomst is namelijk sprake van het verlenen van consumptief krediet, waarvoor een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) vereist is.

Is er sprake van huurkoop?

Zonnepanelen

De AFM wijst erop dat een vergunning nodig is als er sprake is van huurkoop, gericht op de eigendomsoverdracht van de zonnepanelen. Of er daadwerkelijk sprake is van huurkoop is hier na te gaan.

Verduurzaming

De AFM constateert dat huurkoop vaker voorkomt bij aanbieders van dure goederen, veelal op het gebied van verduurzaming. Daarbij handelt het bijvoorbeeld om zonnepanelen, warmtepompen en zonneboilers. 

Gelijk speelveld

De AFM constateert ook dat 40% van de hypotheekbezitters hun woning het afgelopen jaar heeft verduurzaamd. Als hiervoor een lening moet worden afgesloten, stellen kredietaanbieders en  – adviseurs aan de hand van een inkomensplaatje vast wat de grootte van het maximaal te lenen bedrag is. Naast rente en aflossing moet er immers voldoende te besteden blijven voor overige uitgaven. Daarom moeten ook verkopers van zonnepanelen op basis van huurkoop over een vergunning beschikken.

Zelf nagaan

De AFM verwacht dat aanbieders van zonnepanelen via huurkoop zelf nagaan of er een vergunning vereist is. Op de site is ook nadere informatie beschikbaar. Is een vergunning nodig, dan dient er rekening mee gehouden te worden dat met de aanvraag minstens een termijn van 13 weken gemoeid is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Cybersubsidie voor kleine bedrijven ‘Mijn Cyberweerbare zaak’

De subsidieregeling ‘Mijn Cyberweerbare Zaak’ is vanaf 2 september 2024 weer aan te vragen. Deze subsidie is bedoeld voor de kosten van de aanschaf en implementatie van een of meer cruciale cyberweerbaarheidsmaatregelen.

Waarvoor subsidie?

Privacy

Onder de subsidie MCZ vallen bijvoorbeeld het inrichten van back-ups, een wachtwoordmanager en het laten uitvoeren van een risico-inventarisatie. De subsidie bedraagt de helft van de kosten die een IT-dienstverlener rekent, met een maximum van € 1.250 per aanvrager. 

Kleine bedrijven

De subsidie is bedoeld voor kleine bedrijven die staan ingeschreven bij de KVK. Onder kleine bedrijven vallen ondernemers met maximaal 50 werknemers en een jaaromzet van maximaal € 10 
miljoen. De subsidie is ook beschikbaar voor zzp’ers.

Voorwaarden

Voor de MCZ gelden tal van voorwaarden. Zo is de subsidie alleen beschikbaar voor investeringen die na 2 september 2024 zijn gedaan en volledig zijn afgenomen en geïmplementeerd. U dient derhalve een factuur van uw leverancier en een betaalbewijs mee te sturen met uw aanvraag. Voor alle andere voorwaarden kijkt u op RVO.nl.

Drie stappen: advies, uitvoering, subsidie

Allereerst moet u weten waar de cyberveiligheid van uw bedrijf nog tekortschiet. Met de CyberVeilig Check maakt u snel uw eigen actielijst met de te nemen cybermaatregelen. Daarna kunt u een of meerdere maatregelen van uw actielijst uitvoeren. Vervolgens kunt u de subsidie aanvragen waarbij u uw actielijst en de facturen en het betaalbewijs bij RVO.nl dient te uploaden.

Aanvragen van 2 september tot 1 december

Het aanvragen van deze investeringssubsidie kan bij RVO.nl vanaf 2 september 09.00 uur tot 1 december 2024 17.00 uur. Hiervoor heeft u eHerkenning met minimaal niveau 2+ met machtiging RVO-diensten op niveau eH2+ nodig.

Let op! Het subsidiebudget wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvraag totdat het op is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie voor emissieloze vrachtauto, AanZet, vanaf 1 oktober aanvragen

Ondernemers die een emissieloze vrachtauto aan willen schaffen, kunnen hiervoor vanaf 1 oktober 2024 de Aanschafsubsidie Zero-Emissie Trucks, AanZET, aanvragen. Zowel het subsidiebedrag als de maximaal te verkrijgen subsidie per vrachtauto zijn verminderd ten opzichte van vorig jaar.

Duurder dan diesel

Auto

De subsidie komt tegemoet in de extra kosten van emissieloos materieel ten opzichte van materieel dat werkt op diesel. Daarom kan via AanZET per vrachtauto een subsidie verkregen worden die varieert van € 7.500 tot € 115.200, afhankelijk van het type vrachtauto en de grootte van uw onderneming. De subsidie bedraagt een percentage van de verkoopprijs exclusief btw. Kleinere bedrijven komen in aanmerking voor de hoogste subsidiebedragen.

Tip! Gebruik de mkb-toets om te weten of uw organisatie groot, middelgroot of klein is.

Aanvragen beperkter

Omdat de subsidie vorig jaar in no-time overtekend was, zijn er nu beperkende maatregelen van kracht. Zo kan er dit jaar per werkdag slechts voor één vrachtauto een subsidieaanvraag worden ingediend.

Voorwaarden

AanZET kent ook voorwaarden. Zo moet het gaan om de aanschaf van een nieuwe, emissieloze vrachtauto. Ook mag de aankoop nog niet definitief zijn als u de subsidieaanvraag indient. Na de aanvraag mag u de aanschaf desgewenst wel definitief door laten gaan. Ook moet de vrachtauto na aanschaf minimaal vier jaar lang op uw naam blijven staan. Alle voorwaarden vindt u op RVO.nl.

Aanvragen

Aanvragen van de subsidie kan van 1 oktober 2024 9.00 uur tot 8 oktober 2024 12.00 uur. Dit kan digitaal via RVO.nl. U hoort binnen 13 weken of de subsidie wordt toegekend, daarna heeft u 15 maanden de tijd om de subsidie vast te laten stellen. Hiervoor moet u onder andere het kenteken doorgeven aan de rvo. Ook moet u dan  een factuur meesturen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Restant persoonsgebonden aftrek na overlijden, hoe zit dat?

Persoonsgebonden aftrekposten kunnen verrekend worden met het inkomen. Fiscale partners mogen de persoonsgebonden aftrekposten onderling verdelen. Op die manier kan dan maximaal geprofiteerd worden van het te behalen belastingvoordeel.

Persoonsgebonden aftrekposten

Rekenen

Persoonsgebonden aftrekposten zijn partneralimentatie, zorgkosten, giften en kosten voor verblijf thuis van ernstig gehandicapten. Deze kostenposten zijn dus onder voorwaarden aftrekbaar van het inkomen voor belasting. Een eventueel overschot kan worden doorgeschoven naar een volgend jaar.

Gevolgen overlijden

Onlangs heeft de Belastingdienst aangegeven wat het gevolg is als een belastingplichtige over een restant persoonsgebonden aftrek beschikt en komt te overlijden. Meer specifiek is ingegaan op de vraag of diens partner het restant in het jaar na overlijden dan nog mag verrekenen met het eigen inkomen. 

Geen partners meer

De Belastingdienst geeft aan dat dit niet mogelijk is, omdat er in het jaar na overlijden geen sprake meer is van fiscaal partnerschap. Een restant persoonsgebonden aftrek van de overleden partner kan daarom niet meer met het inkomen van de partner die nog in leven is verrekend worden.

Overlijdensjaar

In het overlijdensjaar kunnen partners er nog wel voor kiezen de persoonsgebonden aftrekposten zo gunstig mogelijk te verdelen. De verdeling kan dus zodanig worden aangepast dat dit maximaal aan de overleden partner wordt toegerekend. Een eventueel overschot komt na het jaar van overlijden namelijk te vervallen. De verdeling kan worden herzien totdat de aanslagen van beide partners definitief vaststaan. Een verzoek om ambtshalve vermindering is daarna niet meer mogelijk.

Tip! Heeft u vragen over de persoonsgebonden aftrek, neem dan contact op met uw adviseur.

Posted in Niet gecategoriseerd

WOZ-waarde gebouw in aanbouw in- of exclusief btw?

Ook voor panden in aanbouw geldt dat ieder jaar de WOZ-waarde moet worden bepaald. Maar betreft het dan de waarde in- of exclusief btw? De Hoge Raad heeft deze vraag onlangs in een arrest beantwoord.

Hotel in aanbouw

Bouw

In genoemd arrest betrof het een hotel in aanbouw. Wettelijk is bepaald dat een gebouw in aanbouw moet worden gewaardeerd op de vervangingswaarde. Helaas is niet aangegeven of deze waarde in- of exclusief btw is. 

Wetsgeschiedenis

In hoger beroep had het Hof Den Haag in deze kwestie beslist dat op basis van de wetsgeschiedenis ervan moet worden uitgegaan dat de vervangingswaarde exclusief btw is, indien de eigenaar de btw in aftrek kan brengen. Is dit niet het geval, dan is de vervangingswaarde wel inclusief btw. Het standpunt van de gemeente dat de vervangingswaarde van een pand in aanbouw altijd inclusief btw moet worden vastgesteld, is volgens het Hof onjuist. De Hoge Raad sluit zich hierbij aan.

Uitlating bewindspersoon

De gemeente had er nog op gewezen dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel de betreffende bewindspersoon wel had aangegeven dat de vervangingswaarde inclusief btw behoort te zijn. Hof en Hoge Raad zijn echter van mening dat dit niet beslissend is. Om dit te bereiken had de bewindspersoon daartoe namelijk een nota van wijziging in moeten dienen. Dit was niet gebeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Grotere schenkingsvrijstellingen, wat mag of mocht er?

De schenkbelasting kent verschillende vrijstellingen. Wat zijn de gevolgen als er meerdere schenkingen plaatsvinden waarop verschillende vrijstellingen van toepassing zijn?

Fiscaalvrij schenken

Schenken

Jaarlijks mag u fiscaalvrije schenkingen doen. Voor uw kind geldt voor 2024 een bedrag van € 6.633. Ook mag u een ieder ander, zoals een kleinkind of een goede vriend, een fiscaalvrije schenking doen. Hiervoor geldt een bedrag in 2024 van € 2.658. Deze bedragen worden jaarlijks aangepast.

Voormalige vrijstelling eigen woning

Tot 2024 bestond er een specifieke fiscale vrijstelling voor schenkingen ten behoeve van een eigen woning, destijds beter bekend als de jubelton. Hoewel deze vrijstelling vooral werd toegepast door ouders aan hun kinderen, bleef de vrijstelling hiertoe niet beperkt. Ook schenkingen van anderen dan de ouders waren onder omstandigheden vrijgesteld als ze werden benut voor de aanschaf van een eigen woning.

Eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen

Een al langer bestaande fiscale vrijstelling, en die nog steeds van kracht is, is de eenmalige vrijstelling bij schenkingen van ouders aan hun kinderen in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar (of op de dag dat het kind 40 wordt). Deze vrijstelling bedraagt in 2024 € 31.813. Is het bestedingsdoel echter een dure studie, dan bedraagt de vrijstelling € 66.268.

Niet beiden

Een van de voorwaarden van de grotere schenkingsvrijstellingen is dat niet beiden mochten. Er kon bij de grotere schenkingen tot 2024 dus of gebruik worden gemaakt van de ‘jubelton’ of van de eenmalige verhoogde vrijstelling.

Zitten vrijstellingen elkaar in de weg?

In een zaak bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant was sprake van een schenking in 2019 ten behoeve van een eigen woning door een vader aan zijn kind. De vader had het kind in 2011 ook al een bedrag geschonken waarbij gebruik was gemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen. De vraag was of de vrijstelling uit 2011 de vrijstelling ten behoeve van de eigen woning in 2019 in de weg zat. Dat bleek inderdaad het geval.

Uitvoerbaarheid doorslaggevend

Voor de rechtbank bleek dat de wetgever op dit punt de uitvoerbaarheid van de wetgeving doorslaggevend achtte. Bepaald was dat degenen die vanaf 2010 de eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen al hadden benut, niet ook van de vrijstelling voor de eigen woning gebruik konden maken. Ook niet als de eenmalig verhoogde vrijstelling maar ten dele was benut. Dat dit onredelijk kon uitpakken, had de wetgever op de koop toe genomen om de uitvoerbaarheid van het geheel aan vrijstellingen niet in gevaar te brengen. De vrijstelling voor de eigen woning kon in dit geval dan ook niet worden toegepast.

Let op! Als u gebruikmaakt van de eenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling voor uw kind (in 2024 € 31.813), mag u in dat jaar niet ook nog het reguliere bedrag (in 2024 € 6.633) fiscaalvrij schenken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zwv-pgb-zorgverleners kunnen ook zorgbonus aanvragen

Vanaf 2 september 2024 kunnen Zwv-pgb-zorgverleners die tijdens de coronacrisis een uitzonderlijke prestatie hebben verricht een zorgbonus aanvragen. In tegenstelling tot andere zorgverleners had bovengenoemde groep nog geen zorgbonus gehad. Dit wordt nu dus rechtgetrokken.

Uitzonderlijke prestatie

Medisch

Alleen degenen die een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd komen voor de zorgbonus in aanmerking. Het gaat dan bijvoorbeeld om zorgverleners die patiënten bleven verzorgen die het coronavirus hadden of geen vakantie konden opnemen.

Omvang bonus

Er komen twee bonussen beschikbaar. De eerste bedraagt € 1.000 netto voor Zvw-pgb-zorgverleners die werkten in de periode 1 maart 2020 tot 1 september 2020. De tweede is voor diegenen die werkten in de periode 1 oktober 2020 tot 15 juni 2021. Deze bonus bedraagt € 384,71.

Voorwaarden

De zorgbonus kent nog enkele aanvullende voorwaarden. Zo moet er bij de budgethouder gewerkt zijn op basis van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht. De zorgverlener mag geen eerste- of tweedegraads familielid zijn, niet meer dan twee keer modaal verdienen bij een voltijdse werkweek en nog geen bonus hebben ontvangen.

Aanvragen

De zorgbonus kan online bij de SVB worden aangevraagd van 2 september 2024 9.00 uur tot 24 oktober 2024 18.00 uur. Na de aanvraag wordt gecontroleerd of aan alle voorwaarden is voldaan. Is dit het geval, dan wordt de zorgbonus aan de zorgverlener uitbetaald.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ministerraad stemt in met Belastingplannen 2025

Vrijdag 23 augustus jl. heeft de Ministerraad ingestemd met de Belastingplannen 2025. De plannen worden nu voor spoedadvies voorgelegd aan de Raad van State en op Prinsjesdag 2024 gepresenteerd aan de Tweede Kamer.

De volledige inhoud van de Belastingplannen 2025 is nog niet bekendgemaakt. Wel is duidelijk dat met onder meer de volgende wetsvoorstellen is ingestemd.

Wetsvoorstel Belastingplan 2025

Binnenhof

In het Belastingplan 2025 zijn in ieder geval verschillende fiscale maatregelen opgenomen uit het Hoofdlijnenakkoord. Dit betreffen onder meer de verhoging van het btw-tarief op logies van 9% naar 21% en het beperken van de aftrek van giften in de inkomstenbelasting.

Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025

In dit wetsvoorstel is onder meer het vervallen van de bpm-vrijstelling voor bestelauto’s van een ondernemer opgenomen. Ook stelt het kabinet in dit wetsvoorstel voor om de Wet Modernisering elektronisch berichtenverkeer voorlopig niet te laten gelden voor de Belastingdienst.

Wetsvoorstel Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025

Eind 2023 zijn al verschillende wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de wet opgenomen. Een van die wijzigingen is met ingang van 2024 al van kracht, overige gaan in met ingang van 2025. Daarnaast worden in het wetsvoorstel Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 nog meer wijzigingen voorgesteld die per 2025 of 2026 ingaan. Het betreffen hier onder meer het beperken van de toegang tot de faciliteiten tot ondernemers en de versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis. Ook worden maatregelen voorgesteld die oneigenlijk gebruik van de BOR op hoge leeftijd of dubbel gebruik van de BOR tegengaan.

Voorstel tot beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de salderingsregeling die geldt voor de teruggeleverde elektriciteit van zonnepanelen, met ingang van 2027 eindigt. Het is de bedoeling dat vanaf die datum actieve afnemers een redelijke vergoeding ontvangen voor alle teruggeleverde elektriciteit.

Overige wetsvoorstellen

De Ministerraad stemde ook nog in met het wetsvoorstel Tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling, het wetsvoorstel Wet eigen bijdrage Huurtoeslag ter verbetering van de koopkracht per 2025 en vereenvoudiging van de regeling en het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025.

Let op! De wetsvoorstellen liggen nu voor spoedadvies voor bij de Raad van State. Mogelijk vinden naar aanleiding van adviezen van de Raad nog aanpassingen plaats. De definitieve wetsvoorstellen en de nadere details daarvan worden op Prinsjesdag 2024 bekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag uiterlijk 1 september uw toeslag over 2023 aan!

Had u in 2023 recht op zorgtoeslag, huurtoeslag of kindgebonden budget, vraag deze dan uiterlijk 1 september 2024 aan. Latere aanvragen worden in principe afgewezen.

Uitzondering

Laptop

Dit is alleen anders als u of uw toeslagpartner uitstel heeft gekregen voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting. U kunt de toeslagen dan nog aanvragen totdat het uitstel afloopt.

Let op!  Voor de kinderopvangtoeslag geldt een andere regeling, deze toeslag moet u zo snel mogelijk aanvragen. Dit betekent binnen drie maanden nadat u er recht op krijgt!

Recht op toeslag?

U kunt op de site van de Dienst Toeslagen checken of u recht heeft op een toeslag. U kunt hier ook een proefberekening maken, zodat u kunt zien op welk bedrag aan toeslag u recht heeft.

Ten onrechte geen aanvraag

In de praktijk blijkt dat vele duizenden rechthebbenden op een toeslag, deze toeslag niet aanvragen. Het betreft zo’n 10% van alle huishoudens die er recht op hebben. De redenen dat de toeslagen niet worden aangevraagd zijn onduidelijk.

Mijn Toeslagen

De overheid doet er alles aan om het aanvragen van toeslagen zo eenvoudig mogelijk te houden. Aanvragen kan digitaal met behulp van DigiD via Mijn Toeslagen. U kunt hier ook uw gegevens wijzigen als dat nodig is. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen privégebruik bedrijfsauto? Hoe controleert u dat?

Wanneer u als werkgever een werknemer een bedrijfsauto ter beschikking stelt, deze niet voor privé gebruikt dient te worden, en er derhalve ook geen bijtelling plaatsvindt, moet worden aangetoond dat uw werknemer met die auto maximaal 500 kilometer per kalenderjaar privé rijdt. Belangrijk is dat u hierover duidelijke afspraken maakt met uw werknemer en dat u controles uitvoert.

Aanvaardbaar bewijs voor geen privégebruik bedrijfsauto

Auto

Er is sprake van aanvaardbaar bewijs als u en uw werknemer schriftelijk hebben afgesproken dat privégebruik niet is toegestaan. U controleert het autogebruik, denk aan een sluitende rittenregistratie door middel van een rittenregistratiekastje, en u administreert uw bevindingen. Daarnaast heeft u uw werknemer niet verzekerd voor privégebruik van de auto. Bij overtreding van het verbod legt u een passende sanctie op, bijvoorbeeld een geldboete die in verhouding staat tot de loonheffingen over het privégebruik. Vervolgens intensiveert u na een eventuele sanctie het toezicht.  

Voor ondersteunend bewijs dat er sprake is van zakelijke ritten, kunt u ook andere gegevens vastleggen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld agenda’s en werkroosters, vakantieoverzichten, ziekte- en verlofstaten, offertes, garagenota’s, schademeldingen, verkeersboetes of tanken buiten werktijd. 

Wanneer er uitsluitend een schriftelijke afspraak tussen u en uw werknemer is dat privégebruik is verboden, en waarin ook sancties zijn opgenomen, maar waar niet uit blijkt dat er controle is, dan geldt dat niet als aanvaardbaar bewijs. Ook alleen een gespecificeerde schatting van het zakelijk gebruik van de auto en van het woon-werkverkeer, voldoet niet.

Duidelijke afspraken en controle

Het is van belang dat u duidelijke afspraken met uw werknemer maakt wat moet worden vastgelegd en hoe u controleert. Bij een werknemer die een onregelmatig reispatroon heeft en intensief gebruikmaakt van de bedrijfsauto, zult u vaker moeten controleren dan bij een werknemer met een regelmatig reispatroon en minder intensief gebruik. De resultaten van die controles legt u vast in uw loonadministratie. 

Bij een onderzoek door de Belastingdienst moet u aannemelijk kunnen maken dat u voldoende aandacht heeft besteed aan controle van het autogebruik. Afwijkingen moeten voorzien zijn van een duidelijke argumentatie of moeten te koppelen zijn aan een opgelegde sanctie.

Weet u niet goed hoe en met welke frequentie u moet controleren? Neem dan contact op met uw adviseur. Die kan samen met u bespreken hoe u afspraken vastlegt en controleert.

Posted in Niet gecategoriseerd

SDE++ weer aanvragen vanaf 10 september

Vanaf 10 september 2024 9.00 uur kunnen ondernemers en non-profitorganisaties weer subsidie aanvragen in het kader van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++). U komt voor subsidie in aanmerking als grootschalig hernieuwbare energie wordt opgewekt of als er een vermindering van de CO2-uitstoot wordt bereikt.

Wijzigingen

Windmolen

Er is ten opzichte van vorig jaar een aantal zaken veranderd. Voor investeringen in zonnepanelen en windmolens is de subsidie dit jaar winstafhankelijk. Zo krijgt u minder subsidie als de energieprijzen hoog zijn. Daarentegen is er voor meer technieken subsidie beschikbaar. Op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland is een brochure te downloaden waarin de technieken vermeld staan die dit jaar voor de SDE++ in aanmerking komen.

Tal van voorwaarden

De SDE++ kent diverse voorwaarden. Zo mag u bij het aanvragen van de subsidie de investeringsverplichtingen nog niet zijn aangegaan. Heeft u een vergunning nodig, dan moet u deze bij de aanvraag al bezitten. Ook mag u per categorie productie-installatie maar voor één adres de subsidie aanvragen. Op één adres kunt u wel weer voor verschillende productie-installaties subsidie aanvragen. Verder kunt u in beginsel voor uw investeringen ook geen andere subsidies aanvragen en geen Energie-investeringsaftrek, EIA, krijgen.

Aanvragen

U kunt de SDE++ digitaal aanvragen op RVO.nl vanaf 10 september 9.00 uur tot 10 oktober 2024 17.00 uur. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Let op! Zorg ervoor dat u alle voorwaarden in acht neemt, anders wordt uw aanvraag afgewezen en dient u deze nogmaals, gecorrigeerd, in te dienen. Uw datum van binnenkomst wordt zodoende wel vertraagd. U ontvangt in principe binnen 13 weken bericht of de subsidie is toegewezen. Deze termijn kan eenmalig met 13 weken worden verlengd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Door onder meer functienaam ‘in opleiding’ toch studiekostenbeding

Mag u als werkgever overgaan tot verrekening van de studiekosten met de te betalen transitievergoeding als u het dienstverband beëindigt? Belangrijk zijn uw afspraken over opleiding, de titel van de functie en uw verslaglegging van het functioneren van de werknemer.

Om wie ging het?

Boeken

Deze vraag stond centraal in een onlangs gevoerde procedure. Het ging hier om een werkneemster die was aangenomen als ‘pedagogisch medewerker in opleiding’ op grond van een BBL-arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Werkgever en werknemer sloten hierbij ook een studiekostenbeding voor de opleiding Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker (GPM4). 

Wat was de situatie? 

De werkgever beëindigde het dienstverband en ging over tot verrekening van de studiekosten – bijna € 1.000 – met de transitievergoeding. De werkneemster kon zich hier niet in vinden en startte een procedure. In de wet is bepaald dat de werkgever verplichte scholing moet betalen. Een uitzondering hierop vormen startkwalificaties en beroepsopleidingen die werknemers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie. Die moet de werknemer betalen. De rechter oordeelde dat de opleiding in deze casus geldt als een beroepsopleiding tot het verkrijgen van een beroepskwalificatie, maar dat de werkneemster hier voor haar functie niet over hoefde te beschikken omdat dit nergens schriftelijk was vastgelegd. Bovendien ging het om de toevoeging ‘in opleiding’ in haar functietitel. 

Geen verplichte opleiding

Dat de werkneemster de opleiding niet voor haar functie nodig had en dat zij nog een functie in opleiding had, impliceert dat de werkgever niet verplicht was de opleiding aan te bieden. Aangezien het hier een beroepsopleiding betrof, is het studiekostenbeding geldig. Verder stond in het studiekostenbeding dat de werknemer alleen studiekosten terug hoeft te betalen als zij op eigen initiatief het dienstverband eindigt. Dit was hier niet aan de orde omdat de werkgever haar tijdelijke contract niet had verlengd. Dit omdat zij een verkeerde werkhouding had, regelmatig te laat kwam en haar afspraken over de opleiding niet nakwam. Ter onderbouwing was een rapport van de praktijkopleider ingebracht. 

Verrekening geoorloofd

De rechter kon dit betoog volgen en was van oordeel dat de werkneemster door haar houding er ten minste mede toe heeft bijgedragen dat de arbeidsovereenkomst niet is verlengd. Daarom mag de werkgever toch een beroep doen op het studiekostenbeding en een deel van de studiekosten in rekening brengen van de werkneemster. Een mogelijkheid was om dit te verrekenen met de te betalen transitievergoeding.

Subsidie voor opleiding 

De werkneemster voerde nog aan dat de werkgever subsidie heeft gekregen voor haar opleiding en dat met die subsidie bij de hoogte van de opleidingskosten rekening gehouden moet worden. De werkgever bracht hiertegen in dat de subsidie voor gemaakte begeleidingskosten was en niet voor de opleidingskosten. De werknemer weersprak dit standpunt onvoldoende. Dit leidde dus ook niet tot een beperking van de verrekening.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afkoop oudedagsverplichting met minder revisierente

Heeft u in het verleden uw pensioen in eigen beheer (PEB) omgezet in een oudedagsverplichting (ODV)? En wilt u deze afkopen? Dan lijkt er nu een mogelijkheid om dit te doen met minder revisierente.

Afkoop ODV

Euro

Bij afkoop van een ODV betaalt u in beginsel, naast belasting, ook nog 20% revisierente. In de wet is echter een tegenbewijsregeling opgenomen als u de ODV minder dan 10 jaar vóór het afkoopjaar heeft afgesloten. Door toepassing van die tegenbewijsregeling kan het zijn dat u minder dan 20% revisierente verschuldigd bent.

Let op! Voor toepassing van die tegenbewijsregeling moet u – kort omschreven- aannemelijk maken, wat de belastingrente zou zijn geweest vanaf het moment van afsluiten van de ODV. Hoe korter geleden dit moment van afsluiten is, des te lager is dan de revisierente.

Nieuwe tienjaarstermijn na omzetting in lijfrente

Onder voorwaarden is het mogelijk om een ODV (geheel of gedeeltelijk) om te zetten in een lijfrente zonder dat dit tot belastingheffing leidt. De Belastingdienst heeft laten weten dat na omzetting van een ODV in een lijfrente de hiervoor beschreven tienjaarstermijn opnieuw begint te lopen.

Dit betekent dat als u uw ODV eerst (geheel of gedeeltelijk) omzet in een lijfrente en daarna de lijfrente afkoopt, u zeer waarschijnlijk door toepassing van de tegenbewijsregeling minder revisierente verschuldigd bent dan bij afkoop van de ODV.

Let op! De Belastingdienst heeft aangegeven dat deze route op dit moment mogelijk is op grond van de wet. De kans bestaat echter dat de wetgever deze (onbedoelde?) mogelijkheid door nieuwe wetgeving opheft voor de toekomst.

Let op! De wetgeving en voorwaarden van de regelingen zijn niet eenvoudig en stringent. Ook de berekening van de belastingrente uit de tegenbewijsregeling is niet eenvoudig. Neem voor meer informatie over uw mogelijkheden daarom contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst stuurt brief over definitieve aanslag 2021 en box 3

De Belastingdienst start met het opleggen van definitieve aanslagen inkomstenbelasting over het jaar 2021, voor zover deze nog niet waren opgelegd vanwege mogelijke inkomsten in box 3. De aanslagen worden voorafgegaan door een brief waarin wordt toegelicht waarom de definitieve aanslag wellicht nog onjuist is.

De eerste brieven worden in augustus 2024 verstuurd aan een eerste groep belastingplichtigen.

Aanslag wellicht onjuist

Geld

De Belastingdienst legt de aanslagen over 2021 de komende tijd op, omdat dit binnen de wettelijke termijn van drie jaar moet gebeuren. Deze aanslagen kunnen echter onjuist zijn, omdat er nog geen rekening kan worden gehouden met het feit dat in box 3 het werkelijke rendement moet worden belast als dit lager is dan het forfaitaire rendement. 

Duidelijkheid Hoge Raad

De Belastingdienst was in afwachting van duidelijkheid van de Hoge Raad over de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 en kan hier nog geen rekening mee houden voor de definitieve aanslagen over 2021.

Berekening werkelijk rendement

De Belastingdienst werkt nog aan een formulier waarmee het werkelijke rendement kan worden doorgegeven. Dit formulier is naar verwachting echter pas in de zomer van 2025 beschikbaar. Ook hierover ontvangen genoemde belastingplichtigen een brief. 

Te veel betaald?

Blijkt achteraf dat er te veel belasting is betaald, dan wordt dit terugbetaald of het wordt verrekend met nog te betalen belasting. 

Te weinig betaald?

Moet er belasting betaald worden, let dan op voor wanneer u dit moet betalen. Dit moet ook als nog niet zeker is of het inkomen in box 3 achteraf alsnog lager wordt vastgesteld.

Let op! Op uw definitieve aanslag staat ook aangegeven hoe u bezwaar kunt maken, als u dit wilt. U kunt hier altijd even met uw adviseur over overleggen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer eindigt de kamerverhuurvrijstelling?

Als de kamerverhuurvrijstelling van toepassing is, betaalt u in box 1 geen belasting over uw huuropbrengsten. Vraag is vanaf wanneer de kamerverhuurvrijstelling niet meer van toepassing is, als in een jaar de maximale huurgrens wordt overschreden.

Kamerverhuurvrijstelling

Bedrijfspand

Als u een kamer in uw eigen woning verhuurt, bijvoorbeeld aan een student, kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de kamerverhuurvrijstelling. U betaalt dan geen belasting over de ontvangen huur. Daarnaast heeft de kamerverhuur bij toepassing van de kamerverhuurvrijstelling geen invloed op uw recht op hypotheekrenteaftrek. 

Voorwaarden

U kunt alleen gebruikmaken van de kamerverhuurvrijstelling als de kamer die u verhuurt onderdeel is van uw eigen woning. Het mag geen zelfstandige woning zijn. U en de huurder moeten ook gedurende de verhuur ingeschreven staan op het adres van de woning.

Verder mogen de totale huuropbrengsten in 2024 niet meer bedragen dan € 5.998. Dit betreft niet alleen de kale huur, maar alle vergoedingen die de huurder aan u betaalt die betrekking hebben op de huur, zoals voor energiekosten.

Let op! Verhuurde u in 2023 ook al een kamer, dan gelden voor dat jaar dezelfde voorwaarden. Alleen het bedrag van maximale de totale huuropbrengsten bedroeg in 2023 geen € 5.998 maar € 5.881.

Niet voldoen aan voorwaarden?

Voldoet u niet aan de voorwaarden, dan verhuist de kamerverhuur naar box 3. Of u in box 3 daarover belasting betaalt, is afhankelijk van uw overige bezittingen en schulden in box 3. Het betekent ook dat u de hypotheekrente die betrekking heeft op de verhuurde kamer niet meer in box 1 in aftrek kunt brengen.
Vanaf wanneer voldoet u niet meer aan de voorwaarden?

Als u in een jaar de maximale huuropbrengstengrens overschrijdt, geldt de kamerverhuurvrijstelling al niet meer vanaf het begin van het jaar.

Voorbeeld
Stel u verhuurt vanaf 1 oktober 2023 een kamer in uw woning voor € 700 per maand. De totale huuropbrengsten bedragen in 2023 € 2.100. Daarmee blijft u onder de grens van € 5.881. U kunt de kamerverhuurvrijstelling daarom in 2023 toepassen. Loopt de huur in heel 2024 door, dan overschrijdt u na ontvangst van de huur over september 2024 de grens van € 5.998. De kamerverhuurvrijstelling is dan vanaf 1 januari 2024 niet meer van toepassing.

Posted in Niet gecategoriseerd

Internetconsultatie Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars

De bestaande Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE) wordt gewijzigd. Belangstellenden kunnen op de voorgenomen wijzigingen reageren via een internetconsultatie. Dit kan tot 10 september 2024.

Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE)

Straatbeeld

Via de SVVE kunnen voornamelijk Verenigingen van Eigenaars, VvE’s, subsidie krijgen voor het verduurzamen van hun gebouwen. Maar ook wooncoöperaties en woonverenigingen kunnen de SVVE aanvragen. De SVVE betreft onder meer energiebesparende maatregelen, een warmtepomp, zonneboiler of een centrale aansluiting op een warmtenet. Tot en met 2027 is hiervoor nog ongeveer € 27 miljoen beschikbaar.

Voorgenomen wijzigingen

De voorgenomen wijzigingen betreffen onder meer het verhogen van de subsidie voor advies, het subsidiëren van bouwbegeleiding bij investeringen van minimaal € 1 miljoen, een aanpassing van de subsidiebedragen voor lucht-waterwarmtepompen, een verhoging van de subsidie op isolatie en een versoepeling van de voorwaarden voor subsidie op glas-, kozijnpaneel- en/of deurisolatie.

Aanvragen SVVE

De SVVE kan digitaal worden aangevraagd bij RVO.nl. U vindt op hier ook meer informatie en hier kan ook eerst een oriënterend gesprek worden aangevraagd. 

Hoe reageren?

U kunt hier via de internetconsultatie op de voorgenomen maatregelen digitaal reageren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 2 september extra subsidie statushouders

Werkgevers kunnen onder voorwaarden voor statushouders vanaf 2 september 2024 extra subsidie aanvragen. Deze extra subsidie is bedoeld voor de kosten die samenhangen met het verkleinen van de taal- en cultuurverschillen.

De subsidie is door werkgevers aan te vragen voor statushouders die vanaf 1 januari 2024 in dienst zijn en voor statushouders die nog niet eerder bij dezelfde werkgever in dienst zijn geweest.

Omvang subsidie

Bouw

Werkgevers kunnen voor maximaal vier statushouders de subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt voor de eerste statushouder € 8.000, voor de tweede € 6.000 en voor de derde en vierde ieder € 5.000. De totale subsidie kan dus maximaal € 24.000 bedragen.

Let op! De subsidie is verkrijgbaar naast de bestaande subsidies voor werving en selectie, opleiding en begeleiding van werkzoekenden.

Voorwaarden

De belangrijkste voorwaarde voor het verkrijgen van de subsidie is dat de statushouder na subsidieverlening een (leer-)arbeidsovereenkomst krijgt aangeboden van minstens 20 uur per week voor een periode van minstens één jaar. Ook moet een activiteitenplan worden gemaakt, waarin staat hoe het bedrijf de begeleiding organiseert, hoe de (organisatie-)cultuur wordt bijgebracht en hoe de statushouder de Nederlandse taal en vaktaal op de werkvloer wordt bijgebracht. 

Handreiking

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een Handreiking ontwikkeld voor een te hanteren activiteitenplan. Hierin staat bijvoorbeeld aangegeven dat eventueel vertaalapps kunnen  worden gebruikt voor het bijbrengen van de Nederlandse taal en wordt aanbevolen niet te snel over te stappen op de Engelse taal, ook wanneer dit voor de statushouder makkelijker is.

Aanvragen

De subsidie kan worden aangevraagd vanaf 2 september 9.00 uur tot en met 30 september 2024 23.59 uur bij het Subsidieportaal van Uitvoering Voor Beleid.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst gaat zelf toeslagen aanpassen

Eenieder die recht heeft op een toeslag, moet deze zelf aanpassen als er iets wijzigt in de omstandigheden die van invloed zijn op de hoogte van de toeslag. Omdat dit onvoldoende gebeurt, start de Dienst Toeslagen van de Belastingdienst een proef waarbij toeslagen automatisch worden aangepast indien dit nodig blijkt.

Waarom?

Euro

Op deze manier wordt voorkomen dat grote bedragen aan ontvangen toeslagen moeten worden terugbetaald. Wijzigingen in de hoogte van toeslagen ontstaan door onder meer een verandering in inkomen of de persoonlijke leefomstandigheden.

Proef

De proef start in augustus 2024 en wordt uitgevoerd onder 12.000 toeslaggerechtigden. Bij wie de gegevens niet meer kloppen, ontvangen eerst een brief. Hierin wordt gevraagd de gegevens zelf aan te passen. Gebeurt dit niet, dan doet de Dienst Toeslagen dit, waardoor een lagere toeslag wordt verkregen. Betreffenden kunnen altijd zelf de aanpassing weer ongedaan maken.

Eenvoud centraal

De Dienst Toeslagen streeft ernaar het aanvragen en wijzigen van toeslagen zo eenvoudig mogelijk te houden. Aanvragen en wijzigen kan dan ook eenvoudig digitaal plaatsvinden via Mijn Toeslagen. Ook is er een nieuwe app beschikbaar. Hierin is te zien met welke gegevens de toeslag berekend is en kan een wijziging van bijvoorbeeld het inkomen eenvoudig worden doorgegeven. Daarnaast kunnen gebruikers meldingen ontvangen, zodat gegevens actueel kunnen worden gehouden om zodoende het terugbetalen van te veel ontvangen toeslag te voorkomen.

Ondersteuning

Verder is er voor toeslaggerechtigden ook ondersteuning beschikbaar, onder meer via intermediairs zoals ouderenbonden, sociaal raadslieden en bibliotheken. Ook kunnen er digitaal vragen worden gesteld, dit kan ook via (video)bellen.

Posted in Niet gecategoriseerd

SPRILA, subsidie voor laadstructuur elektrische voertuigen

Ondernemers die op eigen terrein of op gehuurd terrein een infrastructuur aanleggen voor het laden van elektrische voertuigen, kunnen vanaf 24 september 2024 SPRILA subsidie aanvragen. Deze subsidie kan worden ingezet voor aanschaf en aanleg, alsmede voor advies.

SPRILA Aanschaf en SPRILA Advies

Laadpaal

De subsidieregeling Private Laadinfrastructuur bij bedrijven (SPRILA) bestaat uit twee onderdelen: SPRILA Aanschaf en SPRILA Advies. Ondernemers die in Nederland gevestigd zijn met een inschrijving in het handelsregister van de KvK kunnen in aanmerking komen voor de subsidie.

Tip! Ook vervoerders met een vergunning voor openbaar busvervoer kunnen in aanmerking komen. Exploitanten van laadinfrastructuur ook, maar dan alleen voor laadinfrastructuur die bedoeld is voor eigen voertuigen of voertuigen van werknemers.

SPRILA Aanschaf

De ondernemer kan subsidie krijgen voor een deel van de kosten voor de aanschaf en aanleg van de laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen. Deze laadinfrastructuur moet wel op een eigen terrein of een gehuurd terrein aangelegd worden. Dit terrein mag bovendien niet altijd publiek toegankelijk zijn.

Let op! Onder de laadinfrastructuur wordt onder meer begrepen de basislaadinfrastructuur (inclusief hoofdaansluiting en bekabeling) en een of meer DC-laadstations en/of AC-laadstations met verschillende vermogens.

Ook stationaire batterij

Krijgt u minimaal € 25.000 subsidie voor de laadinfrastructuur, dan komt u mogelijk ook in aanmerking voor subsidie voor een stationaire batterij. Aan deze batterij zijn wel voorwaarden verbonden.

SPRILA Advies

U kunt ook subsidie krijgen voor de kosten van een opgesteld advies over een laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen, mits dit advies is opgesteld na 1 april 2024. Het advies moet verder aan een aantal voorwaarden voldoen.

Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie voor aanschaf is afhankelijk van het soort laadstation (AC of DC) in combinatie met het maximaal aan het elektrisch voertuig te leveren vermogen. Voor een mkb-ondernemer is de subsidie hoger dan voor een groot bedrijf.

Let op! De hoogte van de subsidiebedragen voor aanschaf lopen op van € 452 voor een AC-laadstation met een vermogen vanaf 11 kW voor een groot bedrijf, tot € 83.393 voor een DC-laadstation met een vermogen vanaf 350 kW voor een mkb-ondernemer. Meer details over de hoogte van de subsidie vindt u hier.

De hoogte van de subsidie voor advies is 50% van de kosten waarvoor u subsidie kunt krijgen met een maximum van € 3.500.

Aanvraag vooraf of achteraf?

Komt u in aanmerking voor minder dan € 25.000 subsidie voor aanschaf, dan laat u eerst de laadinfrastructuur aanleggen en vraagt u daarna binnen 13 weken de subsidie aan. Is het subsidiebedrag € 25.000 of hoger, dan moet u subsidie aanvragen met een offerte. Maar let op, u mag dan nog geen opdracht gegeven hebben en de offerte dus nog niet getekend hebben!

Tip! Subsidie van minder dan € 25.000 ontvangt u direct naar vaststelling hiervan. Is de subsidie € 25.000 of hoger, dan krijgt u 50% van het subsidiebedrag als voorschot.

De subsidie voor advieskosten kunt u pas aanvragen nadat u het advies heeft ontvangen.

MIA in aftrek

Vraagt u ook Milieu Investeringsaftrek (MIA) aan, dan wordt de subsidie verminderd met 11,25% van de voor de subsidie in aanmerking komende investeringskosten.
Vraag de subsidie op tijd aan!

Aanvragen van de subsidie is mogelijk van 24 september 2024 9.00 uur tot en met 31 december 2024, 12.00 uur.

Let op! Het beschikbare bedrag wordt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen verdeeld. Wacht daarom niet te lang met het aanvragen van de subsidie.

Tip! Is uw subsidie lager dan € 25.000 en dient u uw aanvraag in op de dag dat het budget op is of daarna? Dan schuift uw aanvraag door en krijgt deze als datum van aanvraag de eerste dag van de aanvraagperiode van 2025.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook giftenaftrek voor kloosterlingen?

Als kloosterlingen hun inkomsten afstaan aan hun kloostergemeenschap, kan de vraag opkomen of er sprake is van een aftrekbare gift. De Belastingdienst heeft hierover onlangs een standpunt naar buiten gebracht. Hieruit blijkt dat er onder voorwaarden sprake kan zijn van een aftrekbare gift.

Gelofte van armoede

Geld

In genoemd standpunt gaat de Belastingdienst uit van de situatie dat kloosterlingen bij intreding in hun kloostergemeenschap de gelofte van armoede afleggen. Hiermee staan ze eventuele inkomsten af aan de kloostergemeenschap, beschikken ze niet over een eigen bankrekening en worden alle kosten betaald door de kloostergemeenschap. Er wordt van uitgegaan dat de kloostergemeenschap een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) is.

Gift versus kosten

In het standpunt maakt de Belastingdienst duidelijk dat er sprake kan zijn van aftrekbare kosten, als de inkomsten die worden afgestaan aan de kloostergemeenschap hoger zijn dan de kosten die de kloostergemeenschap voor de kloosterling maakt. Het gaat dan onder andere om kosten van levensonderhoud, huisvesting en ziektekosten. Dit standpunt is gebaseerd op een arrest van de Hoge Raad en op een uitlating die een staatssecretaris in het verleden omtrent de giftenaftrek voor onder meer kloosterlingen heeft gemaakt.

Omvang kosten

De omvang van de kosten die de kloostergemeenschap maakt voor de kloosterling, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Onder meer de jaarrekening van de ANBI kan voor de berekening ervan een hulpmiddel zijn.

Geen periodieke gift

De gift kan niet worden aangemerkt als periodieke gift. Dit betekent onder meer dat er voor de aftrek zowel een drempel als een maximum geldt. Alleen giften boven de drempel zijn aftrekbaar, tot het maximum.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is beschikking van inspecteur ‘gegeven’?

In het belastingrecht werken termijnen erg nauw. Eén dag te laat en u kunt zomaar een boete tegemoet zien. Wanneer is een beschikking van de inspecteur feitelijk ‘gegeven’, ofwel, welke datum is bepalend?

Datering na ontvangstdatum

Euro

In een zaak die speelde voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant had een belastingplichtige om ambtshalve vermindering van zijn aanslagen inkomstenbelasting verzocht. Omdat de inspecteur niet op tijd besliste, stelde de belastingplichtige hem in gebreke. De inspecteur heeft dan nog twee weken om te beslissen. Doet hij dit niet, dan is hij automatisch een dwangsom verschuldigd.

Dwangsom

Als de inspecteur na twee weken nog niet beslist heeft, bedraagt de dwangsom de eerste 14 dagen € 23 per dag, de daarop volgende 14 dagen € 35 per dag en de daarop volgende 14 dagen € 45 per dag. Een dwangsom kan dus oplopen tot maximaal € 1.442.

Welke datum is bepalend?

In deze zaak had de inspecteur precies twee weken na de ingebrekestelling zijn beslissing aan belanghebbende gezonden. Deze beslissing was echter 16 dagen na ontvangst van de ingebrekestelling gedateerd. Volgens de belastingplichtige was deze datum bepalend, was de inspecteur dus twee dagen te laat met zijn beslissing en had hij dus recht op een dwangsom.

Wanneer bekendgemaakt?

Volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant is met betrekking tot een dwangsom echter van belang wanneer de beschikking van de inspecteur bekend is gemaakt. Dit bekendmaken kan door toezending of uitreiking van de beschikking. Onomstreden was dat dit precies na twee weken was gebeurd, dus nog net op tijd. Dat de beschikking een latere datum bevatte, deed niet ter zake. De inspecteur hoefde dan ook geen dwangsom te betalen.

Let op! Ook het feit dat de beschikking pas na de termijn van twee weken wordt ontvangen, is dus niet relevant.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meerdere auto’s van de zaak, hoeveel bijtelling?

Als aan een werknemer een auto ter beschikking wordt gesteld, geldt de bekende bijtelling vanwege het privégebruik. In de praktijk is niet altijd duidelijk voor hoeveel auto’s de bijtelling geldt als er meer dan één auto ter beschikking staat. Hoe zit het?

Bijtelling

Auto

Voor een ter beschikking gestelde auto vindt in beginsel een bijtelling op het inkomen plaats vanwege het privégebruik als er met de auto meer dan 500 km privé wordt gereden. De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde, welke afhankelijk is van de vraag wanneer de auto voor het eerst in gebruik is genomen. Voor 2024 is het percentage 22%. Voor elektrische auto’s geldt echter een percentage van 16% (2024) tot een cataloguswaarde van € 30.000. Bij een hogere cataloguswaarde geldt over het meerdere een bijtelling van eveneens 22%. 

Let op! Er geldt dus geen bijtelling als met de auto niet meer dan 500 km privé wordt gereden.

Meerdere auto’s ter beschikking

Het komt soms voor dat aan een werknemer meerdere auto’s ter beschikking zijn gesteld. Het uitgangspunt is dat voor iedere auto waarmee meer dan 500 km wordt gereden, de bijtelling geldt. Hierop bestaan echter enkele uitzonderingen.

Alleenstaanden of één rijbewijs?

Is een werknemer alleenstaand of is er in zijn gezin maar één persoon met een rijbewijs, dan hoeft er maar voor één auto te worden bijgeteld. Dit is de auto met de hoogste bijtelling.

Gezin met meerdere rijbewijzen

Zijn er in het gezin van de werknemer meerdere personen met een rijbewijs, dan geldt er voor net zoveel auto’s een bijtelling als er rijbewijzen zijn. Zijn er in het gezin echter ook één of meer privé-auto’s die net zo geschikt zijn voor privégebruik als de ter beschikking gestelde auto’s, dan mag u het aantal bijtellingen met dit aantal auto’s verlagen.

Voorbeeld
Aan een werknemer zijn drie auto’s ter beschikking gesteld en met iedere auto wordt privé meer dan 500 km gereden. In het gezin van de werknemer hebben vier personen een rijbewijs en zijn er twee auto’s die net zo geschikt zijn voor privégebruik als de ter beschikking gestelde auto’s. Omdat er vier personen een rijbewijs hebben en er twee auto’s net zo geschikt zijn voor privégebruik, moet er voor twee auto’s een bijtelling plaatsvinden. Ook nu gaat het om de auto’s met de hoogste bijtelling. Als de inspecteur voor meer dan twee auto’s de bijtelling wil toepassen, moet hij hiervan de reden aangeven.

Let op! Sinds 2022 gaat u uit van de auto’s met de hoogste bijtelling en niet meer van de hoogste cataloguswaarde.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nuttig gebruik van uw zomerpauze: 5 tips!

Het is zomer! Veel bedrijven zijn dan ook met vakantie of draaien op halve kracht. Misschien een goede gelegenheid om eens te kijken wat er in deze komkommertijd nog te regelen valt, voordat de drukke periode weer aanbreekt. Vijf tips!

1. Schoon uw administratie op

Molen

Als ondernemer dient u uw administratie in beginsel zeven jaar te bewaren. Dat betekent dat u de administratie van vóór 2017 mag wegdoen. Voor akten en aankoopbewijzen inzake onroerend goed is de bewaartermijn tien jaar. Dit heeft onder meer te maken met de herzieningstermijn in de omzetbelasting voor onroerend goed. U moet uw gehele administratie ook tien jaar bewaren als u elektronische diensten, radio- en televisieomroepdiensten en telecommunicatiediensten levert.

2. Vraag nu subsidie aan voor elektrische (bedrijfs)auto

De Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) en de Subsidie Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) gaan per 2025 verdwijnen. Vraag daarom nog dit jaar deze subsidie aan als u van plan was een dergelijke auto aan te schaffen. De SEPP is weliswaar alleen beschikbaar voor particulieren, maar als u een auto niet als ondernemingsvermogen aanmerkt, kan ook van deze subsidie geprofiteerd worden. Let bij beide subsidies even goed op de voorwaarden!

3. Hoeveel vrije ruimte heeft u nog?

Onder de werkkostenregeling mag u een aantal zaken belastingvrij aan uw werknemers vergoeden of verstrekken door ze onder te brengen in de vrije ruimte. Die bedraagt in 2024 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% van het meerdere van uw loonsom. Vergoedt of verstrekt u meer, dan betaalt u als werkgever 80% belasting over het meerdere. We zitten momenteel ongeveer op de helft van het jaar, dus ga eens na hoeveel vrije ruimte u nog ‘over heeft’. U weet dan hoeveel u nog kunt uitgeven aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen, zonder dat u straks als werkgever belasting moet betalen.

4. Een nieuwe niet-elektrische bestelauto nodig?

Bent u van plan op korte termijn een nieuwe, niet-elektrische bestelauto aan te schaffen, doe dit zo mogelijk dan nog dit jaar. Vanaf 2025 komt de bpm-vrijstelling voor ondernemers voor niet-elektrische bestelauto’s namelijk te vervallen, wat betekent dat dergelijke auto’s (in principe) gemiddeld ruim € 11.000 duurder gaan worden. Omdat u vast niet de enige bent die deze extra uitgave wil voorkomen, is het verstandig niet tot het laatst met uw aanschaf te wachten.

5. In loondienst of niet?

Besteedt u bepaalde diensten uit aan derden, ga dan eens na of deze personen fiscaal wel zelfstandig zijn. Werkt u met Modelovereenkomsten, check dan of er nog wordt gehandeld conform de voorwaarden. De Belastingdienst corrigeert momenteel alleen bij fraude, maar gaat vanaf 2025 ook in andere gevallen de wet strak handhaven. Blijkt er dan sprake te zijn van een dienstbetrekking terwijl er gehandeld wordt alsof uw opdrachtnemer een zelfstandig ondernemer is, dan volgen er naheffingen met mogelijk een boete. Voorkom dit!

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingplannen 2025: wat staat er al op stapel?

Het Regeerakkoord is nog niet gepubliceerd, maar volgende maand is het al wel weer Prinsjesdag. Op die dag worden onder meer de nieuwe belastingplannen voor volgend jaar gepresenteerd. Wat staat er al op stapel voor 2025, uitgaande van het Hoofdlijnenakkoord en de publicatie van een internetconsultatie?

1. Meer wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen

Binnenhof

Eind 2023 is al een flink aantal wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsregelingen (BOR in de schenk- en erfbelasting en doorschuifregeling en de DSR in de inkomstenbelasting) door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen die met ingang van 2025 ingaan. Zo wijzigt de vrijstelling van de BOR naar 100% tot € 1.500.000 (in 2024 nog € 1.325.253) en 75% daarboven (in 2024 nog 83%). Verder moet voor toepassing van de BOR en de DSR van aandelen de verkrijger minimaal 21 jaar oud zijn en vervalt de dienstbetrekkingseis in de DSR van aandelen. Ook mag vanaf 2025 niet langer 5% van het beleggingsvermogen als ondernemingsvermogen meetellen voor de vrijstelling van de BOR en kunnen bedrijfsmiddelen met een waarde vanaf € 100.000 die ook voor andere dan zakelijke doeleinden worden gebruikt (bijvoorbeeld voor privé) niet altijd meer geheel tot het ondernemingsvermogen worden gerekend.

In een internetconsultatie zijn nog meer wijzigingen aangekondigd. Zo is voorgesteld om vanaf 1 januari 2025 de verplichte voortzettingstermijn te verkorten van vijf naar drie jaar. Als dit voorstel wordt aangenomen, betekent dit dat voor verkrijgingen die zich voordoen vóór 1 januari 2025 een voortzettingstermijn blijft gelden van vijf jaar, terwijl voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025 dan een voortzettingstermijn van drie jaar geldt.

2. Opheffen handhavingsmoratorium zzp’er

Al veel langer aangekondigd en onlangs nog bevestigd: met ingang van 1 januari 2025 wordt het handhavingsmoratorium opgeheven en gaat de Belastingdienst handhaven op het gebied van de zzp’er die mogelijk bij u in dienstbetrekking is. In het Hoofdlijnenakkoord is ook opgenomen dat de wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) gewoon wordt voortgezet. Invoering van de VBAR vindt waarschijnlijk niet plaats vóór 2026, maar handhaving vanaf 1 januari 2025 kan plaatsvinden aan de hand van de huidige wettelijke bepalingen en rechtspraak.

3. Verlaging mkb-winstvrijstelling

Al bekend was dat de mkb-winstvrijstelling wordt verlaagd van 13,31% in 2024 naar 12,7% in 2025. In de Voorjaarsnota 2024 was door het toenmalige kabinet nog een verdere verlaging aangekondigd naar 12,03%. In het Hoofdlijnenakkoord is echter opgenomen dat die verdere verlaging niet doorgaat. Desondanks betekent dit toch nog een verlaging van de vrijstelling met ruim 4,5%, waardoor ondernemers van wie de winst belast wordt in de inkomstenbelasting, meer belasting over dezelfde winst gaan betalen.

4. Verlaging tarief box 2

Box 2 kent per 1 januari 2024 twee tarieven. Een tarief van 24,5% over de eerste € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) aan inkomen in box 2 en een tarief van 33% over het meerdere. Volgens het Hoofdlijnenakkoord (budgettaire bijlage) wordt dit tweede tarief over het meerdere per 2025 verlaagd naar 31%. In 2023 kende box 2 nog één tarief van 26,9%.

5. Verlaging tarief box 3?

De belastingheffing over uw vermogen bedraagt nu nog 36% over een forfaitair bepaald rendement. De forse verhoging per 2024 van 32 naar 36% wordt per 2025 deels teruggedraaid. Onduidelijk is nog hoeveel lager het nieuwe tarief zal worden vastgesteld.

Let op! In het Hoofdlijnenakkoord was voor het lagere tarief € 100 miljoen gereserveerd. Het is nog niet duidelijk of de budgettaire gevolgen van de box 3-arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 mogelijk tot een andere beslissing leiden.

6. Toch geen afschaffing inkoopfaciliteit

In het Hoofdlijnenakkoord is aangekondigd dat het eind 2023 aangenomen voorstel om vanaf 2025 de inkoopfaciliteit van eigen aandelen in de dividendbelasting af te schaffen, niet doorgaat.

7. Minder giftenaftrek

De giftenaftrek in de inkomstenbelasting vanaf 2025 wordt beperkt, zo is opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord, evenals de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en het geven vanuit de vennootschap.

8. Eigen woning

Wat betreft de eigen woning is in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigd dat de fiscale positie niet wijzigt. U blijft dus (voorlopig) nog recht houden op hypotheekrenteaftrek. Wel wil het kabinet de onroerendezaakbelasting maximeren. Daarnaast is een belasting op onbebouwde grond met een woonfunctie aangekondigd. 

Let op! De meeste plannen moeten nog nader worden uitgewerkt, in wetsvoorstellen worden opgenomen en daarna nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Wij houden u op de hoogte over de ontwikkelingen wat betreft deze plannen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvraag UBO-uittreksel voor Wwft-instellingen

Juridische entiteiten die geregistreerd staan in het UBO-register, kunnen sinds 1 augustus 2024 een gewaarmerkt uittreksel aanvragen van dit register bij de KVK. Onder meer aan de hand van dit uittreksel doen Wwft-instellingen cliëntenonderzoek.

Wwft-instellingen

Typen

Wwft-instellingen zijn onder andere banken, verzekeraars, beleggingsinstellingen, administratiekantoren, accountants, belastingadviseurs, advocaten en notarissen. 

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Nog geen rechtstreekse koppeling

Het aanvragen van het uittreksel via de client is bedoeld voor Wwft-instellingen die via de KVK nu nog geen rechtstreekse koppeling hebben met het UBO-register. Het is de bedoeling dat alle Wwft-instellingen op termijn deze rechtstreekse koppeling krijgen.

Aanvragen

Bent u geregistreerd in het UBO-register en moet een uittreksel aanvragen voor een Wwft-instelling? Dat kunt u dat hier doen.

Verplicht verschillen melden

Wwft-instellingen zijn verplicht om verschillen te melden bij de Kamer van Koophandel tussen informatie waarover men beschikt en de informatie die verkregen is via het uittreksel uit het UBO-register.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welk btw-forfait voor leaseauto?

Als een auto van de zaak ter beschikking staat die ook privé kan worden gebruikt, is in verband met dit privégebruik een deel van de btw op de autokosten niet aftrekbaar. Deze btw kan worden berekend op basis van twee forfaitaire percentages. De vraag is welk percentage van toepassing is op auto’s die geleased zijn.

Forfaitair percentage

Auto

Als uit uw administratie niet duidelijk blijkt voor welk deel de auto privé is gebruikt, dient u voor de niet-aftrekbare btw uit te gaan van twee percentages. Voor auto’s waarbij de btw bij aankoop niet in aftrek is gebracht, is het percentage 1,5% van de cataloguswaarde. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een gebruikte auto van een particulier is gekocht. Is de btw wel in aftrek gebracht, dan is het forfaitaire percentage vastgesteld op 2,7% van de cataloguswaarde.

Leaseauto

Onlangs bracht een bv een zaak voor de rechter waarbij aan de dga een leaseauto ter beschikking was gesteld. Voor de berekening van de niet-aftrekbare btw had de bv gebruikgemaakt van het lage forfait van 1,5%. De inspecteur ging hiermee niet akkoord en hief na op basis van het forfaitaire percentage van 2,7%.

Geen btw bij aankoop in aftrek gebracht?

De rechtbank Noord-Nederland stelt de Belastingdienst in het gelijk. Uit de regelgeving rond de niet-aftrekbare btw blijkt dat het lage forfaitaire percentage alleen van toepassing is als de btw bij aankoop van de auto niet in aftrek is gebracht. Daarvan is bij een leaseauto geen sprake. Voor leaseauto’s geldt daarom het forfait van 2,7%. De naheffing blijft dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Keuze 10%-criterium binnen concernregeling WKR

De Belastingdienst heeft goedgekeurd dat bij toepassing van de concernregeling in de WKR het zogenaamde 10%-criterium naar keuze per concernonderdeel óf per concern wordt toegepast. Kunt u het nog volgen? Wij leggen het graag aan u uit.

Hiertoe gaan we eerst kort in op wat de vrije ruimte, het 10%-criterium en de concernregeling in de WKR inhouden. Daarna leggen wij uit wat de goedkeuring van de Belastingdienst betekent.

Vrije ruimte

Geld

Binnen de WKR kunt u vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen waarvoor een gerichte vrijstelling of nihilwaardering geldt, belastingvrij voor de loonheffingen aan uw werknemers geven. Is er geen gerichte vrijstelling of nihilwaardering? Dan kunt u ze toch belastingvrij voor de loonheffingen aan uw werknemers geven als u deze aanwijst als eindheffingsloon. Als het totaal van wat u aanwijst in een jaar de zogenaamde vrije ruimte niet overschrijdt, betaalt u geen belasting. Wordt de vrije ruimte wel overschreden, dan betaalt u 80% eindheffing over deze overschrijding.

Let op! De vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% van uw totale fiscale loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Loon uit vroegere dienstbetrekking

Voor de berekening van uw vrije ruimte gaat u uit van uw totale fiscale loonsom. Bestaat uw totale fiscale loonsom echter voor meer dan 10% uit loon uit vroegere dienstbetrekking? Dan telt al dit loon uit vroegere dienstbetrekking niet mee voor de berekening van de vrije ruimte. Dit wordt ook wel het 10%-criterium genoemd.

Let op! Bij loon uit dienstbetrekking moet u denken aan onder meer (pre)pensioen of een ontslaguitkering.

Concernregeling

De vaststelling van de vrije ruimte en de berekening van de 80% eindheffing vindt in principe plaats per werkgever. Als u met meerdere werkgevers een concern vormt, kunt u echter ook kiezen om de concernregeling toe te passen. U telt dan alle fiscale loonsommen van de verschillende concernonderdelen (werkgevers) bij elkaar op, en berekent aan de hand daarvan de vrije ruimte en de overschrijding van de vrije ruimte op concernniveau.

Let op! Van een concern is sprake als u een belang heeft van minimaal 95% in een andere werkgever of andersom, of als een derde een belang heeft van minimaal 95% in u én een belang van minimaal 95% in een andere werkgever.

10%-criterium bij toepassen concernregeling

Hoe moet beoordeeld worden of het loon uit vroegere dienstbetrekking meetelt voor de berekening van de vrije ruimte (het 10%-criterium) als een werkgever kiest voor toepassing van de concernregeling? Moet dat per werkgever berekend worden (dus per concernonderdeel) of voor het concern als geheel? De Belastingdienst heeft aangegeven dat het concern daar zelf een keuze in mag maken. De gemaakte keuze geldt dan wel voor alle concernonderdelen.

Wat betekent dit voor u?

Kiest u in een jaar ervoor om de concernregeling toe te passen? Dan moet u dus een extra rekensom maken wat in uw geval gunstiger is: toepassen van het 10%-criterium op concernniveau of voor elke concernonderdeel apart.

Posted in Niet gecategoriseerd

Update Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf

Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit een van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscaal-juridische aspecten een grote rol. Zeker gezien alle (voorgenomen) wijzigingen in de BOR en de DSR is het van belang u goed en tijdig voor te bereiden.

Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht

Handen schudden

Bij de overdracht van een IB-onderneming moet u rekening houden met belastingclaims. Inkomstenbelasting is aan de orde als de overdrager bij de bedrijfsoverdracht fiscale winst realiseert. Dat is het geval als de onderneming wordt verkocht voor meer dan de fiscale boekwaarde. De overdrager realiseert dan stille reserves in vermogensbestanddelen en/of goodwill in de onderneming. Daarover betaalt de overdrager het progressieve belastingtarief in box 1.

Let op! Bij bedrijfsoverdracht moet u ook rekening houden met de desinvesteringsbijtelling. Dat is een fiscale winstbijtelling waarmee investeringsaftrek uit de laatste vijf jaar deels wordt teruggedraaid, als in een kalenderjaar voor meer dan € 2.800 wordt gedesinvesteerd. Er wordt per bedrijfsmiddel gekeken naar het percentage van de investeringsaftrek van destijds en dit wordt toegepast op de huidige overdrachtsprijs. Houd bij bedrijfsoverdracht ook rekening met het vrijvallen van de fiscale reserves.

Wordt een onderneming verkocht met een onroerende zaak (bedrijfspand) op de balans? Dan moet de overnemer waarschijnlijk overdrachtsbelasting betalen. Bij verkoop van aandelen in een bv is dat niet altijd het geval. Daarnaast is er mogelijk, onder voorwaarden, een vrijstelling van toepassing. Die komt verderop aan bod. Schenkt de overdrager de onderneming of verkoopt hij de onderneming voor een te laag bedrag? Dan moet de overnemer schenkbelasting betalen. Er zijn vrijstellingen en betalingsregelingen, maar daarvoor gelden voorwaarden. Die worden hierna kort besproken.

Tip! De overdrager van een persoonlijke onderneming kan belastingheffing over de stakingswinst, onder voorwaarden, (deels) uitstellen door een premie te betalen voor een zogenoemde stakingslijfrente of door premies te storten op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De lijfrentepremie komt dan in aftrek op de belaste winst. De overdrager betaalt pas belasting als de uitkering uit de lijfrente gaat vloeien. Ook kan de overdrager op deze manier de oudedagsreserve omzetten in een lijfrente.

Is sprake van rechtstreekse overdracht van aandelen in een bv door een dga en is de verkoopprijs hoger dan de verkrijgingsprijs van de aandelen? Dan geniet de overdrager een boekwinst (ofwel: vervreemdingsvoordeel) en dus inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarover moet hij in 2024 33% (tot € 67.000 en bij fiscale partners tot € 134.000 is dat 24,5%) belasting betalen in box 2.

Tip! De directe inkomstenbelastingheffing in box 2 bij verkoop van de aandelen kunt u voorkomen met een holdingstructuur. De holding verkoopt dan de aandelen in de werk-bv. De boekwinst die de holding-bv daarbij geniet door de verkoop van de werk-bv valt dan onder de deelnemingsvrijstelling. Zet deze structuur wel tijdig op. Zo kan de Belastingdienst bijvoorbeeld een probleem maken van een verkoop binnen drie jaar na opzetten van de holdingstructuur met gebruik van bepaalde faciliteiten. Hoewel er een tegenbewijsregeling is, is het altijd beter om een eventuele discussie met de Belastingdienst te voorkomen.

Let op! Denk bij schenking van uw bedrijf ook aan de mogelijke erfrechtelijke gevolgen. Door een schenking van uw bedrijf kunnen uw kinderen die het bedrijf niet voortzetten worden benadeeld in hun legitieme portie. Ga daarom ook na of er erfrechtelijke gevolgen zijn verbonden aan de bedrijfsopvolging en pas eventueel uw testament hierop aan.

Bedrijfsopvolging persoonlijke onderneming (inkomstenbelasting)

Een beste manier om inkomstenbelasting te besparen bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming is er niet. Het hangt af van de omstandigheden. Kijkend naar het familiebedrijf zal vaak sprake zijn van een bekende die het bedrijf overneemt: de zoon of dochter of aangetrouwde familie. Om gebruik te kunnen maken van fiscale faciliteiten, moet het wel iemand zijn die al in het bedrijf meewerkt of al als ondernemer betrokken is. Er kan dan worden gekozen tussen afrekenen of doorschuiven.

Afrekenen

Afrekenen betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt, de stakingswinst opgeeft aan de Belastingdienst en daarover belasting betaalt. Hij mag € 3.630 stakingsaftrek van deze stakingswinst aftrekken als deze € 3.630 of hoger bedraagt. De mkb-winstvrijstelling van 13,31% is ook in het stakingsjaar van toepassing. Houd er wel rekening mee dat deze aftrek in 2024 slechts plaatsvindt tegen ten hoogste het belastingtarief van 36,97%. Of de bedrijfsoverdrager daadwerkelijk inkomstenbelasting betaalt, hangt ook af van de omvang van zijn gewone jaarwinst, stakingswinst, de stakingslijfrentepremieaftrek.

Let op! Een staking op de eerste werkdag van een jaar wordt gezien als een staking in het voorgaande jaar, waardoor de stakingswinst opgeteld wordt bij de gewone jaarwinst van dat jaar.

Tip! Controleer bij het staken van de onderneming of er misschien nog sprake is van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek (NGZA) uit het verleden. Een ondernemer kan namelijk niet meer zelfstandigenaftrek claimen dan er fiscale winst is. Het bedrag dat niet in aftrek komt, wordt gestald in de NGZA.

Onverrekende verliezen of stakingslijfrente

In de inkomstenbelasting kan een verlies worden verrekend met de inkomsten van de drie voorafgaande jaren en de negen volgende kalenderjaren. Afrekenen in plaats van doorschuiven bij bedrijfsoverdracht kan fiscaal voordelig zijn als de bedrijfsoverdrager nog onverrekende verliezen heeft die hij kan verrekenen met de stakingswinst. Als de bedrijfsoverdrager de stakingswinst kan omzetten in een lijfrente, kan dat ook een reden zijn om te kiezen voor afrekenen.

 De bedrijfsoverdrager betaalt op het moment van de bedrijfsoverdracht dan geen (of veel minder) inkomstenbelasting over de stakingswinst, terwijl de bedrijfsopvolger kan afschrijven over de hogere werkelijke waarde van de onderneming in plaats van over de overgenomen fiscale boekwaarde. Ook heeft de bedrijfsopvolger dan investeringsaftrek en mag hij – als hij starter is – willekeurig afschrijven.

Tip! Verkoopt de overdrager zijn persoonlijke onderneming aan een natuurlijke persoon en blijft die de koopsom schuldig? Dan kan de overdrager, onder voorwaarden, schriftelijk verzoeken om maximaal tien jaar renteloos uitstel van betaling van de inkomstenbelastingclaim over de stakingswinst zover die betrekking heeft op de overdracht van vermogensbestanddelen Hij moet dan wel de inkomstenbelasting in gelijke jaarlijkse delen aan de Belastingdienst betalen. Om het uitstel van betaling moet worden verzocht en er moet zekerheid worden gesteld.

Doorschuiven

Doorschuiven betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en dat de bedrijfsopvolger de inkomstenbelastingclaim van de bedrijfsoverdrager overneemt. De waarde van het bedrijf wordt op hetzelfde bedrag bepaald als bij de variant van afrekenen, maar de (contante waarde van de) overgedragen inkomstenbelastingclaim komt er nog op in mindering. Deze variant heet doorschuiven, omdat de bedrijfsopvolger in deze variant voor de onderneming in zijn fiscale winstaangifte de fiscale boekwaarde van de overgenomen onderneming hanteert.

Tip! Heeft u iemand op het oog aan wie u de zaak fiscaal wil doorschuiven? Dat kan alleen als die persoon al 36 maanden medeondernemer of werknemer is. Laat uw bedrijfsopvolger daarom als medeondernemer of werknemer ten minste 36 maanden voorafgaand aan de overdracht meedraaien in het bedrijf.

Let op! In sommige situaties, zoals bij langdurige ziekte van de overdrager, wordt de termijn van 36 maanden verkort.

De bedrijfsopvolger neemt de fiscale boekwaarde over en gaat na het doorschuiven afschrijven zoals de overdrager dat deed. Hij geniet dus geen afschrijvingsvoordeel. Zijn fiscale winst ten opzichte van de variant ‘afrekenen’ zal dus hoger zijn. Hij heeft geen recht op willekeurige afschrijving en als hij binnen drie jaar staakt, heeft hij geen recht op stakingsaftrek.

Let op! Bij doorschuiving heeft de inkomstenbelastingclaim dus grote invloed op de overnamesom. De waardering van de inkomstenbelastingclaim hangt echter af van vele variabelen, zoals looptijd en rentepercentage, waarover bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer verschillend kunnen denken.

Doorschuiving moet daarom ‘passen’ bij de personen van de bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer. Of u nou kiest voor afrekenen of doorschuiven, er zijn veel voorwaarden aan verbonden waar u rekening mee moet houden. Voor een afgewogen beslissing overlegt u met een van onze adviseurs.

Firma als opvolgingsinstrument van persoonlijke onderneming

Als u uw persoonlijke onderneming liever niet in één keer overdraagt, maar de bedrijfsopvolging wilt blijven begeleiden of zelfs betrokken wilt blijven, dan kunt u dat doen met een firma (vof) of cv. Bij de laatste variant kunt u beherend vennoot blijven (‘op de bok’) of op de achtergrond als commanditair vennoot (‘geldschieter’).

Uw bedrijfsopvolger wordt vennoot in de firma en u spreekt een winstverdeling af die past bij ieders vermogensinbreng. Daarnaast kunt u samen een arbeidsbeloning vóór winstverdeling afspreken op grond van de arbeidsinbreng. Vervolgens kunt u uw aandeel in de firma overdragen aan uw bedrijfsopvolger, in één keer of in fasen.

Tip! Heeft u een onderneming met veel vermogen, maar relatief weinig liquiditeit? Dan kan de firma voor u een oplossing zijn als opvolgingsinstrument. U blijft dan in de firma (ofwel cv) zitten als geldschieter. Uw bedrijfsopvolger kan de bedrijfsopvolging dan gemakkelijker financieren. Hij kan zijn winst opsparen om later de commandiet uit te kopen. Let ook op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting.

Samenwerkingsovereenkomst

Zorg ervoor dat u de afspraken over bedrijfsopvolging vastlegt in een samenwerkingsovereenkomst. Met afspraken over de toedeling van het vermogen regelt u dat de onderneming bij verbreking van de samenwerking kan worden voortgezet door de bedrijfsopvolger. Deze afspraken worden wel voortzettings-, verblijvens-, toescheidings- of overnemingsbedingen genoemd. Kern van deze bedingen is dat in de samenwerkingsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de voortzetting van de onderneming en het ondernemingsgebonden vermogen bij uittreden van een van de firmanten.

Tevens legt u vast wat het ingebrachte vermogen van eenieder is. Als u bijvoorbeeld wilt dat het bedrijfspand niet overgaat, kunt u dit niet inbrengen en tot uw buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen rekenen. De stille reserves in het pand blijven aan u voorbehouden en u gaat het bedrijfspand verhuren aan de vof.

Bedrijfsopvolging bv (inkomstenbelasting)

Heeft u een onderneming in de vorm van één enkele bv, realiseert u zich dan dat bij overdracht van de aandelen een vervreemdingsvoordeel ontstaat. Dat is het verschil tussen de verkrijgingsprijs van uw aandelen en de verkoopprijs of waarde bij overdracht van de aandelen. U betaalt over dat verschil in 2024 33% (tot € 67.000 en bij fiscale partners tot € 134.000 is dat 24,5%) inkomstenbelasting in box 2.

Ook als u de aandelen schenkt of voor een lagere dan zakelijke prijs verkoopt, wordt de vervreemdingswinst berekend over de volle waarde van de aandelen. In zo’n geval kan, indien en voor zover binnen de bv sprake is van ondernemingsvermogen, onder voorwaarden en op verzoek een doorschuiving van de inkomstenbelasting claim plaatsvinden. De schenker rekent dan niet af en de verkrijger neemt de oorspronkelijke verkrijgingsprijs over. Dit wordt ook wel de doorschuifregeling of DSR genoemd. De doorschuifregeling voor de inkomstenbelastingclaim van aandelen (ook wel DSR ab) mag alleen toegepast worden op ondernemingsvermogen en niet op beleggingsvermogen.

Een van de voorwaarden voor de DSR ab is in 2024 nog dat de verkrijger gedurende minimaal 36 maanden voorafgaand aan de overdracht van de aandelen in dienstbetrekking is van de bv. Deze voorwaarde, ook wel de dienstbetrekkingseis genoemd, komt met ingang van 1 januari 2025 te vervallen. Daarvoor in de plaats komt vanaf 2025 wel de voorwaarde dat de verkrijger op het moment van schenken minimaal 21 jaar oud moet zijn.

Tip! Als de doorschuifregeling van toepassing is geldt meestal ook de bedrijfsopvolgingsregeling ofwel BOR, een vrijstelling voor de schenkbelasting.

Tip! Als uw bedrijfsopvolger de koopsom schuldig blijft, heeft u onder voorwaarden recht op een renteloze betalingsregeling van maximaal tien jaar voor de inkomstenbelastingclaim. Voorwaarde is onder andere dat de bezittingen van de bv voor minder dan 30% uit beleggingen bestaan. De bedrijfsoverdrager moet om uitstel van betaling verzoeken en zekerheid stellen.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Holdingstructuur

Om belastingheffing over het vervreemdingsvoordeel bij overdracht te voorkomen, kiezen de meeste ondernemers niet voor één bv maar voor een holdingstructuur. Heeft u namelijk een holding die de aandelen van de werk-bv houdt, dan hoeft de holding over de overdrachtswinst op de aandelen van de werk-bv niet af te rekenen. Dat komt door de deelnemingsvrijstelling. De ontvangen verkoopprijs van de aandelen kan de holding ter belegging blijven aanhouden. Pas bij uitkering door de holding aan u als aandeelhouder moet u over het dividend inkomstenbelasting betalen. In 2024 is dat tot € 67.000 en bij fiscale partners tot € 134.000 24,5% inkomstenbelasting in box 2. Voor zover het dividend hoger is, is dat 33% inkomstenbelasting in box 2.

Bedrijfsopvolging met onroerende zaken – overdrachtsbelasting

Gaan er bij de bedrijfsoverdracht van uw persoonlijke onderneming of van uw onderneming in de bv in de vorm van de overdracht van de activa en passiva één of meer onroerende zaken over, let dan op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. De bedrijfsopvolger die de onroerende zaken overneemt, moet 10,4% overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de overgenomen onroerende zaken. Er zijn bij bedrijfsoverdracht echter enkele vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting.

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

Bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming in de familiesfeer geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is het geval bij bedrijfsoverdracht aan kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of echtgenoten van deze personen. Het moet gaan om de overdracht (en voortzetting) van de gehele onderneming, al dan niet in fasen. De onroerende zaak moet dienstbaar zijn aan de onderneming.

Gaat de bedrijfsoverdrager een samenwerkingsverband aan met zijn bedrijfsopvolger, dan geldt onder voorwaarden een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de inbreng van de onderneming met onroerende zaken in het samenwerkingsverband. Bij de verdeling van het vermogen van een samenwerkingsverband geldt een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de toedeling van de onroerende zaak aan de oorspronkelijke inbrengers, als de onroerende zaak vrijgesteld van overdrachtsbelasting was ingebracht.

Let op! Heeft u één of meer onroerende zaken op de ondernemingsbalans staan? Let dan bij de bedrijfsopvolging op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. Bij een bedrijfsoverdracht binnen de familiesfeer kan overdrachtsbelasting vaak worden voorkomen. Namelijk door het gebruikmaken van een vrijstelling of door de onroerende zaken niet in te brengen dan wel over te dragen.

Tip! Regel de bedrijfsopvolging ook in uw testament. Door aan uw bedrijfsopvolger via een legaat uw onderneming na te laten bij uw overlijden, ontvangt uw bedrijfsopvolger de onderneming als ‘erfrechtelijke verkrijging’. Zo’n erfrechtelijke verkrijging wordt niet belast met overdrachtsbelasting. Dat geldt ook als u bij zo’n testamentaire regeling bepaalt dat uw bedrijfsopvolger een bedrag moet betalen aan de boedel dat ten gunste komt van de erfgenamen.

Onroerendezaakrechtspersoon

Overdrachtsbelasting kan ook aan de orde zijn bij de overdracht van aandelen in een bv die een zogenaamde onroerendezaakrechtspersoon is. Van een onroerendezaakrechtspersoon is kort omschreven sprake als de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken, voor minimaal 30% uit Nederlandse onroerende zaken en de onroerende zaken moeten voor 70% of meer dienstbaar zijn aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van onroerende zaken. Kort gezegd moet de verkrijger van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de onroerende zaken , als hij ten minste een derde aandelenbelang heeft vóór of na de verkrijging van de aandelen.

Bedrijfsopvolgingsregeling schenk- en erfbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling, ook wel BOR< in de Successiewet is van toepassing bij het schenken van het vermogen van een persoonlijke onderneming (zoals een eenmanszaak, firma- of cv-aandeel) én bij aanmerkelijkbelangaandelen in een actieve bv. Om hiervan gebruik te maken, moet u bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Dat doet u in de aangifte schenkbelasting , die u indient binnen twee maanden na het jaar waarin u de onderneming of aandelen overgedragen heeft gekregen.

Tip! De BOR geldt, onder voorwaarden, ook bij erven van een persoonlijke onderneming en aanmerkelijkbelangaandelen in een bv.

Let op! De BOR is vanaf 2025 bij schenken alleen nog van toepassing als de verkrijger op het moment van schenken minimaal 21 jaar oud is. Deze eis geldt in 2024 nog niet.

Let op! Voorgesteld is om vanaf 2026 antimisbruikbepalingen in te voeren die moeten voorkomen dat onbedoeld meerdere keren gebruik wordt gemaakt van de BOR.

Vrijstelling

De BOR-vrijstelling wordt toegepast op de goingconcernwaarde. Als de liquidatiewaarde hoger is dan de goingconcernwaarde, dan is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de goingconcernwaarde volledig vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kapitaalintensieve bedrijven met een relatief laag rendement. De goingconcernwaarde is in 2024 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.325.253, daarboven geldt een vrijstelling van 83%.

Let op! Vanaf 2025 wijzigt de vrijstelling. De goingconcernwaarde is vanaf 2025 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.500.000, daarboven geldt een vrijstelling van 75%. Het bedrag van de 100% vrijstelling gaat dus iets omhoog, maar het percentage vrijstelling daarboven gaat omlaag van 83% in 2024 naar 75% in 2025. Grofweg betekent dit dat voor ondernemingsvermogens tot € 1.325.253 de belasting gelijk blijft, voor ondernemingsvermogens daarboven tot ongeveer € 1.800.000 de belasting in 2025 lager is, maar voor ondernemingsvermogen vanaf ongeveer € 1.800.000 de belasting in 2025 hoger is dan in 2024.

Deze wijziging betekent dat het misschien aantrekkelijker is om in 2024 te schenken dan in 2025 of andersom. Maar let op, vanaf 2025 vinden nog meer wijzigingen plaats die wellicht tot een andere beslissing leiden. Ook zijn nog andere wijzingen vanaf 2025 én 2026 aangekondigd.

Betalingsregeling

Is de goingconcernwaarde hoger dan de vrijstelling, dan kan de verkrijger kiezen voor tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de schenkbelasting over de belaste waarde.

Bezitseis en voortzettingseis

De schenker moet de onderneming op het moment van de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven (bezitseis) en de voortzetter moet de onderneming minstens vijf jaar voortzetten (voorzettingseis). Bij schenking van aandelen moeten deze vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord. Voldoet de voortzetter niet aan de voortzettingseis, dan moet hij alsnog schenkbelasting betalen over de verkregen onderneming.

Let op! Bij erven van een onderneming geldt een bezitstermijn van een jaar voor het moment van overlijden.

Tip! Er ligt een voorstel om met ingang van 2025 de voortzettingseis te verkorten van vijf naar drie jaar. Als dit voorstel doorgaat betekent dit dat voor overdrachten vóór 1 januari 2025 een voortzettingstermijn van vijf jaar geldt, terwijl voor overdrachten vanaf 1 januari 2025 dan nog maar een voortzettingstermijn van drie jaar geldt.

Tip! Er ligt ook een voorstel om het vanaf 2026 eenvoudiger te maken om van structuur of rechtsvorm te wijzigen zonder dat strijd ontstaat met de voortzettingseis of de bezitseis.

Let op! Voorgesteld is om vanaf 2026 zogenaamde rollatorinvesteringen te ontmoedigen. Bij een rollatorinvestering koopt iemand op leeftijd een onderneming met als doel om erfbelasting bij overlijden of schenkbelasting bij schenken te besparen. Voorgesteld wordt om vanaf 2026 de bezitstermijn te verlengen voor iedereen die op het moment van overlijden de AOW-gerechtigde leeftijd plus drie jaar of die op het moment van schenken de AOW-gerechtigde leeftijd plus zeven jaar heeft bereikt.

Ondernemingsvermogen

De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting geldt alleen voor het ondernemingsvermogen. Bij een persoonlijke onderneming is dat het vermogen van de onderneming zoals dat op de balans mag staan. Het gaat hierbij om zogenaamd verplicht ondernemingsvermogen of vermogen waarbij u mag kiezen om dit op uw balans te zetten of dit als privé te etiketteren. Vermogen waarbij u die keuze niet heeft, zoals duurzaam beleggingsvermogen telt niet mee, want dat mag u niet op de ondernemingsbalans zetten maar moet u als privé etiketteren.

Let op! Op dit moment is het nog zo dat als vermogen naar keuze als ondernemingsvermogen (op de balans dus) of als privévermogen mag worden geëtiketteerd, het gehele vermogensbestanddeel dan ondernemingsvermogen vormt als het op de balans wordt gezet. Dit wijzigt met ingang van 1 januari 2025 voor vermogensbestanddelen met een waarde in het economische verkeer van € 100.000 of meer. Als die vermogensbestanddelen voor meer dan 10% bestemd zijn voor niet-zakelijke doeleinden, moet er een splitsing plaatsvinden in ondernemingsvermogen (het zakelijke deel) en niet-ondernemingsvermogen (het niet-zakelijke deel).

Ook bij bv’s is de vrijstelling beperkt tot het ‘echte’ ondernemingsvermogen in de bv. Wat echt ondernemingsvermogen is wordt bepaald alsof het vermogen van een persoonlijke onderneming is. Zoals hiervoor beschreven is dus. In de bv mag u daarnaast nog het beleggingsvermogen voor een waarde van 5%tot het ondernemingsvermogen rekenen. Dit wordt de doelmatigheidsmarge genoemd.

Let op! Deze doelmatigheidsmarge vervalt met ingang van 2025 voor de BOR. U kunt dan dus niet meer 5% van het beleggingsvermogen tot het ondernemingsvermogen rekenen. Voor de doorschuifregeling bij schenken en erven van aandelen (DSR ab) vervalt de doelmatigheidsmarge op een later moment pas, naar verwachting niet eerder dan per 1 januari 2028.

Om in aanmerking te komen voor de doorschuifregeling bij schenken en erven van aandelen (DSR ab) en de BOR bij schenken en erven van aandelen moet de schenker of erflater een aanmerkelijk belang hebben in de bv (kort omschreven: ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal). 

Let op! Er ligt een voorstel om de DSR ab en de BOR vanaf 2026 te beperken tot reguliere aandelen met een belang van minimaal 5%. Als dit voorstel wordt ingevoerd, komen onder meer winstbewijzen en opties op aandelen niet meer in aanmerking voor de DSR ab en de BOR.

Tip! Zorg dat zo veel mogelijk liquide middelen tot het werkkapitaal en/of investeringskapitaal van de onderneming behoren en niet kunnen worden aangemerkt als duurzaam beleggingsvermogen. Deze worden dan meegenomen in de BOR.

Bij een holdingstructuur kan het ondernemingsvermogen geconsolideerd worden beoordeeld. Dat houdt in dat het ondernemingsvermogen van de werk-bv aan de holding kan worden toegerekend, waardoor de vrijstelling toch van toepassing is bij schenking van de aandelen van de holding. De uiteindelijke aandeelhouder moet dan wel een indirect aanmerkelijk belang (ten minste 5%) in de werk-bv hebben.

Wijzigingen ondernemingsvermogen BOR en DSR ab vanaf 1 januari 2024

Zoals aangegeven, geldt de vrijstelling van de BOR en de DSR ab alleen voor ondernemingsvermogen. Verhuurd vastgoed leidde in de praktijk altijd tot een discussie met de Belastingdienst of dit ondernemingsvermogen was of beleggingsvermogen. Aan deze discussie is per 1 januari 2024 een einde gekomen. Vastgoed dat aan derden wordt verhuurd of ter beschikking gesteld, valt met ingang van 1 januari 2024 niet meer onder de BOR en de DSR ab, omdat het in de wet is aangewezen als beleggingsvermogen.

Tip! Onroerende zaken die gebruikt worden voor de eigen bedrijfsuitoefening zijn uitgezonderd en vormen wel ondernemingsvermogen. Verder blijven onroerende zaken die kortdurend verhuurd/ter beschikking gesteld worden ook ondernemingsvermogen. Denk hierbij aan de verhuur van een hotelkamer of tennis- en bowlingbanen.

Terbeschikkingstellingsregeling (TBS)

Ook op het ter beschikking gestelde vermogen kan de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zijn. Verhuurt u bijvoorbeeld als directeur-grootaandeelhouder een pand aan uw bv en schenkt u het pand en de aandelen aan uw opvolger, dan is op het pand en de aandelen deze vrijstelling van toepassing. Let wel, dat de BOR hierop alleen van toepassing is als het ter beschikking gestelde pand dienstbaar is aan de onderneming van de bv.

Let op! Het schenken wordt minder aantrekkelijk doordat er wel een afrekening plaatsvindt in de inkomstenbelasting. Bij de schenking is het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van het pand minus de boekwaarde belast met progressieve inkomstenbelasting. Er geldt hier geen doorschuifregeling. Wel kan op verzoek de belasting in maximaal tien jaar worden voldaan.

Tot slot

Start tijdig met de fiscale voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Reken zeker op een voorbereidingsperiode van zo’n vijf tot zeven jaar. Neem voor het overwegen van de beste opties contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mourning leave gets legal basis

A bill Introducing Mourning Leave has been submitted to the Dutch Lower House. This bill provides a legal basis for bereavement leave. What will this legal mourning leave mean for employee and employer?

Usually nothing is regulated

Schaken

Legally, nothing is currently regulated for mourning leave. A Panteia study used a random sample to look at the 105 largest collective bargaining agreements that cover 80 to 85 percent of employees. In 21 collective bargaining agreements, there was some form of bereavement leave. This means that four of the five largest collective bargaining agreements did not include a bereavement leave arrangement.

Reporting sick?

The situation of employees who are struggling with the loss of a loved one and therefore cannot (yet) return to work is now often accommodated in leave arrangements that are not specifically intended for that purpose. Many times these employees feel compelled to call in sick. A number of them sometimes struggle with this because they are not actually sick and thus do not experience recognition of their situation. Visiting a company doctor and the tension that this entails can be experienced as burdensome when returning to work.

Duration and conditions for taking mourning leave

Statutory bereavement leave is used in the event of the death of a partner if the employee is caring for one or more minor children, or the death of a minor child. Employees in this situation are given the opportunity to take paid mourning leave at least once the weekly working hours. The employer is required to pay for this leave.

The leave can be taken flexibly from the day after the funeral until one year after the death of the loved one.

It is possible to deviate from the minimum duration in favor of the employee or to make the mourning leave apply in more situations. Employers can, however, argue that there is a compelling business interest that prevents inclusion.

Financial impact

The financial impact on employers is estimated at four million euros per year. In all likelihood, some of these costs are already incurred by employers, but are now accommodated in sick leave or existing non-statutory bereavement leave arrangements.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rouwverlof krijgt wettelijke basis

Er is een wetsvoorstel Invoering rouwverlof ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel zorgt voor een wettelijke basis van het rouwverlof. Wat gaat dit wettelijk rouwverlof betekenen voor werknemer en werkgever?

Veelal niets geregeld

Schaken

Wettelijk is er momenteel nog niets geregeld voor rouwverlof. In een onderzoek van Panteia is door middel van een steekproef gekeken naar de 105 grootste cao’s waaronder 80 tot 85 procent van de werknemers valt. In 21 cao’s was er sprake van een vorm van rouwverlof. Dat betekent dat in vier van de vijf grootste cao’s geen rouwverlofregeling is vastgelegd. 

Ziek melden?

De situatie van werknemers die te kampen hebben met het verlies van een dierbare en daardoor (nog) niet kunnen terugkeren naar de werkvloer, wordt nu vaak ondergebracht in verlofregelingen die daar niet specifiek voor zijn bedoeld. Veelal voelen deze werknemers  zich genoodzaakt zich ziek te melden. Een aantal van hen heeft hier soms moeite mee, omdat ze feitelijk niet ziek zijn en daarmee ook geen erkenning van hun situatie ervaren. Het bezoeken van een bedrijfsarts en de spanning die dat met zich meebrengt, kan als belastend worden ervaren bij de terugkeer naar werk.

Duur en voorwaarden opname rouwverlof

Het wettelijke rouwverlof wordt ingezet bij het overlijden van een partner als de werknemer zorg draagt voor één of meer minderjarige kinderen, of bij het overlijden van een minderjarig kind. Werknemers die in deze situatie verkeren, krijgen de mogelijkheid ten minste eenmaal de wekelijkse arbeidsduur doorbetaald rouwverlof op te nemen. De werkgever is verplicht dit verlof door te betalen.

Het verlof is flexibel op te nemen vanaf de dag na de uitvaart tot één jaar na het overlijden van de dierbare.

Het is mogelijk ten gunste van de werknemer van de minimumduur af te wijken of het rouwverlof in meer situaties van toepassing te laten zijn. Werkgevers kunnen wel aanvoeren dat sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang waardoor opname niet mogelijk is.

Financiële gevolgen

De financiële gevolgen voor werkgevers worden geschat op vier miljoen euro per jaar. Naar alle waarschijnlijkheid wordt een deel van deze kosten reeds gemaakt door werkgevers, maar zijn deze nu ondergebracht in ziekteverzuim of bestaande, niet-wettelijke regelingen voor rouwverlof.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betalingsverzuimboetes regeling EU btw e-commerce verder uitgesteld

Ondernemers die deelnemen aan de regeling EU btw e-commerce, krijgen tot 1 januari 2025 geen betaalverzuimboetes opgelegd als zij nog geen of te laat btw hebben afgedragen. Al opgelegde betaalverzuimboetes worden teruggedraaid.

Eerder was besloten tot 1 juni 2024 deze betaalverzuimboetes niet op te leggen, maar deze datum is door het Ministerie van Financiën onlangs verlengd tot 1 januari 2025.

Technische problemen

Schenken

Omdat het nieuwe systeem met technische problemen kampt die op dit moment nog niet zijn opgelost, is besloten langere tijd geen betaalverzuimboetes op te leggen. Het geactualiseerde Besluit Tijdelijke maatregel betalingsverzuimboete EU BTW e-commerce – dat in werking is getreden op 30 juli 2024 – heeft terugwerkende kracht tot 1 juni 2024. 

Btw e-commerce

De vrijwillige regeling EU btw e-commerce is ontwikkeld om internationale afstandsverkopen binnen de EU makkelijker te laten verlopen. Sinds 1 juli 2021 moet de btw namelijk betaald worden in de lidstaat van de consument. Dit kan rechtstreeks aan de betreffende lidstaat, maar met behulp van de regeling kunnen btw-aangiften en bijbehorende betalingen ook via de eigen Belastingdienst plaatsvinden.

Let op! Als opzettelijk geen of te weinig btw is afgedragen, kan wel een vergrijpboete worden opgelegd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Koop ontbinden bij onvoldoende actieradius elektrische auto?

Vooral bij elektrische auto’s is de actieradius van de auto, ofwel hoeveel kilometers er met een volle accu kunnen worden afgelegd, van belang. Maar wat nu als deze actieradius in de praktijk tegenvalt, als deze een stuk lager is dan de dealer heeft beloofd? Kan de koop dan worden ontbonden?

Actieradius elektrische auto

Auto

Vooral voor elektrische auto’s is de actieradius een belangrijke verkoopfactor. In advertenties van elektrische auto’s wordt dan ook regelmatig verwezen naar de actieradius van de betreffende auto.

Actieradius valt zwaar tegen

Onlangs diende er een zaak voor de Hoge Raad waarbij de actieradius van een gekochte auto zwaar tegenviel. Het betrof een auto die volgens de folder een actieradius had van 480 km. Na aankoop van het voertuig ontdekte de koper dat de actieradius in de praktijk hooguit zo’n 280 km bedroeg. Daarop stapte hij naar de dealer met het verzoek de actieradius van de auto te vergroten tot de beloofde 480 km of anders de koop te ontbinden.

Schadevergoeding

Aangezien de dealer niet aan beide verzoeken voldeed, stapte de klant naar de rechter. Die oordeelde dat de auto inderdaad niet aan de beloofde prestaties voldeed. Weliswaar was de actieradius afhankelijk van onder andere de weersomstandigheden, maar de beloofde actieradius week dermate fors af van de actieradius in de praktijk, dat de koper in het gelijk werd gesteld. De dealer diende de geleden schade die bij verkoop van de auto geleden was, zo’n € 19.000, aan de koper te vergoeden. Daar kwam ongeveer eenzelfde bedrag aan te betalen gerechtelijke kosten bij.

Gevolgen voor de praktijk

De gevolgen voor de praktijk zijn nog onduidelijk. Kopers met soortgelijke problemen kunnen weliswaar claims indienen bij hun dealer, maar zullen moeten bewijzen dat ze bij aankoop van de auto verkeerd zijn voorgelicht voor wat betreft de actieradius van de auto.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorstellen Energielijst uiterlijk 1 september indienen

Leveranciers van energiebesparende of duurzame energietechnieken en andere ondernemers kunnen tot en met 1 september 2024 ideeën aanleveren voor goederen voor de Energielijst 2025. Een vermelding op de Energielijst levert de koper van genoemde technieken via de EIA een fors belastingvoordeel op.

Energielijst

Duurzaam

Om energiebesparing en duurzame energietechnieken te stimuleren kunnen goederen en diensten deel uitmaken van de Energielijst. De Energielijst wordt jaarlijks aangepast. Producten die op de Energielijst staan, leveren de koper ervan dit jaar een extra aftrek van de winst op van 40%, de zogenaamde energie-investeringsaftrek (EIA). Het percentage voor volgend jaar is nog niet bekend.

Let op! Hoeveel de extra aftrek u per saldo oplevert, is afhankelijk van uw belastingtarief.

Voorwaarden voor Energielijst

Om op de Energielijst geplaatst te worden, is vereist dat de goederen en diensten zich zonder het belastingvoordeel niet in korte tijd terugverdienen. Ze moeten ook zorgen voor genoeg energiebesparing een aansluiten bij het huidige energiebeleid, zoals onder meer de overgang naar schonere energie. 

Voorstel indienen

Heeft u een voorstel voor een product dat u op de Energielijst geplaatst wilt zien, dan kunt u dit digitaal indienen bij RVO.nl. Op de site van RVO is hiervoor een Voorstelformulier beschikbaar. Hierin moet u onder andere een uitgebreide omschrijving van uw voorstel geven en een onderbouwde berekening van de tijd die nodig is om de investering terug te verdienen.

Toetsing voorstel 

Voordat uw voorstel op de Energielijst wordt geplaatst, wordt het getoetst door RVO. Dit heeft betrekking op de energiebesparing die het product oplevert, de toepasbaarheid, de verkrijgbaarheid in Nederland en op de omschrijving van uw bedrijfsmiddel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Dealen met duurzaamheid in het mkb

Duurzaamheid is de toekomst, dat weten we zo langzamerhand wel. En dat het uw bedrijf raakt ook. Toch kan het zijn dat u er nog niet mee begonnen bent, of dat u minder doet dan dat u zou moeten doen. Maar, heeft u binnenkort een lening nodig, of zit er in uw keten een grote leverancier, lukt het u niet om jonge mensen aan te trekken of heeft opdrachtgevers die vragen om concreet bewijs over hoe u maatschappelijk verantwoord onderneemt en wat uw inzet is bij het verduurzamen van uw keten? Dan leest u in deze advieswijzer waarom het zo belangrijk is om er nu écht werk van te maken, tips over hoe u snel kunt beginnen en welke kansen het u kan opleveren.

Urgentie 1: De komst van de CSRD raakt grote én kleine bedrijven

De heel grote bedrijven, zoals Philips, Heijmans, NS en banken, rapporteren dit jaar (2024) al volgens de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Dit is een nieuwe EU-wet, die grote bedrijven verplicht om transparant te rapporteren over hun duurzaamheidsprestaties. Niet in vage claims, maar concreet onderbouwd met data en bewijslast over hun eigen bedrijf én over de keten. Voor grote ondernemingen geldt de CSRD vanaf boekjaar 2025. Bedrijven worden gezien als grote onderneming als ze twee opeenvolgende jaren aan minstens twee van de volgende drie kenmerken voldoen:

  • Minimaal 250 fte personeelsleden
  • Minimaal € 50 miljoen omzet
  • Minimaal € 25 miljoen balanstotaal

Tijdlijn CSRD

Deze rapportageverplichting vraagt zo veel concrete data, dat veel CSRD-plichtige bedrijven gestart zijn met het ophalen van informatie uit de keten. Misschien heeft u dit al gemerkt, doordat u verschillende vragenlijsten heeft moeten invullen voor deze bedrijven over algemene bedrijfsinformatie, de herkomst van producten/diensten, materiaalgebruik en de CO2-uitstoot van een product. Of omdat u bent uitgenodigd voor een ronde tafel met meerdere leveranciers uit de keten.

Let op! Voor je het weet, is het 2025. Begin dus op tijd met de voorbereiding
daarop, ook als u niet aan de CSRD hoeft te voldoen.

Urgentie 2: Nog meer wet- en regelgeving met impact

Verbruikt u bijvoorbeeld meer dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent) per jaar, heeft u vastgoed of meer dan 100 werknemers? Dan komt er naast de CSRD helaas nog meer wet- en regelgeving op u af. Een willekeurige greep uit deze (aankomende) wetten: zero-emissiezone, CBAM, werkgebonden personenmobiliteit, informatieplicht energiebesparing, energielabel C voor bedrijfspanden, UPV, de wet tegen greenwashing etc.

Tip! Zet informatie, data en bewijslast over jouw duurzame beleid,
initiatieven en resultaten op papier en verstuur deze proactief naar leveranciers en klanten. Daarmee kunt u mogelijkerwijs voorkomen dat zij bepalen welke informatie u bij hen moet aanleveren.

Let op! Weet welke wet- en regelgeving op jouw business of sector van toepassing is en welke acties u moet ondernemen om eraan te voldoen! Beperk u niet alleen tot het milieu (E), maar kijk ook naar wetgeving gericht op sociaal (S) en bestuur (G).

Tip! Op de site van SRA staat de Urgentielijn, waar per sector wordt aangegeven welke wetgeving relevant is.

Urgentie 3: Banken en investeerders vragen om onderbouwde duurzaamheidsinformatie 

Banken en investeerders moeten zich al verantwoorden vanuit de voor hun geldende EU-wetgeving (SFDR) over hoe zij hun kapitaalstromen aanwenden voor een duurzame economie. Dus als u binnenkort een lening voor een investering wilt afsluiten, zal uw bank waarschijnlijk – naast financiële – ook niet-financiële vragen gaan stellen bij het continueren of uitbreiding van kredietfaciliteiten, zoals vragen over de door uw bedrijf veroorzaakte CO2-uitstoot, een externe klokkenluidersregeling, het aantal vrouwen in de directie en/of het ziekteverzuim.

Let op! CSRD-plichtige bedrijven bepalen aan de hand van de ‘dubbele materialiteitsanalyse’ wat de belangrijkste duurzame thema’s zijn. Niet alleen voor het eigen bedrijf, maar ook voor andere belanghebbenden en hun keten. Leg uw duurzame thema’s naast deze dubbele materialiteit (zie jaarverslagen en informatie uit de sector) en zorg voor aansluiting.

Voorbeeld in de bouwsector, zie jaarverslagen op de websites: 
Op p. 82-86 leest u meer over de dubbele materialiteitsanalyse van BAM. Deze kun je vergelijken met de dubbele materialiteitsanalyse van Boskalis (p. 14-15).

Urgentie 4: Duurzaamheid als voorwaarde bij offertes en aanbestedingen

In bepaalde branches (zoals transport en bouw), maar ook bij overheden, maakt u meer kans, of moet u zelfs voldoen aan bepaalde milieustandaarden – zoals de CO2-prestatieladder, Lean & Green, Prestatieladder Sociaal Ondernemen of IS14001 –, bij offerterondes en aanbestedingen.

Let op! Zoek uit welke (duurzame, sociale, milieu) certificeringen belangrijk zijn in uw sector of voor jouw klanten. Bekijk wat er nodig is om zelf zo’n certificaat te halen en wat het oplevert!

Urgentie 5: Jongere generatie kiest voor bewustere banen

In de huidige krappe arbeidsmarkt hebben starters de banen voor het uitzoeken en kunnen ze dus kritisch zijn. Het maken van positieve impact is steeds vaker een doorslaggevende factor om te kiezen voor een baan bij een duurzamer bedrijf. 

Tip! Vertel op uw website en in de nieuwsbrief over uw duurzame activiteiten en benoem duurzaamheid in je vacatureteksten! Ook als u nog niet zo tevreden bent over de duurzame prestaties.

Voorbeelden in de retailsector: 
Bij Herman Vaessen zijn er meer dan 10% werknemers met afstand tot de arbeidsmarkt. Daarover vertellen ze meer op hun website, als bewijslast hebben ze het keurmerk PSO. Bij Pean Buiten maken ze telkens weer een nieuwe video over hun duurzame initiatieven om hun gasten te inspireren voor een duurzame levensstijl. Interstuhl Benelux werkt samen met zijn dealers aan o.a. circulair kantoorontwerp en plastic reductie.

7 tips om duurzaamheid om te zetten in businesskansen

Als u het al niet was, dan hebben de vijf genoemde urgenties u er vast van overtuigd dat u nu écht werk moet gaan maken van duurzaamheid. Het belangrijkste is dat u begint. Het hoeft niet meteen perfect te zijn! We hebben 7 tips om snel en effectief te starten met de belangrijkste kansen: 

  1. Spreek intern uw commitment uit voor duurzaamheid. Versterk uw missie, visie en strategie met duurzaamheid.
  2. Formeer een team dat gestructureerd aan duurzaamheid kan werken.
  3. Ga in gesprek met ons als accountant, uw leveranciers en klanten: wat vinden zij het belangrijkst? Wat willen ze weten? Waarmee kunt u zich onderscheiden? Hoe doet u het ten opzichte van uw concurrenten op dit vlak?
  4. Inventariseer wat u al doet aan de belangrijkste duurzame thema’s en waar u moet of kunt verbeteren. Stel een verbeterplan op en houd actief bij wat de vooruitgang is. Als u dit lastig vindt, zoek dan hulp van een deskundige stagiair of externe partij.
  5. Onderzoek of er subsidies beschikbaar zijn voor uw plannen, of vraag ons naar de mogelijkheden. Denk ook aan kansen op het gebied van groene financiering. 
  6. Sluit aan bij een duurzaam netwerk voor informatie, inspiratie en kennisdeling met gelijkgestemden. Als er lokaal geen netwerk voorhanden is, word dan lid van MVO Nederland en abonneer u op de berichten van Online Kenniscentrum Duurzaam Ondernemen.
  7. Besteed duurzaamheid niet uit aan één persoon binnen uw bedrijf en leg het ook niet volledig in handen van een externe partij. Verdiep u erin, doe zelf mee, maak het een onderdeel van uw bedrijfsvoering en faciliteer uw team!

Pak uw kans!

Bedrijven die al volop bezig zijn met hun duurzame ontwikkeling laten zien dat ze succes boeken hiermee. Sterker nog, deze bedrijven hebben een gezond verdienmodel ontwikkeld, komen gemakkelijker aan financiering (met een gunstige rente), hebben zeer gemotiveerd personeel, komen makkelijker aan nieuw personeel en hebben een goede reputatie bij hun leveranciers en klanten. Zij weten hun maatschappelijke relevantie aan te tonen en bieden meer kans op bedrijfsopvolging. Dat wilt u toch ook?! 

Neem contact op met uw adviseur als we u hierbij kunnen helpen. Een duurzame strategie is niet alleen een kans maar is ook een voorwaarde om toekomstbestendig te zijn. We denken graag mee. 

Posted in Niet gecategoriseerd

SEBA-subsidie was op, maar aanvragen toch mogelijk

De beschikbare subsidie van € 30 miljoen voor de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) was op, maar ondernemers kunnen de subsidie blijven aanvragen. Er is namelijk € 30 miljoen aan extra subsidie beschikbaar gesteld.

Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA)

Auto

De subsidie geldt bij aanschaf van een nieuwe, emissieloze elektrische bedrijfsauto. Dit zijn bestelauto’s met een gewicht tot 3.500 kilo (categorie N1) of kleine vrachtauto’s tot 4.250 kilo (categorie N2). De subsidie is afhankelijk van uw bedrijfsgrootte. Voor kleine ondernemingen en non-profit instellingen bedraagt het percentage SEBA 12%, voor middelgrote ondernemingen 10% en voor grote ondernemingen 7%. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 per auto.

Extra subsidie

In de Voorjaarsnota was al € 30 miljoen extra subsidie aangekondigd. De extra subsidie was in eerste instantie nog niet definitief. Totdat dit definitief was, hield, uitvoeringsorganisatie RVO de ingediende aanvragen al aan. Op 5 augustus 2024 werd bekend dat de € 30 miljoen extra subsidie definitief beschikbaar komt.

Koop of lease nog niet definitief

Een belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van de SEBA is dat u op het moment van aanvragen van de SEBA nog geen definitieve koop- of financial leaseovereenkomst mag hebben afgesloten. U vraagt dus eerst de SEBA aan. Wilt u wel al een order plaatsen voor een emissieloze auto, maar de order niet door laten gaan als u geen SEBA krijgt? Neem dan in het (voorlopig) koopcontract op dat de order pas definitief wordt nadat de SEBA is toegewezen.

Aanvragen SEBA

U kunt de SEBA digitaal aanvragen bij RVO.nl. Hiervoor heeft u eHerkenning op minimaal niveau 2+ nodig.

Let op! 2024 is het laatste jaar waarin de SEBA beschikbaar is. Door deze extra toevoeging was op 5 augustus 2024 nog € 26.710.570 beschikbaar. Aanvragen is mogelijk tot en met 31 december 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is vrijwillige storting voor PGB aftrekbaar?

Via een persoonsgebonden budget (PGB) kunnen zieke en/of gehandicapte personen individuele zorg inkopen. De Belastingdienst is ingegaan op de vraag of een vrijwillige storting aan de Sociale Verzekeringsbank die bedoeld is om het PGB te verhogen, aftrekbaar is. Dit blijkt in het algemeen niet zo te zijn, al bestaan er uitzonderingen.

PGB ontoereikend?

Invalide

Een PGB wordt toegekend op grond van een indicatie omtrent de benodigde zorgbehoefte. Het toegekende PGB is in beginsel voldoende om hierin te voorzien. Blijkt het budget toch onvoldoende, dan bestaan er voldoende mogelijkheden dit aan te laten vullen. Vanwege deze mogelijkheden zal een vrijwillige storting voor het PGB vaak niet aftrekbaar zijn. In fiscale termen wordt dan namelijk gesteld dat het extra benodigde budget niet drukt op degene die vrijwillig wil bijdragen, hetgeen een vereiste is voor aftrek.

Let op! Alleen bij het ontbreken van verhaalsmogelijkheden kan een vrijwillige storting in een PGB dus aftrekbaar zijn.

Andere voorwaarden inzake aftrek

Als een vrijwillige storting toch drukt en dus aftrekbaar kan zijn, dient ook aan de overige voorwaarden voor aftrek te worden voldaan. Zo zijn zorgkosten alleen voor bepaalde personen aftrekbaar. Dit betreft de belastingplichtige en zijn partner zelf, en daarnaast zijn kinderen jonger dan 27 jaar, tot zijn huishouden behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder en inwonende ouders, broers en zusters.

Let op! Ook is wettelijk vastgelegd welke zorgkosten aftrekbaar zijn. Zo zijn de kosten van een hoorapparaat bijvoorbeeld wel aftrekbaar, maar die van een bril weer niet. 

Aftrek naar rato

Als aan al deze voorwaarden is voldaan, maar een deel van het PGB-budget besteed wordt aan niet-aftrekbare zorgkosten, dan is naar rato ook een deel van de vrijwillige storting niet aftrekbaar.

Let op! Een deel van alle zorgkosten is sowieso niet aftrekbaar vanwege de drempel. Dit betekent dat naarmate het inkomen hoger is, een groter deel van de aftrekbare zorgkosten niet voor aftrek in aanmerking komt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rapportage DAC7 hele jaar aanleveren en wijzigen

Online platformen waarop goederen en diensten worden verkocht, zijn sinds 1 januari 2024 verplicht gegevens aan te leveren aan de Belastingdienst. Onlangs is bekendgemaakt dat deze gegevens het hele kalenderjaar door kunnen worden aangeleverd en gewijzigd.

Let op! De wettelijke uiterste termijnen voor aanleveren zijn echter niet veranderd..

DAC7

Typen

De verplichting volgens DAC7 betekent dat exploitanten van online platformen gegevens over zichzelf en gegevens over degenen die via hun platform goederen of diensten verkopen moeten rapporteren aan de Belastingdienst. De gegevens inzake de verkopende partij betreffen onder meer hun NAW-gegevens, het btw-identificatienummer en de omzet per kwartaal.

Niet altijd rapporteren

Platformen hoeven geen gegevens aan te leveren van verkopers die minder dan 30 verkopen per jaar hebben of wanneer alle verkopen bij elkaar niet meer bedragen dan € 2.000. Bij verhuurtransacties en persoonlijke dienstverlening moet wel altijd gerapporteerd worden. Wanneer gegevens moeten worden aangeleverd, betekent dit overigens nog niet dat deze inkomsten ook automatisch belast zijn. Dit hangt af van de situatie.

Hele jaar rapporteren

De gegevens inzake DAC7 kunt u het hele kalenderjaar online aanleveren en corrigeren via Digipoort. Voor bestaande verkopers, dit zijn met name de verkopers die al op 1 januari 2023 op het platform geregistreerd stonden, moet u uiterlijk op 31 januari 2025 rapporteren over de jaren 2023 en 2024, voor zover de verkoper in deze jaren actief was.

Tip! Kijk voor alle voorwaarden op een handige FAQ van de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gevolg onjuist gebruik handelaarskenteken

Autohandelaren en herstelbedrijven kunnen voor hun wagenpark gebruikmaken van zogenaamde handelaarskentekens. Een dergelijk kenteken geldt als tijdelijk kenteken tijdens bijvoorbeeld een proefrit.

Voorwaarden

Bestelbus

Voor het gebruik van een handelaarskenteken gelden aanvullende voorwaarden. Zo mag er bijvoorbeeld niet privé mee worden gereden en moet het kenteken zijn verzekerd.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Ook moet voor gebruik van een handelaarskenteken, ook wel de groene kentekenplaat, mrb worden betaald. Deze wordt bepaald op basis van het gewicht van een personenauto van 1.000 kilo op benzine, over een tijdvak van drie maanden. Het is niet van belang voor hoeveel auto’s het handelarenkenteken wordt gebruikt.

Tip! U vindt bij de RDW meer informatie.

Naheffing bij vrijstelling of nihiltarief?

De Belastingdienst heeft onlangs aangegeven dat een naheffing mrb mogelijk is als het een auto uit een bedrijfsvoorraad betreft waarop geen handelaarskenteken is aangebracht. Dit geldt ook als de auto zelf zou zijn vrijgesteld of als er een nihiltarief op van toepassing is als de auto niet tot de bedrijfsvoorraad zou behoren. De naheffing wordt namelijk niet opgelegd om de niet-betaalde mrb na te heffen, maar omdat niet aan de voorwaarden van het handelaarskenteken wordt voldaan.

Handelaarskentekentarief

De naheffing mrb wordt gebaseerd op het tarief dat voor een handelaarskenteken geldt, dus een personenauto van 1.000 kilo op benzine. De naheffing wordt opgelegd over een periode van één jaar.

Let op!De kenmerken van de auto waarop geen handelaarskenteken is aangebracht, zijn dus voor de naheffing mrb niet van belang. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Scholing en Personeel

Heeft u personeel in dienst dat een opleiding volgt? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor de subsidieregeling Praktijkleren. Ook is er onder bepaalde voorwaarden een financiële bijdrage mogelijk vanuit een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor uw branche. Daarnaast bestaan er diverse subsidies, zoals de SLIM-subsidie en regionale subsidies. In deze advieswijzer worden de regelingen uitgelegd.

Subsidieregeling Praktijkleren

Boeken

De subsidieregeling Praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijkleerplaatsen aan te bieden. U ontvangt een tegemoetkoming voor de kosten die u als werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Tevens kunt u een tegemoetkoming krijgen voor de loon- en begeleidingskosten voor een promovendus of een technologisch ontwerper in opleiding (toio).
De subsidieregeling richt zich vooral op:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Let op! Eind 2023 is de Subsidieregeling Praktijkleren verlengd tot en met het studiejaar 2027-2028. Als hier tussendoor geen wijziging in aangebracht wordt, kunt u dus tot en met het studiejaar 2027-2028 nog gebruikmaken van de subsidie.

Voor welke leerlingen kunt u subsidie aanvragen?

U komt niet voor elke leerling die bij u werkt voor subsidie in aanmerking. De regeling geldt voor de volgende doelgroepen:

  • Leerlingen die een leer-werktraject of entreeopleiding volgen in het vmbo, gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van een basisberoepsopleiding. Het als leer-werktraject of entreeopleiding ingerichte 3e en 4e leerjaar van de opleiding komt in aanmerking voor de subsidie.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding (beroepsbegeleidende leerweg) in het mbo volgen.
  • Studenten die een duale of deeltijd hbo-opleiding Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving volgen, gericht op een volledig diploma. Het gaat hierbij om opleidingen die een praktijkdeel als verplicht onderdeel kennen. Voor andere hbo-opleidingen bestaat geen recht op de subsidie. 
  • Promovendi en technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s) die zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) of in dienst zijn bij een werkgever maar begeleid worden door de universiteit, NWO of KNAW.
  • Leerlingen in het laatste schooljaar van het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) die onderwijs volgen in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of in een leer-werktraject binnen het uitstroomprofiel ‘vervolgonderwijs’.
  • Leerlingen die in het laatste jaar van het Praktijkonderwijs (PRO) zitten en een praktijkleerplaats bij de werkgever hebben.

Let op! Voor studenten aan de beroepsopleidende leerweg (bol),  aan EVC-trajecten en specifieke maatwerktrajecten (geen mbo bbl-opleidingen) komt u niet in aanmerking voor subsidie. Hetzelfde geldt voor afstudeerstages.

Tip! Sommige buitenlandse opleidingen komen ook in aanmerking voor subsidie als deze vergelijkbaar zijn met een Nederlandse opleiding voor mbo (bbl) of hbo (duaal/deeltijd in de sectoren Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving). U dient dan wel in het bezit te zijn van een verklaring dat de buitenlandse opleiding vergelijkbaar is. Deze verklaring kunt u aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Wat is een praktijkleerplaats?

De subsidie wordt, met uitzondering van promovendi en toio’s, toegekend per gerealiseerde praktijkleerplaats.

  • Voor het vmbo, mbo-bbl, entreeopleiding vmbo, VSO en PRO wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 augustus tot en met 31 juli daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in aanmerking te komen, dient minimaal 40 weken onderricht in de praktijk in het studiejaar te hebben plaatsgevonden.
  • Voor het hbo wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 september tot en met 31 augustus daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in het HBO in aanmerking te komen, dient minimaal 42 weken begeleiding in de praktijk te hebben plaatsgevonden in het studiejaar. 

Let op! Elke week waarin begeleiding is gegeven, telt mee. Het maakt hierbij niet uit op hoeveel dagen in die week begeleiding is gegeven. Een week waarin geen begeleiding is gegeven, bijvoorbeeld door ziekte of vakantie, telt niet mee als gerealiseerde praktijkleerplaats. Het subsidiebedrag wordt dan naar rato verlaagd.

Let op! VU kunt ook subsidie aanvragen als u minder dan 40 of 42 weken begeleiding heeft gegeven. De subsidie bedraagt dan echter niet maximaal € 2.700 maar wordt pro rata verminderd. Zo bedraagt de maximale subsidie bij hbo bij 21 weken begeleiding € 1.350 (50% van € 2.700).

De hoogte van de subsidie voor een promovendus of toio is afhankelijk van het aantal maanden (maximaal 12) maal de arbeidsduur per week (maximaal 36) waarin de werkgever de loonkosten betaalt. Verricht een promovendus bijvoorbeeld 6 maanden onderzoek gedurende 18 uur per week, dan bedraagt de maximale subsidie € 675 (6/12 * 18/36 * € 2.700).

Voorwaarden voor subsidie

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u een erkend leerbedrijf zijn voor vmbo’ers/ mbo’ers, bepaalde leerlingen uit het VSO/PRO en leerlingen uit de entreeopleiding vmbo. Als het gaat om hbo’ers, promovendi en toio’s, moet u door een onderwijsinstelling zijn aangemerkt als een onderneming die een goede begeleiding geeft. Daarnaast moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Er is een geldige, gedateerde en ondertekende overeenkomst. Dit is bij vmbo, promovendus of toio een leer-werkovereenkomst, bij VSO en PRO een stageovereenkomst, bij mbo-bbl en hbo een praktijkleerovereenkomst.
  • De beroepsopleiding van de leerling valt binnen de doelgroepen waarvoor de subsidie geldt.

Voor het vmbo en mbo, de entreeopleiding vmbo en PRO/VSO gelden nog de volgende aanvullende voorwaarden:

Niveau  Voorwaarden
vmbo 3e en 4e leerjaar – buitenschools praktijkgedeelte met minimaal 640 klokuren en maximaal 1280 klokuren per studiejaar
– in elke schoolweek binnenschools onderwijs
mbo-bbl 

– minimaal 200 begeleide onderwijsuren per studiejaar door de onderwijsinstelling

– praktijkgedeelte minimaal 610 klokuren per studiejaar
– opleiding gericht op volledig diploma en opgenomen in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo)

entreeopleiding vmbo – minimaal 610 klokuren beroepspraktijkvorming per studiejaar
– in elke schoolweek binnenschools onderwijs 
 PRO/VSO – minimaal 640 klokuren beroepspraktijkvorming
– minimaal één dag per week binnenschools onderwijs
– maximaal vier stagedagen per week
– duur van de stage is maximaal 50% van de uren dat onderwijs wordt verzorgd 
 Hbo – opleiding gericht op volledig diploma en opgenomen in Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO)
– het praktijkdeel is een verplicht onderdeel van de opleiding

Let op! Vanaf het studiejaar 2023-2024 geldt er een nieuwe voorwaarde. Voor de leerling/student moet vanaf dat studiejaar een inschrijving aanwezig zijn in het Register Onderwijs Deelnemers (ROD) van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor deze registraties.

Administratieve verplichtingen

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u de volgende gegevens in uw administratie vastleggen:

  • een getekende en gedateerde overeenkomst;
  • een aanwezigheidsregistratie van de deelnemer bij de beroepspraktijkvorming. U kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van uw digitale tijdschrijfsysteem, een presentielijst of een geldig arbeidscontract in combinatie met een verzuimregistratie;
  • een administratie waaruit de begeleiding van de deelnemer blijkt en de wijze waarop de kwalificaties van de beroepsvorming zijn behaald. Hierbij moet u denken aan een werkboek van de leerling en gespreks-, beoordelings- en evaluatieverslagen; en
  • een kopie van het diploma.

Hoogte van de subsidie

Omdat de subsidie afhankelijk is van het aantal subsidieaanvragen en het beschikbare budget, is de hoogte van de subsidie voor het studiejaar 2023/2024 nog niet zeker. De verdeling van de beschikbare subsidie vindt jaarlijks plaats na afloop van het studiejaar over alle werkgevers die tijdig een aanvraag hebben ingediend én voldoen aan de eisen voor de subsidie. Het subsidiebedrag is gemaximeerd op € 2.700 per praktijkleerplaats.

Let op! Voor mbo bbl-leerplekken voor de sectoren landbouw, horeca en recreatie is een aanvullende subsidie beschikbaar. De hoogte hiervan is afhankelijk van het aantal gerealiseerde weken begeleiding. Het beschikbare budget van € 10,6 miljoen voor het studiejaar 2023-2024 wordt per gerealiseerde begeleidingsweek verdeeld over alle praktijk- en werkleerplaatsen die in aanmerking komen hiervoor. U hoeft deze aanvullende subsidie niet apart aan te vragen maar komt daar automatisch voor in aanmerking als u de subsidie praktijkleren aanvraagt.

Aanvraag van de subsidie

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling uit. De subsidie geldt per studiejaar. U vraagt de subsidie aan na afloop van het studiejaar aan. Voor het studiejaar 2023/2024 kunt u de subsidie vanaf 3 juni 2023 09:00 tot en met uiterlijk 17 september 2024 (vóór 17.00 uur) aanvragen. Aanvragen die later door RVO.nl worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Let op! Vanaf 2024 moet u de subsidie aanvragen via het nieuwe aanvraagportaal van het RVO. Omdat het aanvraagproces nieuw is, vergt dit misschien in het eerste jaar iets meer tijd. Vraag de subsidie daarom op tijd aan en wacht niet tot de laatste dag. Verzorgt u niet zelf de aanvraag, zorg dan dat degene die dat voor u doet op tijd over de daarvoor benodigde ketenmachtiging beschikt.

Tip! Om de aanvraag te kunnen doen, heeft u eHerkenning (minimaal niveau 3 met machtiging RVO-diensten) nodig. Voorkom dat u te laat beschikt over eHerkenning en vraag deze indien nodig tijdig aan.

Let op! RVO.nl kan nog tot vijf jaar na het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt controles uitvoeren. U heeft dan ook de plicht om alle relevante documenten te bewaren tot vijf jaar na afloop van het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt.

Subsidieregeling praktijkleren derde leerweg

Ook in 2024 kunt u weer van maandag 4 november 2024 9.00 uur tot en met vrijdag 29 november 2024 (vóór 17.00 uur) subsidie aanvragen voor de regeling praktijkleren in de derde leerweg. De subsidieregeling is alleen beschikbaar voor praktijkplaatsen voor mbo-studenten in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen deeltijd (odt)) die werkzoekenden zijn of betaalde arbeid verrichten.

Let op! Voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl) komt u niet in aanmerking voor deze subsidie. Verder komt u voor werkzoekenden niet in aanmerking als de opleiding gestart is voor 4 november 2022 en voor werkenden niet als de opleiding gestart is voor 1 augustus 2023.

U kunt de subsidie aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. Als erkend leerbedrijf kunt u de subsidie voor maximaal 40 weken krijgen. Realiseert u voor deze duur een praktijkplaats, dan bedraagt de subsidie maximaal € 2.700. Zijn er meer aanvragen dan beschikbaar budget, dan wordt dit verdeeld over de aanvragers en kan de subsidie dus minder dan € 2.700 bedragen. De regeling loopt in ieder geval nog in 2024 en 2025.

Let op! Het is niet mogelijk om subsidie praktijkleren in de derde leerweg te krijgen als voor dezelfde praktijkplaats ook subsidie is of wordt verleend op basis van de SLIM-regeling of titel 3.20 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen). Het combineren met andere regelingen is wel mogelijk.

Subsidie voor groepshulpen kinderopvang

Kinderopvangorganisaties kunnen vanaf maandag 4 november 2024 09:00 uur tot en met vrijdag 29 november 2024 17:00 uur subsidie aanvragen voor een praktijk(leer)plaats van groepshulpen. De subsidie biedt een tegemoetkoming in de loonkosten van groepshulpen en is aan te vragen bij RVO.nl. Het doel is dat door de subsidie meer groepshulpen worden aangenomen en dat zij kunnen doorgroeien in de kinderopvang.

De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp en is afhankelijk van het aantal contracturen dat de groepshulp per week werkt. Een organisatie kan voor maximaal twee groepshulpen subsidie aanvragen.

De subsidie kent een aantal voorwaarden. Zo moet een groepshulp een arbeidsovereenkomst van ten minste 12 maanden hebben met een startdatum vanaf 1 augustus 2023 of later. Ook moet de groepshulp deelnemen aan scholing via praktijkleren in het mbo, gericht op het behalen van een praktijkverklaring, mbo-certificaat of diploma. Deze scholing moet tussen 1 augustus 2023 en 31 oktober 2026 zijn gestart. Verder is vereist dat de kinderopvangorganisatie voor de groepshulp ook subsidie heeft gekregen via de Subsidieregeling Praktijkleren of Praktijkleren in de derde leerweg.

Tip! De subsidie is ook in 2025 en 2026 beschikbaar.

Financiële bijdrage van O&O-fondsen

Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen kunnen financieel bijdragen aan de scholing van werknemers in hun branche. Deze fondsen worden meestal in het leven geroepen door de werkgevers- en werknemersorganisaties in een bepaalde branche en worden gevuld met bijdragen van aangesloten bedrijven. Afspraken hierover worden gemaakt in bijvoorbeeld cao’s. Alle O&O-fondsen hebben loopbaanadviseurs in dienst die kunnen helpen bij scholings- en opleidingstrajecten voor uw werknemers. Sommige O&O-fondsen bieden ook zelf cursussen aan of ontwikkelen scholingsprojecten voor de branche. Wilt u een financiële bijdrage van het O&O-fonds ontvangen, neem dan contact op met uw brancheorganisatie, want de exacte mogelijkheden en voorwaarden verschillen per sector.

Tip! Bekijk hier een overzicht van alle erkende O&O-fondsen.

SLIM-subsidie

Sinds maart 2020 is er een subsidie voor werkgevers voor het verder laten ontwikkelen van werknemers in het mkb en grootbedrijven in landbouw, horeca of recreatie Voor projecten die subsidiabel zijn voor de SLIM-subsidie kunt u denken aan:

  • Het opstellen van een opleidings- of ontwikkelingsplan waarin de onderneming wordt doorgelicht en de ontwikkelbehoefte om de leerrijke werkomgeving te versterken inzichtelijk wordt gemaakt.
  • Het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen voor uw werknemers.
  • Het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een L&O-methode (= leer- en ontwikkelactiviteiten primair gericht op het aanleren van nieuwe vaardigheden, kennis en beroepshoudingen).
  • Het bieden van praktijkleerplaatsen in de derde leerweg.

De SLIM-subsidie kent drie regelingen: voor individuele mkb-ondernemingen, voor samenwerkingsverbanden in het mkb en voor grootbedrijven

SLIM individuele mkb-ondernemingen

Het subsidiepercentage van de SLIM-subsidie voor individuele mkb-ondernemingen bedraagt maximaal 60% (voor het middenbedrijf) en 80% (voor het kleinbedrijf van de subsidiabele kosten. De maximale subsidie bedraagt € 25.000 (voor landbouwbedrijven € 20.000). Voor praktijkleerplaatsen en loopbaan- of ontwikkeladviezen gelden andere bedragen. Het is mogelijk om bij subsidieverlening een voorschot van 50% van het subsidiebedrag te ontvangen. De eerste aanvraagperiode voor deze subsidie liep van 1 maart 2024 9.00 uur tot 28 maart 2024 17.00 uur. De tweede aanvraagperiode loopt van 2 september 2024 9.00 uur tot 30 september 2024 17.00 uur.

Let op! Als het subsidieplafond wordt overschreden, wordt door loting bepaald in welke volgorde de aanvragen worden afgehandeld. Die loting vindt plaats na afloop van de aanvraagperiode.

SLIM grootbedrijven in horeca, landbouw en recreatie

Het subsidiepercentage van de SLIM-subsidie voor grootbedrijven in de sectoren horeca, landbouw en recreatie bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten. De maximale subsidie bedraagt € 200.000 (voor landbouwbedrijven € 20.000). Voor praktijkleerplaatsen gelden andere bedragen. Er is één aanvraagperiode, die loopt van 3 juni 2024 9.00 uur tot 31 juli 2024 17.00 uur.

Let op! Of een bedrijf onder de sector landbouw, horeca of recreatie valt, moet blijken uit de SBI-code van het CBS.

SLIM samenwerkingsverbanden in het mkb

Het subsidiepercentage van de SLIM-subsidie voor samenwerkingsverbanden in het mkb bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten. De maximale subsidie bedraagt € 500.000, met een maximum van € 200.000 (voor landbouwbedrijven € 20.000) per samenwerkingspartner. Voor praktijkleerplaatsen gelden andere bedragen. Er is één aanvraagperiode, die loopt van 3 juni 2024 9.00 uur tot 31 juli 2024 17.00 uur.

Let op! De aanvragen van de SLIM-subsidie voor grootbedrijven in de sectoren horeca, landbouw en recreatie en voor samenwerkingsverbanden in het mkb worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen.

Op Prinsjesdag 2023 werd bekendgemaakt dat aan de SLIM-subsidie in 2024 tijdelijke een subsidie voor individuele scholing zou worden toegevoegd. Door het vervallen van de STAP-subsidie per 1 januari 2024 kwam € 147 miljoen vrij, waarvan € 73,5 miljoen zou worden ingezet voor de uitbreiding van de SLIM-subsidie. Over deze tijdelijke voorziening voor individuele scholing is verder nog niets bekendgemaakt. 

Overige Regelingen

Regionale maatregelen

In een groot aantal regio’s en branches zijn er specifieke regionale maatregelen om scholing te stimuleren. Ga dan ook na of uw gemeente of branche wellicht een bruikbare regeling heeft.

Tip! Op de website leeroverzicht.nl, een initiatief van het Ministerie van OCW en het Ministerie van SZW, kunt u hier zoeken in 318 verschillende regelingen. Hierin zijn ook regionale subsidieregelingen opgenomen.

Opleidingskosten in mindering op transitievergoeding

Eindigt de arbeidsovereenkomst met een werknemer en moet de werkgever een transitievergoeding betalen? Dan kunnen door de werkgever gemaakte transitiekosten en inzetbaarheidskosten verrekend worden met de transitievergoeding. Deze mogelijkheid bestaat vanaf 1 juli 2020 al.

Let op! Transitiekosten zijn kosten gericht op het voorkomen van werkeloosheid of het bekorten van de periode van werkeloosheid. Inzetbaarheidskosten zijn kosten die tijdens de dienstbetrekking zijn gemaakt gericht op het bevorderen van de bredere inzetbaarheid van de werknemer.

De werkgever mag deze kosten in beginsel op de transitievergoeding in mindering brengen, tenzij de verworven kennis en vaardigheden in overwegende mate zijn aangewend om de functie die de werknemer bij aanvang van de activiteiten verrichtte uit te oefenen. De kosten mogen ook niet in mindering komen als deze verband houden met verplichtingen van de werkgever in het kader van de re-integratie (eerste of tweede spoor).

Voor het in mindering brengen van de kosten gelden daarnaast, naast elkaar, onder meer de volgende voorwaarden:

  • de scholing moet gericht zijn op bredere inzetbaarheid van de werknemer buiten de eigen organisatie;
  • de werknemer heeft vooraf inzicht gekregen in de kosten en schriftelijk ingestemd met de verrekening; en
  • de kosten moeten in redelijke verhouding staan tot het doel.

Studiekostenbeding mag niet meer

Sinds augustus 2022 is een studiekostenbeding voor bepaalde opleidingen niet langer toegestaan. Dit is aan de orde als:

  • het scholing betreft voor een functie waarvoor de werknemer is aangenomen; en
  • de scholing verplicht is op grond van de wet of de cao. 

Is aan deze twee voorwaarden voldaan, dan moet de scholing kosteloos zijn, de studietijd moet als arbeidstijd worden aangemerkt en de scholing moet zo veel als mogelijk in de reguliere werktijd plaatsvinden. Denk bij een wettelijk verplichte opleiding aan een opleiding op grond van de Arbowet.

Ook de algemene scholingsplicht (artikel 7:611a lid 1 BW) valt onder de regeling. Onder deze algemene scholingsplicht moet de werkgever de werknemer in staat stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen. Er bestaat een lijst met ‘gereglementeerde beroepen’, waarin uiteenlopende beroepen staan, zoals registerloods, deskundige asbestverwijderaar, duiker, beëdigd tolk, sportarts of fysiotherapeut. Als het beroep van de werknemer op die lijst vermeld staat, is een studiekostenbeding wel mogelijk, tenzij de opleiding alsnog in een cao verplicht wordt gesteld. In die laatste situatie is een studiekostenbeding niet mogelijk.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Ook woon-werkverkeer bij verblijf op meerdere adressen?

Reizen tussen de woon- en arbeidsplaats worden in beginsel als woon-werkverkeer aangemerkt. Geldt dat ook als er gereisd wordt tussen meerdere adressen en de arbeidsplaats?

Het gerechtshof in Den Haag heeft hier onlangs over beslist in een zaak waarbij een belastingplichtige reisde tussen zijn woonplaats, zijn arbeidsplaats en de woonplaats van zijn vriendin.

Woon-werkverkeer

Auto

Wettelijk is niet bepaald wat onder woon-werkverkeer moet worden verstaan. Uit de rechtspraak is evenwel duidelijk geworden dat dit reizen zijn tussen de woon- of verblijfplaats en het werk binnen een periode van 24 uur. 

Woning nieuwe vriendin verblijfplaats?

In genoemde zaak reisde een werknemer met de auto van de zaak van zijn woning naar het werk en terug. Ook kwam het voor dat de man naar zijn werk reisde en ’s avonds vanuit het werk rechtstreeks naar zijn vriendin, of andersom. Ook in de weekends kwam het voor dat gereisd werd vanaf of naar de woning van de vriendin. Voor het Hof stond de vraag centraal of ook het adres van de vriendin aangemerkt kon worden als ‘verblijfplaats’.  

Grens 500 kilometer

Het antwoord was van belang voor de vraag of er al dan niet meer dan 500 privé kilometers met de auto van de zaak waren afgelegd. Als het adres van de vriendin aangemerkt zou worden als verblijfplaats, zou de man in het jaar 487 privékilometers hebben afgelegd. Zo niet, dan zou hij ruim meer dan 500 privékilometers hebben gereden en zou er bijtelling moeten plaatsvinden.

Wat is een verblijfplaats?

Volgens het Hof is een verblijfplaats een plaats die u ter beschikking staat en waar u regelmatig verblijft. Of hiervan sprake is, moet blijken uit de feiten en omstandigheden. In deze zaak was er volgens het Hof sprake van een verblijfplaats. In een periode van vijf maanden werd er namelijk 19 keer van of naar deze plaats gereisd. Dat dit niet volgens een vast patroon gebeurde, deed niet ter zake. Evenmin het feit dat vanwege co-ouderschap soms minder gereisd kon worden dan gewenst. Verder was van belang dat het reispatroon in de jaren erna werd voortgezet. Belanghebbende werd dan ook in het gelijk gesteld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is periodieke gift van bestuurder ANBI aftrekbaar?

Een periodieke gift aan een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) kan onder voorwaarden aftrekbaar zijn in de inkomstenbelasting. Maar geldt dat ook als het een gift betreft van één van de bestuursleden van de ANBI?

De Belastingdienst heeft aangegeven onder welke voorwaarden dit het geval is als er sprake is van aanvullende gronden voor beëindiging van de gift.

Periodieke gift

Geld

Voor een periodieke gift is onder meer vereist dat deze ten minste gedurende vijf jaar wordt gedaan. Ook moet de gift ieder jaar vast en gelijkmatig zijn en uiterlijk eindigen bij overlijden. Verder moet de gift notarieel of via een onderhandse akte zijn vastgelegd.

Aanvullende gronden voor beëindiging gift

De Belastingdienst gaat in een casus in op de vraag of aanvullende beëindigingsgronden voor de gift de aftrek ervan in de weg kunnen staan. Concreet gaat het om de vraag of het beëindigen van de gift bij faillissement van de ANBI of het verliezen van de ANBI-status de aftrek beïnvloedt.

Wezenlijke onzekerheid over looptijd

Voor een periodieke gift is vereist dat er wezenlijke onzekerheid over de looptijd van de gift bestaat. Dit moet worden getoetst op het moment van aangaan van de schenking. Bij een periodieke gift door een bestuurder is het van belang of de bestuurder invloed heeft op de looptijd van de periodieke gift.

Geen invloed schenker

Wettelijk is bepaald dat in de notariële of onderhandse akte van schenking kan worden opgenomen dat de periodieke gift wordt beëindigd als de ANBI-status verloren gaat, de ANBI failliet gaat of als de schenker arbeidsongeschiktheid of werkloos raakt. Ook is wettelijk bepaald dat de schenker op het ontstaan van deze beëindigingsgronden niet of nauwelijks invloed mag hebben.

Of een bestuurder invloed heeft op het verlies van de ANBI-status of het faillissement van de ANBI, zal van de feiten en omstandigheden afhangen. Als dit het geval is, dan kan dit betekenen dat de periodieke gift niet aftrekbaar is. Maar die aftrekbaarheid is dus niet zonder meer uitgesloten vanwege het feit dat de periodieke gift door een bestuurder wordt gedaan.

Let op! Als een beëindigingsgrond zich voordoet, geldt een eventuele niet-aftrekbaarheid in beginsel alleen voor de periodieke giften die nog niet zijn uitgekeerd. Dit kan anders zijn als duidelijk is dat de bestuurder bij het aangaan van de schenkingsovereenkomst invloed zou gaan uitoefenen op de looptijd van de periodieke gift.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toeristenbelasting bij huur standplaats vakantiehuisje?

Gemeentes kunnen toeristenbelasting heffen als personen binnen een gemeente verblijven, terwijl ze hier niet staan ingeschreven. Hoe zit dat als je voor je eigen vakantiehuisje huur betaalt voor een standplaats? Moet je dan zelf de toeristenbelasting betalen? De spelregels in de verordening zijn dan belangrijk.

Verordening

Euro

Als een gemeente toeristenbelasting wil heffen, moet dit zijn vastgesteld in een verordening. Een gemeente kan in een verordening zelf de regels voor de te heffen toeristenbelasting vastleggen, zoals het tarief. Een gemeente kan daarbij bijvoorbeeld kiezen voor een vast bedrag per overnachting, maar ook een percentage van de prijs is een mogelijkheid. Vaak maakt een gemeente gebruik van een Modelverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). 

Huur standplaats

Onlangs kwam bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant de vraag aan de orde wanneer toeristenbelasting geheven kan worden bij eigen gebruik van een strandhuisje. In deze zaak kreeg de eigenaar van een strandhuisje een aanslag toeristenbelasting voor het gebruik dat hij zelf gedurende 140 dagen van het strandhuisje gemaakt had. 

De man betaalde echter voor de standplaats jaarlijks huur aan een stichting. De gemeente merkte dit aan als ‘vergoeding’ voor het verblijf, wat volgens de gemeente betekende dat er toeristenbelasting geheven kon worden. 

Wie biedt gelegenheid tot houden van verblijf?

Volgens de verordening van de gemeente was degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf belastingplichtig. Degene die verblijf houdt, was volgens de verordening alleen dan belastingplichtig als er niemand is die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf. 

Stichting is belastingplichtig

Nu de eigenaar van het strandhuisje huur betaalde aan een stichting, was volgens de rechtbank hij niet zelf, maar de stichting de belastingplichtige. De aanslag voor de eigenaar kwam dan ook te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek kosten thuiswerken ook voor zzp’er?

Werkgevers kunnen hun thuiswerkend personeel voor kosten die hiermee samenhangen sinds 2022 een onbelaste vergoeding geven. In 2024 is dit € 2,35 per dag. Mocht een zzp’er voor het jaar 2018 ook al een bedrag aan thuiswerkkosten in aftrek van de winst brengen?

Kosten thuiswerken

Portemonnee

De kosten van thuiswerken zijn destijds berekend door het Nibud. De kosten betreffen onder meer die van verwarming, koffie en toiletbezoek. De gericht vrijgestelde kostenvergoeding in de loonbelasting wordt jaarlijks geïndexeerd.

Ook voor zzp’er?

In zaak bij het gerechtshof in Amsterdam stond de vraag centraal of een zzp’er in 2018 een bedrag van € 1.000 ten laste van de winst mocht brengen. De zzp’er deed een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De ondernemer was van mening dat er sprake was van rechtsongelijkheid, nu er alleen voor werknemers een tegemoetkoming in de thuiswerkkosten bestond.

Let op! Een zelfstandig ondernemer kan onder voorwaarden alleen de kosten van een werkkamer in aftrek brengen, als deze een zelfstandig deel van de woning vormt.

Nog niet in 2018

Het gerechtshof kwam aan de beantwoording van het vraagstuk van schending van het gelijkheidsbeginsel niet toe. De zaak had namelijk betrekking op het jaar 2018 en toen bestond er nog geen belastingvrije vergoeding voor thuiswerkende werknemers. Om die reden kon er in 2018 in ieder geval nog geen sprake zijn van schending van het gelijkheidsbeginsel. De zzp’er mocht het bedrag van € 1.000 niet in aftrek brengen en de Belastingdienst werd dan ook in het gelijk gesteld.

Let op! Het gerechtshof deed alleen een uitspraak voor het jaar 2018. Op de vraag of vanaf het jaar 2022 wel sprake zou kunnen zijn van schending van het gelijkheidsbeginsel heeft het gerechtshof niet direct antwoord gegeven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit nu aanvragen

Samenwerkingsverbanden van ondernemers kunnen de nieuwe Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit nu aanvragen. De SWIM is bedoeld als alternatief voor investeringen in elektrische vrachtwagens en (bestel)bussen.

Samenwerkingsverbanden 

Bestelbus

De subsidie is beschikbaar voor samenwerkingsverbanden van ondernemers waar zowel geïnvesteerd wordt in waterstoftankstations als in vrachtwagens en (bestel)bussen op waterstof. Vervoermiddelen die rijden op waterstof, hebben als voordeel dat de actieradius groter is en de oplaadtijd geringer ten opzichte van elektrisch vervoer.

Hoeveel subsidie?

Voor investeringen in waterstoftankstations bedraagt de subsidie maximaal 40% van de kosten met een maximum van € 2 miljoen per aanvraag. Bij de aanschaf van vervoermiddelen bedraagt de maximale subsidie 80% van de kosten met een maximum van € 4 miljoen per aanvraag. Deze subsidie verschilt per voertuig en bedraagt voor een voertuig maximaal € 300.000. Het  totale beschikbare budget voor SWIM bedraagt voor 2024 € 22 miljoen.

Let op! Wordt uw subsidieaanvraag goedgekeurd, dan ontvangt u een voorschot van 50%.

Voorwaarden

Zowel voor de tankstations als voor de voertuigen gelden tal van voorwaarden. Zo moet een tankstation onder andere vanuit twee rijrichtingen toegankelijk zijn voor zwaar wegverkeer en moet er elektronisch betaald kunnen worden. Voor voertuigen geldt de voorwaarde dat ze voorzien moeten zijn van een brandstofcel of, in bepaalde gevallen, voorzien zijn van een waterstofverbrandingsmotor.

Tip! Ook als u een voertuig laat aanpassen zodat rijden op waterstof mogelijk is, kunt u voor de SWIM in aanmerking komen.

Aanvragen SWIM

U kunt de SWIM aanvragen tot 6 september 2024 12.00 uur bij RVO.nl. U heeft hiervoor eHerkenning op minimaal niveau 3 nodig.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Echtscheiding en uw bedrijf

Wanneer u als ondernemer gaat scheiden, heeft dit in de meeste gevallen ook gevolgen voor de onderneming. Of dit nu een eenmanszaak is of een bv. Een eigen bedrijf maakt een scheiding vele malen lastiger.

Er komen vragen op u af als:

  • Kan de onderneming worden voortgezet?
  • Maakt uw partner aanspraak op een deel van (de waarde van) het bedrijf?
  • Wat gebeurt er met het pensioen?
  • Van welke financiële gegevens moet worden uitgegaan bij het berekenen van alimentatie?

Deze advieswijzer bevat een overzicht van enkele belangrijke zaken waarmee u als ondernemer te maken kunt krijgen bij een echtscheiding. Het zijn complexe zaken, die om deskundige begeleiding vragen. Met behulp van deze advieswijzer inventariseert u uw persoonlijke situatie en komen er zaken aan de orde als:

  • Huwelijksvermogensregime: is er een algehele gemeenschap van goederen (vóór 2018), een beperkte gemeenschap van goederen (vanaf 2018) of heeft u huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden gesloten?
  • Is het Nederlands recht wel van toepassing? Dit kan een rol spelen als u in het buitenland hebt gewoond na uw huwelijk of als u en uw partner (ook) een andere nationaliteit hebben.
  • Rechtsvorm van uw bedrijf: is er sprake van een eenmanszaak, vof, maatschap, bv of andere vorm? Staat het bedrijf op uw naam en/of op uw partners naam? Werkt u beiden in het bedrijf? Is er een regeling getroffen over de eigendom van en/of het recht op een deel van de waarde van de onderneming?
  • Vermogens- en inkomenspositie: wat behoort tot uw privé- en zakelijk vermogen? Waaruit bestaat het gezinsinkomen? Heeft u kinderen?
  • Pensioenen: welke regelingen hebben u en uw partner gesloten? Welke aanspraken heeft u beiden opgebouwd voor en tijdens het huwelijk?
  • Fiscaliteit: wat zijn de fiscale gevolgen van de scheiding? Moet u fiscaal afrekenen over de waarde van het bedrijf? Op welke fiscale valkuilen moet u alert zijn?

Tip! Ga regelmatig na of uw huwelijksvermogensregime nog wel past bij uw zakelijke en privébelangen.

Let op! Sinds 1 januari 2018 is voor nieuw te sluiten huwelijken de beperkte gemeenschap van goederen de standaard. In plaats van één gemeenschappelijk vermogen is sprake van drie vermogens: een huwelijksvermogen en een afzonderlijk vermogen voor ieder van de echtgenoten. Voorhuwelijks ondernemingsvermogen valt niet in de beperkte gemeenschap (vraag ook naar de Advieswijzer Nieuw huwelijksvermogensrecht).

Wel geldt dat een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid voldaan dient te worden aan de gemeenschap, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van de echtgenoten komt of is gekomen. Dit vereist een nauwkeurige administratie tijdens het huwelijk. Het is verstandig om de waarde van de voorhuwelijkse onderneming goed vast te stellen en hierbij op te nemen op basis van welke grondslag dit is gebeurd.

Door de nieuwe wettelijke regeling is het overeenkomen van huwelijkse voorwaarden over het algemeen van nog groter belang.

Verdeling

Huwelijk

Bij een algehele of beperkte gemeenschap vindt bij echtscheiding verdeling plaats van het vermogen dat in de gemeenschap is gevallen. Beide partijen zijn gerechtigd tot zijn/haar aandeel in de gemeenschap. In het kader van de verdeling dient waardering van het ondernemingsvermogen dan wel van de aandelen plaats te vinden, op voorwaarde dat deze tot de gemeenschap behoren.

Huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden

Zonder huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden valt de (waarde van de) onderneming in de te verdelen gemeenschap; met uitzondering van het voorhuwelijks ondernemingsvermogen bij een beperkte gemeenschap van goederen. In dat geval kan wel sprake zijn van een redelijke vergoeding aan de gemeenschap voor kennis, vaardigheden en arbeid, die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen.

Wellicht heeft u in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden wel specifieke bepalingen opgenomen over de gerechtigdheid tot het eigen bedrijf. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een verrekenbeding, waarbij de waarde van het geheel of van een gedeelte van de onderneming moet worden verrekend.

Ook kan het zijn dat u een zogenaamd jaarlijks verrekenbeding in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden heeft staan waar u nooit uitvoering aan heeft gegeven. De wet gaat er bij een echtscheiding dan in beginsel van uit dat uw totale vermogen gelijk met elkaar verrekend dient te worden.

Tegenbewijs is weliswaar mogelijk, maar de praktijk leert dat dit vaak erg lastig is. Ook kan het zijn dat er wel jaarlijkse berekeningen zijn gemaakt, maar dat die niet goed blijken te zijn; bijvoorbeeld omdat opgepotte winsten in de bv niet meegerekend zijn, terwijl dat wel had gemoeten. Het gevolg is dan dat of de berekeningen opnieuw gemaakt moeten worden (hetgeen vaak complex blijkt te zijn), of dat het totale vermogen toch verrekend dient te worden.

In het kader van een echtscheiding kan om afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden worden gevraagd. Het kan dan gaan om verdeling van een eenvoudige gemeenschap of een verrekening in het kader van een verrekenbeding.  Ook is het vaak lastig om achteraf nog vast te stellen wat er precies tussen de partijen verrekend moet worden.

Let op! VAls u voor het huwelijk een eenmanszaak had die u tijdens het huwelijk met beperkte gemeenschap van goederen (dus alleen bij huwelijken gesloten na 1 januari 2018) in een besloten vennootschap heeft ingebracht, dan wordt deze besloten vennootschap niet zonder meer beschouwd als een voorhuwelijkse onderneming. Dit kan betekenen dat de vennootschap gemeenschappelijk is geworden en uw partner recht heeft op de helft van de waarde van de aandelen in de vennootschap.

Het kan dus zomaar zijn dat u als ondernemer de waarde van uw onderneming moet delen met uw (ex-)partner. De activa/passiva van het bedrijf dienen hiervoor reëel te worden gewaardeerd. De scheiding brengt het risico met zich mee dat het uitkopen van de ex-partner ten koste kan gaan van de continuïteit van het bedrijf. Als het bedrijf dan ook de belangrijkste inkomensbron is, is het zaak te zoeken naar passende oplossingen. Denk hierbij ook aan het (tijdelijk) aanhouden van een belang in de onderneming door uw ex-partner. Maar ook aan het verrekenen met andere bezittingen of het overnemen van schulden.

Let op! Ga na of bij een bedrijfsfinanciering ook privézekerheden, bijvoorbeeld een hypotheek op de woning, zijn verstrekt. Dit vraagt dan om extra aandacht bij de afwikkeling van de scheiding.

Verevening van pensioenrechten

Bij een echtscheiding heeft de ex-partner in principe recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Dit wordt pensioenverevening genoemd. Daarnaast heeft de ex-partner recht op een bijzonder partnerpensioen/nabestaandenpensioen.

Tip! U bent vrij om samen met uw ex-partner een andere verdeling af te spreken of zelfs te besluiten niet tot verevening van het ouderdomspensioen over te gaan. Ook conversie van pensioen is mogelijk. Wijkt u af van de wettelijke regeling, dan moet dit wel zijn vastgelegd in de huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant.

Fiscale gevolgen afspraken pensioen

Over pensioen in eigen beheer heeft u voor 1 januari 2020 moeten beslissen, opbouw is sinds 1 juli 2017 al niet meer mogelijk. Koos u ervoor om het pensioen in eigen beheer ongewijzigd te laten (zonder verdere opbouw) en gaat u scheiden, dan blijft uw ex-partner voor zijn of haar deel van het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer afhankelijk van het reilen of zeilen van uw bv. De bv is en blijft immers in dit geval de pensioenuitvoerder. Omdat dit nadelig kan zijn voor uw ex-partner, kan deze ex-partner eisen dat het pensioenaandeel elders wordt ondergebracht. U en uw bv moeten hieraan meewerken. Dit is alleen anders als door afstorting van het pensioen de continuïteit van uw onderneming aantoonbaar in gevaar komt. Bovendien mag het afstorten er niet voor zorgen dat uw eigen pensioen in gevaar komt.

Tip! Het staat u en uw (ex-)partner te allen tijde vrij om te kiezen voor een alternatieve financiële oplossing.

Koos u ervoor om de pensioenaanspraak in eigen beheer af te kopen met een belastingkorting of om te zetten in een oudedagsverplichting, dan verliest uw partner zijn of haar rechten op een deel van het in eigen beheer opgebouwde ouderdomspensioen (partnerpensioen). Uw partner dient daarvoor wellicht ‘passend’ te worden gecompenseerd. ‘Passend’ kan ook betekenen dat u samen met uw partner schriftelijk vastlegt dat compensatie (uitsluitend) plaatsvindt wanneer u overlijdt of bij echtscheiding. Ook hier geldt dat iedere keuze mogelijk fiscale voordelen biedt, maar ook tot ongewenste fiscale complicaties kan leiden en dus moeten deze vooraf goed in beeld gebracht worden.

Let op! In bepaalde situaties is de partnercompensatie belast als periodieke uitkering en/of aftrekbaar als onderhoudsverplichting.

Alimentatie

Ook na een echtscheiding hebben uw ex-partner en u de plicht voor elkaar en de kinderen te zorgen door bij te dragen in de kosten van levensonderhoud (alimentatie). Voor het berekenen van de alimentatie gelden de zogenaamde ‘Tremanormen’. Bij de ondernemer is het van groot belang om niet alleen naar de jaarstukken uit het verleden te kijken, maar ook naar de kasstroom van de ondernemer, prognoses en informatie over de onderneming en de branche.

Partneralimentatie

Wanneer een van de ex-partners niet genoeg inkomsten heeft om van te leven, heeft de ander de plicht om bij te dragen in de kosten. Bij verzoekschriften die na 1 januari 2020 zijn ingediend, geldt dat de partneralimentatie beperkt is in duur. Hoe lang alimentatie betaald dient te worden, hangt af van verschillende factoren, zoals de duur van het huwelijk, leeftijd van betrokkenen, leeftijd van eventuele kinderen en het moment van het ontvangen van AOW. Een veel gehoorde misvatting is dat de duur van partneralimentatie standaard vijf jaar zou zijn.

In tegenstelling tot partneralimentatie is kinderalimentatie bij de betaler ervan niet aftrekbaar en bij de ontvanger onbelast.

Let op! Partneralimentatie is bij de betaler ervan aftrekbaar en bij de ontvanger belast.

Voor de verkrijger van alimentatie zijn de hiermee samenhangende advocaatkosten aftrekbaar als de procedure ter verkrijging van alimentatie voor hem of haar succesvol verloopt. Dit is ook het geval als de verkrijger geen succes heeft, maar er een redelijke kans op succes is geweest. Degene die alimentatie moet betalen, kan de kosten van de advocaat niet aftrekken. Dit staat los van de vraag of de procedure voor degene van wie de betaling geëist werd, al dan niet succesvol is verlopen.

Over de hoogte en de duur van de alimentatie kunt u met elkaar naar eigen inzicht en mogelijkheden afspraken maken. Neem de afspraken volledig en duidelijk op in een echtscheidingsconvenant. Voorkom discussie over het ondernemersinkomen en de onderlinge draagkrachtverdeling. Daarnaast is het bij een ondernemer van groot belang dat een dubbeltelling voorkomen wordt. Toekomstige geldstromen van de onderneming moeten niet twee keer worden meegenomen, dat wil zeggen zowel bij de waardering van de aandelen als bij de alimentatie.

Kinderalimentatie

De kosten van de kinderen (ook wel behoefte genoemd) worden in beginsel berekend aan de hand van het netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van het uiteengaan. Verder wordt rekening gehouden met het aantal kinderen in een gezin en de leeftijd van de kinderen. Ook kan rekening worden gehouden met hoge (netto) oppaskosten voor en na de scheiding.

Bij het bepalen van draagkracht van ouders voor kinderalimentatie wordt gebruikgemaakt van een formule die is opgenomen in de Tremanormen. Aan de hand van het netto besteedbaar inkomen wordt dan berekend wat een ouder redelijkerwijs kan bijdragen in de kosten van de kinderen. In de formule wordt rekening gehouden met de bijstandsnorm, alsook een component voor woonlasten.

Worden er schulden afgelost of heeft iemand bijzondere verplichtingen, zoals een arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan kan de formule hierop worden aangepast. Ouders die gaan scheiden, hoeven minder kinderalimentatie te betalen naarmate zij meer voor de kinderen zorgen (zorgkorting).

Let op! In tegenstelling tot partneralimentatie is kinderalimentatie bij de betaler ervan niet aftrekbaar en bij de ontvanger onbelast.

Fiscaal partnerschap

Een echtscheiding kan voor de scheidende partners uiteenlopende fiscale consequenties hebben. Op het moment dat u het verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed heeft ingediend en u ook niet meer op hetzelfde adres ingeschreven staat, bent u geen fiscaal partner meer. Wel mag u in dat jaar nog kiezen om als fiscale partners de belastingaangifte in te vullen. Dit kan het jaar daarop niet meer. Bent u geen fiscaal partner meer, dan heeft dit vooral direct gevolgen voor een aantal regelingen in de inkomstenbelasting en voor eventuele toeslagen. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende regelingen.

Doorschuiffaciliteit

Behoort het ondernemingsvermogen tot de te ontbinden gemeenschap van de (huwelijks)partners? Dan wordt het deel van uw onderneming, dat volgens het huwelijksvermogensrecht toekomt aan uw partner, bij ontbinding van de gemeenschap geacht te zijn overgedragen tegen reële waarde. Over de fiscale meerwaarde (goodwill, reserves en stille reserves) van dit deel van de onderneming moet u als ondernemer dan afrekenen. Onder voorwaarden hoeft er echter niet te worden afgerekend en geldt er een belastingvrije doorschuiffaciliteit.

Terbeschikkingstelling (TBS)

Als u een vermogensbestanddeel (zoals een pand) ter beschikking stelt aan de onderneming, aanmerkelijk belang vennootschap of werkzaamheid van een verbonden persoon, dan is op dit vermogensbestanddeel de TBS-regeling van toepassing. Partners gelden voor de TBS-regeling als verbonden personen. De positieve en negatieve voordelen behaald met dit vermogensbestanddeel vormen dan belastbaar resultaat uit overige werkzaamheid (box 1). Met de echtscheiding eindigt de verbondenheid en de terbeschikkingstelling en vindt over het betreffende (aandeel in het) TBS-vermogen een fiscale afrekening plaats, tenzij er een doorschuiffaciliteit (fiscale begeleiding) van toepassing is. Bij huwelijkse voorwaarden speelt dit vaak niet. Het vermogensbestanddeel behoort tot uw vermogen en alleen u heeft te maken met de TBS-regeling.

Aanmerkelijk belang

Hebben uw partner en u een aanmerkelijk belang (AB), dan kan de scheiding tot gevolg hebben dat bij een of beide partners niet langer sprake is van een aanmerkelijk belang. Op dat moment is sprake van een fictieve vervreemding in de zin van de AB-heffing met een fiscale afrekening tot gevolg. Onder voorwaarden geldt ook hier een doorschuiffaciliteit.

Eigen woning

Bij een echtscheiding verlaat doorgaans een van de partners de woning. Op dat moment is deze woning voor de vertrekkende partner geen hoofdverblijf meer en daarmee zou voor dit aandeel in de woning de eigenwoningregeling en bijbehorende hypotheekrenteaftrek komen te vervallen. Maar, op voorwaarde dat de ex-partner in de woning blijft wonen, blijft de eigenwoningregeling op grond van de scheidingsregeling nog maximaal twee jaar na vertrek gelden. Naast de scheidingsregeling zijn er ook nog vele fiscale valkuilen als er een eigen woning in het spel is. Zo kan de aftrekbaarheid van de eigenwoningrente (deels) in gevaar komen als hierover geen goede afspraken zijn gemaakt.

Tot slot

Een echtscheiding vraagt om goede fiscale begeleiding. Er zijn veel regels om rekening mee te houden. Denk hierbij ook aan de verdeling van lijfrenten en kapitaalverzekeringen. Wij kunnen u begeleiden bij dit complexe proces.

Disclaimer

Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schoonmakers via platform Helpling zijn mogelijk werknemers

Schoonmakers die via het inmiddels failliete onlineplatform Helpling werkzaamheden verrichtten voor particulieren, moeten worden gezien als werknemers. Dit is de mening van de advocaat-generaal, die advies uitbrengt aan de Hoge Raad.

Wat waren de feiten?

Juridisch

Helpling had een app gelanceerd, waarmee huishoudens die behoefte hadden aan huishoudelijke ondersteuning in contact konden komen met schoonmakers. Volgens Helpling ging het daarbij om zelfstandig ondernemers. De vakbond FNV kon zich daar niet in vinden en stelde dat het ging om werknemers, omdat ze zich moesten houden aan door Helpling uitgevaardigde voorschriften.

De FNV spande samen met een schoonmaakster van Helpling een rechtszaak aan. Het gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de schoonmakers kwalificeerden als uitzendkrachten in dienst van Helpling als uitzendonderneming. De huishoudens waren de inleners. Dit betekende dat de schoonmakers recht kregen op loondoorbetaling bij ziekte en een transitievergoeding bij ontslag. 

Een particulier is geen inlener

Zowel Helpling als de FNV zijn in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. De advocaat-generaal is evenwel van oordeel dat particulieren niet als inleners kunnen worden gezien. Dit maakt dat er geen sprake kan zijn van een uitzendovereenkomst, maar zijn de schoonmakers in dienst van Helpling. Dit kan, alhoewel Helpling inmiddels failliet is, van belang zijn voor het aanvragen van een WW-uitkering.

De curator heeft alvast alle bij het platform geregistreerde schoonmakers ontslag aangezegd. 

Reguliere arbeidsovereenkomst

De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geadviseerd om de zaak zelf af te doen door alsnog voor recht te verklaren dat sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers.

Let op!Het is uiteindelijk aan de Hoge Raad om een definitief uitsluitsel te geven over de vraag of de schoonmakers kwalificeren als werknemers in dienst van Helpling. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder snel schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn

Bij een geschil met de Belastingdienst kunt u in bezwaar en beroep. Als de behandeling van uw bezwaar of beroep te lang duurt, kunt u recht hebben op een schadevergoeding. Als er echter sprake is van een gering financieel belang, heeft u hierop geen recht. De Hoge Raad heeft onlangs in een arrest de omvang van dit financiële belang fors verhoogd.

Spanning en frustratie

Juridisch

De schadevergoeding is bedoeld als compensatie voor de lange wachttijd en de daarmee samenhangende spanning en frustratie. In het verleden heeft de Hoge Raad de regels rondom een schadevergoeding bepaald en voor wat betreft de hoogte vastgesteld op € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar.

Gering financieel belang

Onder ‘financieel belang’ wordt verstaan het voordeel dat de belastingplichtige heeft als hij zijn bezwaar of beroep wint. In het betreffende arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat voortaan sprake is van een gering financieel belang bij een bedrag van minder dan € 1.000. Dit is fors hoger dan het bedrag van € 15, dat gold vóór dit arrest. 

Alleen bij overschrijdingen tot één jaar

De Hoge Raad heeft tevens geoordeeld dat het nieuwe grensbedrag geldt bij overschrijdingen van de redelijke termijn tot één jaar. Wordt deze termijn langer overschreden, dan kan de rechter zelf beslissen of ook bij een geringer financieel belang dan € 1.000 een schadevergoeding wordt opgelegd.

Alleen het geschil zelf

De Hoge Raad stelt verder dat het financiële belang van € 1.000 betrekking heeft op het bedrag van het geschil zelf, dus zonder dat vergoedingen voor griffierecht, proceskostenvergoedingen en dergelijke zaken meetellen.

Oneigenlijk gebruik

De nieuwe grens is gericht op het oneigenlijk gebruik dat belastingplichtigen van schadevergoedingen maken. In de betreffende zaak was bijvoorbeeld sprake van een financieel belang van € 0,80. 

Let op!
Het heeft geen effect op lopende zaken. De wijzigingen gelden niet voor zaken waarin voorafgaand aan de datum van het arrest, 14 juni 2024, om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is verzocht en deze redelijke termijn op die datum al was overschreden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laag btw-tarief voor verhuren kajuitzeiljacht

Op de verhuur van een kajuitzeiljacht dient het lage btw-tarief van 9% te worden toegepast. Er is namelijk sprake van het gelegenheid geven tot sport met gebruik van een sportaccommodatie.

Inclusief faciliteiten

Zeilboot

In een zaak die voorlag bij de Hoge Raad werden via een all-in abonnement kajuitzeiljachten verhuurd, inclusief bijkomende faciliteiten. De huurders konden derhalve ook gebruikmaken van de jachthaven, voor aanvullende diensten zoals het onderhoud en schoonmaken werd gezorgd, evenals voor onder meer zwemvesten en vuurpijlen.

Eén prestatie

De Hoge Raad was het met het Hof Den Haag eens dat er sprake was van één prestatie. Die moest volgens het Hof aan het btw-tarief van 21% worden onderworpen, maar daar dacht de Hoge Raad anders over.

Sportaccommodatie

Aangezien zeilen fysiek inspannend is, kan zeilen volgens de Hoge Raad als sport worden aangemerkt. Bovendien is bij sportbeoefening ook het gebruik van een sportaccommodatie aan het lage btw-tarief onderworpen, aldus het arrest. Dat bij het sporten eventueel gebruik wordt gemaakt van de openbare weg of openbaar water, doet daarbij niet ter zake.

Ook recreatief

De Hoge Raad voegt hieraan toe dat het lage btw-tarief niet alleen van toepassing is op sporten in competitie- of wedstrijdverband, maar ook op recreatief sporten, zoals in de behandelde zaak. De Hoge Raad komt dan ook, anders dan het Hof, tot de conclusie dat op de gehele prestatie, dus de verhuur van het jacht inclusief facilitaire diensten, het lage btw-tarief van toepassing dient te zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvraag voorzieningen UWV binnenkort online in werkgeversportaal

Bij het UWV kan vanaf 22 juli 2024 een aantal voorzieningen online worden aangevraagd. Het gaat met name om voorzieningen voor werkgevers en werknemers.

Voorzieningen UWV

Typen

Wanneer u als werkgever een werknemer met een ziekte of handicap in dienst heeft, komt u in aanmerking voor een aantal voorzieningen die u óf de werknemer ondersteunen. Er zijn ook voorzieningen gericht op zelfstandigen, startende ondernemers, het onderwijs of de privésituatie.

Online aanvragen vanaf 22 juli

Een aantal voorzieningen gericht op werkgever en werknemer kunt u vanaf 22 juli online aanvragen. Het gaat om:

  • loondispensatie
  • vervolg loondispensatie
  • subsidie voor een interne jobcoach
  • vervolgsubsidie voor een interne jobcoach
  • vergoeding werkgeversvoorziening

Dienst toevoegen in werkgeversportaal UWV

Om online een voorziening aan te kunnen vragen, moet u eerst de dienst ‘Voorzieningen’ toevoegen aan het werkgeversportaal. Dit gaat via eHerkenning. U kunt dan in het werkgeversportaal ook de brieven rondom uw aanvraag lezen. Deze staan onder ‘Brieven en documenten’. De brieven worden ook nog per post verzonden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rapportageverplichting inzake duurzaamheid voor grote ondernemingen

Er zijn plannen om grotere ondernemingen uitgebreider te laten rapporteren over duurzaamheid. Een algemene maatregel van bestuur en een wetsvoorstel hierover worden ingediend bij de Tweede en Eerste Kamer.

Geleidelijke invoering

Typen

De verplichte jaarlijkse rapportering zal in etappes worden ingevoerd. Grote beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeraars met meer dan 500 medewerkers zullen als eerste aan de verplichting moeten voldoen en wel vanaf boekjaar 2024. Voor andere grote en beursgenoteerde ondernemingen volgt de verplichting in de jaren erna.

Welke items?

Het bestuursverslag met de rapportage zal betrekking moeten hebben op ecologische, sociale en werkgelegenheidszaken, maar ook mensenrechten en de bestrijding van corruptie en omkoping zullen er deel van moeten uitmaken. Het doel van de rapportage is het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van het bedrijf op bovengenoemde gebieden en vice versa. 

Rol accountants

Accountants zullen een verklaring moeten afgeven over de rapportage, met in eerste instantie slechts een beperkte mate van zekerheid. Die zekerheid zal in de loop der tijd dienen toe te nemen. Aan het af kunnen geven van genoemde verklaringen zullen extra eisen worden gesteld. Ook dit wordt wettelijk geregeld. De Europese Commissie heeft daartoe regels opgesteld waaraan de rapportageverplichting dient te voldoen.

Let op! Het wetsvoorstel met de regels voor accountants wordt, voordat de behandeling in de Tweede en Eerste Kamer plaatsvindt, eerst nog voorgelegd aan de Raad van State. De algemene maatregel van bestuur met de rapportageverplichting gaat eerst naar de Tweede en Eerste Kamer en daarna naar de Raad van State.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer De CSRD, wat kan ik ermee?

De Corporate Sustainable Reporting Directive (CSRD) verplicht grote ondernemingen om te rapporteren over hun duurzaamheidsprestaties: niet alleen van de eigen onderneming, maar ook van hun partners in de waardeketen. Dus ook als u niet onder de CSRD-regels valt, komt u er via uw ketenpartners, leveranciers, opdrachtgevers of de bank toch mee in aanraking. Voor alle partijen een grote uitdaging, met als belangrijkste advies: begin op tijd met de eerste stappen. Bent u nog niet begonnen, dan luidt het dringende advies om nu te starten met de voorbereidingen.

Europa streeft naar een energieneutrale, duurzame economie in 2050 om de wereld leefbaar te houden voor volgende generaties. Daarvoor zijn allerlei maatregelen in werking gesteld, waaronder de nieuwe EU-wet, de Corporate Sustainable Reporting Directive (CSRD). Waar de een het ervaart als een last, ervaart de ander het juist als een kans. Duidelijk is dat grote bedrijven niet meer wegkomen met loze beloftes (greenwashing) en dus transparant moeten zijn over hun duurzaamheidsprestaties. Niet alleen terugblikkend, maar ook vooruitziend, concreet onderbouwd met data.

De controlegrenzen van de CSRD

Of uw bedrijf onder de CSRD-wetgeving valt, is vanaf boekjaar 2025 het geval als u voldoet aan twee van de drie criteria:
– Minimaal 250 fte personeelsleden
– Minimaal € 50 miljoen omzet
– Minimaal € 25 miljoen balanstotaal

Rapporteren volgens de ESRS

Als u CSRD-plichtig bent, dan betekent dit dat u moet gaan rapporteren over uw duurzame prestaties en wel volgens de standaarden van de European Sustainability Reporting Standards (ESRS). In totaal zijn er twaalf ESRS-standaarden met bijna 1200 datapunten.

De heel grote bedrijven, zoals Philips, Heijmans en NS, rapporteren dit jaar al volgens de CSRD. Voor de volgende groep geldt dat over boekjaar 2025 (zie tijdlijn). Dat lijkt nog ver weg, maar uit ervaring blijkt dat het inregelen van de CSRD wel één tot twee jaar in beslag neemt, afhankelijk van waar u staat in uw duurzame ontwikkeling, de mate van digitalisering en beschikbare mensen en middelen. Wanneer u hier als bedrijf in 2024 mee begint, dan kunt u al vergelijkingsdata laten zien in 2025 en in een ‘CSRD-light’-verslag laten zien dat u duurzaamheid serieus neemt. De stakeholders kunnen daar dan weer op reageren, zodat u in het eerste (CSRD-verplichte) jaar 2025 kunt aantonen dat u als bedrijf hierop al acteert en een nog ‘beter’ verslag hebt. Binnen de CSRD is er veel aandacht voor inzicht in risico’s en impact, het opstellen en beschikbaar maken van beleid, het stellen van doelen en het meten van vooruitgang. De standaarden richten zich daarbij niet enkel op de eigen onderneming. Ze vereisen ook dat bedrijven informatie uit en over hun waardeketen verzamelen en publiceren.

Van een breder perspectief naar focus op materiële onderwerpen

In totaal zijn er dus zo’n 1.200 datapunten waarover gerapporteerd kan worden. Gelukkig hoeft u niet over al die punten te rapporteren. Via de dubbele materialiteitsanalyse bepaal je welke ESG-thema’s (Environment, Social en Governance) het relevantst zijn voor jouw bedrijfsvoering en belanghebbenden (stakeholders). Per thema vereisen de standaarden beleid, actieplannen, doelen en prestaties.

De dubbele materialiteitsanalyse helpt u om focus aan te brengen op de (duurzame) thema’s die er echt toe doen. Dit gaat twee kanten op (vandaar het woord ‘dubbel’): welke impact heeft uw business op de wereld (bijvoorbeeld CO2-emissies, verlies van biodiversiteit, geluidsoverlast) en welke impact heeft de wereld op uw business (bijvoorbeeld locatie in een zero-emissiezone, watertekort of -overlast, personeelstekort door krappe arbeidsmarkt)? Het gaat dus om zowel de impactmaterialiteit (inside-out-benadering) als de financiële materialiteit (outside-in-benadering), waarbij een ESG-thema materieel is als het al aan een van de twee voldoet. 

Wie betrek je wel of niet

Om het bredere perspectief goed in kaart te brengen, is het van belang dat u weet wie uw belanghebbenden (stakeholders) zijn en over welke thema’s deze partijen geïnformeerd willen worden. Belanghebbenden zijn klanten, medewerkers, leveranciers, banken, maar denk ook aan de lokale leefomgeving, gemeente, media of belangenorganisaties. U bepaalt zelf wie u meeneemt in dit proces. De CSRD zegt ook niets over het aantal dat u moet raadplegen. Wat wel belangrijk is, is dat u de belanghebbenden die de meeste impact ondervinden van uw bedrijfsactiviteiten meeneemt in de analyse. Daarnaast is de keuze van wat u met welke stakeholders gaat bespreken ook belangrijk. Met je medewerkers gaat het bijvoorbeeld over de werk-privébalans, veiligheid, diversiteit & inclusiviteit en gelijke beloning. Met klanten gaat het bijvoorbeeld om de herkomst van producten en diensten, kinderarbeid of dierenleed, mogelijkheden om klachten te adresseren of hulp te krijgen, eerlijke marketing en communicatie. U kunt hiervoor een enquête uitsturen naar alle groepen stakeholders, maar je mag ook een interactieve sessie organiseren waarbij u het A4-blad met materiële onderwerpen (zie verderop) toetst.

Materiële onderwerpen verschillen per sector

Wat voor het ene bedrijf een materieel onderwerp is, doet er voor een ander bedrijf helemaal niet toe. Dit hangt af van uw bedrijfsmodel, kernactiviteiten en in welke sector je verkeert. Voor een bouwbedrijf is ‘fairtrade’-koffie in de koffieautomaat natuurlijk goed, maar niet materieel. In de bouw draait het om materialenpaspoorten van bouwmaterialen, circulair oogsten bij renovatieprojecten en/of over de CO2- en stikstofuitstoot bij nieuwbouwprojecten en om veiligheid en duurzame inzetbaarheid van de medewerkers. Terwijl voor een bedrijf dat koffie produceert en verkoopt ‘eerlijke’ koffie wel degelijk een materieel onderwerp is. Verder geldt min of meer: hoe complexer de business, des te meer materiële onderwerpen en dus hoe uitdagender het kan zijn om daar in lijn met de CSRD over te rapporteren. Het goede nieuws is dat veel bedrijven al de nodige aandacht besteden aan duurzaamheidsaspecten. Als dat ook voor uw bedrijf het geval is, hoeft u gelukkig niet op ‘0’ te beginnen. 

Binnen nu en twee jaar worden vanuit de wetgeving (EFRAG) nog sectorspecifieke standaarden verwacht. Bovendien komen er proportionele standaarden voor de beursgenoteerde mkb-ondernemingen die ingaan vanaf boekjaar 2026 (afkorting: LSME). Mkb-ondernemingen zonder beursnotering kunnen ook vrijwillig gebruik gaan maken van de proportionele standaarden (afkorting: VSME). Deze standaarden zijn in concept beschikbaar

Nadat de materiële thema’s zijn vastgesteld, moet u per onderwerp risico’s en kansen inventariseren, beleid en acties beschrijven, doelen stellen en rapporteren over prestaties.

Hoe ziet het CSRD-proces eruit?

Het onderstaande proces biedt een overzicht voor bedrijven die toewerken naar de CSRD-verplichting en voor bedrijven die vrijwillig willen rapporteren over ESG-prestaties. 

Aanpak CSRD-plichtige klanten

De eerste stap in het proces, inventarisatie, gaat over de voorbereidingen. Hoe pakt u dat het beste aan? 

Zeven simpele stappen om snel te beginnen met de inventarisatie

  1. Stel een team samen. Gezien de brede scope van CSRD en de ESG-impact die voortvloeit uit diverse activiteiten van uw bedrijf, is het samenstellen van een team met een gezonde mix van expertise en kennis vanuit verschillende hoeken van de organisatie vereist. Wijs daarnaast een collega aan die projectmanager is van het CSRD-project. Het is belangrijk dat deze collega voldoende statuur en invloed heeft binnen de organisatie. Dit is essentieel om de nodige veranderingen te bewerkstelligen om straks te kunnen voldoen aan de CSRD.
  2. Beleg een kick-off waarbij onder andere kennis wordt gedeeld om het CSRD-team bekend te maken met de CSRD en de dubbele materialiteitsanalyse. Zorg dat het onderwerp CSRD een vast punt wordt op het managementoverleg om betrokkenheid van de directie en het managementteam te houden.
  3. Oriënteer je door middel van externe bronnen. Lees bijvoorbeeld een paar jaarverslagen van organisaties binnen uw sector. Een goede bron om deze verslagen te vinden, is duurzaamheidsverslag.nl. Check ook de (dubbele) materialiteitsanalyse: welke materiële onderwerpen komen iedere keer terug en wat rapporteren ze daarover (doelstellingen, KPI’s en acties)? Ook brancheverenigingen bieden steeds vaker dit soort informatie aan. Zij beschouwen ook vaak trends, wetgeving en ontwikkelingen op landelijk niveau of zelfs op wereldschaal.
    Hierna begint u met het inventariseren van het bedrijfsprofiel, de waardeketen, de stakeholders en de huidige duurzaamheidsinitiatieven. 
  4. Creëer een bedrijfsprofiel en maak duidelijk wat de toegevoegde waarde is voor belanghebbenden en de samenleving. U beschrijft met andere woorden uw organisatie en waar de impacts liggen. In dit bedrijfsprofiel geeft u inzicht in het bedrijfsmodel van de onderneming, welke producten worden geleverd, welke bronnen de onderneming daarvoor nodig heeft, welke reststromen de onderneming genereert en uiteindelijk welke waarde dat toevoegt. 
  5. Breng de waardeketen in kaart. Het ESRS-raamwerk vereist echter niet alleen rapportage over de impacts van de eigen activiteiten van de organisatie, maar ook over de impacts die in de waardeketen worden veroorzaakt. Maak een schematische tekening van de waardeketen, beginnend met de directe partners (leveranciers, klanten) en werk vandaaruit de keten in beide richtingen verder uit. 
  6. Stakeholders identificeren: weet wie uw belanghebbenden (stakeholders) zijn. U krijgt al een goed beeld van wie dit zijn en welke onderwerpen bij hen spelen door intern informatie op te halen. U kunt het ESRS-framework gebruiken als praatplaat. Wilt u weten wat er in de sector of bij concurrenten speelt? Ga dan in gesprek met uw verkopers of juist bij de inkopers. Wilt u weten wat er leeft onder de medewerkers? Maak een afspraak met HRM. Wilt u weten waar banken en investeerders naar vragen? Vraag het uw financieel directeur. Wilt u weten hoe de media over uw sector schrijft of welke duurzame thema’s steeds weer terugkomen? Check dan uw marketingcommunicatiemedewerker. Besluit welke stakeholders u meeneemt in de dubbele materialiteitsanalyse. Door de juiste stakeholders te betrekken bij het identificeren van relevante onderwerpen en prioriteiten, worden de belangen van zowel uw bedrijf als de samenleving beter vertegenwoordigd.
  7. Inventariseer tot slot de huidige duurzaamheidsinitiatieven, waaronder certificeringen. Deze certificeringen hebben vaak al een directe link met de standaarden van de CSRD, de European Sustainability Reporting Standards (ESRS). Denk aan ISO 14001, de CO2-prestatieladder en Lean & Green voor bijvoorbeeld ESRS E1 Klimaatverandering. Analyseer welke onderwerpen door certificeringen al geraakt worden.

Als u deze stappen heeft doorlopen, bent u klaar voor de volgende fase in het proces naar een CSRD-rapportage: de dubbele materialiteitsanalyse. 

Zo ziet een dubbele materialiteitsanalyse eruit: voorbeeld Nationale Spoorwegen (NS)
De NS heeft de de materiële thema’s in het jaarverslag over 2023 met de stakeholders herijkt en vervolgens verrijkt met concrete doelen en resultaten.
 

Draai het om: CSRD, wat kan ik ermee?

Natuurlijk is voldoen aan de CSRD een flinke klus, maar het komt er nu eenmaal aan en het gaat niet meer weg. Als u de CSRD eenmaal omarmd heeft, zult u zien dat het wel degelijk meerwaarde creëert voor uw bedrijf, bijvoorbeeld omdat u een breder beeld krijgt van wat er speelt in uw sector door in gesprek te gaan met verschillende stakeholders met verschillende belangen. En, waar u eerst twijfelde over duurzame investeringen omdat u daardoor duurder zou zijn dan concurrenten, kan het – door de transparantie waar de CSRD voor zorgt – juist nieuwe business genereren. Er is in ieder geval genoeg bewijs van koplopers die inmiddels een gezond duurzaam verdienmodel hebben ontwikkeld. Sterker nog, deze bedrijven komen gemakkelijker aan financiering (met een gunstige rente), hebben zeer gemotiveerd personeel en een sterke reputatie bij hun leveranciers en klanten. Zij weten hun relevantie aan te tonen en bieden meer kans op bedrijfsopvolging. Dus draai het om en zie het als een kans: CSRD, dit kan ik ermee!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer de definitieve berekening Wtl 2023

De Belastingdienst stuurt vóór 1 augustus 2024 de beschikkingen Wtl 2023. Hierin is de hoogte van uw recht op LIV, jeugd-LIV en/of een LKV voor het jaar 2023 opgenomen. Als u het niet eens bent met de berekening hiervan, moet u binnen zes weken na dagtekening van de beschikking in bezwaar.

LIV 2023

Detailhandel

U kan voor het jaar 2023 recht hebben op lage-inkomensvoordeel (LIV) voor een bedrag van € 0,49 per werknemer per verloond uur met een maximum van € 960 per werknemer per jaar. Voorwaarde is onder meer dat de werknemer in 2023 rond het minimumloon verdiende (gemiddeld per uur van minimaal € 12,04  tot en met maximaal € 15,06).

Tip! Er gelden nog meer voorwaarden. Alle voorwaarden voor het LIV vindt u hier.

Jeugd-LIV 2023

De hoogte van het jeugd lage-inkomensvoordeel (jeugd-LIV) voor het jaar 2023 is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer.

Leeftijd op 31 december 2022  Per werknemer per uur  Maximaal per werknemer
18  € 0,07  € 135,20
19  € 0,08  € 166,40
20  € 0,30  € 613,60

Deze werknemers moesten in 2023 een gemiddeld uurloon hebben dat rond het minimumjeugdloon lag.

Tip! Er gelden nog meer voorwaarden. Alle voorwaarden en de uurloongrenzen voor het jeugd-LIV vindt u hier.

Let op!Het jeugd-LIV kunt u alleen nog voor het jaar 2023 krijgen. Vanaf 2024 is het jeugd-LIV afgeschaft.

LKV

U kon voor het jaar 2023 onder meer recht hebben op een loonkostenvoordeel (LKV) als u werkeloze oudere werknemers of arbeidsgehandicapte werknemers in dienst had. De hoogte van de verschillende LKV’s vindt u hier.

Tip! Er zijn nog meer werknemers waarvoor u mogelijk recht had op een LKV. Alle voorwaarden vindt u hier.

Beschikking Wtl 2023

Het LIV, jeugd-LIV en LKV voor het jaar 2023 worden pas in 2024 berekend en uitbetaald. Eerder ontving u van de Belastingdienst al een voorlopige berekening. Vóór 1 augustus 2024 ontvangt u van de Belastingdienst de beschikking Wtl 2023 met daarin de definitieve berekening. In de bijlage bij de beschikking vindt u de berekening die hieraan ten grondslag ligt.

Let op! Als de berekening naar uw mening niet klopt, kunt u bezwaar maken. Dit moet wel binnen zes weken na dagtekening van de beschikking gebeuren, dus wacht niet te lang.

Afrondingsverschillen

De beschikking is gebaseerd op de verloonde uren in uw aangiften loonheffingen. Controleer daarom de beschikking met de aangiften loonheffingen en niet met de uren in uw loonadministratie. Tussen de uren in uw loonadministratie en uw aangiften loonheffingen kunnen namelijk afrondingsverschillen zitten.

Let op! Alle correctieberichten die na 1 mei 2024 zijn ontvangen, zijn niet meer meegenomen in de definitieve berekening van uw rechten op LIV, jeugd-LIV en LKV voor het jaar 2023. Ontdekt u nu nog een fout in uw aangiften over 2023, dan moet u dit nog wel corrigeren met een correctiebericht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is door werkgever betaalde lijfrente aftrekbaar?

Als uw werknemer voldoende zogenaamde jaar- en/of reserveringsruimte heeft, zijn betaalde premies voor een lijfrente in beginsel aftrekbaar. Maar geldt dat ook als u als werkgever, de premies namens uw werknemer rechtstreeks betaalt aan de lijfrenteaanbieder?

Betaling uit nettoloon

Euro

Heeft uw werknemer zelf een lijfrente afgesloten en spreekt u met hem/haar af dat u deze de premie betaalt? Als u de betaling van de lijfrentepremie inhoudt op het nettoloon van uw werknemer, kan uw werknemer de premie gewoon aftrekken van het inkomen in de aangifte inkomstenbelasting. Van belang is namelijk of de premie op uw werknemer ‘drukt’. Dat is hier het geval omdat u de betaling inhoudt op het nettoloon.

Let op! Voorwaarde voor aftrekbaarheid is wel dat de werknemer voldoende jaar- en/of reserveringsruimte heeft

Betaling via werkkostenregeling

Ook als u de premie betaalt en deze onderbrengt in de vrije ruimte van de werkkostenregeling door aanwijzing als eindheffingsloon, is de premie aftrekbaar voor uw werknemer. Door aanwijzing als eindheffingsloon, is dit brutoloon immers nettoloon geworden. Omdat u dit nettoloon niet aan uw werknemer uitbetaalt, drukt de premie ook in dit geval. Ook nu moet de werknemer voldoende jaar- en/of reserveringsruimte hebben. Verder moet het aanwijzen als eindheffingsloon wel ‘gebruikelijk’ zijn.

Betaling op andere wijze

Betaalt u de lijfrentepremie, maar houdt u dit bedrag niet in op het nettoloon of wijst u dit bedrag niet aan in de vrije ruimte? Dan vormt deze betaling voor uw werknemer brutoloon waarop u loonbelasting en premie volksverzekeringen moet inhouden.

Let op! Betaling van de premies uit het brutoloon door deze in aftrek te brengen op het brutoloon is dus niet toegestaan.

Verschil met pensioenpremie

Lijfrentepremies verschillen dus van pensioenpremies, omdat pensioenpremies in beginsel wél ten laste van het bruto-inkomen kunnen worden gebracht. Voor lijfrentepremies geldt dit echter niet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is door werkgever te betalen immateriële schadevergoeding belast loon?

Als u ten opzichte van uw werknemers uw verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, kan het gevolg zijn dat u een schadevergoeding moet betalen. De vraag is of een dergelijke schadevergoeding belast is als loon?

Re-integratieplicht werkgever

Juridisch

In een zaak bij de rechtbank in Den Haag ging het om een werknemer die voor 80% arbeidsongeschikt was geraakt en als gevolg hiervan zijn dienstbetrekking verloor. De man stapte naar de rechter, omdat hij van mening was dat zijn werkgever ernstig tekort was geschoten ten aanzien van zijn re-integratieverplichtingen en eiste hiervoor een schadevergoeding.

Werknemer eist schadevergoeding

De rechter ging hierin mee en kende een schadevergoeding toe van € 50.000. Hiervan werd € 25.000 toegekend vanwege het gederfde inkomensverlies dat de man geleden had. De andere € 25.000 bestond uit immateriële schadevergoeding en vond zijn oorzaak in het leed dat de werknemer was aangedaan doordat de werkgever zijn re-integratieplichten vergaand had verzuimd.

Schadevergoeding belast of niet?

De werkgever had vervolgens over de gehele schadevergoeding loonheffing ingehouden. De werknemer was het hier niet mee eens en stapte andermaal naar de rechter. Die stelde dat als uitgangspunt geldt dat als loon belast wordt: ‘al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten’.

De rechter stelde echter ook vast dat de schadevergoeding die was toegekend als compensatie voor het toegebrachte leed, de immateriële schadevergoeding, niet als loon uit dienstbetrekking moest worden gezien. De conclusie was dan ook dat dit deel onbelast bleef. Per saldo was dus slechts de helft van de schadevergoeding belast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter verruimt NOW-regeling voor startende horecaonderneming

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in een uitspraak bepaald dat starters eerder recht hadden op de NOW dan tot nu toe volgens de wet werd bepaald. De CRvB is van mening dat starters ten onrechte geen recht hebben gehad op NOW als ze op of na 2 februari 2020 met hun onderneming zijn gestart.

NOW

De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) was een financiële tegemoetkoming voor ondernemers die tijdens de coronacrisis te maken kregen met een aanzienlijk omzetverlies. De NOW vergoedde een deel van de loonkosten, waarbij dit deel toenam naarmate het omzetverlies groter was.

Referentieperiode

De NOW vergoedde de loonkosten vanaf maart 2020. De NOW kende tal van voorwaarden. Voor de NOW 3, waarover deze zaak handelde, was een van de voorwaarden dat de onderneming vóór 2 februari 2020 moest zijn gestart om voor de NOW in aanmerking te komen. Het verlies aan omzet werd bepaald door de actuele omzet te vergelijken met een periode vóór de coronacrisis. Deze referentieperiode was normaal gesproken de omzet in 2019.

Uitzondering voor starters

Starters werden in eerste instantie echter uitgezonderd voor de NOW. Pas later in 2020 werd de regeling ook voor hen opengesteld. Daarbij was echter wel bepaald dat de eerste referentieomzet de omzet was vanaf de eerste volle kalendermaand tot en met 29 februari 2020. Dit hield dus in dat starters pas later gebruik konden maken van de NOW dan andere ondernemers.

In de behandelde zaak was een onderneming een horecagelegenheid gestart waarmee men vanaf 5 mei 2020 omzet genereerde. Dit betekende dat de omzet in de referentieperiode, in 2019 dus, nihil was geweest en er dus geen sprake was van een omzetdaling. Daardoor kwam de ondernemer niet in aanmerking voor de NOW. In deze zaak ging het om de NOW over het derde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021.

CRvB vindt reparatie te laat

De CRvB, de rechterlijke instantie die onder andere beslist inzake ingesteld hoger beroep in NOW-geschillen, stelt in de uitspraak vast, dat er pas vanaf de subsidieperiode november en december 2021 voor starters een regeling is getroffen. Volgens de CRvB hebben starters hierdoor ten onrechte langere tijd geen recht op NOW gehad. De CRvB acht dit onjuist en draagt de minister op deze zaak opnieuw te beoordelen en daarbij uit te gaan van het standpunt van de CRvB in deze zaak.

Posted in Niet gecategoriseerd

De zomer inluiden met uw personeel

Met de vakantie in zicht en de zon in aantocht organiseren veel werkgevers voor hun personeel een bedrijfsuitje of gezellige bijeenkomst op kantoor. Wat zijn de mogelijkheden hiervoor binnen de werkkostenregeling dit jaar?

Wel of niet op de werkplek?

Horeca

Voor het antwoord op die vraag is om te beginnen van belang waar de activiteit gehouden wordt. Vindt het bedrijfsuitje plaats op de werkplek – u organiseert bijvoorbeeld een borrel of barbecue in uw lunchruimte of op uw parkeerterrein dat hoort bij uw kantoor –, dan gelden andere regels dan als het bedrijfsuitje elders plaatsvindt.

Let op! De werkplek is een ruim begrip en omvat alle plekken die in verband met het verrichten van arbeid worden gebruikt waarvoor u als werkgever op grond van de Arbowet verantwoordelijk voor bent, zoals uw magazijn, kantine en parkeerterrein of fietsenstalling op het bedrijfsterrein.

Werkplek: consumpties vrij en maaltijd belast

Verstrekt u consumpties tijdens het feestje op de werkplek, zoals frisdrank of een biertje met wat borrelhapjes, dan zijn deze onbelast voor de loonheffingen. Verstrekt u tijdens uw personeelsfeestje echter ook een maaltijd, zoals een barbecue, dan is de maaltijd voor het normbedrag van € 3,90 (2024) per persoon belast voor de loonheffingen. Wilt u niet dat uw personeel zelf over die maaltijd belasting moet betalen, dan kunt u de maaltijd ook onderbrengen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR).

Let op! Of de maaltijd bij onderbrenging in de vrije ruimte van de WKR onbelast is, is afhankelijk van alle andere zaken die u hier in 2024 onderbrengt en de hoogte van de vrije ruimte. De vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% van de loonsom tot € 400.000, plus 1,18% over het meerdere. Overschrijdt u de vrije ruimte, dan moet u 80% belasting betalen over het meerdere boven de vrije ruimte.

Niet op de werkplek: consumpties en maaltijden belast

Bij een bedrijfsuitje dat niet op de werkplek plaatsvindt, zoals een bezoekje aan bijvoorbeeld een pretpark of een barbecue bij een horecagelegenheid, is de waarde ervan volledig belast voor de loonheffingen. Dit betekent dat uw werknemer loonheffingen moet betalen over de kosten van entree, de consumpties, de maaltijd en de reis ernaartoe, als hiervoor bijvoorbeeld een bus wordt gehuurd. U moet dan uitgaan van het factuurbedrag inclusief btw.

Wilt u uw personeel hiervoor niet zelf belasten, dan kunt u ook de kosten van een dergelijk uitje onderbrengen in de vrije ruimte van de WKR. Dit zal echter al snel in de papieren lopen, dus houdt hier de vrije ruimte goed in de gaten. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt u 80% eindheffing over de overschrijding.

Let op! Bij een uitje dat niet plaatsvindt op de werkplek, wordt een maaltijd belast tegen de werkelijke kosten en kunt u dus niet uitgaan van het normbedrag van € 3,90.

Kosten partners en kinderen werknemers

Mag uw personeel bij het bedrijfsuitje ook de partner of zelfs de kinderen meebrengen? Dan moet u bij een feestje op de werkplek waarbij ook een maaltijd verstrekt wordt, ook voor de partners en kinderen € 3,90 per persoon in aanmerking nemen voor de maaltijd. Betaalt de werknemer de loonheffing, dan wordt de € 3,90 voor de partner en de kinderen bij de werknemer meegenomen. Wijst u het feestje toe aan de vrije ruimte van de WKR, dan komt dus voor elke partner en kind ook € 3,90 ten laste van de vrije ruimte.

Vindt het bedrijfsuitje niet op de werkplek plaats, dan betaalt de werknemer ook loonheffing over het aandeel van de partner en kinderen in de kosten. Als u de kosten toewijst aan de vrije ruimte van de WKR, moet u alle kosten toewijzen. U mag dus niet de kosten van de partner en kinderen daarvan uitsluiten.

Dga

De dga die op de loonlijst van de werkmaatschappij staat, loopt gewoon mee in de hiervoor beschreven regels. Een dga is immers ook een werknemer.

Dat is anders voor de dga die in zijn holding op de loonlijst staat en via een managementovereenkomst door de holding te werk is gesteld in de werkmaatschappij. Voor deze dga hoeft de werkmaatschappij geen rekening te houden met € 3,90 voor de maaltijd van het feestje op de werkplek. In plaats daarvan moet de dga in de holding loonheffing betalen over deze € 3,90. De holding kan er ook voor kiezen deze € 3,90 onder te brengen in de vrije ruimte van de WKR in de holding.

Tip! Vindt het bedrijfsuitje plaats buiten de werkplek? Dan hoeft het aandeel van de dga die niet op de loonlijst van de werkmaatschappij staat niet meegenomen te worden in de werkmaatschappij. In plaats daarvan moet de dga in de holding loonheffing betalen over dit aandeel. Maar ook hier kan de holding ervoor kiezen dit aandeel onder te brengen in de vrije ruimte van de WKR in de holding.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hebben schenkingen ‘vrij van recht’ invloed op box 3?

Bij een schenking is door de ontvanger ervan schenkbelasting verschuldigd. Bij een schenking ‘vrij van recht’ spreken schenker en ontvanger af dat de schenker deze belasting voor zijn rekening neemt. De Belastingdienst heeft bekendgemaakt welke effecten dit kan hebben op het vermogen en dus de verschuldigde belasting in box 3.

Geen belastingschuld van schenker

Sparen

De aanslag schenkbelasting wordt altijd opgelegd aan de ontvanger van de schenking. Dit is ook het geval als u als schenker de schenkbelasting voor uw rekening neemt bij een schenking vrij van recht.

Belastingschulden mag u in principe niet in aftrek brengen op uw vermogen in box 3, maar dat geldt niet voor de schenkbelasting die u op 1 januari nog moet betalen met betrekking tot een schenking van het voorgaande jaar. Dat u de schenkbelasting betaalt, is namelijk niet te beschouwen als een belastingschuld van u, maar als een schuld aan de ontvanger van uw schenking.

Schuld aftrekbaar in box 3

Het gevolg is dat de nog te betalen schenkbelasting bij u als schuld meetelt in box 3. Anderzijds telt bij de ontvanger van de schenking echter deze schuld ook mee in box 3 en wel als overige bezitting.

Let op! Vorderingen en schulden tussen fiscale partners en vorderingen van minderjarige kinderen op hun ouders en de daarmee corresponderende schulden van die ouders worden sinds 2023 tegen elkaar weggestreept en dus genegeerd in box 3. In zo’n geval worden ook de schuld en de vordering die ontstaan door de schenking vrij van recht niet in box 3 meegenomen.

Nog geen aanslag opgelegd, wat nu?

Het voorgaande is ook van toepassing als de ontvanger van de schenking uiterlijk acht weken voor het einde van het kalenderjaar de aangifte schenkbelasting heeft ingediend. Het kan zijn dat, ondanks de tijdige indiening van de aangifte,  op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van schenking toch nog geen (voorlopige) aanslag schenkbelasting is opgelegd. Of dat die (voorlopige) aanslag wel is opgelegd, maar dusdanig laat dat de schenkbelasting redelijkerwijs niet vóór 1 januari betaald kan worden.

Ook in die situaties mag u de nog te betalen schenkbelasting als schuld meetellen in box 3, en dient de ontvanger hetzelfde bedrag op te nemen als overige bezitting in box 3.

Onder voorwaarden extra aftrek bij ontvanger

In die situatie mag de ontvanger van de schenking het bedrag van de te betalen schenkbelasting ook in aftrek brengen op zijn banktegoeden in box 3. Let wel, dit mag dus alleen als de aangifte schenkbelasting uiterlijk acht weken voor het eind van het jaar van schenking is ingediend en de Belastingdienst de (voorlopige) aanslag schenkbelasting zodanig laat oplegt dat deze redelijkerwijs niet meer vóór 1 januari van op het jaar van schenking volgende jaar betaald kan worden.

Let op! Door deze extra aftrek kunnen de banktegoeden in box 3 niet minder worden dan nul.

Tip! Deze aftrek van de te betalen schenkbelasting van de banktegoeden geldt ook bij vorderingen en schulden tussen fiscale partners of tussen ouders en minderjarige kinderen, hoewel de schuld en vordering zelf dan in box 3 tegen elkaar weggestreept en dus genegeerd worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Naheffing mrb bij schorsing en OVR-tarief of vrijstelling?

Als u uw auto langere tijd niet gebruikt, kunt u het kenteken laten schorsen. Kan dit een naheffing motorrijtuigenbelasting opleveren als het een auto betreft waarvoor u gebruikmaakt van de overgangsregeling oldtimers (OVR) of een vrijgestelde auto en u de auto tóch gebruikt?

Kenteken schorsen

Auto

Als u van een auto het kenteken laat schorsen, mag u deze auto niet op de openbare weg gebruiken (ook niet parkeren). Het voordeel is dat u tijdens de schorsingsperiode geen mrb (motorrijtuigenbelasting) hoeft te betalen, de auto niet hoeft te laten keuren en te verzekeren. Schorsing komt vaak voor bij langdurige afwezigheid.

Overgangsregeling oldtimers (OVR)

Binnen de mrb bestaat een aparte regeling voor oldtimers die nog geen 40 jaar oud zijn. Voor deze auto’s betaalt u minder mrb. U mag dan echter met de auto in de maanden januari, februari en december geen gebruikmaken van de openbare weg.

Naheffing mogelijk?

De vraag is of een naheffing mrb mogelijk is als met een geschorste auto waarvoor gebruik wordt gemaakt van de OVR, toch gebruik wordt gemaakt van de weg. Bepalend hiervoor is in welke maand dit gebruik plaatsvindt. Is dit in de maanden april tot en met november, dan is geen naheffing mogelijk. De mrb moet namelijk al voor het kalenderjaar zijn betaald en teruggave bij schorsing is niet mogelijk. Omdat de mrb al voldaan is, is geen naheffing mogelijk. Dit is anders als de auto in de maanden januari, februari of december is gebruikt. Dan wordt namelijk niet voldaan aan de voorwaarden en is een naheffing wel mogelijk.

Vrijgesteld voertuig

Voor sommige voertuigen bestaat een vrijstelling van mrb. Dat zijn bijvoorbeeld oldtimers van 40 jaar en ouder, politieauto’s en vuilniswagens. Als een dergelijk voertuig geschorst is terwijl er wel gebruik wordt gemaakt van de weg, leidt dit volgens de Belastingdienst niet tot een naheffing mrb. Er is immers geen belasting verschuldigd. 
Alhoewel dit niet expliciet is bevestigd, lijkt dit ook te gelden voor nulemissieauto’s. Daarvoor is men in de basis immers ook geen mrb verschuldigd. Het is in deze situatie echter onduidelijkheid of een boete (€ 50) ook achterwege blijft.

Let op! De schorsing van een kenteken voorkomt dus de heffing van mrb. Maar de schorsing voorkomt niet per definitie de bijtelling voor privégebruik. Met een schorsing wordt de geldigheid van het kenteken tijdelijk opgeheven, maar de auto blijft in beginsel wel ter beschikking staan aan de berijder.

Posted in Niet gecategoriseerd

Duurdere noodzakelijke voorzieningen via uitruil loon toegestaan?

De gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen is niet van toepassing in combinatie met een uitruil van brutoloon via een zogenaamde cafetariaregeling. Dit kan anders zijn als de werknemer kiest voor een duurdere uitvoering.

De Belastingdienst heeft aan de hand van een voorbeeldsituatie aangegeven hoe een en ander in de praktijk uitwerkt bij de vergoeding van een mobiele telefoon.

Noodzakelijke voorzieningen

Agenda

Voor een aantal noodzakelijke voorzieningen geldt onder voorwaarden een gerichte vrijstelling, waardoor een werkgever deze voorziening onbelast aan een werknemer kan vergoeden of verstrekken. Deze vrijstelling geldt voor noodzakelijke gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur.

De vrijstelling geldt alleen als genoemde zaken naar het redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk zijn voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Daarnaast moet de werknemer ze teruggeven of de restwaarde aan de werkgever vergoeden als hij ze niet meer voor het werk nodig heeft (bijvoorbeeld bij uitdiensttreding). Tot slot mogen de zaken geen onderdeel uitmaken van een cafetariaregeling.

Cafetariaregeling

Bij een cafetariaregeling biedt de werkgever bepaalde zaken aan tegen inlevering van een deel van het brutoloon. Als een werkgever zo’n uitruil toepast voor een noodzakelijke voorziening, is de gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen niet van toepassing.

Luxere uitvoering mobiele telefoon

In het voorbeeld van de Belastingdienst wil een werkgever een mobiele telefoon van € 600 aan zijn werknemer vergoeden. De mobiele telefoon is in principe een noodzakelijke voorziening waarvoor de gerichte vrijstelling kan gelden. Een werknemer besluit van de mogelijkheid gebruik te maken om een luxere uitvoering te kiezen en legt zelf € 400 bij uit zijn brutoloon. De werkgever wijst de telefoon aan als eindheffingsloon. Vraag is of de uitruil van het brutoloon verhindert dat de gerichte vrijstelling van toepassing is.

Vrijgesteld of niet?

Dit blijkt niet het geval. De gerichte vrijstelling is niet van toepassing als het hele bedrag van de telefoon wordt uitgeruild met het brutoloon. Omdat echter alleen het meerdere van € 400 wordt uitgeruild, is de gerichte vrijstelling wel van toepassing op de vergoeding van € 600, op voorwaarde dat voldaan wordt aan de andere twee voorwaarden die gelden voor deze gerichte vrijstelling.

Vrije ruimte

De meerprijs van € 400 is niet gericht vrijgesteld, maar kan eventueel wel worden aangewezen  invalt wel in de vrije ruimte. Voor het aanwijzen in de vrije ruimte geldt wel de voorwaarde dat dit gebruikelijk is.

Is er geen vrije ruimte meer beschikbaar, dan moet de werkgever 80% eindheffing betalen over het bedrag van € 400.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Verenigingen en Stichtingen

Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten. Zo kunt u tijdig inspelen op veranderingen en hiermee uw voordeel doen.

Een aantal belangrijke actualiteiten hebben wij daarom voor u op een rij gezet, zoals:

  • Wat is het verschil tussen een ANBI en een SBBI?
  • Is uw instelling een ANBI of een SBBI?
  • Moet u vennootschapsbelasting betalen?
  • Komt u in aanmerking voor vrijwilligersaftrek en hoeveel mag u uw vrijwilligers vergoeden?
  • Wat houdt de kantineregeling in?

Wanneer ANBI?

Schenken

ANBI staat voor algemeen nut beogende instelling. Uw vereniging of stichting kan alleen een ANBI zijn als ze zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut en door de Belastingdienst als een ANBI is aangemerkt. Om een ANBI te kunnen zijn, moet aan een groot aantal voorwaarden en verplichtingen worden voldaan. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op.

Let op! Een ANBI moet verplicht een groot aantal gegevens op haar internetsite publiceren. Zo moet een ANBI de balans, de staat van baten en lasten en een toelichting hierop binnen zes maanden na het boekjaar op de site zetten. Zorg dat uw vereniging of stichting aan deze verplichting voldoet. Welke gegevens een ANBI nog meer moet publiceren, staat op de site van de Belastingdienst.

Als een instelling als ANBI wil worden aangemerkt, ligt de bewijslast bij de instelling dat met de activiteiten van de instelling het algemeen belang wordt gediend. Het algemeen belang moet niet alleen statutair zijn vastgelegd, maar de activiteiten van de ANBI moeten ook hiermee in overeenstemming zijn. Dit betekent dat de werkzaamheden van de ANBI gericht moeten zijn op concrete doelen die tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. In een recente rechtszaak richtte een vereniging zich op activiteiten in het kader van het algemeen nut, maar ook op activiteiten met het oog op ontspanning en vermaak van de leden. Zonder nadere onderbouwing waren laatstgenoemde activiteiten niet aan te merken als gericht op het algemeen belang. Nu deze onderbouwing ontbrak, was de ANBI-status terecht geweigerd, aldus de rechtbank.

De status van ANBI heeft een groot aantal voordelen. Zo betaalt een ANBI geen schenk- of erfbelasting over schenkingen en erfenissen die zij gebruikt voor het algemeen belang, komt een ANBI in aanmerking voor teruggaaf van een deel van de energiebelasting, bestaan er in de vennootschapsbelasting een aantal fiscale voordelen en zijn giften aan een ANBI bij de schenker onder voorwaarden aftrekbaar in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

Wie een ANBI wil oprichten, kan tegenwoordig terecht op een speciale website van de Belastingdienst. De website biedt informatie over ANBI’s, bevat een link naar een aanvraagformulier voor een ANBI en biedt de mogelijkheid in contact te komen met het zogenaamde ANBI-team van de Belastingdienst. De speciale site is met name bedoeld voor degenen die een kleinere of middelgrote ANBI willen oprichten en de aanvrager te helpen bij zijn aanvraag om – via een praktische uitleg – zaken inzichtelijker te maken.

Let op! De site is te vinden op www.anbiloketbelastingdienst.nl.

Aanscherping toezicht ANBI

Het kabinet heeft in juni 2022 aangekondigd het toezicht op ANBI’s te willen verbeteren, onder meer door gegevens inzake ANBI’s te digitaliseren, de capaciteit inzake toezicht op ANBI’s te vergroten en door de naleving van de voorwaarden voor de ANBI-status af te dwingen. Om misbruik tegen te gaan, wordt ook overwogen de verplichting in te voeren dat ANBI’s jaarlijks een bepaald minimum aan activiteiten moeten verrichten of een minimumbedrag aan het algemeen nut besteden. Zo zouden instellingen die geen activiteiten ondernemen niet langer ANBI kunnen zijn. Het kabinet heeft aangekondigd samen met de branche te gaan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn.

Bestedingscriterium verduidelijkt

Een ANBI mag niet meer vermogen aanhouden dan nodig voor het uitvoeren van haar activiteiten als ANBI. Onlangs is verduidelijkt onder welke voorwaarden investeringen en uitgaven zijn toegestaan zonder de ANBI-status in gevaar te brengen. Zo moet een investering door een ANBI het doel van de ANBI rechtstreeks bevorderen of verwezenlijken. Ook mag de uitgave geen zakelijke activiteit betreffen primair bedoeld om voordeel te behalen. Verder is bepaald dat als geïnvesteerd wordt via een organisatie, ook deze organisatie het bedrag moet gebruiken in lijn met het doel van de ANBI. 

Ook is verduidelijkt dat bestuurders van de ANBI niet bij een investering in een organisatie betrokken mogen zijn. Daarnaast is bepaald dat de investering in de administratie en het beleidsplan als investering van algemeen nut moeten worden opgenomen. ANBI’s die niet of nog niet voldoen aan de gestelde voorwaarden, dienen dit te melden bij hun inspecteur. Deze kan een termijn stellen waarbinnen alsnog aan de verplichtingen moet worden voldaan. Gebeurt dit niet, dan kan een ANBI de status als ANBI verliezen.

Tip! Een ANBI kan door de Belastingdienst ook worden aangewezen als een culturele ANBI. Uw instelling moet dan voor minstens 90% actief zijn op cultureel gebied. Een culturele instelling kan gebruikmaken van een aantal extra faciliteiten.

Wanneer SBBI?

Als uw vereniging of stichting geen ANBI is, is er wellicht wel sprake van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI). Een SBBI is een instelling die geen ANBI is, maar wel een sociaal belang behartigt. Voorbeelden van SBBI’s zijn een muziekvereniging, een sportvereniging, een toneelvereniging of een lokale scoutinggroep. Het voordeel van een SBBI is dat zij geen schenk- of erfbelasting betaalt over schenkingen of erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met ons over de voorwaarden voor een SBBI.

Let op! Over een schenking die een SBBI doet van meer dan € 2.658 (2024) is door de ontvanger van de schenking wel gewoon schenkbelasting verschuldigd, tenzij deze zelf een ANBI of SBBI is.

Actualiteiten vennootschapsbelasting

Vaak zal een stichting of vereniging niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Dit is echter wel het geval als sprake is van het drijven van een onderneming. Belangrijke criteria zijn deelname aan het economisch verkeer en het streven naar winst (winstoogmerk).

Let op! In de statuten wordt vaak opgenomen dat de stichting of vereniging geen winstoogmerk heeft. Dit is geen vrijwaring voor de vennootschapsbelasting. Bepalend is vooral de feitelijke aanwezigheid van overschotten.

Winstvrijstelling

Behaalt uw stichting of vereniging winst, dan kan er een vrijstelling van toepassing zijn als de winst onder bepaalde grenzen blijft. De vrijstelling is van toepassing als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar samen niet meer bedraagt dan € 75.000. De vrijstelling geldt voor alle stichtingen en verenigingen.  De volledige vrijstelling is ook van toepassing op stichtingen en verenigingen die nog geen vijf jaar bestaan. Dit is beslist in een arrest van de Hoge Raad. Als een vereniging of stichting voor de vrijstelling in aanmerking komt, past de Belastingdienst deze automatisch toe. Als er aangifte is gedaan, volgt er een nihilaanslag. De Belastingdienst beveelt stichtingen en verenigingen aan om bij de aangifte te vermelden dat de vrijstelling van toepassing is. Dit kan door bij ‘expliciet uitspraak Belastingdienst gevraagd’ te vermelden ‘vrijgesteld op grond van artikel 6 Wet Vpb’.

Tip! Uw stichting of vereniging kan ervoor kiezen de vrijstelling niet toe te passen, bijvoorbeeld als u een verlies wilt verrekenen. Deze keuze wordt gemaakt voor een periode van minimaal vijf jaar. Na die tijd kan er opnieuw voor gekozen worden om de vrijstelling niet toe te passen. Als u de vrijstelling niet toe wilt passen, moet u een brief sturen naar het belastingkantoor. Dit moet voordat de aangifte vennootschapsbelasting over het eerste jaar van de periode van vijf jaar is afgehandeld.

Bestedingsreserve

Stichtingen en verenigingen die zijn aangemerkt als culturele ANBI en stichtingen en verenigingen die een sociaal belang behartigen en hun winst voor minstens 70% behalen met behulp van vrijwilligers, kunnen een bestedingsreserve vormen. Voldoet uw instelling aan deze voorwaarden, dan mag (een deel van) de winst voor belastingheffing gereserveerd worden in een bestedingsreserve. Er moet dan wel een bestedingsvoornemen zijn en de gereserveerde winsten moeten in beginsel in het jaar of binnen vijf jaar na afloop van het jaar worden besteed. Na deze termijn valt de bestedingsreserve in de winst.

Aftrek fondswervende activiteiten

Fondswervende activiteiten van een ANBI kunnen in aftrek komen van de winst. Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moeten de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Stichtingen en verenigingen die geen ANBI zijn, kunnen – als zij uitsluitend fondswervende activiteiten verrichten – onder voorwaarden de uitkeringen aan een ANBI van de winst in aftrek brengen. Zo moeten ook hier de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Ook moet kenbaar worden gemaakt dat de opbrengst uit de fondswervende activiteiten voor minimaal 90% naar een algemeen nuttig doel gaat en moet de uitkering zijn gedaan binnen zes maanden na afloop van het jaar waarin de gelden zijn verworven.

Vrijwilligersaftrek

Een ANBI en een SBBI kunnen onder bepaalde voorwaarden gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek in de vennootschapsbelasting. Als SBBI kunt u alleen gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek als de winst voor minstens 70% wordt behaald met behulp van vrijwilligers. Onder de vrijwilligersaftrek kan de winst van uw vereniging of stichting verminderd worden met een fictieve beloning van de vrijwilligers op basis van het minimumloon, verminderd met de daadwerkelijke beloning. Als u aannemelijk maakt dat een hoger loon dan het minimumloon gebruikelijk is, mag u rekening houden met dat hogere loon.

Belastingplicht culturele instellingen

Culturele instellingen kunnen voor de vennootschapsbelasting belaste en onbelaste activiteiten verrichten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een museum, waarbij de winst behaald met de museumwinkel belast is en de winst behaald met de culturele activiteiten onbelast. Als met deze culturele activiteiten een verlies geleden wordt, kan dit verlies echter niet verrekend worden met de winst van de museumwinkel.

Om die reden hebben culturele instellingen de mogelijkheid om te kiezen voor volledige belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Bij volledige belastingplicht kan het verlies uit de onbelaste activiteit wel verrekend worden met de winst uit de belaste activiteit. Een dergelijke keuze geldt voor een periode van tien jaar.

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

Actualiteiten loonbelasting

ANBI’s kunnen gebruikmaken van de vrijwilligersregeling in de loonbelasting. Is uw stichting of vereniging aangemerkt als ANBI, dan hoeft u geen loonheffing in te houden op een vergoeding aan een vrijwilliger. De vergoeding mag niet meer bedragen dan € 210 per maand en maximaal € 2.100 per jaar (2024). Betaalt u een uurvergoeding, dan beschouwt de Belastingdienst een bedrag van maximaal € 5,50 (of € 3,25 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) per uur als vrijwilligersvergoeding.

Het gebeurt in de praktijk vaak dat een vrijwilliger afziet van een kostenvergoeding. Hierdoor wordt de vergoeding een gift die de vrijwilliger onder voorwaarden kan aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting. Dat kan alleen als voldaan wordt aan de drie volgende voorwaarden:

  1. uw organisatie verklaart dat de vrijwilliger recht heeft op de vergoeding;
  2. uw organisatie is bereid en in staat om de vergoeding uit te betalen;
  3. de vrijwilliger kan aanspraak maken op de vergoeding en heeft de vrijheid daarover te beschikken.

Let op! De vrijwilliger kan de kosten alleen aftrekken als de ANBI een ‘vrijwilligersverklaring’ invult. Deze is beschikbaar op de site van de Belastingdienst (zoekterm ‘vrijwilligersverklaring’).

Tip! Is uw vereniging of stichting geen ANBI, maar wel een sportorganisatie of een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen? Dan kunt u ook de vrijwilligersregeling toepassen.

Actualiteiten omzetbelasting

Vanaf 1 januari 2019 is de sportvrijstelling in de omzetbelasting verruimd. De sportvrijstelling dient verplicht te worden toegepast. De vrijstelling geldt voortaan ook voor diensten die sportorganisaties verlenen aan niet-leden, bijvoorbeeld het verzorgen van een training.

Instellingen die geen winst beogen en een sportaccommodatie ter beschikking stellen die onmisbaar is voor de sportbeoefening, vallen voortaan ook onder de vrijstelling. Door aanpassing van de definitie ‘winst beogen’, vallen niet-commerciële organisaties onder de vrijstelling. Het niet beogen van winst wordt verbonden aan de organisatie als geheel.

Het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie is nu belast tegen het lage tarief van 9%. Door de vrijstelling is de voorbelasting vanaf 2019 niet meer aftrekbaar. Om dit nadeel te compenseren, is er een subsidieregeling voor gemeenten en sportorganisaties. De subsidie voor gemeenten bedraagt 17,5% van alle btw-belaste sportuitgaven. Voor sportinstellingen is de subsidie maximaal 20%, met een maximum van € 2,5 miljoen per jaar. Een subsidie van minder dan € 2.500 wordt niet verstrekt. Voor sommige activiteiten in het kader van verduurzaming en toegankelijkheid geldt een extra subsidie van maximaal 10%. Voor sommige activiteiten in het kader van het bevorderen van de veiligheid geldt een extra subsidie van maximaal 30%.

Let op! U kunt voor 2024 nog tot en met 31 juli 2024 een aanvraag voor subsidie indienen, maar omdat de aanvragen voor subsidie het budget al ruimschoots hebben overschreden, heeft dit nauwelijks nog zin. U kunt vanaf 2025 wel weer een nieuwe aanvraag indienen.

Btw-vrijstelling fondsenwerving

Fondswervende activiteiten van bepaalde aangewezen instellingen waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld van btw (waaronder ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor jeugdwerk, sportverenigingen en culturele, sociale en religieuze instellingen) zijn in het geheel vrijgesteld van btw als de fondswervende leveringen niet meer dan € 68.067 en de fondswervende diensten niet meer dan € 22.689 per jaar bedragen.

Let op! Voor sportverenigingen geldt een afwijkend grensbedrag voor fondswervende diensten van € 50.000. Daarnaast mogen sportverenigingen geen gebruikmaken van de kantineregeling. Dit betekent dat de kantineontvangsten meetellen voor het maximumbedrag van de fondswervende leveringen van € 68.067 per jaar.

Bij overschrijding van een van de grensbedragen komt de fondsverwerving in de normale heffing van de btw terecht. Dit geldt niet als de overschrijding veroorzaakt wordt door bijzondere, eenmalige omstandigheden of als de overschrijding redelijkerwijs niet was te voorzien. De grensbedragen voor leveringen en diensten gelden onafhankelijk van elkaar. Overschrijding in één categorie betekent dus niet automatisch dat de andere categorie ook in de btw betrokken moet worden.

Tip! Giften, donaties en contributies (zonder expliciete tegenprestatie) worden voor de grensbedragen niet meegerekend.

Bepaalde organisaties, bijvoorbeeld muziekverenigingen, dorpshuizen en buurtverenigingen, kunnen de kantineregeling toepassen. De kantineontvangsten zijn dan vrijgesteld als deze inclusief btw niet meer bedragen dan € 68.067 per jaar. Deze vrijstelling geldt naast de vrijstelling voor fondsenwerving. Dit betekent dat de kantineontvangsten niet meetellen voor de grensbedragen.

Overige actualiteiten

Besturen van verenigingen en stichtingen hebben met ingang van 1 juli 2021 met extra regels te maken. Dit is het gevolg van de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR).
De WBTR is bedoeld om wanbestuur binnen verenigingen en stichtingen zo veel mogelijk te voorkomen. Met de WBTR wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de regels die al gelden voor besturen van nv’s en bv’s. Onder meer is de aansprakelijkheid van bestuurders uitgebreid met aansprakelijkheid bij faillissement als er sprake is van een ernstig verzuim, bijvoorbeeld als voor bepaalde risico’s geen verzekering is afgesloten. Verder is nieuw dat een bestuurder van een vereniging of stichting niet mag deelnemen aan vergaderingen over een bepaald onderwerp als hij ook een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging of stichting. Ook mag hij in die gevallen niet deelnemen aan de besluitvorming.

Een andere wijziging is dat een bestuurder voortaan nooit meer stemmen kan uitbrengen dan de rest van het bestuur samen. Een bestaande afwijkende statutaire regeling is geldig tot 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging als dit eerder is. Verder is geregeld dat als in een vereniging of stichting met een klein bestuur geen van de bestuursleden nog in functie is of afwezig is, formeel geen besluiten meer genomen kunnen worden. De statuten dienen dan te bepalen hoe besluiten dan toch genomen kunnen worden, bijvoorbeeld via een commissie.

Convenant Belastingdienst en organisaties goede doelen

Goede doelen hebben vanaf 2019 nog maar te maken met één loket voor het aanvragen van een erkenning en van de ANBI-status. Hiertoe hebben organisaties van goede doelen met de Belastingdienst een convenant afgesloten. Om fraude te voorkomen, kunnen goede doelen een erkenning aanvragen bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Zo weten donateurs dat ze te maken hebben met een bonafide organisatie. Daarnaast kunnen goede doelen de ANBI-status aanvragen. De aanvraag verloopt nu nog digitaal via de Belastingdienst.

De kwaliteitseisen voor het verkrijgen van de erkenning zijn gelijk aan die voor de ANBI-status. Een aparte aanvraag bij de Belastingdienst is dan dus niet meer nodig. De fiscus behoudt zich wel het recht voor altijd zelf de ANBI-status te kunnen toetsen.

Giftenaftrek: bewijs vereist

Donateurs moeten hun gift kunnen bewijzen om deze af te kunnen trekken. Een ontvangstbewijs of verklaring is hiervoor niet voldoende. Het is daarom aan te bevelen dat giften per bank worden overgemaakt en niet cash. Contante giften zijn per 2021 niet langer aftrekbaar.

Hogere giftenaftrek culturele ANBI

Voor giften aan culturele ANBI’s geldt een hogere giftenaftrek. Particulieren mogen deze giften voor de giftenaftrek verhogen met 25% (met een maximum van € 1.250 per jaar). Ondernemingen in de vennootschapsbelasting mogen een gift aan een culturele ANBI verhogen met 50% (met een maximum van € 2.500 per jaar).

Gift aan steunstichting SBBI

Een steunstichting SBBI is een stichting die speciaal is opgericht om geld in te zamelen voor een jubileum van een SBBI op het gebied van sport en muziek. Een gift aan een steunstichting SBBI is aftrekbaar.

Let op! Een steunstichting moet voldoen aan bepaalde voorwaarden.

Periodieke gift eenvoudiger

De eis van een notariële akte voor de aftrekbaarheid van een periodieke gift is met ingang van 2014 vervallen. Een periodieke gift aan een ANBI of een niet-vennootschapsbelastingplichtige vereniging met minimaal 25 leden is vanaf die datum ook volledig aftrekbaar als deze gift wordt vastgelegd in een onderhandse akte van schenking. De eis dat de periodieke gift alleen aftrekbaar is als deze is vastgelegd voor een looptijd van minimaal vijf jaar (of eindigt bij eerder overlijden) is wel blijven bestaan.

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten, waaronder stichtingen en verenigingen, bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. Entiteiten die hieraan niet voldoen, kunnen te maken krijgen met sancties. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. U kunt een vereniging of stichting registreren in het UBO-register via de Kamer van Koophandel.

Op basis van de uitspraak van het Europese Hof wat betreft de openbaarheid van het UBO-register, heeft het kabinet besloten dit register niet publiekelijk toegankelijk te maken. Via de Kamer van Koophandel konden derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde, is volgens een uitspraak van het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom de openbaarheid van delen van het UBO-register heroverwogen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wet betaalbare huur vanaf 1 juli 2024 van kracht

Huurders kunnen vanaf 1 juli van dit jaar een beroep doen op de Wet betaalbare huur. Door deze wet wordt de huur van een woning meer in overeenstemming gebracht met de kwaliteit van de betreffende woning. Gemeenten krijgen de opdracht zich tot 1 januari 2025 voor te breiden op de handhaving van de wet en kunnen na die tijd boetes opleggen.

Meer gereguleerde huur

Woning

Door de wet komen woningen tot 186 punten volgens het Woningwaarderingsstelsel onder de gereguleerde huur te vallen. Dit betekent dat zo’n 130.000 woningen extra hier weer onder komen te vallen. Deze woningen mogen maximaal € 1.157,95 aan huur per maand gaan kosten. 

Woningwaarderingsstelsel

Met behulp van het Woningwaarderingsstelsel kan de huur van een woning worden berekend op basis van het aantal punten. Zo is onder meer het Energielabel van een woning bepalend voor een aantal punten. Op die manier kan dus voor een energiezuinige woning meer huur worden gevraagd.

Huurverlaging

Door de wet zal voor zo’n 300.000 woningen minder huur betaald hoeven te worden. De verlaging zal gemiddeld zo’n € 190 per maand bedragen. 

Maximale huurprijs

Bij nieuwe huurcontracten vanaf 1 juli 2024 moeten verhuurders zich aan de maximumhuurprijs houden. Bij woningen tot en met 143 punten moet in bepaalde gevallen de huur direct of uiterlijk na een jaar worden verlaagd, als deze niet overeenkomt met het aantal punten. Dit geldt ook voor particuliere verhuurders en voor studentenkamers.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tijdelijke verhuur deel woning belast in box 1

Steeds meer Nederlanders verhuren hun woning of een deel ervan tijdens bepaalde periodes aan derden. Met name toeristen maken hier via organisaties als Airbnb gebruik van. Dergelijke inkomsten zijn belast als tijdelijke verhuur van de eigen woning. Dat gold ook voor een belastingplichtige die meende dat het verhuurde niet tot zijn eigen woning hoorde, aldus het gerechtshof in Amsterdam.

Fiscaal nog steeds eigen woning?

Woning

Dat een deel van de eigen woning tijdelijk verhuurd werd, betekende volgens het gerechtshof namelijk niet dat daardoor de eigen woning fiscaal niet meer als eigen woning kon worden aangemerkt. De voordelen uit de tijdelijke verhuur werden daarom belast in box 1. Wettelijk is hiervoor bepaald dat hiervan 70% wordt belast.

Gastenverblijf

In bovengenoemde zaak had de belastingplichtige zijn eigen woning uitgebreid met de aanbouw van een gastenverblijf. Het gastenverblijf bestond uit een bijkeuken met toegang tot de woning, alsmede een kamer met keukenblok, sanitair en een douche. Het beschikte over een eigen ingang en had eigen gas-, elektra- en watervoorzieningen.

Behorend tot eigen woning?

De belastingplichtige meende dat het gastenverblijf geen onderdeel was van zijn eigen woning. Het gastenverblijf behoorde volgens het gerechtshof echter wel  toch tot de eigen woning. Het maakte namelijk bouwkundig deel uit van de woning en was hiermee kadastraal verbonden. Verder leende het gastenverblijf zich ook voor gebruik in dienst van de woning.

Ook de vraag of de woning aan de belastingplichtige ter beschikking stond, beantwoordde het gerechtshof positief. Het stond aan de eigenaar ter beschikking tijdens de periodes dat het niet verhuurd was en de eigenaar kon ook zelf bepalen of het verhuurd of zelf gebruikt werd.

Tijdelijke verhuur?

Het gerechtshof moest daarna nog vaststellen of sprake was van tijdelijke verhuur. Uit de feiten bleek dat daarvan sprake was. Alles bijeen werd het gastenverblijf zo’n twee maanden per jaar verhuurd en stond het in beginsel in de andere periodes ter beschikking aan de eigenaren. Bepalend bij tijdelijke verhuur is of er zekerheid bestaat dat het gastenverblijf steeds op korte termijn weer ter beschikking komt van de eigenaar. Dit was hier het geval. Dat deze het gastenverblijf niet zelf gebruikte, deed niet ter zake. Het gerechtshof stelde de Belastingdienst dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eerste Kamer wil minder overdrachtsbelasting voor beleggers

In een aangenomen motie heeft de Eerste Kamer gepleit voor een lager tarief in de overdrachtsbelasting voor beleggers. Met de verlaging wil de Eerste Kamer bereiken dat beleggers meer gaan investeren in woningen.

Overdrachtsbelasting

Woning

Bij de aankoop van een woning is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Voor eigenaren die een woning kopen waarin men zelf anders dan tijdelijk gaat wonen, bedraagt het tarief 2%. Onder voorwaarden geldt een eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting voor jongeren tussen 18 en 35 jaar voor de aankoop van een woning met een waarde tot € 510.000 (2024).

Tarief beleggers

Voor beleggers in vastgoed bedraagt het tarief van overdrachtsbelasting echter 10,4%. Dit tarief geldt bijvoorbeeld ook voor tweede woningen en voor ouders die voor hun kind een woning kopen. Volgens de motie is dit tarief voor beleggers echter dusdanig hoog dat beleggingen in woningen achterblijven. De Eerste Kamer dringt er daarom op aan te onderzoeken hoe dit tarief ‘substantieel’ verlaagd kan worden om zodoende het investeren in woningen een extra impuls te geven.

Augustusbesluitvorming

In de motie wordt gevraagd een en ander al bij de augustusbesluitvorming in kaart te brengen. Op die manier zou een eventuele verlaging van het tarief al per 2025 kunnen plaatsvinden.

Tip! Bent u van plan te investeren in woningen, is het, indien mogelijk, wellicht een idee om te wachten op de plannen van de augustusbesluitvorming.

Posted in Niet gecategoriseerd

Check the correct VAT number

Entrepreneurs in the Netherlands nowadays always receive two numbers concerning VAT from the tax authorities: a sales tax number and a VAT identification number (VAT ID). Make sure that you always use the correct number when contacting and checking your customers, because in practice this regularly turns out to go wrong.

Sales tax number

Administratie

You use the sales tax number only for your contacts with the tax authorities, such as for your returns. For sole proprietorships, this number partly consists of the entrepreneur’s BSN number. Partly for privacy reasons, you do not use this number to your customers.

VAT identification number

The VAT identification number is used when dealing with customers. You should also find this number on your customer’s invoices and on their website. You can check this number via this site.

Your own VAT ID

If you want to check a number, you must also enter your own VAT ID. If you have lost this number, you can find it out via the Tax and Customs Administration website. To do so, go to myzakelijk.belastingdienst.nl, log in with DigiD and click on ‘turnover tax’ and click on ‘VAT identification number’. Here you will find both VAT numbers.

Attention! To apply the zero rate to a so-called intra-Community supply (ICL) to a VAT entrepreneur in another EU country, there are a number of obligations you must comply with. One of these is the use of the correct VAT identification number. It is therefore important to always check carefully whether you have your customer’s correct number.

Translated with DeepL.com (free version)

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Huurwoning met zonnepanelen voor btw één bedrijfsmiddel

Een huurwoning met de daarop geplaatste zonnepanelen vormen voor de btw één bedrijfsmiddel. Dit blijkt uit een arrest van de Hoge Raad. Het arrest betekent dat de aftrekbare btw naar evenredigheid moet worden herleid uit de belaste en vrijgestelde omzet.

Btw op zonnepanelen

Zonnepanelen

Sinds 2023 rust op zonnepanelen die zijn geïnstalleerd op of bij een woning in beginsel 0% btw. Particulieren hoeven deze btw dus ook niet meer terug te vragen, wat een hoop administratie scheelt. Het arrest van de Hoge Raad heeft betrekking op de jaren 2017 en 2018, toen er op zonnepanelen op of bij een woning nog 21% btw zat.

Hoeveel aftrek btw?

In genoemd arrest ging het over de vraag hoeveel btw de verhuurder van de woning in aftrek kon brengen. Op de bouw van de huurwoning rustte ruim € 50.000 btw. Hiervan had zo’n € 3.000 betrekking op de geïnstalleerde, niet-geïntegreerde zonnepanelen. 

Belaste versus vrijgestelde omzet

Omdat de verhuur in deze zaak was vrijgesteld van btw, is volgens het arrest om te beginnen van belang welk deel van de omzet btw-belast en welk deel btw-vrijgesteld is. In deze zaak had het gerechtshof vastgesteld dat 5% van de omzet btw-belast was, namelijk de levering van energie.

Eén bedrijfsmiddel

De Hoge Raad komt tot het oordeel dat het verhuurde pand inclusief de zonnepanelen één bedrijfsmiddel is. Dit bedrijfsmiddel is door de verhuurder als ondernemingsvermogen bestemt. De Hoge Raad oordeelt dat daarom alle btw over de bouw en levering van de huurwoning, inclusief de btw over de zonnepanelen, meetellen voor de berekening van de hoogte van de btw-aftrek.

De btw die aftrekbaar is, wordt vervolgens berekend in de verhouding van de btw-belaste versus de btw-vrijgestelde omzet. De Belastingdienst had de € 3.000 btw met betrekking tot de zonnepanelen al in aftrek toegestaan en kon daar niet meer op terugkomen. Met toepassing van het door het gerechtshof vastgestelde percentage van 5%, komt de aftrek van btw echter lager uit dan die € 3.000. Omdat het gerechtshof een aftrek had toegestaan van bijna € 4.500, verlaagde de Hoge Raad de btw-aftrek weer tot het door de Belastingdienst toegestane bedrag van € 3.000.

Woning voor privégebruik

Bij een woning voor privégebruik met daarop zonnepanelen vindt de berekening van de aftrek van btw op de zonnepanelen anders plaats. Voor zo’n woning heeft de Hoge Raad in een eerder arrest in 2021 geoordeeld dat alleen de btw op de zonnepanelen en niet ook een deel van de btw op de bouwkosten van de woning aftrekbaar is. Dit omdat de woning hoe dan ook gebouwd zou zijn, ook zonder de zonnepanelen. De btw op de niet-geïntegreerde zonnepanelen was in die casus dus wel volledig aftrekbaar.

De Hoge Raad heeft nu dus beslist dat deze beredenering en berekening voor woningen met zonnepanelen die als ondernemingsvermogen voor de btw worden aangemerkt (omdat ze verhuurd worden) niet opgaat.

Posted in Niet gecategoriseerd

Willekeurig afschrijven bij gebroken boekjaar

De Belastingdienst heeft een toelichting gegeven op de vraag hoe de faciliteit van de willekeurige afschrijving op investeringen in het jaar 2023 uitwerkt bij een gebroken boekjaar.

Voorbeeld
In een voorbeeld is uitgegaan van een investering op 1 februari 2023 van € 100.000 in een bedrijfsmiddel. Dit wordt op 1 februari 2024 pas in gebruik genomen. Het boekjaar loopt van 1 mei tot en met 30 april.

Willekeurig afschrijven 2023

Kantoor

Voor het jaar 2023 bestond er een faciliteit in de inkomsten- en vennootschapsbelasting die erop neerkwam dat van een bedrijfsmiddel 50% willekeurig, desnoods in één keer, kon worden afgeschreven. De rest van de afschrijvingen moest volgens de gebruikelijke regels plaatsvinden. Het bedrijfsmiddel moet vóór 2026 in gebruik worden genomen.

Gespreide betaling

De Belastingdienst gaat er in het voorbeeld van uit dat van de investering op 1 april 2023 € 10.000 betaald wordt. Op 1 december 2023 wordt nogmaals € 10.000 betaald en het restant van € 80.000 op 1 februari 2024 als het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen.

Willekeurig afschrijven mogelijk?

Uit de toelichting blijkt dat de betaling op 1 april 2023 betekent dat op de winst van het boekjaar, dat loopt van 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023, maximaal € 10.000 willekeurig kan worden afgeschreven. De betaling van € 10.000 op 1 december 2023 betekent dat nogmaals maximaal € 10.000 willekeurig kan worden afgeschreven, maar pas op de winst van het boekjaar dat loopt van 1 mei 2023 tot en met 30 april 2024.

Geen willekeurige afschrijving op restant

De betaling van het restant van € 80.000 op 1 februari 2024 levert echter geen willekeurige afschrijving meer op. Daarvoor is namelijk vereist dat de betaling in 2023 is gedaan. Dat het boekjaar tot en met 30 april 2024 loopt, is niet van belang. Het ‘inhalen’ van niet genoten willekeurige afschrijvingen is bovendien niet mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Check het juiste btw-nummer

Ondernemers ontvangen tegenwoordig van de Belastingdienst altijd twee nummers inzake btw.: een omzetbelastingnummer en een btw-identificatienummer (btw-id). Zorg dat u bij contact en controle van uw klanten altijd het juiste nummer gebruikt, want dit blijkt in de praktijk regelmatig fout te gaan.

Omzetbelastingnummer

Administratie

Het omzetbelastingnummer gebruikt u alleen voor uw contacten met de Belastingdienst, zoals voor uw aangiftes. Voor eenmanszaken bestaat dit nummer voor een deel uit het BSN-nummer van de ondernemer. Mede vanwege de privacy gebruikt u dit nummer niet naar uw klanten.

Btw-identificatienummer

Het btw-identificatienummer wordt gebruikt bij contacten met klanten. Dit nummer treft u als het goed is ook aan op de facturen van uw klant en op zijn internetsite. U kunt dit nummer checken via deze site.

Eigen btw-id

Als u een nummer wilt checken, moet u ook uw eigen btw-id invoeren. Bent u dit nummer kwijt, dan kunt u het achterhalen via de site van de Belastingdienst. Ga daarvoor naar mijnzakelijk.belastingdienst.nl, log in met DigiD en klik op ‘omzetbelasting’ en klik op ‘btw-identificatienummer’. Hier vindt u beide btw-nummers.

Let op! Voor het toepassen van het nultarief op een zogenaamde intracommunautaire levering (ICL) aan een btw-ondernemer in een ander EU-land geldt een aantal verplichtingen waaraan u moet voldoen. Eén daarvan is het gebruik van het juiste btw-identificatienummer. Het is daarom belangrijk om altijd goed te controleren of u over het juiste nummer van uw afnemer beschikt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afkoop lijfrente bij arbeidsongeschiktheid met of zonder revisierente?

Als u een lijfrente voortijdig afkoopt, bent u in beginsel maximaal 20% revisierente verschuldigd. Dit is een sanctie, omdat u de lijfrente eerder en anders opneemt dan volgens de wetgever is bedoeld. U bent echter geen revisierente verschuldigd als u een lijfrente afkoopt omdat u langdurig arbeidsongeschikt bent. De Belastingdienst nam hierover een standpunt in dat afwijkt van het oordeel van een rechter.

Revisierente

Sparen

De revisierente bedraagt in beginsel 20% van (het belaste deel) van de afkoopwaarde van de lijfrente. Hoe hoog de afkoopwaarde is, is afhankelijk van hoeveel aan premies u niet of gedeeltelijk niet in aftrek heeft gebracht. Sloot u de lijfrente 10 kalenderjaren of minder vóór het jaar van afkoop af? Dan kunt u gebruikmaken van een tegenbewijsregeling waardoor de revisierente mogelijk lager is.

Niet bij arbeidsongeschiktheid

Als u langdurig geheel of deels arbeidsongeschikt bent, hoeft u echter helemaal geen revisierente te betalen als u uw lijfrente afkoopt. Deze faciliteit speelt in op de vermindering van inkomen die bij arbeidsongeschiktheid veelal optreedt. Er gelden wel voorwaarden. Zo mag het bedrag van de afkoop niet hoger zijn dan € 50.063 (2024) en dient u een AOV-uitkering (binnenkort) te ontvangen, of uw arbeidsongeschiktheid te kunnen aantonen met een verklaring van een arts dat u de komende twaalf maanden uw beroep niet volledig uit kunt oefenen. Ook mag u op het moment van afkoop de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt.

Wat is het moment van afkoop?

Over de invulling van laatstgenoemde voorwaarde heeft de Belastingdienst een standpunt gepubliceerd. Hier is ingegaan op de vraag wat het moment van afkoop is. Het antwoord op deze vraag is van belang als u uw lijfrente afkoopt als u bijna de AOW-leeftijd bereikt. De Belastingdienst geeft aan dat het moment waarop de verzekeraar meedeelt akkoord te gaan met de afkoop, het moment van afkoop is. Als dit moment ligt op of na het bereiken van de AOW-leeftijd, bent u dus, in de visie van de Belastingdienst, revisierente verschuldigd over de afkoop van de lijfrente. 

Rechter denkt er anders over

De Belastingdienst verdedigt zijn standpunt met het argument dat een verzekeraar eerst moet nagaan of voldaan wordt aan alle fiscale voorwaarden. Het standpunt van de Belastingdienst gaat echter in tegen een uitspraak van rechtbank Gelderland van augustus 2023. De rechtbank oordeelde dat het moment van afkoop het moment is waarop het verzoek tot afkoop is gedaan. De rechter komt tot dit oordeel, onder meer omdat dit moment aansluit bij de bedoeling van de wetgever tot het bieden van een faciliteit bij acute financiële problemen als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

Wat kunt u hiermee?

Heeft u een lijfrente afgekocht vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid? Verzocht u tot afkoop vóór het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, maar ging de verzekeraar pas akkoord op of na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd? Doe dan een beroep op het oordeel van rechtbank Gelderland. Het is namelijk, gezien het oordeel van rechtbank Gelderland, nog maar de vraag of het standpunt van de Belastingdienst overeind kan blijven. Houd er wel rekening mee dat u hiervoor een gerechtelijke procedure moet starten. De Belastingdienst zal, gezien zijn ingenomen standpunt, hoogstwaarschijnlijk niet akkoord gaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Kantoor aan huis

Het lijkt aantrekkelijk: wonen en werken in één pand. Maar een kantoor aan huis is lang niet altijd ook fiscaal aantrekkelijk. Wanneer is uw werkplek ook voor de fiscus een werkruimte? Waar moeten u, uw bedrijf en uw werkruimte dan aan voldoen?

Er is onder meer een verschil in de behandeling van een zogeheten kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte. Daarnaast gelden er voor een ondernemer met een eenmanszaak, vof of maatschap andere regels dan voor een ondernemer met een bv. En hoe zit het eigenlijk met de btw? In deze advieswijzer komen de verschillende regels aan de orde.

Kwalificerende werkruimte

Laptop

Als eerste is het van belang om vast te stellen of sprake is van een fiscaal kwalificerende ruimte. Hiervoor moet uw werkruimte voldoen aan het zelfstandigheids- en het inkomenscriterium.

Zelfstandigheidscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het zelfstandigheidscriterium als deze een zodanige zelfstandigheid bezit dat deze duidelijk te herkennen is. De werkruimte moet in ieder geval over een eigen ingang en over eigen sanitair beschikken. Dit komt erop neer dat de werkruimte ook aan een derde verhuurd zou kunnen worden.

Let op! Een werkplek in een woon-, slaap- of zolderkamer wordt in ieder geval niet als kwalificerende werkruimte aangemerkt. Een tot kantoor verbouwde garage met eigen ingang en sanitair kan dat wel zijn.

Inkomenscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het inkomenscriterium als u uw inkomen voor een groot gedeelte in of vanuit deze ruimte verdient. Is dit uw enige werkruimte, dan moet u uw inkomen voor ten minste 30% in de ruimte én voor ten minste 70% in of vanuit de ruimte verdienen. Heeft u nog een andere werkruimte buiten uw woning, dan moet u uw inkomen voor ten minste 70% in de werkruimte verdienen.

Ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Omdat de werkruimte eigendom is van de eigenaar (natuurlijk persoon) en niet van de eenmanszaak, vof of maatschap, is het voor het bepalen van de fiscale winst noodzakelijk om onderscheid te maken tussen zaken die wel en zaken die niet voor de onderneming worden gebruikt. Dit noemen we vermogensetikettering.

Let op! De werkruimte kan worden aangemerkt als ondernemingsvermogen als deze juridisch of bouwkundig splitsbaar is van de woning. Indien dit niet het geval is, kunt u ervoor kiezen om de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen aan te merken, als ten tijde van verwerving van de woning ten minste 10% van de woning bestemd was om te worden gebruikt ten behoeve van de onderneming. In de overige gevallen vormt de werkruimte privévermogen. De fiscale behandeling van uw werkruimte is afhankelijk van de wijze waarop deze geëtiketteerd is: als privévermogen of als ondernemingsvermogen.

Ook als minder dan 10% van de woning ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, kunt u de woning als ondernemingsvermogen aanmerken als u aannemelijk kunt maken dat de woning mede dienstbaar is aan het bedrijf. Bijvoorbeeld omdat er bij de aankoop sprake was van een koppelaankoop van het bedrijf en de woning, er vanuit de woning toezicht mogelijk is op het bedrijf, er een gemeenschappelijke toegangsweg is en dergelijke.

Woning is privévermogen

De kosten van een niet-kwalificerende werkruimte kunt u niet van uw winst aftrekken. Op deze werkruimte is gewoon de eigenwoningregeling van toepassing.

Let op! De inrichtingskosten, zoals een bureau, zijn ook niet aftrekbaar van de winst. Maar indien er sprake is van zakelijk gebruik, kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen als u zelf btw-belaste prestaties verricht.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven als bezitting en schuld in box 3. De kosten van de werkruimte mag u van uw winst aftrekken. Deze aftrekpost is echter gemaximeerd op het voordeel dat u ten aanzien van de werkruimte in box 3 moet aangeven. Deze aftrek is een percentage van de WOZ-waarde van uw werkruimte. Dit percentage is voor het jaar 2024 vastgesteld op 6,04%.

Daarnaast mag u ook de kosten die normaal gesproken voor rekening van een huurder (de huurderslasten) zouden komen, in aftrek brengen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld energiekosten, kosten van de inboedelverzekering en kosten van klein onderhoud. Ook nu zijn de inrichtingskosten niet aftrekbaar, maar kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen.

Woning is ondernemingsvermogen

Indien de werkruimte als ondernemingsvermogen is geëtiketteerd, kunt u de kosten aftrekken van uw winst. De werkruimte valt dan niet onder de eigenwoningregeling, maar wordt belast als onderdeel van uw winst uit onderneming. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt en dat bijvoorbeeld een eventuele boekwinst bij verkoop belast is.

Indien u de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd, kunt u alle kosten (met uitzondering van huurderslasten met betrekking tot het woondeel) aftrekken van uw winst. Voor het privégebruik van uw woning moet u wel een bijtelling ter grootte van een bepaald percentage van de WOZ-waarde in aanmerking nemen.
Voor de meeste woningen is dit in 2024 1,2%. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moet u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een kwalificerende werkruimte moet u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Bij gesplitste vermogensetikettering (woondeel privévermogen/bedrijfsdeel ondernemingsvermogen) blijft de bijtelling bij een kwalificerende werkruimte achterwege.

Werkruimte in huurwoning

Indien sprake is van een werkruimte in een huurwoning, kunt u een evenredig deel van de huur en de huurderslasten in aftrek brengen als sprake is van een kwalificerende werkruimte.

Niet-kwalificerende werkruimte

Door een wetswijziging is het met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk om aftrek te krijgen voor een niet-kwalificerende werkruimte als u het huurrecht als ondernemingsvermogen etiketteert.
Dit geldt ook voor bestaande gevallen die al vóór 1 januari 2017 het huurrecht als ondernemingsvermogen hebben geëtiketteerd. Is sprake van een kwalificerende werkruimte, dan blijft ook vanaf 2017 aftrek mogelijk.

Ondernemers met een bv

Onderneemt u vanuit een bv, dan geldt ook het onderscheid tussen een kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte.

Kwalificerende werkruimte

De werkruimte valt voor u, als dga, in box I (de tbs-regeling). Dit betekent dat de vergoeding op zakelijke gronden moet worden vastgesteld. De vergoeding is voor de bv aftrekbaar van de winst en vormt voor de dga, na aftrek van alle aan de werkruimte toe te rekenen kosten, inkomen in box 1. Op dit belaste inkomen mag u nog wel de terbeschikkingstellingsvrijstelling van 12% in aftrek brengen.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat u voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven op de balans van uw werkzaamheid in box 1. U heeft ook geen last van de aftrekbeperkingen inzake hypotheekrente, zoals de maximering van de aftrek tot een tarief van 36,97% (2024).

Niet-kwalificerende werkruimte

Een niet-kwalificerende werkruimte valt onder de eigenwoningregeling: het eigenwoningforfait wordt berekend over de woning inclusief de werkruimte. Een eventuele vergoeding voor de werkruimte wordt voor de dga behandeld als loon. Het is echter mogelijk om de vergoeding als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Uw bv betaalt dan geen belasting, zolang het totaal van aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet hoger is dan de vrije ruimte. Wordt deze vrije ruimte overschreden, dan betaalt uw bv 80% eindheffing over de overschrijding. De loonkosten zijn voor de bv aftrekbaar van de winst.

Btw en ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Voor de btw is van belang of de zaken, zoals een werkruimte, zijn gebruikt ten behoeve van uw onderneming en of u hiermee btw-belaste omzet behaalt. Als dat het geval is, kunt u deze zaken voor de btw zakelijk etiketteren en de voorbelasting met betrekking tot het zakelijke gebruik in aftrek brengen. U kunt hierbij denken aan btw op energie, onderhoud en inrichting.

Btw en ondernemers met een bv

Indien u, als dga, de werkruimte aan uw bv verhuurt, is onzeker of u de btw met betrekking tot deze werkruimte in aftrek kunt brengen. De Belastingdienst gaat er tegenwoordig vanuit dat dit in ieder geval voor wat betreft een onzelfstandige werkruimte niet mogelijk is. Dit standpunt is aan kritiek onderhevig, onder meer op basis van het zogenaamde ‘werkkamer arrest’ van De Hoge Raad. Overleg met onze adviseurs over de vraag of u in een soortgelijke situatie recht op aftrek van de btw kunt hebben.

Tot slot

De fiscale regels met betrekking tot de werkruimte zijn erg ingewikkeld. Neem voor uw specifieke situatie daarom contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Invloed aankoop andere eigen woning op dga-taks

Een lening bij uw eigen bv voor de aankoop, onderhoud of verbetering van uw eigen woning telt, onder voorwaarden, niet mee voor de berekening van de dga-taks. Maar wat gebeurt er als u een andere eigen woning koopt? Telt die lening dan nog steeds niet mee?

Dga-taks

Vastgoed

Zijn uw schulden aan uw bv(‘s) op 31 december 2024 hoger dan € 500.000, dan kunt u te maken krijgen met de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap, ook wel dga-taks genoemd. Het gaat dan niet alleen om uw schulden, maar ook de schulden van uw fiscale partner en een deel van de schulden van onder meer uw kinderen en ouders aan uw bv(‘s) tellen mee.

Uitzondering voor schuld eigen woning

Voor schulden met betrekking tot uw eigen woning geldt een uitzondering. Deze schulden tellen niet mee voor de grens van € 500.000. Voorwaarde is wel dat het gaat om een schuld die voldoet aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting. Daarnaast moet voor deze schulden een recht van hypotheek verstrekt zijn aan uw bv. Is dit recht van hypotheek niet verstrekt, dan telt de schuld dus wel mee voor de grens van € 500.000.

Let op! Voor alle schulden aan uw bv (‘s) met betrekking tot uw eigen woning die op 31 december 2022 al bestonden, geldt de voorwaarde dat er recht van hypotheek verstrekt is, niet.

Aankoop nieuwe woning

Aan de Belastingdienst is de vraag gesteld of er in de volgende situatie alsnog een recht van hypotheek verstrekt moet worden om te voorkomen dat de schuld meetelt voor de dga-taks.

Een dga heeft op 31 december 2022 een schuld bij zijn bv voor zijn eigen woning van € 400.000. Voor deze schuld is geen recht van hypotheek verstrekt aan de bv. Deze schuld is aflossingsvrij. Omdat deze schuld op 31 december 2012 al bestond, bestaat hiervoor, ondanks dat de schuld aflossingsvrij is, recht op renteaftrek. De schuld telt dan ook niet mee voor de grens van € 500.000 in de dga-taks.

De dga verkoopt in 2024 de eigen woning voor € 400.000. De opbrengst van de eigen woning gebruikt hij voor aankoop van een andere eigen woning van € 600.000. Hij gaat hiervoor bij zijn bv ook een aanvullende schuld van € 200.000 aan. Zowel voor de schuld van € 400.000 als voor de schuld van € 200.000 wordt geen recht van hypotheek verstrekt aan de bv.

Gevolgen voor dga-taks

De Belastingdienst heeft aangegeven dat  – kort omschreven – in deze situatie nog steeds mag worden aangenomen dat de schuld van € 400.000 op 31 december 2022 al bestond. Deze schuld telt daarom nog steeds niet mee voor de grens van € 500.000 in de dga-taks, ondanks dat er geen recht van hypotheek verstrekt is.

Dat is anders voor de schuld van € 200.000. Deze telt wel mee voor de grens van € 500.000. Wil de dga dat voorkomen, dan zal hij voor deze schuld een recht van hypotheek moeten verstrekken aan zijn bv.

Let op! Voor beide schulden geldt ook de voorwaarde dat recht bestaat op renteaftrek eigen woning in de inkomstenbelasting. Is dat niet het geval, dan heeft het verstrekken van een recht van hypotheek geen zin. De schuld telt dan namelijk sowieso mee voor de grens van € 500.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rente bouwdepot nieuwbouw of verbouwing in box 1 of box 3?

Als u een nieuwbouwwoning koopt, wordt de financiering veelal gestort in een zogenaamd bouwdepot van waaruit de aankooptermijnen betaald worden. Valt rente die u mogelijk ontvangt op dit bouwdepot in box 1 of box 3? En hoe zit dit bij een bouwdepot dat u gebruikt bij een verbouwing?

Bouwdepot

Bouw

Bij een nieuwbouwwoning is het gebruikelijk dat de van een financier verkregen koopsom in een bouwdepot wordt gestort. Met het vorderen van de bouw betaalt u uit dit bouwdepot de rekeningen van de aannemer. Over het nog niet gebruikte deel van het bouwdepot ontvangt u rente die vaak (vrijwel) gelijk is aan de rente die u op de lening betaalt. Ook bij verbouwingen wordt vaak met dergelijke bouwdepots gewerkt. De Belastingdienst heeft het fiscale verschil tussen een bouwdepot bij nieuwbouw en bij verbouwing verduidelijkt.

Bouwdepot nieuwbouwwoning

De Belastingdienst wijst erop dat bij nieuwbouw de lening én het bouwdepot onder voorwaarden gedurende maximaal twee jaar allebei in box 1 kunnen vallen. De betaalde rente op de lening is dan aftrekbaar in box 1. De belangrijkste voorwaarde is dat de betaalde rente en de op het bouwdepot ontvangen rente gesaldeerd worden. Alleen voor zover de betaalde rente de ontvangen rente overstijgt, resteert er dus aftrekbare rente inzake de eigen woning.

Let op! Dit geldt alleen als aan alle eisen wordt voldaan die altijd gelden voor de aftrek van hypotheekrente.

Bouwdepot verbouwing

Bij een verbouwing is het salderen van de betaalde rente met de ontvangen rente bij een bouwdepot in eerste instantie níet nodig.. De Belastingdienst keurt namelijk goed dat gedurende maximaal een half jaar de betaalde rente op een bouwdepot inzake de verbouwing van een eigen woning volledig aftrekbaar is, los van de ontvangen rente op het depot.

Let op! Deze goedkeuring geldt alleen voor bouwdepots bij verbouwingen en niet voor bouwdepots bij nieuwsbouwwoningen. Verder geldt ook hier dat de goedkeuring alleen geldt als aan alle eisen wordt voldaan die altijd gelden voor de aftrek van hypotheekrente.

Wat na een half jaar?

Na een half jaar moet ook bij een verbouwing de betaalde rente op de lening wél gesaldeerd worden met de ontvangen rente op het bouwdepot. Dit kan tot het einde van de verbouwing met een uiterste datum op twee jaar na het afsluiten van de lening. Na afloop van de verbouwingsperiode of, als de verbouwing langer duurt twee jaar, gaat de lening tot box 3 behoren voor zover deze lening nog niet gebruikt is voor de verbouwing van de eigen woning.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor 2024 geen BOSA-subsidie meer beschikbaar

Amateursportorganisaties die de BOSA-subsidie willen aanvragen, kunnen beter wachten tot 2025. Inschrijven voor subsidies kan nog wel tot 1 augustus 2024, maar de kans op succes is vrijwel nihil. Er is voor 2024 namelijk geen budget meer beschikbaar.

Subsidie Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties (BOSA)

Golfbaan

De BOSA-subsidie is bedoeld voor de bouw en het onderhoud van sportaccommodaties en voor de aanschaf van sportmaterialen. Hiervoor kunt u 20% subsidie krijgen. Voor maatregelen op het gebied van energiebesparing, toegankelijkheid, circulariteit en klimaatadaptatie bedraagt de subsidie 40%.

Wanneer aanvragen?

U kunt de BOSA zowel vooraf als achteraf aanvragen. Bij aanvragen achteraf mag de factuurdatum niet ouder zijn dan twaalf maanden. Bij aanvragen vooraf moet u de activiteiten binnen drie jaar realiseren. Bij goedkeuring van uw aanvraag bedraagt het voorschot 80%. In beide situaties gelden er voorwaarden voor wat betreft de hoogte van de subsidie en de minimale kosten van de activiteiten. U vindt hier meer informatie.

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I)

Subsidies zijn digitaal aan te vragen bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen. De verwerking van uw aanvraag duurt maximaal 22 weken. Zorg ervoor dat u eventuele wijzigingen tussentijds doorgeeft.

Tip! Wilt u gebruikmaken van de subsidie in 2025? Bereid uw aanvraag dan in 2024 alvast goed voor, zodat u in 2025 de subsidie zo snel mogelijk kunt aanvragen. Het budget wordt namelijk toegekend op volgorde van binnenkomst. Het subsidieloket gaat in principe op 1 januari 2025 weer open.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf

Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit een van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscaal-juridische aspecten een grote rol. Zeker gezien alle (voorgenomen) wijzigingen in de BOR en de DSR is het van belang u goed en tijdig voor te bereiden.

Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht

Handen schudden

Bij de overdracht van een IB-onderneming moet u rekening houden met belastingclaims. Inkomstenbelasting is aan de orde als de overdrager bij de bedrijfsoverdracht fiscale winst realiseert. Dat is het geval als de onderneming wordt verkocht voor meer dan de fiscale boekwaarde. De overdrager realiseert dan stille reserves in vermogensbestanddelen en/of goodwill in de onderneming. Daarover betaalt de overdrager het progressieve belastingtarief in box 1.

Let op! Bij bedrijfsoverdracht moet u ook rekening houden met de desinvesteringsbijtelling. Dat is een fiscale winstpost waarmee investeringsaftrek uit de laatste vijf jaar wordt gecorrigeerd, als voor meer dan € 2.800 wordt gedesinvesteerd. Er wordt per bedrijfsmiddel gekeken naar het percentage van de investeringsaftrek van destijds en dit wordt toegepast op de huidige overdrachtsprijs. Ook vallen de fiscale reserves vrij bij de bedrijfsoverdracht.

Wordt een onderneming verkocht met een onroerende zaak (bedrijfspand) op de balans? Dan moet de overnemer overdrachtsbelasting betalen. Er is mogelijk, onder voorwaarden, een vrijstelling van toepassing. Die komt verderop aan bod.

Schenkt de overdrager de onderneming of verkoopt hij de onderneming voor een te laag bedrag? Dan moet de overnemer schenkbelasting betalen. Er zijn vrijstellingen en betalingsregelingen, maar daarvoor gelden voorwaarden. Die worden hierna globaal besproken.

Tip! De overdrager van een persoonlijke onderneming kan belastingheffing over de stakingswinst uitstellen door een premie te betalen voor een zogenoemde stakingslijfrente of door premies te storten op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De lijfrentepremie komt dan in aftrek op de belaste winst. De overdrager betaalt pas belasting als de uitkering uit de lijfrente gaat vloeien. Ook kan de overdrager op deze manier de oudedagsreserve omzetten in een lijfrente.

Is sprake van de overdracht van een bv en is de verkoopprijs hoger dan de verkrijgingsprijs van de aandelen? Dan geniet de overdrager een boekwinst (ofwel: vervreemdingsvoordeel) en dus inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarover moet hij 33% (tot € 67.000 is dat 24,5%) belasting betalen in box 2.

Tip! De directe inkomstenbelastingheffing in box 2 bij verkoop van de aandelen kunt u voorkomen met een holdingstructuur (de boekwinst die de holding-bv geniet door de verkoop van de werk-bv valt namelijk onder de deelnemingsvrijstelling). Zet deze structuur wel tijdig op. De fiscus kan een probleem maken van een verkoop binnen drie jaar na oprichting. Er is echter een tegenbewijsregeling. Als u kunt aantonen dat u vóór de inbreng nog geen onderhandeling bent gestart met de koper, dan blijft de geruisloze inbreng in stand.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – persoonlijke onderneming

Een beste manier om inkomstenbelasting te besparen bij bedrijfsoverdracht is er niet. Het hangt af van de omstandigheden. Kijkend naar het familiebedrijf zal vaak sprake zijn van een bekende die het bedrijf overneemt: de zoon of dochter of zelfs aangetrouwde familie. Om gebruik te kunnen maken van de fiscale faciliteiten, moet het wel iemand zijn die al in het bedrijf meewerkt of al als ondernemer betrokken is. Er moet dan worden gekozen tussen afrekenen of doorschuiven.

Afrekenen

Afrekenen betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt, de stakingswinst opgeeft aan de fiscus en daarover belasting betaalt. Hij mag € 3.630 stakingsaftrek van zijn winst aftrekken. Ook is in het stakingsjaar de mkb-winstvrijstelling van 13,31% van toepassing. Of de bedrijfsoverdrager daadwerkelijk inkomstenbelasting betaalt, hangt af van de omvang van zijn gewone jaarwinst, stakingswinst, de stakingslijfrentepremieaftrek en de stakingsaftrek. 

Let op! Een staking helemaal aan het begin van het jaar kan door de Belastingdienst gezien worden als een staking in het voorgaande jaar, waardoor de stakingswinst opgeteld wordt bij de gewone jaarwinst van dat jaar.

Tip! Controleer bij het staken van de onderneming of er nog sprake is van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek (NGZA). Een ondernemer kan namelijk niet meer zelfstandigenaftrek claimen dan er fiscale winst is. Het bedrag dat niet in aftrek komt, wordt gestald in de NGZA.

Onverrekende verliezen

In de inkomstenbelasting kan een verlies worden verrekend met de inkomsten van de drie voorafgaande jaren en de negen volgende kalenderjaren. Afrekenen bij bedrijfsoverdracht kan bijvoorbeeld fiscaal voordelig zijn als de bedrijfsoverdrager nog onverrekende verliezen heeft die hij kan verrekenen met de stakingswinst of als hij de stakingswinst kan omzetten in een lijfrente. De bedrijfsoverdrager betaalt op het moment van de bedrijfsoverdracht geen inkomstenbelasting, terwijl de bedrijfsopvolger kan afschrijven over de hogere werkelijke waarde van de onderneming in plaats van over de overgenomen fiscale boekwaarde. Ook heeft de bedrijfsopvolger dan investeringsaftrek en mag hij – als hij starter is – willekeurig afschrijven.

Tip! Verkoopt de overdrager zijn persoonlijke onderneming aan een natuurlijke persoon en blijft die de koopsom schuldig? Dan kan de overdrager kiezen voor maximaal tien jaar renteloos uitstel van betaling van de inkomstenbelastingclaim. Hij moet dan wel de inkomstenbelasting in gelijke jaarlijkse delen aan de fiscus betalen. Voor de overnemer zijn er de hiervoor beschreven voordelen. Om het uitstel van betaling moet worden verzocht en er moet zekerheid worden gesteld.

Doorschuiven

Doorschuiven betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en dat de bedrijfsopvolger de inkomstenbelastingclaim van de bedrijfsoverdrager overneemt. De waarde van het bedrijf wordt op hetzelfde bedrag bepaald als bij de variant van afrekenen, maar de (contante waarde van de) overgedragen inkomstenbelastingclaim komt er nog op in mindering. Deze variant heet doorschuiven, omdat de bedrijfsopvolger in deze variant de onderneming in zijn fiscale winstaangifte de fiscale boekwaarde van de overgenomen onderneming hanteert.

Tip! Heeft u iemand op het oog aan wie u de zaak wilt doorschuiven? Dat kan alleen als die persoon al 36 maanden medeondernemer of medewerker is. Laat uw bedrijfsopvolger daarom als medeondernemer of werknemer ten minste 36 maanden voorafgaand aan de overdracht meedraaien in het bedrijf.

De bedrijfsopvolger neemt de fiscale boekwaarde over en gaat na de doorschuiving afschrijven zoals de overdrager dat deed. Hij geniet dus geen afschrijvingsvoordeel. Zijn fiscale winst ten opzichte van de variant ‘afrekenen’ zal dus hoger zijn. Hij heeft geen recht op willekeurige afschrijving en als hij binnen drie jaar staakt, heeft hij geen recht op stakingsaftrek.

Let op! Bij doorschuiving heeft de inkomstenbelastingclaim grote invloed op de overnamesom. De waardering van de inkomstenbelastingclaim hangt echter af van vele variabelen, zoals looptijd en rentepercentage, waarover bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer verschillend kunnen denken.

Doorschuiving moet daarom ‘passen’ bij de personen van de bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer. Of u nou kiest voor afrekenen of doorschuiven, er zijn veel voorwaarden aan verbonden waar u rekening mee moet houden. Voor een afgewogen beslissing overlegt u met een van onze adviseurs.

Firma als opvolgingsinstrument

Als u uw persoonlijke onderneming liever niet in één keer overdraagt, maar de bedrijfsopvolging wilt blijven begeleiden of zelfs betrokken wilt blijven, dan kunt u dat doen met een firma (vof) of cv. Bij de laatste variant kunt u beherend vennoot blijven (‘op de bok’) of op de achtergrond als commanditair vennoot (‘geldschieter’).

Uw bedrijfsopvolger wordt vennoot in de firma en u spreekt een winstverdeling af die past bij ieders vermogensinbreng. Daarnaast kunt u samen een arbeidsbeloning vóór winstverdeling afspreken op grond van de arbeidsinbreng. Vervolgens kunt u uw aandeel in de firma overdragen aan uw bedrijfsopvolger, in één keer of in fasen.

Tip! Heeft u een onderneming met veel vermogen, maar relatief weinig liquiditeit? Dan kan de firma voor u een oplossing zijn als opvolgingsinstrument. U blijft dan in de firma (ofwel cv) zitten als geldschieter. Uw bedrijfsopvolger kan de bedrijfsopvolging dan gemakkelijker financieren. Hij kan zijn winst opsparen om later de commandiet uit te kopen. Let ook op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting.

Samenwerkingsovereenkomst

Zorg ervoor dat u de afspraken over bedrijfsopvolging vastlegt in een samenwerkingsovereenkomst. Met afspraken over de toedeling van het vermogen regelt u dat de onderneming bij verbreking van de samenwerking kan worden voortgezet door de bedrijfsopvolger. Deze afspraken worden wel voortzettings-, verblijvens-, toescheidings- of overnemingsbedingen genoemd. Kern van deze bedingen is dat in de samenwerkingsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de voortzetting van de onderneming en het ondernemingsgebonden vermogen bij uittreden van een van de firmanten.

Tevens legt u vast wat het ingebrachte vermogen van eenieder is. Als u bijvoorbeeld wilt dat het bedrijfspand niet overgaat, kunt u dit niet inbrengen en tot uw buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen rekenen. De stille reserves in het pand blijven aan u voorbehouden en u gaat het bedrijfspand verhuren aan de vof.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – bv

Heeft u een onderneming in de vorm van een bv, realiseert u zich dan dat bij overdracht van de aandelen een vervreemdingsvoordeel ontstaat. Dat is het verschil tussen de verkrijgingsprijs van uw aandelen en de verkoopprijs of waarde bij overdracht van de aandelen. U betaalt over dat verschil 26,9% inkomstenbelasting.

Ook als u de aandelen schenkt of voor een lagere dan zakelijke prijs verkoopt, wordt de vervreemdingswinst berekend over de volle waarde van de aandelen. Indien en voor zover binnen de bv sprake is van ondernemingsvermogen, kan op verzoek een doorschuiving van de ab-claim plaatsvinden. De schenker rekent dan niet af en de begiftigde neemt de oorspronkelijke verkrijgingsprijs over. Ook geldt dan een vrijstelling voor de schenkbelasting.

Tip! Als uw bedrijfsopvolger de koopsom schuldig blijft, heeft u onder voorwaarden recht op een renteloze betalingsregeling van maximaal tien jaar voor de inkomstenbelastingclaim. Voorwaarde is onder andere dat de bezittingen van de bv voor minder dan 30% uit beleggingen bestaan. De bedrijfsoverdrager moet om uitstel van betaling verzoeken en zekerheid stellen.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Andere overdrachtsvormen

Om belastingheffing over het vervreemdingsvoordeel bij overdracht te voorkomen, kiezen de meeste ondernemers met een bv voor een holdingstructuur. Heeft u namelijk een holding die de aandelen van de werk-bv houdt, dan hoeft de holding over de overdrachtswinst op de aandelen niet af te rekenen. Dat komt door de deelnemingsvrijstelling. De ontvangen verkoopprijs van de aandelen kan de holding ter belegging blijven aanhouden. Pas bij uitkering aan u als aandeelhouder moet u over het dividend 26,9% inkomstenbelasting betalen.

Tip! Een holdingstructuur werkt goed als u uw onderneming voor een reële prijs wilt verkopen aan uw bedrijfsoverdrager.

Let op! Als u uw onderneming wilt schenken of verkopen voor een lagere dan reële prijs, dan kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de schenkbelasting (zie hierna). Wel moet u dan ook de inkomstenbelastingclaim afrekenen. Als u de aandelen verkoopt maar de overnemer de koopsom schuldig blijft, kunt u verzoeken om een betalingsregeling van tien jaar.

Tip! Heeft u veel beleggingsvermogen in uw holding en/of werk-bv en wilt u de aandelen schenken? Zonder uw beleggingsvermogen dan af, al dan niet in een vrijgestelde beleggingsinstelling. U maakt daarmee de bestaande aandelen (in de holding) lichter en geschikt voor schenking, terwijl u door de herstructurering directe fiscale claims over het beleggingsvermogen voorkomt.

Bedrijfsopvolging met onroerende zaken – overdrachtsbelasting

Gaan er bij de bedrijfsoverdracht in de vorm van de overdracht van de activa en passiva één of meer onroerende zaken over, let dan op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. De bedrijfsopvolger die de onroerende zaken overneemt, moet 10,4% overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de overgenomen bedrijfsonroerende zaken. Er zijn bij bedrijfsoverdracht echter enkele vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting.

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

Bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming in de familiesfeer geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is het geval bij bedrijfsoverdracht aan kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of echtgenoten van deze personen. Het moet gaan om de overdracht (en voortzetting) van de gehele onderneming, al dan niet in fasen. De onroerende zaak moet dienstbaar zijn aan de onderneming.

Gaat de bedrijfsoverdrager een samenwerkingsverband aan met zijn bedrijfsopvolger, dan geldt onder voorwaarden een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de inbreng van de onderneming met onroerende zaken in het samenwerkingsverband. Bij de verdeling van het vermogen van een samenwerkingsverband geldt een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de toedeling van de onroerende zaak aan de oorspronkelijke inbrengers, als de onroerende zaak vrijgesteld van overdrachtsbelasting was ingebracht.

Let op! Heeft u één of meer onroerende zaken op de ondernemingsbalans staan? Let dan bij de bedrijfsopvolging op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. Bij een bedrijfsoverdracht binnen de familiesfeer kan overdrachtsbelasting vaak worden voorkomen. Namelijk door het gebruikmaken van een vrijstelling of door gewoonweg de onroerende zaken niet in te brengen dan wel over te dragen.

Tip! Regel de bedrijfsopvolging ook in uw testament. Door aan uw bedrijfsopvolger via een legaat uw onderneming na te laten bij uw overlijden, ontvangt uw bedrijfsopvolger de onderneming als ‘erfrechtelijke verkrijging’. Die is onbelast voor de overdrachtsbelasting. Bij zo’n testamentaire regeling kunt u ook bepalen dat uw bedrijfsopvolger een bedrag moet betalen aan de overige erfgenamen.

Onroerendezaaklichaam

Overdrachtsbelasting kan ook aan de orde zijn bij de overdracht van aandelen in een bv die een onroerendezaaklichaam is. Dat is het geval als de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken, voor meer dan 30% uit Nederlandse onroerende zaken en de onroerende zaken beleggingsvermogen zijn. Kort gezegd moet de verkrijger van de aandelen dan overdrachtsbelasting over de waarde van de onroerende zaken betalen, als hij ten minste een derde aandelenbelang heeft of verkrijgt.

Bedrijfsopvolgingsregeling schenk- en erfbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is van toepassing bij het schenken of vererven van het vermogen van een persoonlijke onderneming (zoals een eenmanszaak, firma- of cv-aandeel) én bij aanmerkelijkbelangaandelen in een actieve bv. Om hiervan gebruik te maken, moet u bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Dat doet u in de aangifte schenkbelasting (of erfbelasting), die u indient binnen twee maanden na het jaar waarin u de onderneming of aandelen overgedragen heeft gekregen.

Vrijstelling

De BOR-vrijstelling wordt toegepast op de goingconcernwaarde. Als de liquidatiewaarde hoger is, dan is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de goingconcernwaarde vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kapitaalintensieve bedrijven met een relatief laag rendement. De goingconcernwaarde is 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.325.253,  daarboven geldt een vrijstelling van 83%.

Betalingsregeling

Is de goingconcernwaarde hoger dan de vrijstelling, dan kan de verkrijger kiezen voor tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de schenkbelasting over de belaste waarde.

Bezitseis en voortzettingseis

De schenker moet de onderneming op het moment van de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven en de voortzetter moet de onderneming minstens vijf jaar voortzetten. Bij schenking van aandelen moeten deze vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord. Voldoet de voortzetter niet aan de voortzettingseis, dan moet hij alsnog schenkbelasting betalen over de verkregen onderneming.

Als door een bv een andere onderneming is overgenomen via een activa/passiva-transactie, gaat er op grond van jurisprudentie geen nieuwe bezitstermijn lopen. Als er aandelen in een nieuwe bv worden gekocht wel!

Ondernemingsvermogen

De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting geldt voor het ondernemingsvermogen. Bij een persoonlijke onderneming is dat het vermogen van de onderneming zoals dat op de balans staat. Duurzaam beleggingsvermogen telt hierbij niet mee, want dat hoort niet thuis op de ondernemingsbalans. Bij bv’s is de faciliteit beperkt tot het ‘echte’ ondernemingsvermogen in de bv plus beleggingsvermogen voor een waarde van 5% van het ondernemingsvermogen. De schenker of erflater moet bovendien een aanmerkelijk belang (ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal) in de bv hebben. Aandelen in een beleggings-bv tellen niet mee.

Tip! Zorg dat zo veel mogelijk liquide middelen tot het werkkapitaal en/of investeringskapitaal van de onderneming behoren. Deze worden dan meegenomen in de BOR.

Bij een holdingstructuur kan het ondernemingsvermogen geconsolideerd worden beoordeeld. Dat houdt in dat het ondernemingsvermogen van de werk-bv aan de holding kan worden toegerekend, waardoor de vrijstelling toch van toepassing is bij schenking van de aandelen van de holding. De uiteindelijke aandeelhouder moet dan wel een indirect aanmerkelijk belang (ten minste 5%) in de werk-bv hebben. Uiteraard moet de werk-bv een actieve onderneming drijven.

Wijzigingen BOR vanaf 1 januari 2024

Zoals aangegeven, geldt de vrijstelling alleen voor ondernemingsvermogen. Verhuurd vastgoed leidde in de praktijk altijd tot een discussie met de Belastingdienst of dit ondernemingsvermogen was of beleggingsvermogen. Aan deze discussie is per 1 januari 2024 een einde gekomen. Vastgoed dat aan derden wordt verhuurd, valt met ingang van 1 januari 2024 niet onder de BOR, aangezien het per definitie beleggingsvermogen is.

Aangekondigde wijzigingen per 2025 en 2026

Voor 2025 staat een aantal voorgenomen wijzigingen op de planning:

  • De doelmatigheidsmarge van 5% wordt afgeschaft.
  • Bedrijfsmiddelen (die zowel voor privé als zakelijk worden gebruikt) kwalificeren voor de BOR en DSR voor zover deze tenminste 90% voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming worden gebruikt. De maatregel geldt alleen voor bedrijfsmiddelen die ten minste € 100.000 waard zijn (WEV).
  • De eis voor de DSR dat de verkrijger minimaal 36 maanden in dienst is van de onderneming komt te vervallen.
  • De verkrijger moet minimaal 21 jaar oud zijn om de BOR en DSR te krijgen.

Let op! De verwachting is dat bovengenoemde wijzigingen in de Belastingplannen 2025 (aankondiging Prinsjesdag 2024) pas definitief worden.

In een gepubliceerde (april 2024) internetconsultatie kondigt het kabinet ook een aantal wijzigingen per 1 januari 2026 aan:

een verkorting van de voortzettingstermijn van vijf jaar naar drie jaar;
versoepelingen van de voortzettingstermijn als na de bedrijfsopvolging een wijziging in de rechtsvorm plaatsvindt;
een beperking van de BOR en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang tot ‘gewone’ aandelen met een minimumbelang van 5%.

Terbeschikkingstellingsregeling (TBS)

Ook op het ter beschikking gestelde vermogen kan de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zijn. Verhuurt u bijvoorbeeld als directeur-grootaandeelhouder een pand aan uw bv en schenkt u het pand en de aandelen aan uw opvolger, dan is op het pand en de aandelen deze vrijstelling van toepassing.

Let op! Denk bij schenking van uw bedrijf ook aan de mogelijke erfrechtelijke gevolgen. Door een schenking van uw bedrijf kunnen uw kinderen die het bedrijf niet voortzetten, worden benadeeld in hun legitieme portie. Ga daarom ook na of er erfrechtelijke gevolgen zijn verbonden aan de bedrijfsopvolging en pas eventueel uw testament hierop aan.

Let op! Het schenken wordt minder aantrekkelijk doordat er wel een afrekening plaatsvindt in de inkomstenbelasting. Bij de schenking is het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van het pand minus de boekwaarde belast met progressieve inkomstenbelasting. Wel kan de belasting in tien jaar worden voldaan.

Tot slot

Start tijdig met de fiscale voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Reken zeker op een voorbereidingsperiode van zo’n vijf tot zeven jaar. Neem voor het overwegen van de beste opties contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst ondanks geestelijke problemen bij niet nakomen re-integratieverplichting

Een rechter ontbond de arbeidsovereenkomst van een werknemer die zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte niet nakwam. Het opzegverbod dat geldt bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte was in dit geval niet van toepassing. De rechter kende echter wel een transitievergoeding toe.

De casus

Juridisch

Een werknemer die werkt als medewerker bediening in een Beach Resort meldt zich ziek. De bedrijfsarts geeft aan dat hij weliswaar ongeschikt is voor het eigen werk, maar dat de werknemer wel kan re-integreren in aangepaste werkzaamheden, bijvoorbeeld in administratieve taken. Vervolgens lukt het niet om met de werknemer een afspraak te maken voor het opstellen van een plan van aanpak voor de re-integratie. De werknemer krijgt een oproep om op een vastgestelde datum en tijd het plan van aanpak te komen opstellen. Indien hij niet komt, volgt een loonstop. De werknemer komt niet, waarna de aangekondigde loonstop wordt geëffectueerd.

Deskundigenoordeel

De werkgever vraagt vervolgens een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Daarin wordt geoordeeld dat werknemer onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie. 

Verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst zonder transitievergoeding

Uiteindelijk stapt de werkgever naar de kantonrechter en verzoekt om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer zonder toekenning van de transitievergoeding. De bewindvoerder van werknemer voert daar verweer.

Kantonrechter: werknemer wel verwijtbaar, maar niet ernstig

De rechter overweegt dat het opzegverbod van kracht is nu de werknemer arbeidsongeschikt is wegens ziekte, maar in dit geval is het niet van toepassing, omdat werknemer zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Bijkomend punt is dat het handelen van de werknemer niet geheel los kan worden gezien van zijn geestelijke problemen. Hij is paranoïde psychotisch, met als gevolg dat hij fases heeft waarin hij zich opsluit en contact afhoudt. Het is aannemelijk dat werknemer door zijn psychische problemen zich niet steeds bewust is geweest van zijn re-integratieverplichtingen. Het maakt dat het verwijtbaar handelen van werknemer niet kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen.

Ontbinding arbeidsovereenkomst, maar met transitievergoeding

De werkgever in kwestie heeft volgens het boekje gehandeld en heeft de juiste stappen gevolgd:

  1. De werkgever heeft de werknemer schriftelijk aangemaand tot nakoming van de re-integratieverplichtingen;
  2. Zij heeft om die reden de betaling van het loon gestaakt;
  3. Daarnaast beschikt zij over een deskundigenoordeel van het UWV over de re-integratie door werknemer.

Er volgt daarom een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar met toekenning van de transitievergoeding. De bewindvoerder van de werknemer wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Posted in Niet gecategoriseerd

Klokkenluiders gratis rechtsbijstand

Sinds 1 september 2022 komen klokkenluiders al in aanmerking voor psychosociale ondersteuning bij Slachtofferhulp Nederland na doorverwijzing van de afdeling Advies van het Huis voor Klokkenluiders. Nu is daar vanaf 1 februari 2024 ook de juridische ondersteuning via de Raad voor Rechtsbijstand bij gekomen.

Met het regelen van gratis rechtsbijstand kunnen klokkenluiders op een laagdrempelige manier hulp krijgen. Dat kan bijvoorbeeld als zij mogelijke nadelige effecten van hun melding merken. Een van de doelen van deze regeling is de meldingsbereidheid te verhogen.

Route

Juridisch

De route verloopt dan als volgt: een (potentiële) klokkenluider ‘meldt’ zich bij de afdeling Advies van het Huis voor Klokkenluiders. Deze beoordeelt of sprake is van een redelijk vermoeden van een maatschappelijke misstand in de zin van de Wet bescherming klokkenluiders. Vervolgens kan de (potentiële) klokkenluider door middel van een speciaal formulier een verzoek indienen bij de Raad voor rechtsbijstand voor een ‘aanvraag voor matching’.

Advocaat/mediator

Op basis van de gegevens in het formulier stelt de Raad een aantal advocaten of mediators voor. De (potentiële) klokkenluider mag ook kiezen voor een andere advocaat of mediator (mits deze aan de regeling deelneemt). De advocaat of mediator dient vervolgens een aanvraag voor toevoeging in bij de Raad. Is de aanvraag goedgekeurd, dan moet de advocaat of mediator binnen zes maanden na afronding van de werkzaamheden die op basis van de regeling worden vergoed, de vergoeding aanvragen.

De regeling kent een looptijd van vier jaar en wordt na twee jaar geëvalueerd. De opbrengsten van deze evaluatie worden gebruikt om te bepalen hoe de inrichting van de juridische ondersteuning voor klokkenluiders uiteindelijk het best kan worden vormgegeven.

U vindt hier meer informatie.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht

Er komt waarschijnlijk een moment dat u uw bedrijf gaat overdragen. Of dat nu is om actuele financiële redenen, uw leeftijd, vanwege gezondheidsredenen of als appeltje voor de dorst. Wat de reden ook is, een bedrijfsoverdracht is niet van de ene op de andere dag geregeld en vergt vaak jaren van voorbereiding. Begin dus op tijd.

Fasen van bedrijfsoverdracht

Handen schudden

Wilt u uw bedrijf in de toekomst overdragen, houd dan rekening met de volgende acht fasen van het verkoopproces.

Fase 1: Wensen in kaart brengen

Waarom wilt u uw bedrijf verkopen, aan wie wilt u het bedrijf verkopen en wat wilt u gaan doen na de verkoop? Het is belangrijk dat u eerst voor uzelf in kaart brengt wat uw persoonlijke en financiële wensen zijn. Dit kan u helpen in het latere verkoopproces.

Fase 2: De voorbereiding

In deze fase vindt een analyse van uw bedrijf plaats. Er wordt gekeken naar de markt waarin de onderneming opereert, de financiële situatie, de kwaliteit van het management en de organisatie van het bedrijf. Deze bevindingen worden vastgelegd in een informatiememorandum. Serieus geïnteresseerde kandidaten kunnen dit memorandum in een latere fase ter inzage krijgen.

Fase 3: Verkoopklaar maken

Een bedrijf dat te koop wordt aangeboden, moet in goede conditie verkeren. Het is noodzakelijk dat u solide jaarrekeningen van ongeveer vijf achtereenvolgende jaren kunt overleggen. De jaarrekening moet een juist beeld geven van de winstgevendheid van het bedrijf, maar ook een schone balans is van groot belang.

Wellicht staan er op de balans bepaalde activa die u ook privé gebruikt. U zult in dat geval moeten nagaan of u die in privé wilt overnemen. Hiervoor moet dan een reële prijs worden berekend. Privéschulden aan de bv kunnen maar beter worden afgelost. Daarnaast moet ook de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen overeenkomen met wat in de branche gebruikelijk is.

Verder is het zaak de juridische en fiscale structuur van de onderneming zo sterk mogelijk te maken. Het kan bijvoorbeeld zinnig zijn om onroerend goed in een aparte vennootschap onder te brengen of een holdingstructuur met één of meer werkmaatschappijen te creëren. Het wijzigen van de structuur van uw bedrijf kan soms grote fiscale voordelen opleveren. Tijd speelt daarbij een belangrijke rol, want soms gelden wettelijke termijnen van een aantal jaren en vaak is ook terugwerkende kracht maar beperkt mogelijk.

Fase 4: Waardebepaling

Al vrij vroeg in het hele overdrachtsproces wordt de waarde van uw bedrijf bepaald. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Van liquidatiewaarde tot de discountcashflowmethode en van intrinsieke waarde tot de goodwillmethode. Welke methode ook wordt gebruikt, de exacte waarde van een onderneming vaststellen is een utopie; het gaat altijd om een bandbreedte. Behalve cijfers spelen namelijk ook subjectieve waarderingen, zoals marktprognoses en groeimogelijkheden, een belangrijke rol. Eén ding is zeker: de waarde ligt altijd in de toekomstige opbrengsten en nooit in de resultaten die in het verleden zijn behaald. Houd dit ook in uw achterhoofd als resultaten door de coronacrisis zijn beïnvloed.

Fase 5: Prijsbepaling

Is uw bedrijf helemaal verkoopklaar en is de waarde bepaald, dan is het tijd om de verkoopprijs vast te stellen. Stelt u zich daarbij de volgende vragen:

  • Wat wil ik minimaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat kan ik maximaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat is een reële verkoopprijs?

Door vooraf goed zicht te hebben op de verkoopprijs, verstevigt u uw onderhandelingspositie met een mogelijke koper.

Let op! Bent u van plan uw bedrijf binnen uw familie over te dragen, dan bent u wellicht geneigd genoegen te nemen met een lagere verkoopprijs. Echter, als u uw bedrijf overdraagt tegen een niet-marktconforme prijs kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat er sprake is van een schenking en is er in beginsel schenkbelasting verschuldigd.

Fase 6: Geschikte koper zoeken

In deze fase gaat u op zoek naar een mogelijke koper. Dat kan een onbekende zijn, maar ook een zoon of dochter, een werknemer binnen uw bedrijf of iemand uit uw zakelijke netwerk. 

Heeft u nog geen geschikte kandidaat, dan kunt u met uw bedrijf de markt opgaan. U kunt hiervoor ook een derde inschakelen.

Op internet zijn verschillende zoekmogelijkheden aanwezig. Alvorens u de markt opgaat, is het belangrijk dat u een korte profielschets van uw bedrijf maakt om interesse van potentiële kopers te wekken.

Fase 7: Onderhandelingsfase

Heeft u eenmaal een potentiële koper gevonden, dan start de onderhandelingsfase. Het is belangrijk om alle handelingen schriftelijk vast te leggen. Zodra duidelijk is dat een potentiële koper echt geïnteresseerd is, wordt het tijd om belangrijke informatie uit te wisselen.

Door het opstellen van een vertrouwelijkheidsovereenkomst voorkomt u dat onzorgvuldig met deze informatie wordt omgesprongen. Als beide partijen vertrouwen hebben in de uitkomst van de onderhandelingen, is het gebruikelijk om elkaars intenties op papier vast te leggen met een intentieovereenkomst (‘letter of intent’).

Na de intentieovereenkomst zal de potentiële koper de informatie die u als verkoper heeft verstrekt, willen toetsen. Daarvoor dient het due diligence-onderzoek. In de meeste gevallen is dit een zo breed mogelijk onderzoek naar het bedrijf. Alle juridische, fiscale, financiële en bedrijfseconomische aspecten komen aan bod.

Zodra beide partijen in de onderhandelingsfase op hoofdpunten een akkoord hebben bereikt, kan een voorovereenkomst worden gesloten.

Fase 8: Verkoop

Als de onderhandelingsfase is afgerond, kan de definitieve koopovereenkomst worden gesloten. Als u een bv verkoopt, is nog een gang naar de notaris nodig. Daar worden de aandelen officieel overgedragen. Nadat u de koopsom heeft ontvangen, is uw bedrijf definitief verkocht.

Alhoewel de overdracht nu is afgerond, wil dat nog niet zeggen dat u alle banden met uw onderneming heeft doorgesneden. Misschien blijft u nog actief betrokken bij de onderneming. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u afspraken heeft gemaakt over de koopsom, waarbij de uiteindelijke hoogte mede wordt bepaald door de toekomstige resultaten van de onderneming.

Fiscale gevolgen

Bij een bedrijfsoverdracht krijgt u altijd te maken met de fiscus. Daarbij maakt het verschil of het gaat om bijvoorbeeld de overdracht van een eenmanszaak of van een bv. Vaak zal er moeten worden afgerekend, maar dat hoeft niet altijd. Er is namelijk een aantal ‘verzachtende’ regelingen. De belangrijkste zetten wij voor u op een rij:

  • De inkomstenbelasting kent onder andere een doorschuiffaciliteit bij de overdracht van een eenmanszaak of een aandeel in een vennootschap onder firma. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet te worden afgerekend met de fiscus en gaan de fiscale claims over op de koper.
  • Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken, is een van de voorwaarden dat de overdracht in beginsel moet plaatsvinden aan een medeondernemer die ten minste 36 maanden als ondernemer winst uit uw onderneming heeft gehad of ten minste 36 maanden als werknemer in uw onderneming werkzaam was. Wilt u van deze faciliteit gebruikmaken, houd hier dan tijdig rekening mee.
  • De doorschuiffaciliteit hoeft niet altijd voordeliger te zijn, dus is het voor u en voor de koper van belang vooraf de voordeligste optie te laten berekenen.
  • De inbreng van een onderneming in een bv tegen uitreiking van aandelen kan geruisloos plaatsvinden.
  • Voor de aanmerkelijkbelanghouder is er een doorschuiffaciliteit, bijvoorbeeld bij een aandelenfusie of juridische splitsing.
  • Ook de vennootschapsbelasting kent een aantal doorschuiffaciliteiten, zoals de bedrijfsfusiefaciliteit.
  • Er is een doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen. Ook bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen is er een doorschuiffaciliteit.
  • De Successiewet kent de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Een verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen in een bv is voor 100% voorwaardelijk vrijgesteld van erf- of schenkbelasting als de waarde van de objectieve onderneming niet groter is dan € 1.325.253  (2024). Is de onderneming meer waard, dan geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83% over het meerdere.

Wijziging doorschuiffaciliteit (DSR) en bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Het kabinet heeft de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet voor 2024 op een aantal punten herzien en tevens staan er meerdere wijzigingen op stapel voor 2025 en 2026. Omdat dit alles veelomvattend is en veel voorgenomen wijzigingen nog niet definitief zijn, adviseren wij u de Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf te raadplegen. Hier wordt uitgebreid ingegaan op de BOR en de DSR.

Tot slot

De koop en verkoop van een bedrijf is een uitermate complexe aangelegenheid. Daarbij spelen bedrijfseconomische, juridische, fiscale, financiële en sociale aspecten een grote rol. Neem voor advies op maat contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Zelfstandigen straks verplicht verzekerd voor arbeidsongeschiktheid

Het kabinet wil zelfstandigen straks verplichten zich te verzekeren tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid. Via een verplichte verzekering krijgen zelfstandigen dan een uitkering als ze door een langdurige ziekte niet meer in staat zijn het minimumloon te verdienen. Ze kunnen, onder voorwaarden, ook kiezen voor een private verzekering in plaats van de verplichte verzekering.

Onvoldoende verzekerd

Invalide

Zelfstandigen zijn volgens het kabinet thans onvoldoende verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. De oorzaak is gelegen in de hoge kosten, maar ook kunnen zelfstandigen zich soms vanwege hun leeftijd of een medische aandoening niet verzekeren. De Wet Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (BAZ) moet straks ook zorgen voor een gelijker speelveld tussen zelfstandigen onderling en tussen werknemers en zelfstandigen.

Kosten

De wet gaat straks gelden voor alle zelfstandigen die winst uit onderneming in de inkomstenbelasting genieten. Deze zelfstandigen moeten voor de verzekering straks een premie betalen waarvan de hoogte ongeveer 6,5% van hun winst zal bedragen. Op basis van het minimumloon in 2024 zal de maximumpremie ongeveer € 195 per maand bedragen. De premie is fiscaal aftrekbaar.

Let op! De verplichte verzekering gaat straks niet gelden voor dga’s. Ook mensen die inkomsten uit overig werk hebben die geen winst uit onderneming vormen, vallen straks niet onder de verplichte verzekering.

Hoogte uitkering

Een zelfstandige krijgt, bij doorgang van de BAZ, een uitkering als hij/zij door ziekte niet meer het wettelijk minimumloon kan verdienen. In de nieuwe verzekering is de wachttijd bepaald op één jaar. Pas daarna krijgt men een uitkering die 70% van de winst vóór arbeidsongeschiktheid bedraagt, met een maximum van het minimumloon. De uitkering wordt maximaal verstrekt tot de AOW-leeftijd is bereikt.

Alternatief: zelf verzekeren

Zelfstandigen die de uitkering te laag vinden of zich liever zelf verzekeren mogen ook kiezen voor een private verzekering. Dit geldt uiteraard ook voor zelfstandigen die nu al een private verzekering hebben. De te betalen premie én de hoogte van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid dienen dan wel in ieder geval gelijk te zijn aan de bedragen volgens de nieuwe verplichte verzekering. Ook moet de uitkering lopen tot de AOW-leeftijd.

Let op! In de wet is voorzien in overgangsrecht voor reeds lopende verzekeringen.

Internetconsultatie

Het plan is nu opgenomen in een wetsvoorstel dat ter internetconsultatie ligt. Iedereen kan hierop van 11 juni tot en met 23 juli 2024 reageren. Daarna moet het al dan niet aangepaste wetsvoorstel nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen voordat het in kan gaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Derde jaar op rij winstdaling voor groot deel kleiner mkb

Voor het derde jaar op rij heeft een groot deel van het kleinere mkb de winst zien afnemen. “Dit zijn cijfers die de kwetsbaarheid van deze zogeheten microbedrijven tonen”, aldus Pieter van der Kwaak, bestuurslid van SRA. “Het gaat hier om 83% van alle bedrijven in ons land. Zij dragen voor een groot deel bij aan onze welvaart en innovatiekracht.”

Dit is de belangrijkste conclusie uit het nieuwe SRA-rapport ‘Branches in Zicht 2024, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’. In dit rapport zijn ruim 9.000 jaarrekeningen van mkb-bedrijven (geen zzp’ers) geanalyseerd. 

Uit het rapport blijkt dat 54% van de microbedrijven in 2023 minder winst boekte dan een jaar eerder. Bij bijna 40% ging het om een winstdaling van 50% of meer. Microbedrijven zijn bedrijven met twee tot tien medewerkers en een jaaromzet tot € 1 miljoen. Tezamen met de andere bedrijven die tot het Nederlandse mkb behoren (tot 250 medewerkers), zijn zij goed voor bijna driekwart van de werkgelegenheid en voor praktisch twee derde van de toegevoegde waarde van de economie (bron: ‘Staat van het mkb 2023’). 99% van alle ondernemingen in ons land is mkb.

Omzet en winst voor hele mkb volatiel

Coverfoto SRA-rapport Branches in Zicht 2024

“Gezien het belang van het mkb baren de genoemde cijfers van het microbedrijf en daarnaast ook de omzet- en winstontwikkeling van het gehele mkb over 2023 mij zorgen”, vervolgt Van der Kwaak. De omzetgroei bedroeg voor het mkb als geheel 3,6% in vergelijking met een jaar eerder. Deze groei steekt mager af bij eerdere jaren. Met uitzondering van coronajaar 2020 (+0,6%) was de omzetstijging in het SRA-BiZ-onderzoek niet eerder zo beperkt. Bovendien blijft de groei van de omzet achter bij de inflatie, die het CBS voor 2023 heeft berekend op 3,8%.De winstgroei is in het mkb, dankzij forse besparingen op de inkoopkosten, toch nog uitgekomen op ruim 9%. Laten we uitschieters door corona weg, dan is dit een heel bescheiden groei ten opzichte van de meeste andere jaren in het SRA-BiZ-onderzoek. Bovendien zien we dat de verschillen tussen bedrijven en de fluctuaties in de winsten de laatste jaren toenemen. Vorig jaar zag bijvoorbeeld ook ruim de helft van de ondernemers in het mkb als geheel de winst afnemen. Bij ruim een derde ging het om een krimp van 50% of meer.

Onderaan de streep blijft er weinig over

“Van elke € 100 aan omzet blijft er afgerond € 8 over”, aldus Van der Kwaak. “Van die € 8 moet de ondernemer de belastingen, als hij schulden heeft de rente en last but not least de investeringen betalen.” Maar, benadrukt hij, de mkb-ondernemer heeft omzet- en winstgroei nodig om de kansen en uitdagingen die er liggen, zoals de krapte op de arbeidsmarkt, digitalisering en verduurzamingsdoelen, te kunnen betalen. “Als die armslag er niet of nauwelijks is, heeft dat gevolgen voor de investeringen, doorgroeimogelijkheden en de innovatiekracht van het mkb.” 

Volgens Van der Kwaak is een consistent overheidsbeleid, vereenvoudiging en vermindering van regelgeving en een goed investerings- en financieringsklimaat onontbeerlijk voor ondernemers: “Binnen welke kaders moeten zij ondernemen? De overheid moet daar veel meer de regie in pakken.”

Grote verschillen tussen branches

De cijfers over 2023 liepen op brancheniveau sterk uiteen. De verschillen zijn niet alleen groot tussen, maar ook binnen de branches. Kijken we naar de omzet, dan springen de logistiek en de detailhandel er in negatieve zin uit. In de detailhandel groeide de omzet gemiddeld wel (+3,2%), maar zag bijna de helft van de ondernemers de omzet teruglopen (tegenover ruim 34% een jaar eerder). De logistiek was de enige branche met een omzetkrimp (-1,6%).

De automotive behaalde daarentegen een relatief sterke omzetgroei van 9,1%. Desondanks wist de branche nauwelijks winstgroei te realiseren (+0,5%). De detailhandel (-8,3%) en de logistiek (-4,4%) zagen de winst vorig jaar zelfs krimpen. Tot slot viel de horeca op met een bovengemiddelde omzet- (13,9%) en winstontwikkeling (+17,5%). Desondanks zag een bovengemiddeld percentage bedrijven in de horeca de winst afnemen (ruim 54%).

Posted in Niet gecategoriseerd

Wegnemen belemmeringen hospitaverhuur

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en koninkrijkrelaties werkt aan wijzigingen en een informatiecampagne om belemmeringen voor hospitaverhuur te verminderen. De hoop is dat hiermee een bijdrage geleverd kan worden aan de oplossing van het grote woningtekort.

Hospitaverhuur

Bedrijfspand

Bij hospitaverhuur wonen huurder en hospita (verhuurder) samen in een woning. De hospita verhuurt een of meer kamers en ruimtes  als keuken, douche en toilet worden gedeeld. 

Belemmeringen

Uit onderzoek is onder meer gebleken dat 8% van de Nederlanders met een geschikte ruimte hospitaverhuur overweegt als regelgeving eenvoudiger zou zijn en/of het makkelijker zou zijn om van de hypotheekverstrekker of de verhuurder toestemming te krijgen. Het ministerie werkt daarom aan oplossingen om belemmeringen voor hospitaverhuur weg te nemen.

Toestemming van hypotheekverstrekker

De hypotheekverstrekker wil vaak geen toestemming geven voor hospitaverhuur omdat een woning in verhuurde staat mogelijk voor een lagere verkoopprijs zorgt. Dit kan weer leiden tot een restschuld of lagere overwaarde bij (gedwongen) verkoop. Ook de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) staat hospitaverhuur om die reden momenteel niet toe.

Het ministerie werkt daarom aan een wetwijziging, waardoor een hospita bij verkoop of overdracht van de woning eenvoudiger het huurcontract kan beëindigen. Verschillende hypotheekverstrekkers verwachten na deze wetswijziging hospitaverhuur vaker toe te staan. Ook de NHG staat hospitaverhuur toe na deze wetswijziging.

Toestemming van verhuurder

Momenteel wil de hoofdverhuurder vaak geen toestemming geven voor onderhuur van een kamer. Door voorgenomen wijziging van de definities voor het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte (WWSO) en zelfstandige woonruimte (WWS) wordt de kans dat de hoofdverhuurder geen toestemming wil geven juist alleen maar groter. Het kan namelijk zijn dat door de hospitaverhuur dan voor de hoofdverhuurder het WWSO van toepassing. Dit kan weer leiden tot een lagere verhuurprijs voor de hoofdverhuurder dan wanneer het WWS van toepassing is.

Let op! Deze wijziging van de definities treedt op als de Eerste Kamer instemt met de Wet betaalbare huur en gaat dan op 1 juli 2024 in.

Het ministerie beoordeelt daarom of in het Besluit betaalbare verhuur een uitzondering kan worden opgenomen voor hospitaverhuur waardoor de verhuur van de hoofdverhuurder onder het puntenstelsel voor zelfstandige woonruimte (WWS) valt. Als de Eerste Kamer instemt met de Wet betaalbare huur is beoogd om de wijziging van het besluit ook per 1 juli 2024 in te laten gaan.

Niet opzegbaar contract voor onbepaalde tijd

Hospitaverhuurders zijn vaak terughoudend om voor onbepaalde tijd een kamer te verhuren. Om te voorkomen dat een vast huurcontract ontstaat, wordt daarom het huurcontract vaak binnen de proeftijd van negen maanden opgezegd.

Het ministerie doet daarom onderzoek naar (wijziging van) de wettelijke mogelijkheden om via een specifiek huurcontract voor bepaalde tijd een langer hospitaverhuur contract af te sluiten bijvoorbeeld voor twee of vijf jaar.

Huurverhoging door hospitaverhuur

Hospitaverhuur kan leiden tot verhoging van de huur van een sociale huurwoning omdat het inkomen van de huurder meetelt voor de hoogte van de huur. Het ministerie onderzoekt daarom een mogelijke aanpassing van de inkomensafhankelijke huurverhoging.

Informeren

Het ministerie denkt dat de bekendheid met de regelgeving omtrent hospitaverhuur ook bijdraagt aan de overweging om tot hospitaverhuur over te gaan. Daarom wordt in augustus van dit jaar ook een informatiecampagne gestart waarmee potentiële verhuurder en huurders en woningcorporaties, gemeenten en particuliere verhuurders geïnformeerd worden over de mogelijkheden en regels rondom hospitaverhuur.

Tip! Op dit moment is al een speciale pagina over hospitaverhuur op Rijksoverheid.nl geplaatst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel box 3-stelsel vanaf 2027 steeds concreter

Het wetsvoorstel voor het nieuwe box 3-stelsel op basis van het werkelijke rendement dat vanaf 2027 moet ingaan is weer iets concreter. Nu is ook duidelijk op welke wijze onroerende zaken belast worden in het voorgestelde nieuwe stelsel. Dit wetsvoorstel is nu voor advies aangeboden aan de Raad van State.

Belasten onroerende zaken

Straatbeeld

In het nieuwe stelsel wordt zowel het directe rendement als het indirecte rendement op onroerende zaken belast in box 3.

Direct rendement

Het directe rendement is het rendement dat jaarlijks behaald wordt, bijvoorbeeld huur en pacht, maar ook het rendement in natura door eigen gebruik van de onroerende zaak. De wijze van belastingheffing is afhankelijk van de categorie waarin de onroerende zaak wordt ingedeeld.

  1. Bij een onroerende zaak die minimaal 328 dagen (of 329 dagen in een schrikkeljaar) in het jaar verhuurd wordt:
    a. is de ontvangen huur- of pacht belast, en
    b. zijn onderhouds- en andere kosten hierop  aftrekbaar.
  2. Bij een onroerende zaak die het gehele jaar niet verhuurd wordt:
    a. is 2,65 % van de WOZ-waarde (de zogenaamde vastgoedbijtelling die het voordeel in natura van het eigen gebruik vertegenwoordigd) belast, en
    b. zijn onderhouds- en andere kosten niet apart aftrekbaar, maar verdisconteerd in de vastgoedbijtelling.
  3. Bij een onroerende zaak die voor minder dan 328 dagen (of 329 dagen in een schrikkeljaar) in het jaar verhuurd wordt, worden de twee hiervoor beschreven berekeningen met elkaar vergeleken en:
    a. is de ontvangen huur- of pacht verminderd met de onderhouds- en andere kosten belast, of
    b. is, als dit tot een hoger bedrag leidt, 2,65 % van de WOZ-waarde belast.

Let op! Verschuldigde rente over schulden kunt u wel in aftrek brengen, ook als u de vastgoedbijtelling toe moet passen.

Onderhoudskosten en verbeteringskosten

In het nieuwe voorgestelde stelsel is het onderscheid tussen onderhouds- en verbeteringskosten van belang. Onderhoudskosten zijn in het jaar aftrekbaar of verdisconteert in de vastgoedbijtelling. Verbeteringskosten worden pas verrekend bij het realiseren van het indirecte rendement.

Let op! Heel kort omschreven zijn onderhoudskosten kosten voor het repareren van bestaande elementen van de onroerende zaak, denk aan schilderen. Bij verbetering worden kosten gemaakt die iets toevoegen aan de onroerende zaak, denk aan een aanbouw.

Indirect rendement

Het indirecte rendement is belast volgens de vermogenswinstbelasting. Dit betreft de winst die behaald wordt door de waardeontwikkeling tijdens de periode dat een belastingplichtige onroerend goed bezit. De belastingheffing vindt plaats aan het einde van de bezitsduur, bijvoorbeeld bij verkoop. De wijze van belastingheffing vindt voor alle onroerende zaken op dezelfde wijze plaats. Het maakt hierbij dus niet uit of de onroerende zaak voor minimaal 328 dagen per jaar verhuurd wordt, voor minder dagen of helemaal niet.

Let op! De verbeteringskosten worden bij de berekening van het indirecte rendement wel verrekend. Een heel simpel voorbeeld:  kosten van aankoop van een onroerende zaak € 500.000, verbeteringskosten door de jaren heen € 250.000, opbrengst bij verkoop € 900.000. De vermogenswinst bedraagt dan € 150.000 (€ 900.000 -/- € 500.000 -/- € 250.000).

Andere parameters

In het aan de Raad van State aangeboden wetsvoorstel zijn nog meer parameters opgenomen die nog niet eerder bekend waren. Zo wordt voorgesteld om het heffingsvrije inkomen vast te stellen op € 1.250, een verliesdrempel van € 500 te hanteren en een belastingtarief van 36%.

Let op! Het nieuwe kabinet uiteraard ook nog andere keuzes maken voor de diverse parameters.

Niet voor periode 2017-2026

Het is de bedoeling van de wetgever om het nieuwe stelsel per 1 januari 2027 in te laten gaan. De hiervoor beschreven berekening van bijvoorbeeld het werkelijke rendement op onroerende zaken geldt dan ook pas als de wetsvoorstellen ongewijzigd worden aangenomen en per 1 januari 2027 worden ingevoerd.

Raad van State

Door het nu aanbieden van het wetsvoorstel aan de Raad van State kan invoering van het nieuwe stelsel per 1 januari 2027 misschien nog gehaald worden. Na ontvangst van het advies van de Raad van State kan het nieuwe kabinet beslissen of ze het wetsvoorstel, met of zonder wijzigingen, indienen bij de Tweede Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Varianten box 3-heffing berekening tot 2022 en vanaf 2023

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat nader rechtsherstel geboden moet worden als het werkelijke rendement van het box 3-vermogen lager is dan het forfaitaire rendement. Op 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad een nieuwe aanwijzing gegeven over de berekening van het werkelijke rendement van een box 3-woning.

Werkelijke rendement versus forfaitair rendement

Juridisch

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat ook de Wet rechtsherstel box 3 (hierna: Herstelwet) en de Overbruggingswet box 3 (hierna: Overbruggingswet) in strijd zijn met Europees recht als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Op 24 december 2021 had de Hoge Raad op dezelfde wijze al geoordeeld over de box 3-wetgeving vanaf 2017 (hierna: oude box 3 wet).

Gevolgen voor de jaren tot en met 2022

De arresten van 24 december 2021 en 6 juni 2024 betekenen dat u tot en met 2022 te maken heeft met drie berekeningen: het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet, het forfaitaire rendement van de Herstelwet en het werkelijke rendement.

De box 3-heffing wordt vervolgens als volgt berekend.

  • Is het forfaitaire rendement van de Herstelwet lager dan het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het forfaitair rendement van de Herstelwet.
  • Is het forfaitaire rendement van de Herstelwet hoger dan het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet.
  • Is uw werkelijke rendement lager dan het aldus vastgestelde forfaitaire rendement? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het werkelijke rendement.

Let op! U kunt alleen een beroep doen op vaststelling op het werkelijke rendement als u nog kunt aansluiten bij het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. Dat zal lang niet altijd het geval zijn. Het ministerie van Financiën bestudeert momenteel het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. Het wachten is nu op meer duidelijkheid hierover.

Wat betekent dit nu voor de jaren vanaf 2023?

Vanaf 2023 krijgt u te maken met twee berekeningen: het forfaitaire rendement van de Overbruggingswet en het werkelijke rendement. Als uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement van de Overbruggingswet, wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het werkelijke rendement.

Voorlopig houdt de Belastingdienst de meeste aangifte inkomstenbelasting 2023 met box 3-inkomen nog aan in afwachting van de duidelijkheid die het ministerie van Financiën gaat verschaffen over het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. U hoeft op dit moment daarom nog niets te doen.

Let op! Dit is anders als u toch al een definitieve aanslag inkomstenbelasting ontvangt of heeft ontvangen met box 3-inkomen. Neem in zo’n geval contact op met een van onze adviseurs. Dan kunt u samen bepalen of u actie moet ondernemen. Doe dat wel snel, de bezwaartermijn bedraagt maar zes weken.

Berekening werkelijke rendement

De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 ook een aantal regels gegeven over de wijze waarop het werkelijke rendement berekend moet worden. Een van die regels is dat gerealiseerde én ongerealiseerde vermogenswinsten, of die nu positief of negatief zijn, ook onderdeel zijn van het werkelijke rendement.

WOZ voor werkelijke rendement woning

Op 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad hieraan voor woningen die in box 3 vallen nog een nieuwe aanwijzing gegeven. De Hoge Raad geeft aan dat voor de vaststelling van het werkelijk rendement van een woning de waarde van de woning aan het begin en het einde van het jaar bepaald wordt op basis van de WOZ-waarden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opstarttijd kwalificeert als werktijd volgens de Advocaat-Generaal

Onder werktijd vallen de uren die de werknemer werkt in opdracht van de werkgever. Het opstarten en inloggen vindt voor elke werknemer dagelijks plaats. Moet deze tijd ook als werktijd worden beschouwd? Deze vraag stond centraal in een procedure bij het gerechtshof Den Haag.

In deze zaak ging het om een werknemer van een callcenter die tien minuten voor aanvang van zijn dienst aanwezig moest zijn. Er was discussie ontstaan over de vraag of de werknemer volgens de bij de werkgever van toepassing zijnde Planningsregels verplicht was  om tien minuten voor aanvang van een ingeroosterde dienst aanwezig te zijn en om voorbereidende werkzaamheden verrichten.

Gerechtshof: 10 minuten opstarttijd is werktijd

Laptop

Het gerechtshof hield er rekening mee dat inloggen vaak niet in één keer lukt en beschouwde dit als ‘voorbereidende werkzaamheden’ die nodig zijn om de werkzaamheden uit te kunnen voeren. Bovendien volgde uit de Planningsregels die in de gebiedende wijs waren geformuleerd dat de werknemer feitelijk tien minuten voor aanvang van de dienst aanwezig moet zijn. Het betrof hier dus een verplichting. Hier staat vervolgens de verplichting tot loonbetaling over de tien minuten voorbereidingstijd tegenover. Dit volgde uit de arbeidsovereenkomst van de werknemer, waarin was bepaald dat de werkgever verplicht was loon te betalen over ‘daadwerkelijk gewerkte uren’.

Dit leidde ertoe dat het gerechtshof de loonvordering over deze opstarttijd (tien minuten per keer) heeft toegewezen. De werkgever was het hier niet mee eens en ging in cassatie bij de Hoge Raad.

Advocaat generaal volgt het gerechtshof

Inmiddels heeft de advocaat-generaal van de Hoge Raad een advies uitgebracht aan de Hoge Raad. Dit is weliswaar geen bindend advies, maar heeft wel waarde. De advocaat-generaal volgt het gerechtshof in zijn oordeel dat er een verplichting bestond voor de werknemer om gedurende de opstarttijd aanwezig te zijn, waardoor er sprake was van  ‘daadwerkelijk gewerkte uren’. 

Let op! Het is nu afwachten wat de Hoge Raad gaat doen en of deze het advies van de Advocaat-Generaal gaat volgen. De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 8 november 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Aandachtspunten werken met zelfstandigen

De laatste jaren zijn er steeds meer zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) bijgekomen. Het gaat hierbij om mensen die ofwel volledig als zelfstandige werken, ofwel dit combineren met een dienstverband in loondienst.

Voor een werkgever, ofwel opdrachtgever, is het van belang om na te gaan of er wel sprake is van echte zelfstandigheid of dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. Een zzp’er die achteraf toch werknemer blijkt te zijn, kan voor de opdrachtgever namelijk flink in de papieren lopen. 

Werkt u met zzp’ers of bent u een zzp’er? Wat is nu er wettelijk geregeld, waar moet en kunt op letten en hoe wordt er gehandhaafd?

Beoordeling arbeidsrelatie

In de jurisprudentie is invulling gegeven aan de vraag wanneer er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Ingevolge de wet (artikel 7:610 BW):

  • moet er sprake zijn van de bevoegdheid van de werkgever om aanwijzingen en instructies te geven (gezagsverhouding);
  • moet de arbeid persoonlijk worden verricht;
  • moet de werkgever als tegenprestatie loon betalen. 

Ten aanzien van het gezagscriterium heeft de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest verduidelijkt dat de rechter ook mag kijken of het werk dat wordt verricht ‘organisatorisch is ingebed’ in de organisatie en daarmee behoort tot de normale bedrijfsarbeid van de onderneming van de werkgever. Dat betreft  echter slechts een van de in aanmerking te nemen omstandigheden. Er moet holistisch worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval. Van belang kunnen onder meer zijn:

  • de aard en duur van de werkzaamheden;
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
  • het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  • de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen;
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  • de hoogte van deze beloningen;
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt.

Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het verwerven van een reputatie, acquisitie, fiscale behandeling, het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Nieuwe wetgeving: gezagscriterium

In het najaar van 2023 is er een internetconsultatie geweest van het wetsvoorstel ‘Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’. Deze wet beoogt de schijnzelfstandigheid op te lossen. Schijnzelfstandigheid ontstaat met name vanwege onduidelijkheid over de invulling van het gezagscriterium. Het wetsvoorstel streeft naar een verduidelijking van dit gezagscriterium in artikel 7:610 BW. Volgens dit voorstel is sprake van gezag wanneer (abc-toets):

a. de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkgever; of
b. de arbeid of de werknemer organisatorisch zijn ingebed in de organisatie van de werkgever; 
c. de werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht.

Daarbij komt een wettelijke rangorde van deze abc-toets en de mogelijkheid om bij AMvB verduidelijking van de begrippen en wegingsfactoren te geven. Visueel ziet dit er als volgt uit:

Visual Advieswijzer

Klik op de afbeelding voor een vergrote versie

Tevens wordt er in een nieuw wetsartikel (7:610aaBW) voorgesteld dat er op basis van een bepaald uurloon vastgesteld kan worden dat er wel of geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Wanneer een werkende minder dan € 32,24 (bedrag wordt periodiek geïndexeerd) verdient, is het vermoeden dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het rechtsvermoeden kan worden ingeroepen door de werkende (of diens vertegenwoordiger). Het gaat hierbij om een weerlegbaar rechtsvermoeden. Dit betekent dat er niet automatisch een arbeidsovereenkomst ontstaat, maar de werkende kan zich in geval van een tarief onder de norm wel op het rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst beroepen en gemakkelijker een arbeidsovereenkomst opeisen (bij de eigen werkgever en desnoods via de civiele rechter). Het is dan aan de werkgever om dat rechtsvermoeden te ontkrachten.

Schijnzelfstandigheid en de handhaving hierop

Een schijnzelfstandige is iemand die door zichzelf en zijn opdrachtgever als zzp’er wordt aangemerkt, terwijl deze persoon in werkelijkheid werknemer is.

Vanaf 1 mei 2016 geldt de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). In verband met politieke druk, voortkomend uit in de praktijk bestaande onzekerheid over de toepassing van deze wet, is de handhaving op schijnzelfstandigheid door de Belastingdienst opgeschort tot het moment waarop bepaalde knelpunten zijn opgelost. De opschorting duurt tot 1 januari 2025. Dit betekent dat de Belastingdienst opdrachtnemers en opdrachtgevers tot uiterlijk 1 januari 2025 geen boete of naheffing zal opleggen. 

Kwaadwillenden

Er is nu wel sprake van een zogenaamd handhavingsmoratorium. Dit moratorium houdt in dat de Belastingdienst aanwijzingen geeft als er volgens hen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar alleen naheft in uitzonderlijke gevallen van kwaadwillendheid. 

De Belastingdienst heeft nu al de mogelijkheid ‘kwaadwillenden’ te beboeten. Deze term ziet op de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking (en daarmee een oneigenlijk financieel voordeel behaalt en/of het speelveld op een oneerlijke manier aantast). De Belastingdienst handhaaft in alle gevallen van kwaadwillendheid. De Belastingdienst kan handhaven bij kwaadwillenden als zij de volgende drie criteria alle drie kan bewijzen:

  1. Er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking.
  2. Er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid.
  3. Er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid.

De Belastingdienst legt dus niet meteen een correctieverplichting op, maar de opdrachtgever moet wel de aanwijzingen opvolgen door ofwel de afspraken met de zzp’er zodanig aan te passen dat er geen sprake meer is van een arbeidsovereenkomst, ofwel door de werkzaamheden van de zzp’er als dienstbetrekking te laten verwerken in de loonaangifte. Hiervoor krijgt de opdrachtgever meestal drie maanden de tijd. Worden de aanwijzingen niet of niet voldoende opgevolgd, dan volgt een correctieverplichting en boete vanaf het moment van het geven van de aanwijzing.

Let op! Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst uiteindelijk (weer) handhaven op schijnzelfstandigheid. Deze keer gaat dat echt gebeuren. Het zogenaamde handhavingsmoratorium komt per genoemde datum te vervallen. Risicosectoren zoals de zorg, de kinderopvang, de bouw en het onderwijs zijn al extra gewaarschuwd. De Belastingdienst kan dan naheffen en boetes opleggen in situaties waarin er sprake is van een arbeidsovereenkomst, waarbij door de Belastingdienst gekeken wordt naar de criteria van het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad.

Risico’s opdrachtgever

Als achteraf sprake blijkt te zijn van een arbeidsovereenkomst, dan loopt de opdrachtgever het risico van het betalen van (achterstallige loonbelasting), verlof, vakantietoeslag, premies werknemersverzekeringen en het werkgeversdeel in de pensioenpremie. Daarnaast kan een boete worden opgelegd met een terugwerkende kracht van vijf jaar. 

Risico’s zzp’er

Niet alleen de opdrachtgever loopt een risico als achteraf de situatie anders blijkt te zijn. Ook zijn er risico’s voor de zzp’er. Denk aan een controle door de Belastingdienst van zijn aangifte inkomstenbelasting. Als de Belastingdienst hem aanmerkt als zzp’er, zal hij de aangifte corrigeren. Dit heeft als gevolg dat de aangegeven winst als loon wordt aangemerkt, waardoor bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling vervallen.

Uit te voeren acties

Het is van belang nu al alert te zijn op het werken met zzp’ers. Daarvoor is het van belang de gemaakte afspraken en alle feiten en omstandigheden in kaart te brengen om vervolgens op basis van de aandachtspunten uit het Deliveroo-arrest te beoordelen of sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Tip! Als dat het geval is, dan is het van belang te kijken of de afspraken en werkwijze zodanig kunnen worden aangepast dat er geen sprake van een arbeidsovereenkomst meer is. Dan kan het handig zijn gebruik te maken van modelovereenkomsten die zijn beoordeeld door de Belastingdienst.

Tip! Bekijk of het mogelijk is om als opdrachtgever de zzp’er een dienstverband aan te bieden indien u dit beiden een wenselijke situatie lijkt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Varianten box 3-heffing berekening tot en met 2022 en vanaf 2023

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat nader rechtsherstel geboden moet worden als het werkelijke rendement van het box 3-vermogen lager is dan het forfaitaire rendement. Op 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad een nieuwe aanwijzing gegeven over de berekening van het werkelijke rendement van een box 3-woning. Wat betekent dit voor de box 3-heffing tot en met 2022 en vanaf 2023?

Werkelijke rendement versus forfaitair rendement

Juridisch

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat ook de Wet rechtsherstel box 3 (hierna: Herstelwet) en de Overbruggingswet box 3 (hierna: Overbruggingswet) in strijd zijn met Europees recht als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Op 24 december 2021 had de Hoge Raad op dezelfde wijze al geoordeeld over de box 3-wetgeving vanaf 2017 (hierna: oude box 3-wet).

Gevolgen voor de jaren tot en met 2022

De arresten van 24 december 2021 en 6 juni 2024 betekenen dat u tot en met 2022 te maken heeft met drie berekeningen: het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet, het forfaitaire rendement van de Herstelwet en het werkelijke rendement.

De box 3-heffing wordt vervolgens als volgt berekend.

  • Is het forfaitaire rendement van de Herstelwet lager dan het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het forfaitair rendement van de Herstelwet.
  • Is het forfaitaire rendement van de Herstelwet hoger dan het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het forfaitaire rendement van de oude box 3-wet.
  • Is uw werkelijke rendement lager dan het aldus vastgestelde forfaitaire rendement? Dan wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het werkelijke rendement.

Let op! U kunt alleen een beroep doen op vaststelling op het werkelijke rendement als u nog kunt aansluiten bij het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. Dat zal lang niet altijd het geval zijn. Het Ministerie van Financiën bestudeert momenteel het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. Het wachten is nu op meer duidelijkheid hierover.

Wat betekent dit nu voor de jaren vanaf 2023?

Vanaf 2023 krijgt u te maken met twee berekeningen: het forfaitaire rendement van de Overbruggingswet en het werkelijke rendement. Als uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement van de Overbruggingswet, wordt uw box 3-heffing berekend op basis van het werkelijke rendement.

Voorlopig houdt de Belastingdienst de meeste aangiften inkomstenbelasting 2023 met box 3-inkomen nog aan in afwachting van de duidelijkheid die het Ministerie van Financiën gaat verschaffen over het oordeel van de Hoge Raad van 6 juni 2024. U hoeft op dit moment daarom nog niets te doen.

Let op! Dit is anders als u toch al een definitieve aanslag inkomstenbelasting ontvangt of heeft ontvangen met box 3-inkomen. Neem in zo’n geval contact op met een van onze adviseurs. Dan kunt u samen bepalen of u actie moet ondernemen. Doe dat wel snel, de bezwaartermijn bedraagt maar zes weken.

Berekening werkelijke rendement

De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 ook een aantal regels gegeven over de wijze waarop het werkelijke rendement berekend moet worden. Een van die regels is dat gerealiseerde én ongerealiseerde vermogenswinsten, of die nu positief of negatief zijn, ook onderdeel zijn van het werkelijke rendement.

WOZ voor werkelijke rendement woning

Op 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad hieraan voor woningen die in box 3 vallen nog een nieuwe aanwijzing gegeven. De Hoge Raad geeft aan dat voor de vaststelling van het werkelijke rendement van een woning de waarde van de woning aan het begin en het einde van het jaar bepaald wordt op basis van de WOZ-waarde.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingschulden corona nog € 9,6 miljard

Ondernemers konden tijdens de coronacrisis uitstel van betaling vragen voor belastingschulden. Ruim 400.000 ondernemers hebben hiervan gebruikgemaakt. Zij vroegen voor € 19,6 miljard uitstel van betaling aan. Eind april 2024 staat hiervan nog € 9,6 miljard open, aldus staatsecretaris Van Rij.

Gemiddelde schuld ruim € 67.000

Euro

Uit de cijfers blijkt dat nog ruim 153.000 ondernemers hun schuld nog niet geheel hebben afgelost. Dit komt neer op een gemiddelde restschuld van ruim € 67.000. Van al deze ondernemers heeft bijna een kwart te maken met een betalingsachterstand op de aflossingstermijnen.

Geen generiek kwijtschelding 

De staatssecretaris heeft nogmaals benadrukt dat er geen generieke kwijtschelding van coronabelastingschulden komt. Kunt u niet voldoen aan de aflossingstermijnen, wacht dan niet af, maar neem dan contact op met een van onze adviseurs. Wellicht kunt u nog geholpen worden met een betaalpauze of verlenging van de betalingstermijn of zijn er andere mogelijkheden. Niets doen is niet verstandig, omdat u dan het risico loopt dat de Belastingdienst op korte termijn uw betalingsregeling beëindigt. U moet dan daarna de belastingschuld binnen 14 dagen volledig betalen.

Betalingsregelingen beëindigd

Van Rij meldt dat inmiddels ongeveer 54.000 betalingsregelingen ook al zijn beëindigd met een openstaande coronabelastingschuld van € 3,2 miljard. Bij het grootste deel, 47.000 gevallen, heeft de Belastingdienst de regeling ingetrokken. In overige gevallen is sprake van een faillissement of saneringstraject.

Deels oninbaar

Van Rij deelt mee dat een deel van de belastingschulden oninbaar is. Het gaat hierbij naar schatting om een bedrag van € 3,5 miljard. Ten opzichte van de vorige schatting uit de Voorjaarsnota 2023 is dit een stijging  met € 1 miljard. De bijstelling is gebaseerd op feiten uit het afgelopen jaar inzake  betalingen en ingetrokken regelingen. De daadwerkelijk oninbaar geleden schuld bedraagt per 29 april 2024 zo’n € 370 miljoen.

Uitvoeringsproblemen

Het innen van de coronaschulden brengt ook uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst met zich mee door een tekort aan personeel. De Belastingdienst geeft daarbij prioriteit aan verzoeken om versoepelingen, uitstel, sanering en bezwaar- en beroepschriften inzake de betalingsregeling. Inmiddels is de Belastingdienst ook gefaseerd gestart met de dwanginvordering. Uiteindelijk moeten invorderingsmaatregelen volgen voor alle ondernemers die niet aan hun betalingsverplichtingen voldoen.

Externe partijen

Ook wordt onderzocht of ook externe partijen kunnen worden ingezet bij de afhandeling van de coronaschulden. Dit betreft onder meer de inzet van invorderingsmedewerkers en extra ondersteuning bij de behandeling van bezwaren en verzoeken.

Voortgang

Van Rij deelt mee de Kamer te blijven informeren over de voortgang van het traject via de reguliere stand-van-zakenbrieven en niet meer met aparte Kamerbrieven met specifiek alleen het onderwerp coronabelastingschulden. Informatie over coronaschulden is na het informeren van de Kamer ook te raadplegen via https://over-ons.belastingdienst.nl/onderwerpen/bijzonderuitstel-corona/. Deze site zal waarschijnlijk pas actief worden na de eerste stand-van-zakenbrief waarin ook ingegaan wordt op de coronabelastingschulden. De site is op dit moment in ieder geval nog niet actief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 18 juni 2024 subsidie Omschakeling Plasticverwerkers

Ondernemingen die van polymeren plastic half- en eindproducten maken, kunnen vanaf 18 juni 2024 subsidie aanvragen voor productietesten naar het gebruik van gerecycled en biogebaseerd plastic. Voor 2024 is hiervoor € 6 miljoen beschikbaar, tot 2030 in totaal € 49 miljoen.

Minder gebruik aardolie en -gas

Geld

Doel van de subsidie is om plastic dat gemaakt wordt van aardolie en -gas te vervangen door gerecycled en biogebaseerd plastic. Momenteel wordt nog maar zo’n 8% van alle plastic gemaakt van gerecycled materiaal en wordt biogebaseerd plastic nog nauwelijks gemaakt. Door de subsidie wordt onder meer de uitstoot van CO2 teruggedrongen. 

Omvang subsidie

De subsidie dekt 75% van alle kosten, tot maximaal €25.000 per aanvraag voor één of meer productietesten. De subsidie is aan te vragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl) vanaf 18 juni 2024 9.00 uur tot 3 oktober 2024 12.00 uur. U heeft hiervoor eHerkenning minimaal op niveau 2+ nodig.

Voorwaarden

De subsidie kent ook een aantal voorwaarden. Zo is de subsidie ieder jaar slechts één keer aan te vragen. Ook moet het deel circulair plastic in uw productietest veel hoger zijn dan wat u nu in producten verwerkt. Hoe veel hoger is per product anders. In uw aanvraag dient u ook een begroting op te nemen van te maken kosten.

Posted in Niet gecategoriseerd

WW-recht na opname tussentijds opzegbeding in beëindigingsovereenkomst

Heeft een werknemer recht op een WW-uitkering als hij een beëindigingsovereenkomst sluit met zijn werkgever als pas in die overeenkomst de mogelijkheid wordt opgenomen om de arbeidsovereenkomst tussentijds te beëindigen? Het UWV vond van niet, de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders.

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet opzegbaar

Juridisch

Als partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met elkaar aangaan waarbij de einddatum op een kalenderdatum is bepaald, zijn ze in beginsel gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst aan elkaar verbonden. Dit houdt in dat ze – bijzondere omstandigheden zoals bijvoorbeeld een ontslag op staande voet daargelaten – niet tussentijds uit elkaar kunnen gaan.

Uitzondering: tussentijds opzegbeding

Dit is anders als er een beding inzake tussentijdse opzegging is overeengekomen. In dat geval kan de werknemer met inachtneming van de geldende opzegtermijn het dienstverband tussentijds beëindigen.

Ook de werkgever heeft de mogelijkheid om in dat geval de arbeidsovereenkomst tussentijds te laten beëindigen maar daarvoor geldt wel dat hij afhankelijk van de ontslagreden naar het UWV moet om een ontslagvergunning te krijgen dan wel naar de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden.

Daarnaast behoort een beëindiging met wederzijds goedvinden, meestal vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst, tot de mogelijkheden.

Later overeengekomen tussentijds opzegbeding

Kan een beding inzake tussentijdse opzegging ook later worden overeengekomen en zo ja wat betekent dat voor de eventuele WW-rechten van een werknemer? Het UWV was van oordeel dat een beding inzake tussentijdse opzegging alleen overeengekomen mag worden in een addendum op de arbeidsovereenkomst dan wel in de cao vermeld moet zijn.

Het was met andere woorden naar het oordeel van het UWV niet mogelijk om een dergelijke beding bijvoorbeeld op te nemen in een beëindigingsovereenkomst. In dat geval zou namelijk een uitsluitingsgrond voor het recht op WW gelden.

Let op! Uitsluitingsgronden zijn objectieve criteria aan de hand waarvan UWV bepaalt of het recht op WW-uitkering ook tot uitbetaling kan komen. Voorbeelden van uitsluitingsgronden zijn het niet in acht nemen van de geldende opzegtermijn, detentie en verblijf in het buitenland anders dan wegens vakantie.

Oordeel Centrale Raad van Beroep

De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter, heeft geoordeeld dat er in de WW voor wat betreft de uitsluitingsgrond bij tijdelijke contracten verwezen is naar de mogelijkheid in het Burgerlijk Wetboek om een beding inzake tussentijdse opzegging overeen te komen. Een dergelijk beding moet schriftelijk worden aangegaan. Er staat niet vermeld op welk moment. De conclusie van de CRvB is dan ook dat een dergelijk beding ook later nog kan worden opgenomen in een beëindigingsovereenkomst. Er is dan geen sprake van een uitsluitingsgrond.

Let op! Interessant is nog wel de vraag of er mogelijk al dan niet sprake is van een benadelingshandeling van de werknemer. Immers door mee te werken aan het op een later moment overeenkomen van een beding inzake tussentijdse opzegging werkt de werknemer mee aan het eerder werkloos worden dan het geval zou zijn geweest als hij het contract had uitgediend. Dit argument was geen onderdeel van de zaak waarover de CRvB oordeelde. Het is dus nog afwachten hoe daarover in de toekomst mogelijk nog wordt geoordeeld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen laag btw-tarief hammam- en rassoulrituelen in sauna

Veel sauna’s bieden naast het gelegenheid geven tot het nemen van een saunabad ook andere diensten aan, zoals hammam- en rassoulrituelen. Voor sauna’s geldt het lage btw-tarief van 9%, maar dat geldt niet voor genoemde hammam- en rassoulrituelen. Die zijn belast tegen het normale tarief van 21%, aldus het gerechtshof in Amsterdam.

Gelegenheid geven tot baden

Juridisch

Op het gelegenheid geven tot baden is het verlaagde btw-tarief van 9% van toepassing. Dit tarief geldt ook voor saunabaden. In bovengenoemde zaak was de vraag aan de orde of ook op hammam- en rassoulrituelen dit tarief van toepassing is. In het betreffende wellnesscomplex kon men, naast het nemen van saunabaden, namelijk ook dergelijke rituelen ondergaan.

Niet gelijksoortig

Het gerechtshof in Amsterdam komt tot de conclusie dat genoemde rituelen niet gelijksoortig zijn aan saunabaden. Dit blijkt onder andere uit het feit dat voor deze rituelen apart betaald moet worden en deze dus geen onderdeel uitmaken van het standaard saunabad.

Persoonlijke aandacht

Ook is van belang dat het hammamritueel gepaard gaat met persoonlijke aandacht van het personeel. Tijdens het hammamritueel wordt de klant namelijk uitvoerig ingezeept en gescrubd, terwijl bij het rassoulritueel het lichaam diep gereinigd wordt met klei. Daarmee zijn deze behandelingen volgens het Hof eerder te beschouwen als schoonheidsbehandeling dan als het nemen van een bad. De naheffingsaanslag met betrekking tot een hoger btw-tarief voor de hammam- en rassoulrituelen van ruim € 99.000 blijft dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer zijn voedingssupplementen aftrekbaar?

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van uw inkomen. Vallen voedingssupplementen ook onder zorgkosten, en zo ja, wat zijn dan de voorwaarden? De Belastingdienst heeft hierover onlangs een standpunt bekendgemaakt, zodat u weet waar u in de praktijk aan toe bent.

Voorwaarden aftrek zorgkosten

Medisch

Bepaalde zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar van uw inkomstenbelasting. Zo moet het gaan om kosten die u maakt wegens ziekte of invaliditeit. Ook is er vaak een medisch voorschrift van een arts vereist en gelden er soms vaste normen. 

Let op! Zorgkosten die onder de voorwaarden vallen zijn alleen aftrekbaar als u ze niet via bijvoorbeeld uw verzekeraar vergoed krijgt.

Drempel

Ook geldt er een drempel voor wat betreft de aftrek van zorgkosten die oploopt naarmate uw inkomen hoger is. Zorgkosten zijn dan ook alleen maar aftrekbaar als u in een jaar meer aan aftrekbare kosten heeft dan deze drempel.

Voedingssupplementen aftrekbaar?

Voedingssupplementen kunnen volgens de Belastingdienst tot aftrek leiden als ze voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo moet het gaan om voedingssupplementen die door een arts zijn voorgeschreven. Bovendien moeten ze deel uitmaken van een medische behandeling of therapie. Is aan deze voorwaarden niet voldaan, dan is aftrek van kosten niet mogelijk.

Let op! De bewijslast dat aan genoemde voorwaarden wordt voldaan ligt bij u, mocht de Belastingdienst daar om vragen.

Bijkomende kosten?

Als u voedingssupplementen in het buitenland bestelt, betaalt u misschien ook verzend-, douane- en administratiekosten. Als de voedingssupplementen voldoen aan genoemde voorwaarden en dus in aftrek komen, zijn ook de verzend-, douane- en administratiekosten aftrekbaar.

Tip! Ga jaarlijks even na bij uw verzekeraar welke zorgkosten door uw zorgverzekering vergoed worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscaal partnerschap na niet-ontvankelijk verklaring echtscheiding

Als echtgenoten gaan scheiden, dient hiertoe een verzoek te worden ingediend bij de rechtbank. Na het indienen van een verzoek om echtscheiding eindigt het fiscaal partnerschap als de echtgenoten niet meer op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. Maar wat nu als het echtscheidingsverzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard? Welke gevolgen heeft dat voor het fiscale partnerschap?

Fiscale gevolgen

Schaken

De Belastingdienst heeft de gevolgen van een niet-ontvankelijk echtscheidingsverzoek geschetst aan de hand van een voorbeeld. In dit voorbeeld wordt op 11 november een verzoek tot echtscheiding ingediend en laat één van de twee zich uitschrijven van het woonadres bij de gemeente. Het verzoek wordt op 1 maart van het erop volgende jaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit wordt op 1 juni van dat jaar definitief. De echtgenoten blijven beiden ook daarna nog op een ander woonadres ingeschreven staan.

Periode vanaf 11 november

Het echtscheidingsverzoek is ingediend, maar het huwelijk is nog niet ontbonden. Wettelijk bepaald is echter dat er geen sprake meer is van fiscaal partnerschap als er een verzoek tot echtscheiding is ingediend én de echtgenoten niet meer op hetzelfde adres staan ingeschreven. De echtgenoten zijn daarom vanaf 11 november geen fiscaal partner meer.

Periode vanaf 1 maart

Het echtscheidingsverzoek is niet-ontvankelijk verklaard, maar hiertegen is nog drie maanden beroep mogelijk. Zo lang beroep nog mogelijk is, is het verzoek tot echtscheiding nog in behandeling en is er ook gedurende deze periode geen sprake van fiscaal partnerschap.

Periode vanaf 1 juni

Vanaf 1 juni is er geen sprake meer van een ingediend verzoek tot echtscheiding. Het ingediende verzoek is namelijk definitief niet-ontvankelijk verklaard. Dit heeft tot gevolg dat de echtgenoten vanaf 1 juni weer als elkaars fiscale partner worden aangemerkt, ondanks dat ze niet op hetzelfde woonadres staan ingeschreven Wil men dit niet, dan zal opnieuw een verzoek tot echtscheiding moeten worden ingediend. Vanaf dat moment is er dan geen fiscaal partnerschap meer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel privékilometers nog na switch uitsluitend zakelijk gebruikte bestelauto?

Als een ondernemer of werknemer een bestelauto uitsluitend zakelijk gebruikt, kan de bijtelling worden voorkomen zonder kilometeradministratie bij te houden. Maar wat nu als men in de loop van het jaar de beschikking krijgt over een personenauto of niet uitsluitend zakelijk gebruikte bestelauto, en de uitsluitend zakelijk gebruikte bestelauto inruilt? Hoeveel privékilometers mag men dan nog rijden?

Bestelauto alleen zakelijk gebruikt

Auto

Voor bestelauto’s die alleen zakelijk gebruikt worden, kan een verklaring ‘Uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ worden ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst. Men krijgt dan geen bijtelling vanwege het privégebruik van de auto, want dat is verboden. Een kilometeradministratie is niet nodig.

Let op! Gebruikt men de bestelauto echter toch privé, al is het maar één kilometer, dan kan dit een navordering of naheffing plus boete opleveren.

Auto ingewisseld

Onlangs gaf de Belastingdienst antwoord op de vraag hoeveel kilometer een personenauto privé gebruikt mag worden, als in het jaar in eerste instantie een alleen zakelijk gebruikte bestelauto ter beschikking stond. Dit blijkt maximaal 500 kilometer te zijn.

Niet tijdevenredig toepassen

Anders dan bij een auto die slechts een deel van het jaar ter beschikking wordt gesteld, hoeft in dit geval het aantal privékilometers niet tijdevenredig te worden herrekend. Er staat immers het hele jaar een auto ter beschikking: eerst de alleen zakelijk gebruikte bestelauto en daarna de personenauto. De Belastingdienst gaat ervan uit dat de bestelauto met genoemde verklaring niet privé is gebruikt. Daarom mag in dit geval met de personenauto in de rest van het jaar nog maximaal 500 km privé worden gereden zonder dat de bijtelling van toepassing is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder snel alsnog hoge WW-premie vanaf 2025

Al eerder was bekend dat vanaf 1 januari 2025 de huidige grens voor de beoordeling of een lage WW-premie alsnog een hoge WW-premie wordt, omlaag gaat. Medio mei 2024 is het besluit hiertoe in het Staatsblad gepubliceerd.

Lage en hoge WW-premie

Euro

In de WW geldt een zogenaamde premiedifferentiatie. Dat houdt grofweg in dat werkgevers die werknemers vaste contracten aanbieden de lage WW-premie betalen en werkgevers die flexibele contracten aanbieden de hoge WW-premie. Zo mag de lage WW-premie worden toegepast voor loon uit een arbeidsovereenkomst die voldoet aan de volgende drie voorwaarden:

  1. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd,
  2. de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd, en
  3. de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst.

Herziening lage WW-premie

Soms moet de lage WW-premie achteraf alsnog met terugwerkende kracht worden herzien naar een hoge WW-premie. Dit is het geval als een werknemer met een arbeidscontract van minder dan 35 uur per week, in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat. Dit kan gebeuren als een werknemer veel overwerk verricht ten opzichte van de contractsuren.

Let op! Heeft een werknemer een arbeidscontract van 35 uur of meer per week, dan geldt deze herzieningsregeling niet. De lage WW-premie wordt dan dus niet alsnog met terugwerkende kracht een hoge WW-premie als deze werknemer meer dan 30% meer uren verloond krijgt.

Van minder dan 35 uur naar 30 uur of minder

De uurgrens voor welke arbeidscontracten herziening van de lage naar de hoge WW-premie nu nog kan plaatsvinden is minder dan 35 uur per week. In het besluit dat medio mei 2024 in het Staatsblad is gepubliceerd is opgenomen dat deze grens met ingang van 2025 verlaagd wordt naar 30 uur of minder per week.

Dit betekent dat vanaf 2025 herziening alleen nog kan plaatsvinden als een werknemer met een arbeidscontract van 30 uur of minder per week, in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat.

Let op! De verlaging naar 30 uur of minder per week geldt pas vanaf het jaar 2025. In 2024 heeft u dus nog te maken met de grens van minder dan 35 uur per week.

Andere reden herziening lage WW-premie

Houd er rekening mee dat er nog andere redenen kunnen zijn om de lage WW-premie alsnog te herzien naar de hoge WW-premie. Dit is bijvoorbeeld het geval als een nieuwe werknemer binnen 2 maanden ontslag neemt of wordt ontslagen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Valpreventie door fysiotherapeut vrijgesteld van btw?

Ouderen lopen een verhoogd risico op vallen. Dit vanwege zichtproblemen, medicatie of andere oorzaken. De vraag is gesteld of trainingen die ten doel hebben om vallen te voorkomen, kunnen delen in de btw-vrijstelling voor medische diensten. Een Kennisgroep van de Belastingdienst heeft deze vraag ontkennend beantwoord.

Verhoogd valrisico

Medisch

De Kennisgroep gaat in op de situatie waarbij een fysiotherapeut in groepsverband valtrainingen organiseert voor ouderen met een verhoogd risico op vallen. De training gaat in op het herkennen van valgevaarlijke situaties, het verminderen van valangst en op het verbeteren van het activiteitenniveau en de balans.

Rol huisarts

De huisarts beoordeelt of een persoon voor de training in aanmerking komt. Daarna doet de fysiotherapeut een uitgebreide intake, screening en metingen. De training bestaat uit een hindernisbaan waarbij verder geoefend wordt op de techniek van het vallen en ook spelvormen aan bod komen. De trainingen zijn voor ieder gelijk, maar kunnen desgewenst individueel worden aangepast.

Gezondheidskundige verzorging van de mens?

De Kennisgroep komt tot de conclusie dat bovenomschreven valtrainingen niet in aanmerking komen voor de btw-vrijstelling inzake medische diensten. Voor die vrijstelling komen namelijk in het algemeen therapeutische handelingen in aanmerking met als doel het stellen van een diagnose, op basis hiervan te behandelen en zo mogelijk genezen van ziekten. Maar ook als preventie de doelstelling is, kan een dienst soms toch onder de vrijstelling vallen. Er moet dan wel een concreet risico van aantasting van de gezondheid bestaan.

Concreet risico afwezig

Volgens de Kennisgroep bestaat er bij genoemde valtrainingen geen concreet risico op aantasting van de gezondheid. Dat het preventieve doel verband houdt met de gezondheid, is onvoldoende.

Let op! De Kennisgroep geeft nog aan dat de btw-vrijstelling alleen van toepassing is als een gezondheidskundige dienst persoonlijk en rechtstreeks aan een individu wordt verricht. Om die reden zijn groepsbehandelingen ook uitgesloten van de btw-vrijstelling. Dit kan alleen anders zijn als binnen een groepsbehandeling elke persoon behandeld wordt voor zijn of haar specifieke stoornis of beperking. Een individuele aanpassing, zoals bij genoemde groepstrainingen, is daarvoor echter niet voldoende.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aangifte en opgaaf dividendbelasting verplicht digitaal

Bedrijven moeten de aangifte en opgave dividendbelasting vanaf 1 juli 2024 verplicht digitaal inleveren. Voor dividenduitkeringen tot en met 2023 kon dit nog op papier plaatsvinden, voor uitkeringen vanaf 2024 vanaf 1 juli 2024 niet meer.

Dividendbelasting

Laptop

NV’s en BV’s die winst maken en dit uitdelen aan de aandeelhouders moeten over het algemeen dividendbelasting inhouden en afdragen. Het tarief bedraagt 15%.

Let op! Niet in alle gevallen hoeft dividendbelasting ingehouden worden, bijvoorbeeld als een inhoudingsvrijstelling van toepassing is. Dit is bijvoorbeeld het geval als een bv dividend uitkeert aan een andere bv die 5% of meer van de aandelen houdt.

Digitaal

De aangifte en opgaaf kunt u indienen via Mijn Belastingdienst Zakelijk. U kunt ook administratieve software gebruiken of een en ander uitbesteden aan uw adviseur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscale behandeling van een deelauto

Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer duidelijkheid proberen te verschaffen over de fiscale positie van deelauto’s. In de brief wordt ook aangegeven hoe deelauto’s fiscaal gestimuleerd zouden kunnen worden.

Loon- en winstbelasting

Auto

Fiscale regelingen met betrekking tot deelauto’s hebben thans betrekking op de loon- en winstbelasting. Er bestaan echter nog geen aparte fiscale regelingen voor deelauto’s. Dit betekent dat de bestaande regels zo goed mogelijk op deelauto’s moeten worden toegepast.

Bijtelling bij volgtijdelijke ter beschikkingstelling

Als een auto in een jaar aan meerdere werknemers ter beschikking wordt gesteld, maar gedurende een bepaalde periode nooit aan meer dan één werknemer, geldt de bijtelling voor die periode voor die ene werknemer. Omdat de grens van 500 kilometer voor privékilometers voor een heel jaar geldt, moet deze grens pro rata berekend worden. Als een werknemer de deelauto bijvoorbeeld alleen het eerste kwartaal ter beschikking heeft, mag hij maximaal 125 privékilometers rijden (1/4 van 500) om de bijtelling te voorkomen.

Bijtelling bij gelijktijdige terbeschikkingstelling

Als een deelauto aan meerdere werknemers gelijktijdig ter beschikking wordt gesteld, moet de bekende bijtelling in redelijkheid over de gebruikers van de auto worden verdeeld. Dit is met name een administratief probleem. Omdat hierover in de praktijk veel vragen bestaan, zal op de site van de Belastingdienst een aantal voorbeelden hieromtrent worden uitgewerkt.

Let op! Als de deelauto niet aan de werknemers ter beschikking wordt gesteld, kan ook geen sprake zijn van een bijtelling.

Kilometervergoeding

Aan werknemers die de eigen privé auto gebruiken voor zakelijke ritten, kan een onbelaste kilometervergoeding worden verstrekt van momenteel € 0,23/km. Er wordt op gewezen dat het gebruik van deelauto’s zou kunnen worden gestimuleerd door een hogere vergoeding te betalen bij gebruik van een dergelijke auto en het bovenmatige deel onder te brengen in de werkkostenregeling.

Aftrekbaar van de winst

Kosten van een deelauto-abonnement die aan werknemers worden vergoed of verstrekt zijn aftrekbaar van de winst in de inkomsten- en vennootschapsbelasting. Dit is alleen anders als er een aftrekbeperking geldt zoals de aftrekbeperking die geldt voor congressen en seminars.

MIA / Vamil / EIA

Ook binnen de bestaande investeringsaftrekken bestaan weinig specifieke regelingen voor deelauto’s. Alleen binnen de MIA / Vamil maken toegangssystemen voor deelauto’s deel uit van de Milieulijst. Hierop is 36% MIA van toepassing en de Vamilregeling. Onderzocht wordt het percentage te verhogen naar 45.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie voor groepshulpen kinderopvang

Kinderopvangorganisaties kunnen vanaf dit jaar subsidie aanvragen voor een praktijk(leer)plaats van groepshulpen. De subsidie biedt een tegemoetkoming in de loonkosten van groepshulpen. Het doel is dat door de subsidie meer groepshulpen worden aangenomen en dat zij kunnen doorgroeien in de kinderopvang.

Voordelen

Glijbaan

Door de inzet van een groepshulp kan de werkdruk van pedagogische professionals omlaag. Door de subsidie kunnen de groepshulpen zich verder ontwikkelen door zich tijdens het werk ook te verdiepen in een opleiding. Omdat er geen taaleis of opleiding geldt, kunnen personen die moeilijker aan het werk komen toch eerder een baan bemachtigen.

Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp en is afhankelijk van het aantal contracturen dat de groepshulp per week werkt. Een organisatie kan voor maximaal twee groepshulpen subsidie aanvragen.

Let op! De subsidie is ook in 2025 en 2026 beschikbaar.

Voorwaarden

De subsidie kent een aantal voorwaarden. Zo moet een groepshulp een arbeidsovereenkomst van ten minste 12 maanden hebben met een startdatum vanaf 1 augustus 2023 of later. Ook moet de groepshulp deelnemen aan scholing via praktijkleren in het mbo, gericht op het behalen van een praktijkverklaring, mbo-certificaat of diploma. Deze scholing moet tussen  1 augustus 2023 en 31 oktober 2026 zijn gestart. Verder is vereist dat de kinderopvangorganisatie voor de groepshulp ook subsidie heeft gekregen  via de Subsidieregeling Praktijkleren of Praktijkleren in de derde leerweg.

Aanvragen vanaf november

De subsidie kan van maandag 4 november 2024 09:00 uur tot en met vrijdag 29 november 2024 17:00 uur worden aangevraagd bij RVO.nl. Het totale beschikbare budget voor deze aanvraagperiode is € 1.590.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoge Raad: box 3 op basis van werkelijk rendement

Donderdag 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het box 3-stelsel nog steeds in strijd is met Europees recht als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Dat kan betekenen dat uw box 3-heffing lager kan worden vastgesteld dan op basis van de wettelijke regels.

‘Kerstarrest’ van 24 december 2021

Juridisch

Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel vanaf 2017 het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In die casus bood de Hoge Raad rechtsherstel door box 3 te heffen op basis van het werkelijke rendement.

Box 3 na Kerstarrest

Om uitvoering te geven aan het rechtsherstel, heeft de wetgever voor de jaren 2017 tot en met 2022 de Wet rechtsherstel box 3 (hierna: Herstelwet) ingevoerd. Deze wet kent forfaits die het werkelijke rendement zo goed mogelijk zouden moeten benaderen. De vraag die in veel procedures en dus uiteindelijk ook bij de Hoge Raad voorlag, was of de Herstelwet vanwege die forfaits nog steeds het discriminatieverbod en eigendomsrecht schendt.

Hoge Raad: nog steeds discriminerend

Naar aanleiding van die procedures oordeelde de Hoge Raad op 6 juni 2024 dat de Herstelwet nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In die gevallen moet naar het oordeel van de Hoge Raad rechtsherstel geboden worden. De belastingaanslag moet dan zo ver worden verminderd dat alleen nog belasting in box 3 betaald wordt over het werkelijke rendement.

Let op! De Hoge Raad oordeelt dat ditzelfde geldt voor de Overbruggingswet box 3 die vanaf 2023 geldt. Deze wet regelt, op bijna dezelfde wijze als de Herstelwet, de box 3-heffing vanaf 2023.

Maar wat is dan het werkelijke rendement?

Aan diverse rechters was al de vraag voorgelegd hoe het werkelijke rendement berekend moet worden. In de uitspraken van 6 juni 2024 geeft de Hoge Raad hiervoor een aantal regels.

Zo moet voor de berekening van het werkelijke rendement het gehele vermogen in box 3 meegenomen worden, dus ook de bank- en spaartegoeden. Het gaat daarbij niet alleen over het rendement op het vermogen op 1 januari, maar over het rendement op het gehele vermogen gedurende het hele jaar.

Let op! Het heffingvrije vermogen mag niet in aftrek worden gebracht.

Nominaal en (on)gerealiseerd

Bij de berekening van het werkelijke rendement gaat het om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Verder worden niet alleen de rechtstreekse voordelen uit vermogensbestanddelen betrokken in het werkelijke rendement (zoals rente, dividend en huur), maar ook de gerealiseerde én ongerealiseerde positieve en negatieve waardeveranderingen. Bij de bepaling van het rendement in een jaar wordt tot slot geen rekening gehouden met positieve of negatieve rendementen in andere jaren. Er is dus geen mogelijkheid van verliesverrekening over de jaargrens heen.

Let op! Kosten mogen niet in mindering komen op het rendement, met uitzondering van rente van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren.

In principe geen rentevergoeding bij rechtsherstel

Bij de Hoge Raad lag ook nog de vraag voor of een belastingplichtige recht heeft op rentevergoeding als hij rechtsherstel en dus een teruggaaf voor box 3 krijgt. De Hoge Raad oordeelt dat dit in principe niet het geval is. Dit kan alleen anders zijn als bij berekening van de wettelijke rente over de belastingvermindering, deze wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering in box 3 zelf.

Kunt u profiteren?

Of u daadwerkelijk kunt profiteren van het oordeel van de Hoge Raad staat niet zonder meer vast en is afhankelijk van veel factoren. Allereest speelt bijvoorbeeld de vraag of uw definitieve aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Heeft u al rechtsherstel gehad, dan is de vraag of u nog op tijd bent om een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen. Voor de jaren tot en met 2018 is dat in ieder geval niet meer mogelijk.

Daarnaast is van belang of uw werkelijke rendement inderdaad lager is dan het forfaitaire rendement. De Hoge Raad heeft hierover bepaald dat het niet relevant is hoeveel lager dit werkelijke rendement is. Houd er wel rekening mee dat u aan de hand van de feiten zelf zult moeten aantonen dat uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.

Let op! Is uw werkelijke rendement hoger dan het forfaitaire rendement, dan verandert er niets voor u. De uitspraak van de Hoge Raad kan dus niet tot een hogere aanslag leiden.

Hoe nu verder?

De Belastingdienst geeft op de website aan dat u voorlopig niets hoeft te doen. Als de uitspraak gevolgen heeft voor uw box 3-inkomen, dan stuurt de Belastingdienst u later dit jaar een brief.

Het Ministerie van Financiën bestudeert de uitspraak en na een politieke beslissing hoort de Belastingdienst hoe zij het box 3-inkomen op een juiste manier kan berekenen. De Belastingdienst ontwikkelt op dit moment wel al een digitaal formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’, waar u straks waarschijnlijk gebruik van kunt maken om het werkelijke rendement door te geven.

We verwachten dus pas duidelijkheid in de loop van het jaar. Tot die tijd moeten we afwachten. Zodra er meer duidelijkheid is, brengen we u uiteraard op de hoogte via onze website en nieuwsbrief.

Tip! U kunt voor uzelf wel al een globale berekening maken of het zinvol is om een beroep te doen op het werkelijke rendement. U kunt ook alvast de stukken verzamelen die dit onderbouwen. Zodra het formulier dan beschikbaar komt, kunt u er snel mee aan de slag.

Massaalbezwaarplusprocedure

Wellicht ten overvloede merken we op dat deze arresten losstaan van de massaalbezwaarplusprocedures voor de jaren 2017-2020 voor de belastingplichtigen die op of voor 24 december 2021 niet (tijdig) bezwaar hadden aangetekend tegen de aanslagen inkomstenbelasting. De massaalbezwaarplusprocedures bevinden zich nog in een beginstadium. We kunnen niet aangeven wanneer en hoe de Hoge Raad in deze procedures zal oordelen. Dat kan nog maanden duren. Behoort u tot deze groep belastingplichtigen? Dan hoeft u ook nog geen (nadere) actie te ondernemen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Parkeerautomaat defect, wat nu?

Op veel plaatsen in Nederland geldt dat u voor het parkeren van uw voertuig moet betalen. Maar wat nu als u wel wilt betalen, maar dit niet mogelijk is omdat de parkeerautomaat defect is? Wat vond Gerechtshof Den Haag dat er dan in redelijkheid geëist kan worden?

Ook bij defecte automaat betalen

Navigatie

In bovengenoemde rechtszaak wordt een eerder oordeel van de Hoge Raad bevestigt dat degene die beweert dat een parkeerautomaat defect is, dit moet aannemelijk moet maken. Dit kan bijvoorbeeld met getuigen of door met uw gsm vast te leggen dat de automaat niet werkt. Dat de automaat niet werkt, betekent overigens niet dat u in beginsel geen parkeerbelasting hoeft te betalen. Dit heeft de Hoge Raad al eerder geoordeeld.

Wat mag redelijkerwijs van u worden verlangd?

De vraag blijft natuurlijk hoe u parkeerbelasting moet betalen als de automaat defect is? Uit bovengenoemde rechtszaak blijkt weer dat u alles moet doen wat redelijkerwijs van u verlangd kan worden om de parkeerbelasting toch te betalen, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar een automaat die wel werkt.

Enigszins in de buurt

Ook blijkt dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn die er voor zorgen dat uw naheffingsaanslag parkeerbelasting wordt verminderd. Dit was het geval in de zaak die voorlag bij Gerechtshof Den Haag. Het gerechtshof was van oordeel dat niet van verlangd kan worden dat een automobilist per auto op zoek gaat naar een automaat die wel werkt als die alleen op grote afstand te vinden is. In de betreffende zaak had een docent zijn auto geparkeerd en ontdekt dat de parkeerautomaat niet werkte. Een van zijn leerlingen probeerde 675 meter verder bij een andere parkeerautomaat het verschuldigde parkeergeld voor hem te voldoen, maar deze was eveneens defect. Het Hof vond niet dat de docent daarna per auto naar een parkeerautomaat had moeten gaan die wel werkte, zeker niet nu deze in een andere zone lag.

De docent had nog geprobeerd om via het telefoonnummer op de parkeerautomaat het defect door te geven, maar dit bleek niet mogelijk omdat de telefoon niet werd opgenomen. Ook op een telefoontje de dag erna om alsnog de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen, werd afwijzend gereageerd. Uiteindelijk viel er wel een naheffing parkeerbelasting op de mat.

Werkende apparatuur binnen redelijke afstand

Het gerechtshof in Den Haag vernietigde de naheffing. De docent heeft volgens het Hof redelijkerwijs gedaan wat er van hem verlangd mocht worden en bovendien moet een gemeente zorgen voor werkende apparatuur binnen redelijke afstand van de parkeerplaats. Dat er die dag verder geen meldingen over defecte apparatuur waren ontvangen, deed hier niets aan af.

Let op! Het gerechtshof oordeelde ook nog dat de docent niet verweten kon worden dat hij niet over een parkeerapp beschikte om te betalen. In de Gemeentewet en de parkeerverordening was namelijk opgenomen dat verschillende manieren van betalen waren toegestaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is contributie autoclub btw belast?

Er bestaan de nodige hobbyclubs voor autoliefhebbers in Nederland. Is de contributie van een dergelijke club ook belast met btw? En zo ja, waar hangt dit vanaf?

De rechtbank Den Haag beantwoordde deze vraag voor  een hobbyclub voor liefhebbers van terreinwagens.

Activiteiten

Auto

De club organiseerde voor haar leden de nodige activiteiten. Eén van die evenementen was een meerdaags evenement inclusief kamperen. Zowel leden als niet-leden kunnen hieraan deelnemen en onder meer met een terreinwagen rijden op een parcours met hindernissen. De leden betalen een eenmalig inschrijfgeld en jaarlijks contributie. Zij ontvangen hiervoor per e-mail een nieuwsbrief met aankondiging van het eerstvolgende evenement en kunnen deelnemen aan georganiseerde evenementen. Niet-leden betalen voor een evenement entreegeld.

Belast of niet?

De vraag voor de rechtbank was of deze activiteiten ertoe leidden dat de contributie belast moest worden met btw. De Belastingdienst stelde van wel omdat naar zijn mening de contributie betaald werd om deel te kunnen nemen aan de evenementen waarvoor niet-leden apart moesten betalen.

Te ver verwijderd verband

De rechtbank was het hier niet mee eens. De evenementen konden niet worden afgedwongen door de leden en als een evenement niet doorging, werd de contributie ook niet aangepast. Dat een lid kon dreigen zijn lidmaatschap dan op te zeggen, maakte dit niet anders. Volgens de rechtbank was er een te ver verwijderd verband tussen de evenementen en de contributie, zodat deze niet belast was met btw.

Let op! Tegen de uitspraak van rechtbank is hoger beroep in gesteld. Het gerechtshof zou mogelijk daarom nog tot een ander oordeel kunnen komen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Doe aangifte bij niet meer voldoen aan voortzettingseis BOR

Als een ondernemer zijn bedrijf schenkt of iemand erft zijn bedrijf, kan gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Een belangrijke voorwaarde voor de BOR is dat het bedrijf minstens vijf jaar moet worden voortgezet. Als niet meer aan deze eis wordt voldaan, moet dit bij de Belastingdienst gemeld worden en aangifte worden gedaan.

BOR

Laptop

De BOR komt er in het kort op neer dat bij vererving of schenking van een bedrijf voor een deel van de waarde een vrijstelling geldt. Over dit deel hoeft dan geen schenk- of erfbelasting te worden  betaald. Over de eerste € 1.325.253 van de waarde is de vrijstelling 100% (2024), over het eventuele meerdere is de vrijstelling 83%. Vanaf 2025 is de vrijstelling 100% over de eerste € 1.500.000 en 75% over het eventuele meerdere.

Voortzettingseis

De BOR kent enkele voorwaarden. Een daarvan is dat het bedrijf minstens vijf jaar moet worden voortgezet, dit is de zogenaamde voortzettingseis.

Let op! Betreft het een bv, dan moet de verkrijger ook minstens vijf jaar de aandelen in bezit houden.

Voortzettingseis niet (meer) haalbaar?

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom niet meer aan de voortzettingseis wordt voldaan. Denk aan de situatie dat het bedrijf verkocht is of het bedrijf vanwege faillissement niet meer wordt voortgezet. Hier vindt u voorbeelden van nog andere situaties.

Let op! Als binnen vijf jaar niet meer aan de voortzettingseis wordt voldaan, vervalt de toegepaste vrijstelling met terugwerkende kracht. Dit betekent dat alsnog de schenk- of erfbelasting betaald moet worden waarvoor eerder de vrijstelling van de BOR was toegepast.

Aangifte doen

Verkrijgers die niet langer aan de voortzettingseis voldoen, moeten dit melden bij de Belastingdienst en aangifte doen. Dit kan met dit formulier van de Belastingdienst. In dit formulier wordt onder meer gevraagd waarom u niet meer aan de voortzettingseis voldoet.

Let op! Het kabinet is van plan om de voortzettingstermijn met ingang van 1 januari 2025 te verkorten van vijf naar drie jaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil wettelijk rouwverlof invoeren

Het kabinet wil wettelijk vastleggen dat werkende ouders met minderjarige kinderen recht krijgen op rouwverlof. Het verlof kan worden opgenomen als één van de ouders of één van de minderjarige kinderen komt te overlijden.

Huidige situatie

Handen schudden

Op dit moment bestaat er slechts recht op kort verzuimverlof bij overlijden van verwanten. Dit verlof is afhankelijk van de mate van verwantschap en duurt vaak slechts tot de dag van de uitvaart. Veelal is dit geregeld in de CAO. 

Duur voorgesteld rouwverlof

De duur van het voorgestelde wettelijke rouwverlof bedraagt vijf werkdagen bij een volledige werkweek. Deze dagen mogen flexibel opgenomen worden vanaf de dag na de uitvaart tot één jaar na het overlijden.

Het doel is langdurig verzuim na een overlijden binnen het gezin terug te dringen. Werkgevers moeten tijdens het verlof het salaris verplicht doorbetalen. Het aantal van vijf dagen is een minimum. Werkgevers kunnen hiervan ten gunste van werknemers afwijken.

Internetconsultatie

Het kabinet geeft belangstellenden via een internetconsultatie de gelegenheid op de voorstellen te reageren. Reageren kan tot en met 13 juni 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 1 juli 2024 vervoer werknemers verplicht registreren

Werkgevers met 100 of meer werknemers in dienst moeten vanaf 1 juli van dit jaar gegevens inzake de mobiliteit van hun werknemers registreren en in 2025 hierover rapporteren. De verplichting betreft zakelijke reizen en reizen in het kader van het woon-werkverkeer.

Doel

Typen

De verplichting staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit”, afgekort WPM. Het doel van de verplichte rapportage is inzicht verkrijgen in de CO2-uitstoot inzake de mobiliteit van werknemers. Op termijn zullen de gegevens worden gebruikt om hieraan een maximum te kunnen stellen waaraan verplicht moet worden voldaan.

Ingangsdatum uitgesteld

De verplichte melding zou oorspronkelijk ingaan op 1 januari van dit jaar, maar is verplaatst naar 1 juli om zodoende meer voorbereidingstijd te bieden. De gegevens over 2024 moeten uiterlijk 30 juni 2025 zijn ingestuurd. Indienen moet digitaal gebeuren via de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl) met behulp van eHerkenning niveau 2+.

Aantal werknemers

De verplichting geldt overigens alleen voor werkgevers die minstens 100 werknemers in dienst hebben met een werkweek van minimaal 20 uur. Het gaat om het totaal aan werknemers dat in alle vestigingen van het bedrijf werkzaam is. Uitzendkrachten en ingehuurde gedetacheerden tellen niet mee.

Aanvullende info

Op de site van de RVO treft u aanvullende informatie aan over welke gegevens u dient aan te leveren en hoe dit moet gebeuren. Daar vindt u ook een handreiking van RVO. Zo dient u onder meer onderscheid te maken in de soort vervoer en de brandstof die uw werknemers voor het reizen hebben gebruikt. Op basis van de gemelde gegevens wordt de CO2-uitstoot van uw organisatie gemeten en aan u gerapporteerd. Ook krijgt u verwijzingen naar informatie over (verdere) verduurzaming.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste kostenvergoeding chauffeurs breed toepasbaar?

Volgens de cao Beroepsgoederenvervoer dient een werkgever zijn chauffeurs een vaste netto vergoeding te geven voor verblijfskosten. Met de Belastingdienst is afgesproken dat deze vergoeding gericht vrijgesteld is binnen de werkkostenregeling en daarmee onbelast kan zijn. De Belastingdienst heeft verduidelijkt of, en zo ja wanneer, een dergelijke vergoeding ook voor chauffeurs buiten de cao van toepassing is.

Verblijfkosten

Vrachtwagens

De verblijfkosten van chauffeurs in het beroepsgoederenvervoer betreffen onder meer de kosten van maaltijden, overige consumpties en sanitaire voorzieningen. In de cao is voor de hiervoor genoemde kosten in artikel 40 een vaste nettovergoeding afgesproken, die onder meer afhankelijk is van het aantal dagen en de tijdstippen dat een chauffeur onderweg is.

Let op! Deze netto vergoeding ziet niet op andere kosten, zoals die van overnachting en van de telefoon.

Belastingvrij

Volgens een afspraak met de Belastingdienst is de vaste netto vergoeding gericht vrijgesteld en kan daarmee belastingvrij. Dit betekent dat een werkgever niet zelf hoeft te onderzoeken of de vergoeding overeen komt met de werkelijk door de chauffeur gemaakte kosten. Een dergelijk onderzoek is normaal gesproken bij een vaste kostenvergoeding wel vereist.

Ook voor werkgever zonder cao?

De Belastingdienst is ingegaan op de vraag of de afspraak ook kan gelden voor werkgevers die niet onder de betreffende cao vallen. Dit blijkt niet zonder meer het geval te zijn. Een werkgever die de vaste netto kostenvergoeding ook gericht vrijgesteld aan zijn chauffeurs wil verstrekken, moet voldoen aan het volgende.

Het moet gaan om chauffeurs die vervoer verrichten dat geen personenvervoer is. Daarnaast moeten deze chauffeurs vanuit kostenoogpunt in gelijke omstandigheden verkeren als de chauffeurs waarop de cao betrekking heeft. Ook dient de werkgever dezelfde voorwaarden en vergoedingen te hanteren die gelden in de cao Beroepsgoederenvervoer.

Let op: Wordt niet aan bovenstaande voorwaarden voldaan, dan kan een werkgever met zijn eigen inspecteur afspraken maken als hij een vaste kostenvergoeding wil geven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zijn alle kosten van verschillende diëten aftrekbaar?

Als u aan een ziekte lijdt, dient u zich soms aan een bepaald dieet te houden. Onder voorwaarden kunnen de kosten hiervan in aftrek worden gebracht als zorgkosten. Maar welk bedrag kunt u aftrekken als u verschillende, elkaar overlappende diëten moet volgen?

Aftrek zorgkosten

Supermarkt

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Welk bedrag u kunt aftrekken, is onder meer afhankelijk van uw inkomen. Hoe hoger uw inkomen, hoe minder aftrek. Ook de kosten van een dieet op voorschrift van een arts, kunnen via een forfaitair bedrag aftrekbaar zijn. De werkelijke kosten zijn dus niet bepalend voor de aftrek.

Wat bij overlap?

Dieettyperingen zijn soms deels overlappend. Zo kan een dieet energieverrijkt zijn in combinatie met eiwitverrijkt, maar bijvoorbeeld ook energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt of lactosevrij etcetera. De vraag is welk bedrag dan aftrekbaar is?

Standpunt Belastingdienst

Om duidelijkheid te scheppen heeft de Belastingdienst hierover een standpunt ingenomen dat gebaseerd is op de wettelijke bepalingen terzake. Op grond van die wettelijke bepalingen kunt u in principe alleen het hoogste bedrag van de voor de van toepassing zijnde ziektebeelden en aandoeningen geldende bedragen bij die dieettypering in aanmerking nemen. 

Toelichting

Uit die toelichting volgt dat wanneer eenzelfde dieet bij meerdere ziektes voorkomt, toch slechts één keer aftrek mogelijk is. Moeten echter bij dezelfde ziekte meerdere diëten worden gevolgd, dan zijn toch de kosten van alle diëten aftrekbaar. Zijn diëten echter deels overlappend, dan geldt dat alleen het hoogste bedrag aftrekbaar is als zorgkosten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste reiskostenvergoeding blijft €0,23/km

Werkgevers mogen hun personeel voor zakelijke reizen een onbelaste reiskostenvergoeding betalen van €0,23/km. Ondernemers mogen hetzelfde bedrag van de winst aftrekken voor de kosten van zakelijke reizen. Het bedrag van €0,23/km wordt voorlopig niet aangepast. Dit blijkt uit een reactie van staatssecretaris Van Rij op een onderzoek naar deze vergoeding.

Doeltreffend en doelmatig

Auto

Het onderzoek is in opdracht van het Ministerie van Financiën verricht. De onderzoekers komen tot de conclusie dat de onbelaste reiskostenvergoeding van €0,23/km doeltreffend en waarschijnlijk doelmatig is.

Alternatieven

In de reactie wordt ingegaan op een aantal aspecten van de vergoeding. Zo wordt ingegaan op het doel van de regeling en op het gebruik ervan. Ook wordt in het onderzoek aandacht besteed aan enkele alternatieven, zoals het verhogen of verlagen van het bedrag van de belastingvrije vergoeding.

Variabele autokosten

Opmerkelijk is dat de regeling als doelmatig wordt aangemerkt omdat de onbelaste reiskostenvergoeding de variabele autokosten van een middenklasse auto veelal dekt. Het feit dat werknemers ook met vaste autokosten te maken krijgen en hiervoor geen belastingvrije vergoeding kunnen ontvangen, wordt afgedaan met een verwijzing naar keuzes uit het verleden.

Aanbevelingen

In de reactie wordt ook ingegaan op de aanbevelingen van het rapport, maar dit leidt tot weinig nieuws. Zo wordt aanbevolen te voorkomen dat een vergoeding voor zakelijke kosten belast wordt als loon. De staatssecretaris neemt deze over, evenals de aanbeveling de regeling periodiek te evalueren. Ook wordt bezien of de communicatie inzake de samenloop van de onbelaste reiskosten- en thuiswerkvergoeding geïntensiveerd kan worden. Deze samenloop blijkt in de praktijk ingewikkeld te worden gevonden. De staatssecretaris onderschrijft ook de wens om het inzicht te vergroten inzake het gedrag van werkgevers voor wat betreft wijzigingen van de vergoeding.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijs loon tijdig aan in vrije ruimte, niet pas in bezwaar/beroep

U mag als werkgever een aantal loonbestanddelen onderbrengen in de werkkostenregeling. U moet deze loonbestanddelen dan wel op tijd aanwijzen. Dit is, naar het oordeel van de Hoge Raad, meer mogelijk als al sprake is van bezwaar en beroep.

Vrije ruimte

Administratie

Met toepassing van de werkkostenregeling (WKR) kunt u vergoedingen aan uw werknemers, onder voorwaarden, onbelast uitbetalen. U moet deze vergoedingen dan wel aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Als u in een jaar niet meer dan de vrije ruimte aanwijst als eindheffingsloon, betalen zowel u als uw werknemers geen belasting. Alleen als u over de vrije ruimte heen schiet, moet u 80% eindheffing afdragen.

Let op! De vrije ruimte in de WKR bedraagt in 2024, 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Gebruikelijkheidstoets

De gebruikelijkheidstoets legt een beperking op aan de vergoedingen die u kunt aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat u vergoedingen niet als eindheffingsloon kunt aanwijzen als deze voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed of verstrekt wordt. Niet alleen de vergoeding zelf moet gebruikelijk zijn, het moet ook gebruikelijk zijn dat uw werknemer deze belastingvrij van u krijgt en dat u de belasting via de eindheffing voor uw rekening neemt.

Discussie met de Belastingdienst

Over de gebruikelijkheidstoets kan discussie met de Belastingdienst ontstaan. Dit ondervond ook een werkgever die aan werknemers en ex-werknemers een financiële compensatie betaald na wijziging van het pensioenstelsel. De compensatie liep uiteen van € 500 tot bijna € 190.000 per werknemer en bedroeg gemiddeld per werknemer ruim € 26.000. De werkgever wilde de compensatie aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte, maar de Belastingdienst vond dit niet gebruikelijk en ging niet akkoord.

De werkgever wees vervolgens tot een bedrag van € 2.400 per werknemer aan in de vrije ruimte en verloonde het restant voor elke werknemer individueel als loon onder inhouding van loonheffing. Het bedrag van € 2.400 was niet toevallig gekozen. Vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar worden door de Belastingdienst namelijk in ieder geval als gebruikelijk beschouwd.

Aanwijzen in bezwaar of beroep is te laat

De werkgever ging vervolgens in bezwaar en daarna in beroep bij de rechter. De werkgever wilde namelijk alsnog het gehele bedrag van de compensatie aanwijzen in de vrije ruimte, dus ook het bedrag boven € 2.400.

De Hoge Raad oordeelde dat aanwijzing in de vrije ruimte echter niet meer mogelijk was. Dit had de werkgever moeten doen vóór het moment dat het loon genoten werd (in casu vóór het moment van uitbetalen). Nu de werkgever op dat moment alleen tot een bedrag van € 2.400 had aangewezen in de vrije ruimte, kon de werkgever dat niet meer in bezwaar of beroep herstellen.

Hoe dan wel handelen?

De Hoge Raad gaf nog wel aanwijzingen hoe een werkgever in een vergelijkbare situatie had kunnen handelen. Het is namelijk mogelijk om een vergoeding als eindheffingsloon in de vrije ruimte aan te wijzen én tegelijkertijd loonbelasting in te houden. Wilt u een discussie met de Belastingdienst over het al dan niet kunnen aanwijzen in de vrije ruimte aan de rechter voorleggen? Dan moet u de vergoeding dus in ieder geval aanwijzen in de vrije ruimte. Om naheffingen met belastingrente en eventueel boete te voorkomen, is het verstandig om tegelijkertijd dan ook al loonbelasting in te houden en af te dragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Box 3 op basis van werkelijk rendement vanaf 2027?

Om het aangekondigde nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement met ingang van 2027 in te kunnen voeren, moet dit wetsvoorstel eind juni 2024 in de ministerraad worden besproken. In de Tweede Kamer werd een motie aangenomen die de regering verzoekt om de invoering van het nieuwe box 3-stelsel voort te zetten.

Hoofdregel toekomstige box 3: vermogensaanwasbelasting

Geld

Hoofdregel in het voorgestelde nieuwe box 3-stelsel is om het totale werkelijke rendement in box 3 te belasten volgens een vermogensaanwasbelasting. Dit houdt in dat ook de niet-gerealiseerde waardeontwikkeling van het vermogen in een jaar in box 3 belast wordt.

Uitzonderingen onder vermogenswinstbelasting

Er zijn ook uitzonderingen voorgesteld. Zo worden onroerende zaken en aandelen in innovatieve startups en scale ups in het voorstel belast volgens een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat alleen bij realisatie (bijvoorbeeld bij verkoop) de vermogenswinst in box 3 belast wordt.

2027?

Om de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2027 te kunnen halen, moest nog in mei beslist worden of de procedure voor het nieuwe box 3-stelsel kon worden voortgezet. Dit zou eigenlijk beslist worden na een debat op 22 mei. Dit debat is echter uitgesteld naar 11 juni. Om die reden is een motie ingediend waarin de regering verzocht wordt om het voorbereidingsproces voort te zetten. Nu de Tweede Kamer deze motie op 28 mei 2024 heeft aangenomen, kan de regering door met dit voorbereidingsproces en lijkt invoering per 1 januari 2027 dus nog mogelijk.

Let op! De aanname van de motie betekent niet dat ook zeker is dat de datum van 2027 gehaald wordt. De staatssecretaris meldde eerder al in een brief dat het huidige voorstel veel van de systemen van de Belastingdienst vraagt en daarom hoogstwaarschijnlijk niet volledig in 2027 geïmplementeerd kan worden. Daarnaast kunnen de uitkomsten van arresten van de Hoge Raad over het huidige box 3-stelsel veel van de systemen vragen en voor nog meer vertraging zorgen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch recht op LKV bij overgang van onderneming

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een loonkostenvoordeel (LKV) niet vervalt bij een overgang van een onderneming naar een nieuwe werkgever. Deed zo’n situatie zich bij u voor, dan kent de Belastingdienst u alsnog een LKV toe mits u op tijd in actie kwam.

Overgang van een onderneming

Geld

Bij een overgang van een onderneming gaan ook de werknemers over naar een nieuwe werkgever. De Belastingdienst ging er vanuit dat het recht op een LKV in zo’n situatie nooit mee overgaat naar de nieuwe werkgever. De Hoge Raad denkt daar, net als eerder gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en een advocaat-generaal, anders over. Het recht op een LKV blijft in zo’n situatie toch bestaan.

Wat betekent dit voor uw situatie?

Was in uw situatie ook sprake van overgang van een onderneming, dan blijft het recht op een LKV dus bestaan, mits aan de voorwaarden voor toepassing van het LKV is voldaan. Of u ook met terugwerkende kracht alsnog het LKV krijgt, hangt af van de vraag of u daar tijdig actie voor heeft ondernomen.

2022

Maakte u bezwaar tegen de beschikking Wtl 2022, dan raadt de Belastingdienst aan de aangiftetijdvakken 2022 ook te corrigeren met een correctiebericht. Op die manier kan de Belastingdienst sneller uw LKV berekenen.

Let op! Maakte u geen bezwaar tegen de beschikking Wtl 2022, dan bent u voor het jaar 2022 helaas te laat. Het heeft geen zin om alsnog correctieberichten in te dienen.

2023

Voor het jaar 2023 heeft u alleen recht op het LKV als in de aangiften loonheffingen 2023 het vinkje voor het LKV is aangezet of als u via correctieberichten uiterlijk op 1 mei 2024 alsnog het LKV heeft aangevraagd.

Let op! Diende u niet uiterlijk op 1 mei 2024 correctieberichten 2023 in, dan bent u voor het jaar 2023 helaas te laat. Het heeft geen zin om alsnog correctieberichten in te dienen of bezwaar te maken tegen de beschikking Wtl 2023 die u in de loop van juli/augustus 2024 ontvangt.

2024

Om in 2024 recht te hebben op het LKV, dient u in de aangifte loonheffingen 2024 het vinkje voor het LKV aan te zetten. Is het aangiftetijdvak al verstreken en is het vinkje niet aangezet? Zend dan een correctiebericht in waarin alsnog het LKV wordt aangevraagd.

Let op! Het oordeel van de Hoge Raad is mogelijk ook van toepassing op contractsovernames waarbij de arbeidsovereenkomst door een nieuwe werkgever ongewijzigd wordt voortgezet.

Wilt u overleggen of, na het oordeel van de Hoge Raad, in uw situatie ook recht blijft bestaan op een LKV? Neem dan gerust contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst publiceert handleiding internationaal opererende artiesten en sporters

De Belastingdienst heeft een handleiding gepubliceerd inzake de heffing van vennootschapsbelasting over verdiensten van internationaal opererende artiesten en sporters die ontvangen worden door vennootschappen onderworpen aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. De handleiding is een hulpmiddel bij het voorkomen van dubbele belastingheffing.

Let op! De handleiding verschaft alleen duidelijkheid over betalingen aan artiesten en sporters die worden ontvangen door binnenlands belastingplichtige lichamen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting (Vpb), zoals bv’s.

Dubbele heffing voorkomen

Internationaal

De handleiding is een hulpmiddel bij het bepaling van de voorkoming  van dubbelle belastingheffing. In tegenstelling tot Nederland heffen veel landen bronbelasting over de inkomsten van internationale artiesten of sporters. In de handleiding wordt onder meer ingegaan op de verrekening van deze buitenlandse bronheffing. Ook zijn in de handleiding meerdere voorbeelden uitgewerkt. 

Vaste inrichting

De handleiding geeft aan dat eerst onderzocht moet worden of sprake is van een vaste inrichting waaraan de inkomsten van de artiest of sporter moeten worden toegerekend. Doorgaans zullen activiteiten van artiesten en sporters echter geen vaste inrichting vormen.

Belastingverdragen

Als de inkomsten niet tot een vaste inrichting horen, is voor de beoordeling of en zo ja hoe dubbele belasting kan worden voorkomen, van belang of een belastingverdrag van toepassing is. De handleiding gaat onder meer in de verschillende categorieën die hierin te onderscheiden zijn. De vraag of een aparte regeling is getroffen voor inkomsten van artiesten en sporters, of slechts een algemene regeling, is afhankelijk van welk verdrag van toepassing is.

Belastingverrekening of kostenaftrek

Onderdeel van de handleiding is ook op welke manier de in het buitenland verschuldigde belasting verrekend kan worden en onder welke voorwaarden voor de buitenlandse bronbelasting kostenaftrek in plaats van belastingverrekening kan worden toegepast.

Let op! De handleiding gaat uit van alle beleid en jurisprudentie voor zover die op 1 december 2023 bekend was.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aan werknemer verstrekte gezonde maaltijd onbelast?

Een werkgever die in 2017 en 2018 zijn personeel gratis gezonde maaltijden verstrekte, hoeft hierover geen loonbelasting af te dragen. Dit heeft de Hoge Raad beslist. De verstrekte maaltijden waren gericht vrijgesteld binnen de werkkostenregeling omdat ze rechtstreeks voortvloeiden uit het arbobeleid van de werkgever.

Gezonde maaltijden

Juridisch

De werkgever verstrekte de gratis maaltijden aan zijn werknemers als onderdeel van zijn eigen arboplan. Werknemers hadden dagelijks de keuze uit twee gezonde en uitgebalanceerde maaltijden die waren samengesteld door een diëtiste. De Belastingdienst, rechtbank en het gerechtshof achtte de maaltijden niet gericht vrijgesteld, maar de Hoge Raad komt tot een ander oordeel.

Arbobeleid werkgever bepalend

De Hoge Raad komt tot dit oordeel omdat arboverstrekkingen in de jaren 2011 tot en met 2021 gericht vrijgesteld waren indien ze rechtstreeks voortvloeiden uit het arbobeleid van de betreffende werkgever. Tot dit arbobeleid konden in die jaren ook maatregelen horen die op grond van de Arbowet niet verplicht waren. Het verstrekken van gezonde maaltijden was weliswaar geen verplichting op grond van de Arbowet, , maar kon wel door de werkgever in het arbobeleid worden opgenomen. Omdat de verstrekte maaltijden rechtstreeks voortvloeiden uit het door de werkgever gevoerde arbobeleid waren deze gericht vrijgesteld binnen de werkkostenregeling, aldus de Hoge Raad.

Regeling aangescherpt vanaf 2022

Sinds 2022 is bepaald dat arbovoorzieningen alleen gericht zijn vrijgesteld als deze direct samenhangen met verplichtingen volgens de Arbowet. Wie vanaf 2022 gezonde maaltijden aan zijn personeel verstrekt, kan dit dan ook niet gericht vrijgesteld doen. Werkgevers zijn volgens de Arbowet namelijk niet verplicht om hun personeel gezonde maaltijden aan te bieden.

Let op! Een werkgever kan de gezonde maaltijden ook vanaf 2022 nog wel aanwijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Tot het bedrag van de vrije ruimte is dit dan onbelast, bij overschrijding bedraagt de eindheffing 80%.

Correcties voor jaren 2011-2021?

Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat gezonde maaltijden vanaf 2011 tot en met 2021 gericht vrijgesteld konden worden verstrekt als deze gezonde maaltijden rechtstreeks voortvloeiden uit het arbobeleid van de werkgever. Zoals hiervoor al beschreven, zal dit vanaf 2022 niet meer opgaan door de aanscherping van de regeling. Terugkomen op het verleden hoort hoogstwaarschijnlijk ook niet tot de mogelijkheden. Omdat het nieuwe rechtspraak betreft, zal de Belastingdienst verzoeken om correcties voor de jaren tot en met 2021 waarschijnlijk niet honoreren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bezwaar tegen definitieve aanslag IB 2023 met box 3

Ook als u alleen bank- en spaartegoeden in box 3 heeft kan het verstandig zijn om tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2023 in bezwaar te komen. Bijvoorbeeld omdat u werkelijke rendement (veel) lager is dan het forfaitaire rendement of vanwege een beroep op strijd met Europees recht.

Definitieve aanslag IB 2023

Sparen

Eerder lieten wij u al weten dat de Belastingdienst definitieve aanslagen inkomstenbelasting (IB) 2023 met box 3 vermogen dat alleen bestaat uit bank- en spaartegoeden niet aanhoudt. Dit betekent dat u mogelijk al een definitieve aanslag IB 2023 heeft ontvangen of binnenkort ontvangt.

Bezwaar vanwege lager werkelijk rendement?

De Hoge Raad doet waarschijnlijk in augustus/september 2024 een belangrijke uitspraak. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke rendement uit uw vermogen als dit lager is dan het rendement dat volgt uit de wettelijke bepalingen.

Om die reden is het verstandig om bij ontvangst van een definitieve aanslag uw werkelijke rendement te (laten) vergelijken met het rendement in uw aanslag. Is dit werkelijke rendement (veel) lager, dan kunt u alleen uw rechten veilig stellen als u binnen zes weken na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2023 in bezwaar komt.

Bezwaar vanwege mogelijke strijd met Europees recht

Het forfaitaire rendement voor bank- en spaartegoeden in box 3 voor het jaar 2023 is in 2024 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 vastgesteld op 0,92%. Mogelijk is deze vaststelling achteraf in strijd met Europees recht.

Het zou kunnen dat de Hoge Raad in de toekomst beslist dat het forfaitaire rendementspercentage over 2023 niet hoger mag zijn dan 0,01%. De kansen hierop zijn moeilijk in te schatten. Als de Hoge Raad tot zo’n oordeel komt, kunt u waarschijnlijk alleen nog een beroep daarop doen als u binnen zes weken na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2023 in bezwaar komt.

Bezwaar?

Of het daadwerkelijk zin heeft om in bezwaar te gaan tegen uw definitieve aanslag IB 2023 is afhankelijk van uw persoonlijke situatie. Hoe groot is bijvoorbeeld het verschil tussen uw werkelijke rendement en het wettelijke rendement? En hoe groot is het verschil in rendement berekend tegen 0,92% en tegen 0,01%? Wat betekent dit voor de hoogte van uw aanslag IB 2023?

Aan de hand van onder meer deze vragen kunt u beoordelen of in bezwaar gaan zinvol is. Neem contact op met een van onze adviseurs voor overleg over uw persoonlijke situatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Namen gebruikers verlaagde energietarieven openbaar

De namen van bedrijven die profiteren van lagere energietarieven voor glastuinbouw, landpalen of walstroom worden vanaf het najaar van 2025 openbaar gemaakt. Lagere energietarieven worden aangemerkt als steunmaatregelen, waarvoor is geregeld dat de namen van gebruikers ervan worden gepubliceerd.

Transparency Award Module (TAM)

Kas

Van de bedrijven die een verlaagd energietarief betalen, wordt een aantal gegevens opgenomen in de zogenaamde Transparency Award Module (TAM) van de Europese Commissie. Dit betreft de naam van de onderneming, het KVK-nummer, of het gaat om een kleine of middelgrote onderneming, een activiteitenomschrijving via een NACE-code en de omvang van het steunbedrag.

Let op! Alleen bedrijven die minstens € 100.000 aan steun ontvangen via een lager energietarief worden vermeld in de TAM.

Wanneer publicatie?

De gegevens van de bedrijven die steun ontvangen worden vanaf het najaar van 2025 gepubliceerd. Publicatie vindt plaats op de site van de Europese Commissie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen extra jubelton via kruislings schenken

De vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen ten behoeve van de eigen woning die tot voor kort bestond, de zogenaamde jubelton, kan niet meerdere malen worden genoten via kruislings schenken. Dit heeft het gerechtshof in Den Haag onlangs beslist.

Jubelton

Geld

Tot en met 2022 bestond er onder voorwaarden een eenmalige vrijstelling in de schenkbelasting van ruim € 100.000 voor schenkingen ten behoeve van een eigen woning. De vrijstelling is in 2023 fors verlaagd en per 2024 helemaal afgeschaft.

Kruislings schenken

Tijdens het bestaan van de vrijstelling is regelmatig aan de orde geweest of er meerdere malen van kon worden geprofiteerd door middel van kruislings schenken. Daarbij spreken verschillende partijen bijvoorbeeld af dat aan elkaars kinderen schenkingen worden gedaan ten behoeve van de eigen woning. Op die manier zou niet alleen de eigen schenking zijn vrijgesteld, maar ook die schenking die verkregen werd door de derde partij waarmee de afspraak was gemaakt om kruislings te schenken.

In strijd met de wet

Het gerechtshof komt in bovengenoemde zaak tot de conclusie dat kruislings schenken in strijd is met doel en strekking van de wet en dus niet leidt tot een dubbele vrijstelling. In deze zaak had een moeder aan haar twee kinderen ieder € 100.000 geschonken ten behoeve van een eigen woning. Tevens had ze met een zakenrelatie afgesproken dat deze haar kinderen ook ieder € 100.000 zou schenken en dat de moeder in ruil hiervoor aan de vier kinderen van de zakenrelatie ieder € 50.000 ten behoeve van een eigen woning zou schenken.

Schenking door moeder

Het gerechtshof gaat er op basis van de wetsgeschiedenis vanuit dat bij dit soort constructies de vrijstelling niet meermaals van toepassing is. Het gerechtshof gaat er daarom vanuit dat de schenking door de zakenrelatie in feite moet worden gezien als een schenking door de eigen moeder. Omdat die de jubelton al had benut, is de schenking door de zakenrelatie niet vrijgesteld. De Belastingdienst wordt dan ook in het gelijk gesteld.

De beslissing is in lijn met het beleid van de wetgever, die eerder al had aangegeven deze constructie niet te zullen accepteren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw betalen bij verkoop bouwkavel als particulier?

Een rechter oordeelde dat een particulier die twee bouwkavels verkocht, hierover btw moest afdragen aan de Belastingdienst. De rechter vond namelijk dat deze particulier dit deed als btw-ondernemer.

Particulier of btw-ondernemer

Molen

Als u als particulier een bouwkavel verkoopt, bent u hierover in principe geen btw verschuldigd. Dit kan anders zijn als de verkoop niet plaatsvindt in de hoedanigheid van particulier, maar in de hoedanigheid van btw-ondernemer.

Exploitatie vermogensbestanddeel

In de wet is opgenomen dat u btw-ondernemer bent als sprake is van de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep. Ook exploitatie van een vermogensbestanddeel om daar duurzaam opbrengst mee te behalen leidt tot btw-ondernemerschap.

Geen btw-ondernemer bij incidentele activiteit

Wanneer een activiteit slechts incidenteel plaatsvindt, is geen sprake van btw-ondernemerschap. Ook als bij verkoop alleen sprake is van de uitoefening van een eigendomsrecht – ofwel het normale beheer van privévermogen – zal dit niet leiden tot btw-ondernemerschap. In deze gevallen vindt verkoop in de hoedanigheid van particulier plaats en is er geen btw verschuldigd.

Wel btw-ondernemer bij actieve stappen

Als een particulier echter meer doet om tot een (betere) verkoop te komen, kan dit leiden tot btw-ondernemerschap. In de btw wordt dit ook wel omschreven als het zetten van actieve stappen door de inzet van middelen die ook een fabrikant, handelaar of dienstverrichter inzet.

Anterieure overeenkomst met verplichtingen

Hier liep ook een particulier tegenaan die twee bouwkavels verkocht. Deze particulier had met de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten voor de realisatie van vier bouwkavels voor woningen. In de overeenkomst waren verschillende verplichtingen opgelegd aan de particulier, zoals het uitwerken van een bouwprogramma, het opstellen van een verkavelingsplan, het bouw- en woonrijp maken et cetera.

De rechter was van oordeel dat de particulier hiermee actieve stappen had gezet die ook een fabrikant, handelaar of dienstverrichter inzet. De bouwkavels werden naar het oordeel van de rechter daarom geleverd als btw-ondernemer en waren dan ook belast met btw.

Let op! De verkoper stelde nog dat zij de intentie had om de verplichtingen over te dragen aan de kopers van de bouwkavels en dat zij nog geen werkzaamheden had verricht. Dat hielp haar niet. De rechter oordeelde dat de gemeente haar aan de verplichtingen kon houden. Daarmee had zij een risico aanvaardt dat niet vergelijkbaar is met het risico dat bij het beheer van privévermogen aanvaard wordt.

Overleg

Of de levering van een bouwkavel plaatsvindt als particulier of als btw-ondernemer, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden en een niet eenvoudige beoordeling. Om te voorkomen dat u onverwacht te maken krijgt met btw-heffing, raden wij u aan uw specifieke situatie te bespreken met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondernemingen gaan jaarlijks betalen voor inschrijving Kamer van Koophandel

Ondernemingen zullen in de nabije toekomst een bijdrage moeten gaan betalen om ingeschreven te staan in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Dit blijkt uit een brief aan de Tweede Kamer van minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat. De hoogte van de bijdrage is nog niet bekend, maar dit zal zeker meer dan € 25 zijn.

Wijziging Handelsregister

Handtekening

Uit de brief blijkt ook dat het Handelsregister van de KVK gewijzigd gaat worden. Om deze wijzigingen te kunnen financieren, wordt genoemde bijdrage ingevoerd. Dit zal niet ineens voor iedereen gebeuren. De bijdrage voor eenmanszaken wordt later ingevoerd. Eenmanszaken maken ongeveer de helft uit van alle inschrijvingen.

Verbetering privacy

De voorgenomen wijzigingen hebben onder meer betrekking op het verbeteren van de privacy van ondernemers. Zo zullen onder meer telefoonnummers en emailadressen niet meer openbaar worden gemaakt. Ook moet het Handelsregister juridische zekerheid geven over met wie personen precies zakendoen.

Verbod op direct marketing

Er zal ook een verbod worden ingevoerd op direct marketing. Dit zou ertoe moeten leiden dat ondernemers minder telefonisch worden lastiggevallen voor marketingdoeleinden.

Zelf beheren

Ook zal nog dit jaar de mogelijkheid worden geboden dat ondernemers hun eigen gegevens zelf beheren. Verder zullen overheidsinstanties verplicht worden om geconstateerde fouten te melden, zodat de betreffende ondernemingen benaderd kunnen worden en de kwaliteit van de gegevens toe zal nemen. 

Wetswijzigingen

De noodzakelijke wetswijzigingen zullen in etappes worden ingevoerd. Daarbij zullen zaken soms via een internetconsultatie worden voorgelegd aan geïnteresseerden. Dit geldt bijvoorbeeld voor het voorstel om direct marketing te verbieden.

Posted in Niet gecategoriseerd

In ploegendienst werken geen arbeidsvoorwaarde

Regelmatig komt de vraag voorbij wanneer iets een arbeidsvoorwaarde is. In een recente uitspraak ging het om de vraag of het werken in een drieploegendienst een arbeidsvoorwaarde was geworden.

Drieploegendiensten

Juridisch

Bij een werkgever op wie de cao metalektro (grootmetaal) van toepassing was, verrichtten de werknemers tot 1 januari 2023 drieploegendiensten. Er was sprake van een vroege ploeg, een late ploeg en een nachtploeg, waarbij de eerste week nachtdiensten werden gewerkt, de tweede week late diensten en de week daarna vroege diensten. Voor het werken in de drieploegendiensten ontvingen de werknemers een ploegentoeslag van 21% boven op hun vaste brutomaandloon.

Noodzaak tot besparen

Als gevolg van de marktomstandigheden was de werkgever genoodzaakt financiële besparingsmaatregelen te treffen. Een daarvan was het terugbrengen van het aantal productielijnen waarbij in ploegendiensten werd gewerkt. De werkgever had na instemming van de OR en de FNV aan de werknemers (allen 60-plus) laten weten dat ze per 1 januari 2023 in de dagdienst moesten gaan werken. Op grond van de afbouwregeling in de cao werd de ploegentoeslag nog tot 1 juli 2023 doorbetaald. 

Verworven recht?

Een aantal werknemers was het er niet mee eens en ging procederen. Ze vorderden dat ze weer in ploegendienst mochten werken en dat met terugwerkende kracht de ploegentoeslag werd uitbetaald. Dit omdat ze van mening waren dat het werken in de drieploegendienst een verworven recht was geworden.

Oordeel rechter

Zowel bij de kantonrechter als in hoger beroep bij het gerechtshof vingen ze bot. Het gerechtshof oordeelde dat in de arbeidsovereenkomsten de mogelijkheid van roosterwijzingen expliciet was opengehouden en dat de werkgever onbetwist had gesteld dat bij collega-productiemedewerkers in de afgelopen jaren wel sprake was geweest van wijzigingen in het rooster. Verder houdt de toepasselijke cao de mogelijkheid van overplaatsing uit de ploegendienst naar de dagdienst open. Dit alles zorgde ervoor dat er geen sprake was van een arbeidsvoorwaarde.

Posted in Niet gecategoriseerd

BOR verloren bij faillissement?

Als u uw bedrijf schenkt of uw erfgenamen verkrijgen het bedrijf door vererving, kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). In bepaalde situaties, waaronder een faillissement binnen vijf jaar, kan de voorwaardelijk toegepaste BOR komen te vervallen.

Bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant kwam de vraag aan de orde of door teruggeven van aandelen bij een faillissement schenkbelasting kan worden voorkomen met een beroep op dwaling. In deze casus kwam door het faillissement namelijk de voorwaardelijk toegepaste BOR te vervallen.

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Handen schudden

De BOR komt er in het kort op neer dat bij voortzetting van een bedrijf er voor de opvolger een vrijstelling bestaat in de af te dragen schenk- of erfbelasting. De vrijstelling bedraagt dit jaar nog 100% over de eerste € 1.325.253 van de waarde van uw bedrijf en 83% over het meerdere. Vanaf 2025 bedraagt de vrijstelling 100% over de eerste € 1.500.000 en 75% over het meerdere.

Voorwaarden

De BOR kent wel de nodige voorwaarden. Een daarvan is dat de verkrijger het bedrijf minstens vijf jaar moet voortzetten. Betreft het een bv, dan moet de verkrijger ook de aandelen minstens vijf jaar in bezit houden.

Wat bij faillissement?

In genoemde rechtszaak waren de Belastingdienst en de belanghebbenden het er over eens dat bij het faillissement de voorwaardelijk toegepaste BOR verviel omdat niet meer voldaan werd aan de vijf jaar voorzettingsvoorwaarde. In deze zaak waren aandelen geschonken in 2014 waarbij de BOR was toegepast. Helaas ging de bv in 2017 failliet. Hierdoor was de onderneming niet de vereiste vijf jaar voortgezet. De Belastingdienst legde navorderingsaanslagen schenkbelasting op, waarbij de voorwaardelijk toegepaste vrijstelling van de BOR weer werd teruggedraaid. 

Let op! Het kabinet is van plan om de voortzettingstermijn met ingang van 1 januari 2025 te verkorten van vijf naar drie jaar.

Dwaling?

Belanghebbenden probeerden de navorderingen te voorkomen door de geschonken aandelen voor niets aan hun moeder terug te leveren met een beroep op dwaling. Ze stelden dat ze op het moment van schenking niet wisten dat bij faillissement binnen vijf jaar de BOR zou komen te vervallen. Als ze dat hadden geweten, hadden ze de schenking nooit aanvaard. Ook hun adviseur had dit niet geweten. Ze stelden daarom dat de schenking uit 2014 vernietigd moest worden vanwege dwaling.

Wanneer dwaling?

Volgens de rechtbank zou er sprake geweest kunnen zijn van dwaling als zowel de ouders als de kinderen ten tijde van de schenking dachten dat een faillissement binnen vijf jaar na de schenking niet zou leiden tot het vervallen van de BOR. Zij zouden dit alleen gedacht kunnen hebben als zij ten tijde van de schenking met de mogelijkheid van een faillissement binnen vijf jaar rekening hielden. Naar het oordeel van de rechtbank bleek dit niet uit de feiten en omstandigheden. De mogelijkheid van een faillissement werd hen pas later duidelijk. De schenking kon dan ook niet met een beroep op dwaling worden teruggedraaid en de navorderingen bleven in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Moet u vóór 1 juli in actie komen bij grensoverschrijdend telewerken?

In een ander EU-land wonende werknemers die voor een in Nederland gevestigde werkgever werken maar deels thuis in hun woonland werken, kunnen te maken krijgen met sociale verzekeringsplicht in hun woonland. Zij kunnen bij de SVB echter om een uitzonderingspositie vragen, waardoor ze toch in Nederland sociaal verzekerd zijn. Om dat vanaf 1 juli 2023 te laten gelden, moeten zij wel vóór 1 juli 2024 in actie komen.

Europese aanwijsregels

Computer

Waar een werknemer sociaal verzekerd is, wordt bepaald door Europese aanwijsregels. Voor de sociale verzekeringen geldt als hoofdregel dat een werknemer sociaal verzekerd is in het land waar hij werkt. Werkt de werknemer echter ook in zijn woonland, dan is hij sociaal verzekerd in het woonland als hij 25% of meer van zijn totale werktijd in het woonland werkt.

Let op! Dit kan betekenen dat een werknemer die twee van de vijf dagen thuis in zijn woonland werkt, sociaal verzekerd is in dat woonland.

Uitzondering bij verzoek

Deze werknemers kunnen bij de SVB om een uitzonderingspositie vragen. Ze zijn dan, in afwijking van de Europese aanwijsregels, sociaal verzekerd in Nederland in plaats van in hun woonland.
De belangrijkste voorwaarden voor deze uitzonderingspositie zijn dat de werknemer buiten Nederland woont en alleen voor een in Nederland gevestigde werkgever of werkgevers werkt. Verder moet deze werknemer tussen de 25 en 50% van de totale werktijd in zijn woonland telewerken.

Terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2023

Tot 1 juli 2023 golden in verband met de coronacrisis een tijdelijke uitzonderingspositie. In de coronatijd werkten veel werknemers thuis, maar konden ze door de uitzonderingspositie toch in Nederland sociaal verzekerd blijven. Vanaf 1 juli 2023 is deze tijdelijke uitzonderingspositie vervallen en vervangen door de hiervoor beschreven uitzonderingspositie.

Voldoet u aan de voorwaarden van deze uitzonderingspositie en wilt u vanaf 1 juli 2023 sociaal verzekerd blijven in Nederland, dan kunt u nog uiterlijk 30 juni 2024 vragen om de uitzonderingspositie. Deze uitzonderingspositie kan dan terugwerkende kracht krijgen tot maximaal 1 juli 2023.

Let op! Voorwaarde hierbij is dat u gedurende deze tijd alleen in Nederland sociale verzekeringspremies betaalt.

Vanaf 1 juli 2024 nog maximaal 3 maanden terugwerkende kracht

Vraagt u vanaf 1 juli 2024 om de uitzonderingspositie, dan wordt deze maximaal voor drie maanden met terugwerkende kracht verleend. Voorwaarde hierbij is ook dat u in die tijd alleen in Nederland sociale verzekeringspremies betaalt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscale maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord

PVV, VVD, NSC en BBB hebben op 16 mei 2024 een hoofdlijnenakkoord gesloten. Hoewel dit een akkoord op hoofdlijnen is dat nog moet leiden tot een regeerakkoord, kunnen hieruit wel al diverse concrete – en nog nader uit te werken – fiscale maatregelen ontleend worden.

In dit artikel is per thema een overzicht opgenomen van genoemde fiscale maatregelen.

Let op! Houd er rekening mee dat de maatregelen nog niet vaststaan. Deze moeten namelijk eerst nog in wetsvoorstellen worden opgenomen en daarna door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Desondanks is het wel verstandig om hiervan reeds kennis te nemen en er rekening mee te houden.

Arbeid

Binnenhof

Uit het hoofdlijnenakkoord kunnen de volgende voorgenomen (fiscale) maatregelen op het gebied van arbeid ontleend worden.

  • Een lastenverlichting op arbeid en een verlaging van de marginale druk voor middeninkomens, bijvoorbeeld via het introduceren van een derde schijf in de inkomstenbelasting.
  • Meer zekerheid op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door een zelfstandigenbeleid voor echte zelfstandige (zzp’ers), regulering van de uitzendsector en meer vaste contracten voor werknemers. De wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) wordt voorgezet.
  • Bijna gratis kinderopvang vanaf 2027. Daarentegen wordt het tarief dat ouders vergoed krijgen via de kinderopvangtoeslag (de maximum uurprijs) in 2026 niet geïndexeerd.
  • Vanaf 2027 wordt de WW hervormd. Hoe deze hervorming plaatsvindt, is nog niet nader uitgewerkt. Gedacht wordt aan het verlengen van de opzegtermijn van arbeidscontracten in combinatie met een poortwachterstoets of een verkorting van de duur van de WW-uitkering naar 18 maanden.
  • Vanaf 1 juli 2026 wordt de compensatie van de transitievergoeding voor werkgevers bij ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid beperkt tot kleine werkgevers (met minder dan 25 werknemers).
  • De Awf-premie (WW-premie) wordt zowel voor vaste als voor flexibele contracten vanaf 2026 verhoogd met 0,1%.
  • De kwalificatie-eisen van de kennismigrantenregeling worden aangescherpt en verhoogd.
  • Bezien wordt of, en zo ja welke, fiscale voordelen onder de extraterritoriale kostenregeling (EKT-regeling) worden versoberd.

Let op! De vorige jaar aangenomen versobering van de 30%-regeling wordt niet teruggedraaid.

Let op! Diverse media melden dat de verhoging van het wettelijk minimumloon wordt teruggedraaid. Dit is echter geen nieuwe maatregel, maar de verwerking van de onlangs niet door de Eerste Kamer aangenomen extra verhoging van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2024 met 1,2%.

Ondernemers

Specifiek voor ondernemers kunnen uit het hoofdlijnenakkoord de volgende voorgenomen fiscale maatregelen worden opgemaakt:

  • Een aantal al aangenomen of aangekondigde lastenverzwaringen wordt weer teruggedraaid. Het gaat hierbij onder meer om:
    – de in de Voorjaarsnota 2024 aangekondigde verdere verlaging van de mkb-winstvrijstelling vanaf 2025 van 12,7 naar 12,03% gaat niet door. De mkb-winstvrijstelling bedraagt in 2024 nog 13,31%. Eerder was al aangenomen dat deze per 2025 verlaagd zou worden naar 12,7%;
    – het vorig jaar aangenomen voorstel om vanaf 2025 de inkoopfaciliteit van eigen aandelen in de dividendbelasting af te schaffen, wordt teruggedraaid;
    – de verhoging per 1 januari 2024 van het hoogste tarief in box 2 van 31 naar 33% wordt teruggedraaid. Onduidelijk is of dit met terugwerkende kracht vanaf 2024 gebeurt, maar volgens de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord gebeurt dit in ieder geval vanaf 2025. Dat betekent dat het tarief in box 2 dan tot € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) 24,5% bedraagt en daarboven 31%;
    – de in de Voorjaarsnota 2024 aangekondigde verhoging van de energiebelasting aardgas in de derde, vierde en vijfde schijf per 2025 gaat niet door.
  • De energiebelasting op aardgas in de eerste en tweede schijf (tot 170.000 m3) wordt verlaagd vanaf 2025 met 2,82 cent per m3, oplopend tot 4,8 cent per m3 in 2030.
  • Het Nationaal Groeifonds wordt uitgefaseerd. Dit betekent dat de eerste drie rondes nog wel worden nagekomen, maar dat ronde vier en vijf vervallen.
  • Een ruimhartige vrijwillige en langdurige stoppersregeling voor land- en tuinbouwers vindt fiscaalvriendelijk plaats.
  • Vanaf 2025 worden de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en het geven uit de vennootschap beperkt.
  • Vanaf 2025 wordt de renteaftrekbeperking in de Vpb (earningsstripping) van 20% naar het Europese gemiddelde van 25% gebracht.
  • Vanaf 2028 wordt een circulaire plasticheffing ingevoerd.

Vervoer

Voor het vervoer bevat het hoofdlijnenakkoord de volgende voorgenomen fiscale maatregelen.

  • Alle subsidies voor de aanschaf van elektrische auto’s, zowel voor nieuwe als tweedehands auto’s, worden met ingang van 2025 afgeschaft. Uit het hoofdlijnenakkoord wordt niet duidelijk of dit ook geldt voor de verlaagde bijtelling van elektrische auto’s.
  • De gewichtscorrectie voor elektrische auto’s in de motorrijtuigenbelasting (mrb) blijft bestaan.
  • De huidige accijnsverlaging op brandstof wordt met een jaar verlengd en loopt door tot eind 2025.
  • Diesel met een lager accijns (de zogenaamde rode diesel) wordt vanaf 2027 weer ingevoerd voor boeren, tuinders en loonwerkers.
  • Vanaf 2027 wordt een gedifferentieerde vliegbelasting ingevoerd. De belasting wordt hoger naarmate de afstand waarover gevlogen wordt langer is.

Wonen

Ook op het gebied van wonen bevat het hoofdlijnenakkoord een aantal fiscale maatregelen, waaronder:

  • de fiscale positie van de eigen woning blijft ongewijzigd. Dit betekent onder meer dat de hypotheekrenteaftrek voor de eigenwoningbezitter blijft bestaan en dat het eigenwoningforfait niet wijzigt;
  • de stijging van de onroerendzaakbelasting wordt gemaximeerd;
  • de energiebelasting op aardgas in de eerste en tweede schijf (tot 170.000 m3) wordt verlaagd vanaf 2025 met 2,82 cent per m3, oplopend tot 4,8 cent per m3 in 2030.
  • er komt een belasting op ongebouwde grond die een woonfunctie heeft;
  • het bouwen van (private) huurwoningen wordt gestimuleerd door het verminderen van de regeldruk en – waar mogelijk – de belastingdruk;
  • voor eigenaren van zonnepanelen verdwijnt de salderingsregeling in één keer met ingang van 2027. Dit betreft dus een eerdere en abruptere afschaffing van de salderingsregeling dan het laatste plan over de afbouw van de salderingsregeling dat onlangs niet door de Eerste Kamer is aangenomen.

Btw-verhogingen

In het hoofdlijnenakkoord zijn ook diverse btw-verhogingen opgenomen.

  • De btw op culturele goederen en diensten, waaronder boeken, toegang tot theater, musea, kermisattracties en dierentuinen wordt vanaf 2026 verhoogd van 9 naar 21%.
  • Het btw-tarief voor logies (onder meer hotelovernachtingen) gaat vanaf 2026 omhoog van 9 naar 21%.

Let op! De toegang tot bioscopen en dagrecreatie en overnachtingen op campings worden uitgezonderd van de btw-verhoging naar 21%. Hiervoor blijft het verlaagde btw-tarief van 9% gelden. De daklozenopvang en Ronald McDonald Huizen worden voor de hogere kosten door de verhoging naar 21% btw gecompenseerd met een subsidie vanuit VWS.

Particulieren

Voor particulieren zijn verder nog de volgende fiscale maatregelen aan het hoofdlijnenakkoord te ontlenen:

  • de verhoging van het box 3-tarief naar 36% wordt (deels) teruggedraaid. Onduidelijk is hoeveel en of dit met terugwerkende kracht vanaf 2024 gebeurt. Volgens de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord gebeurt dit in ieder geval vanaf 2025 en wordt hiervoor € 100 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld;
  • de giftenaftrek in de inkomstenbelasting wordt vanaf 2025 beperkt. Vanaf 2028 worden alle verschillende soorten giften in de inkomstenbelasting op gelijke wijze behandeld. Er bestaat dan waarschijnlijk geen verschil in behandeling meer tussen periodieke giften en andere giften;
  • het kindgebonden budget en de huurtoeslag gaan vanaf 2025 omhoog;
  • de afbouw van de dubbele heffingskorting in de bijstand wordt in de jaren 2025 tot en met 2027 bevroren.

Overig

Uit het hoofdlijnenakkoord zijn onder meer nog de volgende (fiscale) maatregelen op te maken.

  • Wetgeving voor een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel wordt voorbereid.
  • Er komt een ‘recht op vergissen’. Dit betekent dat één enkele fout een burger niet meteen diep in de problemen kan duwen.
  • De kosten van aanmaning en incasso van de overheid gaan fors omlaag.
  • De bereikbaarheid van overheidsorganisaties voor burgers gaat omhoog door verruiming van de mogelijkheden (tijden en locaties) voor persoonlijk contact, meer tijdig en adequaat telefonisch contact en een grotere beschikbaarheid van hulp bij digitaal contact.
  • De kansspelbelasting gaat vanaf 2025 omhoog van 30,5 naar 37,8%.Er worden verdere stappen gezet om (negatief geëvalueerde) fiscale regelingen af te bouwen of te versoberen en onbedoelde constructies aan te pakken.
Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer uw definitieve aanslag IB 2023 op box 3

Heeft u box 3-vermogen en ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2023? Onderzoek dan of het verstandig is om hier tegen in bezwaar te komen.

Controle definitieve aanslag

Euro

Diende u al uw aangifte inkomstenbelasting (IB) 2023 in? Dan bestaat de kans dat u binnenkort al een definitieve aanslag IB 2023 van de Belastingdienst ontvangt. Het is verstandig om een definitieve aanslag IB altijd goed te (laten) controleren. Is deze bijvoorbeeld wel in overeenstemming met de door u ingediende aangifte? Of is per abuis in uw aangifte iets niet goed ingevuld? Dan kunt u dat nog corrigeren door tijdig een bezwaarschift in te (laten) dienen.

Let op! Een bezwaarschrift is tijdig ingediend als dit binnen zes weken na dagtekening van de definitieve aanslag door de Belastingdienst is ontvangen. Wacht daarom na ontvangst van de definitieve aanslag niet te lang.

Extra aandacht voor box 3

Heeft u box 3-vermogen, dan moet u extra aandacht (laten) besteden aan uw definitieve aanslag IB 2023. Momenteel loopt er namelijk een aantal rechtszaken bij de Hoge Raad over box 3. De rechtszaken gaan over de jaren tot en met 2022, maar zullen ook gelden voor de box 3-heffing in 2023. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke rendement uit uw vermogen als dit lager is dan het rendement dat volgt uit de wettelijke bepalingen.

Controleer definitieve aanslag

Zo’n oordeel van de Hoge Raad zou voor u een gunstige ontwikkeling kunnen zijn als uw werkelijke rendement inderdaad lager is dan het rendement dat in uw definitieve aanslag IB 2023 is opgenomen. Om die reden is het verstandig om bij ontvangst van een definitieve aanslag uw werkelijke rendement te (laten) vergelijken met het rendement in uw aanslag. Is dit werkelijke rendement lager, kom dan binnen zes weken na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2023 in bezwaar! 

Let op! Als u niet tijdig in bezwaar komt, kunt u straks geen gebruikmaken van een gunstige uitspraak van de Hoge Raad. 

Nog geen definitieve aanslag?

Bestaat uw box 3-vermogen uit meer dan alleen bank- en spaartegoeden, maar bijvoorbeeld ook uit beleggingen, dan legt de Belastingdienst nog geen definitieve aanslag IB 2023 aan u op. De Belastingdienst wacht daarmee tot de Hoge Raad beslist heeft in de rechtszaken rondom box 3. Deze beslissingen worden in augustus/september van dit jaar verwacht.

Let op! Dit geldt dus niet als uw box 3-vermogen alleen uit bank- en spaartegoeden bestaat. In dat geval wacht de Belastingdienst in principe niet de beslissing van de Hoge Raad af. Omdat ook in het geval van bank- en spaartegoeden het werkelijke rendement weleens lager zou kunnen zijn dan het wettelijke rendement, is het verstandig om alert te zijn bij ontvangst van uw definitieve aanslag IB 2023.

Definitieve aanslagen van vóór 2023

Het voorgaande geldt niet alleen voor de definitieve aanslagen IB 2023, maar ook voor eerdere jaren. In principe legt de Belastingdienst ook voor de jaren 2021 en 2022 nog geen definitieve aanslag IB op als uw box 3-vermogen uit meer bestaat dan alleen bank- en spaartegoeden. Maar blijf alert en overleg met uw adviseur als u toch een definitieve aanslag IB 2021 of 2022 ontvangt.

Let op! De Belastingdienst heeft wettelijk een termijn van in beginsel drie jaar waarbinnen een definitieve aanslag IB moet worden opgelegd. Voor de definitieve aanslagen IB 2021 verloopt deze termijn in beginsel op 31 december 2024. Om die reden zal de Belastingdienst op termijn waarschijnlijk besluiten om toch al definitieve aanslagen IB 2021 op te gaan leggen, ook als daarin box 3-vermogen is opgenomen. Houd daar rekening mee.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging inning fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting

In de loop van dit jaar gaat de Belastingdienst het innen van de fijnstoftoeslag in de motorrijtuigenbelasting (mrb) veranderen. Dit geldt zowel voor personen- als bestelauto’s. Door afronding van de bedragen kan een en ander iets meer mrb gaan kosten.

Fijnstoftoeslag

Auto

De fijnstoftoeslag bestaat sinds 2020 als onderdeel van de mrb voor personen- en bestelauto’s op diesel. De fijnstoftoeslag geldt voor de voertuigen die voor de meeste vervuiling zorgen vanwege de uitstoot van fijnstof.

Hoeveel fijnstoftoeslag?

Hoeveel fijnstoftoeslag u moet betalen, is afhankelijk van het soort voertuig en van het gewicht van het voertuig. Voor een personenauto op diesel van bijvoorbeeld 1.000 kilo bedraagt de fijnstoftoeslag nu €45,81 per kwartaal. Voor een personenauto van 2.000 kilo is dit € 107,54 per kwartaal. Een bestelauto voor ondernemers van 1.000 kilo kent een tarief van € 14,48 per kwartaal, bij een gewicht van 2.000 is dit € 27,59.

Inning ineens

De fijnstoftoeslag wordt nu nog apart van de mrb geïnd. In de loop van dit jaar wordt het bedrag aan fijnstoftoeslag samen met de verschuldigde mrb geïnd. U krijgt voortaan dus nog maar één rekening. Door afronding kan dit betekenen dat de rekening iets hoger uitvalt. Nu worden beide bedragen namelijk nog naar beneden afgerond op hele euro’s, maar als het bedrag ineens wordt geïnd wordt het totale bedrag afgerond op hele euro’s.

Posted in Niet gecategoriseerd

Handboek Loonheffingen 2024 weer beschikbaar

Voor werkgevers is het Handboek Loonheffingen 2024 beschikbaar. De Belastingdienst publiceert dit Handboek ieder jaar en vermeldt hierin alle zaken die werkgevers bij de loonheffingen in acht moeten nemen om correcties en boetes te voorkomen.

Wijzigingen en verduidelijkingen

Typen

Het Handboek bevat alle wijzigingen in de loonheffingen ten opzichte van vorig jaar. Wijzigingen worden per hoofdstuk aangegeven. Zo is bijvoorbeeld de vrijstelling voor ov-kaarten verruimd. Ook zijn alle cijfers aangepast voor het jaar 2024 en is bijvoorbeeld aangegeven dat de AOW-gerechtigde leeftijd met twee maanden is verhoogd naar 67 jaar. Sommige zaken zijn verduidelijkt. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven dat u over bedragen in de zogenaamde vrije ruimte niet alleen geen loonheffingen hoeft te betalen, maar ook niet hoeft in te houden.

Lonen en premies

In het Handboek wordt uitgebreid ingegaan op de vraag wat precies tot het loon behoort, inclusief een specificatie van onder meer vrijgestelde loonbestanddelen en loonbestanddelen waarvoor een nihilwaardering geldt. Ook de berekening van premies werknemersverzekeringen en van de premie Zorgverzekeringswet komt uitvoerig aan bod.

Werkkostenregeling

De werkkostenregeling komt uiteraard ook ruim aan bod, inclusief de vraag hoe de vrije ruimte moet worden berekend en de voor de regeling geldende concernregeling. Het Handboek geeft ook cijfermatige voorbeelden en kent verschillende overzichten en tabellen, waaronder voor artiesten en voor toepassing van het anoniementarief.

Let op! Het Handboek gaat in een aparte bijlage ook in op de gevolgen van de Brexit voor bepaalde werknemers.

Downloaden

Het Handboek is te downloaden vanaf de site van de Belastingdienst. Wel is het van belang regelmatig te checken op een nieuwere versie, zodat u op de hoogte blijft van wijzigingen en correcties.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mogelijk extra verhoging kinderopvangtoeslag 2025

Het kabinet is van plan de kinderopvangtoeslag voor bepaalde inkomens per 2025 extra verhogen. Deze verhoging komt bovenop de indexatie van de toeslag vanwege inflatie. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen met het uiteindelijke voorstel.

Middeninkomens

Speen

De extra verhoging komt volgens de voorstellen van het kabinet met name ten goede aan de middeninkomens. Dit betekent dat huishoudens met een gezamenlijk inkomen tussen ongeveer € 29.400 en € 159.200 erop vooruit zullen gaan als de plannen ongewijzigd doorgaan. 

Beoogd doel

Het kabinet wil voor genoemde inkomens de kosten van kinderopvang verlagen om het aantrekkelijker te maken te blijven werken of meer uren te gaan werken. Hiertoe worden de toeslagpercentages, de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens aangepast.

Tabel eerste kind

De verhoging van de kinderopvangtoeslag richt zich met name op een verhoging van de vergoedingspercentages van de tabel voor het eerste kind. In de praktijk blijkt namelijk vooral het krijgen van het eerste kind van invloed op de keuze om al dan niet te blijven werken, onder meer vanwege de kosten van kinderopvang.

Meer zekerheid

Ouders krijgen ook meer zekerheid over de toekenning van de kinderopvangtoeslag. Dit is een gevolg van het feit dat tot een verzamelinkomen van € 45.701 recht bestaat op het maximale vergoedingspercentage. Wijzigingen van het inkomen leiden daardoor tot die grens niet langer tot vermindering van de toeslag en de bijbehorende problemen inzake terugbetaling.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscale gevolgen terugbetaling niet-aftrekbare lijfrentepremie

Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen in uw aangifte inkomstenbelasting? Dan kunt u het niet aftrekbare deel terugvragen bij de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot. Houd wel rekening met de fiscale gevolgen hiervan.

Lijfrentepremies

Euro

Lijfrentepremies zijn onder strikte voorwaarden aftrekbaar. Daarbij gelden per jaar ook maximale bedragen die u in aftrek kunt brengen. Deze maximale bedragen zijn afhankelijk van de hoogte van uw pensioentekort, uitgedrukt in uw jaarruimte en uw reserveringsruimte.

De jaarruimte is het pensioentekort dat u in het voorgaande jaar had. De jaarruimte 2024 is dus afhankelijk van uw pensioentekort in 2023.

Als u in een jaar niet alle jaarruimte gebruikt, wordt dit niet-gebruikte deel gedurende tien jaar bewaard. Deze niet-benutte jaarruimtes vormen samen uw reserveringsruimte.

Tip! U kunt in een jaar maximaal lijfrentepremies in aftrek brengen ter grootte van uw jaarruimte en reserveringsruimte. De Belastingdienst heeft voor het berekenen van de jaarruimte en de reserveringsruimte een hulpmiddel op de website staan.

Niet-aftrekbare lijfrentepremies terugvragen

Betaalde u meer lijfrentepremies dan u in aftrek kunt brengen? Dan kunt u de financiële instelling verzoeken om het niet-aftrekbare deel terug te betalen. Volgens de wettelijke regels zou terugbetalen van een deel van de premie betekenen dat u over de gehele lijfrente belasting in box 1 moet betalen plus 20% revisierente. In een besluit is echter goedgekeurd dat terugbetaling van het niet-aftrekbare deel zonder die afrekening kan plaatsvinden.

Let op! Voor deze goedkeuring gelden voorwaarden. Zo moet onder meer ook het behaalde rendement op de terugbetaalde premie terugbetaald worden. Ook moet een verklaring ‘geruisloze terugstorting’ worden overlegd.

Opgeven in box 3

Een andere voorwaarde voor de onbelaste terugbetaling is dat u het teruggestorte bedrag alsnog opneemt in box 3; niet alleen in het jaar van terugbetaling, maar ook in de voorgaande jaren.

Voorbeeld
U heeft in maart 2021 een lijfrente afgesloten en betaalt in 2021 € 10.000 premie hiervoor. Bij het indienen van uw aangifte inkomstenbelasting komt u erachter dat maar € 6.000 aftrekbaar is. In 2024 vraagt u de financiële instelling waar u de lijfrente afsloot daarom om teruggave van € 4.000. De financiële instelling betaalt dit bedrag medio 2025 aan u uit. Daarbij betaalt de financiële instelling ook het op de terugbetaalde premies behaalde rendement uit.

Het voorgaande betekent dat u in uw aangifte inkomstenbelasting 2022, 2023, 2024 en 2025 het terugbetaalde bedrag plus het daarop behaalde rendement op moet nemen in box 3.

In categorie overige bezittingen

De Belastingdienst is van mening dat u dit bedrag moet opgeven in de categorie overige bezittingen. U mag dit dus volgens de Belastingdienst niet opgeven in de categorie banktegoeden. Dat is ongunstig, omdat voor de categorie banktegoeden een veel lager forfaitair rendement geldt dan voor de categorie overige bezittingen. Zo bedraagt voor het jaar 2023 het forfait voor banktegoeden 0,92% en voor overige bezittingen 6,17%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Stand van zaken UBO-registers

Minister Van Weyenberg van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot de UBO-registers. Daarbij is hij ook ingegaan op enkele aankomende wijzigingen.

UBO-register

Typen

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. 

Aanpassing belang

Momenteel wordt een persoon als UBO aangemerkt als deze persoon meer dan 25% van het belang of de zeggenschap in een juridische entiteit heeft. Voorgesteld wordt om dit te wijzigen en ook al bij een bezit van 25% van het belang of de zeggenschap van een UBO te spreken. Een aantal extra juridische entiteiten zal hierdoor melding moeten maken van een UBO. Er wordt naar gestreefd de uitvoeringslasten hiervan te beperken.

Wijziging verplichte raadpleging UBO-register

Bepaalde instellingen dienen bij zakelijke transacties het UBO-register te raadplegen. Dit kan op dit moment via een kopie die door de Kamer van Koophandel (KVK) wordt verstrekt. Per 1 juni 2024 kan de instelling dit opvragen bij de cliënt als de instelling zelf geen toegang tot het UBO-register heeft. De cliënt kan een gewaarmerkte kopie van de inschrijving in het UBO-register dan zelf opvragen bij de KVK. Zodra de instelling zelf toegang heeft, moet deze de informatie weer zelf bij de KVK opvragen. Ook de terugmelding bij geconstateerde verschillen wordt vanaf dat moment voor deze instelling dan verplicht. Het aantal terugmeldingen zal op termijn ook worden beperkt.

Legitiem belang

Organisaties met een zogenaamd legitiem belang kunnen het UBO-register inzien. Hieronder worden verstaan journalisten, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen die zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van witwassen, terrorismefinanciering en delicten die daarmee samenhangen, alsook natuurlijke personen en rechtspersonen die van plan zijn een zakelijke transactie aan te gaan met een andere partij. Uitgewerkt wordt hoe dit vorm te geven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Leeftijd bij vrijstelling overdrachtsbelasting geen discriminatie

De overdrachtsbelasting kent een vrijstelling voor personen tussen de 18 en 35 jaar. Die vrijstelling is geen vorm van ongeoorloofde discriminatie, aldus het Hof Den Bosch. Er is immers sprake van een gerechtvaardigde doelstelling van de wetgever. Bovendien bestaat er een redelijke verhouding tussen de maatregel en het te bereiken doel.

Vrijstelling overdrachtsbelasting

Woning

Bij aankoop van een pand is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Wel bestaat er een vrijstelling voor personen tussen 18 en 35 jaar die deze vrijstelling nog niet eerder hebben toegepast en een woning kopen met een prijs van maximaal € 510.000 (2024). Daarbij is vereist dat de woning na verkrijging anders dan ‘tijdelijk als hoofdverblijf’ gebruikt gaat worden.

Leeftijdsdiscriminatie?

In de betreffende rechtszaak stelde een belastingplichtige dat er sprake was van ongeoorloofde leeftijdsdiscriminatie. De man was van mening dat er geen rechtvaardige redenen bestonden om personen ouder dan 35 jaar, de man was 38 jaar oud, van de vrijstelling uit te sluiten. Dit argument werd op grond van de motieven van de wetgever echter verworpen.

Koopstarters helpen

De wetgever wist op grond van onderzoek dat zo’n 70% van de personen die voor het eerst een woning kopen, jonger is dan 35 jaar. Om deze zogenaamde koopstarters te kunnen helpen, is hen de vrijstelling van overdrachtsbelasting toebedeeld. De wetgever heeft hiervoor – mede gelet op de uitvoerbaarheid – dan ook voor mogen kiezen, aldus het Hof.

Geen individuele en buitensporige last

Het Hof verwierp ook het standpunt dat er sprake was van een individuele en buitensporige last. De overdrachtsbelasting is namelijk voor iedereen in vergelijkbare omstandigheden gelijk. Ook had de belastingplichtige ervoor kunnen kiezen geen overdrachtsbelasting te betalen door de woning eenvoudig niet te kopen. Zijn beroep slaagde dan ook niet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Brutoloon belastingvrij ruilen voor netto vergoeding?

Met een zogenaamde cafetariaregeling kunnen uw werknemers brutoloon onder voorwaarden belastingvrij ruilen voor een netto vergoeding. Dat is, ook onder voorwaarden, mogelijk zonder dat het u als werkgever extra geld kost. De Belastingdienst heeft dat onlangs bevestigd.

Cafetariaregeling

Zonnepanelen

Met een zogenaamde cafetariaregeling kunt u vastleggen dat werknemers brutoloon ruilen voor een vergoeding voor bepaalde in die regeling vastgelegde doelen. Als voor zo’n doel een gerichte vrijstelling voor de loonheffingen geldt, kan die ruil zonder belastingheffing plaatsvinden. Uw werknemer kan dan het gehele geruilde bedrag voor het doel inzetten.

Let op! Voor de meeste doelen zal echter geen gerichte vrijstelling bestaan. De ruil zal dan niet zonder meer belastingvrij kunnen. U moet dan dus eerst gewoon loonheffing inhouden op het geruilde bedrag voordat dit voor het doel gebruikt kan worden. In feite ruilt de werknemer dan zijn nettoloon. Daar schiet een werknemer dan dus niet veel mee op.

Gebruik vrije ruimte

Als u het uitgeruilde doel echter kunt aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte van de werkkostenregeling, kan de uitruil wel belastingvrij plaatsvinden. In zo’n geval kan de werknemer dus wel het brutobedrag geheel inzetten voor het doel.

Kostenneutraal

Bij aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte is dit voor de werknemers weliswaar belastingvrij, maar kunt u als werkgever toch tegen belastingen aanlopen. Dit is het geval als het totaal van vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikkingstellingen dat u aanwijst in de vrije ruimte in een jaar hoger is dan het bedrag van uw vrije ruimte. In zo’n geval betaalt u 80% eindheffing over het meerdere.

Tip! De Belastingdienst heeft nu goedgekeurd dat u bij de uitruil van brutoloon in een cafetariaregeling hiermee rekening houdt. U kunt dus met uw werknemer afspreken dat u een lager bedrag uitruilt, zodat de uitruil ook voor u als werkgever kostenneutraal verloopt.

Voorbeeld
In een aan de Belastingdienst voorgelegde casus wilde een werknemer met een brutomaandloon van € 3.000 onder de cafetariaregeling € 600 uitgeven voor het leasen van zonnepanelen. De werkgever had uitgerekend dat de werknemer hiervoor € 740 brutoloon moest inleveren om dit kostenneutraal te laten verlopen voor de werkgever. Bij inleveren van € 740 brutoloon en ontvangst van een nettovergoeding van € 600 in ruil daarvoor, hield de werknemer netto € 171 meer over dan zonder de ruil.

De Belastingdienst had geen probleem met deze ruil waarin de werkgever in feite gecompenseerd werd om het een en ander voor de werkgever kostenneutraal te houden.

Gebruikelijk

In dit voorbeeld wees de werkgever per werknemer in totaal niet meer dan € 2.400 als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Om die reden ontstond er ook geen conflict met het zogenaamde gebruikelijkheidscriterium waaraan een aanwijzing in de vrije ruimte moet voldoen.

Let op! Wilt u ook een cafetariaregeling binnen uw onderneming waarbinnen uw werknemers op eigen initiatief brutoloon ruilen voor een nettovergoeding zonder dat dit voor u tot een kostenstijging leidt? Neem dan contact op met één van onze adviseurs. Samen kunnen we dan beoordelen welke mogelijkheden er zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gebitsbeschermers sporters vrijgesteld van btw?

Sommige tandtechnici fabriceren gebitsbeschermers die gebruikt worden in de sport, zoals bij ijshockey. De Belastingdienst heeft zich onlangs gebogen over de vraag of een dergelijke gebitsbeschermer is vrijgesteld van btw.

Medische vrijstelling?

Medisch

De Belastingdienst is nagegaan of een gebitsbeschermer valt onder de categorie medische vrijstellingen en komt tot de conclusie dat dit niet het geval is. Het moet dan namelijk gaan om goederen en diensten die rechtstreeks verband houden met de gezondheidszorg, dan wel een therapeutisch doel hebben. 

Rechtstreeks therapeutisch gebruik?

Op grond van het bovenstaande uitgangspunt zijn alleen tandprotheses bedoeld voor rechtstreeks therapeutisch gebruik vrijgesteld voor de btw. De Belastingdienst komt tot de conclusie dat hiervan bij gebitsbeschermers geen sprake is. Die dienen namelijk alleen voor preventie. 

Preventie onvoldoende?

Preventie kan weliswaar onder omstandigheden als ‘therapeutisch gebruik’ worden aangemerkt, maar dan moet het gaan om het voorkomen, afwenden of tegengaan van een ziekte, letsel of gezondheidsprobleem, dan wel het opsporen van een ziekte. Omdat er bij een gebitsbeschermer geen concreet risico is dat de gezondheid wordt aangetast, is de Belastingdienst van mening dat de gebitsbeschermer niet is vrijgesteld voor de heffing van btw.

Posted in Niet gecategoriseerd

Let op bij terugvragen btw van niet-betalende debiteur

Heeft u debiteuren die hun facturen niet (geheel) betalen? U kunt dan, onder voorwaarden, de btw op deze facturen misschien (deels) terugvragen. Let daarbij wel op een aantal aandachtspunten zoals het op tijd terugvragen van de btw, het weer afdragen van de btw bij alsnog betalen én mogelijk onverwachte fiscale gevolgen van nadere afspraken met uw debiteur.

Wanneer teruggaaf btw?

Geld

Als uw debiteur uw factuur niet betaalt, kunt u de in rekening gebrachte btw terugvragen die u eerder afdroeg aan de Belastingdienst. Dat kunt u doen als definitief vast komt te staan dat uw debiteur de factuur niet betaalt. Op dat moment kunt u de eerder afgedragen btw via uw btw-aangifte terugvragen (bij vraag 1a of 1b).

Let op! Staat nog niet definitief vast dat uw debiteur de factuur niet betaalt, maar is één jaar verstreken nadat de betaaltermijn van de factuur is afgelopen?  Kom dan ook in actie! Dit is namelijk de uiterste termijn waarop u de eerder afgedragen btw kunt terugvragen via uw btw-aangifte. Doet u dat op dat moment niet, dan kan de Belastingdienst uw latere verzoek om btw-teruggaaf weigeren.

Voorbeeld
U stuurt op 4 april 2023 een factuur van € 12.100 inclusief 21% btw. De betaaltermijn is 30 dagen en de factuur is daarom vanaf 4 mei 2023 opeisbaar. In uw btw-aangifte 2e kwartaal 2023 droeg u ter zake van deze factuur € 2.100 btw af. Op 4 mei 2024 is de factuur nog niet betaald, maar staat ook nog niet definitief vast dat deze ook niet betaald gaat worden. Omdat één jaar verstreken is sinds het opeisbaar worden van de factuur, vraagt u in uw btw-aangifte 2e kwartaal 2024 echter wel al € 2.100 terug. Doet u niet per kwartaal maar per maand btw-aangifte, dan droeg u € 2.100 btw af in de btw-aangifte van april 2023 en vraagt u deze terug in de btw-aangifte van mei 2024.

Let op! Controleer dus altijd bij het indienen van uw btw-aangifte of u nog openstaande debiteuren heeft waarvan de betaaltermijn meer dan een jaar verstreken is. Op die manier voorkomt u dat u te laat de btw voor oninbare debiteuren terugvraagt.

Debiteur betaalt alsnog

Heeft u btw teruggevraagd van een factuur die niet betaald is en wordt deze alsnog betaald? Dan moet u de btw die u eerder terugvroeg op dat moment weer via uw btw-aangifte afdragen (bij vraag 1a en 1b).

Voorbeeld
Uw debiteur betaalt uw factuur van € 12.100 alsnog op 8 oktober 2024. In uw btw-aangifte 4e kwartaal 2024 draagt u daarom de € 2.100 weer af aan de Belastingdienst. Doet u per maand btw-aangifte, dan draagt u in uw btw-aangifte oktober 2024 de € 2.100 weer af aan de Belastingdienst.

Tip! Boek de btw die u terugvraagt nadat een jaar verstreken is na het aflopen van de betaaltermijn op een aparte grootboekrekening. Op die manier kunt u deze btw beter volgen als later de debiteur alsnog betaalt.

Gedeeltelijke betaling

De regels over het terugvragen en weer afdragen van de btw werken bij gedeeltelijke betaling van de factuur op dezelfde wijze, maar dan pro rata.

Voorbeeld
Op 4 mei 2024 heeft uw debiteur € 4.840 betaald op uw factuur van € 12.100. Dit betekent dat van de gehele factuur nog 60% openstaat. In uw btw-aangifte 2e kwartaal 2024 (of mei 2024 als u maandaangifte doet) vraagt u daarom niet de gehele btw terug, maar 60% van de afgedragen btw, in casu € 1.260. Op 8 oktober 2024 betaalt de debiteur nog een keer € 4.840. Van de teruggevraagde € 1.260 draagt u in uw btw-aangifte 4e kwartaal 2024 (of oktober 2024 als u maandaangifte doet) daarom € 840 weer af.

Afspraken met debiteur

Maakt u afspraken met uw debiteur waarbij u bijvoorbeeld de vordering die u heeft omzet in een lening aan de debiteur? Houd er dan rekening mee dat dit gezien kan worden als een betaling van de factuur door de debiteur. U kunt de btw dan niet terugvragen bij de Belastingdienst en moet al eerder teruggevraagde btw aan de Belastingdienst terugbetalen. 

Let op! Dit is ook zo als later blijkt dat de debiteur de lening niet geheel afbetaalt. U kunt dan niet alsnog de btw terugvragen, omdat door de omzetting in een lening de factuur geacht wordt te zijn betaald.

Crediteurenakkoord

Sluit u een crediteurenakkoord of een schuldeisersakkoord, dan geeft u uw vordering (deels) prijs. In een crediteurenakkoord of schuldeisersakkoord wordt namelijk doorgaans afgesproken dat afgezien wordt van de in het akkoord genoemde vorderingen. Dit heeft tot gevolg dat er juridisch geen sprake meer is van een vordering op uw debiteur. De btw op de onbetaalde, door u prijsgegeven factuur, kunt u dan ook niet meer terugvragen.

Let op! Vroeg u de btw al terug omdat één jaar verstreken was na het opeisbaar worden van de factuur? Dan moet u deze btw weer terugbetalen als u een crediteurenakkoord sluit waarin u de vordering (deels) prijsgeeft.

Geen creditfactuur!

Het is niet toegestaan om een interne creditfactuur op te maken om daarmee te proberen de btw alsnog terug te krijgen van de Belastingdienst. De Belastingdienst accepteert dit niet en behandelt dit als fraude! Zorg daarom dat u op de juiste wijze, op tijd de btw terugvraagt. Op die manier is het ook niet nodig om een interne creditfactuur op te maken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere boete zware auto terecht?

Als u met uw auto op de openbare weg rijdt, moet u motorrijtuigenbelasting betalen. Doet u dit niet, dan loopt u het risico dat u een naheffing met boete moet betalen. Die boete is gekoppeld aan de hoogte van de naheffing. Is dit terecht?

Gewicht mede bepalend

Auto

Hoeveel motorrijtuigenbelasting, mrb, u moet betalen, is onder andere afhankelijk van het gewicht van uw auto. Hoe zwaarder de auto, hoe hoger de verschuldigde belasting.

Schorsing

Als u uw auto langere tijd niet gebruikt, kunt u het kenteken laten schorsen. U hoeft dan tijdens de schorsingsperiode geen mrb te betalen. U mag de auto dan ook niet op de openbare weg gebruiken.

Boete

Gebruikt u uw auto toch bij schorsing, dan kunt u een naheffing met boete krijgen als dit wordt geconstateerd. De boete is gekoppeld aan het bedrag van de naheffing. Tot voor kort was de boete even hoog als de naheffing, maar sinds 1 juli 2023 is de boete in beginsel verlaagd tot 50% van de nageheven belasting.

Boete door vergissing

Er speelde een zaak voor de rechter waarbij een automobilist een geschorste auto per abuis toch op de openbare weg had gebruikt. De man gaf aan als hobby meerdere auto’s te bezitten. Van een deel van die auto’s was het kenteken geschorst. Wanneer hij een dergelijke auto toch wilde gebruiken, werd de schorsing weer opgeheven. Hierbij had de man zich kennelijk vergist, zo gaf hij aan.

Hogere boete terecht?

De rechter gaf aan dat volgens de wet de boete gekoppeld is aan de te betalen belasting en daardoor onder andere gekoppeld is aan het gewicht van de auto. Zwaardere auto’s krijgen dus automatisch een hogere boete. De rechtbank was van mening dat dit niet terecht is omdat het verzuim en verwijt vergelijkbaar zijn. In deze zaak was er sprake van een relatief zware auto. De rechtbank matigde de boete tot 25%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorstelling in open lucht niet te vergelijken met bioscoop

Een culturele voorstelling in de open lucht is voor de omzetbelasting niet te vergelijken met een bioscoop. Derhalve is het lage btw-tarief ook niet van toepassing. Tot deze conclusie kwam rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Animatiebeelden

Horeca

In de betreffende zaak handelde het om animatiebeelden en andere beelden die in combinatie met lichteffecten in de buitenlucht werden geprojecteerd op vooral bomen en gebouwen. Publiek kon de beelden al wandelend aanschouwen, waarvoor alles bij elkaar zo’n anderhalf uur benodigd was. Het bekijken van de geprojecteerde beelden nam hiervan zo’n half uur in beslag.

Wat is een bioscoop?

De rechtbank overwoog dat voor het verlenen van toegang tot bioscopen het verlaagde btw-tarief van 9% van toepassing is. De hier aangeboden voorstelling kon voor de btw echter niet als zodanig worden aangemerkt. 

Grammaticale uitleg

Daarbij ging de rechtbank uit van een grammaticale uitleg, wat betekende dat het begrip ‘bioscoop’ moet worden uitgelegd als ‘een theater waar films worden vertoond’ of ‘een theater waar op een projectiescherm films worden vertoond voor een betalend publiek’. De Belastingdienst werd dan ook in het gelijk gesteld, wat betekende dat op de voorstelling het normale tarief van 21% van toepassing is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer subsidiemogelijkheden duurzame energieopwekking voor VvE’s

De Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) is vanaf dit jaar, 2024, verruimd. Via de SCE vragen met name Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) en energiecoöperaties subsidie aan voor zonne-energie, windenergie en energie via waterkracht.

SCE verruimd

Windmolen

De verruiming van de SCE betekent dat voortaan ook voor installaties die meer zonne-energie opwekken de SCE kan worden aangevraagd en tevens voor projecten met meer windmolens. Voor wat betreft zonne-energie is het vermogen verhoogd naar 6 megawatt. Ook voor windenergie is het maximale vermogen verhoogd, eveneens naar 6 megawatt.

Let op! Om in aanmerking te komen voor de SCE moet u uiteraard aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze vindt u op RVO.nl.

Overige wijzigingen

De SCE is op nog twee punten gewijzigd. Zo moet in sommige gevallen voor zonnepanelen een verklaring worden meegestuurd dat het dak waarop de panelen geplaatst worden voldoende stevig is. 
Een andere wijziging is dat geen subsidie meer wordt verleend voor periodes waarin de elektriciteitsprijs negatief is. Op zulke momenten wordt er meer energie opgewekt dan afgenomen en is het ongewenst dat te veel energie wordt teruggeleverd.

Aanvragen

De SCE kan digitaal worden aangevraagd bij RVO.nl. Het loket is inmiddels open en aanvragen kan tot uiterlijk 1 november 2024 17.00 uur. Aanvragen moet via eHerkenning met minimaal niveau 2+. Is eHerkenning niet mogelijk, dan kunt u zelf als particulier de SCE als intermediair voor de VvE of coöperatie aanvragen met uw DigiD. U kunt ook eerst een adviesgesprek aanvragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

In meerdere landen woonachtig, wat is dan uw fiscale woonplaats?

Wat fiscaal als uw woonplaats wordt aangemerkt, is niet altijd even duidelijk. Zeker niet als u in een jaar in meerdere landen woonde. Het gerechtshof in Amsterdam heeft onlangs aangegeven welke aspecten voor het bepalen van de fiscale woonplaats in die situatie van belang kunnen zijn.

Duitsland of Nederland?

Vlaggen

In een zaak was een Nederlander in het bezit van een woning in Nederland. Halverwege januari 2015 liet de man zich uitschrijven als inwoner van Nederland om zich halverwege december 2016 weer in te laten schrijven. In de tussenliggende periode was de man woonachtig in Duitsland, Nederland en Spanje. Wat was nu zijn fiscale woonplaats en waar was hij dus belastingplichtig?

Feiten en omstandigheden

Waar iemand fiscaal gezien woont, is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden. Daarbij komt het eropaan of deze van dien aard zijn dat er een duurzame band van persoonlijke aard bestaat met Nederland. Aan het Hof de taak om een en ander te beoordelen.

Wat was nu bepalend?

In genoemde zaak was van belang dat belanghebbende slechts kort in Duitsland had gewoond, zijn woning in Nederland had aangehouden en tijdelijk had verhuurd en dat hij deze gedurende de verhuur jaarlijks voor 62 dagen zelf kon benutten en dit ook daadwerkelijk benut had. Daar kwam bij dat de man een gehandicapte zoon had die in Nederland was blijven wonen en dat de man in Nederland zelf nog economisch actief was.

Duurzame band toch Nederland

De man bracht hier tegenin dat hij in Duitsland een bankrekening had geopend en zijn auto naar Duitsland had uitgevoerd. Ook had hij hier een identificatienummer gekregen en een ziektekostenverzekering afgesloten. In Duitsland had hij ook tal van artsen en specialisten bezocht. 

Toch betekende dit volgens het Hof nog niet dat er daardoor een duurzame band van persoonlijke aard met Duitsland was ontstaan. Het Hof besliste dan ook dat de fiscale woonplaats ook in 2015 en 2016 in Nederland lag en liet de aanslagen inkomstenbelasting in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zijn verpleegkosten tijdens vakantie aftrekbaar?

Gehandicapten en kwetsbare ouderen verblijven soms in een Wlz-instelling (Wet langdurige zorg). Dergelijke instellingen regelen voor hun bewoners ook af en toe vakanties. De vraag is of de kosten van het begeleidende verplegend personeel aftrekbaar zijn als zorgkosten?

Extra kosten

Invalide

In een casus die voorlag bij de Belastingdienst is uitgegaan van extra kosten die gemaakt worden voor verplegend personeel, zoals salaris en verblijfkosten. Ook andere kosten moet de belastingplichtige zelf betalen, zoals busvervoer, vakantiegeld, huur en verzekeringen.

Salaris en verblijfkosten aftrekbaar

De Belastingdienst geeft aan dat de kosten van het salaris en de verblijfkosten van verplegend personeel in beginsel aftrekbare zorgkosten vormen. Verplegend personeel is namelijk noodzakelijk om tijdens de vakantie de nodige zorg te kunnen leveren. Aftrek is alleen mogelijk als belastingplichtige de kosten niet via bijvoorbeeld de verzekeraar vergoed krijgt. Een extra bijdrage via de Wlz of Wmo van belastingplichtige is echter niet aftrekbaar.

Let op! Vanwege de handicap zijn de kosten aan te merken als specifieke zorgkosten vanwege ziekte of invaliditeit en daarom aftrekbaar.

Wlz-instelling of ziekenhuis

Van belang is ook dat de kosten van verpleging in een Wlz-instelling of ziekenhuis zijn aan te merken als zorgkosten. Dat geldt ook voor andere instellingen, voor zover de verpleging en verzorging hiermee is gelijk te stellen.

Bijkomende kosten niet aftrekbaar

Bijkomende kosten zoals verzekeringen en huur zijn niet aftrekbaar. Deze kosten vallen namelijk niet onder de zorgkosten waarvan wettelijk de aftrek is geregeld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Digitaal medisch consult vrijgesteld van btw?

Ook in de medische wereld wordt steeds meer gebruikgemaakt van digitale technieken. Onlangs kwam de vraag aan de orde of ook digitale consulten kunnen delen in de btw-vrijstelling voor medische diensten. Wat vond de rechter hiervan?

Vrijstelling medische diensten

Medisch

De omzetbelasting kent een vrijstelling voor medische diensten. Dit betekent dat medische dienstverleners geen btw in rekening hoeven te brengen, maar ook de door hen betaalde btw niet in aftrek kunnen brengen. Omdat de afnemers veelal particulieren zijn, werkt de vrijstelling prijsverlagend voor de consument.

Digitaal consult

Onlangs werd voor de rechtbank Noord-Holland ingegaan op de vraag of ook online gegeven medische consulten vrijgesteld zijn voor de heffing van btw. Een vrouw bezat een website waarop medische consulten konden worden aangevraagd met een medisch specialist. 

BIG-geregistreerde artsen

De dame in kwestie had hiervoor contact gelegd met een aantal BIG-geregistreerde artsen die deze consulten gaven en hiervoor een beloning ontvingen. Via de website kon via de specialist informatie uitgewisseld worden over diagnoses en mogelijke behandelingen voor de specifieke medische situatie van de klant.

Breed begrip

De rechtbank overwoog dat ‘medische verzorging’ een breed begrip is. Ook diensten gericht op het behoud en herstel van de gezondheid vallen eronder. Alleen het geven van informatie over de gezondheid is echter onvoldoende. Voor een digitaal consult is echter niet van belang dat er vooraf een medisch voorschrift is verstrekt of achteraf behandeling heeft plaatsgevonden.

Btw vrijgesteld

Overwegende dat bij het digitale consult meestal een diagnose en behandeling werden getoetst en dat de informatie hierover werd verkregen uit de gegevens die de patiënten zelf aanleverden, oordeelde de rechtbank dat deze consulten vrijgesteld dienen te zijn van btw. De digitale consulten gingen verder dan slechts het verstrekken van informatie, zo werd ook door een viertal artsen bevestigd die via de website hun diensten verleenden. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Verdere wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen aangekondigd

De bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling bij schenken en overlijden gaan nog verder wijzigen. Vorige jaar zijn al wijzigingen voor de BOR en DSR per 2024 en 2025 in de wet opgenomen. Het kabinet kondigt nu in een internetconsultatie nog verdere aanpassingen per 2025 en 2026 aan. Welke zijn dit?

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)

Handen schudden

De BOR en de DSR zijn belangrijke fiscale faciliteiten bij het schenken of erven van een bedrijf. De faciliteiten betreffen een forse vrijstelling en een doorschuiving van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet.

Al aangenomen wijzigingen per 2024 en 2025

Vorig jaar is al een aantal wijzigingen van de BOR en DSR in de wet opgenomen. De meeste van deze wijzigingen gaan in per 2025, maar één onderdeel geldt al vanaf 2024. Dit betreft het standaard aanmerken van verhuurd onroerend goed aan derden als beleggingsvermogen. Dit onroerend goed komt daardoor niet in aanmerking voor de BOR en de DSR voor een aanmerkelijk belang.

Vanaf 2025 gaan de volgende wijzigingen gelden:

  • De vrijstelling in de BOR gaat naar 100% van de goingconcernwaarde tot € 1.500.000 en 75% over het meerdere. In 2024 bedraagt dit nog 100% tot € 1.325.253 en 83% daarboven.
  • Het is niet langer toegestaan om voor de BOR 5% van het beleggingsvermogen tot het ondernemingsvermogen te rekenen.
  • Bedrijfsmiddelen die zowel zakelijk als niet-zakelijk gebruikt worden, mogen niet langer geheel tot het ondernemingsvermogen voor de BOR en DSR aanmerkelijk belang gerekend worden als de waarde in het economische verkeer van het bedrijfsmiddel € 100.000 of hoger is. Dit mag nog wel als het bedrijfsmiddel maximaal 10% bestemd is voor niet-zakelijk.
  • Het is voor de DSR niet langer nodig dat de verkrijger in dienstbetrekking is in de vennootschap waarop de aandelen betrekking hebben. In de DSR in de inkomstenbelasting blijft de dienstbetrekkingseis wel bestaan.
  • Bij schenking moet de verkrijger minimaal 21 jaar oud zijn om van de BOR en DSR aanmerkelijk belang gebruik te maken.

Aangekondigde wijzigingen in internetconsultatie per 2025 en 2026

In een op 19 april 2024 gepubliceerde internetconsultatie kondigt het kabinet nog een aantal wijzigingen aan. 

Let op! U kunt van 19 april 2024 tot en met 19 mei 2024 op deze voorstellen reageren.

Als de wijzigingen uit de internetconsultatie straks ongewijzigd in de wet worden opgenomen, wijzigt er onder meer het volgende:

  • Voor verkrijgingen die zich voordoen vanaf 1 januari 2025 geldt nog maar een voortzettingstermijn van drie jaar in plaats van vijf jaar voor verkrijgingen van vóór die datum.
  • Vanaf 1 januari 2026 wordt het makkelijker om van structuur of rechtsvorm te wijzigen zonder dat dit in strijd komt met de zogenaamde voortzettingseis en bezitseis die gelden voor de BOR. De precieze invulling moet nog worden uitgewerkt, maar uitgangspunt blijft dat bij wijziging van structuur of rechtsvorm de gerechtigheid tot de onderneming in de vennootschap niet afneemt (voor de voortzettingseis) en niet toeneemt (voor de bezitseis).
  • De BOR en DSR aanmerkelijk belang worden vanaf 1 januari 2026 beperkt tot reguliere aandelen met een minimumbelang van 5%. Dit betekent dat vanaf die datum bijvoorbeeld winstbewijzen, opties op aandelen en trackingstocks niet meer voor de BOR en DSR aanmerkelijk belang kwalificeren.
  • Vanaf 1 januari 2026 komt er een definitie van het begrip preferente aandelen. Deze definitie betekent een wijziging van de wijze waarop de Belastingdienst op dit moment beoordeelt of sprake is van preferente aandelen voor de BOR en DSR aanmerkelijk belang.
  • Vanaf 1 januari 2026 geldt wetgeving die onbedoeld gebruik van de BOR tegengaat. Hierbij gaat het om de aankoop van een onderneming door een ouder persoon met als doel besparing van erfbelasting of schenkbelasting door gebruik van de BOR (de zogenaamde rollatorinvesteringen). Ook het dubbel gebruik van de BOR waarbij een bedrijf geschonken wordt met de BOR, weer teruggekocht en daarna weer geschonken met de BOR, wordt vanaf 1 januari 2026 tegengegaan.
  • Vanaf 1 januari 2026 worden bij het bepalen van de hoogte van het ondernemingsvermogen ook de schulden die samenhangen met aan de vennootschap ter beschikking gestelde onroerende zaken meegeteld.

Let op! Dit betreffen voorstellen die nog in een wetsvoorstel moeten worden opgenomen. Dit wetsvoorstel moet vervolgens door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Wij houden u op de hoogte betreft de voortgang van voorgestelde wijzigingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorjaarsnota: tal van gevolgen voor de automobilist

De onlangs verschenen Voorjaarsnota heeft heel wat gevolgen voor de automobilist, zowel voor personenauto’s als bestelauto’s, elektrisch of niet-elektrisch. Wat zijn de plannen?

Elektrische auto

Auto

Voor bezitters van een 100% elektrische personenauto wordt de korting op de motorrijtuigenbelasting (mrb) stapsgewijs afgebouwd per 2026 en niet ineens, zoals eerder was besloten. In 2025 bedraagt de korting nog 100%, vanaf 2026 40% van het normale tarief, vanaf 2029 35%. Vanaf 2031 vervalt de korting en zal ook voor elektrische personenauto’s het normale tarief gaan gelden. 
De subsidie voor particulieren bij aankoop van een elektrische personenauto (SEPP) komt na 2024 te vervallen.

Plug-in hybride auto

De korting van 50% op de mrb voor plug-in hybride auto’s komt vanaf 2025 te vervallen. Daar komt bij dat vanaf 2027 meer bpm – de te betalen belasting bij aankoop van een nieuwe auto –  betaald moet worden vanwege een nieuwe meetmethode met betrekking tot de uitstoot van CO2.

Auto op LPG

De korting op de mrb voor LPG-rijders gaat vanaf 2026 verdwijnen. De korting is een vast bedrag van ongeveer € 143 per kwartaal. De procentuele stijging van het tarief zal voor bezitters van kleinere auto’s op LPG het grootst zijn omdat de mrb afhankelijk is van het gewicht van de auto.

Elektrische bestelauto

Elektrische bestelauto’s gaan vanaf 2026 de volledige mrb betalen. De korting die voor elektrische personenauto’s tot 2031 geldt, is dus voor elektrische bestelauto’s niet van toepassing.

Bestelauto gebruikt door meerdere werknemers

Voor een bestelauto die door meerdere werknemers privé gebruikt kan worden, geldt onder voorwaarden niet de normale bijtelling. In plaats hiervan betaalt de werkgever een vast bedrag van € 300 aan belasting per jaar. Dit bedrag wordt aangepast vanwege de inflatie vanaf 2006. Naar verwachting gaat vanaf 2026 een bedrag van € 450 per auto gelden.

Let op! Al deze plannen moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Duidelijkheid over aftrek kosten boetes en dwangsommen

Geldboetes en dwangsommen zijn niet aftrekbaar van de winst. Dat geldt ook voor de hiermee samenhangende kosten. Omdat hierover in de praktijk onduidelijkheid bestaat, heeft de Belastingdienst de aftrekbeperkingen verduidelijkt.

Tijdstip van belang

Portemonnee

Uit de verduidelijking blijkt dat het tijdstip van opleggen van de geldboete van belang is. De kosten die zijn gemaakt vóór het opleggen van een geldboete zijn namelijk wel aftrekbaar. Hetzelfde geldt voor kosten die zijn gemaakt vóórdat een dwangsom verbeurd is verklaard.

Eigen juridische dienst

Sommige werkgevers beschikken over een eigen juridische dienst. Als deze dienst zich ook bezighoudt met opgelegde geldboetes en verbeurd verklaarde dwangsommen, zijn ook deze kosten niet aftrekbaar. 

Geen kleinigheden

De Belastingdienst maakt duidelijk dat het gaat om alle kosten die verband houden met de geldboetes en verbeurd verklaarde dwangsommen. Dit moet ruim worden uitgelegd en ziet dus ook op indirecte kosten, maar de fiscus gaat niet letten op kleinigheden. Ook moeten de kosten duidelijk traceerbaar zijn. 

Splitsen

De uitleg maakt duidelijk dat kosten zo nodig zullen moeten worden gesplitst, als een eigen afdeling zich ook bezig houdt met zaken die niet samenhangen met opgelegde geldboetes of verbeurd verklaarde dwangsommen. Hiervoor bestaan geen vaste regels en moet naar inzicht van de inspecteur zo goed mogelijk gebeuren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eisen inzake bestedingen ANBI verduidelijkt

Algemeen Nut beogende Instellingen, ANBI’s, hebben onder voorwaarden recht op een aantal fiscale faciliteiten. Eén van de voorwaarden is de eis inzake het bestedingscriterium. Deze eis betekent dat een ANBI niet meer vermogen mag aanhouden dan nodig is voor het uitvoeren van haar activiteiten als ANBI.

Onlangs is verduidelijkt onder welke voorwaarden investeringen en uitgaven zijn toegestaan zonder de ANBI-status in gevaar te brengen.

ANBI’s

Geld

ANBI’s staan ook wel bekend als organisaties inzake ‘goede doelen’ en worden ondersteund met fiscale faciliteiten. Zo hoeft een ANBI onder voorwaarden geen schenk- of erfbelasting te betalen en zijn giften aan een ANBI in principe fiscaal aftrekbaar.

Voorwaarden

ANBI’s zijn wel gebonden aan een aantal voorwaarden, waaronder het bestedingscriterium. Omdat in de praktijk onduidelijk is welke bestedingen een ANBI mag doen, is hierover in een besluit duidelijkheid verschaft.

Wanneer besteding akkoord?

Een van de voorwaarden die in het Besluit zijn opgenomen, betreft het feit dat een investering het doel van de ANBI rechtstreeks bevordert of verwezenlijkt. Ook mag de uitgave geen zakelijke activiteit – primair bedoeld om voordeel te behalen – betreffen. Verder is bepaald dat als geïnvesteerd wordt via een organisatie, ook deze organisatie het bedrag moet gebruiken in lijn met het doel van de ANBI.

Betrokkenheid bestuurders

Ook is verduidelijkt dat bestuurders van de ANBI niet bij een investering in een andere organisatie betrokken mogen zijn. Daarnaast is bepaald dat de investering in de administratie en het beleidsplan als investering van algemeen nut moeten worden opgenomen. 

Rol inspecteur

ANBI’s die niet of nog niet voldoen aan de gestelde voorwaarden dienen dit te melden bij hun inspecteur. Deze kan een termijn stellen waarbinnen alsnog aan de verplichtingen moet worden voldaan. Gebeurt dit niet, dan kan een ANBI de status als ANBI verliezen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Alle verlofregelingen terugbrengen naar drie?

De Wet arbeid en zorg kent inmiddels een waaier aan verlofregelingen. Het kabinet wil deze verschillende regelingen terugbrengen naar drie soorten verlof: verlof voor zorg voor kinderen, verlof voor zorg voor naasten en verlof voor persoonlijke situaties.

Regels en voorwaarden gelijk

Kinderwagen

De regels en voorwaarden die gelden voor de drie verlofsoorten wil het kabinet zo veel mogelijk gelijktrekken. Dit maakt het voor zowel werknemers als werkgevers eenvoudiger om verlof op te nemen dan wel toe te kennen. 

Zorg voor kinderen

Onder deze verlofvorm vallen de volgende regelingen:

  •  zwangerschaps- en bevallingsverlof;
  • het (aanvullend) geboorteverlof;
  • het adoptie- en pleegzorgverlof; en
  • het (betaald) ouderschapsverlof.

Deze regelingen zouden moeten leiden tot een gelijkwaardige verdeling van zorgtaken tussen partners om zodoende de economische zelfstandigheid te bevorderen. Er zijn diverse scenario’s uitgewerkt.

Zorg voor naasten

Hier gaat het om het huidige kort- en langdurend zorgverlof die ingezet kunnen worden voor het bieden van ondersteuning aan familie, dan wel andere naasten. De verwachting is dat het beroep op deze zorg zal toenemen als gevolg van de vergrijzing en het langer doorwerken. Er wordt nu gekeken of beide regelingen worden geïntegreerd of dat ze worden uitgebreid.

Verlof voor persoonlijke situaties

Bij persoonlijke situaties valt te denken aan bijvoorbeeld het calamiteiten- en het kortverzuimverlof. Het betreft verlof dat van korte duur is om het hoofd te bieden aan onvoorziene of zeer bijzondere omstandigheden waardoor een werknemer niet kan werken. Te denken valt aan het overlijden van een naaste, calamiteiten thuis zoals een gesprongen waterleiding of gaslek of het begeleiden van een naaste bij artsenbezoeken. 

Dergelijk verlof betreft maatwerk waarover werkgevers en werknemers afspraken maken als het moment zich voordoet. Aan deze vorm van verlof kunnen nieuwe regelingen worden toegevoegd zoals rouwverlof, transitieverlof of verlof wegens huiselijk geweld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dga-taks ook bij lening van bank in plaats van bv?

Een dga die te veel geld leent bij de eigen bv, betaalt hierover sinds 2023 belasting. Deze belasting staat ook wel bekend als de dga-taks. Ook geld dat een dga leent van een bank kan, onder omstandigheden, geraakt worden door deze dga-taks.

Drempel dga-taks 

Euro

Een dga met schulden aan zijn bv(‘s) die op 31 december 2024 hoger zijn dan € 500.000 kan in 2024 met de fiscale gevolgen van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap (ook wel de dga-taks) te maken krijgen. Het gaat hierbij niet alleen om de schulden van de dga zelf, maar ook om de schulden van de fiscale partner van de dga. Om te beoordelen of de € 500.000 wordt overschreden, worden de schulden van de dga en de fiscale partner bij elkaar opgeteld.

Schulden en andere rechten

Voor de beoordeling of de drempel van € 500.000 wordt overschreden, tellen alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen mee. Ook indirecte schulden tellen mee.
Dat betekent dat als een dga alleen geld van een bank kan lenen als de bv borg gaat staan voor die lening of hypotheek verstrekt voor die lening, de lening van de bank ook meetelt voor de drempel van € 500.000.

Aflossing lening bv met lening van een bank

Een dga die in 2023 de dga-taks wilde voorkomen, liep hier ook tegenaan. De dga had in 2023 in totaal € 900.000 geleend van zijn bv. In 2023 bedroeg de drempel nog € 700.000 in plaats van de € 500.000 in 2024. De lening van de dga lag in 2023 daarom € 200.000 boven de drempel.

De dga had het voornemen om € 200.000 te lenen bij een bank en hiermee vóór 31 december 2023 af te lossen op de lening van € 900.000 van zijn bv. De bv wilde het bedrag van de aflossing gebruiken voor de aankoop van onroerend goed. De bank eiste dat de bv een recht van hypotheek verstrekte op het onroerend goed. Zonder die hypotheekverstrekking wilde de bank de € 200.000 niet lenen aan de dga.

Lening bank telt mee voor dga-taks

De Belastingdienst oordeelde dat in deze situatie de schulden aan de bv in het kader van de dga-taks nog steeds € 900.000 bedroegen. De lening van € 200.000 van de bank werd namelijk ook aangemerkt als een schuld van de dga aan de bv omdat de bv hypotheek moest verstrekken voor deze lening. Hoewel er dus € 200.000 werd afgelost op de lening van de dga aan zijn bv, werd de € 200.000 die de dga leende van de bank daar dus weer bij opgeteld.

Let op! Had de bank in het voorbeeld de lening ook verstrekt zonder dat de bv borg stond of hypotheek verstrekte? Dan had de lening van de bank aan de dga niet meegeteld voor de drempel van € 700.000 in 2023. In dat geval had de dga uit het voorbeeld wel de dga-taks in 2023 kunnen voorkomen.

Tip! Wilt u de dga-taks in 2024 voorkomen, houd dan rekening met het voorgaande. Houd er verder rekening mee dat de drempel in 2024 € 500.000 en niet zoals in 2023 € 700.000 bedraagt.

Posted in Niet gecategoriseerd

LIV vervalt en LKV ouderen bouwt af vanaf 2025

LIV vervalt en LKV ouderen bouwt af vanaf 2025
De Eerste Kamer heeft ingestemd met een wetsvoorstel waarin het lage-inkomensvoordeel vervalt per 2025 en het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers wordt afgebouwd vanaf 2025.

Lage-inkomensvoordeel (LIV)

Juridisch

Het lage-inkomensvoordeel, LIV, verdwijnt dus per 2025. U heeft voor het jaar 2024 nog recht op het LIV voor werknemers die rond het minimumloon verdienen (gemiddeld per uur van minimaal € 14,33 tot en met maximaal € 14,99). Er gelden nog meer voorwaarden voor het LIV, onder meer dat voor de werknemer in 2024 minimaal 1248 uren verloond zijn.

Tip! Alle voorwaarden voor het LIV vindt u hier.

Let op! De uitbetaling van het LIV 2023 vindt plaats in 2024. De uitbetaling van het LIV 2024 vindt plaats in 2025. U heeft voor het jaar 2025 geen recht meer op het LIV, maar kunt dus nog wel LIV 2024 uitbetaald krijgen.

Loonkostenvoordeel oudere werknemer

De Eerste Kamer is ook akkoord dat het loonkostenvoordeel (LKV) voor werkgevers die oudere werknemers in dienst hebben vanaf 2025 stapsgewijs wordt afgebouwd. Of die afbouw plaatsvindt en hoe, is afhankelijk van de vraag of de dienstbetrekking vóór 1 januari 2024 begon of niet.

  • Voor dienstbetrekkingen die begonnen vóór 1 januari 2024 blijft het LKV voor oudere werknemers van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per kalenderjaar gewoon in stand tot het einde van de looptijd van maximaal drie jaar.
  • Voor dienstbetrekkingen die begonnen op of ná 1 januari 2024 wordt het LKV per 1 januari 2025 verlaagd naar € 1,35 per verloond uur en per 1 januari 2026 afgeschaft.

Tip! Start de dienstbetrekking dit jaar of volgend jaar, ga dan na of u voor de werknemer misschien ook recht heeft op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Dit LKV wordt namelijk niet afgeschaft en bedraagt ook € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Verdeelt u de hypotheekrenteaftrek over u en uw partner?

Bent u eigenaar van een woning waarop hypotheek rust en heeft u een fiscale partner, dan kunt u de aftrek van de hypotheekrente onderling verdelen. Blijkt die verdeling achteraf niet optimaal te zijn geweest, dan kunt u die nog herzien. Maar tot wanneer?

Aftrek hypotheekrente

Woning

De rente die u op een hypothecaire lening betaalt, kan onder voorwaarden maximaal 30 jaar worden afgetrokken. De aftrek is de laatste jaren wel beperkt en nu nog slechts mogelijk tegen het tarief van de eerste schijf, in 2024 36,97%.

Verdeling herzien

Voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kwam de vraag aan de orde of de verdeling van de aftrek van de hypotheekrente tussen partners na indiening van de aangifte nog kan worden herzien. Bij een positief antwoord was de vraag hoe lang dit mogelijk is.

Definitief

Het Hof kwam tot de conclusie dat de verdeling van de aftrek tussen partners nog kan worden herzien zo lang de aanslag of naheffingsaanslag van beide partners nog niet definitief vaststaat. In de betreffende situatie hadden een belastingplichtige en zijn partner in eerste instantie bijna € 13.000 aan hypotheekrente in aftrek gebracht, maar een half jaar na vaststelling van de aanslag de aftrek in een herziene aangifte teruggebracht naar bijna € 5.000. 

Navorderingen

De herziening leverde twee navorderingsaanslagen op, waarbij de inspecteur vasthield aan de oorspronkelijke verdeling van de aftrek tussen de partners onderling. Volgens het Hof is dit niet correct en kan voor een andere verdeling worden gekozen zo lang de aanslagen of navorderingsaanslagen nog niet definitief vaststaan. Nu dit nog niet het geval was, kon nog voor een andere verdeling worden gekozen en werd de Belastingdienst in het ongelijk gesteld.

Aftrek bij hoogste inkomen?

Bij partners die met hun inkomen in een andere tariefgroep vallen, is aftrek bij de partner die in de hoogste tariefgroep valt overigens meestal niet voordelig. Dit vanwege het feit dat de aftrek van hypotheekrente in 2024 beperkt is tot maximaal 36,97%, maar dit niet geldt voor de bijtelling van het eigenwoningforfait én de aftrek bij de partner met de laagste tariefgroep bovendien leidt tot een hogere heffingskorting. 

Tip! Herzie uw aangiftes uit het verleden indien dit voordeliger is, zo lang dit nog kan. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Aandelen familiebedrijven toch belast in vermogensaanwasbelasting

Aandelen in familiebedrijven worden straks ook via de vermogensaanwasbelasting belast. Eerder was het plan dat deze via de vermogenswinstbelasting belast zouden worden. Er is overigens grote twijfel of het toekomstige box 3-stelsel al (volledig) in kan gaan in 2027.

Hoofdregel wetsvoorstel toekomstige box 3: vermogensaanwasbelasting

Handen schudden

In het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 wordt voorgesteld als hoofdregel om vanaf 2027 het totale werkelijke rendement in box 3 te belasten volgens een vermogensaanwasbelasting. Dit houdt in dat ook de niet-gerealiseerde waardeontwikkeling van het vermogen in een jaar in box 3 belast wordt.

Uitzonderingen: vermogenswinstbelasting

Voor een aantal vermogensbestanddelen is in het wetsvoorstel een uitzondering opgenomen. Deze vermogensbestanddelen worden in het wetsvoorstel belast volgens een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat alleen bij realisatie (bijvoorbeeld bij verkoop) de vermogenswinst in box 3 belast wordt. Deze uitzondering geldt voor onroerende zaken en aandelen in innovatieve startups en scale-ups.

Aandelen familiebedrijven

In eerste instantie vielen ook aandelen in familiebedrijven onder deze uitzondering. Echter in  een Kamerbrief (d.d. 15 april 2024) informeert staatssecretaris van Rij de Tweede Kamer dat deze uitzondering vervalt. De aandelen in familiebedrijven vallen daarom in het wetsvoorstel ook onder de vermogensaanwasbelasting.

Toekomstige box 3-stelsel vanaf 2027 of later?

Op 25 januari 2024 kondigde de staatssecretaris ook al een aantal andere aanpassingen aan op het oorspronkelijke wetsvoorstel. Het wetsvoorstel voor het toekomstige box 3-stelsel staat dus nog niet vast. Tevens moeten de Tweede en Eerste Kamer nog met het straks aangeboden wetsvoorstel instemmen.

Het is daarna nog maar de vraag of de datum van 2027 gehaald gaat worden. De staatssecretaris meldt al dat het huidige voorstel veel van de systemen van de Belastingdienst vraagt en daarom hoogstwaarschijnlijk niet volledig in 2027 geïmplementeerd kan zijn. Daarnaast kunnen de uitkomsten van arresten van de Hoge Raad over het huidige box 3-stelsel veel van de systemen vragen en voor nog meer vertraging zorgen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Informatie over box 3 in IB tot en met 2023

Heeft u box 3-vermogen in uw aangifte inkomstenbelasting over de jaren tot en met 2023? Verwacht wordt dat de Hoge Raad in augustus/september uitspraak doet over box 3. De Belastingdienst ontwikkelt ter voorbereiding op de uitspraken alvast een digitaal formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’.

Arresten Hoge Raad over box 3

Euro

Momenteel loopt een aantal rechtszaken bij de Hoge Raad over box 3. De rechtszaken gaan over de jaren tot en met 2022, maar zullen ook gelden voor de box 3-heffing in 2023. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke rendement uit uw vermogen als dit lager is dan het rendement dat volgt uit de wettelijke bepalingen. Dat zou voor u een gunstige ontwikkeling kunnen zijn als uw werkelijke rendement inderdaad lager is.

Digitaal formulier

De staatssecretaris meldt dat de box 3-arresten van de Hoge Raad in augustus en/of september 2024 worden verwacht. De Belastingdienst ontwikkelt op dit moment al een digitaal formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’ voor het geval de Hoge Raad straks voor belastingplichtigen een gunstige uitspraak doet.

Geen definitieve aanslagen IB 2022 en 2023

Heeft u box 3-vermogen dat uit meer dan alleen bank- en spaartegoeden bestaat? Dan legt de Belastingdienst, in afwachting van de box 3-arresten van de Hoge Raad, nog geen definitieve aanslag IB 2022 én 2023 aan u op. Op die manier wordt voorkomen dat alle belastingplichtigen massaal bezwaar aan moeten tekenen.

Wel definitieve aanslag IB 2021?

Definitieve aanslagen IB 2021 met box 3-vermogen worden momenteel ook (nog) niet opgelegd. In verband met het verjaren van de termijn waarbinnen de Belastingdienst een definitieve aanslag moet opleggen, kan dit binnenkort anders zijn.

Let op! Ontvangt u daarom een definitieve aanslag IB 2021 van de Belastingdienst? Neem dan contact op met een van onze adviseurs om te overleggen of u in actie moet komen. Doe dat wel snel na ontvangst van de definitieve aanslag. De bezwaartermijn bedraagt namelijk zes weken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Taxatiewaarde of koopsom bepalend voor vrijstelling overdrachtsbelasting?

Als u een woning koopt, moet u in beginsel over de koopsom overdrachtsbelasting betalen. Er bestaat, onder voorwaarden, een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor personen tussen 18 en 35 jaar die deze vrijstelling nog niet eerder hebben toegepast.

Max € 510.000

Woning

Deze vrijstelling is voor woningen met een prijs van maximaal € 510.000 (2024). Daarbij is tevens vereist dat de woning na verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt gaat worden.

Koopprijs lager dan werkelijke waarde

In een uitspraak van de rechtbank Den Haag ging het om een woning met een koopsom van € 395.000. Vanwege de financiering van de woning was enkele maanden voor de aankoop een taxatie uitgevoerd waarbij de waarde op € 430.000 was uitgekomen. In de leveringsakte was voor de overdrachtsbelasting deze taxatiewaarde aangehouden en dus was er 2% overdrachtsbelasting geheven (destijds was de vrijstellingsgrens € 400.000). De koper ging hiertegen in bezwaar.

Rechtbank: taxatiewaarde bepalend

De rechtsbank stelde de inspecteur echter in het gelijk en achtte de taxatiewaarde van € 430.000 bepalend, zodat de vrijstelling niet van toepassing was. De taxatie was objectief tot stand gekomen door de woning te vergelijken met soortgelijke woningen. Bovendien was de taxatie enkele maanden eerder dan de verkoop uitgevoerd, in een stijgende woningmarkt.

Zonder makelaar

De woning was bovendien zonder inschakeling van makelaars verkocht. Dit bevestigde het vermoeden van de rechtbank dat de verkoopprijs afweek van de werkelijke waarde. De rechtbank achtte de vrijstelling dan ook niet van toepassing zodat de verschuldigde overdrachtsbelasting € 8.600 bedroeg.

Posted in Niet gecategoriseerd

Loket subsidie elektrische bedrijfsauto 23 april open

Ondernemers die van plan zijn een volledig elektrische bedrijfsauto te kopen, kunnen vanaf 23 april 2024 07.00 uur de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) aanvragen. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 per bedrijfsauto. De SEBA is dit jaar voor het laatst beschikbaar.

Voor welke auto’s?

Auto

De subsidie geldt voor nieuwe emissieloze elektrische bedrijfsauto’s. Dit zijn bestelauto’s met een gewicht tot 3.500 kilo (categorie N1) of kleine vrachtauto’s tot 4.250 kilo (categorie N2). 

Hoeveel SEBA?

U krijgt de SEBA over de netto catalogusprijs bij categorie N1. Dit is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die door de fabrikant of importeur zijn aanbracht voordat het kenteken is afgegeven. Voor categorie N2 krijgt u de SEBA over de verkoopprijs zonder btw.

De omvang van de subsidie is afhankelijk van uw bedrijfsgrootte, maar bedraagt altijd maximaal € 5.000. Voor kleine ondernemingen en non-profit instellingen bedraagt het percentage SEBA 12%, voor middelgrote ondernemingen 10% en voor grote ondernemingen 7%.

Tip! Op RVO.nl kunt u met de MKB-toets bekijken of uw onderneming als klein, middelgroot of groot wordt aangemerkt.

Voorwaarden

De SEBA kent ook de nodige voorwaarden die verschillen per voertuigcategorie. Belangrijk is onder meer dat u op het moment van aanvragen van de SEBA nog geen definitieve koop- of financial leaseovereenkomst heeft afgesloten. U vraagt dus eerst de SEBA aan. 

Tip! Neem in uw order of (voorlopig) koopcontract op dat de order pas definitief wordt nadat de SEBA is aangevraagd of toegewezen. Zo komt uw SEBA-aanvraag niet in gevaar.

Check ook de MIA!

Een flink aantal elektrische bestelauto’s staat ook op de Milieulijst 2024. Dit betekent dat u naast de SEBA ook mogelijk recht heeft op belastingvoordeel via de MIA. De MIA wordt wel gekort vanwege de SEBA. Kijk hier voor de voorwaarden en de actuele Milieulijst.

Aanvragen

U kunt de SEBA digitaal aanvragen bij RVO.nl. Hiervoor is minimaal eHerkenning niveau 2+ vereist. Voor de SEBA is € 30 miljoen beschikbaar. Wacht dus niet te lang met aanvragen. 

Let op! De SEBA is in 2024 voor het laatst beschikbaar.

Let op! Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota 2024 een voorstel opgenomen om de korting op motorrijtuigenbelasting (mrb) voor elektrische bestelauto’s per 1 januari 2025 af te schaffen. Dit zou betekenen dat er vanaf dat moment veel meer mrb betaald moet worden dan nu. Dit voorstel moet nog wel door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fors hogere motorrijtuigenbelasting voor LPG-rijder

Automobilisten die op LPG rijden moeten vanaf 2026 rekening houden met fors hogere motorrijtuigenbelasting. Oorzaak hiervan is het feit dat de korting voor zogenaamde G3-installaties dan wordt afgeschaft.

Mrb voor LPG-rijder

Auto

De motorrijtuigenbelasting (mrb) voor LPG-rijders is hoger dan voor auto’s die op benzine rijden en meestal ook voor auto’s op diesel. Toch is het verschil beperkt vanwege de korting voor rijders met een LPG G3-installatie. Nu deze korting weg gaat vallen is de mrb vanaf 2026 dus veel hoger dan voor auto’s op benzine of diesel.

Kleinere auto’s vooral de klos

De afschaffing van de korting pakt percentueel het slechtst uit voor kleinere auto’s. De G3-korting is namelijk een vast bedrag van ongeveer € 143 per kwartaal. Een auto met een gewicht van 1.200 kg gaat daardoor vanaf 2026 ruim 57% meer mrb betalen. Daarentegen bedraagt de stijging voor een auto met een gewicht van 1.900 kg nog geen 25%.

Milieuaspecten?

De afschaffing van de korting voor G3-installaties is onderdeel van het Belastingplan 2024. Met de maatregel wil men LPG-rijders stimuleren om over te stappen op een elektrische auto.

Let op! Slechts zo’n 1% van alle auto’s rijdt op LPG. Het effect van de afschaffing van de G3-korting is dus maar beperkt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Box 3? Wijzig vóór 1 mei 2024 uw voorlopige aanslag IB 2023!

Heeft u vermogen in box 3? Dan kan het in bepaalde situaties verstandig zijn om vóór 1 mei 2024 uw voorlopige aanslag IB 2023 aan te (laten) passen. Dit heeft te maken met verschillen tussen de voorlopige en de definitieve forfaitaire rendementspercentages.

Wat speelt er?

Geld

Box 3 is in 2023 ingedeeld in drie categorieën, te weten bank- en spaartegoeden, schulden en overige bezittingen met elk hun eigen forfaitair rendement. Voor de categorie bank- en spaartegoeden en schulden is het definitieve forfaitair rendement pas eind januari 2024 vastgesteld.

Om die reden heeft de Belastingdienst bij het opleggen van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2023 (IB 2023) voor box 3 rekening gehouden met een voorlopig forfaitair rendement van 0,36% voor bank- en spaartegoeden en 2,57% voor schulden. De definitieve rendementen die eind januari 2024 zijn vastgesteld wijken (flink) af met respectievelijk 0,92% en 2,46%.

Te lage voorlopige aanslag

Door deze afwijkende definitieve forfaitaire percentages kan, bij een gelijk vermogen in de voorlopige aanslag en de definitieve aanslag, toch meer inkomstenbelasting over 2023 verschuldigd zijn. Uw voorlopige aanslag IB 2023 is dan te laag vastgesteld.

Belastingrente 7,5%

Als u op uw definitieve aanslag IB 2023 als gevolg hiervan bij moet betalen, is over deze bijbetaling 7,5% belastingrente per jaar verschuldigd. Dit kan alleen voorkomen worden door óf vóór 1 mei 2024 uw aangifte IB 2023 in te dienen óf vóór 1 mei 2024 een wijziging van uw eerder opgelegde voorlopige aanslag IB 2023 aan te vragen.

Wie moet in actie komen?

Heeft u:

  • op 1 januari 2023 box 3-vermogen, en
  • wordt uw aangifte IB 2023 ná 30 april 2024 ingediend, en
  • is uw voorlopige aanslag IB 2023 vóór 8 maart 2024 opgelegd?

Dan kan het verstandig zijn om vóór 1 mei 2024 in actie te komen en te verzoeken om wijziging van uw voorlopige aanslag IB 2023.

Let op! Het ministerie van Financiën heeft aangegeven dat bij voorlopige aanslagen IB 2023 opgelegd vanaf 8 maart 2024 wel rekening gehouden wordt met de definitieve percentages van 0,92% en 2,46%.

Tip! Heeft u vragen over het voorgaande of wilt u dat wij uw voorlopige aanslag IB 2023 laten wijzigen? Neem dan zo spoedig mogelijk contact op met één van onze adviseurs.

Overleg ministerie van Financiën

Diverse belangenorganisaties (Consumentenbond, Bond voor Belastingbetalers, SRA, NBA, NOB, RB en NOAB) hebben op 12 april 2024 over het voorgaande met het ministerie van Financiën gesproken. Het ministerie van Financiën erkent het probleem en is druk bezig om te onderzoeken hoe de belastingrente wellicht vermeden kan worden. De belangenorganisaties wilden veiligheidshalve echter niet wachten op de uitkomst van dit onderzoek en roepen daarom hun achterban op op tot actie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen arbeidsovereenkomst op basis van Deliveroo-criteria

De Hoge Raad heeft in het Deliveroo-arrest aangegeven dat voor de bepaling of sprake is van een arbeidsovereenkomst een holistische benadering geldt. Dat betekent dat naar alle feiten en omstandigheden moet worden gekeken. In een recente zaak viel die beoordeling uit in het nadeel van de persoon die zich beriep op het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Casus

Handen schudden

Er waren drie managementovereenkomsten gesloten waarin was afgesproken dat twee heren en een dame door middel van hun persoonlijke holdings managementdiensten voor een bedrijf zouden verrichten. De overeengekomen managementfee verschilde per persoon. Ze vormden samen het managementteam (mt), waarbij de mannen de functies van ceo respectievelijk customer succes officer (ccso) bekleedden en de vrouw de functie van chief commercial officer (cco), waarin ze eindverantwoordelijk was voor het sales- en marketingteam. 

Op enig moment hebben de beide heren een bericht op intranet gezet zonder overleg met het vrouwelijke mt-lid, waarin ze aangaven dat zij zou gaan vertrekken. Er vond een algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) plaats waarin de vrouw werd ontslagen als statutair bestuurder. De vrouw verzocht de kantonrechter om een verklaring voor recht dat sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat ze ten onrechte op staande voet was ontslagen.

Deliveroo-criteria

De kantonrechter kijkt voor de beoordeling van de vraag naar diverse criteria en komt in deze zaak tot de conclusie dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst maar van een overeenkomst van opdracht. 

Vervangbaar?

Alhoewel ze de werkzaamheden persoonlijk moet verrichten, kon ze zich laten vervangen. Dit heeft zich overigens niet voorgedaan. Ze was bovendien samen met de ceo en de ccso een van de oprichters van het bedrijf en heeft zich ook steeds als zodanig intern en extern gepresenteerd. Daarbij heeft ze zich laten adviseren over de managementovereenkomst door een belastingadviseur. Ze factureerde haar managementfee via haar holding en bracht btw in rekening. Ook liep ze commercieel risico. Ze was als algemeen directeur van het bedrijf alleen en zelfstandig bevoegd en heeft zich zowel intern als extern gedragen als ondernemer en oprichter van het bedrijf.

Conclusie

Genoemde punten leiden er toe dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar van een overeenkomst van opdracht. De dame in kwestie is dan ook terecht ontslagen als statutair bestuurder door de AVA.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overwerk bij grote vaste contracten vanaf 2025 goedkoper

Vanaf 1 januari 2025 gaat de huidige grens voor een lage WW-premie bij een werknemer waar meer dan 30% wordt verloond, van 35 uur per week omlaag naar 30 uur per week. Hierdoor wordt de interne wendbaarheid bevordert en wordt bijgedragen aan een lastenverlaging voor bedrijven.

Eerder lagere WW-premie

Euro

Om dit te realiseren vindt dus onder meer een herziening van de lage naar de hoge premie plaats bij een werknemer bij wie meer dan 30% meer uren zijn verloond dan zijn contracturen, tenzij het gaat om een werknemer die al een dienstverband heeft van minimaal 35 uur per week (de huidige situatie). Die grens van 35 uur per week gaat per 1 januari 2025 omlaag naar 30 uur per week. 

Meer zekerheid en meer wendbaarheid

Dit is een van de afspraken die het kabinet vorig jaar heeft gemaakt met de werkgevers- en werknemersorganisaties in het kader van het arbeidsmarktpakket. Het doel is te zorgen voor meer zekerheid voor werknemers en meer wendbaarheid voor bedrijven.

Premiedifferentiatie

In de WW geldt sinds 2020 premiedifferentiatie. Dat houdt in dat werkgevers die werknemers vaste contracten aanbieden een lagere premie betalen dan bij flexibele contracten. De lage premie mag worden toegepast voor loon uit een arbeidsovereenkomst die voldoet aan de volgende drie voorwaarden: 

  1. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd,
  2. de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd, en
  3. de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 

Deze drie voorwaarden zijn ook wel bekend als de “Ja, Ja, Nee – voorwaarden”. 

  • Ja, de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. 
  • Ja, de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd. 
  • Nee, de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 
Posted in Niet gecategoriseerd

Overwerk leidt vanaf 2025 minder snel tot alsnog hoge WW-premie

Vanaf 1 januari 2025 gaat de huidige grens omlaag voor de beoordeling of een lage WW-premie alsnog een hoge WW-premie wordt omdat bij een werknemer meer dan 30% meer verloond is dan in het arbeidscontract staat. Hierdoor wordt de interne wendbaarheid bevordert en wordt bijgedragen aan een lastenverlaging voor bedrijven.

Eerder lage WW-premie

Euro

Om dit te realiseren vindt vanaf 2025  een herziening van de lage naar de hoge WW-premie omdat bij een werknemer meer dan 30% meer uren zijn verloond dan zijn contracturen, pas plaats als een werknemer een arbeidscontract heeft van gemiddeld minder dan 30 uur per week.  Die grens van 30 uur per week bedraagt nu nog  35 uur per week. 

Meer zekerheid en meer wendbaarheid

Dit is een van de afspraken die het kabinet vorig jaar heeft gemaakt met de werkgevers- en werknemersorganisaties in het kader van het arbeidsmarktpakket. Het doel is te zorgen voor meer zekerheid voor werknemers en meer wendbaarheid voor bedrijven.

Premiedifferentiatie

In de WW geldt sinds 2020 premiedifferentiatie. Dat houdt in dat werkgevers die werknemers vaste contracten aanbieden een lagere premie betalen dan bij flexibele contracten. De lage premie mag worden toegepast voor loon uit een arbeidsovereenkomst die voldoet aan de volgende drie voorwaarden: 

  1. de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd,
  2. de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd, en
  3. de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 

Deze drie voorwaarden zijn ook wel bekend als de “Ja, Ja, Nee – voorwaarden”. 

  • Ja, de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. 
  • Ja, de arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd. 
  • Nee, de arbeidsovereenkomst is geen oproepovereenkomst. 

Let op! Soms moet de lage WW-premie achteraf alsnog met terugwerkende kracht worden herzien naar een hoge WW-premie. Dit is dus het geval als een werknemer met een arbeidscontract van minder dan 35 uur (vanaf 2025 dus 30 uur) per week, in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat. Dat is echter ook het geval als een nieuwe werknemer binnen 2 maanden ontslag neemt of wordt ontslagen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorjaarsnota 2024: extra uitgaven en dekkingen

Na een verzoek om de voorjaarsbesluitvorming van de informateurs heeft het demissionaire kabinet besloten de Voorjaarsnota 2024 op maandag 15 april 2024 – eerder dan gepland – aan te bieden aan de Tweede en Eerste Kamer.

In de Voorjaarsnota zijn aanpassingen op de begroting voor 2024 opgenomen, evenals een vooruitblik op de begrotingen voor de komende jaren. Door de vervroegde publicatie volgen de doorrekening van de voorjaarsbesluitvorming van het CPB, de voorjaarsrapportage in het kader van het begrotingstoezicht van de Raad van State en de kabinetsreactie op een later moment, uiterlijk 30 april 2024.

Extra uitgaven

Binnenhof

De extra uitgaven opgenomen in de Voorjaarsnota bestaan onder meer uit 4,4 miljard euro extra voor militaire en humanitaire steun aan Oekraïne in de jaren 2024-2026, 0,4 miljard euro extra in 2024 en 0,9 miljard euro extra in 2025 voor de hersteloperatie Toeslagen, 0,5 miljard euro extra in 2025 voor bewoners in het aardbevingsgebied in Groningen, structureel 715 miljoen euro extra vanaf 2026 voor decentrale overheden en incidenteel 500 miljoen euro extra in 2028 voor versterking van de luchtverdediging en munitie van de krijgsmacht.

Daarnaast kent de begroting een aantal forse tegenvallers, onder meer 375 miljoen euro extra in 2024 en 700 miljoen euro extra in 2025 voor het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voor nieuwe en bestaande locaties voor (crisis)noodopvang.

Tegenvallende inkomsten

Naast de extra uitgaven zijn er tegenvallende inkomsten, onder meer door het niet afschaffen van de salderingsregeling voor zonnepanelen en het afschaffen van de energiebelasting voor zware industrie. Daarnaast is een nieuwe afbouw van de vrijstelling motorrijtuigenbelasting (mrb) voor emissievrije personenauto’s afgesproken met een korting op de mrb voor deze auto’s vanaf 2026 van 40%, in 2029 van 35% en in 2030 van 30%.

Dekking

De extra uitgaven worden onder meer gedekt door meevallers op diverse begrotingen. De tegenvallende inkomsten worden gedekt door onder meer:

  • Het verlagen van de mkb-winstvrijstelling naar 12,03% vanaf 2025. De mkb-winstvrijstelling zou vanaf 2025 al verlaagd worden naar 12,7%. Dit wordt dus verder verlaagd naar 12,03%.
  • Het met een bedrag van € 557 lager vaststellen van het aangrijpingspunt van het hoogste tarief (49,5%) in de inkomstenbelasting in 2025(voorgenomen was een verhoging van € 1.000 tot € 1.100 ten opzichte van 2024; deze verhoging wordt dus € 557 lager).
  • Het niet verlengen van de aanschafsubsidie voor tweedehands elektrische personenauto’s (SEPP) vanaf 2025. Voor de periode 2025 tot en met 2029 waren hier middelen voor gereserveerd, maar de verlenging van de SEPP gaat dus niet door.
  • Het laten vervallen van een aparte bpm-tabel voor plug-in hybride aangedreven personenauto’s (PHEV) per 2025. De PHEV wordt vanaf 2025 ondergebracht in de reguliere bpm-tabel.
  • Het corrigeren voor inflatie van het vaste bedrag voor de eindheffing van het privégebruik van de bestelauto van de zaak die afwisselend door meerdere werknemers wordt gebruikt (€ 300). Dit bedrag is sinds de introductie in 2006 niet meer geactualiseerd en zal gecorrigeerd worden voor de inflatie.
  • Het verhogen van het tarief 3e, 4e en 5e schijf in de energiebelasting op aardgas per 2025 met 22,4% en een extra 2,7% per 2030.
  • Het afschaffen van vrijstelling voor duaal en non-energetisch verbruik kolen per 2027.

Let op! In augustus kijkt het kabinet of het nodig is de begroting (nog meer) bij te stellen. Daarbij kan ook de dekking heroverwogen worden.

Opmerkelijke belastingconstructies

In bijlage 10 bij de Voorjaarsnota deelt het kabinet de stand van zaken met betrekking tot een aantal opmerkelijke belastingconstructies. Zo is onder meer opgenomen dat de aanpak van de volgende constructies wordt uitgewerkt als wetsvoorstel in het Belastingplan 2025, de Fiscale verzamelwet 2025 of het Eindejaarsbesluit 2024:

  • Constructies in de kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting;
  • Kortdurende verhuurconstructies in de btw;
  • Belastingontwijking via de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting;
  • Opknipgedrag bij vastgoed-bv’s om maximaal te profiteren van renteaftrek;
  • Belastingontwijking via niet-reguliere afwikkeling van pensioenaanspraken in de bv.

Het kabinet onderzoekt verder nog of aanvullende wetgeving nodig en wenselijk is om de constructies aan te pakken waarbij de heffing in box 3 wordt ontweken via agiostorting en het terugkopen van bezittingen. Over een constructie in de lucratiefbelangregeling waarover op 9 april een motie is aangenomen, wordt de Kamer vóór het zomerreces van 2024 nader geïnformeerd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra reparatie koopkracht via huurtoeslag

De zogenaamde eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt dit jaar nogmaals verlaagd. De extra verlaging bedraagt ruim € 36 per jaar. Per 1 januari 2024 was de eigen bijdrage al met ruim € 30 verlaagd.

Reparatie koopkracht

Geld

Onlangs werd ontdekt dat er een fout was gemaakt in de koopkrachtberekeningen van het kabinet. Besloten is dit via de huurtoeslag te herstellen door het bedrag dat de ontvanger van huurtoeslag zelf aan huur moet betalen, te verlagen met ruim € 36.

Terugwerkende kracht

Het is de bedoeling dat de wijziging terugwerkende kracht krijgt tot 1 januari 2024. Daarvoor is wel vereist dat het wetsvoorstel vóór 1 mei van dit jaar wordt aangenomen. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Zakendoen met uw eigen bv

Als directeur-grootaandeelhouder (dga) bent u in de unieke positie om zaken te doen met uw eigen bv. Partijen moeten dan wel zakelijk met elkaar omgaan en afspraken moeten goed zijn vastgelegd. Wie de regels in acht neemt, kan aantrekkelijk zakendoen met zijn eigen bv. Denk bijvoorbeeld aan het sluiten van een geldlening met de bv of het ter beschikking stellen van een bedrijfspand.

Rekening-courant

Handen schudden

In de praktijk hebben veel dga’s een rekening-courantverhouding met de bv. Bij een rekening-courant met afwisselende debet- en creditstanden heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat er onder voorwaarden geen rente in box 1 in aanmerking hoeft te worden genomen als het saldo van de rekening-courantverhouding gedurende het kalenderjaar niet hoger is dan € 17.500 positief en niet lager is dan € 17.500 negatief. De bv mag in dat geval de rente niet in aanmerking nemen. U mag een eventuele rekening-courantschuld in dat geval ook niet in box 3 opnemen. Een eventuele rekening-courantvordering valt in box 1 en dus niet ook in box 3.

Let op! Zodra het saldo op de rekening-courant hoger is dan € 17.500, moet er over het hele jaar over het hele bedrag rente worden berekend.

De goedkeuring van de staatssecretaris geldt niet voor leningen, dus ook niet voor leningen waarvan het saldo niet hoger is dan € 17.500.

Wet ‘dga-taks’

Per 1 januari 2023 is een maatregel ingevoerd om excessief lenen van de dga bij de eigen bv te ontmoedigen, in de volksmond de ‘dga-taks’ genoemd. De maatregel houdt in 2024 kort gezegd in dat het bedrag dat boven € 500.000 van de bv is geleend, bij de dga als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking wordt genomen. De drempel van € 500.000 geldt voor de dga en zijn partner gezamenlijk. Deze maatregel geldt voor alle directe en indirecte schulden, ongeacht waarvoor deze zijn aangegaan. Alleen eigenwoningschulden die voldoen aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting, zijn uitgezonderd. Er moet wel ook een recht van hypotheek verstrekt zijn aan de bv, tenzij de eigenwoningschuld op 31 december 2022 al aan de bv verschuldigd was.

Als uw bloed- en aanverwanten in de rechte lijn ook schulden hebben aan uw bv, dan tellen deze schulden over het algemeen ook mee voor het deel dat boven de € 500.000 uitkomt. Dat is niet zo als de bloed- en aanverwanten zelf een aanmerkelijk belang hebben in uw bv.

Let op! De peildatum voor dit jaar is 31 december 2024. Heeft u dus voor meer dan € 500.000 aan schulden bij uw eigen bv, dan kunt u belastingheffing in box 2 nog voorkomen door het meerdere boven € 5700.000 uiterlijk op 31 december 2024 af te lossen. Overleg met onze adviseurs wat u eventueel kunt doen.

De grens van € 500.000 geldt sinds 2024. In 2023 gold nog een grens van € 700.000. Dit betekent dat u als dga dit jaar minder aan leningen bij uw bv mag hebben uitstaan dan vorig jaar. Heeft u uw leningen vorig jaar teruggebracht tot € 700.000, dan zult u dit jaar uw leningen verder moeten terugbrengen om belastingheffing te voorkomen.

Sparen en beleggen in de bv

U kunt ook sparen en beleggen in uw bv en privékapitaal als vermogen in de bv brengen. Het werkelijke rendement is dan bij de bv belast, in plaats van een forfaitair rendement dat bij u in box 3 belast is en hoger wordt verondersteld naarmate uw vermogen uit beleggingen bestaat.

Tip! Bij de Hoge Raad lopen diverse procedures over de vraag of in box 3 het werkelijke rendement belast moet worden als dit lager is dan het wettelijke forfaitair vastgesteld rendement. De uitspraak van de Hoge Raad hierover wordt in de tweede helft van 2024 verwacht. 

Let op! Sparen of beleggen in de bv kan ook aantrekkelijk zijn als u toeslagen krijgt. Vermogen in uw bv telt immers niet mee voor de vermogenstoets die bij toeslagen geldt en die als gevolg heeft dat u vanaf een bepaald vermogen geen recht meer heeft op de meeste toeslagen.

Geldleningen

Iedere transactie tussen u en de bv moet zakelijk verlopen. Dat geldt ook voor de geldverstrekking tussen de dga en de bv. Denk hierbij aan een schriftelijke leningsovereenkomst met daarin in ieder geval een aflossingsschema en een zakelijk rentepercentage. Bovendien zal het over het algemeen zakelijk zijn om zekerheden te stellen. Om te beoordelen of de overeenkomst zakelijk is, moet u zichzelf afvragen of u of de bv een dergelijke leningsovereenkomst tegen dezelfde voorwaarden ook zou zijn aangegaan met een onafhankelijke derde.

Tip! Heeft u al een leningsovereenkomst, laat deze dan regelmatig door ons checken. Zo bent u er zeker van dat alles nog steeds in orde is.

Lenen aan de bv

Leent u geld aan uw bv, dan is de zakelijke rente die de bv aan u betaalt als bedrijfslast aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Uzelf krijgt te maken met de TBS-regeling. Dat betekent dat de rente op de geldlening in box 1 progressief is belast. Ook hiervoor geldt de TBS-vrijstelling van 12% tegen maximaal een tarief van 36,97%. Wordt er een onzakelijk hoge rente afgesproken? Dan wordt voor de aftrekbare rente (bij de bv) en de belastbare rente (bij de dga) uitgegaan van een normale zakelijke rente. Het meerdere, niet-zakelijke voordeel wordt mogelijk gezien als een vermomde winstuitdeling en is bij u belast in box 2 (aanmerkelijk belang) en bij de bv (als verkapt dividend) niet aftrekbaar.

Lenen van de bv

Leent u geld van uw bv, dan kunt u dit doen in uw hoedanigheid als werknemer of als aandeelhouder. Het is belangrijk om dit van tevoren vast te stellen, omdat de fiscale gevolgen in beide situaties anders zijn.

Let op! Voorkom bij het lenen dat de bv in financiële problemen kan komen. De bv moet aan haar (betalings)verplichtingen kunnen blijven voldoen. Dit is van nog groter belang als de bv ook een pensioen of stamrecht in eigen beheer heeft.

Bij een personeelslening – u leent in uw hoedanigheid als werknemer – kan sprake zijn van een rentevoordeel. Dat is het geval als u geen of minder rente betaalt over de lening dan bij een kredietverlener. Het rentevoordeel vormt voor de waarde in het economisch verkeer belastbaar loon. Deze waarde kunt u bepalen door de rente van verschillende banken te vergelijken. Het belaste rentevoordeel kan worden opgenomen in de ‘vrije ruimte’ van de werkkostenregeling. Die bedraagt in 2024 1,92% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere daarvan.

Er is een uitzondering als u de personeelslening gebruikt voor de eigen woning. Het rentevoordeel van een dergelijke lening moet tot uw belastbaar loon worden gerekend. Het voordeel is loon in natura, waarover uw bv als werkgever verplicht loonheffingen moet berekenen. Het belaste rentevoordeel mag dus niet worden opgenomen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Wel mag u het belastbare eigenwoningrentevoordeel in aftrek brengen binnen de eigenwoningregeling in uw aangifte inkomstenbelasting. Het maximum aftrekpercentage is voor 2024 bepaald op 36,97.

Tip! Gebruikt u de lening voor het kopen van een (elektrische) fiets of elektrische scooter, dan is het rentevoordeel onbelast.

Let op! Soms kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat een personeelslening voor een dga niet mogelijk is. Dit is met name het geval als de mogelijkheid van een personeelslening alleen openstaat voor de dga zelf en niet voor andere werknemers van de bv.

Als u als aandeelhouder leent, staat ook hier het zakelijke handelen voorop. Leent u voor consumptieve doeleinden of bijvoorbeeld om hiermee in privé te beleggen, dan valt de lening als schuld bij u in box 3. De door u aan de bv betaalde rente is bij u niet aftrekbaar, maar bij de bv als ontvangen rente wel belast.

Let op! Geld lenen van de bv voor beleggingen in privé is in 2024 waarschijnlijk niet meer aantrekkelijk. Voor de beleggingen geldt in 2024 in box 3 namelijk een forfaitair rendement van 6,04%, terwijl de schulden maar aftrekbaar zijn tegen waarschijnlijk 2,47% (het percentage van 2,47 is een voorlopig percentage, het definitieve percentage is pas begin 2025 bekend). Mogelijk wordt deze beoordeling anders als de Hoge Raad in de tweede helft van 2024 oordeelt dat voor de box 3-heffing moet worden uitgegaan van het werkelijke rendement als dit lager is dan het forfaitaire rendement.

Lenen voor de eigen woning

De bv kan u ook een lening verstrekken voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Uitgaande van een zakelijke leningsovereenkomst is de rente voor u als eigenwoningrente aftrekbaar in box 1 tegen maximaal een tarief van 36,97% (2024) en bij de bv belast. Met ingang van 2013 moet een nieuwe eigenwoninglening aan aflossingseisen voldoen om voor renteaftrek in aanmerking te komen. Heeft u uw bestaande eigenwoninglening bij de bv sindsdien verhoogd, dan moet u voor deze verhoging ook rekening houden met de nieuwe regels. Voor het nieuwe deel van de lening is de rente dan alleen nog aftrekbaar als de lening in maximaal dertig jaar en ten minste volgens een annuïtair schema volledig wordt afgelost.

Let op! Heeft u sinds 1 januari 2013 geld geleend voor de eigen woning bij de bv, dan geldt voor u een informatieplicht. U moet de Belastingdienst tijdig informeren over deze hypothecaire geldlening. Gegevens van de eigenwoninglening bij de bv kunt u doorgeven via uw jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting.

Let op! De aftrek van de hypotheekrente in de hoogste belastingschijf is dit jaar (2024) beperkt tot 36,97%. Na 20243 is geen verdere beperking van de aftrek voorzien.

Investeren in eigen bedrijfspand

In de huidige markt is het investeren in en het financieren van eigen vastgoed bepaald geen sinecure. Mocht u wel de mogelijkheden hebben om te investeren in een eigen bedrijfsruimte, dan is het de vraag wie gaat investeren. U als dga? Het bedrijfspand komt dan op uw naam te staan. Of kunt u beter kiezen voor een investering vanuit de bv?

Let op! Investeren vanuit privé of vanuit de bv wordt fiscaal verschillend behandeld. Wat in uw situatie het voordeligst is, kunnen wij u voorrekenen.

Op naam van de bv

De keuze om het eigen bedrijfspand vanuit de bv aan te houden, wordt – naast de fiscaliteit – ook bepaald door de aanwezige bedrijfsrisico’s en uw toekomstplannen. We zien vaak dat het bedrijfspand wordt afgezonderd van de risico’s van de onderneming. Zeker als het pand tevens dient als beleggingsobject. Vanuit de bv wordt het pand vervolgens verhuurd aan de werkmaatschappij. De huuropbrengsten – na aftrek van onder meer afschrijvingen en financieringskosten – zijn als winst onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. Een latere winst of verlies bij verkoop behoort eveneens tot de fiscale winst.

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

Op naam van de dga

Kiest u ervoor om vanuit privé te investeren in een pand en verhuurt u dit privépand aan uw bv, dan valt het pand onder de terbeschikkingstellingsregeling (TBS-regeling). De huurinkomsten, afschrijvingen, exploitatielasten alsmede boekwinsten en verliezen op het pand behoren tot uw box 1-inkomen. Let wel: bent u gehuwd en behoort het pand tot de algehele of beperkte gemeenschap van goederen, dan wordt dit box 1-inkomen voor 50/50 aan u en uw echtgen(o)t(e) toegerekend.

Voor de hoogte van de fiscaal aftrekbare afschrijvingslasten moet u rekening houden met een beperking. Dat geldt ook als de bv het bedrijfspand aanhoudt. Afschrijving is niet meer mogelijk als de boekwaarde van het pand de bodemwaarde heeft bereikt. Deze bodemwaarde is sinds 1 januari 2024 zowel in de vennootschapsbelasting als in de inkomstenbelasting beperkt tot 100% van de WOZ-waarde van het pand. Voor bedrijfspanden waarop vóór 1 januari 2024 al is afgeschreven, maar waarop nog geen drie volledige jaren is afgeschreven, geldt overgangsrecht. In die gevallen is de bodemwaarde, onder voorwaarden, nog niet beperkt tot 100% van de WOZ-waarde, maar tot 50% van die waarde.

Tip! Onder de TBS-regeling worden de opbrengsten weliswaar belast tegen het progressieve IB-tarief tot maximaal 49,5%, maar door toepassing van de TBS-vrijstelling is het effectieve tarief voor de dga lager. Door de TBS-vrijstelling is namelijk 12% van het resultaat vrijgesteld. Let wel dat deze 12% vrijstelling geldt tegen maximaal een tarief van 36,97%.

Belastingtarief in box 2

Als uw bv dividend aan u uitkeert, bent u belasting verschuldigd in box 2. Dat kan ook het geval zijn in andere situaties, waarvan er een aantal hiervoor beschreven staan. Het tarief in box 2 is in 2024 anders dan in de voorgaande jaren. In 2024 gelden twee tarieven in box 2. Over de eerste € 67.000 aan box 2-inkomen (voor fiscale partners geldt het dubbele bedrag) bent u 24,5% belasting verschuldigd in box 2. Over het meerdere bedraagt de belasting maar liefst 33%!

Tot slot

U kunt voordelig uit zijn als u zakendoet met uw eigen bv. In deze advieswijzer staan slechts enkele mogelijkheden genoemd. Wij vertellen u er graag meer over.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Budget en aanvraag uitkoopregelingen veehouders verruimd

Er komt meer budget beschikbaar voor veehouders die gebruik willen maken van de uitkoopregelingen Lbv en Lbv-plus. Tevens is de aanvraagperiode voor de Lbv-plus verlengd, nieuwe aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 20 december 2024.

€ 1,45 miljard extra

Agrarisch

Voor beide uitkoopregelingen, de Lbv en de Lbv-plus, komt in totaal bijna € 1,45 miljard extra beschikbaar. Het budget voor beide regelingen samen bedraagt daardoor in totaal bijna € 3 miljard. Tot extra budget is besloten na goedkeuring van beide regelingen door de Europese Commissie. 

Lbv en Lbv-plus

Van beide uitkoopregelingen heeft de Lbv-plus hogere vergoedingen dan de Lbv. Dat komt doordat de Lbv-plus is ingericht voor zogenaamde piekbelasters: veehouderijlocaties die volgens de bepalingen van de overheid de meeste stikstofneerslag op Natura 2000-gebieden veroorzaken.

Aanvraagperiode Lbv-plus verlengd

Behalve het extra budget is ook besloten de aanvraagtermijn voor de Lbv-plus-regeling te verlengen tot 20 december 2024 23.59 uur. Deze termijn zou oorspronkelijk lopen tot 6 april van dit jaar. U kunt de Lbv-plus-regeling digitaal aanvragen bij RVO.nl. Aanvragen voor de Lbv-regeling kunnen niet meer worden ingediend.

Let op! Meer informatie over de regelingen en over de voorwaarden, vindt u op de site van RVO.nl

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil kavelruilvrijstelling beperken

Het kabinet wil de huidige kavelruilvrijstelling beperken door onbedoeld gebruik tegen te gaan. Via een wetsvoorstel moet de beperking in werking treden. Met behulp van een internetconsultatie kunnen belanghebbenden op het wetsvoorstel reageren.

Kavelruilvrijstelling

Agrarisch

De kavelruilvrijstelling komt er in het kort op neer dat geen overdrachtsbelasting verschuldigd is als percelen grond worden geruild teneinde een landelijk gebied beter in te richten. Via kavelruil kan grond bijvoorbeeld beter toegankelijk worden gemaakt voor agrariërs. De vrijstelling heeft nu echter ook betrekking op gebouwen die zich op de percelen grond bevinden.

Ten behoeve van landbouw

Het kabinet is van plan de kavelruilvrijstelling voortaan alleen nog maar van toepassing te laten zijn op gebouwen die ten behoeve van de landbouw worden gebruikt. Zo kan onder meer voorkomen worden dat niet-agrarische woningen onbedoeld van de vrijstelling gebruikmaken. 

Minstens tien jaar agrarisch gebruiken

Gebouwen die onder de vrijstelling vallen moeten bovendien minstens tien jaar bedrijfsmatig voor de landbouw worden gebruikt. Gebeurt dit niet, dan wordt de vrijstelling alsnog teruggedraaid. Alleen als gebouwen vanwege overheidsbeleid niet meer agrarisch worden gebruikt, blijft de vrijstelling wel van kracht.

Ook woningen

Ook agrarische bedrijfswoningen blijven onder de vrijstelling vallen. Vereist is dan wel dat de woning op een kavel met een agrarische bestemming staat. Bovendien is dan vereist dat de woning functioneel verbonden is aan het nabijgelegen agrarische bedrijf.

Let op! De internetconsultatie loopt tot en met 30 april 2024. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Vrijstelling motorrijtuigenbelasting elektrische auto pas vanaf 2026 afgebouwd

De afbouw van de vrijstelling op motorrijtuigenbelasting voor volledig elektrische auto’s gaat pas in 2026 in en niet al in 2025. Rijders in een plug-in hybride auto gaan echter vanaf volgend jaar wel al meer mrb betalen. Dit meldt RTL Nieuws.

Korting elektrische auto

Auto

Volledig elektrische auto’s betalen nu nog geen motorrijtuigenbelasting (mrb). Vanaf 2025 zou 25% van de normale mrb betaald moeten worden en vanaf 2026 zelfs het gehele bedrag. Het kabinet wil dit wijzigen om zo de aanschaf en het behoud van volledig elektrische auto’s nog wat langere tijd fiscaal te stimuleren. Als de plannen doorgaan hoeft in 2025 nog geen mrb betaald te worden, vanaf 2026 60% van het normale tarief en vanaf 2029 65%. Vanaf 2031 geldt ook voor elektrische auto’s dan het normale tarief.

Plug-in hybride auto’s

Het voorstel is om de kosten te dekken door plug-in hybride auto’s al vanaf volgend jaar de volledige mrb te laten betalen. Voor plug-in hybride auto’s bestaat nu nog een korting van 50% op het normale tarief. Deze korting zou volgens eerdere plannen volgend jaar nog 25% bedragen en de korting zou pas vanaf 2026 volledig worden afgeschaft. Deze afbouw lijkt dus van de baan.

Let op! De plannen zouden deel uitmaken van de Voorjaarsnota, welke nog moet worden vastgesteld. Deze Voorjaarsnota moet vervolgens in wetsvoorstellen worden opgenomen en daarna nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Geen wijziging voor overige hybride auto’s

De plannen hebben geen effect op de mrb voor ‘gewone’ hybride auto’s, ofwel auto’s die zelf elektriciteit opwekken en opslaan die vrijkomt als er geremd wordt. Voor deze hybride auto’s bestaat momenteel geen korting op de mrb en dit blijft ook zo.

Let op! De mrb gaat voor volledig elektrische en voor hybride auto’s door het wegvallen van de korting op termijn hoger uitvallen dan wellicht gedacht. Dit komt doordat door het gewicht van de accu’s de mrb zonder korting hoger ligt dan voor een vergelijkbare auto die rijdt op benzine of diesel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra verhoging minimumloon met 1,2% gaat niet door

Hoewel de Tweede Kamer op 19 maart 2024 nog voor een extra verhoging van het minimumloon per 1 juli 2024 met 1,2% stemde, is daar in de Eerste Kamer geen meerderheid voor. De extra verhoging gaat daarom niet door.

Verhogingen tot en met 2023

Grafiek

In de jaren 2020 tot en met 2023 is het minimumloon al meerdere keren gestegen. Waar dit minimumloon in januari 2020 nog € 1.653,60 per maand bedroeg, was dit per 1 juli 2022 al gestegen naar € 1.756,20 per maand. Per 1 januari 2023 volgde een forse stijging van (afgerond) 10,15% naar € 1.934,40 per maand, gevolgd door een stijging van (afgerond) 3,13% per 1 juli 2023 naar € 1.995 per maand.

Van wettelijk minimummaandloon naar wettelijk minimumuurloon

Per 1 januari 2024 is in plaats van een minimummaandloon een minimumuurloon geïntroduceerd. Dit betekent dat het minimummaandloon geen vast bedrag meer is, maar afhankelijk is van het aantal uren in een voltijdsdienstverband. Vanaf 1 januari 2024 is voor iedereen dus het minimumuurloon gelijk, maar kan het minimummaandloon verschillen. Bij een voltijdsdienstverband van 36 uur is dit dus lager dan bij een voltijdsdienstverband van 38 uur.

Verhogingen per 1 januari 2024

De reguliere indexatie van het minimumloon bedroeg per 1 januari 2024 3,75%. Het minimumloon kwam daarmee uit op € 13,27 per uur. Voor een 36-urige werkweek betekent dit een minimummaandloon van € 2.069,40, voor een 38-urige werkweek van € 2.185,13 en voor een 40-urige werkweek van € 2.300,13 vanaf 1 januari 2024. Dit betekent dat het minimummaandloon per 1 januari 2024 ten opzichte van 1 juli 2023 gestegen is met (afgerond):

  • 3,73% voor een 36-urige werkweek,
  • 9,53% voor een 38-urige werkweek, en
  • 15,29% voor een 40-urige werkweek.

Reguliere indexatie per 1 juli 2024

Door een voorgenomen reguliere indexatie zal het minimumuurloon per 1 juli 2024 nog een keer met afgerond 3,09% verhoogd worden.

Extra verhoging met 1,2%

Bovenop die reguliere indexatie is in het wetsvoorstel Wet verhoging minimumloon 2024 een extra verhoging per 1 juli 2024 met 1,2% opgenomen. De Tweede Kamer nam dit voorstel op 19 maart 2024 aan.

Op 9 april 2024 werd echter bekend dat dit voorstel geen meerderheid in de Eerste Kamer heeft. BBB-senator Heijnen maakte op die datum bekend dat de BBB het voorstel niet steunt. Er is dan een meerderheid in de Eerste Kamer tegen het voorstel De extra verhoging van het minimumloon met 1,2% zal daarom niet doorgaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe viewer geeft geschiktheid voor zonnepanelen aan

Op RVO.nl is een viewer beschikbaar waarmee bekeken kan worden of gebouwen en parkeerplaatsen geschikt zijn voor zonnepanelen. Via de viewer kan ook worden vastgesteld of en welke belemmeringen er voor het plaatsen van zonnepanelen zijn, zodat kan worden gezocht naar mogelijke oplossingen.

Geschikt voor zonnepanelen?

Zonnepanelen

Ongeveer de helft van alle daken en parkeerplaatsen is geschikt voor de plaatsing van zonnepanelen. Hiervan is 8% direct geschikt, terwijl de rest geschikt gemaakt kan worden door het wegnemen van belemmeringen.

Belemmeringen

Er zijn verschillende belemmeringen voor het plaatsen van zonnepanelen mogelijk. Zo is een dak mogelijk niet stevig genoeg of is het deels al voorzien van zonnepanelen. Ook als er meerdere eigenaren zijn of er is congestie van het netwerk, kan dit belemmeringen opleveren.

Kleurenpalet

Via kleuren is aangegeven of voor een dak of parkeerplaats een of meerdere belemmeringen bestaan. Hoe donkerder de kleur, hoe meer belemmeringen er zijn. Ook is per dak en parkeerplaats aangegeven welke belemmeringen dit betreft.

Subsidie

Bedrijven kunnen onder voorwaarden voor een subsidie van zonnepanelen in aanmerking komen via de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), bijvoorbeeld als een aanpassing van het dak nodig is. Vereist is namelijk dat een dak sterk genoeg is om zonnepanelen op te plaatsen. 

De Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) is vanaf 10 september 2024 9.00 uur weer aan te vragen. Met de SDE++ regeling worden grootschalige duurzame energieprojecten gesubsidieerd.

Ook hierover is op de site van de RVO meer informatie beschikbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter dwingt inspecteur tot beslissing op bezwaar

Als u met de belastinginspecteur van mening verschilt, kunt u bezwaar maken tegen zijn beslissing. Uw zaak wordt dan nogmaals beoordeeld, waarna u verneemt of uw bezwaar al dan niet wordt toegekend. Maar wat nu als de inspecteur niet op uw bezwaar reageert?

Ingebrekestelling

Juridisch

Als u tegen een beslissing van de inspecteur in bezwaar wilt gaan, moet dit binnen zes weken. Heeft u dit netjes gedaan en is de zes-weken-termijn voorbij, dan moet ook de inspecteur hierna binnen zes weken beslissen op uw bezwaar. Deze termijn kan in beginsel met zes weken verlengd worden. Heeft u dan nog geen beslissing ontvangen, dan dient u de inspecteur te laten weten dat u alsnog binnen twee weken antwoord wilt hebben. U stelt daarmee de inspecteur in gebreke. Ontvangt u binnen deze twee weken nog geen beslissing, dan kunt u in beroep bij de rechter. 

Dwangsom

Als u de inspecteur in gebreke stelt, kunt u tevens direct een dwangsom te eisen. Een formulier om de inspecteur in gebreke te stellen én een dwangsom te eisen, treft u aan op de site van de Belastingdienst.

Omvang dwangsom

Blijft de inspecteur nalatig, dan kan een dwangsom behoorlijk oplopen. Als de inspecteur namelijk na twee weken nog steeds niet beslist heeft, bedraagt de dwangsom de eerste 14 dagen € 23 per dag, de daarop volgende 14 dagen € 35 per dag en de daarop volgende 14 dagen € 45 per dag. Een dwangsom kan dus oplopen tot maximaal 14 x € 23 + 14 x € 35 + 14 x € 45 = € 1.442. 

Nog steeds geen beslissing, wat nu?

Blijft ondanks de dwangsom een beslissing uit, dan kunt u dus in beroep. De rechter kan dan een beslissing nemen, maar het kan ook anders. Dat zagen we onlangs voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het balletje weer bij de belastinginspecteur neerlegde. De rechtbank oordeelde hier dat de inspecteur na uitspraak alsnog binnen twee weken op het bezwaar moest beslissen. Als dit uitbleef zou een dwangsom verschuldigd zijn van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kamer wil invoering ‘planbatenheffing’

Een meerderheid in de Tweede Kamer is voorstander van de invoering van een zogenaamde planbatenheffing. Door de invoering ervan wordt de woningbouw bevorderd, zo is de redenering.

Planbatenheffing

Bouw

Een planbatenheffing is een belastingheffing op de waardestijging van grond als gevolg van een gewijzigde bestemming. Een dergelijke wijziging is met name lucratief als het hierdoor mogelijk wordt de grond te gebruiken voor woningbouw. Denk bijvoorbeeld aan landbouwgrond waarop door een bestemmingswijziging woningbouw mogelijk wordt.

Rapport

Een planbatenheffing werd voorgesteld in een rapport met de titel ‘Economisch perspectief voor een grondige renovatie van de woningmarkt’ uit juni 2022. Het rapport bevatte tal van maatregelen om de woningmarkt te verbeteren, waaronder een aantal fiscale.

Opbrengst voor woningbouw beschikbaar

Volgens de Tweede Kamer kunnen de opbrengsten van de heffing worden aangewend ten gunste van de woningbouw. Zo zouden gemeentes voor grond voor de bouw van sociale koop- en huurwoningen een minder hoge prijs kunnen vragen en zo de bouw ervan kunnen stimuleren. Een bijkomend voordeel van de heffing is dat speculatie met grond ermee wordt tegengegaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek hypotheekrente ook na tijdelijke verhuur?

De aftrek van hypotheekrente op uw eigen woning is gebonden aan strenge voorwaarden. Door de vele wijzigingen in de jaren zijn de voorwaarden ook bijzonder ingewikkeld geworden. Onlangs heeft de Belastingdienst uitleg gegeven over de aftrek van hypotheekrente van een aflossingsvrije lening in de situatie waarin iemand de eigen woning tijdelijk verhuurt en na die periode weer zelf gaat bewonen.

Aflossingsvrije hypotheek

Vastgoed

De Belastingdienst is in de geschetste situatie uitgegaan van een woning waarvoor vóór 2013 een aflossingsvrije hypothecaire lening is aangegaan. Een aflossingsvrije lening werd destijds nog aangemerkt als een hypothecaire lening waarvoor aftrek van de rente mogelijk was. Voor dit soort leningen geldt overgangsrecht. Zolang deze leningen bestaan en het verband met de eigen woning niet wordt verbroken, blijft de rente aftrekbaar. De leningen hoeven dan dus niet aangepast te worden naar de nieuwe regels die vanaf 2013 gelden. 

Let op! Vanaf 2013 geldt als voorwaarden onder meer dat de lening minimaal lineair of annuïtair in 30 jaar moet worden afgelost. Aflossingsvrije leningen van vóór 2013 kunnen echter blijven bestaan met behoud van renteaftrek, zolang ze blijven voldoen aan het overgangsrecht.

Behoud overgangsrecht?

De vraag in de voorgelegde situatie was wat de gevolgen zijn als de woning tijdelijk wordt verhuurd, de belastingplichtige tijdelijk zelf een andere huurwoning betrekt en na enige jaren weer in de eigen woning terugkeert. Blijft het overgangsrecht behouden en kan de belastingplichtige vanaf terugkeer in de eigen woning de rente op de aflossingsvrije lening weer in aftrek brengen?

Tijdelijk naar box 3

De Belastingdienst geeft aan dat de eigen woning in de geschetste situatie vanaf het moment van verhuur overgaat naar box 3, inclusief de lening. Keert de eigenaar van de woning later weer naar de woning terug, dan vallen de woning en de schuld weer in box 1. Het overgangsrecht blijft dus behouden en de rente is, mits voldaan aan de overige voorwaarden voor renteaftrek, aftrekbaar  uiterlijk tot 1 januari 2044. 

Let op! Het kan zijn dat het gedeelte van de eigenwoningschuld waarvoor recht op renteaftrek bestaat, gewijzigd is als gevolg van het ontstaan van een eigenwoningreserve of doordat de woning in waarde is gedaald. In dat geval is misschien niet alle rente aftrekbaar. De regels hiervoor zijn complex. Neem daarom voor de gevolgen in uw eigen situatie contact op met een van onze adviseurs.

Uitzondering: Verhuur vóór 2013

De hiervoor beschreven gevolgen gelden niet als de eigen woning al vóór 2013 was verhuurd. Dan geldt namelijk ander overgangsrecht. In dat geval blijft het overgangsrecht alleen bestaan als  de belastingplichtige vóór 2021 naar de woning is teruggekeerd. Dan is de rente vanaf die terugkeer weer aftrekbaar. Vindt de terugkeer in deze situatie plaats ná 2021, dan bestaat voor de aflossingsvrije lening geen recht meer op renteaftrek in box 1.

Let op! Hoewel de Belastingdienst uitgaat van een aflossingsvrije lening, gelden de geschetste gevolgen met betrekking tot het verplaatsen van de lening van box 1 naar box 3 en weer terug in beginsel ook voor andere hypothecaire leningen, mits die hypothecaire leningen voldoen aan de huidige voorwaarden voor renteaftrek in box 1.

Posted in Niet gecategoriseerd

Invloed van verlof op vrijgestelde reis- en thuiswerkvergoeding

Voor de kosten van reizen naar het werk en de kosten van thuiswerken, kan onder voorwaarden een onbelaste vergoeding worden gegeven. Daarbij is onder meer van belang of er ‘in de regel’ naar het werk wordt gereisd of thuisgewerkt. Wanneer is ouderschapsverlof na geboorteverlof van invloed op de mogelijkheid deze vergoedingen te blijven doorbetalen?

Wat is ‘in de regel’?

Kinderwagen

De Belastingdienst geeft aan van mening te zijn dat er niet meer ‘in de regel’ naar het werk wordt gereisd of thuisgewerkt als dit meer dan twee maanden wordt onderbroken. Dit wordt beoordeeld per aanleiding, zoals ziekte of verlof, en op kalenderbasis. Een vergoeding kan dan niet meer onbelast worden uitbetaald. 

Ouderschapsverlof na geboorteverlof

Verschillende verlofsoorten, zoals geboorteverlof en zorgverlof, zijn ieder te beschouwen als een aparte aanleiding. Dit kan anders zijn als verlofsoorten aaneengesloten worden opgenomen. Dit is in ieder geval zo bij zwangerschapsverlof gevolgd door bevallingsverlof. Dan is het totale verlof dus aan te merken als één aanleiding en zal een onbelaste kostenvergoeding minder lang kunnen worden doorbetaald.

Voorbeeld

Een fulltime werkneemster gaat zes weken met zwangerschapsverlof en daarna zes weken met bevallingsverlof. Daarna gaat ze tien weken lang twee dagen per week met bevallingsverlof. Het verlof valt binnen hetzelfde jaar. Ze reist in totaal zes plus zes weken helemaal niet naar het werk, dus langer dan twee maanden. Een onbelaste reiskostenvergoeding is dan niet mogelijk. De gespreide opname van het bevallingsverlof over tien weken wordt gezien als nieuwe aanleiding. Een onbelaste reiskostenvergoeding voor drie dagen per week is dan weer mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook bijtelling zonder dat werkgever auto bezit?

Wie een auto van de zaak ter beschikking heeft, krijgt met de bekende bijtelling te maken. Daarvoor is niet vereist dat de ter beschikking gestelde auto in eigendom toebehoort aan de werkgever. Dit heeft de rechtbank Noord-Holland beslist.

Auto of vergoeding kosten

Auto

In de betreffende zaak was een dga van een bv in dienst bij een andere bv. Deze bv was met de bv van de dga overeengekomen dat aan hem een auto ter beschikking zou worden gesteld of dat de bv de kosten van de auto aan de bv van de dga zou vergoeden. Uiteindelijk werd voor deze laatste optie gekozen.

Geen bijtelling

Bij een boekencontrole bij de bv die de autokosten had vergoed, bleek dat deze bv geen bijtelling bij het loon had geteld vanwege het privégebruik van de auto. Dit leverde de bv een naheffing over een periode van vier jaren op van in totaal zo’n € 80.000. Daar bovenop werden boetes opgelegd. 

Bijtelling zonder eigendom auto?

De bv ging tegen de naheffingen en boetes in bezwaar. Daarop werden de boetes vernietigd, maar de naheffingen bleven in stand. De rechter oordeelde dat dit terecht was. Volgens de rechtbank is voor het toepassen van de bijtelling niet relevant of de inhoudingsplichtige de ter beschikking gestelde auto in eigendom heeft.

Verhuur of lease

De rechtbank vergeleek de situatie met die van verhuur of lease. Ook als een werkgever aan zijn personeel een leaseauto ter beschikking stelt, moet er namelijk met de bijtelling rekening worden gehouden. De naheffingen bleven dan ook in stand.

Holdings en werkmaatschappijen

Net als in deze zaak is de vraag wie met de bijtelling rekening moet houden met name interessant voor holdings en werkmaatschappijen waarbij aan de dga een auto ter beschikking wordt gesteld. Duidelijk is dat dan in ieder geval bij één inhoudingsplichtige de bijtelling wordt toegepast in verband met het privégebruik van de auto. Uit de uitspraak wordt duidelijk dat dit in beginsel de werkgever moet zijn die de auto ter beschikking stelt of de kosten ervan vergoedt.

Tip! Overleg bij twijfel over de inhoudingsplichtige met een van onze adviseurs. Naheffingen en boetes zult u namelijk het liefst willen voorkomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek hypotheekrente bij nieuwe langere looptijd?

Als u een hypotheek afsluit, staat de rente vaak voor een bepaalde tijd vast. Na het verstrijken van deze tijd kunt u de rente opnieuw vastzetten tegen het dan geldende percentage. Wat zijn de gevolgen als u dan een langere rentevaste periode kiest dan de resterende looptijd die u hiervoor had?

Langere looptijd, hogere rente

Juridisch

Bij een langere looptijd van een lening is er in de regel sprake van een hogere rente. Dit houdt verband met het feit dat er langer onzekerheid is en dus een hoger risico voor de bank. 

Kapitaalverzekering eigen woning

Voor een langere dan de resterende looptijd kan bijvoorbeeld worden gekozen als er een kapitaalverzekering aan de eigen woning is gekoppeld. Een langere looptijd met hogere rente kan dan de voorkeur hebben als de kapitaalverzekering gekoppeld is aan de te betalen hypotheekrente waardoor een lagere premie verschuldigd is.

Niet aftrekbaar

De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat de hogere hypotheekrente die betaald moet worden als de rentevast periode langer is dan de looptijd van de lening, deels niet aftrekbaar is als rente inzake de eigen woning. 

Het deel van de rente dat extra betaald moet worden vanwege de langere looptijd, is namelijk niet verschuldigd vanwege het ter beschikking stellen van een hoofdsom. Deze heeft betrekking op andere rechten, namelijk het verkrijgen van een hogere rente op de kapitaalverzekering.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Btw en buitenland

Levert u goederen over de grens of verricht u diensten aan afnemers buiten Nederland, dan zult u zich moeten verdiepen in de mogelijke btw-verplichtingen in andere landen. Moet ik btw in rekening brengen? Welk tarief moet ik toepassen? Wie moet de btw afdragen? In welk land moet de btw worden betaald? Hoe moet ik betaalde btw terugvragen?

In deze advieswijzer wordt op hoofdlijnen nader ingegaan op btw-verplichtingen waarmee u te maken kunt krijgen als u zakendoet met het buitenland.

Waar en door wie is btw verschuldigd?

Internationaal

Om te bepalen waar – in Nederland of in het buitenland – btw verschuldigd is, is het essentieel om eerst vast te stellen waar de prestatie wordt verricht. Is dit in Nederland, dan heeft u te maken met Nederlandse btw-verplichtingen. Is dit in het buitenland, dan heeft u te maken met btw-verplichtingen in het buitenland.

Let op! De plaats waar u zich bevindt op het moment dat u een prestatie verricht, is lang niet altijd de plaats waar de prestatie verricht wordt voor de btw. Maak daarom niet de vergissing om automatisch aan te nemen dat bijvoorbeeld een dienst die u in Nederland verricht, ook daadwerkelijk in Nederland belast is.

De regels om vast te stellen waar de prestatie verricht wordt, zijn niet eenvoudig. Van belang is om in ieder geval onderscheid te maken tussen de levering van goederen en het verrichten van diensten. Voor beide categorieën gelden namelijk andere regels.

Tip! Bepalen de regels dat uw prestatie in het buitenland verricht wordt, dan hoeft u lang niet altijd in het buitenland ook daadwerkelijk btw te betalen. In veel gevallen kan namelijk binnen de EU een verleggingsregeling worden toegepast, waarbij u de btw kunt verleggen naar uw afnemer. Deze zal dan zorg moeten dragen voor de afdracht van de buitenlandse btw.

Levering van goederen

Levering van goederen aan een ondernemer in de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer in de EU zal over het algemeen sprake zijn van een intracommunautaire levering (ICL) tegen het 0% btw-tarief. Voorwaarde is dat de goederen vanuit Nederland naar een ander EU-land worden vervoerd en dat u over het btw-identificatienummer beschikt van de in dat EU-land gevestigde ondernemer.

Tip! U kunt het btw-identificatienummer van uw afnemer checken op deze site.

U berekent 0% btw, maar geeft deze levering wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte en in uw opgaaf intracommunautaire prestaties. Uw buitenlandse afnemer verricht in het andere EU-land een intracommunautaire verwerving (ICV) en draagt daar de btw af tegen het daar geldende btw-tarief (maar kan deze btw over het algemeen in zijn aangifte ook weer in aftrek brengen).

Voorbeeld
U levert goederen aan een ondernemer in Frankrijk met een Frans btw-identificatienummer. De goederen worden in verband met de levering vanuit Nederland naar Frankrijk vervoerd. Deze levering betreft een ICL. Voor de btw vindt de levering plaats in Nederland tegen het 0% btw-tarief. Uw Franse afnemer verricht in Frankrijk een ICV. Hij draagt de btw hierover in Frankrijk af tegen het daar geldende btw-tarief.

Levering van goederen aan particulieren in de EU vanaf 1 juli 2021

Vanaf 1 juli 2021 geldt een nieuwe EU-btw-richtlijn voor e-commerce en zijn er nieuwe regels voor de btw op afstandsverkopen aan consumenten en ondernemers die niet btw-plichtig zijn en die in andere lidstaten van de EU wonen.

Uniform drempelbedrag

Vanaf 1 juli 2021 geldt één uniform drempelbedrag van € 10.000 voor de levering van goederen aan consumenten in de EU buiten Nederland. Dit drempelbedrag geldt voor alle verkopen aan consumenten in de EU buiten Nederland, dus inclusief de verkoop van digitale diensten. Blijft de ondernemer onder het drempelbedrag, dan berekent hij het Nederlandse btw-tarief en doet hij hier aangifte. Het transport moet dan wel in Nederland beginnen.

Let op! Als de drempel van € 10.000 in enig jaar wordt overschreden, moet direct worden gestart met de berekening van buitenlandse btw en mag de drempel van € 10.000 niet langer worden gebruikt, ook niet in het volgende kalenderjaar.

Het nieuwe drempelbedrag van € 10.000 geldt niet per lidstaat, maar voor alle lidstaten tezamen. Alleen als het totaal van alle afstandsverkopen aan consumenten in alle andere lidstaten niet meer dan € 10.000 bedraagt, is de uitzondering van toepassing.

Het is ondernemers toegestaan te kiezen voor btw-heffing in het buitenland en dus geen gebruik te maken van het drempelbedrag van € 10.000. Deze keuze moet de ondernemer op tijd melden bij de Belastingdienst. De keuze gaat namelijk pas in op de eerste dag van het op de melding volgende kalenderkwartaal. Wil de ondernemer de keuze in laten gaan met ingang van de datum van de eerste digitale dienst of afstandsverkoop, dan moet de melding uiterlijk de 10e van de daaropvolgende maand bij de Belastingdienst binnen zijn. Keuze voor btw-heffing in het buitenland kan voordelig zijn als het btw-tarief op de prestaties lager ligt dan in Nederland en met de klant een prijs inclusief btw is afgesproken. Ook kan via de buitenlandse btw-aangifte de buitenlandse voorbelasting van dat land worden teruggevraagd. Uiteraard brengt het wel extra administratieve lasten met zich mee.

Let op! Voorgaande btw-regels gelden alleen als de goederen worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van of door indirecte tussenkomst van de leverancier. Is uw situatie anders, dan kunnen andere btw-regels gelden. Neem voor bij twijfel over uw specifieke situatie contact met ons op.

Eénloketsysteem

Komen de afstandsverkopen boven het drempelbedrag uit of is vrijwillig gekozen om het drempelbedrag niet toe te passen, dan berekent de ondernemer de btw van het land waar de goederen heengaan. De ondernemer moet de btw daar ook afdragen en er aangifte doen. Hij kan echter ook kiezen voor een eenvoudig éénloketsysteem.

In dit éénloketsysteem kan de ondernemer de in andere EU-landen verschuldigde btw aangeven en afdragen bij de Nederlandse Belastingdienst. Hij moet zijn bedrijf dan aanmelden voor de ‘Unieregeling’ binnen het éénloketsysteem van de Belastingdienst. Zij zorgen dan dat de verschuldigde btw aan de diverse EU-landen wordt doorbetaald. Aanmelding kan via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Tip! Bij toepassing van de Unieregeling gelden voor facturering de Nederlandse btw-regels. Dit betekent dat u voor de afstandsverkopen niet verplicht bent om een factuur uit te reiken.

Via het éénloketsysteem kan geen voorbelasting worden teruggevraagd. Als er buitenlandse btw in rekening is gebracht, moet die worden teruggevraagd via een teruggaafverzoek buitenlandse btw. Het rechtstreeks terugvragen van buitenlandse btw kan wel als ervoor wordt gekozen om in het buitenland btw-aangifte te doen.

Sinds 18 mei 2021 is het ook mogelijk niet-EU-ondernemers aan te melden. Hiervoor is een tussenpersoon verplicht. Die moet gevestigd zijn in het land waar de niet-EU-ondernemer zich wil aanmelden.

MOSS is OSS

Leveranciers van digitale e-commercediensten konden voor consumenten binnen de EU al gebruikmaken van een éénloketsysteem, het zogenaamde MOSS-systeem. Dit systeem is per 1 juli 2021 getransformeerd tot OSS en geldt dat dit gebruikt kan worden wanneer e-commercediensten en afstandsverkopen samen een omvang hebben van meer dan € 10.000 of wanneer vrijwillig is gekozen om het drempelbedrag niet toe te passen.

Levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU, is sprake van export als de goederen naar een land buiten de EU worden vervoerd. Over export bent u 0% btw verschuldigd. Voorwaarde hiervoor is wel dat u kunt aantonen dat de goederen de EU hebben verlaten. U berekent 0% btw, maar geeft deze export wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte.

Overige leveringen

Hiervoor zijn de hoofdregels voor de levering van goederen beschreven. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij de regels anders uitwerken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de levering van nieuwe of bijna nieuwe vervoermiddelen of aan ABC-leveringen. Dit zijn leveringen waarbij de goederen door A aan B worden verkocht en vervolgens door B aan C doorverkocht. De goederen worden echter rechtstreeks door A aan C geleverd. Denk ook aan het geval van dropshipping (webshop koopt en verkoopt door, maar de leverancier van de webshop vervoert of verzendt de goederen rechtstreeks naar de particulier die op de webshop bestelde). Voor deze situaties kunnen andere regels gelden.

Tip! Overleg altijd met onze adviseurs over de btw-regels die in uw specifieke situatie van toepassing zijn.

Verrichten van diensten

Diensten aan een ondernemer in de EU

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een ondernemer uit een ander EU-land belast in het land van uw afnemer. U berekent dan geen Nederlandse, maar ook geen buitenlandse btw. U verlegt de btw namelijk naar uw afnemer en uw afnemer geeft de btw aan in zijn eigen land (tegen het daar geldende btw-tarief). U geeft de dienst wel aan in uw eigen btw-aangifte en uw opgaaf intracommunautaire prestaties.

Let op! Op deze hoofdregel gelden uitzonderingen. Bijvoorbeeld als de dienst betrekking heeft op onroerende zaken, het verlenen van toegang tot bepaalde evenementen, verhuur van een vervoermiddel voor een korte periode, personenvervoer of restaurant- of cateringdiensten. Laat u daarom altijd vooraf goed informeren door onze adviseurs over de btw-regels in uw eigen situatie.

Diensten aan een ondernemer buiten de EU

Diensten aan een ondernemer buiten de EU zijn over het algemeen belast in het land van uw afnemer. In de Nederlandse aangifte geeft u hiervan niets aan. Informeer in het land van uw afnemer aan welke verplichtingen u daar moet voldoen.

Diensten aan een particulier

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een particulier in het buitenland belast in Nederland. U berekent hierover Nederlandse btw. Ook hier zijn echter vele uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld bij een dienst met betrekking tot een onroerende zaak, bij vervoersdiensten, restaurantdiensten, bemiddelingsdiensten etc.

Ook voor bepaalde andere diensten, zoals reclame- of adviesdiensten die u verricht aan een particulier buiten de EU, gelden andere regels. Deze diensten zijn over het algemeen belast in het land waar uw particuliere afnemer gevestigd is.

Teruggaaf van in EU betaalde btw

Als u in 2023 als ondernemer ergens in de EU goederen en diensten heeft gekocht, kunt u de btw via de Nederlandse Belastingdienst terugvragen. U moet aan speciale formaliteiten voldoen en uw btw vóór 1 oktober 2024 terugvragen. Te laat teruggevraagde btw wordt mogelijk niet terugbetaald. Bij in de EU betaalde btw kunt u denken aan btw op getankte brandstof of bijvoorbeeld aan btw op een taxirit of een hotelovernachting tijdens een congres. Het gaat dus om alle btw op zakelijk aangeschafte goederen en diensten, door u of door een van uw medewerkers.

Inloggegevens

Als u btw wilt terugvragen, moet dat digitaal via de volgende site: eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Daarvoor dient u over inloggegevens te beschikken. Vraagt uw adviseur de btw voor u terug, dan heeft u allebei inloggegevens nodig. Heeft u in een voorgaand jaar al btw teruggevraagd uit een EU-land, dan heeft u reeds inloggegevens en dient u die te gebruiken. U kunt geen nieuwe aanvragen, dus bel met de Belastingtelefoon als u ze kwijt bent. Is het de eerste keer dat u btw uit de EU terugvraagt, vraag dan inloggegevens aan via het formulier op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl, zoekterm ‘aanvraag inloggegevens’). U moet dit formulier invullen, afdrukken en opsturen. Dit kan tot vier weken duren.

Indienen verzoek tot teruggave

Als u met uw gegevens bent ingelogd, kunt u een verzoek tot teruggave van betaalde btw indienen. Dit moet u per EU-land specificeren. Van de aangeschafte goederen en diensten moet u onder meer de factuurdatum en het factuurnummer invullen. Voor teruggave van de btw uit sommige landen moet u facturen meesturen; ook dit kan alleen digitaal.Let op! Uw verzoek om teruggave van in 2023 betaalde btw moet per land minstens € 50 aan btw betreffen en moet vóór 1 oktober 2024 ingediend worden. Onder deze drempel beslist het betreffende land zelf of het uw btw terugbetaalt. Grotere bedragen kunt u al in de loop van het kalenderjaar terugvragen, als het bedrag minstens € 400 per drie maanden is.

Tot slot

De btw-wetgeving is niet eenvoudig. Er gelden hoofdregels, maar het zijn met name de uitzonderingen hierop die het ingewikkeld maken. Bijna geen enkele situatie is echt standaard. Overleg daarom met onze adviseurs over de btw-regels voor uw eigen, specifieke situatie.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek verblijfkosten eigen rijders voor 2024 opnieuw fors hoger

Transportondernemers die zelf meerdaagse internationale ritten maken, kunnen een vast bedrag aan verblijfkosten van de winst aftrekken. Dit bedrag is voor 2024, net als vorig jaar, fors verhoogd. De verhoging bedraagt € 3,00 per dag en stijgt van € 45,00 naar € 48,00 per dag.

Voorwaarden

Transport

De vaste aftrek geldt onder de volgende voorwaarden:

  • De rit duurt langer dan 24 uur.
  • De verste bestemming mag niet in Nederland liggen. Er is geen maximum afstand.
  • De regeling geldt voor alle meerdaagse ritten in dat jaar.
  • Het aantal gereden dagen moet u kunnen aantonen, bijvoorbeeld met facturen, tachograafschijven of rittenstaten.
  • De vertrek- en terugkomdag tellen elk mee voor een halve dag.
  • U geeft de winst aan in de aangifte inkomstenbelasting.

Let op! U mag ieder jaar opnieuw beslissen of u de regeling al dan niet gebruikt. Als u gebruikmaakt van de regeling, hoeft u de verblijfkosten niet aan te tonen.

Ritten korter dan 24 uur

De regeling geldt ook voor internationale ritten die starten op meer dan 50 kilometer van het woonadres van de ondernemer. Dit geldt ook als deze ritten korter duren dan 24 uur. 

In dat geval moet u wel voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Deze ritten vinden plaats op aaneengesloten dagen, eventueel met ritten waarbij men meer dagen aaneengesloten in het buitenland verblijft.
  • Het traject van elke rit bevindt zich in zijn geheel buiten een afstand van 50 km van het woonadres van de ondernemer.

Tip! U hoeft de regeling niet toe te passen als de kosten hoger zijn. U kunt dan de werkelijk gemaakte kosten aftrekken, op voorwaarde dat u ze kunt aantonen. Bewaar dan met name facturen. U moet er wel rekening mee houden dat sommige kosten, zoals maaltijden, beperkt aftrekbaar zijn.

Let op! Bovenstaande regeling geldt alleen voor ondernemers waarvan de winst in de inkomstenbelasting belast wordt. Eigen rijders met een bv kunnen hun verblijfkosten onbelast door de bv laten vergoeden volgens de regels die gelden voor werknemers.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 10 september 2024 weer SDE++ aan te vragen

De Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) is vanaf 10 september 2024 9.00 uur weer aan te vragen. Met de SDE++ regeling worden grootschalige duurzame energieprojecten gesubsidieerd. Het plan is om hiervoor €11,5 miljard uit te trekken, €3,5 miljard meer dan begroot.

Hekjes gehandhaafd

Windmolen

Ook in deze SDE++ subsidie zal gebruikgemaakt worden van ‘hekjes’. Op deze manier wordt binnen de subsidie budget gereserveerd voor bepaalde projecten. De hekjes betreffen drie projecten, waarbij per project € 1 miljard wordt gereserveerd.

Nieuwe categorieën

De SDE++ subsidie zal dit keer ook beschikbaar zijn voor enkele nieuwe categorieën. Dit betreft onder andere zonnepanelen waarvoor een kleine aanpassing van het dak nodig is, lucht-water-warmtepompen voor de glastuinbouw en de thermische opslag van hogetemperatuurwarmte. Een en ander zal nog wel getest moeten worden op uitvoerbaarheid.

Gefaseerde invoering

De nieuwe SDE++ subsidie kan in vijf fases worden aangevraagd. Daarbij komen projecten waarbij per vermeden CO2-uitstoot zo min mogelijk subsidie nodig is, het eerst aan bod. De eerste aanvraagronde loopt van 10 september 2024 9.00 uur tot en met 16 september 2024 17.00 uur. De erop volgende aanvraagrondes starten hier direct na en duren ieder een week, met uitzonderring van aanvraagronde 5. Die duurt van 7 oktober 2024 17.00 uur tot en met 10 oktober 2024 17.00 uur.

Meer informatie en aanmelden

U kunt voor meer informatie terecht bij RVO.nl. Lees alle informatie goed door, u moet uw aanvraag namelijk goed voorbereiden. Heeft u hierbij ondersteuning of advies nodig? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overgangsrecht 30%-regeling blijft bij wisseling van werkgever van toepassing

In de 30%-regeling is met ingang van 2024 en 2025 een aantal wijzigingen doorgevoerd. Als een werknemer onder het overgangsrecht valt, zijn deze wijzigingen in 2024 nog niet van toepassing. De vraag is of dit overgangsrecht van toepassing blijft als de werknemer bij een andere werkgever gaat werken.

Wijzigingen 30%-regeling

Euro

Met ingang van 2024 en 2025 gelden de volgende wijzigingen in de 30%-regeling:

  1. In 2024 mag nog maar over een salaris tot maximaal € 233.000 de 30%-regeling worden toegepast.
  2. Vanaf 2024 geldt dat de eerste 20 maanden 30% van het salaris onbelast onder de 30%-regeling mag worden uitbetaald, de daaropvolgende 20 maanden is dat 20% en de laatste 20 maanden nog maar 10%.
  3. Vanaf 2025 vervalt de partiële buitenlandse belastingplicht. Dit betekent dat de werknemer voor wie de 30%-regeling wordt toegepast vanaf 2025 ook in box 2 en box 3 belasting moeten betalen over buitenlands kapitaalinkomen.

Overgangsrecht

Voor bestaande 30%-regelingen geldt gelukkig overgangsrecht. Daarbij geldt een onderscheid tussen werknemers voor wie in het laatste loontijdvak van 2022 al de 30%-regeling werd toegepast en werknemers voor wie dat in het laatste loontijdvak van 2023 gebeurde.

30%-regeling in laatste loontijdvak van 2022

Werknemers voor wie in het laatste loontijdvak van 2022 de 30%-regeling al werd toegepast, krijgen niet te maken met de wijzigingen onder punt 1 en 2. Zij krijgen vanaf 2027, indien de 30%-regeling dan nog loopt, wel te maken met de wijzigingen onder punt 3.

30%-regeling niet in het laatste loontijdvak van 2022, maar wel in 2023

Werknemers voor wie in het laatste loontijdvak van 2022 nog niet de 30%-regeling werd toegepast, maar in het laatste loontijd van 2023 wel, krijgen niet te maken met de wijzigingen onder punt 2. Zij krijgen echter wel te maken met de wijzigingen onder punt 1. Ze krijgen vanaf 2027, indien de 30%-regeling dan nog loopt, ook te maken met de wijzigingen onder punt 3.

30%-regeling vanaf 2024

Werknemers voor wie in het laatste loontijdvak van 2023 de 30%-regeling nog niet werd toegepast, krijgen volledig te maken met alle wijzigingen; voor punt 1 en 2 vanaf 2024 en voor punt 3 vanaf 2025.

Wisseling werkgever

Aan de Belastingdienst is de vraag gesteld of het overgangsrecht, zoals hiervoor beschreven, van toepassing blijft als de werknemer overstapt naar een andere werkgever. De Belastingdienst heeft geantwoord dat het overgangsrecht onder voorwaarden van toepassing blijft.

De voorwaarden zijn dat de 30%-regeling van toepassing blijft. Hiervoor moeten de nieuwe werkgever en de werknemer gezamenlijk tijdig – dat wil zeggen binnen vier maanden na indiensttreding – een verzoek doen. Daarnaast mag de periode tussen het einde van de tewerkstelling bij de oude werkgever en de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst bij de nieuwe werkgever niet langer zijn dan drie maanden.

Garden leave

De Belastingdienst geeft aan dat voor een werknemer die vrijgesteld is van werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld bij garden leave, de 30%-regeling niet kan worden toegepast in die periode. De werknemer blijft in die periode echter wel een ingekomen werknemer.  De Belastingdienst concludeert hieruit dat het voor het antwoord op de vraag inzake het overgangsrecht bij wisseling van werkgever niet uitmaakt dat de werknemer bij de oude werkgever enige tijd is vrijgesteld van werkzaamheden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Auto: zakelijk of privé?

Zet ik de auto op de zaak of houd ik hem liever privé? Wat is fiscaal de beste optie? Wat zijn voor mij de belangrijkste voor- en nadelen van zakelijk rijden en wat weegt dan het zwaarst? Vragen waar veel ondernemers mee worstelen. In deze advieswijzer zetten we een aantal regels voor u op een rij, zodat u voor uzelf gemakkelijker de balans kunt opmaken.

Rekensom is niet eenvoudig

Auto

Het is niet eenvoudig om te beoordelen wat voordeliger is: een auto op de zaak of in privé rijden. De beoordeling is namelijk afhankelijk van een groot aantal factoren, zoals de hoogte van de afschrijvingen, de onderhoudskosten, de verzekeringskosten, de motorrijtuigenbelasting, eventuele financieringskosten, de CO2-uitstoot van de auto, het aantal in een jaar te rijden privé- en zakelijke kilometers en de btw-gevolgen. Als u deze gegevens helder voor ogen zou hebben, kunt u berekenen wat het voordeligst is. Over het algemeen zijn deze gegevens echter niet volledig bekend en zal van schattingen moeten worden uitgegaan. De werkelijkheid kan dan afwijken van de berekeningen. Vervolgens moet u ook nog rekening houden met belastingtarieven en inkomensafhankelijke heffingskortingen, die ook nog eens regelmatig wijzigen.

Let op! Bent u ondernemer in de inkomstenbelasting, dan mag u doorgaans kiezen of u de auto tot uw ondernemingsvermogen rekent of tot uw privévermogen. Die keuze heeft u echter niet als u maar maximaal 500 kilometer per jaar privé met de auto rijdt. U moet de auto dan verplicht tot het ondernemingsvermogen rekenen. Rijdt u minder dan 10% van het aantal kilometers zakelijk, dan moet u de auto verplicht tot het privévermogen rekenen.

De rechtbank in Groningen heeft in 2019 beslist dat u een auto waarmee meer dan 500 km zakelijk wordt gereden, toch als ondernemingsvermogen aan kunt merken. De rechtbank achtte niet van belang dat minder dan 10% zakelijk werd gereden. In hoger beroep heeft het gerechtshof Leeuwarden begin 2021 echter beslist dat toch vereist is dat minstens 10% van het aantal gereden kilometers zakelijk moet zijn om de auto als ondernemingsvermogen aan te kunnen merken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze visie van het Hof juist is.

Auto van de zaak

De auto van de zaak heeft een aantal voordelen:

  • Als u de auto tot het ondernemingsvermogen rekent, worden de aanschaf- en alle overige (auto)kosten betaald door uw onderneming.
  • U kunt de overige autokosten (denk aan bijvoorbeeld onderhoud, brandstof, verzekering, motorrijtuigenbelasting, maar ook financiering-, parkeer- en waskosten) aftrekken van de winst van uw onderneming en bovendien jaarlijks de afschrijving op de auto ten laste van de winst brengen.
  • Voor auto’s zonder CO2-uitstoot op waterstof of zonnecellen heeft u recht op milieu-investeringsaftrek (zie hierna). Dat geldt niet voor de eventuele laadpaal.

Tip! Schaft uw onderneming in 2024 een auto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km aan, dan geldt alleen in 2024 nog een bpm-vrijstelling. Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km geldt bovendien in 2024 een vrijstelling motorrijtuigenbelasting. Ook deze vrijstelling blijft alleen nog in 2024 in stand. Bedraagt de CO2-uitstoot van uw plug-inhybride maximaal 50 gr/km, dan betaalt u in 2024 de helft van het tarief dat voor een gewone personenauto geldt. Ook dit voordeel blijft tot en met 2024 in stand.

Schaft u in 2024 een milieuvriendelijke auto aan en rekent u deze tot het ondernemingsvermogen, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt in 2024 alleen nog voor een waterstofpersonenauto en voor een personenauto op zonnecellen met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.

Soort auto  MIA %  Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag
Waterstofpersonenauto 
(eventueel incl. laadstation)
45% € 75.000
Zonnecel-personenauto 36% € 100.000

De auto van de zaak brengt ook een aantal nadelen met zich mee:

  • Bij verkoop van de auto realiseert uw onderneming mogelijk een belaste winst. Het kan echter ook dat u een aftrekbaar verlies realiseert.
  • Als u de auto van de zaak ook privé gebruikt, krijgt u in de meeste gevallen te maken met een bijtelling privégebruik auto.
  • Uw onderneming moet btw betalen over de waarde van het privégebruik auto. Kunt u dit privégebruik niet bepalen, dan geldt in de regel dat de te betalen btw 2,7% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm) bedraagt. Na het vierde jaar van aanschaf of ingeval bij de aanschaf geen recht op aftrek van btw bestond, is dit 1,5%.

Let op! Verricht uw onderneming ook btw-vrijgestelde prestaties, dan kan sowieso een deel van de btw niet in aftrek worden gebracht. Verricht u bijvoorbeeld voor 40% vrijgestelde prestaties, dan kan ook 40% van de btw niet in aftrek worden gebracht. Ook de niet-aftrekbare btw vanwege het privégebruik wordt dan naar rato verminderd. Bij 40% vrijgestelde prestaties is de correctie dan niet 2,7%, maar 60% (100% -/- 40%) x 2,7%. U kunt immers ook maar 60% van alle btw aftrekken.

Bijtelling privégebruik auto

De fiscale spelregels voor de bijtelling privégebruik auto zijn afhankelijk van uw ondernemingsvorm: bent u directeur-grootaandeelhouder (dga) en opereert u vanuit een bv, dan wordt u voor het privégebruik van de auto belast in de loonbelasting. Bent u echter een ondernemer die opereert vanuit een eenmanszaak, vof, cv of maatschap, dan wordt u voor het privégebruik van de auto belast in de inkomstenbelasting. Voor de laatste categorie kan de bijtelling nooit méér bedragen dan de werkelijke kosten van de auto in dat jaar (inclusief afschrijving).

Voor de meeste auto’s die vanaf 2017 op kenteken zijn gezet geldt een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en bpm). Alleen voor auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een lagere bijtelling. De lage bijtelling is voor auto’s die sinds 2019 op kenteken zijn gezet, beperkt tot een deel van de cataloguswaarde (met uitzondering van auto’s op waterstof en op zonnecellen). Over het meerdere geldt de normale bijtelling van 22%.

Voor een nieuwe auto gelden in 2024 de volgende bijtellingspercentages en CO2-grenzen:

CO2-uitstoot   Bijtelling 
0 (op batterij) 16% tot € 30.000, daarboven 22% 
0 (op waterstof of op zonnecellen) 16% onbeperkt
Meer dan 0 22%

U wordt in beginsel niet elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft voor alle auto’s gedurende 60 maanden geldig. Pas na deze periode wordt de bijtelling vastgesteld aan de hand van de dan geldende percentages.

Let op! Een auto met datum eerste toelating tot de weg van uiterlijk 31 december 2016 krijgt na 60 maanden geen bijtelling van 22%, maar van 25%. Dit is alleen anders als het een elektrische auto betreft met een CO2-uitstoot van nul. Hiervoor wordt de bijtelling in 2024 19% tot een cataloguswaarde van € 30.000 en 25% over het meerdere.

Een bijtelling kan achterwege blijven indien u kunt bewijzen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto hebt gereden. Woon-werkkilometers worden voor de inkomstenbelasting gezien als zakelijk, ook als u thuis gaat lunchen. Voor de btw gelden die kilometers echter als privé.

Let op! Is uw auto ouder dan 15 jaar? Dan bedraagt de standaardbijtelling geen 22% van de cataloguswaarde, maar 35% van de waarde van de auto in het economisch verkeer.

Privéauto

De auto die u in privé aanschaft, heeft een aantal voordelen:

  • De auto blijft uw privé-eigendom.
  • Bij verkoop van de auto realiseert u in privé mogelijk een onbelaste winst. Het is echter ook mogelijk dat u een niet-aftrekbaar verlies lijdt.
  • U krijgt niet te maken met een bijtelling privégebruik auto.
  • Uw onderneming hoeft ook geen btw te betalen over de waarde van het privégebruik van de auto. De ondernemer in de inkomstenbelasting kan de auto voor de omzetbelasting tot het ondernemingsvermogen rekenen, ook als de auto voor de winstberekening tot het privévermogen is gerekend. Andersom kan dit ook. De keuze voor de omzetbelasting staat dus los van de keuze voor de inkomstenbelasting.
  • U kunt een belastingvrije onkostenvergoeding ontvangen van € 0,23 per zakelijke kilometer (of ten laste van uw winst brengen als u ondernemer in de inkomstenbelasting bent).
  • Bent u dga, dan kunt u mogelijk ten laste van uw vrije ruimte nog een hogere onkostenvergoeding belastingvrij ontvangen. Deze mogelijkheid is afhankelijk van de hoogte van uw vrije ruimte en uw andere vergoedingen en verstrekkingen die zijn toegewezen aan de vrije ruimte.
  • Particulieren die een elektrische auto aanschaffen krijgen alleen dit jaar nog subsidie. Voor nieuwe elektrische auto’s bedraagt deze in 2024 € 2.950, voor gebruikte € 2.000. De subsidie geldt alleen voor elektrische auto’s met een oorspronkelijke cataloguswaarde tussen € 12.000 en € 45.000 en een actieradius van minstens 120 kilometer. De auto mag niet tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Het budget voor nieuwe elektrische auto’s is in 2024 nog grotendeels beschikbaar, voor gebruikte elektrische auto’s naar verwachting rond juli van dit jaar verbruikt zijn. U kunt het nog beschikbare budget hier controleren. 
  • U kunt een deel van de btw op gebruik en onderhoud van de auto in aftrek brengen. Dit kan alleen als uw onderneming btw-belaste prestaties verricht. Verricht uw onderneming ook btw-vrijgestelde prestaties, dan zal geen aftrek van btw mogelijk zijn voor de verhouding vrijgestelde prestaties-totale prestaties.

De auto in privé brengt ook een aantal nadelen met zich mee:

  • U moet zelf in privé de aanschafkosten en alle overige autokosten betalen.
  • U kunt de gemaakte autokosten niet aftrekken van de winst van uw onderneming (met uitzondering van de onkostenvergoeding van €0,23/km die uw onderneming ten laste van de winst mag brengen voor uw zakelijke kilometers) en u kunt ook de afschrijving op de auto niet ten laste van de winst van uw onderneming brengen. 
  • De btw die u betaalt bij aanschaf van de auto kunt u niet in aftrek brengen, tenzij u de auto voor de btw als zakelijk aanmerkt. U kunt hiervoor kiezen, ook als u de auto voor de inkomstenbelasting als privé aanmerkt.

Let op! Als uw onderneming nagenoeg alle kosten van uw privéauto aan u vergoedt, kan uw privéauto door de Belastingdienst alsnog als auto van de zaak worden aangemerkt.

De keuze: zakelijk of privé?

Het antwoord op de vraag wat voordeliger is, de auto zakelijk of privé, is afhankelijk van allerlei, vaak niet precies bekende omstandigheden en factoren. Dit maakt het lastig om exact te berekenen wat voordeliger is. Toch is er wel een aantal grove vuistregels te geven. Zo is bij lage afschrijvingskosten of bij veel zakelijke kilometers een privéauto over het algemeen voordeliger. Maak echter geen ondoordachte keuze. Wij kunnen aan de hand van alle gegevens een berekening van de voordeligste variant voor u maken.

Overbrengen naar privé?

Staat een auto eenmaal op de zaak, dan kunt u als ondernemer in de inkomstenbelasting deze in beginsel niet overbrengen naar privé. Overbrengen naar privé kan wel als er fiscaal sprake is van een zogenaamde bijzondere omstandigheid. Daarvan is niet vaak sprake. Een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld een wetswijziging of rechterlijke uitspraak waardoor u een andere keuze gemaakt zou hebben als u dit zou hebben geweten voordat u besliste de auto op de zaak te zetten. Of als u de auto helemaal niet meer zakelijk zou gebruiken (bijvoorbeeld omdat u een nieuwe auto koopt). Dan bent u zelfs verplicht de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen. Deze overgang moet plaatsvinden voor de werkelijke waarde, waardoor u – afhankelijk van de fiscale boekwaarde – een boekwinst of -verlies realiseert. Ook voor de btw kan dit gevolgen hebben.

Ondernemers met een bv?

Een auto op naam van uw bv is in beginsel altijd zakelijk. Bij een bv is overbrengen naar privé wel mogelijk, zelfs als er geen bijzondere omstandigheden zijn. U kunt namelijk de auto altijd van uw bv aan uzelf als dga verkopen. Vervolgens kunt u zakelijke ritten voor de bv maken tegen een vergoeding van € 0,23/km.

Let op! Gezien de relatief lage onbelaste vergoeding van € 0,23 per kilometer en de hoge brandstofkosten zal de vergelijking tussen een auto zakelijk of privé in 2024 mogelijk anders uitvallen dan in andere jaren het geval was.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvraag Verklaring omtrent gedrag voortaan ook digitaal

Werkgevers kunnen binnenkort voor hun personeel een Verklaring omtrent gedrag (VOG) ook digitaal aanvragen. Het digitaal aanvragen wordt in fases uitgevoerd. Uiterlijk op 21 mei 2024 is digitaal aanvragen voor alle werkgevers mogelijk.

Verklaring omtrent gedrag

Kantoor

Werkgevers vragen soms om een Verklaring omtrent gedrag (VOG). Via een VOG wordt duidelijk of een werknemer strafbare feiten heeft gepleegd die in de weg staan bij het uitoefenen van een functie. Of een strafbaar feit bij een functie in de weg staat, is afhankelijk van het strafbare feit en van de functie. Een VOG is soms wettelijk verplicht, zoals bij de politie, in de kinderopvang en voor taxichauffeurs.

Digitaal naast papier

De digitale aanvraag komt beschikbaar naast de papieren variant. De inhoud is grotendeels hetzelfde en ook de kosten zijn gelijk, namelijk € 33,85. Een digitale aanvraag levert snelheidswinst op en kan veiliger worden verwerkt.

Controle op echtheid

Een digitale aanvraag kan ook worden gecontroleerd op echtheid. Ook dit kan digitaal via de site validatie.nl. 

Planning in fases

Het digitaliseren van de VOG-aanvraag wordt uitgevoerd in fases. Afhankelijk van het KVK-nummer komt dit voor alle werkgevers de komende maanden beschikbaar. Uiterlijk op 21 mei 2024 is digitaal aanvragen voor alle werkgevers mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Woon-werkverkeer vanaf de camping?

Tal van Nederlanders vieren hun vakantie vanaf de camping. Als van een gezin een van de ouders vanaf de camping naar het werk rijdt, is het de vraag of dit aangemerkt kan worden als woon-werkverkeer. Ook is het de vraag of dan een belastingvrije reiskostenvergoeding mogelijk is?

Reiskostenvergoeding

Auto

In 2024 is voor zakelijke ritten een onbelaste reiskostenvergoeding mogelijk van € 0,23/km. Die vergoeding geldt ook voor het woon-werkverkeer. De Belastingdienst heeft voor een tweetal situaties aangegeven wanneer ritten vanaf de camping naar het werk als woon-werkverkeer classificeert.

Alleen het weekend

In de eerste situatie gaat het om een werknemer waarvan het gezin op de camping staat. De werknemer verblijft thuis, maar besluit de weekends bij het gezin op de camping door te brengen. De Belastingdienst geeft aan dat de rit op vrijdagmiddag vanaf het werk naar de camping en op maandagmorgen vanaf de camping naar het werk, niet aangemerkt kunnen worden als woon-werkverkeer. Een belastingvrije reiskostenvergoeding voor die ritten is dus niet mogelijk.

Enkele maanden op camping

Ook wordt ingegaan op de situatie dat een werknemer enkele maanden op de camping staat en gedurende die periode dagelijks vanaf de camping op en neer naar het werk rijdt. De Belastingdienst geeft aan van mening te zijn dat de camping dan gezien kan worden als verblijfplaats. Dit betekent dat de ritten tussen werk en camping in beginsel aangemerkt kunnen worden als woon-werkverkeer en een belastingvrije reiskostenvergoeding mogelijk is.

Let op! De Belastingdienst spreekt van ‘enkele maanden’. Waar de grens precies ligt, is niet duidelijk.

Redelijkheid

De Belastingdienst geeft ook aan dat altijd de redelijkheid in acht moet worden genomen. Men name als een werknemer om privéredenen een woon- of verblijfplaats betrekt die veel verder van het werk is gelegen, is het discutabel of die situatie nog redelijk is om een belastingvrije vergoeding voor woon-werkverkeer te verstrekken. De inspecteur mag beoordelen of dit het geval is en of een onbelaste reiskostenvergoeding mogelijk is.

Uitzonderingen

Aangegeven wordt ook dat altijd uitzonderingen mogelijk zijn. Zo kan een rit van de camping naar het werk ook als zakelijk worden aangemerkt als de rit bijvoorbeeld plaatsvindt naar aanleiding van een verzoek van de werkgever. 

Zelfstandige ondernemer

De Belastingdienst gaat niet in op de positie van de zelfstandige ondernemer die op een camping verblijft. Het is echter aannemelijk dat dan dezelfde uitgangspunten gelden. Dat wil zeggen dat in gevallen waarin een onbelaste vergoeding mogelijk is, een zelfstandige ondernemer € 0,23/km ten laste van zijn winst kan brengen.

Tip! Neem bij twijfel contact op met uw adviseur om naheffingen te voorkomen. Bij verschil van mening kunt u altijd nog naar de rechter stappen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Huurinkomsten belast in box 1 of box 3?

Als u een pand verhuurt, kunnen de huuropbrengsten belast zijn in box 1 of box 3. Daarbij is met name van belang hoeveel werkzaamheden er aan de verhuur zijn verbonden. Mede op basis hiervan wordt bepaald of er sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer.

Resultaat uit overige werkzaamheden

Bouw

Als werkzaamheden niet als winst of loon belast worden, kan er sprake zijn van resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Het rendabel maken van vermogen kan ook hiertoe behoren als dit gepaard gaat met meer dan normaal actief vermogensbeheer. Er vindt dan belastingheffing plaats in box 1 en niet in box 3.

Omvang werkzaamheden

In een zaak bij de rechtbank Den Haag was een belastingplichtige in bezit van een achttal woningen. Behalve zijn eigen woning, werden alle woningen verhuurd. Uit de feiten bleek dat hij hiervoor nogal wat werkzaamheden verrichtte. 

Zo loste hij gebreken aan de woningen op, inde de huur, hielp met de inrichting, regelde aansluitingen op gas, licht en water en verleende ondersteuning als personen verhuisden en er huisraad opgeslagen moest worden. 

Meer dan normaal actief vermogensbeheer

Volgens de rechtbank was er sprake van meer dan normaal actief vermogensbeheer en dienden de verhuurinkomsten dan ook belast te worden in box 1.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minimum wage to rise as of July 1 after all

The Dutch minimum wage will be increased by 1.2% as of July 1, 2024 after all. The increase is a result of an adopted motion by the Lower House.

Employers’ organizations VNO-NCW and MKB-Nederland had discouraged the additional increase, as the minimum wage has already been raised substantially and thus causes sharply rising wage costs.

Previous increases

Grafiek

In 2023, for example, the minimum wage increased by more than 10%. As of Jan. 1 of this year, it increased again by 3.75%. Also, as of that date, the minimum wage was also based on a 36-hour work week. Employees who contractually work more than 36 hours therefore gained more than 3.75% as of Jan. 1, 2024.

Please note!

The increase in the minimum wage also affects benefits, such as AOW pension and welfare.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afmelding APK niet vereist voor tijdelijke vrijstelling

Als u een auto langere tijd niet gebruikt, kunt u het kenteken laten schorsen. U hoeft dan tijdelijk geen mrb (wegenbelasting) te betalen. U mag dan echter ook geen gebruikmaken van de openbare weg. Dit mag wel om uw voertuig APK te laten keuren, maar het is niet vereist dat de auto bij de RDW die dag ook wordt afgemeld.

Vrijstelling APK

Auto

De man voerde aan dat met de auto op de betreffende dag van de weg gebruik was gemaakt vanwege een APK-keuring. Wettelijk is bepaald dat daarvoor van de weg gebruik gemaakt mag worden, ook als het kenteken van een auto is geschorst. De inspecteur achtte de vrijstelling echter niet van toepassing, omdat het voertuig die dag niet was afgemeld bij de RDW.

Afmelding niet vereist

De rechtbank ging hier niet in mee. Voor de vrijstelling is namelijk niet vereist dat de auto dezelfde dag bij de RDW wordt afgemeld. Dat dit niet was gebeurd, hing samen met het feit dat de APK al was verlopen. De auto werd na reparatie enkele maanden later alsnog goedgekeurd.

Bewijs geleverd

Uit de facturen die de autoliefhebber overlegde, bleek duidelijk dat de auto op de betreffende dag aan de garage was aangeboden ter keuring. Daarmee was het bewijs geleverd en verdwenen zowel de pittige naheffing als de boete in de vuilnisbak.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te veel aftrek leidt tot wijziging verdeling aftrekposten

Als u een fiscale partner heeft, mag u een aantal aftrekposten onderling verdelen. Hoe u deze verdeelt, mag u zelf weten. Wel geldt de voorwaarde dat u samen hooguit 100% van alle kosten in aftrek mag brengen.

Aftrekposten verdelen

Euro

Wettelijk is vastgelegd welke aftrekposten u onderling mag verdelen. Dit geldt bijvoorbeeld voor hypotheekrente onder de voorwaarde dat u deze eerst saldeert met het eigen woning forfait. Ook een aantal andere aftrekposten, zoals zorgkosten, alimentatie en giften, mag u onderling verdelen met uw partner. Uiteraard met de bedoeling hiermee zoveel mogelijk belasting te besparen.

Meer dan 100% kosten in aftrek

Onlangs moest het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich buigen over een zaak waarbij een belastingplichtige en zijn partner samen meer dan 100% aan kosten in aftrek hadden gebracht. Het betrof de aftrek van hypotheekrente en andere kosten ten aanzien van de eigen woning. Deze kosten bedroegen zo’n € 21.000, terwijl in totaal maar liefst ruim € 45.000 aan kosten in aftrek was gebracht.

Mag inspecteur navorderen?

Allereerst kwam de vraag aan de orde of de inspecteur wel na mocht vorderen, aangezien de aanslag van een der partners al vaststond. Het Hof vond van wel, omdat er te veel kosten ten behoeve van de eigen woning in aftrek waren gebracht. In die gevallen is er volgens het Hof geen keuze gemaakt ten aanzien van de verdeling van deze kosten, zodat navorderen is toegestaan.

Mag aftrek anders worden verdeeld?

Het Hof was bovendien van oordeel dat de inspecteur met zijn navorderingsaanslag mocht afwijken van de onderlinge verdeling van de kosten die de partners in hun aangiften hadden gemaakt. Ook nu was het Hof van mening dat er geen keuze was gemaakt, nu de kosten voor meer dan 100% waren opgevoerd. De navordering bleef dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Einde soepel beleid Belastingdienst bij schuldsanering

Vanwege de coronacrisis verkeren nog steeds tal van ondernemers in financiële problemen. Wellicht kan een saneringsakkoord met schuldeisers dan uitkomst bieden. Houd er wel rekening mee dat de Belastingdienst zich als schuldeiser tot uiterlijk 1 april van dit jaar soepeler opstelt bij een dergelijk akkoord.

Na 1 april

Euro

Na 1 april 2024 geldt weer het uitgangspunt dat de Belastingdienst alleen aan een saneringsakkoord meewerkt als de dienst tenminste het dubbele percentage aan aflossing ontvangt dan mogelijke andere schuldeisers ontvangen.

Coronamaatregelen

Dat de Belastingdienst zich tot 1 april 2024 soepeler opstelt bij een saneringsakkoord is een van de maatregelen die is genomen vanwege de coronacrisis. Ook met andere (fiscale) maatregelen is geprobeerd ondernemers door de crisis heen te helpen. Dit gebeurde onder andere via het tijdelijk verlenen van vrijwel renteloos uitstel van betaling van belastingen.

Saneringsakkoord

Ondernemers met financiële problemen proberen soms met hun schuldeisers een faillissement te voorkomen via een saneringsakkoord. Schuldeisers gaan dan akkoord met aflossing van vaak slechts een deel van de schuld. Als ook de Belastingdienst een van de schuldeisers is, stelt de Belastingdienst zich bij een dergelijk akkoord normaal gesproken op het standpunt dat hij minstens het dubbele percentage aan betaling wenst te ontvangen van hetgeen de overige schuldeisers krijgen.

Verzoek tijdig indienen

Als u nog gebruik wilt maken van de soepele opstelling van de Belastingdienst, moet u zorgen dat uw verzoek vóór 1 april 2024 bij de Belastingdienst binnen is. Heeft u meer tijd nodig, dan heeft u daarna nog maximaal 90 dagen om het saneringsakkoord met uw overige schuldeisers af te ronden.

Een formulier treft u aan op deze site van de Belastingdienst.

Tip! Heeft u hulp nodig bij het aanvragen van een dergelijk verzoek bij de Belastingdienst? Neem dan contact met ons op.

Inzet gemeente

Ondernemers met een eenmanszaak en ondernemers in een vof of maatschap kunnen contact opnemen met hun gemeente om een eventuele schuldsanering op te starten. Ook dan moet het saneringsverzoek vóór 1 april 2024 bij de Belastingdienst binnen zijn. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Wettelijk kader waarschuwen digitale kwetsbaarheden en beveiligingslekken

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven aangenomen. Dit wetsvoorstel is een belangrijke voorwaarde om vanuit de overheid niet-vitale Nederlandse bedrijven te kunnen waarschuwen over digitale kwetsbaarheden en beveiligingslekken.

Taken en bevoegdheden minister EZK

Privacy

Het wetsvoorstel Wbdwb legt de taken en bevoegdheden van de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) vast op het terrein van digitale weerbaarheid van niet-vitale bedrijven in Nederland. Denk hierbij aan het verwerken en verspreiden van informatie over kwetsbaarheden, dreigingen en incidenten en het samenwerken met andere bestuursorganen en organisaties.

Persoonsgegevens

Bij het waarschuwen van individuele bedrijven en organisaties kunnen persoonsgegevens verwerkt worden, denk bijvoorbeeld aan IP-adressen en de contactgegevens van medewerkers van een bedrijf. Op basis van dit wetsvoorstel mag de overheid deze taken nu uitvoeren. 

Nieuw cybersecurityorganisatie

De cybersecurityorganisaties het DTC, het CSIRT-DSP en het NCSC gaan integreren tot één nieuwe nationale cybersecurityorganisatie. De Wbdwb geeft ook deze organisatie de wettelijke bevoegdheid bedrijven te kunnen blijven voorzien van algemene en specifieke informatie over cyberdreigingen en incidenten.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Koffiebeker onbelast verstrekken?

Werkgevers moeten plastic bekers bij bijvoorbeeld het koffieapparaat en een watertap vervangen door een duurzaam alternatief. Dit had tot gevolg dat de Belastingdienst zich het hoofd moest buigen over de vraag of het verstrekken van een koffiebeker op kantoor onbelast mogelijk is.

Verplichting sinds 1 januari 2024

Koffie

Het vervangen van plastic bekers is sinds 1 januari van dit jaar voor werkgevers verplicht. Stel dat een werkgever zijn personeel in plaats hiervan een koffiebeker verstrekt ter waarde van € 10 die de werknemer ook mee naar huis kan nemen om schoon te maken. De werknemer hoeft de beker bij einde dienstbetrekking ook niet terug te geven. Wat is dan het fiscale gevolg?

Voorwaarden

De Belastingdienst heeft onderzocht of het verstrekken van een dergelijke koffiebeker voldoet aan de voorwaarden die gelden voor een onbelaste verstrekking. Dat blijkt in beginsel het geval te zijn. De bekers zijn een voorziening op de werkplek waarvan het niet gebruikelijk is dat deze elders gebruikt worden. De voorziening is ook ‘redelijk’. De werknemers hebben er immers niet zelf voor gekozen om de plastic beker taboe te verklaren. 

Gebruik op de werkplek

Dat de koffiebekers daadwerkelijk op de werkplek gebruikt worden, is volgens de Belastingdienst overigens niet vanzelfsprekend. De werkgever moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Aan de hand van de feiten en omstandigheden is het antwoord op deze vraag ter beoordeling van de inspecteur. Als die natuurlijk niet net zelf aan de koffie zit…..

Posted in Niet gecategoriseerd

Minimumloon per 1 juli toch omhoog

Het minimumloon wordt per 1 juli 2024 toch met 1,2% verhoogd. De verhoging is een gevolg van een aangenomen motie door de Tweede Kamer.

Werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland hadden de extra verhoging ontraden, aangezien het minimumloon al fors is verhoogd en dus zorgt voor sterk stijgende loonkosten.

Eerdere verhogingen

Grafiek

Zo steeg het minimumloon in 2023 met ruim 10%. Per 1 januari van dit jaar steeg het opnieuw met 3,75%. Tevens is vanaf die datum voor het minimumloon ook uitgegaan van een werkweek van 36 uur. Werknemers die contractueel meer dan 36 uur werken, zijn er daardoor per 1 januari 2024 meer dan 3,75% op vooruitgegaan.

Let op! De verhoging van het minimumloon werkt ook door in de uitkeringen, zoals de AOW en de bijstand.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Stel LKV bij overgang van onderneming en contractovername veilig

De Belastingdienst is van mening dat een loonkostenvoordeel (LKV) vervalt bij een overgang van een onderneming naar een nieuwe werkgever. Hierover loopt inmiddels een rechtszaak waarin anders is beslist. De Hoge Raad moet nog oordelen. Zorg ervoor dat u in de tussentijd uw rechten veiligstelt.

Standpunt Belastingdienst

Juridisch

Bij een overgang van een onderneming gaan ook de werknemers over naar een nieuwe werkgever. De Belastingdienst gaat er dan vanuit dat het recht op een LKV niet meer overgaat naar de nieuwe werkgever, ondanks dat er nog een geldige doelgroepverklaring is.

Standpunt rechter

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat een LKV in een dergelijke situatie wel meegenomen kan worden naar de overnemende werkgever. Het gerechtshof oordeelde dat de doelgroepverklaring geldig blijft. De doelgroepverklaring wordt namelijk door of namens de werknemer en niet door of namens een werkgever aangevraagd en verkregen. Een advocaat-generaal bevestigde dit oordeel.

Let op! De Hoge Raad moet hierover nog een oordeel uitspreken. Dit oordeel wordt in het voorjaar van 2024 verwacht.

Rechten veiligstellen

Beslist de Hoge Raad straks dat het recht op een LKV toch over kan gaan op de nieuwe werkgever, dan heeft u mogelijk alsnog toch recht op LKV. Om die rechten veilig te stellen, kunt u het volgende doen:

  • beoordeel voor welke werknemers op het moment van overgang van de onderneming een doelgroepverklaring aanwezig was,
  • beoordeel of nog wordt voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van het LKV, en 
  • bewaar die doelgroepverklaring of een kopie daarvan bij uw loonadministratie.

2023

Is in 2023 nog aan de voorwaarden voor toepassing van het LKV voldaan en is het vinkje voor het LKV niet aangezet? Dan moet een correctiebericht ingezonden worden waarin alsnog het LKV wordt aangevraagd.

Let op! Het insturen van deze correctieberichten voor het jaar 2023 kan nog maar tot en met 1 mei 2024!

2024

Wordt in 2024 nog aan de voorwaarden voor toepassing van het LKV voldaan, zorg dan in ieder geval dat in de aangifte loonheffingen 2024 het vinkje voor het LKV is aangezet. Is het aangiftetijdvak al verstreken en is het vinkje niet aangezet? Dan moet een correctiebericht ingezonden worden waarin alsnog het LKV wordt aangevraagd.

2022

Is bezwaar gemaakt tegen de beschikking Wtl 2022, dan raadt de Belastingdienst aan ook de aangiftetijdvakken van 2022 te corrigeren. Als de Hoge Raad straks beslist dat toch recht bestaat op een LKV, dan kan de Belastingdienst namelijk sneller uw LKV’s berekenen.

Let op! Is geen bezwaar gemaakt tegen de beschikking Wtl 2022, dan bent u nu helaas te laat voor het jaar 2022. Het corrigeren van de aangiftetijdvakken 2022 heeft dan ook geen zin meer.

Mogelijk ook bij contractovername

Het oordeel van de Hoge Raad is mogelijk ook van toepassing op contractovernames waarbij de arbeidsovereenkomst door een nieuwe werkgever ongewijzigd wordt voortgezet. Bij contractovername neemt een nieuwe werkgever alle rechten en verplichtingen uit de oude arbeidsovereenkomst met de oude werkgever over en blijft de werknemer hetzelfde werk doen.
In dit soort situaties is het ook verstandig om de rechten veilig te stellen en correctieberichten in te sturen en het vinkje voor een LKV in de aangifte loonheffingen aan te zetten.

Andere oplossing

Bent u bezig met een interne reorganisatie en wilt u geen risico lopen op het verlies van het LKV? Dan kunt u er ook voor kiezen om de werknemers met een doelgroepverklaring in dienst te laten bij de oude werkgever en te detacheren aan de nieuwe werkgever. Het recht op het LKV blijft dan in stand, ongeacht het oordeel van de Hoge Raad dat dit voorjaar wordt verwacht. Neem voor een advies hierover contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Alternatieve financieringsvormen

Voor mkb-bedrijven is het niet eenvoudig om geld te lenen bij een bank. Gelukkig is er een nieuwe financieringsmarkt ontstaan, een markt die complementair kan zijn aan de zo vertrouwde bancaire financiering. Daarnaast biedt ook de overheid u soms nog extra financieringshulp. Welke alternatieve mogelijkheden zijn er?

Private financiering

Portemonnee

Welke ondernemer kent ze niet: de private financiers. Of het nu familie, vrienden of zakenrelaties zijn, voor velen zijn ze bij de start van een bedrijf onmisbaar om aan aanvullend kapitaal of een geldlening te komen. Een fiscaal voordeel van private financiering kan zich voordoen als de door uw bedrijf betaalde en aftrekbare rente lager is dan het forfaitair vastgestelde rendement in box 3. Toch biedt dit persoonlijke netwerk niet altijd uitkomst. Naarmate de financieringsbehoefte, de risico’s, de omvang en complexiteit van uw plannen toenemen, zult u sneller op zoek moeten naar andere financieringsvormen, als alternatief of aanvullend. De particuliere financieringsmarkt kent een breed palet aan potentiële geldschieters.

Tip! Denk bij alternatieve financieringsbronnen ook aan leverancierskrediet, hypotheekbanken, leasemaatschappijen, huur en factoring. Voor uw liquiditeitspositie het overwegen waard!

Business angels

Deze ‘angels’ worden ook wel informal investors genoemd. Het zijn veelal particulieren en voormalig ondernemers die, al dan niet verenigd, hun kennis, ervaring, netwerk en kapitaal inzetten voor startende of jonge, veelal innovatieve ondernemingen. Voor deze investeerders draait het om een goed plan en geloof in de ondernemer. Wat ze ook hebben, is de wil om risicodragend te investeren. De ondernemer ontvangt risicokapitaal. De informal investor krijgt een aandeel in de zeggenschap, het eigendom of de winst van de onderneming.

Tip! Informeer ook naar initiatieven van business angels en bijeenkomsten bij u in de regio of daarbuiten. Zij brengen ondernemers en investeerders bij elkaar.

Private equity

Investerings- en participatiemaatschappijen, ook wel private equity genoemd, zijn doorgaans private maatschappijen waarin kleinere en grotere beleggers en/of investeerders zijn verenigd. Zij kunnen zorgen voor het benodigde risicodragend vermogen dat u als ondernemer nodig heeft om bij andere financiers met succes uw kredietbehoefte te regelen. Risicodragend vermogen kan worden verstrekt in de vorm van zowel aandelenkapitaal als een (achtergestelde) lening. De drijfveer van private equity is rendement!

Kredietunie: een financieringsvorm in een coöperatief jasje

De kredietunie is een coöperatieve kredietvereniging van mkb-ondernemers. Doel van een kredietunie is om via een gemeenschappelijke kas geld uit te lenen aan collega-ondernemers binnen een sector of regio. Zowel kredietgevers als kredietnemers zijn lid en mede-eigenaar van de coöperatie. De kredietunie heeft geen winstoogmerk en wil voorzien in het verlenen van krediet van €50.000 tot € 250.000. Onder voorwaarden zijn hogere bedragen ook mogelijk. Verliezen en levende have worden in het algemeen niet door een kredietunie gefinancierd.

Crowdfunding

Deze financieringsvorm wint snel aan populariteit. Het is een internetmarktplaats voor financiering. Hoe werkt het? De ondernemer plaatst het idee of plan op een van de crowdfundingplatforms en doet een beroep op meerdere particuliere investeerders om te financieren. De kredietvraag, rente en looptijd bepaalt u zelf. Wilt u de geldverschaffers in ruil voor hun inleg aandelen in het bedrijf of een percentage van de omzet of winst aanbieden, dan kan dat ook. Investeerders kunnen inschrijven tot de inschrijving vol is, waarna uw financiering rond is!

Let op! De regelgeving voor alternatieve financieringsvormen staat nog in de kinderschoenen. Controleer of het crowdfundingplatform beschikt over een AFM-vergunning!

Overheid als cofinancier

Met de helpende hand van de overheid heeft u als ondernemer meer kans van slagen om bij kredietinstellingen een lening te kunnen afsluiten. Ook al zijn uw plannen en de financiële vooruitzichten nog zo goed, zonder voldoende zekerheden zult u de kredietaanvraag al snel zien stranden. Vandaar dat de overheid diverse regelingen in het leven heeft geroepen om de toegang tot de kredietmarkt te vergemakkelijken. Deze regelingen zijn veelal voorzien van soepeler voorwaarden.

Borgstelling MKB-Kredieten (BMKB)

Voor ondernemers met een financieringsbehoefte, maar onvoldoende onderpand, kan de BMKB uitkomst bieden. Deze is bedoeld voor bedrijven met niet meer dan 250 werknemers (fte’s) in dienst en een jaaromzet tot € 50 miljoen of een balanstotaal tot € 43 miljoen. De kredietregels inzake omvang, aflossing en looptijd zijn afhankelijk van het bestedingsdoel en type onderneming. Voorwaarde is wel dat de toekomstperspectieven gunstig zijn en de kredietverstrekker een aanvraag hiervoor indient. In de reguliere regeling betreft het borgstellingskrediet 50% van het krediet dat de bank verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van dit borgstellingskrediet. De BMKB is verruimd tot en met 1 juli 2027. Bedrijven met een kredietbehoefte tot € 333.333 kunnen driekwart financieren met BMKB-krediet en dus niet maximaal de helft van de kredietverstrekking. Verder is het maximum van het BMKB-krediet tijdelijk verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5 miljoen. 

Ook is de BMKB verruimd voor investeringen inzake verduurzaming, de BMKB-G (Groen). Deze verruiming is bedoeld voor mkb-ondernemingen met maximaal 250 personeelsleden. Met deze verruiming is de omvang van het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50 naar 75% van het kredietbedrag. De regeling is toepasbaar op:

  • Bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar ten minste Label C

Tip! Vraag de bank (of de niet-bancaire financierder) bij uw kredietaanvraag of u in aanmerking komt voor de BMKB!

Innovatiekrediet

Heeft u een innovatief idee, maar ontbreken alleen de middelen nog om verder te investeren, dan biedt wellicht het Innovatiekrediet uitkomst. Hiermee kunnen veelbelovende innovatietrajecten worden gefinancierd. Het is een risicodragend krediet. Het krediet voor klinische ontwikkelingsprojecten bedraagt maximaal € 5 miljoen; voor technische ontwikkelingsprojecten bedraagt het krediet maximaal € 10 miljoen. Voor beide groepen projecten is in 2024 30 miljoen beschikbaar, in totaal dus €60 miljoen.

Microkrediet

Veel ondernemers zijn al geholpen met een relatief gering krediet. Maar het risicoprofiel belemmert de toegang tot een bankkrediet. Denk dan eens aan microfinanciering. Op dit moment bedraagt het kredietplafond € 50.000 en de rente 9,95%. Daarnaast betaalt u een bedrag aan behandelkosten, dat kan oplopen tot maximaal € 850. Voor ondernemers met een zogenaamde sociale doelstelling is het kredietplafond € 250.000 en bedraagt de rente 7,95%. De regeling staat open voor startende en bestaande ondernemers in het midden- en kleinbedrijf en wordt uitgevoerd door Qredits Microfinanciering Nederland. Qredits komt alleen in beeld als de bank uw kredietaanvraag heeft afgewezen.

MKB-krediet

Sinds enkele jaren biedt Qredits ook het MKB-krediet aan. Dit is een zakelijke lening aan startende en bestaande ondernemers in het mkb van minimaal € 50.000 en maximaal € 250.000. Deze lening is er speciaal voor ondernemers die een financiering nodig hebben en hiervoor niet bij een bank terechtkunnen. Er geldt wel een aantal voorwaarden. De rente bedraagt 9,95%. Voor ondernemers met een zogenaamde sociale doelstelling bedraagt de rente 7,95%.

Voor bestaande ondernemers die onverwachts extra geld nodig hebben voor hun bedrijf is er het flexibel krediet. Je betaalt daarbij alleen rente over het opgenomen bedrag van je lening. Het maximum bedraagt € 25.000 en de rente bedraagt 1,1% per maand over het opgenomen bedrag. Speciaal voor de financiering van zakelijk onroerend goed biedt Qredits een hypothecair krediet.

Vroegefasefinanciering

Bent u ambitieus, groeit uw onderneming in de komende periode substantieel in omvang en wilt u onderzoeken of uw idee kans van slagen heeft op de markt, dan is de Vroegefasefinanciering misschien iets voor u. Met een lening uit deze financieringsvorm kan de overheid u ondersteunen om uw idee van de planfase naar de startfase te brengen. Uiteraard moet u de lening, inclusief 9,11% (per 1 januari 2024) rente, terugbetalen. Meer informatie vindt u op RVO.nl.

Groeifaciliteit

Wilt u op eigen kracht groeien in Nederland of daarbuiten of wilt u een bedrijf overnemen, dan kan de Groeifaciliteit u helpen de benodigde risicodragende financiering aan te trekken. De Groeifaciliteit verschaft financiële instellingen een extra garantie, misschien net genoeg om de financiers (bank of participatiemaatschappij) over de streep te trekken. Let wel, de Groeifaciliteit is niet bedoeld voor een herfinanciering. De garantie is beperkt tot 50% van de financiering. U kunt de Groeifaciliteit aanvragen tot 1 juli 2023. Aanvragen moeten uiterlijk 1juli 2024 worden ingediend. Meer informatie vindt u op RVO.nl.

Garantie Ondernemingsfinanciering

Speciaal voor (middel)grote ondernemingen die hoofdzakelijk actief zijn in Nederland, financieel gezond zijn en toekomstperspectief hebben, is er nog de GO-regeling. Via de GO-regeling kan de bank met 50% overheidsgarantie de benodigde extra zekerheden binnenhalen. Leningen van maximaal € 150 miljoen zijn tot maximaal de helft gegarandeerd. De GO-regeling kunt u aanvragen tot 13 juni 2025 bij de RVO.

Tot slot

De besproken regelingen zijn slechts een selectie uit het groeiende aanbod. Wij kunnen de kansen en de valkuilen met u verkennen om uiteindelijk te komen tot een passende financieringsoplossing.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondoorzichtige ruit doet geen afbreuk aan blinderingseis

Om gebruik te kunnen maken van fiscale voordelen van een bestelauto gelden er voor dergelijke auto’s strenge eisen. Een ervan is dat een bestelauto in een aantal gevallen niet voorzien mag zijn van zijruiten. De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat het soms ook is toegestaan een bestelauto te voorzien van zijruiten, mits die niet doorzichtig zijn.

Fiscale voordelen

Auto

Bestelauto’s die door ondernemers worden aangeschaft, kennen enkele fiscale voordelen. Zo betaalt een ondernemer voor een bestelauto geen bpm en minder wegenbelasting.

Let op! Ondernemers moeten de bestelauto dan voor minstens 10% zakelijk gebruiken om deze fiscale voordelen te kunnen gebruiken.

Eisen bestelauto

De eisen die aan bestelauto’s gesteld worden om van die fiscale voordelen te kunnen genieten, zijn divers en afhankelijk van het type en model. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in vier categorieën, te weten grote en kleine bestelauto’s, kleine bestelauto’s met een hoog dak en bestelauto’s met een dubbele cabine.

Eén zijruit

Bestelauto’s mogen soms voorzien zijn van één zijruit rechts in de laadruimte. Het komt echter regelmatig voor dat bestelauto’s van fabriekswege voorzien zijn van meerdere zijruiten. Om fiscaal dan toch als bestelauto te kunnen worden aangemerkt, moeten deze zijruiten worden verwijderd en  vervangen door niet uit glas bestaande panelen uit één stuk van ondoorzichtig en vormvast materiaal. Deze moeten zoveel mogelijk rondom en op onverbrekelijke wijze rechtstreeks met de carrosserie zijn verbonden.

Blinderingseis

De Belastingdienst heeft nu bekendgemaakt dat ook aan deze blinderingseis kan worden voldaan, als de zijruit aan de buitenkant van de laadruimte niet verwijderd wordt. In dat geval moet er wel ondoorzichtig en vormvast materiaal aan de binnenkant van de carrosserie zijn bevestigd. Op deze manier kunnen onnodige kosten worden voorkomen, terwijl het resultaat qua blindering hetzelfde blijft.

Posted in Niet gecategoriseerd

Omslag- en kasstelsel pensioen dga in strijd met goed koopmansgebruik

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het omslag- en kasstelsel inzake pensioenen in strijd zijn met goed koopmansgebruik. De Hoge Raad komt daarmee terug op zijn arrest van 29 januari 1969.

Casus

Golfbaan

Belanghebbende, een bv, heeft pensioenrechten toegekend aan haar bestuurder en enig werknemer, de dga. Voor de pensioentoezegging is bij de belanghebbende een passiefpost op de balans opgenomen welke op 31 december 2015 € 369.543,- bedroeg. Op 1 januari 2016 had de belanghebbende een te verrekenen verlies uit 2007 ter hoogte van € 666.946,-. 

Belanghebbende wil met ingang van 2016 het omslagstelsel op de pensioentoezegging toe gaan passen en geeft de passiefpost ter hoogte van € 369.543,- tot haar belastbare winst. 

Kasstelsel

De Hoge Raad merkt in zijn arrest van 23 februari 2024 ten eerste op dat het in deze casus gaat om het toepassen van het kasstelsel en niet van het omslagstelsel. Er is namelijk sprake van een werkgever met één werknemer en dus ook om een pensioenregeling voor slechts één werknemer. Om pensioenkosten te kunnen omslaan is een zeker aantal werknemers van verschillende leeftijden nodig. Dat is hier niet aan de orde. 

Goed koopmansgebruik

Vervolgens komt de Hoge Raad terug op zijn arrest van 29 januari 1969. Het toepassen van het omslagstelsel dan wel kasstelsel leidt ertoe dat door de werkgever aangegane, 
juridisch afdwingbare verplichtingen tot het doen van (toekomstige) pensioenbetalingen niet als kosten tot uitdrukking komen in de jaarlijkse winstbepalende balans. Het achterwege laten van passivering liggen niet in lijn met het realiteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel (beginselen van goed koopmansgebruik). Op grond van deze beginselen moeten aangegane, juridisch afdwingbare en langlopende betalingsverplichtingen namelijk worden gepassiveerd.

Verder is toepassing van het omslag- en kasstelsel ook nog in strijd met een ander beginsel van goed koopmansgebruik. Toepassing zorgt er namelijk voor dat de met de pensioentoezegging gemoeide lasten tot uitdrukking komen in andere jaren dan die waarop de aangegane verplichtingen betrekking hebben. Dit is in strijd met het zogeheten matchingbeginsel.

Let op! Bovenstaande geldt ook voor andere verplichtingen die soortgelijk zijn aan pensioen, zoals bijvoorbeeld lijfrenten. Ook deze verplichtingen moeten op de winstbepalende balans worden gewaardeerd naar algemeen aanvaarde actuariële grondslagen waarbij een rekenrente in aanmerking wordt genomen van ten minste vier procent.

Overgangsregime

Het arrest van 29 januari 1969 zal blijven gelden voor alle verplichtingen die zijn aangegaan of overgenomen vóór 23 februari 2024 indien met betrekking tot die verplichtingen vanaf hun ontstaan of overname het omslag- of kasstelsel is toegepast. Hierbij wordt een toename van de verplichting door bijvoorbeeld stijging van diensttijd of aanpassing aan de lonen en prijzen niet aangemerkt als het aangaan van een nieuwe verplichting. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Huwelijkse voorwaarden of een schenking?

Huwelijkse voorwaarden houden geen schenking in, ook niet als de echtgenoten een ongelijke verdeling van gemeenschappelijke goederen overeenkomen. Alleen in uitzonderlijke gevallen, als de voorwaarden kunnen worden aangemerkt als wetsontduiking, kunnen huwelijkse voorwaarden als schenking wordt belast.

Schenking?

Huwelijk

De Hoge Raad oordeelde in een zaak dat ten onrechte een aanslag erfbelasting is opgelegd. In deze zaak speelde het volgende. De belanghebbende was in september 2015 getrouwd in gemeenschap van goederen. In oktober 2017 zijn alsnog huwelijkse voorwaarden gesloten, waarbij de vrouw gerechtigd werd tot 90% van de goederen van de gemeenschap en erflater tot 10%. Erflater is reeds in december 2017 overleden, dus binnen 180 dagen na het aangaan van de huwelijkse voorwaarden. De belanghebbende is de enige erfgenaam van erflater. 

In geschil is of het aangaan van deze huwelijkse voorwaarden is aan te merken als een schenking voor de Successiewet. De inspecteur van de Belastingdienst stelde dat sprake was van een schenking ter grootte van 40% van de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap, de vrouw kreeg immers 90% daarvan, in plaats van 50%.

Geen schenking?

Het Gerechtshof oordeelde dat het aangaan van deze huwelijkse voorwaarden geen schenking is, maar dat wel sprake is van wetsontduiking en dat daarom toch erfbelasting verschuldigd is. Volgens het Gerechtshof is niet aannemelijk geworden dat er voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden een andere reden was dan het vermijden van de erfbelasting.  Er is volgens het Gerechtshof sprake van strijd met het doel en de strekking van de successiewet. Het Gerechtshof weegt mee dat op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden geen sprake was van enigszins gelijke levens- en sterftekansen, omdat erflater toen al ernstig ziek was. Hierdoor vormt het aangaan van de huwelijkse voorwaarden een bevoordeling van belanghebbende die op een lijn moet worden gesteld met een schenking binnen 180 dagen voor het overlijden van erflater. Een dergelijke schenking wordt belast alsof zij op grond van het erfrecht is verkregen.

Uitzonderlijk gevallen

De Hoge Raad stelt voorop dat het aangaan van huwelijkse voorwaarden geen schenking inhoudt, ook niet als de echtgenoten door de huwelijkse voorwaarden een ongelijk aandeel krijgen in de goederen van de huwelijksgemeenschap. Alleen in uitzonderlijke gevallen, als het aangaan van huwelijkse voorwaarden als wetsontduiking wordt aangemerkt, is de daaruit voortvloeiende vermogensverschuiving een verkrijging volgens het erfrecht. 

Volgens de Hoge Raad heeft het Gerechtshof een onjuist criterium gehanteerd. De Hoge Raad somt in haar arrest van 16 februari 2024 de voorwaarden op wanneer zo’n uitzonderlijk geval kan worden aangenomen:

Het aangaan van huwelijkse voorwaarden kan wel wetsontduiking (fraus legis) opleveren indien: 
a. het ontgaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest, en bovendien 
b. het in strijd zou komen met doel en strekking van de successiewet wanneer de vermogensverschuiving tussen de echtgenoten en het vervolgens overlijden van één van hen niet zou worden aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht. Een zodanige strijd doet zich voor indien op het moment van aangaan daarvan zo goed als zeker is dat de echtgenoot die daardoor voor het kleinste deel is gerechtigd tot het gemeenschappelijke vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot. Dan moet worden aangenomen dat de wijziging geen andere praktische betekenis kon hebben dan het vermijden van erfbelasting. 

Geen bewijs van bevoordeling

De belastinginspecteur heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op basis waarvan, indien bewezen, geconcludeerd kan worden dat op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker was dat de erflater vóór belanghebbende zou overlijden. Er bestaat daarom geen reden om de bevoordeling van belanghebbende als gevolg van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden, met toepassing van fraus legis, als een verkrijging krachtens erfrecht aan te merken.

De uitspraak van het Gerechtshof en de aan de rechtzoekende opgelegde belastingaanslag wordt vernietigd. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorgestelde btw-herziening vanaf 2026 op kostbare diensten onroerende zaken

Het kabinet wil vanaf 2026 een btw-herzieningsregeling introduceren voor kostbare diensten met betrekking tot onroerende zaken. Door nu al op dit voorstel te anticiperen kunt u misschien btw besparen.

Btw-herzieningsregeling roerende en onroerende investeringsgoederen

Geld

Voor investeringen in roerende en onroerende investeringsgoederen geldt op dit moment al een btw-herzieningsregeling. Door deze regeling wordt het gebruik van roerende investeringsgoederen gedurende vier jaren na het jaar van ingebruikname gevolgd. Voor onroerende investeringsgoederen bedraagt deze termijn negen jaren. Als gedurende die periode het gebruik van het investeringsgoed voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties (deels) wijzigt, dan kan dit gevolgen hebben voor de btw-aftrek. De eerder in aftrek gebrachte btw kan dan worden herzien.

Btw-herzieningsregeling diensten

Voor diensten aan onroerende zaken geldt op dit moment nog geen btw-herzieningsregeling. Dit heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld voor woningen die fors verbouwd worden en daarna voor een korte periode btw-belast verhuurd worden, volledig recht bestaat op btw-aftrek. Als die woningen daarna btw-vrijgesteld verhuurd worden, wordt die btw-aftrek namelijk niet herzien.

Let op! In beginsel is de verhuur van een ongemeubileerde woning btw-vrijgesteld. Alleen in zogenaamde short-stay situaties is de verhuur met 9% btw-belast. Neem voor meer informatie hierover contact op met een van onze adviseurs.

Voorstel btw-herziening kostbare diensten

Het kabinet vindt het niet gewenst dat voor kostbare diensten aan onroerende zaken geen btw-herzieningsregeling geldt. Daarom heeft het kabinet een voorstel gedaan waarin vanaf 1 januari 2026 een btw-herzieningsregeling voor het jaar van ingebruikname plus de vier daaropvolgende jaren gaat gelden voor kostbare diensten aan onroerende zaken vanaf € 30.000 exclusief btw.

Let op! Bij diensten aan onroerende zaken moet u denken aan verbouwingen en onderhoud aan onroerende zaken. Als zo’n dienst vanaf 1 januari 2026 minimaal € 30.000 exclusief btw bedraagt, gaat daar volgens het voorstel een herzieningsregeling voor gelden.

Vanaf 1 januari 2026

De btw-herzieningsregeling gaat gelden voor kostbare diensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Neemt u deze diensten dus vóór 1 januari 2026 in gebruik, dan worden ze niet geraakt door de voorgestelde regeling.

Voordelig óf nadelig?

De voorgestelde regeling kan nadelig uitwerken als de btw-herziening ertoe leidt dat u afgetrokken btw deels terug moet betalen. Als het gebruik van uw onroerend goed wijzigt van btw-vrijgesteld naar (deels) btw-belast, dan kan de voorgestelde regeling ook positief uitwerken. In dat geval heeft u namelijk recht op meer aftrek btw. 

Let op! In het eerste geval kunt u de diensten aan onroerende zaken misschien beter vóór 1 januari 2026 plannen. In het tweede geval is ingebruikname van de diensten vóór 1 januari 2026 misschien wel ongunstiger.

Internetconsultatie

Een en ander is uiteraard afhankelijk van de vraag of het concept-wetsvoorstel doorgaat. Als dit zo is, speelt bij de beoordeling wat u zou kunnen doen onder meer het voorgenomen gebruik in het jaar van ingebruikname van de diensten en de vier jaren daarna een rol.

Het voorstel ligt nu eerst nog ter internetconsultatie. Dat betekent dat iedereen die dat wil tot en met 2 april 2024 nog een reactie kan geven op dit voorstel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nog geen afspraken met Duitsland over belastingheffing thuiswerken

Voor thuiswerkende grenswerkers gelden voor de sociale zekerheidspositie vanaf 1 juli 2023 al afspraken met onder meer België en Duitsland. Voor de belastingheffing gelden vanaf 8 december 2023 ook afspraken met België. Afspraken met Duitsland hierover lijken voorlopig nog ver weg.

Afspraken sociale zekerheid België en Duitsland

Vlaggen

In principe is een werknemer die in een ander land werkt dan waar hij woont sociaal verzekerd in het land waar hij werkt. Als een werknemer substantieel (minimaal 25%) buiten het land werkt waar zijn werkgever gevestigd is – bijvoorbeeld in hun woonland -, is hij echter sociaal verzekerd in dat andere land. Dat is lastig voor werkgevers die dan in een ander land premies moeten afdragen.
Voor thuiswerksituaties zijn daarom vanaf 1 juli 2023 met verschillende landen, waaronder met België en Duitsland, afspraken gemaakt. Grofweg komen deze afspraken erop neer dat de werknemer in het werkland verzekerd blijft als hij structureel maximaal tot 50% van zijn totale arbeidstijd thuis in zijn woonland werkt.

Let op! Er gelden meer voorwaarden. Overleg met onze adviseurs over de gevolgen in uw situatie.

Afspraken belastingheffing België

Vanaf 8 december 2023 zijn met België ook afspraken gemaakt over de belastingheffing. Een van de praktische toepassingen uit die afspraken is dat voor de werkgever geen vaste inrichting in het woonland van de werknemer bestaat als de werknemer voor maximaal 50% van zijn arbeidstijd thuiswerkt in zijn woonland. Dit is voor de werkgever praktisch omdat hij dan niet wordt geconfronteerd met onder meer inhoudingsplicht voor de loonheffing en vennootschapsbelastingplicht in het woonland van de werknemer.

Met deze afspraken sluiten de afspraken voor de sociale zekerheid en de belastingheffing op elkaar aan voor werknemers die wonen in België en werken in Nederland en vice versa.

Let op! Ook hier gelden meer voorwaarden. Overleg met onze adviseurs over de gevolgen in uw situatie.

Afspraken belastingheffing Duitsland?

De Nederlandse regering heeft geprobeerd om met Duitsland vergelijkbare afspraken te maken als met België. Duitsland is echter op korte termijn alleen bereid om een beperkte dagendrempel af te spreken. Over een verdergaande regeling is helaas geen akkoord bereikt. Dit betekent dat een afstemming tussen de sociale zekerheid en de belastingheffing zoals die met België is afgesproken, met Duitsland voorlopig niet tot stand zal komen.

Nederland blijft zich wel inzetten om dit internationaal op de agenda te houden en te proberen de afspraken te verduidelijken in EU- en OESO-verband.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Door managementovereenkomst bv geen arbeidsovereenkomst dga

Is een managementovereenkomst van een bv ook direct een arbeidsovereenkomst voor de dga? Wat zijn de bepalende factoren?

Casus

Juridisch

In een recent arrest van het gerechtshof ’s Hertogenbosch ging het om de vraag of sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen een belanghebbende, een bv,  en een tweetal directeuren-grootaandeelhouders (dga’s).

De bv hield zich bezig met het ontwikkelen, verkopen, leveren, onderhouden en exploiteren van systeem- en gebruikerssoftware, hardware- en softwareapplicaties. Er waren ongeveer 11 werknemers werkzaam bij de bv.

De bv heeft managementovereenkomsten met de twee persoonlijke holdings van twee dga’s afgesloten. In deze overeenkomsten is bepaald dat de holdings de dagelijkse leiding over de bv voeren en tevens is uitdrukkelijk bepaald dat hier geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. De Belastingdienst ziet dit echter anders en merkt de dga’s van de holdings aan als werknemers van de bv waar het gaat om de sociale verzekeringen.  Dit omdat de dga’s de enige werknemers zijn van hun persoonlijke holdings. 

Geen arbeidsbepalingen in managementovereenkomst 

Het hof is van oordeel dat aan de uitvoering van de managementwerkzaamheden door de beide personen de managementovereenkomsten en de arbeidsovereenkomsten met de persoonlijke houdstervennootschappen ten grondslag liggen. De bepalingen in de managementovereenkomsten duiden er niet op dat er in wezen sprake is van arbeidsovereenkomsten. Het hof acht in dat verband van belang dat geen nadere bepalingen zijn opgenomen over de voorwaarden waaronder de opdracht moet worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld over werktijden, vakantiedagen en afspraken over ziekte. De dga’s hebben zich niet tegenover de holding verplicht om werkzaamheden te verrichten. Ook vervangen ze elkaar soms.

De bv is bovendien verplicht op grond van de managementovereenkomst een managementvergoeding te betalen. Ook heeft de Belastingdienst niet kunnen aantonen dat er door de algemene vergadering van de bv toezicht wordt gehouden op de dga’s. 

Geen privaatrechtelijke dan wel fictieve dienstbetrekking

Dit leidt ertoe dat er niet voldaan is aan de voorwaarden voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst namelijk: de gezagsverhouding en de verplichting persoonlijk arbeid te verrichten tegen loon gedurende zekere tijd. Ook aan de voorwaarden voor het aannemen van een fictieve dienstbetrekking is niet voldaan. De dga’s verrichten hun managementwerkzaamheden immers uitsluitend in het kader van de rechtsbetrekking met hun persoonlijke vennootschappen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer de beschikking Wtl 2023 op tijd!

Had u in 2023 recht op LIV, jeugd-LIV en/of een LKV, dan heeft u waarschijnlijk een voorlopige berekening Wtl 2023 ontvangen. Controleer deze op tijd. U heeft nog tot en met 1 mei 2024 om eventuele fouten te corrigeren.

LIV 2023

Detailhandel

U kon in 2023 recht hebben op het lage-inkomensvoordeel (LIV) voor werknemers die rond het minimumloon verdienden (gemiddeld per uur van minimaal € 12,04  tot en met maximaal € 15,06). Er gelden nog meer voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, onder meer dat voor de werknemer in 2023 minimaal 1248 uren verloond zijn.

Tip! Alle voorwaarden voor het LIV vindt u hier.

Jeugd-LIV 2023

U kon in 2023 recht hebben op jeugd lage-inkomensvoordeel (jeugd-LIV) voor werknemers die op 31 december 2022 18, 19 of 20 jaar oud waren. Deze werknemers moesten in 2023 een gemiddeld uurloon hebben dat rond het minimumjeugdloon lag.

Tip! Alle voorwaarden en de uurloongrenzen voor het jeugd-LIV vindt u hier.

LKV

U kon in 2023 onder meer recht hebben op een loonkostenvoordeel (LKV) als u werkeloze oudere werknemers of arbeidsgehandicapte werknemers in dienst had.

Tip! Er zijn nog meer werknemers waarvoor u mogelijk recht had op een LKV. Alle voorwaarden vindt u hier.

Voorlopige berekening Wtl 2023

Het UWV heeft voorlopig berekend hoeveel recht u voor het jaar 2023 heeft op LIV, jeugd-LIV en/of LKV. Deze voorlopige berekening sturen zij u toe in de voorlopige berekening Wtl die u uiterlijk op 14 maart 2024 ontvangen zou moeten hebben.

Controleer of laat controleren!

Het is belangrijk dat u deze voorlopige berekening Wtl 2023 controleert. Klopt de berekening niet of heeft u ten onrechte geen voorlopige berekening ontvangen, dan heeft u tot en met 1 mei 2024 om dit te corrigeren.

Let op! Alle correcties na 1 mei 2024 worden niet meer meegenomen in de definitieve berekening van uw rechten op LIV, jeugd-LIV en LKV voor het jaar 2023.

Correctieberichten

Corrigeren kan via correctieberichten op de ingediende aangiften loonheffingen. Neem daarvoor contact op met uw loonadviseur.

Heeft u uiterlijk 14 maart 2024 geen voorlopige berekening Wtl 2023 ontvangen, dan moet zo spoedig mogelijk contact gezocht worden met het UWV. Ook daarvoor kunt u contact opnemen met uw loonadviseur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw over berekende en niet over contractuele vergoeding

Heeft u contractueel een vergoeding afgesproken? Maar brengt u uiteindelijk een lager bedrag in rekening? Dan bent u btw verschuldigd over dit lagere bedrag en niet over de contractueel afgesproken vergoeding. De Belastingdienst meende in een casus dat dit anders was.

De casus

Euro

Een ondernemer had met een bv afgesproken dat hij voor het verrichten van managementwerkzaamheden een managementvergoeding van € 100.000 per jaar zou ontvangen. De bv kwam echter onder (financieel) toezicht te staan. De hypotheekverstrekker eiste daarom dat  de managementvergoeding verlaagd werd naar € 75.000 per jaar. De ondernemer reikte daarna twee jaar lang facturen uit tot een bedrag van € 75.000 per jaar en droeg ook btw af over € 75.000 per jaar. Wel nam de ondernemer op zijn balans een vordering op onder de benaming “Nog te factureren € 50.000” (het verschil tussen de afgesproken vergoeding en de verlaagde vergoeding over een periode van twee jaar).

Belastingdienst: btw over contractuele vergoeding

De Belastingdienst stelde dat de ondernemer niet over € 75.000, maar over € 100.000 per jaar btw verschuldigd was, in totaal dus over € 50.000 meer voor een periode van twee jaar. De Belastingdienst was namelijk van mening dat de ondernemer facturen had moeten uitreiken tot een bedrag van € 100.000 per jaar omdat dit het bedrag was wat contractueel afgesproken was. De Belastingdienst stelde dat uit de balanspost de bedoeling bleek om het bedrag nog in rekening te brengen.

Gerechtshof: btw over in rekening gebrachte vergoeding

Het gerechtshof oordeelde anders, namelijk dat de ondernemer over € 75.000 per jaar btw verschuldigd was. De gerechtshof vond daarom dat de Belastingdienst ten onrechte een naheffingsaanslag had opgelegd voor een bedrag van € 50.000. Dit bedrag was door de ondernemer niet gefactureerd en ook niet ontvangen. Uit een arrest van het Hof van Justitie komt naar voren dat als een lager bedrag in rekening wordt gebracht dan op grond van de contractuele afspraken mogelijk is, btw verschuldigd is over het lagere in rekening gebrachte bedrag, aldus het gerechtshof.

Let op! Het maakte naar het oordeel van het gerechtshof ook niet uit dat de belanghebbende een vordering op de balans had opgenomen onder de benaming “Nog te factureren € 50.000”. Deze administratieve verwerking betekent naar het oordeel van het gerechtshof namelijk niet dat de ondernemer deze bedrag ook in rekening had gebracht of ontvangen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Beperkte gemeenschap van goederen

Voor de ondernemer die na 1 januari 2018 is getrouwd zonder huwelijksvoorwaarden, geldt de beperkte gemeenschap van goederen. Een ondernemer doet er verstandig aan om huwelijkse voorwaarden overeen te komen met zijn of haar aanstaande echtgenoot of geregistreerd partner.

Bent u voor 1 januari 2018 getrouwd en heeft u geen huwelijksvoorwaarden opgesteld? Dan blijft voor u de oude wettelijke regeling gewoon gelden, de algehele gemeenschap van goederen.

De beperkte gemeenschap van goederen

Huwelijk

Vanaf 1 januari 2018 kunt u nog alleen in algehele gemeenschap van goederen trouwen als u dit afspreekt bij huwelijkse voorwaarden. Als u niets met elkaar regelt, krijgt u automatisch te maken met de beperkte gemeenschap van goederen.

Dit geldt op voorwaarde dat het Nederlands recht op u van toepassing is. Als u bijvoorbeeld meerdere of een andere nationaliteit(en) heeft of als u direct na uw huwelijk in het buitenland bent gaan wonen, kan het zijn dat Nederlands recht in uw geval helemaal niet van toepassing is. U dient zich in dat geval goed te laten voorlichten over de vraag of het Nederlands huwelijksvermogensrecht in uw geval wel geldt.

Tip! Ook in zo’n geval kunnen huwelijkse voorwaarden overigens uitkomst bieden, doordat u hierin expliciet kunt kiezen voor de toepassing van bijvoorbeeld het Nederlands huwelijksvermogensrecht. Dit voorkomt een hoop discussies of onduidelijkheid achteraf.

Let op! Raadpleeg tijdig een deskundige die de gevolgen kan overzien als uw situatie ‘iets internationaals’ heeft.

Drie vermogens

Uitgangspunt van de huidige wettelijke regeling van de beperkte gemeenschap van goederen is dat er drie vermogens zijn in plaats van één gemeenschapsvermogen, namelijk: het privévermogen van de één, het privévermogen van de ander en het gemeenschappelijke vermogen. De gemeenschap omvat alle gezamenlijke goederen en gezamenlijke schulden die echtgenoten voor het huwelijk al hadden en alle goederen en schulden die zij vanaf aanvang van de gemeenschap tot aan de ontbinding van de gemeenschap verkrijgen of maken, met uitzondering van erfenissen, schenkingen of verknochte goederen, zoals een letselschade-uitkering. Het privévermogen en de privéschulden van voor het huwelijk vallen buiten de gemeenschap.

Vaker privé

Het feit dat er standaard drie vermogens zijn, maakt dat u algauw te maken kunt krijgen met de zogenaamde vergoedingsrechten. Hiermee wordt bijvoorbeeld de situatie bedoeld dat privégeld, zoals een ontvangen erfenis, is geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed, zoals de echtelijke woning, en dit bedrag vergoed dient te worden door de gemeenschap. Onder de oude wetgeving was dit voorbeeld alleen aan de orde voor zover er sprake was van een erfenis die verkregen is onder een uitsluitingsclausule. Dat wil zeggen: de overledene heeft in een testament uitdrukkelijk bepaald dat de erfenis niet in enige gemeenschap zal vallen.

Let op! Bij de beperkte gemeenschap van goederen is het maken van een uitsluitingsclausule door een erflater niet meer nodig. Er kan wel een insluitingsclausule of gemeenschapsclausule worden gemaakt indien iemand wil dat de partner van de erfgenaam ook erft.

Onderneming

Voorhuwelijks ondernemingsvermogen valt niet in de gemeenschap. Als u als ondernemer in het huwelijk treedt, valt de onderneming dus niet in de beperkte gemeenschap. Veel discussie valt in de praktijk te verwachten ten aanzien van de nieuwe wettelijke bepaling die een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid in het kader van die voorhuwelijkse onderneming voorschrijft. De vergoeding dient voldaan te worden aan de gemeenschap.

De redelijke vergoeding is aan de orde voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen. Inmiddels zijn hier enkele gerechtelijke uitspraken over te vinden. Lastig is en blijft echter in hoeverre aan de rechter voorgelegde gevallen vergelijkbaar met elkaar zullen zijn, wat ‘een redelijke vergoeding’ is en hoe dit precies bepaald dient te worden.

Gerechtshof Den Haag heeft eind 2023 aangegeven dat de gedachte achter deze bepaling is dat bij ondernemers met een privéonderneming de gemeenschap op een gelijke wijze zou moeten meeprofiteren als wanneer de echtgenoot zou werken voor een salaris. In deze casus constateerde het Gerechtshof dat op basis van de stukken en de standpunten van partijen de met de onderneming gegenereerde inkomsten tijdens het huwelijk reeds volledig ten bate van beide echtgenoten zijn gekomen en de inkomsten zijn aangewend voor het betalen van de kosten van de huishouding. Aan een redelijke vergoeding kom je dan niet meer toe.

In een beslissing van de rechtbank Amsterdam uit april 2023 werd wel een redelijke vergoeding toegekend. De rechtbank overwoog dat de redelijke vergoeding aan de hand van concrete omstandigheden moet worden vastgesteld. Dergelijke omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de volledige waardestijging ten bate van de gemeenschap komt. De vrouw had in deze zaak echter onvoldoende gesteld en zodoende niet voldaan aan haar stelplicht. Dit betekent volgens de rechtbank echter niet dat de vrouw geen deel van de vermogenstoename van de onderneming toekomt. Dit had ermee te maken dat de man had erkend dat twee derde deel van de waardestijging van de onderneming aan de gemeenschap toekomt. De vrouw ontving dus de helft hiervan.

Tip! Maak voorafgaand aan het huwelijk afspraken over de invulling van het begrip ‘redelijke vergoeding’ of wijk af van de wettelijke regeling in huwelijkse voorwaarden.

Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat dit vergoedingsrecht kan worden vastgesteld aan de hand van de toegenomen waarde van het privévermogen. Ook dient het vertrekpunt in kaart te worden gebracht: wat was de waarde van de voorhuwelijkse onderneming ten tijde van de huwelijksvoltrekking? Op welke grondslag heeft deze waardering plaatsgevonden? Heeft deze waardering plaatsgevonden door een professional waar beide echtgenoten vertrouwen in hebben?

Tip! Wanneer u de rechtsonzekerheid die de beperkte gemeenschap van goederen op dit punt met zich meebrengt zo veel mogelijk wilt voorkomen, doet u er verstandig aan huwelijkse voorwaarden te laten opstellen.

Tip! Leg het vermogen of de waarde van de onderneming en het privévermogen van partijen voor het huwelijk nauwkeurig vast.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tijdelijke vrijstelling bpm en mrb voor Oekraïners verlengd

Heeft u vluchtelingen uit Oekraïne in dienst? Wijs hen er dan op dat de tijdelijke vrijstelling voor bpm en mrb voor hen met een jaar verlengd is tot en met 4 maart 2025. De verlenging van de tijdelijke vrijstelling is een gevolg van de ongewijzigde oorlogssituatie in Oekraïne.

Voorwaarden

Auto

Wie van de vrijstelling gebruik wil maken, moet zich schriftelijk melden bij de Belastingdienst. Degene die vrijstelling aanvraagt moet naam, adres in Oekraïne, het burgerservicenummer (bsn), het adres van de verblijfplaats in Nederland en het kenteken van de auto waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd vermelden. Wie de vrijstelling al eerder heeft verkregen, hoeft deze niet te verlengen.

U dient uw verzoek te sturen naar:
Belastingdienst
CAP/Auto, Team vrijstellingsvergunningen
Postbus 90121
4800 RA Breda

Posted in Niet gecategoriseerd

Actueel overzicht loonheffingen 2024

De Belastingdienst heeft een actueel overzicht gepubliceerd van de belangrijkste normbedragen voor het jaar 2024. De meeste normbedragen worden jaarlijks gewijzigd.

Percentages

Overheid

Naast de normbedragen bevat het overzicht ook de actuele percentages zorgverzekeringswet, werknemersverzekeringen en de premieloonsom ter bepaling van de grootte van een werkgever. 

Gebruikelijk loon, normbedrag maaltijd

Ook is onder meer het nieuwe gebruikelijk loon voor de dga in het overzicht te vinden, het normbedrag voor een verstrekte maaltijd en de normbedragen voor de vrijwilligersregeling. Het overzicht bevat ook een aantal normbedragen dat jaarlijks niet wijzigt, zoals het normbedrag voor vrijgestelde producten uit het eigen bedrijf.

Handig

Het overzicht met normbedragen en percentages is een handig naslagwerk. U kunt het overzicht hier downloaden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Versterking positie platformwerker

Er is een akkoord bereikt over nieuwe Europese regels voor platformwerk. De belangrijkste wijziging uit het akkoord is de zogenaamde ‘omgekeerde bewijslast’.

Zzp’er of in loondienst?

Boeket

De meeste platformwerkers in de EU, zoals taxichauffeurs, huishoudelijk personeel en voedselbezorgers, zijn formeel zelfstandig. Onder druk van een algoritme worden ze min of meer gedwongen bepaalde diensten of tarieven te hanteren. Ook kunnen ze via een app ontslagen worden. Dit gaat veranderen als het aan het Europese Parlement ligt. Platformwerkers gaan namelijk te maken krijgen met dezelfde regels en beperkingen als een werknemer in loondienst. 

Omgekeerde bewijslast

Nu nog moet een zzp’er die voor bijvoorbeeld Uber werkt en vindt dat hij eigenlijk werknemer is,  daarvoor zelf bewijs verzamelen voor de rechter. Straks wordt de bewijslast omgedraaid, in die zin dat het platform voortaan moet aanvoeren waarom de werkende wél zzp’er zou zijn. 

Wat staat er in het akkoord?

Er is sprake van loondienst als aan twee van de vijf indicatoren uit de Europese Richtlijn wordt voldaan. Te denken valt aan beperkte zeggenschap over werkuren en vergoedingen en het hanteren van gedragsregels.

De vijf indicatoren:

  • er is een maximumbedrag dat platformwerkers kunnen ontvangen;
  • er is toezicht op hun prestaties, ook langs elektronische weg;
  • er is controle over de verdeling of toewijzing van taken;
  • er is controle op de arbeidsvoorwaarden en beperkingen bij de keuze van de werktijden;
  • er zijn beperkingen op de vrijheid om het werk te organiseren en regels voor verschijning of gedrag.

Let op! Lidstaten kunnen uit hoofde van hun nationale recht nog andere indicatoren aan deze lijst toevoegen.

Verdere afspraken

In het akkoord zijn onder meer ook afspraken gemaakt over het gebruik van algoritmes. Ook mag een werkende straks niet langer ontslagen worden via de app. Daarnaast wordt in de wet ook geregeld dat platformwerkers straks inzage krijgen in de wijze waarop algoritmes de prijs van een opdracht bepalen en de klussen verdelen.

Gevolgen?

Een en ander kan wel betekenen dat de producten die platformwerkers bezorgen duurder worden omdat de platforms de loonkosten van de bezorgers – als er vaker sprake is van loondienst – wellicht doorberekenen in de prijs.

Definitief?

Volgens minister Van Gennip van SZW sluit de Europese aanpak van schijnzelfstandigheid goed aan bij de nationale plannen, waaronder het opheffen van het geldende handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 en de nieuwe zzp-wetgeving.

Het Europees Parlement moet in april 2024 nog een laatste  keer hierover stemmen en daarna zal de wet over twee jaar in werking treden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Instructies inzake foto’s voor WOZ-waardering

De Waarderingskamer heeft instructies bekendgemaakt voor het gebruik van foto’s bij de waardering van woningen voor de Wet WOZ. De Waarderingskamer houdt toezicht op het correct uitvoeren van de Wet WOZ.

Gebruik foto’s

Bedrijfspand

Foto’s kunnen nodig zijn voor het bepalen van secundaire kenmerken van onroerend goed, zoals de staat van onderhoud en aanwezige voorzieningen. Deze kunnen soms van buitenaf worden waargenomen, soms zal een opname binnenskamers nodig zijn. Dit kan dan met een digitaal inlichtingenformulier of met foto’s.

Vrije keuze

Uitgangspunt is dat bewoners zelf kunnen kiezen of ze gebruikmaken van het digitale inlichtingenformulier of dat ze foto’s aan willen leveren. Aangegeven dient te worden dat er geen voorkeur bestaat voor een bepaalde keuze. Ook moet vermeld worden waarom de gevraagde informatie nodig is.

Eenvoud voorop

Het moet even eenvoudig zijn om de gevraagde informatie via een digitaal inlichtingenformulier of door foto’s door de bewoners aan te kunnen leveren. Van al bekende gegevens mag alleen worden gevraagd of deze nog correct zijn.

Privacy van belang bij foto’s

In de instructie moet het belang van privacy nadrukkelijk duidelijk zijn aangegeven. Foto’s met privacygevoelige informatie worden niet gebruikt en direct verwijderd. Zo mogen er geen personen op foto’s staan en mogen er geen foto’s waar foto’s met personen op staan worden aangeleverd. Ook kenmerken van geloofsovertuigingen mogen niet op beeld staan. Foto’s met bijzondere persoonsgegevens, zoals etnische afkomst of seksuele gerichtheid, worden eveneens direct verwijderd.

Kenmerken inzake onroerend goed

Het is de bedoeling dat aan de hand van de foto’s kenmerken inzake de woning duidelijk worden. Zo kan een foto bijvoorbeeld wel trappen of muren bevatten, maar geen meubels of schilderijen.

Bewaren van foto’s 

Alleen foto’s die verband houden met secundaire kenmerken van de woning, mogen maximaal 7 jaar worden bewaard.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zo verwerkt u aftrek AOV-premie in uw aangifte

Veel ondernemers hebben een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) afgesloten. Bij een ongeluk of ziekte hebben ze dan recht op een uitkering. De premie is meestal aftrekbaar, maar dat wordt in de aangifte niet altijd goed verwerkt. De Belastingdienst heeft daarom een aantal aandachtspunten op een rij gezet.

Aftrek premie

Euro

De premie van een AOV is aftrekbaar als u verzekeringnemer, verzekerde én begunstigde bent. Ook moet er sprake zijn van een periodieke uitkering bij ziekte, ongeval of invaliditeit. U trekt de premie in uw aangifte af als ‘uitgave voor andere inkomensvoorzieningen’. Trek de premie niet af van de winst, dat is niet correct en u zou zichzelf dan tekort doen vanwege de mkb-winstvrijstelling waardoor de aftrek in 2023 14% minder voordeel oplevert.

Uitkering belast

Krijgt u bij arbeidsongeschiktheid een uitkering, dan is deze belast. Uw verzekeraar houdt hierop loonheffingen in. Controleer of dit is opgenomen bij uw vooraf ingevulde aangifte. Als met een tussenpersoon betreft verzekeringen wordt gewerkt, verloopt dit namelijk niet altijd goed.

Vof of maatschap

Is een AOV-verzekering afgesloten via een vof of maatschap, dan dient de premie per vennoot of maat in diens eigen aangifte in aftrek te worden gebracht. Ook nu moet de premie dus niet van de winst worden afgetrokken, maar zoals eerder benoemd als ‘uitgave voor andere inkomensvoorzieningen’. Ook bij een uitkering wordt deze aan de betreffende vennoot of maat toegerekend, los van de vraag aan wie de uitkering is uitbetaald.

Let op! Is de maat of vennoot een rechtspersoon, zoals een bv, dan kan de dga de premies alleen aftrekken als hij de verzekerde en begunstigde is, én daarnaast als premieverschuldigde op de verzekering wordt aangetekend.

Eigen bv

Sluit de eigen bv een AOV af voor zijn dga, dan is de premie niet aftrekbaar. Ook niet als de bv de verschuldigde premie met de dga verrekent. Zorg dus dat de dga verzekeringnemer, verzekerde en begunstigde is.

Semicollectief

Bij opdrachtgevers en -nemers komt het voor dat de opdrachtgever voor de opdrachtnemers een AOV afsluit en dit verrekent met de prijs. De premie is voor de opdrachtnemers dan niet aftrekbaar. Zorg daarom dat de opdrachtnemer als premieverschuldigde op de verzekering wordt aangetekend.

Werkgever betaalt premie

Als een werknemer via zijn werkgever tegen arbeidsongeschiktheid is verzekerd, kan de werkgever de betaalde premies in mindering brengen op het brutoloon. De werknemer kan ze dan niet zelf ook nog in zijn aangifte in aftrek brengen. Controleer dit, zodat er geen sprake is van dubbele aftrek.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welke rente en kosten voor de eigen woning mag of moet u aftrekken?

De Belastingdienst heeft een tweetal standpunten ingenomen over de aftrek van rente en kosten van een eigen woning in uw aangifte inkomstenbelasting. Het betreft de aftrekbaarheid van advies- en afsluitkosten en over de keuze om al dan niet de rente voor de eigen woning in aftrek te brengen.

Advies- en afsluitkosten aftrekbaar

Woning

Heeft u voor de aankoop of onderhoud van uw eigen woning een geldlening – meestal een hypotheek –  afgesloten, dan kunt u de rente die u betaalt, onder voorwaarden, aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting. Als uw rentevastperiode afloopt of u tussentijds uw rente wilt wijzigen, moet u vaak advies- en afsluitkosten betalen aan de geldverstrekker. De Belastingdienst heeft bevestigd dat deze advies- en afsluitkosten dan ook aftrekbaar zijn in uw aangifte inkomstenbelasting.

Advies- en afsluitkosten niet aftrekbaar

De advies- en afsluitkosten zijn niet aftrekbaar als deze betrekking hebben op een lening met betrekking tot een eigen woning die uiteindelijk toch niet wordt afgesloten. Hetzelfde geldt als u advieskosten betaalt voor de aanpassing van uw lening voor uw eigen woning, terwijl de aanpassing uiteindelijk niet plaatsvindt. Ook dan kunt u de advieskosten niet in aftrek brengen volgens de Belastingdienst.

Geen keuzerecht aftrekbare rente en kosten eigen woning

Als u een geldlening heeft afgesloten voor de aankoop of onderhoud van uw eigen woning en deze geldlening voldoet aan de voorwaarden voor renteaftrek in de aangifte inkomstenbelasting, dan moét u die renteaftrek ook toepassen. De Belastingdienst heeft bevestigd dat u er niet voor kan kiezen om de rente niet in aftrek te brengen.

Aanpassen geldlening?

U kunt er misschien wel voor kiezen om de geldlening te wijzigen zodat deze niet meer voldoet aan de voorwaarden. Op dat moment is de rente dan niet meer aftrekbaar. Voordat u zo’n keuze maakt is het verstandig om te overleggen met een van onze adviseurs over de bijkomende fiscale gevolgen van de keuze.

Let op! Is uw geldlening oorspronkelijk afgesloten vóór 1 januari 2013, dan kunt u niet door aanpassing van de geldlening ervoor zorgen dat de rente niet meer aftrekbaar is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Stimuleringsregelingen voor innovatie

Innovatie is het sleutelwoord voor de toekomst, want stilstand is achteruitgang. Niet voor niets stimuleert de overheid bedrijven die innoveren met allerlei stimulerings- en financieringsregelingen. Bent u benieuwd of innovatie ook voor uw onderneming loont?

Wat is innovatie?

Medisch

Als ondernemer bent u op zoek naar mogelijkheden om de toegevoegde waarde van uw bedrijf te vergroten. U denkt na over hoe u producten, diensten en processen kunt verbeteren en vernieuwen. U speelt in op nieuwe vragen vanuit de markt. Want op die manier bent u succesvol, doen klanten graag zaken met u en heeft de concurrent het nakijken.

Een rondje op internet leert ons dat innovatie gelijkstaat aan vernieuwing. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het begrip innovatie te omschrijven als: alle activiteiten die gericht zijn op vernieuwing in een bedrijf. Innovaties kunnen volgens het CBS zowel technologisch als niet-technologisch van aard zijn. Bij technologische innovatie gaat het om het vernieuwen dan wel sterk verbeteren van producten, diensten of de processen waarmee producten en diensten worden voortgebracht. Van niet-technologische innovatie is bijvoorbeeld sprake bij vernieuwingen in de organisatie.

WBSO voor speur- en ontwikkelingswerk

Een van de belangrijkste fiscale stimuleringsregelingen voor innovatie is de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Met de WBSO kunt u de loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) binnen uw bedrijf verlagen, maar ook de overige S&O-kosten en -uitgaven.

Ook als zelfstandig ondernemer kunt u gebruikmaken van de WBSO. U moet dan wel minimaal 500 uren per jaar besteden aan S&O.

Welke projecten komen in aanmerking?

Onder de WBSO vallen twee soorten projecten:

  • ontwikkeling van technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, fysieke productieprocessen of programmatuur;
  • technisch-wetenschappelijk onderzoek.

Werkgevers kunnen een afdrachtvermindering van loonbelasting krijgen voor werknemers die (gekwalificeerd) S&O-werk verrichten. Een ondernemer die S&O-werk verricht, kan de aftrek speur- en ontwikkelingswerk toepassen. Aftrek of afdrachtvermindering kan echter alleen als de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een S&O-verklaring heeft afgegeven. Als werkgever kunt u maximaal vier keer per jaar een digitale WBSO-aanvraag indienen. Bent u zelfstandig ondernemer, dan geldt dit maximum niet.

U kunt uw aanvraag uiterlijk de dag voorafgaand aan de aanvraagperiode indienen. Start uw aanvraagperiode op 1 mei? Dien uw aanvraag dan uiterlijk 30 april in. Hierop is één uitzondering: start de aanvraagperiode op 1 januari, dan moet u uw aanvraag uiterlijk 20 december het jaar ervoor indienen.  U mag vier keer per jaar een aanvraag indienen.
Bent u een zelfstandig ondernemer zonder personeel? Dan start de aanvraagperiode vanaf de datum dat u de aanvraag indient tot het einde van het kalenderjaar.

Let op! De uiterste termijnen voor het indienen van een aanvraag voor de WBSO in 2024 zijn:
– 30 september 2024 voor ondernemers die werknemers in dienst hebben (u wilt WBSO aanvragen voor het laatste kwartaal van 2024);
          – 30 september 2024 voor zelfstandigen (u wilt WBSO aanvragen voor 2024).

Door de samenvoeging van de RDA (Research & Developmentaftrek) met de WBSO moet u als werkgever (S&O-inhoudingsplichtige) bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2024 aangeven of u kiest voor het werkelijke bedrag aan kosten en uitgaven of voor een forfaitair bedrag.

Wat levert het op?

De S&O-afdrachtvermindering bedraagt in 2024 32% van de totaal gemaakte S&O-(loon)kosten en uitgaven voor zover deze niet meer bedragen dan € 350.000, en 16% over het meerdere. Er geldt geen maximum voor de S&O-afdrachtvermindering.

De S&O-aftrek voor de ondernemer bedraagt in 2024 € 15.551. 

Is de verschuldigde loonheffing in een aangiftetijdvak niet voldoende om een evenredig deel van de S&O-afdrachtvermindering te kunnen verrekenen, dan mag u een restant verrekenen met andere aangiftetijdvakken die vallen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring betrekking heeft.

Extra budget voor startende ondernemingen

Werkgevers die als starter worden aangemerkt, krijgen een S&O-afdrachtvermindering van 40% in plaats van 32% over de eerste € 350.000 van de totale S&O-(loon)kosten en uitgaven. Startende zelfstandigen krijgen een extra S&O-aftrek van € 7.781.

S&O-administratie

U bent verplicht om een S&O-administratie bij te houden van de uitvoering van uw projecten. Uit deze administratie moet blijken welke S&O-werkzaamheden zijn verricht en hoeveel tijd daaraan is besteed. De bewaartermijn van de administratie is zeven jaar. Heeft u bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2024 gekozen voor ‘werkelijke kosten en uitgaven’ en niet voor een forfaitair bedrag, dan moet u ook hiervoor een administratie bijhouden. Binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar moet u het aantal gerealiseerde S&O-uren en de eventuele werkelijk gemaakte kosten en uitgaven per S&O-verklaring melden aan RVO.nl.

Alle informatie over de WBSO vindt u terug op de website www.rvo.nl.

Innovatiebox in de vennootschapsbelasting

Heeft u voor uw eigen innovatie een S&O-verklaring ontvangen en onderneemt u in de vennootschapsbelasting, dan is de innovatiebox wellicht interessant voor u. De winsten die u maakt met innovatieve activiteiten kunt u onderbrengen in de innovatiebox. U betaalt dan aanzienlijk minder belasting: in plaats van het maximale belastingtarief van 25,8% geldt een effectief tarief van 9%. De voorwaarden zijn streng en er geldt een boxdrempel. U kunt elk jaar beslissen of u gebruik gaat maken van de innovatiebox.

U heeft alleen toegang tot de innovatiebox als u beschikt over een S&O-verklaring. Grote bedrijven (netto(groeps)omzet € 250 miljoen of meer in vijf jaar en bruto voordelen uit innovatieve activa van € 37,5 miljoen in vijf jaar) hebben naast een S&O-verklaring nog een tweede toegangsticket nodig (bijvoorbeeld een octrooi).

Nexusbenadering

De Nexusbenadering betekent kort gezegd een beperking als u (een deel van) de S&O-activiteiten uitbesteedt aan een verbonden lichaam, oftewel een ander bedrijfsonderdeel. De voordelen die aan dit uitbestede deel zijn toe te rekenen, komen niet voor de innovatiebox in aanmerking.

Forfaitaire regeling

Kunt u de innovatiebox toepassen, dan mag u ook kiezen voor een forfaitaire regeling. Deze houdt in dat u 25% van uw totale winst mag aanmerken als voordeel voor de innovatiebox. De forfaitaire regeling kent een maximum van € 25.000. U kunt maximaal drie jaar gebruikmaken van deze forfaitaire regeling.

Financieringsregelingen voor innovatie

De ontwikkeling van nieuwe producten, diensten en processen is duur. Heeft u een innovatief idee, maar beschikt uw bedrijf niet over de benodigde financiële middelen, dan biedt wellicht het Innovatiekrediet voor u uitkomst. Hiermee kunnen veelbelovende innovatietrajecten worden gefinancierd. Het is een risicodragend krediet. Tot 2022 varieerde de rente van 7 tot 10%, afhankelijk van het risicoprofiel en het type ontwikkelingsproject. Vanaf 2022 geldt een nieuwe rentestructuur voor terugbetaling van het Innovatiekrediet. Deze bestaat uit rente plus een vaste opslag over het vastgestelde krediet. Het rentepercentage voor 2023 is 3% samengestelde rente. Daarbij komt een eenmalige vaste opslag van 15% voor technische projecten en 25% voor klinische projecten. Over deze opslag betaalt u géén rente. De aanpassing van de structuur is per 1 januari 2022 ingegaan voor nieuwe aanvragen.

Verhogingsaanvragen voor kredieten die voor 1 januari 2022 zijn toegekend, behouden de oorspronkelijke rentestructuur. Ook voor Innovatiekredieten die tot 31 december 2021 zijn toegekend, blijft de oude rentestructuur van kracht. De nieuwe rentestructuur is met name gunstig voor langlopende kredieten. Betaalt u een krediet echter snel terug, dan betaalt u per saldo meer dan vóór 2022.

Garantiestelling

Er zijn meer financiële regelingen vanuit de overheid. Om uw toegang tot kredieten te vergemakkelijken, biedt de overheid diverse garantieregelingen. Door de garantiestelling zal een kredietverstrekker eerder bereid zijn u een lening te verstrekken. Beschikt u als innovatieve ondernemer over een S&O-verklaring, dan biedt de overheid binnen de regeling Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) een aanvullende garantieregeling. In de reguliere regeling betreft het borgstellingskrediet 50% van het krediet dat de bank verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van dit borgstellingskrediet.

De BMKB is verruimd tot en met 1 juli 2027. Bedrijven met een kredietbehoefte tot € 333.333 kunnen driekwart financieren met BMKB-krediet en dus niet op maximaal de helft van de kredietverstrekking. Verder is het maximum van het BMKB-krediet tijdelijk verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5 miljoen.

Ook is de BMKB verruimd voor investeringen inzake verduurzaming, de BMKB-G (Groen). Deze verruiming is bedoeld voor mkb-ondernemingen met hooguit 250 personeelsleden. Met deze verruiming is de omvang van het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50% naar 75% van het kredietbedrag. De regeling is toepasbaar op:

  • Bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar tenminste Label C

Subsidieregelingen voor innovatie

Naast subsidies in de vorm van fiscaal voordeel of krediet zijn er ook subsidies in de vorm van een financiële bijdrage. Er zijn subsidies voor onderzoek en ontwikkeling, subsidies voor samenwerking en innovatie, subsidies die speciaal voor uw branche gelden en provinciale subsidies voor innovatie. Voor meer informatie over subsidies kunt u naast www.rvo.nl ook terecht op www.ondernemersplein.nl.

Voor als het u duizelt

In het voorgaande hebben wij een aantal regelingen voor u op het gebied van innovatie op een rij gezet. Maar er zijn nog zo veel meer! Wij kunnen ons voorstellen dat u wel wilt innoveren, maar dat u niet precies weet welke mogelijkheden u heeft en welke stappen u moet nemen. Bovendien moet u erop bedacht zijn dat het gaat om veelal ingewikkelde regelingen met vaak een beperkt budget. Win daarom informatie bij ons in. Wij helpen u graag verder!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Corrigeer uw btw 2023 vóór 1 april 2024

Heeft u nog niet alle btw over 2023 op de juiste wijze afgedragen aan de Belastingdienst? U kunt dit dan corrigeren met een suppletie. Als u dit vóór 1 april 2024 doet, brengt de Belastingdienst geen rente in rekening.

Suppletie

Euro

Een suppletie btw dient u in als u in uw btw-aangiften 2023 te weinig btw aangaf en daardoor ook te weinig btw afdroeg aan de Belastingdienst. U kunt een suppletie alleen digitaal doen.

Let op! Een suppletie dient u ook in als u te veel btw afdroeg aan de Belastingdienst en dus nog geld tegoed heeft van de Belastingdienst.

Bedrag maximaal € 1.000

Moet u nog maximaal € 1.000 btw afdragen over 2023 of krijgt u nog maximaal € 1.000 btw terug over 2023, dan mag u dit ook in uw eerstvolgende btw-aangifte verwerken. U hoeft dan dus niet apart een suppletie in te dienen.

Vóór 1 april 2024

Het is verstandig om uw suppletie btw 2023 vóór 1 april 2024 in te dienen. De Belastingdienst berekent dan namelijk geen belastingrente over de btw die u nog moet betalen. Dat scheelt weer, want de belastingrente bedraagt vanaf 1 januari 2024 7,5%.

Let op! Dient u uw suppletie btw 2023 na 31 maart 2024 in, dan berekent de Belastingdienst de 7,5% belastingrente vanaf 1 januari 2024!

Is uw suppletie btw 2023 een te ontvangen bedrag? Dan ontvangt u in principe geen belastingrente van de Belastingdienst. Dit is alleen anders als de Belastingdienst vanaf 1 april 2024 niet binnen acht weken na het indienen van de suppletie btw 2023 een beslissing hierover neemt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Handhaving schijnzelfstandigheid in 2024 en vanaf 2025

De Belastingdienst heeft nog steeds de ambitie om per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium arbeidsrelaties op te heffen. Onlangs zijn het handhavingsplan 2024, een perspectiefnota en een memo met richtlijnen over de verhouding tussen een aanwijzing in de loonbelasting en de omzetbelasting en inkomstenbelasting gepubliceerd.

Arbeidsrelaties

Administratie

Het kabinet vermoedt dat in te veel gevallen de inzet van zzp’ers niet in lijn is met wet- en regelgeving en dat sprake is van schijnzelfstandigheid. De beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst (werknemer) of een overeenkomst van opdracht (zzp’er) ligt in beginsel bij de opdrachtgever en de werkende. In de praktijk is dit een lastige beoordeling.

Herstel balans

Zowel in het handhavingsplan arbeidsrelaties 2023 als in de perspectiefnota zijn onder meer de al eerder door het kabinet aangekondigde drie lijnen opgenomen waarlangs het kabinet de balans wil herstellen:

  1. Een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen;
  2. Verduidelijking van de regels omtrent de beoordeling van arbeidsrelaties en de introductie van een rechtsvermoeden;
  3. Verbetering van de handhaving op schijnzelfstandigheid en het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 via drie sporen:
    a. Actieve samenwerking met de markt;
    b. Specifieke aandacht voor risicovolle posten;
    c. Reguliere klantbehandeling.

Handhaving arbeidsrelaties in 2024

Constateert de Belastingdienst dat sprake is van een dienstbetrekking? Ook in 2024 legt de Belastingdienst alleen bij kwaadwillendheid correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en eventueel boetes op.

Het handhavingsmoratorium betekent dat de Belastingdienst in alle andere gevallen alleen een aanwijzing geeft, die u dan wel moet opvolgen. Meestal krijgt u drie maanden de tijd om de arbeidsrelatie als dienstbetrekking te verwerken in de loonaangifte. U kunt ook kijken of u de arbeidsrelatie anders vorm kunt geven, zodat sprake is van werken buiten dienstbetrekking. 

Handhavingsplan arbeidsrelaties 2024 en 2025

In het handhavingsplan arbeidsrelaties 2024 wordt de tranche voor 2024 ‘Op weg naar opheffing van het handhavingsmoratorium’ nader uitgewerkt. Nu de ambitie is om het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 op te heffen, zal het handhavingsplan 2025 waarschijnlijk als tranche ‘Handhaven zonder handhavingsmoratorium’ krijgen.

Aan de slag met de beoordeling van arbeidsrelaties

Met het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025, zal de Belastingdienst vanaf die datum bij een onjuiste kwalificatie van een arbeidsrelatie zich niet meer beperken tot het geven van een aanwijzing. De Belastingdienst kan vanaf die datum in alle gevallen weer correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen. In voorkomende gevallen kan vanaf 1 januari 2025 ook een boete worden opgelegd.

Tip! Het is verstandig om aan de slag te gaan met de beoordeling van uw verschillende arbeidsrelaties. Is er sprake van schijnzelfstandigheid binnen uw onderneming of van overeenkomsten van opdracht bij het werken met zzp’ers? Onze adviseurs helpen u graag bij deze in de praktijk lastige beoordeling.

Richtlijnen gevolgen voor omzetbelasting en inkomstenbelasting

De Belastingdienst heeft ook een memo gepubliceerd waarin richtlijnen zijn opgenomen voor medewerkers van de Belastingdienst over de verhouding tussen een aanwijzing in de loonbelasting en dat er sprake is van een dienstbetrekking tot de omzetbelasting en inkomstenbelasting. Grofweg komen die richtlijnen op het volgende neer:

  1. Als een opdrachtgever van de Belastingdienst een aanwijzing krijgt dat er sprake is van een dienstbetrekking, dan werkt dit in beginsel ook door naar de inkomstenbelasting. Daarbij is de kwalificatie in de inkomstenbelasting ook afhankelijk van de overige feiten en omstandigheden bij de opdrachtnemer. In beginsel onderneemt de Belastingdienst bij de opdrachtnemer geen actie op belastingjaren die liggen vóór het moment van de aanwijzing.
  2. Als een opdrachtgever van de Belastingdienst een aanwijzing krijgt dat er sprake is van een dienstbetrekking, dan kan dit ook gevolgen hebben voor de btw-positie van de opdrachtgever en de opdrachtnemer. De Belastingdienst gaat terughoudend om met het corrigeren van de btw-positie van de opdrachtgever en opdrachtnemer in de tijdvakken die liggen vóór het moment van de aanwijzing.
Posted in Niet gecategoriseerd

Alternatieven voor toeslagen en kindregelingen onder de loep

Het kabinet heeft een tweetal rapporten uitgebracht waarin nader wordt ingegaan op alternatieven voor toeslagen en voor kindregelingen. De rapporten komen voort uit de wens om bestaande regelingen eenvoudiger te maken, deze meer zekerheid te laten bieden en de huidige nadelen ervan zoveel mogelijk te beperken.

Toeslagen

Kinderwagen

In het rapport inzake toeslagen is voor de huidige huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget een groot aantal alternatieven onderzocht. De onderzochte opties zijn het afschaffen van de toeslagen, het aanpassen en het vereenvoudigen ervan. Van de alternatieven is ook nagegaan welke maatregelen de komende jaren al kunnen worden uitgevoerd. Er bestaat er grote samenhang met andere regelingen en aan elk alternatief kleven voor- en nadelen. Er is in dit rapport niet gezocht naar alternatieven voor de kinderopvangtoeslag.

Alternatieven

De in kaart gebrachte alternatieven zijn divers. Zo is bij de huurtoeslag onder meer gekeken naar de mogelijkheid deze af te schaffen en te vervangen door huurmatiging via de verhuurder. Bij de zorgtoeslag is onder meer het alternatief onderzocht deze te vervangen door een verlaging van de nominale premie. Voor wat betreft het kindgebonden budget is onder andere gedacht aan een volledig inkomensafhankelijke uitkering en aan een volledig inkomensonafhankelijke uitkering.

Belastingvereenvoudiging

Het rapport gaat ook summier in op een belastingvereenvoudiging in de vorm van het afschaffen van alle aftrekposten en heffingskortingen. Het rapport laat zich niet uit over de haalbaarheid hiervan. Zo blijkt dat ongeveer één op de zes belastingplichtigen door de vereenvoudiging er meer dan 5% in inkomen op achteruit gaat.

Kindregelingen

Bij de onderzochte kindregelingen gaat het om de kinderbijslag en om het kindgebonden budget. Ook voor deze regelingen bestaat de wens deze eenvoudiger te maken, zodat ouders meer zekerheid krijgen omtrent de te ontvangen bedragen. Op deze manier moet onder andere zoveel mogelijk voorkomen worden dat ouders te veel ontvangen bedragen terug moeten betalen.

Eén regeling

Genoemde kindregelingen zouden vervangen kunnen worden door één regeling. Daarbij is gekeken naar regelingen die al dan niet afhankelijk zijn van het inkomen en naar een variant waarbij dit ten dele het geval is. Daarbij biedt een inkomensonafhankelijke regeling de meeste zekerheid, maar sluit het minste aan bij de noodzaak van een financiële ondersteuning.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Zonnepanelen op uw woning

Overweegt u om zonnepanelen op uw privéwoning te plaatsen? Dan betaalt u als particulier geen btw meer. Wat zijn de regels hieromtrent? En wat als u als ondernemer vanuit huis werkt en ook zonnepanelen wilt? Wat zijn dan de fiscale mogelijkheden? En hoe zit het met de salderingsregeling? Op deze vragen gaan we in deze Advieswijzer in.

Btw op zonnepanelen

Zonnepanelen

Vanaf 1 januari 2023 geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen op of bij een woning een btw-tarief van 0%. Hieraan zijn wel de nodige voorwaarden verbonden. De verlaging van het btw-tarief naar 0% betekent dat het voor de meeste particulieren voordeliger is om niet btw-plichtig te zijn. U kunt immers geen btw meer verrekenen, aangezien er op de aangeschafte zonnepanelen geen btw rust. Bent u wél btw-plichtig, dan moet u btw betalen over de door u zelf opgewekte en verbruikte energie én over de door u zelf opgewekte energie die u teruglevert aan uw energiebedrijf.

Wanneer 0% btw?

Het btw-tarief van 0% geldt voor niet-geïntegreerde zonnepanelen. Dit zijn zonnepanelen die niet tevens dienen als dakbedekking. Voor geïntegreerde zonnepanelen geldt het 0%-tarief op nieuwbouwwoningen, maar alleen als uitsluitend de zonnepanelen geleverd of geïnstalleerd worden. Worden zowel de zonnepanelen als de nieuwbouwwoning geleverd, dan gaan de zonnepanelen deel uitmaken van de woning en dient het normale tarief van 21% op zowel de woning als de zonnepanelen toegepast te worden.

Het 0%-tarief geldt niet alleen voor zonnepanelen op het dak van een woning, maar ook voor de levering en installatie bij een woning. Dit betekent dat het 0%-tarief ook van toepassing is als de zonnepanelen geleverd en geïnstalleerd worden op een garage of schuur bij een woning, een serre, een aan- of uitbouw of in de tuin van een woning. Verder kan het ook gaan om een vakantiewoning of een woning van een bedrijf aan huis, indien de zonnepanelen ook privé worden gebruikt. Ten slotte vallen ook zonnepanelen die een Vereniging van Eigenaren koopt voor op een appartementencomplex onder het 0%-tarief.

Hoe blijft u buiten de btw-plicht?

Zoals aangegeven, is het voor de meeste particulieren tegenwoordig voordelig om niet btw-plichtig te zijn. Fiscaal moet hierbij onderscheid worden gemaakt in twee situaties. In de eerste situatie gaat het erom dat uw jaaromzet aan energie maximaal € 1.800 bedraagt. Deze situatie is het eenvoudigst, omdat u dan fiscaal geen actie hoeft te ondernemen. U hoeft zich dus ook niet bij de Belastingdienst te melden.

Bedraagt uw jaaromzet aan energie meer dan € 1.800, maar niet meer dan € 20.000, dan kunt u gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (KOR). Dit zal het geval zijn als het opwekvermogen van uw installatie meer is dan 15.000 Wattpiek. Ook bij de KOR brengt u geen btw in rekening en kunt u zelf ook geen btw in aftrek brengen. Particulieren die maximaal € 20.000 aan stroom opwekken, kunnen dus van de KOR gebruikmaken. Dat geldt ook voor ondernemers met een omzet – inclusief de door de zonnepanelen opgewekte stroom – van maximaal € 20.000. Als u van de KOR gebruik wilt maken, moet u zich wel aanmelden bij de Belastingdienst.

Let op! Kiest u voor toepassing van de KOR (bij een omzet tussen € 1.800 en € 20.000), dan geldt deze minimaal voor drie jaar. Bent u ondernemer en investeert u binnen deze periode, dan kunt u de op deze investeringen rustende btw dus niet terugvragen. Houd hier rekening mee.

Teruggave btw op deel van woning?

Lange tijd speelde de vraag of naast de btw op zonnepanelen ook een deel van de btw op de bouwkosten van een woning aftrekbaar zou zijn, omdat de woning nodig is voor het plaatsen van de zonnepanelen. Inmiddels is duidelijk dat aftrek van een deel van de btw op de bouwkosten van een woning over het algemeen niet mogelijk is. De Hoge Raad oordeelde namelijk dat een particulier die een woning laat bouwen deze bouwkosten hoe dan ook maakt, ook als er geen zonnepanelen op geplaatst zouden worden. De bouwkosten zijn dan niet gemaakt voor het met zonnepanelen opwekken van energie en dit tegen vergoeding terugleveren. De btw over die bouwkosten kan daarom niet in aftrek komen.

Tip! Wilt u weten of in uw geval een deel van de btw op de bouwkosten van een woning mogelijk wel aftrekbaar is? Bijvoorbeeld omdat u van mening bent dat u de bouwkosten niet ‘hoe dan ook’ zou maken? Neem dan contact met ons op. Wij kunnen samen met u bekijken wat er eventueel mogelijk is.

Zzp’ers met bedrijf aan huis

Ondernemers die vanuit huis werken, zonnepanelen op hun woning installeren en een omzet hebben van meer dan € 20.000, zijn voor de levering van de met zonnepanelen opgewekte energie btw-plichtig. Dit betekent dat ze btw moeten afdragen over de opgewekte energie die ze terugleveren aan de energiemaatschappij én over de opgewekte energie die ze zelf verbruiken. Anders dan voorheen mag het af te dragen bedrag via het forfait worden bepaald als het opwekvermogen van de zonnepanelen niet meer bedraagt dan 15.000 Wattpiek per jaar. Het gebruik van het forfait is niet verplicht. Bij een hoger opwekvermogen moet de af te dragen btw zo goed mogelijk worden berekend op basis van het verbruik.

Let op! Tot 1 januari 2023 konden ondernemers het btw-bedrag niet vaststellen aan de hand van een forfait. Vanaf 1 januari 2023 is dit wel mogelijk.

Btw-forfait

Bij gebruik van het btw-forfait is het jaarlijkse opwekvermogen van de zonnepanelen bepalend, alsmede de vraag of er sprake is van geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen. Het af te dragen bedrag aan btw volgt uit onderstaande tabel.

Opwekvermogen in Wattpiek per jaar  Forfait niet-geïntegreerde zonnepanelen   Forfait geïntegreerde zonnepanelen
 0-1000  € 20  € 5
 1001-2000  € 40  € 10
 2001-3000  € 60  € 20
 3001-4000  € 80  € 30
 4001-5000  € 100  € 40
 5001-6000  € 120  € 50
 6001-7000  € 140  € 60
 7001-8000  € 160  € 70
 8001-9000  € 180  € 80
 9001-10000  € 200  € 90
 10001-11000  € 220  € 100
 11001-12000  € 240  € 110
 12001-13000  € 260  € 120
 13001-14000  € 280  € 130
 14001-15000  € 300  € 140

Let op! Als u gebruikmaakt van de forfaits, mag u geen btw in rekening brengen aan uw energieleverancier.

Tip! Als u subsidie heeft ontvangen voor de aanschaf van de zonnepanelen, hoeft hierover geen btw te worden afgedragen.

Invloed zonnepanelen op winst

Ondernemers kunnen de zonnepanelen op het dak van hun privéwoning tot hun bedrijfsvermogen rekenen. Dit kan als de zonnepanelen voor minstens 10% zakelijk worden gebruikt. Als de zonnepanelen tot het bedrijfsvermogen worden gerekend, kan hierop worden afgeschreven. Volgens een rechterlijke uitspraak bedraagt de afschrijvingstermijn twintig jaar.

Volgens een andere rechterlijke uitspraak kan op zonnepanelen niet apart worden afgeschreven en vormen ze geen zelfstandig bedrijfsmiddel, maar een onderdeel van het pand waarop ze worden geïnstalleerd. In deze uitspraak betrof het huurwoningen van een woningcorporatie. Deze situatie was echter zo bijzonder dat het onduidelijk is of hieruit moet worden afgeleid dat zonnepanelen altijd onderdeel van een gebouw uitmaken.
Worden zonnepanelen tot het bedrijfsvermogen gerekend, dan behoren de opbrengst van de energie en de energie die privé wordt verbruikt tot de winst. Dit zal zo goed mogelijk moeten worden geschat. Een andere optie kan zijn de zakelijk verbruikte energie door middel van aparte meters bij te houden.

Behalve dat op de zonnepanelen kan worden afgeschreven, komen ze ook in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Daarnaast kan op zonnepanelen – als ze in 2023 zijn aangeschaft – eenmalig versneld worden afgeschreven tot een maximum van 50%. Het restant van de aanschafprijs dient dan in de resterende negentien jaar te worden afgeschreven.

Het bovenstaande betekent dat u bij een investering in zonnepanelen vooraf zo goed mogelijk moet berekenen of u de zonnepanelen al dan niet tot uw ondernemingsvermogen gaat rekenen. Het voordeel is dat u op de zonnepanelen kunt afschrijven, kunt profiteren van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en van de faciliteit inzake versneld afschrijven. Het nadeel is dat u de energieopbrengst die u niet zakelijk verbruikt tot de winst moet rekenen. Het zal van de omstandigheden afhangen of dit voor- of nadelig voor u uitpakt. Raadpleeg hierover bij twijfel uw adviseur.

Invloed zonnepanelen op WOZ-waarde

De rechter heeft eerder beslist dat door het plaatsen van zonnepanelen de WOZ-waarde van uw pand kan toenemen. Dit betekent onder meer dat u als eigenaar een hogere aanslag OZB kunt krijgen en een hoger eigenwoningforfait moet opgeven bij de aangifte inkomstenbelasting als u over een eigen woning beschikt. Het maakt niet uit of u geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen heeft geplaatst. Ook het feit dat u de zonnepanelen weer kunt demonteren bij verhuizing is niet van belang. In de praktijk blijken voor de bepaling van de WOZ-waarde echter niet alle gemeentes rekening te houden met het al dan niet aanwezig zijn van zonnepanelen.

Zonnepanelen aangeschaft vóór 2023

Heeft u als particulier of als ondernemer uw zonnepanelen aangeschaft vóór 2023, dan is hierover 21% btw gerekend. Deze btw heeft u als particulier en als ondernemer terug kunnen vragen. U moest daartoe binnen zes maanden na het jaar van aanschaf het formulier Opgaaf zonnepaneelhouders naar de Belastingdienst zenden. Heeft u in 2022 zonnepanelen gekocht, dan moest u dit formulier dus vóór 1 juli 2023 inzenden. Na deze periode kunt u nog vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de zonnepanelen zijn gekocht, het formulier inzenden. De btw-aangifte die u daarna doet, wordt aangemerkt als een ‘ambtshalve’ teruggaveverzoek voor de btw. Wordt dit afgewezen, dan kunt u daarover niet inhoudelijk in beroep bij de rechter.

Als de zonnepanelen tot een (huwelijks)goederengemeenschap behoren, kan alleen de persoon die op de energienota staat vermeld zich aanmelden als btw-ondernemer. De factuur van de zonnepanelen moet dan ook op naam van deze persoon staan. Als de zonnepanelen niet tot een goederengemeenschap behoren, kan alleen degene die de zonnepanelen aanschaft zich aanmelden als btw-ondernemer. Ook in dit geval moet het energiecontract op naam van deze persoon zijn afgesloten. Dit is althans de werkwijze die de Belastingdienst strikt hanteert. De rechter heeft zich hierover voor zover ons bekend nog niet uitgelaten. Zou deze kwestie aan de rechter worden voorgelegd, dan zou de uitleg wel eens ruimer kunnen zijn. Maar als u nog kunt sturen op de tenaamstelling, dan is het veiliger om de werkwijze van de Belastingdienst aan te houden.

KOR

Bent u aangemeld als ondernemer, dan moet u over de energieopbrengst btw afdragen. U kunt hieraan ontkomen door na het jaar van aanschaf te kiezen voor de KOR, de kleineondernemersregeling. Dit kan echter alleen als uw jaaromzet niet meer dan € 20.000 bedraagt. Daarom zal het voor veel zzp’ers niet mogelijk zijn om voor de KOR te kiezen.

Salderingsregeling

Nederland kent de zogenaamde salderingsregeling. Hierbij wordt de door u geleverde stroom verrekend met de door u afgenomen stroom. Ook in het geval van saldering is echter sprake van een vergoeding voor de door u geleverde stroom. Zelfs indien u meer stroom verbruikt dan u levert, bent u in principe ook gewoon btw-ondernemer. In de praktijk zullen er immers altijd momenten zijn dat u meer stroom opwekt dan u op dat moment verbruikt. Het maakt overigens niet uit of u een zogenaamde slimme meter heeft of niet. Voor alle meters geldt een vergoeding.

Afbouw salderingsregeling?

De salderingsregeling zou vanaf 2025 geleidelijk worden afgebouwd. De Eerste Kamer heeft echter niet met het voorstel ingestemd, zodat de salderingsregeling voorlopig ongewijzigd wordt voortgezet.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer teruggave btw thuisbatterij?

Het aantal particulieren dat een thuisbatterij aanschaft, neemt steeds meer toe. Onlangs kwam de vraag aan de orde of, en zo ja wanneer, de btw op een dergelijke batterij kan worden teruggevraagd. Volgens de Belastingdienst is dit lang niet altijd het geval.

Thuisbatterij

Zonnepanelen

Met een thuisbatterij kan stroom tijdelijk worden opgeslagen en later worden gebruikt. Aanschaf en gebruik van thuisbatterijen nam toe onder eigenaren van zonnepanelen toen het ernaar uitzag dat de salderingsregeling op termijn zou worden afgeschaft. Het voorstel tot afschaffing is echter onlangs door de Eerste Kamer niet aanvaard.

Alleen bij trading

Bij een aantal thuisbatterijen kan de stroom ook worden geleverd aan de energiemaatschappij. Volgens de Belastingdienst kan de btw op een thuisbatterij alleen worden teruggevraagd als er in energie wordt gehandeld met een energiemaatschappij, het zogenaamde traden. Er wordt dan energie ingekocht op momenten dat de prijs laag is en weer wordt teruggeleverd aan de energiemaatschappij op momenten dat de prijs juist hoger is. Hiervoor is een zogenaamd dynamisch energiecontract nodig. Om de btw op de aanschaf en de levering te kunnen verrekenen moet je ondernemer zijn voor de btw. 

Eigenaar van zonnepanelen

Eigenaren van zonnepanelen gebruiken een thuisbatterij vaak om zelf opgewekte stroom later te kunnen gebruiken of terug te leveren. De btw op die thuisbatterij is niet terug te vragen omdat er geen sprake is van traden. Eigenaren van zonnepanelen maken daarbij vrijwel altijd gebruik van de kleineondernemersregeling (KOR). Ook die regeling staat verrekening van de btw in de weg. De KOR geldt namelijk voor ten minste drie jaar, en gedurende deze drie jaar kan er geen btw-aangifte gedaan worden.

Let op! Per 2023 vallen zonnepanelen op en in de nabijheid van woningen onder een speciale 0% btw-regeling. Dit geldt niet voor thuisbatterijen.

Kanttekeningen

Bij de aftrek van btw voor de thuisbatterij passen verder nog enkele kanttekeningen. Wordt namelijk niet van de KOR gebruikgemaakt, dan moet er rekening mee worden gehouden dat ook over het privégebruik van energie btw moet worden afgedragen. Alleen als met een afzonderlijke aansluiting aangetoond wordt dat de thuisbatterij puur zakelijk gebruikt wordt, kan dit worden voorkomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tien tips voor uw aangifte inkomstenbelasting 2023

Voor het jaar 2023 moet weer een aangifte inkomstenbelasting ingediend worden. Waar moet u op letten als u zichzelf niet tekort wilt doen? Tien aandachtspunten op een rij.

1. Voorkom belastingrente!

Euro

Als uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2023 of vennootschapsbelasting 2023 niet voor 1 mei 2024 is aangevraagd en de voorlopige aanslag een dagtekening heeft van ná 30 juni 2024, wordt aan u belastingrente in rekening gebracht. Deze belastingrente bedraagt 7,5% voor de inkomstenbelasting en 10% voor de vennootschapsbelasting. Het is daarom belangrijk om te zorgen voor een tijdige, maar ook juiste voorlopige aanslag ter voorkoming van deze rente. Als uw definitieve aanslag namelijk hoger is dan uw voorlopige aanslag, betaalt u over dit verschil vanaf 1 juli 2024 ook 7,5% rente bij de inkomstenbelasting en 10% bij de vennootschapsbelasting.

Tip! Overleg met ons over de hoogte van uw inkomen in 2023 en de winst die u of uw bv maakte. Op die manier kunnen we samen zorgen dat de voorlopige aanslag in ieder geval niet te laag is.

2. Box 3 op basis van werkelijk rendement?

Momenteel loopt een aantal rechtszaken bij de Hoge Raad over box 3. De rechtszaken gaan over de jaren tot en met 2022, maar zullen ook gelden voor de box 3-heffing in 2023. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke inkomen uit uw vermogen als dit lager is dan het inkomen dat volgt uit de wettelijke bepalingen. Dat zou voor u een gunstige ontwikkeling kunnen zijn als uw werkelijke inkomen inderdaad lager is. Uiteraard houden wij de ontwikkelingen voor u in de gaten en brengen wij u op de hoogte als er meer nieuws is.

3. Laat heffingskortingen niet verloren gaan

Personen zonder eigen inkomsten of met geringe eigen inkomsten, kunnen hun heffingskortingen niet (volledig) benutten. Alleen iemand die vóór 1 januari 1963 geboren is kan voor het jaar 2023 nog maximaal € 3.070 algemene heffingskorting uitbetaald krijgen, op voorwaarde dat de partner voldoende belasting verschuldigd is. In alle andere gevallen kan het verstandig zijn een deel van het inkomen van de partner met inkomsten in box 2 (o.a. dividend) of box 3 (vermogen) aan deze personen toe te rekenen. Op die manier zijn deze personen wel belasting verschuldigd, maar wordt deze verminderd  door de heffingskorting. De heffingskorting gaat dan niet verloren en de partners zijn in totaal hierdoor minder belasting verschuldigd. Uiteraard zullen wij hier bij het invullen van uw aangifte rekening mee houden.

4. Hypotheekrente optimaal aftrekken

Heeft u een eigen woning, een partner en betaalt u hypotheekrente? Zorg er dan voor dat u de aftrek optimaal verdeelt. Bij partners die met hun inkomen in andere tariefgroepen vallen, is aftrek bij de partner die in de hoogste tariefgroep valt meestal niet voordelig. Dit vanwege het feit dat de aftrek van hypotheekrente in 2023 beperkt is tot maximaal 36,93% en dat de aftrek bij de partner met de laagste tariefgroep leidt tot een hogere heffingskorting. Bij het invullen van uw aangifte berekent uw adviseur altijd de optimaalste verdeling van de aftrekposten.

5. Willekeurig afschrijven

Heeft u in 2023 geïnvesteerd in een nieuw bedrijfsmiddel, dan kunt u met betrekking tot de meeste bedrijfsmiddelen over maximaal 50% willekeurig afschrijven. Hierdoor schrijft u in 2023 meer af, in de jaren erna juist minder. Dit kan voordelig zijn, met name als u over uw winst dit jaar meer belasting betaalt dan waarschijnlijk de komende jaren het geval zal zijn. Is dit niet zo, dan is willekeurig afschrijven juist een minder goed idee. Bij het opmaken van de jaarrekening 2023 bespreken wij met u of willekeurig afschrijven in uw geval mogelijk en verstandig is.

Let op! Ten aanzien van investeringen zijn er nog meer fiscale regelingen. Heeft u in 2023 geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel dat op de milieulijst of de energielijst 2023 stond? En heeft u binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting een melding gedaan bij RVO? Laat ons dat dan weten. Wij kunnen dan in de aangifte rekening houden met de MIA of EIA en mogelijk de VAMIL. Ook de KIA passen wij uiteraard, indien mogelijk, toe.

6. Middelingsregeling

Als u in 2023 een veel hoger of veel lager inkomen heeft dan in eerdere jaren of dan u in 2024 verwacht, kunt u mogelijk gebruikmaken van de middelingsregeling. Bij de middelingsregeling wordt uw inkomen over drie jaren gemiddeld, waarna opnieuw de belasting berekend wordt over de gemiddelde inkomens. Deze belasting wordt vergeleken met de verschuldigde belasting over het werkelijke inkomen in die drie jaren. Na aftrek van een drempel heeft u dan mogelijk recht op teruggaaf van het verschil.

Let op! De middelingsregeling is voor het laatst mogelijk voor het tijdvak 2022, 2023 en 2024. U kunt dus niet meer middelen over de jaren 2023, 2024 en 2025. Het is nu dus extra belangrijk om na te denken over de jaren die u in een middeling wilt betrekken. Een jaar kan namelijk maar één keer in een middeling meegenomen worden. Als u voor middeling in aanmerking komt, zullen wij samen met u beoordelen voor welke jaren het voor u het voordeligst is om een middelingsverzoek in te dienen.

7. Hogere lijfrenteaftrek

Heeft u in 2023 een premie betaald voor een lijfrente? Dan is deze, mits voldaan aan de voorwaarden, aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting. De maximale aftrek is vanaf 2023 verruimd.

Let op! Zorg dat u alle gegevens met betrekking tot uw lijfrente en de betaling van de premie bij ons inlevert. Dan kunnen wij beoordelen of u recht heeft op aftrek en tot welke hoogte.

8. Trek btw privégebruik auto af

Heeft u een bedrijf en een of meer auto’s van de zaak, dan is niet alle btw aftrekbaar vanwege het privégebruik van de auto. Deze niet-aftrekbare btw kunt u echter wel ten laste van de winst brengen.

9. Auto en zorgkosten

Heeft u in 2023 uw auto gebruikt voor vervoer naar een arts of andere medicus, dan kunt u de integrale autokosten per kilometer in aftrek brengen op uw inkomen als zorgkosten. U bent hier dus niet beperkt tot een bedrag van € 0,21/km (2023). Aftrek van zorgkosten is helaas wel pas mogelijk als u de drempel overschrijdt.

Let op! Betaalde u zelf tandartskosten of kosten voor fysiotherapie en kreeg u die niet of maar deels vergoed? Dan tellen die ook mee voor de berekening of uw zorgkosten boven de drempel komen. Datzelfde geldt voor kosten voor veel andere paramedici, mits de behandeling op voorschrift en onder begeleiding van een arts plaatsvond. Overleg met ons welke kosten aftrekbaar zijn en zorg dat wij de bewijsstukken van deze kosten krijgen. Wij kunnen dan de aftrekbare kosten die boven de drempel uitkomen in uw aangifte verwerken.

10. Bijtelling delen

Heeft u een onderneming, een auto van de zaak en werkt uw partner mee in de onderneming, dan kunt u de bijtelling voor de auto vanwege het privégebruik delen met uw partner. Het moet dan wel aannemelijk zijn dat uw partner de auto ook zakelijk gebruikt. Het delen van de bijtelling is waarschijnlijk met name interessant als van een van beiden het inkomen deels belast wordt tegen 49,5% en de andere partner een lager inkomen heeft. Wij kunnen voor u beoordelen of u aan de voorwaarden voldoet en of dit mogelijk interessant is in uw geval.

Posted in Niet gecategoriseerd

Alsnog opgaaf UBD voor het jaar 2022 bij btw-verlegd!

Eerder informeerden wij u al dat u een opgaaf UBD moest doen als u in 2023 betalingen deed aan natuurlijke personen die niet bij u in dienstbetrekking waren, tenzij door hen een factuur met btw aan u was uitgereikt. Onlangs werd bekend dat u in zogenaamde btw-verlegd situaties voor het jaar 2022 misschien toch alsnog in actie moet komen en een opgaaf UBD moet doen.

Opgaaf UBD

Bouw

Opgaaf UBD staat voor opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden. Deze verplichting voor onder meer ondernemers die inhoudingsplichtig zijn voor de loonbelasting (dus werknemers in dienst hebben) geldt vanaf het jaar 2022. De opgaaf UBD voor het jaar 2022 moest in principe uiterlijk 31 januari 2023 gedaan worden. Voor de opgaaf UBD voor het jaar 2023 gold 31 januari 2024 als uiterste termijn.

Bij de opgaaf UBD gaat het om het verplicht doorgeven aan de Belastingdienst van aan natuurlijke personen betaalde bedragen. Dit doorgeven hoeft onder meer niet als deze natuurlijke personen bij u in dienstbetrekking zijn. Een andere uitzondering is als deze natuurlijke personen een factuur aan u uitreiken met btw.

Let op! De opgaaf UBD geldt ook als de natuurlijke persoon een ondernemer is en bijvoorbeeld een inschrijving heeft in de Kamer van Koophandel. Het gaat erom dat het een betaling betreft aan een natuurlijke persoon die aan u geen factuur of een factuur zonder btw uitreikt.

Wat is een factuur met en zonder btw?

Over de vraag wat een factuur is met of zonder btw bestond in 2023 veel onduidelijkheid. Lange tijd werd gedacht dat een factuur met btw-verlegd door de Belastingdienst gezien werd als een factuur met btw.

Eind 2023, begin 2024 werd pas echt duidelijk dat de Belastingdienst hier anders over dacht. Een factuur met btw-verlegd is naar de mening van de Belastingdienst een factuur zonder btw.

Opgaaf UBD voor btw-verlegd 2023

Dit betekent dat u voor betalingen in 2023 aan natuurlijke personen die aan u een factuur uitreikten met btw-verlegd uiterlijk 31 januari 2024 een opgaaf UBD had moeten doen.

Let op! Deed u dat nog niet, neem dan zo snel mogelijk contact op met de Belastingdienst. Dit doet u door contact te leggen met uw eigen belastingkantoor of door te bellen met de BelastingTelefoon (0800-0543) of door een mail te sturen naar het emailadres [email protected]. Uiteraard kunnen wij u daarbij helpen. Neem daarvoor zo snel mogelijk contact op met een van onze adviseurs.

Opgaaf UBD voor btw-verlegd 2022

Deed u in 2022 betalingen aan natuurlijke personen die aan u een factuur uitreikten met daarop btw-verlegd? Dan had u eigenlijk uiterlijk 31 januari 2023 een opgaaf UBD moeten doen. Op dat moment was er echter nog helemaal niet duidelijk dat deze verplichting ook hiervoor bestond. 

De hoop was dat de Belastingdienst zou goedkeuren dat deze opgaaf UBD achterwege kan blijven. Helaas is dat niet het geval. U moet daarom alsnog, ook voor het jaar 2022, een opgaaf UBD doen voor deze situaties.

Let op! Deed u dat nog niet, wat heel waarschijnlijk is, neem dan contact op met de Belastingdienst voor maatwerk en afspraken over of en hoe u die opgaaf alsnog moet doen. Dit doet u ook door contact te leggen met uw eigen belastingkantoor of door te bellen met de BelastingTelefoon (0800-0543) of door een mail te sturen naar het e-mailadres [email protected]. Uiteraard kunnen wij u ook hierbij assisteren. Neem daarvoor contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opteren voor btw-belaste verhuur met terugwerkende kracht

De verhuur van een onroerende zaak is in beginsel btw-vrijgesteld. In bepaalde situaties kunnen de verhuurder en huurder, onder voorwaarden, samen kiezen voor btw-belaste verhuur. Als u in het verleden niet aan alle voorwaarden heeft voldaan, kunt u dat nu misschien met terugwerkende kracht herstellen.

Kiezen voor btw-belaste verhuur

Bedrijfspand

Kiezen voor btw-belaste verhuur kan voordelig zijn omdat de verhuurder dan de btw over de aankoop en onderhoud van de onroerende zaak in aftrek kan brengen. Hiervoor kan echter alleen gekozen worden als de huurder ondernemer is voor de btw en de onroerende zaak voor minimaal 90% (in bepaalde situaties is 70% voldoende) gebruikt voor btw-belaste handelingen.

Verklaring gebruik

De huurder moet verklaren dat hij de onroerende zaak voor minimaal 90% (of 70% in bepaalde situaties) gebruikt voor btw-belasten handelingen. Deze verklaring wordt opgenomen in de huurovereenkomst of in een apart verzoek aan de Belastingdienst.

Geen verklaring of onvolledige verklaring

Als er geen verklaring van de huurder in de huurovereenkomst is opgenomen en er ook geen apart verzoek aan de Belastingdienst is gedaan, mag de verhuur niet met btw belast worden. Het komt soms ook voor dat wel een verklaring is opgenomen, maar niet alle daarvoor benodigde gegevens in de huurovereenkomst of het verzoek zijn gemeld. Ook in dat geval mag de verhuur niet met btw belast worden.

Herstel

De staatssecretaris vindt het niet mogen verhuren met btw als gevolg hiervan in bepaalde situaties ongewenst en keurt daarom het volgende goed:  
Als de huurder en verhuurder alsnog op juiste wijze opteren voor btw-belaste verhuur met een wijziging op de schriftelijke huurovereenkomst of met een apart verzoek aan de Belastingdienst, mag met terugwerkende kracht alsnog de verhuur plaatsvinden met btw als:

  • de huurder al die tijd voldoet aan de 90%-norm (of 70% norm in bepaalde situaties), en
  • de verhuurder en huurder al die tijd hebben gehandeld alsof rechtsgeldig was gekozen voor btw-belaste verhuur (ofwel er is gewoon btw berekend gedurende die tijd).

Let op! Als verhuurder en huurder al die tijd niet hebben gehandeld alsof rechtsgeldig was gekozen voor btw-belaste verhuur, dan keurt de staatsecretaris terugwerkende kracht van maximaal drie maanden goed.

Beoordeling huurovereenkomst

Heeft u op juiste en volledige wijze geopteerd voor btw-belaste verhuur? Twijfelt u daarover? Neem dan contact op met een van onze adviseurs. Wij kijken dan samen of u aan de voorwaarden voldoet en kunnen, waar nodig, alsnog de Belastingdienst verzoeken om btw-belast te mogen verhuren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf boekjaar 2025 jaarrekening verplicht elektronisch deponeren

Rechtspersonen zijn verplicht hun jaarrekening te deponeren bij de Kamer van Koophandel. Vanaf het boekjaar 2025 moet dit door alle rechtspersonen verplicht digitaal gebeuren.

SBR

Typen

Deponeren moet via SBR (Standard Business Reporting). In verband hiermee wordt dit jaar het Besluit elektronische deponering handelsregister aangepast.

Uitzonderingen vervallen

Tot nu toe hoefden sommige rechtspersonen hun jaarrekening niet elektronisch aan te leveren. Deze uitzonderingen komen vanaf genoemd boekjaar dus te vervallen. 

Toch op papier?

In zeer specifieke uitzonderingssituaties kan de jaarrekening toch op papier worden aangeleverd. In dat geval kan verzocht worden om de jaarrekening niet digitaal aan te leveren. Dit verzoek moet worden ingediend via [email protected].

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter: verdubbeling ozb-tarief onredelijk

In sommige gemeentes is sprake van een forse stijging van de ozb-tarieven. Een verdubbeling van het tarief kan echter niet door de beugel, aldus het gerechtshof in Den Haag. Het Hof geeft de betreffende gemeente Vlaardingen in een zaak dan ook een flinke veeg uit de pan en beperkt de verhoging tot 3%.

Onroerendezaakbelasting (ozb)

Bedrijfspand

Gemeentes kunnen van woningen en niet-woningen ozb heffen. Voor woningen geldt dit alleen voor eigenaren, voor niet-woningen ook voor gebruikers.

Afschaffen ozb gebruiker, verdubbeling tarief eigenaren

De gemeente Vlaardingen kwam enige jaren geleden op het idee om de ozb voor gebruikers van niet-woningen af te schaffen. De eigenaren van niet-woningen betaalden het gelag. Hun tarief verdubbelde bijna!

Hof verwerpt argumenten

De eigenaar van een aantal verhuurde panden ging tegen zijn aanslagen ozb in bezwaar en na afwijzing van dit bezwaar in beroep. De man kreeg in hoger beroep gelijk van het gerechtshof. Het Hof verwierp alle argumenten die de gemeente voor de drastische verhoging naar voren bracht. 

Geen feiten

Zo stelde de gemeente dat een eigenaar de hogere ozb kon doorberekenen aan de huurder. Dit bleek echter niet uit de feiten. Verder gaf de gemeente aan de belasting naar de eigenaren te verleggen, om er zo voor te zorgen dat leegstand niet tot minder opbrengsten aan ozb zou leiden. Deze ‘algemene ervaringsregel’ was het Hof echter onbekend en bovendien bleek ook dit niet uit de feiten. Het Hof was bovendien niet te spreken over het feit dat met de nadelige gevolgen voor de eigenaren geen rekening was gehouden en dat een stapsgewijze verhoging van het tarief niet was overwogen.

Algemene rechtsbeginselen

Het Hof concludeerde dan ook dat de maatregelen in strijd waren met de algemene rechtsbeginselen. Het Hof noemt in dit verband strijd met het evenredigheidsbeginsel en strijd met het verbod op willekeur en de redelijkheid. Van de verhoging met 98% werd door het Hof dan ook 95% geschrapt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Fiscale eenheid

Onderneemt u vanuit meerdere bv’s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv’s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting als in de omzetbelasting is een fiscale eenheid mogelijk.

De voorwaarden luisteren nauw en alhoewel deze constructie zeker voordelen kent, zijn er ook enkele belangrijke nadelen. In deze advieswijzer komt zowel de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting als de fiscale eenheid in de omzetbelasting aan bod.

Fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Bedrijfspand

Op verzoek kan een holding (moedervennootschap) samen met een of meer dochtervennootschappen (werk-bv’s) voor de vennootschapsbelasting worden aangemerkt als een fiscale eenheid. Juridisch blijven de vennootschappen gescheiden, maar fiscaal worden zij gezien als één belastingplichtige. De resultaten van de dochtervennootschap(pen) worden namelijk toegerekend aan de moedervennootschap.

Let op! Een verzoek om een fiscale eenheid moet schriftelijk worden ingediend bij de Belastingdienst. Hiervoor dient een aantal formulieren te worden ingevuld. Deze treft u aan op de site van de Belastingdienst. Het verzoek moet binnen drie maanden na de gewenste ingangsdatum zijn ingediend.

Voorwaarden aangaan fiscale eenheid

Niet alle bv’s kunnen zomaar een fiscale eenheid met elkaar vormen. Er geldt een aantal eisen:

  • De moedervennootschap bezit ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van het nominaal gestorte aandelenkapitaal van de dochtervennootschap. Dit aandelenbezit vertegenwoordigt ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtervennootschap. In alle gevallen geeft het aandelenbezit recht op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van deze dochtervennootschap.
  • De boekjaren van de deelnemende bv’s moeten samenvallen. Er geldt een uitzondering wanneer een bv in de loop van het jaar wordt opgericht.
  • Alle deelnemende bv’s moeten dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
  • Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Let op! Doordat de moedervennootschap ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van de aandelen in de dochtervennootschap moet bezitten, is het niet mogelijk om een fiscale eenheid te vormen als de aandelen in de dochtervennootschap zijn ondergebracht en gecertificeerd in een Stichting Administratiekantoor (STAK). Die mogelijkheid was er wel in het verleden, maar deze is ten einde gekomen.

Het is ook mogelijk om in bepaalde ‘buitenlandsituaties’ een fiscale eenheid te vormen tussen Nederlandse vennootschappen. Zo is bijvoorbeeld een fiscale eenheid mogelijk tussen een Nederlandse moedermaatschappij en een Nederlandse kleindochtermaatschappij, wanneer de tussenliggende dochtermaatschappij is gevestigd in een ander EU-land, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. Ook kunnen twee in Nederland gevestigde zustermaatschappijen met elkaar een fiscale eenheid aangaan als de moedermaatschappij is gevestigd in de EU of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.

Einde fiscale eenheid

Een fiscale eenheid eindigt uiteraard automatisch als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Zo eindigt de fiscale eenheid bijvoorbeeld als de moedervennootschap een deel of alle aandelen in de dochtervennootschap verkoopt en daardoor minder dan 95% van de aandelen bezit. Ook op gezamenlijk verzoek van de moedervennootschap en de dochtervennootschap kan een fiscale eenheid worden verbroken (ontvoeging). Verbreking kan niet eerder plaatsvinden dan op de datum waarop het verzoek is ontvangen door de Belastingdienst (derhalve geen terugwerkende kracht). Door liquidatie en vereffening van een vennootschap binnen de fiscale eenheid, komt de fiscale eenheid ten aanzien van de vereffende vennootschap uiteraard ook ten einde. Dit wordt formeel echter niet aangemerkt als een ontvoeging. Dat is van belang, omdat sommige antimisbruikmaatregelen alleen in werking treden bij een ontvoeging (en dus niet bij een vereffening).

Voordelen fiscale eenheid

Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kent enkele belangrijke voordelen. Zo kunnen verliezen en winsten onderling worden verrekend.

Let op! Dit voordeel is gewijzigd, omdat de voorwaartse verliesverrekening per 1 januari 2022 onbeperkt mogelijk is. De verrekening is wel beperkt tot maximaal € 1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Bij een winst van € 2 miljoen kan dus € 1,5 miljoen verrekend worden. Dit geldt zowel voor de voorwaartse als de achterwaartse verliesverrekening. De achterwaartse verliesverrekening is één jaar gebleven.

Ook kan er zonder fiscale gevolgen tussen de bv’s ‘geschoven’ worden met activa waarop een stille reserve rust. Reorganisatie is daardoor onder voorwaarden binnen de fiscale eenheid zonder belastingheffing mogelijk en er is geen winstneming op transacties binnen de fiscale eenheid. Wel geldt in dergelijke gevallen de voorwaarde dat de fiscale eenheid zes jaar (soms drie jaar) in stand moet blijven. Anders kan mogelijk alsnog belastingheffing over de stille reserves plaatsvinden.

Een ander voordeel van een fiscale eenheid kan zich voordoen als de gemengde kosten van de bv’s dermate hoog zijn, dat het financieel voordeliger is om bij de aftrekbeperking te kiezen voor een vast bedrag (in 2024 € 5.600 of 0,4% van de loonsom als dit meer is). Of dit per saldo ook voordeliger is, hangt af van de omvang van de gemengde kosten en van het vaste bedrag.

Tip! Bij een fiscale eenheid hoeft er maar één aangifte vennootschapsbelasting te worden ingediend.

Nadelen fiscale eenheid

Naast voordelen is er ook een aantal belangrijke nadelen. Er kan bijvoorbeeld maar eenmaal geprofiteerd worden van het 19%-vennootschapsbelastingtarief over de eerste € 200.000 belastbare winst. Over het meerdere is 25,8% belasting verschuldigd. Zijn er binnen de fiscale eenheid meerdere bv’s met een winst boven de € 200.000, dan kan er dus maar één keer gebruik worden gemaakt van het 19%-tarief.

Let op! Ook voor de investeringsaftrek kan een nadeel optreden. Deze wordt namelijk beperkt doordat de investeringen van alle deelnemende bv’s bij elkaar worden opgeteld. Hierdoor bereikt de fiscale eenheid eerder de grenzen waarbij de investeringsaftrek gelijk blijft, respectievelijk afneemt of er zelfs helemaal geen recht meer op bestaat. Alleen bij investeringen door de individuele bv’s van niet meer dan € 2.800 per jaar kan een voordeel ontstaan. Ook kan er een voordeel ontstaan als er binnen de fiscale eenheid onderling investeringsgoederen aan elkaar ter beschikking worden gesteld. Verder kan bij de desinvesteringsbijtelling een nadeel ontstaan, omdat eerder de grens van € 2.800 bereikt wordt. De desinvesteringsbijtelling is namelijk van toepassing als voor een bedrag van meer dan € 2.800 aan bedrijfsmiddelen vervreemd wordt.

Een ander belangrijk nadeel is dat iedere bv hoofdelijk aansprakelijk is voor de totale belastingschuld van de fiscale eenheid en dus niet alleen voor het gedeelte van de vennootschapsbelastingschuld dat betrekking heeft op de winst die zij zelf heeft behaald.

Verder kunnen bij het verbreken van de fiscale eenheid problemen ontstaan. Zo zal er in bepaalde gevallen moeten worden afgerekend over de meerwaarde van activa. Ook de verrekening van verliezen van voor en na de fiscale eenheidsperiode met winsten uit deze periode is aan beperkingen gebonden.

Een nadeel kan verder optreden als binnen de fiscale eenheid één onderdeel failliet gaat, omdat onbetaalde schulden tot belaste winst binnen de fiscale eenheid kunnen leiden die anders onbelast zou blijven. 

Fiscale eenheid in de omzetbelasting

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent zo haar eigen regels. Voor het vormen van een fiscale eenheid gelden de volgende voorwaarden:

  • Alle deelnemers moeten in beginsel btw-ondernemer zijn.
  • Alle deelnemers moeten in Nederland wonen of gevestigd zijn of een vaste inrichting in Nederland hebben. Vanaf 1 januari 2024 kunnen buitenlandse vestigingen binnen de EU ook niet langer deel uitmaken van een Nederlandse fiscale eenheid voor de btw.
  • Alle deelnemers moeten op financieel, organisatorisch en economisch gebied dusdanig verweven zijn dat zij een eenheid vormen. Op financieel gebied betekent dit dat meer dan 50% van de aandelen van elk van de vennootschappen direct of indirect in dezelfde handen is. Van organisatorische verwevenheid is sprake als de vennootschappen onder één overkoepelende leiding staan. Economische verwevenheid wil zeggen dat de deelnemers bijvoorbeeld een gemeenschappelijke klantenkring hebben of dat de ene vennootschap in belangrijke mate aanvullende activiteiten verricht voor de andere vennootschap.

Tip! Het is ook mogelijk om een fiscale eenheid te vormen met een andere rechtsvorm, bijvoorbeeld een cv of een stichting, maar ook met een natuurlijk persoon. Zo kan er dus een fiscale eenheid bestaan tussen de bv en haar directeur-grootaandeelhouder (dga) als deze dga bijvoorbeeld een pand verhuurt aan zijn bv.

Aangaan fiscale eenheid

Indien wordt voldaan aan voornoemde voorwaarden, bestaat de fiscale eenheid automatisch. De Belastingdienst hoeft daarvoor niet per se een beschikking af te geven. Er mag dan toch al worden gehandeld als fiscale eenheid, al mag ook worden gehandeld alsof er geen fiscale eenheid is. Op verzoek kunnen vennootschappen ook een beschikking voor de fiscale eenheid vragen aan de Belastingdienst. De belastinginspecteur kan ook op eigen initiatief een fiscale eenheid vaststellen. In allebei de gevallen zal de inspecteur een beschikking afgeven en staat de fiscale eenheid als zodanig bij de Belastingdienst geregistreerd.

Tip! Indien twijfel bestaat of wel of niet wordt voldaan aan de voorwaarden terwijl de fiscale eenheid wel wenselijk is, is het verstandig om de fiscale eenheid bij beschikking te laten vaststellen.

De voor- en nadelen

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent als belangrijk voordeel dat de deelnemende vennootschappen geen btw betalen over onderlinge leveringen van goederen en diensten. Dit kan financieel voordelig zijn, als zonder fiscale eenheid de door een van de vennootschappen in rekening gebrachte btw bij de andere vennootschap niet (volledig) aftrekbaar zou zijn. Bijvoorbeeld omdat die andere vennootschap btw-vrijgestelde prestaties verricht.

Ook hoeft er maar één btw-aangifte te worden gedaan. Niet iedere vennootschap hoeft dus meer apart een aangifte omzetbelasting te doen (als het wenselijk is, kan dat overigens wel). Er vindt dus een (gecombineerde) aangifte op naam van de fiscale eenheid plaats. De fiscale eenheid krijgt één btw-nummer.

Let op! Op facturen moeten de individuele vennootschappen gewoon het eigen btw-nummer vermelden, niet het nummer van de fiscale eenheid.

Een belangrijk nadeel is dat alle deelnemende vennootschappen in de fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid te betalen btw. Dit geldt echter pas zodra een beschikking is afgegeven door de Belastingdienst. Zo is het dus mogelijk om te handelen als fiscale eenheid zonder beschikking, zodat ook geen onderlinge aansprakelijkheid bestaat. Wel zal het bestaan van de fiscale eenheid dan eerder onder de aandacht van de Belastingdienst komen, waardoor de Belastingdienst uit zichzelf een beschikking kan afgeven. Daarom kan het soms verstandig zijn om – ondanks dat aan de voorwaarden is voldaan – toch niet als fiscale eenheid te handelen (mits er geen beschikking is uiteraard).

Let op! Omdat de fiscale eenheid in de omzetbelasting van rechtswege bestaat als wordt voldaan aan de voorwaarden, kan een fiscale eenheid niet op verzoek worden verbroken. Er vindt pas een verbreking plaats zodra niet meer wordt voldaan aan een of meerdere van de drie verwevenheden.

Tip! Voldoet een van de vennootschappen niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid, meld dit dan zo snel mogelijk bij de Belastingdienst. Die vennootschap kan dan niet langer deel uitmaken van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Zonder melding is de fiscale eenheid wel verbroken, maar blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-schulden bestaan.

Tot slot

In deze advieswijzer heeft u op hoofdlijnen kennis kunnen maken met de voor- en nadelen van de fiscale eenheid. De details maken het fiscale eenheidsregime ingewikkeld. Neem voor meer informatie contact met ons op. Wij kunnen u adviseren over het aangaan dan wel verbreken van een fiscale eenheid.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Fiets van de zaak

In 2020 is de nieuwe bijtellingsregeling voor de fiets van de zaak van kracht gegaan. Dit bijtellingspercentage bedraagt 7%. Wat zijn de fiscale randvoorwaarden voor deze regeling, welk type fiets valt hieronder en hoe zit het met privégebruik?

Bijtelling voor de ter beschikking gestelde fiets

Fiets

Eigendom van de werkgever

Voor de bijtelling van de fiets van de zaak geldt een forfait van 7% van de consumentenadviesprijs als de werkgever ‘ook voor privégebruik’ een fiets ter beschikking stelt aan de werknemer. Dit betekent dat de fiets eigendom blijft van de werkgever of door de werkgever wordt geleaset. De regeling geldt ook als de werknemer de fiets zelf leaset en alle kosten van de werkgever vergoed krijgt. Als de werknemer deze fiets gebruikt voor zijn woon-werkverkeer of voor zakelijke ritten, kan er voor die ritten geen sprake meer zijn van een onbelaste reiskostenvergoeding. De werknemer gebruikt dan immers voor deze ritten geen privévervoermiddel.

Het kan voorkomen dat de fiets gebruikt wordt voor woon-werkverkeer, maar dat op sommige dagen gebruikgemaakt wordt van een privévervoermiddel, zoals de auto. Voor de auto kan op de dagen waarop met het privévervoermiddel wordt gereisd een onbelaste vergoeding worden verstrekt. Omdat dit nogal administratief bewerkelijk is, is goedgekeurd dat werkgever en werknemer individueel afspraken maken over hoeveel dagen per week met de eigen auto wordt gereisd en hoeveel dagen per week met de fiets. Op basis van de afspraken kan een (vaste) onbelaste reiskostenvergoeding worden verschaft. De afspraken moeten zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en moeten reëel zijn. Een incidentele afwijking hoeft echter niet te leiden tot een aanpassing van de vergoeding.

Als de werkgever een fiets ter beschikking stelt, kunnen werkgever en werknemer samen kiezen voor een cafetariaregeling. De werknemer levert dan brutoloon in en krijgt in ruil daarvoor de fiets ter beschikking gesteld. Fiscaal levert dat een besparing op, omdat de werknemer voor de fiets slechts belast wordt voor het bedrag van het forfait van 7%. Voor een cafetariaregeling gelden specifieke eisen, met name voor het realiteitsgehalte ervan.

Let op! Betalingen aan derden komen niet in mindering op de bijtelling, maar kunt u wel onbelast vergoeden. Dat geldt ook voor de kosten van elektra, als de werknemer de elektrische fiets thuis oplaadt.

Eigendom van de werknemer

Het komt ook voor dat de werkgever een fiets aan de werknemer verstrekt of de aanschafkosten van een privéfiets vergoedt. In dat geval is de fiets eigendom van de werknemer. De verstrekking of vergoeding is dan belast loon. Via de werkkostenregeling kan de fiets belastingvrij worden verstrekt. Is er geen vrije ruimte meer, dan betaalt de werkgever 80% belasting via de eindheffing.

De forfaitaire bijtelling voor privégebruik geldt niet als de fiets verstrekt wordt of als de aanschafkosten van een privéfiets vergoed worden. De werknemer gebruikt dan immers zijn eigen fiets voor zakelijke ritten en woon-werkverkeer. Hiervoor is een onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,23 (2024) per kilometer wél mogelijk.

Tip! In tegenstelling tot de bijtelling voor privégebruik van een auto van de zaak, kan de werkgever de bijtelling voor de fiets onder de werkkostenregeling laten vallen. Dat kan voordelig zijn als er nog vrije ruimte in de WKR beschikbaar is die nog niet is ingevuld met andere secundaire arbeidsvoorwaarden. De medewerker krijgt dan op zijn loonstrook geen inhouding meer voor de loonheffing over de bijtelling van zijn fiets.

Let op! De vrije ruimte in de werkkostenregeling bedraagt in 2024 1,92% over de eerste € 400.000 van de loonsom en 1,18% over het meerdere daarvan.

Dga is werknemer

De regels voor werknemers gelden ook voor de dga van een bv. De dga wordt fiscaal gezien namelijk als werknemer aangemerkt.

Ook voor de zelfstandig ondernemer

De waardering van het voordeel van een fiets van de zaak op 7% geldt ook voor zelfstandig ondernemers. Effectief werkt dit hetzelfde als voor werknemers, zij het dat de 7%-bijtelling in dit geval bij de winst wordt opgeteld. Voor ondernemers geldt dat het bedrag van de bijtelling nooit meer kan bedragen dan de totale kosten van de fiets in het jaar.

Wel of geen privégebruik

De forfaitaire bijtelling is niet van toepassing als de werknemer de (deel)fiets alleen voor zakelijke ritten gebruikt en dus niet mee naar huis neemt. Wordt de fiets ook voor woon-werkverkeer gebruikt, dan geldt er een wettelijke fictie: de fiets wordt geacht ‘ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld indien de fiets ook voor woon-werkverkeer ter beschikking is gesteld’. Of de fiets ook daadwerkelijk privé wordt gebruikt, is voor deze regeling niet belangrijk. Anders dan bij een auto kan er bij gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer dus geen ‘tegenbewijsregeling’ (rittenregistratie) gebruikt worden om aannemelijk te maken dat de fiets niet privé wordt gebruikt.

Let op! Ook als de fiets alleen privé wordt gebruikt en niet voor woon-werkverkeer, bijvoorbeeld omdat dit gezien de afstand niet mogelijk is, is de bijtellingsregeling van toepassing.

Tip! Worden deelfietsen die op de zaak of op een ander uitgiftepunt gestald staan ook voor woon-werkverkeer gebruikt, dan geldt voor die fiets de forfaitaire bijtelling. Lastig punt bij zo’n deelfiets is dan wel dat je als werknemer niet het hele jaar het exclusieve gebruiksrecht van de deelfiets hebt. In de wet is hier geen specifieke regeling voor getroffen. Per situatie zal dan gekeken moeten worden hoe de bijtelling berekend moet worden. Overleg met de Belastingdienst over deze deelfietsen is dan aan te raden.

Definitie van een fiets

Er bestaat geen wettelijke definitie van een fiets. Voor de loonbelasting telt daarom als fiets wat in het gewone spraakgebruik als fiets wordt gezien. De elektrische fiets of e-bike doet daar dus ook automatisch in mee.

Gewone brom- en snorfietsen vallen buiten de bijtellingsregeling voor fietsen. Wel valt door een wettelijke uitbreiding van het begrip ‘fiets’ in de loon- en inkomstenbelasting de speedpedelec onder het forfait van 7%. Een speedpedelec is een fiets met elektrische trapondersteuning met een maximale snelheid tussen de 25 en de 45 km per uur.

Fiscaal kunnen in deze regeling ook sportieve fietsen zoals een racefiets of mountainbike ingezet worden als fiets van de zaak.

Bijtelling over de consumentenadviesprijs

De in Nederland door de fabrikant of importeur publiek kenbaar gemaakte consumentenadviesprijs geldt als uitgangspunt voor de waarde waarover de bijtelling van 7% wordt berekend. Als er voor de fiets geen consumentenadviesprijs bekend is, moet de consumentenadviesprijs van de vergelijkbaarste fiets gehanteerd worden.

Deze waarde geldt zowel voor een nieuwe als voor een gebruikte fiets.

Tip! Het is daarom vaak aantrekkelijk de fiets na een aantal jaren door de werknemer in privé over te laten nemen. De werkgever mag voor wat betreft de overnameprijs uitgaan van de prijs bij aanschaf minus een afschrijving van 20% per jaar. Dit betekent dat de fiets na vijf jaar gratis door de werknemer zou kunnen worden overgenomen. De bijtelling van 7% vervalt vanaf dat moment. Voor zakelijk gefietste kilometers, inclusief woon-werkverkeer, kan dan een onbelaste vergoeding van € 0,23 (2024) per km worden verstrekt. Daarnaast kan de werkgever voor de overnameprijs van de fiets desgewenst een renteloze lening verstrekken.

Voor gebruikte fietsen zal het niet altijd makkelijk zijn om de oorspronkelijke consumentenadviesprijs te achterhalen. De gezamenlijke fietsimporteurs en fabrikanten hebben daarom via de Stichting Digitaal Samenwerken Tweewielerbranche een onlinetool beschikbaar gesteld op de website www.bijtellingzakelijkefiets.nl.

Btw aftrekbaar onder voorwaarden

Naast het effect op de loonbelasting kan de mate van gebruik voor woon-werkverkeer indirect ook van belang zijn voor de btw-aftrek op de fiets. De btw op de aankoop of de leasetermijnen is tot maximaal € 130 aftrekbaar.

Aan deze aftrek zijn in het BUA (Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting) wel voorwaarden verbonden. Die houden in dat de werkgever in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren aan de werknemer niet eerder een fiets heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast mag de werkgever voor deze btw-aftrek vanaf het verstrekken of ter beschikking stellen van de fiets tot het einde van het kalenderjaar en in elk van de twee volgende kalenderjaren niet voor 50% of meer van het aantal dagen een reiskostenvergoeding verstrekken of op een andere manier voorzien in woon-werkverkeer.

Praktisch bezien betekent dit dus bijvoorbeeld géén btw-aftrek als de medewerker naast de fiets ook een auto van de zaak heeft, maar bijvoorbeeld wel btw-aftrek als de medewerker alle dagen per fiets reist en geen reiskostenvergoeding meer krijgt.

De aftrekbeperking van de btw tot maximaal € 130 geldt niet voor de zakelijke fiets van de ondernemer zelf. Deze zal daarom het privégebruik zo goed mogelijk moeten schatten en kan vervolgens dit deel van de btw niet aftrekken.

Eigen bijdrage voor privégebruik

De bijtelling voor het privégebruik van de ter beschikking gestelde fiets van de zaak betreft het bedrag dat bij de werknemer wordt belast voor het privé kunnen gebruiken van de fiets. Feitelijk gaat het daarbij om vaststelling van loon in natura. Voor zover de werknemer zelf de kosten van die fiets betaalt in de vorm van een vergoeding voor privégebruik, is er geen sprake van een belast voordeel en daarom ook niet van fiscaal loon in natura. In de wet is het zo geregeld dat de bijtelling belast wordt ‘voor zover deze uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privédoeleinden is verschuldigd’.

Tip! Belangrijk is dan wel dat de werkgever de bijdrage van de werknemer juridisch en administratief de vorm geeft van een vergoeding voor privégebruik en dat dit administratief via de loonstrook verwerkt wordt.

Betaalt de werknemer een eigen bijdrage voor de ter beschikking gestelde fiets, dan is die bijdrage belast met btw. Voor de btw-aftrek van maximaal € 130 moet vervolgens worden beoordeeld of de inkoopprijs minus de eigen bijdrage hoger of lager is dan € 749 inclusief btw. Als het saldo niet hoger is dan dit bedrag, komt de voor de inkoop/lease van de fiets aan de ondernemer in rekening gebrachte btw volledig voor aftrek in aanmerking.

Als de inkoopprijs of het totaal van de leasetermijnen na aftrek van de eigen bijdrage van de werknemer hoger is dan € 749 inclusief btw, is de aftrek van btw uitgesloten voor het bedrag dat uitkomt boven € 749.

Investeringsaftrek

Op zakelijke, al dan niet ter beschikking gestelde fietsen kunt u in aanmerking komen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Op elektrische bakfietsen en speedpedelecs kan daarnaast de milieu-investeringsaftrek (MIA) van toepassing zijn. Die investeringsaftrek geldt ook bij operationele lease, waarbij de leasemaatschappij de aftrek toepast.

Volgens code A3119 van de Milieulijst van 2024 komt de elektrische bakfiets in aanmerking voor 36% MIA en voor 75% willekeurige afschrijving. Het gaat daarbij om een bakfiets voor het vervoeren van goederen of personen, waarbij de aanschaf per bakfiets ten minste € 4.000 bedraagt. De MIA geldt dan ook voor een eventuele aanhangwagen en wisselaccu. Bakfietsen die ook voor privédoeleinden gebruikt worden en/of woon-werkverkeer komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving.

Daarnaast komt in 2024 de eerdergenoemde speedpedelec in aanmerking voor 27% MIA, code E 3118. Een oplaadpunt komt niet voor de MIA in aanmerking.

Tip! Om voor MIA en willekeurige afschrijving in aanmerking te komen, moet de investering binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting(en) zijn aangemeld bij de RVO.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst verduidelijkt korting op 30%-regeling

Sinds 2024 is de zogenaamde 30%-regeling versoberd. De versobering houdt in dat niet langer 60 maanden 30% van het salaris belastingvrij kan worden uitgekeerd, maar 20 maanden lang 30%, daarna 20 maanden lang 20% en daarna 20 maanden lang 10%. De Belastingdienst heeft aangegeven hoe in een aantal specifieke situaties de korting moet worden toegepast.

30%-regeling

Bouw

De 30%-regeling komt er in het kort op neer dat u buitenlandse werknemers met een specifieke deskundigheid een percentage van het salaris netto mag uitbetalen als kostenvergoeding. Het gebruik van de regeling is optioneel. U mag er dus ook voor kiezen de daadwerkelijke extra kosten van de werknemer belastingvrij te vergoeden, als dit mogelijk is op basis van de bestaande regelgeving. U moet deze extra kosten dan wel aannemelijk kunnen maken. Bij gebruik van de 30%-regeling hoeft dit niet.

Wijziging percentage tijdens loontijdvak

De Belastingdienst heeft als eerste verduidelijkt dat een wisseling van percentage tijdens het loontijdvak betekent dat de verschillende percentages op het corresponderende deel van het loon moeten worden toegerekend. Is het loon niet specifiek toe te rekenen, dan moet dit zo goed mogelijk gebeuren.

Nieuwe werkgever

Ook is aangegeven hoe de nieuwe regeling uitwerkt wanneer de werknemer van werkgever wisselt. Daarbij is van belang of tussen het aanvaarden van een nieuwe baan een periode zit van minstens drie maanden. Is dit niet het geval, dan kan de nieuwe werkgever de 30%-regeling toepassen met aftrek van de maanden die al bij de vorige werkgever zijn gewerkt. Die maanden moeten dan ‘aan de voorkant’ worden verrekend, ofwel de maanden met 30% gaan het eerst verloren, daarna die met 20% en tenslotte die met 10%. 

Verlaat de werknemer Nederland en voldoet hij (meer dan drie maanden later) opnieuw aan de voorwaarden voor ingekomen werknemer, dan moet ‘aan de achterkant’ worden verrekend en gaan de maanden met het laagste percentage dus het eerst verloren.

Geen maximale looptijd

Tenslotte wordt ook ingegaan op de situatie dat een werknemer geen recht heeft op de korting gedurende de maximale looptijd van 60 maanden. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de regeling niet binnen vier maanden na aanvang van de dienstbetrekking is aangevraagd. Aangegeven wordt dat in dergelijke situaties de maximale periode eerst bekort wordt met het lage percentage van 10, daarna met dat van 20.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te laat bezwaar en beroep voortaan vaker acceptabel

Als u het niet eens bent met een belastingaanslag of andere fiscale beslissing, kunt u binnen een bepaalde termijn in bezwaar en beroep. Overschrijdt u deze termijn, dan wordt uw bezwaar of beroep niet in behandeling genomen, tenzij u ‘redelijkerwijs niet in verzuim bent geweest’.

In een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) is aangegeven dat deze uitzondering minder strikt dient te worden toegepast.

Bezwaar en beroep

Juridisch

Het indienen van een bezwaar- of beroepsschrift moet in beginsel plaatsvinden binnen zes weken nadat de beslissing aan u bekend is gemaakt. De uitspraak van de CBb betekent dat in meer gevallen dan nu na overschrijding van de termijn van zes weken een bezwaar of beroep toch in behandeling moet worden genomen.

Wat zijn uitzonderingen?

In de uitspraak geeft de CBb aan dat bijvoorbeeld gedacht kan worden aan ernstige ziekte of een ongeval van degene die het bezwaar of beroep in moet dienen. Ook het overlijden van een naaste met daaraan verbonden zorgtaken kan volgens de CBb voortaan een reden zijn om soepeler met de termijnen om te gaan. Zo ook een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf of een brand in de woning of in een bedrijfspand, noemt de CBb als reden om te beslissen dat een overschrijding van de termijn er niet toe lijdt dat het bezwaar of beroep niet in behandeling wordt genomen. 

Gemachtigde of pro forma

De CBb geeft verder aan dat minder vaak dan nu geoordeeld dient te worden dat in dergelijke of soortgelijke omstandigheden voor het bezwaar of beroep een derde ingeschakeld had kunnen worden. Ook de mogelijkheid een pro forma bezwaar in te dienen dient minder dan nu als mogelijke oplossing aangedragen te worden.

Individuele benadering

Uit het arrest volgt dat de CBb een individuele benadering als oplossing ziet. Daarbij is ook van belang of er sprake is van een geringe verwijtbaarheid van de indiener, of de indiener een burger is of een bedrijf en of er in het laatste geval sprake is van een klein of juist groter bedrijf. 

Let op! Het CBb geeft in het arrest aan dat de geschetste gevolgen, het vaker in behandeling nemen van een bezwaar of beroep bij overschrijding van de termijn, per direct ingaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Transitievergoeding bij ontslag en overige vergoedingen

Wilt u een arbeidsovereenkomst met een werknemer beëindigen? Dan bent u waarschijnlijk verplicht een transitievergoeding te betalen. Wanneer is dit het geval? Wat zijn de regels hieromtrent? En hoeveel bedraagt deze vergoeding?

Daarnaast komen in het arbeidsrecht nog diverse andere vergoedingen voor, zoals de aanzegvergoeding, de billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. Ook daar zal kort bij stil worden gestaan.

Transitievergoeding

Rekenen

Wanneer moet u een transitievergoeding betalen?

Allereerst moet het initiatief om tot een einde van de arbeidsovereenkomst te komen bij u als werkgever liggen. Van beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is sprake bij:

  • opzegging door de werkgever na verkregen toestemming van het UWV;
  • ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechter;
  • opzegging door de werkgever met instemming van de werknemer (niet te verwarren met de beëindigingsovereenkomst);
  • het niet verlengen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst.

Wanneer geen transitievergoeding?

U bent geen transitievergoeding verschuldigd als de arbeidsovereenkomst eindigt:

  • voordat uw medewerker 18 jaar is geworden en uw medewerker gemiddeld niet meer dan 12 uur per week bij u heeft gewerkt (de hulpkrachten);
  • door het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van uw medewerker;
  • als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van uw medewerker.

Ernstige verwijtbaarheid

De werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding bij ontslag wegens ernstige verwijtbaarheid van zijn kant. Denk hierbij aan zaken als diefstal, verduistering, bedrog, een vertrouwensbreuk, herhaaldelijk verzuim ten aanzien van controlevoorschriften bij ziekte, veelvuldig te laat komen of op oneigenlijke wijze proberen om productiecijfers gunstiger voor te stellen.

Let op! Is sprake van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever, dan heeft de werknemer wél recht op een transitievergoeding en mogelijk ook op een door de rechter te bepalen billijke vergoeding. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij discriminatie, (seksuele) intimidatie door de werkgever of grove veronachtzaming van re-integratieverplichtingen.

De transitievergoeding is evenmin verschuldigd als:

  • u in staat van faillissement bent verklaard;
  • aan u surseance van betaling is verleend;
  • op u de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Wsnp) van toepassing is.

Hiermee wordt ook voorkomen dat het UWV, dat in dergelijke situaties op grond van de loongarantieregeling – zoals geregeld in de Werkloosheidswet – de betalingsverplichting van de werkgever overneemt, gehouden is deze transitievergoedingen nog uit te betalen. Bij een doorstart na een faillissement is de opvolgend werkgever wel gehouden de dienstjaren voorafgaand aan het faillissement mee te tellen bij de bepaling van de transitievergoeding.

Ook geen recht op transitievergoeding bij inkomensachteruitgang door herplaatsing
In de SIPOR-beschikking van april 2020 heeft de Hoge Raad bepaald dat er geen recht is op een gedeeltelijke transitievergoeding bij een inkomensachteruitgang door herplaatsing in een functie met een lager salaris. Herplaatsing in een andere functie kan niet worden gelijkgesteld aan gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Een vermindering van salaris die het gevolg is van herplaatsing geeft dan ook geen recht op een transitievergoeding. Een dergelijke herplaatsing kan aan de orde zijn bij een reorganisatie of na een langdurige ziekte.

Berekening van de transitievergoeding

De vergoeding bedraagt vanaf 2020 1/3 maandsalaris per dienstjaar.
Bij onvolledige dienstjaren wordt de vergoeding naar rato berekend. De formule voor de berekening luidt aldus: (brutosalaris/loon per maand) × ((1/3 loon per maand)/12).
De vergoeding mag in 2024 maximaal € 94.000 bruto bedragen of één jaarsalaris als dat hoger is. Eerstgenoemde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Bij ernstige verwijtbaarheid van de werkgever aan het ontslag kan de kantonrechter nog een (aanvullende) billijke vergoeding toekennen aan de werknemer.

Tip! Op rekenhulptransitievergoeding.nl kunt u in een aantal stappen bepalen of er recht is op een transitievergoeding en wat de hoogte ervan is.

Voorbeeld
Een werknemer heeft een bruto all-insalaris van € 3.000 en heeft recht op een transitievergoeding. Hij heeft een dienstverband van 9 jaar en 4 maanden dat door de werkgever wordt beëindigd per 1 juli 2024. De berekening van de transitievergoeding gaat als volgt:
9 × (1/3 × € 3.000) = € 9.000
(€ 12.000/€ 3.000) × (€ 1.000/12) = 4 × € 83,33 = € 333,33
Totaal: € 9.000 + € 333,33 = € 9.333,33

Let op! Bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding tellen alleen de periodes mee dat een werknemer feitelijk heeft gewerkt.

Let op! Als de rechter de arbeidsovereenkomst ontbindt op grond van de zogeheten cumulatiegrond – ook wel de i-grond genoemd – kan hij de transitievergoeding verhogen met maximaal 50%. Dit kan naast de al bestaande mogelijkheid een billijke vergoeding toe te kennen. Het gaat hier om een aanvullende vergoeding boven op de wettelijke transitievergoeding.

Wat zijn vaste en variabele looncomponenten?

Vaste looncomponenten zijn componenten die niet afhankelijk zijn van het functioneren van de werknemer of van het resultaat van de onderneming, zoals de ploegentoeslag en de overwerkvergoeding. Het is niet van belang of deze een structureel karakter hebben. Variabele looncomponenten daarentegen zijn componenten die wel afhankelijk zijn van het resultaat van de onderneming en/of de prestaties van de werknemer. Denk aan bonussen, winstuitkeringen en eindejaarsuitkeringen. Deze tellen alleen mee als ze zijn overeengekomen.

Let op! Variabele looncomponenten die niet zijn overeengekomen, bijvoorbeeld een gratificatie, tellen dus niet mee.

Wat mag u in mindering brengen?

Op de te betalen transitievergoeding mag u in mindering brengen:

  • een eventueel eerder betaalde transitievergoeding bij beëindiging van een voorafgaande arbeidsovereenkomst;
  • transitiekosten – zoals outplacementkosten – en het loon over de verlengde opzegtermijn, mits de werknemer gedurende deze termijn is vrijgesteld van werk;
  • inzetbaarheidskosten, zoals kosten voor opleidingen die niet specifiek gericht zijn op de functie van de werknemer, maar diens bredere inzetbaarheid binnen dan wel buiten de organisatie bevorderen, mits dit vooraf schriftelijk met de werknemer is overeengekomen.

Let op! Bij opvolgend werkgeverschap mag u de door uw rechtsvoorganger gemaakte inzetbaarheidskosten niet in mindering brengen op de transitievergoeding.

Let op! Kosten die worden gemaakt voor het vervullen van de huidige functie van de werknemer mogen niet in mindering worden gebracht.

De transitievergoeding kwalificeert als loon uit vroegere dienstbetrekking waarop de groene tabel van toepassing is. Dit houdt in dat er geen rekening is gehouden met de arbeidskorting, omdat deze is bedoeld voor werkenden. De transitievergoeding wordt niet verrekend met een eventuele aansluitende uitkering.

Slapende dienstverbanden

U moet de transitievergoeding ook betalen als u het dienstverband na twee jaar ziekte wilt beëindigen en ontslag aanvraagt bij het UWV. Werkgevers houden soms een dienstverband ‘slapend’ om geen transitievergoeding te hoeven betalen bij ontslag van een zieke werknemer.

De Hoge Raad heeft begin november 2019 in de Xella-beschikking bepaald dat bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid als uitgangspunt geldt dat een werkgever op grond van het goed werkgeverschap gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding.

Uitzonderingen op standpunt Hoge Raad

Op dit uitgangspunt wordt een uitzondering gemaakt als de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Een dergelijk belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Ook als de werkgever aannemelijk maakt dat de voorfinanciering leidt tot ernstige financiële problemen, kan de rechter beslissen dat betaling aan de werknemer in termijnen plaatsvindt. Voor de hoogte van de vergoeding dient niet te worden aangesloten bij de hoogte van het bedrag dat de werkgever door de compensatieregeling op het UWV kan verhalen.

De pro-rato-transitievergoeding: wat is dit en wanneer geldt deze?

Op grond van de Kolom-beschikking van september 2018 van de Hoge Raad bestaat er recht op een pro-rato-transitievergoeding bij een substantiële en structurele vermindering van de arbeidsduur. Het gaat hierbij om een vermindering van de arbeidsduur met minimaal 20% die – naar het zich laat aanzien – blijvend zal zijn. Als de arbeidsovereenkomst is aangepast en voldaan wordt aan genoemde voorwaarden, bestaat er recht op een pro-rato-transitievergoeding waarvoor een tegemoetkoming van het UWV kan worden ontvangen.

Tegemoetkoming transitievergoeding

Als er sprake is van het uitbetalen van een transitievergoeding in verband met een beëindiging van het dienstverband vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid (na het verstrijken van het opzegverbod van twee jaar of langer) kunt u als werkgever in aanmerking komen voor compensatie door het UWV van de uitbetaalde transitievergoeding.

Let op! Er vindt door het UWV geen compensatie plaats over de periode dat u het dienstverband bewust slapend heeft gehouden.

De transitievergoeding moet bij een opzegging na verkregen ontslagvergunning van het UWV berekend worden tot de einddatum van het dienstverband op basis van het dan van toepassing zijnde loon als de werknemer niet ziek zou zijn geworden. Dit betekent dus dat een deel van de uitbetaalde transitievergoeding, namelijk het deel dat betrekking heeft op de periode na einde wachttijd, niet wordt gecompenseerd.

Aanvraag tegemoetkoming indienen

U kunt een digitale aanvraag indienen via het werkgeversportaal bij het UWV. U heeft daarvoor eHerkenning nodig. De dienst is te vinden onder ‘indienen ontslagaanvraag’.
Het UWV zal uw aanvraag streng controleren. Aan de hand van nadere bewijsstukken gaat het UWV het volgende na:

  • het recht op,
  • de hoogte van en
  • de berekening van en de betaling van de transitievergoeding.

Het UWV heeft daarvoor diverse stukken van u nodig, zoals een bewijs van het bestaan van een arbeidsovereenkomst, een bewijs van het einde van de arbeidsovereenkomst wegens ziekte (opzeggingsbrief, beëindigingsovereenkomst, beschikking kantonrechter), een bewijs van de hoogte van de transitievergoeding en een bewijs van betaling van deze vergoeding (bankafschrift). U moet de transitievergoeding immers wel voorschieten. Bij de betaling van winstuitkeringen en bonussen is soms aanvullende documentatie nodig.

Compensatie diepslapers

Er ontstond discussie of er recht bestond op compensatie van de transitievergoeding bij ‘diepslapers’. Bij diepslapers is de wachttijd verstreken vóór 1 juli 2015 alsmede de ontslagmogelijkheid. Daarnaast kennen we semidiepslapers en verlate slapers. Bij semidiepslapers is de wachttijd weliswaar verstreken vóór 1 juli 2015, maar is de ontslagbevoegdheid pas na 1 juli 2015 ontstaan en bij verlate slapers is de wachttijd wegens een verlengde loondoorbetalingsverplichting pas na 1 juli 2015 gelegen.

De Centrale Raad van Beroep heeft inmiddels geoordeeld dat óók voor diepslapers en semidiepslapers recht op compensatie van de betaalde transitievergoeding kan bestaan (mits ook aan de overige voorwaarden is voldaan), nu slechts van belang is of de werkgever de arbeidsovereenkomst op of ná 1 juli 2015 heeft beëindigd. Niet van belang is of de bevoegdheid tot beëindiging voor, op of na die datum is ontstaan.

De Hoge Raad heeft daarnaast bepaald dat werkgevers óók bij semidiepslapers en diepslapers gehouden zijn mee te werken aan een verzoek van de werknemer tot beëindiging van het slapend dienstverband onder toekenning van de transitievergoeding, mits het verzoek is ingediend op of ná 20 juli 2018 (Xella-beschikking).

Let op! Het is niet mogelijk een finale kwijting als voorwaarde aan de Xella-vergoeding te verbinden. De Hoge Raad heeft begin 2022 overwogen dat de werkgever niet als een goed werkgever handelt indien hij slechts bereid is een voorstel tot beëindiging van het dienstverband te aanvaarden op voorwaarde dat de werknemer hem finale kwijting verleent voor mogelijke andere aanspraken.

Compensatieregeling bij pensionering en overlijden

U kunt als u een kleine werkgever bent, in aanmerking komen voor een compensatie van de uitbetaalde transitievergoedingen aan uw werknemers indien sprake is van pensionering dan wel overlijden. U bent een kleine werkgever indien u op 1 januari in het jaar van de beëindiging minder dan 25 werknemers in dienst heeft. Voor de berekening van het aantal werknemers is het niet van belang of de werknemer een tijdelijk of een vast contract heeft.

Compensatie kan worden verstrekt voor vergoedingen die u als werkgever verschuldigd was:

  • in verband met het eindigen van arbeidsovereenkomsten in de zes maanden voorafgaand aan het verzoek om de toestemming voor opzegging of de ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
  • in verband met het eindigen van arbeidsovereenkomsten in de negen maanden na de verleende toestemming of inwilliging van het verzoek om ontbinding.

Inmiddels is duidelijk geworden dat de toegezegde compensatieregeling in verband met bedrijfsbeëindiging wegens ziekte of gebreken geen doorgang zal vinden.

Overige vergoedingen

De aanzegvergoeding

U bent verplicht om een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd van zes maanden of langer minimaal één maand voor afloop van het tijdelijke contract schriftelijk te laten weten of u het contract gaat verlengen of niet. Als u het contract verlengt, moet u tevens aangeven wat de voorwaarden zijn op basis waarvan de verlenging plaatsvindt. Dit staat bekend als de aanzegging. Als u geen aanzegtermijn in acht neemt, bent u een aanzegvergoeding verschuldigd.

Let op! Een mondeling aanzegging volstaat dus niet.

Deze aanzegvergoeding bedraagt één kaal brutomaandsalaris: dus een maandsalaris zonder vaste emolumenten als een vakantiebijslag of een eindejaarsuitkering. Bij een te late aanzegging is een pro-ratovergoeding verschuldigd. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding is de laatste maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst bepalend. Als deze maand 31 dagen telt en u als werkgever bijvoorbeeld twee dagen te laat aanzegt, bent u een vergoeding verschuldigd van 2/31ste van het loon. Als de maand 28 dagen telt, betreft de vergoeding 2/28ste deel daarvan.

Let op! De aanzegvergoeding is niet verschuldigd bij betalingsonmacht, zoals een faillissement, surseance van betaling of toepassing van de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Dit betekent dat de vergoeding niet valt onder de loongarantieregeling van de WW (hoofdstuk IV WW regeling), zodat het UWV deze vergoeding niet verschuldigd is bij betalingsonmacht van de werkgever. De aanzegvergoeding wordt beschouwd als loon uit vroegere dienstbetrekking waarop de groene tabel van toepassing is. Dit betekent dat er geen arbeidskorting geldt en dat er geen premies werknemersverzekeringen over hoeven te worden afgedragen.

Gefixeerde schadevergoeding

Het niet in acht nemen van de juiste opzegtermijn, waardoor de arbeidsrelatie te vroeg eindigt – we spreken dan van een onregelmatige opzegging –, leidt tot de verplichting het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn te vergoeden. Het is niet van belang of de werknemer ook feitelijk schade lijdt. Het gaat om een gefixeerde schadevergoeding. Conversie, dat wil zeggen omzetting van een onregelmatige in een regelmatige opzegging, is niet mogelijk.

Billijke vergoeding

Een billijke vergoeding kan alleen door de rechter worden toegekend. Dit kan aan de orde zijn bij ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever. Bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van u als werkgever kan gedacht worden aan zaken als:

  • seksuele intimidatie;
  • discriminatie;
  • veronachtzamen re-integratieverplichtingen;
  • onvoldoende zorg voor arbeidsomstandigheden;
  • het opgeven van een valse ontslaggrond;
  • dringende redenen;
  • een verstoorde arbeidsverhouding, omdat aan de werknemer nauwelijks tot geen verbetertraject is aangeboden. 

Er geldt geen limiet wat betreft de hoogte van deze billijke vergoeding. Wel is het bedoeld als een ‘muizengaatje’, waar rechters maar zeer restrictief gebruik van mogen maken. Ook kan de billijke vergoeding in bepaalde andere situaties van toepassing zijn.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 5 maart SSEB aanvragen

Ondernemers kunnen vanaf 5 maart 2024 weer de Subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel (SSEB) aanvragen. Op grond van de SSEB worden subsidies verstrekt voor de aanschaf en innovatie rondom emissieloos materieel en voor de ombouw naar emissiearm of emissieloos bouwmaterieel. De subsidie kent verschillende categorieën.

Aanschafsubsidie

Bouw

De subsidie inzake de aanschaf van schoon en emissieloos bouwmateriaal kunt u aanvragen van 5 maart tot en met 31 oktober 2024. De subsidie bedraagt maximaal 25% van de meerkosten ten opzichte van bouwmateriaal met verbrandingsmotor. Voor het mkb is dit 30%. Per bouwmachine bedraagt de subsidie maximaal € 300.000. Op de subsidie wordt altijd 11,25% van de investeringskosten in mindering gebracht vanwege de milieu-investeringsaftrek (MIA).

Ombouwsubsidie

Ook voor het ombouwen van bestaand materiaal naar schoon en emissieloos kunt u subsidie krijgen. Deze zogenaamde SSEB-Retrofit-subsidie bedraagt voor het mkb maximaal 30% of 50%, afhankelijk van het omgebouwde bedrijfsmiddel. De subsidie bedraagt maximaal € 300.000. Als hiervoor ook MIA wordt verkregen, wordt de subsidie verminderd. De Retrofitsubsidie kunt u van 5 maart tot en met 31 oktober 2024 aanvragen.

Innovatiesubsidie

Heeft u innovatieve ideeën met betrekking tot emissieloze bouwmachines, dan kunt u hiervoor ook de SSEB aanvragen. Dit kan van 5 maart tot en met 29 augustus 2024. Omdat deze subsidie nog door het parlement moet worden goedgekeurd, is onder andere de omvang van de subsidie nog niet bekend.

Haalbaarheidsstudie

Tenslotte kunt u voor een haalbaarheidsstudie met betrekking tot een innovatief idee inzake emissieloze bouwmachines ook een SSEB-subsidie aanvragen. Dit kan van 5 maart tot en met 31 oktober 2024. Deze subsidie moet eveneens nog worden goedgekeurd. De omvang van de subsidie is nog niet bekend.

Aanvragen SSEB

U kunt de SSEB aanvragen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Hier vindt u ook nadere info en alle voorwaarden met betrekking tot de SSEB.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek zorgkosten voor aanpassing van auto van een ander

De Belastingdienst heeft bevestigd dat aftrek van zorgkosten in de aangifte inkomstenbelasting – onder voorwaarden – mogelijk is als een gehandicapte aanpassingen laat doen aan een auto die niet op zijn naam staat.

Aftrek zorgkosten

Invalide

Als iemand in verband met zijn ziekte of invaliditeit een hulpmiddel moet aanschaffen, kan hij de kosten hiervan – onder voorwaarden – als zorgkosten aftrekken in zijn aangifte inkomstenbelasting. Van belang is hierbij dat het hulpmiddel van zodanige aard is dat dit hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt. 

Aanpassingen aan auto

De staatssecretaris heeft in een besluit bevestigd dat bepaalde aanpassingen aan een auto als in de inkomstenbelasting aftrekbaar hulpmiddel kunnen worden aangemerkt.  Denk aan handgas als dit nodig is als iemand niet meer met zijn benen het gaspedaal kan bedienen.

Let op! Een gehandicapte kan ook baat hebben bij bijvoorbeeld cruise-control of stuurbekrachtiging. Dit zijn echter aanpassingen die tegenwoordig zo gebruikelijk zijn dat niet gezegd kan worden dat dit hoofdzakelijk door een zieke of gehandicapte persoon gebruikt wordt. Deze kosten komen daarom niet in aftrek.

Aanpassing voor vervoer rolstoel

In een aan de Belastingdienst voorgelegde zaak was een auto geschikt gemaakt voor het vervoer van een rolstoel. Dergelijke aanpassingen worden volgens de Belastingdienst hoofdzakelijk door een ziek of gehandicapt persoon gebruikt en vormen daarom een in de inkomstenbelasting aftrekbaar hulpmiddel. 

Eigendom niet van belang

In de voorgelegde zaak had de gehandicapte de auto wel betaald, maar stond deze op naam van een van zijn ouders. De auto kon anders niet verzekerd worden. De ouders vervoerden de zoon met deze auto. In deze casus woonden de zoon en de ouders overigens niet op hetzelfde adres.

Volgens de Belastingdienst maakt het voor de aftrek echter niet uit dat de auto niet op naam stond van de gehandicapte. De aanpassingen aan de auto konden als in de inkomstenbelasting aftrekbaar hulpmiddel worden aangemerkt. 

Afschrijving of bedrag ineens

In principe kan het bedrag van de aanpassing niet in één jaar in aftrek worden gebracht, maar kan slechts de afschrijving van de aanpassing elke jaar als aftrek in aanmerking komen. Als echter de aanpassing specifiek aan de situatie van de gebruiker is aangepast en daardoor geen of een geringe marktwaarde heeft, kan het bedrag van de aanpassing wel in één jaar in aftrek komen.

Let op! Voor de aftrek zorgkosten in de inkomstenbelasting gelden nog meer voorwaarden. Zo komen de zorgkosten bijvoorbeeld alleen in aftrek als deze meer bedragen dan een bepaalde drempel. Neem voor meer informatie over de aftrek in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Commissariaatvergoeding via bv belast bij commissaris in inkomstenbelasting?

De Belastingdienst is van mening dat bij het uitvoeren van één commissariaat vanuit een bv de vergoeding rechtstreeks bij de commissaris belast is in de inkomstenbelasting.

Eén commissariaat

Juridisch

Een bv ontvangt een vergoeding van € 35.000 per jaar voor het uitvoeren van een commissariaat. De dga van de bv is degene die de werkzaamheden als commissaris verricht. Naast de commissariaatwerkzaamheden vinden vanuit de bv geen andere activiteiten plaats.

De Belastingdienst is van mening dat in zo’n situatie de vergoeding van € 35.000 per jaar bij de dga in de inkomstenbelasting belast is als resultaat uit overige werkzaamheden. De Belastingdienst voert daarvoor onder meer aan dat alleen een natuurlijk persoon een commissariaat kan vervullen. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak is de Belastingdienst daarom van mening dat de commissariaatwerkzaamheden niet voor rekening en risico van de bv kunnen plaatsvinden.

Fiscale gevolgen

Het fiscale gevolg van het standpunt van de Belastingdienst is dat de dga in zijn aangifte inkomstenbelasting € 35.000 per jaar moet aangeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Over deze inkomsten is de dga mogelijk ook inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd (een en ander afhankelijk van de overige inkomsten van de dga).

Let op! Nu de Belastingdienst van mening is dat de commissariaatvergoeding rechtstreeks in de inkomstenbelasting belast is bij de dga, is de gebruikelijkloonregeling voor deze dga niet van toepassing.

Meerdere commissariaten

Het standpunt van de Belastingdienst kan anders worden als sprake is van meer dan één commissariaat. Als het samenstel van deze commissariaten kan worden aangemerkt als onderneming in de zin van de inkomstenbelasting, vormen de commissariaatbeloningen wel winst voor de bv. In dat geval hoeven de commissariaatbeloningen niet rechtstreeks bij de dga in de inkomstenbelasting belast te worden én is de gebruikelijkloonregeling van toepassing.

Let op! De beoordeling of het samenstel van commissariaten kan worden aangemerkt als onderneming, is sterk afhankelijk van uw individuele feiten en omstandigheden. Bespreek daarom uw situatie met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

SLIM-subsidie per 1 maart 2024 weer aan te vragen

Ook in 2024 kunnen ondernemers weer gebruikmaken van de SLIM-subsidie, de subsidieregeling leren en ontwikkelen in het mkb. Deze subsidie kan worden aangevraagd vanaf 1 maart 2024 9:00 uur tot en met donderdag 28 maart 2024 17:00 uur. Per aanvrager kan in dat tijdvak één aanvraag worden ingediend.

SLIM-subsidie

Boeken

De SLIM-subsidie is een subsidie die erop is gericht om leren en ontwikkelen in het mkb te bevorderen. Om de regeling verder te verbeteren is het vanaf 1 januari 2024 ook mogelijk de subsidie te gebruiken voor individuele scholing.

Waarvoor SLIM-subsidie aanvragen?

U kunt een aanvraag voor de SLIM-subsidie indienen voor de volgende vier activiteiten:

  • Doorlichting van uw onderneming: inzichtelijk krijgen wat wijzigingen op de arbeidsmarkt betekenen voor uw bedrijf en personeel.
  • Loopbaan- en ontwikkeladviezen: inzicht krijgen in de wensen, ambities en mogelijkheden van uw medewerkers. Hoe verhoudt dit zich tot de arbeidsmarkt en hoe kunt u hierop inspelen
  • Werknemers stimuleren om hun kennis, vaardigheden en beroepshouding in uw bedrijf verder te ontwikkelen: bijvoorbeeld via periodieke ontwikkelgesprekken of oprichting van een bedrijfsschool.
  • Praktijkleerplaats in de derde leerweg bieden: hiermee kunnen werknemers worden bij-, op- of omgeschoold. Zo kan worden ingespeeld op de veranderingen op de arbeidsmarkt die van invloed zijn op de kennis en vaardigheden van uw personeel.

Aanvragen

Als u de SLIM-subsidie wilt aanvragen en u heeft nog geen account, moet u zich eerst registreren als aanvrager. Dit kan vanaf twee weken voor de openstelling van het subsidieloket.

Houd er bij de aanvraag  van de subsidie rekening mee dat u de nodige formulieren moet meesturen, zoals een activiteitenplan en begroting. U vindt hier alle informatie.

Katapult

De organisatie Katapult voert een kennis- en ondersteuningsprogramma uit voor ondernemingen die de SLIM-subsidie aanvragen. Dit is kosteloos. Kijk hier voor meer info.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Ontslagrecht

In deze advieswijzer geven we u de stand van zaken met betrekking tot het actuele ontslagrecht. Wanneer mag u iemand ontslaan, welke route moet u bewandelen en wat moet u vastleggen?

De volgende onderwerpen komen aan de orde:

  • Ontslagroute
  • Opzegtermijnen
  • Opzegverboden
  • Beëindigingsovereenkomst
  • Ontbindende voorwaarde
  • Direct ontslag
  • Overlijden werknemer

Ontslagroute

Schaken

Welke route moet u als werkgever bewandelen om de arbeidsovereenkomst van een werknemer te beëindigen? Het UWV is de bevoegde instantie als het gaat om:

a. bedrijfseconomisch ontslag; en
b. ontslag door langdurige arbeidsongeschiktheid.

Andere, meer persoonlijk getinte redenen gaan via de kantonrechter. Bij de kantonrechter moet het gaan om de volgende redelijke ontslaggronden:

c. frequent verzuim werknemer;
d. disfunctioneren werknemer;
e. verwijtbaar handelen of nalaten werknemer;
f. werkweigering wegens ernstig gewetensbezwaar;
g. verstoorde arbeidsverhouding;
h. andere omstandigheden die van dien aard zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren;
i. een combinatie van meerdere van de bovengenoemde ontslaggronden (met uitzondering van de ontslaggrond werkweigering) die elk afzonderlijk geen voldragen ontslaggrond opleveren, maar die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

De laatste ontslaggrond, de zogenaamde cumulatiegrond ook wel i-grond genoemd, geldt vanaf 1 januari 2020.

De procedures bij het UWV en de kantonrechter kosten tijd. Deze proceduretijd kan volledig in mindering worden gebracht op de opzegtermijn. Wel moet minimaal een maand opzegtermijn overblijven. In de opzegbrief moet de werkgever de reden van de opzegging vermelden. Opzegging is alleen aan de orde na verkregen ontslagvergunning van het UWV. Bij een ontbindingsprocedure bepaalt de rechter zelf de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. Normaliter houdt hij daarbij rekening met de reguliere opzegtermijn. Is er echter sprake van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, dan kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per direct beëindigen.

Opzegtermijnen

Bij opzegging gaat het om een eenzijdig gerichte rechtshandeling van de ene partij ten opzichte van de andere partij. De opzegging hoeft niet door die andere partij te worden aanvaard. 
Voor zowel werkgever als werknemer gelden termijnen die ze bij de opzegging moeten hanteren. Als hoofdregel geldt dat opzegging tegen het einde van de maand dient plaats te vinden. Dit is slechts anders als in een schriftelijke overeenkomst of door het gebruik een andere dag is aangewezen.

Let op! Het niet in acht nemen van de juiste opzegtermijn, waardoor de arbeidsrelatie te vroeg eindigt – we spreken dan van een onregelmatige opzegging –, zorgt voor de verplichting het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn te vergoeden. Dit staat bekend als het betalen van de gefixeerde schadevergoeding.

Bij een contract voor bepaalde tijd zonder tussentijds opzegbeding moeten beide partijen de volledige looptijd uitzitten. Doen ze dat niet, dan is er eveneens sprake van een onregelmatig en dus schadeplichtig ontslag. Alleen als u aangeeft geen problemen te hebben met een tussentijds vertrek van de werknemer is er geen schadeplichtigheid aan de orde.

Let op! Wanneer gedurende de opzegtermijn helemaal geen loon verschuldigd is, omdat bijvoorbeeld na 104 weken de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte is geëindigd, kan toch aanspraak worden gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding, dus het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn.

De door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn is gerelateerd aan de duur van het dienstverband van de werknemer.

 Duur dienstverband Opzegtermijn 
 Korter dan 5 jaar  1 maand
 Tussen 5-10 jaar  2 maanden
 Tussen 10-15 jaar  3 maanden 
 15 jaar of langer  4 maanden

Bepalend voor de duur van de opzegtermijn, is de duur van het dienstverband op de dag van de opzegging. Voor de werknemer die het dienstverband wil opzeggen, geldt standaard een opzegtermijn van één maand. Wilt u hem aan een langere opzegtermijn houden, dan geldt voor u het dubbele, tot maximaal een jaar.

Voorbeeld
De opzegtermijn voor de werknemer bedraagt drie maanden. In dat geval bedraagt de door u in acht te nemen opzegtermijn zes maanden.

In een cao kan de door u in acht te nemen opzegtermijn weer worden bekort. Het is daarom van belang de toepasselijke cao erop na te slaan, ook omdat in een cao van de wet afwijkende opzegtermijnen kunnen zijn opgenomen.

Opzegverboden

U kunt de arbeidsovereenkomst pas opzeggen na verkregen toestemming van het UWV. Er mag echter geen sprake zijn van een opzegverbod. Het UWV toetst bij de behandeling van ontslagaanvragen of hier sprake van is. De kantonrechter is niet bevoegd de arbeidsovereenkomst te ontbinden als er een wettelijk opzegverbod geldt, tenzij het ontbindingsverzoek niet gebaseerd is op bedrijfseconomische redenen en het verzoek geen verband houdt met de ziekte van de werknemer dan wel indien de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen. Dit is alleen anders wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het opzegverbod binnen vier weken na de dag waarop het UWV op het verzoek beslist, niet meer geldt.

Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen de opzegverboden ‘tijdens’ en ‘wegens’. De volgende opzegverboden kunnen worden onderscheiden:

  • tijdens de eerste twee jaar van ziekte, tenzij het een werknemer betreft die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, want dan bedraagt het opzegverbod bij ziekte zes weken (tot 1 juli 2023 dertien weken);
  • tijdens zwangerschap;
  • tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof en zes weken na de werkhervatting;
  • gedurende het vervullen van de dienstplicht of vervangende dienst;
  • de werknemer die lid is van de or of een personeelsvertegenwoordiging (pvt) of als secretaris is toegevoegd aan de or of personeelsvertegenwoordiging;
  • de werknemer die geplaatst is op een kandidatenlijst voor een or of pvt of korter dan twee jaar geleden daarvan lid is geweest;
  • de werknemer die lid is van een voorbereidingscommissie van een or;
  • de deskundige werknemer in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet;
  • tijdens de verlengde wachttijd, omdat u een loonsanctie opgelegd heeft gekregen van het UWV.

De ontslagbescherming van de functionaris voor de gegevensbescherming is te vinden in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het opzegverbod is gewijzigd van een opzegverbod ‘tijdens’ naar een opzegverbod ‘wegens’.

Beëindigingsovereenkomst

Het is ook mogelijk om als werkgever en werknemer onderling een schriftelijke beëindigingsovereenkomst te sluiten. De werknemer heeft daarna een bedenktijd van veertien dagen. De werkgever moet de werknemer hier expliciet – schriftelijk – op wijzen. Verzuimt de werkgever dit, dan wordt de bedenktermijn verlengd naar drie weken. Binnen deze bedenktermijn kan de werknemer zonder reden buitengerechtelijk de beëindigingsovereenkomst ontbinden. Dit kan hij doen door dit de werkgever schriftelijk kenbaar te maken. Er geldt per periode van zes maanden maar één keer een bedenktermijn.

Voor een werknemer is het van belang zijn eventuele recht op een WW-uitkering zo veel mogelijk veilig te stellen. Daarom dienen de volgende elementen in de beëindigingsovereenkomst terug te vinden zijn:

  • de werkgever heeft het initiatief genomen voor een beëindiging van het dienstverband;
  • de correcte opzegtermijn is gehanteerd (ter voorkoming van een benadelingshandeling);
  • er is geen sprake van verwijtbaarheid aan uw kant;
  • er is gekeken naar herplaatsingsmogelijkheden.

Overige zaken die in een beëindigingsovereenkomst kunnen worden opgenomen, zijn:

  • afstemming communicatie over vertrek werknemer richting derden;
  • geheimhoudingsbepaling;
  • bepaling inzake inleveren bedrijfseigendommen;
  • tegemoetkoming in juridische kosten (veelal een bedrag variërend van € 500 tot € 1.250). Dit geldt niet als de werknemer lid is van een vakbond of een rechtsbijstandsverzekering heeft waar hij een beroep op kan doen;
  • een outplacement- of opleidingsvergoeding;
  • tot wanneer en onder welke voorwaarden de werknemer de lease- of bedrijfsauto mag blijven rijden;
  • vervallen of terugbetalen van studiekosten;
  • hoogte van de ontslagvergoeding waarbij vaak de transitievergoeding als uitgangspunt dient;
  • getuigschrift en positieve referenties naar derden;
  • opheffing of matiging van een concurrentiebeding of omzetting ervan naar een relatiebeding;
  • vrijstelling van werk al dan niet met opname nog openstaande vakantiedagen;
  • wijzigen gegevens op sociale media per datum einde dienstverband;
  • een regeling inzake het vervallen dan wel handhaven van een eventueel concurrentiebeding;
  • uitbetaling eindafrekening waarbij het raadzaam is de emolumenten van de eindafrekening expliciet te benoemen;
  • een finale kwijtingsbepaling.

Ontbindende voorwaarde

U kunt als werkgever niet met uw werknemer overeenkomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt als de werknemer in het huwelijk treedt of een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel wegens zwangerschap of bevalling van de werkneemster. Andere ontbindende voorwaarden worden soms wel toelaatbaar geacht. Denk hierbij aan het uitzendbeding. Schriftelijk wordt dan bedongen dat de overeenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht door het uitzendbureau aan de inlener op verzoek van de inlener eindigt. Als u als inlener de uitzendkracht om wat voor reden ook terugstuurt naar het uitzendbureau, eindigt de tijdelijke arbeidsovereenkomst automatisch.

De geldigheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst wordt slechts bij uitzondering aanvaard en hangt af van de aard, inhoud en context van de voorwaarde. Rechters hechten er belang aan dat de voorwaarde schriftelijk is overeengekomen. De ontbindende voorwaarde moet gekoppeld zijn aan een objectief bepaalbare toekomstige gebeurtenis, waaraan geen verdere subjectieve beoordeling van u als werkgever (ook wel het ‘triggerverbod’ genoemd) te pas komt. Denk bijvoorbeeld aan het vereiste van het kunnen overleggen van een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) binnen een bepaalde nader omschreven periode. Het is raadzaam duidelijk vast te leggen wat het verband is tussen de aard en de inhoud van de functie en het kunnen beschikken over een VOG.

Een veelvoorkomende ontbindende voorwaarde is die waarbij in de arbeidsovereenkomst expliciet is opgenomen dat deze eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd door de werknemer. Dit staat bekend als het pensioenontslagbeding. Een dergelijk beding is toelaatbaar, omdat er een groot maatschappelijk draagvlak bestaat voor de grens van de AOW-leeftijd als einde van het arbeidzaam leven. Dit houdt uiteraard ook verband met het feit dat er dan in principe recht bestaat op een AOW-uitkering.

Direct ontslag?

U kunt als werkgever in bepaalde gevallen de arbeidsovereenkomst per direct eindigen bij een dringende reden onder gelijktijdige mededeling van die dringende reden. Er hoeft in dat geval geen opzegtermijn in acht genomen te worden. In het spraakgebruik wordt gesproken over een ontslag op staande voet. Er gelden wel voorwaarden voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet:

  • er moet sprake zijn van een dringende reden;
  • die direct moet zijn meegedeeld;
  • én het ontslag moet direct worden gegeven. Soms is een bepaalde korte onderzoeksperiode (denk aan een dag of tien) toelaatbaar, bijvoorbeeld bij onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Voorbeelden van dringende redenen voor u als werkgever zijn:

  • werkweigering van de werknemer;
  • wanneer de werknemer u of uw familieleden of huisgenoten mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt;
  • de werknemer is ongeschikt voor het werk.

Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet geldt dat u hoor en wederhoor moet toepassen. Uw werknemer moet de gelegenheid hebben gekregen een reactie te geven op de geconstateerde dringende reden.

Tip! Ga niet te lichtvaardig te werk bij een ontslag op staande voet, maar pas hoor en wederhoor toe en verzamel voldoende feiten.

Bij een ontslag op staande voet moet sprake zijn van:

  • een objectieve dringende reden; of
  • een subjectieve dringende reden.

Met een objectieve dringende reden wordt een gedraging bedoeld die door geen enkele andere werkgever getolereerd zou worden. Bij een subjectieve dringende reden gaat het erom dat de gedraging van de werknemer specifiek voor u als werkgever absoluut ontoelaatbaar is, gelet op de omstandigheden van het geval.

Is de werknemer het niet eens met het ontslag op staande voet en stapt hij naar de rechter (binnen 2 maanden na het gegeven ontslag op staande voet), dan kijkt de rechter voor de rechtsgeldigheid van het ontslag naar de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Dit betekent dat, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden zoals de duur van het dienstverband, de genoten opleiding, eventuele eenzijdige werkervaring of de thuissituatie, bij de ene werknemer een ontslag op staande voet wél en bij de andere werknemer niet gerechtvaardigd kan zijn.

Ook wordt wel gekeken naar eventueel beleid dat u heeft opgesteld en of u dit beleid ook daadwerkelijk heeft gehandhaafd.

Stel nu dat achteraf bezien maar een deel van de dringende reden vast komt te staan, wat dan? Het gegeven ontslag is geldig als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • de wel vaststaande feiten moeten het ontslag rechtvaardigen;
  • het is aannemelijk dat de werkgever ook ten aanzien van de wel bewezen feiten ontslag zou hebben verleend;
  • het was voor de werknemer kenbaar dat ook het wel vaststaande feitencomplex voldoende reden vormde voor een ontslag op grond van een dringende reden.

Als de werknemer gaat procederen, loopt u het risico dat het ontslag op staande voet geen standhoudt en de arbeidsovereenkomst dus nog steeds doorloopt en u het loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, moet doorbetalen. U kunt het daarom ook anders aanpakken door het ontslag als een drukmiddel te gebruiken.

Tip! Het is toegestaan dat u de werknemer enige bedenktijd geeft om te beslissen of hij niet liever zelf ontslag neemt in plaats van ontslag te krijgen. De gedachte hierachter is dat daarmee de mogelijkheden worden vergroot voor het vinden van een andere, meer bevredigende oplossing dan ontslag op staande voet.

Ook kunt u de werknemer nog een beëindigingsovereenkomst aanbieden. Let er dan wel op dat u het ontslag op staande voet pas intrekt op het moment dat de wettelijke bedenktermijn is verstreken.

Overlijden werknemer

U bent, als uw werknemer komt te overlijden, verplicht aan de nagelaten betrekkingen van de werknemer een overlijdensuitkering te verstrekken. Deze overlijdensuitkering bestaat uit het loon dat de werknemer zou hebben ontvangen over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van het overlijden. Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan:

  • de achterblijvende echtgenoot/echtgenote; of
  • de achterblijvende geregistreerde partner; of
  • de achterblijvende ongehuwd samenwonende partner; of
  • de minderjarige kinderen; of
  • degene met wie de overledene in gezinsverband samenleefde en in wiens kosten van bestaan hij voorzag.

Let op! De overlijdensuitkering wordt alleen verstrekt aan de nagelaten betrekkingen met wie de overledene voor zijn overlijden feitelijk samenwoonde. Bij een scheiding van tafel en bed heeft de achtergebleven echtgenoot/echtgenote dus geen recht op een overlijdensuitkering.

Let op! De overlijdensuitkering wordt belasting- en premievrij uitbetaald (bruto = netto). U mag bij het overlijden belastingvrij drie maandsalarissen verstrekken, maar bent hiertoe wettelijk niet verplicht. Veelal is een dergelijke bepaling te vinden in een eventueel toepasselijke cao.

Postuum loon

Vaak bestaat er bij het overlijden nog recht op een stuk postuum loon voor dat gedeelte dat uw werknemer nog heeft gewerkt. Stel dat de werknemer op 11 augustus overlijdt, dan bestaat er nog recht op loon en op opgebouwde vakantiedagen tot de dag van overlijden. De werkgever zal moeten wachten met het overmaken hiervan tot er duidelijkheid bestaat wie de rechthebbenden hierop zijn. Dit zijn de erfgenamen. Dit kunnen overigens weer andere personen zijn dan de nagelaten betrekkingen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tussenrapportage handhaving arbeidsrelaties

Het kabinet probeert al jaren om schijnzelfstandigheid zoveel mogelijk te voorkomen. Onlangs is in een brief aan de Tweede Kamer ingegaan op schijnzelfstandigheid, specifiek in de sectoren kinderopvang, onderwijs, zorg en cultuur. In deze brief werd ook ingegaan op de handhaving inzake arbeidsrelaties door de Belastingdienst.

Schijnzelfstandigheid

Roltrap

Bij schijnzelfstandigheid presenteren opdrachtnemers zich als zelfstandige ondernemers, terwijl er eigenlijk sprake is van een dienstbetrekking. Op deze manier wordt onterecht geprofiteerd van fiscale faciliteiten voor zelfstandigen en worden ten onrechte geen premies werknemersverzekeringen afgedragen.

Modelovereenkomsten

Om schijnzelfstandigheid te bestrijden werkt de Belastingdienst onder andere met Modelovereenkomsten. Opdrachtnemer en opdrachtgever kunnen in een dergelijke overeenkomst de uitvoering van de werkzaamheden vastleggen. Op deze manier staat vooraf vast dat er al dan niet sprake is van een arbeidsrelatie, op voorwaarde dat men zich houdt aan de afspraken zoals vastgelegd in de Modelovereenkomst. 

Handhaving

Het kabinet heeft aangegeven dat tot 1 januari 2025 terughoudend zal worden opgetreden bij gevallen van schijnzelfstandigheid. Wel wordt in ieder geval opgetreden als sprake is van fraude. Tot die tijd voert de Belastingdienst wel controles uit, die mede gericht zijn op voorlichting aan opdrachtgevers. 

Tussenrapportage

Uit een gepubliceerde tussenrapportage blijkt dat in 2022 en 2023 door de Belastingdienst in totaal bijna 1.000 bedrijfsbezoeken zijn afgelegd. Ook heeft de Belastingdienst in die periode zo’n 450 boekenonderzoeken verricht en zijn er bijna 800 beschikkingen inzake verzekeringsplicht afgegeven. Ook zijn zo’n 740 Modelovereenkomsten beoordeeld.

Voorlichting

Naast genoemde cijfers is er tijdens de bezoeken ook ingezet op informatie en voorlichting door specialisten van de Belastingdienst inzake loonheffingen, teneinde opdrachtgevers te ondersteunen bij het correct toepassen van de regels inzake schijnzelfstandigheid. Dit leidde er in een aantal gevallen toe dat sommige arbeidsrelaties na overleg werden aangemerkt als dienstbetrekking. In deze gevallen werd geen sanctie opgelegd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Online verkopen hobby of onderneming?

Wie regelmatig online spulletjes verkoopt via bijvoorbeeld Marktplaats of Vinted, krijgt hierover binnenkort wellicht vragen van de Belastingdienst. Een en ander is het gevolg van een nieuwe informatieplicht die geldt voor exploitanten van digitale verkoopsites.

Van belang is of de activiteiten als hobby of als onderneming aangemerkt moeten worden. In het laatste geval kan namelijk belasting verschuldigd zijn.

Fiscus geïnformeerd

Typen

Verkoopsites zijn sinds 2023 verplicht gegevens over hun verkopers door te geven aan de Belastingdienst. Wie jaarlijks dertig items of meer verkoopt, dan wel voor meer dan € 2.000 omzet heeft, kan op extra aandacht van de Belastingdienst kunnen rekenen.

Eigen verantwoordelijkheid

In een reactie laat de Belastingdienst weten dat iedereen nu ook al een eigen verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot de vraag of al dan niet belasting verschuldigd is over verkopen. Voor hobbyisten is dat niet het geval, maar als hobbyverkopen uitgroeien tot een onderneming, zal btw en inkomstenbelasting afgedragen moeten worden. Waar de scheidslijn precies ligt, is echter afhankelijk van diverse factoren.

Geautomatiseerde controles

De nieuwe informatieplicht voor verkoopsites maakt controle door de Belastingdienst een stuk eenvoudiger. Die kan de aangeleverde gegevens vergelijken met de gegevens die door verkopers zelf zijn aangegeven. Waar vermoed wordt dat sprake is van activiteiten die als onderneming aangemerkt kunnen worden en dit niet wordt aangegeven, kunnen verkopers op actie van de Belastingdienst rekenen.

Let op! Als een hobby uit is gegroeid tot een onderneming, is belasting verschuldigd. Dit was altijd al zo. De regelgeving op dit gebied is niet veranderd.

Gegevens doorgeven

Verkoopsites zullen hun verkopers benaderen die onder de Europese regels vallen om bepaalde persoonsgegevens te verstrekken. Wie dat weigert, kan worden geblokkeerd of men kan geen geld meer ontvangen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook IACK als ouders van woning wisselen, maar niet het kind?

Als ouders uit elkaar gaan, wordt de zorg voor de kinderen soms geregeld via co-ouderschap. In sommige gevallen bestaat er onder voorwaarden voor één of beide ouders recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat dit ook mogelijk is als de ouders afwisselend de kinderen verzorgen vanuit dezelfde woning, ook wel bird nesting genoemd.

Bird nesting

Speelgoed

Bij bird nesting verblijven na een scheiding de kinderen steeds in dezelfde woning. De gescheiden ouders verzorgen de kinderen samen, maar als de ene partner de kinderen verzorgt, verblijft de andere partner elders. 

IACK

De IACK is een belastingkorting voor alleenstaande ouders of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor jonge kinderen combineren. Het doel ervan is deze belastingplichtigen extra te motiveren om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Een van de voorwaarden voor de IACK is dat het kind op 1 januari van het jaar jonger is dan 12 jaar.

Co-ouderschap

Voor de IACK moet het kind in het betreffende jaar minstens zes maanden op hetzelfde woonadres zijn ingeschreven als de ouder. Bij co-ouderschap is het voor de IACK ook voldoende als het kind gedurende ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens van de ouders verblijft en het kind op hetzelfde woonadres als de andere ouder staat ingeschreven.

Verschillende huishoudens?

Volgens de Belastingdienst is er ook bij bird nesting sprake van twee verschillende huishoudens en is er geen sprake van samenwonende ouders. Het is geen belemmering dat de ouders het huishouden met de kinderen voeren in dezelfde woning, zolang beide ouders dit maar afzonderlijk met hen doen en niet samen. Als aan de overige voorwaarden voldaan wordt, bestaat er dus ook bij bird nesting recht op de IACK.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe forse boete mogelijk nalatige platformexploitanten

Er is per 1 februari 2024 een nieuwe boete geïntroduceerd voor digitale platformexploitanten die niet aan hun informatieverplichtingen (DAC7) voldoen. Wanneer er sprake is van opzet of grove schuld kan de boete oplopen tot maximaal € 1.030.000.

Digitale platformexploitanten

EU

Digitale platformexploitanten bieden kopers en verkopers de gelegenheid gebruik te maken van hun platform voor het verrichten van transacties. Een bekend voorbeeld van een dergelijk platform is Marktplaats. Sinds vorig jaar hebben exploitanten van dergelijke platformen de plicht een aantal gegevens te melden bij de Belastingdienst.

Welke gegevens?

De te verstrekken gegevens, vastgelegd in DAC7, hebben onder andere betrekking op het aantal transacties van een bepaalde verkoper en de behaalde omzet. Hierdoor zal naar verwachting de fraude met digitale transacties verminderen. Alle EU-landen hebben afgesproken de informatieverplichting in hun wet op te nemen.

Boete

Als een boete wordt opgelegd, worden alle feiten en omstandigheden die van belang zijn meegewogen. De hoogte van de boete wordt in overleg met de vaktechnisch coördinator formeel recht bepaald. De Belastingdienst heeft hierbij aangegeven terughoudend om te gaan met het opleggen van de nieuwe boete.

Let op! Bent u het met de boete niet eens, dan kunt u hiertegen in bezwaar en beroep.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Estate planning

Kan uw kind een financieel ruggensteuntje goed gebruiken? Bijvoorbeeld voor studiekosten, de aankoop van een woning of bij het verlies van een baan? Of misschien wil uw kind een langgekoesterde droom van een eigen bedrijf verwezenlijken of het stokje van het familiebedrijf overnemen? Uw financiële hulp zou dat mogelijk kunnen maken! Laat u inspireren door deze advieswijzer.

Schenking

Geld

Een veelgebruikte en relatief eenvoudige manier om een kind financieel te ondersteunen, is het schenken van geld. Dit kan op diverse manieren. Door handig gebruik te maken van vrijstellingen en fiscaal vriendelijke schenkingsvormen, kunt u het rendement van uw schenking verhogen. Niet alleen op het moment van schenking zelf, maar ook later. Schenken is een voordelige manier om het opgebouwde vermogen aan de volgende generatie over te dragen. Het financiële steuntje voor nu is misschien tegelijkertijd een gelegenheid om na te denken over uw nalatenschapsplanning.

Afhankelijk van de omvang van uw vermogen en de vrijstellingen, bedraagt de erfbelasting voor uw kind al snel tussen de 10 en 20% en voor het kleinkind zelfs tussen de 18 en 36%. Regel het tijdig en goed en bespaar erfbelasting in het voordeel van uw erfgenamen!

Let op! Voor mensen met vermogen geldt een hogere eigen bijdrage voor zorg via de AWBZ. In 2024 wordt bij alleenstaanden 4% van uw vermogen boven het toetsbedrag van € 31.747 als extra inkomen voor de berekening van de eigen bijdrage meegeteld. Voor partners geldt het dubbele toetsbedrag, € 63.494. De peildatum hiervoor is 1 januari 2022.

Fiscaalvrije schenkingen

Als ouder kunt u uw kind jaarlijks een bedrag schenken zonder dat daar belasting over betaald moet worden. Voor 2024 is dit bedrag € 6.633. Schenkt u aan een kind dat tussen de 18 en 40 jaar oud is (of van wie de partner tussen de 18 en 40 jaar oud is), dan kan deze vrijstelling eenmalig worden verhoogd naar € 31.813. Voor schenkingen ten behoeve van een kostbare studie of opleiding kan de vrijstelling zelfs eenmalig worden verhoogd naar € 66.268.

Let op! De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is vanaf 2024 volledig afgeschaft.

Papieren schenking

U wilt schenken, maar u wilt of kunt nog niet het gehele bedrag in contanten aan uw kind geven. Dan heeft u de mogelijkheid tot een ‘notariële schuldigerkenning uit vrijgevigheid’, ook wel bekend als papieren schenking. U erkent een bedrag schuldig te zijn aan uw kind dat pas opeisbaar is na uw overlijden.

Voordeel is dat u blijft beschikken over het (geschonken) vermogen en liquiditeiten en toch handig gebruikmaakt van de vrijstellingen in de schenkbelasting. Tegelijkertijd bent u vrij om tussentijds op de schuld af te lossen en daarmee uw kind geld te verstrekken. Om met deze schenking ook erfbelasting te besparen, moet u uw kind wel jaarlijks daadwerkelijk 6% rente betalen. Via rente en aflossing ontvangt uw kind dan financiële ondersteuning.

Let op! De schenking op papier moet zowel door de schenker als de ontvanger in box 3 worden opgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. In het box 3-stelsel in 2024 ontstaat hierbij wel een verschil tussen de belastbaarheid van de vordering en de aftrek van de schuld. Over de vordering die uw kind op u heeft, wordt namelijk een hoger forfaitair percentage (6,04% in 2024) berekend dan het forfaitair percentage waartegen de schuld die u heeft aan uw kind aftrekbaar is. Het exacte percentage voor de schuld is nog niet bekend. Voor een vergelijk: voor het jaar 2023 bedroegen deze percentages voor vorderingen 6,17% en voor schulden 2,46%, een verschil van 3,71%!

Tip! Wilt u meerdere jaren achter elkaar een papieren schenking doen aan uw kind, dan bestaat de mogelijkheid om dit in één keer voor meerdere jaren bij de notaris te regelen. Laat u wel goed informeren over de voorwaarden en de voor- en nadelen die hieraan verbonden zijn.

Schenken onder voorwaarden

Het kan gebeuren dat een schenking via het huwelijksgoederenregime of een samenlevingscontract onbedoeld bij de schoonfamilie van uw (klein)kind terechtkomt. Dit kunt u voorkomen door bij de schenking een uitsluitingsclausule op te nemen, zodat de schenking eigendom blijft van uw (klein)kind. Door het schenken van vermogen aan uw kind kan het op enig moment ook gebeuren dat uw financiële draagkracht onder druk komt te staan. Wilt u schenken zonder financieel afhankelijk te worden van uw kind, dan kunt u ook schenken onder de voorwaarde dat de schenking door u herroepen kan worden.

Let op! Is uw kind getrouwd na 1 januari 2018, dan valt uw schenking niet meer in de huwelijksgemeenschap. Uw kind kan samen met zijn of haar partner in de huwelijkse voorwaarden echter bepalen dat schenkingen wel tot de gemeenschap behoren. In die situatie is de uitsluitingsclausule desgewenst nog relevant.

Bedrijfsopvolging in de familie

Wilt u uw bedrijf geheel of gedeeltelijk overdragen aan uw kind? Met de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet kunt u het ondernemingsvermogen of uw aanmerkelijkbelangaandelen fiscaal vriendelijk op de kinderen overdragen. De BOF geldt alleen voor actieve ondernemingen.

Beleggingsactiviteiten vallen nagenoeg geheel buiten de regeling. De BOF voorziet in een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde, voor zover de waarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1.325.253 (2024). Voor het meerdere is de vermindering 83%. Voor de dan nog verschuldigde schenkbelasting kan tien jaar lang rentedragend uitstel van betaling worden verleend. De regeling kent onder meer voorwaarden ten aanzien van de bezitsperiode voor u als schenker en voor de voortzetting van het bedrijf door de verkrijger.

Denk na over uw bedrijfsopvolging en laat u daarover goed adviseren. De vrijstelling van de BOF wordt namelijk per 1 januari 2025 gewijzigd. Vanaf die datum geldt een vrijstelling van 100% voor ondernemingsvermogen tot € 1.500.000. Van het meerdere is dan nog slechts 75% vrijgesteld. Dit betekent dat met name voor bedrijven met een grote waarde een geringere vrijstelling gaat gelden. Het omslagpunt ligt bij € 1.871.337. Voor bedrijven met een waarde tot deze grens wordt de vrijstelling vanaf 2025 groter, voor bedrijven boven deze grens wordt de vrijstelling juist beduidend kleiner. 

Voorbeeld
Voor een bedrijf met en waarde van bijvoorbeeld €5.000.000 bedraagt de vrijstelling nu nog €4.375.293. Vanaf 2025 bedraagt de vrijstelling nog slechts €4.125.000, ofwel €250.293 minder.

Let op! Bent u van plan op korte termijn uw bedrijf te schenken aan bijvoorbeeld uw kinderen, ga dan na of u dit wellicht beter nog in 2024 kunt doen. Het kan vele duizenden euro’s aan te betalen belasting verschil maken!

Familielening

U kunt uw kinderen natuurlijk ook geld lenen. Het is niet altijd eenvoudig, ook niet voor uw kinderen, om een financiering bij een bank te krijgen. Bij een lage rente op een spaardeposito kan een familielening dan algauw een aantrekkelijke optie zijn. Maak wel zakelijke afspraken en leg de voorwaarden, zoals rente, duur, aflossing, aanwending van de geldsom, opeisbaarheid, opzeggingsgronden en eventuele zekerheden, goed vast. Dit zorgt voor financiële en juridische duidelijkheid voor u en uw kind en voorkomt veelal onnodige fiscale narigheid.

Let op! Houd er rekening mee dat door het box 3-stelsel in 2024 hierbij wel een verschil ontstaat in belastbaarheid. Over de vordering die u op uw kind heeft, wordt namelijk een hoog forfaitair percentage (6,04% in 2024) berekend in box 3. Betreft de lening aan uw kind een zogenaamde eigenwoninglening die aan de fiscale voorwaarden voldoet? Dan is de rente tegen de werkelijke rente aftrekbaar bij uw kind.

Eigenwoninglening

Via een notariële of onderhandse akte kunt u uw kind geld lenen voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Over de lening ontvangt u van uw kind rente. Voor u behoort de (zakelijke) lening tot uw box 3-vermogen. Voor de te betalen belasting in box 3 gaat de fiscus tegenwoordig uit van de vermogensbestanddelen die u werkelijk heeft. Daarbij gebruikt men fictieve rendementen die dicht bij de werkelijke rendementspercentages voor sparen of beleggen liggen. Voor spaargeld is dat bijvoorbeeld veel lager dan voor beleggingen. Voor beleggingen en andere bezittingen, zoals een verstrekte lening aan uw kind, gaat de fiscus in 2024 uit van een fictief rendement van 6,04%.

Let op! Sinds 1 januari 2013 gelden ook voor de eigenwoningleningen binnen de familie de nieuwe regels rondom hypotheekrenteaftrek. Dat wil zeggen dat de lening dus binnen dertig jaar volledig en minimaal annuïtair moet zijn afgelost. Om de renteaftrek bij een onderhandse lening veilig te stellen, moet uw kind de Belastingdienst informeren over de eigenwoninglening. Daarvoor moeten de gegevens van de lening jaarlijks worden doorgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. Dat geldt zowel voor een nieuwe lening als voor het doorgeven van een wijziging van een bestaande eigenwoninglening.

Let op! Het is verstandig om voor de lening een zekerheidsrecht te bedingen. Niet alleen voor de terugbetaling, maar ook om het zakelijke karakter fiscaal te onderbouwen. Voor het vastleggen van een hypotheek moet u bij de notaris zijn.

Lening en schenking via een kasrondje

U kunt uw kind extra financieel steunen door bijvoorbeeld de eigenwoninglening aan te vullen met een ‘kasrondje’. In hetzelfde jaar dat het kind de rente aan u betaalt, schenkt u een bedrag binnen de jaarlijkse schenkingsvrijstelling (2024: € 6.633). Uw kind profiteert bij een eigenwoninglening van de fiscale renteaftrek en van de vrijgestelde schenking, terwijl u (een deel van) de rente weer belastingvrij kunt teruggeven. De schenking en rentebetaling moeten overigens los van elkaar staan en niet met elkaar worden verrekend. Anders valt het fiscale voordeel weg.

Borgstelling

Indien uw kind bij een bank niet op eigen kracht een (extra) lening kan krijgen, kunt u als ouder borg staan. Dit kan voor de gehele lening, maar ook voor een deel. Hiermee biedt u de bank extra zekerheid. Met een borgstelling voor een hypothecaire geldlening behoudt het kind recht op hypotheekrenteaftrek.

Risicodragende deelname

Tot slot nog een laatste tip: heeft uw kind plannen om voor zichzelf te beginnen, dan is een geldlening wellicht een voor de hand liggende optie. Maar misschien is een risicodragende deelname van u als financier in het startende bedrijf van uw kind voor beiden interessant. Er zijn vele manieren om dit vorm te geven. Vraag het ons!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ministerraad akkoord met nieuwe groottecriteria van onderneming

De groottecriteria die bepalen of uw onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in het najaar van 2023 in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie aangepast. De Nederlandse ministerraad is akkoord met de voorgestelde wijzigingen.

Drempelbedragen

De drempelbedragen worden bepaald door drie criteria: omzet, balanstotaal en gemiddeld aantal medewerkers. De bedragen van de criteria balanstotaal en omzet zijn met zo’n 25 procent verhoogd.

De huidige en bijgestelde drempels (voor 25% inflatie en afgerond naar boven) worden: 

    Balans Netto-omzet
Micro Vorig 350 000 700 000
  Bijgesteld 450 000 900 000
  Toename 28,6% 28,6%
       
 Klein (onderkant) Vorig 4 000 000 8 000 000
  Bijgesteld 5 000 000 10 000 000
  Toename  25,0% 25,0%
       
 Klein (bovenkant) Vorig 6 000 000 12 000 000
  Bijgesteld 7 500 000 15 000 000
  Toename 25,0% 25,0%
       
 Middelgroot/Groot Vorig 20 000 000 40 000 000
  Bijgesteld 25 000 000 50 000 000
  Toename 25,0% 25,0%

Bron: Europese Commissie (DG FISMA)

Bent u controleplichtig?

Kantoor

De drempelbedragen bepalen onder andere of uw onderneming controleplichtig is. Met ingang van de nieuwe criteria krijgen ondernemingen te maken met de controleplicht van de jaarrekening als zij op twee opeenvolgende balansdata voldoen aan minimaal twee van de drie criteria:

  • het balanstotaal kent een waarde van minimaal € 7.500.000;
  • de omzet bedraagt minimaal € 15.000.000;
  • er zijn minimaal 50 werknemers in dienst.

Ingangsdatum mag al voor boekjaar 2023

Alle lidstaten van de EU moeten de nieuwe drempelwaarden uiterlijk vanaf boekjaar 2024 toepassen. De Nederlandse overheid biedt echter de mogelijkheid, naar keuze van de onderneming, om deze nieuwe drempelbedragen met een vervroegde toepassing voor boekjaar 2023 al in te laten gaan. Dit is met name van belang voor middelgrote ondernemingen die op basis van de nieuwe criteria in boekjaar 2023 niet voldoen aan twee van de drie controlecriteria. Zij zijn daardoor dan voor dat boekjaar niet controleplichtig.

Let op! Valt u niet in de categorie middelgrote/grote onderneming? Dan hoeft u niet te voldoen aan de vereisten van de duurzaamheidsrapportage (CSRD).

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Aandachtspunten verzuim

Bij verzuim als gevolg van ziekte komt een hoop kijken. U moet als werkgever weten aan welke wet- en regelgeving u gebonden bent. Wat moet u regelen, wanneer en door wie? Wat regelt u zelf en wat besteedt u uit? En hoe zit het met het salaris, uitkeringen en overige financiële zaken? Deze aspecten komen hier aan bod.

Het proces: wat, wanneer en door wie

Medisch

Contract arbodienstverlening

De Arbowet verplicht bedrijven zich deskundig te laten ondersteunen bij het arbo- en verzuimbeleid. Dit kan door een arbokerndeskundige (zogeheten maatwerkregeling; onder voorwaarden bepaalt de werkgever zelf door wie hij zich laat ondersteunen) of door een arbodienst.

Vangnetregeling

Schakelt u een arbodienst in, dan spreken we over een zogeheten vangnetregeling. U sluit dan een contract af met een gecertificeerde arbodienst.

Tip! Op de website www.sbca.nl is terug te vinden of een arbodienst gecertificeerd is.

Een arbodienst heeft de volgende taken:

  • het toetsen van de Risico-inventarisatie en Evaluatie (RI&E)
  • deskundige begeleiding bij ziekte
  • het aanbieden van een (periodiek) arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO)
  • het zo nodig verrichten van aanstellingskeuringen
  • het bieden van een preventieve consultatiemogelijkheid van de bedrijfsarts

Iedere arbodienst moet beschikken over een bedrijfsarts. Deze bedrijfsarts heeft recht op overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. Ook heeft hij het recht de werkplek te bezoeken. Verder dient hij beroepsziekten te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (www.beroepsziekten.nl). De bedrijfsarts moet zich niet alleen bezighouden met de ziekteverzuimbegeleiding en de re-integratie, maar ook met preventie: voorkomen dat er uitval plaatsvindt.

Maatwerkregeling

Bij de keuze voor een maatwerkregeling moet er ten minste één bedrijfsarts beschikbaar zijn voor verzuimbegeleiding, de PAGO en aanstellingskeuringen. De maatwerkregeling kan alleen worden toegepast na verkregen instemming van de ondernemingsraad (or) of de personeelsvertegenwoordiging (PVT) en geldt dan voor een periode van vijf jaar.

Let op! Iedere arbodienstverlener dient te beschikken over een klachtenregeling.

Bedrijfsarts of arboarts?

Een bedrijfsarts is niet hetzelfde als een arboarts. De titel bedrijfsarts is namelijk een wettelijk beschermde titel. De bedrijfsarts kan tuchtrechtelijk worden aangesproken. Bedrijfsartsen zijn in het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) opgenomen als ‘arts’ met als specialisme ‘arbeid en gezondheid – bedrijfsgeneeskunde’. Het BIG-register is door iedereen te raadplegen (www.bigregister.nl). Iedere zorgverlener is verplicht zijn BIG-nummer actief bekend te maken, zodat deze makkelijk in het BIG-register kan worden gevonden. Alleen wie in het BIG-register staat, mag een beschermde beroepstitel voeren en mag de bij het beroep horende voorbehouden handelingen zelfstandig uitvoeren. Vanwege een tekort aan bedrijfsartsen besteedt de bedrijfsarts taken uit aan andere professionals. We spreken dan van taakdelegatie. Hij blijft echter zelf eindverantwoordelijke. Bepaalde taken, zoals het opstellen van een probleemanalyse en het eindoordeel bij de WIA-aanvraag, moet hij zelf uitvoeren.

Second opinion

U bent als werkgever verplicht om een werknemer die het niet eens is met het oordeel van de bedrijfsarts op het gebied van de verzuimbegeleiding, in de gelegenheid te stellen op uw kosten een oordeel aan te vragen bij een andere onafhankelijke door u gecontracteerde bedrijfsarts. Het aanvragen van een second opinion heeft geen opschortende werking. Het advies van de eigen bedrijfsarts blijft dus staan. Het is de bedoeling dat er bij een afwijkende mening intercollegiaal overleg plaatsvindt, waarna de eigen bedrijfsarts mogelijk zijn oordeel bijstelt. Het is aan de werknemer om te bepalen of het oordeel van de bedrijfsarts van de second opinion ter kennis wordt gebracht aan de eigen bedrijfsarts. Meer informatie is te vinden op www.bedrijfsartsensecondopinion.nl of www.secondopinionpoli.nl

Wet verbetering poortwachter

In het kader van de Wet verbetering poortwachter gelden er bepaalde processtappen die tijdens ziekte van een werknemer doorlopen moeten worden. Dit zijn:

  • ziekmelding
  • probleemanalyse
  • plan van aanpak

1. De ziekmelding
In uw verzuimreglement staat aangegeven wanneer en bij wie de werknemer zich ziek moet melden. Het is van belang de ziekmelding te laten registreren door de leidinggevende van de werknemer, zodat hij of zij gelijk gericht vragen kan stellen. Welke vragen u mag stellen kunt u terugvinden op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens.De zieke werknemer dient in de eerste week van zijn ziekte aangemeld worden bij de arbodienst/bedrijfsarts.

2. Probleemanalyse
De bedrijfsarts beoordeelt na uiterlijk zes weken of er sprake is van dreigend langdurig verzuim. De bedrijfsarts stelt een probleemanalyse op, waaruit naar voren komt wat de aard van het ziekteverzuim is in relatie tot de door de werknemer te verrichten werkzaamheden. Daarbij wordt ook aangegeven of en zo ja welke mogelijkheden er zijn tot re-integratie. 
De probleemanalyse die naar de werkgever gaat, bevat geen medische gegevens. De probleemanalyse bevat een advies over de wijze waarop de mogelijkheden tot herstel en werkhervatting kunnen worden benut of vergroot.

3. Plan van aanpak
Werkgever en werknemer stellen samen op basis van de probleemanalyse het plan van aanpak op. Daarin maakt u afspraken over het doel van de re-integratie en op welke manier u dit doel het best kunt bereiken. Dit plan wordt minimaal eens in de zes weken geëvalueerd. 

Casemanager

Een casemanager fungeert als een soort spin-in-het-web waar het gaat om de processtappen in het kader van de re-integratie. De rol van casemanager kan intern worden opgepakt door de leidinggevende of iemand van HR/personeelszaken. U kunt dit ook uitbesteden aan een professionele casemanager die speciaal daartoe is opgeleid en uitgebreide kennis heeft van wet- en regelgeving rondom verzuim. De casemanager kan bijvoorbeeld ondersteunen bij het maken van een re-integratievisie en het re-integratieverslag, managementinformatie aanleveren, deelnemen aan het sociaal-medisch team (SMT) en subsidiemogelijkheden in kaart brengen.

Eerstejaarsevaluatie: spoor 1 of spoor 2

Rondom het eerste jaar moet er een eerstejaarsevaluatie plaatsvinden tussen werkgever en werknemer. Dit staat ook wel bekend als het opschudmoment. Er wordt gekeken waar partijen staan in het kader van de re-integratie. Veelal zal er door de bedrijfsarts een inzetbaarheidsprofiel worden opgesteld dat de basis is voor door de arbeidsdeskundige te verrichten mogelijkheden in het kader van werkhervatting binnen het bedrijf (spoor 1) dan wel buiten het bedrijf (spoor 2). Uiterlijk moet een spoor 2-traject worden gestart binnen 6 weken na de eerstejaarsevaluatie.

Re-integratieactiviteiten in spoor 2 kunnen na de eerstejaarsevaluatie alleen achterwege blijven als er:

  • geen sprake is van benutbare mogelijkheden; of
  • er binnen drie maanden geen concreet perspectief is op structurele werkhervatting binnen de eigen organisatie in eigen, aangepast of ander passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij de functionele mogelijkheden. 

U moet de eerstejaarsevaluatie schriftelijk vastleggen. In het verslag neemt u het volgende op: 

  • de terugblik;
  • de uitkomsten van de evaluatie;
  • het afgesproken doel voor het tweede ziektejaar;
  • de gemaakte afspraken om dit doel te bereiken;
  • de eventueel reeds ondernomen activiteiten in het kader van het tweede spoor dan wel de inzet van het tweede spoor op basis van de uitkomsten van een arbeidsdeskundig onderzoek dat rond deze periode moet hebben plaatsgevonden.

U kunt re-integratie in spoor 2 zelf starten, maar ook een daarin gespecialiseerd re-integratiebedrijf in de hand nemen. Zie www.reintegratiekiezen.nl

De betaling: salaris, uitkeringen, vakantie en overige financiële aspecten

Loon bij ziekte

Bij ziekte moet minimaal 70% van het (maximum)dagloon door u als werkgever worden doorbetaald. Gedurende het eerste ziektejaar geldt als ondergrens het wettelijk minimumloon. Veelal is in een toepasselijke cao of arbeidsovereenkomst een aanvulling geregeld tot maximaal 100% van het loon. De loondoorbetalingsverplichting bedraagt in beginsel maximaal 104 weken, ook wel aangeduid als de ‘wachttijd’. De term ‘re-integratietijd’ zou in dit verband een betere zijn, omdat u er alles aan moet doen om te zorgen dat de zieke werknemer zo optimaal mogelijk re-integreert, ofwel in de eigen organisatie in eigen dan wel ander passend werk (spoor 1), dan wel in een andere organisatie (spoor 2).

Schadebeperking door ZW-uitkering

Het kan zijn dat er bij u een werknemer werkt die in aanmerking komt voor een ZW-uitkering. Deze uitkering kan dan door het UWV aan u worden uitbetaald waarna u deze in mindering kunt brengen op uw loondoorbetalingsverplichting. Er kan recht bestaat op een ZW-uitkering in de volgende situaties:

  • bij een orgaandonor;
  • bij ziekte als gevolg van zwangerschap dan wel bevalling;
  • bij werknemers met de status structureel functioneel beperkt (sfb). 

Bij de eerste twee categorieën bestaat er recht op een ZW-uitkering ter hoogte van 100% van het (maximum)dagloon. Bij de laatste categorie kan het UWV gedurende de eerste jaar ook tot maximaal 100% van het (maximum)dagloon uitbetalen, afhankelijk van de loondoorbetalingsverplichtingen die u heeft. In het tweede ziektejaar bedraagt de ZW-uitkering daarentegen 70% van het (maximum)dagloon, ook al bent u gehouden om een hoger percentage door te betalen.

No-riskpolis

Deze laatste categorie werknemers duiden we aan met de term no-riskpolis. Hierbij gaat het om degene die:

  • recht heeft op een WIA-uitkering;
  • recht heeft op een WAO- of WAZ-uitkering;
  • recht heeft op een Wajong-uitkering;
  • < 5 jaar voor datum indiensttreding 0-35% arbeidsongeschikt was bij einde wachttijd en niet herplaatsbaar was bij zijn eigen werkgever;
  • een indicatie heeft voor WSW-werk;
  • problemen heeft (gehad) door zijn ziekte of handicap bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afloop van het onderwijs bij u in dienst komt;
  • op grond van de Participatiewet na 1 januari 2015 op een beschutte werkplek bij de gemeente werkt;
  • behoort tot de doelgroep van de Banenafspraak.

De no-riskpolis geldt als de betreffende persoon ziek wordt binnen vijf jaar na de start van het dienstverband. Ook als iemand een WIA-uitkering krijgt en bij u blijft werken, bestaat er recht op een ZW-uitkering. Deze wordt via u betaalbaar gesteld als er sprake is van wijziging van de bedongen arbeid door middel van een nieuw contract. In dat geval heeft u een nieuwe loondoorbetalingsplicht van 104 weken waarop u de ZW-uitkering in mindering kunt brengen. Heeft er geen wijziging van de bedongen arbeid plaatsgevonden dan hoeft u niet langer het loon door te betalen. Uw werknemer heeft dan wel recht op een ZW-uitkering die wordt verrekend met zijn WIA-uitkering. Als de ZW-uitkering via u als werkgever betaalbaar wordt gesteld, dan gebeurt dit exclusief vakantiebijslag.

Vakantie

Ook een zieke werknemer heeft het recht om vakantiedagen op te nemen als hij in staat is deze feitelijk te genieten. Hij is dan vrijgesteld van zijn re-integratieverplichting. De bedrijfsarts zal moeten aangeven of de zieke werknemer in staat is vakantie op te nemen waarna u hier als werkgever toestemming voor moet geven.

Let op! Tijdens de opname van vakantiedagen heeft de werknemer recht op 100% loondoorbetaling, ook al krijgt hij een lager percentage doorbetaald.

Als de zieke werknemer weer gedeeltelijk aan het werk en hij neemt vakantie op dan wordt er toch een volledige vakantiedag afgeschreven.

Eigenrisicodragerschap ZW

U kunt er als werkgever voor kiezen om eigenrisicodrager te worden voor de ZW. Dit betekent dat u bent vrijgesteld van de betaling van de ZW-premie in het kader van de premiebeschikking Werkhervattingskas. In feite fungeert u als een soort uitvoeringsinstelling. Het gaat dan concreet om de werknemers die ziek uit dienst zijn gegaan bij u.

U doet zelf de claimbeoordeling: het bepalen van het recht, de hoogte en de duur van de ZW-uitkering. Ook betaalt u de ZW-uitkering aan de zieke werknemer, houdt u een gescheiden verzuimadministratie bij en bent u verantwoordelijk voor de re-integratie. U kunt deze taken in eigen beheer uitvoeren, maar ook uitbesteden aan een professionele partij. Ook kunt u het UWV vragen bepaalde taken tegen betaling uit te voeren, zoals het vaststellen van het recht op, de hoogte van en de duur van de ZW-uitkering. Ook kunt u bij het UWV informeren of de no-riskpolis van toepassing is en of er een maatregel kan worden opgelegd. Het UWV voert periodiek audits uit om te bezien of u (of de partij aan wie u de taken heeft uitbesteed) dit op correcte wijze uitvoert.

U bent wel verplicht om een contract met een professionele arbodienstverlener af te sluiten. Het UWV neemt uiteindelijk de beslissingen over bijvoorbeeld het stopzetten van de ZW-uitkering, het toepassen van een maatregel bestaande uit een korting op de uitkering en dergelijke. U moet deze beslissingen motiveren en voorbereiden voor het UWV. Tegen deze beslissingen kan de werknemer bij het UWV dan bezwaar aantekenen. Het is mogelijk het verzuim te verzekeren, maar dit is niet noodzakelijk.

Let op! Het eigenrisicodragerschap kan op 1 januari dan wel op 1 juli van enig jaar ingaan. Een verzoek om eigenrisicodrager te worden, dient drie maanden voor de beoogde ingangsdatum bij de Belastingdienst te worden ingediend.

Er geldt geen inlooprisico, wat betekent dat werknemers die ziek zijn vóór de ingangsdatum van het eigenrisicodragerschap niet voor rekening van de eigenrisicodrager komen. Wel geldt een uitlooprisico, wat inhoudt dat bij het beëindigen van het eigenrisicodragerschap, dit nog wel blijft gelden voor de werknemers die op dat moment al ziek waren.

Loonsanctie

Oordeelt het UWV bij het einde van de wachttijd (dus aan het einde van de 104 weken) in het kader van de toetsing van het re-integratieverslag (RIV-toets) – ook wel poortwachtertoets genoemd – dat u te weinig heeft gedaan aan de re-integratie, dan legt het UWV u een loonsanctie op van standaard 52 weken. Dit betekent dat u maximaal 52 weken langer het loon moet doorbetalen. Ook het opzegverbod tijdens ziekte geldt dan nog. U kunt uw werknemer dus niet ontslaan. De loonsanctie heeft een ‘reparatoir’ karakter. Dit betekent dat het de bedoeling is dat u probeert de door het UWV gesignaleerde tekortkoming te herstellen. Als u van mening bent dat u dat heeft gedaan, kunt u een bekortingsverzoek indienen bij het UWV. Het UWV heeft dan drie weken de tijd om dit bekortingsverzoek te beoordelen. Vervolgens zal het UWV, als het verzoek gehonoreerd wordt, de loonsanctie met een uitlooptermijn van zes weken stopzetten. Ook kunt u uiteraard altijd bezwaar aantekenen tegen de beslissing van het UWV tot het opleggen van een loonsanctie. Als uw bezwaar gegrond wordt verklaard, kunt u een verzoek bij het UWV indienen tot vergoeding van uw schade bestaande uit het ten onrechte doorbetaalde loon en daaraan gekoppelde emolumenten en de re-integratiekosten en dergelijke.

Let op! Er kan geen loonsanctie worden opgelegd als de wachttijd van 104 weken is verstreken. Het UWV moet dus voor het einde van de verplichte loondoorbetalingsperiode aangeven of het een loonsanctie oplegt of niet. Na afloop van de 104 weken loonbetaling kan geen loonsanctie meer worden opgelegd. Een loonsanctie is nog tijdig opgelegd als deze op de laatste dag van de wachttijd is verzonden. Het UWV moet kunnen aantonen dat het besluit op de laatste dag is verzonden.

Heeft u vragen of wilt u advies? Neem contact met ons op, wij helpen u graag verder.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Box 3 ook voor betaalrekeningen

De staatssecretaris antwoordt op Kamervragen dat hij niet bereid is om betaalrekeningen uit te zonderen van het forfaitaire rendement dat van toepassing is op spaartegoeden in box 3. Dat op betaalrekeningen geen rente wordt ontvangen, maakt dit niet anders.

Betaalrekeningen

Op betaalrekeningen wordt over het algemeen geen rente vergoed. Daarnaast zijn aan het aanhouden van een betaalrekening normaal gesproken kosten verbonden. Dat maakt dat een betaalrekening over het algemeen eerder een negatief rendement dan een positief rendement kent.

Let op! De betaalrekeningen worden in box 3 echter in dezelfde categorie geplaatst als spaarrekeningen. Voor 2023 is hieraan een forfaitair rendement gehangen van 0,92%. Voor 2024 is dit percentage voorlopig vastgesteld op 1,03%.

Kamervragen

De staatssecretaris antwoordt naar aanleiding van een aantal vragen onder meer dat betaalrekeningen gewoon in box 3 vallen. Betaalrekeningen vallen dus niet in een andere categorie dan spaarrekeningen en worden dus ook niet apart behandeld. Ook de kosten die verbonden zijn aan betaalrekeningen kunnen niet in aftrek komen in box 3, aldus de staatssecretaris.

Hoop aan de horizon?

Over het saldo van een betaalrekening die over het algemeen een negatief rendement kent, moet dus 0,92% forfaitair rendement in aanmerking worden genomen. Voor degenen die toe zijn aan een box 3-stelsel op basis van een werkelijk rendement gloort er wellicht hoop aan de horizon.

Zo heeft het demissionaire kabinet een wetsvoorstel opgesteld waarbij de box 3-heffing gebaseerd is op het werkelijk behaalde rendement. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2027, maar hiervoor moet het definitieve wetsvoorstel dan al wel in de zomer van 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden worden. Of dat allemaal gaat lukken is uiteraard de vraag, nu de vorming van een nieuw kabinet tot op heden nog niet is gelukt.

Conclusies AG’s

Maar is er nog meer hoop. In september 2023 concludeerde AG Wattel al dat de Wet rechtsherstel box 3 in strijd is met Europees recht als het werkelijk behaalde rendement lager is dan het rendement volgens de wet. AG Pauwels oordeelde onlangs op vergelijkbare wijze.

Bepaling werkelijk behaalde rendement

AG Pauwels gaf ook een aantal aanwijzingen over de wijze waarop het werkelijk behaalde rendement moet worden bepaald.

Zo oordeelde de AG dat de beoordeling of de box 3-heffing moet worden verminderd, altijd moet plaatsvinden voor alle vermogensbestanddelen gezamenlijk en niet per vermogensbestanddeel. Het separaat beoordelen van de betaalrekening behoort dus, ook naar het oordeel van de AG, niet tot de mogelijkheden.

Uiteraard speelt het negatieve rendement van de betaalrekening wel een rol in de beoordeling van het totale werkelijk behaalde rendement. Voor aftrek van de kosten die verbonden zijn aan de betaalrekening lijkt in de visie van de AG ook plek bij de bepaling van het werkelijk behaalde rendement.

Let op! De Hoge Raad moet nog oordelen over deze kwestie. De adviezen van de AG’s zijn onafhankelijk en de Hoge Raad beslist zelf of deze opgevolgd worden of niet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gemiddelde WOZ-waarde stijgt dit jaar met 2,8%

De WOZ-waarde stijgt dit jaar gemiddeld met 2,8%. Tussen gemeentes zijn er wel grote verschillen. Bij de WOZ-beschikkingen die gemeentes voor 2024 vaststellen wordt uitgegaan van de peildatum 1 januari 2023. Dit betekent dat prijswijzigingen die zich afgelopen jaar hebben voorgedaan nog niet in de cijfers verwerkt zijn.

Bezwaar aantekenen?

Woning

Dat de gemiddelde WOZ-beschikking een stuk minder stijgt dan het jaar ervoor, neemt niet weg dat het maken van bezwaar nog steeds een fors lagere belastingaanslag op kan leveren. Gemeentes stellen de WOZ-waarde namelijk veelal vast op basis van verkoopcijfers, waarbij lang niet altijd rekening wordt gehouden met de onderlinge verschillen tussen panden. 

Verschillen tussen panden

Bij verschillen tussen panden gaat het bijvoorbeeld om achterstallig onderhoud of juist een luxere keuken of badkamer. Daarnaast kunnen er verschillen zijn in panden als gevolg van buurtfactoren. Zo kan een pand te maken hebben met bijvoorbeeld stank- of geluidsoverlast, terwijl dat voor het pand waarvan de waarde is afgeleid wellicht niet het geval is.

Eenvoudig vergelijken

Woningen zijn qua WOZ-waarde overigens eenvoudig met elkaar te vergelijken. Zo zijn inmiddels de WOZ-waardes van vrijwel alle woningen terug te vinden op de site www.wozwaardeloket.nl. Op die manier kan dus eenvoudig gecontroleerd worden of er bij de waardebepaling van een pand voldoende rekening is gehouden met waardeverminderende factoren zoals een slechtere ligging of parkeeroverlast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Personeel inlenen

Leent u wel eens personeel in voor uw onderneming, bijvoorbeeld bij tijdelijke drukte of seizoenswerk? Zorg dan dat u voldoet aan alle regelgeving. Anders loopt u het risico op hoge boetes of aansprakelijkheid voor loonheffingen en btw. Waar moet u op letten en wat moet u regelen?

Van inlenen is sprake als personeel dat in dienst is bij een andere ondernemer in uw onderneming, onder uw leiding of toezicht, werkzaamheden verricht. De andere ondernemer kan een uitzendbureau zijn, maar ook een collega-ondernemer die zijn personeel (tijdelijk) aan u uitleent.

Blijft het personeel onder leiding en toezicht van de andere ondernemer, dan is er geen sprake van inlenen, maar kan wel aannemen van werk aan de orde zijn. U kunt dan niet als inlener aansprakelijk gesteld worden, maar mogelijk krijgt u wel te maken met de ketenaansprakelijkheid.

Verlegging van btw

Juridisch

De inlenersaansprakelijkheid geldt voor loonheffingen en btw. In sommige gevallen moet de btw echter verplicht verlegd worden door de uitlener naar de inlener. De inlener draagt dan de btw af en kan deze tegelijkertijd als voorbelasting in aftrek brengen (voor zover de inlener belaste prestaties verricht).

De verplichte verleggingsregeling bij uitlening van personeel geldt bij fysieke werkzaamheden aan onroerende zaken of schepen in de sectoren bouw, scheepsbouw, schoonmaak en hoveniers.

Tip! Het is niet altijd eenvoudig of eenduidig vast te stellen of de verleggingsregeling van toepassing is. Bij twijfel kunt u altijd contact opnemen met een van onze adviseurs.

Let op! Past een uitlener de verplichte verleggingsregeling ten onrechte niet toe en berekent hij btw op uw factuur, dan kunt u deze btw niet als voorbelasting in aftrek brengen. Wees daarom alert wanneer de verleggingsregeling van toepassing is en verzoek uw uitlener om deze toe te passen.

Inlenersaansprakelijkheid

Als inlener kunt u door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld worden als de uitlener of doorlener de volgende belastingen en premies niet betaalt:

  • loonheffingen (dit omvat loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en werkgeversheffing Zorgverzekeringswet)
  • btw

Als inlener of doorlener kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het registreren van de juiste gegevens, het storten op een G-rekening of het gebruikmaken van de disculpatiemogelijkheid voor gecertificeerde uitleners.

Verklaring van betalingsgedrag

Een uitlener kan de Belastingdienst periodiek (bijvoorbeeld één keer per kwartaal) vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen en btw heeft betaald (door middel van een zogenaamde ‘schone verklaring’). Deze verklaring geeft u als inlener een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen vrijwaring.

Tip! Volgens informatie van de Belastingdienst is uitstel van betaling van de loon- en omzetbelasting door de uitlener in verband met corona géén reden voor het weigeren van de schone verklaring. Kan uw uitlener geen schone verklaring overleggen, dan is er waarschijnlijk iets anders aan de hand!

Registratie van gegevens

Het komt regelmatig voor dat de Belastingdienst de loonheffingen waarvoor u als inlener aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd indien u de identiteit van het ingeleende personeel en het loon per ingeleend personeelslid en per werk kunt aantonen. Ook moet u kunnen aantonen dat het ingeleende personeel over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert (onder meer aan de hand van het getoonde ID-bewijs):

  • NAW-gegevens, geboortedatum, burgerservicenummer (BSN)
  • nationaliteit
  • soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie NAW-gegevens uitlener
  • een overzicht van de gewerkte uren (per dag)

Let op! Het maken en hebben van een kopie-ID-bewijs is niet toegestaan, tenzij het gaat om een ingeleende kracht die inwoner is van een land buiten de EER en Zwitserland. In dat geval is het hebben van een kopie-ID-bewijs en een kopie van de werk- en verblijfsvergunning verplicht. Een kopie van dit identiteitsbewijs dient u bovendien tot vijf jaar na beëindiging van het werk te bewaren. Doet u dit niet, dan riskeert u een boete en toepassing anoniementarief.

Laat u een vreemdeling zonder vereiste tewerkstellingsvergunning werken, dan riskeert u een boete van € 8.000 per vreemdeling. Doet een overtreding zich vaker voor, dan kan dit bedrag verhoogd worden met 50, 100 of 200%. Bij een ernstige overtreding (bijvoorbeeld meer dan 20 illegaal tewerkgestelden) kan de Arbeidsinspectie een bedrijf preventief stilleggen.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de uitlener of doorlener. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw uitlener dat bestemd is voor loonheffingen en btw te storten op de G-rekening. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten.

Daarnaast moet u zowel de betalingen als de hierboven genoemde te registreren gegevens – zoals de persoonlijke gegevens van het ingeleende personeel en de manurenregistratie – uit uw administratie kunnen halen en kunnen laten zien. Als u aan deze voorwaarden voldoet, wordt u als inlener voor het op de G-rekening gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen en/of btw hoger zijn dan uw storting.

Gecertificeerde uitlener

U kunt als inlener een beroep doen op de disculpatieregeling. Dit betekent dat u niet aansprakelijk gesteld wordt, ook niet als achteraf blijkt dat de uitlener te weinig loonheffingen of btw heeft afgedragen terwijl dit niet aan u te wijten is. Of recht bestaat op disculpatie wordt op individuele basis bepaald, afhankelijk van de feiten. Denk bijvoorbeeld aan een faillissement van de uitlener door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.

Voor SNA-gecertificeerde bedrijven bestaat altijd een recht op disculpatie. U moet dan wel voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De uitlener voldoet aan de NEN 4400-1- of de NEN 4400-2-norm hetgeen blijkt uit opname in het register van de Stichting Normering Arbeid (SNA). Op de website van SNA (www.normeringarbeid.nl) kunt u controleren welke ondernemingen aan deze eisen voldoen. NEN is een afkorting die staat voor NEderlandse Norm. De NEN is het samenwerkingsverband tussen het Nederlands Normalisatie-instituut en de Stichting Koninklijk Nederlands Elektrotechnisch Comité (NEC).
  • U stort 25% van het factuurbedrag (inclusief btw) op de G-rekening van de uitlener. Indien voor de btw de verleggingsregeling van toepassing is, stort u 20%.
  • De factuur voldoet aan de wettelijke eisen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk staan op de factuur vermeld.
  • Bij betaling vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur.
  • Uit uw administratie blijken direct de gegevens van de inlening, de manurenadministratie en de betalingen.
  • U moet de controle op de identiteit van het ingeleende personeel kunnen aantonen aan de hand van de hierboven genoemde registratie, het BSN moet bekend zijn en u moet kunnen aantonen dat het personeel over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt.

Een aantal grote beursgenoteerde uitzendondernemingen heeft zekerheid gesteld voor de betaling van hun loonheffingen en btw. Als u personeel inleent van een dergelijke uitzendonderneming, hoeft u voor vrijwaring niet de 25% van het factuurbedrag op de G-rekening te storten. De Belastingdienst geeft aan dergelijke uitzendondernemingen jaarlijks een verklaring af. Beschikt uw uitlener over een dergelijke (geldige) verklaring, kunt u de identiteit van de uitzendkrachten aantonen, heeft u bewijs dat de uitzendkracht in Nederland werkt en voldoet u aan de overige voorwaarden, dan kunt u het gehele factuurbedrag overmaken naar de uitzendonderneming en kunt u zich toch nog beroepen op de disculpatieregeling.

Het kabinet wil overigens toe naar een verplicht toelatingsstelsel. Het daartoe ingediende wetsvoorstel strekt tot het invoeren van een publiek toelatingsstelsel voor ondernemingen of rechtspersonen die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Uitleners mogen vanaf 2026 alleen arbeidskrachten ter beschikking stellen, als zij daartoe door de minister van SZW zijn toegelaten.

Doe de Waadi-check

Elke ondernemer die personeel uitleent, is verplicht dit te registreren bij de Kamer van Koophandel (KvK). Ondernemingen die bedrijfsmatig personeel uitlenen (bijvoorbeeld uitzendbureaus), moeten in hun bedrijfsactiviteiten ‘ter beschikking stellen van arbeidskrachten’ aangeven. Ondernemers die niet-bedrijfsmatig personeel uitlenen (bijvoorbeeld een aannemer die tijdelijk personeel uitleent aan een collega-aannemer), hebben alleen een meldingsplicht bij de KvK. Controleer altijd, voordat u zaken gaat doen met een uitlener, of deze juist bij de KvK geregistreerd is. Via waadicheck.nl kunt u nagaan of met een geregistreerd uitzendbureau zaken wordt gedaan.

Let op! Leent u personeel in van een ondernemer die dit niet heeft geregistreerd bij de KvK, dan riskeert u een hoge boete die kan oplopen van minimaal € 8.000 (bij minder dan tien ingeleende werknemers) tot € 96.000 (derde overtreding bij dertig of meer ingeleende werknemers). Eenzelfde boete kan worden opgelegd aan de uitlener.

Bovenstaande geldt niet voor eenmansbedrijven: een zzp’er zonder eigen bv hoeft zich niet als uitzendonderneming te registreren bij de KvK. Leent u een dga in (die tezamen met zijn echtgenoot ten minste 90% van de aandelen in zijn bv bezit), dan is de boete voor zowel de bv als de inlener vooralsnog nihil.

Let op! Als uw uitlener bij de KvK juist is geregistreerd, levert dat nog geen vrijwaring voor de inlenersaansprakelijkheid op.

Tip! Is een uitzendbureau NEN-gecertificeerd, dan controleert de certificerende instelling of er een Waadi-registratie is. Controle door u is dan niet meer nodig.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het netto equivalent van het minimumloon. Daarnaast kan een ingeleende werknemer u (als inlener) hoofdelijk aansprakelijk stellen als de uitlener het verplichte minimum- of cao-loon niet (volledig) aan de werknemer betaalt.

Let op! Dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de inleenkracht ook de opvolgende doorlener aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is.

De rechter oordeelt of u als inlener aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst). Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden.

Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten. Belangrijk is verder om actie te ondernemen wanneer u signalen krijgt dat de uitlener onderbetaalt. Doe onderzoek, spreek de uitlener aan en verbreek zo nodig de samenwerking.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u vermoedt dat de uitlener zijn werknemer(s) niet meer (volledig) betaalt.

De ketenaansprakelijkheid geldt alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet met deze ketenaansprakelijkheid te maken krijgen.

Wet arbeidsmarkt in balans

Payrollkrachten zijn werknemers die door of in opdracht van de inlener zijn uitgekozen en exclusief voor de inlener werken, maar in dienst zijn bij een derde (het payrollbedrijf). Voor payrollkrachten geldt per 2020 dat ze minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden moeten krijgen als de eigen werknemers van de inlener. Het gaat daarbij om arbeidsvoorwaarden uit de cao, uit bedrijfseigen regelingen en de in de branche gebruikelijke arbeidsvoorwaarden. Per 2021 heeft de payrollkracht recht op een adequate pensioenregeling. Dit kan zijn de pensioenregeling van de inlener of een eigen, adequate regeling van de uitzender. Voldoet het payrollbedrijf hier niet aan, dan kan zowel de Arbeidsinspectie als de payrollkracht ingrijpen. In het gepubliceerde Besluit Adequate pensioenregeling payrollwerknemers dat vanaf 1 januari 2021 van kracht is, is neergelegd waaraan een dergelijke voorziening moet voldoen. De werkgever moet een pensioenvoorziening treffen met ouderdoms- en nabestaandenpensioen, zonder een wacht- of drempeltijd en met een werkgeversbijdrage van 15,4% van de pensioengrondslag (percentage 2024). Dit laatste percentage is gelijk aan de gemiddelde werkgeversbijdrage in Nederland en wordt jaarlijks aangepast.

Melding buitenlandse uitzendondernemer

Stelt een buitenlandse uitzendorganisatie uit de Europese Economische Ruimte of Zwitserland in Nederland uitzendkrachten ter beschikking? Dan geldt sinds 1 maart 2020 een digitale meldingsplicht voor dit uitzendbureau via postedworkers.nl. Deze melding is bedoeld om te voorkomen dat deze uitzendkrachten minder betaald krijgen dan in Nederland gebruikelijk is. Als inlener moet u de melding controleren en eventuele onjuistheden doorgeven. Voldoet het uitzendbureau of de inlener niet aan de hun toebedeelde verplichtingen? Dan loopt deze partij een boeterisico. Zowel de betrokken dienstverlener als de opdrachtgever in Nederland en eventuele intermediairs kunnen dus beboet worden.  De hoogte van de boete is afhankelijk van de precieze overtreding en loopt exclusief verhoging uiteen van € 750 tot € 8.000 per overtreding. Op de site postedworkers.nl vindt u veel informatie over deze regeling.

Tot slot

De inlenersaansprakelijkheid kan grote financiële gevolgen hebben voor uw onderneming. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Disclaimer

Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zwangerschapsuitkering zelfstandige is loon en geen winst

Zelfstandige ondernemers die zwanger zijn, hebben recht op een ZEZ-uitkering. Een dergelijke uitkering is belast als loon en valt niet in de winst. Dit heeft rechtbank Den Haag beslist.

ZEZ-uitkering

Flesjes

Om te voorkomen dat zelfstandige ondernemers in geval van zwangerschap te lang doorwerken of te snel het werk hervatten, is de ZEZ-uitkering (zelfstandige en zwanger) ingevoerd. De hoogte van de uitkering is gebaseerd op het inkomen in het voorafgaande jaar, maar bedraagt nooit meer dan 100% van het wettelijk minimumloon.

Let op! Ook een zwangere dga heeft recht op een ZEZ-uitkering.

Loon of winst?

In genoemde rechtszaak was een vrouwelijke ondernemer van mening dat de door haar ontvangen ZEZ-uitkering als winst moest worden belast en niet als loon. Op deze manier zou de mkb-winstvrijstelling op de uitkering in mindering komen. De Belastingdienst was het niet eens met de onderneemster en corrigeerde de aangifte inkomstenbelasting. De onderneemster stapte vervolgens naar de rechter.

Zakelijk verband?

De rechtbank was echter van oordeel dat de uitkering terecht als loon was aangemerkt. Er ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank een zakelijk verband tussen een ZEZ- uitkering en de winst. Er is geen verband tussen het krijgen van de uitkering en de werkzaamheden die de onderneemster daar feitelijk voor moet verrichten. De ZEZ is juist aan te merken als een algemene inkomensvoorziening en dus kan de uitkering niet worden belast als winst.

Gevolg van het oordeel van de rechtbank was dat de onderneemster niet de mkb-winstvrijstelling op de uitkering kon toepassen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe regels voor incassodienstverleners vanaf 1 april 2024

Het beroep van incassodienstverleners wordt vanaf 1 april 2024 gereguleerd. De dienstverleners moeten vanaf die datum aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen en zich registreren.

Wet Kwaliteit incassodienstverlening

Portemonnee

De Wet Kwaliteit incassodienstverlening is in 2022 al door de Eerste Kamer aangenomen, maar treedt op 1 april 2024 in werking. De wet verbetert de incassodienstverlening onder meer door de verplichte registratie in een incassoregister en het stellen van kwaliteitseisen aan dienstverleners.
Let op! Het doel van de wet is onder meer dat mensen met schulden beter beschermd worden tegen mogelijke wanpraktijken van incassobureaus.

Kwaliteitseisen

Iedereen die namens anderen of na overdracht van een vordering bedrijfsmatig buitengerechtelijke incasso’s int bij consumenten, moet aan de kwaliteitseisen voldoen. Het gaat daarbij om eisen op het gebied van vakbekwaamheid, omgang met schuldeisers en schuldenaren, informatievoorziening en klachtbehandeling.

Incassoregister

Iedereen die deze werkzaamheden verricht is wettelijk verplicht zich ook te registeren. Bestaande incassodienstverleners moeten zich vóór 1 april 2025 registreren in het incassoregister. Incassodienstverleners die hun werkzaamheden starten op of na 1 april 2024 moeten zich meteen registreren.

Let op! Het is verboden om als incassodienstverlener werkzaam te zijn zonder inschrijving in het register. Dit geldt nu nog niet voor bestaande incassodienstverleners, omdat zij tot 1 april 2025 de tijd hebben om zich te registreren. Het verbod geldt ook niet voor gerechtsdeurwaarders en advocaten.

Toezicht en handhaving

De Inspectie Justitie en Veiligheid houdt toezicht en kan handhaven als een incassodienstverlener zich niet aan de regels houdt.

Beperking incassokosten

In de wet is ook een bepaling opgenomen die het stapelen van incassokosten bij terugkerende vorderingen beperkt. Is de maandelijkse vordering of het termijnbedrag lager dan € 266,67, dan mogen de incassokosten maximaal € 140 per zes maanden zijn.

Let op! Deze bepaling geldt pas vanaf 1 oktober 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Achternaam meegeven aan kind is makkelijker geworden in 2024

Voor kinderen die na 1 januari 2024 geboren zijn, hebben ouders de mogelijkheid om aan een kind een achternaam te geven die een combinatie is van de achternaam van beide ouders. De volgorde wordt bepaald door de ouders. Dit is het gevolg van nieuwe wetgeving die de gecombineerde achternaam in Nederland introduceert.

De nieuwe wetgeving zorgt voor meer gelijkwaardigheid tussen ouders en geeft de mogelijkheid om bijzondere familienamen bewaard te laten blijven.

Dubbele achternaam?

Juridisch

Is er al sprake van een dubbele achternaam? Dan wordt slechts één deel van de achternaam doorgegeven. Als beide ouders al dubbele namen hebben, dan zijn er wel tien combinaties mogelijk voor de achternaam van het kind. Let wel, voor de adel gelden uitzonderingen. 

Keuze staat vast

Als er eenmaal is gekozen voor een dubbele achternaam, dan is het niet mogelijk terug te gaan naar een niet-gecombineerde achternaam. Het later omdraaien van de achternamen mag ook niet.

Adoptie

Bij adoptiekinderen geldt bovendien de mogelijkheid om in de combinatie van de achternamen ook de oorspronkelijke achternaam op te nemen. 

Overgangsregeling

Is uw kind voor 1 januari 2024 geboren en wilt u toch heel graag een gecombineerde achternaam? Er zijn mogelijkheden voor een hernieuwde naamkeuze. Dit kan echter alleen als uw oudste kind is geboren op of na 1 januari 2016. De kinderen binnen één gezin dienen namelijk allemaal dezelfde achternaam te hebben. Ouders dienen dit wel in 2024 te regelen en aan het aanpassen van de geboorteakte zijn kosten verbonden. 

Basisregels

Wanneer u geen keuze maakt met betrekking tot de achternaam van uw kind dan blijven de volgende hoofdregels gelden. Bij getrouwde ouders krijgen de kinderen dan de achternaam van de vader. Bij ongehuwde ouders krijgen de kinderen in dat geval de achternaam van de moeder. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Afbouw salderingsregeling zonnepanelen voorlopig van de baan

Een wetsvoorstel om de salderingsregeling van zonnepanelen vanaf 2025 geleidelijk af te bouwen is niet aangenomen door de Eerste Kamer. Daarmee lijkt deze afbouw van de salderingsregeling voorlopig van de baan.

Salderingsregeling zonnepanelen

Zonnepanelen

De salderingsregeling houdt in dat de energie die u met uw zonnepanelen teruglevert aan uw energieleverancier verrekend wordt met de energie die u afneemt van uw energieleverancier. Neemt u meer af dan dat u teruglevert, dan bent u over het meerdere de met uw energieleverancier afgesproken prijs per kWh verschuldigd. Levert u meer terug dan dat u afneemt, dan krijgt u over het meerdere de met uw energieleverancier afgesproken prijs per kWh voor de meer teruggeleverde kWh.

Let op! In het verleden wilden energieleveranciers voor meer teruggeleverde kWh nog weleens dezelfde vergoeding geven als u zou moeten betalen voor meer afgenomen kWh. Op dit moment ligt de gemiddelde terugleververgoeding echter zo’n beetje nog maar tussen de 4 en 9 cent per kWh, een en ander afhankelijk van de energieleverancier.

Voorgestelde afbouw salderingsregeling

Het demissionaire kabinet vond de salderingsregeling niet meer nodig omdat de aanschaf van zonnepanelen goedkoper is geworden en de energieopbrengst per zonnepaneel hoger. Daarom was het voorstel om de salderingsregeling vanaf 2025 in stappen geleidelijk af te bouwen. Vanaf 2031 zou de salderingsregeling dan volledig zijn afgeschaft.

Eerste Kamer niet akkoord

De Tweede Kamer nam het voorstel aan, maar de Eerste Kamer kon zich niet vinden in dit voorstel en nam het dan ook niet aan. Dit betekent dat de afbouw van de salderingsregeling zoals die vanaf 2025 was voorgesteld, voorlopig niet doorgaat.

De Eerste Kamer gaf de regering nog wel een opdracht mee om een overheidscampagne te ontwikkelen waarin kleinverbruikers van zonnepanelen geïnformeerd worden over het nut van gedragsverandering. Het elektriciteitsnet wordt namelijk minder belast als kleinverbruikers de door hen opgewekte stroom gebruiken op momenten dat het stroomnet minder vol is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Oude portaal voor zakelijke aangiften Belastingdienst sluit

Gebruikt u nog het oude portaal van de Belastingdienst om uw aangiften voor zakelijke belastingen in te dienen? Zorg dan dat u vóór 1 juli 2024 toegang krijgt tot Mijn Belastingdienst Zakelijk. Op 1 juli 2024 sluit namelijk het oude portaal van de Belastingdienst.

EHerkenning

Geld

Om gebruik te kunnen maken van Mijn Belastingdienst Zakelijk dient u over eHerkenning te beschikken. Zorg daarom dat u dit op tijd regelt. Op de website van de Belastingdienst vindt u hoe dit moet onder “Zo vraagt u eHerkenning aan”.

Tip! Als u een eenmanszaak heeft of een zzp’er bent, kunt u ook inloggen op Mijn Belastingdienst Zakelijk met uw DigiD. U heeft dan geen eHerkenning nodig.

Bedrijf of organisatie zonder KVK-nummer

Voor 29 januari 2024 was voor bedrijven en organisaties zonder KVK-nummer geen eHerkenning beschikbaar. Dit is gewijzigd. Vanaf 29 januari 2024 kunnen deze bedrijven en organisaties ook eHerkenning aanvragen en daarna met eHerkenning inloggen op Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Compensatie

Voor bedrijven en organisaties met een KVK-nummer is het -onder voorwaarden – mogelijk om compensatie te vragen voor de kosten van eHerkenning. Aanvragen kan via RVO.nl. De aanvraagperiode voor het kalenderjaar 2023 loopt van 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2024.

Let op! Eenmanszaken en zzp’ers en ondernemers die een fiscaal dienstverlener machtigen om namens hen aangifte te doen, hebben geen recht op compensatie.

Tip! Voor de eHerkenning voor bedrijven en organisaties zonder KVK-nummer komt ook een compensatieregeling. Deze is op dit moment nog in ontwikkeling en dus nog niet aan te vragen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Kopen, dan slopen, dan bouwen kost 10,4% overdrachtsbelasting

Als iemand een woning koopt, welke vervolgens gesloopt wordt en er op dezelfde plaats een nieuwe woning gebouwd wordt, is het hoge tarief aan overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Overdrachtsbelasting

Sleutels

Het normale tarief bij een kopen van een woning bedraagt 2%. Koopt u een tweede woning of wordt de woning niet uw hoofdverblijf, dan bent u 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd.

Eerst slopen, dan bouwen

In het bovengenoemde berechte geval was sprake van een appartementencomplex. Dit zou gesloopt worden, waarna op dezelfde plaats een nieuw appartementencomplex gebouwd zou worden. De vraag was welk tarief aan overdrachtsbelasting (OVB) hierop van toepassing was.

Moment van verkrijging bepalend

De rechtbank overwoog dat voor de OVB het moment van verkrijging bepalend is. Uit de feiten bleek dat de koper van de sloopwoning hierin niet zou gaan wonen. Dit zou pas gaan gebeuren op het moment dat de nieuw gebouwde woning klaar was. Daarom werd er niet voldaan aan de eis dat de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt zou worden. Derhalve was ook niet het lage tarief OVB van 2%, maar het hoge tarief van 10,4% van toepassing.

Geen uitzondering

Ook werd bij het totstandkomen van de wet geen uitzondering gemaakt voor de situatie waarover de rechtbank moest oordelen. De rechtbank was dan ook van oordeel dat het hier van toepassing zijnde hoge tarief overeen kwam met de bedoeling van de wetgever en dat voor dit soort situaties geen uitzondering gold.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Voordelen loonkosten

Als werkgever heeft u voor bepaalde groepen werknemers die moeilijker aan het werk komen – onder voorwaarden – recht op een tegemoetkoming in de loonkosten. Dit is vastgelegd in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).

Deze tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag per verloond uur met een vast maximaal bedrag per jaar. Er zijn verschillende vormen: de loonkostenvoordelen en de lage-inkomensvoordelen. De komende jaren zullen veel wijzigingen worden doorgevoerd in de loonkostenvoordelen. De lage-inkomensvoordelen komen geheel te vervallen.

Loonkostenvoordelen

Voetganger

Om voor loonkostenvoordelen (LKV’s) in aanmerking te komen, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de werknemer verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen en mag de AOW-leeftijd nog niet zijn bereikt. Voor het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers moet de werknemer bij aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder zijn en voor de overige LKV’s moet het gaan om een werknemer met een arbeidsbeperking.

Verschillende soorten LKV’s

Er zijn vier soorten LKV’s:

  1. Voor oudere werknemers;
  2. Voor arbeidsgehandicapte werknemers;
  3. Voor doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;
  4. Voor herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer.

Tip! Per loonkostenvoordeel verschillen de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.

U heeft recht op een LKV vanaf het moment dat de werknemer bij u in dienst komt, voor maximaal drie jaar, maar uiterlijk tot de werknemer de AOW-leeftijd bereikt. Voor de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden wordt de maximale termijn afgeschaft. Het LKV voor het herplaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer geldt maximaal één jaar. 

Bedragen LKV voor 2024

Hoeveel loonkostenvoordeel u krijgt, hangt dus af van het aantal verloonde uren en van het soort loonkostenvoordeel. De bedragen voor 2024, die in 2025 worden uitbetaald, zijn: 

 

 Loonkostenvoordeel  Bedrag per verloond uur  Maximumbedrag per jaar
 Oudere werknemer  € 3,05  € 6.000
 Arbeidsgehandicapte werknemer  € 3,05  € 6.000
 Doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden  € 1,01   € 2.000
 Herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer  € 3,05  € 6.000

 

Hoe vraagt u een LKV aan?

U vraagt het loonkostenvoordeel aan in uw aangifte loonheffingen door de indicatie voor het LKV aan te zetten. Zonder deze indicatie ontvangt u geen LKV. De aanvraag kunt u doen zodra u een doelgroepverklaring van uw werknemer heeft. In de doelgroepverklaring staat voor welk loonkostenvoordeel de verklaring is afgegeven en de voorwaarden waaraan uw werknemer voldoet. De doelgroepverklaring vraagt uw werknemer aan bij het UWV. Deze wordt alleen verstrekt aan de werknemer, tenzij deze u gemachtigd heeft om de verklaring aan te vragen en te ontvangen. 

Let op! De doelgroepverklaring moet tijdig aangevraagd worden, namelijk binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Als de aanvraag te laat binnen is, krijgt uw werknemer geen doelgroepverklaring meer en kunt u geen aanspraak maken op het LKV.

U krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening van de loonkostenvoordelen waar u voor uw werknemers over het voorgaande jaar recht op heeft. De berekening is gebaseerd op de aangiften en correcties over het voorgaande jaar die u tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar heeft gedaan. U kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. Die worden nog meegenomen in de definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen. De definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen ontvangt u vóór 1 augustus van de Belastingdienst, op basis van de berekening van het UWV.

LKV oudere werknemers vanaf 1 januari 2024 stapsgewijs afgeschaft

Het LKV voor oudere werknemers wordt stapsgewijs afgeschaft m.i.v. 1 januari 2024. Dit betekent dat voor dienstverbanden die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 het LKV oudere werknemer per 1 januari 2025 wordt verlaagd naar € 1,35 per verloond uur (maximaal € 2.600 per jaar) en afgeschaft per 1 januari 2026. Voor dienstverbanden die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 gelden deze wijzigingen niet. U houdt in die gevallen recht op LKV voor maximaal drie jaar tegen de huidige bedragen. 

Tip! Komt een werknemer naast de doelgroepverklaring oudere werknemer ook in aanmerking voor de doelgroepverklaring arbeidsgehandicapte werknemer en treedt deze werknemer op of na 1 januari 2024 in dienst? Dan is het gunstiger als de werknemer de doelgroepverklaring arbeidsgehandicapte werknemer aanvraagt. De bedragen van het LKV arbeidsgehandicapte werknemer blijven ongewijzigd en ook de duur blijft maximaal 3 jaar. U heeft in zo’n situatie recht op een hoger en langer doorlopend bedrag aan LKV dan wanneer de doelgroepverklaring oudere werknemer wordt aangevraagd. 

Andere wijzigingen LKV banenafspraak per 1 januari 2025 
Naast het schrappen van de maximale termijn voor het LKV banenafspraak zijn er nog een paar andere wijzigingen aangekondigd. De doelgroepverklaring voor het LKV banenafspraak wordt mogelijk afgeschaft. U kunt dan in het doelgroepregister van het UWV zien welke werknemers tot de doelgroep behoren, de doelgroepverklaring is dan niet meer nodig.

Verder is het plan om de doelgroep van het LKV banenafspraak gelijk te trekken met de doelgroep van de banenafspraak. Dit betekent dat werkgevers straks ook het LKV banenafspraak kunnen krijgen voor werknemers van een Sociale Werkvoorziening (Wsw) die gedetacheerd zijn bij een reguliere werkgever. Wanneer dit wetsvoorstel in werking treedt, kunt u niet langer het LKV banenafspraak krijgen voor werknemers die scholingsbelemmerd zijn en niet tot de doelgroep banenafspraak behoren en ook niet meer voor Wajong-gerechtigden die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben.

Verruiming LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer per 1 januari 2025

Op dit moment hebben werkgevers recht op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer als de werknemer zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie gaat bekleden bij dezelfde werkgevers én daarnaast in de maand daaraan voorafgaand recht had op een WIA-uitkering. Deze voorwaarden worden gewijzigd. In de nieuwe vorm van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer heeft u ook recht op dit loonkostenvoordeel als de werknemer in de wachttijd al (gedeeltelijk) is gaan werken, na de wachttijd recht op WIA-uitkering ontstaat en hij bij zijn werkgever blijft werken. De werknemer moet dan binnen drie maanden na afloop van de 104 weken wachttijd dan wel binnen drie maanden na ontvangst van de WIA-toekenning een doelgroepverklaring aanvragen bij het UWV. Ook wordt de mogelijkheid ingevoerd om bij wisseling van werkgever het resterende recht op een loonkostenvoordeel mee te kunnen nemen. Hierdoor komen werkgevers voor meer werknemers in aanmerking voor dit loonkostenvoordeel.

Alle genoemde wijzigingen voor het LKV oudere werknemers, LKV banenafspraak en LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer moeten nog worden behandeld in de Tweede en Eerste Kamer.

Lage-inkomensvoordeel

Om in aanmerking te komen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV), moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Het gemiddelde uurloon van uw werknemer bedraagt in 2024 minimaal € 14,33, maar niet meer dan € 14,91. 
  • Uw werknemer heeft bij u minimaal 1.248 verloonde uren in een kalenderjaar.
  • Uw werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
  • Uw werknemer is verzekerd voor werknemersverzekeringen.

Let op! Het LIV wordt afgeschaft per 1 januari 2025. In 2025 vindt nog wel de betaling plaats van het LIV over de verloonde uren in 2024.

Per 1 januari 2024 is de bovengrens van het uurlooncriterium van het LIV verlaagd. De bovengrens was voorheen 125% van het wettelijk minimumloon. Deze bovengrens is per 1 januari 2024 verlaagd naar 104%.

Voor de vaststelling van het totale jaarloon tellen beloningen zoals bijzondere toeslagen voor bijvoorbeeld overwerk mee en zullen dus van invloed zijn op het gemiddelde uurloon. Dit kan ertoe leiden dat het jaarloon te hoog is om voor het LIV in aanmerking te komen.

Geen onderdeel van het jaarloon zijn WGA-uitkeringen en werkgeversbetalingen van WAO-, WIA- en WW-uitkeringen. Dit zijn namelijk geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Ziektewetuitkeringen die door de eigenrisicodrager worden betaald en nabetalingen die de werkgever na afloop van de dienstbetrekking doet, tellen ook niet mee.

Tip! Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor de vaststelling van het jaarloon. Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in uw vrije ruimte voor de werkkostenregeling niet van invloed zijn op het recht op het LIV.

Bedragen LIV voor 2024

Het LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. De bedragen voor 2024 zijn:

Gemiddeld uurloon  LIV per werknemer per verloond uur

 

Maximale LIV per werknemer per jaar

(bij een 40-urige werkweek)

 € 14,33 – € 14,91

€ 0,49

€ 960

 

De voorwaarde van 1.248 verloonde uren per kalenderjaar geldt ook als de werknemer in de loop van het jaar bij u in dienst komt. De 1.248 uren worden dan niet evenredig verminderd.

Hoe vraagt u het LIV aan?

U hoeft het LIV niet aan te vragen. Het UWV bepaalt op basis van de polisadministratie voor welke werknemers u er recht op heeft. Het is erg belangrijk dat u het aantal verloonde uren in uw loonaangifte dus goed invult. (Zie hiervoor ook Kennisdocument Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 21 december 2023 – (versie december 2023) | Brochure | Rijksoverheid.nl.) De Belastingdienst betaalt het LIV over het voorgaande jaar in het daaropvolgende jaar aan u uit als uit uw aangiften loonheffingen blijkt dat u er recht op heeft. Ook voor het LIV geldt: u krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening en u kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. De definitieve berekening van het LIV ontvangt u vóór 1 augustus.

Jeugd-LIV per 1 januari 2024 afgeschaft

Het jeugd-LIV is afgeschaft per 1 januari 2024. Dit betekent dat u vanaf 2024 geen jeugd-LIV krijgt over de verloonde uren voor werknemers in de leeftijd van 18, 19 en 20 jaar die het minimumjeugdloon verdienen. In 2024 vindt nog wel de betaling plaats van het jeugd-LIV over de verloonde uren in 2023.

Bijzondere tegemoetkoming voor werknemers met een arbeidsbeperking

Naast voorgaande tegemoetkomingen in de loonkosten zijn er nog twee vormen die voor werknemers met een arbeidsbeperking gelden, namelijk loonkostensubsidie en loondispensatie.
Bij deze twee vormen draagt u alleen de kosten voor de werkelijke arbeidsproductiviteit.

Loonkostensubsidie

U kunt in aanmerking komen voor loonkostensubsidie voor werknemers met een arbeidsbeperking die niet in staat zijn om met voltijds werken 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen (en die onder de gemeentelijke doelgroep Participatiewet vallen). Deze subsidie wordt aan u uitgekeerd door de gemeente waar de werknemer woont. Daar kunt u ook de aanvraag indienen. Door middel van een loonwaardebepaling wordt de productiviteit van de werknemer vastgesteld en op basis daarvan wordt de hoogte van de loonkostensubsidie bepaald. Deze bedraagt ten hoogste 70% van het wettelijk minimumloon. Zodra de loonwaarde van de werknemer gelijk is aan het wettelijk minimumloon, stopt de loonkostensubsidie. U ontvangt tevens een compensatie voor de premies werknemersverzekeringen, het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie, de loondoorbetaling tijdens vakantiedagen en andere werkgeverslasten. Deze compensatie bedraagt 23,5%. Het percentage vergoeding werkgeverslasten is een gemiddelde van de werkgeverslasten in de verschillende bedrijfstakken. Bij een loonkostensubsidie ontvangt de werknemer het minimumloon, waardoor er mogelijk nog aanspraak bestaat op het LIV.

Een bijzondere vorm van de loonkostensubsidie is een forfaitaire loonkostensubsidie in het eerste halfjaar van een dienstverband van een werknemer. Dat houdt in dat u samen met de gemeente de mogelijkheid heeft om voor het eerste halfjaar van het dienstverband een loonkostensubsidie van 50% van het minimumloon overeen te komen. Na het eerste halfjaar past de gemeente de loonkostensubsidie aan op basis van een objectief op de werkplek vastgestelde loonwaarde van de werknemer. Een forfaitaire loonkostensubsidie maakt de start van een dienstverband met iemand uit de doelgroep loonkostensubsidie misschien gemakkelijker voor u als werkgever. Bovendien kan in het eerste halfjaar een goed beeld worden verkregen van de capaciteiten van de werknemer.

Loondispensatie

Voor mensen met een arbeidsbeperking en een Wajong-uitkering kunt u loondispensatie aanvragen bij het UWV. U vraagt het UWV toestemming om minder dan het wettelijk minimumloon uit te betalen aan de werknemer. Dit doet u door het invullen van het formulier Aanvraag loondispensatie Wajong.

Een arbeidsdeskundige van het UWV beoordeelt of de werknemer minder presteert door zijn ziekte of handicap en bepaalt dan welk percentage van het wettelijk minimumloon u aan de werknemer moet betalen. De werknemer krijgt van het UWV een aanvulling op het salaris.

Loondispensatie ontvangt u minimaal een halfjaar en maximaal vijf jaar, maar het is mogelijk om een verlenging aan te vragen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de werknemer hetzelfde gaat verdienen als andere werknemers.

Posted in Niet gecategoriseerd

Europa scherpt anti-witwasregels aan

Het Europees parlement en de EU-landen zijn het eens geworden over een aanscherping van de anti-witwasregels. Nu al gelden er anti-witwasregels voor onder meer banken, makelaars en notarissen. Deze regels gaan voor meer bedrijven en organisaties gelden. Ook het aantal ongebruikelijke transacties wordt uitgebreid.

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

Juridisch

Anti-witwasregelingen liggen vast in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze wet probeert te voorkomen dat criminelen het geld witwassen dat ze met illegale activiteiten hebben verdiend.

Ongebruikelijke transacties

Onder ongebruikelijke transacties wordt nu nog verstaan: ongewone geldopnames, stortingen en betalingen met contant geld, geldwisseltransacties van ongewone bedragen, transacties die niet passen bij de gewone bedrijfsvoering van een klant en betalingen naar landen met een hoog risico of landen waar sancties tegen zijn ingesteld. In de toekomst zullen meer transacties als ‘ongebruikelijk’ worden aangemerkt, wat tot meer meldingen moet leiden. 

Voetbalclubs

De anti-witwasregels gaan onder meer ook gelden voor voetbalclubs. Deze zullen moeten bijhouden en doorgeven wie hun sponsors zijn. Zo werd onlangs bekend dat Ajax en PSV gelden ontvingen zonder te weten van wie deze verkregen waren.

Grote transacties

Ook bijzonder grote transacties moeten binnenkort bij de overheid gemeld worden. Daarbij moet gedacht worden aan de aanschaf van auto’s van meer dan € 250.000 en privéjachten en -vliegtuigen die duurder zijn dan € 7,5 miljoen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Doe vóór 1 maart aangifte schenkbelasting van schenking uit 2023

Als u in 2023 een schenking kreeg, moet u in principe vóór 1 maart 2024 aangifte schenkbelasting 2023 doen.

Aangifte schenkbelasting

Schenken

U moet aangifte schenkbelasting 2023 doen als u in 2023:

  • een of meer schenkingen van uw ouder(s) kreeg met een totale waarde hoger dan € 6.035, en/of
  • een of meer schenkingen van dezelfde schenker (niet uw ouders) kreeg met een totale waarde hoger dan € 2.418.

Ook bij beroep op verhoogde vrijstelling

Doet u een beroep op een eenmalig verhoogde vrijstelling, dan moet u ook aangifte schenkbelasting 2023 doen. Dit moet ook als u door toepassing van de vrijstelling geen schenkbelasting hoeft te betalen.

Let op! De eenmalig verhoogde vrijstelling voor een schenking van een ouder aan een kind en voor een eigen woning bedroeg in 2023 € 28.947. Schonk een ouder aan een kind voor een dure studie, dan bedroeg deze vrijstelling in 2023 € 60.298. Controleer wel goed of aan alle voorwaarden van de eenmalig verhoogde vrijstellingen is voldaan.

Deadline

Aangifte schenkbelasting kunt u al doen als u een schenking heeft ontvangen. U hoeft dus niet te wachten tot het jaar voorbij is. Houd echter wel rekening met de deadline. De aangifte schenkbelasting 2023 moet namelijk vóór 1 maart 2024 door de Belastingdienst ontvangen zijn.

Let op! U kunt uw aangifte schenkbelasting digitaal doen op mijn.belastingdienst.nl (hiervoor heeft u DigiD nodig) of op papier.

Uitstel

Als het niet lukt om op tijd aangifte schenkbelasting 2023 te doen, dan kunt u uitstel aanvragen. U krijgt dan vijf maanden uitstel.
Uiteraard kunnen wij u helpen bij het indienen van uw aangifte schenkbelasting. Neem hiervoor contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

80%-eindheffing werkkostenregeling tijdig aangeven en betalen

Werkgevers die de werkkostenregeling toepassen en de vrije ruimte in 2023 hebben overschreden, moeten in 2024 80% belasting betalen via de eindheffing. Dit moet uiterlijk aangegeven en betaald worden in het tweede loontijdvak van 2024.

Werkkostenregeling

Geld

Via de werkkostenregeling kunnen werkgevers allerlei zaken, zoals een kerstpakket, belastingvrij aan hun personeel vergoeden, verstrekken of ter beschikkingstellen. Voorwaarde is dat de werkgever deze zaken aanwijst in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. De werkgever hoeft hierover dan ook geen belasting te betalen, zolang alle vergoedingen en verstrekkingen de vrije ruimte niet overschrijden. Gebeurt dit wel, dan moet de werkgever 80% eindheffing betalen over het meerdere boven de vrije ruimte.

Let op! Voor sommige zaken gelden zogenaamde gerichte vrijstellingen of nihilwaarderingen. Denk aan de vergoeding van zakelijke reiskosten, in 2023 tot maximaal € 0,21 per kilometer, of aan consumpties op de werkplek die geen maaltijd zijn. Vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen van deze zaken tellen niet mee voor de vrije ruimte.

Vrije ruimte

De vrije ruimte bedroeg in 2023 3% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% van het meerdere van de loonsom boven € 400.000. Een werkgever met een loonsom van bijvoorbeeld € 600.000 had in 2023 dus een vrije ruimte van 3% x €400.000 + 1,18% x € 200.000 = € 12.000 + € 2.360 = € 14.360. Heeft deze werkgever in 2023 bijvoorbeeld € 18.000 aan vergoedingen en verstrekkingen aangewezen in de vrije ruimte, dan betaalt hij over € 18.000 -/- € 14.360 = € 3.640 80% belasting, ofwel € 2.912.

Tijdig aangeven

U dient het bedrag van de eindheffing, in bovenstaand voorbeeld € 2.912, uiterlijk in de aangifte van het tweede loontijdvak van 2024 aan te geven. Voor werkgevers die maandaangifte doen is dit uiterlijk 31 maart 2024. Voor werkgevers die per vier weken aangifte doen, is dit uiterlijk 25 maart 2024. Genoemde data zijn tevens de uiterste betaaldata.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook Hof Amsterdam vindt laag btw-tarief op pauzedrankje terecht

Exploitanten van theaters bieden soms een all-in ticket aan voor toegang tot het theater, gebruik van de garderobe en een drankje in de pauze. Evenals het Hof Den Bosch vindt ook het gerechtshof Amsterdam dat hierop het lage btw-tarief van toepassing is. Dit is ook het geval als een alcoholhoudend drankje wordt genuttigd.

Iedere prestatie eigen btw-tarief

Horeca

Hoofdregel is dat wanneer verschillende prestaties worden aangeboden, iedere prestatie zijn eigen btw-tarief kent. Volgens het Hof is dit alleen anders als er sprake is van één ondeelbare prestatie, of wanneer er sprake is van een hoofdprestatie en een bijkomende prestatie. In het laatste geval volgt de bijkomende prestatie het tarief van de hoofdprestatie.

Drankje bijkomende prestatie?

Volgens het Hof is er bij het drankje inderdaad sprake van een bijkomende prestatie. Bezoekers komen namelijk niet naar een voorstelling vanwege het drankje in de pauze. Daarbij is mede van belang dat voor het drankje geen aparte prijs in rekening wordt gebracht. Dat het drankje wordt genuttigd wanneer de voorstelling is onderbroken, is verder niet relevant, aldus het Hof. 

Lage btw-tarief

Alles overwegende is voor het Hof duidelijk dat het drankje in de pauze slechts bedoeld is om de hoofdprestatie, toegang tot de voorstelling, te veraangenamen. Het btw-tarief van het pauzedrankje dient daarom het lage btw-tarief van het theaterbezoek te volgen. Dat is niet anders als het pauzedrankje alcohol bevat, aldus het Hof, dat de naheffingsaanslagen vernietigde.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Vervolg box 3: Advies AG over rechtsherstel en invulling werkelijk rendement

Advocaat-generaal (AG) Pauwels heeft een advies uitgebracht aan de Hoge Raad over de invulling van het begrip ‘werkelijk behaald rendement’. Hij adviseert ook over de vraag of dit begrip nog van belang is na inwerkingtreding van de Wet rechtsherstel box 3.

Box 3-procedures

Euro

In het zogenaamde kerstarrest uit 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel vanaf 2017 in strijd was met het Europese recht. Daarna is voor nog niet onherroepelijk vaststaande belastingaanslagen rechtsherstel geboden door in eerste instantie een beleidsbesluit en later de Wet rechtsherstel box 3.

De vraag is of door de Wet rechtsherstel box 3 voldoende rechtsherstel wordt geboden als het werkelijke rendement lager is dan het rendement berekend volgens die wet. Daarbij speelt dan ook de vraag hoe het begrip ‘werkelijk behaald rendement’ moet worden ingevuld. AG Pauwels adviseert de Hoge Raad hierover.

Voldoende rechtsherstel?

De AG oordeelt, na een uitgebreide analyse van de Wet rechtsherstel box 3 en het begrip ‘werkelijk behaald rendement’, als volgt. De belastingrechter biedt terecht (aanvullend) rechtsherstel als het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. Eerder oordeelde een andere AG, AG Wattel, op vergelijkbare wijze.

Let op! Als de Hoge Raad deze adviezen overneemt, kan uw box 3-heffing verlaagd worden als uw werkelijk behaalde rendement lager is dan het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3. Daarvoor moet u wel tijdig bezwaar maken tegen uw definitieve aanslag inkomstenbelasting.

Begrip werkelijk behaald rendement

De AG adviseert de Hoge Raad voor de invulling van het begrip ‘werkelijk behaald rendement’ een leidende rol te nemen. Het advies aan de Hoge Raad is om daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij het inkomen dat de wetgever in box 3 wilde treffen met de box 3-wetgeving. De AG komt daarbij tot de volgende bevindingen:

  1. Het werkelijk behaalde rendement wordt nominaal vastgesteld, er word dus geen correctie toegepast voor de inflatie.
  2. De bepaling of het werkelijk behaalde rendement lager is dan het rendement volgens de Wet rechtsherstel box 3 moet plaatsvinden voor alle vermogensbestanddelen gezamenlijk. Dit vindt dus niet plaats per vermogensbestanddeel.
  3. Deze bepaling vindt per jaar plaats en dus niet over meerdere jaren.
  4. Bij de bepaling van het werkelijk behaalde rendement in een jaar wordt geen rekening gehouden met een eventueel negatief werkelijk behaalde rendement in een ander jaar. Er vindt dus geen verliesverrekening plaats.
  5. Ongerealiseerde waardemutaties van de vermogensbestanddelen behoren ook tot het werkelijk behaald rendement in een jaar.
  6. Kosten die het te behalen rendement van het vermogen beïnvloeden , waaronder kosten ter verwerving, inning en behoud van inkomsten, zijn aftrekbaar van het werkelijk behaalde rendement.
  7. Bij de vaststelling van het werkelijk behaalde rendement wordt geen rekening gehouden met het heffingsvrij vermogen.

Oordeel Hoge Raad

Houd er rekening mee dat dit een onafhankelijk advies is aan de Hoge Raad. Het is aan de Hoge Raad of dit advies ook opgevolgd wordt of niet. Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Werkgever aansprakelijk voor schade vanwege niet afsluiten verkeersongevallenverzekering

Een werkgever werd aansprakelijk geacht voor de schade van een maaltijdbezorger. Deze schade was het gevolg van een hem overkomen verkeersongeval met zijn scooter tijdens werktijd. Wat zijn de verplichtingen voor u als werkgever?

Goed werkgeverschap

Bestelbus

Op grond van goed werkgeverschap en de op dat punt ontwikkelde rechtspraak heeft een werkgever de verplichting een verzekering af te sluiten voor verkeersongevallen tijdens de uitoefening van werkzaamheden. Komt de werkgever zijn verzekeringsplicht niet na omdat hij het sluiten van een behoorlijk verzekering achterwege laat, en overkomt  zijn werknemer in de uitoefening van diens werkzaamheden een verkeersongeval? Dan is de werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer lijdt als gevolg van het ongeval die anders zou zijn gedekt door een behoorlijke verzekering. 

Is het mogelijk een verzekering af te sluiten?

Een werknemer die  zich op het standpunt stelt en kan aantonen  dat ten tijde van het verkeersongeval de mogelijkheid bestond dit risico tegen een behoorlijke verzekering tegen een aanvaardbare premie te dekken, staat erg sterk in een procedure waarin de werkgever aansprakelijk wordt gesteld. 

Zorgplicht veiligheid

Op de werkgever rust namelijk een zorgplicht om te zorgen voor de veiligheid van de werknemer. Dit betreft een verbijzondering van zijn verplichting zich als goed werkgever te gedragen. Als de werkgever aansprakelijk kan worden gesteld op grond van schending van het goed werkgeverschap, dan hoeft er niet nog een beroep te worden gedaan op schending van de zorgplicht. 

Conclusie

Het is voor verkeersongevallen tijdens werktijd mogelijk een behoorlijk verzekering tegen een aanvaardbare premie af te sluiten.

Tip! Check of u een verzekering hebt afgesloten voor uw medewerkers die aan het verkeer deelnemen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Overstappen naar een bv

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof? Dan kan het interessant zijn om over te stappen naar een bv. Of dit voor u de juiste keuze is, hangt af van tal van aspecten. Welke belangrijke verschillen zijn er?

Wanneer overstappen?

Overstappen naar een bv

De vraag of – en zo ja wanneer – u er als mkb-ondernemer verstandig aan doet om over te stappen naar een bv is niet eenduidig te beantwoorden en hangt af van bepaalde individuele factoren. Hierbij kunt u denken aan zaken als aansprakelijkheid en andere juridische zaken. Van oudsher speelt de fiscaliteit hierbij ook een belangrijke rol, omdat de ondernemer in de inkomstenbelasting anders wordt belast dan de onderneming die onderneemt via een bv. Hierna gaan wij vooral in op deze fiscale aspecten, maar waarbij dat dus altijd in de totale context moet worden beoordeeld.

Het fiscale aspect van wel of niet overstappen naar een bv is in 2024 wel sterk beïnvloed. Dit wordt vooral veroorzaakt door een wijziging van het tarief in box 2, waarin onder meer de door de bv aan de dga uitgekeerde winst wordt belast. Dit gewijzigde tarief betekent dat vanaf 2024 uitgedeelde winst tot een bedrag van € 67.000 belast wordt tegen 24,5%, terwijl over het meerdere een tarief geldt van 33%. Omdat fiscale partners inkomsten in box 2 onderling mogen verdelen, is voor de belastingplichtige met een partner het tarief van 24,5% van toepassing tot 2 x € 67.000, ofwel € 134.000. Pas wanneer meer winst wordt uitgedeeld, geldt voor dga’s met een partner een tarief van 33% over het meerdere. Door de wijziging van het tarief in box 2 wordt het volledig oppotten van winst fiscaal onaantrekkelijk gemaakt. Daardoor kan niet meer gezegd worden dat de bv aantrekkelijk is om overwinst oneindig op te kunnen potten. Het uitdelen van winst wordt daarentegen juist aantrekkelijker wanneer deze belast is tegen het lage tarief van 24,5%. Ten opzichte van 2023 is het uitdelen van winst tot een bedrag van € 93.360 voor dga’s zonder partner in 2024 goedkoper geworden. Wordt meer winst uitgedeeld, dan is men in 2024 juist duurder uit. Voor dga’s met partner geldt dit pas vanaf een uitgedeelde winst van € 186.720. 

Winst

Winst belast in de IB-onderneming

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof, dan betaalt u over de volledige winst het progressieve tarief van de inkomstenbelasting. Onbelast oppotten van winst is dus niet mogelijk. U heeft wel recht op een aantal ondernemersfaciliteiten die de belastingdruk beperken. De belangrijkste is de zelfstandigenaftrek van € 3.750 per jaar, maar dit bedrag neemt de komende jaren sterk af. Dit bedrag mag u in mindering brengen op de winst, maar in 2024 tegen een maximumtarief van 36,97%. Voor de zelfstandigenaftrek is wel vereist dat u minstens 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor uw bedrijf én dat dit meer dan de helft van het aantal werkzame uren is. Dit wordt het urencriterium genoemd. Deze laatste eis geldt niet voor starters.

Een andere belangrijke faciliteit is de mkb-winstvrijstelling van 13,31%. Hierdoor blijft 13,31% van de winst onbelast en is 13,31% van een eventueel verlies niet aftrekbaar. Ook deze aftrek is in 2024 beperkt tot maximaal 36,97%. Door de mkb-winstvrijstelling betaalt u maximaal 44,6% belasting over de behaalde winst, verminderd met de ondernemersfaciliteiten. In 2025 zal de mkb-winstvrijstelling verder dalen naar 12,7%.

Winst belast in de bv

In de bv betaalt u vennootschapsbelasting over – kort gezegd – de behaalde winst. Het aan de dga uitbetaalde loon is hierbij wel een aftrekpost. Over de eerste € 200.000 winst betaalt de bv in 2024 19% vennootschapsbelasting, over het meerdere 25,8%. Pas als de bv de winst die na belasting resteert, uitdeelt aan de directeur-grootaandeelhouder (dga), moet de dga over de uitgedeelde winst aanvullend inkomstenbelasting betalen in box 2 (zie hiervoor). Daardoor wordt de totale winst belast tegen 38,85 tot 50,29%. U bereikt dit tarief dus pas na uitdeling van de winst en het moment van uitdeling bepaalt u zelf. Dit betekent dat het aantrekkelijk kan zijn om in de bv een deel van de winst op te potten en dit pas uit te delen zolang dit tegen het lage tarief van 24,5% mogelijk is. Zoals eerder aangegeven, is daarbij ook van belang of u een fiscale partner heeft.

Een algemeen cijfervoorbeeld*

Belasting in de IB
Bij een winst van € 200.000 brengt u in de inkomstenbelasting eerst de zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling tot de maximale aftrek in mindering. U betaalt daardoor over € 170.129 belasting. Dit bedraagt € 78.492. Ook betaalt u € 3.810 inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw-premie), samen € 82.302.

Belasting in de bv
In de bv vermindert u de winst van € 200.000 eerst met het gebruikelijk loon van de dga. Dit stellen we op € 56.000. Hierover betaalt u als dga € 14.918 inkomstenbelasting en € 2.979 Zvw-premie. Over het restant betaalt de bv 19% vennootschapsbelasting, ofwel € 27.360. Deelt de bv de rest van de winst van € 116.640 uit aan u als dga, dan betaalt u hierover nog eens 24,5% belasting, ervan uitgaande dat u een partner heeft, ofwel € 28.577. In totaal betalen u en de bv in dit voorbeeld samen dus € 73.834 aan belasting als de winst direct wordt uitgedeeld. Dit is € 8.468 minder dan in de inkomstenbelasting. 

*(Om de berekeningen eenvoudig te houden, zijn geen premies voor pensioen en Zvw meegenomen)

Let op! Als u geen fiscale partner heeft, is de bv fiscaal aantrekkelijker vanaf een winst van ongeveer € 100.000 tot een winst van ongeveer € 320.000, ervan uitgaande dat alle winst wordt uitgedeeld. Vanaf € 320.000 wordt de onderneming in de inkomstenbelasting weer aantrekkelijker, wat veroorzaakt wordt door het hoge vennootschapsbelastingtarief van 25,8%, in combinatie met het hoge tarief van 33% in box 2 van de inkomstenbelasting. Dit is overigens slechts een algemene indicatie, waarbij geen rekening is gehouden met individuele aspecten.

Andere aandachtspunten bij een bv

Naast de rekensom of het fiscaal gezien interessant is de overstap te maken naar een bv, zijn er nog meer aspecten die van belang zijn:

  • De dga is een werknemer
  • Aansprakelijkheid
  • Oudedagsvoorziening
  • Zakendoen met de bv

Dga is werknemer

Anders dan de zelfstandig ondernemer wordt de dga voor fiscale regelingen soms als werknemer gezien, maar soms ook weer niet. Voor de loonbelasting is wel sprake van een werknemer, waardoor loonbelasting en Zvw-premie moeten worden ingehouden op het salaris. Maar voor de sociale zekerheid wordt een dga doorgaans niet als werknemer beschouwd.

Gebruikelijk loon

Heeft u een bv, dan bent u als dga verplicht een minimumbedrag aan salaris uit de bv op te nemen. Dit gebruikelijk loon is het loon van de vergelijkbaarste dienstbetrekking met die van u als dga of het loon van de meest verdienende werknemer in uw bedrijf als dat meer is. 

Het gebruikelijk loon moet in 2024 minstens € 56.000 bedragen. Het gebruikelijk loon wordt belast in box 1, dus progressief.

Let op! Des te meer gebruikelijk loon u in aanmerking neemt dan wel in aanmerking moet nemen, des te minder u profiteert van het lage tarief van de vennootschapsbelasting van 19% en van het lage tarief in box 2 van 24,5% over de eerste € 67.000, respectievelijk € 134.000 als u een fiscale partner heeft.

Gebruikelijk loon starters

Dga’s van startende bv’s kunnen onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon toekennen. Een voorwaarde is dat de bv een hoger gebruikelijk loon niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat de bv veel geïnvesteerd heeft en daardoor over onvoldoende financiële middelen beschikt. Een lager gebruikelijk loon voor starters mag maximaal drie jaar lang betaald worden. Is sprake van een eenmanszaak die is omgezet in een bv, dan moet de periode waarin u uw bedrijf als eenmanszaak dreef van de periode van drie jaar worden afgetrokken. Een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon is mogelijk als anders de continuïteit van uw bv in gevaar komt.

Gebruikelijk loon verlieslijdende bv’s

Aan de dga van een bv die verlies lijdt, kan onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon worden toegekend. Voorwaarde is dat het verlies de continuïteit van uw bedrijf in gevaar brengt. Hiervan is geen sprake bij een incidenteel verlies. Verder moet duidelijk zijn dat uw bedrijf de rekeningen niet meer kan betalen en dat dit niet het gevolg is van een oplopende rekening-courantschuld, uitgekeerd dividend of andere onttrekkingen.

Tip! De dga kan in beginsel ook profiteren van de regelingen die ook voor ‘normale’ werknemers gelden. Dit betreft met name kostenvergoedingen en het gebruik van de werkkostenregeling, waarvan dus ook de dga gebruik kan maken. Volgens deze regeling kan in 2024 1,92% van de fiscale loonsom tot € 400.000 besteed worden aan belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen en 1,18% over het meerdere van de loonsom daarboven.

Let op! Kostenvergoedingen mogen alleen via de werkkostenregeling worden afgewikkeld indien het gebruikelijk is dat een eventuele belastingheffing door de werkgever wordt betaald. De bewijslast ligt bij de bv en de dga. Tot een bedrag van € 2.400 is die gebruikelijkheid automatisch van toepassing. Wel zult u de maximale vrije ruimte moeten bepalen aan de hand van de feitelijke loonsom en die kan dus lager zijn dan € 2.400./p>

Aansprakelijkheid

Een voordeel van de bv is dat de aansprakelijkheid van de dga beperkt is tot het in de bv geïnvesteerde bedrag, oftewel de waarde van de aandelen. Formeel is de dga dus niet aansprakelijk voor de schulden van de bv, tenzij sprake is van wanbeleid of andere vormen van bestuurdersaansprakelijkheid. Tevens kan aansprakelijkheid jegens de Belastingdienst ontstaan bij het niet-nakomen van bepaalde verplichtingen, zoals het tijdig melden van betalingsonmacht. In de praktijk komt het echter voor dat banken, bij het verstrekken van een financiering voor de bv, eisen dat de dga in privé meeondertekent. Wanneer de bv haar schulden niet meer kan betalen, worden deze dan toch verhaald op het privévermogen van de dga.

Verzekeringsaspecten

Anders dan een gewone werknemer is de dga in de regel niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wanneer geen sprake is van ondergeschiktheid, een gezagsverhouding ontbreekt en de dga niet tegen zijn wil ontslagen kan worden, is er geen sprake van premieplicht. In dat geval moet hij zichzelf dus verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, hoewel dit laatste vrij moeilijk is.

De dga is wel verzekerd voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en moet hiervoor, net als de zelfstandig ondernemer, zelf de premies betalen. Voor 2024 is de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw vastgesteld op 5,32% van het premieplichtig inkomen, tot een maximuminkomen van € 71.628. De maximale inkomensafhankelijke bijdrage Zvw komt daardoor op € 3.811. Deze bijdrage geldt zowel voor de zelfstandig ondernemer als de dga.

Oudedagsvoorziening

Sinds enige tijd zijn de maximaal aftrekbare bedragen voor het opbouwen van een oudedagsvoorziening beperkt. De ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga kunnen hier allebei door worden getroffen. Het uitgangspunt is immers dat een maximaal pensioengevend salaris niet meer dan € 137.800 (2024) mag bedragen. Wilt u meer pensioen opbouwen, dan is dit niet meer fiscaal gefaciliteerd. Daarnaast is vanaf 2023 de dotatie aan de oudedagsreserve voor zelfstandig ondernemers geschrapt. Over een bestaande oudedagsreserve hoeft nog niet direct te worden afgerekend met de fiscus, maar de reserve kan niet meer worden verhoogd via extra dotaties.

Anderzijds is vanaf 2023 de mogelijkheid van het storten van lijfrentepremies of inleg in een bankspaarproduct fors toegenomen. Op die manier kunnen ondernemers en dga’s toch voor een aanzienlijk bedrag per jaar fiscaal gefaciliteerd sparen voor de oudedag. Een nadeel is dat u tussentijds niet zonder fiscale gevolgen over de ingelegde bedragen kunt beschikken, zoals bij de oudedagsreserve.

Beperking afschrijven op bedrijfsgebouwen

Sinds 2019 is de afschrijving op alle bedrijfsgebouwen in eigen gebruik voor bv’s beperkt tot 100% van de WOZ-waarde. Hierdoor kunnen bv’s minder afschrijven op hun bedrijfsgebouwen. Deze beperking geldt sinds 2024 ook voor ondernemers in de inkomstenbelasting ten aanzien van gebouwen in eigen gebruik. Voor sommige ondernemers geldt een beperkte overgangsregeling, namelijk zolang nog niet drie jaar op een gebouw is afgeschreven.

Zakendoen met uw bv

Als u een bv heeft, kunt u hier als dga ook zakelijk mee handelen. U bent in feite te vergelijken met een onafhankelijke derde. Zo kunt u bijvoorbeeld geld lenen van uw bv voor een grote aankoop of via uw bv een (hypothecaire) lening afsluiten voor de aankoop van een woning. De winst die uw bv hiermee behaalt, komt dan ten goede aan uw bv en niet aan uw bank. En de rente die u betaalt voor een eigenwoningfinanciering is onder voorwaarden aftrekbaar in de aangifte inkomstenbelasting. Houd er wel rekening mee dat leningen bij de bv vanaf 2024 zijn gemaximeerd tot € 500.000. Leent u meer, dan is het meerdere belast als fictief inkomen in box 2. Voor dit bedrag tellen kwalificerende leningen voor de eigen woning niet mee. Maar eigenwoningleningen die vanaf 2023 ontstaan bij de eigen bv tellen alleen niet meer als daar een recht van hypotheek op is gevestigd. 

Houd er ook rekening mee dat u bij dergelijke transacties zakelijke voorwaarden in acht neemt. Denk aan het rentepercentage, onderpand en voortijdig aflossen. Schakel desgewenst een adviseur in om u hiermee bij te staan.

Geruisloos doorschuiven

Als u wilt overstappen van een onderneming in de inkomstenbelasting naar een bv, dient u in beginsel met de fiscus af te rekenen over de opgebouwde (stille) reserves, waaronder ook de stand van de oudedagsreserve (FOR). Zo kan bijvoorbeeld de boekwaarde van uw pand lager zijn dan de werkelijke waarde.

Er bestaat een mogelijkheid om niet af te rekenen, maar ‘geruisloos’ door te schuiven. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat de bv met dezelfde boekwaarde verdergaat als waarmee de onderneming in de inkomstenbelasting stopte.

Een nadeel hiervan is dat de bv geen investeringsaftrek kan claimen en ook over lagere bedragen af kan schrijven. Het is dan ook helemaal afhankelijk van uw situatie of geruisloos doorschuiven voor u voordeliger is of niet. Er is ook een alternatief voor geruisloos doorschuiven, namelijk het bedingen van een lijfrente bij de eigen bv of een bank of verzekeraar. Tegenover de belaste stakingswinst staat dan de aftrek van de inleg in het lijfrenteproduct (die bij een eigen bv niet hoeft te worden betaald). Dit kan echter niet voor onbeperkte bedragen.

Let op! Bij geruisloos doorschuiven moet op termijn, bij verkoop van de bv, in principe nog wel over de opgebouwde reserves afgerekend worden. Tenzij uw opvolger ook weer besluit om geruisloos door te schuiven. Op deze manier kan de belastingclaim (eindeloos) worden uitgesteld. Geruisloos doorschuiven is echter niet altijd mogelijk of aantrekkelijk.

In deze Advieswijzer hebben wij de belangrijkste aspecten van de overstap naar een bv op een rij gezet. Het is echter onmogelijk om in deze vorm alle aspecten voldoende te belichten. Overweegt u de overstap naar een bv, neem dan contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw bij verhuur congres-, vergader- en tentoonstellingsruimte

Verhuur van congres-, vergader- en tentoonstellingsruimten kan onder voorwaarden btw-belast, zonder dat de verhuurder en huurder hiervoor uitdrukkelijk kiezen. De staatssecretaris heeft een van de voorwaarden hiervoor verduidelijkt.

Btw-vrijgesteld of btw-belast?

Horeca

De verhuur van een (deel van een) onroerende zaak is in beginsel btw-vrijgesteld. In bepaalde situaties kunnen verhuurder en huurder, onder voorwaarden, echter samen uitdrukkelijk kiezen voor btw-belaste verhuur. Dit is, zeker voor de verhuurder, vaak gewenst omdat de verhuurder dan de btw over aankoop en onderhoud van de onroerende zaak in aftrek kan brengen.

Congres-, vergader- en tentoonstellingsruimte

Kiezen voor btw-belaste verhuur is alleen mogelijk als de huurder de onroerende zaak voor minimaal 90% (of 70% in bepaalde situaties) gebruikt voor btw-belaste handelingen. Bij verhuur van congres-, vergader- en tentoonstellingsruimte is vaak sprake van kortdurende verhuur aan veel, en telkens andere huurders. Voor de verhuurder is het dan praktisch niet goed werkbaar om voor elke huurder na te gaan of die wel voldoet aan de voorwaarden om te kiezen voor btw-belaste verhuur.

Goedkeuring btw-belast verhuren zonder keuze

Om die reden is er al langer een goedkeuring van de staatssecretaris om congres-, vergader- en tentoonstellingsruimten te verhuren met btw, zonder dat verhuurder en huurder hier samen expliciet voor kiezen.

Let op! Als gebruik wordt gemaakt van de goedkeuring hoeft de verhuurder dus niet na te gaan of de huurder het gehuurde gebruikt voor minimaal 90% (of 70%) voor btw-belaste handelingen. De goedkeuring kan dus ook worden toegepast als de huurder het gehuurde voor minder dan 90% (of 70%) voor btw-belaste handelingen gebruikt.

Voorwaarden goedkeuring

Voorwaarde voor de goedkeuring is dat de huurder de gehuurde ruimte alleen als congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte gebruikt. Een ander gebruik is dus niet toegestaan. Verder moet de verhuurder expliciet aan de huurder kenbaar maken dat de verhuur met btw belast is. Dit kan bijvoorbeeld door dit te melden op de prijslijst of in de huurovereenkomst. Tot slot geldt als voorwaarde dat de huurder de ruimte voor maximaal één maand huurt.

Let op! De staatssecretaris heeft onlangs verduidelijkt dat het bij maximaal één maand niet gaat om de looptijd van de huurovereenkomst, maar om de daadwerkelijk duur van de huur.

Huurt een huurder bijvoorbeeld drie jaar lang ieder week voor één dag een vergaderruimte, dan duurt de huurovereenkomst wel langer dan één maand, maar de daadwerkelijke huur niet. De goedkeuring kan dan dus worden toegepast.

Niet voldaan aan voorwaarden?

Wordt niet voldaan aan de voorwaarden, dan kan de goedkeuring niet worden toegepast. Huurder en verhuurder kunnen dan wel gebruikmaken van de wettelijke mogelijkheid om uitdrukkelijk te kiezen voor btw-belaste verhuur. Uiteraard moet dan wel aan de voorwaarden worden voldaan.

Tip! De ruimte die verhuurd wordt, hoeft niet uitsluitend een congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte te zijn. Het gaat erom dat de huurder de betreffende ruimte uitsluitend als congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte gebruikt. Zo kan een hotel, café of restaurant ook van de goedkeuring gebruikmaken als zij een ruimte verhuren aan een huurder die deze alleen als bijvoorbeeld vergaderruimte gebruikt. Uiteraard moet dan wel ook aan de andere voorwaarden van de goedkeuring voldaan worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mag u de chauffeurskaart voor uw werknemer vergoeden?

Voor een bestuurder van een taxi is een chauffeurskaart verplicht. Kan een werkgever zonder meer de kosten voor zo’n kaart voor zijn werknemers betalen of onbelast aan hen vergoeden?

Chauffeurskaart

Taxi

Een chauffeurskaart is een kaart waarmee een boordcomputer de identiteit van de bestuurder van een taxi kan vaststellen. Op de kaart kunnen ook gegevens opgeslagen worden. U kunt denken aan gegevens als het kenteken en de kilometerstand van de auto, de arbeids- en rusttijden van de bestuurder, gegevens met betrekking tot de taxivergunning en allerlei gegevens met betrekking tot de taxiritten. Voor iedere bestuurder van een auto die wordt ingezet voor taxivervoer, is zo’n chauffeurskaart verplicht.

Aanvragen chauffeurskaart

De chauffeurskaart kan alleen door de bestuurder worden aangevraagd bij het Kiwa Register. De bestuurder moet bij de aanvraag onder meer de volgende documenten overleggen:

  • een verklaring omtrent het gedrag voor het besturen van een taxi (hierna VOG), en
  • een geneeskundige verklaring voor het besturen van een taxi.

VOG gericht vrijgesteld

Aan het aanvragen van een VOG zijn kosten verbonden. Voor de vergoeding van het aanvragen van een VOG geldt een gerichte vrijstelling. U kunt deze kosten daarom onbelast aan uw werknemer vergoeden. Hiervoor hoeft dus niet de vrije ruimte te worden gebruikt.

Geneeskundige verklaring niet gericht vrijgesteld

Aan een geneeskundige verklaring zijn ook kosten verbonden. De Belastingdienst is van oordeel dat voor de vergoeding van deze kosten geen gerichte vrijstelling kan worden toegepast. U kunt deze kosten daarom niet zonder meer onbelast vergoeden aan uw werknemer.

Geneeskundige verklaring in vrije ruimte

U kunt er wel voor kiezen om de vergoeding aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte. Voor de werknemer is de vergoeding dan onbelast. U betaalt hierover ook geen belasting als uw totaal aan aangewezen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen in een jaar binnen de vrije ruimte blijven. Wordt de vrije ruimte overschreden, dan bedraagt de belasting ten laste van u als werkgever 80% van deze overschrijding.

Let op! De vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% tot een fiscale loonsom van € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingaangifte C en M 2 maanden eerder indienen

Buitenlands belastingplichtigen moeten dit jaar eerder hun aangifte indienen. Hetzelfde geldt voor belastingplichtigen die zijn geïmmigreerd of geëmigreerd. Het betreft de aangifte C voor buitenlands belastingplichtigen en de aangifte M voor emigranten en immigranten.

Voor 1 mei indienen

Geld

Buitenlands belastingplichtigen en emigranten en immigranten moeten hun aangifte over 2023 in principe vóór 1 mei 2024 indienen. Dit is twee maanden eerder dan de termijn die tot nu toe gold. De termijn is verkort omdat een langere termijn vanwege de digitalisering van de aangifte niet meer nodig is.

Tip! Net als voor andere belastingplichtigen geldt kan uitstel aangevraagd worden als het tijdig inleveren van de aangifte niet lukt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wel of geen btw over servicekosten? Nieuw beleid vanaf 2024!

Bij verhuur van een onroerende zaak berekent de verhuurder soms ook servicekosten. Over de vraag of over deze servicekosten wel of geen btw berekend moet worden, heeft de staatssecretaris nieuw beleid bekendgemaakt.

Servicekosten

Bedrijfspand

Bij servicekosten gaat het bijvoorbeeld om kosten van schoonmaak en reparaties en huisvuilverwijdering, maar ook bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van een alarmsysteem.
Naast servicekosten berekent een verhuurder soms ook kosten voor nutsvoorzieningen door voor de levering van gas, water, elektriciteit, warmte en koude (bijvoorbeeld via een WKO, een Warmte Koude Opslaginstallatie).

Afzonderlijke prestatie of opgaan in verhuur

Om te beoordelen of over de servicekosten wel of geen btw berekend moet worden, moet eerst vastgesteld worden of de servicekosten een afzonderlijke prestatie vormen of opgaan in de verhuur van de onroerende zaak. Bij een afzonderlijke prestatie zal over het algemeen btw berekend moeten worden. Gaan de servicekosten op in de verhuur, dan zal de btw afhangen van de vraag of de verhuur btw-belast of btw-vrijgesteld is.

Beleid tot en met 2023

In het beleid van de staatssecretaris dat in 2013 bekendgemaakt was en dat gold tot en met 2023, was opgenomen dat servicekosten in de zakelijke vastgoedbranche en bij commerciële verhuuractiviteiten van woningbouwcoöperaties (niet zijnde de verhuur van woningen) meestal afzonderlijke prestaties zijn en daarom veelal belast zijn met btw.

Over servicekosten die aan huurders van woningen in rekening worden gebracht was opgenomen dat deze meestal opgaan in de verhuur en daarom veelal vrijgesteld zijn van btw. Alleen servicekosten voor klein onderhoud dat voor rekening en risico van de huurder komt (bijvoorbeeld onderhoud deurbel, brievenbus, deurkrukken en dergelijke) gaan niet in de verhuur op en zijn daarom btw-belast.

Beleid vanaf 2024

In het beleid vanaf 2024 is jurisprudentie verwerkt die na 2013 verschenen is. Uit deze jurisprudentie volgt dat de prestaties waarvoor de servicekosten berekend worden, afzonderlijke prestaties zijn als de huurder zelf kan kiezen wie de dienst verricht en/of als de huurder zelf kan beslissen in welke mate hij de goederen en diensten afneemt.

Nutsvoorzieningen vanaf 2024

Zo is in het nieuwe beleid opgenomen dat bij levering van een nutsvoorziening in ieder geval sprake is van een afzonderlijke prestatie als de huurder vrij zijn gebruik van de nutsvoorziening kan bepalen. Belangrijke aanwijzingen daarvoor zijn een individuele meter en de facturatie aan de hand van werkelijk gebruik. Dit nieuwe beleid geldt overigens niet alleen voor de zakelijke vastgoedbranche maar ook voor de verhuur van woningen.

Servicekosten vanaf 2024

Met betrekking tot servicekosten is in het nieuwe beleid opgenomen dat sprake is van een afzonderlijke prestatie als elke huurder afzonderlijk of de huurders gezamenlijk kunnen kiezen wie de dienst aan hen verricht en als deze dienst als een afzonderlijke post op de factuur is vermeld.

En nu?

De regels zijn niet eenvoudig. Wij kunnen ons voorstellen dat u twijfelt wat in uw eigen situatie van toepassing is. Neem daarvoor contact met onze adviseurs op zodat we samen uw situatie kunnen beoordelen. Gelukkig staat de staatssecretaris toe dat u nog tot 1 januari 2025 het oude beleid toepast. Berekent u nu dus wel of geen btw op grond van het oude beleid, dan mag u dat in 2024 blijven continueren.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Kwalificeert opstarttijd als werktijd?

Onder werktijd vallen de uren die de werknemer werkt in opdracht van de werkgever. Het opstarten en inloggen vindt voor elke werknemer dagelijks plaats. De vraag is of deze tijd ook als werktijd moet worden beschouwd? Inmiddels zijn hierover diverse procedures gevoerd.

Wel arbeidstijd

Typen

Geoordeeld is dat inloggen vaak niet in één keer lukt en daarom beschouwd moet worden als ‘voorbereidende werkzaamheden’ die nodig zijn om de werkzaamheden uit te kunnen voeren. De loonvordering van de werknemer over deze opstarttijd (tien minuten per keer) werd derhalve toegewezen. 

In een andere zaak oordeelde de kantonrechter dat verplichte aanwezigheid voorafgaand aan de start van de normale werktijd kwalificeert als arbeidstijd, en dat de werknemer recht heeft op loon en vakantietoeslag over die tijd. Van belang is dat de werknemer in dat kwartier in opdracht van de werkgever beschikbaar was als arbeidskracht.

Ook een werknemer die loon vorderde op grond van deze zogenaamde tien minuten-regel over de periode vanaf 5 september 2018 tot en met december 2020 kreeg gelijk. Hij had recht op loon over de extra werktijd, vermeerderd met 8% vakantiebijslag, de vakantie-uren en de wettelijke verhoging gematigd tot 10%.

Geen arbeidstijd

Bij een werknemer die thuiswerkte en 15 minuten voorafgaand aan de dienst ingelogd moest zijn en zich 10 minuten voor aanvang van de dienst online moest melden bij de supervisor, werd deze tijd echter niet als werktijd aangemerkt. Haar situatie was anders omdat ze de mogelijkheid had om thuis haar tijd tot aan het aanvangstijdstip van haar dienst vrij in te richten.  

Tot slot

Als het gaat om werken onder instructie van de werkgever waarbij er voorbereidende werkzaamheden nodig zijn om feitelijk te starten en deze tijd dus niet vrij te besteding is door de werknemer, dient de tijd als werktijd aangemerkt te worden en ook als zodanig te worden uitbetaald.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verplichte rapportage zakelijk en woon-werkverkeer werknemers vanaf 1 juli 2024

Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn vanaf 1 juli 2024 verplicht om te rapporteren over het zakelijke verkeer en het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze verplichting maakt onderdeel uit van de Omgevingswet van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit (WPM)

Auto

De verplichting staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit’, afgekort WPM. Alleen werkgevers met 100 of meer werknemers in dienst moeten aan deze rapportageverplichting voldoen. Deze werkgevers moeten straks naast alle zakelijke reizen, ook het woon-werkverkeer van hun werknemers gaan bijhouden.

Let op! Voor de grens van 100 of meer werknemers moeten de werknemers van alle vestigingen (van een onderneming of rechtspersoon) bij elkaar worden opgeteld. Hierbij tellen alleen werknemers mee die een arbeidsovereenkomst hebben en minimaal 20 uren betaald werk per maand verrichten. Ingehuurde gedetacheerden en uitzendkrachten tellen niet mee.

Ingangsdatum 1 juli 2024?

In eerste instantie zou de verplichting vanaf 1 januari 2024 gelden, maar de ministerraad besloot in november om dit uit te stellen naar 1 juli 2024. Zo heeft u iets meer tijd om u voor te bereiden.

Zorg dat uw administratie op orde is

Heeft u meer dan 100 werknemers in dienst? Dan bent u dus vanaf 1 juli 2024 verplicht om diverse gegevens bij te houden en te rapporteren. Zorg daarom dat u uw administratie hier klaar voor is!

Welke gegevens?

In een handreiking van RVO staat welke gegevens u moet bijhouden. Dit zijn bijvoorbeeld het totaal aantal kilometers dat uw werknemers heeft afgelegd voor zakelijk verkeer en woon-werkverkeer, maar ook het jaartotaal aan kilometers, verdeeld in soort vervoermiddel en brandstoftype.

Tip! Voor de uitzendbranche is een aparte handreiking beschikbaar.

Deadline 30 juni 2025

De gegevens over de tweede helft van 2024 moet u uiterlijk 30 juni 2025 insturen. U mag er overigens ook voor kiezen om wel over heel 2024 al te rapporteren. Vanaf 2025 bent u verplicht om over het hele jaar te rapporteren. De gegevens over heel 2025 moet u uiterlijk 30 juni 2026 insturen.

Tip! Aanwijzingen over de wijze waarop u moet rapporteren vindt u in de handleiding ‘Aan de slag met het online formulier WPM’.

Posted in Niet gecategoriseerd

Telt schuld ondernemerswoning mee voor excessief lenen bij bv?

Als dga mag u vanaf 2024 nog maar schulden tot een bedrag van maximaal € 500.000 hebben bij uw eigen bv’s. Zijn uw schulden hoger, dan betaalt u hierover belasting in box 2. Leningen ten behoeve van de eigen woning tellen niet mee als schuld. Maar geldt dat ook als met deze lening een ondernemerswoning is gefinancierd?

Wet excessief lenen

Bedrijfspand

Sinds 2023 mag een dga, zonder belastingheffing, nog maar een beperkt bedrag lenen bij de eigen bv’s. In 2024 bedraagt dit beperkte bedrag € 500.000, in 2023 was dit nog € 700.000. Naast dit bedrag mag wel een schuld voor een eigen woning bestaan. Deze schuld telt dus niet mee ter bepaling van de maximale schulden bij de eigen bv’s.

Schuld ondernemerswoning

Onlangs kwam de vraag aan de orde of een schuld voor een ondernemerswoning ook is uitgezonderd ter bepaling van de maximale schulden. In de praktijk komt het voor dat een ondernemer in de inkomstenbelasting ook dga is in een bv. Wat nu als de ondernemer bij zijn eigen bv een schuld aangaat voor de aankoop van een ondernemerswoning voor zijn onderneming in de inkomstenbelasting?

Voorwaarden

Volgens een standpunt van de Belastingdienst is ook een dergelijke schuld uitgezonderd, mits die schuld voldoet aan de voorwaarden die gelden voor de aftrek van hypotheekrente voor een eigen woning. Hoewel de woning en de schuld aangemerkt dienen te worden als ondernemersvermogen, moet dus wel aan de eisen worden voldaan die gelden voor de aftrek van hypotheekrente inzake de eigen woning. Ook geldt de voorwaarde dat in beginsel een recht van hypotheek op de eigen woning moet zijn verstrekt aan de eigen bv.

Let op! De bepaling of de schulden het maximum overschrijden vindt voor het jaar 2024 pas plaats op 31 december 2024. Als niet voldaan wordt aan de voorwaarden die gelden voor aftrek van hypotheekrente ten behoeve van een eigen woning, kunnen de voorwaarden nog voor die datum worden aangepast. Op deze manier kan voorkomen worden dat door de schuld het maximum van € 500.000 wordt overschreden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gebruik auto van de zaak door meerdere werknemers, wat nu?

Als aan een werknemer een auto van de zaak ter beschikking wordt gesteld, geldt de bekende bijtellingsregeling. Maar wat nu als één auto aan meerdere werknemers ter beschikking wordt gesteld? Hoe zit het dan met de bijtelling?

Bijtellingsregeling

Auto

De bijtellingsregeling komt er in het kort op neer dat jaarlijks een percentage van de catalogusprijs van de auto als inkomen moet worden aangemerkt. Hierover betaalt de werknemer belasting. Het percentage wordt bepaald in het jaar van aankoop en geldt voor 60 maanden. Daarna geldt het dan geldende percentage. 

Gebruik door meerdere werknemers

De bijtellingsregeling geldt voor het privégebruik dat een werknemer van de auto kan maken. De vraag is wat de regels zijn als de auto aan meerdere werknemers ter beschikking staat voor privégebruik. De Belastingdienst heeft onlangs aangegeven dat de bijtelling dan gebaseerd moet worden op de mate waarin de auto aan de werknemers ter beschikking is gesteld.

Voorbeeld 
Een auto staat ter beschikking aan twee werknemers die de auto ieder ook privé gebruiken. Staat de auto aan beide werknemers in gelijke mate ter beschikking, dan bedraagt de bijtelling bij beide werknemers 50% van de normale bijtelling. Betreft het een auto met een cataloguswaarde van bijvoorbeeld € 40.000 en een bijtelling van 22%, dan bedraagt de totale bijtelling € 8.800 per jaar. Per werknemer bedraagt de jaarlijkse bijtelling dan 50% x € 8.800 = € 4.400.

Posted in Niet gecategoriseerd

Normen verpachte landbouwgrond voor 2023 bekendgemaakt

Personen die landbouwgrond verpachten, moeten de waarde van deze grond aangeven in box 3. De Belastingdienst publiceert jaarlijks de cijfers inzake de waardering van landbouwgrond. Deze cijfers liggen ook ten grondslag aan de waarde van verpachte grond.

Niet voor alle grondsoorten

Tractor

De cijfers hebben betrekking op verpacht grasland en akkerland, die ten behoeve van de landbouw worden gebruikt. De cijfers kunnen dus niet voor andere grondsoorten gebruikt worden, zoals grond bestemd voor glastuinbouw, boomgaarden en grond bestemd voor wegen.

Verpachte grond

De waarde van verpachte grond is een percentage van de waarde van onverpachte grond. Het percentage is weer afhankelijk van de nog resterende looptijd van de pacht. Hoe korter de resterende looptijd, hoe hoger het percentage. Dit is minimaal 60 en maximaal 98% van de waarde in onverpachte staat.

Uiteenlopende waardes

De waarde van de grond verschilt per regio enorm. Zo bedraagt de normwaarde van een hectare grond op de Waddeneilanden € 38.500, terwijl deze in de Zuidelijke IJsselmeerpolders € 175.500 is. Voor de meeste gronden varieert de waarde rond de € 70.000 à € 80.000 per hectare.

Heffing box 3

Verpachte gronden moet voor de belastingheffing in box 3 aangemerkt worden als beleggingen/andere bezittingen. Hiervoor wordt een rendement verondersteld dat voor 2024 6,04% bedraagt. Over dit veronderstelde rendement betaalt u 36% belasting.

Lagere waarde?

Bent u van mening dat de waarde van uw grond lager is, dan kunt u hiervan afwijken. U dient dan wel te onderbouwen waarom naar uw mening de standaardwaardering op uw grond niet van toepassing is.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Zakelijke boeterente hypothecaire lening bij eigen bv ook aftrekbaar?

Bij een daling van het rentepercentage bieden de meeste banken de kans om een bestaande hypothecaire lening te vervangen door een nieuwe lening tegen het lagere percentage. Er wordt dan wel zogenaamde boeterente in rekening gebracht. De Hoge Raad heeft onlangs bepaald dat deze boeterente ook aftrekbaar is als de lening is afgesloten bij de eigen bv, mits deze zakelijk is.

Boeterente

Juridisch

Boeterente wordt in rekening gebracht als een bestaande lening, voordat deze is afgelopen, wordt omgezet tegen een nieuwe lening met een lager rentepercentage. Boeterente is het nadeel dat de bank leidt omdat men over de resterende looptijd van de lening een lagere rente ontvangt. Ondanks de boeterente kan het oversluiten van een lening, meestal een hypothecaire lening, interessant zijn. Hiermee kan men voorkomen dat bij het aflopen van de eerdere lening er sprake is van een hogere rente en er dan tegen deze hogere rente een nieuwe lening afgesloten moet worden.

Ook bij eigen bv?

Onlangs moest de Hoge Raad oordelen over een situatie waarin een dga bij zijn eigen bv een hypothecaire lening had afgesloten ter financiering van zijn woning. De rente op de lening bedroeg 7,9%. De dga besloot na enige jaren de lening over te sluiten tegen een lager rentepercentage. De bv bracht daarop € 34.000 aan boeterente in rekening.

Boeterente zakelijk?

De Belastingdienst was van mening dat de boeterente niet aftrekbaar was en schrapte de aftrek. Hof Den Haag was het hiermee eens omdat de dga zelf over de leningsvoorwaarden kon beslissen. De Hoge Raad besliste echter anders. Volgens de Hoge Raad is ook boeterente die door de eigen bv in rekening is gebracht aftrekbaar, voor zover deze boeterente zakelijk is en dus niet teveel afwijkt van een vergelijkbare lening bij een bank.

Fiscaal voordeel irrelevant

De Hoge Raad oordeelde ook dat het behalen van een fiscaal voordeel in dit kader niet van belang is. De dga verwachtte een fiscaal voordeel te behalen omdat zijn inkomen zou dalen, zodat de aftrek van de rente in de toekomst netto minder zou opleveren. Ook speelde mee dat bekend werd dat de aftrek van hypotheekrente de erop volgende jaren zou worden beperkt.

Herfinanciering?

Deze zaak wordt verwezen, zodat een ander Hof kan onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is geweest van herfinanciering van de lening ten behoeve van een eigen woning. Dit was namelijk onduidelijk. Mocht dit zo zijn, aldus de Hoge Raad, dan is de boeterente aftrekbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Energielabel C voor kantoor verplicht

Kantoorpanden moeten sinds 1 januari 2023 verplicht geregistreerd zijn met een energielabel van minimaal niveau C. Dit betekent een primair fossiel energiegebruik van maximaal 225 kWh per m2 per jaar. Kantoren die niet aan de eisen voldoen, lopen vanaf 2023 het risico te moeten sluiten als de handhaver dit oplegt. U dient dan, om het pand weer open te kunnen stellen, uw kantoor eerst zodanig energiezuiniger te maken zodat u wel aan de eisen voldoet.

Niet wachten met energiebesparende maatregelen

Bedrijfspand

Het is van belang om niet meer te wachten met onderzoek naar de energiestatus van uw kantoor. Is het energielabel namelijk onvoldoende, dan zult u direct energiebesparende maatregelen moeten nemen. Omdat u niet de enige bent, verdient het aanbeveling hiermee niet meer te wachten. U loopt anders het risico dat uw kantoor niet meer bruikbaar is.

Handhaver

Over het algemeen is de gemeente waar uw kantoorgebouw is gevestigd, de handhaver. De gemeente kan dus optreden bij overtreding van de energielabel C-verplichting.

Uitzonderingen

Op de verplichting om een energielabel van minimaal niveau C te hebben, bestaan de volgende uitzonderingen:

  • De gebruiksoppervlakte van het kantoor, exclusief nevenfuncties, is minder dan de helft van de totale gebruiksoppervlakte van het gebouw. Van een nevenfunctie is sprake als het kantoor bijvoorbeeld ook over een verkoopbalie beschikt.
  • De gebruiksoppervlakte van het kantoor – inclusief nevenfuncties – is minder dan 100 m2.
  • Monumenten; dit betreft rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten.
  • Kantoorgebouwen die ten hoogste twee jaar worden gebruikt.
  • Onteigende kantoorgebouwen of aangekocht in het kader van de Onteigeningswet.
  • Kantoorgebouwen die geen energie gebruiken om het binnenklimaat te regelen.
  • Kantoren waarbij de maatregelen die nodig zijn om energielabel C te realiseren, een terugverdientijd hebben van meer dan tien jaar.

Welk energielabel heeft uw kantoor?

Heeft uw kantoor al een energielabel, dan dient u energiebesparende maatregelen te treffen als het label D, E, F of G is. Heeft uw kantoor energielabel A, B of C, dan voldoet uw kantoor aan de normen. U bent dan dus niet wettelijk verplicht verdergaande energiebesparende maatregelen te nemen. Weet u niet welk energielabel uw kantoor heeft, dan kunt u dit nagaan op de site van de Rijksoverheid.

GIS-viewer

Aanvullend kunt u ook gebruikmaken van de zogenaamde GIS-viewer. Met de GIS-viewer kunt u online bekijken of een kantoorgebouw al een energielabel bezit en welk label dit is.

Energielabel vernieuwd in 2021

De energieprestatie van een gebouw wordt sinds 2021 vastgesteld aan de hand van een nieuwe methode. Deze geeft aan hoe energiezuinig een gebouw is en hoe dit verbeterd kan worden. Het energielabel heeft een lettercategorie van A t/m G. Voor kantoren is het aantal plussen bij de categorie A uitgebreid tot vijf.

Heeft uw kantoor nog geen energielabel?

In dat geval zult u advies moeten inwinnen bij een energieadviseur. Denkt hij dat uw pand energiezuinig is en in aanmerking komt voor een energielabel A, B of C, dan kan hij een labelberekening maken, registreren en afmelden.

Denkt hij dat uw pand in aanmerking komt voor een energielabel D, E, F of G, dan zult u energiebesparende maatregelen moeten treffen. Ook hiervoor kunt u bij een energieadviseur terecht. Hij kan op verzoek een inschatting maken van de benodigde maatregelen en de bijbehorende kosten om het kantoorpand van energielabel A, B of C te voorzien. Voor energiebesparende maatregelen bestaan diverse subsidies. Na uitvoering van de maatregelen kunt u het energielabel aanvragen dat moet voldoen aan de wettelijke eisen.

Let op! Een energielabel is tien jaar geldig. Ook de energielabels van vóór 2021 blijven tien jaar geldig.

Maatwerkadvies

Voor energiebesparende maatregelen kunt u gebruikmaken van een energieprestatieadvies (EPA). Dit is een maatwerkadvies dat inzicht geeft in bouwkundige en installatietechnische verbeteringen. Een EPA-maatwerkadvies moet worden opgesteld door een gecertificeerd adviseur. Een EPA-maatwerkrapport biedt u onder meer:

  • een helder overzicht van de huidige energieprestatie van een gebouw;
  • inzicht in bouwkundige en installatietechnische verbetermaatregelen;
  • inzicht in de kosten, baten en terugverdientijden van deze maatregelen;
  • inzicht in de CO₂-reductie door het uitvoeren van besparingsmaatregelen.

Energie-investeringsaftrek

Investeringen in energiebesparende maatregelen kunnen in aanmerking komen voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Zo komt bijvoorbeeld ook een EPA-advies in aanmerking voor de EIA. Om voor de EIA in aanmerking te komen, moet uw investering op de zogenaamde Energielijst staan. In dat geval komt uw investering in aanmerking voor de EIA, wat betekent dat u 40% (2024) van de investering als extra aftrek op de winst in mindering mag brengen.

Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)

U kunt met de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor zakelijke gebruikers uw gebouw verduurzamen. Dat kan met een warmtepomp, een zonneboiler en met een kleinschalige windturbine. 

Voorwaarden

Voor de ISDE geldt een aantal voorwaarden. Zo moet u de subsidie aanvragen voordat u de koopovereenkomst sluit. Ook moet u het apparaat in Nederland laten installeren en binnen 24 maanden nadat u de beslissing over de subsidieaanvraag heeft ontvangen, in gebruik nemen. Ook heeft u bij vaststelling van de subsidie een bewijs nodig dat een bouwinstallatiebedrijf het apparaat heeft geïnstalleerd en u moet hiervan een factuur en betaalbewijs hebben. Ook mag u het apparaat niet binnen een jaar na de datum van de vaststelling van uw subsidie verkopen of verwijderen. U heeft geen recht op subsidie als er al eerder subsidie is verstrekt voor het betreffende apparaat. Ook heeft u geen recht op subsidie als u hiervoor al de Energie-investeringsaftrek (EIA) krijgt.

Ook verplichte energiebesparing?

Verbruikt uw bedrijf per jaar vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m³ aardgas, dan bent u ook verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Dit is de energiebesparingsplicht.
Er bestaat ook een informatieplicht energiebesparing. Dit betekent dat u moet rapporteren welke energiebesparende maatregelen u heeft uitgevoerd. Dat doet u in eLoket van de RVO. Kijk voor meer info op de site: www.rvo.nl.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Profiteer nog dit jaar van vrijstelling bpm bestelauto

Ondernemers die een nieuwe bestelauto willen aanschaffen, kunnen alleen in 2024 nog profiteren van de vrijstelling voor de bpm. Deze vrijstelling wordt namelijk per 1 januari 2025 afgeschaft.

Bpm (Belasting van personenauto’s en motorrijwielen)

Bedrijfswagen

De bpm is een belasting op personenauto’s en motoren, maar geldt onder voorwaarden ook voor bestelauto’s. De bpm wordt geheven bij aankoop van een nieuw voertuig. Ondernemers die aannemelijk kunnen maken dat ze de bestelauto minstens 10% zakelijk gebruiken, hebben een vrijstelling voor de bpm. Een kilometeradministratie is daarvoor niet vereist.

Afschaffen per 2025

De overheid heeft besloten dat de vrijstelling van bpm op de aanschaf van nieuwe bestelauto’s per 1 januari 2025 wordt afgeschaft. Deze bestelauto’s worden daardoor voor ondernemers een stuk duurder. Zo rust bijvoorbeeld op een bestelauto op diesel met een catalogusprijs excl. btw van € 55.000 ruim € 15.000 bpm. Hoeveel de bpm volgend jaar wordt, is afhankelijk van de CO2-uitstoot.

Elektrisch alternatief?

Ondernemers kunnen nog in 2024 een bestelauto kopen zonder bpm. Als alternatief kan er ook een elektrische bestelauto aangeschaft worden. Daarvoor betaalt men in 2024 ook geen bpm en vanaf 2025 een vast bedrag van € 360. Dit bedrag stijgt jaarlijks mee met de inflatie. 

Subsidies elektrische bestelauto

Besluit u nog dit jaar een nieuwe elektrische bestelauto te kopen, dan heeft u onder voorwaarden ook nog recht op de milieu-investeringsaftrek (MIA) en op de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). De MIA bedraagt dit jaar nog 27% van het investeringsbedrag minus € 20.000. Vorig jaar was dit nog 45% minus € 11.000. De MIA is dus al flink verminderd en het is nog maar de vraag of deze in 2025 voor elektrische bestelauto’s nog zal bestaan. De SEBA bedraagt maximaal 12% van de catalogusprijs met een maximum van € 5.000.

Tip! U bent waarschijnlijk niet de enige ondernemer die in 2024 nog een bestelauto zonder bpm wil aanschaffen. Wacht hiermee dus niet te lang.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tijdelijk Noodfonds Energie geopend

Huishoudens met een laag inkomen en een hoge energierekening kunnen ook in 2024 weer subsidie aanvragen via het Tijdelijk Noodfonds Energie. Het Noodfonds vergoedt de energiekosten voor zover deze uitkomen boven het deel van de kosten dat zelf betaald moet worden. Dit deel is inkomensafhankelijk.

Hoeveel steun?

Euro

Huishoudens met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum kunnen een tegemoetkoming in de energiekosten krijgen als zij minstens 8% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. Voor huishoudens met een inkomen tot 200% van het sociaal minimum geldt de eis dat zij minstens 10% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. Het Noodfonds betaalt de kosten van energie die genoemde bedragen te boven gaan.

Subsidie verruimd

Ten opzichte van vorig jaar is de subsidie verruimd. Toen moesten huishoudens met een inkomen tot een sociaal minimum van 130% nog 10% van de energierekening zelf betalen en huishoudens tot 200% van het sociaal minimum 13%.

Budget

Het totale beschikbare budget voor het Noodfonds bedraagt € 60 miljoen. De overheid draagt hieraan € 40 miljoen bij, de rest wordt gefinancierd door de energiebedrijven. Indien nodig kan dit budget in dezelfde verhouding nog met maximaal € 30 miljoen worden verhoogd.

Aanvragen

Aanvragen van subsidie uit het Tijdelijk Noodfonds Energie kan digitaal via een speciale site

Let op! Aanvragen kan tot en met 31 maart 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorstel aanpassingen nieuw box 3-stelsel en percentages box 3 2023

De staatssecretaris heeft een aantal aanpassingen in het voorstel voor een nieuw box 3-stelsel bekendgemaakt. Daarnaast maakte hij ook de forfaitaire rendementspercentages voor banktegoeden en schulden in 2023 en voor overige bezittingen in 2025 bekend.

Voorstel nieuw box 3-stelsel

Euro

Het is de bedoeling dat vanaf 2027 een nieuw box 3-stelsel geldt op basis van het werkelijke rendement. In oktober 2023 kon iedereen die dat wilde nog reageren op een voorstel van het demissionaire kabinet voor een nieuw box 3-stelsel. Mede naar aanleiding van de vele reacties op dit voorstel is een aantal aanpassingen gedaan.

Aanpassing: eerste woning

In het eerste voorstel voor een nieuw box 3-stelsel kreeg de eerste woning in box 3 nog een afwijkende behandeling met een apart forfait. Deze afwijkende behandeling vervalt, waardoor ook de eerste woning, net als alle andere onroerende zaken, straks onder de vermogenswinstbelasting valt.

Let op! Voor het eigen gebruik van een onroerende zaak is nog wel een forfait opgenomen. Dit forfait bepaalt het voordeel dat een belastingplichtige heeft door het eigen gebruik van de onroerende zaak.

Tip! De eigen woning blijft in het voorstel, net als nu, in box 1.

Aanpassing: verliesverrekening

Aanvankelijk dacht men nog na over de mogelijkheid om verliezen in box 3 ook te kunnen verrekenen met het verleden. Die mogelijkheid komt niet in het aangepaste voorstel, zodat verliesverrekening alleen mogelijk is met toekomstige jaren. Die verliesverrekening is wel onbeperkt mogelijk.

Aanpassing: al in bezit zijnde onroerende zaken en aandelen

In het eerste voorstel was vergeten om een zogenaamde step-up op te nemen voor onroerende zaken en aandelen in een familie- of startende onderneming die op 1 januari 2027 al in bezit zijn van een belastingplichtige. Dit zou betekenen dat vermogensmutaties die zich voordoen vóór 1 januari 2027 belast zouden worden vanaf 2027. Om dit te voorkomen worden in het aangepaste voorstel onroerende zaken en aandelen in een familie- of startende onderneming die op 1 januari 2027 al in bezit zijn van een belastingplichtige op die datum gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer.

Let op! Voor woningen in box 3 geldt op 1 januari 2027 niet de waarde in het economische verkeer maar de WOZ-waarde.

Overige aanpassingen

De prijs voor het kopen van een genotsrecht (bijvoorbeeld recht op toekomstige rente of dividend) is in het aangepaste voorstel niet in één keer aftrekbaar in het jaar van vestigen van het genotsrecht. In plaats daarvan wordt de prijs in gedeelten in aftrek gebracht in de jaren waarin het genotsrecht bestaat. Ook worden koerswinsten of -verliezen van banktegoeden in vreemde valuta, in tegenstelling tot het eerdere voorstel, toch belast.

Nog niet definitief!

Het voorstel tot een nieuw box 3-stelsel is, ook na de hiervoor genoemde aanpassingen, nog zeker niet definitief. Het is aan de nieuwe Tweede Kamer en het nieuwe kabinet hoe het nieuwe box 3-stelsel vormgegeven gaat worden. Om de streefdatum van 1 januari 2027 te halen, is het wel nodig dat uiterlijk in de zomer 2024 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, aldus de staatssecretaris.

Forfaitaire rendementspercentages 2023-2025

Tegelijkertijd met de aanpassingen maakte de staatssecretaris ook de definitieve forfaitaire rendementspercentages voor banktegoeden en schulden voor het jaar 2023 en het definitieve forfaitaire rendementspercentages voor overige bezittingen voor 2025 bekend. Ook de percentages waarmee in 2024 bij het berekenen van de voorlopige aanslagen 2024 gerekend wordt voor banktegoeden en schulden zijn bekend. U vindt ze in de hierna volgende tabel.

   2023  2024  2025
 Banktegoeden  0,92%  voorlopig 1,03%  nog niet bekend
 Overige bezittingen  6,17%  6,04%  5,88%
 Schulden  2,46%  voorlopig 2,47%  nog niet bekend

 

Let op! De definitieve vaststelling van de forfaitaire rendementspercentages voor banktegoeden en schulden voor het jaar 2024 kan pas begin 2025 plaatsvinden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Sjoemelen met urenregistratie reden voor ontslag op staande voet?

Een werknemer was voorwaardelijk op staande voet ontslagen omdat hij zich schuldig had gemaakt aan fraude met de urenregistratie. Om de werknemer tegemoet te komen was hem als alternatief een beëindigingsovereenkomst aangeboden met uitbetaling van vier bruto maandsalarissen inclusief vakantiebijslag. De werknemer ging hier niet mee akkoord en ging procederen.

Casus

Juridisch

De werknemer was werkzaam als manager arbeid en stuurde een grote groep, voornamelijk uitzendkrachten, aan. De werkgever hanteert een aan- en afmeldsysteem om de werktijden te registreren. Op basis van de registratie wordt het loon aan de arbeidskrachten betaald. De werknemer moest er onder meer op toezien dat deze registratie correct was. De werkgever kwam er vervolgens achter dat de werknemer zijn eigen uren niet correct had geregistreerd, wat voor de werkgever reden vormde hem op staande voet te ontslaan.

Procedure

De werknemer voerde aan dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. De rechter gaf aan dat het moment waarop de werkgever feitelijk op de hoogte was bepalend is en niet het moment waarop de werknemer op de hoogte kon zijn van het vergrijp. De werkgever had voldoende voortvarend gehandeld door direct na zijn vermoeden camera’s op te hangen en de werknemer vervolgens te confronteren met zijn bevindingen.  

Camera’s waren gerechtvaardigd

Er is geen sprake van onrechtmatig verkregen bewijs omdat de werkgever een gerechtvaardigd belang had bij het ophangen van de camera’s. Hij had immers niet op een andere wijze kunnen achterhalen of de werknemer de urenregistratie wel correct deed. Bovendien is de werkgever niet disproportioneel te werk gegaan. Hij heeft slechts gedurende een beperkte periode camera’s opgehangen op plekken die nodig waren voor het onderzoek. 

Bedrijfsreglement

De werknemer had het bedrijfsreglement voor akkoord ondertekend,  hij wist derhalve wat de regels waren voor het aan- en afmelden. Verder hecht de rechter er belang aan dat het hier om een leidinggevende ging die geacht wordt een voorbeeldfunctie te vervullen. 

Ontslag op staande voet terecht

Alles bij elkaar opgeteld maakte dat het ontslag op staande voet, ondanks de persoonlijke omstandigheden zoals de lange en goede staat van dienst van de werknemer, ook in hoger beroep in stand blijft. 

Posted in Niet gecategoriseerd

ANBI moet algemeen belang kunnen aantonen

Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) hebben recht op speciale fiscale faciliteiten. Daarvoor is wel vereist dat een ANBI het algemene belang kan aantonen.

Voordelen ANBI

Gift

Als een instelling de status van een ANBI heeft, hoeft er bij een schenking of erfenis geen belasting te worden betaald over hetgeen verkregen is en gebruikt wordt voor het algemeen belang. Bij schenkingen in het algemeen belang door de ANBI aan een derde hoeft deze ook geen schenkbelasting te betalen. Daarnaast gelden nog andere voordelen. Zo is een gift aan een ANBI onder voorwaarden aftrekbaar.

Voorwaarden ANBI

Om als ANBI te worden aangemerkt, moet voldaan zijn aan een aantal voorwaarden. Zo is belangrijk dat met bijna alle activiteiten het algemeen belang gediend wordt en mogen deze activiteiten geen winstdoelstelling hebben.

Bewijslast

Als een instelling als ANBI wil worden aangemerkt, ligt de bewijslast bij de instelling dat met de activiteiten van de instelling het algemeen belang wordt gediend. Het algemeen belang moet niet alleen statutair zijn vastgelegd, maar de activiteiten van de ANBI moeten ook hiermee in  overeenstemming zijn.

Tip! Kijk hier voor alle voorwaarden en privileges die gelden voor (het schenken aan) een ANBI.

Doelen gericht op algemeen nut?

Het bovenstaande betekent dat de werkzaamheden van de ANBI gericht moeten zijn op concrete doelen die tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. In een zaak bij de rechtbank Zeeland West Brabant richtte een vereniging zich op activiteiten in het kader van het algemeen nut, maar ook op activiteiten met het oog op ontspanning en vermaak van de leden. Zonder nadere onderbouwing zijn laatstgenoemde activiteiten niet aan te merken als gericht op het algemeen belang. Nu deze onderbouwing ontbrak, was de ANBI-status terecht geweigerd, aldus de rechtbank.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging btw op verhuur zonnepanelen op of bij woning

Verhuurt u een woning waarop of waarbij zonnepanelen liggen? Houd dan rekening met nieuw beleid van de staatssecretaris dat vanaf 1 januari 2024 geldt.

Verhuur woning btw-vrijgesteld

Zonnepanelen

Voor de verhuur van een woning aan een particulier die deze ook als woning gaat gebruiken, geldt een btw-vrijstelling. Dit betekent dat u geen btw berekent over de verhuurprijs. Het betekent echter ook dat u de btw op de woning (bijvoorbeeld op de onderhoudskosten) niet in aftrek kunt brengen.

Zonnepanelen als onderdeel verhuur woning

Liggen op of in de nabijheid van de woning niet-geïntegreerde zonnepanelen (dat zijn zonnepanelen die niet ook als dakbedekking fungeren)? En verhuurt u die zonnepanelen in de huurovereenkomst van de woning mee? Dan gaat de verhuur van die zonnepanelen over het algemeen mee in de btw-vrijstelling van de verhuur van de woning. U berekent dan geen btw, maar u kunt ook de btw die tot en met 2022 drukte op de aanschaf van de zonnepanelen, niet in aftrek brengen.

Let op! Over de levering en installatie op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning wordt vanaf 1 januari 2023 geen btw meer berekend.

Zonnepanelen afzonderlijk verhuurd

Verhuurt u de niet-geïntegreerde zonnepanelen afzonderlijk, dus niet in de huurovereenkomst van de woning mee? Dan berekende u tot en met 2023 waarschijnlijk btw en heeft u ook de btw die drukte op de aanschaf van de zonnepanelen in aftrek gebracht.

Nieuw beleid: zonnepanelen als onderdeel verhuur woning

De staatssecretaris heeft nieuw beleid bekendgemaakt dat geldt vanaf 1 januari 2024. Volgens dit nieuwe beleid gaat de verhuur van niet-geïntegreerde zonnepanelen die op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning liggen, mee in de btw-vrijgestelde verhuur van de woning. Ook als deze zonnepanelen afzonderlijk van de huurovereenkomst verhuurd worden. Dit nieuwe beleid zou tot gevolg hebben dat u vanaf 1 januari 2024 over de verhuur van de zonnepanelen geen btw meer mag berekenen. Bijkomend gevolg hiervan zou kunnen zijn dat u een deel van de in aftrek gebrachte btw op uw zonnepanelen weer terug zou moeten betalen.

Overgangsrecht

Gelukkig heeft de staatssecretaris overgangsrecht bekendgemaakt. Dit overgangsrecht houdt in dat u gedurende de periode dat u de btw op uw zonnepanelen nog terug zou moeten betalen, de zonnepanelen nog btw-belast mag verhuren.

Concreet betekent dit het volgende:

  • Kocht u de zonnepanelen en nam u deze ook in gebruik in 2019 of eerder? Dan past u vanaf 1 januari 2024 de btw-vrijstelling toe op de verhuur van de zonnepanelen. U hoeft de eerder in aftrek gebrachte btw vanaf 2024 namelijk niet meer terug te betalen. Door toepassing van de btw-vrijstelling kunt u vanaf 2024 geen btw voor de zonnepanelen (bijvoorbeeld op onderhoudskosten) meer in aftrek brengen.
  • Kocht u de zonnepanelen en nam u deze ook in gebruik in 2020, 2021 of 2022? Dan mag u vanaf 1 januari 2024 de zonnepanelen nog btw-belast verhuren. Dit mag tot het moment dat de termijn verstreken is waarbinnen u de eerder in aftrek gebrachte btw nog terug zou moeten betalen. Is die termijn verstreken, dan moet u vanaf dat moment de btw-vrijstelling toepassen op de verhuur van de zonnepanelen en kunt u geen btw voor de zonnepanelen (bijvoorbeeld op onderhoudskosten) meer in aftrek brengen.

Vragen?

Mag u nu nog wel of juist geen btw meer berekenen? Wanneer is de termijn verstreken waarbinnen u eerder afgetrokken btw nog moet terugbetalen? Wij kunnen ons voorstellen dat u deze of misschien nog andere vragen heeft. Neem daarom voor vragen over uw eigen situatie contact op met een van onze adviseurs. Zij helpen u graag met de beoordeling van uw situatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor rekening en risico benadering bij loonsancties houdt stand

Het is vaste jurisprudentie dat – naar achteraf blijkt – verkeerde adviezen van bijvoorbeeld een bedrijfsarts worden toegerekend aan de werkgever, waardoor deze mogelijk een loonsanctie riskeert. Rechters zoeken nuance, echter de CRvB houdt stand.

Te strikt?

Medisch

Diverse lagere rechters vonden deze ‘voor rekening en risico benadering’ van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) te strikt en nuanceerden deze. De rechtbanken oordeelden dat deze lijn niet in alle gevallen  recht doet aan de belangen van de werkgever. Zij zochten aansluiting bij de ‘vergewisplicht’ zoals die voor bestuursorganen zelf geldt als zij derden inschakelen bij de besluitvorming en welke is terug te vinden in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

CRvB houdt stand

Helaas  voor u als werkgever, de CRvB blijft bij zijn ‘voor rekening en risico benadering’, zo is onlangs weer gebleken in een loonsanctiezaak. Het ging hier over mogelijk gemiste re-integratiekansen door een verkeerde inschatting van de bedrijfsarts. De werkgever had betoogd dat hem niet kan worden verweten dat het oordeel van de bedrijfsarts niet juist was en verwees daarbij onder andere op de gewijzigde lijn in de lagere rechtspraak. 

Wet biedt geen aanknopingspunten

De CRVB is het niet met de werkgever eens. Het  argument is dat het niet te rijmen is met het uitgangspunt dat de re-integratie op grond van de WIA op de werkgever rust én de werkgever hiervoor de volledige (eind)verantwoordelijkheid draagt. Volgens de Raad biedt de wetgeschiedenis geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de wetgever heeft beoogd de medisch-inhoudelijke aspecten uit te sluiten van die verantwoordelijkheid. 
Volgens de Raad blijkt dit ook uit het feit dat de wetgever inmiddels het wetsvoorstel om het medisch advies van de bedrijfsarts bij de poortwachtertoets leidend te maken heeft ingetrokken. 

Toch te strikt in deze zaak

De werkgever in deze zaak had nog geluk. De CRvB oordeelde namelijk dat het loonsanctiebesluit onzorgvuldig is. De verzekeringsarts van het UWV heeft namelijk het advies van de bedrijfsarts te strikt getoetst en de bedrijfsarts is binnen zijn professionele bandbreedte is gebleven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorlopige modelprijzen TEK 2023 ver onder prijs van voorschot

De voorlopige modelprijzen voor de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) zijn bekend. Deze voorlopige modelprijzen liggen ver onder de maximale prijs waarmee het voorschot van 35% van de mogelijke tegemoetkoming is verstrekt.

Indicatie voor definitieve subsidie

Brood

Met behulp van de voorlopige modelprijzen kunnen ondernemers een indicatie krijgen over hoeveel TEK ze definitief gaan ontvangen. Dit is daarmee tevens een indicatie of en hoeveel verkregen voorschot ze mogelijk moeten terugbetalen of nog extra TEK ontvangen. De definitieve modelprijzen worden eind februari 2024 bekendgemaakt.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK)

De TEK werd in 2022 in het leven geroepen vanwege de zeer sterk gestegen energieprijzen waar met name energie-intensieve bedrijven – dat wil zeggen dat minimaal 7% van de omzet in 2022 bestond uit energiekosten – de dupe van dreigden te worden. Daarom besloot het kabinet dat deze mkb-ondernemingen – onder voorwaarden – recht hebben op een tegemoetkoming, de TEK. 

Modelprijzen

Voor de TEK wordt niet uitgegaan van de werkelijke prijs die u voor energie betaalde, maar van zogenaamde modelprijzen. Bij de berekening van het voorschot dat u ontving, werd voor 2023 nog uitgegaan van een modelprijs van € 3,19 voor een kuub gas en van € 0,95 voor een kWh elektriciteit. 

Inmiddels zijn de voorlopige modelprijzen voor 2023 bekend. Deze zijn vooralsnog vastgesteld op € 1,36 voor een kuub gas en op € 0,36 voor een kWh elektra. Hiervan dient de ondernemer zelf een bedrag van € 1,19 voor gas en € 0,35 voor elektriciteit te dragen. De TEK subsidieert 50% van het verschil. 

Op basis van de voorlopige modelprijzen voor 2023 ontvangen ondernemers dus € 0,085 per kuub gas (50% van € 0,17 (= € 1,36 – € 1,19) en € 0,005 per kWh elektriciteit (50% van € 0,01 (= € 0,36 – € 0,35).

Let op! U ontvangt geen subsidie over al uw afgenomen gas en elektriciteit. Bij de berekening van de subsidie en het voorschot op de subsidie wordt op het totale verbruik namelijk het zogenaamde prijsplafond – dit is 1.200 kuub voor gas en 2.900 kWh voor elektriciteit – in mindering gebracht.

Bedragen voorschot waarschijnlijk fors te hoog 

Het voorschot aan TEK dat u ontving, bedroeg 35% van de subsidie berekend op basis van de eerder bekende modelprijzen. Dat betekent dat u een voorschot ontving van € 0,35 voor gas (35% van 50% van € 2 (= € 3,19 – € 1,19) en € 0,105 voor elektriciteit (35% van 50% van € 0,60 (€ 0,95 – € 0,35). Op basis van de voorlopig vastgestelde modelprijzen ontving u dus € 0,265 per kuub gas te veel voorschot en € 0,10 per kWh elektriciteit te veel voorschot.

Let op! Deze berekening is nog gebaseerd op de voorlopig vastgestelde modelprijzen. De definitieve modelprijzen worden pas eind februari 2024 bekend.

Rekentool

Op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) is ook een tool beschikbaar waarmee ondernemers kunnen berekenen hoeveel TEK ze waarschijnlijk definitief zullen ontvangen op basis van de voorlopige modelprijzen. 

TEK terugbetalen?

Heeft u als voorschot te veel tegemoetkoming ontvangen, dan hoeft u het te veel ontvangen bedrag niet terug te betalen als dit onder de € 500 is. Moet u wel terugbetalen, dan moet dat in principe in één keer. Levert terugbetalen echter moeilijkheden op, dan zijn er ruime betalingsregelingen. Ook persoonlijke betalingsregelingen zijn mogelijk, waarbij u maximaal twee jaar mag doen over de terugbetaling van het voorschot TEK. Maakt u gebruik van een van deze betalingsregelingen, dan betaalt u geen rente.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorwaarden hypotheekrenteaftrek in between twee huizen

In de inkomstenbelasting kan volgens de zogenaamde ‘verhuisregeling’ onder voorwaarden ook de hypotheekrente worden afgetrokken van een woning die na verhuizing leegstaat voor de verkoop. Geldt dit ook als de lege woning na verhuizing niet direct wordt aangeboden voor de verkoop?

Verhuisregeling

Woning

Volgens de verhuisregeling kan de hypotheekrente van een leegstaande woning die wordt aangeboden voor de verkoop onder voorwaarden in aftrek worden gebracht op uw inkomstenbelasting. De woning moet dan in het betreffende kalenderjaar, of moet in één van de drie voorgaande kalenderjaren, aangemerkt kunnen worden als eigen woning waarvoor hypotheekrente in aftrek kon worden gebracht. U mag de woning niet verhuren.

Door deze regeling kan bij verhuizing tijdelijk voor twee woningen hypotheekrente in aftrek worden gebracht.

Niet direct bestemd voor verkoop

De vraag is of de regeling ook kan worden toegepast als een woning niet direct wordt aangeboden voor de verkoop. De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat de verhuisregeling pas in kan gaan  vanaf het moment waarop de woning wordt aangeboden voor de verkoop. De aftrek van de hypotheekrente is dus nog slechts mogelijk voor het restant van de periode waarover de verhuisregeling maximaal kan worden toegepast.

Let op! Verlaat u uw woning en biedt u deze bijvoorbeeld pas na een half jaar aan voor de verkoop, dan wordt de periode van de verhuisregeling dus ook met een half jaar verkort.

Bewijslast ligt bij u

De bewijslast voor het feit dat een woning beschikbaar is voor de verkoop, ligt bij de belastingplichtige. U moet dus bijvoorbeeld via een makelaar of advertenties aannemelijk kunnen maken dat de woning bestemd is voor de verkoop.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maatwerk belastingrente nu ook voor loon- en omzetbelasting

Vanaf 1 januari 2024 is een regeling inzake maatwerk van kracht voor belastingrente voor de loon- en omzetbelasting. Een dergelijke regeling was vanaf 2023 al van kracht voor alle overige belastingen. Met de regeling wordt gerealiseerd dat belastingrente teruggevraagd kan worden over een periode waarin de Belastingdienst al over de verschuldigde belasting beschikte.

Belastingrente

Euro

Voor de vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting 2023 wordt vanaf 1 juli 2024 belastingrente berekend als op dat moment de definitieve aanslag nog niet is opgelegd. Dat kunt u voorkomen door voor 1 mei 2024 uw aangifte inkomstenbelasting in te dienen. Voor uw aangifte vennootschapsbelasting geldt dat deze voor 1 juni 2024 moet zijn ingediend. Omdat de termijn om uw aangifte in te dienen over het algemeen niet haalbaar is, kunt u ook de berekening van belastingrente voorkomen door voor 1 mei 2024 een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting 2023 aan te vragen. Alleen als uw definitieve aanslag dan hoger is dan uw ingediende aangifte of uw voorlopige aanslag, berekent de Belastingdienst over het hogere bedrag belastingrente.

Let op! Voor andere belastingen gelden andere termijnen.

Maatwerkregelingen

Het komt soms voor dat de Belastingdienst al een periode over (een deel van) de verschuldigde belasting beschikte, maar toch belastingrente daarover berekent. In een arrest oordeelde de Hoge Raad dat deze situatie onjuist is. De wetgever besloot daarop tot aanpassing van de regeling.

Arrest Hoge Raad

In genoemd arrest oordeelde de Hoge Raad dat geen belastingrente kan worden berekend als er geen sprake is van renteschade: als er geen rentenadeel wordt geleden hoeft dit ook niet gecompenseerd te worden. In het arrest ging het om belastingrente inzake de vennootschapsbelasting, maar het arrest beperkt zich niet alleen tot deze belasting. 

Herstel via maatwerkafspraken

De wetgever heeft daarom vanaf 2023 voor alle belastingen, behalve de loon- en omzetbelasting, een regeling getroffen die regelt dat belastingrente automatisch door de Belastingdienst verminderd wordt of teruggevraagd kan worden als de Belastingdienst geen renteschade leidt. Vanaf 1 januari 2024 geldt deze regeling ook voor de loon- en omzetbelasting.

Wijzigingen vanaf 1 januari 2024

In de regeling zijn vanaf 1 januari 2024 voor alle belastingen ook nadere voorwaarden opgenomen. Zo moet de belastingplichtige, als de Belastingdienst niet zelf automatisch de belastingrente al verminderd, om teruggave van de belastingrente verzoeken en daarbij bepaalde stukken en informatie overleggen. Zo’n verzoek is alleen mogelijk als de door de Belastingdienst berekende belastingrente meer dan € 100 bedraagt.

Let op! Als de Belastingdienst zelf al automatisch de belastingrente kan verminderen, geldt de grens van € 100 niet. De Belastingdienst vermindert de belastingrente dan ook als de in eerste instantie berekende belastingrente € 100 of minder is.

Bezwaar en beroep

De invoering van de maatwerkregeling neemt niet weg dat ook voor de periodes waarin deze regeling nog niet van kracht was, belastingrente in soortgelijke situaties teruggevraagd kan worden. Wel is het noodzakelijk daarvoor bezwaar en zo nodig beroep aan te tekenen tegen de beschikking waarin de belastingrente is vastgesteld. De overheid heeft nu eenmaal de arresten van de Hoge Raad te respecteren, dus geldt dit voor alle beschikkingen vanaf de datum van het arrest, 18 november 2022, waartegen nog bezwaar en beroep mogelijk is. 

Tip! Wij kunnen u helpen bij een eventueel bezwaar en beroep.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer belasting over 2023 voor grote spaarders?

Inkomen uit sparen en beleggen wordt belast in box 3. De bank ABN AMRO Mees Pierson heeft bekendgemaakt dat spaarders er rekening mee moeten houden dat spaargeld zwaarder belast gaat worden dan waarmee in de voorlopige aanslag voor 2023 gerekend is. Dat betekent dat mensen met veel spaargeld dan waarschijnlijk belasting zullen moeten bijbetalen over 2023.

Voorlopige aanslag

Euro

Belastingplichtigen die waarschijnlijk belasting moeten betalen of terugkrijgen, krijgen aan het begin van het jaar een voorlopige aanslag. In die voorlopige aanslag is de Belastingdienst voor het jaar 2023 uitgegaan van een forfaitair rendement voor spaartegoeden van 0,36 %. Volgens berekeningen van bovengenoemde bank is dit percentage te laag, omdat de spaarrente vorig jaar is gestegen.

Forfaitaire rente 0,92%

Volgens berekeningen van de bank zal het forfaitaire rendement op spaargeld in 2023 uitkomen op 0,92%. Dit is dus 0,56%-punt meer en betekent dat de definitieve aanslag van spaarders hoger zal uitvallen.

Hoeveel scheelt dat nu?

Stel dat een belastingplichtige zonder partner over € 1 miljoen aan spaargeld beschikt en dat de Belastingdienst in de voorlopige aanslag ook van dit bedrag is uitgegaan. Het heffingsvrije vermogen bedroeg in 2023 € 57.000, zodat over € 943.000 het forfaitaire rendement wordt berekend. Het forfaitaire rendement wordt 0,56%-punt hoger, ofwel € 943.000 x 0,0056 = € 5.281. Hierover wordt in 2023 32% belasting geheven. Dit betekent dat in deze situatie € 5.281 x 32% = € 1.690 extra aan belasting moet worden betaald. Indien er wel sprake zou zijn van een partner, is het heffingsvrije vermogen (2023) € 114.000. De extra belasting komt dan neer op € 1.587.

Let op! Het is nog niet zeker dat ook de Belastingdienst uitgaat van een forfaitair rendement van 0,92%. Dit percentage wordt later bekendgemaakt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Eigen woning

Voor de eigen woning gelden duidelijke en strenge fiscale regels. Een lening voor de eigen woning moet bijvoorbeeld aan aflossingseisen voldoen om voor renteaftrek in aanmerking te komen. En die renteaftrek is inmiddels afgebouwd. Wellicht wilt u extra aflossen, maar is dat wel verstandig? Deze en meer zaken die u moet weten bij de aanschaf en het bezit van een eigen woning vindt u hier in een notendop.

Welke regels van toepassing zijn, is afhankelijk van uw individuele situatie. In deze advieswijzer komen verschillende situaties aan bod.

Eigenwoninglening, aflossing en renteaftrek

Pand

Voor een eigenwoninglening geldt dat de rente alleen aftrekbaar is als de lening in maximaal 30 jaar volledig en ten minste annuïtair wordt afgelost. Dit betekent dat de maandelijkse som van rente plus aflossing tijdens de rentevaste periode hetzelfde blijft. Naast de aflossingseis geldt de voorwaarde dat de lening is aangegaan ter verwerving, onderhoud of verbetering van de eigen woning.

Deze regels gelden in principe voor elke lening die vanaf 1 januari 2013 is afgesloten. Het kan echter zijn dat een op of na 1 januari 2013 afgesloten lening onder overgangsregels valt. Er gelden dan geen aflossingseisen. Onze adviseurs kunnen u informeren over uw eigen, specifieke situatie.

Gevolgen niet-nakomen aflossingsverplichtingen

De aflossingsverplichtingen moeten bij het aangaan van de lening in de leenovereenkomst zijn overeengekomen en ook worden nageleefd. Als op een lening te weinig wordt afgelost, is de rente op die lening in principe niet meer aftrekbaar. Gelukkig is het mogelijk om, onder voorwaarden, een tijdelijke achterstand in aflossingen te herstellen of een nieuw aflossingsschema af te spreken. Als tijdig aan deze herstelmogelijkheden wordt voldaan, blijft de renteaftrek behouden. Wordt niet tijdig aan deze herstelmogelijkheden voldaan, dan gaat de renteaftrek op dat moment verloren.

Tip! Het verlies aan renteaftrek is niet definitief. Als u de aflossingsachterstand die aanwezig was op het moment van verlies van de renteaftrek weer inhaalt, is de rente vanaf dat moment weer aftrekbaar.

Informatieverplichtingen

Heeft u een eigenwoninglening waarvoor een aflossingseis geldt en is deze lening niet afgesloten bij een in Nederland gevestigde bank, verzekeraar of andere financiële instelling, dan heeft u een informatieplicht. Deze informatieplicht loopt via uw aangifte inkomstenbelasting voor alle schulden die zijn aangegaan na 31 december 2015 en voor alle wijzigingen in uw eerder afgesloten lening die zich voordoen vanaf 1 januari 2016. Onder de informatieplicht vallen onder andere de NAW-gegevens van de leningverstrekker, de hoogte van de lening, de looptijd en het rentepercentage. Voldoet u niet (tijdig) aan uw informatieplicht, dan is de rente niet aftrekbaar. Indien u in een later jaar alsnog de informatie verstrekt, is de rente vanaf het daaropvolgende jaar (weer) aftrekbaar.

Let op! Dit geldt dus ook voor de dga die een lening voor zijn eigen woning heeft afgesloten bij zijn eigen bv.

Beperking renteaftrek in de hoogste schijf

Vanaf 2014 is de maximale renteaftrek van de hypothecaire lening jaarlijks verlaagd. Voor het jaar 2024 betekent dit dat de rente die aftrekbaar is in de hoogste belastingschijf (49,5%) niet meer tegen 49,5%, maar tegen maximaal 36,97% aftrekbaar is. Deze aftrekbeperking geldt zowel voor leningen die afgesloten zijn na 1 januari 2013 als voor leningen die voor die datum zijn afgesloten.

Overgangsrecht: bestaande eigenwoninglening

Voor een oude eigenwoninglening hoeft u niet aan de aflossingseis te voldoen. Een oude eigenwoninglening is een lening die u op 31 december 2012 voor uw eigen woning had (hoofdregel). In een aantal uitzonderingsgevallen wordt ook een na 31 december 2012 afgesloten lening (gedeeltelijk) aangemerkt als een oude eigenwoninglening. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien in de periode tot eind 2013 sprake is geweest van tijdelijke huur tussen twee eigen woningen in, de aankoop van een andere woning of van het verrichten van onderhoud of verbetering aan de eigen woning. Daarnaast is er een regeling voor expats.

Oversluiten lening

Uw lening blijft aangemerkt als een oude eigenwoninglening als u deze (gedeeltelijk) oversluit, bijvoorbeeld bij het aflopen van uw rentevaste periode of bij de aankoop van een nieuwe woning. Leent u echter een hoger bedrag, dan wordt het extra bedrag aangemerkt als nieuwe eigenwoninglening en is de rente hierover alleen aftrekbaar als aan de aflossingseisen wordt voldaan.

Verzekeringen eigen woning

Vanaf 1 januari 2013 is het niet meer mogelijk om een nieuw spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct gekoppeld aan de eigen woning af te sluiten. Heeft u een bestaand spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct gekoppeld aan de oude eigenwoninglening, dan wijzigt er niets.

Deze blijft vrijgesteld in box 1. Een gekoppeld spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct volgt het overgangsrecht dat geldt voor de oude eigenwoninglening: is uw in 2013 afgesloten lening aan te merken als een oude eigenwoninglening, dan was het ook nog mogelijk om hier in 2013 een spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct aan te koppelen.

Tip! In beginsel kunt u vanaf 1 april 2017 vrij gebruikmaken van de vrijstelling voor uw spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct. Afkoop is over het algemeen financieel niet aantrekkelijk. Overleg daarom vooraf met onze adviseurs over uw eigen situatie.

(Extra) aflossen of niet?

Nu de rente op een spaarrekening laag is, is het de vraag of extra aflossen misschien raadzaam is. Aflossen heeft verschillende fiscale en financiële gevolgen. We zetten er een aantal op een rij:

  • U hoeft na aflossing geen hypotheekrente meer te betalen.
  • U kunt na aflossing die rente niet meer in aftrek brengen in box 1.
  • Houd er rekening mee dat u mogelijk boeterente moet betalen vanwege de extra aflossing.
  • De rente op uw spaarrekening zult u waarschijnlijk nauwelijks missen gezien de lage rentestand.
  • Mogelijk bespaart u belasting in box 3 vanwege het voor de aflossing gebruikte spaargeld.
  • Heeft u uw hypotheek afgelost, dan heeft u ook geen bijtelling (meer) vanwege het eigenwoningforfait. Deze faciliteit wordt echter vanaf 2019 in dertig jaar geleidelijk afgebouwd. Dit betekent dat u in 2024 nog maar 80% van het verschil tussen uw eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten voor uw eigen woning als aftrek krijgt. Het percentage neemt ieder jaar af met 3,33%. Vanaf 1 januari 2048 vervalt de aftrek helemaal.

Let op! Of het raadzaam is om af te lossen op uw hypothecaire lening, is volledig afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden. Mogelijk heeft u uw spaargeld op een later moment voor andere doeleinden nodig. Gebruikt u uw spaargeld om af te lossen, dan zit dit geld echter ‘vast’ in uw woning en kunt u dit alleen weer vrij besteedbaar krijgen door verkoop van de woning of het afsluiten van een nieuwe lening. Bedenk daarbij dat het niet altijd zal meevallen om een nieuwe lening af te sluiten en dat bovendien de rente die u op deze lening betaalt dan niet meer aftrekbaar is in box 1. Laat u zich daarom goed adviseren over uw persoonlijke situatie.

Restschulden

Als de verkoopopbrengst van uw eigen woning onvoldoende is om uw eigenwoningschuld en de verkoopkosten te dekken, blijft u zitten met een restschuld. Als deze restschuld is ontstaan in de periode tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017, dan mag u de rente over deze restschuld gedurende vijftien jaar na het ontstaan ervan in aftrek brengen in box 1.

Verhuisregelingen

U kunt onder voorwaarden ook uw te koop staande lege of gekochte lege eigen woning onder de eigenwoningregeling houden en de rente op de bijbehorende leningen in aftrek blijven brengen; de termijn voor deze verhuisregelingen bedraagt maximaal drie jaar na het jaar waarin u de oude woning heeft verlaten. Voor uw woning die vanaf 2021 leeg te koop staat of voor uw woning die u vanaf 2021 kocht en die in 2024 nog leegstaat of in aanbouw is, heeft u daarom tot en met 31 december 2024 nog renteaftrek.

De regeling kan ook worden toegepast als een woning niet direct wordt aangeboden voor de verkoop, maar pas vanaf het moment waarop de woning wordt aangeboden voor de verkoop. De aftrek van de hypotheekrente is dan dus nog slechts mogelijk voor het restant van de periode waarover de verhuisregeling maximaal kan worden toegepast.

Rentemiddeling

Rentemiddeling biedt een mogelijkheid om tegen een lagere hypotheekrente te lenen zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald hoeft te worden. Bij rentemiddeling is de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevaste periode. Hiermee wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep.

De boeterente bij rentemiddeling is eveneens aftrekbaar. Naast de boeterente kan het rentepercentage ook verhoogd worden met andere opslagen die geen verband houden met de boeterente. Bijvoorbeeld een opslag voor het risico van vroegtijdig aflossen van de hypotheekschuld. Deze andere opslagen, boven op de hypotheekrente en de boeterente, mogen in totaal niet hoger zijn dan 0,2%. In dat geval is er ook sprake van renteaftrek voor de andere opslagen.

Tip! Onderzoek of in uw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.

Schenkingsvrijstelling eigen woning afgeschaft

Vanaf 2017 kon gebruik gemaakt worden van een verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eenmalige schenking aan uw kind of aan een derde voor een eigen woning. Deze vrijstelling is inmiddels geheel afgeschaft.

Wijziging overdrachtsbelasting

Vanaf 1 januari 2021 is er een eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting voor jongeren tussen 18 en 35 jaar die een eigen woning kopen en deze zelf gaan bewonen. De vrijstelling is beperkt tot woningen met een waarde van maximaal € 510.000. De vrijstelling geldt ook voor jongeren die al een woning bezitten en vóór hun 35ste een andere woning kopen. Op deze manier wordt bereikt dat men één keer van de vrijstelling kan genieten. De overdrachtsbelasting voor degenen die niet voor de vrijstelling in aanmerking komen, blijft 2%.

Let op! Bij aanschaf van vakantiewoningen en woningen ter belegging of voor de verhuur betaalt u 10,4% overdrachtsbelasting.

Lening energiezuinige woning

Bij het Nationaal Energiebespaarfonds kunt u tegen een aantrekkelijke rente een lening afsluiten om uw woning energiezuiniger te maken. Het bedrag van de lening moet liggen tussen de € 1.000 en € 27.000 en de looptijd bedraagt zeven, tien, vijftien of twintig jaar. De lening mag alleen gebruikt worden voor energiebesparende maatregelen. Wilt u maatregelen nemen om uw woning volledig energievrij te maken, dan is een lening mogelijk van maximaal € 71.000. Deze lening moet u binnen zeven, vijftien of twintig jaar aflossen. De hoogte van de rente is afhankelijk van de looptijd van de lening en varieert van 3,9% tot 4,35% (januari 2024).

Btw op zonnepanelen terugvragen

Het btw-tarief op zonnepanelen die u op uw woning legt, is per 1 januari 2023 verlaagd naar 0%. Voor particulieren betekent dit in de meeste gevallen dat men zich niet meer bij de Belastingdienst hoeft aan te melden vanwege de btw en ook geen btw-aangifte meer hoeft te doen. Heeft u uw zonnepanelen aangeschaft vóór 2023, dan is hierover 21% btw gerekend. Deze btw heeft u terug kunnen vragen. U moest daartoe binnen zes maanden na het jaar van aanschaf het formulier ‘Opgaaf zonnepaneelhouders’ naar de Belastingdienst zenden. Na deze periode kunt u nog vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de zonnepanelen zijn gekocht, het formulier inzenden. Wilt u hier meer over weten, vraag dan de Advieswijzer ‘Zonnepanelen op uw woning’ bij ons op.

Laag tarief btw schilderen, stukadoren en isoleren oudere woning

Is uw woning ouder dan twee jaar, dan bedraagt het btw-tarief voor schilderen, stukadoren en het aanbrengen van isolatiemateriaal geen 21, maar slechts 9%.

Vragen?

De fiscale regels met betrekking tot uw eigen woning zijn niet eenvoudig. Het naast elkaar bestaan van verschillende regelingen kan de uitwerking behoorlijk ingewikkeld maken, zeker bij complexere situaties als verhuizing, echtscheiding, trouwen en overlijden. Neem voor uw eigen, specifieke situatie daarom contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Minimumloon stijgt opnieuw per 1 juli 2024

Per 1 juli van dit jaar gaat het minimumloon opnieuw omhoog. Het minimumloon wordt doorgaans in januari en juli geïndexeerd aan de hand van de cao-lonen. Daarnaast stijgt per juli van dit jaar het minimumloon extra met 1,2% als gevolg van een aangenomen amendement vanuit de Tweede Kamer.

Let op! Hoeveel het minimumloon in totaal gaat stijgen, wordt dit voorjaar pas bekend.

Ook uitkeringen omhoog

Straatbeeld

Omdat de uitkeringen zijn gekoppeld aan de hoogte van het minimumloon, gaan deze ook omhoog. Dit betreft onder andere de AOW, de WW en de bijstand.

Tweede stijging in 2024

De stijging per 1 juli is de tweede stijging van dit jaar. Op 1 januari werd het minimumloon al geïndexeerd met 3,75%. Ook werd per die datum het minimumuurloon ingevoerd, gebaseerd op een werkweek van 36 uur. Werknemers met een minimumloon die contractueel al voor 1 januari 2024 meer dan 36 uren per week werkten, gaan er daarom per 1 januari van dit jaar extra op vooruit.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bemiddelingskosten lijfrente aftrekbaar?

Als een afgesloten lijfrentecontract tot uitkering komt en moet worden omgezet in een direct ingaande lijfrente, kan hiervoor een deskundige worden ingeschakeld. Wanneer zijn de kosten van een dergelijke deskundige aftrekbaar, en tot welk bedrag?

Lijfrente

Juridisch

Met het afsluiten van een lijfrente kunt u zorgen voor extra inkomen, bijvoorbeeld als aanvulling op uw pensioen of AOW. De voor de lijfrente betaalde premies zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Daar staat tegenover dat de uitkeringen te zijner tijd belast zijn.

Kosten deskundige

Als een afgesloten lijfrentecontract moet worden omgezet in een direct ingaande lijfrente, is het soms noodzakelijk of gewenst hiervoor een deskundige in te schakelen. De Belastingdienst heeft onlangs bekendgemaakt wanneer de kosten van een deskundige aftrekbaar zijn en tot welk bedrag.

Doel

Voorwaarde is dat de bemiddelingskosten moeten worden gemaakt met het doel uitkeringen uit een bestaand lijfrentecontract te verwerven. Er moet bijvoorbeeld schriftelijk worden aangetoond dat de ontvanger van de uitkeringen nog in leven is. De kosten van een dergelijke deskundige zijn aftrekbaar tot een bedrag van € 250.

Geen deskundige?

Indien degene die de lijfrente gaat ontvangen zelf in staat is om e.a. te regelen omtrent de lijfrente, mag dat uiteraard ook. Een financiële instelling, zoals een verzekeraar of bank, is dan wel verplicht een kennis- en ervaringstoets af te nemen bij de klant, zodat men weet dat de klant snapt en zich realiseert wat het product inhoudt en wat de risico’s en voor- en nadelen zijn.

Het is echter niet van belang of er een kennis- en ervaringstoets beschikbaar is en of de kosten van een deskundige dus voorkomen hadden kunnen worden. Ook dan zijn de bemiddelingskosten van een professional gewoon aftrekbaar tot genoemd maximum.

Let op! Bemiddelingskosten om een uitgestelde lijfrente af te sluiten, zijn niet aftrekbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Informatieplicht energiebesparing

De overheid wil dat ondernemers zo min mogelijk energie verbruiken om zo de uitstoot van schadelijke stoffen, zoals CO2, te beperken. Om energie te besparen, hebben ondernemers die veel energie verbruiken een energiebesparingsplicht. Bovendien moeten deze ondernemers hier iedere vier jaar over rapporteren volgens de informatieplicht. Daarnaast bestaat er voor sommige ondernemers een onderzoeksplicht inzake energiebesparing.

In deze advieswijzer geven we aan wat deze plichten voor u in de praktijk betekenen en hoe u aan deze plichten kunt voldoen. Ook treft u aan waar u voor nadere informatie terechtkunt.

Energiebesparingsplicht

Windmolen

Als ondernemer heeft u een energiebesparingsplicht als u in een jaar op een locatie minstens 50.000 kWh aan elektra of minstens 25.000 m3 gas verbruikt. De energiebesparingsplicht betekent dat u verplicht bent alle energiebesparende maatregelen te treffen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Ook maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder die geen energie besparen maar die wel de uitstoot van CO2 reduceren, bent u verplicht te treffen. U voldoet aan uw plichten als u alle maatregelen uitvoert met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of als u alle maatregelen die voor u van toepassing zijn uitvoert die zijn vermeld op de Erkende Maatregelenlijst voor energiebesparing (EML). Voert u een maatregel van de EML niet uit, dan moet u een alternatieve maatregel uitvoeren die minstens evenveel energie bespaart. Heeft u een energiebesparingsplicht, dan moet u hierover iedere vier jaar rapporteren.

Let op! U moest uw rapportage uiterlijk 1 december 2023 digitaal inleveren bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Heeft u dit nog niet gedaan, doe dit dan alsnog zo snel mogelijk. Meer informatie over de energiebesparingsplicht is te vinden via Energiebesparingsplicht vanaf 2023 (rvo.nl).

Uitbreiding besparingsplicht

Ook voor ETS-ondernemingen, de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken, geldt de energiebesparingsplicht per 1 juli 2023. ETS-ondernemingen zijn bedrijven die verplicht moeten deelnemen aan het Emission Trade System, een handelssysteem voor de CO2-uitstoot van de industrie. In dat systeem moeten bedrijven voor elke ton aan CO2-uitstoot één emissierecht inleveren, dat men kan kopen en eventueel verhandelen. Het aantal emissierechten wordt jaarlijks lager vastgesteld, zodat bedrijven ofwel steeds duurdere emissierechten moeten kopen, ofwel moeten investeren in het beperken van de uitstoot.

Regels bij verhuur

Bent u de enige gebruiker van een gebouw, dan bent u ook verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen én voor de te leveren informatie hierover. Voor maatregelen met betrekking tot het gebouw treedt u in overleg met de eigenaar. De eigenaar van het gebouw is verantwoordelijk voor de maatregelen hieromtrent, tenzij anders contractueel is afgesproken. De maatregelen waarvoor u als huurder verantwoordelijk bent, dient u ook zelf te nemen. Bij een gebouw met meerdere huurders is de eigenaar verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen aan het gebouw. De huurders zijn verantwoordelijk voor de maatregelen van het proces. Het ligt voor de hand dat de gebouweigenaar, bij weinig processen die plaatsvinden bij de huurders, ook rapporteert namens de huurders.

Let op! Het ligt voor de hand dat degene die de maatregelen uitvoert ook rapporteert over de maatregelen. Er zijn bijvoorbeeld situaties, zoals in winkelcentra, dat de eigenaar van het winkelcentrum rapporteert over de collectieve voorzieningen, zoals een roltrap of verlichting en dat de huurder verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de maatregelen en hierover dan ook rapporteert.

Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML)

Als voor uw bedrijf de energiebesparingsplicht geldt, dan moet u bij de RVO iedere vier jaar rapporteren welke energiebesparende maatregelen u heeft genomen. Uw rapportage stelt u op aan de hand van de Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML). Op deze lijst staan energiebesparende maatregelen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Van de op de EML genoemde maatregelen geeft u aan of u deze heeft uitgevoerd of dat u een alternatieve maatregel heeft uitgevoerd.

Let op! Momenteel ligt er een wetsvoorstel om de terugverdientijd van vijf jaar naar zeven jaar te brengen. Dit zal vanaf de volgende rapportageronde in 2027 het geval zijn.

De EML kent drie onderdelen, te weten ‘gebouwen’, ‘faciliteiten’ en ‘processen’. Per categorie moet u bekijken of deze voor u relevant is. Zo ja, dan dient u de maatregelen uit te voeren. Voor gebouwen betreft dit bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen voor de verwarming van het gebouw of voor de verlichting van de binnenruimte. Bij faciliteiten treft u onder meer energiebesparende maatregelen aan voor de koeling van producten, voor roltrappen of met betrekking tot uw serverruimte. Voor energiebesparende maatregelen inzake processen kunt u onder meer denken aan maatregelen om warmteverlies te beperken en aan energiebesparende maatregelen voor veehouderijen.

Of u een maatregel van de EML direct dient uit te voeren, hangt af van diverse omstandigheden. Onder meer de uitgangssituatie is hiervoor van belang. Zo kunt u bijvoorbeeld geen energie met betrekking tot warmte besparen in een ruimte die niet verwarmd is. Ook technische factoren zijn van belang. Brandt in een bepaalde ruimte gedurende de dag slechts kort de verlichting, dan zal de terugverdientijd inzake energiebesparende verlichting te lang zijn. Ook kunnen sommige energiebesparende maatregelen pas op een later moment rendabel zijn. Als u bijvoorbeeld op een bepaald moment uw gevel dient te renoveren, kan het rendabel zijn dan gelijk te kiezen voor isolerend glas.

Let op! Voor de glastuinbouw geldt sinds 1 juli 2023 ook de energiebesparingsplicht. Voor deze sector is een specifieke EML beschikbaar.

EED-auditplicht

Naast de energiebesparingsplicht en de hieraan gekoppelde rapportageplicht bestaat er de Europese Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Deze plicht geldt alleen voor grote bedrijven die niet als mkb aangemerkt worden. Dat wil zeggen dat u maximaal 250 werknemers (fulltime) in dienst heeft, uw omzet maximaal € 50 miljoen bedraagt en/of uw balanstotaal maximaal € 43 miljoen is. Het doel van de EED-auditplicht is om bedrijven inzicht te geven in hun energiegebruik en aan te geven op welke manieren energie bespaard kan worden. U dient met name te rapporteren welke energiebesparende maatregelen u kunt nemen en welke besparing dit oplevert. De rapportage op grond van de EED beperkt zich niet tot maatregelen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar. Voor de EED kunt u desgewenst gebruikmaken van slablonen die u aantreft op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl).

Ook ‘vervoer’ maakt onderdeel uit van de rapportageplicht inzake de EED, maar alleen voor zover u binnen uw bedrijf zelf het vervoer verzorgt. Besteedt u het vervoer uit, dan is de vervoerder eventueel rapportageplichtig, indien deze aan de voorwaarden voor de plicht voldoet. Het woon-werkverkeer van uw werknemers valt niet onder de rapportageplicht. Onderdeel van de rapportage is onder meer een overzicht van het totaal gemeten energieverbruik van uw bedrijf alsmede een uitsplitsing van het energieverbruik voor de processen, gebouwen, installaties en vervoer van uw onderneming. Ook dient u een lijst van energiebesparende maatregelen op te nemen, waarbij u gebruik kunt maken van bovengenoemde EML.

U dient iedere vier jaar te rapporteren. Dit is opengesteld op 4 juli 2023. De rapportage dient digitaal aangeleverd te worden bij de RVO. Hiervoor heeft u eHerkenning niveau 2+ of hoger nodig.

Let op! U bent wettelijk verplicht uw EED-rapportage aan te leveren. Doet u dit niet, dan kan de RVO u een last opleggen met een dwangsom. Voldoet u dan nog niet aan uw verplichting, dan dient u de dwangsom te betalen.

Tip! Als u investeert in een energiebesparende maatregel waarop de Energie-investeringsaftrek (EIA) van toepassing is, komen de rapportagekosten ook voor de EIA in aanmerking. De EIA bedraagt in 2024 40%. Uw investeringsbedrag dient minstens € 2.500 te bedragen.

Onderzoeksplicht

Grote energie verbruikende bedrijven kunnen ook nog te maken hebben met een onderzoeksplicht inzake energiebesparing. Dit geldt voor locaties van bedrijven met een jaarlijks energiegebruik vanaf 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas. Of de onderzoeksplicht op de activiteiten van uw bedrijf van toepassing is, hangt af van wie de milieuregels voor de milieubelastende activiteit van uw bedrijf bepaalt. Om te bepalen of er een onderzoeksplicht geldt voor de locatie kunnen ondernemers het stappenplan raadplegen: Stappenplan Energiebesparing Rapportageplicht (rvo.nl).

De onderzoeksplicht houdt in dat u eens per vier jaar onderzoekt welke energiebesparende maatregelen u moet nemen. Dit dient u digitaal te rapporteren bij de RVO. U moet in uw rapportage ook aangeven welke maatregelen u de voorafgaande periode al heeft genomen.

Let op! De eerstvolgende rapportage moest uiterlijk 1 december 2023 bij de RVO binnen zijn. Heeft u deze nog niet ingediend, doe dit dan alsnog zo snel mogelijk.

Wettelijk is bepaald over welke aspecten van uw bedrijfsvoering u met betrekking tot energiebesparing moet rapporteren. Dit betreft onder meer een analyse van uw energieverbruik, waaronder een opgave van onbenutte warmtestromen alsmede een inventarisatie van kosteneffectieve CO2-reducerende maatregelen. Ook hiervoor kunt u gebruikmaken van de EML. Voor uw rapportage is wettelijk vastgelegd hoe u de terugverdientijd van een investering en de CO2-reductie dient te berekenen. U kunt voor uw rapportage gebruikmaken van sjablonen die u kunt vinden op de site van de RVO.

Fiscale maatregelen m.b.t. energiebesparing

Voor maatregelen waarvan de terugverdientijd langer is dan vijf jaar, bestaat geen plicht deze uit te voeren. Voor dergelijke maatregelen komt u vaak wel in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Deze aftrek is met name bedoeld voor energiebesparende investeringen die, gelet op het rendement, nog onvoldoend rendabel zijn. Door hiervoor een fiscale aftrek te verlenen, dalen de nettokosten van de investering en is deze eerder rendabel.

Alleen bedrijfsmiddelen die op de zogenaamde Energielijst staan, komen voor de EIA in aanmerking. De Energielijst kunt u inzien en downloaden op de site van de RVO en wordt ieder jaar vernieuwd. De EIA levert voor investeringen in het jaar 2024 een extra aftrek van de winst op van 40%. Het totale maximumbedrag dat voor de EIA in aanmerking komt, bedraagt € 136 miljoen. Een investering in een bedrijfsmiddel dat bijvoorbeeld € 100.000 kost en op de Energielijst staat, levert dus een extra aftrek op de winst op van € 40.000. 

Handhaving

Een onderneming die voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden is wettelijk verplicht energiebesparende en/of CO2-reducerende maatregelen te treffen, te rapporteren en/of te informeren. Zijn er maatregelen genomen die niet staan vermeld op de EML, dan is het bevoegd gezag ook gerechtigd te controleren of de genomen alternatieve maatregelen voldoende zijn geweest. Voldoet een onderneming niet aan haar plichten, dat is het bevoegd gezag gerechtigd om eerst een waarschuwingsbrief te versturen. Ook kan het bevoegd gezag een dwangsom opleggen. Het bevoegd gezag is veelal de gemeente, de provincie of het Rijk. De hoogte van de dwangsom moet evenredig zijn aan de ernst van de overtreding en is bedoeld om bedrijven er alsnog toe te brengen de vereiste maatregelen te nemen dan wel te rapporteren en/of te informeren. Een bedrijf moet de dwangsom betalen als niet alsnog aan de wettelijke plichten wordt voldaan, vóór de termijn die daartoe door het bevoegd gezag gesteld is. Bij het vaststellen van deze termijn wordt rekening gehouden met de tijd die nodig is om een geconstateerde overtreding te beëindigen. Een dwangsom kan herhaald worden bij het niet blijven voldoen aan de wettelijke regels. 

Meer informatie: RVO

De energiebesparingsplicht, de informatieplicht en de rapportageplicht bestaan voor de gemiddelde ondernemer uit behoorlijk ingewikkelde regelingen. Er zijn tal van bedrijven die ondernemers deze werkzaamheden tegen betaling uit handen kunnen nemen. Als u googelt op ‘energiebesparingsplicht advies’ blijkt dat er aan adviseurs keuze genoeg is.

Op RVO.nl kunt u terecht voor alle informatie die op uw specifieke situatie, voor uw branche of bedrijf, van toepassing is. Via deze site dient u ook uw rapportages digitaal aan te leveren, waarvoor eHerkenning niveau 2+ of hoger met machtiging RVO-diensten niveau eH2+ nodig is.

Meer informatie: DEB

Voor informatie inzake de energiebesparingsplicht en rapportageplichten kunt u ook terecht op de site deb.nl (duurzaam energie besparen). DEB verstrekt informatie aan ondernemers die geconfronteerd worden met de wettelijke plichten op dit gebied, maar ook aan ondernemers die niet verplicht zijn tot energiebesparende maatregelen en overwegen om hier uit het oogpunt van kostenbesparing toe over te gaan.

Tip! DEB heeft een praktisch overzicht van alle 150 maatregelen die deel uitmaken van de EML.

DEB werkt samen met tal van branches, zodat de informatie zo veel mogelijk toegespitst is op de persoonlijke situatie van de ondernemer. U kunt op de site van DEB kosteloos inloggen en hier een eigen account aanmaken.

Voorbeeld

Als voorbeeld noemen we de maatregel tot plaatsing van een dubbelwandige vaatwasmachine in grootkeukens, zoals aanwezig in de horeca. Op de site van DEB treft u deze aan bij de maatregelen in de categorie ‘faciliteiten’. De site geeft aan dat een dubbelwandige vaatwasmachine vanwege de dubbele wanden minder warmteverlies heeft, waardoor water niet opnieuw opgewarmd hoeft te worden, wat energie bespaart. Bij de toelichting leest u dat de maatregel rendabel is bij een gebruik van een vaatwasser voor gemiddeld 1 uur per dag, gedurende het gehele jaar.

Deb.nl bevat ook informatie over beschikbare subsidies en bevat namen en contactinformatie van energieadviseurs. U kunt zich bij DEB aanmelden voor een speciale nieuwsbrief, zodat u altijd op de hoogte bent van het laatste nieuws en de nieuwe maatregelen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek vrije ruimte en gerichte vrijstellingen in de inkomstenbelasting

Een werkgever kan gebruikmaken van de vrije ruimte en gerichte vrijstellingen in de werkkostenregeling. Dat is algemeen bekend. Minder bekend is echter dat een inwoner van Nederland die werkt voor een werkgever die niet in Nederland inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, in zijn aangifte inkomstenbelasting de vrije ruimte en gerichte vrijstellingen in aftrek kan brengen.

Vrije ruimte en gerichte vrijstellingen werkkostenregeling

Rekenen

Een werkgever kan een werknemer, onder voorwaarden, onbelaste vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen geven door deze ten laste te brengen van de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Deze vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% over de eerste € 400.000 van de totale loonsom van de werkgever en 1,18% over het bedrag daarboven.

Voor sommige vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen gelden ook gerichte vrijstellingen. Als iets gericht is vrijgesteld, is het onder voorwaarden onbelast en hoeft dit niet ten laste van de vrije ruimte te komen, bijvoorbeeld de gerichte vrijstelling van € 0,23 per zakelijke kilometer.

Vrije ruimte in de inkomstenbelasting

In de inkomstenbelasting is een met de loonbelasting vergelijkbare wettelijke bepaling opgenomen. Doel van deze bepaling is om inwoners van Nederland met een buitenlandse werkgever die niet in Nederland inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting hetzelfde te behandelen als inwoners van Nederland met een Nederlandse werkgever.

De Hoge Raad oordeelde in 2022 al dat door deze wettelijke bepaling werknemers met een niet-inhoudingsplichtige werkgever de vrije ruimte in aftrek kunnen brengen op hun inkomen in de inkomstenbelasting. Deze werknemers kunnen in 2024 in principe zonder nadere voorwaarden 1,92% van hun aan Nederland toe te rekenen brutoloon aftrekken in de inkomstenbelasting. Dit geldt tot een brutoloon van maximaal € 400.000, daarboven is het 1,18%.

Let op! Dit kan niet als de buitenlandse werkgever in Nederland inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting. Dan gelden namelijk gewoon de regels die ook voor Nederlandse werkgevers gelden.

Gerichte vrijstelling in de inkomstenbelasting

Twee gerechtshoven en een A-G oordeelden over de vraag of een inwoner van Nederland met een buitenlandse werkgever die niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, ook de zakelijke kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt in aftrek mag brengen in de aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst vindt dat dit, ondanks het oordeel van de Hoge Raad over de vrije ruimte, niet mag. De twee gerechtshoven en de A-G vinden dat dit wel mag.

Let op! Aftrek van zakelijke kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt, kan niet zonder meer. Er moet namelijk wel aannemelijk zijn dat de zakelijke kosten gemaakt zijn, en door de werkgever aangewezen zouden zijn als gerichte vrijstelling in de situatie dat deze werkgever wel inhoudingsplichtig voor de loonbelasting in Nederland was. Verder moet getoetst worden of de zakelijke kosten binnen de voorwaarden en grensbedragen van de gerichte vrijstellingen blijven. Het moet ook gaan om kosten waarbij het zakelijke karakter overheerst. 

Laatste woord aan de Hoge Raad

Het laatste woord of ook aftrek van kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt mogelijk is in de inkomstenbelasting, is aan de Hoge Raad. Als de Hoge Raad het oordeel van de gerechtshoven en het advies van de A-G volgt, kan een inwoner van Nederland met een niet-inhoudingsplichtige buitenlandse werkgever in de aangifte inkomstenbelasting, onder voorwaarden, ook een beroep doen op gerichte vrijstellingen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Vergeet deze zaken niet bij uw laatste btw-aangifte van 2023

Uw laatste btw-aangifte over 2023 dient u uiterlijk 31 januari 2024 in. Vergeet bij deze aangifte niet de jaarlijkse terugkerende mogelijke afdrachten en correcties.

Afdracht btw privégebruik auto

Geld

In de laatste btw-aangifte van 2023 moet u btw afdragen over het privégebruik van de auto’s van de zaak. De btw die betrekking heeft op deze auto’s heeft u namelijk in 2023 geheel afgetrokken in uw btw-aangiften. Daarom moet nog een correctie voor het privégebruik plaatsvinden. Dit geldt zowel voor personenauto’s als bestelauto’s.

Let op! Voor de bijtellingsregels in de loon- of inkomstenbelasting zijn de kilometers woon-werkverkeer zakelijk. Dit geldt echter niet voor de btw! Voor een auto zonder bijtelling in de loon- of inkomstenbelasting waarmee aantoonbaar niet meer dan 500 kilometer privé wordt gereden, kan daarom wel btw over het privégebruik van de auto verschuldigd zijn.

Hoogte afdracht btw privégebruik auto

De hoogte van de btw-afdracht over het privégebruik van de auto berekent u met de verhouding tussen het zakelijk en privégebruik van de auto. Alleen als u die verhouding niet kunt aantonen, bedraagt de btw-afdracht voor het privégebruik van de auto 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Aantonen van de verhouding tussen zakelijk en privégebruik kan bijvoorbeeld met een kilometeradministratie.

Tip! De btw-afdracht voor het privégebruik bedraagt in bepaalde gevallen geen 2,7 maar 1,5% van de catalogusprijs, bijvoorbeeld als u bij aankoop van de auto geen btw heeft afgetrokken. Voor de btw-afdracht voor het privégebruik in 2023 geldt ook 1,5 in plaats van 2,7% voor auto’s die u in 2018 of eerder in gebruik heeft genomen.

Personeelsvoorzieningen en relatiegeschenken

Personeelsvoorzieningen zijn zaken die u aan uw werknemers ter beschikking stelt. Denk aan fitness, ontspanning en loon in natura (waaronder een kerstpakket of een jubileumgeschenk). Gaf u in 2023 meer dan € 227 (excl. btw) per werknemer aan personeelsvoorzieningen uit? Dan moet u in de laatste btw-aangifte een btw-correctie toepassen.

Gaf u in 2023 goederen en diensten cadeau of tegen een symbolisch bedrag aan bijvoorbeeld een zakenrelatie? Dan moet u een correctie toepassen in de laatste btw-aangifte als de ontvanger van het cadeau minder dan 30% btw kan aftrekken én de waarde meer dan € 227 (exclusief btw) per ontvanger bedraagt.

Verkoop/diensten btw-belast en btw-vrijgesteld

De btw die betrekking heeft op btw-vrijgestelde verkoop van goederen en diensten mag u niet in aftrek brengen. In uw btw-aangifte heeft u in de loop van 2023 hier al een inschatting van gemaakt. In uw laatste btw-aangifte van 2023 berekent u of deze inschatting juist is geweest en past u, waar nodig, een correctie toe.

Let op! Ook voor in 2023 ingekochte diensten en roerende zaken die u deels privé heeft gebruikt, maakt u een vergelijkbare berekening. Voor investeringsgoederen gelden afwijkende regels. Investeringsgoederen zijn onroerende zaken, bijvoorbeeld een bedrijfspand, of roerende zaken waarop u voor de inkomstenbelasting afschrijft, bijvoorbeeld een computer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Auto en fiscus

Fiscaal vriendelijk rijden wordt steeds lastiger, nu de autobelastingen de laatste jaren zijn aangescherpt. Het kan nog wel, maar de voordelen zijn voor een steeds kleinere groep beschikbaar. In deze advieswijzer een blik op de fiscale toekomst van de auto.

Rijdt u in een milieuvriendelijke auto, dan heeft u kunnen genieten van een groot aantal fiscale voordelen. De afgelopen jaren zijn deze voordelen steeds verder teruggeschroefd. Hoewel nog beperkter, kunt u ook in 2024 gebruikmaken van een aantal fiscale voordelen.

Bijtelling privégebruik auto

Auto

Voor de meeste nieuwe auto’s van de zaak waarmee ook privé wordt gereden, geldt vanaf 2017 een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en bpm). Alleen voor nieuwe auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een korting op de bijtelling. Die korting geldt in de maand van tenaamstelling en in de volgende 60 volle maanden. Daarna wordt de bijtelling jaarlijks opnieuw bepaald aan de hand van de dan geldende tarieven. Auto’s zonder uitstoot die in 2019 op kenteken zijn gezet, kennen in een deel van 2024 nog bijtelling van 4%. In de loop van 2024 zal voor deze auto’s de bijtelling moeten worden herzien op basis van de regels van 2024 (zie hierna). 

2019

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2019 op naam zijn gesteld, geldt die lagere bijtelling van 4% tot een cataloguswaarde van € 50.000 en 22% over het meerdere. Auto’s zonder CO2-uitstoot op waterstof hebben een bijtelling van 4% over de gehele cataloguswaarde.

2020

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2020 op naam zijn gesteld geldt een lagere bijtelling van 8% tot een cataloguswaarde van € 45.000 en 22% over het meerdere. Deze bijtelling geldt ook voor auto’s op waterstof, maar ook nu over de gehele cataloguswaarde.

2021

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2021 op naam zijn gesteld geldt een lagere bijtelling van 12% over een cataloguswaarde van € 40.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2021 een bijtelling van 12% over de gehele cataloguswaarde.

2022

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2022 op naam zijn gesteld geldt een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 35.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2022 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde

2023

Voor elektrische auto’s die in 2023 op naam zijn gesteld, geldt een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 30.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2023 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde.

2024

Voor elektrische auto’s die in 2024 op naam zijn of worden gesteld, geldt een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 30.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2024 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde. Voor nieuwe auto’s gelden in 2024 de volgende bijtellingspercentages en CO2-grenzen:

Soort auto  Bijtelling  CO2-uitstoot 
Elektrisch  16% tot € 30.000/22% over meerdere 
Waterstof  16% 
Zonnecel  16% 
Overig  22%  > 0 

Het aanscherpen van de CO2-grenzen heeft niet tot gevolg dat u elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage wordt geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft voor alle auto’s gedurende 60 maanden geldig. Na deze periode wordt de bijtelling vastgesteld aan de hand van de dan geldende percentages.

Let op! Een auto met datum eerste toelating tot de weg van uiterlijk 31 december 2016 krijgt na 60 maanden geen bijtelling van 22%, maar van 25%. Dit is alleen anders als het een auto betreft die geen CO2 uitstoot. Auto’s die geen CO2 uitstoten, krijgen in 2024 een korting van 6% op de normale bijtelling tot een cataloguswaarde van €30.000. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor een elektrische auto uit 2016 in 2024 een bijtelling geldt van 19% (25% -/- 6%) tot een cataloguswaarde van € 30.000. Daarboven is de bijtelling 25%. Voor een elektrische auto die in 2017 voor het eerst op kenteken is gezet, gaat in 2024 een bijtelling gelden van 16% (22% -/- 6%) tot een cataloguswaarde van €30.000 en van 22% over het meerdere. Auto’s die de periode van 60 maanden achter de rug hebben, lopen dus jaarlijks mee met de wettelijke wijzigingen in de bijtelling.

Tip! Voor ondernemers in de inkomstenbelasting blijft de bijtelling beperkt tot maximaal het bedrag dat in een jaar aan autokosten ten laste van de winst is gebracht.

Vanaf 2026

Vanaf 2026 is er nog maar één bijtellingspercentage van 22% en is er dus geen voordeel meer voor auto’s zonder CO2-uitstoot. Tot die tijd wordt de bijtelling voor auto’s zonder CO2-uitstoot in 2025 nog eenmaal verhoogd van 16% naar 17% over de eerste €30.000 van de cataloguswaarde. Uiteraard geldt dit niet voor auto’s van voor die datum die nog in hun 60-maandentermijn zitten.

Minder dan 500 kilometer?

Een bijtelling kan overigens helemaal achterwege blijven indien u kunt bewijzen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto heeft gereden. Woon-werkkilometers worden daarbij gezien als zakelijk, ook als u thuis gaat lunchen.

Let op! Is uw auto ouder dan 15 jaar? Dan bedraagt de standaardbijtelling niet 22% van de cataloguswaarde, maar 35% van de waarde in het economisch verkeer.

Milieu-investeringsaftrek

Er bestaat in 2024 geen recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor personenauto’s, wel voor bestelauto’s. In 2024 geldt de milieu-investeringsaftrek (MIA) van 27% voor elektrische bestelauto’s over het bedrag van de investering minus €20.000. Voor een nieuwe elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus 27% MIA over € 50.000 -/- € 20.000 = € 30.000. Voor waterstofpersonenauto’s bedraagt de MIA 45% over een bedrag van maximaal € 75.000. Voor de zonnecelpersonenauto’s bedraagt de MIA 36% tot een investeringsbedrag van maximaal € 100.000.

Onderstaand de regelingen op een rij.

Soort auto  MIA %  Maximaal investeringsbedrag 
Elektrische personenauto  Nee  n.v.t. 
Waterstofpersonenauto  45%  € 75.000 
Zonnecelpersonenauto  36%  € 100.000 
Elektrische bestelauto  27%  Geen; wel € 20.000 aftrek 
Waterstofbestelauto  45%  € 125.000 

Melding RVO

Om in aanmerking te komen voor MIA en/of Vamil, is een tijdige melding van de investering bij RVO noodzakelijk. De investering moet worden gemeld binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting. Het moment van ingebruikname of facturering is daarbij niet van belang. Het moment van ingebruikname en/of betaling kan wel van belang zijn voor het moment waarop u de aftrek kunt effectueren in de aangifte inkomsten- of vennootschapsbelasting.

Motorrijtuigenbelasting

De hoogte van de motorrijtuigenbelasting (mrb) is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de CO2-uitstoot van uw auto. Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km geldt tot 2025 een vrijstelling. Voor plug-in hybrides met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gr/km geldt tot 2025 een halftarief (dat wil zeggen de helft van het tarief dat voor een gewone personenauto geldt).

Ondernemers betalen voor een bestelauto minder mrb. Voorwaarde is dat de bestelauto meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. Dit moet u desgevraagd aannemelijk kunnen maken, maar een kilometeradministratie is niet vereist.

Bpm

Als uw auto op kenteken wordt gezet, wordt bpm geheven. De hoogte van de bpm is voor personenauto’s gebaseerd op de CO2-uitstoot. Tot 2025 geldt nog een vrijstelling bpm voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Voor personenauto’s waarvoor geen vrijstelling geldt, is de bpm hoger naarmate de CO2-uitstoot groter is.

Tip! Ondernemers kunnen voor een bestelauto een beroep doen op een vrijstelling bpm. De belangrijkste voorwaarde is dat meer dan 10% van de jaarlijks gereden kilometers zakelijke kilometers zijn. Deze vrijstelling wordt per 2025 afgeschaft.

Tot slot

Het aanschaffen van een energiezuinige auto levert ook in 2024 nog een aantal fiscale voordelen op. Over deze fiscale voordelen in het algemeen heeft u in deze advieswijzer kunnen lezen. Neem voor uw specifieke situatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-melding onroerende zaken uiterlijk 28 januari 2024

Als u in 2023 een onroerende zaak huurde, dan moet u mogelijk uiterlijk 28 januari 2024 een melding doen aan uw verhuurder en de Belastingdienst. Deze datum is ook belangrijk als u in 2022 een onroerende zaak kocht. Mogelijk moet u dan namelijk uiterlijk 28 januari 2024 een melding doen aan uw verkoper en de Belastingdienst.

Btw-belaste levering onroerende zaak 2022

Agenda

U moet in actie komen als u in 2022 een onroerende zaak kocht en toen samen met de verkoper koos voor een btw-belaste levering van deze onroerende zaak. Uiterlijk 28 januari 2024 moet u dan namelijk een schriftelijk verklaring afgeven aan de verkoper én de Belastingdienst dat u aan de zogenaamde 90%-norm (of in bepaalde gevallen de 70%-norm) heeft voldaan.

De 90%-norm betekent dat u zowel in 2022 als in 2023 de onroerende zaak voor 90% of meer gebruikte voor btw-belaste prestaties. Voor sommige branches – denk aan makelaars in onroerende zaken, reisbureaus, juridisch zelfstandige arbodiensten en postvervoersbedrijven – geldt een 70%-norm in plaats van een 90%-norm.

Let op! Is uw boekjaar niet gelijk aan een kalenderjaar? Dan moet u niet uiterlijk 28 januari 2024 de schriftelijke verklaring afgeven, maar binnen vier weken na afloop van uw boekjaar.

Btw-belaste huur onroerende zaak in 2023

U moet ook in actie komen als u in 2023 een onroerende zaak, op verzoek van u en de verhuurder, btw-belast huurde en niet heeft voldaan aan de 90%- of 70%-norm. U moet dan namelijk uiterlijk 28 januari 2024 een schriftelijke melding hiervan doen aan de verhuurder én aan de Belastingdienst.

De 90%-norm betekent dat u in 2023 de onroerende zaak voor 90% of meer gebruikte voor btw-belaste prestaties. Ook hier geldt voor sommige branches een 70%-norm in plaats van een 90%-norm.

Let op! Is uw boekjaar niet gelijk aan een kalenderjaar? Dan moet u niet uiterlijk 28 januari 2024 de schriftelijke melding doen, maar binnen vier weken na afloop van uw boekjaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Invorderingsrente weer 4%

Heeft u nog corona- of andere belastingschulden? Houd er dan rekening mee dat de invorderingsrente die u over deze schulden moet betalen vanaf 1 januari 2024 weer terug is op het niveau van voor de coronacrisis.

Coronabelastingschulden

Euro

Bouwde u in de coronatijd belastingschulden op, dan heeft u van de Belastingdienst een betalingsregeling waarmee u over een langere periode deze schulden mag afbetalen. Dit is echter niet renteloos. De Belastingdienst berekent over de openstaande schulden namelijk invorderingsrente.

Invorderingsrente weer 4%

De invorderingsrente bedroeg een tijdje maar 0,01%, maar werd per 1 juli 2022 verhoogd naar 1%. Van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023 bedroeg de invorderingsrente alweer 2% en vanaf 1 juli 2023 3%. Met ingang van 1 januari 2024 is de invorderingsrente 4%, het niveau van voor de coronacrisis.

Let op! De invorderingsrente is voorlopig gefixeerd op 4% en is dus niet meer, zoals voor de coronacrisis, gelijk aan de belastingrente die geldt voor de inkomstenbelasting die in 2024 7,5% bedraagt.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe Energielijst 2024 beschikbaar

Ondernemers die investeren in energiezuinige bedrijfsmiddelen, kunnen hiervoor de energie-investeringsaftrek (EIA) aanvragen. Om voor de EIA in aanmerking te komen, moet een bedrijfsmiddel op de Energielijst staan. De RVO heeft de nieuwe Energielijst voor 2024 onlangs gepubliceerd.

Energie-investeringsaftrek (EIA)

De EIA is een extra aftrek op de winst, die in 2024 40% bedraagt van de kostprijs van het bedrijfsmiddel (in 2023 was dit nog 45%). Het voordeel van de EIA hangt dan ook af van uw belastingtarief. 

Let op! Er moet minimaal voor een bedrag van € 2.500 worden geïnvesteerd. Het maximale investeringsbedrag waarvoor EIA kan worden verkregen bedraagt € 136 miljoen.

Energielijst

De Energielijst bevat alle bedrijfsmiddelen waarvoor de EIA kan worden verkregen. In de Energielijst worden de bedrijfsmiddelen per categorie opgesomd, variërend van processen tot transportmiddelen en energietransitie.

Wijzigingen

De Energielijst wordt jaarlijks aangepast. De wijzigingen ten opzichte van vorig jaar staan apart vermeld in een overzicht. Zo staan HR-luchtverwarmers niet meer op de Energielijst 2024, omdat er inmiddels betere alternatieven beschikbaar zijn.

De voorwaarden

De Energielijst vermeldt ook eventuele extra voorwaarden waaraan een investering moet voldoen. Zo staat bijvoorbeeld een cruise control voor vrachtauto’s op de Energielijst, maar alleen indien die gebaseerd is op basis van wegenkaartinformatie en GPS-gegevens. Anderzijds is adaptieve cruise control – deze kan ook remmen of gas geven – juist uitgesloten.

Tip! Het is van belang om voorafgaand aan uw mogelijke investering de actuele Energielijst goed te checken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Arbeid en arbeidscontracten ken uw rechten en verplichtingen

De regels voor arbeidscontracten zijn steeds aan verandering onderhevig. Weet u het allemaal nog? Voor iedereen die het overzicht een beetje kwijt is, nog een keer de belangrijkste wijzigingen op een rij.

  1. Denk aan uw aanzegverplichting en voorkom een aanzegvergoeding
  2. De huidige ketenbepaling
  3. Verbod proeftijd korte tijdelijke contracten en volgende contracten
  4. Verbod concurrentiebeding in tijdelijke contracten
  5. Loondoorbetalingsverplichting bij oproepkrachten
  6. Versterking rechten payrollmedewerkers

1. Denk aan uw aanzegverplichting en voorkom een aanzegvergoeding

Juridisch

Bij tijdelijke contracten van zes maanden of langer, moet u uiterlijk een maand voor de overeengekomen einddatum schriftelijk aan de werknemer laten weten of u het contract wel of niet wenst voort te zetten en zo ja, onder welke voorwaarden. De gedachte hierachter is dat de werknemer tijdig weet waar hij aan toe is en zich zo nodig kan gaan oriënteren op een functie elders.

Tip! De aanzegverplichting geldt niet voor contracten met een looptijd korter dan zes maanden en niet bij contracten waarvan het einde niet op een kalenderdatum is bepaald. Een voorbeeld van een dergelijk contract is een contract voor de looptijd van een project.

Als u de werknemer heeft laten weten dat u het tijdelijke arbeidscontract wilt verlengen, maar u geeft niet aan onder welke voorwaarden, dan krijgt uw werknemer eenzelfde nieuw tijdelijk arbeidscontract onder dezelfde voorwaarden. Het nieuwe arbeidscontract loopt even lang als het voorgaande tijdelijke arbeidscontract, maar niet langer dan een jaar.

Aanzegvergoeding

Wanneer u niet voldoet aan de aanzegplicht, dan heeft de werknemer recht op een brutomaandsalaris. Bent u te laat met aanzeggen, dan bent u een vergoeding naar rato verschuldigd. Het tijdelijke arbeidscontract eindigt wel na de overeengekomen einddatum.

In uw loonadministratie moet u de aanzegvergoeding opnemen als loon uit vroegere dienstbetrekking, zelfs als de aanzegvergoeding wordt geclaimd, terwijl de arbeidsovereenkomst is voortgezet. Het loonbegrip voor de aanzegvergoeding is het kale uur- of stukloon. Overwerk- of ploegentoeslag, vakantiegeld, eindejaarsuitkering en winstdeling worden hierin niet meegenomen. Voor de aanzegvergoeding geldt dus een ander loonbegrip dan voor de transitievergoeding. Het loon vormt de basis van de vergoeding voor het niet in acht nemen van de (juiste) aanzegtermijn. Dit loon wordt berekend door het bruto-uurloon te vermenigvuldigen met de overeengekomen arbeidsduur per maand. 

Voor de bepaling van de hoogte van de aanzegvergoeding bij een te late aanzegging wordt wel gekeken naar het aantal kalenderdagen in de maand waarin had moeten worden aangezegd. Telt de maand 31 dagen en u zegt bijvoorbeeld twee dagen te laat aan, dan bent u een vergoeding verschuldigd van 2/31ste van het loon.

Let op! De aanzegvergoeding vervalt als de werknemer niet hierom verzoekt binnen drie maanden na de dag waarop uw aanzegverplichting is ontstaan. Ook betaalt u geen aanzegvergoeding bij faillissement, surseance van betaling of bij toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

Let op! De Hoge Raad heeft expliciet aangegeven dat er altijd schriftelijk moet worden aangezegd, ook al heeft de werknemer al mondeling te horen gekregen dat zijn contract niet zal worden verlengd en hij dus weet waar hij aan toe is.

2. De huidige ketenbepaling

De ketenbepaling regelt wanneer opeenvolgende tijdelijke arbeidscontracten overgaan in een vast arbeidscontract. U kunt met een werknemer maximaal drie tijdelijke contracten in 36 maanden afsluiten. Tot 1 januari 2020 was dit maximaal drie tijdelijke contracten in 24 maanden. Na een tussenliggende periode van meer dan zes maanden is geen sprake meer van opeenvolgende contracten. Dat betekent dat als een tijdelijk contract afloopt en u binnen zes maanden weer een nieuw contract aangaat met dezelfde werknemer, deze tussenliggende periode meetelt voor de 36-maandenperiode.

Let op! Er moet ruimte zijn om op sectorniveau af te wijken en de onderbreking te verkorten als het werk daarom vraagt, zoals bij seizoensarbeid. Deze optie is daarom verruimd naar ander terugkerend tijdelijk werk dat ten hoogste gedurende een periode van negen maanden kan worden verricht. Een en ander dient geregeld te zijn in cao’s.

Samenvattend ontstaat een vast contract:

  • na meer dan drie elkaar opvolgende tijdelijke contracten en;
  • wanneer u langer dan 36 maanden gebruikmaakt van elkaar opvolgende tijdelijke contracten. Als de tussenperiode zes maanden of korter is, is sprake van opeenvolgende tijdelijke contracten en telt de tussenperiode mee bij de periode van drie jaar.

Bij cao kan onder zeer strikte voorwaarden worden afgeweken van het aantal contracten en van de totale duur. Maximaal zijn echter zes contracten toegestaan in een periode van vier jaar.

Het is toegestaan de regulier geldende onderbreking van ten hoogste zes maanden bij cao terug te brengen naar ten hoogste drie maanden voor functies:

  • waarbij de werkzaamheden als gevolg van klimatologische of natuurlijke omstandigheden seizoensgebonden zijn; en
  • waarvan deze werkzaamheden gedurende ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden verricht (het moet dus echt om seizoensgebonden werk gaan).

Hierdoor hebben werkgevers die met seizoenswerkers werken meer mogelijkheden om te werken met tijdelijke arbeidsovereenkomsten.

Na afloop van het maximaal aantal toegestane tijdelijke contracten dan wel de maximale duur van de tijdelijke contracten bent u verplicht een contract voor onbepaalde tijd aan uw werknemer aan te bieden als u met hem/haar verder wilt.

Tip! Voor werknemers tot 18 jaar met een klein dienstverband (12 uur of minder) is de ketenregeling niet van toepassing.

Tip! Voor AOW-gerechtigden geldt dat schriftelijk overeengekomen mag worden dat ze maximaal zes tijdelijke arbeidsovereenkomsten in maximaal vier jaar krijgen. Na meer dan zes opvolgende tijdelijke contracten of na vier jaar wordt het tijdelijke contract automatisch een vast contract. Alleen de tijdelijke arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan nadat u de AOW-leeftijd heeft bereikt, tellen mee voor de keten.

Het kabinet heeft het plan om de onderbrekingstermijn van de ketenbepaling op te rekken van zes maanden naar vijf jaar. Hierover is al een internetconsultatie geweest en het betreffende wetsvoorstel zou in 2024 bij de Tweede Kamer worden ingediend.

3. Verbod proeftijd korte tijdelijke contracten en volgende contracten

Het is verboden in tijdelijke arbeidscontracten van zes maanden of korter een proeftijd op te nemen. Ook is het verboden een proeftijd op te nemen in een tweede of volgend contract.
Tip! Een nieuwe proeftijd bij de huidige werkgever is wel toegestaan als een werknemer een nieuwe functie aangeboden krijgt die wezenlijk andere vaardigheden en verantwoordelijkheden vereist. Het contract moet dan wel langer dan zes maanden duren.
De lengte van een toegestane proeftijd is afhankelijk van de duur van het contract:

Lengte tijdelijk arbeidscontract Lengte maximale proeftijd
0 tot 6 maanden N.v.t.
Meer dan 6 maanden, maar minder dan 2 jaar 1 maand, maar kan in een cao worden verlengd tot 2 maanden
2 jaar of langer 2 maanden

4. Verbod concurrentiebeding in tijdelijke contracten

Een concurrentie- dan wel relatiebeding is in een tijdelijk contract verboden. Dit kan alleen anders zijn als sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen. Denk hierbij aan specifieke of bedrijfsinformatie. Als u dit zwaarwegende bedrijfsbelang expliciet motiveert in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, is een concurrentie- dan wel relatiebeding nog wel toegestaan. Wil het concurrentiebeding echt effect hebben, dan moeten de zwaarwegende bedrijfsbelangen echter zowel bestaan op het moment van aangaan van het beding als op het moment dat u zich wilt beroepen op het beding.

Let op! U kunt als werkgever geen rechten ontlenen aan een concurrentie- of relatiebeding als er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van uw kant.

Een concurrentiebeding is niet bedoeld om werknemers te binden, zo heeft de Hoge Raad bepaald. 
Het kabinet heeft aangegeven van plan te zijn het concurrentiebeding te moderniseren. In dat kader worden de volgende wijzigingen verder uitgewerkt:

  • een wettelijke begrenzing van het concurrentiebeding in duur; 
  • het opnemen in een concurrentiebeding van het geografische bereik, gespecificeerd en gemotiveerd; 
  • het verplicht opnemen van een motivering van het ‘zwaarwegend bedrijfsbelang’ in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
  • het door de werkgever betalen van een vergoeding vastgesteld op een bij wettelijk voorschrift bepaald percentage van het laatste verdiende salaris van de werknemer indien hij het concurrentiebeding wil inroepen. 

Het is de bedoeling dat dit wetsvoorstel in 2024 ter internetconsultatie zal worden aangeboden.

5. Loondoorbetalingsverplichting bij oproepkrachten

Werkt u met oproepkrachten, bijvoorbeeld via een nulurencontract of een min-maxcontract? Dan heeft u in beginsel een loondoorbetalingsverplichting als uw werknemer niet kan werken door een oorzaak die voor uw risico komt. Dit geldt bijvoorbeeld ook als u de werknemer niet oproept, terwijl er wel werk is. Daarnaast heeft de werknemer recht op loon over de garantie-uren. Dat wil zeggen,  dat iedere keer als u de werknemer oproept, hij recht heeft op minimaal drie uur loon, ook als de werknemer bijvoorbeeld maar één uur werkt.
In de arbeidsovereenkomst kunt u in de eerste zes maanden schriftelijk uw loondoorbetalingsverplichting uitsluiten. U kunt echter niet het recht op loon over de garantie-uren uitsluiten. Ná de eerste zes maanden kan de loondoorbetalingsverplichting alleen nog uitgesloten worden in de cao voor functies met werkzaamheden van ‘incidentele aard’ en zonder ‘vaste omvang’. Voorbeelden hiervan zijn de invalkracht en de uitzendkracht.

Minimaal vier dagen van tevoren oproepen!

Het kabinet wil voorkomen dat bij nulurencontracten sprake is van permanente beschikbaarheid daar waar de aard van de werkzaamheden dat niet vereist. Er is in sommige sectoren sprake van ongewenste situaties, waarbij nodeloze beschikbaarheid ook ten koste gaat van de mogelijkheden van werkenden om bijvoorbeeld andere (deeltijd)banen te accepteren. Daarom is wettelijk bepaald dat u als werkgever de oproepkracht minimaal vier dagen van tevoren schriftelijk of elektronisch moet oproepen. Het gaat hier om vier kalenderdagen, waarbij de geplande werkdag niet meetelt. De termijn van vier dagen kan bij cao worden bekort naar minimaal 24 uur van tevoren. Trekt u de oproep schriftelijk of elektronisch in binnen deze periode, dan heeft de oproepkracht toch recht op loon over de oproep. 

‘Vastklikmoment’

Na twaalf maanden gewerkt te hebben met een oproepkracht, moet u de oproepkracht binnen één maand een schriftelijk/elektronisch aanbod doen, gebaseerd op het gemiddeld aantal gewerkte uren van de afgelopen twaalf maanden. Dit staat bekend als het ‘vastklikmoment’. Hiermee wordt voorkomen dat een oproepkracht onbeperkt kan worden ingezet als oproepkracht. Bij aanvaarding van het aanbod moet de vaste arbeidsomvang uiterlijk ingaan op de eerste dag van de 15e maand. Eerder mag uiteraard ook. De oproepkracht is vrij het aanbod al dan niet te aanvaarden. 

Vanaf 1 augustus 2022 is sprake van een aanvullende verplichting voor werkgevers van oproepkrachten die werken op basis van arbeidsovereenkomsten waarbij de tijdstippen waarop arbeid moet worden verricht geheel of grotendeels onvoorspelbaar zijn. Is het merendeel van de uren onvoorspelbaar, dan kan de werknemer alleen worden verplicht om te werken op de uren waarvan de werkgever bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst schriftelijk heeft medegedeeld:

  • dat de te verrichten uren variabel zijn;
  • wat het gewaarborgde aantal betaalde uren is;
  • wat het loon is voor de uren boven de gewaarborgde uren;
  • wat de dagen en uren zijn waarop de werknemer kan worden verplicht om te werken (referentie-uren en -dagen);
  • wat de termijnen zijn waarop een werknemer kan worden opgeroepen (bij een oproepcontract zal dit vier dagen zijn).

U moet dus in die situatie expliciet in de arbeidsovereenkomst opnemen op welke dagen en tijdstippen de werknemer kan worden opgeroepen, om zodoende te voorkomen dat een werknemer de oproep mag weigeren.

Kabinetsplannen

Als het aan het kabinet ligt worden oproepcontracten vaste basiscontracten. Daarin staat een minimumaantal uren dat iemand standaard wordt ingeroosterd. Als blijkt dat iemand structureel meer werkt, moet de werkgever de werknemer na een jaar het aanbod doen om het aantal uren aan te passen. Zo weet de werknemer altijd wat hij minimaal verdient en waar hij aan toe is. Scholieren en studenten kunnen op een oproepcontract blijven werken, zolang het gaat om een bijbaan van maximaal zestien uur, ze jonger zijn dan 18 jaar of ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling. Voor andere werknemers is flexibiliteit mogelijk via het basiscontract of bijvoorbeeld via een jaarurennorm. Het basiscontract omvat een bandbreedte van 130%. Dat betekent, dat als een contract van één uur wordt overeengekomen, de werknemer voor 1,3 uur mag worden ingeroosterd.

6. Versterking rechten payrollmedewerkers

Payrollmedewerkers zijn werknemers die op papier in dienst zijn bij een bedrijf dat aan payrolling doet, maar bij u als opdrachtgever feitelijk werkzaam zijn. De werknemers worden aan u ter beschikking gesteld op basis van een payrollovereenkomst.

De positie van payrollwerknemers is verstevigd, omdat sinds 1 januari 2020 bepaald is dat de payrollovereenkomst weliswaar wordt aangemerkt als een bijzondere vorm van de uitzendovereenkomst, maar dat het zogenaamde verlichte arbeidsrechtelijke regime buiten toepassing wordt gelaten. Dit betekent onder meer dat de uitsluiting van de loonbetaling is beperkt tot maximaal 26 weken en dat de reguliere ketenregeling van toepassing is.

Om te spreken van een payrollovereenkomst, moet sprake zijn van een exclusieve terbeschikkingstelling aan de opdrachtgever en de payrollwerkgever mag de werving en selectie niet zelf hebben uitgevoerd. Payrolling wordt gezien als een instrument om werkgevers te ontzorgen, niet om te concurreren op arbeidsvoorwaarden.

De payrollwerkgever moet vanaf 1 januari 2021 zorg dragen voor net zo’n adequate pensioenregeling voor de payrollwerknemer als voor een vaste werknemer met een gelijke of gelijkwaardige functie in hetzelfde bedrijf of bedrijfstak. Van een adequate pensioenregeling is in ieder geval sprake als de payrollwerknemer wordt ondergebracht in het pensioenfonds van de inlener. Als dit niet mogelijk is of als de payrollwerkgever dit niet wil, moet de payrollwerkgever zelf een adequate voorziening treffen.

Inmiddels is uitgemaakt dat dit concreet betekent dat de werkgever een pensioenvoorziening moet treffen met ouderdoms- en nabestaandenpensioen, zonder een wacht- of drempeltijd.  De normpremie voor de adequate pensioenregeling voor payrollwerknemers in 2024 is vastgesteld op 15,4%. Dat is een daling van 0,3% ten opzichte van de adequate payroll pensioenpremie in 2023 (15,7%). Dit percentage is gelijk aan de gemiddelde werkgeversbijdrage in Nederland en wordt jaarlijks aangepast.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Gebruikelijk loon dga

Als u werkt voor uw eigen bv, bent u wettelijk verplicht om loon te ontvangen uit uw bv. Voor de hoogte van uw loon gelden regels, het loon moet namelijk gebruikelijk zijn. Wanneer een loon gebruikelijk is, is afhankelijk van verschillende factoren. Wij zetten de belangrijkste regels voor u op een rij.

Wie moet een gebruikelijk loon ontvangen?

Sparen

De gebruikelijkloonregeling geldt voor iedereen:

  • die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap, én
  • die ook werkzaamheden verricht voor die vennootschap. 

Grofweg heeft iemand een aanmerkelijk belang als diegene:

  • minimaal 5% van de aandelen bezit, en/of
  • het recht heeft om 5% van de aandelen te verwerven, en/of
  • winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst of ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.

Een dga heeft op grond van voorgaande regels een aanmerkelijk belang en zal daarom een gebruikelijk loon van de eigen bv moeten ontvangen.

Tip! De regels om te bepalen of iemand een aanmerkelijk belang heeft, kunnen complex zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld ook een aanmerkelijk belang hebben in een vennootschap waarin u niet direct de aandelen bezit, maar wel indirect via een andere vennootschap. U kunt dus een aanmerkelijk belang hebben in meerdere vennootschappen. Overleg met een van onze adviseurs of in uw situatie sprake is van een aanmerkelijk belang, in welke vennootschappen en hoe de regels in uw geval uitwerken.

Let op! Deze advieswijzer concentreert zich met name op een aanmerkelijk belang in een bv. Een aanmerkelijk belang kan echter ook in andere lichamen worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan een lidmaatschapsrecht in een coöperatie of een aandeel in een andere (Nederlandse of buitenlandse) vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Ook in die situaties kan de gebruikelijkloonregeling van toepassing zijn.

Ook gebruikelijk loon voor partner en (klein)kinderen en (groot)ouders

Heeft u een aanmerkelijk belang in een bv? Dan moet uw partner ook een gebruikelijk loon ontvangen als uw partner werkzaamheden voor uw bv verricht. Ook als uw partner zelf geen aandelen of rechten om aandelen te verwerven of winstbewijzen heeft in uw bv.

Hebben uw (klein)kinderen en/of (groot)ouders en/of hun partners aandelen of winstbewijzen in uw bv? Dan moeten ook zij een gebruikelijk loon ontvangen als zij werkzaamheden voor uw bv verrichten. 

Hoogte gebruikelijk loon

Heeft u een aanmerkelijk belang in een bv en verricht u ook werkzaamheden voor deze bv, dan moet uw loon in 2024 vastgesteld worden op het hoogste bedrag van een van de volgende bedragen:

  • het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, of
  • het loon van de meestverdienende werknemer in uw bv of verbonden bv’s, of
  • € 56.000.

Heeft uw bv een belang van minimaal 1/3 in een andere bv of heeft een andere bv een belang van minimaal 1/3 in uw bv of heeft een derde partij een belang van minimaal 1/3 in uw bv én in een andere bv? Dan is die andere bv een verbonden bv.

Het bedrag van € 56.000 in 2024, bedroeg in 2023 nog € 51.000 en is dus flink verhoogd. Ook in de jaren daarvoor vonden al verhogingen plaats van € 46.000 in 2020, naar € 47.000 in 2021 en € 48.000 in 2022.

In 2022 mocht u nog een vergelijking maken met 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. De marge van 25% is vanaf 2023 echter verdwenen. Dit kon in 2023 voor een behoorlijke verhoging van uw gebruikelijk loon zorgen.

Let op! Moeten uw partner, (klein)kinderen, (groot)ouders en hun partners ook een gebruikelijk loon ontvangen? Dan wordt hun loon volgens dezelfde regels vastgesteld.

Voorbeeld berekening hoogte gebruikelijk loon

Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking bedraagt in 2024 € 62.000. Het loon van de meest verdienende werknemer bedraagt in 2024 € 47.000. Het gebruikelijk loon bedraagt in 2024 € 62.000 (het hoogste bedrag van € 62.000, € 47.000 en € 56.000).

Lager loon uit vergelijkbaarste dienstbetrekking

Kunt u aannemelijk maken dat het berekende gebruikelijk loon hoger is dan het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking? Dan mag u het gebruikelijk loon vaststellen op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. De discussie met de Belastingdienst hierbij zal met name gaan over de vraag of het door u gestelde loon inderdaad het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking is.

Voorbeeld
In 2024 bedraagt het loon uit de meeste vergelijkbare dienstbetrekking € 57.000 en het loon van de meest verdienende werknemer € 60.000. Het gebruikelijk loon zou dan in eerste instantie vastgesteld worden op € 60.000 (het hoogste bedrag van € 57.000, € 60.000 en € 56.000). Als u echter aannemelijk kunt maken dat dit hoger is dan het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, zal het gebruikelijk loon vastgesteld worden op € 57.000.

Lager loon in andere situaties

In sommige situaties kunt u uitgaan van een lager loon dan het berekende gebruikelijk loon. Zo kunnen startende ondernemingen maximaal drie jaar van een lager loon uitgaan als de bv het gebruikelijk loon niet kan betalen door het opstarten van de onderneming. Ook als uw onderneming structureel zoveel verlies lijdt dat de continuïteit van uw onderneming in gevaar komt, kunt u van een lager loon uitgaan.

Tip! Bent u een startende onderneming of lijdt u zoveel verlies dat de continuïteit van uw onderneming in gevaar komt, neem dan contact met ons op voor de voorwaarden waaronder een lager loon mogelijk is.

Werken in deeltijd

Werkt u in deeltijd en kunt u dat ook aannemelijk maken? Dan mag u het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking of het loon van de meest verdienende werknemer berekenen op basis van uw deeltijdpercentage. Dit geldt niet voor het normbedrag van € 56.000.

Voorbeeld
U werkt in deeltijd voor uw bv (50%). Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking voor een voltijdsbetrekking bedraagt € 62.000. Het loon van de meestverdienende werknemer bedraagt € 58.000. Voor de beoordeling van het gebruikelijk loon mag u dan uitgaan van een loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking van € 31.000 (50% van € 62.000) en het loon van de meestverdienende werknemer van € 29.000 (50% van € 58.000). Uw gebruikelijk loon voor 2024 komt dan uit op het normbedrag € 56.000, omdat dit het hoogste bedrag is. Alleen als u aannemelijk kunt maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is, kunt u het gebruikelijk loon op dit lagere bedrag (€ 31.000) vaststellen.

Tip! Bedraagt uw gebruikelijk loon niet meer dan € 5.000? Dan hoeft u geen rekening te houden met de gebruikelijkloonregeling en kunt u er ook voor kiezen geen loon te betalen aan uzelf. Betaalt u wel loon aan uzelf, dan moet u ook een loonadministratie voeren en loonheffing afdragen. Ook als dit loon minder dan € 5.000 bedraagt.

Welk loon telt mee?

Heeft u uw gebruikelijk loon bepaald, dan kan uw reguliere loon soms lager worden vastgesteld. Naast uw reguliere loon in geld tellen namelijk ook andere looncomponenten mee voor de beoordeling of uw loon gebruikelijk is. Denk hierbij aan:

  • de bijtelling van uw auto van de zaak,
  • ander loon in natura,
  • vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling, mits deze individueel aan u toe te wijzen zijn.

Voorbeeld
Stel dat uw gebruikelijk loon volgens de berekening uitkomt op € 62.000. Als u een bijtelling voor uw auto van de zaak heeft van € 10.000 per jaar en onder de werkkostenregeling een vergoeding van € 2.400 per jaar aanwijst in de vrije ruimte, hoeft uw reguliere loon maar € 49.600 te bedragen in plaats van € 62.000.

Vragen?

In deze advieswijzer hebben wij de belangrijkste regels met betrekking tot het gebruikelijk loon voor u op een rij gezet. Neem voor uw eigen, specifieke situatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welke hulpmiddelen zijn fiscaal aftrekbaar en welke niet?

Sommige hulpmiddelen zijn fiscaal aftrekbaar als zorgkosten. De uitgaven hieraan moeten dan wel wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan. De Belastingdienst heeft eind 2023 duidelijk gemaakt wat voor de aftrek van hulpmiddelen de criteria zijn en heeft een en ander verduidelijkt met voorbeelden.

Hulpmiddelen

Medisch

Farmaceutische hulpmiddelen zijn aftrekbaar als ze zijn verstrekt op voorschrift van een arts. Daarnaast kunnen ook andere hulpmiddelen aftrekbaar zijn, mits ze voldoen aan een aantal voorwaarden.

Hoofdzakelijk gebruikt door zieken en invaliden

Die andere hulpmiddelen zijn alleen aftrekbaar als ze hoofdzakelijk door zieken en invaliden worden gebruikt. Hoofdzakelijk betekent hier minstens 70%. Is gebruik door een gezond persoon redelijkerwijs uitgesloten, dan is volgens de Belastingdienst aan dit criterium voldaan. Gebruiken gezonde mensen het hulpmiddel in de regel ook, dan is niet aan het criterium voldaan.

Twijfelpunt

Bij hulpmiddelen die zowel door zieke en invalide personen worden gebruikt als ook door gezonde personen, moet degene die de aftrek claimt aannemelijk maken dat het aantal gezonde personen minder dan 30% is. Uit de rechtspraak volgt dat in dat verband onder meer van belang is waarvoor het hulpmiddel ontworpen is, waar het te koop is en wat artsen erover verklaren.

Voorbeelden waar het duidelijk is

In een toelichting wordt aangegeven dat bijvoorbeeld een prothese niet gebruikt zal worden door een gezond persoon en daarom als hulpmiddel kan worden aangemerkt. Een hartslagmeter wordt daarentegen door zieke, maar ook door gezonde personen gebruikt. Het is niet aannemelijk dat het aantal gezonde personen minder dan 30% bedraagt en dus zal dit niet als hulpmiddel kwalificeren. 

Voorbeelden waar het minder snel duidelijk is

Tenslotte bestaat er een aantal hulpmiddelen waarbij dit niet bij voorbaat duidelijk is en dus aannemelijk gemaakt moet worden dat het aantal gezonde personen dat het betreffende hulpmiddel gebruikt minder dan 30% bedraagt. Gedacht kan worden aan een verhoogde driewieler. Die zal zowel gebruikt worden door mensen met een handicap, maar ook door gezonde personen die bang zijn om met een normale fiets te vallen. Hier is dus onder meer van belang waarvoor het hulpmiddel ontworpen is, waar het te koop is en wat artsen erover verklaren.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuw! Handreikingen voorkeursbeleid voor werkgevers

Om meer diversiteit en inclusie van mensen uit een etnische of culturele minderheid in organisaties te realiseren, kan een werkgever ervoor kiezen een voorkeursbeleid te voeren. Hiervoor geldt echter wel een aantal regels. Om werkgevers op weg te helpen heeft het College voor de Rechten van de Mens diverse handreikingen ontwikkeld.

Wet gelijke behandeling

Handen schudden

Het wettelijke uitgangspunt bij werving, selectie en arbeid is dat iedereen gelijk behandeld moet worden, ongeacht geslacht, nationaliteit, ras etc. De praktijk is echter weerbarstig. Soms lukt het niet om een achterstandspositie van een bepaalde bevolkingsgroep weg te werken. Daarom staat de wet in die gevallen toe om bij gelijke geschiktheid van kandidaten of werknemers de voorkeur te geven aan personen die tot een minderheidsgroep behoren. Het doel daarvan is om de achterstandspositie van die groep op te heffen. Voorkeursbeleid is naar zijn aard altijd tijdelijk; als de achterstand is weggewerkt, moet het beleid stoppen.

Handreiking voorkeursbeleid voor vrouwen bij arbeid

In de Handreiking voorkeursbeleid voor vrouwen bij arbeid biedt het College werkgevers handvaten om binnen de grenzen van de gelijkebehandelingswetgeving meer vrouwelijk personeel aan te trekken of door te laten stromen.

In de handreiking wordt ingegaan op de voorwaarden om een voorkeursbeleid te voeren. Ook worden tips gegeven om te zorgen voor meer diversiteit en inclusie binnen een organisatie zónder voorkeursbeleid.

Handreiking voorkeursbeleid voor mensen uit etnisch of culturele minderheidsgroep

Voor sectoren en situaties waarin het niet lukt de structurele achterstand in te halen door gelijke behandeling, is het dus mogelijk om voorkeursbeleid te voeren. Dit mag onder meer voor ‘personen behorende tot een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep’, om zo hun structurele achterstandspositie op de arbeidsmarkt te corrigeren. De Handreiking voorkeursbeleid voor mensen uit een etnische of culturele minderheidsgroep biedt handvaten hiervoor.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Hybride werken

Wat zijn de mogelijkheden voor werkgever en werknemer om flexibel en plaatsonafhankelijk te werken? En wat betekent dat voor de reiskostenvergoeding, de thuiswerkvergoeding en bijvoorbeeld de arbovoorzieningen? Hoe kunt u hybride werken fiscaal vriendelijk inkleden? Kortom, welke regels gelden er voor u als werkgever en voor uw personeel?

Wet flexibel werken

Kantoor

Bij hybride werken is allereerst de Wet flexibel werken (Wfw) van belang. De Wfw geeft werknemers niet alleen het recht de werkgever te verzoeken de arbeidsduur aan te passen, ook kunnen ze een verzoek doen tot aanpassing van de arbeidsplaats en van de werktijden. In deze wet staan de volgende definitiebepalingen:

  • arbeidsduur: het aantal overeengekomen uren waaruit een werkweek of een anderszins overeengekomen werkperiode van de werknemer bestaat;
  • arbeidsplaats: iedere overeengekomen plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt door de werknemer;
  • werktijd: de overeengekomen tijdstippen op een werkdag of een anderszins overeengekomen tijdvak waarop of waarbinnen de werknemer werkzaam is.

Aanpassen van duur, tijd en plaats

Wat betreft het aanpassen van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd gelden de volgende voorwaarden:

  • de werknemer moet behoudens onvoorziene omstandigheden minimaal 26 weken in dienst zijn;
  • de aanvraag moet de werknemer ten minste twee maanden voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk bij de werkgever indienen;
  • uit dit verzoek moet onder meer de omvang van de aanpassing blijken, de ingangsdatum en de beoogde spreiding van het aantal uren over de week;
  • het verzoek hoeft niet gemotiveerd te worden.

Als werkgever dient u vervolgens in overleg te treden met uw werknemer over diens wens tot aanpassing. Uiterlijk één maand voor de beoogde ingangsdatum moet u schriftelijk op het verzoek reageren.

De werknemer kan, behoudens onvoorziene omstandigheden, een jaar nadat u als werkgever een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd heeft ingewilligd of afgewezen, opnieuw een verzoek indienen.

Aanpassing arbeidsplaats

Voor de afwijzing van een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats, ligt de lat echter minder hoog. Er is alleen een ‘right to ask’ voor uw werknemer en ‘a duty to consider’ voor u als werkgever in de wet opgenomen. Bij een afwijzing van het verzoek moet u wel in overleg treden met de werknemer. Tevens zult u de afwijzing van het verzoek schriftelijk moeten motiveren.
U kunt uw beslissing tot aanpassing herzien bij nieuw opgekomen belangen ten aanzien van de arbeidsplaats. Voorafgaand aan de herziening moet u wel met de werknemer het gesprek hierover aangaan. De uiteindelijke herziening van de oorspronkelijke beslissing moet u gemotiveerd en schriftelijk aan de werknemer meedelen.

Let op! Deze bepalingen ten aanzien van de arbeidsplaats, arbeidsduur en werktijd gelden niet voor werkgevers die minder dan tien werknemers in dienst hebben. Ook kan in een cao worden afgeweken van de wet. Heeft de cao hierover niets geregeld of is er geen cao van toepassing, dan kan de werkgever met schriftelijke overeenstemming van de ondernemingsraad (or) (of personeelsvertegenwoordiging) afwijken van de wet voor een periode van maximaal 5 jaar.

Let op! De Wfw is niet van toepassing op werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt.

Aanpassing arbeidsduur en/werktijd

Een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur en/of de werktijd mag u alleen afwijzen op grond van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Het betreft dus een geclausuleerd verlofrecht. De lat hierbij ligt hoog voor u als werkgever. 

Wet werken waar je wilt

Begin 2021 is het initiatiefwetsvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’ ingediend dat de rechten op thuiswerk wilde verstevigen. Dit wetsvoorstel is echter gesneuveld in de Eerste Kamer. 

Arbeidsomstandigheden

U heeft als werkgever op grond van het Burgerlijk Wetboek een algemene zorgplicht voor de arbeidsomstandigheden van uw werknemers. Ook in de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) is deze zorgplicht terug te vinden.

Wat niet?

In het kader van de Arbowetgeving valt thuiswerken onder het begrip ‘plaatsonafhankelijke arbeid’. Deze kwalificatie zorgt ervoor dat voor thuiswerken een verlicht arboregime van toepassing is. Dit betekent concreet dat bepaalde arboverplichtingen niet van toepassing zijn. Zo heeft u geen verplichtingen ten aanzien van zaken als toiletten, nooduitgangen, ventilatie en temperatuur.

Wat wel?

Volgens het Arbobesluit moet de inrichting van de werkruimte aan de volgende eisen voldoen:

  • De werkruimte van een thuiswerker is zodanig ingericht dat de werknemer zo veel mogelijk zittend en op een ergonomisch verantwoorde manier zijn werk kan doen. De werknemer heeft hiervoor een doelmatige zitgelegenheid en een doelmatig werkblad of een doelmatige werktafel tot zijn beschikking.
  • In de werkruimte zijn de nodige voorzieningen voor een doelmatige kunstverlichting aanwezig.

Hiervoor kunt u voorzieningen of hulpmiddelen voor de inrichting van de thuiswerkplek ter beschikking stellen. Denk hierbij aan zaken als een laptophouder, een muis en/of een los toetsenbord. Dergelijke kosten, die betrekking hebben op het voldoen aan de arboverplichtingen, zijn voor rekening van u als werkgever. De door uw werknemer zelf gemaakte kosten kunnen – mits hierover vooraf afspraken zijn gemaakt met u – bij u worden gedeclareerd. U moet een werkplek en kunstverlichting ter beschikking stellen, tenzij de werknemer daar zelf al over beschikt.

In het arbeidsomstandighedenbeleid dat u op grond van de Arbowet moet voeren, moet u aandacht besteden aan thuiswerken. Dit neemt u op in uw risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) en eventueel in het daaraan gekoppelde plan van aanpak.

Thuiswerken in uw arbobeleid

In een speciale thuiswerkregeling als onderdeel van het arbeidsomstandighedenbeleid kunt u onder meer aangeven voor welke functies binnen de organisatie de mogelijkheid bestaat over te gaan tot thuiswerken en welke eisen er worden gesteld aan de inrichting van de thuiswerkplek. Het faciliteren van thuiswerken kan dan nader geregeld worden in een door werkgever en werknemer te ondertekenen thuiswerkovereenkomst. Hierin worden zaken geregeld als het aantal dagen waarop de werknemer thuiswerkt, de bereikbaarheid van de werknemer en de terbeschikkingstelling van de benodigde apparatuur.

Instemming or

Aangezien een thuiswerkregeling of een thuiswerkbeleid onderdeel vormt van het arbeidsomstandighedenbeleid, heeft de OR  hierover een instemmingsrecht.

Arbeidstijden

Zowel de Arbeidstijdenwet (Atw) als de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) bepalen dat u als werkgever moet bijhouden hoeveel uren werknemers werken. U moet het volgende registreren:

  • de starttijd;
  • de eindtijd;
  • de tussenliggende pauzes en
  • de identiteit van de werknemer.

U mag zelf weten op welke wijze u aan deze registratieplicht voldoet. De wijze van registreren is dus vormvrij.

Genoemde verplichting geldt niet voor werknemers die meer dan drie keer het wettelijk minimumloon verdienen. De registratieverplichting geldt ook voor werknemers die thuiswerken. U kunt via een speciaal softwareprogramma de werknemer vragen zijn werktijd te registreren. De verantwoordelijkheid wordt hierdoor bij uw werknemer gelegd. Het voordeel is dat er betrekkelijk weinig inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de werknemer. U kunt ook gebruikmaken van proactieve software die zelf bijhoudt wanneer de werknemer werkt. Van belang is dat de software bijhoudt wanneer er sprake is van werktijd en wanneer er sprake is van privétijd. Het risico bestaat dat er te veel inbreuk wordt gemaakt op het recht op privacy van de werknemer. Wordt de registratieverplichting niet nageleefd, dan kan aan u als werkgever een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Let op! Er geldt een bewaarplicht van minimaal een jaar van de gegevens.

Let op! Aangezien hier sprake is van een werktijdregeling, geldt dat de OR een instemmingsrecht heeft.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie toetst op de naleving van de zorgplicht van de werkgever en kan handhavend optreden.

Wat is er fiscaal geregeld?

Thuiswerkvergoeding

Werknemers die thuiswerken, maken veelal extra kosten. Denk aan kosten voor water en elektriciteit, verwarming, toiletpapier, koffie en thee. Met een thuiswerkvergoeding kunt u dergelijke extra uitgaven van thuiswerkers compenseren. Het geven van een thuiswerkvergoeding is niet wettelijk verplicht, maar kan onderdeel uitmaken van een cao.

U mag werknemers die thuiswerken in 2024 een onbelaste vergoeding geven van maximaal € 2,35 (2023: € 2,15 per dag). Dit geldt ook als werknemers maar een deel van de dag thuiswerken. Kiest u ervoor meer dan € 2,35 per dag te vergoeden, dan is het meerdere belastbaar. De onbelaste vergoeding is vrijgesteld en komt ook niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

Let op! De vrijgestelde vergoeding van € 2,35 per dag is gedeeltelijk slechts beperkt aftrekbaar. Een deel van de vergoeding wordt namelijk aangemerkt als een vergoeding voor gemengde kosten, zoals koffie. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is dit deel van de vergoeding in beginsel voor 80% aftrekbaar, voor ondernemers in de vennootschapsbelasting in beginsel voor 73,5%.

Het is mogelijk met uw werknemer een vaste vergoeding overeen te komen op basis van het aantal verwachte thuiswerkdagen per week. Dit is administratief minder bewerkelijk. U moet kiezen welke van de twee vergoedingen wordt toegepast:

  1. óf de thuiswerkkostenvergoeding,
  2. óf de reiskostenvergoeding van € 0,23 km.

Een combinatie van een vaste vergoeding voor thuiswerken en reiskosten woon-werkverkeer is mogelijk op basis van de 214-werkdagenregeling, die pro rata moet worden toegepast als er structureel (gedeeltelijk) wordt thuisgewerkt. Deze vergoeding moet schriftelijk worden vastgelegd.

Voorbeeld
Een werknemer met een vijfdaagse werkweek werkt 3 dagen op kantoor en 2 dagen thuis. De enkele reisafstand woon-werk bedraagt 25 km. De gecombineerde vergoeding wordt dan als volgt berekend:

Vaste onbelaste reiskostenvergoeding: (3/5 x 214 x 50 kilometer x € 0,23)/12 = € 123,05 per maand
Onbelaste thuiswerkvergoeding: (2/5 x 214 x € 2,35 ) /12 = € 16,76 per maand

Vergoeding inrichting thuiswerkplek

U kunt een vergoeding geven voor de inrichting van een thuiswerkplek. Veel van deze kosten zijn onbelast. De kosten voor bijvoorbeeld een bureaustoel, een computer of een telefoon vallen onder voorwaarden binnen de gerichte vrijstellingen van de werkkostenregeling (WKR), waardoor er geen belasting over betaald hoeft te worden.

Voor de thuiswerkplek gelden voor de volgende vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen binnen de WKR, de volgende gerichte vrijstellingen:

  • arbovoorzieningen op grond van de wet;
  • gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur als deze voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium.

Bij verplichte arbovoorzieningen maakt het niet uit of u deze vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt, en of uw werknemer de voorziening op de werkplek gebruikt of niet. In al deze situaties geldt een gerichte vrijstelling die niet ten koste gaat van uw vrije ruimte. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een voetenbankje bij beeldschermwerk of aan een beeldschermbril.

Als voldaan is aan de volgende voorwaarden, is de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing:

  • de werknemer gebruikt de voorzieningen geheel dan wel gedeeltelijk in de werkruimte;
  • de werknemer betaalt geen eigen bijdrage voor die voorzieningen;
  • de arbovoorzieningen hangen direct samen met de verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet en
  • de inrichting van de werkruimte thuis voldoet aan eerdergenoemde eisen van het Arbobesluit.

Let op! Sinds 2022 zijn stoelmassages buiten de werkplek en cursussen ‘Stoppen met roken’ niet meer gericht vrijgesteld. Dit betekent dat deze niet meer als zodanig onbelast vergoed mogen worden. Onderbrengen in de vrije ruimte is nog wel mogelijk.

Bovengenoemde gerichte vrijstelling is niet van toepassing als de arbovoorziening volledig of gedeeltelijk onder een cafetariaregeling valt. In dat geval vormt de voorziening belastbaar loon. Dit loon kan wel in eventueel beschikbare vrije ruimte worden ondergebracht. 

De werknemer kan kiezen voor een duurdere uitvoering van de arbovoorziening. In die situatie betaalt hij voor de meerprijs een eigen bijdrage uit het nettoloon. De gerichte vrijstelling voor de basisvoorziening die de werkgever voor zijn rekening neemt, blijft van toepassing. 

Noodzakelijkheidscriterium

ICT-middelen, mobiele communicatiemiddelen e.d. op de thuiswerkplek zijn gericht vrijgesteld indien:

  • de voorziening naar het redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk is voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking (noodzakelijkheidscriterium);
  • de voorziening geen onderdeel uitmaakt van een cafetariaregeling;
  • de werknemer de voorziening moet teruggeven of de restwaarde van deze voorziening aan u als werkgever moet betalen als hij deze niet meer nodig heeft voor de dienstbetrekking; 
  • de noodzakelijke voorziening volledig door u als werkgever wordt betaald en de kosten dus niet worden doorberekend aan de werknemer; de kosten van een eventueel duurdere uitvoering mag u wel doorberekenen.

Binnen een cafetariaregeling betaalt een werknemer door inlevering van bruto loon zelf mee aan vergoedingen of voorzieningen. Om die reden is de vrijstelling  voor noodzakelijke gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur niet van toepassing. Bij de keuze van uw werknemer voor een duurdere uitvoering van een noodzakelijke voorziening kan de meerprijs wel in de cafetariaregeling worden meegenomen en dus worden uitgeruild met het brutoloon. Dit heeft alleen zin wanneer deze meerprijs aanwijst als eindheffingsloon .  Daarbij moet u wel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. De gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen is niet van toepassing op de meerprijs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betrek bewindvoerder bij vso en ontbindingsprocedure

Bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (vso) met een onder bewind gestelde werknemer is medewerking nodig van de bewindvoerder. Dit heeft de kantonrechter Almelo onlangs bepaald.

Wat was het geval?

Juridisch

De onder bewind gestelde werknemer kampte met verslavingsproblematiek. Hij was op 27 februari 2023 in dienst getreden bij de werkgever, maar is halverwege mei 2023 arbeidsongeschikt geworden vanwege genoemde verslavingsproblematiek. Partijen hebben een geschil over of de werkgever halverwege mei 2023 zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd door hem niet meer op te roepen, dan wel dat zijn arbeidsovereenkomst is geëindigd door de op 19 juni 2023 gesloten vso. 

Niet of wel rechtsgeldig beëindigd?

De advocaat van de werknemer schrijft aan de werkgever dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd omdat de bewindvoerder geen toestemming heeft gegeven voor het sluiten van de vso. De advocaat doet ook een beroep op het ontbreken van de vermelding van de wettelijke bedenktermijn van twee weken, waardoor de bedenktermijn drie weken bedraagt. De werkgever gaat hier niet overstag en stopt met loonbetaling. De zaak komt tot de rechter.

‘Goederen onder bewind’

De rechter geeft aan dat de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten zijn aan te merken als goederen die onder bewind staan. Artikel 1:438 lid 2 BW bepaalt dat tijdens het bewind de rechthebbende slechts met medewerking van de bewindvoerder of, indien deze niet meewerkt, met machtiging van de kantonrechter over de onder bewind staande goederen kan beschikken. Dat brengt met zich mee dat in dit geval de werknemer niet zonder medewerking van de bewindvoerder afstand kan doen van zijn rechten die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien. 

Aangezien de medewerking van de bewindvoerder ontbrak bij het sluiten van de vso, is deze ongeldig. Dit betekent dat het loon moet worden doorbetaald.

Bewindvoerder is formele procespartij

Dan is nog interessant de vraag wie in rechte betrokken moet worden bij een procedure met de onder bewind gestelde werknemer. Hier geldt in feite hetzelfde. Deze werknemer is op grond van artikel 1:441 BW niet bevoegd in de procedure op te treden. De bewindvoerder geldt namelijk als de formele procespartij. Wordt de bewindvoerder niet in de procedure betrokken, dan volgt een niet-ontvankelijkverklaring van het ontbindingsverzoek. 

Tip! Het is dus altijd handig om bij ontslag eerst het curatele- en bewindregister te checken!

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 loongerelateerde wijzigingen 2024 voor werkgever en dga

Per 1 januari 2024 zijn er weer tal van loongerelateerde wijzigingen doorgevoerd voor de werkgever en de dga. Denk aan de verlaging van de vrije ruimte in de WKR en de versobering van de 30%-regeling. Welke tien wijzigingen springen in het oog?

1. Vrije ruimte WKR voor 2024 omlaag

Laptop

Per 1 januari 2024 is de vrije ruimte binnen de WKR verlaagd naar 1,92% over de eerste € 400.000 van de loonsom (in 2023 was dit nog 3%). Over het meerdere van de loonsom blijft de vrije ruimte 1,18%.

2. Gebruikelijk loon dga 2024

Het normbedrag voor het gebruikelijk loon voor de dga en de meewerkende partner stijgt in 2024 naar € 56.000 (2023: € 51.000). De regeling voor gebruikelijk loon geldt voor iedereen die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap (of waarvan de partner zo’n aanmerkelijk belang heeft) en die ook werk verricht voor die vennootschap. Zij moeten een loon genieten dat ‘gebruikelijk’ is voor de werkzaamheden. Het normbedrag van € 56.000 vormt een onderdeel van de beoordeling van wat gebruikelijk is.

3. Verhoging reiskosten 2024

De vrijgestelde reiskostenvergoeding voor zakelijke reiskosten, waaronder woon-werkverkeer, is dit jaar verhoogd naar € 0,23 per kilometer. De vrijgestelde reiskostenvergoeding geldt voor alle vormen van vervoer, dus bijvoorbeeld ook voor afgelegde kilometers per fiets of bromfiets. De verhoging naar € 0,23 per kilometer geldt ook voor de dga die in dienst is bij zijn bv.

4. Verruiming vrijstelling openbaar vervoer

Vanaf 2024 zijn de regels over belastingvrije ov-abonnementen eenvoudiger. Het maakt vanaf 2024 niet langer uit of het ov-abonnement ter beschikking wordt gesteld, verstrekt of vergoed. De enige voorwaarde is nog dat het abonnement ook zakelijk gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor woon-werkverkeer. Als dat het geval is, is de terbeschikkingstelling, verstrekking of vergoeding van een ov-abonnement gericht vrijgesteld. De gewijzigde regels gelden ook voor de terbeschikkingstelling, verstrekking of vergoeding van een voordeelurenkaart.

5. Invoering wettelijk minimum uurloon

Vanaf 1 januari 2024 geldt een wettelijk minimum uurloon, dat per 1 januari 2024 voor werknemers van 21 jaar en ouder € 13,27 per uur bedraagt. Dit betekent dat in veel cao’s de salarisschalen moeten worden aangepast en opnieuw moeten worden berekend, omdat er geen vaste maand-, week- of dagbedragen meer bestaan.

Let op! Op de loonstrook moet het geldende wettelijk minimum uurloon worden vermeld voor de betreffende leeftijd van de werknemer en de periode waarop de loonstrook betrekking heeft.

6. Onbelaste vrijwilligersvergoeding naar € 2.100 in 2024

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk doen een vergoeding geven die voor de Belastingdienst onbelast is. De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding is per 1 januari 2024 verhoogd naar € 2.100 per jaar en € 210 per maand. 

De vrijwilligersvergoeding moet binnen de maximale bedragen blijven en de vrijwilliger moet de werkzaamheden niet bij wijze van beroep verrichten. De Belastingdienst gaat ervan uit dat de werkzaamheden niet bij wijze van beroep worden verricht als de maximum uurvergoeding in 2024 € 5,50 bedraagt. Voor vrijwilligers jonger dan 21 jaar bedraagt deze maximum uurvergoeding in 2024 € 3,25.

7. Wijzigingen 30%-regeling

De 30%-regeling is een fiscale regeling waarbij, onder strikte voorwaarden, maximaal 30% van het salaris belastingvrij mag worden uitbetaald aan personeel dat uit het buitenland is aangetrokken. Deze regeling is vanaf 2024 versoberd. Zo mag in 2024 maar over een salaris tot maximaal € 233.000 de 30%-regeling worden toegepast. Dit maximum geldt in 2024 overigens niet als u voor de werknemer in het laatste loontijdvak van 2022 de 30%-regeling al toepaste.

Verder wordt de 30%-regeling vanaf 2024 afgebouwd. Deze afbouw houdt in dat de eerste 20 maanden 30% van het salaris onbelast als kostenvergoeding mag worden uitbetaald, de daaropvolgende 20 maanden nog maar 20% en de daaropvolgende 20 maanden nog maar 10%. In 2024 geldt dit overigens nog niet als u voor de werknemer in het laatste loontijdvak van 2023 de 30%-regeling al toepaste.

Voor toepassing van de 30%-regeling geldt een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of nauwelijks op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden is. Een werknemer wordt geacht te voldoen aan de specifieke deskundigheid als de beloning van de werknemer hoger is dan een vastgestelde salarisnorm. Moest dit salaris in 2023 nog minimaal € 41.954 bedragen, vanaf 2024 bedraagt de minimale salarisgrens € 46.107. Voor werknemers die voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs werken bij een onderzoekinstelling en voor werknemers die arts in opleiding tot specialist (AIOS) zijn, geldt geen salarisnorm. Voor werknemers die instromen en jonger zijn dan 30 jaar en hun masterdiploma hebben behaald, gold voor 2023 nog een salarisnorm van € 31.891. In 2024 bedraagt die salarisnorm € 35.048.

8. Verplichte rapportage zakelijk en woon-werkverkeer werknemers

Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn vanaf 1 juli 2024 verplicht om te rapporteren over het zakelijk verkeer en het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze werkgevers moeten bijvoorbeeld het totaalaantal kilometers dat de werknemers afleggen voor zakelijk en woon-werkverkeer rapporteren, maar ook het jaartotaal aan kilometers, verdeeld in soort vervoermiddel en brandstoftype. De gegevens over 2024 moeten uiterlijk 30 juni 2025 ingestuurd zijn.

9. Verhoging thuiswerkvergoeding en andere normbedragen

Voor de extra kosten die verbonden zijn aan thuiswerken, kunt u – onder voorwaarden – in 2024 aan uw werknemer een onbelaste vergoeding geven van € 2,35 per dag (2023: € 2,15). Ook het normbedrag voor de waarde van maaltijden in bedrijfskantines (of soortgelijke ruimtes) of tijdens personeelsfeesten op de bedrijfslocatie stijgt in 2024. Bedroeg dit normbedrag in 2023 nog € 3,55 per maaltijd, in 2024 bedraagt dit € 3,90 per maaltijd.

10. Hoger premieloon

Het maximum premieloon stijgt in 2024 naar € 71.628. In 2023 bedroeg dit nog € 66.956. Voor werknemers met een premieloon vanaf € 66.956 kan een werkgever daarom te maken krijgen met hogere verschuldigde premies, ook als de premiepercentages van bepaalde werknemersverzekeringen ten opzichte van 2023 zijn gedaald. Ook de verschuldigde premie Zorgverzekeringswet (Zvw) kan voor werknemers én dga’s met een premieloon vanaf € 66.956 omhooggaan. Zo bedraagt de maximum af te dragen Zvw-premie voor werknemers in 2024 € 4.706 (een toename van € 233 ten opzichte van 2023). Voor dga’s bedraagt de maximum Zvw-premie in 2024 € 3.811 (een toename van € 175 ten opzichte van 2023).

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 payroll-related changes for employers and directors/major shareholders in 2024

On 1 January 2024 numerous payroll-related changes were once again introduced that affect employers and directors/major shareholders (DGAs). These include the reduction in the fixed budget under the work-related expenses scheme (WKR) and the restriction of the 30% scheme. Which ten changes stand out in particular?

1. Fixed budget under work-related expenses scheme decreasing in 2024

Administratie

With effect from 1 January 2024 the fixed budget under the work-related expenses scheme has been reduced to 1.92% on the first € 400,000 of the wage bill (2023: 3%). It will remain at 1.18% on the excess amount of the wage bill.

2. Customary salary for DGAs in 2024

The standard amount under the customary salary scheme for a DGA and his/her co-working partner is increasing to € 56,000 in 2024 (2023: € 51,000). This scheme applies to anyone who has a substantial shareholding in a company (or whose partner has such a substantial shareholding) and also works for that company. They must receive a salary that is ‘customary’ for such work. The standard amount of € 56,000 is one of the elements used to assess what is customary.

3. Increase in travel allowance in 2024

This year the exempted travel allowance for the costs of business travel, including commuting, has increased to € 0.23 per kilometre. This allowance applies to all forms of transport and therefore also to kilometres travelled by bicycle or moped, for example. The increase to € 0.23 per kilometre is also applicable to a DGA who is employed by his/her company.

4. Expansion of exemption for public transport

From 2024 simpler rules will apply to tax-free public transport season tickets. As of this year it no longer matters whether such a season ticket is purchased by the employer and made available (employer retains ownership) or supplied (employee acquires ownership) to the employee or whether it is purchased by the employee and subsequently reimbursed. The only condition is that it is also used for business purposes, e.g. commuting. If that is the case, a specific exemption applies to a public transport season ticket that has been made available, supplied or reimbursed. The amended rules also apply to the making available, supply or reimbursement of an off-peak pass.

5. Introduction of statutory minimum hourly wage

From 1 January 2024 a statutory minimum hourly wage applies, amounting to € 13.27 per hour for employees aged 21 and above. This means that the salary scales in many collective labour agreements will need to be adjusted and recalculated, as there are no longer any fixed monthly, weekly or daily amounts.

Please note: The statutory minimum hourly wage that applies, in view of the employee’s age, must be indicated on the payslip, along with the period to which the payslip relates.

6. Untaxed volunteer’s allowance increasing to € 2,100 in 2024

You can grant volunteers who perform voluntary work within your organisation an allowance that will not be taxed by the Tax and Customs Administration. On 1 January 2024 the level of the maximum untaxed volunteer’s allowance increased to € 2,100 per year and € 210 per month. 

The volunteer’s allowance must not exceed the maximum amounts and the volunteer must not carry out the work in question as part of his/her profession. The Tax and Customs Administration assumes that the work is not carried out on a professional basis if the maximum hourly allowance in 2024 amounts to € 5.50. For volunteers under the age of 21 this maximum hourly allowance is € 3.25 in 2024.

7. Changes to 30% scheme

The 30% scheme is a tax facility under which, subject to strict conditions, up to 30% of the salary may be paid free of tax to employees recruited from abroad. This scheme has been restricted with effect from 2024. In 2024, for example, the 30% scheme can only be applied to a salary not exceeding € 233,000. This maximum does not apply in 2024 if you were already applying the 30% scheme for the employee concerned in the last pay period of 2022.

The 30% scheme is also being scaled back with effect from 2024. For the first 20 months you will be able to pay 30% of the salary free of tax as an expense allowance. This will then fall to a level of 20% for the next 20 months and to 10% for the 20 months after that. This does not apply in 2024 if you were already applying the 30% scheme for the employee concerned in the last pay period of 2023.

The application of the 30% scheme is subject to a number of conditions. One is that the employee has specific expertise that is scarce or not available at all on the Dutch labour market. An employee is considered to meet this specific expertise requirement if his/her pay is above a set salary standard. In 2023 the employee’s salary had to amount to at least € 41,954, but this is rising to € 46,107 from 2024. No salary standard applies to employees who work at a research institute in scientific research or education or employees who are doctors in training to become a specialist (AIOSs). In the case of incoming employees who are under the age of 30 and have obtained a master’s degree a salary standard of € 31,891 applied in 2023. This is rising to € 35,048 in 2024.

8. Compulsory reporting on employees’ business travel and commuting

From 1 July 2024 employers who employ 100 or more people will be required to report on the business travel and commuting journeys of their employees. The employers concerned must report, for example, the total number of kilometres that their employees have travelled for business and commuting purposes, but also the annual total of kilometres travelled, broken down by mode of transport and fuel type. The data for 2024 must be submitted by 30 June 2025 at the latest.

9. Increase in homeworking allowance and other standard amounts

In 2024, subject to certain conditions, you can pay your employees an untaxed allowance of € 2.35 per day (2023: € 2.15) for the additional costs associated with working from home. The standard amount set for the value of meals in company canteens (or similar areas) or at staff parties in the workplace is also rising in 2024. In 2023 this was € 3.55 per meal and in 2024 amounts to € 3.90 per meal.

10. Increase in salary assessable for contributions

In 2024 the maximum salary assessable for contributions is increasing to € 71,628 from € 66,956 in 2023. For employees with an assessable salary above € 66,956 an employer may therefore owe higher contributions, even though the contribution percentages for certain employee insurance schemes have fallen compared with 2023. The contribution payable under the Healthcare Insurance Act (Zvw) may also rise for employees and DGAs with an assessable salary above € 66,956. The maximum healthcare insurance contribution payable for employees in 2024 amounts to € 4,706 (an increase of € 233 compared with 2023). In the case of DGAs the maximum level of this contribution in 2024 is € 3,811 (an increase of € 175 compared with 2023).

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 1 januari 2024 hogere percentages belastingrente

De percentages belastingrente zijn per 1 januari 2024 verhoogd. Voor de vennootschapsbelasting is het percentage verhoogd naar 10%. Voor de overige belastingen, zoals de inkomstenbelasting, bedraagt het percentage belastingrente per 1 januari 2024 7,5%.

Belastingrente

Euro

Er wordt belastingrente in rekening gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als u te laat aangifte heeft gedaan of als uw aangifte lager was dan de uiteindelijke aanslag. Anderzijds vergoedt de Belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.

Verhoging

De nieuwe percentages betekenen een verhoging voor de vennootschapsbelasting met 2%-punt en voor de overige belastingen met 1,5%-punt. De percentages gelden zowel voor te betalen belastingrente als voor te ontvangen belastingrente.

Toeslagen

Voor toeslagen geldt een apart percentage van 4%. Ook dit percentage geldt vanaf 1 januari 2024 zowel voor te ontvangen als voor te betalen belastingrente.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bestelauto

Een bestelauto is voor veel ondernemers een onmisbaar bedrijfsmiddel. Voor een bestelauto geldt een flink aantal specifieke (fiscale) regelingen. Deze zijn er veelal op gericht het zakelijk gebruik van een bestelauto slechts beperkt te belasten. Daarbij geldt wel een aantal voorwaarden. Ook zijn er al tal van specifieke regelingen voor de elektrische bestelauto.

In deze advieswijzer:

  • Wat valt onder de definitie bestelauto?
  • Aanschaf: welke regelingen zijn er?
  • Bijtelling: wat zijn de voorwaarden?
  • Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)
  • Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Wat valt onder de definitie bestelauto?

Auto

Niet elke auto die gebruikt wordt voor vervoer van goederen wordt fiscaal als een bestelauto aangemerkt. Er zijn verschillende soorten bestelauto’s, zoals met open laadbak, een verhoogd dak of dubbele cabine. Voor iedere soort bestelauto gelden andere inrichtingseisen. Zo mogen in het ene geval wel zijruiten aanwezig zijn, maar in het andere weer niet.

Let op! Bestelauto’s mogen soms voorzien zijn van één zijruit rechts in de laadruimte. Het komt echter regelmatig voor dat bestelauto’s van fabriekswege voorzien zijn van meerdere zijruiten. Om fiscaal dan toch als bestelauto te kunnen worden aangemerkt, moeten deze zijruiten worden verwijderd en vervangen door niet uit glas bestaande panelen uit één stuk van ondoorzichtig en vormvast materiaal. Deze moeten zoveel mogelijk rondom en op onverbrekelijke wijze rechtstreeks met de carrosserie zijn verbonden. De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat ook aan deze blinderingseis kan worden voldaan als de zijruit aan de buitenkant van de laadruimte niet verwijderd wordt. In dat geval moet er wel ondoorzichtig en vormvast materiaal aan de binnenkant van de carrosserie zijn bevestigd. Op deze manier kunnen onnodige kosten worden voorkomen, terwijl het resultaat qua blindering hetzelfde blijft.

Tip! Voor een gedetailleerd overzicht van alle inrichtingseisen per soort bestelauto, check deze site van de Belastingdienst.

Let op! Voldoet uw bestelauto niet aan deze eisen, dan zijn ook de fiscale faciliteiten voor een bestelauto niet van toepassing.

Aanschaf: welke regelingen zijn er?

Bij de aanschaf van een nieuwe (elektrische) bestelauto en voor het oplaadstation van de elektrische of waterstofvariant kunt u mogelijk gebruikmaken van diverse (fiscale) regelingen. Dit zijn de KIA, MIA en de SEBA.

KIA

Voor een bestelauto die tot het ondernemingsvermogen behoort, heeft u bij aanschaf recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Het bedrag van de KIA kunt u in mindering op de winst brengen. De KIA is zowel op nieuwe als op gebruikte bestelauto’s van toepassing. De omvang van de KIA is afhankelijk van uw totale bedrag aan investeringen in een jaar en bedraagt maximaal 28% van het investeringsbedrag. Investeert u € 2.800 of minder of meer dan € 387.580 (2024), dan heeft u geen recht op de KIA.

MIA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto heeft u in 2024 bovendien recht op 27% milieu-investeringsaftrek (MIA). Het bedrag van de MIA kunt u in mindering brengen op de winst. Het bedrijfsmiddel komt echter voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 20.000 in aanmerking voor de MIA. Voor een elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus MIA over € 30.000. Voor een bestelauto op waterstof heeft u ook recht op 45% MIA. U hoeft hierbij geen rekening te houden met een drempel, maar krijgt u de MIA over een investeringsbedrag van maximaal € 125.000.

SEBA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto kunt u in 2024 voor het laatst nog gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Het budget voor de subsidie voor 2024 is nog niet bekend. Ook kunt u de subsidie nog niet aanvragen. Naar verwachting is dit vanaf eind maart 2024 weer mogelijk. De regeling geldt alleen voor bedrijfsauto’s in de voertuigcategorie N1 (met maximumgewicht van 3.500 kg) of N2 (met een maximumgewicht van 4.250 kg) die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen. De subsidie bedraagt 10% van de netto catalogusprijs bij de voertuigcategorie N1. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw.

Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage 12. Voor grote ondernemingen bedraagt het subsidiepercentage slechts 7. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto. De netto catalogusprijs bij voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij voertuigcategorie N2 moet € 20.000 of hoger zijn. Verder geldt alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. U vraagt de subsidie aan via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Hiervoor is eHerkenning vereist niveau 2+.

Let op! Op het moment dat u de aanvraag voor deze subsidie indient, mag de bestelauto nog niet op uw naam staan. Sterker nog, de koop- of leaseovereenkomst mag nog niet definitief zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. Dien de aanvraag dus in zolang het koopproces zich nog in de offertefase bevindt.

Bijtelling: wat zijn de regels?

Wanneer geen bijtelling?

Als een bestelauto ter beschikking wordt gesteld, krijgt men in beginsel met de bijtelling te maken. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting vindt die bijtelling plaats via de aangifte inkomstenbelasting. Voor werknemers, waaronder dga’s, vindt dit plaats via de loonadministratie en aangifte loonheffing. Voor bestelauto’s is de bijtelling in onderstaande situaties echter niet van toepassing:

– Privégebruik maximaal 500 km
De bijtelling blijft achterwege als bewezen kan worden dat met de bestelauto in het jaar niet meer dan 500 km privé is gereden. Een rittenregistratie is niet verplicht, maar omdat bewezen moet worden dat de bestelauto niet meer dan 500 km privé is gebruikt, is hieraan vrijwel niet te ontkomen.

Voor werknemers is het mogelijk hiervoor een ‘verklaring geen privégebruik’ aan te vragen. Als u als werkgever deze verklaring heeft en er geen indicaties zijn dat de werknemer zich er niet aan houdt, hoeft u in de loonadministratie geen rekening te houden met de bijtelling. Eventuele controles vinden plaats bij de werknemer. Ook een eventuele correctie wordt bij de werknemer neergelegd.

Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is het niet mogelijk een dergelijke verklaring aan te vragen.

– Uitsluitend geschikt voor goederenvervoer
Voor de bestelauto die bijna uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer, is de standaardbijtelling ook niet van toepassing. Hiervan is onder andere sprake als de bestelauto te smerig is om privé te worden gebruikt, zoals de klusjesauto van een garage waarbij de bekleding besmeurd is met olie. Ook de bestelauto die beschikt over slechts één zitplaats en waarbij de eventuele bevestigingspunten voor de overige zitplaatsen zijn verwijderd of dichtgelast, wordt geacht bijna uitsluitend geschikt te zijn voor goederenvervoer. Bezit de bestelauto wel een tweede zitplaats, dan is deze toch bijna uitsluitend geschikt voor goederenvervoer als de bijrijder nodig is voor het laden en lossen van de bestelauto.

Onder omstandigheden kunnen ook andere bestelauto’s als bijna uitsluitend geschikt voor goederenvervoer worden aangemerkt. Zo is door de rechter in het verleden een bestelauto als zodanig aangemerkt die in de laadruimte was voorzien van stellages voor het vervoer van planten. Overleg bij twijfel met uw inspecteur. Als bestelauto’s die bijna uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer privé worden gebruikt, moet het privévoordeel tot het loon worden gerekend. U kunt hiervoor uitgaan van de kilometerkostprijs vermenigvuldigd met het aantal privékilometers.

– Uitsluitend zakelijk gebruik
Als een bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, blijft de bijtelling achterwege. Er moet dan een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ worden aangevraagd bij de Belastingdienst. U hoeft geen rittenregistratie bij te houden. De Belastingdienst controleert fysiek of u de bestelauto inderdaad in het geheel niet privé gebruikt. Vermoedt de Belastingdienst tijdens een controle dat u de bestelauto toch privé gebruikt, dan kan men u vragen waar u de bestelauto op dat moment zakelijk voor gebruikte. Kunt u niet aannemelijk maken dat u de bestelauto zakelijk gebruikte, dan kan men u een naheffing of navordering met boete opleggen.

Let op! Bij gebruik van een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ mag u de bestelauto helemaal niet privé gebruiken. Dus ook niet om bijvoorbeeld op de terugweg van uw werk naar huis uw kind bij de kinderopvang op te halen. De grens van 500 km is hierbij dus niet van toepassing.

Deze verklaring kan zowel door werknemers als door de ondernemer in de inkomstenbelasting worden aangevraagd.

Ook in onderstaande situaties is de bijtelling voor een bestelauto niet van toepassing. Deze situaties zijn in principe niet van toepassing op de ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga.

– Privégebruik verboden
Is privégebruik van de bestelauto verboden, dan blijft de bijtelling achterwege op voorwaarde dat u als werkgever controleert dat de bestelauto daadwerkelijk niet privé wordt gebruikt. Gebeurt dit toch, dan moet er – naast het alsnog betalen van de bijtelling – een aanzienlijke sanctie voor de werknemer volgen. De afspraak dat de bestelauto niet privé mag worden gebruikt en de sancties wanneer dit toch gebeurt, moeten schriftelijk worden vastgelegd. Voor de dga geldt de optie alleen als er sprake is van een reëel verbod. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake als de dga zelf de controle uitoefent. 

– Privégebruik onmogelijk
Als privégebruik van de bestelauto onmogelijk is, blijft de bijtelling eveneens achterwege. Dit is bijvoorbeeld het geval als de sleutels van de auto’s avonds moeten worden ingeleverd of als de bestelauto’s ’s avonds op een afgesloten terrein worden gestald. 

– Doorlopend afwisselend gebruik
Als een bestelauto doorlopend afwisselend door verschillende personeelsleden wordt gebruikt, is de bijtelling niet van toepassing als hierdoor het privégebruik moeilijk kan worden vastgesteld. Dit is niet het geval als een bestelauto bijvoorbeeld door twee werknemers om de week privé wordt gebruikt. Het privégebruik is dan immers niet moeilijk vast te stellen. Bij doorlopend afwisselend gebruik moet de werkgever in plaats van de bijtelling per bestelauto een bedrag van € 300 aan belasting betalen via de eindheffing. Het doorlopend afwisselende gebruik moet dan wel door de aard van het werk worden opgeroepen.

Let op! De rechter heeft beslist dat de eindheffing van €300 niet wegneemt dat de bijtelling voor de ondernemer zelf nog geldt als de bestelauto ook aan hem ter beschikking staat. Dit geldt dus voor de ondernemer in de inkomstenbelasting.

Toch bijtelling?

Is een van hiervoor genoemde voorwaarden niet van toepassing op uw situatie? Dan valt uw bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De IB-ondernemer

Heeft u als ondernemer een bestelauto tot uw beschikking die tot uw ondernemingsvermogen behoort, dan valt deze bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De bijtelling is het bedrag dat vanwege het privégebruik niet aftrekbaar is van de winst. Dit bedrag kan niet negatief worden, oftewel: de bijtelling kan nooit meer zijn dan de werkelijke autokosten (inclusief afschrijving).

Werknemers en de dga

Bij werknemers en dga’s aan wie een bestelauto ter beschikking is gesteld, wordt de bijtelling als loon aangemerkt. De werkgever is verplicht hierover loonheffing in te houden. 

Hoeveel bijtelling?

De bijtelling bedraagt een percentage van de cataloguswaarde dat afhankelijk is van het jaar waarin de auto voor het eerst op kenteken is gesteld. Dit percentage blijft 60 maanden van kracht. Daarna wordt het percentage bepaald op basis van de dan geldende wetgeving. De bijtelling bedraagt 22% voor auto’s die in 2024 voor het eerst op kenteken zijn gezet en voor bestelauto’s die niet volledig elektrisch zijn of op waterstof rijden. Voor volledig elektrische bestelauto’s bedraagt de bijtelling in 2024 16% van de cataloguswaarde tot maximaal € 30.000 en 22% over het meerdere van de cataloguswaarde. Voor bestelauto’s op waterstof geldt de bijtelling van 16% in 2024 over de gehele cataloguswaarde.

Voorbeeld
Aan werknemer A is een niet-elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die in 2024 voor het eerst op kenteken is gezet. Aan werknemer B is een elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die ook in 2024 voor het eerst op kenteken is gezet.

Bijtelling werknemer A: € 50.000 x 22% = € 11.000
Bijtelling werknemer B: € 30.000 x 16% + € 20.000 x 22% = € 4.800 + € 4.400 = € 9.200.

Vereenvoudigde rittenregistratie

Als de werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag heeft met de bestelauto van de zaak, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve last zijn voor werkgever en werknemer. In dit geval mag de werknemer om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever. De werkgever moet dan wel schriftelijk met de werknemer hebben afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, dat privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie bewaart. U kunt voor een vereenvoudigde rittenregistratie desgewenst gebruikmaken van bijgevoegde voorbeeldafspraak.

Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)

Bij aanschaf van een nieuwe auto, bestelauto of motorfiets betaalt u bpm. U betaalt ook bpm als u een dergelijk voertuig importeert. De bpm wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot en de netto catalogusprijs. Voor voertuigen zonder CO2-uitstoot betaalt u geen bpm. Als ondernemer kunt u onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vrijstelling van bpm bij aanschaf van een bestelauto. De belangrijkste voorwaarde voor de vrijstelling is dat u de bestelauto voor meer dan 10% gebruikt in het kader van uw onderneming. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Let op! De vrijstelling van bpm op (niet volledig emissieloze) bestelauto’s voor ondernemers wordt per 2025 afgeschaft. Het tarief van de bpm gaat vanaf 2025 € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot bedragen. Bestelauto’s zonder CO2-uitstoot betalen dus ook vanaf 2025 nog steeds geen bpm.

Tip! Was u van plan op korte termijn een bestelauto aan te schaffen die CO2 uitstoot, doe dit dan bij voorkeur nog vóór 2025.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Als u in Nederland met een voertuig gebruikmaakt van de openbare weg, bent u in beginsel motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Hoeveel mrb u voor een bestelauto moet betalen, hangt af van het gewicht, de brandstof en hoe milieuvervuilend het motorrijtuig is. Voor ondernemers geldt onder voorwaarden een lager mrb-tarief. De belangrijkste voorwaarde is dat u de bestelauto meer dan 10% in het kader van uw onderneming gebruikt. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Daarnaast geldt voor elektrische auto’s en voor plug-in hybride auto’s een korting op de mrb. Elektrische auto’s betalen tot 2025 geen mrb, in 2025 is er een korting van 25% op het normale tarief en vanaf 2026 geldt voor elektrische auto’s het normale tarief. Voor plug-in hybride auto’s geldt tot 2025 een korting van 50% op het normale tarief, in 2025 daalt de korting naar 25% en vanaf 2026 geldt ook voor plug-in hybride auto’s het normale mrb-tarief.

Let op! Omdat de verkopen van elektrische auto’s dalen, kan een en ander nog gewijzigd worden.

Wat scheelt dat nu?

Stel dat u in een bestelauto rijdt met dieselmotor, met een gewicht van 1.300 kilo. Bent u particulier, dan betaalt u € 308 mrb per kwartaal. Bent u ondernemer, dan betaalt u slechts € 106 per kwartaal.

Vragen?

Heeft u vragen over deze advieswijzer? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Grens startersvrijstelling overdrachtsbelasting omhoog

Als starter op de woningmarkt heb je, onder voorwaarden, recht op vrijstelling van de overdrachtsbelasting bij aankoop van een woning. De waarde van de woning moet dan wel onder een bepaald bedrag blijven. Dit bedrag is per 1 januari 2024 verhoogd naar € 510.000.

Startersvrijstelling

Woning

Om een beroep te kunnen doen op de startersvrijstelling van de overdrachtsbelasting moet de koper van de woning op het moment van levering bij de notaris tussen de 18 en 35 jaar oud zijn. Een andere voorwaarde is dat de koper de woning zelf voor langere tijd gaat bewonen. De koper moet dit ook verklaren bij de notaris.

Let op! Elke koper kan maar één keer gebruikmaken van de vrijstelling. Deed een koper al eerder een beroep op de vrijstelling, dan kan dat niet nog een keer. Ook niet als de koper op dat moment nog geen 35 jaar oud is.

Woningwaardegrens

De vrijstelling van de overdrachtsbelasting is alleen van toepassing als de waarde van de woning maximaal de woningwaardegrens bedraagt. Deze woningwaardegrens is al een paar keer verhoogd. In 2023 bedroeg deze woningwaardegrens € 440.000. Vanaf 1 januari 2024 is dit bedrag dus verhoogd naar € 510.000. 

Tip! Het is ook al bekend dat de woningwaardegrens vanaf 1 januari 2025 € 525.000 bedraagt.

Datum levering bij notaris bepalend

Voor de vrijstelling is de datum van levering van de woning bij de notaris bepalend. Op dat moment moet aan alle voorwaarden voor de vrijstelling voldaan zijn. Kocht u daarom in 2023 een woning met een waarde van bijvoorbeeld € 480.000? Dan is de vrijstelling overdrachtsbelasting niet van toepassing als de levering bij de notaris ook in 2023 plaatsvond, maar wel als de levering bij de notaris in 2024 plaatsvindt. Uiteraard moet dan wel aan alle ander voorwaarden van de startersvrijstelling zijn voldaan.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe Milieulijst gepubliceerd

De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft de nieuwe Milieulijst voor het jaar 2024 gepubliceerd. Voor bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan, kunnen ondernemers in aanmerking komen voor een extra aftrek op grond van de milieu-investeringsaftrek (MIA) en/of voor extra afschrijvingen op grond van de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil).

Milieulijst

Industrie

De Milieulijst bestaat uit een aantal categorieën bedrijfsmiddelen, variërend van mobiliteit tot voedselvoorziening en landbouwproductie. Per categorie zijn de bedrijfsmiddelen opgesomd die voor de MIA en/of Vamil in aanmerking komen. Ook is aangegeven welk percentage MIA u krijgt. De Milieulijst wordt jaarlijks vernieuwd.

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

De MIA is een percentage van het investeringsbedrag dat op de winst in aftrek kan worden gebracht, naast de normale afschrijvingen. Het percentage bedraagt 27, 36 of 45%, afhankelijk van de mate waarin de overheid het bedrijfsmiddel wil stimuleren. 

Vamil

Via de Vamil kunt u versneld op milieuvriendelijke investeringen afschrijven. Dit kan tot 75% van het investeringsbedrag. Het gebruik van de Vamil is niet verplicht. Het is namelijk niet altijd voordelig om van de Vamil gebruik te maken, bijvoorbeeld in een jaar waarin u verlies lijdt.

Voorwaarden

De Milieulijst bevat ook de voorwaarden waaronder een bedrijfsmiddel voor de MIA of Vamil in aanmerking komt. Zo is de financiële tegemoetkoming soms beperkt tot gevallen waarin de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel langer dan vijf jaar bedraagt.

De Milieulijst is hier te downloaden.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Verlofregelingen

Als werkgever bent u verplicht om uw werknemers vrij te geven voor de onder de Wet arbeid en zorg (Wazo) vallende verlofregelingen. Daarom is het van belang dat u daarvan op de hoogte bent. Welke regelingen zijn er en wat houden deze in voor u en uw werknemers?

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Kinderwagen

Zwangerschapsverlof gaat zes tot vier weken voor de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum in. Dit wordt de flexibiliseringsperiode genoemd. De werknemer moet dit verlof uiterlijk drie weken voordat het verlof ingaat, aanvragen bij de werkgever met een verklaring van een arts of verloskundige waarin de vermoedelijke bevallingsdatum staat. Het bevallingsverlof duurt vanaf de dag na de bevalling ten minste tien weken, te vermeerderen met het aantal dagen dat de baby te vroeg geboren is. In totaal bedraagt het zwangerschapsverlof, met aansluitend het bevallingsverlof, minimaal zestien weken.

Meerlingenverlof

Werknemers die in verwachting zijn van een meerling hebben recht op vier weken extra zwangerschapsverlof. Ze mogen dat laten ingaan tussen de tien en acht weken voor de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum. Bij een meerlingzwangerschap is het bevallingsverlof verlengd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof korter heeft geduurd dan tien weken. In totaal bedraagt het meerlingenverlof minimaal twintig weken.

Speciale vormen van zwangerschaps- en bevallingsverlof

  • Extra bevallingsverlof bij ziekenhuisopname van het kindje: afhankelijk van de situatie kan het bevallingsverlof worden verlengd met maximaal tien weken bij langdurige opname van de baby in het ziekenhuis. Er wordt gerekend vanaf de achtste opnamedag tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken.
  • Deeltijdbevallingsverlof: de periode van het bevallingsverlof vanaf zes weken na de bevallingsdatum kan in overleg met de werkgever gespreid worden opgenomen over een periode van maximaal dertig weken. De werknemer moet dit uiterlijk drie weken na de bevallingsdatum aanvragen bij de werkgever. De werkgever moet binnen twee weken met het verzoek instemmen. Hij mag de aanvraag alleen weigeren als het bedrijf ernstig in de problemen komt.
  • Overname overblijvend bevallingsverlof bij overlijden moeder: de partner van een moeder die na de geboorte tijdens het bevallingsverlof overlijdt, heeft recht op het resterende bevallingsverlof met behoud van salaris. Het pasgeboren kind is op die manier verzekerd van zorg door een ouder. Het gaat dan om de periode tot tien weken na de bevalling. De partner krijgt dit verlof ook als de moeder zelfstandige was. Of als de moeder geen recht had op bevallingsverlof, bijvoorbeeld omdat ze niet werkte. De partner meldt het overlijden van de moeder en de opname van het verlof uiterlijk op de tweede dag volgend op haar overlijden bij zijn of haar werkgever. De partner moet vervolgens binnen vier weken na het overlijden van de moeder een afschrift van de akte van geboorte van het kind en van de akte van overlijden van de moeder aan de werkgever doen toekomen. De werkgever van de partner kan de loondoorbetaling bij het UWV claimen. Het gaat hier om volledige loondoorbetaling, er wordt door het UWV geen maximum gehanteerd.

Geboorteverlof

Het geboorteverlof voor partners (ook wel partnerverlof genoemd) is eenmaal het aantal werkuren per week (dus maximaal vijf dagen). Dit verlof wordt volledig betaald door de werkgever. De werknemer kan deze dagen aanvragen en opnemen in de eerste vier weken na de bevalling. Bij de geboorte van een meerling heeft de werknemer geen recht op extra geboorteverlof. 

Aanvullend geboorteverlof

Naast het geboorteverlof voor de partner is er ook de mogelijkheid om vijf (extra) weken aanvullend geboorteverlof op te nemen. Een partner kan dan maximaal zes weken verlof opnemen. De eerste week kan direct na de bevalling worden opgenomen of in de eerste vier weken na de bevalling. De maximaal vijf extra weken aanvullend geboorteverlof moeten worden opgenomen in het eerste halfjaar na de bevalling en nadat het geboorteverlof is opgenomen. Voorwaarde voor dit aanvullend geboorteverlof is wel dat de werknemer eerst het geboorteverlof van eenmaal de wekelijkse arbeidsduur per week opneemt. Het is ook mogelijk om minder dan vijf weken aanvullend geboorteverlof op te nemen.

Werknemers moeten het aanvullend geboorteverlof vier weken voor de gewenste ingangsdatum aanvragen bij de werkgever. Lukt het op tijd aanvragen door omstandigheden niet, dan moet de werknemer het zo snel mogelijk melden bij de werkgever. Het aanvragen van aanvullend geboorteverlof moet in hele weken, de opname ervan mag gespreid worden over een langere periode, maar binnen 6 maanden. Dat moet in overleg met de werkgever.

Gedurende het aanvullend geboorteverlof heeft de werknemer recht op een uitkering van het UWV van 70% van het maximumdagloon. Deze uitkering wordt via de werkgever uitbetaald aan de werknemer. De werkgever kan besluiten deze uitkering aan te vullen, maar is hiertoe niet verplicht, tenzij de geldende cao iets anders bepaalt.

De aanvraag bij het UWV en de uitbetaling van het aanvullend geboorteverlof verlopen via de werkgever. Dit sluit aan bij de al bestaande systematiek voor het aanvragen van uitkeringen voor zwangerschaps- en bevallingsverlof en voor adoptie- en pleegzorgverlof.

De werkgever moet – indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd – aan de werknemer, op diens verzoek, een verklaring uitreiken waaruit blijkt op hoeveel geboorteverlof de werknemer nog recht heeft. Dit restant kan hij dan bij een eventuele nieuwe werkgever opnemen.

Bij ziekte kan alleen verlof worden opgenomen indien de werknemer weer gedeeltelijk werkt. Indien een werknemer ziek wordt tijdens het aanvullend geboorteverlof, dan stopt het verlof niet. Wel kan het verlof eventueel in overeenstemming met de werkgever na de periode van ziekte worden opgenomen. Uiteraard moet dit dan wel binnen zes maanden na de geboorte gebeuren. De einddatum van de loondoorbetalingsperiode bij ziekte schuift door het opnemen van (aanvullend) geboorteverlof niet op.

Niet alleen werknemers die bij een werkgever in dienst zijn, maar ook dga’s, alfahulpen en particuliere huishoudelijke hulpen kunnen gebruikmaken van de regeling aanvullend geboorteverlof. Aanvraag daarvan kan via mijnuwv.nl.

Adoptie- en pleegzorgverlof

Een werknemer die een kind adopteert of een pleegkind in zijn of haar gezin opneemt, heeft recht op zes weken adoptieverlof of pleegzorgverlof. Het verlof geldt voor beide adoptie-/pleegzorgouders. Het verlof moet uiterlijk drie weken voordat het verlof ingaat, worden aangevraagd bij de werkgever. Tijdens het verlof bouwt de werknemer gewoon vakantiedagen op en bij ziekte loopt het verlof door.

Het recht op adoptie- of pleegzorgverlof kan in een periode van 26 weken worden opgenomen, vanaf vier weken vóór de eerste dag van de feitelijke adoptie/opname in het pleegoudergezin tot 22 weken erna.

Werknemers kunnen het verlof gespreid of later opnemen. Als een werknemer meer dan één kind tegelijkertijd adopteert, kan slechts één keer het adoptieverlof aangevraagd worden. Gedurende het verlof heeft de werknemer recht op een adoptie- of pleegzorguitkering op grond van de Wet arbeid en zorg en deze bedraagt 100% van het maximumdagloon. De uitkering wordt betaald door het UWV, via de werkgever.

Ouderschapsverlof

Ouderschapsverlof is verlof dat een werknemer kan opnemen voor de zorg van een eigen kind jonger dan 8 jaar. Het is een vorm van verlof dat bij de werkgever aangevraagd wordt en het geldt voor beide ouders. Ook de verzorger van die kinderen kan, mits hij/zij op hetzelfde adres woont als die kinderen, een verzoek om opname van ouderschapsverlof indienen. Voorwaarde hierbij is wel dat hij/zij duurzaam de verzorging en opvoeding van het kind op zich heeft genomen. Bij ouders is het overigens niet vereist dat ze op hetzelfde adres wonen. De duur van het ouderschapsverlof is maximaal 26 keer het aantal uren dat de werknemer per week werkt.

Betaald ouderschapsverlof

Beide ouders (inclusief adoptie- en pleegouders) hebben in het eerste jaar recht op negen weken betaald ouderschapsverlof. De verlofuitkering bedraagt 70% van het maximale dagloon. De werknemer moet minimaal twee maanden voor de gewenste ingangsdatum aan zijn werkgever melden dat hij van deze regeling gebruik wil maken.

Let op! Dga’s, alfahulpen en particuliere huishoudelijke hulpen komen ook in aanmerking voor deze regeling. Zij kunnen de uitkering zelf aanvragen via mijnUWV.nl.

De werkgever kan na afloop van de negen weken (maar uiterlijk binnen 15 maanden na de dag van geboorte of adoptie) het UWV vragen om een vergoeding. Worden deze weken niet opgemaakt in het eerste jaar, dan kunnen ze worden toegevoegd aan de overige 17 weken ouderschapsverlof, maar ze gelden dan niet meer als betaald ouderschapsverlof. Dit onbetaalde ouderschapsverlof kan worden opgenomen totdat het kind 8 jaar wordt.

Let op! De overige 17 weken ouderschapsverlof zijn nog steeds onbetaald, tenzij werkgever en werknemer daar andere afspraken over maken.

Overige afspraken ouderschapsverlof

De werkgever mag de ouderschapsverlofuren niet aftrekken van de vakantie-uren van de werknemer. En een feestdag die samenvalt met ouderschapsverlof valt gewoon onder dat verlof.
Een werknemer heeft voor ieder kind recht op ouderschapsverlof.

Het weigeren van een verzoek om ouderschapsverlof door de werkgever wegens zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang is niet toegestaan, ook niet als de werknemer in het buitenland werkt. De werkgever kan de werknemer wel vragen het verlof anders in te roosteren. Het veranderde rooster geldt dan voor het hele ouderschapsverlof. De werkgever kan een voorstel doen tot vier weken voor de ingangsdatum van het ouderschapsverlof. De werkgever kan de werknemer vragen het verlof anders in te roosteren vanwege een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Het veranderde rooster geldt dan voor het hele ouderschapsverlof. De werkgever kan een voorstel doen tot vier weken voor de ingangsdatum van het ouderschapsverlof.

Wanneer de werknemer van baan verandert voordat het verlof volledig is opgenomen, kan de werknemer bij de nieuwe werkgever aanspraak maken op het resterende deel van het verlof. De werkgever is verplicht op verzoek van de werknemer een verklaring uit te reiken, waaruit blijkt op hoeveel verlof de werknemer nog recht heeft.

In de Wet Arbeid en zorg was voorheen 40 uur de norm voor een volledige werkweek. Met het in werking treden van de Wet invoering minimumuurloon is een werkweek van 36 uur de norm.

Kort- en langdurend zorgverlof

Kortdurend zorgverlof is er om enkele dagen de noodzakelijke zorg te geven aan inwonende (adoptie- of pleeg)kinderen, aan de partner of aan ouders. De werkgever betaalt minstens 70% van het salaris door, maar niet minder dan het minimumloon en in beginsel niet meer dan 70% van het maximumdagloon. Tijdens het kortdurend zorgverlof bouwt de werknemer vakantiedagen op.

De werknemer kan maximaal twee keer het aantal uren dat hij per week werkt als kortdurend zorgverlof opnemen in een periode van twaalf maanden. De periode van twaalf maanden begint op het moment dat voor het eerst een beroep wordt gedaan op het kortdurend zorgverlof. Kortdurend zorgverlof dat in een jaar niet wordt opgenomen, kan niet worden doorgeschoven naar een volgend jaar.

De werknemer moet het verlof, bij voorkeur vóór opname ervan, melden bij de werkgever onder opgave van reden. Wanneer de werknemer door omstandigheden niet in de gelegenheid is om het verlof vooraf te melden, moet hij dit zo snel mogelijk nadien alsnog doen.

Langdurend zorgverlof is er voor langere tijd en geldt voor dezelfde doelgroep als het kortdurend zorgverlof. De werkgever hoeft het salaris tijdens het langdurend zorgverlof niet door te betalen, maar de werknemer bouwt tijdens het verlof wel vakantiedagen op.

Het verlof bedraagt in elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoogste zesmaal de arbeidsduur per week. De periode van twaalf maanden gaat ook in dit geval in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten. Het verlof hoeft niet aaneengesloten te worden opgenomen en kan ook in deeltijd worden opgenomen.

Langdurend zorgverlof kan zowel worden opgenomen bij een levensbedreigende ziekte als voor de noodzakelijke verzorging bij ziekte of hulpbehoevendheid. Het hoeft niet zo te zijn dat de overlevingskansen van de patiënt op korte termijn gering of nihil zijn. Een werknemer kan dan ook meerdere malen een verzoek om langdurend zorgverlof voor dezelfde persoon doen. Ook kan het opgenomen worden voor een naast familielid in het buitenland. In de wet is niet bepaald dat die zorg in Nederland moet worden verleend.

Langdurend zorgverlof vraagt de werknemer schriftelijk aan bij de werkgever. Dat moet minstens twee weken voordat het verlof ingaat.

Let op! Werknemers kunnen ook kort- en langdurend zorgverlof opnemen voor de noodzakelijke zorg aan grootouders, kleinkinderen, broers en zussen, andere huisgenoten dan de kinderen of partner en mensen met wie de werknemer een sociale relatie heeft, waarbij de relatie zodanig moet zijn dat de te verlenen zorg rechtstreeks voortvloeit uit de relatie en deze redelijkerwijs door de werknemer moet worden verleend.

Wanneer het bedrijf daardoor in ernstige problemen komt, kan de werkgever na de melding voor kortdurend zorgverlof de verlofopname nog stoppen of niet in laten gaan. Op een later moment mag dat niet meer. Langdurend zorgverlof kan niet meer gestopt worden als het eenmaal begonnen is.

De werkgever mag (achteraf) om informatie vragen om te beoordelen of de werknemer recht heeft op verlof. Het langdurend zorgverlof kan niet worden gecompenseerd met vakantieaanspraken.

Wanneer in een cao of personeelsreglement andere afspraken staan over zorgverlof, gelden die afspraken.

Calamiteiten- en kort verzuimverlof

Calamiteiten- en kort verzuimverlof is er voor situaties in het privéleven die de werknemer onmiddellijk moet oplossen: voor een bevalling van de partner, voor dokters- en ziekenhuisbezoek dat niet buiten werktijd te plannen is en voor andere situaties waarin de werknemer korte tijd niet kan werken. Hieronder valt ook een door de overheid opgelegde verplichting die niet in de vrije tijd kan worden vervuld of de uitoefening van actief kiesrecht. De werkgever betaalt het salaris gewoon door. Het calamiteiten- en kort verzuimverlof duurt, afhankelijk van de tijd die nodig is om de eerste problemen op te lossen, een paar uur tot een paar dagen. Duurt het langer, dan kan de werknemer eventueel, afhankelijk van de reden van het verlof, verzoeken om opname van kortdurend zorgverlof. In feite is hier sprake van een verschuiving van het loondoorbetalingsrisico van de werknemer naar de werkgever voor situaties die in de risicosfeer van de werknemer vallen.

Tip! Wilt u meer informatie lezen over de verlofregelingen? Neem dan contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Werkkostenregeling

Voor 1 april 2024 vindt de afrekening van de werkkostenregeling (WKR) over 2023 plaats. Weet u welke vergoedingen en verstrekkingen onder de WKR vallen? Weet u tot welk bedrag u mag gaan? En wat gebeurt er als u het maximale bedrag overschrijdt? U vindt de antwoorden en meer in deze praktische advieswijzer.

De regels op een rij

Schenken

Uitgangspunt van de WKR is dat alles wat u aan uw werknemer verstrekt, vergoedt of ter beschikking stelt, loon is. Er zijn echter uitzonderingen. Zo vormen vrijgestelde aanspraken, zoals pensioenaanspraken en vrijgestelde uitkeringen en verstrekkingen (bijvoorbeeld een eenmalige uitkering bij overlijden), geen loon. Datzelfde geldt voor intermediaire kosten. U vergoedt dan de kosten die uw werknemer voorschiet voor zaken die:

  • tot het vermogen van uw bedrijf horen (uw werknemer tankt bijvoorbeeld met de auto van de zaak en schiet de benzinekosten voor);
  • specifiek samenhangen met de bedrijfsvoering (uw werknemer koopt bijvoorbeeld een fles wijn voor een klant en u vergoedt deze kosten).

Ook verstrekkingen waarvoor uw werknemer een eigen bijdrage van ten minste de (factuur)waarde betaalt, zijn niet belast. Denk hierbij aan een afgeschreven computer of een oud stuk gereedschap dat de werknemer voor privédoeleinden wil overnemen. Dit geldt ook voor producten uit uw eigen bedrijf, voor zover uw werknemer hiervoor minimaal 80% van de consumentenprijs (inclusief btw) betaalt en het voordeel niet groter is dan € 500 per jaar.

Let op! De normale verkoopwaarde van het product inclusief btw is bepalend voor de berekening van te nemen bedrag. Zorg dan ook dat u het dossier op orde heeft en bijvoorbeeld aan de hand van offertes of advertenties kunt laten zien wat de normale verkoopwaarde is.

Let op! Voor het toepassen van de WKR is het nodig dat vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen worden aangewezen. In de praktijk betekent dit dat ze zijn opgenomen in speciale grootboekrekeningen voor de WKR of dat u een overzicht bijhoudt wat uw werknemers gehad hebben en hoe u deze voordelen behandelt voor de WKR.

Vrije ruimte

Binnen de WKR mag u in 2023 een budget van 3% over de eerste € 400.000 loonsom en 1,18% over het meerdere van het totale fiscale loon belastingvrij besteden aan onbenoemde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen voor uw werknemers. 
Dit budget wordt de ‘vrije ruimte’ genoemd. Voor zover u meer geeft dan in de vrije ruimte past, betaalt u wel loonbelasting in de vorm van een eindheffing van 80%. Dit is een last die u als werkgever draagt en dus niet uw werknemers.

Let op! Per 2024 gaat de vrije ruimte over de eerste € 400.000 loonsom omlaag van 3 naar € 1,92%. Voor zover de loonsom hoger is, blijft 1,18% van toepassing. Ga dus na of u in 2024 vergoedingen en verstrekkingen in de WKR naar beneden moet bijstellen, om binnen het belastingvrije bedrag te blijven.

Tip! Over het bedrag dat aan de eindheffing van 80% is onderworpen, hoeft u geen premies volks- en werknemersverzekeringen te betalen. Ook hoeft geen rekening te worden gehouden met Zvw.

Niet alles valt in de vrije ruimte: gerichte vrijstellingen

Bepaalde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen vormen wel loon, maar kunnen toch onbelast gegeven worden zonder dat dit ten koste gaat van de vrije ruimte. Deze vrijstellingen heten gerichte vrijstellingen. Dit zijn bijvoorbeeld vergoedingen en verstrekkingen voor de werkelijke kosten van openbaar vervoer en reiskosten voor eigen vervoer (maximaal € 0,21 p/km in 2023 en € 0,23 p/km in 2024). Ook gereedschappen, computers, internet, een mobiele telefoon en dergelijke zaken die noodzakelijk zijn voor het werk, vallen onder de gerichte vrijstellingen.

Let op! Er is alleen voldaan aan ‘noodzakelijk voor het werk’ wanneer de werknemer geen eigen bijdrage uit brutoloon betaalt, bijvoorbeeld met gebruikmaking van een cafetariaregeling. U mag de werknemer wel laten betalen als hij bijvoorbeeld een duurdere telefoon wil aanschaffen.

Tip! Geeft u de werknemer een voordeel in de vrije ruimte en betaalt de werknemer hier een eigen bijdrage voor? Dan hoeft u alleen het voordeel minus de eigen bijdrage als voordeel aan te merken. Let daarbij op: het voordeel kan niet negatief zijn. Is er sprake van een waarde lager dan nihil (de werknemer betaalt een bijdrage die hoger is dan de fiscale waarde), dan moet voor de WKR de waarde toch op nul gesteld worden.

Keuzemogelijkheid

In beginsel worden alle vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen bij elk van uw werknemers als loon bij hem of haar belast. U houdt dan loonbelasting en premies volksverzekeringen in op het brutobedrag en u betaalt zelf nog de premies werknemersverzekeringen. Alleen als u kiest om deze aan te wijzen als WKR-loon, kunt u de gerichte vrijstelling of vrije ruimte toepassen en vindt, wanneer u de vrije ruimte te boven gaat, de belastingheffing bij u plaats. U moet deze keuze wel maken voordat u een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling toekent aan uw werknemer en u kunt niet meer op uw keuze terugkomen, behalve als er echt sprake is van een fout.

Tip! De Belastingdienst gaat er gedurende het kalenderjaar van uit dat u een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling heeft aangewezen in de vrije ruimte als u deze niet regulier verloont bij uw werknemers. Deze aanname blijft na afloop van het kalenderjaar alleen in stand als de aanwijzing uitdrukkelijk blijkt uit uw administratie. Uitdrukkelijk aanwijzen is niet nodig voor zover het gaat om gericht vrijgestelde zaken, zoals een vergoeding voor een opleiding voor het huidige beroep of voor een realiseerbaar beroep in de toekomst.

Tip! De keuze kan ook gedeeltelijk gemaakt worden. Als u uw werknemer in 2024 een km-vergoeding van € 0,29 geeft, kunt u onbelast maar € 0,23 p/km geven. U geeft dan dus € 0,06 p/km te veel. Hiervan kunt u bijvoorbeeld € 0,04 p/km aanwijzen in de vrije ruimte; de andere € 0,02 p/km wordt dan tot het werknemersloon gerekend.

Let op! Sommige onderdelen zijn verplicht werknemersloon. Die kunt u dus niet aanwijzen in de vrije ruimte. Zo horen de auto van de zaak en de dienstwoning altijd tot het loon van de werknemer.

Gebruikelijkheidstoets

De gebruikelijkheidstoets legt een beperking op aan de vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die u onder kunt brengen in de WKR. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat uw vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen niet in de WKR kunnen worden ondergebracht als deze voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed of verstrekt wordt. Overigens mag u voor gericht vrijgestelde zaken wel aannemen dat dit gebruikelijk is en gaat de toets alleen over de vrije ruimte en de eindheffing.

Niet alleen de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling zelf moet gebruikelijk zijn, het moet ook gebruikelijk zijn dat uw werknemer deze belastingvrij van u krijgt en dat u de belasting via de eindheffing voor uw rekening neemt. Zo is het bijvoorbeeld niet gebruikelijk om de belasting over het maandloon van uw werknemers voor uw rekening te nemen.

Tip! Vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar worden door de Belastingdienst in ieder geval als gebruikelijk beschouwd. In de praktijk blijkt dat de Belastingdienst bedragen boven deze € 2.400 al snel ongebruikelijk vindt. Uit een uitspraak van de Hoge Raad van november 2021 blijkt dat de Belastingdienst haar standpunt aannemelijk kan maken met informatie over hoe andere belastingplichtigen omgaan met een soortgelijk loon.

Let op! De Belastingdienst vindt dat een vergoeding of verstrekking ‘redelijk’ moet zijn. De Belastingdienst acht het bijvoorbeeld niet redelijk dat de vergoeding van stagiaires in de vrije ruimte/eindheffing terechtkomt. Dit standpunt wordt niet bevestigd door wet- en regelgeving of rechtspraak. Als u echter gedoe wilt voorkomen, is het handig hier rekening mee te houden.

Nihilwaardering voor werkplekvoorzieningen

Voor een aantal faciliteiten die voornamelijk worden gebruikt op de werkplek, zoals werkkleding die aan de werknemer ter beschikking wordt gesteld en consumpties op de werkplek, geldt een nihilwaardering.

Let op! De ‘werkplek’ is de plaats waar de werknemer arbeid verricht en waarop voor de werkgever de arbowetgeving van toepassing is. De ruimte in de eigen woning van een (van de) werknemers waar wordt gewerkt is uitgezonderd. Dit wordt niet aangemerkt als werkplek, behalve voor de arbovoorzieningen. Een zelfstandig deel van de eigen woning met eigen ingang en sanitair kan onder voorwaarden wél weer gelden als werkplek.

Let op! Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen voor een thuiswerkplek in de eigen woning van een werknemer zoals koffie en thee of werkkleding niet op nihil gewaardeerd mogen worden. U kunt wél gebruikmaken van de gerichte vrijstellingen voor gereedschap, computers en dergelijke en de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen, zoals een goede stoel. Ook intermediaire kosten (zoals postzegels) mag u belastingvrij verstrekken. U moet dan wel de omvang van het zakelijke gebruik kunnen bewijzen! Bovendien kunt u gebruikmaken van een gerichte vrijstelling voor de thuiswerkplek van € 2,35 in 2024 per thuiswerkdag (€ 2,15 per 2023). Let er dan wel op dat deze niet op dezelfde dagen als reiskostenvergoedingen woon-werkverkeer mag worden gegeven.

Is sprake van een werkplek in een zelfstandig deel van de eigen woning, dan gelden de normale regels voor werkplekvoorzieningen wél. Dat betekent dus ook dat voorzieningen die normaal zijn op een werkplek op nihil gewaardeerd mogen worden voor de WKR. Denk bijvoorbeeld aan de nihilwaardering voor kleine consumpties of aan de inrichting van de werkplek.

Let op! Voor hulpmiddelen die niet onder een van de andere gerichte vrijstellingen vallen, geldt als extra eis dat deze voor minimaal 90% zakelijk worden gebruikt.

Normbedragen

Er zijn verschillende normbedragen voor loon in natura. U kunt hierbij denken aan huisvesting ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, zoals een werknemer die geen eigen woning heeft en op de werkplek woont, omdat hij dan ook slaapdiensten kan draaien (normbedrag voor 2024 € 6,70 en voor 2023 € 6,10 per dag), maaltijden op de werkplek (normbedrag voor 2024 € 3,90 en voor 2023 € 3,55) en kinderopvang op de werkplek (uurtarieven volgens de Wet kinderopvang).

Concernregeling

De WKR geldt per werkgever. Dit is anders als de concernregeling kan worden toegepast. Deze regeling maakt het mogelijk om de vrije ruimtes binnen één concern samen te voegen. De concernregeling kan onder meer worden toegepast als de moedermaatschappij gedurende een geheel jaar voor minimaal 95% eigenaar is van de dochtermaatschappij(en).

Let op! In de aangifte WKR over 2023 kan de concernregeling voor een nadeel zorgen! De iets hogere (1,18%) vrije ruimte over de eerste € 400.0000 fiscale loonsom geldt dan namelijk maar één keer! Doen de verschillende werkgevers los aangifte, dan kan elk van hen dit verhoogde percentage toepassen. In 2024 zal dit effect, in verband met de lagere vrije ruimte over de eerste € 400.000, veel kleiner zijn.

Vaste kostenvergoeding

Ook onder de WKR is een vaste kostenvergoeding mogelijk. U moet dan wel een onderscheid maken tussen gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten en overige posten. Vergoedingen van overige posten zijn loon. U mag deze onderbrengen in de WKR. Voor zover beschikbaar, kunt u daarbij gebruikmaken van de vrije ruimte. Voor gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten mag u alleen een onbelaste vaste kostenvergoeding geven als u vooraf de vergoeding onderbouwt met een onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten en u dit onderzoek herhaalt als de Belastingdienst daarom vraagt.

Jaarlijkse afrekening

Bij overschrijding van de vrije ruimte vindt een eindheffing plaats van 80%. Deze eindheffing moet voor het jaar 2023 worden afgedragen bij de aangifte over het tweede tijdvak 2023, welke bij een maandaangifte uiterlijk eind maart 2024 moet worden ingediend en afgedragen. 

Let op! Als de inhoudingsplicht eindigt, mag niet gewacht worden met afrekenen tot de aangifte in maart van het volgende jaar, maar moet worden afgerekend in de aangifte over het tijdvak waarin de inhoudingsplicht is geëindigd.

Het totale bedrag aan vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen moet uit uw administratie te halen zijn. Bedenk daarbij dat verstrekkingen en terbeschikkingstellingen van spullen gewaardeerd worden op de waarde in het economisch verkeer, de marktwaarde dus (inclusief btw). Dit kan de inkoopprijs zijn, wanneer u onder dezelfde voorwaarden heeft ingekocht als een particulier. Vaak zal uw administratie exclusief btw geboekt worden. Gaat u van de inkoopprijs uit? Vergeet dan niet de btw voor de waardering van de verstrekkingen of terbeschikkingstellingen nog bij te boeken.

Tip! Over het toevoegen van de btw kunt u in het kader van de WKR met de Belastingdienst de afspraak maken dat u een gemiddelde btw-druk over de verschillende posten in de vrije ruimte in aanmerking neemt.

Tot slot

De WKR is voor veel werkgevers in het mkb nog lastig werkbaar. Heeft u vragen over de toepassing van de diverse WKR-regels voor uw onderneming, neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Duidelijkheid over vaste inrichting in Nederland en België bij thuiswerkende werknemers

Nederland en België hebben afspraken gemaakt over het al dan niet aanwezig zijn van een ‘vaste inrichting’ in het ene land als werknemers thuiswerken in het andere land.

Thuiswerken

EU

Sinds de coronacrisis wordt er steeds meer thuisgewerkt. Thuiswerken kan bij een in het buitenland wonende werknemer leiden tot ongewenste fiscale gevolgen. Nederland en België hebben over een onderdeel, namelijk de vaste inrichting, nu afspraken in een overeenkomst vastgelegd.

Vaste inrichting

Van een vaste inrichting kan sprake zijn als een onderneming in het buitenland over een ruimte beschikt die duurzaam voldoende faciliteiten heeft – denk aan personeel en materieel – om als zelfstandige onderneming te functioneren. 

Vaste inrichting door thuiswerken

Het thuiswerken van een Belgische werknemer zou er toe kunnen leiden dat voor de Nederlandse werkgever in België een vaste inrichting ontstaat. Op dezelfde wijze kan voor een Belgische werkgever een vaste inrichting in Nederland ontstaan door het thuiswerken van een Nederlandse werknemer. Dit is niet altijd gewenst. Zo ontstaat bij een vaste inrichting vennootschapsbelastingplicht in het woonland van de werknemer voor de winst die vanuit die vaste inrichting wordt behaald. Ook wordt een werkgever bij een vaste inrichting inhoudingsplichtig voor loonheffing van de thuiswerkende werknemer in het woonland.

Factoren vaste inrichting

In een op 8 december 2023 gepubliceerde overeenkomst tussen Nederland en België zijn daarom verschillende factoren vastgelegd waarmee beoordeeld kan worden of wel of niet sprake is van een vaste inrichting

Praktische handreiking

Naast de verschillende factoren is ook nog de volgende praktische handreiking vastgelegd:

  • Werkt de werknemer gedurende een jaar 50% of minder van de arbeidstijd vanuit huis, dan is in ieder geval geen sprake van een vaste inrichting.
  • Werkt de werknemer gedurende een jaar meer dan 50% van de arbeidstijd vanuit huis, dan kan sprake zijn van een vaste inrichting. Of in zo’n geval sprake is van een vaste inrichting is afhankelijk van de factoren die in de overeenkomst zijn vastgelegd.

 

Posted in Niet gecategoriseerd

Controle plastictaks voorlopig opgeschort

De controle op de heffing op wegwerpplastic wordt per 1 januari 2024 opgeschort. Staatssecretaris Heijnen heeft de handhavende Inspectie Leefomgeving en Transport opgedragen de heffing vanaf 1 januari 2024 niet meer te handhaven. De heffing wordt voorlopig nog niet afgeschaft.

Ondernemer mag zelf beslissen

Snackbar

Het besluit van de staatssecretaris is het gevolg van een motie van de Tweede Kamer waarin werd opgeroepen de heffing op wegwerpplastic af te schaffen. Dat gebeurt nog niet, dat laat de staatssecretaris over aan een nieuw kabinet. In de praktijk kunnen winkeliers nu zelf beslissen of ze al dan niet een heffing in rekening brengen aan de klant.

Alternatieven

Ondernemers zijn sinds 1 juli 2023 wel verplicht een herbruikbaar alternatief aan de klant aan te bieden. Die verplichting blijft gewoon bestaan, net als de mogelijkheid voor de klant om zelf bekers of bakjes mee te nemen.

Europese doelstelling

De verplichte heffing was gegrond op de Europese doelstelling op basis waarvan Nederland in 2026 40% minder plastic wil weggooien ten opzichte van 2022. Ook die verplichting blijft bestaan.

Evaluatie

Ook de mogelijkheid om klanten wegwerkbekers en -bakjes te geven bij consumpties ter plaatse, wordt verruimd. Dit betreft verpakkingen met maximaal 5% plastic die bovendien ingezameld worden en gerecycled kunnen worden.

Let op! De heffingen op plastic worden in de loop van 2024 geëvalueerd.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Te lang wachten met bewoning koophuis kost extra overdrachtsbelasting

Wie een pand koopt, is daarover in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Wel geldt er in sommige gevallen voor woningen een vrijstelling of een verlaagd tarief van 2%. Daarvoor is onder meer vereist dat de woning binnen twaalf maanden wordt betrokken.

Overdrachtsbelasting

Makelaar

De bij aankoop van een pand verschuldigde overdrachtsbelasting bedraagt voor niet-woningen, zoals een winkel of tweede woning, momenteel 10,4% (2024). Voor woningen bedraagt het tarief 2% (2024), onder de voorwaarde dat de woning na de verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt gaat worden. Dit moet ook in een schriftelijke verklaring zijn vastgelegd.

Tip! Meerderjarige kopers jonger dan 35 jaar kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor de startersvrijstelling van overdrachtslasting. Voor 2024 bedraagt hiervoor de maximale woningwaarde € 510.000.

Bewonen uitstellen

Vanwege de gespannen woningmarkt komt het regelmatig voor dat woningen al verkocht worden, zonder dat deze direct kunnen worden betrokken. Bijvoorbeeld omdat de nieuwe woning van de verkopende partij nog in aanbouw is. Dit is niet zonder risico, zo bleek uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag.

In een zaak had een vrouw samen met haar vader ieder voor de helft een woning gekocht. De vrouw woonde nog bij haar ouders en wilde de woning, zodra deze leeg kwam, gaan bewonen. De verkopende partij was ingeloot in een nieuwbouwproject, wat betekende dat de woning pas twee jaar na de verkoop vrij zou komen.

Rechtbank: termijn twaalf maanden

Volgens de rechtbank is uit de wetshistorie af te leiden dat een woning in beginsel binnen twaalf maanden na aankoop bewoond moet worden. Nu dat in bovenstaande situatie niet het geval was, moest het hoge tarief van destijds 8% worden afgedragen, in plaats van 2%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel mag u in 2024 belastingvrij schenken?

Misschien wilt u ook dit jaar weer aan uw kinderen of anderen een geldbedrag schenken. Natuurlijk doet u dit het liefst belastingvrij. Wat zijn dan de mogelijkheden?

Schenken aan kinderen

Schenken

De meeste vrijstellingen bestaan voor schenkingen aan uw kinderen. In 2024 kunt u hun belastingvrij € 6.633 schenken. Aan een kind tussen de 18 en 40 jaar mag u eenmalig een vrij te besteden bedrag van € 31.813 schenken. De 40e verjaardag telt hiervoor ook nog mee. Schenkt u dit verhoogde bedrag, dan komt in dat jaar de normale vrijstelling van € 6.633 te vervallen.

Dure studie

In plaats van de vrij te besteden verhoogde schenkvrijstelling, mag u de verhoogde schenkvrijstelling ook benutten voor een schenking ten behoeve van een dure studie. Deze vrijstelling ligt hoger en bedraagt € 66.268. Deze vrijstelling geldt ook nu weer alleen voor een kind tussen 18 en 40 jaar, inclusief de 40e verjaardag.

Schenkingen aan derden

Voor een schenking aan een derde geldt in 2024 een vrijstelling van € 2.658. Deze vrijstelling geldt dus bijvoorbeeld voor een schenking aan een kleinkind, neef of vriendin.

Let op! De speciale schenking ten behoeve van de aankoop van een eigen woning is vanaf 2024 niet meer mogelijk.

Ontvanger betaalt

Bij een schenking betaalt de ontvanger ervan de schenkbelasting. U kunt er als schenker ook voor kiezen zelf de schenkbelasting te betalen, maar houd er dan rekening mee dat dit ook als schenking wordt gezien. Per saldo kunt u dan dus minder schenken dan de belastingvrije bedragen.

Schenkt u meer dan de vrijstelling?

Schenkt u meer dan de genoemde bedragen, dan betalen uw kinderen 10% belasting over een bedrag tot € 152.368. Vanaf dit bedrag is het tarief 20% over het meerdere. Voor kleinkinderen zijn de tarieven 18% tot € 152.368 en 36% vanaf dit bedrag. Voor willekeurige derden is het tarief 30% tot € 152.368 en 40% vanaf dit bedrag.

Voorbeeld

U schenkt eind januari 2024 uw kind van 27 jaar € 200.000. U heeft nog niet eerder gebruikgemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling, dus is de eerste € 31.813 belastingvrij. Vervolgens dient over de volgende € 152.368 10% belasting betaald te worden en over de laatste € 15.819 20%. Er dient dus € 15.236,80 + € 3.163,80 = € 18.400,60 aan schenkbelasting te worden afgedragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betalingen aan natuurlijke personen in januari 2024 opgeven aan Belastingdienst

Betaalde u in 2023 bedragen aan natuurlijke personen die niet bij u in dienstbetrekking waren of een factuur met btw aan u uitreikten? En bent u inhoudingsplichtige voor de loonheffingen? Dan moet u deze bedragen uiterlijk deze maand, dus uiterlijk 31 januari 2024, aan de Belastingdienst doorgeven.

Opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden

Dienstbetrekking

Het verplicht doorgeven aan de Belastingdienst van aan natuurlijke personen betaalde bedragen wordt ook wel de opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden ofwel opgaaf UBD genoemd. Tot en met 2021 hoefde u deze opgaaf UBD alleen te doen als de Belastingdienst daarom vroeg.

Vanaf het jaar 2022 moet u dit echter verplicht uit eigen beweging doen. Deze verplichting geldt voor:

  • inhoudingsplichtigen, ofwel (rechts)personen met een loonheffingennummer, en
  • bepaalde collectieve beheersorganisaties (cbo’s).

Geen opgaaf UBD

De opgaaf UBD geldt voor betalingen aan natuurlijke personen voor door hen verrichte werkzaamheden en diensten. Bepaalde betalingen hoeft u echter niet door te geven. Dit geldt bijvoorbeeld voor betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die werknemer is bij u of voor u werkzaamheden verricht als vrijwilliger. Ook voor betalingen aan een natuurlijke persoon die daarvoor een factuur met btw heeft uitgereikt, zijn uitgezonderd van de opgaaf UBD.

Let op! Een ondernemer, een natuurlijke persoon, die btw-vrijgestelde werkzaamheden verricht voor u, is niet uitgezonderd van uw opgaaf UBD. Hoewel deze ondernemer misschien een factuur uitreikt, is op deze factuur geen btw vermeldt. Hetzelfde geldt voor een natuurlijke persoon die de KOR toepast of de btw naar u verlegt. Ook voor betalingen aan deze natuurlijke personen moet u een opgaaf UBD doen.

Welke gegevens?

U doet de opgaaf UBD digitaal. Hierbij moet u de volgende gegevens opgeven:

  • naam, adres, bsn en geboortedatum van de natuurlijke persoon,
  • de in 2023 betaalde bedragen inclusief eventuele kostenvergoedingen aan de natuurlijke persoon, en
  • de datum waarop u de betaling deed.

Let op! Deed u een betaling in natura aan een natuurlijk persoon voor verrichte werkzaamheden of diensten? Dan moet u deze betaling in natura ook doorgeven.

Uiterlijk 31 januari 2024!

De betalingen aan natuurlijke personen die u in 2023 deed, moet u uiterlijk 31 januari 2024 doorgeven aan de Belastingdienst. Bent u inhoudingsplichtige voor de loonheffingen of een collectieve beheersorganisatie, dan moet u dit uit eigen beweging doen. In alle andere gevallen hoeft u dit alleen te doen als de Belastingdienst daarom vraagt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingaftrek weekenduitgaven gehandicapten in 2024 omhoog

Verzorgt u in het weekend of een ander moment een ernstig gehandicapt kind, broer of zus die meestal in een Wlz-instelling verblijft? Dan kunt u onder voorwaarden recht hebben op belastingaftrek in de inkomstenbelasting van de extra kosten die u maakt. Deze aftrek, ook wel de aftrek weekenduitgaven genoemd, gaat in 2024 omhoog.

Voorwaarden aftrek

Invalide

U kunt recht op belastingaftrek in de inkomstenbelasting hebben van extra kosten als het gaat om uw ernstig gehandicapte kind, broer of zus. Daarnaast kunt u dat recht ook hebben voor een ernstig gehandicapt persoon voor wie u door de kantonrechter als mentor benoemd bent, of voor wie u tot curator benoemd bent en de persoonlijke belangen behartigt.

Iemand is voor deze aftrekbepaling ernstig gehandicapt, als hij of zij door zijn of haar beperkingen aanspraak maakt op opname in een intramurale Wlz-instelling.

Om voor aftrek van de extra kosten in uw aangifte inkomstenbelasting in aanmerking te komen, moet de hiervoor genoemde ernstig gehandicapte persoon 21 jaar of ouder zijn en meestal in een Wlz-instelling verblijven. U verzorgt deze persoon in het weekend of op andere momenten zoals tijdens vakanties.

Let op! Als de extra kosten vergoed worden door bijvoorbeeld de zorgverzekering, heeft u geen recht op aftrek.

Aftrek haal- en brengkilometers

Voldoet u aan de voorwaarden voor aftrek zoals hiervoor beschreven, dan mag u de kosten voor het brengen en halen van uw huis naar de Wlz-instelling en terug in aftrek brengen. In 2023 kan dit tegen € 0,21 per kilometer. In 2024 mag u de aftrek berekenen tegen € 0,23 per kilometer.

Aftrek voor kosten verblijf

Voor de extra kosten van verblijf bij u in huis gelden vaste bedragen per dag. In 2023 bedraagt dit bedrag € 12 per dag, in 2024 € 13 per dag.

Tip! De dagen waarop u de ernstig gehandicapte persoon haalt en brengt, tellen ook mee als dag van verblijf in uw huis.

Niet alleen weekenddagen

Hoewel de naam van de aftrekpost lijkt aan te geven dat aftrek alleen mogelijk is voor een verblijf tijdens weekenddagen, heeft de Belastingdienst bevestigd dat het woord ‘weekend’ geen formele betekenis heeft. Ook als de ernstig gehandicapte persoon tijdens weekdagen of buiten de vakanties bij u verblijft, kunt u dus recht hebben op de aftrekpost.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvragen subsidie elektrische bedrijfsauto 2024 vertraagd

Ondernemers die een nieuwe elektrische bedrijfsauto aanschaffen, kunnen in 2024 voor de laatste keer in aanmerking komen voor de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Het openstellen van het loket om de SEBA voor 2024 aan te vragen heeft echter vertraging opgelopen.

Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA)

Elektrische auto

Via de SEBA kunnen ondernemers bij aanschaf van een nieuwe elektrische bedrijfsauto subsidie krijgen. Voor kleine ondernemers is dit 12% van de cataloguswaarde of verkoopprijs. Voor middelgrote ondernemingen is het subsidiepercentage 10%, voor grote ondernemers is het subsidiepercentage in 2024 verlaagd van 10 naar 7%.

De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 per bedrijfsauto.

Wachten met aanschaf?

U kunt alleen voor de SEBA in aanmerking komen als u op het moment van aanvragen nog geen definitieve koop- of financial leaseovereenkomst heeft afgesloten.

Tip! De vertraging bij de RVO hoeft de order voor een elektrische bedrijfsauto echter niet in de weg te staan. Zo kunt u wachten met de definitieve order en in de (voorlopige) koopovereenkomst bijvoorbeeld opnemen ‘Order wordt definitief na toekenning aanvraag SEBA’.

Wanneer aanvragen?

Het is nog niet bekend wanneer de SEBA wel aangevraagd kan worden. De RVO verwacht dat dit ongeveer eind maart 2024 zal worden. Bent u geïnteresseerd in de SEBA, laat uw e-mailadres dan achter bij de RVO. De RVO geeft u dan een seintje zodra de SEBA weer aangevraagd kan worden.

Let op! De subsidiepot voor 2023 is leeg. Aanvragen van de SEBA voor 2023 kan dus niet meer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Knelpunten belastingheffing thuiswerkende buitenlandse werknemer

Voor de knelpunten van de belastingheffing van thuiswerkende buitenlandse werknemers zijn helaas nog geen nadere afspraken gemaakt. Wel vindt hierover nog steeds overleg plaats tussen verschillende landen.

Salary split

Vlaggen

Voor het verdelen van de belastingen tussen verschillende landen zijn afspraken vastgelegd in zogenaamde bilaterale belastingverdragen. Bij thuiswerken betekent dit grofweg dat als een in het buitenland wonende werknemer thuiswerkt voor een Nederlandse werkgever, voor het thuiswerkdeel belasting betaald moet worden in het buitenland. Het salaris moet dan gesplitst worden in een deel dat in Nederland verdiend wordt en een deel dat in het woonland verdiend wordt. Dit wordt ook wel salary split genoemd.

Administratieve lasten en onzekerheid netto-inkomen

Deze salary split betekent een toename van de administratieve lasten. Zo moet in twee landen aangifte gedaan worden en moet er een administratie komen van de thuiswerkdagen. Bovendien kan het splitsen van het salaris en belasten in twee landen leiden tot onzekerheid over de gevolgen voor het netto-inkomen.

Oplossing

Nederland wil als (gedeeltelijke) oplossing van de problemen bij thuiswerken een drempelregeling voor thuiswerkende grenswerkers opnemen in de belastingverdragen. Bijvoorbeeld door het vaststellen van een maximum aantal dagen dat een werknemer buiten Nederland thuis kan werken zonder dat de belastingheffing verschuift naar buiten Nederland.

België

Met België heeft Nederland het afgelopen jaar onderhandeld over zo’n drempelregeling in een belastingverdrag met België. Dit heeft helaas nog niet geleid tot een concrete wijziging van het belastingverdrag. De onderhandelingen hierover worden binnenkort voortgezet.

Duitsland

Ook met Duitsland vinden nog onderhandelingen plaats. Het lijkt erop dat met Duitsland op korte termijn alleen een drempelregeling mogelijk is met een lage dagendrempel. Het streven is om de onderhandelingen hierover in de eerste helft van 2024 af te ronden.

Let op! Ook in internationaal verband (EU en OESO) wordt gesproken over mogelijke oplossingen. Er is nog geen duidelijkheid of dit op korte termijn tot concrete afspraken leidt. De staatssecretaris informeert de Tweede en Eerste Kamer als er nieuwe ontwikkelingen zijn.

Sociale zekerheid

Vanaf 1 juli 2023 is op basis van de EU Kaderovereenkomst wel al meer duidelijkheid gekomen voor de sociale zekerheid. Kort samengevat betekent dit dat de van toepassing zijnde socialezekerheidswetgeving niet wijzigt zolang een werknemer tot maximaal 50% van de totale arbeidstijd in zijn woonland thuiswerkt voor in een ander land gevestigde werkgever.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook in 2024 Tijdelijk Noodfonds Energie

Het Tijdelijk Noodfonds Energie keert ook in 2024 subsidies uit aan personen die gelet op hun inkomen veel geld kwijt zijn aan energiekosten. De tegemoetkoming wordt bovendien verruimd ten opzichte van 2023.

Wanneer tegemoetkoming?

Verwarming

Huishoudens met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum kunnen een tegemoetkoming in de energiekosten krijgen als zij minstens 8% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. Voor huishoudens met een inkomen tot 200% van het sociaal minimum geldt de eis dat zij minstens 10% van hun inkomen kwijt zijn aan energiekosten. 

Let op! Voor wat betreft het inkomen telt ook het vakantiegeld mee, maar blijven eventuele toeslagen buiten aanmerking.

Omvang tegemoetkoming?

Huishoudens die voor de tegemoetkoming in aanmerking komen, krijgen het deel van de energiekosten vergoed dat uitkomt boven de zelf te betalen kosten van 8 respectievelijk 10%. De exacte voorwaarden worden bekendgemaakt bij de heropening van het Noodfonds, naar verwachting in januari 2024.

Vereenvoudiging

Bij het Noodfonds is ook een vereenvoudiging doorgevoerd, zodat het aanvragen van de tegemoetkoming makkelijker wordt en de doorlooptijden afnemen. 

Website

Wie wil weten wanneer het Noodfonds opent, kan op de site van het Tijdelijk Noodfonds Energie  zijn emailadres achterlaten en wordt hierover dan op de hoogte gehouden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lichte stijging griffierecht in 2024

De griffierechten in het bestuursrecht en het civiele recht zullen in de meeste gevallen volgend jaar licht stijgen. Eerder was nog sprake van een mogelijke verlaging van de griffierechten. De verhoging voor 2024 wordt nu beperkt tot 1,83%.

Griffierecht

Geld

Personen of organisaties die naar de rechter stappen, moeten in beginsel bijdragen in de kosten via het griffierecht. Het tarief is afhankelijk van een aantal factoren, bijvoorbeeld of een zaak door een particulier of door een organisatie wordt aangespannen. Zo betaalt een particulier die beroep aantekent bij een gerechtshof inzake een aanslag inkomstenbelasting € 136 griffierecht, terwijl het tarief voor organisaties die bijvoorbeeld beroep aantekenen bij een gerechtshof inzake omzetbelasting hiervoor € 548 aan griffierecht kwijt zijn.

Geen verlaging griffierecht

In het coalitieakkoord bestond nog het voornemen het griffierecht met 25% te verlagen. Een deel van de hiervoor bedoelde middelen wordt echter aan andere doelen besteed, zodat van een verlaging geen sprake meer is. In plaats daarvan worden de meeste tarieven met 1,83% verhoogd. 

Afzien van indexering

In een brief aan de Tweede Kamer spreekt  minister Weerwind desalniettemin van een verlaging van de griffierechten. Die zouden normaal gesproken namelijk per 2023 en 2024 met in totaal 15,33% worden geïndexeerd. Dit wordt nu dus beperkt tot 1,83%.

Uitzonderingen

Civielrechtelijke vorderingen en verzoeken met een waarde van meer dan € 100.000 en griffierechten in zaken bij de Netherlands Commercial Court worden van de gematigde verhoging uitgezonderd. Deze tarieven worden wel met 15,33% verhoogd. In deze zaken speelt het griffierecht een minder belangrijke rol, zodat de minister het verantwoord vindt voor deze griffierechten de normale indexering toe te passen. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Karaokecabine 21% btw, maar escaperoom 9% btw

Een rechter oordeelde dat de toegang tot een karaokecabine belast is met 21% btw. Dat de toegang tot een escaperoom belast kan zijn tegen 9% btw, maakt dat niet anders volgens de rechter.

Vermaak en dagrecreatie

Geld

Toegang tot een voorziening die primair en permanent is ingericht voor vermaak en dagrecreatie is belast met 9% btw. Er moet dan wel sprake zijn van een attractiepark, speeltuin of siertuin of een voorziening die hier wat inrichting betreft mee vergelijkbaar is.

Om het 9% lage btw-tarief te kunnen toepassen moet dus in ieder geval sprake zijn van een ruimte die primair en ook permanent voor vermaak en dagrecreatie bedoeld is. Daarnaast blijft de vraag staan wat verstaan wordt onder een attractiepark, speeltuin of siertuin of een voorziening die hier wat inrichting betreft mee vergelijkbaar is.

Escaperoom

Bij een escaperoom betalen mensen een toegangsprijs om binnen een bepaalde tijd daaruit te ontsnappen door het maken van puzzels en het doen van opdrachten. De Belastingdienst is van mening dat de toegangsprijs tot een escaperoom belast is met 9% btw als de escaperoom een ruimte is die primair en permanent ingericht is voor vermaak en dagrecreatie. Volgens de Belastingdienst maakt het daarbij niet uit dat de ruimte slechts voor een bepaalde tijdsduur (meestal één uur) aan de deelnemer ter beschikking staat.

Filmruimte voor VR-bril

Ook de toegangsprijs tot een ruimte waarin met een VR-bril een film bekeken kan worden, kan belast zijn met 9% btw. Dat is naar het oordeel van de Belastingdienst het geval als de filmruimte primair en permanent is ingericht voor vermaak en dagrecreatie. Ook hier maakt het niet uit dat de ruimte slechts voor een bepaalde tijdsduur aan de filmkijker ter beschikking staat.

Karaokecabine

Een rechter oordeelde dat voor de toegangsprijs tot een karaokecabine geen 9, maar 21% btw geldt. Een onderneming vond haar karaokecabines vergelijkbaar met een escaperoom en een filmruimte voor een VR-bril en wilde daarom op de toegangsprijs voor de karaokecabines ook 9% btw toepassen.

De rechter oordeelde echter anders en vond dat de onderneming 21% btw moest berekenen, onder meer omdat geen sprake was van dagrecreatie, maar van avond- en nachtrecreatie. Verder vond de rechter dat de karaokecabines qua inrichting weinig gelijkenis vertoonde met een attractiepark, speeltuin of siertuin. Daarnaast was naar het oordeel van de rechter geen sprake van het verlenen van toegang door de onderneming omdat niet de onderneming, maar degene die de karaokecabine boekte, bepaalde wie er in de cabine werd toegelaten.

Het beroep van de onderneming op het vertrouwensbeginsel omdat een escaperoom of een filmruimte met VR-bril wel 9% btw kunnen toepassen, werd door de rechter ook verworpen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

In 2024 meer geld beschikbaar voor ISDE

Er wordt in 2024 € 40 miljoen meer subsidie uitgetrokken voor de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE). Het budget komt hiermee op € 600 miljoen. De ISDE, bedoeld voor verduurzaming van woningen en kantoren, is voor 2024 op een aantal punten veranderd.

ISDE-regeling

Zonnepanelen

De ISDE-subsidie is een subsidie voor eigenaren van een koopwoning die als hoofdverblijf dient. Via de ISDE kan subsidie verkregen worden voor isolatiemaatregelen, (hybride) warmtepompen, zonneboilers, elektrische kookvoorzieningen en aansluitingen op een warmtenet. Bedrijven kunnen subsidie krijgen voor een warmtepomp, zonneboiler en kleine windmolens.

Wijzigingen per 2024

De ISDE is onder andere voor monumentenwoningen toegankelijker gemaakt. Zo kan de subsidie ook gebruikt worden voor achterzetbeglazing, bijvoorbeeld voor glas-in-loodramen. Ook komt er extra subsidie beschikbaar voor biologisch isolatiemateriaal. Verder komt er voor zonneboilers minder subsidie beschikbaar en is de subsidie voor zonnepanelen voor bedrijven afgeschaft.

Tip! Bedrijven kunnen de ISDE-subsidie op zonnepanelen voor het jaar 2023 nog aanvragen. Er is namelijk nog subsidie beschikbaar.

Aanvragen ISDE

U vraagt de ISDE digitaal aan bij RVO.nl. Bedrijven hebben hiervoor eHerkenning nodig. Kijk hier voor meer informatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

UWV moet dagloon voor WIA -uitkering verhogen na uitspraak CRvB

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in een dagloonzaak getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Als gevolg hiervan zijn de dwingendrechtelijke regels van het Dagloonbesluit Werknemersverzekeringen buiten toepassing gelaten. Dit is opmerkelijk, omdat tot dusverre de CRvB een strikte leer hanteerde.

Wat was de situatie?

Strategie

Het ging in de aan de CRvB voorgelegde zaak om een vrouw die als accountant werkzaam was en wegens ziekte uitviel.  Ze werd in 2017 ziek op het moment dat ze een uitkering ontving op grond van de WW. Het UWV kende haar daarna een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe op grond van de Wet WIA. Het ging in casu om een IVA-uitkering omdat ze volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd bevonden. 

Dagloon viel lager uit

Het UWV stelde het dagloon van de vrouw vast op basis van de dwingendrechtelijke regels als neergelegd in het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Daarvoor wordt altijd gekeken naar het refertejaar, het jaar voorafgaande aan de eerste ziektedag. Dit had tot gevolg dat er één maand WW-uitkering niet meetelde, omdat deze wordt uitbetaald in de maand volgend op de maand waarop de WW-uitkering betrekking heeft. Dit betekende dat het dagloon werd berekend over elf  in plaats van twaalf maanden, waardoor de IVA-uitkering lager uitviel. Het Dagloonbesluit Werknemersverzekering is van dwingend recht, wat betekent dat afwijking niet mogelijk is. De werkneemster vond dat deze toepassing in haar geval onevenredig uitpakte en vroeg om maatwerk. 

Centrale Raad wijzigt vaste jurisprudentie

De CRvB die tot dusverre heel strikt in de leer was en afwijking van de dagloonregels niet toestond, is nu om en heeft haar verzoek gehonoreerd. Het dagloon in deze zaak vormt geen redelijke afspiegeling van het loon in de referteperiode van twaalf maanden voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid, aldus de CRvB. De CRvB heeft in zijn oordeel het gewijzigde politieke standpunt van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in dit soort gevallen van groot belang geacht. De minister wil namelijk de wetgeving op dit punt aanpassen, omdat werknemers als gevolg van de vertraagde uitbetaling van de WW-uitkering een loonloze periode hebben waardoor hun dagloon lager uitvalt.

Uitkomst

Het UWV moet op basis van deze uitspraak een nieuwe berekening maken en het loon over de maand WW-uitkering daarin meenemen.

Let op! Deze casus kan gevolgen hebben voor vergelijkbare gevallen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Eerste Kamer voor grootste deel akkoord met Belastingplan 2024

Ook de Eerste Kamer heeft voor het grootste gedeelte ingestemd met de belastingwijzigingen voor 2024, die onder andere zijn opgenomen in het Belastingplan 2024. De Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit is echter verworpen. Hiernaast is ook een aantal moties aangenomen.

Ook akkoord met wijzigingen Tweede Kamer

Binnenhof

Door akkoord te gaan gaf de Eerste Kamer ook goedkeuring aan de wijzigingen die eerder door de Tweede Kamer waren aangebracht. Dit betreft onder meer de verhoging van de tweede belastingschijf van box 2 van 31 naar 33% en de verhoging van het belastingtarief van box 3 van 32 naar 36%.

Moties

De Eerste Kamer nam ook een aantal moties aan. Een ervan is erop gericht om voorstellen tot belastingwijzigingen voortaan eerder in te dienen en daarbij de inflatiecorrectie volledig toe te passen. In een andere motie wordt gevraagd het effect van de verhoging van de tarieven van box 2 en box 3 mee te nemen in het Belastingplan 2025, daarbij het evenwicht tussen de dga en de IB-ondernemer te herstellen en ook rekening te houden met de ondernemersrisico’s. 

Alcohol- en suikervrije dranken

De Eerste Kamer nam ook twee moties aan met betrekking tot alcoholvrije respectievelijk suikervrije dranken. In de moties wordt verzocht de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken uit te stellen tot 1 januari 2025. In de andere motie wordt zo mogelijk al per 1 januari 2024 een nultarief in de verbruiksbelastingen bepleit voor dranken zonder toegevoegde suikers. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoe wordt privégebruik van ander vervoer dan auto of fiets belast?

Gebruikt uw werknemer een door u ter beschikking gestelde auto, fiets of ander vervoermiddel ook privé, dan vormt dit privégebruik belast loon. Voor de belastingheffing over dit loon gelden voor de auto, fiets of een ander vervoermiddel niet dezelfde regels. Hoe zit het met het privégebruik van een ‘ander vervoermiddel’?

Ander vervoermiddel

Euro

Bij een ander vervoermiddel moet u denken aan een motor, bromfiets of scooter. Gebruikt uw werknemer zo’n vervoermiddel ook privé, dan vormt de waarde in het economische verkeer van dit privégebruik belast loon voor de werknemer.

Berekening waarde in het economische verkeer

De vraag is hoe u deze waarde in het economische verkeer van het privégebruik kunt berekenen. Hiervoor moet u een aantal dingen weten, namelijk:

  • Hoe hoog zijn de totale kosten van het vervoermiddel in een jaar? De totale kosten bestaan uit kosten van brandstof, onderhoud, reparatie, motorrijtuigenbelasting en verzekering, verhoogd met de afschrijving van het vervoermiddel.
  • Hoeveel kilometer is er in totaal met het vervoermiddel in een jaar gereden?
  • Hoeveel privékilometers reed de werknemer met het vervoermiddel in het jaar?

Met deze gegevens kunt u de kilometerprijs van het vervoermiddel en de waarde in het economische verkeer van het privégebruik bepalen.

Tip! Voor het berekenen van het aantal privékilometers kunt u een rittenregistratie bijhouden.

Voorbeeld berekening

Een werknemer rijdt met een door u ter beschikking gestelde bromfiets totaal 5.000 km in een jaar. De totale kosten van de bromfiets in dat jaar bedragen € 1.500. Het aantal privékilometers in het jaar bedraagt 600. De kilometerprijs van de bromfiets is dan € 0,30 (€ 1.500 / 5.000 km). De waarde in het economische verkeer van het privégebruik bedraagt vervolgens € 180 (600 km x € 0,30). Het te belasten loon in verband met het privégebruik bedraagt dan dus € 180.

Betaalt de werknemer vanuit zijn nettoloon een eigen bijdrage voor het privégebruik van bijvoorbeeld € 100 per jaar, dan kunt u dit bedrag op het hiervoor berekende loon in mindering brengen. In het voorbeeld bedraagt het loon dat u voor de werknemer belast voor het privégebruik dan € 80 (€ 180 waarde in het economische verkeer – € 100 eigen bijdrage).

Let op! Door de aftrek van de eigen bijdrage kan het te belasten loon nooit lager dan nul worden.

Individueel loon of eindheffingsloon?

De € 80 loon uit het voorbeeld kunt u individueel belasten bij de werknemer. De werknemer betaalt dan de belasting. Als dit gebruikelijk is, kunt u er echter ook voor kiezen om dit aan te wijzen als eindheffingsloon ten laste van uw vrije ruimte. Als u nog ruimte heeft in uw vrije ruimte, dan is dit onbelast, anders betaalt u hierover 80% eindheffing.

Privékilometers

Niet alle kilometers zijn privé. Zo zijn de kilometers die uw werknemer maakt voor woon-werkverkeer voor de loonbelasting niet privé, maar zakelijk. Dit geldt ook voor de kilometers die uw werknemer overdag maakt tussen het woon- en het werkadres (bijvoorbeeld om thuis iets op te halen of thuis te lunchen).

Let op! Rijdt uw werknemer met een omweg, als hij naar zijn werk of naar huis rijdt, bijvoorbeeld om boodschappen voor privé te doen? Dan zijn de extra kilometers van het omrijden wel privé.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer uw parkeerapp!

Digitale hulpmiddelen zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Ook bij het betalen van parkeerbelasting wordt tegenwoordig vaak gebruikgemaakt van een digitaal hulpmiddel in de vorm van een parkeerapp. Dit gebruik is echter niet zonder risico, zo leert ons een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam.

Parkeerbelasting

Navigatie

In veel steden mag u tegenwoordig alleen nog maar tegen betaling parkeren. Deze zogenaamde parkeerbelasting kunt u vaak ook digitaal betalen, via een parkeerapp. De app registreert waar u staat geparkeerd en geeft aan tegen welk tarief u in de betreffende zone kunt parkeren. Door de app te starten, betaalt u achteraf digitaal de rekening. Wanneer u weer vertrekt, kunt u aangeven dat u de parkeeractie eindigt en stopt de app met het in rekening brengen van parkeerbelasting.

Foute zone

Onlangs kwam in bovengenoemde zaak de vraag aan de orde voor wiens rekening een fout in de parkeerapp komt. Een automobilist had de verschuldigde parkeerbelasting via zijn parkeerapp betaald, maar daarbij had de app een foute zone geregistreerd. Bij controle bleek dat voor de zone waar geparkeerd was geen parkeerbelasting was betaald, waarna een naheffing parkeerbelasting volgde van € 69,10.

Onderzoeksplicht

De rechtbank vond dat de naheffing terecht was opgelegd. Een parkeerder heeft met betrekking tot te betalen parkeerbelasting nu eenmaal een onderzoeksplicht, wat in dit geval betekende dat de parkeerder had moeten nagaan of de zone waarvoor de app de parkeeractie startte wel de juiste was. De naheffing bleef dan ook in stand.

Geen fout gemeente

De rechtbank overwoog hierbij ook nog dat de fout in de parkeerapp niet door de gemeente was veroorzaakt. In dat geval komen de gevolgen van een dergelijke fout in beginsel namelijk wel voor rekening van de gemeente, zo is door de Hoge Raad in het verleden beslist. In die zaak had de gemeente foutieve informatie verstrekt, zodat via de parkeerapp ook foutief parkeerbelasting in rekening was gebracht.

Tip! Parkeert u met behulp van een parkeerapp, controleer dan altijd of de zone waarvoor parkeerbelasting in rekening wordt gebracht overeen komt met de zone waar u geparkeerd staat. Dit zonenummer staat vermeld op de borden in de straat waar u staat geparkeerd.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Voorlopige percentages box 3-inkomen bekend

De voorlopige percentages die ten grondslag liggen aan de vaststelling van het fictieve rendement van uw vermogen voor de berekening van uw voorlopige belastingaanslag 2024 zijn bekendgemaakt. Ook zijn de cijfers inzake de arbeidskorting en het eigenwoningforfait gepubliceerd.

Box 3: de percentages

Euro

Het box-3-vermogen wordt onderverdeeld in drie categorieën met ieder een eigen fictief forfaitair rendement te weten banktegoeden, schulden en overige bezittingen.

Voor de overige bezittingen, zoals aandelen en een tweede woning, is voor 2024 al een definitief percentage bekend, namelijk 6,04%.

Voor de andere twee categorieën zijn voorlopige percentages vastgesteld om het fictieve rendement voor 2024 te bepalen, te weten:

  • voor banktegoeden 1,03%; 
  • voor schulden 2,47%. 

Bovengenoemde percentages zullen worden toegepast bij het opleggen van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor 2024.

Let op! Voor het opleggen van de definitieve aanslagen wordt uitgegaan van de definitieve percentages. Deze zijn dus voor banktegoeden en schulden nog niet bekend.

Arbeidskorting

De bedragen met betrekking tot de arbeidskorting zijn gebaseerd op de zogenaamde tabelcorrectiefactor en de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. 

  • De tabelcorrectiefactor is vastgesteld op 9,4941%. Deze zou oorspronkelijk 9,9% bedragen, maar is verminderd om geld vrij te maken voor het extra verhogen van de kinderbijslag. 
  • De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen en verschilt dus per belastingplichtige. Het maximum stijgt in 2024 van € 5.052 naar € 5.532.

Eigenwoningforfait

Eigenaren van een woning moeten jaarlijks een bedrag bij het inkomen optellen, het zogenaamde eigenwoningforfait. Dit forfait kan jaarlijks worden aangepast op basis van de gestegen huurprijzen en prijzen van koopwoningen. Voor 2024 leidt dit tot een ongewijzigd forfait van 0,35%.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Zakelijke kilometers 2023 onbelast tegen € 0,23?

De onbelaste vergoeding aan uw werknemer van zakelijke kilometers bedraagt in 2023 nog € 0,21 per kilometer, maar gaat in 2024 omhoog naar € 0,23 per kilometer. In sommige gevallen kunt u zakelijke kilometers die in 2023 zijn gemaakt, in 2024 ook tegen € 0,23 per kilometer onbelast vergoeden.

Uitbetaling in 2024

Auto

U mag € 0,23 per kilometer voor in december 2023 gemaakte zakelijke kilometers onbelast vergoeden , als u deze vergoeding in januari 2024 betaalt aan uw werknemer. Maar let op, er gelden nog meer voorwaarden!

Onvoorwaardelijk recht

Zo moet uw werknemer in 2023 al een onvoorwaardelijk recht op vergoeding van de zakelijke kilometers hebben van minimaal € 0,23 per kilometer. Of er een onvoorwaardelijk recht bestaat, hangt af van de arbeidsrechtelijke afspraken die u in 2023 met uw werknemer maakt.

Standaardmethode van verloning: loon-in

Daarnaast moet u een bepaalde manier van verloning, namelijk de ‘loon-in systematiek’, toepassen. De ‘loon-in systematiek’ betekent dat u het loon aangeeft in aangifte van de maand waarin uw werknemer het loon geniet. Zo geniet uw werknemer de vergoeding van zakelijke kilometers over het jaar 2023 pas in januari 2024, als u deze vergoeding in januari 2024 aan hem betaalt.

Let op! De ‘loon-in systematiek wordt normaal gesproken standaard toegepast. Het kan echter zijn dat in het verleden gekozen is om een andere methode, namelijk de ‘loon-over systematiek’ te gebruiken. Als dat zo is, kunt u niet zomaar weer overstappen op de ‘loon-in systematiek’. Overleg daarom met uw loonadviseur welke systematiek u gebruikt en welke mogelijkheden u heeft. Zo weet u of u mogelijk in januari 2024 € 0,23 per kilometer onbelast kunt uitbetalen aan uw werknemer voor in december 2023 gemaakte zakelijke kilometers.

Andere methode: loon-over

Rekent u betalingen in januari 2024 die betrekking hebben op 2023 toe aan december 2023, dan gebruikt u de ‘loon-over systematiek’. Als u deze methode in het verleden al toepaste, kunt u nu niet zomaar switchen naar de ‘loon-in systematiek’. Als u niet kunt switchen, zijn op een vergoeding in januari 2024 van zakelijke kilometers gemaakt in december 2023 gewoon de regels voor 2023 van toepassing. Dit betekent dat de onbelaste vergoeding dan maximaal € 0,21 cent per kilometer bedraagt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bonus of dertiende maand?

Het einde van het jaar nadert, dus zal ongeveer bekend zijn of u dit jaar binnen de werkkostenregeling nog vrije ruimte overhoudt. Zo ja, dan is het wellicht een optie om die in te zetten voor een leuke bonus. Waar moet u dan op letten?

Werkkostenregeling

Geld

Via de werkkostenregeling, de WKR, kunt u allerlei zaken belastingvrij aan uw personeel vergoeden of verstrekken. Denk bijvoorbeeld aan het kerstpakket. Dit kan tot aan het bedrag van de vrije ruimte. Schiet u daar overheen, dan betaalt u als werkgever 80% belasting over het meerdere.

Vrije ruimte

De ruimte bedraagt dit jaar 3% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. 

Bedraagt uw loonsom bijvoorbeeld € 500.000, dan is de omvang van de vrije ruimte dus € 400.000 x 3% + € 100.000 x 1,18% = € 12.000 + € 1.180 = € 13.180.

Overschot vrije ruimte

Stel dat u via de werkkostenregeling dit jaar al € 10.000 heeft uitgegeven aan belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen. Volgens bovenstaand voorbeeld kunt u dan nog € 3.180 uitgeven, bijvoorbeeld aan bonussen. Zo lang u binnen de nog resterende vrije ruimte van € 3.180 blijft, is deze belastingvrij én betaalt u daar als werkgever ook geen belasting over.

Let op! Deze bonus mag, samen met de andere vergoedingen en verstrekkingen in de vrije ruimte, niet ongebruikelijk hoog zijn. Is het bedrag van vergoedingen en verstrekkingen samen met de bonus niet hoger dan € 2400? Dan zal de Belastingdienst de gebruikelijkheid niet toetsen. Bij hogere bedragen zult u, in een discussie met de Belastingdienst, het tegenbewijs moeten leveren dat 70% van vergelijkbare bedrijven een soortgelijke bonus kennen.

Ook voor dga en partner?

Heeft u een bv waarin u werkt, dan bent u werknemer voor de loonheffing en kunt u dus ook van de vrije ruimte profiteren. Dat geldt ook voor uw partner als hij of zij ook op de loonlijst van uw bv staat. 

Geen ruimte meer in de WKR?

Heeft u geen vrije ruimte meer over, dan betaalt u als werkgever 80% belasting over het bedrag dat u boven uw vrije ruimte uitkeert. U kunt er dan ook voor kiezen om bijvoorbeeld een dertiende maand bruto uit te betalen. Uw werknemer betaalt er dan loonheffing over. Hiervoor hanteert u als werkgever een aparte loonbelastingtabel, de tabel bijzondere beloningen. 

Extra belast?

Ten onrechte wordt vaak gedacht dat hierdoor dit soort beloningen extra belast wordt. Een bijzondere beloning, zoals een 13e maand, bonus of winstuitkering, wordt niet belast tegen een extra hoog tarief. Wel is het zo dat bij het berekenen van de te betalen belasting over dit extra bruto bedrag  geen rekening meer gehouden wordt met heffingskortingen. Die zijn namelijk al verrekend met het normale salaris. Door aftrek van de heffingskortingen betaalt een werknemer over een lager bruto loon belasting, terwijl een extra beloning zoals een bonus in het geheel belast is. Hierdoor betaalt een werknemer meestal meer loonheffing over een bonus of 13e maand in vergelijking met zijn normale salaris.

Let op! Eerder is bepaald dat als u tijdens de coronacrisis uitstel van betaling gekregen voor uw belastingschulden en u deze aflost via een betalingsregeling, u zich als directie zichzelf geen bonus mag geven. Omdat er geen uitsluitsel over is dat dit niet meer geldt, adviseren wij u dit dus ook niet te doen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Beschikking Whk 2024 controleren

De Belastingdienst stuurde vanaf eind november de beschikkingen Werhervattingskas 2024. Controleer deze goed!

Whk

Kantoor

De Werkhervattingskas (Whk) is een werknemersverzekering. Als werkgever moet u hiervoor een premie afdragen. Alle middelgrote en grote werkgevers hebben vanaf eind november de beschikking gedifferentieerde premie Whk 2024 ontvangen.

Controle

Wij raden u aan deze beschikking Whk goed te controleren. Als er fouten in de beschikking zitten, dan heeft dit invloed op de hoogte van het premiepercentage dat u moet toepassen.
Zo kan het zijn dat in de beschikking niet de juiste loonsommen zijn gebruikt. Ook is het goed om te controleren of de uitkeringslasten terecht aan u zijn toegerekend en of de bedragen van de uitkeringslasten kloppen. Was er sprake van een overname van een onderneming, dan is het belangrijk om te controleren of dat goed verwerkt is.

Tip! Uiteraard kunnen onze adviseurs u van dienst zijn bij het controleren van de beschikking Whk. Neem hiervoor contact met ons op. 

Instroomgegevens

Voor het controleren van de uitkeringslasten kan het nodig zijn om bij de Belastingdienst de zogenoemde instroomgegevens op te vragen. 

Let op! Als u wilt dat wij de instroomgegevens voor u opvragen, dan moet u ons daarvoor wel eerst machtigen.

Bezwaar

Klopt de beschikking Whk niet, dan kunt u bezwaar maken. Dit moet wel tijdig gebeuren, namelijk binnen zes weken na dagtekening die op de beschikking staat. Mochten de instroomgegevens dan nog niet van de Belastingdienst ontvangen zijn, dan kunt u ook een voorlopig (pro forma) bezwaarschrift indienen. De motivatie kan dan later, na ontvangst van de instroomgegevens, ingediend worden.

Let op! Een kleine werkgever ontvangt geen beschikking Whk, maar een mededeling gedifferentieerde premie Whk. Deze mededelingen bevatten vaste percentages waar geen bezwaar tegen mogelijk is.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Landbouwnormen eigen gebruik en privégebruik 2023 bekend

De Belastingdienst heeft de landbouwnormen voor de onttrekkingen voor eigen gebruik bekendgemaakt. Ook is bekendgemaakt hoe het privégebruik voor het jaar 2023 berekend moet worden met betrekking tot de kosten van energie, water en hobbydieren.

Eigen gebruik

Agrarisch

Bij de normen voor eigen gebruik moet onder meer gedacht worden aan melk, fruit en kippen. Aangegeven wordt wanneer men moet uitgaan van een gemiddeld gebruik en wanneer men zijn eigen gebruik zelf moet bijhouden. Bij vee dient men uit te gaan van de slachtafrekening.

Eerder bekend

De cijfers zijn nodig voor de laatste btw-aangifte over 2023. Ze zijn daarom eerder bekend dan de rest van de landbouwnormen. Die volgen later.

Energie en water

Het verbruik van energie en water is onder meer afhankelijk van de gezinsgrootte. Aan de hand van richtbedragen kan men dan zelf berekenen wat de waarde van het privégebruik in de individuele situatie is.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Reminder: dien uiterlijk 20 december aanvraag WBSO in

Werkgevers die vanaf 1 januari 2024 gebruik willen maken van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), moeten hun aanvraag uiterlijk 20 december 2023 in dienen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland.

eHerkenning noodzakelijk

Industrie

Aanvragen bij RVO.nl kan alleen digitaal, waarbij u gebruik dient te maken van eHerkenning op minstens niveau 3 (eH3).

WBSO

De WBSO is een fiscale faciliteit voor bedrijven met innovatieve activiteiten. Werkgevers kunnen via de WBSO een tegemoetkoming krijgen in de loonkosten van het personeel dat speur- en ontwikkelingswerkzaamheden verricht. Daarnaast is er via de WBSO een tegemoetkoming voor de hiermee verband houdende overige kosten.  

Omvang tegemoetkoming

De tegemoetkoming bedraagt 32% van de loonkosten tot € 350.000. Over het meerdere bedraagt de tegemoetkoming 16%. Starters hebben recht op een verhoogde tegemoetkoming van 40% over de loonkosten tot € 350.000. Over het eventuele meerdere van de loonkosten is de tegemoetkoming voor starters ook 16%. De percentages zijn voor 2024 ten opzichte van 2023 niet gewijzigd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitkering levensverzekering valt buiten de nalatenschap

De Hoge Raad heeft beslist dat een uitkering uit een levensverzekering geen onderdeel uitmaakt van de nalatenschap. Wat was er aan de hand en wat was het gevolg voor de erfenis van de (stief)kinderen van de overledene?

Levensverzekering

Huwelijk

Het betreft een zaak waarbij de erflater is overleden. Hij was getrouwd en was samen met zijn echtgenote eigenaar van een koopwoning. Naar aanleiding van zijn overlijden, heeft de echtgenote een uitkering ontvangen van een levensverzekering van € 400.000. Die uitkering was gekoppeld aan de hypothecaire schuld om deze daarmee af te lossen. Dit bedrag is door de echtgenote daar ook voor gebruikt. 

Testament

In dit geval had de erflater in zijn testament de wettelijke verdeling van toepassing verklaard, waarbij hij zijn eigen kinderen en zijn stiefkinderen tot erfgenaam benoemt. Volgens het testament ontving de echtgenote 1% van de nalatenschap en de (stief)kinderen samen 99%.

Wettelijke verdeling

De wettelijke verdeling houdt in dat de echtgenoot van de erflater de goederen van de nalatenschap verkrijgt en dat de voldoening van de schulden van de nalatenschap voor rekening komt van de echtgenoot. De kinderen van de erflater verkrijgen een geldvordering op de echtgenoot. 

Omvang geldvorderingen

Over de omvang van de vorderingen van de (stief)kinderen werden partijen het niet eens. 
In de procedure bij de rechtbank, werd geoordeeld dat de uitkering van de levensverzekering helemaal aan (stief)moeder toekomt. De kinderen hadden ieder recht op € 4.450. 

Volgens de (stief)kinderen moest echter ook met de helft van de uitkering van € 400.000 rekening worden gehouden bij het vaststellen van de omvang van hun geldvorderingen op hun (stief)moeder.

De (stief)kinderen gingen in beroep, en het Gerechtshof gaf hen gelijk. Het Gerechtshof oordeelde dat de uitkering van de levensverzekering wel onderdeel uitmaakt van de gemeenschap van goederen en dat daarom de helft daarvan moet worden meegenomen bij het vaststellen van de geldvorderingen van de (stief)kinderen. Het Gerechtshof vond het van belang dat de verzekering was afgesloten om de hypotheekschuld bij overlijden af te lossen en dat dat ook was gebeurd. Het Gerechtshof verhoogde het saldo van de nalatenschap met de helft van de uitkering, dus met € 200.000. De (stief)kinderen hadden daardoor recht op € 59.454,20 per persoon.

De (stief)moeder stelde vervolgens cassatie in, en met succes. Volgens de Hoge Raad maakt het niet uit dat de uitkering van de levensverzekering is gebruikt om de hypotheekschuld af te lossen. De (stief)moeder was de begunstigde van de levensverzekering en de uitkering komt daarom aan haar toe. Het is onderdeel van haar privévermogen, valt niet in de nalatenschap en is dus ook niet van invloed op de omvang van de geldvorderingen van de (stief)kinderen. 

Hoe nu verder?

De zaak is nu verwezen naar een ander Gerechtshof voor de verdere behandeling en beslissing. Het Gerechtshof zal de vorderingen van de kinderen vaststellen, zonder rekening te houden met de uitkering. Die uitkering is en blijft van de (stief)moeder.  

Posted in Niet gecategoriseerd

Nog steeds vertraging bij deblokkeren G-rekening

De Belastingdienst meldt dat het deblokkeren van een G-rekening nog steeds ongeveer twintig werkdagen duurt. Dat is langer dan de gebruikelijke afhandeling in tien werkdagen.

G-rekening

Overheid

Een uitlener van personeel of een onderaannemer beschikt vaak over een G-rekening. Inleners en aannemers kunnen door betaling van het deel van de factuur dat overeenkomt met de loonheffingen en btw op de G-rekening van aansprakelijkheid gevrijwaard worden.

Let op! Voor vrijwaring van aansprakelijkheid gelden nog meer voorwaarden! Laat u daarover goed informeren door onze adviseurs.

Geblokkeerd

Geld dat op een G-rekening staat is geblokkeerd. Dit betekent dat u dit geld alleen kunt gebruiken om loonheffingen en btw te betalen aan de Belastingdienst of om een betaling te doen op een andere G-rekening.

Deblokkeren

Als een inlener of aannemer een hoger bedrag op uw G-rekening stort dan u moet afdragen aan loonheffingen en btw, blijft er een geblokkeerd bedrag staan op uw G-rekening. Als u daarover wilt beschikken, moet u de Belastingdienst verzoeken om dit bedrag te deblokkeren.

Let op! Een verzoek tot deblokkeren doet u met een daarvoor ontwikkeld formulier op de website van de Belastingdienst.

Vertraging in afhandeling van toegewezen verzoeken

De Belastingdienst streeft ernaar om binnen vier weken op uw verzoek om deblokkeren te beslissen. Wijst de Belastingdienst het verzoek (gedeeltelijk of geheel) toe, dan deblokkeert de Belastingdienst het bedrag normaal gesproken binnen tien werkdagen na toewijzing van het verzoek.

Begin juli 2023 meldde de Belastingdienst echter dat deze termijn van tien werkdagen op dat moment niet gehaald werd. Deblokkeren zou, vanwege achterstanden, ongeveer twintig werkdagen na toewijzen van het verzoek duren. Eind november 2023 heeft de Belastingdienst laten weten dat de achterstanden nog steeds niet zijn weggewerkt. Deblokkeren duurt daarom nog steeds ongeveer twintig werkdagen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Eindejaarsborrel veranderen in Nieuwjaarsreceptie?

Nog even en het jaar 2023 zit er weer op. Veel werkgevers vieren dit meestal vóór kerst met een oudjaarsborrel. Even napraten over het afgelopen jaar, zakelijk en privé, en alvast toasten op 2024. Best gezellig, maar wellicht is het te overwegen de oudjaarsborrel te vervangen door een nieuwjaarsreceptie in 2024….

Een kerstborrel op de zaak?

Kerst

Als u uw personeel trakteert op een drankje, houdt u dit natuurlijk het liefst onbelast. Daarom is het aan te bevelen een borrel bij u op de werkplek te houden, want dan is deze voor u en uw personeel belastingvrij. Denk bijvoorbeeld aan uw kantine, vergaderlocatie of magazijn. 

Of juist buiten de deur?

Een borrel buiten de deur is een stuk minder gezellig als de werknemer er belasting over moet betalen omdat deze in principe als loon wordt gezien. U kunt dit voorkomen door de borrel buiten de deur onder te brengen in de werkkostenregeling, de WKR. Voor de werknemer is dit belastingvrij, maar spendeert u in een jaar meer aan vergoedingen en verstrekkingen en terbeschikkingstellingen dan de vrije ruimte, dan betaalt u als werkgever 80% belasting via de eindheffing.

Borrel in 2023 of 2024?

De vrije ruimte bedraagt in 2023 nog 3% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. Volgend jaar, in 2024, wordt de vrije ruimte beperkt tot 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en blijft deze 1,18% over het meerdere. 

De vrije ruimte is in 2023 dus groter.  Heeft u deze echter al volledig benut, dan kunt u de eindejaarsborrel buiten de deur wellicht beter verschuiven en in 2024 een nieuwjaarsreceptie buiten de deur organiseren. Uiteraard moet u ook dat jaar weer opletten dat u de vrije ruimte niet overstijgt.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Vijf aandachtspunten voor deze decembermaand

Het jaar 2023 zit er weer bijna op en dus doet u er goed aan nog even na te denken over zaken die u onder meer fiscaal nog dit jaar kunt regelen. De belangrijkste zaken op een rij.

Schenk belastingvrij

Sparen

Ook dit jaar kunt u belastingvrij schenken tot een bepaald vrijgesteld bedrag. De vrijstelling voor uw kinderen bedraagt voor 2023 € 6.035, voor uw kleinkinderen is dat € 2.418. Dit laatste bedrag geldt ook voor schenkingen aan derden, zoals een vriend of neef. 
Een bijkomend voordeel voor u is dat het bedrag van de schenking niet meer meetelt in box 3 op 1 januari 2024 en dat dit u wellicht nog een belastingbesparing oplevert.

Benut de vrije ruimte maximaal

Via de werkkostenregeling (WKR) kunt u uw personeel zaken onbelast vergoeden en verstrekken. De vrije ruimte bedraagt dit jaar 3% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. Benut deze vrije ruimte in de WKR maximaal als u iets extra’s voor uw werknemers wilt doen. Bedenk dat de vrije ruimte volgend jaar een stuk minder is, namelijk over de eerste € 400.000 van uw loonsom nog slechts 1,92%. De vrije ruimte over het meerdere blijft ook in 2024 1,18%. U mag een restant van uw vrije ruimte van 2023 niet meenemen naar 2024. 

Koop een lijfrente en betaal op tijd!

Heeft u een pensioentekort, dan kunt u een lijfrente kopen en deze in aftrek brengen op uw inkomen. De mogelijkheden hiertoe zijn dit jaar sterk verruimd als gevolg van de invoering van de nieuwe Pensioenwet. Vereist is wel dat u de lijfrente dan ook nog dit jaar betaald, dus vóór 1 januari 2024. 
Een bijkomend voordeel is dat de betaalde premies uw vermogen verminderen en zodoende wellicht een voordeel opleveren ten aanzien van de te betalen belasting in box 3 in 2024.

Bereid u voor op wijziging minimumloon

Per 1 januari 2024 gaat het minimumloon met 3,75% omhoog. Bovendien wordt het minimumuurloon ingevoerd. Vanaf 2024 bestaat geen wettelijk dag-, week- of maandloon meer. Dit betekent waarschijnlijk een aanpassing in uw salarisadministratie als u minimumloners in dienst heeft. Er moet daarvoor ook nog een en ander worden doorgerekend en aangepast, want het minimumuurloon is gebaseerd op een werkweek van 36 uur. Voor werknemers met een minimumloon die meer dan 36 uur per week werken, gaan de loonkosten daardoor extra omhoog.

Deel dividend uit, of wacht juist nog even!

Het tarief van box 2 gaat in 2024 veranderen. Nu bedraagt het tarief nog 26,9%, vanaf volgend jaar bedraagt het tarief 24,5% over de eerste € 67.000 aan inkomen (bij aanwezigheid van een fiscale partner € 134.000 voor de fiscale partners gezamenlijk) en in ieder geval 31%, maar waarschijnlijk zelfs 33% over het meerdere. Met dit laatste percentage moet de Eerste Kamer nog instemmen, maar het opnemen van fors dividend wordt volgend jaar in ieder geval duurder. U heeft daarom nu nog tijd om na te denken over het uitkeren van dividend: nog in 2023 of wachten tot 2024? Omdat het maatwerk is, adviseren wij u hier graag bij.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe (norm)bedragen loonheffingen en werkkostenregeling 2024 bekend

De Belastingdienst heeft de normbedragen voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling (WKR) en andere bedragen in de loonheffingen – zoals het gebruikelijk loon – voor 2024 bekendgemaakt. De bedragen zijn ten opzichte van 2023 flink verhoogd.

Normbedrag maaltijden

Euro

Voor de waarde van maaltijden in bedrijfskantines (of soortgelijke ruimtes) of tijdens personeelsfeesten op de bedrijfslocatie, geldt een normbedrag. Dit normbedrag stijgt van € 3,55 in 2023 naar € 3,90 per maaltijd in 2024.
Het normbedrag verminderd met een eventuele bijdrage van uw werknemer is loon voor uw werknemer. U kunt er echter ook voor kiezen om dit loon aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte.

Normbedrag huisvesting op de werkplek

Verzorgt u huisvesting op de werkplek, dan kan daar onder voorwaarden een nihilwaardering voor gelden. Als deze nihilwaardering niet van toepassing is en er geen sprake is van een (dienst)woning, kunt u onder voorwaarden voor de waarde van de huisvesting een normbedrag in aanmerking nemen. Dit normbedrag voor huisvesting en inwoning stijgt van € 6,10 per dag in 2023 naar € 6,70 per dag in 2024.

Thuiswerkvergoeding

Voor de extra kosten die verbonden zijn aan thuiswerken, kunt u – onder voorwaarden – een onbelaste vergoeding geven aan uw werknemer. Deze onbelaste vergoeding bedraagt in 2023 nog € 2,15, maar stijgt in 2024 naar € 2,35 per dag.

Reiskostenvergoeding

Al eerder was bekend dat ook de onbelaste reiskostenvergoeding in 2024 omhooggaat. In 2023 kunt u nog € 0,21 per kilometer onbelast vergoeden. In 2024 bedraagt de onbelaste reiskostenvergoeding echter € 0,23 per kilometer.

Gebruikelijk loon

Iedereen die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap en ook werk verricht voor die vennootschap, moet in de loonaangifte een loon opnemen dat ‘gebruikelijk’ is voor dat werk. Hetzelfde geldt voor de partner die werk verricht in de vennootschap. Voor de vaststelling van dit gebruikelijk loon moet ook rekening gehouden worden met een normbedrag. Het normbedrag voor het gebruikelijk loon bedraagt in 2023 nog € 51.000, maar is voor 2024 verhoogd naar € 56.000.

30%-regeling

Voor toepassing van de 30%-regeling geldt een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of nauwelijks op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden is. Een werknemer wordt geacht te voldoen aan de specifieke deskundigheid als de beloning van de werknemer hoger is dan een vastgestelde salarisnorm. Moet het salaris in 2023 nog minimaal € 41.954 bedragen, vanaf 2024 bedraagt de minimale salarisgrens € 46.107.
Voor werknemers die voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs werken bij een onderzoekinstelling en voor werknemers die arts in opleiding tot specialist (AIOS) zijn, geldt geen salarisnorm. Voor werknemers die instromen en jonger zijn dan 30 jaar en hun masterdiploma hebben behaald, geldt voor 2023 een salarisnorm van € 31.891. In 2024 bedraagt die salarisnorm € 35.048.

Vrijwilligersregeling

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk verrichten onder voorwaarden een onbelaste vergoeding geven. Al eerder was bekend dat deze onbelaste vergoeding omhooggaat van € 1.900 per jaar in 2023 naar € 2.100 per jaar in 2024. De aan de vrijwilligersvergoeding verbonden maandvergoedingen en uurvergoedingen zijn nu ook bekendgemaakt. De maximale maandvergoeding gaat omhoog van € 190 in 2023 naar € 210 in 2024. De maximum uurvergoeding gaat voor vrijwilligers van 21 jaar en ouder omhoog van € 5,00 in 2023 naar € 5,50 in 2024. Voor vrijwilligers jonger dan 21 jaar bedraagt deze maximum uurvergoeding in 2023 nog € 2,75 en in 2024 € 3,25.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Afschaffing loonkostenvoordeel oudere werknemer in stappen vanaf 2025

Als u een oudere werknemer aanneemt die een uitkering ontvangt, kunt u recht hebben op een tegemoetkoming: het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers. Deze tegemoetkoming wordt vanaf 2025 in stappen afgeschaft.

Voorwaarden loonkostenvoordeel oudere werknemer

Agenda

U kunt in aanmerking komen voor het loonkostenvoordeel oudere werknemers (LKV oudere werknemers) als u een werknemer in dienst neemt die 56 jaar of ouder is, maar nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt. Deze werknemer moet uit een uitkeringssituatie (bijvoorbeeld WW of WIA) komen en mag de afgelopen zes maanden niet bij u gewerkt hebben. Verder mag u voor deze werknemer niet eerder al het LVK oudere werknemers ontvangen hebben. Op de website van het UWV vindt u alle voorwaarden.

Let op! U moet ook over een doelgroepverklaring beschikken voor de werknemer. Deze kan de werknemer aanvragen bij het UWV of bij een bijstandsuitkering bij de gemeente. De doelgroepverklaring moet binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking zijn aangevraagd.

Hoogte loonkostenvoordeel oudere werknemer

Als u aan alle voorwaarden voldoet, krijgt u voor de werknemer maximaal drie jaar een loonkostenvoordeel van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per kalenderjaar.

Let op! Het LKV ontvangt u door in de aangifte loonheffingen de indicatie voor het LKV op ‘ja’ te zetten. De uitkering van het LKV volgt altijd pas in de tweede helft van het volgende jaar. Heeft u dus in 2023 recht op het LKV, dan ontvangt u dat pas in de tweede helft van 2024.

Stapsgewijze afschaffing

Het LKV oudere werknemers wordt vanaf 2025 in stappen afgeschaft. Hoe deze stappen verlopen, is afhankelijk van het moment waarop voor het eerst recht bestaat op het LKV.

  • Is de dienstbetrekking waarvoor recht bestaat op het LKV oudere werknemers gestart vóór 1 januari 2024, dan blijft gewoon drie jaar lang recht bestaan op € 3,05 per verloond uur. In deze situatie kan dus, als de drie jaar nog niet verstreken zijn, ook in 2026 nog recht bestaan op het LKV.
  • Start de dienstbetrekking waarvoor recht bestaat op het LKV oudere werknemer vanaf 1 januari 2024, dan bestaat in 2024 recht op € 3,05 per verloond uur en in 2025 op € 1,35 per verloond uur. Vanaf 2026 bestaat dan geen recht meer op het LKV oudere werknemer.

Tip! Bent u bezig om een oudere werknemer aan te nemen, dan heeft u dus recht op meer LKV oudere werknemer als u de dienstbetrekking nog dit jaar start in plaats van in 2024.

Tip! Start de dienstbetrekking in 2024 of later, ga dan na of u voor de werknemer misschien ook recht heeft op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Dit LKV wordt namelijk niet afgeschaft en bedraagt ook € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000. Als u een beroep op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer kan doen, wordt u niet geraakt door de afbouw van het LKV oudere werknemer.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Dga-taks lenen bij vennootschap (Wet excessief lenen)

Op 1 januari 2023 is de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap in werking getreden. Deze wet regelt grofweg dat de dga die te veel heeft geleend bij de eigen bv, hierover belasting betaalt. Er geldt in 2023 een drempel van € 700.000, vanaf 2024 bedraagt de drempel hoogstwaarschijnlijk € 500.000. Voor toepassing van deze drempel kan meer meetellen dan alleen een lening aan de dga. Verder zijn ook uitzonderingen op de regel mogelijk. Het eerste meetmoment is 31 december 2023. U heeft daarom nog maar even om te beoordelen wat de wet voor uw situatie betekent en of u nog actie kunt/moet ondernemen.

Voor wie geldt de nieuwe wet?

Euro

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap kan van toepassing zijn op iedereen:

  • die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een of meer vennootschap(pen), én
  • die schulden heeft aan die vennootschap(pen) en/of waarvan de partner of zogenaamde verbonden personen of hun partners schulden hebben aan die vennootschap(pen).

Grofweg heeft iemand een aanmerkelijk belang als diegene:

  • minimaal 5% van de aandelen bezit, en/of
  • het recht heeft om 5% van de aandelen te verwerven, en/of
  • instbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst of ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.

Met een directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) wordt doorgaans iemand bedoeld die op grond van voorgaande regels een aanmerkelijk belang heeft. Een dga kan dus geraakt worden door deze wet.

Tip! De regels om te bepalen of iemand een aanmerkelijk belang heeft, kunnen complex zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld ook een aanmerkelijk belang hebben in een vennootschap waarin u niet direct de aandelen bezit, maar wel indirect via een andere vennootschap. U kunt dus een aanmerkelijk belang hebben in meerdere vennootschappen. Overleg met onze adviseurs of in uw situatie sprake is van een aanmerkelijk belang, in welke vennootschappen en hoe de regels in uw geval uitwerken.

Let op! Deze advieswijzer concentreert zich met name op een aanmerkelijk belang in een bv. Een aanmerkelijk belang kan echter ook in andere entiteiten worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan een deelgerechtigheid in een open fonds voor gemene rekening of een lidmaatschapsrecht in een coöperatie of een aandeel in een andere (Nederlandse of buitenlandse) vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Ook in die situaties kan de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap van toepassing zijn.

Schulden hoger dan € 700.000 van dga én partner

Een dga met schulden aan zijn bv die op 31 december 2023 hoger zijn dan € 700.000 kan in 2023 met de gevolgen van de wet te maken krijgen. Het gaat hierbij niet alleen om de schulden van de dga zelf, maar ook om de schulden van de fiscale partner van de dga. Om te beoordelen of de € 700.000 wordt overschreden, worden de schulden van de dga en de fiscale partner bij elkaar opgeteld. Heeft u naast een schuld ook nog een vordering op de bv, dan worden die twee niet gesaldeerd; er wordt dus puur naar de schulden gekeken!

Let op! Heeft u en/of uw fiscale partner een aanmerkelijk belang in meer bv’s, dan moet u de schulden die u en uw fiscale partner hebben aan al die bv’s bij elkaar optellen. Alleen als het totaal op 31 december 2023 niet hoger is dan € 700.000, krijgt u in 2023 niet met de gevolgen van de wet te maken. U kunt dus niet maximaal € 700.000 per bv lenen, maar tezamen met uw fiscale partner maximaal € 700.000 van al uw bv’s tezamen.

Voorbeeld

U heeft een aanmerkelijk belang in bv X en een aanmerkelijk belang in bv Y. U heeft van beide bv’s geld geleend. Bij bv X bedraagt uw schuld op 31 december 2023 € 350.000, bij bv Y € 500.000. Tezamen bedragen uw schulden meer dan € 700.000. Als u niets doet, moet u over 2023 belasting betalen over een bedrag van € 150.000 (€ 850.000 minus € 700.000).
Ook indirecte schulden en andere rechten
Bij het inventariseren van uw schulden moet u letten op alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen. Ook de

indirecte schulden tellen mee.

Let op! Kan de dga en/of zijn fiscale partner alleen een externe financiering krijgen als de bv borg staat? Dan telt deze lening ook mee voor de vraag of de schulden op 31 december 2023 boven de € 700.000 uitkomen. Kan de dga en/of zijn fiscale partner wel een externe financiering krijgen zonder borg, maar zorgt borgstelling door de bv voor betere voorwaarden, dan telt de lening niet mee.

Tip! Overleg met onze adviseurs of in uw situatie mogelijk civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen aanwezig zijn en hoe u om moet gaan met borgstelling door de bv.

Ook schulden van verbonden personen

Hebben uw bloed- of aanverwanten in de rechte lijn schulden aan uw bv, dan moet u deze schulden bij uzelf meetellen voor het deel van hun schulden dat boven de € 700.000 uitkomt.
Bloed- en aanverwanten in de rechte lijn zijn kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen enzovoort en ouder, grootouder en overgrootouders enzovoort van uw en/of uw fiscale partner. 

Voorbeeld

Heeft bijvoorbeeld uw kind € 600.000 geleend van uw bv, dan hoeft u niets mee te tellen. Bedraagt de schuld van uw kind aan uw bv op 31 december 2023 echter € 800.000, dan telt u € 100.000 mee voor de beoordeling of u boven de drempel van € 700.000 komt. Heeft u zelf € 650.000 bij uw bv geleend, dan betekent dit dus dat u over 2023 over € 50.000 belasting moet betalen (€ 650.000 + € 100.000 -/- € 700.000).

Tip! Dit geldt niet als uw bloed- of aanverwant zelf een aanmerkelijk belang heeft in uw bv. Uw bloed- of aanverwant moet dan zelf beoordelen in hoeverre de wet op hem/haar van toepassing is. Voor uw beoordeling telt de schuld van uw bloed- of aanverwant dan niet mee.

Voorbeeld

Heeft uw kind uit het vorige voorbeeld een aanmerkelijk belang in uw bv, dan telt de € 100.000 niet bij u mee. U betaalt dan dus geen belasting. Uw kind moet echter over € 100.000 (€ 800.000 -/- € 700.000) belasting betalen.

Uitzondering voor eigenwoningschulden

Voor eigenwoningschulden geldt een uitzondering. Deze tellen niet mee voor de beoordeling of u op 31 december 2023 schulden heeft aan uw bv(’s) boven € 700.000. Het moet hierbij echter wel gaan om een schuld die voldoet aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting. Bovendien moet een recht van hypotheek verstrekt zijn aan de bv.

Let op! Is geen hypotheek verstrekt, dan telt de lening wel mee. Dat geldt ook als wel hypotheek verstrekt is, maar de lening niet voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. Is wel hypotheek verstrekt, maar is het inschrijvingsbedrag van die hypotheekverstrekking lager dan de lening? Dan telt het deel van de lening boven dit inschrijvingsbedrag ook mee.

Tip! Bestond uw eigenwoningschuld aan de bv op 31 december 2022 al, dan geldt de voorwaarde dat hypotheek verstrekt moet zijn, niet. Deze schulden hoeven dus alleen aan de wettelijke bepalingen te voldoen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting.

Voorbeeld

U heeft op 31 december 2023 een schuld bij uw bv van € 500.000 die u heeft gebruikt voor aanschaf van uw eigen woning. Daarnaast heeft u nog € 500.000 bij uw bv geleend voor andere zaken. De lening voor uw eigen woning voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. U heeft geen hypotheek verstrekt voor deze schuld aan uw bv. Als deze schuld aan de bv op 31 december 2022 al bestond, heeft u geen last van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. De eigenwoningschuld telt namelijk niet mee voor de beoordeling en de andere lening is lager dan € 700.000. Als de schuld na 31 december 2022 is verstrekt, moet u over 2023 over een bedrag van € 300.000 belasting betalen (€ 500.000 + € 500.000 -/- € 700.000).

Tip! De uitzondering voor eigenwoningschulden geldt ook voor schulden van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn. Zijn dit eigenwoningschulden die voldoen aan de hiervoor beschreven voorwaarden, dan tellen deze schulden dus niet bij u mee.

Peildatum 31 december 2023

Op 31 december 2023 wordt voor de eerste keer gepeild of uw schulden hoger zijn dan € 700.000 of niet. Dit uiteraard met inachtneming van alle regels die hiervoor gelden en die we hiervoor (deels) beschreven. Zijn uw schulden op dit moment nog hoger dan € 700.000, dan heeft u dus nu maar korte tijd om in actie komen. Overleg met onze adviseurs wat u eventueel nog kunt doen.

Tip! Voor de beoordeling van de grens van € 700.000 mag u vorderingen die u heeft op uw bv(’s) niet salderen met schulden die u heeft aan uw bv(’s). Mogelijk kan het daarom verstandig zijn om vóór 31 december 2023 deze vorderingen en schulden officieel met elkaar te verrekenen. Overleg daarover met een van onze adviseurs.

Belastingtarief

U bent over het surplus boven de € 700.000 belasting verschuldigd in box 2. Het tarief in box 2 bedraagt in 2023 26,9%. Vanaf 2024 zullen twee tarieven in box 2 van toepassing zijn. Over de eerste € 67.000 aan box 2-inkomen (voor fiscale partner het dubbele bedrag) zal 24,5% zijn verschuldigd, over het meerdere 31% (maar let op, er ligt bij de Eerste Kamer een wetsvoorstel waarin dit tarief verhoogd wordt naar 33%!).

Gevolgen bij latere aflossing schuld

Betaalt u in 2023  over het deel van uw schulden boven de drempel van € 700.000 belasting, dan wordt de drempel van met dit deel van uw schulden verhoogd. Dit voorkomt dat u elk jaar opnieuw over het surplus boven de drempel moet afrekenen. Een latere aflossing op deze schulden leidt dan tot een negatief inkomen in box 2. Dit negatieve inkomen wordt verrekend met andere positieve inkomsten in box 2 in dat jaar of leidt tot een verlies in box 2. Dit verlies kan vervolgens verrekend worden met box 2-inkomen van het voorafgaande jaar of met box 2-inkomen van de zes opvolgende jaren.

Voorbeeld

U heeft een aanmerkelijk belang in een bv en op 31 december 2023 een schuld van € 850.000 aan deze bv. In uw aangifte inkomstenbelasting 2023 bent u hierover 26,9% over € 150.000 (€ 850.000 minus € 700.000) is € 40.350 belasting verschuldigd. Als u in 2024 € 150.000 aflost op de schuld (en er in dat jaar geen ander inkomen uit box 2 is) ontstaat een verlies in box 2 van € 150.000. Dit verlies kunt u volledig verrekenen met de winst uit 2023, waardoor de in 2023 betaalde belasting van € 40.350 wordt teruggegeven. Over 2023 zult u het echter wel eerst moeten betalen.

Tip! Wilt u meer weten over de gevolgen van een latere aflossing in uw situatie, bespreek dit dan met onze adviseurs.

Schulden tot € 700.000

Bedragen de schulden minder dan € 700.000, dan kunt u nog steeds een risico lopen op belastingheffing, als de Belastingdienst meent dat sprake is van een verkapte dividenduitkering. De Belastingdienst moet dit wel aannemelijk kunnen maken. Zorg daarom dat uw leningen altijd schriftelijk in een overeenkomst met zakelijke voorwaarden zijn vastgelegd. De bewijspositie van de Belastingdienst wordt dan een stuk lastiger.

Alleen fiscale werking

Als uw bv wordt geconfronteerd met de gevolgen van deze nieuwe wet en dus belasting moet betalen over het surplus boven € 700.000, dan heeft dat alleen fiscale gevolgen. Met andere woorden: de schuld blijft wel gewoon bestaan. U mag de schuld ook in uw aangifte inkomstenbelasting blijven opvoeren.

Verlaging drempel van € 700.000 naar € 500.000

De Tweede Kamer heeft een plan aangenomen om vanaf 2024 de drempel van € 700.000 te verlagen naar € 500.000. Als de Eerste Kamer in december 2023 instemt met dit plan, geldt per 31 december 2024 een drempel van € 500.000.

Tot slot

De Wet excessief lenen kan voor een ongewenste afrekening op 31 december 2023 zorgen. Heeft u, uw partner of met u verbonden personen schulden aan uw bv? Overleg dan met onze adviseurs welke gevolgen de wet voor u kan hebben.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Effect heffingsvrijvermogen en heffingskorting bij navorderen

Als belastingplichtigen te weinig vermogen opgeven bij de Belastingdienst, kan de inspecteur navorderen. Maar hoe dient dan te worden omgegaan met het heffingsvrije vermogen en heffingskortingen? En wat als het vermogen deels betrekking heeft op vermogen in het buitenland?

De Belastingdienst heeft hierover onlangs duidelijkheid verstrekt.

Heffingsvrijvermogen

Euro

Om kleine vermogens buiten de heffing van box 3 te houden, bestaat er een heffingsvrijvermogen. Vermogens tot deze grens, in 2023 € 57.000 (€ 114.00 bij een fiscale partner), worden niet in de heffing betrokken. Ook als te weinig vermogen wordt aangegeven en er wordt nagevorderd, moet met dit heffingsvrije vermogen rekening worden gehouden.

Toerekenen heffingskorting

Belastingplichtigen hebben ook recht op heffingskortingen. Door de heffingskortingen blijft een deel van uw inkomen onbelast. Navorderen heeft in beginsel geen invloed op het recht op heffingskortingen, zo blijkt uit de toelichting van de Belastingdienst.

Voorbeeld 
Stel dat er in een situatie € 20.000 aan binnenlands vermogen is aangegeven. Omdat dit minder is dan het heffingsvrije vermogen, volgt geen aanslag. Na verloop van de binnenlandse navorderingstermijn van vijf jaar, ontdekt de fiscus dat het binnenlandse vermogen € 200.000 bedraagt en het buitenlandse vermogen € 500.000.

Uitwerking 
In de beschreven situatie kan nog over het buitenlandse vermogen worden nagevorderd, omdat hiervoor een navorderingstermijn van twaalf jaar geldt. Hierop moet echter nog gewoon het heffingsvrije vermogen in mindering worden gebracht, voor zover dit meer is dan de aangegeven € 20.000. Bij de navordering moet bovendien nog rekening worden gehouden met de heffingskortingen, voor zover die nog niet in mindering zijn gebracht op het aangegeven inkomen.

Let op! Dit betekent dat het heffingsvrije vermogen en de heffingskortingen niet kunnen worden toegerekend aan het deel van het binnenlands vermogen dat niet is aangegeven. Over dit deel valt namelijk niet meer na te vorderen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toegang tot UBO-register wordt beperkt

Alleen instanties met een wettelijke taak bij het voorkomen en tegengaan van fraude, witwassen en terrorismefinanciering én personen en instanties met een legitiem belang krijgen straks toegang tot het UBO-register. Een voorstel tot wetswijziging hieromtrent is naar de Raad van State gestuurd.

UBO-register

Typen

Voor de meeste organisaties bestaat de plicht om de UBO’s van hun organisatie te registreren in het zogenaamde UBO-register. Die verplichting bestaat bijvoorbeeld voor bv’s, nv’s, stichtingen, verenigingen, cv’s, vof’s en maatschappen. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit kan de eigenaar zijn, maar ook een andere belanghebbende of een persoon die zeggenschap heeft. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Privacy voorop

Via de Kamer van Koophandel konden willekeurige derden tot eind november 2022 informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde, is naar het oordeel van het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom eind november 2022 in eerste instantie besloten om de informatieverstrekkingen uit het UBO-register tijdelijk te stoppen en heeft nu besloten om de wet op dit punt te wijzigen.

Wijzigingen

Voorgesteld wordt om de toegang tot het UBO-register te beperken tot instanties met een wettelijke taak bij het voorkomen en tegengaan van fraude, witwassen en terrorismefinanciering, zoals banken en notarissen. Daarnaast kunnen personen en instanties toegang tot het UBO-register krijgen als zij een legitiem belang hebben, zoals de pers en maatschappelijke organisaties. 

Legitiem belang

Het is nog onduidelijk wat precies onder een ‘legitiem belang’ moet worden verstaan. Dit begrip zal daarom in een besluit nader worden uitgewerkt. Over dit besluit zal eerst een internetconsultatie plaatsvinden, zodat belanghebbenden hierover hun mening kunnen geven.

Let op! Na het advies van de Raad van State moet het voorstel nog worden behandeld in de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Horeca doet een stap terug na sterke inhaalslag

De horeca heeft een sterke inhaalslag laten zien na de coronapandemie en de omzet ligt nog redelijk op niveau. De winsten staan echter onder druk en de verwachting is dat de volumes volgend jaar nauwelijks nog zullen toenemen.

Vooral kleinere ondernemers hebben het daardoor zwaar en bij die ondernemers zien we ook minder investeringen in bijvoorbeeld verduurzaming en digitalisering. Toch liggen er ook kansen en hebben horecaondernemers die nadenken over een duidelijke positionering zeker perspectief. Dit blijkt uit het nieuwe SRA-sectorrapport Horeca. Het rapport vertaalt de financiële cijfers over 2022 op basis van jaarrekeningendata naar trends en verwachtingen voor 2023 en 2024. 

Grotere verschillen binnen de horeca

Horeca

De horeca zag de omzet in 2022 met 39% toenemen en de winstgroei hield gelijke tred (+33,8%), zo blijkt uit de grootschalige cijferanalyse van jaarrekeningen uit de SRA-benchmarkdata, genaamd Branche in Zicht. Dit jaar is de omzet tot nu toe opnieuw gestegen, maar dat komt toch vooral door het inflatie-effect. De winsten staan bij veel horecaondernemers stevig onder druk. Dat blijkt ook uit het feit dat een op de tien bedrijven die in het mkb failliet gaat nu een horecabedrijf is. Dat is meer dan een jaar geleden en ook het aandeel van de horeca in het aantal stoppers is gegroeid. Vooral kleinere ondernemers hebben het financieel zwaar. De stopgolf biedt juist kansen voor de grotere ketenhoreca die nog de middelen heeft om te investeren. De verschillen binnen de horeca zullen dus verder toenemen.

Investeringsklimaat verzwakt

Het investeringsklimaat was voor de horeca als geheel een aantal jaar geleden veel sterker dan nu. Geld is schaarser in de markt en is ook duurder geworden. Tegelijkertijd schieten de kosten omhoog, zijn er achterstallige betalingen en is er veel onzekerheid in de markt. Deze combinatie van factoren betekent een groot risico voor de noodzakelijke investeringen in cruciale thema’s als digitalisering en verduurzaming en daarmee de groei op de lange termijn. In de BiZ-cijfers over 2022 zagen we al dat het percentage horecaondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating < 1%) is teruggevallen van bijna 86 naar 79.

Vooral ten aanzien van verduurzaming hebben veel horecaondernemers financieel gezien concessies gedaan. Dat heeft te maken met krappe middelen, maar ook met negatieve voorbeelden in de markt. Digitalisering en verduurzaming hoeven echter niet veel te kosten en kunnen ook direct geld en een voorsprong op de concurrentie opleveren. Bijvoorbeeld door om te schakelen naar een menukaart met een meer lokaal en seizoensgebonden aanbod. Het is hoe dan ook zaak dat bedrijven erover nadenken en duidelijke keuzes maken met het oog op de toekomst.

Slimme digitalisering

Hoewel de groei in de horeca naar verwachting zal afzwakken, blijft de arbeidsmarkt krap. Slimme digitale oplossingen kunnen bijdragen aan een antwoord. Geautomatiseerde kassasystemen en online reserveren zijn al gangbaar en grote bedrijven experimenteren met robots. Maar er is nog veel meer mogelijk om de efficiëntie te vergroten en het personeel te ontlasten. Denk aan sensoren die de voorraden op peil houden en data-analyse die personeelsplanning op maat mogelijk maakt. Dit soort oplossingen vergt meestal relatief forse investeringen waarvoor schaalgrootte en kennis nodig is. Maar ook met relatief eenvoudige en minder dure technologieën zijn verbeterslagen te maken. 

Gemaksgeneratie biedt kansen

Voor ondernemers die denken in kansen is er de komende tijd in de horeca nog veel te halen. Een voorbeeld is de opkomst van de ‘gemaksgeneratie’. Het aandeel van deze generatie in de totale bestedingen in de horeca is al groot en zal heel snel dominant worden. Deze jongere doelgroepen zoeken snelle en gemakkelijke oplossingen om gezond te eten. Voor de horeca betekent dit dat er een duidelijk onderscheid komt tussen functionele en belevingshoreca. Aan ondernemers de taak om een duidelijke positionering te hebben en na te denken over passende concepten. 

Ook de NoLo-trend (no or low alcohol) kan gunstig zijn voor de horeca. Een alcoholvrij drankje hoeft van de consument niet per se goedkoper te zijn dan een alcoholhoudende drank. Dankzij de lagere btw houdt de ondernemer er dan dus meer aan over. Daarnaast willen steeds meer mensen lokale, gezondere en kleinere producten en porties. Ook dit kan marge-technisch gezien kansen bieden. Als deze trends zich voortzetten – en daar lijkt het op – hebben horecaondernemers die nadenken over een duidelijke positionering zeker perspectief.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Veel volumedruk en stoppers en faillissementen in de detailhandel

Hogere prijzen hebben de detailhandel in 2022 een groei-impuls gegeven, maar de branche bevindt zich nu in een moeilijke periode. De volumes staan onder druk en relatief veel winkeliers stoppen of gaan failliet.

Ook is er per saldo nog maar weinig ruimte om de noodzakelijke investeringen te doen. Toch lijkt in 2024 een voorzichtig herstel te volgen en er zijn kansen om de negatieve onderliggende trends te verzachten of om te buigen. Denk aan meer op diensten gerichte bedrijfsmodellen, of aan goed werkgeverschap. Dit blijkt uit het nieuwe SRA-sectorrapport Detailhandel. Dit rapport vertaalt de financiële cijfers over 2022 op basis van jaarrekeningendata naar trends en verwachtingen voor 2023 en 2024. 

Volumedruk neemt toe, weinig investeringsruimte

Detailhandel

De detailhandel heeft de omzet in 2022 met ruim 6% zien toenemen, zo blijkt uit een grootschalige cijferanalyse van jaarrekeningen uit de SRA-benchmarkdata, genaamd Branche in Zicht (BiZ). Voor dit jaar ligt de waarde van de bestedingen in de branche tot nu toe nog op een behoorlijk niveau. Dat komt echter volledig door de hogere prijzen, want het verkoopvolume neemt af. Daar komt bij dat veel ondernemers kampen met grote voorraadoverschotten en hun coronasteun of uitgestelde belastingen moeten terugbetalen. Hierdoor kunnen steeds meer retailers het hoofd niet meer boven water houden. Het aandeel van de retail in het aantal faillissementen en stoppers in het mkb is nu veruit het grootst van alle branches. 
In de BiZ-cijfers over 2022 zagen we al dat het percentage retailers dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%) is teruggevallen van bijna 86 naar ruim 79. Verder verslechterde het investeringssaldo als percentage van het vermogen in de detailhandel van 3,6 naar 1,8%. Door dit alles staan de innovatie-inspanningen en de ambities op het gebied van vooral verduurzaming en digitalisering onder druk, terwijl hierop juist forse inzet nodig is. 

Nieuwe bedrijfsmodellen bieden kansen

Gelukkig zijn er ook kansen om de negatieve onderliggende trends in de detailhandel te verzachten of om te buigen. De nieuwe werkelijkheid vraagt bijvoorbeeld om klantvriendelijke bedrijfsmodellen die veel meer op renderende diensten zijn gericht. Retailers zullen zich dus moeten afvragen wat de behoeften van hun consumenten zijn en apart geld moeten vragen voor diensten die daar naadloos op aansluiten. Een tweede mogelijkheid zijn abonnementsvormen, om op te schuiven van de ad-hoc-aankopen naar een grotere mate van continuïteit en voorspelbaarheid. Dit levert een betere voorraadbeheersing en dus lagere kosten op en zorgt – mits goed ingevuld – voor klantenbinding. Ook de herstelmarkt wordt steeds belangrijker, wat zelfs in Europese wetgeving wordt vastgelegd. Daarnaast zijn er kansen in tweedehands en nieuwe samenwerkingsvormen en voor ondernemers die een goede balans of verbinding tussen online en fysiek weten te creëren.

Goed werkgeverschap

Om dit soort kansen te grijpen, is niet alleen creativiteit en ondernemerschap, maar ook een nieuw soort medewerker nodig. Medewerkers die oog hebben voor wat er in de markt gebeurt, voor de klanttypen en het koopgedrag van klanten, die de ontwikkelingen kunnen duiden en in staat zijn om dit alles te vertalen naar de eigen propositie. Dit vergt een kwaliteitsimpuls. Die impuls zit hem niet alleen in het aantrekken van hoger geschoolde medewerkers, maar ook in een strategisch personeelsbeleid en goed werkgeverschap. Het is van belang dat de ondernemer het gesprek aangaat met medewerkers. Waar hebben zij behoefte aan? Hoe willen zij zich ontwikkelen? Hoewel de arbeidsmarkt iets minder krap is geworden, is er nog altijd een grote vacaturevraag. Het is dus zaak om als retailer voortdurend in te zetten op aantrekkingskracht voor huidige en toekomstige werknemers. Alleen door dit strategisch in te bedden in de organisatie, kunnen retailers werken aan een duurzame oplossing voor de veranderende personeelsbehoefte.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Moeten kosten naheffing parkeerbelasting betaald als naheffing nihil is?

Op veel plaatsen bent u om te mogen parkeren parkeerbelasting verschuldigd. Betaalt u die niet of te weinig, dan kan dit worden nageheven met bijkomende kosten. Maar kunnen ook alleen de bijkomende kosten in rekening worden gebracht als de naheffing zelf nihil is?

Eerste uur gratis

Auto

Voor het gerechtshof in Den Haag kwam de vraag aan de orde of bijkomende kosten, zoals administratiekosten, ook in rekening kunnen worden gebracht als het bedrag van de naheffing zelf nihil is. In deze zaak had een automobilist zijn auto geparkeerd op een plaats waar het eerste uur parkeren gratis was. De man had echter geen parkeerkaartje achter zijn voorruit gelegd, zodat niet duidelijk was of hij inderdaad niet langer dan een uur geparkeerd had. Een naheffing van nihil volgde, maar wel met € 61 aan kosten.

Bewijslast ligt bij gemeente

Het Hof Den Haag was het hier niet mee eens en vernietigde de naheffing. De bewijslast dat er langer dan een uur geparkeerd was, lag bij de gemeente. Uit de verordening volgde niet dat parkeerders verplicht kunnen worden hun kenteken in te voeren als er geen parkeerbelasting verschuldigd is. Nu niet bewezen was dat er langer dan een uur geparkeerd was, kon geen naheffing worden opgelegd, aldus het Hof.

Geen naheffing, geen kosten

Het Hof voegde hieraan toe dat uit de Gemeentewet voortvloeit dat er alleen kosten in rekening kunnen worden gebracht als er belasting wordt nageheven. Omdat hiervan geen sprake was, moesten ook de kosten komen te vervallen.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt anders

In een vergelijkbare zaak oordeelde de rechtbank Midden-Nederland onlangs anders. Een automobilist had in Almere geparkeerd op een plaats waar ook het eerste uur gratis was. Hij had langer geparkeerd en een naheffing met kosten gehad. Daarbij was parkeerbelasting nageheven over het eerste uur, tegen een tarief van nihil. Er was echter ook € 66,50 aan kosten in rekening gebracht. De rechtbank liet deze kosten in stand en was kennelijk van mening dat ook zonder naheffing bijkomende kosten berekend kunnen worden.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuw beleid inzake kwijtschelding NOW-schuld

Ondernemers die te veel NOW hebben ontvangen, moeten dit na de definitieve vaststelling terugbetalen. Dit levert soms onoverkomelijke problemen op, waarna er wordt verzocht om kwijtschelding. Dit wordt tot nu toe steeds afgewezen.

Onlangs is bekend geworden dat het UWV voor kwijtschelding nieuw beleid hanteert. Wat zijn de voorwaarden?

NOW

Administratie

De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) voorzag werkgevers tijdens de coronacrisis van een subsidie in de loonkosten bij een substantiële omzetdaling. De loonkosten tijdens de subsidieperiode waren bepalend voor de hoogte van de subsidie die werd verstrekt op basis van een voorschot. Bleek achteraf dat het verstrekte voorschot te hoog was geweest, dan moet een ondernemer het te veel ontvangen bedrag terugbetalen.

Aflossen is de regel

Dit terugbetalen van de volledige NOW-schuld kan ineens. Ook kan er met het UWV een betalingsregeling worden afgesproken. In principe hanteert het UWV nog steeds dit beleid.

Wanneer is kwijtschelding mogelijk?

In de praktijk leidt de verplichting tot terugbetalen bij sommige ondernemers tot onoverkomelijke financiële moeilijkheden en wordt er verzocht om kwijtschelding. Dit werd tot nu toe geweigerd, maar het UWV heeft onlangs nieuwe regels inzake kwijtschelding gepubliceerd.

U kunt kwijtschelding aanvragen als u wilt stoppen met uw bedrijf en u al uw schulden in principe wilt terugbetalen. U kunt ook kwijtschelding aanvragen als u zonder schulden uw bedrijf wilt voortzetten.

Het nieuwe beleid kent de volgende voorwaarden:

  1. Afbetalen van al uw schulden, dus niet alleen uw NOW-schulden, betekent voor u het einde van uw bedrijf. U zult uw verzoek duidelijk moeten onderbouwen en hieruit moet blijken dat u nu en in de toekomst uw schulden niet kunt aflossen, ook niet via een betalingsregeling.
  2. Uw totale NOW-schuld is duidelijk. Dit betekent dat u een definitieve berekening heeft aangevraagd over alle periodes waarin u NOW heeft aangevraagd. Heeft u nog niet over alle periodes de definitieve vaststelling ontvangen, geef dan aan hoe u aan uw schatting van uw NOW-schuld komt.
  3. De financieel-economische situatie van uw bedrijf is duidelijk. Onder meer de liquidatie- en reorganisatiewaarde van uw bedrijf moet duidelijk zijn. Tal van financiële stukken ter onderbouwing dient u mee te sturen (zie de site van het UWV voor een compleet overzicht).
  4. Stuur een overzicht van alle schulden en schuldeisers. Geef ook aan wat u hen heeft aangeboden, wie buiten dit aanbod blijft en waarom.
  5. Er is geen sprake van fraude of misbruik.

Contact

U dient uw verzoek om kwijtschelding te sturen naar:
UWV – Uitkeren VFV administratie Leeuwarden
NOW
Postbus 287
8901 BB Leeuwarden

Hulp nodig?

Zit u in een dergelijke situatie en heeft u hulp nodig bij het verzamelen van al uw stukken en het opstellen van uw onderbouwing naar het UWV, neem dan contact op met uw gemeente. Zij weten vaak waar u moet zijn bij hulp in dergelijke situaties.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Kunt u een restant persoonsgebonden aftrek verrekenen?

Als in een jaar uw persoonsgebonden aftrekposten hoger zijn dan uw inkomen, resteert er een bedrag aan persoonsgebonden aftrek dat u in de toekomst in aftrek kunt brengen op uw inkomen. Maar wat nu als u in de jaren erna geen aangifte doet? Hoe lang blijft aftrek dan nog mogelijk?

Persoonsgebonden aftrek

Geld

Persoonsgebonden aftrekposten zijn de kosten van alimentatie, zorgkosten, giften en de kosten van tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten. Deze kosten mag u aftrekken van uw inkomen in box 1. Is dit onvoldoende om de aftrek te verrekenen, dan mag u het overgebleven deel in aftrek brengen op uw inkomen in box 3, daarna op uw inkomen in box 2. 

Restant blijvend aftrekbaar?

Blijft er dan nog een restant aan persoonsgebonden aftrekposten over, dan is dit blijvend aftrekbaar met uw inkomen in komende jaren. Dit betekent tot uw dood. 

Geen aangifte gedaan, wat nu?

Heeft u in enig jaar geen aangifte gedaan en is er geen aanslag opgelegd, dan kunt u het restant verrekenen met uw inkomen in het eerstvolgende jaar waarin u weer een aanslag krijgt opgelegd. Heeft u ten onrechte geen aangifte gedaan, dan kan de inspecteur in sommige gevallen nog een aanslag opleggen of navorderen. Een restant aan persoonsgebonden aftrek dient dan op deze inkomens in aftrek te worden gebracht.

Let op! Het restant aan persoonsgebonden aftrek gaat zelfs na emigratie niet verloren. Wordt iemand opnieuw belastingplichtig door remigratie, dan kan het restant dus nog gewoon in aftrek worden gebracht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kort verblijf van meer personen: toch hogere afvalstoffenheffing

Eenpersoonshuishoudens betalen in de regel minder afvalstoffenheffing aan de gemeente dan meerpersoonshuishoudens. Wordt een pand gedurende het jaar echter slechts maar kort door één persoon bewoond, dan mag al het tarief voor een meerpersoons huishouden worden berekend.

Afvalstoffenheffing

Containers

Voor het beheer van afval kan een gemeente een aanslag afvalstoffenheffing opleggen aan de gebruiker van een pand, waarvoor de gemeente de plicht heeft om afval in te zamelen. Het tarief van de heffing dient in een verordening te worden vastgelegd. Daarbij geldt vaak een lager tarief voor alleenstaanden.

Zoon verlaat woning kort na jaarwisseling

In een zaak die speelde voor het Hof Amsterdam, was een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd aan de eigenaresse van een pand die dit bewoonde met haar zoon. De zoon verliet in een bepaald jaar kort na 1 januari de woning. De eigenaresse van het pand ontving echter toch een aanslag afvalstoffenheffing voor een meerpersoonshuishouden.

Uitvoerbaarheid voorop

De vrouw stapte hierop naar de rechter, die haar in het gelijk stelde. In hoger beroep stelde het gerechtshof Amsterdam de gemeente echter in het gelijk. Volgens het Hof mag een gemeente de uitvoerbaarheid van de heffing voorop stellen. In het verleden was met een wijziging van de gezinssamenstelling in de loop van het jaar namelijk wel rekening gehouden, maar vanwege de uitvoerbaarheid was dit geschrapt. Volgens het Hof heeft een gemeente dit recht, ook omdat de individuele belangen slechts vrij gering zijn. De aanslag bleef dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch NOW ondanks foutieve berekening?

Tijdens de coronacrisis konden werkgevers bij een bepaalde omzetdaling een tegemoetkoming krijgen in de loonkosten, de NOW. De NOW werd eerst verstrekt als voorschot en achteraf definitief vastgesteld. Bij die definitieve vaststelling moet wel een belangenafweging plaatsvinden, aldus de rechtbank Amsterdam.

NOW

Horeca

De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) voorzag werkgevers tijdens de coronacrisis van een subsidie in de loonkosten bij een substantiële omzetdaling. De loonkosten tijdens de subsidieperiode waren bepalend voor de hoogte van de subsidie. Waren de loonkosten op een latere peildatum echter lager, dan werd de subsidie ook verminderd. Op deze manier wilde de overheid voorkomen dat personeel ontslagen zou worden bij een dalende omzet.

Fout administratiekantoor

In bovengenoemde zaak was de loonsom op de peildatum van een horeca-onderneemster foutief vastgesteld door het administratiekantoor dat de loonaangiftes verzorgde. De fout werd na de peildatum hersteld. Toch werd de definitieve NOW-subsidie vastgesteld op basis van de foute loonsom op de peildatum. De ondernemer moest van de meer dan € 9.000 subsidie ruim € 8.000 terugbetalen.

Belangenafweging noodzakelijk

De rechter vindt dit niet terecht en vindt dat er bij het terugvorderen van de subsidie een belangenafweging gemaakt had moeten worden. Daarbij is van belang dat er in strijd met de wet weliswaar te veel subsidie is verstrekt, maar dat in dit geval de wet onevenredig uitpakt. 

Geen fraude

Zo is er geen sprake van fraude, is de loonsom in de subsidieperiode niet gedaald maar gelijk gebleven en is de fout veroorzaakt door een derde. De rechtbank acht het nadeel voor de ondernemer onevenredig en draagt de minister dan ook op opnieuw in deze zaak te beslissen, met inachtneming van de uitspraak.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Lichte daling premies Zvw in 2024, hoger premieloon

De premies voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) dalen in 2024 licht met 0,11%-punt. Dit geldt zowel voor de premies die werkgevers voor hun personeel betalen, als voor de premies die zelfstandigen en dga’s voor zichzelf moeten afdragen.

Percentage daalt

Grafiek

Ondanks een stijging van de premies als gevolg van een toename van de zorguitgaven, komt het percentage van de Zvw-premie uiteindelijk per saldo voor 2024 toch 0,11%-punt lager uit. Dit wordt met name veroorzaakt door een correctie als gevolg van loonstijgingen en een daling van de werkgelegenheid, dit en volgend jaar.

De Zvw-premie voor werknemers komt daardoor voor 2024 uit op 6,57% tegen 6,68% nu. De Zvw-premie voor dga’s en zelfstandigen gaat volgend jaar 5,32% bedragen tegen 5,43% nu.

Hoger premieloon

Het premieloon stijgt volgend jaar van € 66.956 naar € 71.628. De maximum af te dragen Zvw-premie voor werknemers neemt daardoor toe van € 4.473 naar € 4.706. Voor zelfstandigen en dga’s gaat dit maximum van € 3.636 naar € 3.811.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zie ginds komt de fiscus…

Nog even en het is weer sinterklaas. Ook veel werkgevers laten dit kinderfeest niet zomaar voorbij gaan en trakteren hun werknemers dan graag op wat extra’s. Hoe doet u dit fiscaal zo voordelig mogelijk?

Vier het op de werkplek

Sinterklaas

Het is fiscaal voordeliger als u het feest op de werkplek viert. Dat geeft weliswaar wellicht de nodige rommel, maar het feest blijft dan onbelast voor uw personeel. Dat geldt voor het inhuren van sint en piet, maar ook voor de kosten van koffie, thee, speculaas, warme chocolademelk, pepernoten en overige lekkernijen. De werkplek is niet beperkt tot de plaats waar arbeid wordt verricht, maar bijvoorbeeld ook uw magazijn en vergaderzalen behoren ertoe.

Werkkostenregeling

Viert u het feest toch buiten de deur, dan zijn de kosten ervan belast als loon. Dit kunt u voorkomen door deze kosten dan onder te brengen in de werkkostenregeling. Blijft u dit jaar met alle zaken die u vergoedt en verstrekt binnen de zogenaamde vrije ruimte van de WKR, dan betaalt u ook geen belasting. Alleen als u over de vrije ruimte heen schiet, betaalt u 80% belasting over het meerdere.

Let op! De vrije ruimte bedraagt voor 2023 3% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere van uw loonsom.

Cadeaus zijn belast

Geeft u de kids van uw personeel een presentje mee of geeft u uw personeel een boterletter voor thuis, dan is dit wel belast als loon. Voorkom dit door het onder te brengen in de WKR.

Wat doet u met de btw?

De btw op de kosten van het sinterklaasfeest is alleen aftrekbaar als de kosten per werknemer die deelneemt of deel kan nemen, samen met alle andere personeelsvoorzieningen, dit jaar niet meer bedragen dan € 227 excl. btw. U zult dus per deelnemende werknemer bij moeten houden hoeveel u al aan personeelsvoorzieningen aan heeft uitgegeven. Bij overschrijding van de grens van € 227 is alle btw op de personeelsvoorzieningen van deze werknemer niet aftrekbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscaal partnerschap bij relatie met meerdere personen

Naast de traditionele samenlevingsvorm tussen twee volwassenen, komen samenlevingsvormen tussen meer dan twee volwassenen ook voor. Hoe zit het dan met het fiscale partnerschap? Ofwel, wie is dan wiens fiscale partner? Een voorbeeld.

Fiscaal partnerschap

Glijbaan

Personen die elkaars partner zijn, kunnen inkomsten en aftrekposten verdelen. Als meerdere volwassenen met elkaar samenwonen, is het dan ook van belang te weten hoe dit uitpakt voor het fiscale partnerschap.

Wie is fiscaal partner?

Gehuwden en personen met een geregistreerd partnerschap zijn sowieso elkaars fiscale partner. Is hiervan geen sprake, dan is er in een aantal andere situaties ook sprake van partnerschap als men op hetzelfde adres staat ingeschreven. 

Let op! In al deze situaties geldt dat slechts één persoon uw fiscale partner kan zijn.

Volgorde van belang

Wanneer men op hetzelfde adres staat ingeschreven, zijn er diverse situaties mogelijk waarin men elkaars fiscale partner is. Denk bijvoorbeeld aan personen die samen een kind hebben, bij een pensioenfonds als pensioenpartners staan ingeschreven of samen een woning bezitten. Daarbij is ook de wettelijke volgorde van belang. Zo komt bijvoorbeeld het samen hebben van een kind vóór het samen bezitten van een woning.

Relatie met meerdere personen?

Onlangs bleek uit een toelichting van de Belastingdienst hoe dit uit kan pakken bij een situatie waarbij meerdere volwassenen ongehuwd samenwonen op hetzelfde woonadres. Daarbij was persoon A gehuwd geweest met persoon B en hadden samen een kind gekregen. Na de scheiding was persoon A een relatie aangegaan met persoon C en had ook met haar een kind gekregen. De volwassenen woonden met de kinderen allen op één adres. De woning was in eigendom van B en C.

Uitwerking

In dit voorbeeld zijn persoon B en C elkaars fiscale partner, omdat ze samen een woning bezitten. Het samen hebben van een kind leidt weliswaar ook tot partnerschap en komt vóór het samen hebben van een woning, maar omdat dit zowel voor B als C geldt, leidt het samen hebben van een kind niet tot fiscaal partnerschap met persoon A. 

Tip! Laat in complexe gevallen goed uitzoeken hoe het zit met uw fiscaal partnerschap. Soms is anticiperen mogelijk en kan dit een belastingvoordeel opleveren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mogelijk WIA ‘praktisch beoordelen’ vanaf juli 2024

Het UWV kampt met achterstanden waar het gaat om de beoordelingen van WIA-aanvragen als gevolg van een tekort aan verzekeringsartsen. Om bij de artsen lucht te creëren is voorgesteld om vanaf juli 2024 waar mogelijk een praktische beoordeling te hanteren in plaats van een theoretische.

Om aan het tekort aan artsen het hoofd te bieden is al eerder, in oktober 2022, de vereenvoudigde beoordeling voor 60-plussers ingevoerd. Deze regeling loopt vooralsnog tot eind 2024. Deze vereenvoudigde beoordeling komt erop neer dat als werkgever en werknemer daarmee akkoord gaan, een zieke 60-plus werknemer bij einde wachttijd een WGA 80-100 uitkering toegekend krijgt, zonder dat daar een verzekeringsarts aan te pas komt. Daar komt mogelijk in 2024 een nieuwe maatregel bij. 

Theoretisch versus praktisch beoordelen

Medisch

Theoretisch
Het uitgangspunt bij de huidige schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid is dat de arbeidsdeskundige van het UWV bekijkt welke functies betrokkene nog kan uitvoeren en wat daarvan de loonwaarde is. Dit gebeurt aan de hand van de functionele mogelijkhedenlijst van de verzekeringsarts in het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Er moeten minimaal drie  functies worden gevonden waarbij gekeken wordt naar functies met de hoogste loonwaarde. De middelste functie qua loonwaarde van deze drie wordt vergeleken met het loon dat betrokkene eerder verdiende in de functie waarbij hij is uitgevallen. Dit verschil betreft de mate van arbeidsongeschiktheid. Het betreft puur een theoretische beoordeling wat iemand theoretisch nog kan verdienen.

Praktisch
Een praktische schatting wordt uitgevoerd als iemand aan het werk is in passende arbeid tegen een reële loonwaarde en waarbij de verwachting is dat dit duurzaam zal zijn. De inkomsten uit deze feitelijke arbeid worden dan vergeleken met het oorspronkelijke inkomen om zo tot een mate van arbeidsongeschiktheid te komen. Als deze praktische schatting een lagere mate van arbeidsongeschiktheid oplevert dan de theoretische schatting, wordt dit arbeidsongeschiktheidspercentage tot uitgangspunt genomen. Dit is de huidige praktijk. 

Voorgenomen wijziging per juli 2024

Met de voorgenomen maatregel ′Praktisch beoordelen′ blijft de theoretische schatting wanneer een praktische beoordeling mogelijk is, achterwege. Daardoor komt er meer ruimte bij verzekeringsartsen. Hierdoor verwacht het UWV jaarlijks zo’n 2.000 tot 3.000 extra WIA-claimbeoordelingen uit te kunnen voeren. 

Let op! De maatregel moet per 1 juli 2024 ingaan en loopt voor drie jaar.

Let op! De nieuwe werkwijze geldt voor een WIA-claimbeoordeling, een WIA-herbeoordeling, de beoordeling van herleving van een beëindigd WIA-recht en de beoordeling van het later ontstaan van een WIA-recht.

Momenteel loopt er (tot 18 december 2023) een internetconsultatie voor deze maatregel. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is btw van een eigen woning aftrekbaar?

Als u zelf btw-belaste prestaties verricht, kunt u in de regel ook de door u betaalde btw op aangekochte goederen en diensten in aftrek brengen. Dat geldt ook voor een gekocht zakelijk pand, ook als u dit verhuurt en opteert voor btw-belaste verhuur. Maar wat nu als dat pand een woning betreft? De rechtbank Noord-Nederland deed hierover onlangs een interessante uitspraak.

Luxe appartement als kantoor

Bedrijfspand

In de betreffende zaak had een bv een luxe appartement aan zee aangeschaft en belast verhuurd, en de hierop drukkende btw van ruim € 281.000 in aftrek gebracht. Het appartement maakte deel uit van een complex van zes, allemaal met een woonbestemming. De btw werd door de bv geheel in aftrek gebracht, omdat het naar eigen zeggen volledig voor belaste handelingen werd gebruikt.

Zakelijk gebruik

Volgens de bv werd het appartement drie à vier dagen per week door de dga van een dochter-bv gebruikt, die het gehuurde pand gebruikte als kantoorruimte. Ook ontving hij er zakenrelaties en gebruikte hij het om te overnachten als hij anders aangewezen zou zijn op een hotel. De woonplaats van de dga was elders gelegen. Daar woonde onder andere ook zijn echtgenote.

De bv vond het logisch dat de dga, gelet op de reisafstand naar zijn woonplaats, het appartement als kantoorruimte gebruikte en hier ook af en toe overnachtte. Daardoor werden er kosten voor hotels bespaard, net zoals kosten voor het huren van vergaderruimte. Ter onderbouwing van het zakelijke gebruik waren verklaringen van zakenpartner geleverd, evenals enkele foto’s van de inrichting van het appartement.

Mager bewijs

De rechtbank vond het geleverde bewijs voor het volledig zakelijk gebruik te mager. Zo ontbrak een overzicht van de, volgens de bv, in het appartement gevoerde zakelijke besprekingen. De verklaringen van de zakenpartners waren bovendien vrij algemeen en gaven niet aan op welke periode deze betrekking hadden, wat de aard van de afspraken was geweest, wat er werd besproken en hoe vaak deze overleggen hadden plaatsgevonden. Ook de geleverde foto’s leverden niet het bewijs dat het pand alleen zakelijk zou zijn gebruikt.

Niet vergelijkbaar

De bv voerde nog aan dat de btw in een vergelijkbare zaak door de Hoge Raad wel in aftrek was toegelaten, maar volgens de rechtbank waren deze zaken niet vergelijkbaar. In die zaak handelde het namelijk om een appartement dat aantoonbaar voor representatieve doeleinden, voor directievergaderingen en voor incidentele overnachtingen van directieleden werd gebruikt.

Tip! Het is mogelijk btw in aftrek te brengen als het zakelijke gebruik voldoende aannemelijk kan worden gemaakt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst publiceert nieuwe modelovereenkomst bouw

De Belastingdienst heeft onlangs een nieuwe modelovereenkomst voor zzp’ers in de bouw gepubliceerd. Dit is gebeurd op initiatief van de brancheorganisatie Bouwend Nederland.

Wijziging

Bouw

De nieuwe modelovereenkomst bevat een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige. Als er sprake is van een situatie waarbij de opdrachtnemer het aangenomen werk weer uitbesteedt aan een ander, dan dient er tussen deze twee partijen een nieuwe modelovereenkomst te worden afgesloten.

Modelovereenkomst

Opdrachtgevers kunnen een modelovereenkomst gebruiken om zekerheid te verkrijgen over de vraag of er sprake is van een dienstbetrekking bij het inhuren van een opdrachtnemer. 

Via de modelovereenkomst kan een dienstbetrekking worden uitgesloten. Dit betekent dat de opdrachtgever dan geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen hoeft in te houden. De modelovereenkomst betekent echter niet automatisch dat de opdrachtnemer fiscaal gezien als ondernemer wordt aangemerkt.

Let op! Opdrachtgever en -nemer moeten de modelovereenkomst beiden ondertekenen en de werkzaamheden moeten ook conform de afspraken in de modelovereenkomst worden uitgevoerd.

Tip! De nieuwe modelovereenkomst zelfstandigen bouw vindt u hier.

Geldigheidsduur

De geldigheidsduur van de modelovereenkomst is vijf jaar. Dit betekent dat deze nieuwe modelovereenkomst geldig is tot 1 oktober 2028.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eigen bijdrage niet meer van invloed op grens BUA

Werkgevers die hun relaties of personeel geschenken of andere zaken verstrekken kunnen de hierop rustende btw niet altijd verrekenen. Dit kan alleen voor zover deze verstrekkingen aan een persoon in een jaar een bedrag van € 227 niet te boven gaan. Vanaf 1 januari 2024 kan op dit bedrag een eventuele eigen bijdrage niet meer in mindering worden gebracht.

Besluit Uitsluiting Aftrek

Schenken

Ondernemers kunnen de door hen betaalde btw op hun inkopen in beginsel in aftrek brengen op de door hen af te dragen btw, als ze zelf met btw belaste prestaties verrichten. Dat geldt echter niet altijd voor zaken die hun personeel of relaties in privé ten goede komen. Deze uitsluitingen zijn geregeld in het Besluit Uitsluiting Aftrek omzetbelasting (BUA).

Grens van € 227

In het BUA is bepaald dat de btw op dergelijke zaken toch in aftrek kan worden gebracht, als het bedrag van de verstrekte zaken ten behoeve van een bepaalde relatie of werknemer in een jaar niet meer bedraagt dan € 227 exclusief btw. Is het bedrag hoger, dan is de hele btw op de aan die persoon in dat jaar verstrekte zaken niet aftrekbaar.

Eigen bijdrage in mindering?

Tot voor kort was op de website van de Belastingdienst vermeld dat een eigen bijdrage van een relatie of personeelslid op bovengenoemd bedrag in mindering kon worden gebracht. De btw was dan dus toch aftrekbaar als de aanschafwaarde van de verstrekte zaken, minus de eigen bijdrage van de relatie of werknemer, niet meer dan € 227 bedroeg.

Wijziging per 1 januari 2024

De regeling met betrekking tot de eigen bijdrage wordt per 1 januari 2024 gewijzigd. Dit betekent dat een eigen bijdrage van een relatie of werknemer niet langer in mindering mag worden gebracht op het bedrag van € 227. Per saldo zal een werkgever dan sneller over deze grens heen schieten, met als gevolg dat in die gevallen de btw niet meer in aftrek kan worden gebracht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor 2 december 2023 aanmelden voor kleineondernemersregeling

Wilt u vanaf 1 januari 2024 gebruikmaken van de kleineondernemersregeling, de KOR? Dan moet u zich voor 2 december 2023 hiervoor hebben aangemeld bij de Belastingdienst.

Kleineondernemersregeling (KOR)

Overheid

Als u deelneemt aan de KOR, hoeft u geen btw-aangiftes in te dienen. U mag dus ook geen btw in rekening brengen bij uw klanten en dus geen btw op uw facturen vermelden. Uw afnemers kunnen derhalve ook geen btw aftrekken. 

Let op! Als u gebruikmaakt van de KOR, mag u de btw op uw zakelijke uitgaven niet aftrekken van uw winst.

Omzet

U kunt alleen aan de KOR deelnemen als uw jaaromzet niet boven de € 20.000 uitkomt. Deelname geldt voor minimaal drie jaar, of tot uw omzet in een jaar boven de € 20.000 uitkomt. U kunt dus niet op een bepaald moment stoppen met de KOR, bijvoorbeeld omdat u een forse investering wilt doen en de btw hiervan wilt aftrekken.

Let op! Komt uw jaaromzet gedurende de periode toch boven de € 20.000 uit, dan kunt u vanaf dat moment dus geen gebruik meer maken van de KOR.

Voor- en nadelen

Het gebruik van de KOR heeft voor- en nadelen. De KOR is vooral voordelig als u veel particulieren als klant heeft. Zij kunnen de btw niet verrekenen, dus ondervinden geen nadeel. Omdat u geen btw berekent, kunt u mogelijk een lagere prijs berekenen of bijvoorbeeld een bedrag overeenkomstig de btw in uw prijs verrekenen. 

Heeft u veel investeringen, bijvoorbeeld omdat u starter bent, dan is het in de meeste gevallen een nadeel dat u de btw van die investeringen niet kunt aftrekken.

Tip! Ga vooraf eerst na of de KOR voor u wel voordelig is, ook als uw omzet onder de € 20.000 per jaar blijft.

Let op! U moet uw aanmelding uiterlijk voor 2 december bij de Belastingdienst hebben ingediend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechtbank oordeelt over zakelijke rente van familielening

Is de overeengekomen rente op een familielening zakelijk en dus fiscaal aftrekbaar? Een rechtbank oordeelde hier onlangs over.

Familielening

Geld

De rente die betaald wordt  op een lening bedoeld voor de aankoop of verbouwing van een eigen woning, is onder voorwaarden aftrekbaar. Dit geldt ook als de lening verstrekt wordt door een familielid. Bij deze leningen kan met de Belastingdienst soms een discussie ontstaan of de overeengekomen rente wel zakelijk is. Een rechtbank oordeelde hierover onlangs in een zaak waarin een echtpaar geld voor de eigen woning leende van de (schoon)vader.

De casus

Het echtpaar kocht eind 2018 een eigen woning en financierde deze aankoop (deels) met een lening van € 350.000 van de (schoon)vader. De lening voldeed aan alle voorwaarden voor renteaftrek; het betrof in deze zaak onder meer een annuïteitenlening met een looptijd van 30 jaar. Het echtpaar en de (schoon)vader spraken een rente af van 7,3% voor een rentevaste periode van 5 jaar. Voor de lening was geen hypotheek gevestigd.

Zakelijke rente volgens Belastingdienst

Het echtpaar wilde de volledige rente tegen het tarief van 7,3% in aftrek brengen. De Belastingdienst vond deze rente echter te hoog en niet zakelijk. De Belastingdienst sloot voor een zakelijke rente aan bij de hypotheekrente die de ING eind 2018 berekende voor een hypothecaire annuïteitenlening met een rentevaste periode van 5 jaar, in dit geval 2,15%. Omdat voor de lening van de schoonvader geen hypotheek gevestigd was, hanteerde de Belastingdienst een opslag van 0,6% op deze rente. De zakelijke rente was naar het oordeel van de Belastingdienst hier daarom 2,75%.

Zakelijke rente volgens Rechtbank

De rechtbank volgde het oordeel van de Belastingdienst. De rechtbank verwees daarbij naar een oordeel van de Hoge Raad uit 2011: voor een zakelijke rente moet een vergelijking gemaakt worden met de rente die niet verbonden partijen onder dezelfde omstandigheden en met vergelijkbare voorwaarden overeenkomen. 
Nu het echtpaar geen andere vergelijkbare cijfers kon overleggen, sloot de rechtbank aan bij de 2,15% van de ING die de Belastingdienst overlegde. Ook de opslag van 0,60% voor het niet vestigen van hypotheek werd door de rechtbank gevolgd. Een hogere opslag werd door de rechtbank niet geaccepteerd omdat het echtpaar niet aannemelijk kon maken dat het risico voor de (schoon)vader een hogere opslag zou rechtvaardigen.

Zakelijke rente altijd maatwerk

Deze uitspraak van de rechtbank betekent niet dat een zakelijke rente voor een familielening altijd 2,75% bedraagt. Wat een zakelijke rente is, is altijd afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Onze adviseurs kunnen u helpen met de beoordeling van een zakelijke rente in uw situatie.

Tip! Leg bij een lening de gemaakte afspraken altijd in een schriftelijke overeenkomst vast. Op die manier zijn voor alle partijen de afspraken duidelijk en heeft u in ieder geval geen discussie met de Belastingdienst over de aanwezigheid van een overeenkomst. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Maximumuurprijs kinderopvangtoeslag extra verhoogd

Het maximumuurtarief voor de berekening van de kinderopvangtoeslag wordt in 2024 extra verhoogd. De verhoging bedraagt 2,95% en komt bovenop de verhoging van zo’n 6% die al voor 2024 was aangekondigd.

Kinderopvangtoeslag

Kinderwagen

Ouders die gebruikmaken van kinderopvang, kunnen hiervoor onder voorwaarden een vergoeding krijgen in de vorm van kinderopvangtoeslag. Deze toeslag is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en van het aantal kinderen waarvoor kinderopvang genoten wordt. Zo worden in 2023 bij een inkomen van € 50.000 de kosten van opvang voor het eerste kind voor 83,7% vergoed, bij een inkomen van € 100.000 is dit nog 53,3%.

Kinderopvangtoeslag gemaximeerd

Voor de kinderopvangtoeslag wordt gewerkt met maximumbedragen per uur. Zijn de kosten van de opvang hoger dan het maximum, dan moeten ouders per uur het meerdere zelf betalen. 

Maximumbedragen per uur in 2024

De maximumbedragen per uur zijn in 2024 zijn voor dagopvang € 10,25, voor buitenschoolse opvang € 9,12 en voor gastouderopvang € 7,53. Het is niet de bedoeling dat de verhoging leidt tot hogere tarieven voor de ouders. Minister Van Gennip gaat hierover dan ook in gesprek met de sector.

Let op! Vanaf eind december 2023 zullen al hogere voorschotten kinderopvangtoeslag worden uitbetaald op basis van de nieuwe uurtarieven.

Tip! Wilt u weten of u in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag? Maak dan een proefberekening.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorkom belastingrente over aanslag erfbelasting

Als u een erfenis krijgt, moet u uw aangifte erfbelasting binnen acht maanden na de datum van overlijden indienen. Bent u te laat of wijkt de Belastingdienst in negatieve zin af van uw aangifte, dan wordt belastingrente in rekening gebracht.

Belastingrente voorkomen

Schenken

U kunt belastingrente voorkomen door tijdig uw aangifte erfbelasting in te dienen én ervoor te zorgen dat de Belastingdienst niet van uw aangifte hoeft af te wijken. Lukt dit niet, vraag dan een voorlopige aanslag erfbelasting aan. U betaalt dan alleen belastingrente als uw voorlopige aanslag achteraf te laag blijkt te zijn. 

Tip! Een formulier voor een voorlopige aanslag erfbelasting treft u aan op de site van de Belastingdienst.

Uitstel beïnvloedt belastingrente niet

Ook als u uitstel voor het indienen van de aangifte heeft aangevraagd, betaalt u belastingrente vanaf acht maanden na de datum van overlijden. Uitstel beïnvloedt de belastingrente dus niet.

Let op! Probeer belastingrente te voorkomen, want het tarief bedraagt momenteel 6% en zal waarschijnlijk per 1 januari 2024 stijgen naar 7,5%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kom in actie bij betalingsachterstand coronabelastingschulden

De Belastingdienst zond de afgelopen tijd weer brieven aan ongeveer 30.000 ondernemers met een betalingsachterstand op hun coronabelastingschulden. Heeft u zo’n brief ontvangen, zorg dan dat u snel in actie komt!

Betalingsregeling coronabelastingschulden

Overheid

Tijdens de coronacrisis kon u ervoor kiezen om de betaling van uw belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Vanaf oktober 2022 moet u echter maandelijks aflossen op deze belastingschulden. Loopt u achter op deze aflossing en/of zijn er nieuwe belastingschulden ontstaan? Dan heeft u van de Belastingdienst een brief ontvangen.

Intrekking betalingsregeling

In de brief kondigt de Belastingdienst aan uw betalingsregeling in te trekken als u niet vóór 2 december 2023 uw achterstanden inloopt. Kom daarom snel in actie en voorkom daarmee intrekking van uw betalingsregeling. Als de Belastingdienst daartoe overgaat, moet u namelijk in één keer de hele belastingschuld terugbetalen.

Let op! Heeft u een brief van de Belastingdienst ontvangen, neem dan contact met ons op. Samen kunnen we dan beoordelen welke mogelijkheden u nog heeft.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch toeslag of kindgebonden budget bij te hoog vermogen?

Ontving of ontvangt u een bijzondere uitkering? En is uw vermogen daardoor te hoog voor recht op zorgtoeslag, huurtoeslag en/of kindgebonden budget? Dan kunt u mogelijk een verzoek indienen om dit vermogen buiten beschouwing te laten.

Zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag

Belastingdienst

De hoogte van uw inkomen en vermogen bepaalt of en hoeveel recht u heeft op zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag. Bedraagt uw vermogen in 2023 meer dan € 33.748 (samen met uw toeslagpartner € 67.496), dan heeft u bijvoorbeeld geen recht meer op huurtoeslag. Voor zorgtoeslag en kindgebonden budget ligt deze grens in 2023 zonder toeslagpartner op € 127.582 en met toeslagpartner op € 161.329.

Let op! Ook uw inkomen is van belang. Lees hier meer over dit zogenaamde toetsingsinkomen.

Wat is vermogen?

Uw vermogen bestaat uit uw bezittingen verminderd met uw schulden. Alleen de bezittingen en schulden die u in uw belastingaangifte in box 3 moet aangeven, tellen mee. Daarom telt bijvoorbeeld uw woning, een auto of een boot niet mee als vermogen in de toets voor de zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget.

Vermogensuitzonderingen

Sommige vermogensonderdelen die u misschien wel in box 3 moet aangeven, mogen voor de vermogenstoets voor de zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget buiten beschouwing blijven. Dit is bijvoorbeeld het geval voor vermogen dat u opbouwt door een smartengelduitkering. Maar er bestaat nog meer vermogen waarvoor u kunt verzoeken om dit buiten beschouwing te laten. U leest hier om welke vermogensonderdelen het betreft.

Nieuwe vermogensuitzonderingen

Vanaf 1 januari 2024 gelden de volgende nieuwe vermogensuitzonderingen:

  • een tegemoetkoming uit de Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB);
  • aanvullende regelingen inzake de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (voor de ex-partner van gedupeerde en de uitbreiding van de kindregeling naar (pleeg)kinderen van de ex-partner);
  • een schadevergoeding van Stichting Vergoeding schade slachtoffers schietincident Alphen aan den Rijn (Stichting VSSA) aan slachtoffers en nabestaanden;
  • een schadevergoeding via de voorschotregeling op grond van het Wetboek van Strafvordering aan de nabestaanden van MH17;
  • een eenmalige financiële ondersteuning aan zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten;
  • vergoedingen van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffer (TAS) aan nabestaanden.

Op verzoek

Kreeg of krijgt u zo’n uitkering en wordt uw vermogen daardoor te hoog voor de zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget? Dan kunt u een verzoek indienen om dit vermogen buiten beschouwing te laten.

Tip! Bedragen die u ontvangt in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, haalt de Dienst Toeslagen zelf al van uw vermogen af. Deze zijn immers bij de Dienst Toeslagen bekend. U hoeft hiervoor daarom niet zelf een verzoek te doen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Opname ineens van 10% pensioen opnieuw uitgesteld

De mogelijkheid voor werknemers om 10% van hun pensioen ineens op te nemen, wordt opnieuw uitgesteld. Minister Schouten heeft laten weten dat de ingangsdatum op zijn vroegst 1 januari 2025 wordt.

Voorwaarden uitbetalen

Pensioen

In het wetsvoorstel, waar dit geregeld wordt, is opgenomen dat u op de dag dat het pensioen ingaat ineens een bedrag van maximaal 10% van het pensioen kunt opnemen. Dit bedrag mag u vrijelijk besteden.

U kunt er echter ook voor kiezen om de 10% pensioen op een later moment uit te laten betalen. Echter, dit kan alleen als uw pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin u de AOW-leeftijd bereikt of als de pensioeningangsdatum op de eerste dag volgend op die maand ligt.

Weer uitstel

De mogelijkheid om 10% van het pensioen ineens op te nemen, zou oorspronkelijk op 1 januari 2023 ingaan. Deze ingangsdatum is al diverse keren uitgesteld. Tot voor kort werd ervan uitgegaan dat deze datum 1 juli 2024 zou zijn, maar er volgt dus opnieuw uitstel voor minstens zes maanden. Of deze nieuwe ingangsdatum gehaald wordt, is afhankelijk van de snelheid waarmee de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel afhandelen.

Geen combinatie hoog-laag pensioen

Veel pensioenregelingen bieden nu al de mogelijkheid om eerst een hoger pensioen te ontvangen en daarna een lager, of omgekeerd. De pensioenuitkeringen mogen onderling dan maximaal 25% in omvang verschillen. Het is echter niet mogelijk dit te combineren met het ineens opnemen van 10% op de pensioendatum.

Tip! Overweegt u om in 2025 gebruik te maken van de mogelijkheid om uw pensioen ineens uit te laten betalen? Overleg dan met een van onze adviseurs wat de eventuele (fiscale) gevolgen zijn in uw specifieke situatie.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Geen betaalverzuimboetes bij regeling EU btw e-Commerce

Ondernemers die deelnemen aan de regeling EU btw e-Commerce, krijgen tot 1 juni 2024 geen betaalverzuimboetes opgelegd. Al opgelegde betaalverzuimboetes worden teruggedraaid en bezwaren tegen deze betaalverzuimboetes worden toegewezen. Dit heeft staatssecretaris Van Rij aan de Tweede Kamer laten weten.

Regeling EU btw e-Commerce

Overheid

De vrijwillige regeling EU btw e-Commerce is bedoeld om internationale afstandsverkopen binnen de EU makkelijker te laten verlopen. Dit was nodig, nadat op 1 juli 2021 de regels hieromtrent zijn gewijzigd. De btw moet sinds die tijd betaald worden in de lidstaat van de consument. Dit kan rechtstreeks aan de betreffende lidstaat, maar de verkopende ondernemer kan er ook voor kiezen de aangiften en bijbehorende betalingen via zijn eigen Belastingdienst te laten verlopen. 

Problemen

Door uitvoeringsproblemen en de matige kwaliteit van de gegevens die de Belastingdiensten uit andere lidstaten aanleveren, worden er veelal ten onrechte betaalverzuimboetes opgelegd. De afhandeling hiervan plus de ertegen gerichte bezwaren, kosten onevenredig veel tijd. Deze problemen zullen naar verwachting op 1 juni 2024 zijn opgelost.

Alleen naheffing

Bij onvolledige betaling of bij toepassing van het verkeerde btw-tarief, is daarom besloten tot 1 juni 2024 geen betaalverzuimboetes op te leggen, maar alleen een naheffingsaanslag. Ook bij te late betalingen volgt geen boete. Ondernemers die geen bezwaar hebben gemaakt, ontvangen bericht dat de boete komt te vervallen. Al ingediende bezwaren worden toegekend. 

Let op! Als de Belastingdienst met betrekking tot deze regeling weer betaalverzuimboetes op gaat leggen, wordt dit ruim van tevoren bekendgemaakt.

Let op! Als opzettelijk geen of te weinig btw is afgedragen, volgt er wel een vergrijpboete.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Voldoe voor 1 december aan rapportageplicht energiebesparing

Gebruikt u als ondernemer op een locatie jaarlijks minstens 50.000 kWh aan elektra en/of minstens 25.000 m3 gas, dan heeft u de wettelijke plicht energie te besparen. Over welke maatregelen u getroffen heeft, moet u uiterlijk 1 december 2023 rapporteren bij de RVO.

Energiebesparingsplicht

Windmolen

De energiebesparingsplicht betekent dat u als zogenaamde ‘grootverbruiker’ verplicht bent alle energiebesparende maatregelen te treffen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Ook maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder die geen energie besparen maar die wel de uitstoot van CO2 reduceren, bent u verplicht te treffen. 

U voldoet aan uw plichten als u bovengenoemde maatregelen uitvoert met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of als u alle maatregelen die voor u van toepassing zijn uitvoert die zijn vermeld op de Erkende Maatregelenlijst voor energiebesparing (EML). Voert u een maatregel van de EML niet uit, dan moet u een alternatieve maatregel uitvoeren die minstens evenveel energie bespaart. Heeft u een energiebesparingsplicht, dan moet u hierover iedere vier jaar rapporteren.

Let op! Momenteel ligt er een wetsvoorstel om de terugverdientijd van vijf jaar naar zeven jaar te brengen. Mocht dit doorgaan, dan zal dit waarschijnlijk vanaf de volgende rapportageronde in 2027 het geval zijn.

Rapportageplicht

U moet over uw maatregelen inzake energiebesparing uiterlijk 1 december 2023 rapporteren bij de RVO. Rapporteren doet u digitaal. Hiervoor heeft u eHerkenning op niveau eH3 nodig.

Let op! De energiebesparingsplicht en dus ook de rapportageplicht geldt ook voor ETS-ondernemingen (Emission Trade System), de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken.

Rapportage onderzoeksplicht ook vóór 1 december indienen

Wordt er op een locatie van uw bedrijf jaarlijks 10 miljoen kWh elektra of 170.000 m3 aardgas of meer verbruikt, dan geldt voor uw bedrijf mogelijk ook een onderzoeksplicht inzake energiebesparing. Of uw bedrijf over de onderzoeksplicht moet rapporteren, is verder afhankelijk van de vraag wie de milieuregels voor de milieubelastende activiteiten van uw bedrijf bepaalt. Deze onderzoeksplicht betekent dat u iedere vier jaar onderzoekt en rapporteert welke energiebesparende maatregelen uw bedrijf moet nemen. U vindt meer informatie over de onderzoeksplicht bij RVO.nl

Let op! Ook deze rapportage dient u uiterlijk 1 december 2023 bij de RVO aan te leveren.

Let op! U moet zelf de rapportage indienen. U kunt de rapportage alleen uitbesteden aan een intermediair, als u deze machtigt dit voor u te doen.

Meer informatie over alle maatregelen vindt u op RVO.nl en Deb.nl. U kunt uiteraard ook contact met ons opnemen. Wij adviseren u graag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg weer aanvragen

Werkgevers kunnen vanaf 1 december 9.00 uur weer subsidie aanvragen voor de regeling praktijkleren in de derde leerweg. De subsidieregeling is alleen beschikbaar voor praktijkplaatsen voor werkzoekenden of voor studenten derde leerweg die binnenkort werkloos zullen worden.

Voorwaarden subsidie

Bouw

De subsidie vergoedt een deel van de kosten die een erkend leerbedrijf maakt voor de begeleiding van een werkzoekende, of een student die een mbo-opleiding in de derde leerweg volgt en die werkloos dreigt te worden. Er moet sprake zijn van kortlopende bij- en omscholing. Tevens moet u dus een erkend leerbedrijf zijn. 

Omvang subsidie

Als erkend leerbedrijf kunt u de subsidie voor maximaal 40 weken krijgen. Realiseert u voor deze duur een praktijkplaats, dan bedraagt de subsidie maximaal € 2.700. Het beschikbare budget bedraagt € 4,5 miljoen per aanvraagronde. Zijn er meer aanvragen dan beschikbaar budget, dan wordt dit verdeeld over de aanvragers. De regeling loopt in ieder geval tot eind 2025.

Let op! Voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl) kunt u deze subsidie niet aanvragen.

Aanvragen subsidie

Uw aanvraag dient u digitaal in bij RVO.nl. Hiervoor heeft u eHerkenning nodig op niveau eH3. U moet de subsidie binnen een jaar na afloop van de praktijkplaats aanvragen. Duurt de opleiding langer dan 40 weken, dan moet u uw aanvraag binnen een jaar na afloop van de eerste 40 weken indienen. 

Nog geen erkend leerbedrijf?

Bent u nog geen erkend leerbedrijf? Wellicht komt u in aanmerking. Check de daarvoor gestelde voorwaarden hier. De erkenning wordt iedere vier jaar getoetst. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Verplichte rapportage zakelijk en woon-werkverkeer werknemers

Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn straks verplicht om te rapporteren over het zakelijke verkeer en het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze verplichting maakt onderdeel uit van de Omgevingswet van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit (WPM)

Auto

De verplichting staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit’, afgekort WPM. Alleen werkgevers met 100 of meer werknemers in dienst moeten aan deze rapportageverplichting voldoen. Deze werkgevers moeten straks naast alle zakelijke reizen, ook het woon-werkverkeer van hun werknemers gaan bijhouden.

Let op! Voor de grens van 100 of meer werknemers moeten de werknemers van alle vestigingen (van een onderneming of rechtspersoon) bij elkaar worden opgeteld. Hierbij tellen alleen werknemers mee die een arbeidsovereenkomst hebben en minimaal 20 uren betaald werk per maand verrichten. Ingehuurde gedetacheerden en uitzendkrachten tellen niet mee.

Ingangsdatum 1 januari 2024?

Vooralsnog gaat de verplichting vanaf 1 januari 2024 gelden. Diverse media melden echter dat de ingangsdatum waarschijnlijk verschoven wordt naar 1 juli 2024. De overheid heeft hier echter nog geen officiële mededeling over gedaan. Zodra er meer bekend is, zullen wij u uiteraard direct informeren.

Zorg dat uw administratie op orde is

Heeft u meer dan 100 werknemers in dienst? Dan bent u vanaf de ingangsdatum – of dat nu 1 januari of 1 juli 2024 wordt -, verplicht om diverse gegevens bij te houden en te rapporteren. Zorg daarom dat u uw administratie hier klaar voor is!

Welke gegevens?

In een handreiking van RVO staat welke gegevens u moet bijhouden. Dit zijn bijvoorbeeld het totaal aantal kilometers dat uw werknemers heeft afgelegd voor zakelijk verkeer en woon-werkverkeer, maar ook het jaartotaal aan kilometers, verdeeld in soort vervoermiddel en brandstoftype.

Let op! De gegevens over 2024 moet u uiterlijk 30 juni 2025 insturen. Bij een ingangsdatum op 1 januari 2024 zijn dat de gegevens over heel 2024, bij een ingangsdatum op 1 juli 2024 zijn dat de gegevens over de tweede helft van 2024.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Rente op derdenrekening notaris van invloed op aftrekbare btw?

Als een notaris rente ontvangt op een derdenrekening, wordt hierover geen btw berekend. Het gevolg hiervan is dat niet alle door de notaris betaalde btw voor hem aftrekbaar is. Het aftrekbare bedrag moet namelijk worden bepaald op basis van alle belaste en vrijgestelde prestaties die de notaris verricht.

Derdenrekening

Euro

Bij transacties tussen partijen waaraan een notaris te pas komt, wordt vaak gebruikgemaakt van een zogenaamde derdenrekening. Via deze bankrekening kan de notaris tot betaling overgaan wanneer de transactie succesvol is verlopen, zodat partijen geen risico lopen op wanbetaling. De rente op een dergelijke rekening hoeft niet aan belanghebbenden te worden doorbetaald als de gelden zeer kort op de rekening hebben gestaan.

Invloed op aftrekbare btw?

Het gerechtshof Amsterdam boog zich over de vraag of de rente die op een derdenrekening wordt verkregen, van invloed is op de af te trekken btw. Het gerechtshof vond van wel, omdat de rente een onderdeel is van de economische activiteit waarvoor de derdenrekening is gebruikt. 

Bijkomstige activiteit?

Het Hof ging ook niet mee in de redenering dat er sprake zou zijn van een bijkomstige activiteit. Alleen al het feit dat de ontvangen rente meer dan € 100.000  bedroeg, is hiervoor volgens het Hof al een reden. Bovendien vormt het aanhouden van gelden op de derdenrekening een rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk van de belastbare activiteit, aldus het Hof.

Pro rata berekening aftrek

Gelet op het bovenstaande moet de aftrekbare btw pro rata worden berekend. Het aandeel van de vrijgestelde omzet, in casu de rente op de derdenrekening, ten opzichte van de belaste omzet, bepaalt dus welk deel van alle betaalde btw niet in aftrek kan worden gebracht.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Bv kan vanaf 1 januari 2024 digitaal opgericht

Vanaf 1 januari 2024 wordt het mogelijk om volledig digitaal een bv op te richten. Er is daarbij geen fysieke tussenkomst van een notaris meer nodig.

Het platform waar dit geregeld kan worden was al een tijd klaar. Het wachten was op goedkeuring van de wet en het bekend worden van de datum voor het eerste gebruik.

Betrouwbaarheid

Computer

Het digitaal oprichten van een bv betekent concreet dat alle procedures digitaal verlopen. Het opstellen van de notariële aktes, de identificatie en ondertekening verlopen dus volledig digitaal. Om fraude tegen te gaan zullen hierbij de hoogste betrouwbaarheidsniveaus worden toegepast.

Europese richtlijn

Het digitaal op kunnen richten van een bv vloeit voort uit een Europese richtlijn gericht op het eenvoudiger oprichten van een bv. Notarissen zullen worden voorbereid op de komende wijzigingen – cursussen, bijeenkomsten en een kennisbank – om zo ook hun cliënten te kunnen helpen bij het digitaal oprichten van een bv. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Doorbetalen reiskosten tijdens corona ook zonder onvoorwaardelijk recht?

Tijdens de coronacrisis konden werkgevers onder voorwaarden de reiskosten van hun personeel voor woon-werkverkeer doorbetalen, ook als er geheel of gedeeltelijk thuis werd gewerkt. Was dit alleen mogelijk als er een onvoorwaardelijk recht op de reiskostenvergoeding bestond?

Reiskosten tijdens corona

Navigatie

Vanwege de coronapandemie werkten veel werknemers geheel of gedeeltelijk thuis. Met name om de administratieve gevolgen te beperken werd goedgekeurd dat vaste onbelaste reiskostenvergoedingen voor het woon-werkverkeer doorbetaald konden worden alsof het reispatroon niet was veranderd. Een belangrijke voorwaarde was dat het vaste vergoedingen moest betreffen die al vóór 13 maart 2020 door de werkgever waren toegekend.

Onvoorwaardelijk recht?

Rechtbank Gelderland moest zich buigen over de vraag of deze verruiming betekende dat er vóór 13 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht op de vergoeding moest bestaan. Volgens de rechtbank is dit niet uit de besluiten inzake de reiskostenvergoedingen af te leiden.

Keuze

De rechtbank is van mening dat slechts bepaald is dat bij een keuze van de werknemer voor een reiskostenvergoeding, zoals in een cafetariasysteem, deze keuze vóór 13 maart 2020 gemaakt moest zijn. Omdat deze voorwaarde met terugwerkende kracht is ingevoerd, is deze bepaling volgens de rechtbank echter niet rechtsgeldig.

Akkoord met uitruil tegen kostenvergoeding

In de onderhavige zaak hadden de betreffende werknemers bovendien al in het voorafgaande jaar aangegeven akkoord te gaan met een uitruil van loon tegen een reiskostenvergoeding. Dat de werknemers hiervan af konden zien, deed er volgens de rechtbank niet aan af dat de werkgever hieraan vastzat, als de werknemers hiervoor zouden kiezen. Voor de werkgever was er in dat geval toch al sprake van een onvoorwaardelijk recht van de werknemer. De inspecteur werd dan ook in het ongelijk gesteld en de naheffing van ruim € 250.000 met boete kwam dan ook te vervallen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Voorgenomen wijzigingen bedrijfsopvolgingsregeling aangepast

Eerder was al bekend dat de bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling bij schenken en overlijden gaan wijzigen. Een aantal van de door het kabinet voorgestelde wijzigingen is door de Tweede Kamer echter weer aangepast. Wat betekent dit?

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)

Handen schudden

De BOR en de DSR zijn belangrijke fiscale faciliteiten bij het schenken of erven van een bedrijf. Op Prinsjesdag 2023 heeft het kabinet een wetsvoorstel ingediend waarin de BOR en DSR op een aantal punten met ingang van 2024 en 2025 worden gewijzigd. De Tweede Kamer heeft bij de stemming over het wetsvoorstel amendementen aangenomen die dit wetsvoorstel op een aantal punten aanpast.

Verhoging vrijstellingspercentage BOR

Op Prinsjesdag 2023 is voorgesteld om het bedrag dat per 2025 voor de BOR voor 100% is vrijgesteld, te verhogen van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000 in 2025. Voor het meerdere was een verlaging gepland van 83% tot en met 2024 naar 70% vanaf 2025. De Tweede Kamer heeft dit laatste percentage van 70 verhoogd naar 75%.

Vervallen verplichte registratie bij grondkamer

In het wetsvoorstel is tevens opgenomen dat aan derden verhuurde onroerende zaken vanaf 2024 niet meer in aanmerking voor de BOR en DSR. Alleen landbouwgrond dat in het kader van voor teelten noodzakelijke vruchtwisseling verpacht wordt, wordt hiervan uitgezonderd. Hierbij zou een stringente voorwaarde gaan gelden dat de pachtovereenkomst geregistreerd moet zijn bij de grondkamer. De Tweede Kamer heeft deze voorwaarde laten vervallen.

Let op! Om voor de uitzondering in aanmerking te komen moet wel sprake zijn van een schriftelijke pachtovereenkomst en van een voor de teelt noodzakelijke vruchtwisseling.

DSR en BOR voor oude familiebedrijven

Bij oude familiebedrijven die van generatie op generatie overgaan, kan het voorkomen dat de aandelen in het familiebedrijf per persoon dusdanig klein zijn geworden dat toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de DSR niet mogelijk is. De Tweede Kamer vindt dit ongewenst en wil dat deze oude familiebedrijven toegang hebben tot de BOR en DSR. In een door de Tweede Kamer aangenomen amendement wordt daarom geregeld dat de voorwaarde die in bepaalde situaties geldt van een minimaal belang van 0,5% niet geldt als de verkrijger een bloed-of aanverwant is in de neergaande lijn (een kind, kleinkind, achterkleinkind et cetera).

Let op! Het staat nog niet vast dat de aanpassingen van de Tweede Kamer ook worden ingevoerd. Zo moet de Eerste Kamer nog stemmen over het wetsvoorstel. Daarnaast zouden, na de installatie van de nieuwe Tweede Kamer en een nieuw kabinet, de plannen ook weer kunnen worden aangepast.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Aanpassen bestelauto riskante zaak

Als u als ondernemer een bestelauto koopt, betaalt u onder voorwaarden minder bpm en minder wegenbelasting. Daarbij is wel van belang dat u de bestelauto na aankoop niet aanpast, anders loopt u het risico dat deze voordelen verloren gaan.

Bijrijdersbank verplaatst

Bestelauto

In een zaak die was voorgelegd aan de Hoge Raad had een stoffeerder een bestelauto gekocht en na aankoop de dubbele stoel naast de bestuurder verplaatst naar de laadruimte. Bij een controle stelde de inspecteur vast dat er daardoor niet langer sprake was van een bestelauto. Dit leverde een naheffing wegenbelasting plus boete op.

Personenvervoer ondergeschikt

De stoffeerder stapte hierop naar de rechter en stelde dat hij de dubbele stoel juist verplaatst had om zodoende langere rollen tapijt te kunnen vervoeren. Het personenvervoer bleef dus ondergeschikt aan het vervoer van goederen en daarom zou het verplaatsen van de dubbele stoel geen invloed moeten hebben op de te betalen wegenbelasting.

Vlakke laadvloer

De Hoge Raad ging niet in deze redenering mee. Wettelijk zijn immers bepalingen vastgelegd voor bestelauto’s, waaronder de aanwezigheid van een vlakke laadvloer. Door de dubbele stoel was hiervan geen sprake meer. Volgens de Hoge Raad dulden deze bepalingen geen uitzonderingen en dus bleef de naheffing in stand. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere kinderbijslag, verdere beperking inflatiecorrectie

Het kabinet trekt op verzoek van de Tweede Kamer volgend jaar € 250 miljoen extra uit voor een verhoging van de kinderbijslag. Om dit te financieren, wordt de inflatiecorrectie verder beperkt. Hierdoor gaat onder meer iemand die in het toptarief in box 1 valt, meer inkomstenbelasting betalen.

Dekking verhoging kinderbijslag

Belastingdienst

Om dekking van de extra uitgaven van € 250 miljoen te bereiken, wordt zoals gezegd de inflatiecorrectie verder beperkt. Deze verdere beperking van de inflatiecorrectie komt bovenop de al ingevoerde beperking voor de tweede tariefschijf in box 1. Dit betekent dat het toptarief van 49,5% voor 2024 al geldt vanaf een inkomen van € 75.549 in plaats van € 75.624. 

Doorwerking heffingskortingen

De beperking van de inflatiecorrectie werkt ook door in de heffingskortingen. Zo gaat de algemene heffingskorting in 2024 geen € 3.374 bedragen, maar € 3.366. Ook vrijwel alle andere bedragen in de inkomstenbelasting worden door de beperking niet volledig gecompenseerd voor de inflatie.

Doorwerking toeslagen

Daarnaast valt door de beperking de vermogenstoets voor de toeslagen lager uit. Dit betekent dat personen met vermogen volgend jaar minder snel voor toeslagen in aanmerking zullen komen.

Let op! De wijziging is voorgesteld op initiatief van de Tweede Kamer. Echter ook de Eerste Kamer moet nog met de voorgestelde wijzigingen instemmen.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Werken vanuit uw woning, privépand of zakelijk?

Als u als ondernemer werkt vanuit uw eigen privéwoning, is het onder voorwaarden mogelijk deze woning tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Om van die voorwaarden af te kunnen wijken, moet aantoonbaar zijn dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid.

Keuzevermogen

Woning

Een bedrijfsmiddel dat u zowel privé als zakelijk gebruikt, bijvoorbeeld een computer, behoort tot het zogenaamde keuzevermogen. Gebruikt u het bedrijfsmiddel minder dan 10% zakelijk, dan moet u het tot uw privévermogen rekenen. Gebruikt u het juist voor meer dan 90% zakelijk, dan moet u het tot uw ondernemingsvermogen rekenen. In alle overige situaties mag u in principe kiezen.

Woning als ondernemingsvermogen?

Onlangs kwam een zaak voor het gerechtshof in Arnhem, waarbij de vraag centraal stond wanneer een woning als ondernemingsvermogen kan worden aangemerkt. In deze zaak wilde een tandarts de privéwoning als ondernemingsvermogen aanmerken. De tandarts gebruikte echter slechts een klein deel van de privéwoning zakelijk, namelijk 7,75%. Hierdoor valt de woning in principe onder het privévermogen.

De tandarts voerde aan dat de privéwoning toch als ondernemingsvermogen mocht worden aangemerkt, omdat er sprake was van bijzondere omstandigheden. De tandarts kon vanuit de privéwoning twee andere praktijkpanden binnen een half uur bereiken, hetgeen een vereiste volgens de beroepsregels is. Bovendien gebruikte de tandarts de garage voor het stallen van de zakenauto.

Zakelijke garage niet onderbouwd

Het Hof was met de inspecteur van mening dat de woning verplicht als privévermogen moest worden aangemerkt. Het gebruik van de garage was namelijk op geen enkele manier onderbouwd en dus was het zakelijke gebruik ervan niet aannemelijk. Dit betekende dat aantoonbaar slechts 7,75% van de woning zakelijk werd gebruikt.

Reistijd geen bijzondere omstandigheid

Dat door de aanschaf van de woning de reistijd naar beide praktijkpanden beperkt bleef tot een half uur, was volgens het Hof geen bijzondere omstandigheid die betekende dat de woning als ondernemingsvermogen kon worden aangemerkt. De woning die voorheen door de tandarts bewoond werd, lag namelijk nog dichterbij beide praktijkpanden, zodat het verhuizen naar de nieuwe woning kennelijk door persoonlijke motieven was ingegeven. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk?

Er is een wetsvoorstel Vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling ingediend bij de Tweede Kamer. Deze wet moet werkgevers over de streep trekken waar het gaat om het aannemen van mensen met een arbeidsbeperking.

Banenafspraak

Parkeerplaats invalide

De banenafspraak is in 2013 gemaakt door kabinet en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Zij spraken af te zorgen voor 125.000 extra banen bij gewone werkgevers voor mensen met een arbeidsbeperking. Dat aantal willen ze in 2026 bereiken. Eind 2022 stond de teller op ruim 81.000 banen. 

Structurele LKV

Neemt een werkgever iemand aan uit de doelgroep van de banenafspraak, dan bestaat er recht op een loonkostenvoordeel (LKV). Dit voordeel bedraagt momenteel € 1,01 per gewerkt uur en maximaal € 2.000 per werknemer op jaarbasis. Dit LKV is momenteel gemaximeerd op drie jaar. De bedoeling is om dit structureel te maken. Ook hoeven werkgevers en werknemers geen speciale verklaring meer aan te vragen bij UWV om in aanmerking te komen voor het LKV, wat een administratieve lastenverlichting oplevert. De beoogde ingangsdatum is 2025.

Dezelfde banenafspraak voor overheid en bedrijfsleven

Momenteel hebben de overheid en het bedrijfsleven aparte quota die ze moeten halen om uiteindelijk de 125.000 extra banen te realiseren. De bedoeling is nu te komen tot één banenafspraak, zodat het niet meer uitmaakt bij welke werkgever iemand werkt. De overheid loopt momenteel achter bij het realiseren van genoeg banen. Daarom moeten overheidswerkgevers eerst meer banen creëren, voordat dit onderscheid tussen de markt en de overheid verdwijnt.

Quotumregeling

De banenafspraak kent als stok achter de deur een quotumregeling voor als werkgevers het afgesproken aantal banen niet realiseren. Slagen ze hier niet in, dan volgt een heffing. Deze quotumregeling is echter herhaalde malen uitgesteld en nog steeds niet ingevoerd. In de nieuwe wet blijft de quotumregeling bestaan. 

Tip! Werkgevers die goed scoren binnen de quotumregeling krijgen een bonus in de vorm van een hogere LKV-vergoeding.

Let op! Het betreft een wetsvoorstel en moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra lastenverzwaringen dga op komst

Als het aan de Tweede Kamer ligt, krijgt de dga de komende tijd te maken met forse extra lastenverzwaringen. Hiertoe is via amendementen een aantal ingrijpende wijzigingen aangebracht op de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2024.

Let op! Het Belastingplan 2024 moet nog door de Eerste Kamer worden geaccordeerd.

Verhoging tweede tarief box 2

Bril

Onder andere uitgekeerd dividend wordt in box 2 belast, maar ook verkoopopbrengsten van de aandelen. Het huidige tarief in box 2 bedraagt 26,9%. Dit wordt vanaf 2024 vervangen door twee tarieven: een tarief van 24,5% over de eerste € 67.000 (voor partners het dubbele) van het inkomen en 31% over het meerdere van het inkomen in box 2. Dit laatste tarief wordt nu op voorstel van de Tweede Kamer verhoogd naar 33%

Let op! De nieuwe tarieven gaan ook gelden voor winsten die in het verleden in de bv zijn gehaald en pas in de toekomst worden uitgekeerd naar privé.

Let op! Meestal heeft de dga het betalen van belasting in box 2 zelf in de hand, namelijk door wel of geen dividend uit te keren. Ingeval van overlijden wordt echter een fictieve verkoop van de aandelen ineens in aanmerking genomen. Bij enige waarde zal daarbij al snel moeten worden afgerekend tegen 33%.

Grens excessief lenen verlaagd

Een andere voorgestelde wijziging betreft de grens inzake excessief lenen bij de eigen bv. Sinds dit jaar, 2023, mag een dga nog maar maximaal onbelast € 700.000 lenen bij zijn eigen bv. Leent hij meer, dan moet hij hierover belasting betalen in box 2. De Tweede Kamer heeft besloten voor het jaar 2024 de grens te verlagen naar € 500.000. Dit betekent dat dga’s, die nu uitgaan van € 700.000, volgend jaar onder deze € 500.000-grens moeten zien te komen om belasting in box 2 over het meerdere te voorkomen. 

Dividend uitkeren of niet?

Er kunnen vele redenen zijn om wel of juist geen dividend in 2023 uit te keren, bijvoorbeeld ten aanzien van de beschikbaarheid van liquide middelen om verschuldigde belasting te voldoen. Als het puur fiscaal-financieel wordt beoordeeld, hangt het antwoord op de vraag of het uitkeren van dividend in 2023 raadzaam is of niet, met name af van het verwachte rendement op het vermogen en de periode waarmee belastingheffing kan worden uitgesteld. Grofweg kunnen daarom de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  • Voor zover vanaf 2024 dividend kan worden uitgekeerd tegen 24,5%, is het altijd voordeliger om in 2023 geen dividend uit te keren.
  • Als de verwachting is dat toekomstige heffing tegen het hogere tarief van 33% onvermijdelijk is, is het uitkeren van dividend in 2023 voordeliger naarmate het verwachte rendement lager is en de uitstelperiode korter. Maar ook bij een hoog verwacht rendement en een relatief korte uitstelperiode (bijvoorbeeld een dga met een korte levensverwachting) is het uitkeren van dividend in 2023 doorgaans voordeliger.

Er zijn situaties waarin het onvermijdelijk is om in de toekomst af te rekenen tegen het hoge tarief. Dit speelt bijvoorbeeld bij bv’s waarin jaarlijks een nettorendement wordt gemaakt dat al meer is dan de grens van het lage box 2-tarief (€ 67.000 of het dubbele bij partners) en/of waarin de bv al zo veel opgepot vermogen heeft dat het vele jaren gaat duren alvorens dit via een jaarlijkse dividenduitkering tegen het lage tarief wordt uitgekeerd.

Partners opgelet!

Er is een lichtpuntje als u een fiscale partner heeft. Inkomsten in box 2 mag u namelijk onderling verdelen en worden dan bij de partner voor zijn of haar aandeel belast. 

Dividend uitkeren

Dga’s die op bovengenoemde maatregelen willen en kunnen anticiperen, zullen wellicht overwegen om nog dit jaar fors dividend uit te keren. Er wordt dan aanzienlijk minder belasting betaald, zoals uit onderstaand voorbeeld blijkt.

Voorbeeld
Dividenduitkering € 1.000.000
Belasting 2023: 26,9% x € 1.000.000 = € 269.000
Belasting 2024: 24,5% x € 67.000 + 33% x € 933.000 = € 16.415 + € 307.890 = € 324.305
Verschil: € 324.305 -/- € 269.000 = € 55.305

Mogelijke spelbreker box 3

Het bovenstaande wordt wellicht minder interessant als het uitgekeerde dividend niet direct besteed wordt. Het is dan namelijk belast in box 3, waar vanaf 2024 een tarief gaat gelden van maar liefst 36%. Ook dit tarief is op initiatief van de Tweede Kamer extra verhoogd; het kabinet had een voorstel gedaan voor een verhoging naar 34%. 

Let op! U betaalt dit tarief overigens over een verondersteld rendement, aangezien er nog steeds geen definitief voorstel ligt om kapitaalinkomsten te belasten tegen het werkelijke rendement. 

Tips dividend en box 3

Wilt u voorkomen dat het netto dividend meetelt in box 3, dan kunt u nog aan de volgende maatregelen denken:

  • U kunt ervoor kiezen de dividenduitkering pas vlak voor de jaarwisseling te plannen, maar het nettodividend pas te betalen na de jaarwisseling. Voor box 3 wordt het vermogen gepeild op 1 januari. De vordering die u heeft op de bv valt echter niet in box 3, maar in de regeling van het ter beschikking stellen van vermogen (box 1). U moet over een paar dagen rente berekenen en aangeven in box 1, maar dat is allicht minder dan de heffing in box 3. Vanaf 2025 telt het vermogen uiteraard wel mee voor box 3, voor zover nog niet besteed.
  • U kunt ook besluiten het nettodividend direct weer in de bv terug te storten als agio. Daarmee verhoogt u de verkrijgingsprijs van uw box 2-aandelen en voorkomt u heffing in box 3 zolang u wilt. Uiteraard is het rendement dat de bv behaalt met dit extra vermogen wel belast met vennootschapsbelasting en toekomstige box 2-heffing. Het storten van agio kan plaatsvinden zonder inschakeling van een notaris. Wilt u de storting in de toekomst onbelast uit de bv halen, dan is daarvoor wél de gang naar de notaris noodzakelijk. Deze agiostorting kan met name interessant zijn voor bv-structuren waarbij een goede solvabiliteit noodzakelijk of wenselijk is. Met de agiostorting wordt het eigen vermogen immers weer versterkt.

Tip! Overleg tijdig met uw adviseur hoe u het beste kunt inspelen op alle wijzigingen. Wij adviseren u graag, dit blijft namelijk maatwerk. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Kantoor aan huis 2023

Het lijkt aantrekkelijk: wonen en werken in één pand. Maar een kantoor aan huis is lang niet altijd ook fiscaal aantrekkelijk. Wanneer is uw werkplek ook voor de fiscus een werkruimte? Waar moeten u, uw bedrijf en uw werkruimte dan aan voldoen?

Er is onder meer een verschil in de behandeling van een zogeheten kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte. Daarnaast gelden er voor een ondernemer met een eenmanszaak, vof of maatschap andere regels dan voor een ondernemer met een bv. En hoe zit het eigenlijk met de btw? In deze advieswijzer komen de verschillende regels aan de orde.

Kwalificerende werkruimte

Laptop

Als eerste is het van belang om vast te stellen of sprake is van een fiscaal kwalificerende ruimte. Hiervoor moet uw werkruimte voldoen aan het zelfstandigheids- en het inkomenscriterium.

Zelfstandigheidscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het zelfstandigheidscriterium als deze een zodanige zelfstandigheid bezit dat deze duidelijk te herkennen is. De werkruimte moet in ieder geval over een eigen ingang en over eigen sanitair beschikken. Dit komt erop neer dat de werkruimte ook aan een derde verhuurd zou kunnen worden.

Let op! Een werkplek in een woon-, slaap- of zolderkamer wordt in ieder geval niet als kwalificerende werkruimte aangemerkt. Een tot kantoor verbouwde garage met eigen ingang en sanitair kan dat wel zijn.

Inkomenscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het inkomenscriterium als u uw inkomen voor een groot gedeelte in of vanuit deze ruimte verdient. Is dit uw enige werkruimte, dan moet u uw inkomen voor ten minste 30% in de ruimte én voor ten minste 70% in of vanuit de ruimte verdienen. Heeft u nog een andere werkruimte buiten uw woning, dan moet u uw inkomen voor ten minste 70% in de werkruimte verdienen.

Ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Omdat de werkruimte eigendom is van de eigenaar (natuurlijk persoon) en niet van de eenmanszaak, vof of maatschap, is het voor het bepalen van de fiscale winst noodzakelijk om onderscheid te maken tussen zaken die wel en zaken die niet voor de onderneming worden gebruikt. Dit noemen we vermogensetikettering.

Let op! De werkruimte kan worden aangemerkt als ondernemingsvermogen als deze juridisch of bouwkundig splitsbaar is van de woning. Indien dit niet het geval is, kunt u ervoor kiezen om de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen aan te merken, als ten tijde van verwerving van de woning ten minste 10% van de woning bestemd was om te worden gebruikt ten behoeve van de onderneming. In de overige gevallen vormt de werkruimte privévermogen. De fiscale behandeling van uw werkruimte is afhankelijk van de wijze waarop deze geëtiketteerd is: als privévermogen of als ondernemingsvermogen.

Ook als minder dan 10% van de woning ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, kunt u de woning als ondernemingsvermogen aanmerken als u aannemelijk kunt maken dat de woning mede dienstbaar is aan het bedrijf. Bijvoorbeeld omdat er bij de aankoop sprake was van een koppelaankoop van het bedrijf en de woning, er vanuit de woning toezicht mogelijk is op het bedrijf, er een gemeenschappelijke toegangsweg is en dergelijke.

Woning is privévermogen

De kosten van een niet-kwalificerende werkruimte kunt u niet van uw winst aftrekken. Op deze werkruimte is gewoon de eigenwoningregeling van toepassing.

Let op! De inrichtingskosten, zoals een bureau, zijn ook niet aftrekbaar van de winst. Maar indien er sprake is van zakelijk gebruik, kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen als u zelf btw-belaste prestaties verricht.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven als bezitting en schuld in box 3. De kosten van de werkruimte mag u van uw winst aftrekken. Deze aftrekpost is echter gemaximeerd op het voordeel dat u ten aanzien van de werkruimte in box 3 moet aangeven. Deze aftrek is een percentage van de WOZ-waarde van uw werkruimte. Dit percentage is voor het jaar 2023 vastgesteld op 6,17%. 

Daarnaast mag u ook de kosten die normaal gesproken voor rekening van een huurder (de huurderslasten) zouden komen, in aftrek brengen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld energiekosten, kosten van de inboedelverzekering en kosten van klein onderhoud. Ook nu zijn de inrichtingskosten niet aftrekbaar, maar kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen.

Woning is ondernemingsvermogen

Indien de werkruimte als ondernemingsvermogen is geëtiketteerd, kunt u de kosten aftrekken van uw winst. De werkruimte valt dan niet onder de eigenwoningregeling, maar wordt belast als onderdeel van uw winst uit onderneming. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt en dat bijvoorbeeld een eventuele boekwinst bij verkoop belast is.

Indien u de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd, kunt u alle kosten (met uitzondering van huurderslasten met betrekking tot het woondeel) aftrekken van uw winst. Voor het privégebruik van uw woning moet u wel een bijtelling ter grootte van een bepaald percentage van de WOZ-waarde in aanmerking nemen.
Voor de meeste woningen is dit in 2023 1,2%. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moet u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een kwalificerende werkruimte moet u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Bij gesplitste vermogensetikettering (woondeel privévermogen/bedrijfsdeel ondernemingsvermogen) blijft de bijtelling bij een kwalificerende werkruimte achterwege.

Werkruimte in huurwoning

Indien sprake is van een werkruimte in een huurwoning, kunt u een evenredig deel van de huur en de huurderslasten in aftrek brengen als sprake is van een kwalificerende werkruimte.

Niet-kwalificerende werkruimte

Door een wetswijziging is het met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk om aftrek te krijgen voor een niet-kwalificerende werkruimte als u het huurrecht als ondernemingsvermogen etiketteert.
Dit geldt ook voor bestaande gevallen die al vóór 1 januari 2017 het huurrecht als ondernemingsvermogen hebben geëtiketteerd. Is sprake van een kwalificerende werkruimte, dan blijft ook vanaf 2017 aftrek mogelijk.

Ondernemers met een bv

Onderneemt u vanuit een bv, dan geldt ook het onderscheid tussen een kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte.

Kwalificerende werkruimte

De werkruimte valt voor u, als dga, in box I (de tbs-regeling). Dit betekent dat de vergoeding op zakelijke gronden moet worden vastgesteld. De vergoeding is voor de bv aftrekbaar van de winst en vormt voor de dga, na aftrek van alle aan de werkruimte toe te rekenen kosten, inkomen in box 1. Op dit belaste inkomen mag u nog wel de terbeschikkingstellingsvrijstelling van 12% in aftrek brengen.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat u voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven op de balans van uw werkzaamheid in box 1. U heeft ook geen last van de aftrekbeperkingen inzake hypotheekrente, zoals de maximering van de aftrek tot een tarief van 36,97% (2024).

Niet-kwalificerende werkruimte

Een niet-kwalificerende werkruimte valt onder de eigenwoningregeling: het eigenwoningforfait wordt berekend over de woning inclusief de werkruimte. Een eventuele vergoeding voor de werkruimte wordt voor de dga behandeld als loon. Het is echter mogelijk om de vergoeding als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Uw bv betaalt dan geen belasting, zolang het totaal van aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet hoger is dan de vrije ruimte. Wordt deze vrije ruimte overschreden, dan betaalt uw bv 80% eindheffing over de overschrijding. De loonkosten zijn voor de bv aftrekbaar van de winst.

Btw en ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Voor de btw is van belang of de zaken, zoals een werkruimte, zijn gebruikt ten behoeve van uw onderneming en of u hiermee btw-belaste omzet behaalt. Als dat het geval is, kunt u deze zaken voor de btw zakelijk etiketteren en de voorbelasting met betrekking tot het zakelijke gebruik in aftrek brengen. U kunt hierbij denken aan btw op energie, onderhoud en inrichting.

Btw en ondernemers met een bv

Indien u, als dga, de werkruimte aan uw bv verhuurt, is onzeker of u de btw met betrekking tot deze werkruimte in aftrek kunt brengen. De Belastingdienst gaat er tegenwoordig vanuit dat dit in ieder geval voor wat betreft een onzelfstandige werkruimte niet mogelijk is. Dit standpunt is aan kritiek onderhevig, onder meer op basis van het zogenaamde ‘werkkamer arrest’ van De Hoge Raad. Overleg met onze adviseurs over de vraag of u in een soortgelijke situatie recht op aftrek van de btw kunt hebben.

Tot slot

De fiscale regels met betrekking tot de werkruimte zijn erg ingewikkeld. Neem voor uw specifieke situatie daarom contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.
Posted in Niet gecategoriseerd

Laatste keer STAP-subsidie aanvragen op 15 november

Op 15 november 2023 gaat om 10.00 uur voor de laatste keer het UWV-loket open om een STAP-subsidie aan te vragen. Vanaf 2024 verdwijnt deze tegemoetkoming voor het volgen van een opleiding.

Voorwaarden opleiding

Boeken

De voorwaarden voor de STAP-subsidie, STimulering Arbeidsmarkt Positie, zijn dit jaar gewijzigd. Er kan alleen nog subsidie worden aangevraagd voor opleidingen die erkend zijn door het ministerie van OCW. Deze staan vermeld in het STAP-scholingsregister.
De subsidie is nu met name gericht op sectoren waar krapte is op de arbeidsmarkt, zoals de zorg en techniek. 

Overige voorwaarden

Voor de subsidie moet u 18 jaar of ouder zijn, maar mag u nog geen AOW ontvangen. U mag dit jaar ook nog niet eerder de STAP-subsidie hebben gekregen. De opleiding of cursus mag tevens niet eerder starten dan vier weken na uw aanvraag. 

Aanvragen STAP-subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar. U dient de subsidie digitaal aan te vragen via de site van het UWV. Daarvoor heeft u DigiD nodig. Heeft u nog geen DigiD, vraag dit dan nu direct aan, want het afhandelen hiervan kan enkele dagen duren.

Let op! De ervaring leert dat het raadzaam is de subsidie zo snel mogelijk aan te vragen, anders vist u waarschijnlijk achter het net. De animo voor de subsidie was steeds enorm.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Extra versobering van 30%-regeling per 2024

Als u buitenlandse werknemers aanneemt, mag u onder strikte voorwaarden een deel van het salaris belastingvrij uitbetalen als compensatie voor de extra te maken kosten. Deze regeling, bekend als de 30%-regeling, wordt vanaf 2024 versoberd.

Wat is de 30%-regeling?

Handen schudden

De 30%-regeling is een fiscale regeling waarbij, onder strikte voorwaarden, maximaal 30% van het salaris belastingvrij mag worden uitbetaald aan personeel dat uit het buitenland is aangetrokken. Dit personeel kampt nogal eens met extra kosten, de zogenoemde extraterritoriale kosten. 

Voorwaarden

Om gebruik te kunnen maken van de 30%-regeling moet er worden voldaan aan alle onderstaande vier voorwaarden: 

  1. de werknemer werkt in loondienst bij u als werkgever;
  2. de werknemer heeft een specifieke deskundigheid die niet of nauwelijks te vinden is op de Nederlandse arbeidsmarkt;
  3. de werknemer is buiten Nederland geworven; en
  4. de werknemer heeft een geldige beschikking.

Specifieke deskundigheid

De specifieke deskundigheid van de werknemer moet in de meeste gevallen blijken uit de hoogte van het salaris. Dit moet in 2023 minimaal € 41.954 bedragen, voor jongeren tot 30 jaar met een wetenschappelijke titel is dit minimaal € 31.891; in beide gevallen exclusief de belastingvrije vergoeding. Voor wetenschappelijke onderzoekers geldt in een aantal gevallen geen inkomensnorm. Is in een bepaalde branche het genoemde salaris meer regel dan uitzondering, dan moet u ook aan kunnen tonen dat de deskundigheid van de betreffende werknemer schaars is op de arbeidsmarkt.

Uitzondering werknemers uit grensstreek

U mag de 30%-regeling alleen toepassen als de werknemer in de 24 maanden voor zijn eerste werkdag in Nederland meer dan 16 maanden verder dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonde. Vanwege deze eis zijn bijvoorbeeld werknemers uit België en Luxemburg sowieso van de regeling uitgesloten.

Beschikking nodig

Wilt u de 30%-regeling toepassen, dan moet u voor de betreffende werknemer een beschikking aanvragen bij de Belastingdienst. Uit deze beschikking blijkt onder andere hoe lang u de 30%-regeling maximaal mag toepassen. Wilt u de regeling al vanaf de eerste werkdag toepassen, zorg dan dat het verzoek om de regeling toe te mogen passen binnen vier maanden na de eerste werkdag bij de Belastingdienst binnen is. De Belastingdienst heeft een speciaal formulier voor indiening van dit verzoek.

Wijzigingen per 1 januari 2024

Vanaf 2024 gaat er een maximum gelden voor de 30%-regeling in de vorm van de zogenaamde balkenendenorm. Dit betekent dat vanaf dan er ‘slechts’ over een salaris tot maximaal € 233.000 de 30%-regeling mag worden toegepast.

Tip! Als u ervoor kiest om de werkelijke kosten te vergoeden en dus geen gebruik wilt maken van de 30%-regeling, geldt de grens van de balkenendenorm niet.

Tevens heeft de Tweede Kamer onlangs de 30%-regeling in het Belastingplan 2024 op twee punten verder versoberd:

  • Afbouw 30%-regeling: deze afbouw houdt in dat de regeling vanaf 1 januari 2024 de eerste 20 maanden ongewijzigd mag worden toegepast, dus dat u 30% van het salaris onbelast als kostenvergoeding mag uitbetalen. De daaropvolgende 20 maanden mag u nog maar 20% van het salaris onbelast uitbetalen en de daaropvolgende 20 maanden nog maar 10%. 
  • Vervallen partiële belastingplicht: werknemers die van de 30%-regeling gebruikmaken, hoeven nu geen belasting in box 2 en box 3 te betalen over buitenlands kapitaalinkomen. Ook deze faciliteit komt per 2024 te vervallen. Voor bestaande gevallen komt er wel overgangsrecht.

Let op! Bovenstaande twee voorstellen moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief. De introductie van de balkenendenorm in de 30%-regeling is daarentegen al wel definitief.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Balkenendenorm 2024 naar € 233.000

Topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector mogen in 2024 maximaal € 233.000 per jaar verdienen. Dit maximum, ook wel de balkenendenorm genoemd, wordt geregeld in de Wet Normering Topinkomens (WNT).

Jaarlijkse aanpassing

Portemonnee

Via de WNT wordt het maximum jaarlijks aangepast op basis van de loonontwikkeling bij de overheid in het voorafgaande jaar. Dit levert voor 2024 een stijging op met € 10.000, van € 223.000 naar € 233.000.

Maxima zonder dienstbetrekking

Voor volgend jaar zijn ook de maxima vastgesteld voor functionarissen zonder dienstbetrekking. Over de eerste zes maanden van 2024 bedraagt dit maximum € 30.800 per maand en voor de volgende zes maanden € 23.400. In totaal bedraagt dit dus € 325.200 per jaar. Het maximumuurtarief is vastgesteld op € 221.

Inclusief extra’s

Het maximum geldt voor het totaal aan salaris inclusief diverse extra’s. Dit betreft het vakantiegeld, een eindejaarsuitkering, de pensioenbijdrage en belaste onkosten. Een eventuele ontslagvergoeding staat hier los van, maar mag niet meer bedragen dan één jaarsalaris met een maximum van € 75.000.

Afwijkende normen

Er geldt een afwijkende, hogere norm voor zorgverzekeraars. Een lagere norm geldt juist voor zorg- en onderwijsinstellingen, cultuurfondsen, woningcorporaties en instellingen in de sector ontwikkelingssamenwerking.

30%-regeling wordt gekoppeld aan balkenendenorm

De balkenendenorm gaat vanaf 2024 ook gelden voor de zogenaamde 30%-regeling voor werknemers die uit het buitenland worden aangetrokken om in Nederland te komen werken. De 30%-regeling is een fiscale tegemoetkoming in verband met de (te maken) extra kosten, de zogenaamde extraterritoriale kosten, die deze werknemers maken. De regeling houdt in dat, onder een aantal strikte voorwaarden, in beginsel 30% van het salaris inclusief vergoedingen, onbelast kan worden uitbetaald.

Koppeling

De koppeling betekent dat in 2024 nog maximaal 30% van de balkenendenorm onbelast als kostenvergoeding mag worden uitbetaald.

Let op! De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2024 een amendement aangenomen om de 30%-regeling nog verder te versoberen door het voordeel stapsgewijs in een aantal jaren af te bouwen naar 0%. Het is nog niet bekend of dit amendement ook zal worden uitgevoerd, de Eerste Kamer moet hiermee ook nog instemmen.

Tip! In 2024 kunnen werkgevers er nog steeds voor kiezen de werkelijke extra kosten te vergoeden, ook als dit meer is dan 30% van de balkenendenorm.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Vennootschapsbelasting bij gesubsidieerde stichtingen

Stichtingen zijn alleen vennootschapsbelasting verschuldigd indien en voor zover zij een onderneming drijven. Bij gesubsidieerde stichtingen speelt vaak de discussie of en zo ja voor welk deel zij een onderneming drijven.

Drijven onderneming

Portemonnee

Voor het drijven van een onderneming moet sprake zijn van:

  • een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid,
  • waarmee wordt deelgenomen aan het economische verkeer,
  • met het oogmerk om winst te behalen.

Als er sprake is van een winststreven wordt voldaan aan het oogmerk om winst te behalen. Uit de rechtspraak volgt dat bij het stelselmatig behalen van overschotten al sprake is van een winststreven.

Gesubsidieerde stichting

De vraag die bij gesubsidieerde stichtingen daarom vaak speelt is of de exploitatieoverschotten die dergelijke stichtingen behalen, betekenen dat voldaan wordt aan een winststreven. Als een stichting naar zijn aard verschillende activiteiten uitoefent, moet deze vraag overigens vaak per activiteit beantwoord worden. Zo kan de ene activiteit leiden tot vennootschapsbelastingplicht, terwijl de andere activiteit buiten de vennootschapsbelasting valt.

Exploitatieoverschot is winststreven

De Belastingdienst meent dat exploitatieoverschotten ook bij gesubsidieerde stichtingen in beginsel kunnen betekenen dat er sprake is van een winststreven (en daarmee dus vennootschapsbelastingplicht).

Exploitatieoverschot  is geen winststreven

In de volgende situatie is volgens de Belastingdienst echter geen sprake van een winststreven:

  • de stichting verricht uitsluitend activiteiten die volledig gefinancierd zijn met subsidies; en
  • de behaalde overschotten moeten volgens de statuten of subsidieregels gebruikt worden voor de subsidiedoeleinden of terugbetaald aan de subsidieverstrekker; en
  • de stichting leeft de statuten en subsidieregels ook na.

Daarnaast is goedgekeurd dat het ontvangen van eigen bijdragen van degene voor wie de gesubsidieerde activiteiten worden verricht onder voorwaarden, niet leidt tot een winststreven. Eenzelfde goedkeuring is gegeven voor het ontvangen van eigen bijdragen en/of vergoedingen op contractbasis voor het verrichten van subsidiabele activiteiten.

Let op! De vraag of er sprake is van vennootschapsbelastingplicht en zo ja voor welke activiteiten, is niet eenvoudig te beantwoorden. Het beleid van de Belastingdienst over het winststreven van gesubsidieerde instellingen is in augustus 2023 verduidelijkt en op een onderdeel ook verruimd. Overleg met onze adviseurs wat dit betekent voor uw situatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en andere agrarische goederen naar 21%

De btw op de levering van bepaalde dieren, teeltplanten, zaden en nog wat andere agrarische goederen gaat vanaf 2025 omhoog van 9 naar 21%. Voor welke agrarische producten en dieren gaat dit specifiek gelden?

Rundvee, schapen, geiten en varkens

Koeien

De levering van rundvee, schapen, geiten en varkens is nu nog belast tegen 9% btw. Daarbij is het niet van belang waarvoor deze dieren bestemd zijn. Ook als ze niet bestemd zijn voor de bereiding van voedingsmiddelen of voor gebruik in de landbouw geldt het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 wordt dat anders. Vanaf die datum geldt voor de levering van al deze dieren, ongeacht de bestemming, het btw- tarief van 21%.

Let op! Dit geldt niet alleen voor de dieren. Ook het slachtafval van deze dieren en de goederen die bestemd zijn voor hun voortplanting zijn vanaf 2025 belast tegen 21% btw.

Paarden

Voor paarden en andere dieren bestemd voor de slacht of gebruik in de landbouw of voor de opfok geldt nu het 9% btw-tarief. Vanaf 2025 geldt echter ook hiervoor een verhoging naar het 21% btw-tarief. Ook voor het slachtafval en de goederen die bestemd zijn voor de voortplanting gaat het btw-tarief omhoog naar 21%.

Teeltplanten en zaden

Voor de levering van planten voor de teelt van groenten en fruit geldt vanaf 2025 het 21% btw-tarief. Hetzelfde geldt voor de levering van land- en tuinbouwzaden, waaronder graszaden en zaden voor sierteeltproducten.

Andere agrarische goederen

Er zijn nog meer agrarische goederen die vanaf 2025 belast zijn tegen 21% btw in plaats van 9%. Voorbeelden zijn de levering van rondhout, vlas, wol, stro- en veevoeders. Dit betekent dat vanaf 2025 bijvoorbeeld ook de (meng)voerders voor konijnen, paarden en pelsdieren onder het 21% btw-tarief vallen. De levering van suikerbieten en suikerbietplanten en van granen en peulvruchten gebeurt vanaf 2025 ook tegen 21% btw.

Let op! Granen en peulvruchten die bestemd zijn als voedingsmiddelen voor menselijke consumptie blijven wel belast tegen 9% btw. De granen- en peulvruchten die vanaf 2025 niet meer belast zijn tegen 9% btw maar tegen 21% btw, zijn bijvoorbeeld granen die gebruikt worden als voer voor dieren.

Opfok- en opkweekdiensten

Diensten met betrekking tot het opfokken van dieren en het opkweken van planten die nu nog belast zijn met 9% btw, blijven niet achter en worden vanaf 2025 ook belast tegen 21% btw.

Let op! De verhoging van de btw moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus op dit moment nog niet definitief.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Is persoonlijk pensioenadvies belast?

Met de inwerkingtreding van de nieuwe pensioenwet per 1 juli 2023 jl., zijn pensioenuitvoerders verplicht om de deelnemers te begeleiden bij de keuze van hun pensioen. Als de werkgever daarnaast zijn werknemers de kosten van persoonlijk pensioenadvies vergoedt, is dit dan belast?

Verplichte begeleiding

Bril

Verplichte begeleiding betekent dat de pensioenuitvoerder ervoor zorgt dat de werknemer, binnen de pensioenregeling, in staat is een passende keuze te maken. Verplichte begeleiding is beperkt en betekent niet dat inzicht gegeven moet worden in andere pensioenregelingen of dat geadviseerd moet worden inzake de effecten op onder meer toeslagen en belastingen.

Aanvullend advies belast?

De Belastingdienst heeft onlangs bekendgemaakt van mening te zijn dat aanvullend persoonlijk pensioenadvies belast loon vormt als de werkgever de kosten van een dergelijk advies voor zijn rekening neemt. De werknemer zou de kosten anders zelf moeten dragen en geniet dan ook een voordeel dat niet is vrijgesteld. Het kan onder de geldende voorwaarden wel in de werkkostenregeling worden ondergebracht.

Geen algemene voorlichting

Kosten in verband met afspraken die de werkgever collectief maakt over de arbeidsvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld voorlichting over de eigen pensioenregeling, behoren tot de zuivere werkgeverskosten. Dergelijke kosten vormen geen loon en zijn dus onbelast voor de werknemer.

Posted in Niet gecategoriseerd

De belangrijkste laatste wijzigingen in Belastingplanpakket 2024

De Tweede Kamer is akkoord gegaan met alle wetsvoorstellen uit het Belastingplanpakket 2024. Wel heeft de Tweede Kamer een flink aantal amendementen aangenomen met wijzigingen op de wetsvoorstellen. Wat zijn de belangrijkste aanpassingen?

  1. De voorgenomen verlaging van de mkb-winstvrijstelling wordt deels teruggeschroefd. De mkb-winstvrijstelling wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 14 naar 13,31% en dus niet naar 12,7% zoals eerder het plan was.
  2. Vorig jaar is al besloten dat er vanaf 2024 twee tarieven in box 2 gaan gelden: 24,5% tot € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) en 31% daarboven. Dit hoogste tarief wordt per 1 januari 2024 geen 31 maar 33%.
  3. In de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is opgenomen dat de dga die te veel leent bij de eigen bv, hierover belasting moet betalen. Het eerste meetmoment is 31 december 2023. Tot de drempel van € 700.000 is geen sprake van excessief lenen. Deze drempel wordt in 2024 verlaagd naar € 500.000.
  4. Het plan om vanaf 2024 de fiscale aftrek voor giften in de vennootschapsbelasting onder de € 100.000 af te schaffen, is van de baan.
  5. Het tarief in box 3, de belasting op vermogensinkomsten, wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 32 naar 36%. Het kabinet had al een voorstel voor een verhoging naar 34% gedaan.
  6. Per 2025 wordt de inkoop van eigen aandelen even zwaar belast als het uitkeren van dividend.
  7. De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zou vanaf 2025 afgeschaft worden. Alleen ouders met een kind dat vóór 1 januari 2025 geboren is, zouden vanaf 2025 nog recht hebben op IACK. Deze afschaffing wordt echter uitgesteld naar 2027. Vanaf die datum houden alle ouders met kinderen die aan de voorwaarden voldoen recht op IACK, dus ook ouders met een kind geboren vanaf 1 januari 2027. De hoogte van de IACK wordt echter elk jaar een stuk lager en zo in negen jaar afgebouwd naar nihil.
  8. De 30%-regeling, de mogelijkheid om een deel van het loon aan werknemers die uit het buitenland zijn aangetrokken belastingvrij uit te keren, wordt per 1 januari 2024 nog verder versoberd. Deze was al versoberd door een koppeling per 1 januari 2024 aan de balkenendenorm. Nieuw is dat de 30%-regeling in de eerste 20 maanden nog wel 30% bedraagt, maar voor de tweede 20 maanden verlaagd wordt naar 20%. Gedurende de derde 20 maanden bedraagt deze 10%. Ook wordt de buitenlandse partiële belastingplicht per 2024 afgeschaft. Voor al lopende 30%-regelingen geldt overgangsrecht.
  9. De belastingkorting voor benzine, diesel en LPG, die sinds 1 juli 2023 geldt, wordt verlengd met 1 jaar. Ook wordt de reguliere indexatie per 1 januari 2024 niet doorgevoerd.
  10. Om de lasten van huishoudens te verlichten, wordt de energiebelasting verlaagd. Ter dekking van deze maatregel wordt onder meer het hoge tarief van de Aof-premie met 0,05% verhoogd.
  11. De voorgenomen verhoging van accijns op alcohol met 16,3% wordt bijna gehalveerd. Ter dekking van deze verlaging wordt het accijnstarief op tabak verhoogd en de kansspelbelasting met 1 procentpunt verhoogd.
  12. Eerder was al bekend dat het bedrag dat per 2025 voor de BOR voor 100% is vrijgesteld, wordt verhoogd van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000 in 2025. Voor het meerdere was een verlaging gepland van 83% tot en met 2024 naar 70% vanaf 2025. Dit wordt nu 75% vanaf 2025.
  13. Het in box 3 vrijgestelde bedrag voor groen sparen en beleggen wordt met ingang van 1 januari 2025 verlaagd naar € 30.000 (fiscale partners: € 60.000).

Let op! De wetsvoorstellen inclusief amendementen moeten nog wel worden goedgekeurd door de Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Notificatieplicht voor terbeschikkingstelling arbeidskrachten

Aanvankelijk had het kabinet het plan om een certificeringsstelsel in te voeren voor organisaties die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Dit plan is nu van tafel. Er ligt nu een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer om een publiek toelatingsstelsel in te voeren voor ondernemingen of voor rechtspersonen die arbeidskrachten ter beschikking stellen.

Wat betekent het voor uitleners

Bouw

Het komt er op neer dat uitleners, zoals bijvoorbeeld uitzendbureaus, vanaf 2026 alleen arbeidskrachten ter beschikking mogen stellen als zij daartoe door de minister van SZW zijn toegelaten. 

Om toegelaten te kunnen worden, moeten ze aan een aantal voorwaarden, het normenkader, voldoen. Zo dienen ze een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te overleggen en financiële zekerheid te stellen door een waarborgsom te voldoen. Daarnaast dienen zij eerst bij de aanvraag en vervolgens periodiek aan te tonen dat zij voldoen aan relevante arbeidswetten en fiscale en socialezekerheidswetten in de sector. 

Verzoek om toelating

Een uitlener moet straks bij het ministerie van SZW een verzoek tot toelating indienen. Wanneer de uitlener aan de voorwaarden voldoet voor toelating en daadwerkelijk wordt toegelaten, dan mag hij arbeidskrachten ter beschikking gaan stellen. 

Wie vallen er onder uitleners?

De wet richt zich tot partijen die arbeidskrachten – dus ook zzp’ers – ter beschikking stellen aan derden (zoals bedoeld in de WAADI) en waarbij geen sprake is van collegiale uitleen of in- en uitlenen binnen concernverband. Er komen op voorhand geen sectorale uitzonderingen in de wetgeving terug. Pas als blijkt dat de toelatingsplicht te veel gaat vragen van een bepaalde sector, kan een uitzondering worden gemaakt.

Onder uitleners vallen onder meer:

  • Uitzenders
  • Detacheerders
  • Uitleners van zzp’ers

Ontheffing

Betreft het bedrijven die in zeer beperkte mate arbeidskrachten ter beschikking stellen, dan kunnen ze om ontheffing verzoeken waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • er is over een periode van minimaal 12 maanden salaris betaald;
  • het bedrag dat is betaald aan mensen die ter beschikking zijn gesteld is minder dan 10% van de loonsom; en
  • het bedrag dat is betaald aan mensen die ter beschikking zijn gesteld is minder dan € 2.500.000.

Wat betekent het voor inleners

Inleners mogen bij invoering van deze wet alleen nog zakendoen met door de minister toegelaten uitleners. Ze krijgen via een openbaar register inzicht in de uitleners die op basis van het toelatingsstelsel rechtmatig arbeidskrachten ter beschikking stellen.

Toezicht en handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de toelatingsplicht en kan uitleners én inleners beboeten als zij zich niet aan de regels van het toelatingsstelsel houden.

Let op! Het betreft een wetsvoorstel en moet dus nog worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laag btw-tarief voor drankje tijdens theaterpauze

Theaters waar tijdens de pauzes een drankje wordt geschonken, kunnen hiervoor het lage btw-tarief van 9% in rekening brengen. Dit lage btw-tarief geldt ook als het een alcoholisch drankje is, waarop normaal gesproken een tarief van 21% van toepassing is. Dit besliste het gerechtshof Den Bosch onlangs.

Pauzedrankjes

Horeca

In de betreffende zaak konden bezoekers van een theatervoorstelling tijdens de pauze een drankje nuttigen. De prijs ervan was in de prijs van het toegangsbewijs begrepen. Het theater had van de toegangsprijs € 2,25 aangemerkt als vergoeding voor het drankje en hierop het lage btw-tarief toegepast. Volgens de inspecteur was dit voor alcoholhoudende drankjes niet correct en dus volgde er een naheffing van ruim € 12.000.

Bijkomende prestatie

Volgens het theater is met betrekking tot het pauzedrankje sprake van een ‘bijkomende prestatie’. Daarom moet deze prestatie tegen hetzelfde btw-tarief belast worden als de hoofdprestatie, het theaterbezoek. In dat geval zou er over het pauzedrankje dus 9% btw moeten worden afgedragen.

Ondeelbare prestatie?

In de betreffende zaak stelde het gerechtshof om te beginnen vast dat er geen sprake is van een ondeelbare prestatie en dat er dus voor iedere prestatie een eigen btw-tarief zou kunnen worden vastgesteld. Bezoekers kunnen er namelijk ook voor kiezen geen pauzedrankje te nuttigen. Dit is dus geen reden om een apart btw-tarief voor het pauzedrankje achterwege te laten.

‘Portemonneeloze’ pauze

Volgens het Hof is het pauzedrankje wel een bijkomende prestatie bij het theaterbezoek. Bezoekers komen namelijk niet primair naar het theater om een drankje te nuttigen. Ook worden bezoekers niet toegelaten als ze geen entreebewijs voor een theatervoorstelling kunnen tonen. Het drankje is in de toegangsprijs inbegrepen, onder meer om een ‘portemonneeloze’ pauze mogelijk te maken. Gelet op deze argumenten is er dan ook sprake van een bijkomende prestatie. Het Hof stelde het theater in het gelijk en verwierp de naheffing met boete.

Posted in Niet gecategoriseerd

Keuze volledige belastingplicht voor culturele ANBI

ANBI’s die zich (nagenoeg) uitsluitend richten op cultuur, kunnen kiezen om ook hun activiteiten die niet onder de vennootschapsbelasting vallen daarin onder te brengen. Groot voordeel hiervan kan zijn dat verliezen van deze activiteiten verrekend kunnen worden met activiteiten die wel onder de vennootschapsbelasting vallen.

Keuze

Factuur

Een culturele ANBI kan activiteiten hebben die wel en die niet onder de vennootschapsbelasting (Vpb) vallen. Als met de activiteiten die niet onder de Vpb vallen verliezen geleden worden, kunnen deze verliezen niet verrekend worden met de andere activiteiten.

Dat is anders als de culturele ANBI kiest voor volledige belastingplicht Vpb. Na zo’n keuze vallen namelijk alle activiteiten van de ANBI onder de Vpb, waardoor verliezen en winsten onderling wel verrekend kunnen worden.

Let op! Deze keuze is alleen mogelijk voor culturele ANBI’s en niet voor andere ANBI’s.

Verzoek

Wilt u kiezen voor volledige belastingplicht, dan moet u dat schriftelijk aanvragen bij de Belastingdienst. Doe dit binnen zes maanden na afloop van het boekjaar waarin u de volledige belastingplicht voor het eerst wilt toepassen. Voor het jaar 2023 moet u een dergelijk verzoek dus vóór 1 juli 2024 indienen. De Belastingdienst beslist vervolgens of aan uw aanvraag tegemoetgekomen kan worden en welke voorwaarden daarvoor gelden.

Let op! Hiervoor gelden standaardvoorwaarden. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op het beperken van de voordelen van de volledige belastingplicht tot de periode waarin deze volledige belastingplicht geldt.

Tien jaar

U maakt de keuze meteen voor tien jaar. Pas na die tien jaar kunt u de volledige belastingplicht weer opzeggen. Doet u dat dan niet, dan zit u wederom tien jaar aan de keuze voor volledige belastingplicht vast.

Let op! Overleg met onze adviseurs of in uw situatie de keuze voor volledige belastingplicht verstandig is. Zij kunnen u adviseren over de gevolgen en de mogelijke benodigde andere acties die nodig zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

MIA stijgt mee bij meer duurzame keuze tijdens proces

Als u investeert in een milieuvriendelijk bedrijfsmiddel, kunt u recht hebben op de milieu-investeringsaftrek (MIA). Deze fiscale subsidie kent drie categorieën, met ieder een eigen percentage aan extra investeringsaftrek. Indien u investeert in een bedrijfsmiddel en de investering achteraf omzet in een investering van een hogere categorie, betekent dit niet dat u de MIA misloopt, zo heeft de Belastingdienst onlangs bekendgemaakt.

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Windmolen

De MIA is een extra aftrek op de winst voor ondernemers die milieuvriendelijk investeren. Om voor de MIA in aanmerking te komen, moet het bedrijfsmiddel zijn opgenomen op de zogenaamde Milieulijst.

Drie categorieën

De MIA kent zoals gezegd drie categorieën. Afhankelijk van het bedrijfsmiddel komt u in aanmerking voor 45, 36 of 27% aan extra aftrek op uw winst. Door de aftrek verlaagt u dus uw winst, betaalt u daardoor minder belasting en wordt het voor u als ondernemer aantrekkelijker om milieuvriendelijk te investeren.

Gevolg wijziging categorie?

Onlangs werd de vraag gesteld wat de gevolgen zijn voor de MIA als een ondernemer investeert in een bedrijfsmiddel en gedurende de uitvoering van de investering, het betrof hier de bouw van een melkveestal, besluit te investeren in een bedrijfsmiddel van een hogere categorie. De Belastingdienst geeft aan dat, indien voldaan is aan alle gebruikelijke voorwaarden, in dat geval gewoon recht bestaat op het percentage aan MIA dat hoort bij het bedrijfsmiddel waarvoor uiteindelijk gekozen is.

Strijdig met doelstelling MIA?

De Belastingdienst geeft aan dat er weliswaar geen correcte melding is gemaakt van de investering, bij aanvraag van de MIA moet immers gemeld worden welk bedrijfsmiddel de investering betreft, maar dat het in strijd zou zijn met de doelstelling van de MIA om alleen om deze reden het hogere percentage MIA niet toe te kennen. Evenzeer bestaat daarom bij investering in een bedrijfsmiddel van een lagere categorie recht op het lagere percentage aan MIA.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inkomensafhankelijke combinatiekorting bij opvang Oekraïense vluchtelingen

Heeft u vluchtelingen uit de Oekraïne in uw huis opgevangen en/of biedt u hen nog steeds opvang? Mogelijk wordt dan een vluchteling aangemerkt als uw fiscale partner. Dit kan gevolgen hebben voor uw recht op inkomensafhankelijke combinatiekorting.
De staatssecretaris biedt daar met terugwerkende kracht vanaf 2022 een oplossing voor.

Fiscale partner

Bouw

Fiscaal partnerschap kan ontstaan door het samenwonen met iemand waarbij ook een minderjarig kind van één van beiden op hetzelfde adres woont. Door deze regel kan een vluchteling die u in uw huis opvangt, uw fiscale partner worden als uw minderjarig kind ook bij u in huis woont.

Let op! Dit kan zich alleen voordoen als u geen andere fiscale partner heeft. U kunt namelijk altijd maar één fiscale partner hebben.

Minstverdienende fiscale partner

Als de Oekraïense vluchteling door voorgaande regel uw fiscale partner is, kan dit betekenen dat u geen recht heeft op inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Bij fiscale partners heeft namelijk alleen de minstverdienende partner hier recht op.

Goedkeuring

De overheid wil niet dat u fiscaal nadelige gevolgen heeft van het opvangen van Oekraïense vluchtelingen. Daarom keurt de staatssecretaris met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022 het goed dat u toch recht heeft op IACK als uw arbeidsinkomen hoger is dan het dat van de Oekraïense vluchteling. Een belangrijke voorwaarde voor de goedkeuring is dat u voldoet aan alle andere voorwaarden voor de IACK. Welke dat zijn, leest u hier.

Een andere voorwaarde voor de goedkeuring is dat de Oekraïense vluchteling onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (2001/55/EG) valt. Iedereen die onder de richtlijn valt mag in ieder geval tot 4 maart 2024 in Nederland blijven. Diegene heeft recht op opvang, medische zorg en onderwijs voor minderjarige kinderen. Werken in Nederland is ook toegestaan. Wie wel en wie niet onder de Richtlijn vallen, leest u hier.

Let op! De goedkeuring is van toepassing zolang Richtlijn 2001/55/EG geldt.

Tip! Onze adviseurs kunnen de fiscale gevolgen van de opvang van een Oekraïense vluchteling voor u beoordelen. Neem hiervoor contact met ons op.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging re-integratieverplichtingen in tweede ziektejaar

Het kabinet wil voor kleine en middelgrote werkgevers de re-integratieverplichtingen bij ziekte versoepelen. Het moet voor dergelijke werkgevers mogelijk worden om, onder voorwaarden, het eerste spoor af te kunnen sluiten na afloop van de eerste 52 weken van ziekte. Dit is neergelegd in een wetsvoorstel dat ter internetconsultatie is aangeboden.

Richten op re-integratie elders

Bouw

De werkgever hoeft in een dergelijke situatie niet meer de re-integratie in zijn eigen bedrijf te bevorderen, maar kan zich uitsluitend richten op re-integratie bij een andere werkgever. Het doel van dit voorstel is de wendbaarheid van zowel kleine als middelgrote werkgevers te bevorderen doordat ze in het tweede ziektejaar iemand anders kunnen aannemen. 

Let op! Onder kleine en middelgrote werkgevers vallen werkgevers met een loonsom tot en met 100 keer het gemiddelde premieloon per werknemer. 

Verval re-integratieverplichting spoor 1

De re-integratieverplichting in het eerste spoor kan vervallen, indien:

  • de werknemer uiterlijk in de 52e ziekteweek schriftelijk heeft ingestemd met het afsluiten van het eerste spoor; of
  • het UWV heeft, na een schriftelijke aanvraag van de werkgever, toestemming verleend om het eerste spoor af te sluiten.

Het voorstel introduceert dus een preventieve toets via het UWV om, als de werknemer niet akkoord gaat, het eerste spoor te kunnen afsluiten. Wel blijven werkgevers verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces. De werkgever blijft in het tweede ziektejaar verantwoordelijk om de zieke werknemer, als het eerste spoor is afgesloten, te helpen met re-integreren bij een andere werkgever, dus in spoor 2.

Afsluiten spoor 1

Het eerste spoor mag via het UWV worden afgesloten, indien:

  • de werknemer door ziekte op het moment van beslissen op de aanvraag niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten;
  • het aannemelijk is dat binnen 13 weken nadat het tweede ziektejaar is aangevangen de bedongen arbeid niet, ook niet in aangepaste vorm, kan worden verricht bij de eigen werkgever. De 13 weken worden gerekend vanaf het ingangsmoment van het tweede ziektejaar; en
  • de werkgever en de werknemer in het eerste ziektejaar tot voldoende re-integratie-inspanningen hebben kunnen komen. De vaststelling dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende waren, heeft tot gevolg dat het eerste spoor niet mag worden afgesloten.

De werkgever houdt de verplichting om de re-integratie bij een andere werkgever te bevorderen gedurende de periode waarin de werkgever verplicht is het loon door te betalen.

De werknemer kan na het afsluiten van de re-integratie in het eerste spoor in principe geen aanspraak meer maken op de terugkeer in zijn eigen arbeid als hij weer herstelt. Wel blijft het opzegverbod gedurende twee jaar in stand.

Rechtsbescherming

Uiterlijk in de 42e ziekteweek kan een kleine of middelgrote werkgever een aanvraag doen bij UWV. Uitgangspunt is dat het UWV binnen acht weken na indiening van de aanvraag een schriftelijke beslissing neemt. Werkgever en werknemer zijn beide belanghebbende bij deze beslissing.

Let op! Het voorstel betreft een internetconsultatie. U kunt hier meer lezen en tot uiterlijk 24 november 2023 reageren. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Meer voorwaarden aftrek giften in natura

Giften in geld, maar ook giften in natura zijn, onder voorwaarden, fiscaal aftrekbaar in de inkomstenbelasting. Voor grotere giften in natura geldt vanaf 2024 een extra voorwaarde.

Taxatierapport of factuur

Bouw

U doet een gift in natura als u bijvoorbeeld een duur schilderij schenkt aan een museum. Doet u in een kalenderjaar voor in totaal meer dan € 10.000 giften in natura? Of als u een fiscale partner heeft voor in totaal meer dan € 20.000 giften in natura met uw fiscale partner gezamenlijk? Dan komen deze giften vanaf 2024 alleen nog voor aftrek in aanmerking als een objectieve waardebepaling heeft plaatsgevonden. Deze objectieve waardebepaling moet volgen uit een onafhankelijk taxatierapport.

Tip! Als u over een recente factuur beschikt waaruit de waarde blijkt, is dat ook voldoende. Een taxatierapport is dan dus niet nodig.

Verkoop en kwijtschelding vordering

U kunt er ook voor kiezen om het dure schilderij uit het vorige voorbeeld niet te schenken maar te verkopen aan het museum. Als het museum dit niet (meteen) aan u betaalt, krijgt u een vordering op het museum. Deze vordering kunt u in een keer of in gedeelten kwijtschelden. De kwijtschelding van de vordering vormt, onder voorwaarden, voor u een aftrekbare gift. In feite bereikt u hiermee hetzelfde doel als bij directe schenking van het schilderij.

Let op! Ook in deze situatie heeft u bij bedragen van meer dan € 10.000 (en samen met een fiscale partner meer dan € 20.000) vanaf 2024 echter een onafhankelijk taxatierapport of een recente factuur nodig.

Aannemelijk maken

Het voorstel voor giften in natura van in totaal meer dan € 10.000 (en samen met een fiscale partner meer dan € 20.000) betekent niet dat giften in natura onder deze bedragen zonder meer aftrekbaar zijn. Voor deze giften blijft, net als nu, gelden dat u deze aannemelijk moet maken met schriftelijke stukken.

Let op! Deze wijziging moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer en is dus nog niet definitief.

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Aanpassing groottecriteria van uw onderneming

De groottecriteria die bepalen of uw onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie aangepast.

Drempelbedragen

Kantoor

De drempelbedragen worden bepaald door drie criteria: omzet, balanstotaal en gemiddeld aantal medewerkers. Brussel verhoogt nu, conform eerdere voorstellen, de bedragen van de criteria balanstotaal en omzet met zo’n 25 procent.

De huidige en bijgestelde drempels (voor 25% inflatie en afgerond naar boven) worden: 

    Balans  Netto-omzet 
Micro  Huidig  350 000  700 000 
  Bijgesteld  450 000  900 000 
  Toename  28,6%  28,6% 
       
Klein (onderkant)  Huidig  4 000 000  8 000 000 
  Bijgesteld  5 000 000  10 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 
       
Klein (bovenkant)  Huidig  6 000 000  12 000 000 
  Bijgesteld  7 500 000  15 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 
       
Middelgroot/Groot  Huidig  20 000 000  40 000 000 
  Bijgesteld  25 000 000  50 000 000 
  Toename  25,0%  25,0% 

Bron: Europese Commissie (DG FISMA)

Bent u controleplichtig?

De drempelbedragen bepalen onder andere of uw onderneming controleplichtig is. Op dit moment krijgen ondernemingen te maken met de controleplicht van de jaarrekening als zij twee achtereenvolgende boekjaren voldoen aan twee van de drie criteria:

  • het balanstotaal kent een waarde van minimaal € 6.000.000;
  • de omzet bedraagt minimaal € 12.000.000;
  • er zijn minimaal 50 werknemers in dienst.

Door de verhoging van de eerste twee criteria zullen minder ondernemingen controleplichtig worden. Tevens hoeven minder ondernemingen te voldoen aan de vereisten op het gebied van duurzaamheidsrapportage (CSRD). Volgens de Europese Commissie wordt hierdoor een deel van de regeldruk bij mkb-ondernemingen weggenomen.

Ingangsdatum boekjaar 2024 of 2023?

Alle lidstaten van de EU moeten de nieuwe drempelwaarden uiterlijk vanaf boekjaar 2024 toepassen. De Nederlandse overheid heeft de mogelijkheid om deze nieuwe drempelbedragen met een vervroegde toepassing voor boekjaar 2023 al te laten gaan. Het is nog niet duidelijk of de overheid hiervoor kiest.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie elektrische auto voor 2024 blijft toch gelijk

Particulieren die in 2024 een nieuwe elektrische auto aanschaffen, hebben recht op hetzelfde bedrag aan subsidie als dit jaar. De subsidie op een nieuwe elektrische auto bedraagt dit jaar en volgend jaar € 2.950. De voorgenomen verlaging van het bedrag naar € 2.550 is van de baan.

Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP)

Auto

De Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) bestaat sinds 2020 en loopt nog tot en met 2024. Tot nu toe werd de subsidie op nieuwe elektrische auto’s vanaf 2022 jaarlijks minder, maar de voorgenomen verlaging per 2024 gaat dus niet door. 

Minder animo

De reden voor het instandhouden van het huidige subsidiebedrag is dat de animo voor aanschaf van een nieuwe elektrische auto afneemt. Van het huidige budget voor nieuwe elektrische auto’s is momenteel nog bijna de helft beschikbaar. Voor gebruikte elektrische auto’s echter, waarvoor de SEPP gedurende de hele looptijd € 2.000 bedraagt, is voor dit jaar nog maar 14% van het subsidiebudget beschikbaar.

Lastenverzwaringen

Dat er voor de aanschaf van een elektrische auto minder animo is, heeft wellicht te maken met tal van lastenverzwaringen rond de elektrische auto. Zo is er tot en met 2024 een vrijstelling van wegenbelasting, maar deze verdwijnt vanaf 2026. In het overgangsjaar 2025 moet 25% van het normale tarief aan wegenbelasting betaald worden. Verder is ook elektriciteit de laatste jaren fors duurder geworden.

Voorwaarden

Voor de subsidie SEPP gelden tal van voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de auto tussen de € 12.000 en € 45.000 liggen. Ook moet de auto een actieradius hebben van minstens 120 kilometer. Verder is de subsidie alleen beschikbaar voor particulieren. Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar kunnen de auto dan niet tot het ondernemingsvermogen rekenen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bespreek doorwerken na de AOW-leeftijd

Het tijdperk dat werknemers ruim voor het bereiken van de AOW-leeftijd met gebruikmaking van VUT- of prepensioenregelingen stopten met werken is voorbij. Veel werknemers maken zelfs de keuze om ook nog na de AOW-leeftijd door te werken. Dit gebeurt dan veelal op basis van een aantal dagen per week en soms in aangepast werk.

Voorlichtingsactie ministerie van SZW

Typen

In Nederland is 10% van de werknemers 60 jaar of ouder. Dit betekent dat een groot deel van hen  binnen nu en zeven jaar met pensioen gaat. Sommige werknemers kijken hier reikhalzend naar uit, terwijl andere nog graag een aantal jaar willen doorwerken. 

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is een voorlichtingsactie ‘Sommige werknemers zijn niet te stoppen’ gestart om werkgevers handvatten te geven hierover met hun oudere werknemers in gesprek te gaan.

Toolkit

Er is een toolkit beschikbaar met daarin materialen om het gesprek aan te gaan met werknemers over het doorwerken na de AOW-leeftijd. In de toolkit is onder meer de volgende informatie te vinden: 

  • Factsheet met praktische informatie ‘Sommige werknemers zijn niet te stoppen’
  • 3 inspirerende verhalen van bedrijven en hun werknemers over doorwerken
  • Persbericht: “Praat u ook met werknemers over doorwerken na de AOW?”

Tip! Voor vragen over de voorlichtingsactie of over de communicatiematerialen kan contact worden opgenomen met Emma Kemperman van PR-bureau HvdM. Zij is bereikbaar via [email protected].

Posted in Niet gecategoriseerd

Verruiming herinvesteringsreserve per 2024

Het kabinet heeft in het Belastingplan 2024 voorgesteld om de herinvesteringsreserve (HIR) te verruimen. De HIR kan dan in bepaalde situaties ook gevormd worden bij staking van een deel van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen.

Let op! Als dit plan wordt goedgekeurd, is het in bepaalde situaties voordeliger uw bedrijf pas in 2024 gedeeltelijk te staken in plaats van in 2023.

Herinvesteringsreserve (HIR)

Koeien

De HIR komt er in het kort op neer dat de bij verkoop van een bedrijfsmiddel behaalde boekwinst kan worden afgeboekt op de boekwaarde van een ander aangeschaft bedrijfsmiddel. Op die manier hoeft niet direct over de boekwinst te worden afgerekend met de fiscus. Door de lagere afschrijving op het aangeschafte andere bedrijfsmiddel, wordt de boekwinst gespreid over de toekomst, dus op een later moment belast.

Alleen binnen de onderneming

De HIR kan nu alleen binnen dezelfde onderneming worden toegepast. Ondernemers met meerdere ondernemingen kunnen de HIR van de ene onderneming dus niet verrekenen met de aanschafprijs van een bedrijfsmiddel van een andere onderneming. Dat gaat, als het aan het kabinet ligt, in bepaalde situaties dus veranderen.

Overheidsingrijpen

Voorgesteld wordt de HIR alleen te versoepelen als een deel van een onderneming gestaakt wordt ten gevolge van overheidsingrijpen. Het voorstel vloeit voort uit het overheidsbeleid gericht op de uitkoop van veehouders, maar geldt ook voor andere branches. 

Let op! De maatregel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanpassing van rentepercentage voor toeslagen

Het kabinet heeft op Prinsjesdag voorgesteld de rente voor toeslagen zelfstandig vast te stellen en niet meer te koppelen aan de belastingrente voor de inkomstenbelasting. Als het voorstel wordt aangenomen, gaat de rente voor terug te betalen toeslagen voorlopig 4% bedragen.

Rente op toeslagen

Euro

Toeslagen worden uitbetaald op basis van een geschat inkomen. Hierdoor komt het regelmatig voor dat mensen te weinig, of juist een teveel aan toeslag ontvangen. Bij terug te betalen toeslagen levert dit nogal eens problemen op, omdat toeslaggerechtigden vaak over weinig financiële reserves beschikken.

Actuele rente

De belastingrente voor de inkomstenbelasting bedraagt momenteel 6%. Omdat het wetsvoorstel nog niet is goedgekeurd, wordt via een aparte bepaling geregeld dat de rente op terug te betalen toeslagen vanaf 1 juli 2023 op 4% gehandhaafd blijft. 

Mensen die te weinig toeslagen hebben ontvangen en het verschil nabetaald krijgen, ontvangen hierover vanaf 1 juli 2023 tot uiterlijk 1 januari 2024 wel 6% rente.

Uitgangspunten toekomstige rente

Het kabinet vindt het wenselijk dat uiteindelijk de rente over te veel betaalde en te veel ontvangen toeslagen hetzelfde wordt. Ook moeten schommelingen in het percentage zoveel mogelijk worden voorkomen.

Let op! Het kabinet wil wel de mogelijkheid openhouden om het rentepercentage op een gegeven moment te wijzigen als hiervoor aanleiding is.

Let op! Het voorstel moet nog wel door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Formele inschrijvingseis IACK voor bepaalde situaties vervallen

Door een besluit van de staatssecretaris is de formele inschrijvingseis in de IACK voor bepaalde situaties met ingang van 21 september 2023 vervallen. Per 2025 wordt de formele inschrijvingseis in de wet vervangen door een materiële toets.

Formele inschrijvingseis

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een korting op te betalen belasting voor ouders met jonge kinderen. Het kind moet in ieder geval jonger zijn dan 12 jaar en ten minste zes maanden staan ingeschreven op hetzelfde woonadres (de formele inschrijvingseis).

Er zijn situaties waarin de belastingplichtige en het kind wel tot hetzelfde huishouden behoren, maar niet kan worden voldaan aan de formele inschrijvingseis. Bijvoorbeeld omdat inschrijving op het woonadres niet mogelijk is (zoals bij een recreatiewoning of op een boot) of omdat inschrijving vanwege veiligheidsredenen van ouder en kind niet kan.

Vervallen voor bepaalde situaties

De staatssecretaris vindt het ongewenst dat in zulke situaties geen recht bestaat op IACK omdat niet voldaan wordt aan de formele inschrijvingseis. Daarom keurt hij voor alle belastingaanslagen tot en met het belastingjaar 2024 goed dat zonder inschrijving op hetzelfde woonadres toch recht bestaat op IACK onder de volgende voorwaarden:

  • de belastingplichtige voert met het kind in het kalenderjaar tenminste zes maanden een gezamenlijk huishouding, én
  • het kind staat niet voor tenminste zes maanden ingeschreven op een woonadres bij een ander dan de belastingplichtige, én
  • aan de overige voorwaarden van de IACK wordt voldaan. Welke voorwaarden voor de IACK gelden, vindt u hier.

Let op! Verblijft u tenminste zes maanden op hetzelfde woonadres met iemand anders en wordt diegene alleen niet als uw fiscale partner aangemerkt door het ontbreken van een inschrijving op hetzelfde woonadres? Dan is diegene voor bovenstaande goedkeuring toch uw fiscale partner.

Overigens was het voor bepaalde gevallen al goedgekeurd dat recht bestond op IACK als niet voldaan was aan de formele inschrijvingseis. Dit was bijvoorbeeld onder voorwaarden al het geval als inschrijving op hetzelfde woonadres om veiligheidsredenen niet mogelijk was.

Vanaf 21 september 2023

De goedkeuring geldt voor alle belastingaanslagen tot en met 2024 die op 21 september 2023 nog niet onherroepelijk vaststonden. Dat betekent dat de goedkeuring in ieder geval geldt voor de aanslagen 2023 en 2024 en afhankelijk van uw persoonlijke situatie mogelijk ook voor eerdere jaren.

Tip! Kunt u door de goedkeuring alsnog de IACK toepassen? Heeft u onlangs een definitieve aanslag ontvangen en zijn sinds de dagtekening van die aanslag nog geen zes weken verstreken? Maak dan zo spoedig mogelijk bezwaar!

Materiële toets vanaf 2025 in de wet

Op Prinsjesdag 2023 is voorgesteld om vanaf 2025 de formele inschrijvingseis wettelijk te vervangen door een materiële toets. Vanaf 2025 moet daarom aan de hand van de feitelijke situatie beoordeeld worden of een kind in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden tot hetzelfde huishouden behoort als de belastingplichtige.

Let op! Vanaf 2025 wordt de IACK voor nieuwe gevallen afgeschaft. Mogelijk komt de Tweede Kamer echter nog met een voorstel om de afschaffing met twee jaar uit te stellen tot 2027.

Let op! Het voorstel met betrekking tot de materiële toets vanaf 2025 moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en is dus nog niet definitief. Dat geldt niet voor de afschaffing van de IACK voor nieuwe gevallen vanaf 2025. Dit voorstel is vorig jaar al aangenomen en in principe definitief (tenzij de Tweede Kamer nog een ander voorstel doet).

Posted in Niet gecategoriseerd

Wellicht snel aangifte nodig van schenking in 2023

Als u dit jaar een schenking ontving, kunt u mogelijk uw box 3-heffing over het jaar 2024 verlagen door zo snel mogelijk uw aangifte schenkbelasting in te dienen. Zorg ervoor dat de Belastingdienst uw aangifte uiterlijk 5 november 2023 ontvangen heeft.

Aangifte schenkbelasting

Schenken

Als u een schenking ontvangt, moet u mogelijk schenkbelasting betalen. Dat is onder meer afhankelijk van de hoogte van de schenking en een mogelijk beroep op een schenkingsvrijstelling.

Bent u schenkbelasting verschuldigd over een schenking die u dit jaar ontving of nog ontvangt, dan moet uw aangifte schenkbelasting in principe vóór 1 maart 2024 door de Belastingdienst ontvangen zijn. U heeft dus nog wel even de tijd.

Of toch al eerder?

In bepaalde gevallen echter, kan het nu al indienen van de aangifte schenkbelasting tot een voordeel leiden. Als u de (voorlopige) aanslag schenkbelasting voor 1 januari 2024 betaalt, verlaagt dat immers uw banktegoeden op 1 januari 2024, zodat u over een lager rendement de box 3-heffing hoeft te betalen.

Uiterlijk 5 november 2023!

De Belastingdienst kan echter niet garanderen dat u nog voor 1 januari 2024 een (voorlopige) aanslag schenkbelasting ontvangt als u nu uw aangifte schenkbelasting indient. Heeft u vóór 1 januari 2024 nog geen (voorlopige) aanslag schenkbelasting ontvangen, dan kunt u wel gebruikmaken van een goedkeuring van de Belastingdienst. U mag dan namelijk een bedrag ter grootte van de verschuldigde schenkbelasting van uw banktegoeden op 1 januari 2024 in box 3 aftrekken.

Let op! Deze goedkeuring geldt alleen als uw aangifte schenkbelasting uiterlijk 5 november 2023 door de Belastingdienst ontvangen is.

Banktegoeden nooit lager dan € 0

Worden uw banktegoeden door de aftrek van de verschuldigde schenkbelasting lager dan € 0? Dan moet u in uw aangifte voor box 3 € 0 opnemen. De banktegoeden kunnen dus nooit negatief worden door de aftrek.

Tip! Bent u schenkbelasting verschuldigd? Kunt u uw box 3-heffing verlagen? Onze adviseurs kijken graag met u mee en kunnen zo nodig de aangifte schenkbelasting namens u indienen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel aanpak schijnzelfstandigheid

Met de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden wil het kabinet de balans in het werken met en als zelfstandige(n) herstellen. Er ligt nu een wetsvoorstel ter consultatie inzake de richtlijnen en maatregelen wanneer er als werknemer gewerkt wordt en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden.

Drie wetsvoorstellen

Handen

Het inmiddels demissionaire kabinet werkt nog wel verder aan diverse wetsvoorstellen op het terrein van werk en arbeid. Het wetsvoorstel dat nu ter consultatie ligt, is onderdeel van het in april 2023 gepresenteerde arbeidsmarktpakket met samenhangende maatregelen voor meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers.

Een onderdeel van het pakket is het herstellen van de balans in het werken met en als zelfstandige(n). In dat kader worden in totaal drie wetsvoorstellen ter internetconsultatie aangeboden om tot een hervorming van de arbeidsmarkt te komen. Die hervorming wordt langs drie parallelle lijnen vormgegeven:

  1. Het creëren van een gelijker speelveld voor contractvormen van werknemers en zelfstandigen.
  2. Het verduidelijken van de regels over wanneer als werknemer gewerkt wordt en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden.
  3. Het versterken en verbeteren van de handhaving in voorbereiding op het afschaffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.

Het wetsvoorstel dat nu in consultatie is gegaan, is onderdeel van de tweede lijn. 

Doel wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel beoogt bij te dragen aan het herstellen van de balans tussen het werken met zelfstandigen en als zelfstandige(n) aan de ene kant, en het werken met en als werknemer(s) aan de andere kant. Het voorstel verduidelijkt wanneer er als werknemer gewerkt moet worden en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden. Daarnaast worden werkenden met beperkte onderhandelingsmacht ondersteund bij het opeisen van hun arbeidsovereenkomst. 

De maatregelen

De internetconsultatie over het wetsvoorstel, dat op 6 oktober 2023 van start is gegaan, bevat de volgende maatregelen:

1. Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie

Het wetsvoorstel geeft aan wanneer er wordt gewerkt onder gezag van een leidinggevende. Er worden in dat kader drie hoofdelementen geïntroduceerd om duidelijkheid te geven aan werkenden, werkgevers, opdrachtgevers, uitvoeringsorganisaties en de rechtspraak:

  • werkinhoudelijke ondergeschiktheid, 
  • organisatorische inbedding en 
  • werken voor eigen rekening en risico.

Deze criteria moeten ervoor zorgen dat het beoordelen van arbeidsrelaties consistent is. 

2. Rechtsvermoeden uurtarief

Dit voorstel introduceert het rechtsvermoeden dat bij een uurtarief onder € 32,24 (peildatum 1 juli 2023) een arbeidsovereenkomst bestaat. De werkgever dient het tegendeel aan te tonen.

Eenvoudig een arbeidsovereenkomst

Hierdoor moet het voor werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt eenvoudiger worden om bij de werkgever dan wel bij de rechter een arbeidsovereenkomst te claimen. Bijkomend voordeel is dat er een preventief effect uitgaat van het rechtsvermoeden doordat bij werken tegen een lager tarief beter beoordeeld wordt of de klus door een zelfstandige gedaan kan worden of dat er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst.

Let op! De internetconsultatie loopt tot en met 10 november 2023. Iedereen die wil, kan tot en met die datum op de internetconsultatie reageren.

Posted in Niet gecategoriseerd

IACK: uitstel afschaffing? En aanpassing voor co-ouders

In 2022 is al besloten om de IACK vanaf 2025 voor nieuwe gevallen af te schaffen. Mogelijk komt hier nog een wijziging op. Tevens is op Prinsjesdag 2023 i voorgesteld om per 2024 de co-ouderschapsregeling voor de IACK aan te passen.

Voorwaarden IACK

Speelgoed

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een korting op te betalen belasting voor ouders met jonge kinderen. Het kind moet in ieder geval jonger zijn dan 12 jaar en ten minste zes maanden staan ingeschreven op hetzelfde woonadres.

Tip! Welke voorwaarden nog meer gelden, vindt u hier.

Afschaffing IACK per 2025

Vanaf 2025 wordt de IACK voor nieuwe gevallen afgeschaft. Dit betekent dat voor kinderen die in of na 2025 geboren worden, geen recht meer bestaat op de IACK. Voor kinderen geboren vóór 2025 blijft dit recht wel bestaan, zolang aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent dat in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2036 voor sommige belastingplichtigen nog recht kan bestaan op IACK.

Of toch later?

De Tweede Kamer heeft  echter de vraag gesteld om de afschaffing van de IACK te herzien. Naar aanleiding hiervan heeft de staatssecretaris van Financiën in een Kamerbrief een aantal mogelijkheden geschetst om de afschaffing van de IACK uit te stellen naar 1 januari 2027, al dan niet in combinatie met een ander afbouwtraject. Dit zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat de afschaffing niet per 1 januari 2025 plaatsvindt, maar ook dat de IACK voor elke ouder eerder dan 31 december 2026 definitief eindigt.

Let op! Het kabinet heeft, onder meer vanwege de demissionaire status, (nog) geen voorstel gedaan tot invoering van een van de geschetste mogelijkheden. Wel is aangegeven dat de Tweede Kamer snel in actie moet komen als zij uitstel van de afschaffing van de IACK wensen. Een voorstel daartoe kan namelijk alleen uitgevoerd worden als het voorstel uiterlijk 31 december 2023 door de Tweede en Eerste Kamer is aangenomen.

Aanpassing co-ouderschapsregeling

Voor co-ouders geldt een uitzondering op de voorwaarden met betrekking tot de inschrijving op hetzelfde woonadres. Het kind mag in zo’n geval ook op het woonadres van uw ex-partner staan ingeschreven. Door een arrest van de Hoge Raad uit 2022 kan een co-ouder die maar 78 dagen in een kalenderjaar voor een kind zorgt, toch in aanmerking komen voor de IACK. Op Prinsjesdag 2023 is voorgesteld om dit aan te passen.

Co-ouders komen door deze aanpassing vanaf 2024 alleen nog allebei voor de IACK in aanmerking als het kind tenminste 156 dagen in een kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft.

Toeslagen

Voor de toeslagen wordt het co-ouderschap vanaf 2024 op dezelfde manier bepaald als voor de IACK. Het kabinet geeft daarbij aan dat in individuele gevallen de Dienst Toeslagen nog wel ruimte houdt om maatwerk te bieden.

Let op! Het voorstel met betrekking tot de co-ouderschapsregeling moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen en is dus nog niet definitief. Dat geldt niet voor de afschaffing van de IACK voor nieuwe gevallen vanaf 2025. Dit voorstel is vorig jaar al aangenomen en in principe definitief (tenzij de Tweede Kamer nog een ander voorstel doet).

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Anticipeer op wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen

De bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling bij schenken en overlijden gaan veranderen. Met name vanaf 2025 zijn er grote veranderingen op komst, maar op Prinsjesdag 2023 heeft het kabinet ook een aantal wijzigingen bekendgemaakt die in 2024 al ingaan.

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)

Schaken

De BOR en de DSR zijn belangrijke fiscale faciliteiten bij het schenken of erven van een bedrijf. Beide faciliteiten kennen een forse vrijstelling van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. De BOR en DSR worden vanaf 2025 aangepast, maar één onderdeel wordt al per 1 januari 2024 gewijzigd. 

Wijziging verhuurd vastgoed vanaf 2024

Deze wijziging betreft het standaard aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. In veel gevallen wordt verhuurd vastgoed nu ook al als belegging aangemerkt, maar door deze wijziging zal dit vanaf 2024 per definitie het geval zijn. Deze wijziging geldt zowel voor de BOR alsook voor de DSR voor een aanmerkelijk belang.

Wijziging in vrijstelling BOR vanaf 2025

Andere wijzigingen die de BOR en DSR betreffen, gaan per 2025 of 2026 in. Hoe deze wijzigingen eruit gaan zien, is voor 2025 in een op Prinsjesdag 2023 aangeboden wetsvoorstel opgenomen. Zo is vastgelegd dat het bedrag dat voor de BOR voor 100% is vrijgesteld per 2025 verhoogd wordt van € 1.205.871 naar € 1.500.000. Het meerdere wordt dan nog slechts voor 70% vrijgesteld in plaats van 83% nu.

Overige wijzigingen vanaf 2025

In het wetsvoorstel is ook de invoering van een minimumleeftijd van de verkrijger van 21 jaar opgenomen. Deze geldt vanaf 2025 bij schenking van een aanmerkelijk belang voor de DSR en bij schenking voor de BOR. Ook zal vanaf 2025 de dienstbetrekkingseis in de DSR voor een aanmerkelijk belang vervallen.

Daarnaast zullen bedrijfsmiddelen die ook buiten de onderneming worden gebruikt vanaf 2025 niet meer volledig kwalificeren voor de BOR en de DSR. Dat geldt overigens alleen voor bedrijfsmiddelen met een waarde in het economisch verkeer van minimaal € 100.000 die voor meer dan 10% buiten de onderneming worden gebruikt.

Tot slot verdwijnt per 2025 de zogenaamde doelmatigheidsmarge van 5% in de BOR. Voor beleggingsvermogen kunt u in beginsel de BOR niet toepassen. De doelmatigheidsmarge zorgt ervoor dat de BOR toch van toepassing is op een deel van het beleggingsvermogen. Die mogelijkheid is dus in het wetsvoorstel vanaf 2025 voor de BOR geschrapt. Voor de DSR bestaat eenzelfde doelmatigheidsmarge van 5%. Deze wordt ook geschrapt, maar niet al vanaf 2025. Vanaf wanneer wel, is op dit moment nog niet bekend.

Let op! De voorstellen vanaf 2024 en vanaf 2025 zijn nog niet goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer. Het is verder nooit uit te sluiten dat bepaalde voorstellen vóór 2025 alsnog gewijzigd worden.

Vanaf 2026

Wijzigingen vanaf 2026 worden volgend jaar op Prinsjesdag in een wetsvoorstel opgenomen. Dit zal onder meer gaan om versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis in de BOR voor bepaalde situaties en om bepalingen om constructies met de BOR aan te pakken.

Anticiperen?

Omdat de exacte voorstellen voor de nabije toekomst nog niet helemaal vaststaan, is het moeilijk er nu al op te anticiperen. Wel bestaat de indruk dat het met name voor grotere bedrijven met een waarde boven circa € 2 miljoen voordelig is als nog voor 2025 van de BOR gebruik wordt gemaakt. Daarnaast zal het in het algemeen voordelig zijn om nog in 2023 van de BOR en DSR gebruik te maken als er verhuurd vastgoed in het spel is dat nu nog als ondernemingsvermogen kwalificeert. 

Tip! Omdat dit complexe trajecten zijn, adviseren wij u graag daarbij.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minimumloon omhoog en invoering uniform uurloon per 1 januari 2024

Het wettelijk minimumloon wordt twee keer per jaar geïndexeerd, namelijk per 1 januari en per 1 juli. Inmiddels is bekendgemaakt dat het wettelijk minimumloon op 1 januari 2024 omhooggaat met 3,75%. Per 1 januari 2024 bedraagt het wettelijk bruto minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder € 13,27 per uur.

Van maandloon naar wettelijk minimumuurloon

Geld

Naast de verhoging vindt per 1 januari 2024 de introductie plaats van het wettelijk minimumuurloon. Dit betekent dat er geen vaste minimumdag-, -week- en -maandlonen meer voorgeschreven worden door de wet. Wel kan per sector de omvang van een voltijds dienstverband verschillen (bijvoorbeeld 36, 38 of 40 uur per week). In al die gevallen is nu nog eenzelfde minimummaandbedrag van toepassing. Dat betekent dat er bij een dienstverband van 40 uur per week feitelijk nu nog een lager uurloon geldt dan bij een dienstverband van bijvoorbeeld 36 uur per week. Deze ongelijkheid behoort per 1 januari 2024 tot het verleden. 

Tip! Alle brutobedragen van het minimumuurloon voor 1 januari 2024 vindt u hier.

Praktisch

  • De invoering van een wettelijk minimumuurloon betekent dat in veel cao’s de salarisschalen moeten worden aangepast. Voor de salarisschalen op minimumloonniveau geldt dat deze opnieuw moeten worden berekend omdat er geen vaste maand-, week- of dagbedragen meer bestaan. 
  • Het minimumloon per periode (week, vier weken of maand) kan berekend worden door het aantal gewerkte uren in die periode te vermenigvuldigen met het wettelijk minimumuurloon.
  • Voor werknemers tussen de 15 en 20 jaar gelden minimumjeugduurlonen die zijn afgeleid van het wettelijk minimumuurloon. 
  • Op de loonstrook moet het voor de betreffende leeftijd van de werknemer en periode waar de loonstrook betrekking op heeft, geldende wettelijke minimumuurloon worden vermeld. 

LIV

Er bestaat recht op een lage inkomensvoordeel (LIV) voor werknemers die in een kalenderjaar minimaal 1.248 uur bij een werkgever hebben gewerkt en een gemiddeld uurloon hebben van tussen de 100 en 125% van het wettelijk minimumuurloon. Vanaf 1 januari 2024 wordt de bovengrens van het uurlooncriterium  verlaagd van 125 naar 104% van het wettelijk minimumuurloon. Het kabinet is overigens van plan het LIV per 1 januari 2025 af te schaffen.

Tip! De invoering van het minimumuurloon kan vragen om aanpassingen van salarisadministraties, arbeidscontracten en cao’s. Het door het ministerie van SZW ontwikkelde kennisdocument helpt daarbij.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen betalingskorting op voorlopige aanslag IB meer

Belastingplichtigen die hun voorlopige aanslag inkomstenbelasting in één keer betalen, krijgen vanaf 2024 geen betalingskorting meer. Het kabinet heeft dit voorstel op Prinsjesdag 2023 gepresenteerd.

Betalingskorting

Bril

U krijgt een betalingskorting als u uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting niet in maandelijkse termijnen betaalt, maar in één keer. De Belastingdienst heeft hierdoor namelijk een rentevoordeel, omdat men het grootste deel van de te betalen belasting eerder ontvangt. De korting staat gewoon op de voorlopige aanslag vermeld.

Let op! De betalingskorting bij de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting is al afgeschaft.

Administratief onnodig

De korting wordt afgeschaft omdat het volgens het kabinet administratief niet meer nodig is. Via een automatische bankbetaling levert het betalen in maandelijkse termijnen namelijk nauwelijks extra administratieve lasten meer op. Dit was bij invoering van de korting nog wel het geval.

Ineens betalen blijft mogelijk

Belastingplichtigen kunnen ook vanaf 2024 hun voorlopige aanslag inkomstenbelasting nog steeds ineens betalen, maar dit levert dus geen voordeel meer op.

Let op! Dit plan moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eindejaarstips Top 10

Welke (fiscale) maatregelen kunt u als ondernemer dit jaar nog treffen die voordelig voor u kunnen uitpakken? Hoe kunt u nu al slim inspelen op wijzigingen die vanaf 2024 gaan gelden? Tien praktische tips.

Let op! Een aantal van deze tips komt uit het Belastingplan 2024 en moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Ook worden er door het kabinet steeds nieuwe plannen bekendgemaakt of worden plannen herzien; derhalve is het belangrijk om altijd even contact op te nemen met uw adviseur om te overleggen.

1. In 2023 dividend uitkeren, of juist niet?

Schenken

Per 1 januari 2024 wordt het tarief in box 2, waaronder dus ook inkomen uit dividend valt, gewijzigd. Het huidige tarief van 26,9% wordt vervangen door twee tarieven. Een tarief van 24,5% op inkomsten tot € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000 gezamenlijk) en een tarief van 31% over het meerdere. Houd er rekening mee dat vanaf 1 januari 2024 het hoge tarief geen 31, maar 33% is. De Tweede Kamer heeft hierover namelijk een motie aangenomen. Anticipeer zo goed mogelijk op de komende tariefswijzigingen in box 2. De vraag is namelijk of het raadzaam is om in 2023 al dividend uit te keren of te wachten tot 2024 en latere jaren. Datzelfde geldt voor een voorgenomen aandelenvervreemding: is het raadzaam dit uit te voeren in 2023 of te wachten tot 2024? Een dergelijke beoordeling en beslissing vergt maatwerk en is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden. Overleg daarom altijd met uw (fiscaal) adviseur.

2. Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut voor 2023 uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Dit is extra belangrijk, omdat de vrije ruimte per 2024 namelijk weer wordt verlaagd. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte nu nog 3% maar in 2024 nog slechts 1,92%. Over het meerdere blijft de vrije ruimte in 2024, net als in 2023, 1,18%. Beoordeel daarom uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2024 wilt vergoeden of verstrekken mogelijk al in 2023 kunnen worden vergoed dan wel verstrekt. 

3. Rapportageplicht werkgebonden personenmobiliteit voor grote werkgevers

Heeft u meer dan 100 werknemers? Dan bent u per 1 januari 2024 verplicht om de CO2-uitstoot van reiskilometers van uw personeel bij te houden. Alle reizen van het personeel moeten worden bijgehouden, zowel het woon-werkverkeer als alle (overige) zakelijke reizen. Op basis van de ingediende gegevens berekent de RVO de CO2-emissie. Voldoet u aan de criteria? Dan heeft u tot uiterlijk 1 januari 2024 de tijd om uw administratie hierop aan te passen, zodat u de gegevens kunt bijhouden. De gegevens over 2024 stuurt u uiterlijk 30 juni 2025 in. Voorlopig geldt overigens alleen de verplichting tot rapportering. 

4. Houd uw fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht

Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het verschil tussen het lage en het hoge tarief, kan het verbreken van de fiscale eenheid interessant zijn. Het tariefverschil bedraagt in 2024 immers 6,8%-punt (19% respectievelijk 25,8%) en heeft betrekking op de eerste € 200.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten. Overleg wel met uw adviseur of verbreken van de fiscale eenheid geen andere – nadelige – consequenties heeft.

5. Laat heffingskortingen niet verloren gaan

Sinds 2023 krijgt een belastingplichtige met weinig inkomen de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting niet meer gedeeltelijk uitbetaald. Heeft uw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar beschikt u samen met uw partner over belastbaar vermogen (box 3), dan kunt u hiermee het verlies aan heffingskortingen (deels) voorkomen. U doet dit door in de aangifte het vermogen geheel of gedeeltelijk aan de partner zonder of met weinig eigen inkomsten toe te rekenen. Heeft u een bv, dan kunt u ook besluiten tot een dividenduitkering en een deel van dat dividend aan uw partner toerekenen. Aan uw partner toegerekend vermogen en/of dividend wordt namelijk bij uw partner belast, zodat de heffingskortingen dan toch nog geheel of deels benut kunnen worden.

6. Let op belangrijke wijzigingen BOR en DSR per 2024

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR en DSR worden vanaf 2025 gewijzigd, maar één onderdeel wordt echter al per 1 januari 2024 ingevoerd. Dit betreft het aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. In veel gevallen is dat nu ook al zo, maar door deze wijziging zal dit vanaf 2024 per definitie het geval zijn. Overweegt u uw bedrijf op korte termijn te schenken en wilt u daarbij gebruikmaken van de BOR of DSR, bekijk dan met uw adviseur of het – gelet op bovengenoemde wijzigingen – aantrekkelijk is dit nog in 2023 of 2024 te laten plaatsvinden, of juist te wachten tot 2025.

7. Giftenaftrek in de bv verdwijnt

In de vennootschapsbelasting bestaat een regeling voor giftenaftrek. Die bedraagt maximaal 50% van de winst, maar nooit meer dan € 100.000. Blijft u daarbinnen, dan wordt de gift ook niet aangemerkt als verkapt dividend aan de aandeelhouder(s). De giftenaftrek door bv’s verdwijnt echter. Giften door bv’s zijn vanaf 2024 daarom niet langer aftrekbaar. Daar tegenover staat echter dat nooit meer sprake is van een verkapt dividend, dus ook niet als de gift groter is dan maximaal 50% van de winst of € 100.000. Overweegt u een gift aan een ANBI te doen vanuit de bv? Doe de gift dan uiterlijk 31 december 2023, zodat aftrek in 2023 mogelijk is. Uiteraard moet de bv dan in 2023 wel voldoende winst maken. Kosten waar een tegenprestatie tegenover staat (zoals sponsoring of reclame), blijven wel gewoon aftrekbaar.

8. Investeer nog in 2023 energiezuinig

De energie-investeringsaftrek, EIA, wordt in 2024 verlaagd van 45,5 naar 40%. Bent u toch al van plan binnenkort energiezuinig te investeren, doe dit dan zo mogelijk nog in 2023. Houd wel rekening met aanverwante effecten, zoals de invloed op de hoogte van uw winst en de invloed op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

9. Profiteer dit jaar nog van de ISDE

U kunt alleen in 2023 nog gebruikmaken van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen. Hiervoor is in 2023 € 30 miljoen beschikbaar. De subsidie geldt voor alle rechtspersonen, maar ook voor de maatschap, stichting, vof en cv.

10. Willekeurig afschrijven in 2023

In 2023 mag u op een aantal, in 2023 geïnvesteerde nieuwe investeringsgoederen willekeurig afschrijven. Hierdoor kunt u uw winst in 2023 verlagen, hetgeen een directe belastingbesparing kan opleveren. Anderzijds kunt u daardoor de resterende jaren minder afschrijven, zodat u dan meer belasting betaalt. Willekeurig afschrijven hoeft dus niet altijd voordelig te zijn, bijvoorbeeld als uw winst in 2023 belast wordt tegen een lager tarief dan in de komende jaren. De faciliteit betekent dat u eenmalig in 2023 – rekening houdend met de restwaarde – 50% van het bedrijfsmiddel willekeurig mag afschrijven, de overige 50% moet u op de normale manier afschrijven. Maar u mag er ook voor kiezen om over de helft van het investeringsbedrag – minus restwaarde – minder of helemaal niet af te schrijven, zodat u in de komende jaren meer kunt afschrijven. Overweeg in 2023 willekeurig af te schrijven als dit voordelig voor u is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fors meer subsidie voor energiebesparing

Het kabinet heeft voor dit jaar fors meer subsidie beschikbaar gesteld voor de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). Het budget is met € 210 miljoen verhoogd en komt daarmee voor 2023 op € 560 miljoen. De extra subsidie was nodig vanwege een sterke stijging van het aantal aanvragen.

ISDE-regeling

Windmolen

De ISDE-subsidie is een subsidie voor eigenaren van een koopwoning die als hoofdverblijf dient. Via de ISDE kan subsidie verkregen worden voor isolatiemaatregelen, (hybride) warmtepompen, zonneboilers en aansluitingen op een warmtenet. Bedrijven kunnen subsidie krijgen voor een warmtepomp, zonneboiler, zonnepanelen en kleinschalige windturbine.

Tot wanneer beschikbaar?

De ISDE-subsidie is beschikbaar tot 2030. De subsidie voor bedrijven voor investeringen in zonnepanelen en kleine windturbines loopt nog tot en met 31 december 2023.

Aanvragen

Wilt u de ISDE-subsidie aanvragen, dan kan dat via RVO.nl. Op deze site treft u ook een stappenplan aan, die u door de aanvraag heen loodst. Hier staan ook per maatregel de voorwaarden voor de subsidie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitbreiding SLIM-regeling per 1 januari 2024

De Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM-regeling) is een subsidie die erop is gericht om leren en ontwikkelen in het mkb te bevorderen. Om de regeling verder te verbeteren is het vanaf 1 januari 2024 mogelijk de subsidie te gebruiken voor individuele scholing.

Samenhang met vervallen STAP

Boeken

De SLIM-subsidie was tot nu toe alleen beschikbaar voor mkb-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het mkb en grootbedrijven uit de sectoren landbouw, horeca en recreatie. Vanaf 2024 is het dus ook mogelijk om deze subsidie in te zetten voor individuele scholing.

STAP-subsidie

Dat de SLIM-subsidie wordt uitgebreid, hangt samen met het vervallen van de STAP-subsidie per 1 januari 2024. De subsidie STAP (Stimulans ArbeidsmarktPositie) was in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Met de STAP-subsidie kunnen mensen een opleiding of deel van een opleiding volgen. De STAP-subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan dit jaar nog één keer – het loket gaat open op 15 november 2023 – worden aangevraagd bij het UWV. 

Extra budget

Met het vervallen van de STAP-subsidie komt € 147 miljoen aan middelen ‘vrij’. Hiervan wordt de helft, dus € 73,5 miljoen, ingezet voor uitbreiding van de SLIM-subsidie.

Aanvragen

Het aanvragen van de SLIM-subsidie loopt via het subsidieportaal van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging belasting- en invorderingsrente

Staatssecretaris Van Rij heeft voorstellen ingediend tot wijziging van de belasting- en invorderingsrente per 1 januari 2024. Doel hiervan is om de onderlinge verschillen tussen de diverse rentepercentages die de Belastingdienst hanteert te verkleinen.

Andere berekeningswijze

Rekenen

Door een andere berekeningswijze zal de belastingrente voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage per 1 januari 2024 naar verwachting 10% gaan bedragen. Voor de overige belastingen is dit naar verwachting 7,5%. De invorderingsrente gaat naar verwachting voor alle belastingsoorten 4% bedragen.

Belastingrente

Er wordt belastingrente in rekening gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als u te laat aangifte heeft gedaan of als de uiteindelijke aanslag hoger ligt dan zou volgen uit uw aangifte. 

Anderzijds vergoedt de Belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.

Invorderingsrente

U betaalt invorderingsrente als u na de uiterste betaaldatum nog een bedrag aan belasting moet betalen. Dit geldt ook als u uitstel van betaling hebt gekregen. De periode waarover u invorderingsrente moet betalen, begint op de dag na de uiterste betaaldatum en loopt tot de dag waarop het geld op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven. 

U ontvangt invorderingsrente als de Belastingdienst u niet binnen de daarvoor gestelde termijnen de te veel betaalde belasting terugbetaalt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vermogensinkomsten vanaf 2024 veel zwaarder belast

Het kabinet wil vermogensinkomsten vanaf 2024 veel zwaarder belasten. Dit voornemen is op Prinsjesdag bekendgemaakt. Inmiddels is gebleken, tijdens de Algemene Beschouwingen, dat een meerderheid in de Tweede Kamer de vermogensinkomsten nog zwaarder wil belasten.

Belastingheffing box 3

Sparen

Vermogensinkomsten worden momenteel in box 3 belast tegen 32% (2023). Deze vermogensinkomsten worden gebaseerd op een verondersteld rendement. Voor de berekening van dat rendement worden drie aparte percentages gehanteerd: 1. voor inkomsten uit spaargeld, 2. overige inkomsten zoals beleggingen en 3. schulden. Voor schulden wordt een negatief percentage gehanteerd.

  Banktegoeden (spaargeld)  Overige bezittingen  Schulden 
2022  -0,01%  5,53%  2,28% 
2023  0,01%  6,17%  2,46 % 
2024  Nog niet vastgesteld  Nog niet vastgesteld  Nog niet vastgesteld 

Stijging tarief naar 34%

Eerder was al aangekondigd dat het tarief in box 3 in 2024 zou stijgen naar 33%. Het kabinet heeft echter voorgesteld het tarief in 2024 te laten stijgen naar 34%. Oorspronkelijk zou deze stijging pas in 2025 plaatsvinden, maar dat voornemen is dus met een jaar vervroegd.

Tweede Kamer wil 36%

Bij de behandeling van de voorstellen van het kabinet heeft de Tweede Kamer voorgesteld het tarief niet te verhogen naar 34%, maar naar 36%. 

Let op! Het is nog niet duidelijk of het kabinet dit voorstel ook zal overnemen.

Geen indexering heffingsvrij vermogen

In box 3 wordt over een deel van het vermogen geen belasting geheven. Dit is in 2023 een bedrag van maximaal € 57.000 en van maximaal € 114.000 voor belastingplichtigen met een partner. Het kabinet heeft ook voorgesteld dit bedrag niet te indexeren in verband met de inflatie. De meeste belastingbedragen worden dit jaar geïndexeerd met 9,9%, het achterwege laten van de indexering betekent daardoor een extra verhoging van de belastingdruk in box 3.

Forse lastenverzwaring

Alleen al het voorstel van het kabinet om het tarief te verhogen naar 34%, betekent dat over het belastbare vermogen in box volgend jaar 6,25% meer belasting betaald moet worden. Wordt het tarief verhoogd naar 36%, dan betekent dit dat zelfs 12,5% meer belasting betaald moet worden. Daar komt de extra belasting als gevolg van het niet-indexeren van het heffingsvrije vermogen dus nog eens bovenop.

Let op! Alle plannen zijn nog niet definitief en moeten nog eerst door de Tweede en Eerste Kamer definitief worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vanaf 2024 minder afschrijven op pand voor IB-ondernemer

Ondernemers waarvan de winst wordt belast met inkomstenbelasting, mogen vanaf 2024 minder afschrijven op hun bedrijfspanden. Het kabinet wil de afschrijving beperken, om zo tal van extra uitgaven te kunnen bekostigen.

Minder afschrijven

Bedrijfspand

IB-ondernemers kunnen op hun bedrijfspand dat men zelf gebruikt nu nog afschrijven tot 50% van de WOZ-waarde van het pand. Vanaf 2024 kan nog maar worden afgeschreven tot 100% van de WOZ-waarde. Door de geringere afschrijvingsmogelijkheid zal in veel gevallen de winst hoger uitvallen en moet meer belasting worden betaald.

Minder belastingheffing bij staking

Keerzijde van de medaille is dat bij staking van het bedrijf minder boekwinst wordt gerealiseerd bij verkoop van het pand. Het pand staat dan immers voor minstens 100% van de WOZ-waarde op de balans in plaats van 50% nu. Door de lagere boekwinst hoeft bij staking dus minder belasting te worden betaald.

Gelijkstelling

Door het voorstel worden ondernemers in de inkomstenbelasting op dit punt gelijkgesteld aan ondernemers in de vennootschapsbelasting. Voor hen geldt namelijk al jaren dat bedrijfspanden slechts tot 100% van de WOZ-waarde kunnen worden afgeschreven.

Let op! Dit plan is opgenomen in het Belastingplan 2024 en moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Reiskostenvergoedingen verruimd per 2024

In 2024 worden fiscaalvrije vergoedingen inzake reiskosten van onder andere werknemers verruimd. Het betreft zowel de vergoedingen voor privévervoer zoals bij gebruik van de auto, als voor vergoedingen voor reizen met het openbaar vervoer. Dit staat in het Belastingplan 2024.

Openbaar vervoer

OV

De huidige regels rond vergoedingen van abonnementen voor het openbaar vervoer zijn ingewikkeld. Dit wordt voor een deel veroorzaakt doordat werknemers sinds de coronacrisis steeds meer (gedeeltelijk) thuiswerken en er dus minder vaak sprake is van regelmatig woon-werkverkeer. Om de administratieve lasten te beperken, wordt daarom voorgesteld om ov-abonnementen fiscaalvrij te stellen. De enige voorwaarde is dat het abonnement ook zakelijk gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor het woon-werkverkeer.

Let op! Het is niet meer van belang in welke mate het abonnement zakelijk wordt gebruikt.

Reiskostenvergoeding verder verruimd

Reiskostenvergoeding zijn in 2023 onbelast voor € 0,21/km. In het Belastingplan van vorig jaar was al aangekondigd deze belastingvrije vergoeding te verruimen naar € 0,22 en zo mogelijk naar € 0,23/km. In het Belastingplan 2024 is inderdaad voor deze laatste variant gekozen. Dit betekent dat reiskostenvergoedingen vanaf 2024 onbelast zijn voor zover de vergoeding niet meer bedraagt dan € 0,23/km. Dit betreft vrijwel alle vormen van vervoer, dus bijvoorbeeld ook voor afgelegde kilometers per fiets en bromfiets.

Ook voor zelfstandige ondernemer en dga

De verhoging van de belastingvrije vergoeding geldt ook voor de zakelijke kilometers die zelfstandige ondernemers afleggen. Zij kunnen hiervoor dus een bedrag van € 0,23/km ten laste van de winst brengen, waarbij ook nu de wijze van vervoer in beginsel niet relevant is.

De dga is in dienst bij zijn bv. Ook de bv mag onbelast de zakelijke kilometers vergoeden tegen de geldende tarieven, uiteraard mits de dga geen vervoersmiddel van de zaak gebruikt.

Doorwerking naar overige reiskosten

De verhoging geldt daarnaast ook voor andere reiskosten die bij de aangifte in aftrek kunnen worden gebracht. Het betreft de aftrek van specifieke zorgkosten in het kader van gemaakte reiskosten voor ziekenbezoek, de kilometervergoeding voor weekenduitgaven inzake het verzorgen van gehandicapten en voor de giftenaftrek als een vrijwilliger afziet van een reiskostenvergoeding.

Let op! Alle bovenstaande plannen staan in het Belastingplan 2024. De Tweede en Eerste Kamer moeten hier nog over beslissen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel Wet werken waar je wilt verworpen door Eerste Kamer

Waar de Tweede Kamer eerder akkoord ging met het voorstel voor de Wet werken waar je wilt, heeft de Eerste Kamer dit verworpen. De Wet werken waar je wilt was een wijziging op de Wet Flexibel werken (Wfw).

Werknemersverzoek beoordelen naar ‘redelijkheid en billijkheid’

Laptop

Voor u als werkgever zouden in de nieuwe wet de wettelijke regels veranderen bij een verzoek van een werknemer voor een andere arbeidsplaats. Een verzoek met betrekking tot die andere arbeidsplaats zou net zo behandeld moeten worden als een verzoek tot wijziging van arbeidsduur of andere werktijden, ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid’.

Het wetsvoorstel ging over het recht op thuiswerken, maar ook over het recht op werken op werklocatie en was in lijn met een eerder uitgebracht advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) aan het kabinet over hybride werken. De SER stelde dat de werknemer meer zeggenschap zou moeten hebben over wel of niet thuiswerken.

Oordeel Eerste Kamer

Bij de behandeling door de Eerste Kamer werd nut en noodzaak van de wet betwijfeld. Ook vroeg men zich af of de wet niet te veel regeldruk voor werkgevers zou opleveren. Uiteindelijk is de wet dus door de Eerste Kamer verworpen.

Huidige wet blijft onveranderd

De huidige Wet flexibel werken biedt werknemers die ten minste een half jaar in dienst zijn bij een bedrijf met ten minste tien werknemers, onder andere de mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot aanpassing van arbeidsplaats. U bent als werkgever verplicht het verzoek in overweging te nemen en in overleg te treden met de werknemer. U bent vervolgens vrij om het verzoek af te wijzen op welke grond dan ook, maar u zult de afwijzing wel deugdelijk moeten motiveren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanpassing box 3 met terugwerkende kracht vanaf 2023

Het kabinet stelt een aantal aanpassingen in box 3 voor die met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 in moeten gaan. Het gaat om aanpassingen met betrekking tot een aandeel in een VvE, geld op een derdengeldenrekening en onderlinge schulden en vorderingen tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen.

Aandeel in VvE en derdengeldenrekening

Bril

Het aandeel in een vereniging van eigenaars (VvE) valt op dit moment in box 3 in de categorie overige bezittingen. Ook geld op een derdengeldenrekening van een notaris of een gerechtsdeurwaarder valt nu in deze categorie. Dat betekent dat in box 3 rekening gehouden wordt met een rendement van 6,17% in 2023 op deze vermogensbestanddelen.

Het kabinet stelt nu voor om deze vermogensbestanddelen alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 onder te brengen in de categorie banktegoeden. Het forfaitaire rendement van de categorie banktegoeden staat nog niet definitief vast, maar is voorlopig vastgesteld op 0,36%. Dit betekent een bijna 6% lager forfaitair rendement voor het aandeel in een VvE en geld op een derdengeldenrekening bij een notaris of een gerechtsdeurwaarder.

Niet aangeven van onderlinge vorderingen en schulden

Een vordering op een fiscale partner valt op dit moment in box 3 ook in de categorie overige bezittingen, en wel tegen in 2023 een forfaitair rendement van 6,17%. De corresponderende schuld van die fiscale partner valt echter in box 3 in de categorie schulden tegen een veel lager forfaitair rendement, dat voorlopig vastgesteld is op 2,57%. Uitgaande van dit voorlopige vastgestelde percentage, bestaat in de huidige situatie voor de fiscale partners een verschil van 3,6% tussen de categorie overige bezittingen en de categorie schulden.

Dit betekent dat partners in hun gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting per saldo 3,6% rendement in box 3 zouden moeten verantwoorden over hun onderlinge schulden en vorderingen. Het kabinet vindt dit ongewenst en stelt daarom voor om deze onderlinge vorderingen en schulden vanaf 1 januari 2023 buiten de belastingheffing te brengen (te defiscaliseren). Dit betekent dat deze niet in de aangifte inkomstenbelasting hoeven te worden vermeld en daardoor ook genegeerd worden voor de box 3-heffing.

Let op! Het gaat hierbij om de onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners. Ook onderlinge vorderingen en schulden tussen ouders en minderjarige kinderen gaan onder deze regel vallen en worden straks dus genegeerd.

Let op! Deze voorstellen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024. Ze moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste vrijwilligersvergoeding naar € 2.100 in 2024

De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding gaat per 1 januari 2024 omhoog naar € 2.100 per jaar. Dat is dit jaar nog € 1.900. De vergoeding per maand wordt in 2024 € 210. Dat is nu nog € 190.

Jaarlijkse indexering

Rekenen

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk doen een vergoeding geven die voor de fiscus onbelast is. Deze maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd.

Per 1 januari 2024 gaat dit bedrag weer omhoog. Het nieuwe bedrag is maximaal € 2.100 per jaar.

Over vrijwilligersvergoedingen tot dat bedrag zijn geen belastingen en premies verschuldigd. Betaalt u de vrijwilliger een hogere vergoeding? Dan is deze alleen onbelast als u de vergoeding betaalt om de kosten te vergoeden die de vrijwilliger gemaakt heeft voor het uitvoeren van het vrijwilligerswerk.

Let op! Een extra verhoging die eerder werd aangekondigd, naast de jaarlijkse indexatie, is van de baan.

Voorwaarden vrijwilligersvergoeding

Om gebruik te kunnen maken van de fiscale regels voor een onbelaste vrijwilligersvergoeding moet u aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • uw organisatie:
    valt niet onder de vennootschapsbelasting of is daarvan vrijgesteld;
    is een sportvereniging of sportstichting;
    is een algemeen nut beogende instelling (ANBI);
  • de vrijwilliger is niet bij u in dienst;
  • de vrijwilliger voert de werkzaamheden niet uit voor zijn beroep;
  • de vergoeding die de vrijwilliger krijgt voor het werk is een vergoeding, die niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van het werk.
Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere arbeidskorting in 2024, maar niet voor iedereen

De arbeidskorting wordt volgend jaar verhoogd met € 115. Daarnaast vindt een indexatie ter compensatie van de inflatie plaats. Maar juist door die indexatie lijken bepaalde arbeidsinkomens volgend jaar recht te hebben op mínder arbeidskorting. Hoe zit dit?

Opbouw tot maximale arbeidskorting

Typen

De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het arbeidsinkomen. Hoe hoger het arbeidsinkomen, des te meer arbeidskorting je krijgt. Hier zit wel een maximum aan. De arbeidskorting bereikt in 2023 het maximum van € 5.052 bij een bruto inkomen van € 37.691. De maximale arbeidskorting komt in 2024 neer op € 5.553 bij een bruto inkomen van € 39.898. 

Afbouw arbeidskorting

Vanaf een inkomen van € 37.691 wordt de arbeidskorting in 2023 6,51% lager. Dit betekent dat voor elke euro boven € 37.691 uw arbeidskorting met 6,51 eurocent wordt afgebouwd. Vanaf een inkomen van € 115.295 heeft u dan geen arbeidskorting meer.

In 2024 is het afbouwpercentage nog steeds 6,51% en dus 6,51 eurocent per euro. De afbouw vindt dan echter pas plaats vanaf € 39.898. In 2024 heeft u daardoor vanaf een inkomen van € 125.198 geen arbeidskorting meer.

Indexatie kan voor minder arbeidskorting zorgen

De arbeidskorting loopt in 2023 bij arbeidsinkomens tot € 10.741 op met 8,231%. Voor zover het arbeidsinkomen hoger is dan € 10.741, loopt de arbeidskorting echter veel sneller op, namelijk met 29,861%.

Uit de tabellen bij het Belastingplan 2024 lijkt te volgen dat de stijging met 8,231% volgend jaar geldt tot een arbeidsinkomen van € 11.809 en dat daarboven pas de stijging van 29,861% geldt. Dit heeft te maken met de indexatie van de arbeidsinkomensgrenzen. 

Door de indexatie van deze arbeidsinkomensgrenzen lijken arbeidsinkomens vanaf € 11.809 tot € 23.201 volgend jaar allemaal recht te hebben op € 231 minder arbeidskorting dan in 2023. Dat is dus voor deze groep zeker geen vooruitgang.

Ook arbeidsinkomens vanaf € 10.741 tot € 11.809 en vanaf € 23.201 tot ongeveer € 24.065 lijken volgend jaar minder arbeidskorting te krijgen, maar de verschillen zijn hier kleiner.

Meer arbeidskorting

Arbeidsinkomens vanaf ongeveer € 24.065 lijken volgend jaar echter wel meer arbeidskorting te krijgen. Hoeveel meer is afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen. 
Arbeidsinkomens vanaf € 39.898 tot € 115.295 lijken er volgend jaar het beste uit te komen, namelijk zo’n € 645 meer aan arbeidskorting. Echter, voor arbeidsinkomens tussen de € 24.065 en € 39.898 én boven de € 115.295 is de arbeidskorting in 2024 ook hoger, maar het verschil tussen de arbeidskorting in 2024 en 2023 is voor deze arbeidsinkomens kleiner dan € 645.

Let op! De grens vanaf waar de arbeidskorting wordt afgebouwd is gekoppeld aan het minimumloon. Daarom is de grens van € 39.898 nog een inschatting. Deze wordt pas definitief vastgesteld na de vaststelling van het minimumloon in november 2023.

Let op! Deze plannen moeten nog goedgekeurd worden door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

‘Mijn Cyberweerbare zaak’: cybersubsidie voor kleine bedrijven

Het Digital Trust Center, DTC, introduceert een subsidieregeling voor micro- en kleine ondernemingen ‘Mijn Cyberweerbare Zaak’. Deze subsidie is bedoeld voor de kosten van de aanschaf en implementatie van één of meer cruciale cyberweerbaarheidsmaatregelen.

Wat en hoeveel?

Privacy

Onder de subsidie vallen bijvoorbeeld het inrichten van back-ups, een wachtwoordmanager en het laten uitvoeren van een risico-inventarisatie. De subsidie bedraagt de helft (50%) van de kosten die een IT-dienstverlener rekent, met een maximum van € 1.250 per aanvrager. Het is mogelijk éénmalig een beroep doen op deze subsidieregeling. Het DTC stelt vooralsnog € 300.000 beschikbaar.

Advies, aanbod en subsidie in 3 stappen

Stap 1 is te weten waar de cyberveiligheid van uw bedrijf nog tekortschiet. Met de CyberVeilig Check maakt u binnen tien minuten uw eigen actielijst (PDF) met te nemen cybermaatregelen. Stap 2 is het benaderen van een leverancier van IT-beveiligingsdiensten die kan ondersteunen bij één of meer maatregelen van de actielijst. Stap 3, de laatste stap ,bestaat uit de aanvraag van de subsidie en het uploaden van de actielijst en offerte(s) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Aanvragen van 2 oktober tot 1 november

Het aanvragen van deze investeringssubsidie kan van 2 oktober tot 1 november 2023, 17.00 uur. Het beschikbare subsidiebudget voor Mijn Cyberweerbare Zaak is dus € 300.000 en wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvraag totdat het subsidiebudget op is.

Meer informatie over ‘Mijn weerbare zaak’ vindt u hier.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dividend- en aandelenvervreemding in 2023 of vanaf 2024?

Vorig jaar is al besloten om vanaf 2024 twee tarieven in box 2 te introduceren. De Tweede Kamer heeft onlangs een motie aangenomen met het voorstel om de hoogste van die twee tarieven nog eens met 2%-punt extra te verhogen. Reden om na te denken over een dividenduitkering of mogelijk versnelde vervreemding van uw aandelen in 2023?

Box 2

Aandelen

In box 2 betaalt u belasting over inkomsten uit aanmerkelijk belang. Dit betreft enerzijds het dividend dat de bv uitkeert aan aanmerkelijk belang aandeelhouders-natuurlijke personen en anderzijds de winst die zo’n aandeelhouder haalt met de verkoop van zijn aandelen. In geval van overlijden wordt de aandeelhouder geacht zijn aandelen te hebben verkocht en treedt dus ook heffing op.

Vanaf 2024 twee tarieven

Het tarief in box 2 bedroeg vanaf de invoering in 2001 tot en met 2019 25% (met uitzondering van 2007 en 2014 toen bij een inkomen in box 2 van € 250.000 een tarief van 22% gold). Nadat het tarief in 2020 al was verhoogd van 25 naar 26,25%, volgde vanaf 2021 een verdere verhoging naar 26,9%. Vervolgens is in 2022 besloten om vanaf 2024 twee tarieven in box 2 in te voeren: voor het inkomen in box 2 tot en met € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000 gezamenlijk) een tarief van 24,5% en voor het inkomen daarboven 31%.

Aangenomen motie

De Tweede Kamer heeft onlangs echter een motie aangenomen met het voorstel om het tarief van 31% met ingang van 2024 nog verder te verhogen naar 33%. Als de motie wordt opgenomen in een wetsvoorstel en de Tweede en Eerste Kamer daarmee instemmen, ziet het box 2-tarief er vanaf volgend jaar (2024) als volgt uit:

Inkomen in box 2  Tarief 
Tot en met € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000)  24,5% 
Boven € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000)  33% 

Let op! De nieuwe tarieven gaan ook gelden voor reserves die tot en met 2023 al zijn opgebouwd in de vennootschap!

Minder én meer belasting in box 2

Door de verlaging van het box 2-tarief voor de eerste € 67.000 (fiscale partners € 134.000) van 26,9 naar 24,5%, betaalt u over dividend of de verkoopwinst van uw aandelen tot € 67.000 (of € 134.000) in 2024 bijna 9% minder belasting in box 2 dan in 2023.

Door de verhoging van het box 2-tarief voor bedragen boven € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000 gezamenlijk) van 26,9% naar 33%, betaalt u over dividend of de verkoopwinst van uw aandelen boven € 67.000 (of € 134.000) in 2024 echter bijna 23% meer belasting in box 2 dan in 2023.

Let op! De introductie van twee tarieven in box 2 is al definitief aangenomen. Dat geldt niet voor de verhoging van het bovenste tarief van 31% naar 33%. Dit moet nog in een wetsvoorstel worden opgenomen en daarna door de Tweede én Eerste Kamer worden aangenomen.

2023 of vanaf 2024 gunstiger?

De vraag is of het nu raadzaam is om in 2023 al dividend uit te keren of te wachten tot 2024 en latere jaren. Eenzelfde vraag kan gesteld worden voor een volgend jaar geplande vervreemding van aandelen. Is het raadzaam om die vervreemding, waar mogelijk, naar voren te halen en in 2023 uit te voeren?

Vuistregel lijkt in ieder geval dat voor bedragen rond € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000) het raadzaam is te wachten tot 2024. In 2024 kunt u immers gebruikmaken van het lagere tarief van 24,5%. Gaat het om hogere bedragen, dan kan het financieel weleens aantrekkelijker zijn om de transactie nog in 2023 te laten plaatsvinden.

Individuele beoordeling

Of uitkeren in 2023 of vanaf 2024 gunstiger is, is niet alleen afhankelijk van het box 2-tarief maar ook van andere individuele omstandigheden. Zo kan het bestedingsdoel van invloed zijn op de beslissing om in 2023 of op een later moment pas dividend uit te keren. Verder zullen onder meer de hoogte van de nog uit te keren reserves en het moment waarop u dividend moet of wilt gaan uitkeren of de verkoop van uw aandelen gepland heeft, een rol spelen. 

Daarnaast speelt ook de toekomstige winstverwachting een rol: indien u verwacht de komende jaren een nettowinst in de bv te behalen waarmee u bij een dividenduitkering het laagste tarief al benut, dan zal iedere verder uitkering belast zijn tegen het hogere tarief. Het lijkt dan aantrekkelijk om in 2023 belastingheffing actief op te zoeken. Uiteraard moeten er dan wel voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de verschuldigde dividend- en inkomstenbelasting te voldoen.

Tip! De beoordeling is niet eenvoudig en leidt helaas ook niet tot een duidelijke uitkomst. Onze adviseurs kunnen de diverse scenario’s van uw individuele situatie voor u beoordelen en met u bespreken om zo een keuze te kunnen maken om wel of niet in 2023 nog actie te ondernemen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Giftenaftrek vennootschapsbelasting vervalt

Een bv of een andere vpb-plichtige kan een gift aan een ANBI, onder voorwaarden, aftrekken van de winst. Het kabinet stelt voor om deze giftenaftrek in de vpb volledig te laten vervallen vanaf 2024. Daar staat tegenover dat die gift ook niet meer als uitdeling aan een aandeelhouder wordt aangemerkt.

Giftenaftrek

Schenken

Giften aan een ANBI zijn momenteel in de vennootschapsbelasting (vpb) aftrekbaar tot maximaal 50% van de winst, met een maximum van € 100.000.

Uitdeling

Doet een bv een gift vanuit de persoonlijke vrijgevigheid van de aandeelhouder? Dan wordt deze gift aangemerkt als een ‘uitdeling aan de aandeelhouder’. De gift is dan niet aftrekbaar en deze uitdeling wordt dan in box 2 én met dividendbelasting belast.

Om het geven van grote periodieke giften vanuit een vennootschap aan een ANBI aantrekkelijker te maken, stelt het kabinet voor om de gift die als zo’n uitdeling kan worden aangemerkt, vanaf 2024 niet meer te belasten in box 2 of met dividendbelasting.

Let op! Er is nog wel sprake van een uitdeling die belast is in box 2 en met dividendbelasting als de vennootschap de gift niet rechtstreeks doet, maar bijvoorbeeld het bedrag eerst uitkeert aan de aandeelhouder. In dat geval kan de aandeelhouder eventueel wel gebruikmaken van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.

Goedkeuring beleidsbesluit

In een beleidsbesluit is overigens vanaf 2016 al een goedkeuring opgenomen waardoor een gift vanuit de persoonlijke vrijgevigheid van de aandeelhouder, onder voorwaarden, niet als uitdeling wordt aangemerkt voor box 2 en de dividendbelasting. Deze goedkeuring geldt echter alleen voor zover de giften niet groter zijn dan het maximaal in aftrek te brengen bedrag in de vpb. Voor het meerdere is onder de goedkeuring dus op dit moment wel sprake van een uitdeling die niet aftrekbaar is in de vpb, maar wel belast is in box 2 en voor de dividendbelasting. In zoverre is het wetsvoorstel dus een verruiming.

Geen giftenaftrek in vennootschapsbelasting meer

Als tegenhanger van dit voorstel om geen uitdeling meer aan te nemen, wil het kabinet echter de giftenaftrek in de vpb vanaf 2024 voor alle lichamen laten vervallen. Giften zijn vanaf 2024 dus niet langer meer aftrekbaar van de winst in de vpb.

Sponsoring blijft mogelijk

Het steunen van goede doelen door sponsoring of reclame blijft, ook vanaf 2024, wel mogelijk. Dit zijn zakelijke kosten die aftrekbaar zijn van de winst voor de vpb.

Geen schenkbelasting

Als een ANBI of steunstichting SBBI een gift van een lichaam ontvangt, dan is daarover geen schenkbelasting verschuldigd. Dat is nu al zo en dat blijft ook zo.

Let op! Deze plannen moeten nog door de Tweede én Eerste kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst stuurt aanmaningen na intrekken betalingsregeling coronabelastingschulden

Is de betalingsregeling die u kreeg voor uw coronabelastingschulden door de Belastingdienst ingetrokken? En heeft u nog steeds een betalingsachterstand? Dan stuurt de Belastingdienst u vanaf eind september 2023 aanmaningen voor al uw coronabelastingschulden.

Betalingsregeling coronabelastingschulden

Belastingdienst

Tijdens de coronacrisis kon u ervoor kiezen om de betaling van uw belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Sinds 1 oktober 2022 moet u deze coronabelastingschulden in beginsel in maandelijkse, gelijke termijnen aflossen. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd.

Andere voorwaarden zijn dat u tijdig de juiste belastingaangiften – onder meer btw en loonheffing – indient voor belastingen vanaf 1 oktober 2022 en dat u tijdig en volledig de betalingen doet die daaruit voortvloeien.

Intrekking betalingsregeling

Als u niet aan al deze voorwaarden voldeed, ontving u in juli 2023 een brief waarin de Belastingdienst de betalingsregeling introk. Liep u maar maximaal één termijn achter in de coronabetalingsregeling, dan heeft u niet zo’n brief gekregen. De betalingsregeling is wel ingetrokken voor ondernemers die meer dan één termijn achterliepen en/of een structurele achterstand hadden op de nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Aanmaningen

Is uw betalingsregeling ingetrokken en heeft u nu nog steeds een betalingsachterstand, dan kunt u vanaf eind september tot uiterlijk in november 2023 aanmaningen van de Belastingdienst verwachten.

Let op! De Belastingdienst stuurt voor elke (naheffings)aanslag die onder de betalingsregeling viel apart een aanmaning. Doet u bijvoorbeeld per maand btw-aangifte en heeft u twee jaar lang uitstel gekregen voor deze btw? Dan ontvangt u dus 24 aanmaningen!

De aanmaningen voor eenzelfde belastingsoort ontvangt u allemaal op hetzelfde moment. Had u ook belastinguitstel voor een andere belastingsoort, dan kan het zijn dat u de aanmaningen voor die belastingsoort op een andere dag ontvangt.

Invorderingsmaatregelen

Betaalt u na ontvangst van de aanmaning niet, dan ontvangt u van de Belastingdienst een dwangbevel. Betaalt u daarna nog steeds niet, dan neemt de Belastingdienst verdere maatregelen. Dit kan betekenen dat de Belastingdienst beslag legt op bijvoorbeeld uw inventaris, auto of bankrekening en deze daarna verkoopt. De Belastingdienst kan ook een faillissement aanvragen.

Houd er rekening mee dat aan een dwangbevel hoge kosten verbonden kunnen zijn. De hoogte van deze kosten hangen namelijk af van de hoogte van de belastingschulden. Ook de kosten van een beslaglegging kunnen flink in de papieren lopen.

Let op! Ontving u vóór 1 oktober 2022 al een of meer aanmaningen van de Belastingdienst en heeft u deze nog niet betaald? Houd er dan rekening mee dat de Belastingdienst dan niet langer wacht, maar meteen een dwangbevel kan sturen. De Belastingdienst kondigt aan dat u dit dwangbevel uiterlijk in december 2023 zult ontvangen.

Herleven betalingsregeling

De betalingsregeling voor uw coronabelastingschulden herleeft weer als u vóór 29 augustus 2023 al uw betalingsachterstand heeft ingelopen. De Belastingdienst stuurt u hierover dan nog een brief waarin dit officieel wordt bevestigd.

Tip! Ontvangt u aanmaningen, neem dan contact met ons op. Wij kunnen samen met u bekijken welke mogelijkheden u nog heeft.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Informatieplicht energiebesparing 2023

De overheid wil dat ondernemers zo min mogelijk energie verbruiken om zo de uitstoot van schadelijke stoffen, zoals CO2, te beperken. Om energie te besparen, hebben ondernemers die veel energie verbruiken een energiebesparingsplicht. Bovendien moeten deze ondernemers hier iedere vier jaar over rapporteren volgens de informatieplicht. Daarnaast bestaat er voor sommige ondernemers een onderzoeksplicht inzake energiebesparing.

In deze advieswijzer geven we aan wat deze plichten voor u in de praktijk betekenen en hoe u aan deze plichten kunt voldoen. Ook treft u aan waar u voor nadere informatie terechtkunt.

Energiebesparingsplicht

Windmolen

Als ondernemer heeft u een energiebesparingsplicht als u in een jaar op een locatie minstens 50.000 kWh aan elektra of minstens 25.000 m3 gas verbruikt. De energiebesparingsplicht betekent dat u verplicht bent alle energiebesparende maatregelen te treffen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Ook maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder die geen energie besparen maar die wel de uitstoot van CO2 reduceren, bent u verplicht te treffen. U voldoet aan uw plichten als u alle maatregelen uitvoert met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of als u alle maatregelen die voor u van toepassing zijn uitvoert die zijn vermeld op de Erkende Maatregelenlijst voor energiebesparing (EML). Voert u een maatregel van de EML niet uit, dan moet u een alternatieve maatregel uitvoeren die minstens evenveel energie bespaart. Heeft u een energiebesparingsplicht, dan moet u hierover iedere vier jaar rapporteren.

Let op! Heeft u dit nog niet gedaan, dan bent u verplicht uiterlijk 1 december 2023 digitaal te rapporteren bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Meer informatie over de energiebesparingsplicht is te vinden via Energiebesparingsplicht vanaf 2023 (rvo.nl).

Uitbreiding besparingsplicht

Ook voor ETS-ondernemingen, de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken, geldt de energiebesparingsplicht per 1 juli 2023. ETS-ondernemingen zijn bedrijven die verplicht moeten deelnemen aan het Emission Trade System, een handelssysteem voor de CO2-uitstoot van de industrie. In dat systeem moeten bedrijven voor elke ton aan CO2-uitstoot één emissierecht inleveren, dat men kan kopen en eventueel verhandelen. Het aantal emissierechten wordt jaarlijks lager vastgesteld, zodat bedrijven ofwel steeds duurdere emissierechten moeten kopen, ofwel moeten investeren in het beperken van de uitstoot.

Regels bij verhuur

Bent u de enige gebruiker van een gebouw, dan bent u ook verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen én voor de te leveren informatie hierover. Voor maatregelen met betrekking tot het gebouw treedt u in overleg met de eigenaar. De eigenaar van het gebouw is verantwoordelijk voor de maatregelen hieromtrent, tenzij anders contractueel is afgesproken. De maatregelen waarvoor u als huurder verantwoordelijk bent, dient u ook zelf te nemen. Bij een gebouw met meerdere huurders is de eigenaar verantwoordelijk voor de te nemen energiebesparende maatregelen aan het gebouw. De huurders zijn verantwoordelijk voor de maatregelen van het proces. Het ligt voor de hand dat de gebouweigenaar, bij weinig processen die plaatsvinden bij de huurders, ook rapporteert namens de huurders.

Let op! Het ligt voor de hand dat degene die de maatregelen uitvoert ook rapporteert over de maatregelen. Er zijn bijvoorbeeld situaties, zoals in winkelcentra, dat de eigenaar van het winkelcentrum rapporteert over de collectieve voorzieningen, zoals een roltrap of verlichting en dat de huurder verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de maatregelen en hierover dan ook rapporteert.

Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML)

Als voor uw bedrijf de energiebesparingsplicht geldt, dan moet u bij de RVO iedere vier jaar rapporteren welke energiebesparende maatregelen u heeft genomen. Uw rapportage stelt u op aan de hand van de Erkende Maatregelenlijst energiebesparing (EML). Op deze lijst staan energiebesparende maatregelen waarvan de terugverdientijd vijf jaar of minder bedraagt. Van de op de EML genoemde maatregelen geeft u aan of u deze heeft uitgevoerd of dat u een alternatieve maatregel heeft uitgevoerd.

Let op! Momenteel ligt er een wetsvoorstel om de terugverdientijd van vijf jaar naar zeven jaar te brengen. Dit zal vanaf de volgende rapportageronde in 2027 het geval zijn.

De EML kent drie onderdelen, te weten ‘gebouwen’, ‘faciliteiten’ en ‘processen’. Per categorie moet u bekijken of deze voor u relevant is. Zo ja, dan dient u de maatregelen uit te voeren. Voor gebouwen betreft dit bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen voor de verwarming van het gebouw of voor de verlichting van de binnenruimte. Bij faciliteiten treft u onder meer energiebesparende maatregelen aan voor de koeling van producten, voor roltrappen of met betrekking tot uw serverruimte. Voor energiebesparende maatregelen inzake processen kunt u onder meer denken aan maatregelen om warmteverlies te beperken en aan energiebesparende maatregelen voor veehouderijen.

Of u een maatregel van de EML direct dient uit te voeren, hangt af van diverse omstandigheden. Onder meer de uitgangssituatie is hiervoor van belang. Zo kunt u bijvoorbeeld geen energie met betrekking tot warmte besparen in een ruimte die niet verwarmd is. Ook technische factoren zijn van belang. Brandt in een bepaalde ruimte gedurende de dag slechts kort de verlichting, dan zal de terugverdientijd inzake energiebesparende verlichting te lang zijn. Ook kunnen sommige energiebesparende maatregelen pas op een later moment rendabel zijn. Als u bijvoorbeeld op een bepaald moment uw gevel dient te renoveren, kan het rendabel zijn dan gelijk te kiezen voor isolerend glas.

Let op! Voor de glastuinbouw geldt sinds 1 juli 2023 ook de energiebesparingsplicht. Voor deze sector is een specifieke EML beschikbaar.

EED-auditplicht

Naast de energiebesparingsplicht en de hieraan gekoppelde rapportageplicht bestaat er de Europese Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Deze plicht geldt alleen voor grote bedrijven die niet als mkb aangemerkt worden. Dat wil zeggen dat u maximaal 250 werknemers (fulltime) in dienst heeft, uw omzet maximaal € 50 miljoen bedraagt en/of uw balanstotaal maximaal € 43 miljoen is. Het doel van de EED-auditplicht is om bedrijven inzicht te geven in hun energiegebruik en aan te geven op welke manieren energie bespaard kan worden. U dient met name te rapporteren welke energiebesparende maatregelen u kunt nemen en welke besparing dit oplevert. De rapportage op grond van de EED beperkt zich niet tot maatregelen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar. Voor de EED kunt u desgewenst gebruikmaken van slablonen die u aantreft op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl).

Ook ‘vervoer’ maakt onderdeel uit van de rapportageplicht inzake de EED, maar alleen voor zover u binnen uw bedrijf zelf het vervoer verzorgt. Besteedt u het vervoer uit, dan is de vervoerder eventueel rapportageplichtig, indien deze aan de voorwaarden voor de plicht voldoet. Het woon-werkverkeer van uw werknemers valt niet onder de rapportageplicht. Onderdeel van de rapportage is onder meer een overzicht van het totaal gemeten energieverbruik van uw bedrijf alsmede een uitsplitsing van het energieverbruik voor de processen, gebouwen, installaties en vervoer van uw onderneming. Ook dient u een lijst van energiebesparende maatregelen op te nemen, waarbij u gebruik kunt maken van bovengenoemde EML.

U dient iedere vier jaar te rapporteren. Dit is opengesteld op 4 juli 2023. De rapportage dient digitaal aangeleverd te worden bij de RVO. Hiervoor heeft u eHerkenning niveau 2+ of hoger nodig.

Let op! U bent wettelijk verplicht uw EED-rapportage aan te leveren. Doet u dit niet, dan kan de RVO u een last opleggen met een dwangsom. Voldoet u dan nog niet aan uw verplichting, dan dient u de dwangsom te betalen.

Tip! Als u investeert in een energiebesparende maatregel waarop de Energie-investeringsaftrek (EIA) van toepassing is, komen de rapportagekosten ook voor de EIA in aanmerking.

Onderzoeksplicht

Grote energie verbruikende bedrijven kunnen ook nog te maken hebben met een onderzoeksplicht inzake energiebesparing. Dit geldt voor locaties van bedrijven met een jaarlijks energiegebruik vanaf 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas. Of de onderzoeksplicht op de activiteiten van uw bedrijf van toepassing is, hangt af van wie de milieuregels voor de milieubelastende activiteit van uw bedrijf bepaalt. Om te bepalen of er een onderzoeksplicht geldt voor de locatie kunnen ondernemers het stappenplan raadplegen: Stappenplan Energiebesparing Rapportageplicht (rvo.nl).

De onderzoeksplicht houdt in dat u eens per vier jaar onderzoekt welke energiebesparende maatregelen u moet nemen. Dit dient u digitaal te rapporteren bij de RVO. U moet in uw rapportage ook aangeven welke maatregelen u de voorafgaande periode al heeft genomen.

Let op! De eerstvolgende rapportage moet uiterlijk 1 december 2023 bij de RVO binnen zijn.

Wettelijk is bepaald over welke aspecten van uw bedrijfsvoering u met betrekking tot energiebesparing moet rapporteren. Dit betreft onder meer een analyse van uw energieverbruik, waaronder een opgave van onbenutte warmtestromen alsmede een inventarisatie van kosteneffectieve CO2-reducerende maatregelen. Ook hiervoor kunt u gebruikmaken van de EML. Voor uw rapportage is wettelijk vastgelegd hoe u de terugverdientijd van een investering en de CO2-reductie dient te berekenen. U kunt voor uw rapportage gebruikmaken van sjablonen die u kunt vinden op de site van de RVO.

Fiscale maatregelen m.b.t. energiebesparing

Voor maatregelen waarvan de terugverdientijd langer is dan vijf jaar, bestaat geen plicht deze uit te voeren. Voor dergelijke maatregelen komt u vaak wel in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Deze aftrek is met name bedoeld voor energiebesparende investeringen die, gelet op het rendement, nog onvoldoend rendabel zijn. Door hiervoor een fiscale aftrek te verlenen, dalen de nettokosten van de investering en is deze eerder rendabel.

Alleen bedrijfsmiddelen die op de zogenaamde Energielijst staan, komen voor de EIA in aanmerking. De Energielijst kunt u inzien en downloaden op de site van de RVO en wordt ieder jaar vernieuwd. De EIA levert voor investeringen in het jaar 2023 een extra aftrek van de winst op van 45,5%. Het totale maximumbedrag dat voor de EIA in aanmerking komt, bedraagt € 136 miljoen. Een investering in een bedrijfsmiddel dat bijvoorbeeld € 100.000 kost en op de Energielijst staat, levert dus een extra aftrek op de winst op van € 45.500. 

Let op! In het Belastingplan 2024 is opgenomen dat de EIA in 2024 wordt verlaagd van 45,5 naar 40%.

Overweegt u een investering te doen in energievriendelijke bedrijfsmiddelen? Dan is het wellicht interessant dit in 2023 nog te doen. Dit plan moet nog wel worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Handhaving

Een onderneming die voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden is wettelijk verplicht energiebesparende en/of CO2-reducerende maatregelen te treffen, te rapporteren en/of te informeren. Zijn er maatregelen genomen die niet staan vermeld op de EML, dan is het bevoegd gezag ook gerechtigd te controleren of de genomen alternatieve maatregelen voldoende zijn geweest. Voldoet een onderneming niet aan haar plichten, dat is het bevoegd gezag gerechtigd om eerst een waarschuwingsbrief te versturen. Ook kan het bevoegd gezag een dwangsom opleggen. Het bevoegd gezag is veelal de gemeente, de provincie of het Rijk. De hoogte van de dwangsom moet evenredig zijn aan de ernst van de overtreding en is bedoeld om bedrijven er alsnog toe te brengen de vereiste maatregelen te nemen dan wel te rapporteren en/of te informeren. Een bedrijf moet de dwangsom betalen als niet alsnog aan de wettelijke plichten wordt voldaan, vóór de termijn die daartoe door het bevoegd gezag gesteld is. Bij het vaststellen van deze termijn wordt rekening gehouden met de tijd die nodig is om een geconstateerde overtreding te beëindigen. Een dwangsom kan herhaald worden bij het niet blijven voldoen aan de wettelijke regels. 

Meer informatie: RVO

De energiebesparingsplicht, de informatieplicht en de rapportageplicht bestaan voor de gemiddelde ondernemer uit behoorlijk ingewikkelde regelingen. Er zijn tal van bedrijven die ondernemers deze werkzaamheden tegen betaling uit handen kunnen nemen. Als u googelt op ‘energiebesparingsplicht advies’ blijkt dat er aan adviseurs keuze genoeg is.

Op RVO.nl kunt u terecht voor alle informatie die op uw specifieke situatie, voor uw branche of bedrijf, van toepassing is. Via deze site dient u ook uw rapportages digitaal aan te leveren, waarvoor eHerkenning niveau 2+ of hoger met machtiging RVO-diensten niveau eH2+ nodig is.

Meer informatie: DEB

Voor informatie inzake de energiebesparingsplicht en rapportageplichten kunt u ook terecht op de site deb.nl (duurzaam energie besparen). DEB verstrekt informatie aan ondernemers die geconfronteerd worden met de wettelijke plichten op dit gebied, maar ook aan ondernemers die niet verplicht zijn tot energiebesparende maatregelen en overwegen om hier uit het oogpunt van kostenbesparing toe over te gaan.

Tip! DEB heeft een praktisch overzicht van alle 150 maatregelen die deel uitmaken van de EML.

DEB werkt samen met tal van branches, zodat de informatie zo veel mogelijk toegespitst is op de persoonlijke situatie van de ondernemer. U kunt op de site van DEB kosteloos inloggen en hier een eigen account aanmaken.

Voorbeeld

Als voorbeeld noemen we de maatregel tot plaatsing van een dubbelwandige vaatwasmachine in grootkeukens, zoals aanwezig in de horeca. Op de site van DEB treft u deze aan bij de maatregelen in de categorie ‘faciliteiten’. De site geeft aan dat een dubbelwandige vaatwasmachine vanwege de dubbele wanden minder warmteverlies heeft, waardoor water niet opnieuw opgewarmd hoeft te worden, wat energie bespaart. Bij de toelichting leest u dat de maatregel rendabel is bij een gebruik van een vaatwasser voor gemiddeld 1 uur per dag, gedurende het gehele jaar.

Deb.nl bevat ook informatie over beschikbare subsidies en bevat namen en contactinformatie van energieadviseurs. U kunt zich bij DEB aanmelden voor een speciale nieuwsbrief, zodat u altijd op de hoogte bent van het laatste nieuws en de nieuwe maatregelen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer vrachtwagens betalen bzm per 1 oktober 2023

Voor sommige vrachtauto’s moet u naast motorrijtuigenbelasting (mrb) ook belasting zware motorrijtuigen (bzm) betalen. Dat gaat vanaf 1 oktober van dit jaar voor meer vrachtauto’s gelden, want het aantal uitzonderingen wordt verminderd.

Bzm

Snelweg

U moet bzm betalen als uw vrachtauto bestemd is voor het vervoer van goederen, u ermee op de snelweg wilt rijden en als de toegestane maximummassa van de vrachtauto(combinatie) 12.000 kg is of meer. 

Let op! Dit betekent dat het gewicht van de vrachtauto(combinatie) samen met de toegestane maximumlading 12.000 kg of meer is.

Minder uitzonderingen

Van alle bestaande uitzonderingen voor de heffing van bzm gaat er per 1 oktober 2023 een aantal verdwijnen. Onder meer de volgende voertuigen moeten dus, als zij voldoen aan de eerder gestelde richtlijnen, vanaf 1 oktober 2023 bzm gaan betalen: bergingsvoertuigen, bibliotheekbussen, huisvuilauto’s, kraakperswagens, landbouwwerktuigen, rijdende werkplaatsen, schooltandverzorgingsbussen, strooiauto’s, telecommunicatie-auto’s, tentoonstellingsvoertuigen, winkelwagens, motorrijtuigen voor rioolreinigingswerkzaamheden (hogedrukwagens, vacuümwagens en combiwagens) en lesvoertuigen. 

Hoeveel bzm?

Het bedrag aan bzm dat betaald moet worden, is afhankelijk van het aantal assen en van de milieuklasse van het voertuig. Voor een combinatie met drie assen of minder bedraagt de bzm momenteel € 750 per jaar voor het schoonste type. Dit bedrag loopt op tot € 1.407 per jaar voor het meest vervuilende type. Bij vier assen of meer variëren deze bedragen momenteel van € 1.250 tot € 2.359. 

Let op! U moet zelf aangifte doen voor de bzm voordat u met uw vrachtauto(combinatie) op de snelweg gaat rijden. Dit kan via internet of een aangiftepunte.

Tip! U vindt op een speciale pagina van de Belastingdienst meer informatie over de bzm.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere energie-investeringsaftrek (EIA) in 2024

Het kabinet heeft op Prinsjesdag 2023 voorgesteld de energie-investeringsaftrek te verlagen. Als de plannen doorgaan wordt de extra aftrek verlaagd van 45,5 naar 40%.

Energie-investeringsaftrek

Windmolen

De energie-investeringsaftrek (EIA) is een extra fiscale aftrek op de winst die ondernemers krijgen als ze investeren in energiezuinige bedrijfsmiddelen. De extra aftrek komt bovenop de normale afschrijvingsbedragen. De bedrijfsmiddelen waarvoor bedrijven de EIA aan kunnen vragen, moeten wel zijn opgenomen in de zogenaamde Energielijst.

Energielijst

De Energielijst wordt jaarlijks gepubliceerd op RVO.nl en bevat energiezuinige bedrijfsmiddelen die op dat moment nog onvoldoende renderend zijn. Via de EIA worden de kosten voor de ondernemer lager, waardoor een bedrijfsmiddel eerder renderend is. Innovatieve bedrijven kunnen jaarlijks voorstellen doen om hun bedrijfsmiddelen op de Energielijst te plaatsen, zodat deze aantrekkelijker worden om in te investeren.

Omvang verlaging

De EIA wordt in 2024 verlaagd van 45,5 naar 40%. Dit betekent voor bedrijven een korting op de subsidie van 13,75% (45,5/40). De EIA wordt verleend over een maximuminvesteringsbedrag per bedrijf van € 118 miljoen. Dit maximumbedrag blijft in 2024 hetzelfde.

Voorbeeld

Een bv investeert voor € 1.000.000 in energiezuinige bedrijfsmiddelen die op de Energielijst staan. Dit levert in 2023 nog € 455.000 aan extra aftrek op, in 2024 nog € 400.000. Bij een belastingtarief van 25,8% bedraagt het netto voordeel in 2023 25,8% x € 455.000 = € 117.390, en in 2024 25,8% x € 400.000 = € 103.200. 

Tip! Overweegt u een investering te doen in energievriendelijke bedrijfsmiddelen? Dan is het wellicht interessant dit in 2023 nog te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mkb-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek in 2024 fors lager

De mkb-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek worden in het Belastingplan 2024 volgend jaar fors verlaagd. Wat de mkb-winstvrijstelling zou worden, is nu pas bekendgemaakt. De verlaging van de zelfstandigenaftrek was al eerder in wetgeving opgenomen.

De verlagingen vloeien onder meer voort uit de wens de verschillen in fiscale behandeling tussen zelfstandigen en werknemers te verkleinen.

Verlaging mkb-winstvrijstelling

Euro

De mkb-winstvrijstelling wordt in de plannen van het (demissionaire) kabinet verlaagd van 14% in 2023 naar 12,7% in 2024. Dit betekent een verlaging van zo’n 10% ten opzichte van 2023. De mkb-winstvrijstelling geldt voor iedere ondernemer, los van de vraag of deze voldoet aan het urencriterium. Ook ondernemers die minder dan 1.225 uren per jaar in hun bedrijf werken, komen er dus voor in aanmerking.

Let op! Dit voorstel moet nog door de Tweede en de Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Verlaging zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt volgens plan verder verlaagd van € 5.030 in 2023 naar € 3.750 in 2024, ofwel een verlaging van ruim 34%. De verlaging zet de komende jaren in stappen door naar € 900 in 2027.

Aftrek tegen 36,97%

Zowel de mkb-winstvrijstelling als de zelfstandigenaftrek zijn aftrekbaar tegen het tarief van de eerste schijf, dat in 2024 36,97% gaat bedragen. Doordat dit tarief in 2024 iets hoger is dan in 2023 (36,93%), leveren beide aftrekken dus ietsje meer op.

Forse daling netto inkomen

Beide wijzigingen hakken er voor de ondernemer in de inkomstenbelasting fors in en betekenen dat zijn netto inkomen in 2024 nauwelijks zal toenemen. 

Tip! Wat het werkelijke effect is van deze maatregelen voor u, hangt uiteraard af van uw individuele omstandigheden. Wij rekenen graag voor u uit wat dit voor u zou kunnen betekenen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen lagere proceskosten voor WOZ- en bpm-zaken of toch wel?

Als u het niet eens bent met een belastingaanslag, kunt u bezwaar en beroep aantekenen. Wordt u in het gelijk gesteld, dan heeft u recht op een vergoeding van uw proceskosten. De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals beslist dat hierbij geen onderscheid gemaakt mag worden tussen geschillen die de WOZ of bpm betreffen, en overige belastingsoorten. Echter, er liggen nieuwe plannen op tafel.

Vergoeding proceskosten

Auto

Als u een vergoeding van uw proceskosten krijgt, wordt uitgegaan van vaste bedragen. U krijgt in beginsel dus niet uw werkelijke proceskosten vergoed. Dit is alleen anders als u kosten heeft moeten maken omdat de inspecteur – soms tegen beter weten in – heeft vastgehouden aan zijn standpunt.

Onderscheid WOZ, bpm en overige belastingen

Bij de standaardvergoedingen wordt sinds 1 juli 2021 onderscheid gemaakt tussen geschillen inzake de WOZ en bpm en overige belastingen. Daarbij wordt voor de WOZ en bpm een lagere vergoeding toegekend. 

Afhankelijk van de zwaarte van een zaak, worden hieraan punten toegekend. Zo bedraagt dit jaar in zaken waarbij het handelt om beroep of hoger beroep bij WOZ- en bpm-geschillen de vergoeding € 597 per punt, terwijl de vergoeding in overige belastingzaken € 837 per punt bedraagt.

Discriminatieverbod

Onlangs bracht een belastingplichtige zijn zaak voor de Hoge Raad, omdat de rechtbank Gelderland ter bepaling van zijn schadevergoeding in deze bpm-zaak was uitgegaan van het hiervoor geldende, lagere tarief. De Hoge Raad was het met de man eens dat er sprake is van schending van het discriminatieverbod. De Hoge Raad stelde de man dan ook in het gelijk en besliste dat de kostenvergoeding gebaseerd moet worden op de vergoeding die ook in andere belastingzaken geldt.

Rechtbank hardleers

Uit het arrest blijkt dat de Hoge Raad ongeveer een jaar geleden al tot precies hetzelfde oordeel kwam. Rechtbank Gelderland blijkt dan ook behoorlijk hardleers door desondanks toch uit te gaan van de lagere proceskostenvergoeding. De Hoge Raad verwijst voor de argumentatie dan ook gemakshalve naar de in de vorige zaak genoemde argumentatie. Hieruit blijkt dat de lagere proceskostenvergoeding is ingegeven door de vrees van gemeentes dat de toenemende inzet van no cure, no pay-adviesbureaus tot een enorme toename van WOZ- en bpm-zaken zal gaan leiden. Volgens de Hoge Raad is deze argumentatie niet overtuigend genoeg.

Belastingplannen 2023: wetswijzigingen in aantocht

Het kabinet heeft op Prinsjesdag 2023 nu een voorstel ingediend om de proceskostenvergoeding in WOZ- en bpm-zaken fors te verminderen. Het plan is om deze vergoeding conform de huidige wettelijke voorschriften te berekenen en vervolgens te vermenigvuldigen met 25, dan wel 10% als de belastingplichtige niet in het gelijk wordt gesteld.

Daarnaast wordt voorgesteld om immateriële schadevergoedingen wegens overschrijding van de redelijke termijn voor wat betreft de behandeling van een WOZ- of bpm-zaak, te beperken tot € 50 per termijnoverschrijding van een half jaar. Aangezien deze schadevergoedingen nu € 500 per half jaar bedragen, is er in de voorstellen nog slechts sprake van een schadevergoeding van 10% van de thans geldende bedragen. 

Ten slotte wordt voorgesteld proces- en schadevergoedingen voortaan rechtstreeks aan belanghebbenden uit te betalen en niet meer aan hun no cure, no pay-adviseur.

Let op! Deze wetsvoorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder vrije ruimte werkkostenregeling in 2024

De vrije ruimte in de werkkostenregeling wordt volgend jaar verlaagd naar 1,92% van de loonsom tot een bedrag van € 400.000. Voor zover de loonsom hoger is, blijft over het meerdere de vrije ruimte 1,18%, net als in 2023. Dit staat in het Belastingplan 2024.

Werkkostenregeling

Rekenen

Via de werkkostenregeling kunt u als werkgever diverse zaken belastingvrij vergoeden of verstrekken aan uw personeel. Een bekend voorbeeld is het kerstpakket of een bonus. Blijven de vergoedingen binnen de zogenaamde ‘vrije ruimte’, dan hoeft ook de werkgever hier geen belasting over te betalen. 

Let op! Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt u als werkgever 80% over het meerdere via de eindheffing.

Vrije ruimte

De vrije ruimte bedraagt in 2023 nog 3% van de loonsom en 1,18% over het meerdere. Voor 2024 stelt het kabinet voor de vrije ruimte te verlagen naar 1,92% van de loonsom tot €400.000 en 1,18% van het meerdere. 

Omvang vrije ruimte

Een en ander betekent dat de vrije ruimte in 2023 maximaal 3% x € 400.000 = € 12.000 bedraagt, plus 1,18% over het meerdere van de loonsom. In 2024 wordt dit dus maximaal 1,92% x € 400.000 = € 7.680 plus 1,18% over het meerdere van de loonsom. Dit betekent een verlaging van de vrije ruimte van maximaal € 4.320.

Mogelijke effecten

Werkgevers kunnen anticiperen op de maatregel door minder te besteden aan vergoedingen en verstrekkingen. Doen ze dit niet, dan zullen ze eerder te maken krijgen met een belastingheffing van 80% over vergoede of verstrekte zaken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 proposals from Prince’s Day 2023

What important tax proposals for entrepreneurs did the Minister of Finance, Sigrid Kaag, pull from her briefcase on Prince’s Day 2023? An explanation of the ten most important ones is provided below.

1. First step taken to tighten up business succession scheme (BOR)

Prinsjesdag

The aim of the business succession scheme (BOR) and transfer facility (DSR) is to remove, as far as possible, the obstacles presented by the normal (high) level of taxation that applies to a business succession. You can therefore pass on the baton to the next generation with a fiscal incentive. The BOR thus plays an important role in the transfer of family companies. Considerable attention has been paid to the BOR and the rationale behind, resulting in an announcement that the scheme is being tightened up.

From 1 January 2024 property that is being rented out will no longer be classified as business assets, but will fall under investment assets. It will then no longer be possible to gift such property under the BOR.

Please note! The above change will also affect the level of business assets when applying the transfer facility in the area of income tax. This means that the person making the gift will no longer be able to transfer the corresponding portion of the box 2 tax claim that applies to the shares.

Please note! Further measures to tighten the rules have been announced for 2025 and 2026, such as the abolition of the efficiency margin that allows 5% of business assets to consist of investments.

Tip! Are you considering gifting your business and applying the BOR? If so, it may be advisable to speed up this process.

2. Two bands in box 2

From 1 January 2024 the uniform rate of 26.9% in box 2 will be replaced with two rates. Dividends received up to € 67,000 will be subject to a rate of 24.5%. A rate of 31% will apply to the excess amount. Tax partners will benefit twice from the low band, which means, for example, that a dividend payment of € 134,000 will be taxed at the low rate of 24.5%.  

With this measure the government wants to encourage holders of substantial shareholdings to pay out profits more often (annually) instead of hoarding them in their company.

Please note! Dividend payments also affect the general tax credit, box 3 assets and excessive loans. Talk to your advisor about whether paying a dividend now would be advantageous or whether it would be better to wait until 2024 or to pay a higher amount as a dividend later all at once.

Tip! Does your partner have no income? If that is the case, pay out a dividend to take advantage of the general tax credit.

3. Reduction in SME profit exemption

The SME profit exemption is a deductible from your taxable profit for income tax purposes. From 1 January 2024 the rate of this exemption for entrepreneurs will be reduced from 14% (2023) to 12.7%. This means that entrepreneurs who are subject to income tax, such as sole traders, general partnerships and self-employed persons, will pay more tax from 2024. Those with the highest profits will be the biggest losers from this change.

Tip! Ask your tax advisor whether your business being subject to income tax is still the best option for you.

Tip! Think about whether you could defer certain costs until 2024 so your profits will be lower and you will pay less tax on them.

4. Various changes in box 3

As things stand, the aim is for actual returns to be taxed in box 3 from 2027 onwards. Until that time imputed returns will continue to be taken as a basis. There are three categories: bank and savings balances, investments and debts. 

It has been stipulated by law that from 2024 shares in homeowners’ associations (VvEs) will fall under the category of bank and savings balances. Do you own a flat? If so, this may mean that you will pay less tax in box 3. This ‘reclassification’ will also apply to funds held in a notary’s client accounts. 

The tax-free allowance in box 3 is not being adjusted for inflation. In addition, the rate in box 3 will be rising from 32% (2023) to 34% in 2024. 

Tip! On 18 September 2023 the Advocate General concluded that the Box 3 Reparations Act (Wet rechtsherstel box 3) also infringed the prohibition of discrimination and the right to property. If the Supreme Court follows this advice, this may have consequences for your box 3 income. You should therefore make sure you lodge an objection in good time to safeguard your rights.

Please note! In 2024 claims and debts that exist between tax partners and between parents and minor children will not belong to any category, as they will no longer be subject to tax. It will therefore be possible to omit them entirely from your tax return.

5. Various changes in box 1

Tax on income from employment and home is being increased in a number of areas:

  • Income tax in box 1 is divided into two bands. From 2024 the second band will be indexed below inflation. The indexation will be 3.55% instead of 9.9%. For pensioners the income tax applicable to pension income will comprise three bands. The second and third bands will also be indexed at 3.55% instead of 9.9%.
  • The rate applicable in the first tax band is increasing by 0.04 percentage points from 36.93% (2023) to 36.97% (2024).
  • The employed person’s tax credit is increasing by € 115 for incomes around the statutory minimum wage. This will benefit employees with salaries of up to almost € 40,000.

6. Energy investment deduction (EIA) scaled back

Is your business investing in energy-saving assets? If so, it is possible to deduct a certain percentage of the investment amount directly from your profit via the energy investment deduction (EIA). As this means your profit will be lower, you will pay less tax as an entrepreneur. For 2023 the rate is 45.5%. This will be reduced to 40% in 2024. Changes are also being made to the Energy List of energy-saving investments that qualify for the EIA. The precise details will be determined in the fourth quarter of 2023.

Tip! Are you considering an investment in energy-saving assets? If so, it may be worthwhile to do this in 2023. Make sure that you notify the Netherlands Enterprise Agency (RVO) of your investment in good time.

7. Fewer untaxed allowances for staff

The work-related expenses scheme allows you, as an employer, to grant your employees all kinds of allowances and benefits in kind free of tax. The fixed budget under the work-related expenses scheme was expanded on a one-off basis in 2023 to 3%, on a wage bill of up to € 400,000. In 2024 it will be limited to 1.92% of your wage bill up to € 400,000 and 1.18% on the excess amount.

Please note! The tax- and contribution-free kilometre allowance of € 0.21 per kilometre is increasing to € 0.23 per kilometre from 1 January 2024.

8. Purchase of car/van to become more expensive

In 2025 it will become more expensive to purchase a new car. The flat-rate portion of private motor vehicle and motorcycle tax (BPM) will be increasing by € 200. BPM is a tax payable on the purchase of a new car or motorcycle. An exemption from BPM will still apply to electric cars next year. In 2025 this exemption will be scrapped, which means the purchase price of electric cars will be higher in 2025 than in 2024.

The BPM exemption for vans will also no longer apply from 1 January 2025. 

Tip! Do you want to take advantage of the BPM exemption for entrepreneurs who are subject to VAT when purchasing a van? If so, place the order promptly, so you can benefit from the exemption in 2024!

Tip! The level of BPM payable on vans depends on the vehicle’s CO2 emissions. If you replace vans after 1 January 2025, it is therefore fiscally advantageous to replace your vans with zero-emission variants.

9. Introduction of minimum hourly wage

The Netherlands has a statutory minimum wage. This takes the form of a monthly minimum wage. From 2024 it will change to an hourly minimum wage. Everyone aged 21 or above who is working for the minimum wage will therefore receive the same hourly pay. A monthly, weekly or daily wage will not be permitted.

Please note! The minimum monthly wage will be converted to an hourly wage on the basis of a 36-hour working week. This means that employers will face an increase in wage costs if they have employees who are contracted to work for more than 36 hours a week for a minimum hourly wage.

10. More reporting obligations

From 1 January 2024 a number of new reporting obligations will be introduced. Employers with more than 100 employees, for example, will have to keep a record of the CO2 emissions of their staff. In addition, payment service providers will be required, under certain conditions, to share all payment data relating to cross-border transactions with the Tax and Customs Administration, with the aim of combating VAT fraud. Lastly, digital platforms will have to report on their sellers for the first time. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Zzp’er vrijwillig bij pensioenfonds

Zzp’ers kunnen zich mogelijk vrijwillig aansluiten bij een pensioenfonds. Dit is een van de afspraken die in de nieuwe Wet toekomst pensioenen staat.

Pensioenakkoord

Golf

In de Wet toekomst pensioenen (WTP) staan de afspraken uit het Pensioenakkoord. Met de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli 2023 is voor zzp’ers ook de mogelijkheid geïntroduceerd om zich vrijwillig aan te sluiten bij een pensioenfonds.

Voorwaarden pensioenfonds

Het moet wel gaan om een pensioenfonds in de branche waarin de zzp’er werkt. Verder moet het pensioenfonds ook de mogelijkheid bieden tot vrijwillige aansluiting. Informeer daarom bij het pensioenfonds of deze mogelijkheid bij hen bestaat.

Let op! Voor 1 juli 2023 konden werknemers zich bij uitdiensttreding al, onder voorwaarden, vrijwillig aansluiten bij het pensioenfonds van hun ex-werkgever. Deze mogelijkheid bestaat nog steeds.

Aftrek in inkomstenbelasting

De zzp’ers die van deze mogelijkheid gebruikmaken, kunnen de aan het pensioenfonds betaalde premies aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting.

Let op! Het is goed om te weten dat het om een experiment gaat. Wordt het experiment niet voortgezet of omgezet in een definitieve regeling, dan kan de zzp’er het geld bij het pensioenfonds laten staan of opnemen en onderbrengen bij een bank of verzekeraar.

Verplichte pensioenregeling

Overigens geldt in bepaalde beroepsgroepen en bedrijfstakken voor ondernemers een verplichting om deel te nemen aan de pensioenregeling. Dit bestaat al langer en dus niet pas vanaf de inwerkingtreding van de WTP.

Die verplichting geldt voor ondernemers met een schildersbedrijf, stukadoorsbedrijf, glaszetbedrijf, afwerkingsbedrijf, afbouwbedrijf, natuursteenbedrijf of een terazzo- of vloerenbedrijf. Verder geldt die verplichting voor ondernemers die het beroep uitoefenen van apotheker, fysiotherapeut, huisarts, verloskundige, medisch specialist, dierenarts, notaris of kandidaat-notaris, loods of roeier in het Rotterdamse Havengebied.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kindgebonden budget en huurtoeslag omhoog per 2024

Het demissionaire kabinet verhoogt per 1 januari 2024 het kindgebonden budget en de huurtoeslag. Dit blijkt uit de voornemens die op Prinsjesdag bekend zijn gemaakt. Mede door deze maatregelen wil het kabinet iets doen aan de armoede.

Kindgebonden budget

Speelgoed

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen. De hoogte van de tegemoetkoming hangt af van het aantal kinderen en hun leeftijd, het huishoudtype, de hoogte van het inkomen en de omvang van het vermogen.

Verhoging kindgebonden budget

De verhoging van het kindgebonden budget houdt een verhoging van het maximumbedrag in voor het eerste kind met € 750,- per jaar, voor het tweede en volgende kind met € 883,- per jaar. Ook wordt het extra kindgebonden budget voor kinderen van 12 jaar tot en met 17 jaar met € 400,- per jaar verhoogd. 

Verlaging kindgebonden budget

Het extra kindgebonden budget voor alleenstaande ouders, de zogenaamde alleenstaande-ouderkop, wordt daarentegen verlaagd met € 619,- per jaar. Ook wordt het kindgebonden budget voor ouderparen sneller afgebouwd bij een stijgend inkomen.

Huurtoeslag

Ook de huurtoeslag wordt verhoogd. Die stijgt in 2024 met ongeveer € 416 per jaar en geldt voor iedereen die huurtoeslag ontvangt. De verhoging krijgt vorm door de basishuur, die de eigen bijdrage bepaalt, te verlagen.

Let op! Deze voorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fors meer belastingdruk door lagere indexatie van box 1

De belastingdruk in box 1 van de inkomstenbelasting wordt voor 2024 flink verhoogd. Dit gebeurt onder meer door een lichte stijging in eerste tariefschijf, maar met name door een forse beperking van de indexatie van de tweede tariefschijf. Een en ander blijkt uit het Belastingplan 2024, dat op Prinsjesdag is gepresenteerd.

Stijging tarief eerste tariefschijf

Belastingdienst

In de voorstellen wordt het tarief van de eerste tariefschijf in box 1 iets verhoogd van 36,93% naar 36,97%. Dit tarief geldt in 2024 tot een inkomen van € 75.624. Deze tariefsverhoging gaat maximaal € 30 meer aan belasting kosten. 

Indexatie tariefschijf fors beperkt

De tariefschijf in box 1 word jaarlijks gecorrigeerd aan de hand van de inflatie. Vanwege de actuele hoge inflatie zou de tweede tariefschijf volgend jaar in eerste instantie met 9,9% worden aangepast. Het kabinet stelt echter voor deze schijf slechts met 3,55% te verhogen. Dit betekent dat het toptarief van 49,5% al betaald moet worden vanaf een inkomen van € 75.625 in plaats van € 80.262. Dit kan een belastingplichtige maximaal € 581 extra aan belasting per jaar gaan kosten. 

Let op! Ook voor AOW-gerechtigden worden de tweede en derde schijf in box 1 met 3,55% geïndexeerd in plaats van 9,9%.

Wat levert het op?

De tariefstijging in box 1 is slechts beperkt, maar geldt voor iedere belastingbetaler en brengt daarom toch nog € 272 miljoen op. Het beperkt indexeren van de schijflengte brengt maar liefst € 1.869 miljoen op. 

Let op! Deze plannen moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 Prinsjesdag 2023

Welke belangrijke fiscale voorstellen voor ondernemers kwamen op Prinsjesdag 2023 uit het koffertje van minister Kaag van Financiën? Wij zetten de tien belangrijkste voor u op een rij.

1. Eerste stap in aanscherping bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) gezet

Torentje

Het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) is de belemmeringen van een normale (hoge) belastingdruk bij bedrijfsopvolging zo veel mogelijk weg te nemen. U kunt dus met een fiscale stimulans het stokje doorgeven aan de volgende generatie. Daarmee speelt de BOR een belangrijke rol bij de overdracht van familiebedrijven. De BOR en het bestaansrecht ervan hebben veel aandacht gekregen en er is dan ook een verscherping aangekondigd.

Per 1 januari 2024 valt verhuurd vastgoed niet meer onder het ondernemingsvermogen, maar onder beleggingsvermogen. Verhuurd vastgoed schenken met toepassing van de BOR is dan niet meer mogelijk.

Let op! Deze aanpassing werkt door naar de omvang van het ondernemingsvermogen bij de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting. Dit betekent dat de schenker de box 2-belastingclaim die rust op de aandelen voor dat gedeelte niet meer kan doorschuiven.

Let op! Voor 2025 en 2026 zijn verdere aanscherpingen aangekondigd, zoals het afschaffen van de doelmatigheidsmarge van 5% van het bedrijfsvermogen, dat uit beleggingen mag bestaan.

Tip! Overweegt u om uw bedrijf met toepassing van de BOR te schenken? Dan kan het raadzaam zijn dit proces te versnellen.

2. Twee schijven in box 2

Per 1 januari 2024 wordt het uniforme tarief van box 2 van 26,9% vervangen door twee tarieven. Voor ontvangen dividenden tot € 67.000 gaat een tarief van 24,5% gelden. Voor het bedrag daarboven wordt het percentage 31. Fiscale partners profiteren twee keer van de lage schijf, wat betekent dat bijvoorbeeld een dividenduitkering van € 134.000 belast wordt tegen het lage tarief van 24,5%.

Met deze maatregel wil de regering aanmerkelijkbelanghouders stimuleren vaker (jaarlijks) winsten uit te keren en niet de winsten te blijven oppotten in de bv.

Let op! Dividenduitkeringen hebben ook effect op de algemene heffingskorting, box 3-vermogen en excessief lenen. Overleg met uw adviseur of het voordelig is om nu dividend uit te keren, of het beter is om te wachten tot 2024 of om later in één keer een hoger bedrag aan dividend uit te keren.

Tip! Heeft uw partner geen inkomen? Keer dan dividend uit om de algemene heffingskorting te kunnen benutten.

3. Verlagen mkb-winstvrijstelling

De mkb-winstvrijstelling is een aftrekpost op de fiscale winst in de inkomstenbelasting. Het percentage van de mkb-winstvrijstelling voor ondernemers wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 14 (2023) naar 12,7. Door deze maatregel betalen ondernemers in de inkomstenbelasting, zoals eenmanszaken, vof’s en zzp’ers, vanaf 2024 meer belasting. Ondernemers met de hoogste winsten gaan er het meest op achteruit door deze aanpassing.

Tip! Stem met uw fiscaal adviseur af of ondernemen in de inkomstenbelasting voor u nog steeds de beste keuze is.

Tip! Bekijk of u bepaalde kosten kunt uitstellen naar 2024, zodat de winst lager is en u minder belasting betaalt over deze winst.

4. Diverse wijzigingen box 3

Vooralsnog is het streven dat vanaf 2027 het daadwerkelijke rendement in box 3 wordt belast. Tot die tijd blijven fictieve rendementen het uitgangspunt. Er zijn drie categorieën: bank- en spaargelden, beleggingen en schulden. 

Vanaf 2024 is wettelijk bepaald dat aandelen in verenigingen van eigenaren (vve’s) tot de categorie bank- en spaargeld behoren. Bezit u een appartement? Dan betaalt u daardoor mogelijk minder box 3 belasting. Deze ‘herkwalificatie’ geldt ook voor gelden op derdenrekeningen bij de notaris.

Het heffingsvrij vermogen in box 3 wordt niet gecorrigeerd voor de inflatie. Daarnaast gaat het tarief in box 3 van 32% (2023) naar 34% in 2024. 

Tip! Op 18 september 2023 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat ook de Wet rechtsherstel box 3 het discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt. Als de Hoge Raad dit advies overneemt, kan dit gevolgen hebben voor uw box 3-inkomen. Teken daarom tijdig bezwaar aan om uw rechten veilig te stellen.

Let op! Schulden en vorderingen tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen behoren in 2024 tot geen enkele categorie, omdat deze worden gedefiscaliseerd. Deze vallen dus helemaal buiten de aangifte.<

5. Diverse wijzigingen box 1

De belastingheffing over inkomen uit werk en woning wordt op diverse punten verhoogd: 

  • De inkomstenbelasting in box 1 kent twee schijven. Vanaf 2024 wordt de tweede schijf minder geïndexeerd dan de inflatie. De indexatie is 3,55% in plaats van 9,9%. Voor gepensioneerden bestaat de inkomstenbelasting voor inkomen uit pensioen uit drie schijven. De tweede en derde schijf worden ook met 3,55% geïndexeerd in plaats van met 9,9%.
  • Het tarief in de eerste belastingschijf neemt toe met 0,04% van 36,93% (2023) naar 36,97% (2024). 
  • De arbeidskorting wordt met € 115 verhoogd voor inkomens rond het wettelijk minimumloon. Werkenden met een salaris tot bijna € 40.000 gaan er hierdoor op vooruit.

6. Energie-investeringsaftrek (EIA) versoberd

Investeert u als ondernemer in energievriendelijke bedrijfsmiddelen? Dan is het mogelijk om een bepaald percentage over het investeringsbedrag direct af te trekken van de winst via de energie-investeringsaftrek (EIA). Doordat de winst daarmee lager uitvalt, bespaart u als ondernemer belasting. Voor het jaar 2023 is het percentage 45,5. Dit percentage wordt in 2024 verlaagd naar 40. Daarnaast wordt de Energielijst aangepast. De exacte invulling wordt in het vierde kwartaal van 2023 vastgesteld.

Tip! Overweegt u een investering in energievriendelijke bedrijfsmiddelen? Dan is het interessant om dit nog in 2023 te doen. Zorg wel dat u uw investering tijdig meldt bij de RVO.

7. Minder onbelaste vergoedingen voor personeel

De werkkostenregeling biedt u als werkgever de mogelijkheid om uw personeel onbelast allerlei zaken te vergoeden en verstrekken. De vrije ruimte in de werkkostenregeling is in 2023 eenmalig verruimd naar 3%, tot een loonsom van € 400.000. Deze verruiming wordt in 2024 beperkt tot 1,92% bij een loonsom tot € 400.000 en 1,18% voor het meerdere.

Let op! De belasting- en premievrije kilometervergoeding van € 0,21 per kilometer stijgt per 1 januari 2024 naar € 0,23 per kilometer.

8. Aanschaf (bestel)auto wordt duurder

Het aanschaffen van een nieuwe auto wordt in 2025 duurder. De vaste voet van de bpm gaat dan met € 200 omhoog. De bpm is een belasting die is verschuldigd bij de aanschaf van een nieuwe auto of motor. Voor elektrische auto’s geldt volgend jaar nog een vrijstelling voor de bpm. In 2025 wordt deze vrijstelling geschrapt, waardoor de aanschafprijs van elektrische auto’s in 2025 hoger zal zijn ten opzichte van 2024.

Daarnaast komt per 1 januari 2025 de bpm-vrijstelling voor bestelauto’s te vervallen. 

Tip! Wilt u nog gebruikmaken van de bpm-vrijstelling voor btw-plichtige ondernemers bij de aanschaf van een bestelauto? Bestel deze dan tijdig, zodat u in 2024 nog gebruik kunt maken van de vrijstelling!

Tip! De hoogte van de bpm op bestelauto’s is afhankelijk van de CO2-uitstoot. Het is dus bij vervanging van bestelauto’s na 1 januari 2025 fiscaal voordelig om uw bestelauto’s te vervangen door emissievrije varianten.

9. Introductie minimumuurloon

Nederland kent een wettelijk minimumloon. Dit minimumloon wordt per maand vastgesteld. Vanaf 2024 gaat dit veranderen en wordt het minimumloon per uur vastgesteld. Daarmee krijgt iedereen in de leeftijd van 21 jaar en ouder die werkzaam is voor het minimumloon dezelfde uurvergoeding. Een maand-, week- of dagloon is niet toegestaan.

Let op! Het minimummaandloon wordt omgerekend naar een uurloon op basis van een arbeidsduur van 36 uur per week. Dit betekent dat werkgevers te maken krijgen met een lastenverzwaring als zij werknemers hebben die, tegen een minimumuurloon, contractueel meer dan 36 uur per week werken.

10. Meer rapportageverplichtingen

Vanaf 1 januari 2024 gaat een aantal nieuwe rapportageverplichtingen in. Zo worden werkgevers met meer dan 100 werknemers verplicht om de CO2-uitstoot van hun personeel bij te houden. Daarnaast worden betalingsdienstaanbieders verplicht om onder voorwaarden alle betaaldata van grensoverschrijdende transacties te delen met de Belastingdienst, met als doel om btw-fraude tegen te gaan. Ten slotte moeten digitale platformen voor het eerst rapporteren over hun verkopers. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Lagere premies Werkhervattingskas in 2024

Jaarlijks draagt u als werkgever sociale premies af voor de Werkhervattingskas (Whk). Het gemiddeld premiepercentage van de WGA daalt van 0,87% in 2023 naar 0,77% in 2024. Het gemiddelde percentage van de Ziektewet daalt van 0,66% naar 0,45%.

Voor het eerst sinds jaren daling

Belastingdienst

U draagt de gedifferentieerde premie Whk af als onderdeel van de premies werknemersverzekeringen. Hiermee verzekert u uw werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid. De premies voor zowel de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WGA) als de Ziektewet (Zw) dalen in 2024 voor het eerst sinds jaren. In 2024 is de minimumpremie voor werkgevers 0,19% en de maximumpremie 3,08%.

Premieplichtig loon

Hoe de gedifferentieerde premie Whk wordt berekend, hangt af van de grootte van uw onderneming. Op basis van de loonsom in 2022 wordt bepaald in welke categorie u als werkgever in 2024 valt. De basis hiervoor is het gemiddeld premieplichtig loon. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) is het gemiddeld premieplichtig loon in 2024 € 37.700. 

Indeling grootte werkgevers voor berekening premie

De grens tussen kleine en middelgrote werkgevers ligt bij een loonsom van maximaal € 942.500 (25 x € 37.700). Werkgevers met een loonsom van meer dan € 3.770.000 (100 x € 37.700) vallen in 2024 in de categorie grote werkgever. 

Eind 2023 bericht van Belastingdienst

U ontvangt eind 2023 een beschikking van de Belastingdienst over de hoogte van de premie wanneer u een grote of middelgrote werkgever bent. De hoogte daarvan hangt voor grote en middelgrote werkgevers namelijk af van de instroom van werknemers in de ZW en WGA. Kleine werkgevers krijgen in december een mededeling van de Belastingdienst. Als kleine werkgever betaalt u een premie afhankelijk van de sector waarin u werkzaam bent.

Posted in Niet gecategoriseerd

Recht op doorbetaling ‘zwart’ uitbetaald loon bij ziekte

In praktijk komt het voor dat een werknemer zijn loon gedeeltelijk of volledig ‘zwart’ ontvangt. Met andere woorden: er worden op het loon geen loonheffingen ingehouden. Wat nu als een dergelijke werknemer ziek wordt? Heeft hij dan recht op doorbetaling van dit ‘zwart’ uitbetaalde loon?

Loon over alle uren?

Geld

Een werknemer die als chauffeur werkt, ontvangt een deel van zijn loon op eigen verzoek ‘zwart’. Op enig moment wordt hij ziek. De werkgever betaalt hem alleen het loon over de ‘wit’ gewerkte uren. De werknemer kan zich hier niet in vinden en stapt naar de rechter om alsnog het loon over de ‘zwart’ uitbetaalde uren te krijgen. 

Contant uitbetaald

De kantonrechter oordeelt dat het feit dat er geen belasting wordt afgedragen over het contant uitbetaalde loon, niet maakt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het maakt niet uit dat het initiatief hiervoor bij de werknemer ligt, omdat de werkgever blijkbaar met deze handelwijze heeft ingestemd. De kantonrechter acht het dan ook niet in strijd met redelijkheid en billijkheid dat de werknemer al zijn loon krijgt doorbetaald tijdens zijn ziekteperiode.

Geen schriftelijke overeenkomst

De werknemer had 100% doorbetaling van zijn loon gevorderd, maar vanwege het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst moet ten aanzien van het ‘zwart’ uitbetaalde loon worden teruggevallen op de wet. Die bepaalt dat een werknemer bij ziekte recht heeft op 70% van zijn loon en gedurende het eerste ziektejaar in ieder geval het wettelijk minimumloon.  

Bruto of netto

Dan is nog de vraag interessant of de nabetaling bruto of netto moet plaatsvinden. De rechter oordeelt dat als hij een netto bedrag zou toewijzen, hij zou meewerken aan belastingontduiking. Nu hij daartoe uiteraard niet bereid is, zal hij alleen bruto bedragen toewijzen. De werkgever moest de ontbrekende uren daarom alsnog volgens de wet bruto verwerken en loonbelasting afdragen.

Let op! Dit is een dure les voor de werkgever. Het is zaak als werkgever er alert op te zijn niet akkoord te gaan met verzoeken om ‘zwart’ loon dan wel netto contante uitbetalingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek voor ANBI of SBBI met vrijwilligers

Een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) kan, onder voorwaarden, extra kosten in aftrek brengen als er vrijwilligers werkzaam zijn. Dit wordt ook wel de fictieve loonkostenaftrek genoemd.

Vrijwilligers

Typen

Een vrijwilliger is in dit verband een natuurlijke persoon die arbeid voor de ANBI of SBBI verricht zonder daar een beloning voor te ontvangen of tegen een beloning die in belangrijke mate (= 30% of meer) lager is dan in het economische verkeer gebruikelijk is.

Voorwaarden

Voorwaarden voor de aftrek zijn:

  • De ANBI/SBBI specificeert in zijn administratie hoeveel uren de vrijwilligers hebben gewerkt en tegen welke werkelijke beloning (per vrijwilliger).
  • De ANBI/SBBI neemt in zijn administratie de NAW-gegevens van de vrijwilligers op.

Let op! Voor een SBBI geldt nog een extra voorwaarde. De SBBI moet zijn winst hoofdzakelijk (= voor 70% of meer) behalen met de inzet van de vrijwilligers.

Aftrek fictieve loonkosten tegen minimumloon

Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de ANBI of SBBI fictieve loonkosten in aftrek brengen tot een bedrag van het aantal door de vrijwilligers gewerkte uren, verrekend met het wettelijk minimumloon.

Let op! Van het bedrag van deze fictieve loonkosten moet nog wel de daadwerkelijke beloning die de vrijwilligers ontvangen worden afgetrokken. Van het bedrag van deze fictieve loonkosten moet daarnaast ook een eventuele aftrek van kenbaar fondswervende activiteiten worden afgetrokken.

Aftrek fictieve loonkosten tegen hoger bedrag

Als de ANBI of SBBI aannemelijk kan maken dat in het economische verkeer voor de arbeid van de vrijwilliger een hoger loon dan het minimumloon gebruikelijk is, mogen de fictieve loonkosten tegen dit hogere loon berekend worden. Dat levert dan dus een hogere aftrekpost op.

Let op! De aftrek van fictieve loonkosten kan nooit leiden tot een verlies.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verkoopverlies auto niet van invloed op bijtelling

Als aan u een auto van de zaak ter beschikking staat, is de bekende bijtelling van toepassing. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting kan die bijtelling niet hoger zijn dan de werkelijke autokosten in een jaar.

Bijtelling te hoog

Auto

In een zaak die was voorgelegd aan de Hoge Raad had een ondernemer navorderingsaanslagen ontvangen, omdat volgens de inspecteur de werkelijke kosten voor de bijtelling op het inkomen vanwege het privégebruik van auto’s van de zaak te laag waren aangegeven. De ondernemer bestreed dit en gaf aan dat de werkelijke autokosten lager waren dan het bedrag van de bijtellingen.

Boekverlies

De inspecteur stelde dat de werkelijke autokosten door de ondernemer niet juist waren berekend. Gedurende de jaren waarin de auto’s ter beschikking stonden, waren enkele ervan met boekverlies verkocht. Dit boekverlies was niet in de werkelijke autokosten meegenomen, dat had volgens de inspecteur wel gemoeten.

Incidenteel resultaat

De Hoge Raad oordeelt in het arrest dat boekverliezen in principe niet tot de werkelijke autokosten behoren. Volgens de Hoge Raad is dit boekverlies aan te duiden als een incidenteel resultaat dat geen invloed heeft op de kosten van het privégebruik.

Uitzondering

Volgens de Hoge Raad bestaat er op dit uitgangspunt een uitzondering wanneer het auto’s betreft die behoren tot de bedrijfsvoorraad van een onderneming en er dus op de auto’s niet wordt afgeschreven. Hierover heeft de Hoge Raad in 2005 beslist dat een waardevermindering wegens gebruik of een verkoopverlies dan wél tot de werkelijke kosten behoort. In dat geval zijn die kosten dus wel van belang om te kunnen bepalen of de werkelijke autokosten hoger zijn dan de bijtelling.

Posted in Niet gecategoriseerd

Persoonsbeveiliging van werknemer belastingvrij?

Agressie en geweld tegen mensen in een bepaalde beroepsgroep komt tegenwoordig helaas steeds vaker voor. Kunnen werknemers die wat dit betreft aantoonbaar een risico lopen, belastingvrij beschermd worden via een persoonsbeveiliger? Zo ja, wat zijn dan de voorwaarden?

Persoonsbeveiliging is loon

Sleutel

Om te beginnen is van belang dat het verschaffen van persoonsbeveiliging aan de werknemer als loon moet worden aangemerkt. De werknemer geniet namelijk een voordeel, omdat hij zelf geen beveiliging hoeft in te huren. Ook is er een verband met de dienstbetrekking, althans, als de bedreigingen samenhangen met de werkzaamheden die voor het bedrijf worden verricht. Tevens is de werkgever zich bewust van het verstrekte voordeel in de vorm van de persoonsbeveiliger.

Vrijstelling mogelijk?

Omdat er sprake is van loon, is dit in beginsel belast. Er bestaat echter een aantal vrijstellingen, onder meer voor Arbovoorzieningen. Werkgevers zijn namelijk verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving. Een te voeren arbobeleid dient hiervoor te zorgen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E), waarin de werkgever alle risico’s in kaart brengt. Als de risico’s voor een betreffende werknemer hieruit blijken, is het aannemelijk dat de beveiliging aangemerkt kan worden als arbovoorziening.

Extra voorwaarden

Er gelden wel extra voorwaarden voor het alsdan belastingvrij kunnen verstrekken van arbovoorzieningen. Zo moet de beveiliging op de werkplek worden genoten. De beveiliging moet dus stoppen nadat de werknemer thuis is afgezet en mag ook geen betrekking hebben op beveiliging tijdens privéafspraken. Tenslotte mag er aan de werknemer ook geen eigen bijdrage worden gevraagd voor de beveiligingskosten. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan kan persoonsbeveiliging belastingvrij worden verstrekt.

Werkkostenregeling

Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, is het belastingvrij verstrekken van persoonsbeveiliging in beginsel nog mogelijk door gebruik te maken van de werkkostenregeling. De verstrekking is dan voor de werknemer belastingvrij. De werkgever betaalt in die situatie alleen belasting als hij de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling overschrijdt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Achteraf opgestelde urenstaat aanvaardbaar bewijs?

Ondernemers hebben recht op een aantal fiscale faciliteiten. Voor enkele daarvan geldt de eis dat de ondernemer moet voldoen aan het urencriterium. Dit betekent dat men in beginsel minstens 1.225 uur in het jaar werkzaam moet zijn geweest in de eigen onderneming. Maar mag de ondernemer dat aantonen met een achteraf opgestelde urenstaat?

Leverde schoonheidsspecialiste voldoende bewijs?

Geld

In een zaak die speelde voor rechtbank Noord-Holland was een schoonheidsspecialiste van mening dat ze voldeed aan het urencriterium. Ze had dan ook de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek geclaimd. Omdat de inspecteur de aftrekken schrapte, belandde de zaak voor de rechter.

Achteraf opgemaakt

Voor de rechter werd duidelijk dat de urenregistratie achteraf was opgesteld. De inspecteur vond de urenstaat niet aanvaardbaar, maar de rechter dacht hier anders over. De achteraf opgestelde urenstaat was weliswaar minder krachtig als bewijs, maar dit werd gecompenseerd door de specificatie ervan en door de steun voor de urenstaat die voortvloeide uit de overige stukken.

Tip! Hieruit blijkt dat een achteraf opgestelde urenstaat niet altijd volstaat. Het is daarom in uw voordeel als u gewoon dagelijks een urenstaat bijhoudt.

Aanvullend bewijs slechts beperkt noodzakelijk

De rechtbank voegde nog toe dat slechts aannemelijk gemaakt hoeft te worden dat aan het urencriterium wordt voldaan. Dit betekent een minder zware bewijsvoering. Niet alle afzonderlijke uren hoeven daarom volledig uit de administratie te blijken. Ook hoeft niet voor alle afzonderlijke uren, naast de vermelding in de urenstaat, aanvullend bewijs overlegd te worden. De rechtbank stelde de schoonheidsspecialiste dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag uiterlijk 2 oktober 2023 TEK aan

Bent u ondernemer in het mkb en heeft u een energie-intensief bedrijf, vraag dan uiterlijk 2 oktober 2023 voor 17.00 uur de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) aan. De TEK kan maximaal €160.000 per onderneming bedragen. U kunt de TEK met terugwerkende kracht aanvragen voor de periode van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK)

Windmolen

De TEK werd vorig jaar in het leven geroepen vanwege de zeer sterk gestegen energieprijzen, waar met name energie-intensieve bedrijven de dupe van dreigden te worden. Daarom besloot het kabinet dat via de TEK een subsidie verstrekt kon worden als u als mkb-ondernemer meer voor uw energie betaalde dan € 1,19 per m3 gas en € 0,35 per kWh energie.

Voorwaarden

De belangrijkste voorwaarde is dat uw bedrijf energie-intensief is, dat wil zeggen dat uw energiekosten minstens 7% van uw omzet bedragen. Ook geldt de TEK alleen voor het mkb. Dat wil zeggen dat u maximaal 250 werknemers (fulltime) in dienst heeft, uw omzet maximaal € 50 miljoen bedraagt en/of uw balanstotaal maximaal € 43 miljoen is. Ook stichtingen, verenigingen en instellingen kunnen de TEK aanvragen als ze aan de voorwaarden voldoen. U vindt alle voorwaarden voor de TEK hier.

Aanvragen

U kunt de TEK nog tot 2 oktober 2023 17.00 uur digitaal aanvragen bij RVO.nl. De subsidie bedraagt 50% van de prijs boven de genoemde minima, waarbij uit wordt gegaan van een maximumprijs voor gas van € 3,19 per m3 en voor elektra van € 0,95 per kWh. Wordt uw aanvraag gehonoreerd, dan krijgt u in eerste instantie een voorschot van 35% van de uiteindelijke subsidie.

EHerkenning

Voor de aanvraag heeft u eHerkenning nodig, niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ of hoger. Zzp’ers en ondernemers met een eenmanszaak kunnen ook DigiD gebruiken als ze degenen zijn die bij de KVK geregistreerd staan als eigenaar of bestuurder van de onderneming.

Posted in Niet gecategoriseerd

Handel in virtueel geld computergames belast met btw?

In computergames wordt gespeeld met virtueel geld. Maar is dergelijk virtueel geld ook te vergelijken met echt geld en is de handel erin daarom vrijgesteld van btw? Onlangs deed het gerechtshof Amsterdam hierover uitspraak.

Virtueel geld

Rekenen

Virtueel geld in computergames stelt spelers in staat om virtuele goederen te kopen. Op die manier kan het spel beter en eenvoudiger worden gespeeld en kan het spel voor de speler leuker worden gemaakt. Virtueel geld kan binnen het spel verdiend worden, maar ook gekocht.

Betaalmiddel of dienst?

Hof Amsterdam kwam tot de volgende conclusie. Het virtuele geld dient binnen een spel tot betaalmiddel. Buiten de virtuele wereld kan het echter niet als zodanig worden aangemerkt. De handel in virtuele valuta valt daarom niet onder de btw-vrijstelling die geldt voor handelingen betreffende deviezen, bankbiljetten en munten.

Btw over de marge?

Bovengenoemde uitspraak van Hof Amsterdam betekent dan ook dat de handel in virtuele munten onderworpen wel is aan btw-heffing. Vervolgens kwam de vraag aan de orde of over de gehele omzet, of slechts over de marge btw verschuldigd was. Volgens het Hof kon de margeregeling niet worden toegepast, alleen al vanwege het feit dat deze betrekking heeft op ‘goederen’. Virtuele goederen behoren hier niet toe.

Lucratieve handel

De naheffingen bleven dan ook in stand. Dat het lucratieve handel betreft die zeker geen virtuele winst oplevert, bleek uit het feit dat het over een periode van zes jaar ging om een totaal aan naheffingen van ruim een half miljoen; echte euro’s wel te verstaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Telt onderhanden werk mee voor TVL?

Tijdens de coronacrisis konden bedrijven die behoorlijk omzetverlies leden in aanmerking komen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Maar is voor het vaststellen van dit omzetverlies ook van belang hoe groot de post ‘onderhanden werk’ is?

TVL

Portemonnee

De TVL was een tegemoetkoming voor de vaste lasten die een bedrijf tijdens de coronacrisis maakte. Zo was er in die periode soms sprake van een verplichte sluiting, zodat de vaste lasten moeilijker via de omzet gedekt konden worden. De omvang van de TVL was afhankelijk van het omzetverlies en van het percentage vaste lasten binnen de bedrijfstak.

Onderhanden werk

In een rechtszaak had een bedrijf voor het vierde kwartaal van 2020 TVL aangevraagd en gekregen. Omdat er echter geen sprake was van omzetverlies, werd de subsidie later weer ingetrokken. Volgens het bedrijf ten onrechte, omdat bij het omzetverlies met betrekking tot de referentieperiode geen rekening was gehouden met onderhanden werk ter waarde van ruim € 75.000.

Btw-aangifte leidend

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is het niet met het bedrijf eens en is van mening dat de TVL terecht is teruggevorderd. Voor het omzetverlies dat een bedrijf leidt, moet vanwege de uitvoerbaarheid van de TVL namelijk worden uitgegaan van de omzet die volgt uit de btw-aangiftes. Omdat onderhanden werk nog niet is gefactureerd, telt onderhanden werk dus ook nog niet mee bij de bepaling van het omzetverlies.

Afwijken alleen indien onjuist

Het CBb voegde hieraan toe dat alleen van de aangiftes omzetbelasting mag worden afgeweken als deze onjuist zijn en de Belastingdienst deze aangiftes ook corrigeert. Dit is zelfs het geval als twijfels bestaan over deze omzetcijfers. Van belang is slechts of de Belastingdienst al dan niet tot correctie overgaat. Dit blijkt uit een eerdere uitspraak van het CBb.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorstel nieuw box 3-stelsel met werkelijk rendement

Het kabinet is demissionair maar doet toch een voorstel voor een nieuwe box 3-heffing vanaf 2027. De hoop is dat het nieuwe kabinet hiermee straks voortvarend een definitief voorstel voor een nieuwe box 3-heffing kan doen.

Werkelijk rendement

Euro

Het voorstel, waarop iedereen kan reageren, omvat een box 3-heffing op basis van het werkelijke rendement. Dit omvat niet alleen het directe rendement (bijvoorbeeld rente, huur, dividend en aftrek van de kosten) maar ook het indirecte rendement (de waardeontwikkeling).

Vermogensaanwasbelasting als hoofdregel

De waardeontwikkeling wordt in het voorstel belast volgens een vermogensaanwasbelasting. Dat betekent dat jaarlijks heffing in box 3 plaatsvindt over de waardeontwikkeling (zowel positief als negatief). Het maakt daarbij niet uit of die waardeontwikkeling al dan niet te gelde is gemaakt.

Maar vermogenswinstbelasting voor onroerende zaken en bepaalde aandelen

Onroerende zaken en bepaalde niet-beursgenoteerde aandelen (in familiebedrijven en innovatieve startups of scale-ups), worden in het voorstel onderworpen aan een vermogenswinstbelasting. Dat betekent dat alleen heffing in box 3 plaatsvindt als de waardeontwikkeling ook te gelde wordt gemaakt, zoals bij verkoop.

Let op! Aandelenbelangen die nu ook al in box 2 belast worden (grofweg aandelenbelangen van 5% of meer) blijven in box 2. Deze worden dus niet door het voorstel geraakt. Voor alle andere aandelenbelangen geldt in het voorstel de vermogensaanwasbelasting, behalve als het gaat om niet-beursgenoteerde aandelen in familiebedrijven of startups en scale-ups.

Geen vermogenswinst- of aanwasbelasting voor bank- en spaartegoeden

Voor bank- en spaartegoeden geldt geen vermogenswinst- of aanwasbelasting. Bij dit vermogen wordt alleen het directe rendement (rente na aftrek van kosten) belast.

Eigen gebruik

Voor eigen gebruik is in het voorstel ook heffing in box 3 opgenomen:

  • Voor onroerende zaken in eigen gebruik is een nog nader te bepalen forfait voorgesteld dat de economische huurwaarde van het eigen gebruik weergeeft (het directe rendement dus).
  • Voor één woning (bijvoorbeeld een vakantiewoning) die voor minimaal 70% voor eigen gebruik ter beschikking is, wordt een ander nog nader te bepalen forfait voorgesteld. Dit forfait omvat zowel het directe rendement van het eigen gebruik, de kosten (waaronder financieringskosten) als de waardeontwikkeling. Een belastingplichtige kan voor de belastingheffing in box 3 voor deze woning dus volstaan met toepassing van dit forfait.
  • Eigen gebruik van roerende zaken blijft in het voorstel buiten de heffing. Net als nu wordt dus een auto, caravan of boot voor eigen gebruik niet in de box 3-heffing betrokken.

Overig

Het voorstel omvat uiteraard nog meer details die u kunt nalezen op de website internetconsultatie Wet werkelijk rendement box 3. Hier kunt u onder meer lezen over de voorgestelde verliesverrekening, de heffing over het nominale werkelijke rendement zonder rekening te houden met de inflatie en de in te voeren administratieplicht voor box 3. 

Let op! Het voorstel is nog geen voldragen wetsontwerp, maar het nieuwe kabinet kan het voorstel en de reacties hierop straks gebruiken bij de vormgeving van het nieuwe box 3-stelsel. Uiteraard kan het nieuwe kabinet hierin andere keuzes maken dan nu in het voorstel zijn opgenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verrekenen vorderingen met salaris bij vertrek niet altijd toegestaan

Een werkgever had de eindafrekening van het salaris van een vertrekkende werknemer, niet voldaan omdat hij van mening was dat hij het recht had om nog openstaande vorderingen op de werknemer te verrekenen. De werknemer was het hier niet mee eens en vorderde in een kort geding alsnog uitbetaling van het achterstallige salaris van haar voormalige werkgever.

Leaseauto

Bril

De werknemer was in dienst getreden op basis van een halfjaarcontract dat afliep op 30 april 2023. De werkgever was van oordeel dat hij schade had geleden door het onrechtmatige gebruik van de leaseauto door de werknemer. De werkgever had evenwel verzuimd te onderbouwen waaruit de schade concreet bestond. 

Salaris verrekenen met leaseauto?

De werknemer gaf aan dat het salaris over de maanden januari en februari 2023 niet volledig, en het salaris over de maanden maart en april 2023 helemaal niet waren uitbetaald. Om die reden vorderde de werknemer het nog niet uitgekeerde salaris over de maanden januari tot en met april.

De werkgever was van oordeel dat de schade hoger was dan het door de werknemer gevorderde achterstallige salaris. Dit werd door de werknemer ontkend. Deze voerde aan dat als er al sprake zou zijn van schade aan de kant van de werkgever, dit niet met het salaris mag worden verrekend. 

Niet inzichtelijk

De kantonrechter is het daarmee eens, nu de werkgever niet inzichtelijk heeft gemaakt waaruit de schade concreet bestaat en wat de hoogte ervan is. Daarom is niet vast te stellen of al dan niet sprake is van geleden schade aan de kant van de werkgever, die hij mocht verrekenen met het salaris van de werknemer.

Wanneer verrekenen?

Bij een eindafrekening van salaris bij een vertrekkende medewerker mag in principe alles verrekend worden wat er nog openstaat, mits, zoals uit bovenstaande casus blijkt, dat de te verrekenen posten aantoonbaar zijn. 

Tussentijds is verrekening door de werkgever alleen mogelijk bij:

  • door de werknemer aan de werkgever verschuldigde schadevergoeding;
  • door de werknemer aan de werkgever verschuldigde boetes;
  • voorschotten op het loon, mits daarvan schriftelijk blijkt;
  • te veel betaald loon;
  • de huurprijs van een woning of een andere ruimte, een stuk grond of van werktuigen, machines en gereedschappen die bij schriftelijke overeenkomst door de werkgever aan de werknemer zijn verhuurd.
Posted in Niet gecategoriseerd

Op 18 september weer STAP-subsidie aanvragen

Vanaf 18 september 2023 10.00 uur kan de STAP-subsidie ter financiering van scholing weer worden aangevraagd. De voorwaarden zijn gewijzigd, waardoor alleen nog subsidie kan worden aangevraagd voor opleidingen die erkend zijn door het ministerie van OCW.

STAP-subsidie

Boeken

De subsidie STAP (STimulering Arbeidsmarkt Positie) is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding of deel van een opleiding volgen.

Eisen aangescherpt

Op verzoek van de Tweede Kamer zijn de eisen voor het verkrijgen van de STAP-subsidie aangescherpt en komen alleen nog door OCW erkende opleidingen voor de subsidie in aanmerking. Ook wordt de subsidie met name gericht op sectoren waar krapte is op de arbeidsmarkt, zoals de zorg en techniek.

Welke opleidingen?

Welke opleidingen voor de STAP-subsidie nu in aanmerking komen, is te vinden op de site van het UWV (stapuwv.nl). Na aanmelding bij het opleidingsinstituut krijgt men een STAP-aanmeldingsbewijs. Met dit bewijs kan men zich vanaf 18 september 10.00 uur digitaal aanmelden.

Aanvragen

De STAP-subsidie kan worden aangevraagd bij het UWV.  De subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan alleen dit jaar nog worden aangevraagd.

Let op! Op (vanaf) 15 november 2023 kan de STAP-subsidie voor het laatst worden aangevraagd. De subsidie wordt in 2024 namelijk geschrapt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gaat de verhoogde vrijstelling verloren bij herroepen schenking?

Er geldt bij bepaalde schenkingen onder voorwaarden eenmalig een verhoogde fiscale vrijstelling. Maar wat zijn de fiscale gevolgen als een dergelijke schenking wordt herroepen? Gaat de verhoogde vrijstelling dan ook verloren?

Voorwaarden eenmalige verhoogde vrijstelling

Schenken

De eenmalige verhoogde vrijstelling vereist dat: 

  • degene die de schenking krijgt op het moment van verkrijgen tussen de 18 en 40 jaar is. Het is ook voldoende als hij of zij een partner heeft met een leeftijd tussen de 18 en 40 jaar. De dag waarop iemand 40 jaar wordt, telt ook nog mee;
  • de schenking eenmalig is; en
  • de schenking wordt gebruikt voor een van de volgende doelen: een eigen woning, een dure studie óf een bestedingsdoel naar keuze.

Gevolg schenking herroepen

Als een schenking wordt herroepen, blijft de eenmalige verhoogde vrijstelling van kracht. Bij een latere schenking kan dan dus weer een beroep op de verhoogde vrijstelling worden gedaan, mits op dát moment aan alle voorwaarden wordt voldaan. 

Tip! Houd bij een schenking op een later moment vooral de leeftijd van de ontvanger en/of de partner in de gaten.

Ook bij (andere) ontbindende voorwaarden

Het herroepen van een schenking om andere dan fiscale redenen wordt gezien als een ontbindende voorwaarde. De vrijstelling blijft ook bij andere ontbindende voorwaarden van toepassing als in eerste instantie niet aan de voorwaarden wordt voldaan en dus niet van de vrijstelling geprofiteerd is.

Denk hierbij bijvoorbeeld aan het niet doorgaan van de aankoop van een eigen woning na een schenking, waarbij een beroep is gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling voor de aanschaf van die eigen woning.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vrijgestelde gemengde kosten slechts beperkt aftrekbaar?

Als u zaken aan uw werknemers vergoedt of verstrekt, zijn deze in de regel belast. Dat kunt u deels voorkomen door ze onder te brengen in de werkkostenregeling. Maar zijn betreffende kosten dan nog wel volledig aftrekbaar of slechts ten dele als het gemengde kosten?

Gemengde kosten

Geld

Gemengde kosten zijn kosten met ten dele een privékarakter. Een bekend voorbeeld zijn de kosten van voedsel. Ondernemers die bijvoorbeeld met relaties dineren, besparen immers op hun kosten die ze in privé aan voedsel uitgeven. Voor gemengde kosten geldt een drempelbedrag  van € 5.100 (2023). In plaats hiervan kunt u als IB-ondernemer ook kiezen voor een aftrek van 80% van deze kosten. Dit percentage is 73,5% voor ondernemers in de Vpb.

Maaltijden onbelast?

In een zaak die onlangs speelde voor het gerechtshof in Den Bosch had een ondernemer zijn werknemers voorzien van maaltijden, consumpties, personeelsfeesten en werkkleding. Door toepassing van de werkkostenregeling bleven deze zaken bij de werknemer onbelast. De ondernemer had de kosten wel volledig afgetrokken. Ook voor zover het de gemengde kosten betrof, zoals de maaltijden. De inspecteur was het hiermee niet eens.

Uitbreiding loonbegrip

De ondernemer beriep zich erop dat met de invoering van de werkkostenregeling het loonbegrip was uitgebreid met de bepaling “hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking”. De vergoedingen en verstrekkingen behoorden dus tot het loon en loonkosten zijn nu eenmaal aftrekbaar, aldus de ondernemer.

Andere uitleg Hof

Het gerechtshof leidt uit de wetsgeschiedenis echter af dat gemengde kosten alleen voor 100% aftrekbaar zijn als ze ook belast zijn in de loonbelasting. Dat ze niet belast zijn omdat ze onder waren gebracht in de werkkostenregeling, betekent volgens het Hof dat deze kosten dus beperkt aftrekbaar zijn. De inspecteur wordt dan ook in het gelijk gesteld.

Let op! De uitspraak wordt naar verwachting aan de Hoge Raad voorgelegd. Wij houden u op de hoogte.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te vergoeden belastingrente Vpb weer terug naar 8%

Per 1 september 2023 bedraagt de te vergoeden belastingrente voor de vennootschapsbelasting (Vpb) weer 8%. Daarmee is dit percentage weer gelijk aan de te betalen belastingrente voor de Vpb.

Verschil opgeheven

Geld

Vanaf 1 maart 2023 waren de rentepercentages voor de belasting in de Vpb verschillend. Voor te vergoeden belastingrente Vpb gold een percentage van 10,5%, voor de te betalen belastingrente 8%.

Belastingrente

Er wordt belastingrente in rekening gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als u te laat aangifte heeft gedaan of als de uiteindelijke aanslag hoger ligt dan zou volgen uit uw aangifte. Anderzijds vergoedt de Belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.

Afwijkend percentage

De te vergoeden en de te betalen belastingrente kennen in beginsel eenzelfde percentage. Toch bestond er sinds 1 maart van dit jaar een verschil in te betalen en te ontvangen belastingrente voor de Vpb. De oorzaak lag in het feit dat het percentage volgens de wet zou moeten stijgen naar 10,5%. Het kabinet vond dit ongewenst en handhaafde daarom het percentage op 8% voor te betalen belastingrente. Voor de te ontvangen belastingrente werd de stijging wel doorgevoerd.

Percentage weer gelijk

Het Besluit belasting- en invorderingsrente is inmiddels gewijzigd. Daarin is geregeld dat de te betalen en de te ontvangen rentepercentages weer hetzelfde zijn. Beide worden gesteld op 8%.

Nieuw regime

Staatssecretaris Van Rij heeft kenbaar gemaakt een nieuw regime van belastingrentes na te streven. Uitgangspunt is de verschillen tussen belastingrentepercentages te verkleinen. Ook wil Van Rij het verschil in rentepercentages tussen belasting- en invorderingsrente verkleinen. De staatssecretaris streeft ernaar een en ander per 1 januari 2024 te wijzigen. 

Let op! Of er een nieuw regime kan worden geïntroduceerd is onder meer afhankelijk van het feit of die plannen niet controversieel verklaard worden in verband met het vallen van het kabinet.

Posted in Niet gecategoriseerd

De Lbv en de Lbv plus-regeling, hoe zit het fiscaal?

Op 3 juli 2023 zijn twee landelijke beëindigingsregelingen veehouderijlocaties gestart voor agrarisch ondernemers in die sector. Demissionair staatssecretaris Van Rij heeft aangegeven dat er geen volledige belastingvrijstelling komt. Wat is er fiscaal geregeld?

Volledig stoppen of iets daar tussenin?

Koeien

Indien u deelneemt aan een beëindigingsregeling zijn er verschillende mogelijkheden. Dit zijn: 

  1. Volledig stoppen als ondernemer
  2. Gedeeltelijk staken en herinvesteren
  3. Volledig staken en doorschuiven naar nieuwe onderneming

1. Volledig stoppen als ondernemer

Indien u volledig stopt, dan bent u een ‘fiscale staker’. De subsidie die u ontvangt voor het waardeverlies van uw gebouwen is een deel van de stakingswinst. Hetzelfde geldt voor de vergoeding voor het doorhalen van uw productierechten. Een subsidie voor sloopkosten (alleen bij de Lbv plus-regeling) vermindert de sloopkosten. De te betalen inkomstenbelasting kunt u beperken door: 

  • de stakingsaftrek van € 3.630 bij volledige staking, een aftrekpost op de belaste winst;
  • gebruik te maken van de middelingsregeling. Deze regeling vermindert de ergste belastingdruk bij piekinkomens. Hoewel de regeling vanaf 2023 is afgeschaft, kunnen de jaren 2021/2022/2023 of 2022/2023/2024 nog worden benut voor een teruggaaf. 

Let op! Om gebruik te maken van de middelingsregeling moet een verzoek worden ingediend.

  • de stakingswinst om te zetten in een (bancaire) lijfrente. Tot bepaalde maximale bedragen mag de subsidieopbrengst gebruikt worden voor een aftrekbare lijfrente. U voorkomt daarmee afrekening ineens, de uitkeringen worden in box 1 belast. Over de uitkeringen moet wel premie Zvw betaald worden. 

Let op! Lijfrentepremieaftrek is alleen mogelijk als de lijfrentepremie binnen zes maanden na het jaar waarin u de stakingswinst aangeeft, wordt betaald.

Staakt u volledig en gaat u niet verder met een nieuwe onderneming, let dan op mogelijke andere belastingclaims op het ondernemingsvermogen zoals de oudedagsreserve, belaste claims in landbouwgronden die buiten de landbouwvrijstelling blijven, belaste meerwaarden in gebouwen die niet gesloopt worden en de eventuele bedrijfswoning die op de ondernemingsbalans staat. 

Tip! Het volledig staken van een bedrijf is altijd maatwerk en een enorme tijdrovende en soms emotionele klus. Wij adviseren u graag en nemen indien gewenst voor u het werk uit handen.

2. Gedeeltelijk staken en herinvesteren

Staakt u een tak van uw onderneming en wordt de opbrengst voor een uitbreiding van een andere tak van uw onderneming gebruikt? Dan kan de vergoeding uit de beëindigingsregeling met een herinvesteringsreserve afgeboekt worden op de nieuwe investeringen. De Lbv-regelingen zijn aangewezen als overheidsingrijpen. Dit maakt de afboekingsmogelijkheden op herinvesteringen zeer ruim (maar niet onbeperkt!). Toepassing van de herinvesteringsreserve is in dit soort gevallen maatwerk.

Let op! Wordt een tak van de onderneming gestaakt en wordt er geïnvesteerd in een nieuwe bedrijfsactiviteit? Dan is toepassing van de herinvesteringsreserve nu nog een probleem. Het kabinet heeft echter toegezegd dat dit wordt opgelost.

Omdat sprake is van een gedeeltelijke staking gelden ook de stakingsfaciliteiten die hiervoor staan, behalve de stakingsaftrek. 

3. Volledig staken en doorschuiven naar nieuwe onderneming

Als u uw bedrijf staakt en u gaat verder met een andere onderneming, dan mag de stakingswinst worden doorgeschoven naar uw nieuwe onderneming. De stakingswinst wordt niet belast, maar wordt afgeboekt op herinvesteringen in de nieuwe onderneming. Ook hier zijn de mogelijkheden ruim, omdat sprake is van overheidsingrijpen. 

Let ook op andere belastingen

Voor wat betreft de overdrachtsbelasting en de schenk- en erfbelasting is aandacht vereist als er een vrijstelling is toegepast met een volgtermijn of voortzettingstermijn. Het staken van uw onderneming binnen die termijnen kan betekenen dat een vrijstelling vervalt en er alsnog moet worden betaald. Voor de omzetbelasting geldt dat de subsidies onbelast zijn. 

Tip! De btw op de sloopkosten is meestal aftrekbaar omdat het hier gaat om een laatste ondernemingshandeling.

Posted in Niet gecategoriseerd

Naar verwachting forse stijging brandstofprijs per 1 januari 2024

De brandstofprijzen zullen naar verwachting per 1 januari 2024 fors gaan stijgen. Dit wordt veroorzaakt door het terugdraaien van de accijnsverlaging en het aanpassen van de accijnzen aan de inflatie. De exacte aanpassing van de accijnzen is nog onzeker.

Terugdraaien accijnsverlaging

Auto

In 2022 werden de accijnzen op brandstoffen flink verlaagd vanwege de sterk gestegen energieprijzen. Deze verlaging is in juli 2023 deels teruggedraaid. De rest van de verlaging wordt per 1 januari 2024 teruggedraaid. Daardoor wordt op een liter benzine 8,7 cent en op een liter diesel 5,6 cent meer accijns geheven.

Aanpassing inflatie

Per 1 januari 2024 worden de accijnzen ook aangepast aan de inflatie. Daardoor stijgt de accijns op een liter benzine nogmaals met 8,7 cent en op een liter diesel met 5,5 cent.

Btw over accijns

Een derde prijsverhogende factor is dat over de accijnsverhogingen ook nog eens btw wordt geheven. Per saldo kan dit voor benzine een prijsstijging opleveren van 20,95 cent en voor diesel van 13,43 cent.

Prijsstijgingen onzeker

Of de accijnzen daadwerkelijk in deze mate zullen stijgen, is nog onzeker. Staatssecretaris Van Rij geeft in antwoord op Kamervragen aan dat dit afhangt van nadere besluitvorming en van het Belastingplan 2024. Hierbij spelen naast het budgettaire belang ook het effect op het klimaat en grenseffecten en rol.

Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding ook onzeker

Of de onbelaste reiskostenvergoeding in 2024 met één cent extra wordt verhoogd naar € 0,23 per kilometer ook nog onzeker. De vergoeding bedraagt thans € 0,21/km en zou stijgen naar € 0,22 per kilometer. De extra verhoging met één cent hangt onder meer af van de vraag of hiervoor budgettaire dekking kan worden gevonden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maatregelen tegen armoede betaald door hogere inkomens

Het kabinet gaat een aantal maatregelen nemen om armoede te bestrijden. De prijs moet betaald worden door degenen van wie het inkomen volgend jaar boven de eerste tariefschijf in box 1 uitkomt. De maatregelen worden onder meer getroffen via de huurtoeslag, het kindgebonden budget en de arbeidskorting.

Armoedebestrijding

Geld

Omdat een aantal maatregelen om de koopkracht te handhaven dit jaar afloopt, dreigen meer dan een miljoen Nederlanders in armoede te raken. Daarom is een pakket aan maatregelen aangekondigd om met name de lagere inkomens tegemoet te komen.

Maatregelen

De aangekondigde maatregelen betreffen onder meer:

  • een  verhoging van de huurtoeslag met € 416 per jaar;
  • een stijging van het kindgebonden budget voor het eerste kind met € 750 per jaar;
  • een verhoging van de arbeidskorting met € 115 voor inkomens tussen ongeveer € 23.000 en € 37.000; en
  • een voorlopige handhaving van het Tijdelijk Noodfonds Energie.

Hogere inkomens betalen de rekening

De maatregelen worden met name bekostigd door de lengte van de eerste tariefschijf in box 1 niet volledig te corrigeren met de inflatie. Daardoor belandt men met het inkomen in box 1 eerder in de tweede tariefschijf. Dit betekent dat men eerder het hoge tarief van 49,5% betaalt, vanaf € 73.032 in 2023 (bruto per jaar), in plaats van het opstaptarief van 36,93%.

Ook tabak en alcohol duurder

Verder worden ook de accijnzen op alcohol en tabak verhoogd. Met deze verhoging is een lastenverzwaring van zo’n € 100 miljoen gemoeid.

Let op! De definitieve plannen van het demissionaire kabinet worden pas op Prinsjesdag, 19 september 2023, bekendgemaakt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscus verlengt soepelere opstelling sanering belastingschulden naar 1 april 2024

Bent u ondernemer en kunt u uw belastingschulden niet meer betalen, dan stelt de fiscus zich tot 1 april 2024 soepeler op bij een schuldsanering. Hiervoor moet in ieder geval met alle schuldeisers een saneringsakkoord zijn afgesloten. De fiscus zou zich oorspronkelijk tot 1 oktober 2023 soepeler opstellen, maar heeft deze termijn dus met een half jaar verlengd.

Saneringsakkoord

Belastingdienst

In een saneringsakkoord maakt u met al uw schuldeisers een afspraak over het bedrag dat u maximaal aflost op de openstaande vorderingen. Dit bedrag zal naar alle waarschijnlijkheid (veel) lager liggen dan de totale schuld die openstaat bij de betreffende schuldeisers.

Is ook de Belastingdienst een van de schuldeisers?

Normaal gesproken gaat de Belastingdienst alleen akkoord als zij tenminste het dubbele percentage ontvangt van wat de overige schuldeisers van u krijgen. Tot 1 april volgend jaar, 2024, gaat de Belastingdienst echter akkoord met hetzelfde percentage dat ook u de overige schuldeisers kunt betalen. Daardoor kunt u die schuldeisers iets meer aflossing bieden en is de kans op een akkoord groter, waardoor naar verwachting minder bedrijven failliet zullen gaan.

Let op! De voorwaarde is dat álle schuldeisers akkoord gaan met het saneringsvoorstel.

Zzp’ers

Zzp’ers kunnen contact opnemen met hun gemeente om te informeren of zij in aanmerking komen voor een schuldsaneringstraject. Vaak is dit bij een loket schuldhulpverlening. Komt u in aanmerking, dan zullen zij voor u een schuldsaneringstraject opstarten. 

Bv’s en andere rechtspersonen

Andere rechtspersonen, zoals een bv, moeten zelf een schuldsaneringsakkoord met hun schuldeisers zien af te spreken. Er dient eerst een akkoord te zijn verkregen van alle schuldeisers, naast de Belastingdienst. Is dit akkoord bereikt, dan kunt u vervolgens bij de Belastingdienst een verzoek indienen een deel van de belastingschulden kwijt te schelden. Hoe zo’n schuldsaneringstraject aangepakt moet worden, is te vinden op bijvoorbeeld de website van het NIBUD of bij de KVK.

Aanvragen schuldsanering bij de Belastingdienst

Om een aanvraag in te dienen voor een schuldsanering bij de Belastingdienst moet u het formulier Verzoek kwijtschelding belasting en/of premie voor ondernemingen invullen en indienen. 

U vindt hier meer informatie, de overige voorwaarden en welke documenten de fiscus van u nodig heeft om uw verzoek te kunnen beoordelen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is auto verplicht privévermogen?

Als u als ondernemer in de inkomstenbelasting een bedrijfsmiddel zowel zakelijk als privé gebruikt, behoort het bedrijfsmiddel meestal tot het keuzevermogen. Dit betekent dat u binnen bepaalde grenzen zelf mag weten of u het tot uw ondernemingsvermogen rekent of niet. Voor een personenauto gelden soms afwijkende grenzen.

De Hoge Raad heeft onlangs beslist wanneer die afwijkende grenzen voor een auto wel of juist niet gelden .

Hoofdregel: grens 10%

Auto

Gebruikt u een bedrijfsmiddel minder dan 10% voor zakelijke doeleinden, dan bent u verplicht het als privévermogen aan te merken. Gebruikt u het 90% of meer zakelijk, dan bent u juist verplicht het als ondernemingsvermogen aan te merken. 

Gebruikt u het minstens 10% privé en minstens 10% zakelijk, dan behoort het bedrijfsmiddel tot het keuzevermogen. In het jaar van aanschaf maakt u dan de keuze of het tot uw privévermogen of juist tot uw ondernemingsvermogen behoort. Dit wordt vermogensetikettering genoemd.

Bijtelling auto

Zoals bekend kunt u voor een auto van de zaak met bijtelling te maken krijgen indien u deze ook privé gebruikt. U krijgt alleen geen bijtelling als de privékilometers in een jaar niet meer dan 500 bedragen. Voor een (zakelijke) auto is daarom in het verleden al beslist dat deze verplicht als ondernemingsvermogen moet worden aangemerkt, als met de auto in een jaar niet meer dan 500 kilometer privé is gereden. Dit wijkt dus af van de hoofdregel dat de auto 90% of meer zakelijk moet zijn gebruikt.

Andersom geldt dit niet

Een belastingplichtige trok hieruit de conclusie dat dit andersom ook geldt. De man had met zijn auto 22.000 kilometer gereden, waarvan 1.453 kilometer zakelijk. De man wilde de auto toch als zakelijk aanmerken. Hij meende dat dit mogelijk was, omdat er weliswaar minder dan 10% zakelijk was gereden, maar wel meer dan 500 km. 

Hoge Raad geeft duidelijkheid

De Hoge Raad oordeelt dat dit niet juist is. In de omgekeerde situatie is bepalend of met de auto 10% of meer zakelijk is gereden, dus geldt dan de toepassing van de hoofdregel. Dat was hier niet het geval, zodat de auto verplicht tot het privévermogen moest worden gerekend.

Tenzij…

De Hoge Raad geeft in het arrest verder nog aan dat een auto waarmee niet meer dan 500 kilometer privé is gereden, verplicht tot het ondernemingsvermogen behoort, op voorwaarde dat het aantal zakelijke kilometers meer bedraagt dan het aantal privékilometers. Daarboven gelden weer de normale regels. In het geval er met een auto bijvoorbeeld 400 kilometer privé wordt gereden en 450 kilometer zakelijk, kan men dus weer kiezen of de auto tot het privé- of tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Check Modelovereenkomst gebaseerd op vrije vervanging

De Belastingdienst trekt de goedkeuring in van Modelovereenkomsten waarin staat opgenomen dat de opdrachtnemer zich vrij mag laten vervangen. De goedkeuring wordt per 1 januari 2024 ingetrokken. Het intrekken is het gevolg van het zogenaamde Deliveroo-arrest.

Modelovereenkomst

Rekenen

Als opdrachtgever en -nemer zekerheid willen hebben over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking, kunnen ze de afspraken vastleggen in een Modelovereenkomst. Als de opdracht conform de Modelovereenkomst wordt uitgevoerd, hebben partijen gedurende de looptijd van deze overeenkomst zekerheid over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking. Zo kunnen ze naheffingen voorkomen.

Deliveroo-arrest

In het zogenaamde Deliveroo-arrest bepaalde de Hoge Raad dat er sprake kan zijn van een dienstbetrekking, ook als de opdrachtnemer zich voor zijn werkzaamheden kan laten vervangen door een derde. Of er sprake is van een dienstbetrekking, hangt af van alle omstandigheden van het betreffende geval. Het persoonlijk uitvoeren van de opdracht is daarbij medebepalend, maar niet doorslaggevend. Er vindt een weging plaats van alle feiten en omstandigheden.

Fiscus trekt goedkeuring in

Naar aanleiding van het arrest heeft de Belastingdienst besloten de goedkeuring in te trekken van de Modelovereenkomsten waarin staat opgenomen dat de opdrachtnemer zich vrij kan laten vervangen. Op basis van het arrest kan er in dergelijke situaties namelijk tóch sprake zijn van een dienstbetrekking, afhankelijk van het geval. Vanaf 1 januari 2024 biedt het werken conform de Modelovereenkomst vrije vervanging geen zekerheid meer over de arbeidsrelatie. Brancheorganisaties en individuele opdrachtgevers met een eigen goedgekeurde Modelovereenkomst vrije vervanging ontvangen uiterlijk 1 oktober 2023 een brief van de Belastingdienst over de intrekking.

Check arbeidsrelatie

Zijn er in uw bedrijf arbeidsrelaties met een Modelovereenkomst gebaseerd op vrije vervanging, check deze dan. Houd daarbij in uw achterhoofd dat alleen het feit dat er sprake is van vrije vervanging, nog niet betekent dat er geen sprake is van een dienstbetrekking. Of hiervan sprake is, wordt gebaseerd op alle relevante aspecten. U kunt dit onder andere checken op de site van de Belastingdienst (belastingdienst.nl zoekterm ondernemerscheck) of op de site van de KVK.

Let op! Deze checks geven een indicatie, maar geen zekerheid. Wilt u zekerheid, dan moet u uw Modelovereenkomst voorleggen aan de Belastingdienst.

Geen sancties

Bent u er ten onrechte vanuit gegaan dat er geen sprake is van een arbeidsrelatie, dan legt de Belastingdienst voorlopig nog geen sancties op. Dit is alleen anders bij kwaadwillendheid. U krijgt bij een controle wel aanwijzingen hoe u de arbeidsrelatie dient aan te passen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Vakantiewoning en fiscus 2023

Als u een vakantiewoning op het oog heeft in Nederland, zijn er fiscale regels over de aankoop en het gebruik hiervan. Denk aan inkomstenbelasting, onroerendezaakbelasting en mogelijk ook overdrachtsbelasting, omzetbelasting en forensenbelasting.

Óf u met belastingen te maken krijgt, is afhankelijk van uw (persoonlijke) omstandigheden en de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Deze advieswijzer bevat algemene informatie en kan niet zonder meer uitsluitsel geven over uw eigen specifieke situatie. Laat u voor uw persoonlijke situatie daarom nader informeren door een van onze adviseurs.

Omzetbelasting

Woning

Omzetbelasting bij aankoop

Koopt u een nieuwe – nog niet eerder gebruikte – vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden. Koopt u een vakantiewoning die al meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, dan zal hierover geen btw berekend worden. Op verzoek van zowel koper als verkoper kan in een dergelijk geval toch btw berekend worden als u de vakantiewoning voor 90% of meer gaat gebruiken voor met btw belaste activiteiten. U moet hiervoor toestemming vragen aan uw belastingkantoor of uw keuze vastleggen in de notariële akte van levering.

Let op! De hiervoor beschreven gevolgen voor de btw gelden als de vakantiewoning als ‘onroerend’ wordt aangemerkt. De vakantiewoning is onroerend als deze duurzaam met de grond verenigd is of in ieder geval naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. In sommige situaties zal een vakantiewoning roerend zijn en kunnen andere gevolgen voor de btw gelden.

De btw die bij de aankoop berekend wordt, kunt u in sommige gevallen terugvragen bij de Belastingdienst. Dit is afhankelijk van de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Koopt u de vakantiewoning alleen voor eigen gebruik of verhuurt u deze ook (gedeeltelijk)?

Eigen gebruik vakantiewoning

Indien u de vakantiewoning alleen zelf gebruikt en niet verhuurt aan anderen, kunt u de btw die bij de aankoop berekend is niet terugvragen bij de Belastingdienst.

Verhuur vakantiewoning

Verhuurt u de vakantiewoning aan anderen, dan kunt u mogelijk de btw die bij de aankoop berekend is (gedeeltelijk) terugvragen bij de Belastingdienst. De verhuur van de vakantiewoning moet dan zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd.

Tip! Verhuurt u de vakantiewoning minder dan 140 dagen per jaar, dan kan er nog steeds sprake zijn van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Neem voor uw persoonlijke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Of u de btw geheel dan wel gedeeltelijk terug kunt vragen, is afhankelijk van uw eigen gebruik van de vakantiewoning. Gebruikt u de vakantiewoning zelf niet, maar wordt deze alleen verhuurd, dan kunt u de volledige btw over de aankoop terugvragen. Gebruikt u de vakantiewoning ook voor eigen gebruik, dan kunt u slechts het deel dat betrekking heeft op de verhuur terugvragen.

Voorbeeld

U koopt in 2023 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2023 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u dan in 2023 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.

Let op! Om btw te kunnen terugvragen, dient u zich als ondernemer voor de omzetbelasting aan te melden bij de Belastingdienst. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.

Indien de Belastingdienst van mening is dat u voor de verhuur van de vakantiewoning ondernemer bent voor de btw en u dus uw btw kunt terugvragen, dient u 9% btw over de huur te berekenen en af te dragen aan de Belastingdienst. Dit lijkt financieel nadelig, maar hier staat tegenover dat u de btw bij aankoop alsmede de btw met betrekking tot de bij u in rekening gebrachte kosten voor de vakantiewoning in aftrek kunt brengen (na toepassing van een correctie voor het eigen gebruik van de vakantiewoning).

Voorbeeld

In 2023 ontvangt u € 5.450 (inclusief 9% btw) uit de verhuur van de vakantiewoning. U betaalt € 1.210 (inclusief 21% btw) aan kosten voor de vakantiewoning. In 2023 draagt u € 450 btw af. Van de € 210 btw over de kosten die u heeft gemaakt, kunt u 70% (€ 147) terugvragen, omdat de woning voor 70% wordt verhuurd. Per saldo bedraagt uw teruggaaf in 2023 € 14.397 (€ 14.700 btw + € 147 btw – € 450 btw).

Tip! Moet u in een jaar per saldo btw betalen, dan kunt u mogelijk gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (de KOR).

De kleineondernemersregeling is in 2020 gewijzigd. U kunt er tot een omzet van € 20.000 voor kiezen geen btw in rekening te brengen. In dat geval kunt u ook geen btw terugvragen.
Ondernemers die de nieuwe regeling willen toepassen, dienen dit te melden bij de inspecteur. U vindt een aanmeldformulier op de website van de Belastingdienst (zoekterm ‘aanmelden KOR’). Het aanmeldformulier moet uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan door de Belastingdienst zijn ontvangen. Kiest u voor de KOR, dan moet u er drie jaar gebruik van maken.

Let op! U moet wellicht een deel van de afgetrokken btw op de vakantiewoning terugbetalen als u er in 2023 voor kiest om deel te nemen aan de kleineondernemersregeling. Dit is het geval als er na het jaar van aankoop van de vakantiewoning minder dan negen jaar zijn verstreken. Neem dit mee bij uw keuze of neem hierover contact met ons op.

Wanneer u een jaaromzet van maximaal € 1.800 heeft, dan kunt u de kleineondernemersregeling voor de btw toepassen zonder dit te melden bij de Belastingdienst. Ook de minimale termijn van drie jaar voor toepassing van de KOR wordt losgelaten. Deze regeling geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.

Ontvangen of terugbetalen btw bij gewijzigd gebruik of verkoop

Als het eigen gebruik van de vakantiewoning wijzigt, wordt de btw die u in aftrek heeft gebracht, herzien. Wordt het eigen gebruik groter, dan zult u mogelijk btw terug moeten betalen. Daalt het eigen gebruik, dan krijgt u mogelijk (extra) btw terug. Deze herziening moet u gedurende de negen jaar volgend op het jaar van aanschaf jaarlijks uitvoeren. De herziening vindt plaats op 1/10 deel van de aankoop-btw. Herziening blijft achterwege als deze minder dan 10% bedraagt van de aan het jaar toe te rekenen reeds in aftrek gebrachte btw.

Voorbeeld

In 2023 wordt de vakantiewoning voor 60% verhuurd en voor 40% door u zelf gebruikt. U moet een herziening toepassen op 1/10 van € 21.000 = € 2.100. Van deze € 2.100 heeft u 70% (= € 1.470) terugontvangen. In 2023 heeft u echter maar recht op 60% (= € 1.260). Het verschil bedraagt € 210. Dit is hoger dan 10% van de aan 2023 toe te rekenen al in aftrek gebrachte btw (10% van € 1.470 = € 147). De herziening blijft daarom niet achterwege en u moet in 2023 € 210 aan btw terugbetalen.

Let op! Als u de aankoop-btw heeft teruggevraagd, wordt uw vakantiewoning in het jaar van aankoop en de negen jaren daaropvolgend voor de btw gevolgd. Herziening van btw vindt niet alleen plaats bij wijziging in het gebruik zoals in het voorbeeld hiervoor, maar ook als u bijvoorbeeld de woning alleen nog maar zelf gebruikt (en dus niet meer verhuurt) of als u de woning verkoopt zonder btw. In de laatste twee gevallen zult u de volledige btw over de nog resterende jaren in één keer moeten terugbetalen.

Voorbeeld

Op 1 januari 2024 verkoopt u de vakantiewoning aan een particulier, die deze gaat gebruiken voor eigen gebruik. Volgens de wettelijke regels kunt u geen btw berekenen over deze verkoop. Heeft u de vakantiewoning in 2018 gekocht, dan moet u wel de in 2018 in aftrek gebrachte btw over de nog resterende periode herzien. Op 1 januari 2024 zijn vijf van de negen herzieningsjaren verlopen. Dit betekent dat u nog voor vier jaren 1/10 van € 14.700 moet terugbetalen aan de Belastingdienst, tezamen € 5.880 (= viermaal € 1.470).

Tip! Verkoopt u de vakantiewoning uit het voorbeeld na 31 december 2027, dan heeft dit geen gevolgen meer voor de in 2018 in aftrek gebrachte btw bij aankoop.

Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden waardoor u de btw die u bij aankoop heeft teruggekregen, niet hoeft terug te betalen. Gaat de koper de woning bijvoorbeeld voor meer dan 90% voor met btw belaste activiteiten gebruiken, dan kunt u mogelijk op verzoek de vakantiewoning toch met btw verkopen. Het voordeel hiervan is dat u dan niet de aankoop-btw hoeft te herzien. Ook bij verkoop binnen twee jaar na de eerste ingebruikname van de vakantiewoning wordt de verkoop met btw belast en treedt hetzelfde effect op. Zet de koper van uw vakantiewoning uw activiteiten van verhuur ongewijzigd voort, dan is het misschien zelfs mogelijk om de woning zonder btw te verkopen en hetzelfde effect te bereiken. Hiervoor moet de verkoop van de woning kunnen worden aangemerkt als overdracht van een algemeenheid van goederen.

Tip! De verkoop van uw vakantiewoning kan diverse btw-gevolgen hebben. Laat u daarom, voordat tot verkoop wordt overgegaan, altijd eerst adviseren.

Overdrachtsbelasting

Bij verkoop van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd. Koopt u een nieuwe, nog niet eerder gebruikte vakantiewoning, dan zal hierover 21% omzetbelasting (btw) berekend worden en geldt een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. In alle overige gevallen is sinds 1 januari 2023 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd.

Koopt u een vakantiewoning inclusief inventaris, dan wordt over het aandeel van de inventaris in de koopsom geen overdrachtsbelasting berekend.

Let op! Het tarief van 2% overdrachtsbelasting geldt alleen voor de woning waarin u zélf voor langere tijd gaat wonen en dus niet voor een tweede woning. Voor jongeren tussen 18 en 35 jaar die zélf voor langere tijd in een woning gaan wonen, geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor woningen met een waarde t/m € 440.000.

Inkomstenbelasting

De vakantiewoning zal over het algemeen belast zijn in box 3. In box 3 betaalt u geen belasting over de ontvangen huur, maar over de WOZ-waarde van de vakantiewoning. De te betalen belasting in box 3 wordt tegenwoordig berekend over de werkelijke verdeling van uw vermogen in spaargeld, beleggingen en schulden. Een vakantiewoning wordt gerekend tot de beleggingen. Hierover wordt in 2023 een fictief rendement verondersteld van 6,17%. Hierover betaalt u 32% belasting. Dit percentage wordt in verhoogd naar 33% en in 2025 naar 34%. 
Let op! Als de exploitatie van uw vakantiewoning dusdanige vormen aanneemt dat deze het normale actieve vermogensbeheer te buiten gaat, wordt de vakantiewoning niet belast in box 3, maar worden de inkomsten belast in box 1.

Onroerendezaakbelasting (OZB)

Voor de heffing van de onroerendezaakbelasting (OZB) is bij vakantiewoningen de vraag van belang of ze ook als woning kunnen worden aangemerkt. De rechter heeft beslist dat niet van belang is of een vakantiewoning al dan niet permanent bewoond mag worden en als dit niet is toegestaan, of dit bewonen al dan niet gedoogd wordt. Wel van belang is of de woning beschikt over eigen voorzieningen, zoals een badkamer, sanitair en kookgelegenheid. Zo ja, dan is de woning bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken. De vakantiewoning is dan naar aard en inrichting bestemd en geschikt om enigszins duurzaam voor bewoning te dienen en wordt dan als woning aangemerkt.
Kan een vakantiewoning als woning worden aangemerkt, dan betekent dit dat voor de OZB alleen een aanslag eigenarenheffing kan worden opgelegd. Een aanslag gebruikersheffing kan de gemeente niet opleggen. Bovendien geldt voor woningen meestal een lager OZB-tarief dan voor niet-woningen. Bij een vakantiewoning die aan bovengenoemde eisen voldoet, krijgt u dus slechts één heffing opgelegd en is op deze heffing veelal een lager tarief van toepassing.

Verbod op permanente bewoning

Is permanente bewoning verboden, dan drukt dit wel de WOZ-waarde, zo besliste de rechter in het verleden. Ga dus na of een eventueel verbod op permanente bewoning in de WOZ-waarde is meegenomen.

Forensenbelasting

Een gemeente heeft de mogelijkheid forensenbelasting te heffen. Dit kan als u in een andere plaats dan uw woonplaats een woning voor minstens 90 dagen per jaar ter beschikking heeft. Het is niet van belang of u ook daadwerkelijk 90 dagen of meer in de woning verblijft. Verblijft u permanent in uw vakantiewoning, dan is forensenbelasting niet van toepassing.

Dagen dat u de woning verhuurt dan wel de woning gebruikt om de woning beschikbaar te maken of te houden voor verhuur, tellen dus niet mee. Bij het beschikbaar maken of houden voor verhuur kunt u bijvoorbeeld denken aan het plegen van onderhoud, zoals het verven van het houtwerk. Verhuurt u de woning voor een bepaalde periode via een derde, maar kunt u zelf gebruikmaken van de woning als deze in de betreffende periode niet verhuurd wordt, dan tellen deze dagen wel mee. De woning staat u dan immers ter beschikking.

Tot slot

Met betrekking tot de aankoop en het gebruik van een vakantiewoning kunt u met verschillende belastingen te maken krijgen. In deze advieswijzer hebben wij geprobeerd een algemeen beeld te schetsen. Neem voor de fiscale gevolgen in uw specifieke situatie contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Recht op Tozo moet bewezen kunnen worden

Tijdens de coronacrisis konden zelfstandige ondernemers een beroep doen op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) als hun inkomen onder de bijstandsnorm kwam te liggen. Dat het inkomen onder deze norm kwam te liggen, moet desgevraagd bewezen kunnen worden. Dit blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland.

Tozo

Geld

Tijdens de coronacrisis had met name het mkb te lijden onder talrijke beperkende maatregelen, zoals bijvoorbeeld de sluiting van de horeca. Om de getroffen ondernemers financieel tegemoet te komen, trof de overheid tal van maatregelen. Een ervan, de Tozo, kon voorzien in inkomensondersteuning en in een lening voor bedrijfskapitaal.

Bewijs vereist

Een ondernemer die tijdens de coronacrisis de Tozo had aangevraagd en had gekregen, diende onlangs te bewijzen dat zijn inkomen onder de bijstandsnorm terecht was gekomen. De man was vennoot in een vof die een tweetal horecazaken exploiteerde. Bij een controle van de financiële stukken bleek dat de vof in de betreffende periode een jaarwinst van bijna € 143.000 had gerealiseerd. Omdat de aanvrager van de Tozo voor eenderde deel gerechtigd was tot de winst, diende hij aan te tonen dat hij desondanks onder de bijstandsnorm terecht was gekomen.

Oordeel rechter

Ook de rechter was van mening dat de man verplicht was aan te tonen dat zijn inkomen onder de bijstandsnorm bleef. Hij werd hiertoe herhaald in de gelegenheid gesteld, maar de geleverde informatie bleef onvoldoende. Dit leidde ertoe dat de volledige Tozo van ruim € 13.000 terugbetaald diende te worden. Ook de boete van € 650 bleef in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hof houdt vast aan bestaande immateriële schadevergoeding WOZ-zaken

Als u het met een beslissing van de fiscus niet eens bent, kunt u in bezwaar en beroep. Duurt de uitspraak langer dan redelijkerwijs verondersteld mag worden, dan heeft u recht op een schadevergoeding. Het kabinet wil dergelijke schadevergoedingen in WOZ-zaken afschaffen.

Geringe bedragen

Geld

Het gaat bij WOZ-zaken maar om geringe bedragen en dus zal ook de spanning en frustratie minder zijn. De schadevergoeding kan dan ook wel wat minder, aldus het kabinet.

Omvang vergoeding

In het verleden heeft de Hoge Raad de regels rondom een schadevergoeding bepaald. Voor wat betreft de hoogte, werd deze bepaald op een vergoeding van € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar. Daarbij stelde de Hoge Raad in beginsel de termijn voor de afhandeling van een bezwaar op een half jaar en die voor de afhandeling van een beroep op anderhalf jaar.

Termijn overschreden met één dag

In een zaak die onlangs werd behandeld door het gerechtshof in Den Haag, was de termijn in een WOZ-geschil met precies één dag overschreden. De afhandeling van het bezwaar en daaropvolgende beroep had twee jaar en één dag geduurd, net een dag te laat dus. De rechtbank vond, gelet op de geringe overschrijding, een schadevergoeding niet op zijn plaats. Het gerechtshof dacht hier anders over. Overeenkomstig bovenstaande uitgangspunten was er sprake van een overschrijding met een gedeelte van een half jaar. Volgens het Hof diende de bezwaarmaker daarom een schadeloosstelling van € 500 te ontvangen.

Lagere overheden

In het recente verleden hebben verschillende rechtbanken in WOZ-geschillen al een lagere schadeloosstelling toegekend, ook wanneer de termijn ruimer was overschreden. Ze liepen daarmee al vooruit op de voornemens van het kabinet. Zo verlaagde rechtbank Zeeland-West-Brabant de schadevergoeding onlangs nog in een WOZ-geschil tot € 50 per termijnoverschrijding van een half jaar. Sommige andere rechtbanken hielden juist vast aan de door de Hoge Raad vastgestelde vergoeding van € 500.

Let op! Het kabinet wil het afschaffen van schadevergoedingen in WOZ-zaken regelen in het Belastingplan 2024. Gelet op de demissionaire status van het kabinet, is het nog niet zeker of dit doorgaat.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vakantietrip of zakenreis?

Wie in een auto van de zaak rijdt, heeft met de bekende bijtelling te maken. Om die te voorkomen, kunt u het privégebruik van de auto beperken tot maximaal 500 kilometers per jaar. Vallen kilometers die gemaakt worden voor een vakantietrip gecombineerd met een zakelijk karakter onder privé of zakelijk?

Zakelijke wintersport?

Paspoort

In het verleden heeft de rechter zich uitgesproken over de vraag hoe we dienen om te gaan met een rit die deels zakelijk, deels privé is. In de betreffende zaak had een werknemer de auto van de zaak gebruikt voor een rit naar de wintersport en had tijdens die vakantie ook een zakelijk bezoek afgelegd. Wat speelde er?

Fabrieksbezoek

In de betreffende zaak was de dga van een bedrijf met zijn gezin met de auto van de zaak naar Italië gereden voor een weekje wintersport. Tijdens deze vakantie had de dga een bezoek gebracht aan een fabriek waar zijn bv een slijpmachine had besteld. Deze fabriek lag 325 kilometer van het vakantieadres af. De vraag was hoeveel kilometers er als zakelijk en hoeveel er als privé moesten worden aangemerkt.

Wat is het hoofddoel?

Het Hof Amsterdam kwam tot de conclusie dat er in deze zaak zowel een zakelijk als een privédoel aan de ritten ten grondslag lagen. Volgens het Hof kon noch het zakelijke doel, noch het privédoel als hoofddoel worden aangemerkt. In dat geval kunnen dergelijke autoritten slechts als zakelijk worden bestempeld als ze door een vergelijkbare persoon die niet in dienst is bij de bv niet, of niet in dezelfde omvang zouden zijn gemaakt. 

Let op! Voor wat betreft de vergelijkbaarheid van de persoon moet gekeken worden naar inkomen, vermogen en gezin.

Wintersport is gemeengoed

Volgens het Hof zijn wintersportvakanties inmiddels gemeengoed geworden. Met de dga vergelijkbare personen zouden dergelijke ritten ook hebben kunnen maken. De autoritten werden daarom als privé aangemerkt. Daardoor kwamen de privékilometers boven de 500, waardoor de bijtelling van toepassing was en de vakantie achteraf fors duurder uitviel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bijbaan na studie verhindert toepassing 30%-regeling niet

Werkgevers die een werknemer uit het buitenland te werk stellen mogen onder voorwaarden de zogenaamde 30%-regeling toepassen. Betreffende werknemers mogen dan in beginsel niet al in Nederland werkzaam zijn. Hierop bestaat echter een uitzondering, die door de rechtbank Noord-Holland is verruimd.

30%-regeling

De 30%-regeling is een tegemoetkoming in verband met kosten die werknemers maken die naar Nederland of het buitenland worden uitgezonden. De regeling houdt in dat in beginsel 30% van het salaris onbelast kan worden uitbetaald. Een van de voorwaarden is dat de werknemer over een specifieke deskundigheid beschikt.

Niet al in Nederland werkzaam

De faciliteit kan niet worden toegepast als werknemers al in Nederland werkzaam zijn. Hierop bestaat een uitzonderring als men werkzaam is in het kader van een studie of stage. In bovenstaande rechtszaak ging het om een buitenlandse werkneemster die al in Nederland een bijbaan had, terwijl ze haar studie al had afgerond.

Gelijkheidsbeginsel

De rechtbank was van mening dat de werkneemster volgens de wettelijke definitie niet van de 30%-regeling gebruik kon maken. Ze was immers niet meer werkzaam in het kader van haar studie of stage. Toch werd ze door de rechtbank in het gelijk gesteld, en wel met toepassing van het gelijkheidsbeginsel.

Tijdens de rechtszaak kwam namelijk vast te staan dat in de praktijk een bijbaan tijdens de studie, ongeacht of die in het kader van een stage of opleiding plaatsvindt, niet in de weg staat aan toepassing van de 30%-regeling. Kennelijk is dit een verruiming ten opzichte van het beleid, waarbij dit een uitzondering is op de eis dat sprake moet zijn van werkzaamheden in het kader van een opleiding of stage. 

Werknemer krijgt gelijk

De rechtbank stelde de werkneemster op grond van deze verruiming daarop in het gelijk. De rechtbank zag niet in waarom een bijbaan tijdens de studieperiode, ongeacht of die in het kader van een stage of opleiding plaatsvindt, niet vergelijkbaar zou zijn met een bijbaan die niet in het kader van een studie of stage plaatsvindt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geërfde schulden niet van invloed op maximum excessief lenen

Erft u aandelen in een bv? Bevat deze erfenis ook schulden? Heeft u in de betreffende bv een aanmerkelijk belang? En bedragen door de erfenis de schulden bij de bv meer dan € 700.000? Dan volgt over het meerdere gewoon belastingheffing in box 2.

Let op! Dat de schulden geheel of deels voortkomen uit een erfenis, heeft dus geen invloed op het maximum volgens de Wet excessief lenen bij de eigen bv!

Wet excessief lenen

Sparen

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is sinds 1 januari 2023 van kracht. De wet komt er in het kort op neer dat een houder van een aanmerkelijk belang niet meer dan € 700.000 aan leningen bij zijn eigen vennootschap mag bezitten. Liggen de schulden boven dit bedrag, dan moet over het meerdere met de fiscus worden afgerekend in box 2 tegen 26,9% (2023).

Oorzaak overschrijding niet van belang

Uit bovenstaande casus inzake een erfenis volgt dat de oorzaak van de overschrijding van het maximum niet van belang is. Wettelijk is er alleen een uitzondering gemaakt voor hypothecaire schulden inzake een eigen woning die in box 1 valt. Deze schulden zijn niet van invloed op het maximum van € 700.000.

Wetgever wilde geen uitzondering

Bij de totstandkoming van de Wet excessief lenen heeft de wetgever voor bovengenoemde situatie uitdrukkelijk geen uitzondering op willen nemen. Volgens de wetgever bevatten de huidige wettelijke voorschriften voldoende mogelijkheden om aan eventuele problemen tegemoet te komen. Zo kan onder andere de te betalen belasting bij aflossing van de schulden weer via verrekening worden teruggekregen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscale gevolgen schenken onder voorwaardelijke last

Als u een schenking doet, is in de regel schenkbelasting verschuldigd. Maar hoe zit dat als u schenkt onder een last, ofwel als de ontvanger een tegenprestatie moet leveren? Is dan direct schenkbelasting verschuldigd over de gehele schenking?

Schenking aandelen

Schenken

Een kennisgroep van de Belastingdienst gaf onlangs antwoord in een casus waarin een voorwaardelijke last tot betalen van een vergoeding aan de ontvanger van een schenking was opgelegd. In de casus werden aandelen geschonken onder een last. Die bestond eruit dat de ontvanger bij verkoop van de aandelen aan een derde de waarde van de aandelen bij schenking moest betalen aan de schenker, onder aftrek van een bepaald bedrag.

Let op! Of de last zich in de toekomst gaat voordoen, was in deze casus op het moment van schenken nog onduidelijk. Daarom was sprake van een voorwaardelijke last.

Schenking in delen

De kennisgroep geeft aan dat de schenking onder een voorwaardelijke last gezien wordt als een schenking die in twee delen uiteenvalt. Enerzijds is er direct een onvoorwaardelijke schenking van de aandelen, anderzijds is er een voorwaardelijke last.

Schenkbelasting?

Het gevolg is dat over de waarde van de schenking direct schenkbelasting moet worden betaald. Pas op het moment dat de last in werking treedt, kan deze geheven schenkbelasting (deels) worden teruggevraagd. Door de last valt de waarde van de schenking dan namelijk lager uit.

Let op! Voor de vermindering van betaalde schenkbelasting moet een verzoek worden ingediend door middel van het indienen van een aangifte schenkbelasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Eigen woning 2023

Voor de eigen woning gelden duidelijke en strenge fiscale regels. Een lening voor de eigen woning moet bijvoorbeeld aan aflossingseisen voldoen om voor renteaftrek in aanmerking te komen. En die renteaftrek is inmiddels afgebouwd. Wellicht wilt u extra aflossen, maar is dat wel verstandig? Deze en meer zaken die u moet weten bij de aanschaf en het bezit van een eigen woning vindt u hier in een notendop.

Welke regels van toepassing zijn, is afhankelijk van uw individuele situatie. In deze advieswijzer komen verschillende situaties aan bod.

Eigenwoninglening, aflossing en renteaftrek

Woning

Voor een eigenwoninglening geldt dat de rente alleen aftrekbaar is als de lening in maximaal 30 jaar volledig en ten minste annuïtair wordt afgelost. Dit betekent dat de maandelijkse som van rente plus aflossing tijdens de rentevaste periode hetzelfde blijft. Naast de aflossingseis geldt de voorwaarde dat de lening is aangegaan ter verwerving, onderhoud of verbetering van de eigen woning.
Deze regels gelden in principe voor elke lening die vanaf 1 januari 2013 is afgesloten. Het kan echter zijn dat een op of na 1 januari 2013 afgesloten lening onder overgangsregels valt. Er gelden dan geen aflossingseisen. Onze adviseurs kunnen u informeren over uw eigen, specifieke situatie.

Gevolgen niet-nakomen aflossingsverplichtingen

De aflossingsverplichtingen moeten bij het aangaan van de lening in de leenovereenkomst zijn overeengekomen en ook worden nageleefd. Als op een lening te weinig wordt afgelost, is de rente op die lening in principe niet meer aftrekbaar. Gelukkig is het mogelijk om, onder voorwaarden, een tijdelijke achterstand in aflossingen te herstellen of een nieuw aflossingsschema af te spreken. Als tijdig aan deze herstelmogelijkheden wordt voldaan, blijft de renteaftrek behouden. Wordt niet tijdig aan deze herstelmogelijkheden voldaan, dan gaat de renteaftrek op dat moment verloren.

Tip! Het verlies aan renteaftrek is niet definitief. Als u de aflossingsachterstand die aanwezig was op het moment van verlies van de renteaftrek weer inhaalt, is de rente vanaf dat moment weer aftrekbaar.

Informatieverplichtingen

Heeft u een eigenwoninglening waarvoor een aflossingseis geldt en is deze lening niet afgesloten bij een in Nederland gevestigde bank, verzekeraar of andere financiële instelling, dan heeft u een informatieplicht. Deze informatieplicht loopt via uw aangifte inkomstenbelasting voor alle schulden die zijn aangegaan na 31 december 2015 en voor alle wijzigingen in uw eerder afgesloten lening die zich voordoen vanaf 1 januari 2016. Onder de informatieplicht vallen onder andere de NAW-gegevens van de leningverstrekker, de hoogte van de lening, de looptijd en het rentepercentage. Voldoet u niet (tijdig) aan uw informatieplicht, dan is de rente niet aftrekbaar. Indien u in een later jaar alsnog de informatie verstrekt, is de rente vanaf het daaropvolgende jaar (weer) aftrekbaar.

Let op! Dit geldt dus ook voor de dga die een lening voor zijn eigen woning heeft afgesloten bij zijn eigen bv.

Beperking renteaftrek in de hoogste schijf

Vanaf 2014 is de maximale renteaftrek van de hypothecaire lening jaarlijks verlaagd. Voor het jaar 2023 betekent dit dat de rente die aftrekbaar is in de hoogste belastingschijf (49,5%) niet meer tegen 49,5%, maar tegen maximaal 36,93% aftrekbaar is. Deze aftrekbeperking geldt zowel voor leningen die afgesloten zijn na 1 januari 2013 als voor leningen die voor die datum zijn afgesloten.

Overgangsrecht: bestaande eigenwoninglening

Voor een oude eigenwoninglening hoeft u niet aan de aflossingseis te voldoen. Een oude eigenwoninglening is een lening die u op 31 december 2012 voor uw eigen woning had (hoofdregel). In een aantal uitzonderingsgevallen wordt ook een na 31 december 2012 afgesloten lening (gedeeltelijk) aangemerkt als een oude eigenwoninglening. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien in de periode tot eind 2013 sprake is geweest van tijdelijke huur tussen twee eigen woningen in, de aankoop van een andere woning of van het verrichten van onderhoud of verbetering aan de eigen woning. Daarnaast is er een regeling voor expats.

Oversluiten lening

Uw lening blijft aangemerkt als een oude eigenwoninglening als u deze (gedeeltelijk) oversluit, bijvoorbeeld bij het aflopen van uw rentevaste periode of bij de aankoop van een nieuwe woning. Leent u echter een hoger bedrag, dan wordt het extra bedrag aangemerkt als nieuwe eigenwoninglening en is de rente hierover alleen aftrekbaar als aan de aflossingseisen wordt voldaan.

Verzekeringen eigen woning

Vanaf 1 januari 2013 is het niet meer mogelijk om een nieuw spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct gekoppeld aan de eigen woning af te sluiten. Heeft u een bestaand spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct gekoppeld aan de oude eigenwoninglening, dan wijzigt er niets.

Deze blijft vrijgesteld in box 1. Een gekoppeld spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct volgt het overgangsrecht dat geldt voor de oude eigenwoninglening: is uw in 2013 afgesloten lening aan te merken als een oude eigenwoninglening, dan was het ook nog mogelijk om hier in 2013 een spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct aan te koppelen.

Tip! In beginsel kunt u vanaf 1 april 2017 vrij gebruikmaken van de vrijstelling voor uw spaar-, verzekerings- of beleggingsproduct. Afkoop is over het algemeen financieel niet aantrekkelijk. Overleg daarom vooraf met onze adviseurs over uw eigen situatie.

(Extra) aflossen of niet?

Nu de rente op een spaarrekening nagenoeg nihil is, is de vraag of extra aflossen misschien raadzaam is. Aflossen heeft verschillende fiscale en financiële gevolgen. We zetten er een aantal op een rij:

  • U hoeft na aflossing geen hypotheekrente meer te betalen.
  • U kunt na aflossing die rente niet meer in aftrek brengen in box 1.
  • Houd er rekening mee dat u mogelijk boeterente moet betalen vanwege de extra aflossing.
  • De rente op uw spaarrekening zult u waarschijnlijk nauwelijks missen gezien de lage rentestand.
  • Mogelijk bespaart u belasting in box 3 vanwege het voor de aflossing gebruikte spaargeld.
  • Heeft u uw hypotheek afgelost, dan heeft u ook geen bijtelling (meer) vanwege het eigenwoningforfait. Deze faciliteit wordt echter vanaf 2019 in dertig jaar geleidelijk afgebouwd. Dit betekent dat u in 2023 nog maar 83,33% van het verschil tussen uw eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten voor uw eigen woning als aftrek krijgt. Het percentage neemt ieder jaar af met 3,33%. Vanaf 1 januari 2048 vervalt de aftrek helemaal.

Let op! Of het raadzaam is om af te lossen op uw hypothecaire lening, is volledig afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden. Mogelijk heeft u uw spaargeld op een later moment voor andere doeleinden nodig. Gebruikt u uw spaargeld om af te lossen, dan zit dit geld echter ‘vast’ in uw woning en kunt u dit alleen weer vrij besteedbaar krijgen door verkoop van de woning of het afsluiten van een nieuwe lening. Bedenk daarbij dat het niet altijd zal meevallen om een nieuwe lening af te sluiten en dat bovendien de rente die u op deze lening betaalt dan niet meer aftrekbaar is in box 1. Laat u zich daarom goed adviseren over uw persoonlijke situatie.

Restschulden

Als de verkoopopbrengst van uw eigen woning onvoldoende is om uw eigenwoningschuld en de verkoopkosten te dekken, blijft u zitten met een restschuld. Als deze restschuld is ontstaan in de periode tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017, dan mag u de rente over deze restschuld gedurende vijftien jaar na het ontstaan ervan in aftrek brengen in box 1.

Verhuisregelingen

U kunt onder voorwaarden ook uw te koop staande lege of gekochte lege eigen woning onder de eigenwoningregeling houden en de rente op de bijbehorende leningen in aftrek blijven brengen; de termijn voor deze verhuisregelingen bedraagt maximaal drie jaar na het jaar waarin u de oude woning heeft verlaten. Voor uw woning die vanaf 2020 leeg te koop staat of voor uw woning die u vanaf 2020 kocht en die in 2023 nog leegstaat of in aanbouw is, heeft u daarom tot en met 31 december 2023 nog renteaftrek.

Rentemiddeling

Rentemiddeling biedt een mogelijkheid om tegen een lagere hypotheekrente te lenen zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald hoeft te worden. Bij rentemiddeling is de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevaste periode. Hiermee wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep.

De boeterente bij rentemiddeling is eveneens aftrekbaar. Naast de boeterente kan het rentepercentage ook verhoogd worden met andere opslagen die geen verband houden met de boeterente. Bijvoorbeeld een opslag voor het risico van vroegtijdig aflossen van de hypotheekschuld. Deze andere opslagen, boven op de hypotheekrente en de boeterente, mogen in totaal niet hoger zijn dan 0,2%. In dat geval is er ook sprake van renteaftrek voor de andere opslagen.

Tip! Onderzoek of in uw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.

Verhoogde schenkingsvrijstelling verlaagd

Vanaf 2017 kan gebruikgemaakt worden van een verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eenmalige schenking aan uw kind of aan een derde voor een eigen woning. Deze vrijstelling is fors verlaagd en bedraagt in 2023 nog € 28.947. De vrijstelling wordt in 2024 geheel afgeschaft.

Let op! Het bedrag van de vrijstelling is gelijk aan het bedrag van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen. Deze vrijstelling blijft wel gehandhaafd.

De schenking voor een eigen woning die voor het eerst in 2022 plaatsvond maar waarvoor toen nog niet het maximum van de vrijstelling is benut, mag in 2023 nog vrijgesteld worden aangevuld tot en met € 106.671. Vond de schenking voor het eerst in 2021 plaats en is in 2022 het maximum van de vrijstelling nog niet benut, dan kunt u in 2023 nog vrijgesteld aanvullen tot en met € 105.302. Voorwaarde voor de aanvullingen is wel dat in het jaar van de eerdere schenking(en) een beroep gedaan is op de vrijstelling voor de eigen woning in de aangifte schenkbelasting voor dat jaar.
Aan de vrijstelling ten behoeve van een eigen woning zijn wel diverse voorwaarden verbonden.

Wijziging overdrachtsbelasting

Vanaf 1 januari 2021 is er een eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting voor jongeren tussen 18 en 35 jaar die een eigen woning kopen en deze zelf gaan bewonen. De vrijstelling is beperkt tot woningen met een waarde van maximaal € 440.000. De vrijstelling geldt ook voor jongeren die al een woning bezitten en vóór hun 35ste een andere woning kopen. Op deze manier wordt bereikt dat men één keer van de vrijstelling kan genieten. De overdrachtsbelasting voor degenen die niet voor de vrijstelling in aanmerking komen, blijft 2%.

Let op! Bij aanschaf van vakantiewoningen en woningen ter belegging of voor de verhuur betaalt u vanaf 1 januari 2023 10,4% overdrachtsbelasting.

Lening energiezuinige woning

Bij het Nationaal Energiebespaarfonds kunt u tegen een aantrekkelijke rente een lening afsluiten om uw woning energiezuiniger te maken. Het bedrag van de lening moet liggen tussen de € 1.000 en € 27.000 en de looptijd bedraagt zeven, tien, vijftien of twintig jaar. De lening mag alleen gebruikt worden voor energiebesparende maatregelen. Wilt u maatregelen nemen om uw woning volledig energievrij te maken, dan is een lening mogelijk van maximaal € 71.000. Deze lening moet u binnen zeven, vijftien of twintig jaar aflossen.

Btw op zonnepanelen terugvragen

Het btw-tarief op zonnepanelen die u op uw woning legt, is per 1 januari 2023 verlaagd naar 0%. Voor particulieren betekent dit in de meeste gevallen dat men zich niet meer bij de Belastingdienst hoeft aan te melden vanwege de btw en ook geen btw-aangifte meer hoeft te doen. Heeft u uw zonnepanelen aangeschaft vóór 2023, dan is hierover 21% btw gerekend. Deze btw heeft u terug kunnen vragen. U moest daartoe binnen zes maanden na het jaar van aanschaf het formulier ‘Opgaaf zonnepaneelhouders’ naar de Belastingdienst zenden. Na deze periode kunt u nog vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de zonnepanelen zijn gekocht, het formulier inzenden. Wilt u hier meer over weten, vraag dan de Advieswijzer ‘Zonnepanelen op uw woning’ bij ons op.

Laag tarief btw schilderen, stukadoren en isoleren oudere woning

Is uw woning ouder dan twee jaar, dan bedraagt het btw-tarief voor schilderen, stukadoren en het aanbrengen van isolatiemateriaal geen 21%, maar slechts 9%.

Vragen?

De fiscale regels met betrekking tot uw eigen woning zijn niet eenvoudig. Het naast elkaar bestaan van verschillende regelingen kan de uitwerking behoorlijk ingewikkeld maken, zeker bij complexere situaties als verhuizing, echtscheiding, trouwen en overlijden. Neem voor uw eigen, specifieke situatie daarom contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laatste oproep Belastingdienst aan niet-betalers coronabelastingschulden!

Heeft u een achterstand in de aflossing van coronabelastingschulden? Dan loopt u deze week tegen een harde deadline aan. Om invorderingsmaatregelen en bijkomende (veelal hoge) kosten te voorkomen, heeft u tot en met 28 augustus 2023 de tijd om in één keer het hele bedrag van uw coronabelastingschulden te betalen.

Voorwaarden betalingsregeling coronabelastingschulden

Geld

De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 in beginsel in maandelijkse, gelijke termijnen worden afgelost. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd. Voorwaarde voor de betalingsregeling is dat u zich ook aan die maandelijkse aflossing houdt.

Andere voorwaarden zijn dat u tijdig de juiste belastingaangiften – onder meer btw en loonheffing – indient voor belastingen vanaf 1 oktober 2022 en dat u tijdig en volledig de betalingen doet die daaruit voortvloeien.

Brieven Belastingdienst

Als u een betalingsachterstand heeft op de coronabelastingschulden en/of de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022, ontving u daarover al meerdere brieven van de Belastingdienst. In deze brieven werd u gemaand om uw betalingsachterstand in te lopen.

Let op! De betalingsachterstand kan bestaan uit niet betaalde nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022, niet betaalde aflossingen op uw coronabelastingschulden of uit een combinatie van beide.

Intrekken betalingsregeling

Reageerde u niet op de laatste brief uit april 2023, dan heeft u in juli 2023 een brief van de Belastingdienst ontvangen waarin de betalingsregeling wordt ingetrokken. De datum van de brief was 15 augustus 2023. Om invorderingsmaatregelen en bijkomende (veelal hoge) kosten te voorkomen, heeft u nog tot en met 28 augustus 2023 de tijd om in één keer het hele bedrag van uw coronabelastingschulden te betalen.

Tip! Loopt u maximaal één termijn achter in de coronabetalingsregeling, dan trekt de Belastingdienst niet meteen de betalingsregeling in. Het gaat dus om ondernemers die meer dan één termijn achterlopen en/of een structurele achterstand hebben op de nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Voorkomen intrekken betalingsregeling

Wilt u voorkomen dat de betalingsregeling wordt ingetrokken, dan moet u in ieder geval zorgen dat u aan alle nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022 voldoet. Alleen dan kunt u nog vragen om aanpassing van de betalingsregeling van uw coronabelastingschulden.

Tip! U kunt dan onder meer verzoeken de schuld in zeven in plaats van vijf jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. Tot slot kunt u ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg van zo’n verzoek is wel dat uw af te lossen maandbedragen die daarna nog volgen, hoger worden.

Niet eens met intrekken betalingsregeling?

De staatssecretaris heeft toegezegd dat het intrekken van de betalingsregeling met de grootste zorgvuldigheid gebeurt. Is de intrekking niet terecht naar uw mening, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met de Belastingdienst. De Belastingdienst kan de intrekking dan mogelijk nog ongedaan maken.

Is dat niet mogelijk, dan kunt u in beroep tegen de intrekking van de betalingsregeling. Doe dit wel snel, want uw beroep moet vóór 25 augustus 2023 bij de Belastingdienst binnen zijn!

Uw beroep stuurt u naar:

Belastingdienst
T.a.v. de directeur
Postbus 100
6400 AC Heerlen

Invorderingsmaatregelen

Doet u niets, dan start de Belastingdienst met de invorderingsmaatregelen vanaf 1 september 2023. U ontvangt dan eerst een aanmaning. Als u dan nog niet betaalt, ontvangt u een dwangbevel. Betaalt u dan nog steeds niet, dan neemt de Belastingdienst verdere maatregelen. Dit kan betekenen dat de Belastingdienst beslag legt op bijvoorbeeld uw inventaris, auto of bankrekening en deze daarna verkoopt. De Belastingdienst kan ook uw faillissement aanvragen.

Let op! Aan een dwangbevel kunnen hoge kosten verbonden zijn. De hoogte van deze kosten hangt namelijk af van de hoogte van uw belastingschulden. Ook de kosten van een beslaglegging kunnen flink in de papieren lopen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging kleineondernemingsregeling per 2025

De zogenaamde kleineondernemersregeling (KOR) in de btw wordt per 1 januari 2025 gewijzigd. De wijziging is met name van belang voor ondernemers met geringe omzetten buiten de eigen lidstaat.

Kleineondernemersregeling (KOR)

Europa

De KOR komt er in het kort op neer dat ondernemers met een omzet van maximaal € 20.000 (2023) ervoor kunnen kiezen geen btw in rekening te brengen. Keerzijde is dat ze zelf dan ook geen btw af kunnen trekken. Hierdoor worden wel de administratieve lasten beperkt. De keuze voor de KOR is optioneel en wordt vooral gebruikt door kleinere ondernemers die leveren aan particulieren.

Europese richtlijn

De wijziging van de KOR vindt plaats op basis van een nieuwe Europese richtlijn. Hierdoor wordt het voor Nederlandse ondernemers met een kleine omzet in een andere lidstaat mogelijk daar de KOR te gebruiken. Andersom wordt het voor ondernemers uit een andere lidstaat met een geringe omzet in Nederland mogelijk om hier de KOR te gebruiken, als in eigen land ook een KOR geldt. Het is niet nodig dat de ondernemer in eigen land de KOR ook toepast.

KOR toepassen in andere lidstaat

Ondernemers die de KOR in een andere lidstaat willen toepassen, moeten onder de jaaromzetdrempel van het betreffende land blijven. In Nederland ligt deze drempel op € 20.000 (2023). Bovendien mag de ondernemer in de Europese Unie een omzet hebben van niet meer dan € 100.000.

Let op! Nederlandse ondernemers mogen in Nederland de KOR ook toepassen als hun omzet in de EU € 100.000 of meer bedraagt. In dat geval mogen ze in een lidstaat buiten Nederland de KOR dus niet toepassen.

Aftrekbeperking

De Nederlandse ondernemer die in Nederland de KOR niet toepast maar wel in het buitenland, heeft alleen recht op aftrek van voorbelasting voor zover deze samenhangt met belaste Nederlandse prestaties. De Nederlandse ondernemer die hier de KOR toepast en in het buitenland niet, heeft echter geen recht op aftrek van de totale voorbelasting, dus ook niet voor zover deze samenhangt met prestaties in het buitenland.

Minimale periode van drie jaar vervalt

Ondernemers die nu de KOR toepassen, kunnen deze pas na een periode van drie jaar weer opzeggen. Deze minimale periode van drie jaar vervalt in de nieuwe wetgeving. Hierdoor wordt toepassing van de KOR flexibeler, omdat de KOR – bijvoorbeeld bij een forse investering op dit moment – ook negatief kan uitpakken. Ondernemers die de KOR opzeggen of de jaaromzet overschrijden, kunnen hierna de KOR pas weer gaan toepassen na ommekomst van het kwartaal waarin de beëindiging in werking treedt, het resterende jaar en het daaropvolgende jaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nonchalance kost gemeente ruim € 4.300 schadevergoeding

Ook gemeentes moeten de wettelijke regels inzake heffingen nauwgezet toepassen. Gebeurt dit niet, dan kan een procedure fors in de papieren lopen. Dit bleek in een zaak voor rechtbank Gelderland, waarbij een conflict om een gemeenteheffing van € 8,10 maar liefst € 4.380,50 aan schadevergoedingen opleverde.

Afvalstoffenheffing

Schadevergoeding

In de betreffende zaak ging het om een afvalstoffenheffing. Deze bestond uit een variabel en een vast deel. Het variabele deel van € 8,10 had betrekking op het jaar 2020, het overige deel van bijna € 300 op het jaar 2021. Belastingplichtige voerde in zijn beroep aan dat de gemeente beide aanslagen niet op één aanslagbiljet mocht opvoeren.

De rechtbank kwam al snel tot de slotsom dat het niet in strijd met de wet is om beide heffingen te combineren op één aanslagbiljet. Inhoudelijk werd hij dan ook in het ongelijk gesteld.

Procedurele fouten

Echter bleek dat belanghebbende wel recht had op diverse schadevergoedingen. Nonchalance bij de gemeente had geleid tot meerdere procedurele fouten. Zo was om te beginnen niet tijdig op het bezwaar beslist. Dit leverde de maximale dwangsom van € 1.442 op.

Wanneer dwangsom?

Reageert een belastingheffende instantie niet tijdig op stukken waarvan is bepaald dat een beschikking moet worden afgegeven, zoals een bezwaar, dan kunt u een dwangsom eisen. Dit kan nadat de termijn verstreken is. Men heeft dan nog twee weken de tijd om te reageren. Gebeurt dat nog niet, dan kunt u een dwangsom eisen. Die bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daarop volgende veertien dagen € 35 per dag en de daarop volgende veertien dagen € 45 per dag. De dwangsom kan dus maximaal € 1.442 bedragen.

Schending hoorplicht

Ook had de gemeente de hoorplicht geschonden. Bij bezwaar gaat dient de bezwaarmakende partij vrijwel altijd eerst ‘gehoord’ te worden. Hierop bestaan enkele uitzonderingen, onder meer als het bezwaar niet voldoet aan de formele eisen en daar ook niet meer aan kan voldoen. Een andere uitzondering is wanneer overduidelijk is dat het bezwaar moet worden afgewezen.

Proceskostenvergoeding

Omdat het bovenstaand beroep gegrond was, werd een proceskostenvergoeding toegekend. Die bestaat uit vaste bedragen per onderdeel van de procedure. In totaal werd in deze zaak € 2.388,50 aan proceskostenvergoeding toegekend.

Immateriële schade

Een vergoeding voor immateriële schade is bedoeld als compensatie voor de lange wachttijd en de daarmee samenhangende spanning en frustratie van een procedure. De hoogte bedraagt € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar. In deze zaak had de uitspraak op bezwaar zo lang geduurd, dat de termijn met één maand werd overschreden. Dit leverde nog eens € 500 aan schadevergoeding op. Samen met de dwangsom, de proceskostenvergoeding en de vergoeding van het griffierecht, kwam de teller hiermee op €4.380,50 te staan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vergoeding waskosten, hoe zit het fiscaal?

Stel dat een werknemer van u bereid is de was van uw bedrijf, zoals handdoeken, thuis te reinigen. Mag u deze werknemer dan een fiscaalvrije vergoeding betalen en zo ja hoeveel?

Intermediaire kosten

Geld

Waskosten zijn aan te merken als zogenaamde intermediaire kosten. Dit zijn kosten van de werkgever die de werknemer zolang voor zijn rekening neemt. Deze kosten zijn belastingvrij te vergoeden. U hoeft ze derhalve niet onder te brengen in de werkkostenregeling.

Werkelijk bedrag

Welk bedrag u als kosten mag vergoeden, hangt af van de omstandigheden. Moet er bijvoorbeeld gewassen worden op 90 of op 40 graden, en hoe vaak? U mag het werkelijke bedrag van de kosten vergoeden, dus hiermee moet u zo goed mogelijk rekening houden. Uiteraard mag u naast de kosten van water, energie en wasmiddel ook een deel van de afschrijvingskosten en het onderhoud van de wasmachine vergoeden.

Richtlijnen Nibud

Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft richtlijnen ontwikkeld voor de kosten van dergelijke wasbeurten. Deze richtlijnen zou u ook mogen hanteren voor een onbelaste vergoeding voor uw werknemer (bron: NIBUD, aug 2023):

Voor een wasbeurt betaalt u water, wasmiddel en de afschrijving en onderhoud van de wasmachine. Hoe hoger de temperatuur, hoe meer energie er wordt verbruikt.

Een was op 90 graden komt neer op € 1,67, een was op 60 graden € 1,26, bij 40 graden € 1,09 en bij 30 graden bent u  € 0,93 aan totale kosten kwijt.

Let op! Bij de berekening is het NIBUD uitgegaan van de energietarieven die gelden onder het prijsplafond. Heeft u een hoger verbruik dan 2.900 kWh per jaar, dan kunnen ook de kosten van wassen hoger liggen.

Hogere kosten?

Bent u echter van mening dat deze richtlijnen in uw geval de kosten onvoldoende dekken, bijvoorbeeld omdat uw werknemer duidelijk meer betaalt aan energie, dan kunt u van de richtlijnen afwijken. U moet dit dan wel zo goed mogelijk kunnen onderbouwen.

Vaste vergoeding mogelijk?

U kunt de kosten eventueel ook via een vaste vergoeding aan uw werknemer betalen. U hoeft dan niet iedere maand precies te berekenen hoeveel u uw werknemer mag vergoeden. U moet dan wel voldoen aan de hiervoor geldende voorwaarden. De belangrijkste is dat u vooraf een onderzoek moet doen naar de werkelijk gemaakte kosten, zodat uw vergoeding hiermee overeenkomt.

Let op! Het doen van onderzoek hoeft alleen niet als u de vergoeding al betaalde voordat u de werkkostenregeling toepaste, de werkelijk gemaakte kosten toen al heeft onderzocht en er sindsdien geen wijzigingen zijn opgetreden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tax changes in 2024 – what do we already know?

On Prince’s Day, 19 September 2023, the Dutch government will be announcing its tax plans for 2024, in spite of its caretaker status. This status raises the question of how extensive the 2024 Tax Plan will be. What changes to the government’s fiscal plans do we already know about?

Changes to business succession scheme (BOR) and transfer facility (DSR)

Vlag

The BOR and DSR are important facilities relating to the donation or inheritance of a (family) company. Under both it is possible to obtain a substantial exemption from the tax that is payable, on the condition that the company is continued. Changes are being made to the BOR from 2025, although certain aspects are being introduced from 1 January 2024. The first of these means that any property rented out must be designated as an investment. (This change also applies to the DSR in relation to a substantial shareholding) From 2024 the requirement that, if you take advantage of the BOR or DSR, no more than 5% of a company’s assets may consist of investments is being abolished.

Change to tax rate in box 2

The rate in box 2 applies to income from a substantial shareholding, such as dividends. This rate currently stands at 26.9%, but this will be replaced by two separate rates. The first will apply to income up to € 67,000 and will be set at 24.5%, that is 2.4 percentage points lower. On income above € 67,000 the rate will be 31%, i.e. 4.1 percentage points higher. With this measure the government hopes to combat the hoarding of profits in companies.

Energy investment deduction (EIA) scaled back

If you make an energy-saving investment, you may be entitled to the energy investment deduction (EIA). For 2023 the EIA allows you to deduct 45.5% of the investment costs from your profit. In this way you reduce your profit and have to pay less tax. The EIA is being scaled back in 2024; in other words, the percentage is being reduced and the maximum amount of the investment for which you can claim the EIA – currently € 136 million – is also being lowered. The exact figures are not yet known.

Tip: If you are considering such an investment, it may therefore make sense to go ahead with it in 2023.

New cars becoming more expensive

Next year it will become more expensive to purchase a non-electric car. From 2024 the so-called flat-rate portion of private motor vehicle and motorcycle tax (BPM) will be increased by € 200.

Please note: In 2024 electric cars will still be exempt from BPM, but that will no longer be the case from 2025. From that point on the purchase price of a new electric car will therefore also increase.

End of payment discount for income tax

If you settle a provisional income tax assessment in a single payment, you benefit from a payment discount. This payment discount has already been abolished for corporation tax and the same will apply to income tax from 2024.

Change to compensation for legal costs and non-material damage

If you bring a tax matter before the courts and win, you are entitled to compensation for legal costs. If these proceedings take too long, compensation for non-material damage is also added to this. From 2024 compensation for legal costs in cases relating to the WOZ (Valuation of Immovable Property Act) and BPM is being reduced and compensation for non-material damage is being abolished. By taking this step, the government is aiming, in particular, to discourage legal actions being brought on a no-cure, no-pay basis.

Changes in box 3

As you know, in box 3 you are currently faced with different imputed returns for savings and other assets such as shares and property. If you own a flat, you are automatically a member of the Homeowners’ Association (VvE). The VvE builds up reserves for communal expenses, such as painting. You have to include your share in this reserve in box 3. From 2024, by law, this share must have the same imputed return as savings. The same will apply to a share in the assets held in a notary’s client account. Furthermore, any claims and debts that exist between tax partners and between parents and minor children will no longer need to be included in your tax return.

Another change is an increase in the tax credit for green investments from 0.7% to 1.1% of the exempted amount. Introducing a separate imputed return for claims is also being considered. The percentage could then be the same as that for debts.

Please note: On Wednesday 6 September 2023 the Lower House of the Dutch Parliament will be meeting to debate the issues that it may want to declare controversial on account of the collapse of the government. We will keep you up to date with information on any important matters that may be postponed.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijzigingen belastingen 2024, wat weten we al?

Op Prinsjesdag, 19 september 2023, worden de belastingplannen voor volgend jaar bekendgemaakt, ondanks de demissionaire toestand van het kabinet. De vraag is wat daardoor überhaupt de omvang van het Belastingplan 2024 zal zijn. Welke wijzigingen zijn al wel bekend van de plannen op fiscaal gebied?

Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR)

Prinsjesdag

De BOR en de DSR zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR en de DSR kennen een forse vrijstelling van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. De BOR wordt vanaf 2025 gewijzigd; een aantal onderdelen wordt echter al per 1 januari 2024 ingevoerd. Dit betreft als eerste het aanmerken van verhuurd vastgoed als belegging. (Deze wijziging geldt overigens ook voor de doorschuifregeling inzake een aanmerkelijk belang) Daarnaast wordt per 2024 ook de regeling geschrapt dat bij het gebruikmaken van de BOR of DSR maximaal 5% van het vermogen van een bedrijf uit beleggingen mag bestaan.

Wijziging belastingtarief box 2

Het belastingtarief in box 2 geldt voor inkomsten uit een aanmerkelijk belang, zoals dividend. Dit tarief bedraagt nu nog 26,9%, maar dat wordt vervangen door twee tarieven. Het eerste geldt voor inkomsten tot € 67.000 en gaat 24,5% bedragen, ofwel 2,4%-punt minder. Over inkomen boven € 67.000 gaat het tarief 31% bedragen, dus 4,1%-punt meer. Met de maatregel hoopt de regering het oppotten van winst in de bv tegen te gaan.

Energie-investeringsaftrek (EIA) versobert

Als u energievriendelijk investeert, kunt u wellicht aanspraak maken op de op de energie-investeringsaftrek (EIA). Voor de EIA geldt voor 2023 dat u 45,5% van het investeringsbedrag extra op uw winst in mindering mag brengen. Zodoende verlaagt u uw winst en betaalt u minder belasting. De EIA wordt in 2024 versoberd, wat wil zeggen dat het percentage wordt verminderd en dat het maximum investeringsbedrag waarvoor u de EIA kunt claimen, thans € 136 miljoen, eveneens lager wordt. De exacte cijfers zijn nog niet bekend.

Tip! Overweegt u een dergelijke investering, dan kan het dus interessant zijn dit nog in 2023 te doen.

Nieuwe auto wordt duurder

De aanschaf van een niet-elektrische auto wordt volgend jaar duurder. De zogenaamde vaste voet in de bpm wordt per 2024 met € 200 verhoogd.

Let op! Elektrische auto’s zijn in 2024 nog vrijgesteld van bpm, maar vanaf 2025 niet meer. Vanaf dat moment gaat dus ook de aanschafprijs van een nieuwe elektrische auto omhoog.

Einde betalingskorting inkomstenbelasting

Als u een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting in één keer betaalt, krijgt u een betalingskorting. Deze betalingskorting is voor de vennootschapsbelasting inmiddels afgeschaft, dat gaat vanaf 2024 ook voor de inkomstenbelasting gelden.

Wijziging proceskosten- en immateriële schadevergoeding

Als u fiscaal procedeert en wint, heeft u recht op een proceskostenvergoeding. Als uw procedure te lang duurt, komt daar een vergoeding voor geleden immateriële schade bij. Per 2024 wordt de proceskostenvergoeding in WOZ- en bpm-zaken verminderd en de immateriële schadevergoeding afgeschaft. Op deze manier wil het kabinet met name het procederen op basis van no cure, no pay ontmoedigen.

Wijzigingen box 3

Zoals bekend, heeft u tegenwoordig in box 3 te maken met een verschillend fictief rendement voor spaargeld en voor overige bezittingen, zoals aandelen en panden. Bezit u een appartement, dan bent u automatisch lid van de Vereniging van Eigenaren (VvE). De VvE vormt reserves voor gemeenschappelijke uitgaven, zoals schilderwerk. Uw aandeel in deze reserve dient u aan te geven in box 3. Daarvoor is vanaf 2024 wettelijk bepaald dat dit aandeel hetzelfde fictieve rendement heeft als spaargeld. Hetzelfde geldt voor een aandeel in het vermogen dat op de derdengeldenrekening van een notaris staat.

Verder hoeven vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen niet meer in de belastingaangifte te worden vermeld. Een andere wijziging betreft een verhoging van de heffingskorting voor groene beleggingen van 0,7% naar 1,1% van het vrijgestelde bedrag. Daarnaast wordt overwogen een apart forfaitair rendement voor vorderingen te maken. Dit percentage zou dan hetzelfde kunnen zijn als dat voor schulden.

Let op! Woensdag 6 september 2023 vergadert de Tweede Kamer over de onderwerpen die zij mogelijk controversieel willen verklaren vanwege het vallen van het kabinet. Wij houden u op de hoogte over belangrijke zaken die eventueel op de lange baan worden geschoven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Leeftijdsgrens bij schenking periodieke uitkering

Een belangrijke schenkingsvrijstelling is de eenmalige verhoogde vrijstelling, waar ouders gebruik van kunnen maken als zij aan een kind schenken dat tussen de 18 en 40 jaar oud is. Wat zijn de spelregels betreffende deze leeftijdseis als geschonken wordt in de vorm van een periodieke uitkering?

Periodieke uitkering

Schenken

Van een periodieke uitkering is bijvoorbeeld sprake als ouders één gift doen en zich verplichten gedurende een bepaalde tijd maandelijks die gift middels een vast bedrag aan hun kind te schenken. Een dergelijke periodieke uitkering maakt het bijvoorbeeld voor het kind eenvoudiger een hypotheek bij de bank af te sluiten.

Op welk moment leeftijdstoets?

Voor de leeftijdsgrens is bij schenking van een periodieke uitkering de leeftijd bepalend bij het aangaan van de schenkingsovereenkomst. Er is immers sprake van één gift die in termijnen wordt betaald. Degene die de schenking ontvangt, moet dus op dat moment aan de leeftijdsgrens voldoen en dus tussen de 18 en 40 jaar oud zijn, waarbij de 40ste verjaardag nog meetelt.

Let op! Als er gedurende een bepaalde periode afzonderlijke schenkingen worden gedaan, is er sprake van een andere situatie en kan ook maar op één van deze schenkingen de verhoogde vrijstelling worden toegepast.

Geen vermindering bij vooroverlijden

Komt de ouder of het kind te overlijden voordat de periodieke uitkering ten einde komt, dan wordt een verzoek om de aanslag te verminderen afgewezen. Bij de waardebepaling van de periodieke uitkering is hier in de successiewet namelijk al rekening mee gehouden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen verzuimboete meer bij vrijwillige verbetering met suppletie btw

De Belastingdienst legt vanaf 2 juni 2023 geen verzuimboete meer op na een vrijwillige verbetering van een aangiftebelasting.

Aangiftebelastingen

Belastingdienst

Aangiftebelastingen zijn belastingen die u zelf berekent, in een aangifte opneemt en op eigen initiatief betaalt aan de Belastingdienst. De bekendste voorbeelden zijn de aangifte omzetbelasting en de aangifte loonheffingen.

Mededelingsplicht

Voor de meeste aangiftebelastingen is in de wet een zogenaamde mededelingsplicht opgenomen. Deze mededelingsplicht houdt in dat de ondernemer op eigen initiatief de Belastingdienst op de hoogte moet brengen van onjuistheden of onvolledigheden in de aangifte. Voor de omzetbelasting krijgt dit bijvoorbeeld vorm in de welbekende suppletieverplichting en voor de loonheffing in correctieberichten.

Verzuimboete suppletie btw

De Belastingdienst kon tot voor kort na een suppletie btw een betaalverzuimboete opleggen. Als die suppletie btw een vrijwillige verbetering betrof, dan legde de Belastingdienst geen betaalverzuimboete op als het bij te betalen btw-bedrag niet groter was dan € 20.000, of als dit btw-bedrag minder dan 10% was van de btw die eerder per saldo was betaald of terugontvangen. Voldeed de suppletie daar niet aan, dan bedroeg de verzuimboete echter 5% van het bij te betalen btw-bedrag met een maximum boete van € 5.514.

Let op! Van een vrijwillige verbetering is alleen sprake als de suppletie is ingediend voordat u weet, of redelijkerwijs moet vermoeden, dat de Belastingdienst al op de hoogte is van de onjuistheid of onvolledigheid van uw aangifte.

Geen betaalverzuimboete meer

In september 2021 oordeelde de Hoge Raad dat informatie die een belastingplichtige verstrekt op grond van een wettelijke mededelingsplicht, niet gebruikt mag worden als motivatie voor het opleggen van een boete. De Belastingdienst gebruikte deze informatie over het algemeen wel voor het opleggen van de betaalverzuimboete na de suppletie btw. Om die reden is nu besloten om met ingang van 2 juni 2023 geen betaalverzuimboetes meer op te leggen na een suppletie btw ingediend op grond van de wettelijke mededelingsplicht.

Let op! Ook voor andere aangiftebelastingen die ingediend worden op grond van een wettelijke mededelingsplicht of die een vrijwillige verbetering zijn, zal vanaf 2 juni 2023 deze verzuimboete niet meer worden opgelegd. Voor op eigen initiatief ingediende correctieberichten loonheffingen werd overigens al geen betaalverzuim- of aangifteverzuimboete opgelegd.

Met terugwerkende kracht?

De betaalverzuimboetes worden dus met ingang van 2 juni 2023 in hiervoor beschreven situaties niet meer opgelegd. Dit geldt niet alleen voor bijvoorbeeld alle suppleties btw die nog ingediend moeten worden, maar ook voor suppleties btw die al zijn ingediend maar waarvoor nog geen naheffingsaanslag is opgelegd op 2 juni 2023.

Tip! Is al wel een betaalverzuimboete opgelegd, dan kan verzocht worden om vernietiging van die boete. Voorwaarde hiervoor is dat die boete op 2 juni 2023 nog niet onherroepelijk vaststond.

Posted in Niet gecategoriseerd

Airco thuiswerkende ondernemer fiscaal aftrekbaar?

Met de zomerse temperaturen die tegenwoordig flink kunnen oplopen, is een airco thuis al lang geen uitzondering meer. Werkt u vanuit huis? Is dan een airco in uw werkkamer fiscaal aftrekbaar? Hoe zit dat precies?

Werkkamer ondernemingsvermogen?

Thuiswerken

Een werkkamer behoort tot het ondernemingsvermogen als deze voldoende zelfstandig is. Dit is alleen het geval als:

  • de werkkamer een eigen ingang heeft;
  • de werkkamer eigen sanitair heeft; én
  • u bovendien een groot deel van uw inkomen in of vanuit uw werkkamer verdient.

Voldoet uw werkkamer thuis aan bovenstaande voorwaarden, dan zijn de kosten van een airco gewoon aftrekbaar.

In de meeste gevallen echter, behoort de werkkamer thuis niet tot het ondernemingsvermogen. In dat geval zijn de kosten van een airco dus ook niet aftrekbaar.

Wel kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Hoewel een airco dus meestal niet aftrekbaar is van de winst, heeft u in beginsel wel recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). U moet dan voldoen aan de hiervoor geldende voorwaarden. Een belangrijke voorwaarde is dat u dit jaar (2023) meer dan € 2.600 aan investeringen uitgeeft. Ook moet de airco minstens € 450 kosten, maar dit zal meestal wel het geval zijn. De KIA bedraagt maximaal 28% van het investeringsbedrag.

Tip! Ook de installatiekosten behoren tot de investering en tellen dus mee voor de KIA.

Btw terug te vragen?

De btw die u heeft betaald op de airco kunt u terugvragen, net als de btw op de verbruikte energie en het onderhoud. Verricht u maar voor een deel belaste prestaties, dan is ook de btw op uw airco maar voor een deel aftrekbaar. Uitgangspunt is dat dit hetzelfde deel is als het aandeel belaste prestaties in uw totale omzet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline 1 september aanvraag zorg- en huurtoeslag voor 2022

Heeft u voor 2022 geen zorg- of huurtoeslag aangevraagd en heeft u daar toch recht op? Dan kunt u deze alsnog met terugwerkende kracht aanvragen. Dit kan tot uiterlijk 1 september 2023.

Wellicht toch?

Geld

Van degenen die recht hebben op genoemde toeslagen, blijkt zo’n 10% deze niet aan te vragen. Afhankelijk van de situatie kan de toeslag oplopen tot enkele tientallen tot honderden euro’s per maand die men dan laat liggen. Wilt u controleren of u recht heeft op een van de of beide toeslagen voor 2022? Check dit dan via de site van de Belastingdienst.

Voorwaarden

Voor zowel de zorg- als huurtoeslag gelden voorwaarden. Zo moet u voor de zorgtoeslag een zorgverzekering hebben afgesloten. Voor de huurtoeslag mag uw huur niet te hoog zijn. Ook mogen voor beide toeslagen uw inkomen en vermogen niet te hoog zijn. Op de site van de Belastingdienst kunt u checken of u aan alle voorwaarden voldoet.

Proefberekening

Op de site van de Belastingdienst kunt u ook een proefberekening maken. U vult daartoe uw persoonlijke gegevens in, waarna het programma berekent of u recht heeft op een toeslag en hoeveel deze per maand bedraagt.

Tip! Met de proefberekening kunt u bijvoorbeeld ook uitrekenen wat het u scheelt aan huurtoeslag als u zou verhuizen naar een duurdere of goedkopere huurwoning.

Wijzigingen doorgeven

Heeft u vorig jaar al zorg- en/of huurtoeslag gehad, dan krijgt u deze dit jaar automatisch weer. Belangrijk is dan dat u tijdig wijzigingen doorgeeft, zoals een stijging van uw inkomen of een veranderde gezinssituatie. Blijkt achteraf namelijk dat u te veel toeslag heeft gekregen, dan moet u de te veel ontvangen toeslag terugbetalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is er sprake van laden of lossen?

Op veel plaatsen in Nederland mag u alleen tegen betaling uw auto parkeren op de openbare weg of gemeentelijke parkeerplaatsen. Betalen is dan echter niet nodig als sprake is van laden of lossen. Maar wat verstaat de wetgever hier precies onder en hoe oordeelden enkele rechters onlangs hierover?

Betaald parkeren

Transport

Als u op de openbare weg parkeert waar u voor het parkeren moet betalen, is sprake van parkeerbelasting. Betaalt u niet of te weinig, dan kunt u een naheffing parkeerbelasting ontvangen.

Let op! Meestal moet u dan het parkeertarief voor één uur parkeren betalen, plus een opslag voor kosten. Deze opslag bedraagt in 2023 maximaal €72,90 en wordt door de meeste gemeentes in rekening gebracht.

Uitzondering voor laden en lossen

Als sprake is van laden of lossen, hoeft u geen parkeerbelasting te betalen. Volgens vaste rechtspraak moet dan gaan om het bij voortduring in- of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het moet gaan om zaken van een zodanige omvang of gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gehaald of gebracht.

Geen tijdlimiet

Onlangs spraken de Rechtbank Rotterdam en de Rechtbank Gelderland zich uit in zaken waarbij het lossen van goederen minstens 10 minuten had geduurd. De rechters stelden in beide zaken de parkeerders in het gelijk. Uit de uitspraken volgt dat laden/lossen in beginsel geen tijdslimiet kent. Wel moet er direct worden geladen of gelost en mag de auto slechts stilstaan gedurende de tijd die nodig is voor het laden en lossen. Rechtbank Rotterdam gaf aan het vragen en krijgen van een ontvangstbevestiging door de bezorger onderdeel te vinden van dit laden en lossen.

Afleverbon uitschrijven

Hof Amsterdam oordeelde strenger. Volgens het Hof behoort het uitschrijven van een afleverbon niet tot het laden en lossen. In deze zaak had de gemeente de uitgeschreven naheffing inmiddels verscheurd, maar werd een proceskostenvergoeding geweigerd. De Hoge Raad oordeelde onlangs dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen en verklaarde dit zonder verdere motivering niet-ontvankelijk.

Let op! Meerdere rechters oordeelden al dat u moet bewijzen dat u aan het laden en lossen was. Zorg daarom dat u aannemelijk kunt maken dat er wordt geladen of gelost. Zo had in de zaak voor de rechtbank Rotterdam de parkeerder via een pamflet achter de voorruit aangegeven dat er pakketten werden bezorgd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer verloopt overdracht vakantiedagen fiscaal probleemloos?

Als een werknemer overstapt naar een andere werkgever, kiest deze werknemer er soms voor om de al opgebouwde vakantiedagen mee te nemen. Onlangs is duidelijk geworden onder welke voorwaarden dit fiscaal probleemloos kan verlopen.

Opgebouwde vakantiedagen

Golf

Als een werknemer van werkgever wisselt, komt het regelmatig voor dat nog niet alle opgebouwde vakantiedagen al zijn opgenomen. Deze worden meestal uitbetaald, maar soms kiest men ervoor de opgebouwde vakantiedagen mee te nemen naar de nieuwe werkgever. De oude werkgever vergoedt de waarde hiervan dan aan de nieuwe werkgever, zodat deze hiervan het verlof kan betalen.

Geen genietingsmoment

Onlangs is naar buiten gebracht onder welke voorwaarden er bij het overbrengen van opgebouwde vakantiedagen van de ene werkgever naar de andere, geen sprake is van een genietingsmoment en er dus niet direct over de waarde ervan fiscaal hoeft te worden afgerekend. Dit zal dan pas plaatsvinden als de vakantiedagen bij de nieuwe werkgever worden opgenomen.

Voorwaarden

Er hoeft niet direct te worden afgerekend als de werknemer de keuze om de vakantiedagen geheel of deels over te brengen naar de nieuwe werkgever vóór het einde van zijn dienstbetrekking maakt.

Let op! Deze keuze moet de werknemer in samenspraak met zijn oude én nieuwe werkgever maken, en beiden moeten ermee instemmen.

Werknemer beschikt niet over waarde

Aangegeven is dat in bovengenoemde situatie de werknemer niet de beschikking heeft over de waarde in geld van de vakantiedagen, maar de vakantiedagen als vrije tijd. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook dit jaar energietoeslag voor minima

Huishoudens met een inkomen dat op of net boven het sociaal minimum ligt, hebben ook in 2023 recht op een fiscaalvrije energietoeslag. Het wetsvoorstel hierover is door demissionair minister Schouten bij de Tweede Kamer ingediend. Ook studenten kunnen in bepaalde gevallen voor de energietoeslag in aanmerking komen.

Energietoeslag

Lamp

De energietoeslag is in het leven geroepen vanwege de sterk gestegen energieprijzen na aanvang van de oorlog in Oekraïne. Ondanks dat de energietarieven inmiddels wat zijn gedaald, is de prijs van energie toch nog fors hoger dan die van vóór de oorlog.

Omvang tegemoetkoming

De omvang van de tegemoetkoming bedraagt net als in 2022 € 1.300. Gemeentes hadden al de mogelijkheid in 2023 € 500 uit te keren om de kosten van energie voor het eerste half jaar van 2023 te kunnen drukken. Als gemeentes dit gedaan hebben, kunnen ze voor 2023 dus nog € 800 fiscaalvrij uitkeren.

Speciale regeling studenten

Studenten die zowel een uitwonende beurs als een aanvullende beurs hebben, krijgen in het studiejaar 2023-2024 een eenmalige uitkering van € 400 als tegemoetkoming in de energiekosten. Deze wordt verstrekt door de DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) en heeft de vorm van een gift.

Let op! Studenten die langer dan standaard over de studie doen en alleen nog maar een lening bij de DUO kunnen afsluiten, vallen buiten de regeling. Het kabinet gaat nog proberen ook deze groep voor de toeslag in aanmerking te laten komen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verhuur onroerend goed met extra diensten soms btw-belast

Als u onroerend goed verhuurt, is daar in beginsel geen btw over verschuldigd. Op een paar uitzonderingen na, geldt voor de verhuur van onroerend goed namelijk een btw-vrijstelling. Deze vrijstelling is mogelijk niet van toepassing als u bij de verhuur ook andere extra diensten verricht.

Btw-vrijstelling

Onroerend goed

Voor verhuur van onroerend goed geldt in beginsel een btw-vrijstelling. Dit betekent dat u geen btw mag berekenen.

Let op! Dit betekent ook dat u geen btw in aftrek kunt brengen.

Btw-belast vanwege uitzonderingen

Niet elke verhuur van onroerend goed valt echter onder de btw-vrijstelling. Zo geldt een aantal uitzonderingen. De verhuur van parkeerruimte voor voertuigen en lig- en bergplaatsen voor vaartuigen is bijvoorbeeld wel belast met btw. Hetzelfde geldt voor de verhuur van safeloketten en blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines. Ook de verhuur van hotelkamers en vakantiehuizen aan mensen die daar kort verblijven is met btw belast.

Tip! Als sprake is van btw-belaste verhuur, kunt u ook btw in aftrek brengen.

Btw-belast vanwege keuze

Gelden deze uitzonderingen niet, dan hebben verhuurder en huurder ook nog de mogelijkheid om vrijwillig te kiezen voor btw-belaste verhuur. Dat kan niet altijd, want de huurder moet dan wel voor 90% of meer (in sommige situaties 70% of meer) recht hebben op btw-aftrek.

Let op! Voor de keuzemogelijkheid gelden nog meer voorwaarden. Overleg met onze adviseurs hierover.

Btw-belast vanwege andere diensten

Gelden de uitzonderingen niet én is een vrijwillige keuze voor btw-belaste verhuur ook niet mogelijk? Dan kan de verhuur van het onroerend goed alsnog met btw-belast zijn als u meer diensten verricht dan alleen passieve verhuur. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het houden van toezicht en beveiliging en het schoonmaken van het onroerend goed. De mogelijkheid bestaat dat dan niet langer sprake is van btw-vrijgestelde verhuur van onroerend goed, maar van een btw-belaste ruimere dienst.

Gebruik van onroerend goed niet van belang

Voor de beoordeling of sprake is van een dienst die meer omvat dan alleen passieve verhuur, is het gebruik van het onroerend goed door de huurder niet van belang, zo oordeelde de Hoge Raad. Het gaat om de diensten die verricht worden in samenhang met de verhuur en niet om de wijze waarop de huurder het onroerend goed gebruikt.

Let op! Of sprake is van btw-vrijgestelde passieve verhuur of van een btw-belaste ruimere dienst is, is sterk afhankelijk van uw specifieke situatie. Onze adviseurs kunnen u hierover nader adviseren.

Posted in Niet gecategoriseerd

De fiscale kant van een verfrissing voor uw personeel

Nederland heeft weer te maken met zomerse temperaturen. Hoe zit het fiscaal als u uw personeel daarom op een verfrissinkje trakteert? Wat is voor u de voordeligste route?

Verfrissinkje belastingvrij?

Rekenen

Alle voordelen uit dienstbetrekking zijn voor uw personeel in beginsel belast. Een verfrissinkje op de werkvloer, zoals een colaatje, biertje of ijsje, is belastingvrij als u deze uitdeelt of verstrekt.

Een vergoeding hiervoor, dus een financieel extraatje, is in principe belast.

Begrip werkvloer

Het begrip ‘werkvloer’ is fiscaal erg ruim. Alle ruimtes waar u als werkgever volgens de Arbowet verantwoordelijk voor bent, behoren ertoe. Een ijsje of een koel drankje op kantoor, in het magazijn of de werkplaats, is dus onbelast.

Niet op de werkvloer, toch onbelast?

Gaat u met uw werknemers bijvoorbeeld een ijsje eten in de ijssalon tegenover uw bedrijf, dan is dit niet op de werkvloer en is het ijsje in beginsel dus wel belast. U kunt dit voorkomen door het ijsje onder te brengen in de werkkostenregeling (WKR). Het ijsje blijft dan voor uw werknemers onbelast.

Blijft u met al uw vergoedingen en verstrekkingen dit jaar binnen de zogenaamde vrije ruimte van de WKR, dan betaalt u als werkgever ook geen belasting. 

Let op! Schiet u over de vrije ruimte heen, dan betaalt u 80% belasting over het bedrag boven de vrije ruimte.

Aftrekbaar van de winst?

De kosten van een onbelast drankje of ijsje zijn slechts beperkt aftrekbaar van uw winst. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is dit in beginsel voor 80%, voor ondernemingen in de vennootschapsbelasting in beginsel voor 73,5%. 

Of kiest u voor een vast bedrag?

Maakt u veel kosten die maar deels aftrekbaar zijn, dan kunt u er ook voor kiezen een vast bedrag van € 5.100 niet ten laste van de winst te brengen. Ondernemers in de vennootschapsbelasting moeten uitgaan van een vast bedrag dat gelijk is aan 0,4% van de loonsom als dit meer is dan genoemde € 5.100. Dit is het geval bij een loonsom boven de € 1.275.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Zonnepanelen op uw woning 2023

Overweegt u om zonnepanelen op uw privéwoning te plaatsen? Dan betaalt u als particulier geen btw meer. Wat zijn de regels hieromtrent? En wat als u als ondernemer vanuit huis werkt en ook zonnepanelen wilt? Wat zijn dan de fiscale mogelijkheden? En hoe zit het met de salderingsregeling? Op deze vragen gaan we in deze Advieswijzer in.

Btw op zonnepanelen

Belastingdienst

Vanaf 1 januari 2023 geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen op of bij een woning een btw-tarief van 0%. Hieraan zijn wel de nodige voorwaarden verbonden. De verlaging van het btw-tarief naar 0% betekent dat het voor de meeste particulieren voordeliger is om niet btw-plichtig te zijn. U kunt immers geen btw meer verrekenen, aangezien er op de aangeschafte zonnepanelen geen btw rust. Bent u wél btw-plichtig, dan moet u btw betalen over de door u zelf opgewekte en verbruikte energie én over de door u zelf opgewekte energie die u teruglevert aan uw energiebedrijf.

Wanneer 0% btw?

Het btw-tarief van 0% geldt voor niet-geïntegreerde zonnepanelen. Dit zijn zonnepanelen die niet tevens dienen als dakbedekking. Voor geïntegreerde zonnepanelen geldt het 0%-tarief op nieuwbouwwoningen, maar alleen als uitsluitend de zonnepanelen geleverd of geïnstalleerd worden. Worden zowel de zonnepanelen als de nieuwbouwwoning geleverd, dan gaan de zonnepanelen deel uitmaken van de woning en dient het normale tarief van 21% op zowel de woning als de zonnepanelen toegepast te worden.

Het 0%-tarief geldt niet alleen voor zonnepanelen op het dak van een woning, maar ook voor de levering en installatie bij een woning. Dit betekent dat het 0%-tarief ook van toepassing is als de zonnepanelen geleverd en geïnstalleerd worden op een garage of schuur bij een woning, een serre, een aan- of uitbouw of in de tuin van een woning. Verder kan het ook gaan om een vakantiewoning of een woning van een bedrijf aan huis, indien de zonnepanelen ook privé worden gebruikt. Ten slotte vallen ook zonnepanelen die een Vereniging van Eigenaren koopt voor op een appartementencomplex onder het 0%-tarief.

Hoe blijft u buiten de btw-plicht?

Zoals aangegeven, is het voor de meeste particulieren tegenwoordig voordelig om niet btw-plichtig te zijn. Fiscaal moet hierbij onderscheid worden gemaakt in twee situaties. In de eerste situatie gaat het erom dat uw jaaromzet aan energie maximaal € 1.800 bedraagt. Deze situatie is het eenvoudigst, omdat u dan fiscaal geen actie hoeft te ondernemen. U hoeft zich dus ook niet bij de Belastingdienst te melden.

Bedraagt uw jaaromzet aan energie meer dan € 1.800, maar niet meer dan € 20.000, dan kunt u gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (KOR). Dit zal het geval zijn als het opwekvermogen van uw installatie meer is dan 15.000 Wattpiek. Ook bij de KOR brengt u geen btw in rekening en kunt u zelf ook geen btw in aftrek brengen. Particulieren die maximaal € 20.000 aan stroom opwekken, kunnen dus van de KOR gebruikmaken. Dat geldt ook voor ondernemers met een omzet – inclusief de door de zonnepanelen opgewekte stroom – van maximaal € 20.000. Als u van de KOR gebruik wilt maken, moet u zich wel aanmelden bij de Belastingdienst.

Let op! Kiest u voor toepassing van de KOR (bij een omzet tussen € 1.800 en € 20.000), dan geldt deze minimaal voor drie jaar. Bent u ondernemer en investeert u binnen deze periode, dan kunt u de op deze investeringen rustende btw dus niet terugvragen. Houd hier rekening mee.

Teruggave btw op deel van woning?

Lange tijd speelde de vraag of naast de btw op zonnepanelen ook een deel van de btw op de bouwkosten van een woning aftrekbaar zou zijn, omdat de woning nodig is voor het plaatsen van de zonnepanelen. Inmiddels is duidelijk dat aftrek van een deel van de btw op de bouwkosten van een woning over het algemeen niet mogelijk is. De Hoge Raad oordeelde namelijk dat een particulier die een woning laat bouwen deze bouwkosten hoe dan ook maakt, ook als er geen zonnepanelen op geplaatst zouden worden. De bouwkosten zijn dan niet gemaakt voor het met zonnepanelen opwekken van energie en dit tegen vergoeding terugleveren. De btw over die bouwkosten kan daarom niet in aftrek komen.

Tip! Wilt u weten of in uw geval een deel van de btw op de bouwkosten van een woning mogelijk wel aftrekbaar is? Bijvoorbeeld omdat u van mening bent dat u de bouwkosten niet ‘hoe dan ook’ zou maken? Neem dan contact met ons op. Wij kunnen samen met u bekijken wat er eventueel mogelijk is.

Zzp’ers met bedrijf aan huis

Ondernemers die vanuit huis werken, zonnepanelen op hun woning installeren en een omzet hebben van meer dan € 20.000, zijn voor de levering van de met zonnepanelen opgewekte energie btw-plichtig. Dit betekent dat ze btw moeten afdragen over de opgewekte energie die ze terugleveren aan de energiemaatschappij én over de opgewekte energie die ze zelf verbruiken. Anders dan voorheen mag het af te dragen bedrag via het forfait worden bepaald als het opwekvermogen van de zonnepanelen niet meer bedraagt dan 15.000 Wattpiek per jaar. Het gebruik van het forfait is niet verplicht. Bij een hoger opwekvermogen moet de af te dragen btw zo goed mogelijk worden berekend op basis van het verbruik.

Let op! Tot 1 januari 2023 konden ondernemers het btw-bedrag niet vaststellen aan de hand van een forfait. Vanaf 1 januari 2023 is dit wel mogelijk.

Btw-forfait

Bij gebruik van het btw-forfait is het jaarlijkse opwekvermogen van de zonnepanelen bepalend, alsmede de vraag of er sprake is van geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen. Het af te dragen bedrag aan btw volgt uit onderstaande tabel.

Opwekvermogen in Wattpiek per jaar Forfait niet-geïntegreerde zonnepanelen Forfait geïntegreerde zonnepanelen
0-1000  € 20 € 5
1001-2000 € 40 € 10
2001-3000 € 60 € 20
3001-4000 € 80 € 30
4001-5000 € 100 € 40
5001-6000 € 120 € 50
6001-7000 € 140 € 60
7001-8000 € 160 € 70
8001-9000 € 180 € 80
9001-10000 € 200 € 90
10001-11000 € 220 € 100
11001-12000 € 240 € 110
12001-13000 € 260 € 120
13001-14000 € 280 € 130
14001-15000 € 300 € 140

Let op! Als u gebruikmaakt van de forfaits, mag u geen btw in rekening brengen aan uw energieleverancier.

Tip! Als u subsidie heeft ontvangen voor de aanschaf van de zonnepanelen, hoeft hierover geen btw te worden afgedragen.

Invloed zonnepanelen op winst

Ondernemers kunnen de zonnepanelen op het dak van hun privéwoning tot hun bedrijfsvermogen rekenen. Dit kan als de zonnepanelen voor minstens 10% zakelijk worden gebruikt. Als de zonnepanelen tot het bedrijfsvermogen worden gerekend, kan hierop worden afgeschreven. Volgens een rechterlijke uitspraak bedraagt de afschrijvingstermijn twintig jaar.

Volgens een andere rechterlijke uitspraak kan op zonnepanelen niet apart worden afgeschreven en vormen ze geen zelfstandig bedrijfsmiddel, maar een onderdeel van het pand waarop ze worden geïnstalleerd. In deze uitspraak betrof het huurwoningen van een woningcorporatie. Deze situatie was echter zo bijzonder dat het onduidelijk is of hieruit moet worden afgeleid dat zonnepanelen altijd onderdeel van een gebouw uitmaken.

Worden zonnepanelen tot het bedrijfsvermogen gerekend, dan behoren de opbrengst van de energie en de energie die privé wordt verbruikt tot de winst. Dit zal zo goed mogelijk moeten worden geschat. Een andere optie kan zijn de zakelijk verbruikte energie door middel van aparte meters bij te houden.

Behalve dat op de zonnepanelen kan worden afgeschreven, komen ze ook in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Daarnaast kan op zonnepanelen – als ze in 2023 worden aangeschaft – eenmalig versneld worden afgeschreven tot een maximum van 50%. Het restant van de aanschafprijs dient dan in de resterende negentien jaar te worden afgeschreven.

Het bovenstaande betekent dat u bij een investering in zonnepanelen vooraf zo goed mogelijk moet berekenen of u de zonnepanelen al dan niet tot uw ondernemingsvermogen gaat rekenen. Het voordeel is dat u op de zonnepanelen kunt afschrijven, kunt profiteren van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en van de faciliteit inzake versneld afschrijven. Het nadeel is dat u de energieopbrengst die u niet zakelijk verbruikt tot de winst moet rekenen. Het zal van de omstandigheden afhangen of dit voor- of nadelig voor u uitpakt. Raadpleeg hierover bij twijfel uw adviseur.

Invloed zonnepanelen op WOZ-waarde

De rechter heeft eerder beslist dat door het plaatsen van zonnepanelen de WOZ-waarde van uw pand kan toenemen. Dit betekent onder meer dat u als eigenaar een hogere aanslag OZB kunt krijgen en een hoger eigenwoningforfait moet opgeven bij de aangifte inkomstenbelasting als u over een eigen woning beschikt. Het maakt niet uit of u geïntegreerde of niet-geïntegreerde zonnepanelen heeft geplaatst. Ook het feit dat u de zonnepanelen weer kunt demonteren bij verhuizing is niet van belang. In de praktijk blijken voor de bepaling van de WOZ-waarde echter niet alle gemeentes rekening te houden met het al dan niet aanwezig zijn van zonnepanelen.

Zonnepanelen aangeschaft vóór 2023

Heeft u als particulier of als ondernemer uw zonnepanelen aangeschaft vóór 2023, dan is hierover 21% btw gerekend. Deze btw heeft u als particulier en als ondernemer terug kunnen vragen. U moest daartoe binnen zes maanden na het jaar van aanschaf het formulier Opgaaf zonnepaneelhouders naar de Belastingdienst zenden. Heeft u in 2022 zonnepanelen gekocht, dan moest u dit formulier dus vóór 1 juli 2023 inzenden. Na deze periode kunt u nog vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de zonnepanelen zijn gekocht, het formulier inzenden. De btw-aangifte die u daarna doet, wordt aangemerkt als een ‘ambtshalve’ teruggaveverzoek voor de btw. Wordt dit afgewezen, dan kunt u daarover niet inhoudelijk in beroep bij de rechter.

Als de zonnepanelen tot een (huwelijks)goederengemeenschap behoren, kan alleen de persoon die op de energienota staat vermeld zich aanmelden als btw-ondernemer. De factuur van de zonnepanelen moet dan ook op naam van deze persoon staan. Als de zonnepanelen niet tot een goederengemeenschap behoren, kan alleen degene die de zonnepanelen aanschaft zich aanmelden als btw-ondernemer. Ook in dit geval moet het energiecontract op naam van deze persoon zijn afgesloten. Dit is althans de werkwijze die de Belastingdienst strikt hanteert. De rechter heeft zich hierover voor zover ons bekend nog niet uitgelaten. Zou deze kwestie aan de rechter worden voorgelegd, dan zou de uitleg wel eens ruimer kunnen zijn. Maar als u nog kunt sturen op de tenaamstelling, dan is het veiliger om de werkwijze van de Belastingdienst aan te houden.

KOR

Bent u aangemeld als ondernemer, dan moet u over de energieopbrengst btw afdragen. U kunt hieraan ontkomen door na het jaar van aanschaf te kiezen voor de KOR, de kleineondernemersregeling. Dit kan echter alleen als uw jaaromzet niet meer dan € 20.000 bedraagt. Daarom zal het voor veel zzp’ers niet mogelijk zijn om voor de KOR te kiezen.

Salderingsregeling

Nederland kent de zogenaamde salderingsregeling. Hierbij wordt de door u geleverde stroom verrekend met de door u afgenomen stroom. Ook in het geval van saldering is echter sprake van een vergoeding voor de door u geleverde stroom. Zelfs indien u meer stroom verbruikt dan u levert, bent u in principe ook gewoon btw-ondernemer. In de praktijk zullen er immers altijd momenten zijn dat u meer stroom opwekt dan u op dat moment verbruikt. Het maakt overigens niet uit of u een zogenaamde slimme meter heeft of niet. Voor alle meters geldt een vergoeding.

Afbouw salderingsregeling

De salderingsregeling zou vanaf 2023 geleidelijk worden afgebouwd. Het kabinet heeft echter aangekondigd deze afbouw pas in 2025 te willen starten. In 2025 vindt dan wel een eenmalige versnelde afbouw plaats. Door de afbouw ontvangt u straks over een deel van de door u teruggeleverde elektriciteit een lagere vergoeding dan u betaalt over de door u afgenomen elektriciteit. Vanaf 2031 geldt dat voor alle teruggeleverde elektriciteit.

Let op! Deze plannen zijn nog niet door de Eerste Kamer aangenomen en staan dus nog niet vast.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Met de ene of andere zakelijke auto op vakantie?

Veel Nederlanders gaan met de auto op vakantie. Daarvoor wordt soms de auto van de zaak gebruikt. Als deze minder geschikt is, wordt soms ook wel eens een andere auto van de zaak gebruikt voor die vakantie. Waar moet u in beide situaties op letten?

Vakantie is privégebruik

Auto

Het gebruik van de auto van de zaak tijdens de vakantie wordt aangemerkt als privégebruik. Wilt u met de auto van de zaak vanwege de bijtelling niet meer dan 500 km per jaar privé rijden, dan is gebruik voor de vakantie dus nauwelijks mogelijk. Een optie is dan een auto in privé te huren of alternatief vervoer te regelen. 

Kosten vergoeden

Beschikt u over een auto van de zaak, dan kunnen alle autokosten belastingvrij vergoed worden door de werkgever, ook tijdens de vakantie. Denk aan tolgelden, reparaties onderweg en getankte brandstof.

Bijtelling bij gebruik vakantieauto

Gebruikt u uw ‘gewone’ auto van de zaak niet of nauwelijks privé? En gebruikt u een andere auto van de zaak voor een vakantie, dan geldt toch voor beide auto’s tijdevenredig de bijtelling als met beide auto’s samen meer dan 500 km privé gereden wordt. Ook als de ‘gewone’ zakelijke auto tijdens de vakantie niet aan u ter beschikking staat! In dit laatste geval wordt de bijtelling voor de gewone auto dan alleen niet over de vakantieperiode berekend.

Voorbeeld

Aan u staat het hele jaar, behalve in juli, een niet-elektrische auto ter beschikking met een catalogusprijs van € 40.000. U gebruikt deze niet privé. In juli staat een niet-elektrische auto ter beschikking met een catalogusprijs van € 30.000. U gebruikt deze voor de vakantie in juli 1.800 km privé.
Bijtelling auto 1: € 40.000 x 22% x 11/12 = € 8.068
Bijtelling auto 2: € 30.000 x 22% x 1/12 = € 550
Totale bijtelling € 8.068 + € 550 = € 8.618 

Alleen vakantieauto

Heeft u normaal gesproken niet de beschikking over een auto van de zaak, maar is uw werkgever zo vriendelijk u voor gebruik tijdens uw vakantie een auto ter beschikking te stellen, dan geldt de bijtelling alleen voor de vakantieperiode. Alleen dan staat aan u namelijk een auto ter beschikking.

Voorbeeld

Aan u wordt alleen in de maand juli een niet-elektrische auto van de zaak ter beschikking gesteld die u kunt gebruiken voor de vakantie. Bij een catalogusprijs van € 40.000 bedraagt de bijtelling dan € 40.000 x 22% x 1/12 = € 733.

Let op! bij veel privégebruik tijdens de vakantieperiode kan de inspecteur zich op het standpunt stellen dat een hogere bijtelling toegepast moet worden vanwege ‘excessief privégebruik’.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zelf machtiging adviseur intrekken bij Belastingdienst

Heeft u een belastingadviseur of een andere derde gemachtigd om namens u digitale gegevens te ontvangen via de Belastingdienst, dan kunt u vanaf nu zelf deze machtiging ook weer intrekken. U moet hiervoor met gebruik van DigiD inloggen bij Logius.

Machtiging

Typen

Als u een derde uw belastingaangifte laat verzorgen, hebben zij via de Belastingdienst gegevens van u nodig. De Belastingdienst verstrekt aan derden deze gegevens alleen met uw toestemming.

Particulieren en ondernemers

De machtigingen van particulieren en ondernemers zijn geregistreerd onder hun Burgerservicenummer (BSN). Degene die uw aangiftes verzorgt, staat geregistreerd onder zijn inschrijving bij de KVK. 

Door met behulp van DigiD in te loggen bij Logius, kunnen particulieren en ondernemers inzien aan wie zij een machtiging hebben verleend. Desgewenst kunnen zijn deze machtiging ook zelf weer intrekken.

Logius en Digipoort

Digipoort is een digitaal kanaal van de overheid waarmee berichten via een beveiligde weg worden verstuurd. De hiervoor verantwoordelijke organisatie Logius dient te zorgen voor een vlekkeloze werking. Ook het machtigingenregister valt onder de verantwoordelijkheid van Logius.

Organisaties nog niet

De machtigingen die organisaties aan derden hebben afgegeven, staan geregistreerd onder hun RSIN-nummer (Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer). De gemachtigde is bekend onder zijn inschrijving bij de KVK. Organisaties en gemachtigden kunnen op korte termijn eveneens zelf een machtiging inzien of intrekken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Loonkostensubsidieregeling aangepast per 1 juli 2023

Per 1 juli 2023 is de loonkostensubsidieregeling op een aantal punten gewijzigd. De voorwaarden zijn versoepeld en de beslissingstermijn na aanvraag is verkort. De wijzigingen hebben als doel om het voor u als werkgever aantrekkelijker te maken om een werknemer met een beperking in dienst te nemen.

Loonkostensubsidie bij minder productie

Portemonnee

Voor werknemers die als gevolg van een beperking ten opzichte van een medewerker zonder beperking minder productief zijn, kunt u onder bepaalde voorwaarden een loonkostensubsidie krijgen. Deze subsidie compenseert het verschil tussen de loonwaarde van een werknemer en het minimumloon, met als maximum 70% van het minimumloon. 

Aanvragen kan nu ook na start dienstverband

Per 1 juli van dit jaar kunt u de loonkostensubsidie tot zes maanden na de start van het dienstverband aanvragen. Dit kon eerst alleen voor werknemers van wie het dienstverband nog niet gestart was. 

Voorwaarde hiervoor is dat de werknemer voorafgaand aan het dienstverband praktijkonderwijs,  voortgezet speciaal onderwijs of een mbo-opleiding niveau 1 heeft gevolgd.

Gemeente moet nu binnen vijf weken beslissen

U dient de aanvraag voor loonkostensubsidie in bij de gemeente waar de werknemer staat ingeschreven. De gemeente moet binnen vijf weken na vaststelling van de loonwaarde (of een beslissing dat een loonwaardemeting achterwege kan blijven) een beschikking afgeven over de aanvraag. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel schenkbelasting betaalt uw ex-schoonkind?

Als kinderen erven of een schenking krijgen, geldt een laag belastingtarief en zijn flinke vrijstellingen van toepassing. Dat geldt ook voor de partner van uw kind, ofwel uw schoondochter of -zoon. Maar wat zijn de tarieven en vrijstellingen voor ex-schoonkinderen?

Overlijden of echtscheiding?

Schenken

Het antwoord op bovengenoemde vraag is afhankelijk van de manier waarop het huwelijk of geregistreerd partnerschap ten einde is gekomen: door overlijden of door echtscheiding.

Gevolgen door overlijden

Komt het huwelijk of geregistreerd partnerschap ten einde door overlijden, dan geldt voor het ex-schoonkind nog steeds het tarief dat geldt voor kinderen. Ook de vrijstellingen die voor kinderen gelden, zijn voor het ex-schoonkind dan nog steeds van toepassing.
Gevolgen door echtscheiding

De gevolgen bij een echtscheiding liggen anders. In de Successiewet is namelijk bepaald dat in die gevallen er geen gelijkstelling meer is tussen bloed- en aanverwanten. Het ex-schoonkind is na de echtscheiding geen aanverwant meer en heeft daarom geen recht meer op het lage belastingtarief dat voor kinderen geldt. Ook de vrijstellingen die voor kinderen geldt, zijn niet meer van toepassing. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dit ook de bedoeling van de wetgever te zijn.

Wat scheelt dat nu?

Het verschil in te betalen belasting is fors.

Voorbeeld

Stel dat u uw ex-schoonkind € 100.000 wil schenken. Is het huwelijk destijds geëindigd door overlijden van uw kind, dan betaalt uw ex-schoonkind € 9.396 aan schenkbelasting. Is er echter sprake geweest van een echtscheiding, dan bedraagt de te betalen belasting € 29.274.

Posted in Niet gecategoriseerd

SDE++ aanvragen van 5 september tot en met 5 oktober

Ondernemers kunnen van 5 september tot en met 5 oktober 2023 weer subsidie aanvragen in het kader van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++). De SDE++ regeling verschaft subsidie aan ondernemers die grootschalige hernieuwbare energie opwekken of zorgen voor een vermindering van de uitstoot van CO2.

Aanvraag vertraagd

Windmolen

Het kunnen aanvragen van de SDE++ subsidie liep vertraging op vanwege enkele nieuwe facetten van de regeling. Die moesten eerst door de Europese Commissie worden goedgekeurd. Dit is inmiddels gebeurd.

Introductie ‘hekjes’

In de nieuwe SDE++ regeling wordt gebruikgemaakt van zogenaamde hekjes. Via deze hekjes is voor een aantal technieken subsidie gereserveerd. Deze technieken zijn nu nog niet zo rendabel. Er wordt echter verwacht dat deze technieken een belangrijke rol gaan spelen bij de energietransitie.

Overige wijzigingen

Naast de introductie van hekjes is de SDE++ regeling op nog enkele andere punten gewijzigd. Dit betreft:

  • het productieplafond voor het op land opwekken van hernieuwbare elektriciteit en voor de afvang en opslag van CO2 is vervallen;
  • zon-PV-installaties kleiner dan 1 MWp mogen nog maar maximaal de helft van het piekvermogen terugleveren aan het elektriciteitsnet;
  • de SDE++ regeling is uitgebreid met een nieuwe categorie, namelijk de lucht-water-warmtepomp.

Aanvraag voorbereiden

Ondernemers kunnen desgewenst hun aanvraag nu al voorbereiden. De hiervoor benodigde documenten zijn namelijk al beschikbaar op RVO.nl. Vanaf eind augustus kan men de aanvraag dan klaarzetten binnen de eigen omgeving op de site van de RVO. 

Let op! Aanvragen kan tot en met 5 oktober 2023.

Tip! Heeft u hulp nodig bij uw aanvraag, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Posted in Niet gecategoriseerd

LKV mogelijk toch mee bij overgang onderneming: maak bezwaar!

Heeft u werknemers overgenomen van een overdragende werkgever die in 2022 nog recht had op een LKV, dan is het onder voorwaarden toch mogelijk dat u recht heeft op dit LKV. U moet hiervoor bezwaar aantekenen. Dit naar aanleiding van een advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad.

Het advies van de AG

Belastingdienst

De beschikking ‘Wet tegemoetkomingen loondomein’ (Wtl) 2022 gaat ervan uit dat bij de overgang van een onderneming het recht op een loonkostenvoordeel (LKV) niet overgaat naar de overnemende werkgever. De advocaat-generaal (AG) die de Hoge Raad van een advies dient, is daarentegen van oordeel dat dit recht onder voorwaarden wél overgaat naar de overnemende werkgever. 

Let op! De Hoge Raad moet hier zelf over nog uitsluitsel geven. Deze uitspraak wordt in het najaar van 2023 verwacht.

Voorwaarden

Bij een overgang van onderneming kan gedacht worden aan een fusie of aan de inbreng van een eenmanszaak in een bv. De AG is van oordeel dat het LKV onder de volgende voorwaarden overgaat naar de verkrijger:

  • De overnemende werkgever zet de dienstbetrekking voort die de werknemer met de overdragende werkgever had.
  • Als de overdragende werkgever recht had op een LKV voor 1 of meer werknemers, dan heeft de overnemende werkgever van die werknemer(s) dat ook voor de resterende duur van het LKV.
  • De doelgroepverklaring blijft geldig, ook al staat daar de naam van de overdragende werkgever op.

Maak bezwaar

Heeft u werknemers overgenomen van een overdragende werkgever die in 2022 nog recht had op een LKV, dan is het raadzaam om – als de beschikking Wtl over 2022 is ontvangen-  daartegen bezwaar aan te tekenen.  Mocht de Hoge Raad immers het advies van de advocaat-generaal overnemen, dan kunt u mogelijk ook recht krijgen op het LKV. 

Wat moet u vermelden in uw bezwaarschrift?

  • Het is raadzaam in het bezwaarschrift te verwijzen naar de procedure bij de Hoge Raad: ECLI:NL:PHR:2023:341. 
  • Tevens is het van belang aan te geven over welke werknemers het bezwaar gaat en per werknemer aan te geven om welk LKV het gaat. Er zijn immers verschillende soorten loonkostenvoordelen: LKV oudere werknemer, LKV (herplaatsen) arbeidsgehandicapte werknemer en LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden.

Tot slot dient ook de doelgroepverklaring van deze werknemers aan het bezwaarschrift toegevoegd te worden. Het bezwaarschrift moet worden verstuurd naar: Belastingdienst/Centrale administratieve processen, Postbus 8738, 4820 BA Breda.

Tip! Voor het bezwaar kan het formulier Bezwaar loonheffingen worden gebruikt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Loonwaarde wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen gelijk

In veel cao’s en arbeidsovereenkomsten is geregeld dat een werknemer extra vakantierechten heeft, de bovenwettelijke vakantiedagen. Dienen deze bovenwettelijke vakantiedagen op eenzelfde wijze beloond te worden als de wettelijke vakantiedagen?

Deze vraag speelde bij de Hoge Raad. De wet kent een regeling ten aanzien van de wettelijke vakantiedagen. Dat betreft vier keer de overeengekomen arbeidsduur per week. Oftewel, een werknemer heeft minimaal recht op vier weken vakantie op jaarbasis. 

Regeling werktijdverkorting in deze zaak

NS

In de aan de Hoge Raad voorgelegde zaak had een werknemer van de NS gebruikgemaakt van de in de cao geregelde faciliteit ‘Regeling werktijdverkorting oudere werknemers’ (RO-regeling). Op grond van deze regeling worden vrije uren ingezet ter bekorting van de werkweek, in deze zaak was dit naar 32 uur per week. 

De cao van de NS maakt onderscheid tussen verlofuren (wettelijke vakantiedagen) en vrije uren (bovenwettelijke vakantiedagen). De NS was van oordeel dat, doordat de werknemer de vrije uren had ingezet voor werkweekverkorting, ze niet meer gelijk te stellen waren aan het opnemen van vakantie. Om die reden zou de beloning over die uren niet gelijk moeten zijn aan de waarde van een vakantiedag. De NS betaalde daarom geen onregelmatigheidstoeslag over de opgenomen vrije uren.

Vrijetijdsaanspraak

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor het antwoord op de vraag of een vrijetijdsaanspraak moet worden aangemerkt als vakantie, gekeken moet worden naar het doel van de vrijetijdsaanspraak. Als de vrijetijdsaanspraak beoogt de werknemer betaald verlof te bieden in verband met de werkbelasting die de werknemer heeft, dan moet deze aanspraak hetzelfde worden behandeld als vakantie. Ook al gebruikt de werknemer het verlof voor een ander doel, dan wijzigt hiermee de aard van de aanspraak niet.

Dit betekent dat de NS de opgenomen vrije uren hetzelfde moet belonen als de vakantiedagen, waardoor de werknemer recht heeft op nabetaling van de onregelmatigheidstoeslag over deze opgenomen vrije uren (bovenwettelijke vakantiedagen). 

Posted in Niet gecategoriseerd

13 maart 2020 harde deadline toekenning onbelaste reiskostenvergoeding

Tijdens de coronacrisis konden werkgevers onder voorwaarden onbelaste reiskostenvergoedingen blijven betalen, ook als een werknemer thuiswerkte. Was deze verruiming ook van toepassing als de werknemer volgens een cafetariasysteem de keuze had voor een dergelijke vergoeding?

Doorbetalen reiskostenvergoeding

Auto

Een vaste reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer kan tot het maximum van thans € 0,21 per km onbelast worden uitbetaald. De vergoeding mag in beginsel worden gebaseerd op 214 reisdagen, als in het jaar minstens 128 dagen naar de werkplaats wordt gereisd. Deze vergoeding mocht tijdens de coronacrisis worden doorbetaald, ook als werknemers vanwege de lockdown geen 128 dagen naar het werk reisden.

Vergoeding toegekend vóór 13 maart 2020

Een belangrijke voorwaarde voor het onbelast mogen doorbetalen van de reiskostenvergoeding was dat deze vergoeding vóór 13 maart 2020 al aan de werknemer moest zijn toegekend. Het doel van deze verruiming lag namelijk in het feit dat werkgevers anders de bestaande reiskostenvergoedingen zouden moeten aanpassen of tot het belaste loon zouden moeten rekenen.

Cafetariasysteem

Onlangs kwam een zaak voor de rechter waarbij een werkgever de onbelaste reiskostenvergoeding had uitbetaald aan werknemers die pas ná 12 maart voor een onbelaste reiskostenvergoeding hadden gekozen op grond van hun cafetariasysteem. Volgens dit systeem konden werknemers voor een deel van hun salaris zelf aangeven in welke vorm ze dit wilden ontvangen, zoals een reiskostenvergoeding.

Geen onwenselijke of ondoelmatige situatie

De rechtbank Noord-Holland was het met de inspecteur eens dat het onbelast uitbetalen van een reiskostenvergoeding in die situatie niet mogelijk was. Als pas ná het bekend worden van de lockdown gekozen werd voor een onbelaste reiskostenvergoeding, kon bij de hoogte ervan namelijk rekening worden gehouden met het feit dat (deels) thuis werd gewerkt. In die gevallen was er dus ook geen sprake van een onwenselijke of ondoelmatige situatie ten aanzien van de reiskostenvergoeding, aldus de rechtbank.

Geen onvoorwaardelijk recht

Volgens de rechtbank bestond er voor de werknemers die pas na 12 maart 2020 kozen voor een onbelaste reiskostenvergoeding ook geen onvoorwaardelijk recht op deze vergoeding. Ze hadden weliswaar een onvoorwaardelijk recht op vergoedingen volgens het cafetariasysteem, maar niet op de doelen waaraan deze vergoedingen besteed konden worden. De eindheffing over een bedrag van ruim drie ton bleef dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zijn aandelen ondernemingsvermogen voor de BOR?

De bedrijfsopvolgingsregeling, BOR, in de Successiewet kent een vrijstelling voor ondernemingsvermogen. Kunnen effecten hier ook toe behoren en wat is daarvoor bepalend?
Onlangs gaf de rechtbank Noord-Nederland hierover meer duidelijkheid.

In principe geldt dat aandelen niet tot het ondernemingsvermogen behoren, tenzij de aandelen aantoonbaar bestemd zijn voor investeringen in het bedrijf.

Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Schenken

De BOR kent een vrijstelling van erf- en schenkbelasting bij vererving of schenking van een bedrijf. Om hiervan gebruik te maken geldt wel een aantal voorwaarden, waarvan de belangrijkste is dat het bedrijf moet worden voortgezet. De vrijstelling van 100% die geldt bij de BOR gaat tot een bedrag van maximaal € 1.205.871 (2023). Over het meerdere bedraagt de vrijstelling 83%.

Tip! Voor de belasting die u dus mogelijk wel moet betalen indien u gebruikmaakt van de BOR, kunt u uitstel van betaling krijgen voor maximaal 10 jaar.

Alleen ondernemingsvermogen

De BOR geldt alleen voor het ondernemingsvermogen. Van het beleggingsvermogen is slechts 5% vrijgesteld. Hierbij is van belang wanneer van beleggingsvermogen sprake is, als er bijvoorbeeld aandelen worden verkregen.

Bestemd om te investeren

Als een onderneming aandelen bezit, is er vaak sprake van ‘duurzaam overtollige liquiditeiten’. Die behoren niet tot het ondernemingsvermogen. Uit de rechtspraak blijkt dat dit anders is als de aandelen aantoonbaar bestemd zijn voor investeringen.

Investeringsplannen

In de betreffende zaak had een exploitante van een akkerbouwbedrijf investeringsplannen en had hierover al afspraken gemaakt met haar buren. Nog voordat de plannen konden worden uitgevoerd, kwam de exploitante te overlijden. Haar zus erfde het bedrijf en voerde de investeringen alsnog uit. Volgens de rechtbank is duidelijk dat onder deze omstandigheden de effecten aangewend dienden te worden om de investeringen te bekostigen. Ze behoorden daardoor tot het ondernemingsvermogen en waren daarom vrijgesteld voor de BOR.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelast zit-stabureau bij werknemer thuis

Heeft u werknemers die (ook) vanuit huis werken? Dan wilt u wellicht zorgen voor een zit-stabureau bij hen thuis. Kan dit onbelast voor de loonheffing?

Vrije ruimte werkkostenregeling

Typen

U kunt het zit-stabureau altijd aanwijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR), mits het gebruikelijk is om een zit-stabureau aan een werknemer te vergoeden, te verstrekken of ter beschikking te stellen. Nadeel van aanwijzen in de vrije ruimte is echter wel dat u mogelijk begin volgend jaar 80% eindheffing moet betalen over het deel van alle vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen waarmee u de vrije ruimte overschrijdt.

Let op! In 2023 bedraagt de vrije ruimte 3% van uw totale fiscale loonsom tot € 400.000 en 1,18% daarboven.

Gericht vrijgestelde arbovoorziening

Gebruik van de vrije ruimte is niet nodig, als u voor het zit-stabureau gebruik kan maken van de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen. De vergoeding of terbeschikkingstelling is dan onbelast.

Om van deze gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen gebruik te kunnen maken, moet u echter wel aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • het sta-zit bureau moet rechtstreeks voortvloeien uit de Arbowet;
  • uw werknemer gebruikt het zit-stabureau voor zijn werk op de thuiswerkplek; én
  • de werknemer betaalt geen eigen bijdrage voor het zit-stabureau, ook niet door een uitruil bij bijvoorbeeld een cafetariaregeling.

Let op! De gerichte vrijstelling geldt alleen voor een zit-stabureau welke voortvloeit uit de Arbowet. Bij een duurder model zijn de extra kosten niet gericht vrijgesteld. U kunt deze extra kosten wel aanwijzen aan de vrije ruimte, mits de extra kosten gebruikelijk zijn. U kunt ook de werknemer voor deze extra kosten een eigen bijdrage vragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bed and Breakfast kan investeringsaftrek toepassen

De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat een Bed and Breakfast (B&B) de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de KIA, kan toepassen op investeringen in de inrichting van de B&B.

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Portemonnee

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is een aftrekpost op de winst. De aftrekpost bedraagt een bepaald percentage van investeringen in bedrijfsmiddelen in een jaar of bedraagt een vast bedrag.  Een en ander is afhankelijk van de hoogte van de investeringen. 

Voor het jaar 2023 gelden de volgende percentages en bedragen:

Totaal investeringen  KIA 
Maximaal € 2.600  0% 
Van € 2.601 tot en met € 63.716 28% van het investeringsbedrag 
Van € 63.717 tot en met € 117.991  € 17.841 
Van € 117.992 tot en met € 353.973  € 17.841 min 7,56% van het investeringsbedrag boven € 117.991 
Meer dan € 353.973  0% 

Bepaalde uitsluitingen

Om voor de KIA in aanmerking te komen moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan.  Zo komen bepaalde bedrijfsmiddelen niet in aanmerking voor deze aftrekpost. Een van de uitsluitingen betreft investeringen in bedrijfsmiddelen die voor 70% of meer bestemd zijn voor verhuur.

Inrichting B&B

Aan de Belastingdienst is de vraag gesteld of de inrichting van een B&B (bed, kast, tafel et cetera) onder de uitsluiting voor de KIA valt. De kamers in de B&B zullen immers voor 70% of meer bestemd zijn voor de verhuur. De Belastingdienst vindt echter dat niet de inrichting van de kamer verhuurd wordt, maar dat sprake is van het verhuren van een gemeubileerde kamer voor recreatief gebruik. 

Gevolg hiervan is dat de B&B de KIA kan toepassen op de investeringen voor de inrichting van de B&B.

Tip! Dit antwoord van de Belastingdienst sluit aan bij een eerdere uitleg van de staatssecretaris. Ook in de parlementaire toelichting was al toegelicht dat een uitsluiting van de KIA in de dienstensector niet de bedoeling was. Als voorbeelden werden genoemd de inrichting van hotels, café’s, restaurants, tennishallen, bowlingbanen, squashbanen en dergelijke.

Posted in Niet gecategoriseerd

Stichting die kwaliteit fysio bevordert Vpb-plichtig?

Ook stichtingen en verenigingen kunnen belastingplichtig zijn, mits ze een onderneming drijven. Wanneer daar sprake van is, hangt af van een aantal omstandigheden. Een casus: een stichting die de kwaliteit van fysiotherapie probeert te bevorderen, is deze Vpb-plichtig?

Keurmerk

Belastingdienst

Een stichting bracht een zaak voor de belastingrechter waarbij de vraag centraal stond of de stichting voor de verrichte activiteiten belastingplichtig was voor de vennootschapsbelasting. De stichting had een kwaliteitsregeling, een keurmerk en een kwaliteitsregister ontwikkeld en vastgesteld voor fysiotherapeuten. De stichting verschilde met de inspecteur van mening of er sprake was van belastingplicht.

Drijven van een onderneming?

De rechtbank stelde dat er sprake is van het drijven van een onderneming als met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid wordt deelgenomen aan het economische verkeer met het oogmerk om daarmee winst te behalen. Voor wat betreft de stichting stond slechts ter discussie of er sprake was van deelname aan het economische verkeer.

Deelname aan economisch verkeer?

Volgens bestaande rechtspraak is er geen sprake van deelname aan het economische verkeer als activiteiten of diensten worden verricht binnen een ‘besloten kring’ van leden of deelnemers. Van een besloten kring is sprake als deze niet of nauwelijks wijzigt of kan wijzigen. Ook is er geen sprake van deelname aan het economische verkeer als de verleende diensten zich uitsluitend richten op de algemene belangenbehartiging van de leden of deelnemers.

Besloten kring

De rechtbank was van mening dat de stichting slechts werkzaam was in besloten kring. Alleen fysiotherapeuten of rechtspersonen van fysiotherapeuten konden immers deelnemen binnen de stichting. Toetreden was niet eenvoudig en gebonden aan voorwaarden inzake kwaliteit. Toegetreden deelnemers moesten bovendien aan de voorwaarden blijven voldoen en hierop werden ze ook gecontroleerd. Dat de deelnemers en ook derden profijt van de stichting konden hebben, deed hier niet aan af. De aanslag vennootschapsbelasting werd vernietigd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Verenigingen en Stichtingen 2023

Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten. Zo kunt u tijdig inspelen op veranderingen en hiermee uw voordeel doen.

Een aantal belangrijke actualiteiten hebben wij daarom voor u op een rij gezet, zoals:

  • Wat is het verschil tussen een ANBI en een SBBI?
  • Is uw instelling een ANBI of een SBBI?
  • Moet u vennootschapsbelasting betalen?
  • Komt u in aanmerking voor vrijwilligersaftrek en hoeveel mag u uw vrijwilligers vergoeden?
  • Wat houdt de kantineregeling in?

Wanneer ANBI?

Euro

ANBI staat voor algemeen nut beogende instelling. Uw vereniging of stichting kan alleen een ANBI zijn als ze zich voor minstens 90% inzet voor het algemeen nut en door de Belastingdienst als een ANBI is aangemerkt. Om een ANBI te kunnen zijn, moet aan een groot aantal voorwaarden en verplichtingen worden voldaan. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op.

Let op! Een ANBI moet verplicht een groot aantal gegevens op haar internetsite publiceren. Zo moet een ANBI de balans, de staat van baten en lasten en een toelichting hierop binnen zes maanden na het boekjaar op de site zetten. Zorg dat uw vereniging of stichting aan deze verplichting voldoet. Welke gegevens een ANBI nog meer moet publiceren, staat op de site van de Belastingdienst.

De status van ANBI heeft een groot aantal voordelen. Zo betaalt een ANBI geen schenk- of erfbelasting over schenkingen en erfenissen die zij gebruikt voor het algemeen belang, komt een ANBI in aanmerking voor teruggaaf van een deel van de energiebelasting, bestaan er in de vennootschapsbelasting een aantal fiscale voordelen en zijn giften aan een ANBI bij de schenker onder voorwaarden aftrekbaar in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

Wie een ANBI wil oprichten, kan tegenwoordig terecht op een speciale website van de Belastingdienst. De website biedt informatie over ANBI’s, bevat een link naar een aanvraagformulier voor een ANBI en biedt de mogelijkheid in contact te komen met het zogenaamde ANBI-team van de Belastingdienst. De speciale site is met name bedoeld voor degenen die een kleinere of middelgrote ANBI willen oprichten en de aanvrager te helpen bij zijn aanvraag om – via een praktische uitleg – zaken inzichtelijker te maken.

Let op! De site is te vinden op www.anbiloketbelastingdienst.nl.

Aanscherping toezicht ANBI

Het kabinet heeft in juni 2022 aangekondigd het toezicht op ANBI’s te willen verbeteren, onder meer door gegevens inzake ANBI’s te digitaliseren, de capaciteit inzake toezicht op ANBI’s te vergroten en door de naleving van de voorwaarden voor de ANBI-status af te dwingen. Om misbruik tegen te gaan, wordt ook overwogen de verplichting in te voeren dat ANBI’s jaarlijks een bepaald minimum aan activiteiten moeten verrichten of een minimumbedrag aan het algemeen nut besteden. Zo zouden instellingen die geen activiteiten ondernemen niet langer ANBI kunnen zijn. Het kabinet heeft aangekondigd samen met de branche te gaan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn.

Tip! Een ANBI kan door de Belastingdienst ook worden aangewezen als een culturele ANBI. Uw instelling moet dan voor minstens 90% actief zijn op cultureel gebied. Een culturele instelling kan gebruikmaken van een aantal extra faciliteiten.

Wanneer SBBI?

Als uw vereniging of stichting geen ANBI is, is er wellicht wel sprake van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI). Een SBBI is een instelling die geen ANBI is, maar wel een sociaal belang behartigt. Voorbeelden van SBBI’s zijn een muziekvereniging, een sportvereniging, een toneelvereniging of een lokale scoutinggroep. Het voordeel van een SBBI is dat zij geen schenk- of erfbelasting betaalt over schenkingen of erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met ons over de voorwaarden voor een SBBI.

Let op! Over een schenking die een SBBI doet van meer dan € 2.418 (2023) is door de ontvanger van de schenking wel gewoon schenkbelasting verschuldigd, tenzij deze zelf een ANBI of SBBI is.

Actualiteiten vennootschapsbelasting

Vaak zal een stichting of vereniging niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Dit is echter wel het geval als sprake is van het drijven van een onderneming. Belangrijke criteria zijn deelname aan het economisch verkeer en het streven naar winst (winstoogmerk).

Let op! In de statuten wordt vaak opgenomen dat de stichting of vereniging geen winstoogmerk heeft. Dit is geen vrijwaring voor de vennootschapsbelasting. Bepalend is vooral de feitelijke aanwezigheid van overschotten.

Winstvrijstelling

Behaalt uw stichting of vereniging winst, dan kan er een vrijstelling van toepassing zijn als de winst onder bepaalde grenzen blijft. De vrijstelling is van toepassing als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar samen niet meer bedraagt dan € 75.000. De vrijstelling geldt voor alle stichtingen en verenigingen.  De volledige vrijstelling is ook van toepassing op stichtingen en verenigingen die nog geen vijf jaar bestaan. Dit is beslist in een arrest van de Hoge Raad. Als een vereniging of stichting voor de vrijstelling in aanmerking komt, past de Belastingdienst deze automatisch toe. Als er aangifte is gedaan, volgt er een nihilaanslag. De Belastingdienst beveelt stichtingen en verenigingen aan om bij de aangifte te vermelden dat de vrijstelling van toepassing is. Dit kan door bij ‘expliciet uitspraak Belastingdienst gevraagd’ te vermelden ‘vrijgesteld op grond van artikel 6 Wet Vpb’.

Tip! Uw stichting of vereniging kan ervoor kiezen de vrijstelling niet toe te passen, bijvoorbeeld als u een verlies wilt verrekenen. Deze keuze wordt gemaakt voor een periode van minimaal vijf jaar. Na die tijd kan er opnieuw voor gekozen worden om de vrijstelling niet toe te passen. Als u de vrijstelling niet toe wilt passen, moet u een brief sturen naar het belastingkantoor. Dit moet voordat de aangifte vennootschapsbelasting over het eerste jaar van de periode van vijf jaar is afgehandeld.

Bestedingsreserve

Stichtingen en verenigingen die zijn aangemerkt als culturele ANBI en stichtingen en verenigingen die een sociaal belang behartigen en hun winst voor minstens 70% behalen met behulp van vrijwilligers, kunnen een bestedingsreserve vormen. Voldoet uw instelling aan deze voorwaarden, dan mag (een deel van) de winst voor belastingheffing gereserveerd worden in een bestedingsreserve. Er moet dan wel een bestedingsvoornemen zijn en de gereserveerde winsten moeten in beginsel in het jaar of binnen vijf jaar na afloop van het jaar worden besteed. Na deze termijn valt de bestedingsreserve in de winst.

Aftrek fondswervende activiteiten

Fondswervende activiteiten van een ANBI kunnen in aftrek komen van de winst. Er geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moeten de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Stichtingen en verenigingen die geen ANBI zijn, kunnen – als zij uitsluitend fondswervende activiteiten verrichten – onder voorwaarden de uitkeringen aan een ANBI van de winst in aftrek brengen. Zo moeten ook hier de activiteiten voor minstens 30% met behulp van vrijwilligers worden verricht. Ook moet kenbaar worden gemaakt dat de opbrengst uit de fondswervende activiteiten voor minimaal 90% naar een algemeen nuttig doel gaat en moet de uitkering zijn gedaan binnen zes maanden na afloop van het jaar waarin de gelden zijn verworven.

Vrijwilligersaftrek

Een ANBI en een SBBI kunnen onder bepaalde voorwaarden gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek in de vennootschapsbelasting. Als SBBI kunt u alleen gebruikmaken van de vrijwilligersaftrek als de winst voor minstens 70% wordt behaald met behulp van vrijwilligers. Onder de vrijwilligersaftrek kan de winst van uw vereniging of stichting verminderd worden met een fictieve beloning van de vrijwilligers op basis van het minimumloon, verminderd met de daadwerkelijke beloning. Als u aannemelijk maakt dat een hoger loon dan het minimumloon gebruikelijk is, mag u rekening houden met dat hogere loon.

Belastingplicht culturele instellingen

Culturele instellingen kunnen voor de vennootschapsbelasting belaste en onbelaste activiteiten verrichten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een museum, waarbij de winst behaald met de museumwinkel belast is en de winst behaald met de culturele activiteiten onbelast. Als met deze culturele activiteiten een verlies geleden wordt, kan dit verlies echter niet verrekend worden met de winst van de museumwinkel.

Om die reden hebben culturele instellingen de mogelijkheid om te kiezen voor volledige belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Bij volledige belastingplicht kan het verlies uit de onbelaste activiteit wel verrekend worden met de winst uit de belaste activiteit. Een dergelijke keuze geldt voor een periode van tien jaar.

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

Actualiteiten loonbelasting

ANBI’s kunnen gebruikmaken van de vrijwilligersregeling in de loonbelasting. Is uw stichting of vereniging aangemerkt als ANBI, dan hoeft u geen loonheffing in te houden op een vergoeding aan een vrijwilliger. De vergoeding mag niet meer bedragen dan € 190 per maand en maximaal € 1.900 per jaar (2023). Betaalt u een uurvergoeding, dan beschouwt de Belastingdienst een bedrag van maximaal € 5 (of € 2,75 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) per uur als vrijwilligersvergoeding.

Het gebeurt in de praktijk vaak dat een vrijwilliger afziet van een kostenvergoeding. Hierdoor wordt de vergoeding een gift die de vrijwilliger onder voorwaarden kan aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting. Dat kan alleen als voldaan wordt aan de drie volgende voorwaarden:

  1. uw organisatie verklaart dat de vrijwilliger recht heeft op de vergoeding;
  2. uw organisatie is bereid en in staat om de vergoeding uit te betalen;
  3. de vrijwilliger kan aanspraak maken op de vergoeding en heeft de vrijheid daarover te beschikken.

Let op! De vrijwilliger kan de kosten alleen aftrekken als de ANBI een ‘vrijwilligersverklaring’ invult. Deze is beschikbaar op de site van de Belastingdienst (zoekterm ‘vrijwilligersverklaring’).

Tip! Is uw vereniging of stichting geen ANBI, maar wel een sportorganisatie of een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen? Dan kunt u ook de vrijwilligersregeling toepassen.

Actualiteiten omzetbelasting

Vanaf 1 januari 2019 is de sportvrijstelling in de omzetbelasting verruimd. De sportvrijstelling dient verplicht te worden toegepast. De vrijstelling geldt voortaan ook voor diensten die sportorganisaties verlenen aan niet-leden, bijvoorbeeld het verzorgen van een training.

Instellingen die geen winst beogen en een sportaccommodatie ter beschikking stellen die onmisbaar is voor de sportbeoefening, vallen voortaan ook onder de vrijstelling. Door aanpassing van de definitie ‘winst beogen’, vallen niet-commerciële organisaties onder de vrijstelling. Het niet beogen van winst wordt verbonden aan de organisatie als geheel.

Het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie is nu belast tegen het lage tarief van 9%. Door de vrijstelling is de voorbelasting vanaf 2019 niet meer aftrekbaar. Om dit nadeel te compenseren, is er een subsidieregeling voor gemeenten en sportorganisaties. De subsidie voor gemeenten bedraagt 17,5% van alle btw-belaste sportuitgaven. Voor sportinstellingen is de subsidie maximaal 20%, met een maximum van € 2,5 miljoen per jaar. Een subsidie van minder dan € 2.500 wordt niet verstrekt. Voor sommige activiteiten in het kader van verduurzaming en toegankelijkheid geldt een extra subsidie van maximaal 10%. Voor sommige activiteiten in het kader van het bevorderen van de veiligheid geldt een extra subsidie van maximaal 30%.

Btw-vrijstelling fondsenwerving

Fondswervende activiteiten van bepaalde aangewezen instellingen waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld van btw (waaronder ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor jeugdwerk, sportverenigingen en culturele, sociale en religieuze instellingen) zijn in het geheel vrijgesteld van btw als de fondswervende leveringen niet meer dan € 68.067 en de fondswervende diensten niet meer dan € 22.689 per jaar bedragen.

Let op! Voor sportverenigingen geldt een afwijkend grensbedrag voor fondswervende diensten van € 50.000. Daarnaast mogen sportverenigingen geen gebruikmaken van de kantineregeling. Dit betekent dat de kantineontvangsten meetellen voor het maximumbedrag van de fondswervende leveringen van € 68.067 per jaar.

Bij overschrijding van een van de grensbedragen komt de fondsverwerving in de normale heffing van de btw terecht. Dit geldt niet als de overschrijding veroorzaakt wordt door bijzondere, eenmalige omstandigheden of als de overschrijding redelijkerwijs niet was te voorzien. De grensbedragen voor leveringen en diensten gelden onafhankelijk van elkaar. Overschrijding in één categorie betekent dus niet automatisch dat de andere categorie ook in de btw betrokken moet worden.

Tip! Giften, donaties en contributies (zonder expliciete tegenprestatie) worden voor de grensbedragen niet meegerekend.

Bepaalde organisaties, bijvoorbeeld muziekverenigingen, dorpshuizen en buurtverenigingen, kunnen de kantineregeling toepassen. De kantineontvangsten zijn dan vrijgesteld als deze inclusief btw niet meer bedragen dan € 68.067 per jaar. Deze vrijstelling geldt naast de vrijstelling voor fondsenwerving. Dit betekent dat de kantineontvangsten niet meetellen voor de grensbedragen.

Overige actualiteiten

Besturen van verenigingen en stichtingen hebben met ingang van 1 juli 2021 met extra regels te maken. Dit is het gevolg van de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR).

De WBTR is bedoeld om wanbestuur binnen verenigingen en stichtingen zo veel mogelijk te voorkomen. Met de WBTR wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de regels die al gelden voor besturen van nv’s en bv’s. Onder meer is de aansprakelijkheid van bestuurders uitgebreid met aansprakelijkheid bij faillissement als er sprake is van een ernstig verzuim, bijvoorbeeld als voor bepaalde risico’s geen verzekering is afgesloten. Verder is nieuw dat een bestuurder van een vereniging of stichting niet mag deelnemen aan vergaderingen over een bepaald onderwerp als hij ook een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging of stichting. Ook mag hij in die gevallen niet deelnemen aan de besluitvorming.
Een andere wijziging is dat een bestuurder voortaan nooit meer stemmen kan uitbrengen dan de rest van het bestuur samen. Een bestaande afwijkende statutaire regeling is geldig tot 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging als dit eerder is. Verder is geregeld dat als in een vereniging of stichting met een klein bestuur geen van de bestuursleden nog in functie is of afwezig is, formeel geen besluiten meer genomen kunnen worden. De statuten dienen dan te bepalen hoe besluiten dan toch genomen kunnen worden, bijvoorbeeld via een commissie.

Convenant Belastingdienst en organisaties goede doelen

Goede doelen hebben vanaf 2019 nog maar te maken met één loket voor het aanvragen van een erkenning en van de ANBI-status. Hiertoe hebben organisaties van goede doelen met de Belastingdienst een convenant afgesloten. Om fraude te voorkomen, kunnen goede doelen een erkenning aanvragen bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Zo weten donateurs dat ze te maken hebben met een bonafide organisatie. Daarnaast kunnen goede doelen de ANBI-status aanvragen. De aanvraag verloopt nu nog digitaal via de Belastingdienst.

De kwaliteitseisen voor het verkrijgen van de erkenning zijn gelijk aan die voor de ANBI-status. Een aparte aanvraag bij de Belastingdienst is dan dus niet meer nodig. De fiscus behoudt zich wel het recht voor altijd zelf de ANBI-status te kunnen toetsen.

Giftenaftrek: bewijs vereist

Donateurs moeten hun gift kunnen bewijzen om deze af te kunnen trekken. Een ontvangstbewijs of verklaring is hiervoor niet voldoende. Het is daarom aan te bevelen dat giften per bank worden overgemaakt en niet cash. Contante giften zijn per 2021 niet langer aftrekbaar.

Hogere giftenaftrek culturele ANBI

Voor giften aan culturele ANBI’s geldt een hogere giftenaftrek. Particulieren mogen deze giften voor de giftenaftrek verhogen met 25% (met een maximum van € 1.250 per jaar). Ondernemingen in de vennootschapsbelasting mogen een gift aan een culturele ANBI verhogen met 50% (met een maximum van € 2.500 per jaar).

Let op! De fiscus heeft jarenlang de aftrek van giften aan culturele instellingen in bepaalde gevallen te beperkt toegepast. Voor partners geldt dat zij beiden van de extra aftrek gebruik kunnen maken. Wanneer zij allebei € 5.000 aan een culturele ANBI schenken, is dus de maximale extra aftrek van 2 x € 1.250 = € 2.500 mogelijk. In de praktijk blijkt dat in die gevallen slechts één keer de extra aftrek is toegepast. De Belastingdienst heeft dit automatisch hersteld voor belastingplichtigen die over de jaren 2017 t/m 2021 te weinig aftrek hebben gehad. Vanaf het jaar 2022 wordt de aftrek correct toegepast.

Gift aan steunstichting SBBI

Een steunstichting SBBI is een stichting die speciaal is opgericht om geld in te zamelen voor een jubileum van een SBBI op het gebied van sport en muziek. Een gift aan een steunstichting SBBI is aftrekbaar.

Let op! Een steunstichting moet voldoen aan bepaalde voorwaarden.

Periodieke gift eenvoudiger

De eis van een notariële akte voor de aftrekbaarheid van een periodieke gift is met ingang van 2014 vervallen. Een periodieke gift aan een ANBI of een niet-vennootschapsbelastingplichtige vereniging met minimaal 25 leden is vanaf die datum ook volledig aftrekbaar als deze gift wordt vastgelegd in een onderhandse akte van schenking. De eis dat de periodieke gift alleen aftrekbaar is als deze is vastgelegd voor een looptijd van minimaal vijf jaar (of eindigt bij eerder overlijden) is wel blijven bestaan.

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten, waaronder stichtingen en verenigingen, bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. Entiteiten die hieraan niet voldoen, kunnen te maken krijgen met sancties. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. U kunt een vereniging of stichting registreren in het UBO-register via de Kamer van Koophandel.

Op basis van de uitspraak van het Europese Hof wat betreft de openbaarheid van het UBO-register, heeft het kabinet besloten dit register niet publiekelijk toegankelijk te maken. Via de Kamer van Koophandel konden derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde, is volgens een uitspraak van het Europese Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom de openbaarheid van delen van het UBO-register heroverwogen.

Tegemoetkoming energiekosten (TEK)

Ondernemers in het mkb waarvan de energiekosten minstens 7% van de omzet bedragen, kunnen sinds 21 maart 2023 de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) aanvragen. De TEK kan worden verkregen voor de periode 1 november 2022 t/m 31 december 2023. Op basis van hun aanvraag ontvangen ze een voorschot van 50% subsidie. Ook stichtingen, culturele instellingen en semipublieke instellingen die voldoen aan de voorwaarden van de TEK-regeling kunnen een aanvraag indienen.

De TEK wordt berekend op basis van standaard verbruiks- en prijsgegevens en dus niet op basis van het werkelijke gebruik en de actuele prijs. U komt alleen in aanmerking voor de TEK als uw energiekosten meer dan 7% van uw omzet bedragen. Dit wordt berekend aan de hand van modelprijzen voor gas en elektra voor 2022. Deze modelprijzen zijn inmiddels bekendgemaakt en bedragen voor gas € 2,41 per kuub en voor elektra € 0,59 per kWh. U kunt dus zelf uitrekenen of u voor de TEK in aanmerking komt.

U betaalt zelf in ieder geval een minimumprijs van € 1,19 per kuub gas en € 0,35 per kWh elektra. Ook wordt er gewerkt met maximumprijzen van € 3,19 respectievelijk € 0,95. De TEK vergoedt hooguit 50% van het verschil boven de minimumprijs en bedraagt maximaal € 160.000.

De tegemoetkoming kan tot 2 oktober 2023 17.00 uur worden aangevraagd bij RVO.nl. Hiervoor is eHerkenning op niveau eH3 nodig. Om de definitieve TEK te kunnen berekenen, dient een vaststellingsverzoek te worden ingediend. Ook dit moet bij de RVO gebeuren, uiterlijk op 31 mei 2024.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Speciaal e-mailadres voor vragen inzake uitkoopregeling veehouders

Voor veehouders die gebruik kunnen en willen maken van de uitkoopregeling van de overheid, bestaan twee subsidieregelingen, de Lbv en de Lbv-plus. Voor fiscale vragen over deze subsidieregelingen heeft de Belastingdienst een speciaal e-mailadres geopend.

Fiscale vragen

Agrarisch

De subsidieregelingen Lbv en Lbv-plus kunnen fiscale vragen oproepen. Deze subsidies zijn namelijk belast met inkomsten- of vennootschapsbelasting, maar weer niet met btw. Een speciale werkgroep heeft de meest gestelde vragen en antwoorden verzameld. U vindt die meest gestelde vragen en antwoorden over de Lbv hier en over de de Lbv-plus hier.

Speciaal e-mailadres

Agrarisch ondernemers die er na het lezen van die vragen en antwoorden nog niet uitkomen, kunnen via een speciaal e-mailadres hun vragen voorleggen aan de Belastingdienst. Het e-mailadres is [email protected].

Tip! Voor vragen over deze regelingen kunt u ook contact opnemen met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Overstappen naar een bv 2023

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof? Dan kan het interessant zijn om over te stappen naar een bv. Of dit voor u de juiste keuze is, hangt af van tal van aspecten. Welke belangrijke verschillen zijn er?

Wanneer overstappen?

Strategie

De vraag wanneer u er als mkb-ondernemer verstandig aan doet om over te stappen naar de bv, is niet eenduidig te beantwoorden en hangt af van bepaalde individuele factoren. In het algemeen kan wel worden gesteld dat de overstap pas aantrekkelijk wordt in situaties waarbij een fors deel van de winst niet direct consumptief door de eigenaar-ondernemer wordt gebruikt. Het verdient dan vanuit fiscaal oogpunt veruit de voorkeur via de bv deze winst onbelast als reserves op te potten. De winst kan dan op een later tijdstip worden gebruikt voor bijvoorbeeld investeringen, een grote privéaankoop of om op een eerder tijdstip te stoppen met werken.

Hoewel individuele factoren bepalend zijn, kan gesteld worden dat het in veel situaties verstandig is bij een structurele winst vanaf ongeveer € 150.000 de overstap naar een bv te overwegen.

Winst

Winst belast in de IB-onderneming

Heeft u momenteel een eenmanszaak, maatschap of vof, dan betaalt u over de winst het progressieve tarief van de inkomstenbelasting. Onbelast oppotten van winst is dus niet mogelijk. U heeft wel recht op een aantal ondernemersfaciliteiten die de belastingdruk beperken. De belangrijkste is de zelfstandigenaftrek van € 5.030 per jaar. Dit bedrag mag u in mindering brengen op de winst, maar in 2023 tegen een maximumtarief van 36,93%. Voor de zelfstandigenaftrek is wel vereist dat u minstens 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor uw bedrijf én dat dit meer dan de helft van het aantal werkzame uren is. Dit wordt het urencriterium genoemd. Deze laatste eis geldt niet voor starters.

Een andere belangrijke faciliteit is de mkb-winstvrijstelling van 14%. Hierdoor blijft 14% van de winst onbelast en is 14% van een eventueel verlies niet aftrekbaar. Ook deze aftrek is in 2023 beperkt tot maximaal 36,93%. Door de mkb-winstvrijstelling betaalt u maximaal 44,33% belasting over de behaalde winst, verminderd met de ondernemersfaciliteiten. 

Winst belast in de bv

In de bv betaalt u vennootschapsbelasting over – kort gezegd – de behaalde winst. Over de eerste € 200.000 winst betaalt de bv in 2023 19% vennootschapsbelasting, over het meerdere 25,8%. Pas als de bv de winst die na belasting resteert, uitdeelt aan de directeur-grootaandeelhouder (dga), moet de dga over de uitgedeelde winst aanvullend 26,9% inkomstenbelasting betalen. Daardoor wordt de totale winst belast tegen 40,79 tot 45,76%. U bereikt dit tarief dus pas na uitdeling van de winst. Dit betekent dat het aantrekkelijk is om in de bv winst op te potten en dit pas uit te delen zodra u het als aandeelhouder nodig heeft. Op die manier heeft u renteloos uitstel van belastingbetaling! Bij verkoop van de bv of bij overlijden betaalt u op zijn laatst uiteindelijk belasting over opgepotte winsten.

Let op! Het oppotten van winst levert niet altijd een liquiditeitsvoordeel op en is niet altijd optimaal. Afhankelijk van de situatie kan het fiscaal voordeliger zijn om overtollige liquide middelen naar privé te halen.

Een algemeen cijfervoorbeeld*

Belasting in de IB
Bij een winst van € 200.000 brengt u in de inkomstenbelasting eerst de zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling tot de maximale aftrek in mindering. U betaalt daardoor over € 167.674 belasting. Dit bedraagt € 77.880.

Belasting in de bv
In de bv vermindert u de winst van € 200.000 eerst met het gebruikelijk loon van de dga. Dit stellen we op € 51.000. Hierover betaalt u als dga € 13.292 inkomstenbelasting. Over het restant betaalt de bv 19% vennootschapsbelasting, ofwel € 28.310. Deelt de bv de rest van de winst van € 120.690 uit aan u als dga, dan betaalt u hierover nog eens 26,9% belasting, ofwel € 32.466. In totaal betalen u en de bv in dit voorbeeld samen dus € 74.068 aan belasting als de winst direct wordt uitgedeeld. Dit is € 3.812 minder dan in de inkomstenbelasting. 

Let op! Vanaf 2024 krijgt box 2 twee verschillende tarieven. Tot € 67.000 aan inkomsten in box 2 geldt een tarief van 24,5%, over het meerdere boven € 67.000 aan inkomsten geldt een tarief van 31%. Dit betekent dat u vanaf 2024 tot een inkomen van € 106.219 in box 2 voordeliger uit bent dan dat nu het geval is. Boven dit bedrag betaalt u straks meer belasting in box 2 dan vóór 2024.

*(Om de berekeningen eenvoudig te houden, zijn geen premies voor bijvoorbeeld pensioen en Zvw meegenomen)

Andere aandachtspunten bij een bv

Naast de rekensom of het fiscaal gezien interessant is de overstap te maken naar een bv, zijn er nog meer aspecten die van belang zijn te weten.

  • De dga is een werknemer
  • Aansprakelijkheid
  • Oudedagsvoorziening
  • Zakendoen met de bv

Dga is werknemer

Anders dan de zelfstandig ondernemer ziet de fiscus de dga als werknemer. 

Gebruikelijk loon

Heeft u een bv, dan bent u als dga verplicht een minimumbedrag aan salaris uit de bv op te nemen. Dit gebruikelijk loon is het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking met die van u als dga of het loon van de meestverdienende werknemer in uw bedrijf, als dat meer is. 

Het gebruikelijk loon moet echter in 2023 minstens € 51.000 bedragen. Het gebruikelijk loon wordt belast in box 1, dus progressief.

Let op! Des te meer gebruikelijk loon u in aanmerking neemt dan wel in aanmerking moet nemen, des te minder u profiteert van het lage tarief van de vennootschapsbelasting.

Gebruikelijk loon innovatieve start-ups

Een innovatieve start-up is een bedrijf dat speur- en ontwikkelingswerk verricht en binnen de WBSO (S&O-afdrachtvermindering) als starter is aangemerkt. Voor dga’s van innovatieve start-ups geldt een lagere loonverplichting. Zij mogen zichzelf in de eerste drie jaar na de start van de onderneming het wettelijk minimumloon toekennen in plaats van het minimale gebruikelijk loon van € 51.000. Een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon is wel mogelijk als anders de continuïteit van uw bv in gevaar komt. Dit moet u dan wel aantonen.

Gebruikelijk loon starters

Ook dga’s van startende bv’s die geen innovatieve activiteiten verrichten, kunnen onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon toekennen. Een voorwaarde is dat de bv een hoger gebruikelijk loon niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat de bv veel geïnvesteerd heeft en daardoor over onvoldoende financiële middelen beschikt. Een lager gebruikelijk loon voor starters mag maximaal drie jaar lang betaald worden. Is sprake van een eenmanszaak die is omgezet in een bv, dan moet de periode waarin u uw bedrijf als eenmanszaak dreef van de periode van drie jaar worden afgetrokken. Ook nu is een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon mogelijk als anders de continuïteit van uw bv in gevaarkomt.

Gebruikelijk loon verlieslijdende bv’s

Aan de dga van een bv die verlies lijdt, kan onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon worden toegekend. Voorwaarde is dat het verlies de continuïteit van uw bedrijf in gevaar brengt. Hiervan is geen sprake bij een incidenteel verlies. Verder moet duidelijk zijn dat uw bedrijf de rekeningen niet meer kan betalen en dat dit niet het gevolg is van een oplopende rekening-courantschuld, uitgekeerd dividend of andere onttrekkingen.

Tip! De dga kan in beginsel ook profiteren van de regelingen die ook voor ‘normale’ werknemers gelden. Dit betreft met name kostenvergoedingen en het gebruik van de werkkostenregeling, waarvan dus ook de dga gebruik kan maken. Volgens deze regeling kan in 2023 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000 besteed worden aan belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen en 1,18% over het meerdere van de loonsom boven € 400.000.

Aansprakelijkheid

Een voordeel van de bv is dat de aansprakelijkheid van de dga beperkt is tot het in de bv geïnvesteerde bedrag, oftewel de waarde van de aandelen. Formeel is de dga dus niet aansprakelijk voor de schulden van de bv, tenzij sprake is van wanbeleid. Tevens kan aansprakelijkheid jegens de Belastingdienst ontstaan bij het niet-nakomen van bepaalde verplichtingen, zoals het tijdig melden van betalingsonmacht. In de praktijk komt het echter voor dat banken, bij het verstrekken van een financiering voor de bv, eisen dat de dga in privé meeondertekent. Wanneer de bv haar schulden niet meer kan betalen, worden deze dan toch verhaald op het privévermogen van de dga.

Verzekeringsaspecten

Anders dan een gewone werknemer, is de dga in de regel niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wanneer geen sprake is van ondergeschiktheid, een gezagsverhouding ontbreekt en de dga niet tegen zijn wil ontslagen kan worden, is er geen sprake van premieplicht. In dat geval moet hij zichzelf dus verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, hoewel dit laatste vrij moeilijk is.

De dga is wel verzekerd voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en moet hiervoor, net als de zelfstandig ondernemer, zelf de premies betalen. Voor 2023 is de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw vastgesteld op 5,43% van het premieplichtig inkomen, tot een maximuminkomen van € 66.956. De maximale inkomensafhankelijke bijdrage Zvw komt daardoor op € 3.636. Deze bijdrage geldt zowel voor de zelfstandig ondernemer als de dga.

Oudedagsvoorziening

Sinds enige tijd zijn de maximaal aftrekbare bedragen voor het opbouwen van een oudedagsvoorziening beperkt. De ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga kunnen hier allebei door worden getroffen. Het uitgangspunt is immers dat een maximaal pensioengevend salaris niet meer dan € 128.810 (2023) mag bedragen. Wilt u meer pensioen opbouwen, dan is dit niet meer fiscaal gefaciliteerd. Daarnaast is vanaf 2023 de dotatie aan de oudedagsreserve voor zelfstandig ondernemers geschrapt. Over een bestaande oudedagsreserve hoeft nog niet direct te worden afgerekend met de fiscus, maar de reserve kan niet meer worden verhoogd via extra dotaties.
Beperking afschrijven op bedrijfsgebouwen

Sinds 2019 is de afschrijving op alle bedrijfsgebouwen in eigen gebruik voor bv’s beperkt tot 100% van de WOZ-waarde. Hierdoor kunnen bv’s minder afschrijven op hun bedrijfsgebouwen. Deze beperking geldt niet voor ondernemers in de inkomstenbelasting ten aanzien van gebouwen in eigen gebruik. 

Zakendoen met uw bv

Als u een bv heeft, kunt u hier als dga ook zakelijk mee handelen. U bent in feite te vergelijken met een onafhankelijke derde. Zo kunt u bijvoorbeeld geld lenen van uw bv voor een grote aankoop of via uw bv een hypotheek afsluiten voor de aankoop van een woning. De winst die uw bv hiermee behaalt, komt dan ten goede aan uw bv en niet aan uw bank. Houd er wel rekening mee dat leningen bij de bv vanaf 2023 zijn gemaximeerd tot € 700.000, maar dat geldt niet voor een hypotheek voor de aankoop van een eerste eigen woning. Houd er ook rekening mee dat u bij dergelijke transacties zakelijke voorwaarden in acht neemt. Denk aan het rentepercentage, onderpand en voortijdig aflossen. Schakel desgewenst een adviseur in om u hiermee bij te staan.

Geruisloos doorschuiven

Als u wilt overstappen van een onderneming in de inkomstenbelasting naar een bv, dient u in beginsel met de fiscus af te rekenen over de opgebouwde (stille) reserves. Zo kan bijvoorbeeld de boekwaarde van uw pand lager zijn dan de werkelijke waarde.

Er bestaat een mogelijkheid om niet af te rekenen, maar ‘geruisloos’ door te schuiven. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat de bv met dezelfde boekwaarde verdergaat als waarmee de onderneming in de inkomstenbelasting stopte.

Een nadeel hiervan is dat de bv geen investeringsaftrek kan claimen en ook over lagere bedragen af kan schrijven. Het is dan ook helemaal afhankelijk van uw situatie of geruisloos doorschuiven voor u voordeliger is of niet. Er is ook een alternatief voor geruisloos doorschuiven, namelijk het bedingen van een lijfrente bij de eigen bv of een bank of verzekeraar. Tegenover de belaste stakingswinst staat dan de aftrek van de inleg in het lijfrenteproduct (die bij een eigen bv niet hoeft te worden betaald). Dit kan echter niet voor onbeperkte bedragen.

Let op! Bij geruisloos doorschuiven moet op termijn, bij verkoop van de bv, in principe nog wel over de opgebouwde reserves afgerekend worden. Tenzij uw opvolger ook weer besluit om geruisloos door te schuiven. Op deze manier kan de belastingclaim (eindeloos) worden uitgesteld. Geruisloos doorschuiven is echter niet altijd mogelijk dan wel aantrekkelijk.

In deze Advieswijzer hebben wij de belangrijkste aspecten van de overstap naar een bv op een rij gezet. Het is echter onmogelijk om in deze vorm alle aspecten voldoende te belichten. Overweegt u de overstap naar een bv, neem dan contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wat is de bijtelling van een zakelijke auto ouder dan 15 jaar?

Voor een auto van de zaak die ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld, geldt een bijtelling. De hoogte van die bijtelling is afhankelijk van het bijtellingspercentage en de waarde van de auto. Het bijtellingspercentage en de vaststelling van de waarde is voor auto’s ouder dan 15 jaar anders dan voor jongere auto’s.

Waarde

Auto

Voor auto’s van 15 jaar en jonger moet voor de waarde worden aangesloten bij de catalogusprijs van de auto. Voor auto’s ouder dan 15 jaar geldt echter de waarde in het economische verkeer. De vraag is echter hoe die waarde wordt bepaald. De Belastingdienst geeft aan dat bijvoorbeeld veilingprijzen en de taxatiewaarde voor de verzekering een indicatie hiervoor kunnen geven. Een officieel taxatieverslag is hiervoor niet verplicht.

Let op! De waarde in het economische verkeer kan lager zijn dan de oorspronkelijke nieuwprijs van de auto, maar ook hoger.

Bijtellingspercentage

Als de auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, geldt in 2023 een standaardbijtellingspercentage van 35%. Voor auto’s die jonger zijn bedraagt dit percentage 22 of 25%.

Auto’s die vanaf 2017 voor het eerst op naam zijn gezet, kennen een standaardbijtellingspercentage van 22%. Auto’s die voor het eerst op naam zijn gezet in de jaren vóór 2017 en die nog geen 15 jaar oud zijn, kennen een standaardbijtellingspercentage van 25%.

Korting op bijtellingspercentage

Op het standaardbijtellingspercentage van 22, 25 of 35% komt nog een korting in mindering als de auto geen CO2-uitstoot heeft. Deze korting bedraagt in 2023 6% over de eerste € 30.000 van de waarde van de auto. Voor de waarde boven € 30.000 geldt de korting niet en geldt gewoon het standaardbijtellingspercentage. 

Tip! Dit is alleen anders als de auto op waterstof rijdt of wordt aangedreven door geïntegreerde zonnecellen. Dan geldt de korting van 6% voor de gehele waarde (dus ook boven € 30.000).

Let op! Voor auto’s die voor het eerst op naam zijn gezet vanaf het jaar 2018, kunnen nog andere regels gelden. De toenmalige regels blijven namelijk gedurende 60 maanden van toepassing.

Uiteindelijke bijtelling

De uiteindelijke bijtelling van een auto ouder dan 15 jaar is dus afhankelijk van verschillende factoren.

Voorbeeld

Een auto van meer dan 15 jaar oud heeft een waarde in het economische verkeer van € 80.000. De auto is inmiddels volledig elektrisch en de RDW heeft de CO2-uitstoot vastgesteld op nul. 
Het bijtellingspercentage voor deze auto bedraagt 35%. Tot een waarde van € 30.000 mag in 2023 dit percentage verlaagd worden naar 29% (35% – 6%). De uiteindelijke bijtelling bedraagt in 2023 dan € 26.200 (29% * € 30.000 + 35% x € 50.000). 

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscus stelt zich soepeler op bij sanering belastingschulden

Bent u ondernemer en kunt u uw belastingschulden niet meer betalen, dan stelt de fiscus zich tot 1 oktober 2023 soepeler op bij een schuldsanering. U moet dan wel met al uw schuldeisers een saneringsakkoord afsluiten.

Saneringsakkoord

Belastingdienst

In een saneringsakkoord maakt u met al uw schuldeisers een afspraak over het bedrag dat u maximaal aflost op de openstaande vorderingen. Dit bedrag zal naar alle waarschijnlijkheid (veel) lager liggen dan de schuld die openstaat bij de betreffende schuldeisers.

Is ook de Belastingdienst een van de schuldeisers?

Normaal gesproken gaat de Belastingdienst alleen akkoord als zij tenminste het dubbele percentage ontvangen van wat de overige schuldeisers van u krijgen. Tot 1 oktober van dit jaar, 2023, gaat de Belastingdienst echter akkoord met hetzelfde percentage dat ook u de overige schuldeisers kunt betalen. Daardoor kunt u die schuldeisers iets meer aflossing bieden en is de kans op een akkoord groter.

Let op! De voorwaarde is dat álle schuldeisers akkoord gaan met het saneringsvoorstel.

Zzp’ers

Zzp’ers kunnen contact opnemen met hun gemeente om te informeren of zij in aanmerking komen voor een schuldsaneringstraject. Vaak is dit bij een loket schuldhulpverlening. Komt u in aanmerking, dan zullen zij voor u een schuldsaneringstraject opstarten. 

Bv’s en andere rechtspersonen

Andere rechtspersonen, zoals een bv, moeten zelf een schuldsaneringsakkoord met hun schuldeisers zien af te spreken. Er dient eerst een akkoord te zijn verkregen van alle schuldeisers, naast de Belastingdienst. Is dit akkoord bereikt, dan kunt u vervolgens bij de Belastingdienst een verzoek indienen een deel van de belastingschulden kwijt te schelden. Hoe zo’n schuldsaneringstraject aangepakt moet worden, is te vinden op bijvoorbeeld de website van het NIBUD of bij de KVK.

Aanvragen schuldsanering bij de Belastingdienst

Om een aanvraag in te dienen voor een schuldsanering bij de Belastingdienst moet u het formulier Verzoek kwijtschelding belasting en/of premie voor ondernemingen invullen en indienen. 

U vindt hier meer informatie, de overige voorwaarden en welke documenten de fiscus van u nodig heeft om uw verzoek te kunnen beoordelen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Niet eerder dan 1 juli 2024 uitbetalen 10% pensioen ineens

Werknemers die met pensioen gaan kunnen straks maximaal 10% van hun pensioen in één keer laten uitbetalen. Deze mogelijkheid zou oorspronkelijk per 1 januari 2023 ingaan, maar is al meerdere keren uitgesteld. Inmiddels is bekend dat deze mogelijkheid niet eerder dan 1 juli 2024 in werking zal treden.

Bedrag ineens

Handen

U kunt straks, als pensioengerechtigde,  op uw pensioeningangsdatum maximaal 10% van uw opgebouwde pensioen in één keer uit laten betalen.

Let op! Door het uitstel van de beoogde ingangsdatum naar niet eerder dan 1 juli 2024, komt deze mogelijkheid niet beschikbaar als uw pensioeningangsdatum vóór 1 juli 2024 ligt.

Uitstel uitbetaling

U kunt er straks ook voor kiezen om de (maximaal) 10% pensioen later te laten uitbetalen dan op de pensioeningangsdatum. Deze mogelijkheid staat alleen open als uw pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin u de AOW-leeftijd bereikt of als die pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag volgend op die maand.

Kiest u voor latere uitbetaling, dan vindt deze plaats in de maand januari volgend op het jaar waarin u de  AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

Let op! Deze mogelijkheid tot latere uitbetaling staat straks dus niet open voor iedereen die voor de AOW-datum al met pensioen gaat.

Bestedingsdoel is vrij

Wat u met het bedrag ineens wil gaan doen, staat vrij. Er is in de wet geen verplicht bestedingsdoel opgenomen.

Tip! De mogelijkheid om maximaal 10% in één keer uit te laten betalen, staat straks ook open voor andere oudedagsvoorzieningen, zoals lijfrenteverzekeringen.

Uitstel

De beoogde inwerkingsdatum is weer uitgesteld omdat de regering het belangrijk vindt dat deelnemers goed geïnformeerd worden over de mogelijkheid om maximaal 10% pensioen in één keer op te nemen. Pensioenuitvoerders hebben ná aanname van deze mogelijkheid door de Tweede en Eerste Kamer nog minimaal zes tot negen maanden nodig om deelnemers hierover goed te kunnen informeren en om de mogelijkheid goed te implementeren. Nu de plenaire behandeling in de Tweede Kamer pas na het zomerreces gepland staat, kan de eerder voorgenomen ingangsdatum van 1 januari 2024 niet gehaald worden.

Let op! Na de val van het kabinet is nog niet duidelijk welke onderwerpen controversieel zijn en dus niet meer behandeld worden. Mogelijk vindt daarom de plenaire behandeling in de Tweede Kamer na het zomerreces niet plaats. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat ook de inwerkingsdatum van 1 juli 2024 niet wordt gehaald.

Posted in Niet gecategoriseerd

Medische zorg heeft financieel gezien behoorlijk jaar achter de rug

De medische zorg heeft financieel gezien een behoorlijk jaar achter de rug. Per saldo trokken de omzet en de winst in 2022 verder aan, zij het minder sterk dan in het voorgaande jaar. De branche heeft het afgezien daarvan echter nog steeds zwaar, mede door de hoge werkdruk.

Dit blijkt uit het SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Brede omzetgroei, grote winstverschillen

Financieel gezien was 2022 een behoorlijk jaar voor de medische zorg. De omzetontwikkeling kwam uit op ruim 7%, tegenover 10,5% een jaar eerder. Daarmee bleef de branche wel achter bij het mkb-gemiddelde van 13,1%. De winst steeg met bijna 9%, in vergelijking met ruim 20% in 2021. Op dit vlak bleef de zorg het mkb als geheel wel ruim voor (1,5%). 

De omzetgroei werd breed gedragen: ruim 71% van de zorgondernemers zag de omzet stabiliseren of toenemen (in 2021 was dit 75,5%). In de winstontwikkeling waren de verschillen echter groot. Slechts minder dan de helft (44,3%) van de ondernemers zag de winst stabiliseren of stijgen, tegenover bijna 61% een jaar eerder. Ongeveer een op de drie zag de winst echter met 50% of meer afnemen.

Fysiotherapeuten blijven achter

Binnen de branche valt op dat de omzet in het afgelopen jaar het sterkst is gegroeid bij tandartsen, medische en tandheelkundige praktijken en maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting. Fysiotherapeuten zagen hun omzet juist teruglopen. Ook de winst nam af bij de fysiotherapeuten, net als bij maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting. 
Huisartsen, in 2021 nog achterblijvers, lieten ditmaal een meer dan gemiddelde winstontwikkeling zien, ondanks een bovengemiddelde stijging van de personeelskosten. Medische en tandheelkundige praktijken behaalden per saldo echter de sterkste winstontwikkeling. 

Branches in Zicht Medische zorg

Personeelskosten opnieuw gestegen

Net als in voorgaande jaren liepen de personeelskosten, met afstand de grootste kostenpost van een zorgorganisatie, op. De stijging van ruim 9% was wel minder sterk dan in 2021 (bijna 15%), maar min of meer in lijn met het mkb-gemiddelde van iets meer dan 10%. De loonkosten namen toe met 8%, tegenover ruim 9% een jaar eerder. Deze stijging was wel sterker dan in het mkb (gemiddeld ruim 5%). 

Verder valt op dat de post ‘overige personeelskosten’, waaronder ook de inzet van uitzendkrachten valt, in de zorg opnieuw relatief sterk is gestegen: 29%, volgend op een toename van ruim 81% een jaar eerder. In totaal liepen de bedrijfskosten op met bijna 10% (2021: 13%), tegenover bijna 14% voor het mkb als geheel. 

Financiële positie verder achteruit

De financiële positie van bedrijven in de medische zorg is opnieuw verslechterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op 82, tegenover bijna 88 een jaar eerder. De branche doet het daarmee nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat verslechterde tot bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere lijfrenteaftrek vanaf 2023

Vanaf 2023 heeft u de mogelijkheid om een hoger bedrag aan lijfrentepremie in aftrek te brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Dit is een van de afspraken die in de nieuwe Wet toekomst pensioenen staat.

Pensioenakkoord

Golf

In de Wet toekomst pensioenen (WTP) staan de afspraken uit het Pensioenakkoord. Met de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli 2023 is ook de mogelijkheid geïntroduceerd om een hoger bedrag aan lijfrentepremies in aftrek te brengen. 

Tip! Mensen in loondienst, zelfstandigen en gepensioneerden kunnen door de WTP fiscaal voordelig extra pensioen opbouwen.

Lijfrenteaftrek bij pensioentekort

Als sprake is van een pensioentekort, kunt u betaalde lijfrentepremies in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Aftrek is mogelijk tot maximaal uw jaarruimte en reserveringsruimte.

1. Hogere jaarruimte vanaf 2023

De jaarruimte in een jaar berekende u in 2023 in eerste instantie door 13,3% van de zogenaamde premiegrondslag te nemen. Dit percentage van 13,3% is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 verhoogd naar 30%.

De premiegrondslag 2023 is het bruto-inkomen in 2022 (met een maximum van € 128.810) verminderd met de zogenaamde AOW-franchise (€ 13.646).

Op het bedrag van 30% van de premiegrondslag moet u nog uw pensioenaangroei uit 2022 in mindering brengen. 

Let op! De pensioenaangroei wordt berekend volgens een wettelijk vastgestelde berekening. Als u volgens deze berekening in 2022 meer pensioenaangroei had dan 30% van de premiegrondslag, heeft u volgens de wettelijke bepalingen geen pensioentekort. U heeft dan geen jaarruimte en kunt ook geen lijfrentepremies in aftrek brengen.

Tip! Door de verhoging van het percentage van 13,3% naar 30% komt u nu eerder in aanmerking voor lijfrenteaftrek.

2. Meer jaren én hogere reserveringsruimte vanaf 2023

Benut u (een deel van) uw jaarruimte niet, dan wordt dit opgeteld bij uw reserveringsruimte. De reserveringsruimte bedroeg in 2023 in eerste instantie de niet benutte jaarruimten in de zeven voorafgaande jaren. Dit is nu verruimd naar de niet benutte jaarruimten in de tien voorafgaande jaren.

De maximaal in een jaar te gebruiken reserveringsruimte is vanaf 2023 ook verhoogd, en wel naar € 38.000.

3. Lijfrenteaftrek ná AOW-leeftijd vanaf 2023

Voorheen was aftrek van lijfrentepremie na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd niet meer mogelijk. U kunt nu echter wel tot vijf jaar ná het bereiken van de AOW-gerechtige leeftijd lijfrentepremies in aftrek brengen.

Tip! Heeft u vragen over de fiscale mogelijkheden in uw situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Energielijst 2023 voor EIA uitgebreid

De Energielijst voor 2023 wordt uitgebreid met een drietal projecten in het kader van de energietransitie. Op de Energielijst staan investeringen waarvoor bedrijven, verenigingen of stichtingen de energie-investeringsaftrek (EIA) aan kunnen vragen.

EIA

Tractor

De EIA is een fiscale regeling waarbij u een deel van de kosten van investeringen die u heeft gedaan en die op de Energielijst staan, extra kan aftrekken van de winst. Voor 2023 bedraagt dit aftrekpercentage 45,5% van die investeringskosten.

Extra projecten

De drie extra projecten betreffen projecten inzake warmte-infrastructuur, opties voor energiebesparing voor de glastuinbouw en projecten inzake het afvangen en opslaan van CO2. Voor de projecten is geen extra budget beschikbaar. De dekking wordt binnen de EIA gezocht.

Evaluatie

Dit plan komt naar voren in de kabinetsreactie op de evaluatie van de EIA. Uit de evaluatie blijkt dat de EIA een doelmatig instrument is, maar volgens het kabinet op punten dient te worden bijgestuurd. 

Verlaging EIA in 2024

Omdat het aantal aanvragen voor de EIA en de ermee gepaard gaande investeringsbedragen toenemen, zal volgend jaar het percentage van de EIA verlaagd worden. Dit bedraagt nu dus nog 45,5%. Wat het nieuwe percentage wordt, is nog niet bekend.

Ook zal het maximuminvesteringsbedrag verlaagd worden dat voor de EIA in aanmerking komt. Dit bedraagt nu € 136 miljoen. Verder wordt bekeken in hoeverre de EIA meer te richten is op middenbedrijven.

Handhaving

Het demissionaire kabinet wil de EIA tot in ieder geval 2029 handhaven. Er wordt onderzocht of de EIA als subsidie kan worden verstrekt in plaats van een fiscale aftrek. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Sterke daling van de winst voor specialistische zakelijke diensten

Voor specialistische zakelijke dienstverleners was 2022 moeilijker dan het voorgaande jaar. De omzet is per saldo nog wel gestegen, maar de winstontwikkeling was sterk negatief. Dit volgde wel op een jaar waarin de winst erg sterk was gegroeid. Voor 2023 zijn de verwachtingen niet al te hooggespannen, mede door de matige prognose voor de economie en personeelsschaarste.

Dit blijkt uit het SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Winst sterk omlaag, maar niet voor iedereen

De branche zag de omzet in 2022 met ruim 8% toenemen. Dit betekende een minder sterke groei dan in 2021 (12%) en ook een minder sterke ontwikkeling dan in het mkb in 2022 (gemiddeld ruim 13% omzetgroei). Bijna 70% van de specialistische zakelijke dienstverleners zag de omzet vorig jaar stabiliseren of stijgen en voor ruim 28% was dit een groei van 50% of meer. 

Tegenover de omzetgroei stond een krimp van de winst met bijna 32%, na de groei van 25% in 2021. De branche bleef hiermee sterk achter bij het mkb-gemiddelde van 1,5%. De verschillen binnen de branche waren opnieuw groot. Zo zagen bijna drie op de tien ondernemers de winst met 50% of meer toenemen, terwijl ruim 34% de winst juist met 50% of meer zag dalen. De brutomarge nam gemiddeld met 7,5% toe, tegenover 11% in 2021.

Reclame en marktonderzoek blijft achter

Binnen de branche was de omzetgroei vooral sterk bij de adviesbureaus voor management en bedrijfsvoering, maar dit resulteerde niet in een toename van de winst. Reclame en marktonderzoek liet een daling van de omzet zien en ook de winstontwikkeling was sterk negatief. Het winstverloop was stabiel tot licht dalend voor notarissen en ingenieurs. 

Verdere stijging loonkosten

De bedrijfskosten zijn in 2022 in de specialistische zakelijke dienstverlening veel sterker gestegen dan een jaar eerder: ruim 15% tegenover 7,5%. Deze toename was ook iets sterker dan in het mkb (bijna 14%). Vooral de verkoopkosten, de kosten voor huisvesting, de exploitatiekosten en de autokosten stegen flink.

De personeelskosten zijn per saldo met bijna 10% toegenomen, tegenover bijna 8% in 2021 (en gemiddeld ruim 10% in het mkb). De loonkosten namen nog iets sterker toe dan in het voorgaande jaar: bijna 9% ten opzichte van ruim 8% in 2021. In het mkb kwam de loonkostengroei vorig jaar uit op gemiddeld iets meer dan 5%. De kosten voor sociale zekerheid en de pensioenpremies liepen in de branche duidelijk sterker op dan in het voorgaande jaar, met ongeveer 9,5%. 

Branches in Zicht Zakelijke dienstverlening

Kredietwaardigheid fors achteruit

De financiële positie van bedrijven in de gespecialiseerde zakelijke dienstverlening is behoorlijk achteruitgegaan. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 75, tegenover bijna 84 in het voorgaande jaar. De branche blijft daarmee achter bij het mkb-gemiddelde, dat verslechterde tot bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Automotive behaalt opnieuw stevige winstgroei

De automotive heeft wat betreft winstontwikkeling opnieuw een uitstekend jaar achter de rug. De levering van chips en andere auto-onderdelen komt weer op gang en er is een inhaalslag in de nieuwverkoop mogelijk, terwijl de prijzen van auto’s zijn gestegen. Ook heeft de branche de kosten relatief goed onder controle.

Dit komt naar voren uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Bovengemiddelde winstgroei

De omzet in de automotive is in 2022 met bijna 8% gegroeid, min of meer in lijn met het voorgaande jaar. Daarmee bleef de branche achter bij het mkb-gemiddelde van 13,1%. De winstontwikkeling was echter opnieuw sterk: ruim 20% groei, tegenover gemiddeld slechts 1,5% voor het mkb. Verder steeg de brutomarge voor de automotive met 7,6%, ongeveer gelijk aan het voorgaande jaar.

Gelijkmatiger verdeeld

De verschillen binnen de branche waren iets minder uitgesproken dan in het voorgaande jaar. Zo zag ruim 54% van de ondernemers de winst gelijk blijven of groeien. Ook nam het aandeel van bedrijven met een zeer sterke winstdaling af en zeer sterke winststijgingen waren er eveneens minder. De groei was al met al wat gelijkmatiger verdeeld.

Sterk herstel gespecialiseerde reparatie

Binnen de automotive lieten vooral ondernemers die zich richten op gespecialiseerde reparaties, zoals carrosserieherstel, een sterke winstontwikkeling zien. In 2021 hadden zij het nog relatief zwaar, mede doordat mensen als gevolg van thuiswerken en corona minder de weg opgingen. De omzetgroei was vooral sterk bij de handel in auto-onderdelen en -accessoires. 

Branches in Zicht Automotive

Kosten onder controle

De bedrijfskosten zijn vorig jaar met 4% gestegen; opnieuw een kleinere toename dan voor het mkb als geheel (bijna 14%). De verkoopkosten (onder meer voor promotie en showrooms) zijn na twee opeenvolgende jaren van dalingen met bijna 3% gestegen. De personeelskosten zijn met 4,6% iets sterker toegenomen dan een jaar eerder, maar veel minder sterk dan in het mkb als geheel (10,2%). Vorig jaar werden de personeelskosten in de automotive nog sterk gedrukt door de administratieve verwerking van de NOW-regeling. De loonkosten kwamen in het afgelopen jaar 1% hoger uit, tegen 1,8% in 2021.

Financiële positie verbetert

De financiële positie van bedrijven in de automotive is verbeterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 83, tegen bijna 79 een jaar eerder. De branche doet het daardoor nu beter dan het mkb-gemiddelde, dat verslechterde van ruim 86% naar bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welk btw-tarief geldt voor plastic wegwerpverpakkingen?

Sinds 1 juli van dit jaar mogen ondernemers wegwerpverpakkingen van plastic niet meer gratis aanbieden. De wegwerpverpakking moet in rekening worden gebracht bij de klant en apart op de kassabon worden vermeld. Ook moet er btw over de wegwerpverpakking worden berekend.

Wegwerpplastic

Horeca

De nieuwe regeling komt voort uit de Europese richtlijn Single Use Plastics (SUP). Op deze manier probeert men het gebruik van wegwerpplastic te verminderen. Behalve het apart in rekening brengen van wegwerpplastic, moet een ondernemer ook een alternatieve optie aanbieden waarbij geen gebruik van wegwerpplastic wordt gemaakt.

Welk btw-tarief?

Het btw-tarief dat voor de wegwerpverpakking geldt, volgt het product dat erin verpakt wordt. Zo moet voor een plastic beker met bier het tarief van 21% worden berekend, terwijl voor een plastic bakje voor patat het lage tarief van 9% geldt.

Richtlijn bedrag

Ondernemers mogen zelf weten welk bedrag ze voor een plastic verpakking in rekening brengen. De overheid heeft hiervoor wel een richtlijn gegeven. Voor een plastic beker is dit € 0,25, voor een verpakking voor een maaltijd € 0,50 en voor voorverpakte kleine porties groenten en dergelijke € 0,05.

Posted in Niet gecategoriseerd

In 2022 sterke omzet- en winstontwikkeling in transport en logistiek

De logistieke branche heeft met geopolitieke onrust, sterk gestegen prijzen en een zeer krappe capaciteit opnieuw een bijzonder jaar achter de rug. Dankzij de sterke vraag in combinatie met krapte op de markt hebben veel ondernemers hun hogere kosten goed kunnen doorberekenen. Dit heeft geresulteerd in een sterke ontwikkeling van zowel de omzet als de winst in 2022.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Recordontwikkeling omzet

In de logistieke branche is de omzetontwikkeling in 2022 met 21,5% op jaarbasis aangetrokken, na een groei van bijna 12% in het voorgaande jaar. De omzetontwikkeling over 2022 is de sterkste ooit in het onderzoek van SRA-BiZ en ook beter dan het mkb-gemiddelde van ruim 13%. Hierbij moeten we wel rekening houden met de impuls van de gestegen prijzen.

Ook recordgroei winst en brutomarge

Ook de winst en de brutomarge voor de logistieke branche zijn in het onderzoek van SRA-BiZ niet eerder zo sterk gestegen als in 2022. De winstgroei kwam uit op 33,5%, tegenover 17,1% in 2021. Het mkb bleef steken op gemiddeld 1,5% winstgroei. De brutomarge groeide in de logistieke branche met 22%, terwijl dat een jaar eerder nog ruim 7% was. Het mkb-gemiddelde lag met 10% flink lager.

Binnen de branche waren de verschillen wel groot. Per saldo zag ruim 55% van de ondernemers de winst stabiliseren of toenemen. Bij bijna 36% van de transporteurs steeg de winst met 50% of meer, maar bijna 22% zag de winst juist met 50% of meer afnemen.

Vervoer over water presteert sterk

De omzet is in 2022 vooral gegroeid in de binnenvaart (vracht-, tank- en sleepvaart), die het in 2021 nog moeilijk had. Ook het vervoer over de weg behaalde een omzetstijging, maar minder sterk dan het vervoer over water. Hetzelfde geldt voor de winstontwikkeling. Die is in bijna alle deelbranches (met uitzondering van het personenvervoer over de weg) positief, maar veruit het sterkst voor het vervoer over water.

Branches in Zicht Logistiek

Fors hogere kosten

De bedrijfskosten zijn in de branche als geheel in 2022 per saldo met ruim 19% gestegen, versus een stijging van bijna 7% een jaar eerder en een stijging van bijna 14% voor het mkb als geheel in 2022. De personeelskosten (een belangrijke kostenpost in de logistieke branche) stegen met ruim 18%, ten opzichte van bijna 3% een jaar eerder. Het mkb-cijfer bedroeg iets meer dan 10%. De loonkosten zijn 13,6% hoger uitgekomen, tegenover een stijging van bijna 3% een jaar eerder. 

Lichte verbetering financiële positie

De financiële positie van bedrijven in de logistieke branche is verder verbeterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 88, tegenover bijna 85 een jaar eerder. Hiermee doet de branche het nu ruim beter dan het mkb-gemiddelde, dat verslechterde tot bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvragen uitzondering voor grensoverschrijdende telewerkers

In het buitenland wonende werknemers die werken voor een in Nederland gevestigde werkgever, kunnen bij de SVB een uitzonderingspositie aanvragen voor de sociale verzekeringen wanneer zij telewerken. Onder voorwaarden kunnen zij zich dan in Nederland verzekeren in plaats van in het woonland. De SVB heeft het aanvraagloket op 5 juli 2023 opengesteld.

Sociaal verzekerd in werkland

Kantoor

Voor de sociale verzekeringen geldt als hoofdregel dat een werknemer sociaal verzekerd is in het land waar hij werkt. Daarbij geldt dat in beginsel tot 25% van de arbeidstijd in het woonland gewerkt mag worden. 

Nieuwe afspraken

In coronatijd waren er veel grensarbeiders die meer dan 25% van hun arbeidstijd in het woonland werkten. Voor hen was daarvoor een tijdelijke uitzonderingsmaatregel getroffen. Deze is per 1 juli 2023 komen te vervallen. Om telewerkers toch tegemoet te komen, zijn er onlangs door EU-landen nieuwe afspraken gemaakt en vastgelegd in een Kaderovereenkomst

Voorwaarden

Er gelden voorwaarden om in aanmerking te komen voor de uitzondering. Een van de voorwaarden is dat de telewerker maximaal 50% van de arbeidstijd in het woonland werkt, ofwel er moet ten minste 50% van de arbeidstijd in Nederland worden gewerkt.

Nu aanvragen

Grensarbeiders die telewerken en die gebruik willen maken van de uitzonderingspositie, kunnen vanaf heden bij de SVB een digitaal aanvraagformulier voor genoemde uitzonderingspositie aanvragen. Dit kan ook via de werkgever. 

Let op! Omdat de SVB niet alle aanvragen direct kan afhandelen, kan terugwerkende kracht worden verleend voor maximaal één jaar. Dit betekent dat een aanvraag uiterlijk nog tot 1 juli 2024 kan worden ingediend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hogere prijzen gaven de detailhandel in 2022 een groei-impuls

De detailhandel heeft een jaar van groei achter de rug. Dit komt deels door hogere prijzen in verband met de inflatie, maar ook doordat in 2021 nog coronamaatregelen van kracht waren. Opnieuw waren de verschillen binnen de branche groot. Verder zien we dat de verkoopvolumes in de branche onder druk staan, doordat consumenten selectiever geld uitgeven.

Dit komt naar voren uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Inflatie stuwt omzet op

De detailhandel heeft de omzet in 2022 met ruim 6% zien toenemen, tegenover een groei van 5,3% een jaar eerder. Dit hangt voor een deel samen met de inflatie, die in 2022 met gemiddeld 10% een recordhoogte bereikte. Wat ook een rol speelde, was dat 2021 in het teken stond van een aantal harde coronalockdowns, die vooral non-foodwinkels raakten. Medio januari 2022 kwam daar een einde aan, dus fysieke winkels konden hun deuren dit keer bijna het hele jaar openhouden.

Grote verschillen in winst

De winstgroei in de detailhandel is volgens de cijfers van SRA-BiZ in 2022 uitgekomen op ruim 10%, ten opzichte van 22,5% in het voorgaande jaar. Daarmee deed de branche het aanzienlijk beter dan het mkb-gemiddelde, dat bleef steken op 1,5%. De verschillen binnen de detailhandel waren echter aanzienlijk. Aan de ene kant zag bijna 28% van de retailers de winst met 50% of meer toenemen, anderzijds moest meer dan de helft (53,3%) juist een winstdaling accepteren. In bijna 28% van de gevallen ging het zelfs om een krimp van 50% of meer. 

Non-food blinkt uit

Het waren binnen de detailhandel vooral de voedingsmiddelenwinkels die de winst in het afgelopen jaar zagen dalen. Hogere prijzen zorgden in dit deelsegment over het algemeen wel voor oplopende omzetten. Kledingwinkels lieten een behoorlijke omzet- en winstgroei zien, net als doe-het-zelf- en fietszaken. Winkels in optische artikelen trokken hun omzet- en winstgroei door, waarbij vooral de winstontwikkeling sterk was. 

Branches in Zicht Detailhandel

Goed jaar fysieke winkels

Als we onderscheid maken tussen fysieke en webwinkels, dan blijkt de omzet van online in 2022 te zijn gekrompen ten opzichte van een jaar eerder, terwijl ‘stenen’ winkels juist een omzetgroei laten zien. Bij de winstontwikkeling is het beeld hetzelfde: een behoorlijke daling voor het onlinesegment, maar per saldo een sterke groei voor de fysieke winkels.

Relatief beperkte groei bedrijfskosten

De personeelskosten zijn in de detailhandel in 2022 met 3,8% gestegen, tegenover 3,4% in 2021. De stijging is veel minder sterk dan in het mkb als geheel (10,2%). De loongroei is uitgekomen op 3,5%, tegenover 5,4% in het mkb. Per saldo zijn de bedrijfskosten iets sterker gestegen dan in 2021: 5,3% tegenover 4,5%. In vergelijking met het mkb-cijfer van bijna 14% valt dit alleszins mee. 

Kredietwaardigheid verslechterd

De financiële positie van bedrijven in de detailhandel is duidelijk verslechterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op ruim 79, tegen bijna 86 een jaar eerder. De branche presteert daarmee iets beter dan het mkb-gemiddelde, dat behoorlijk verslechterde tot bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter verlaagt schadevergoeding in WOZ-zaak

Als u het met een beslissing van de fiscus niet eens bent, kunt u in bezwaar en beroep. Duurt de uitspraak langer dan redelijkerwijs verondersteld mag worden, dan heeft u recht op een schadevergoeding. Hoeveel bedraagt deze schadevergoeding?

Schadevergoeding

Handen

De schadevergoeding is bedoeld als compensatie voor de lange wachttijd en de daarmee samenhangende spanning en frustratie. In het verleden heeft de Hoge Raad de regels rondom een schadevergoeding bepaald. Voor wat betreft de hoogte is deze vastgesteld op een vergoeding van € 500 per half jaar termijnoverschrijding of een gedeelte van een half jaar.

Rechtbank wijkt af

 De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de omvang van deze schadevergoeding in een uitspraak eigenhandig verlaagd. Het betrof een zaak waarin de waarde van een onroerend goed werd betwist. In deze zaak bepaalt de rechtbank de schadevergoeding op € 50 per half jaar. Als reden geeft de rechtbank aan dat in WOZ-zaken het financiële belang in de regel minder is dan een bedrag van € 500 en de veronderstelde spanning en frustratie een vergoeding tot ten hoogste € 50 per half jaar overschrijding rechtvaardigt.

Vooruitlopend op mogelijke wetswijziging

De rechtbank loopt met de uitspraak vooruit op voorgenomen wetswijzigingen. Onlangs maakte staatssecretaris Van Rij namelijk bekend het aantal WOZ-bezwaren en beroepen te willen verminderen. Een van de mogelijke maatregelen die de staatssecretaris aangaf te overwegen, is het niet langer uitkeren van een schadevergoeding voor immateriële schade in WOZ- en bpm-zaken.

Toekomst onduidelijk

Het is nog niet bekend of tegen de uitspraak hoger beroep wordt aangetekend. Onduidelijk is verder of ook andere rechters het voorbeeld van de rechtbank zullen volgen. Rechtbank Oost-Brabant kende vier dagen na de uitspraak in een WOZ-zaak nog het normale tarief van € 500 toe.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zeer sterke winst- en omzetgroei voor de horeca in 2022

De horeca heeft na het verdwijnen van de coronamaatregelen een sterk herstel laten zien. De branche zag de omzet en de winst in 2022 stevig versnellen, ondanks de hard gestegen kosten. Toch zijn er ook zorgen, want de kredietwaardigheid is behoorlijk afgenomen.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Omzetgroei breed gedragen

De horeca zag zich in 2021 geconfronteerd met lockdowns, maar vanaf medio januari 2022 konden de deuren weer als vanouds open. Ondanks een tanend consumentenvertrouwen, druk op de koopkracht en prijsverhogingen wisten consumenten de branche weer goed te vinden. De omzet liep op met 39%, tegenover gemiddeld 13,1% omzetgroei voor het mkb.
De omzetverbetering in de horeca werd breed gedragen: het aandeel van bedrijven met een stabiele of hogere omzet nam opnieuw toe, van bijna 82% naar ruim 89%. Bijna 37% van de horecaondernemers zag de omzet in 2022 zelfs met 50% of meer stijgen.

Sterke stijging brutomarge

De winstontwikkeling wist gelijke tred te houden met de omzetgroei. In 2022 kwam de winstgroei uit op bijna 34%, tegenover slechts 1,5% gemiddeld in het mkb. De brutomarge steeg met bijna 40%, tegenover een stijging van ruim 16% een jaar eerder. De onderlinge verschillen binnen de branche waren echter opnieuw groot. Iets meer dan de helft van de ondernemers (ruim 51%) zag de winst gelijk blijven of toenemen en dan ging het relatief vaak om een sterke groei van 50% of meer. Bijna 49% van de horecaondernemers moest het dus doen met een winstdaling. Voor ruim 31% van de bedrijven ging het zelfs om een krimp van 50% of meer.

Hotels en cafés blinken uit

Binnen de horeca lieten alle deelbranches in 2022 een groei zien, zij het dat die niet overal even groot was. De omzetontwikkeling was vooral sterk bij hotels en cafés. Ook restaurants deden het wat betreft omzet goed, maar de winstontwikkeling binnen deze deelbranche bleef hierbij ver achter. Sterker nog, er was per saldo nauwelijks sprake van winstgroei. Bij hotels en cafés ging de sterke omzetgroei wel gepaard met een aanzienlijke stijging van de winst.

Branches in Zicht Horeca

Fors hogere personeelskosten

De personeelskosten in de horeca zijn vorig jaar met 40% gestegen, tegenover iets meer dan 10% gemiddeld in het mkb. De belangrijkste personeelskosten in de horeca zijn de lonen. Deze post steeg met bijna 34%, ten opzichte van iets meer dan 2% in 2021. De verwachting is dat de kosten voor de horeca in de komende periode verder zullen oplopen. Het is de vraag of de branche al die kostenstijgingen zal weten te vertalen in de verkoopprijzen. Anders ligt margedruk op de loer.

Kredietwaardigheid sterk achteruit

Het percentage horecaondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is in 2022 uitgekomen op 79. Dit betekent een sterke achteruitgang ten opzichte van het voorgaande jaar (bijna 86). De branche presteert nog wel min of meer in lijn met het mkb-gemiddelde, dat verslechterde van ruim 86% tot bijna 78%. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Moet u als ondernemer bepaalde transacties checken en melden?

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) kent voor bepaalde ondernemers een aantal verplichtingen. Het is van belang deze strikt na te leven, anders kunt u met forse boetes worden geconfronteerd.

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

Betalen

De Wwft moet voorkomen dat criminelen via hun rekeningen geld witwassen dat ze met misdaad hebben verdiend. De Wwft geldt voor iedereen die te maken heeft met geldstromen of met de aankoop en verkoop van (dure) goederen. Denk hierbij aan banken, makelaars, notarissen, belastingadviseurs, advocaten en ondernemers die bemiddelen of handelen in bijvoorbeeld voertuigen, kunstvoorwerpen en juwelen.

Cliëntonderzoek en verdachte transacties

Iedereen die onder de Wwft valt, is verplicht om cliëntonderzoek te doen: wie is de klant, waar komt diens geld vandaan en waar gebruikt de klant het geld voor. Bij alle incidentele transacties van ten minste € 15.000 dient in ieder geval clientonderzoek plaats te vinden (artikel 3.5.b. Wwft). Tevens dienen ongebruikelijke transacties, zoals het doen van (grotere) aankopen met contant geld, te worden gemeld bij de FIU-NL.

Juwelier te slordig

Onlangs werd een juwelier geconfronteerd met een boete van € 100.000 inzake de Wwft. Er waren meerdere aankopen verricht boven de € 15.000, waarbij geen onderzoek naar de identiteit van de klant was ingesteld. Tevens was ook verzuimd de verdachte aankopen te melden bij de FIU.NL.

Geen opzet of grove schuld

Deze uitspraak van rechtbank Rotterdam maakte duidelijk dat ook boetes kunnen worden opgelegd als er geen sprake is van opzet of grove schuld. Zo moeten werkgevers in de Wwft-branches, zoals de juwelier, er voor zorgen dat ook hun personeel van de wettelijke verplichtingen inzake de Wwft op de hoogte is. 

Kopie identiteitsbewijs niet verplicht

Ook werd duidelijk dat niet in alle verdachte gevallen een kopie van het identiteitsbewijs was gemaakt. Dat is echter niet verplicht, al moet de juwelier dan wel op andere manier de identiteit controleren en bewijs hiervan bewaren.

Boete beperkt

In deze zaak werd de boete uiteindelijk beperkt tot ruim € 8.700. Duidelijk werd dat niet in alle gevallen de identiteit in strijd met de voorschriften was vastgesteld en ook dat het aantal meldingen van verdachte verkopen minder was dan gedacht. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Industrie doet na recordjaar duidelijk een stap terug

De industrie heeft in 2022 een stap terug moeten doen, na het sterke herstel van een jaar eerder. De omzet kwam weliswaar hoger uit dan in 2021, maar de winstontwikkeling was negatief. De afnemers van de industrie zijn sterker gaan letten op hun uitgaven en bouwden hun voorraden af, waardoor de orderportefeuilles van industriële ondernemers onder druk kwam te staan.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Industrie blijft achter bij mkb

De industrie zag de omzet in 2022 met 12,5% toenemen, tegenover een gemiddelde groei van 13,1% in het mkb. Hiermee liep het groeitempo terug ten opzichte van het voorgaande jaar (bijna 21%). De winstontwikkeling was voor het eerst in het onderzoek van SRA-BiZ negatief. De krimp kwam uit op ruim 6%, tegen een bescheiden gemiddelde winstgroei van 1,5% voor het mkb. In 2021 behaalde de industriële branche nog een winstgroei van 45,6%.

Grote verschillen binnen de branche

Binnen de industrie liepen de resultaten uiteen. Het deel van de ondernemingen dat de omzet stabiel heeft zien blijven of heeft zien toenemen, is in 2022 uitgekomen op ruim 71%, min of meer in lijn met 2021. Tegelijkertijd heeft meer dan de helft (54,2%) van de industriële bedrijven de winst zien dalen (tegenover bijna 40% in 2021). In ruim een op de drie (35,8%) gevallen ging het zelfs om een krimp van 50% of meer. Bij 30,5% van de bedrijven nam de winst juist met 50% of meer toe.

Reparatie en installatie machines onder druk

De winstontwikkeling stond vooral onder druk bij producenten van voedingsmiddelen, die nog wel een hogere omzet wisten te realiseren. Ook bij reparatie en installatie van machines en apparaten was de winstontwikkeling negatief, maar in deze deelbranche daalde ook de omzet.

Branches in Zicht Industrie

Verdere stijging kosten

De personeelskosten zijn in de industrie met ruim 6% toegenomen, tegenover een plus van ruim 10% voor het mkb als geheel. In 2021 stegen de personeelskosten in de branche met ruim 8%. Per saldo zijn de loonkosten met 4,5% gestegen, min of meer in lijn met de ontwikkeling in de branche in 2021. In 2022 zijn de energiekosten als percentage van de omzet met 26% gestegen. De bedrijfskosten zijn in totaal met ruim 8% toegenomen, tegen bijna 9% een jaar eerder en bijna 14% in het mkb.

Kredietwaardigheid verslechterd

De financiële positie van bedrijven in de industrie is per saldo achteruitgegaan. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op iets meer dan 81, tegenover bijna 89 in het voorgaande jaar. De branche doet het nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat daalde van ruim 86% naar bijna 78%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter: informatieverstrekking bij discussie opbrengstlimiet niet nodig

Gemeentes kunnen voor tal van diensten heffingen opleggen. Daarbij is er vaak discussie of de opbrengsten hiervan de kosten niet overschrijden. Door de rechter is nu beslist dat gemeentes bij dergelijke discussies geen informatie over opbrengsten en kosten meer hoeven te verstrekken.

Opbrengstlimiet

Handen

Voor de meeste gemeentelijke heffingen geldt dat de opbrengsten ervan de kosten niet te boven mogen gaan, de zogenaamde opbrengstlimiet. Gebeurt dat wel, dan komt de heffing geheel of gedeeltelijk te vervallen. Of de opbrengstlimiet wordt overschreden, moet blijken uit gemeentelijke stukken, zoals de begroting.

Informatievoorziening

Op basis van een arrest van de Hoge Raad werd er tot nu toe van uitgegaan dat gemeentes verplicht zijn om inzage te geven in de kosten en opbrengsten van heffingen. Op basis hiervan moeten belastingplichtigen zelf (kunnen) checken of een gemeente de opbrengstlimiet overschrijdt. 

Online mogelijkheden

De rechtbank is van mening dat het niet meer van deze tijd is dat gemeentes inzage geven in kosten en baten die van invloed zijn op de opbrengstlimiet. Deze informatie is tegenwoordig namelijk eenvoudig online te vinden. Een belastingplichtige had bezwaar gemaakt tegen zijn aanslagen afvalstoffenheffing, rioolbelasting en watersysteemheffing en aangevoerd dat ter zake de opbrengstlimiet was overschreden. Hij beklaagde zich erover dat de gemeente hem hiervoor niet van de noodzakelijke informatie had voorzien, maar de rechter ging hier niet in mee.

Rol gemachtigde

Behalve dat stukken inzake de gemeentelijke begroting eenvoudig online zijn te raadplegen, had de bezwaarmaker ook gebruikgemaakt van een professionele gemachtigde. Deze was volgens de rechtbank deskundig genoeg om te weten waar de benodigde informatie ter onderbouwing van het bezwaar te vinden was. De bezwaren werden dan ook afgewezen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voor het eerst in jaren laat de bouw een winstdaling zien

De bouw heeft de omzet in 2022 verder zien aantrekken, maar de winstontwikkeling was voor het eerst in jaren negatief. De omzet steeg met bijna 10%, terwijl de winst met ruim 14% daalde. Na een periode van groei lijkt de branche zich te moeten opmaken voor een krimp in 2023 en het volgende jaar.

Dit blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Bouw blijft achter bij het mkb-gemiddelde

De omzetgroei in de bouw van bijna 10% was veel sterker dan in 2021 (bijna 5%), maar dit lijkt vooral te komen door de hoge inflatie. De bouw blijft hiermee achter bij het mkb-gemiddelde van ruim 13%. De winstdaling van ruim 14% volgde op een winstgroei van ruim 7% in 2021. Ook in dit opzicht blijft de branche achter bij het mkb-cijfer (1,5% groei). De ontwikkeling van de brutomarge was weliswaar positief (2,7%), maar kon het mkb-gemiddelde van 6,6% evenmin bijbenen.

Grote verschillen binnen de bouw

Binnen de bouw liepen de resultaten sterk uiteen. Zo is het deel van de bouwbedrijven dat de omzet stabiel heeft zien blijven of heeft zien toenemen, gestegen van ruim 64% in 2021 naar bijna 70%. In bijna een kwart van de gevallen ging het zelfs om een omzetstijging van 50% of meer. Tegelijkertijd zag slechts ongeveer de helft van de bouwbedrijven de winst stabiliseren of stijgen (tegenover ruim 60% in 2021). Ruim 30% van de bedrijven in de bouw kreeg echter een winstdaling van 50% of meer voor de kiezen.

Krimp voor bouwinstallateurs

Wat betreft deelbranches is de omzetontwikkeling vooral sterk bij installateurs en de afwerking van gebouwen, op de voet gevolgd door de gespecialiseerde bouw. De winstontwikkeling was echter in al deze deelbranches negatief. Vooral bouwinstallateurs hielden in 2022 onderaan de streep aanmerkelijk minder over dan een jaar eerder, toen de cijfers heel erg goed waren.

Branches in Zicht Bouw

Loonkosten stijgen relatief beperkt

Uit de cijfers van SRA-BiZ blijkt dat de personeelskosten in de bouw in 2022 met bijna 7% zijn gestegen. Deze toename was minder sterk dan in 2021 (7,7%) en ook minder sterk dan gemiddeld in het mkb (ruim 10%). De loonkosten zijn met ruim 3% toegenomen, min of meer in lijn met een jaar eerder. In het mkb stegen de loonkosten gemiddeld met ruim 5%.

Financiële positie verslechterd

De financiële positie van bedrijven in de bouw is verslechterd. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat het percentage ondernemingen dat aan de financiële verplichtingen kan voldoen (een PD-rating <1%), is uitgekomen op 83,6. Dit betekent een teruggang ten opzichte van het voorgaande jaar (ruim 89). De branche doet het nog wel beter dan het mkb-gemiddelde, dat van 86,4% naar bijna 78% ging.

Posted in Niet gecategoriseerd

Terugdraaien startersvrijstelling overdrachtsbelasting niet mogelijk

Kopers van 18 tot 35 jaar oud kunnen bij aankoop van een eigen woning onder voorwaarden een beroep doen op een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Dit kan slecht één keer en een eenmaal gedaan verzoek kan niet teruggedraaid worden.

Startersvrijstelling

Pand

De vrijstelling van overdrachtsbelasting bij aankoop van een eigen woning wordt ook wel de startersvrijstelling genoemd. Kopers van 18 tot 35 jaar kunnen een beroep doen op deze vrijstelling. Voorwaarden hiervoor zijn verder onder meer dat de kopers zelf voor langere tijd de woning gaan bewonen en dat de waarde van de woning onder een bepaald bedrag blijft (de woningwaardegrens).

Let op! Deze woningwaardegrens bedraagt in 2023 € 440.000, maar gaat per 1 januari 2024 omhoog naar € 510.000. Heeft u een woning gekocht voor meer dan € 440.000 en maximaal € 510.000, dan zou het aantrekkelijk kunnen zijn om overdracht bij de notaris te verplaatsen naar 2024. Houd daarbij wel in de gaten dat u blijft voldoen aan de overige voorwaarden voor de startersvrijstelling (bijvoorbeeld de leeftijdsvoorwaarde!).

Eenmalig

Het beroep op de startersvrijstelling is slechts één keer mogelijk. Als een koper al eerder gebruikmaakte van de startersvrijstelling, kan dat dus niet nog een keer. De Belastingdienst bevestigde onlangs dat een nieuw verzoek ook niet mogelijk is als het eerdere verzoek wordt teruggedraaid.

Een belanghebbende die in 2022 voor het eerst een woning kocht en verzocht om toepassing van de startersvrijstelling, had deze vraag aan de Belastingdienst gesteld. Deze belanghebbende wilde namelijk in 2023 een duurdere woning kopen. Als de startersvrijstelling uit 2022 teruggedraaid zou worden, zou deze belanghebbende in 2023 een hogere vrijstelling kunnen krijgen. De Belastingdienst staat dit echter niet toe.

Gebruik startersvrijstelling

Uit monitoring van het gebruik van de startersvrijstelling blijkt dat in 2022 in 65.000 notariële akten een beroep is gedaan op de startersvrijstelling. Bij 7.000 hiervan werd deels ook een beroep gedaan op het 2%-tarief. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een van de partners niet aan de voorwaarden voor de startersvrijstelling voldoet (bijvoorbeeld vanwege het bereiken van de leeftijd van 35). In 2022 werd bij 133.000 notariële akten het 2%-tarief toegepast.

Posted in Niet gecategoriseerd

Winst en investeringsvermogen mkb onder druk

Het midden- en kleinbedrijf heeft over 2022 gemiddeld een flink lagere winstgroei laten zien dan in voorgaande jaren, zo blijkt uit het nieuwe SRA-Rapport ‘Branches in Zicht 2023, de harde cijfers van Nederlandse ondernemingen’.

Paul Dinkgreve, bestuurslid van SRA, maakt zich daarom grote zorgen over het mkb. “Als bedrijven nog meer winst moeten inleveren en lenen bovendien steeds duurder wordt, staan de investeringen onder druk, mede gezien het feit dat in het afgelopen jaar al minder ondernemingen kredietwaardig waren.”

Meer omzet, winst blijft achter

De winst in het mkb is in 2022 gemiddeld met 1,5% toegenomen ten opzichte van het jaar ervoor. Dat is mager in vergelijking met de winstgroei van bijna 38% in 2021. Nooit eerder in het SRA-BiZ-onderzoek was de winstgroei zo beperkt. Voor het eerst in jaren waren er bovendien meer bedrijven die hun winst zagen afnemen (53,3%) dan bedrijven waarvan de winst gelijk bleef of steeg. Wel waren de verschillen tussen en binnen de branches groot. Zo moesten de industrie en de bouw het doen met een behoorlijke winstdaling, terwijl de winstgroei juist duidelijk bovengemiddeld was in transport & logistiek, de horeca en de automotive.

Ook ten opzichte van de omzetontwikkeling was de winstgroei in het mkb erg bescheiden. De omzet is in 2022 namelijk met 13,1% gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. Het mkb heeft de hogere personeelskosten – die in 2022 met 10,2% stegen – en inflatie deels in de prijzen weten door te berekenen, maar daar zit vanwege de concurrentiepositie een grens aan.

Branches in Zicht Nederland

Hoge kosten en inflatie

De bedrijfskosten zijn in het mkb in het afgelopen jaar relatief sterk gestegen, met bijna 14%. Hierbij was de krappe arbeidsmarkt van grote invloed. De toename van de personeelskosten van ruim 10% was veel sterker dan in voorgaande jaren. De lonen stegen met gemiddeld 5,4%.

Dinkgreve: “Het mkb heeft met de omzetstijging deels de hoge inflatie en personeelskosten in de prijzen kunnen doorrekenen, maar daar zit omwille van de concurrentiepositie een grens aan. Een omzetstijging van 13,1% lijkt nog aardig, maar is geflatteerd gezien de inflatie. Voor 2023 zal de inflatie hoog blijven en de klap van de hogere loonkosten moet in 2023 door de cao-afspraken nog komen. Ook zie je al een krimp van de economie in het eerste kwartaal van 2023 en zijn er magere groeiverwachtingen. In die context moeten ondernemers investeren in de energietransitie, digitalisering en innovatie om toekomstbestendig te blijven. Ik maak me daar echt zorgen om.”

Vooral microbedrijven voelen druk

Jacco Vonhof, voorzitter van MKB-Nederland, deelt deze zorg. Vooral als het gaat om het kleinere mkb. Het merendeel van het mkb bestaat uit microbedrijven. Uit de analyse van SRA-BiZ blijkt dat de winstontwikkeling juist in dit segment onder druk staat. 57% van de bedrijven met een omzet tot 1 miljoen euro heeft de winst vorig jaar zien dalen. Bij bijna 40% ging het zelfs om een krimp van 50% of meer. “Bij deze bedrijven zit innovatie vaak in de genen en zij hebben de potentie om gezond te groeien en goede oplossingen te zoeken en te vinden voor alle grote vraagstukken die er liggen”, zegt Vonhof in het SRA-Rapport. “Maar voor deze ondernemers wordt het steeds moeilijker en duurder om aan financiering te komen voor alle noodzakelijke ontwikkelingen die in aantocht zijn.”

“Als het micro-mkb op achterstand komt, raakt alles uit balans. Dat zou voor onze economie en de totale breedte van het bedrijfsleven bepaald geen goede zaak zijn. Als kleine ondernemers bezwijken onder de gevolgen van de huidige ontwikkelingen en grote bedrijven alsmaar verder consolideren, wordt de economie eenzijdiger en verliezen we het broodnodige innovatieve vermogen van juist de microbedrijven.” Volgens Vonhof is het cruciaal dat de lasten voor ondernemers met Prinsjesdag nu niet verder worden verhoogd. “Dat het kabinet is gevallen, mag niet leiden tot verdere vertraging van de aanpak van de grote problemen die er spelen ten aanzien van klimaat, stikstof en op de arbeidsmarkt. We gaan er dan ook van uit dat belangrijke wetgeving doorgang vindt en behandeld blijft worden nu het kabinet demissionair is.”

Kredietwaardigheid verslechterd

Het risico dat een onderneming in het mkb binnen een jaar failliet gaat, berekent SRA aan de hand van de PD-rating (Probability of Default). Dit is feitelijk het vermogen tot betaling. Hoe lager de PD-rating, hoe beter de mogelijkheden voor externe financiering. Uit berekeningen van SRA-BiZ komt naar voren dat gemiddeld 77,9% van het mkb vorig jaar een PD-rating van onder de 1% liet zien. Voor het eerst in jaren betekent dit een verslechtering ten opzichte van het voorgaande jaar (in 2021 was dit 86,4%). Vanaf 2015 tot en met 2021 was consistent een stijging van dit percentage zichtbaar.

De verschillen in kredietwaardigheid binnen en tussen de branches waren opnieuw groot. In transport & logistiek en de automotive is de kredietwaardigheid verbeterd ten opzichte van 2021. Specialistische zakelijke dienstverleners, de industrie, de horeca en de detailhandel laten de sterkste achteruitgang zien. Absoluut gezien hebben de logistieke branche, de bouw en de automotive nu de hoogste kredietwaardigheid, specialistische zakelijke dienstverleners de laagste.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tijdig aanvragen 30% regeling luistert nauw

Werknemers die in een ander land zijn aangeworven, kunnen onder voorwaarden een deel van hun salaris onbelast uitbetaald krijgen. Eén van de voorwaarden is dat een verzoek om toepassing van de regeling tijdig bij de Belastingdienst binnen moet zijn. Die eis luistert nauw, zo bleek onlangs voor Hof Den Haag.

30%-regeling

Handtekening

De 30%-regeling is een tegemoetkoming in verband met de te maken kosten van werknemers die in een ander land zijn aangeworven. De regeling houdt in dat in beginsel 30% van het salaris onbelast kan worden uitbetaald. Een belangrijke voorwaarde is dat de werknemer over een specifieke deskundigheid beschikt.

Let op! De werknemer heeft in principe een specifieke deskundigheid als het salaris (exclusief de belastingvrije 30% vergoeding) in 2023 € 41.954 bedraagt. Als de werknemer jonger is dan 30 en een academische mastertitel heeft, geldt een lager bedrag. Voor wetenschappelijk onderzoekers die onderzoek doen bij bepaalde onderzoekinstellingen en voor artsen in opleiding tot specialist gelden geen salariseisen.

Beschikking vereist

Voor toepassing van de 30%-regeling is een beschikking vereist. Die kunt u aanvragen met een formulier dat u kunt downloaden vanaf de site van de Belastingdienst. Wilt u vanaf de eerste werkdag gebruik maken van de regeling, dan moet dit formulier binnen vier maanden na die dag bij de Belastingdienst binnen zijn. 

Let op! Is dit niet het geval, dan mag u pas gebruik maken van de regeling vanaf de eerste dag van de maand ná de maand waarin u het verzoek doet.

Termijn luistert nauw

In bovenvermelde zaak wilde een werknemer vanaf de eerste werkdag van de regeling gebruik maken. Zijn verzoek was echter niet binnen vier maanden erna bij de Belastingdienst binnen gekomen, maar zeven dagen na deze vier maanden. Volgens de werknemer was dit toch op tijd, omdat hij het formulier wel binnen vier maanden had verzonden.

Het Hof ging hier niet in mee. Volgens het Hof moet het formulier binnen vier maanden bij de Belastingdienst binnen zijn. Volgens het Hof is deze termijn ruim voldoende en is dit ook de meest logische uitleg van de wettelijke bepaling. Bovendien staat deze eis ook vermeld op het verzoek tot aanvraag van de 30%-regeling.

Werkelijke kosten of 30%-regeling?

U kunt er ook voor kiezen de werkelijke kosten van een werknemer volgens de normale vrijstellingsregels te vergoeden. Sinds dit jaar geldt dat u, zolang u de 30%-regeling mag toepassen, elk jaar moet kiezen of u de 30%-regeling toepast of dat u de werkelijke extraterritoriale kosten vergoedt. Die keuze maakt u in het eerste loontijdvak van het kalenderjaar waarin u extraterritoriale kosten vergoedt. Uw keuze geldt voor het hele kalenderjaar, zolang de 30%-beschikking in dat kalenderjaar loopt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter vindt bijtelling auto geen algemeen bekend feit

Als aan u een auto ter beschikking staat, is in beginsel de bijtelling vanwege het privé gebruik van toepassing. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vindt dit echter geen algemeen bekend feit. Dit betekent dat de Belastingdienst aanvullend bewijs nodig heeft voor het opleggen van een vergrijpboete wanneer de bijtelling niet is toegepast.

Werkzaam in autobranche

Auto

In de betreffende zaak had een belastingplichtige die zelf werkzaam was in de autobranche  geen bijtelling toegepast. De Belastingdienst corrigeerde zijn aangiften inkomstenbelasting over de betreffende jaren met zo’n €21.000 aan navorderingen plus ruim €2.650 aan vergrijpboetes.

Bewijslast inspecteur

Als de aangifte zodanig wordt ingevuld dat er te weinig belasting wordt betaald en er sprake is van ‘grove schuld’, kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen. De inspecteur moet dan wel bewijzen op grond van welke feiten en omstandigheden hij heeft aangenomen dat er sprake is van grove schuld. Daarnaast moet de inspecteur bewijzen dat deze feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan.

Algemene bekendheid voldoende?

De inspecteur stelde dat het voor degenen die werkzaam zijn in de autobranche van algemene bekendheid is dat voor een ter beschikking gestelde auto een bijtelling geldt vanwege het privé gebruik, tenzij er met de auto niet meer dan 500 kilometer privé wordt gereden. Nu belastingplichtige geen kilometerregistratie had bijgehouden en geen bijtelling had aangegeven, was hij ernstig nalatig geweest. Hij had moeten begrijpen dat hierdoor te weinig belasting zou worden geheven, aldus de inspecteur.

Bewijs onvoldoende

De rechtbank is echter van oordeel dat het gestelde niet van algemene bekendheid is. De inspecteur had de grove schuld niet op een andere wijze onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de grove schuld van de belanghebbende niet is gebleken. De rechtbank schrapt de boetes dan ook.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek hypotheekrente eigen woning bij scheiden

Heeft u een gezamenlijke eigen woning en gaat u scheiden? Houd dan ook rekening met uw aftrek hypotheekrente in uw aangifte inkomstenbelasting. Die kunt u namelijk niet in alle gevallen in aftrek blijven brengen.

Nog twee jaar aftrek hypotheekrente

Huwelijk

Gaat u scheiden en verlaat u de eigen woning? Dan heeft u daarna, onder voorwaarden, nog twee jaar recht op aftrek van de hypotheekrente van die woning.

Let op! U kunt alleen de betaalde rente in aftrek brengen voor uw aandeel in de woning en de hypotheekschuld. Is uw aandeel bijvoorbeeld 50%, dan kunt u ook maar 50% van de hypotheekrente in aftrek brengen.

Aftrek rente als partneralimentatie?

Betaalt u meer hypotheekrente dan uw aandeel? Dan is het meerdere niet aftrekbaar als hypotheekrente eigen woning. Mogelijk kunt u het meerdere wel als partneralimentatie in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting. Is uw aandeel in de woning en de hypotheekschuld bijvoorbeeld 50%, maar betaalt u 70% van de hypotheekrente? Dan kunt u 50% in aftrek brengen als hypotheekrente eigen woning en mogelijk 20% als partneralimentatie.

Let op! Dit kan alleen als u ook daadwerkelijk met elkaar afgesproken heeft dat u deze partneralimentatie betaalt. Leg dit daarom schriftelijk vast in de afspraken die u onderling met elkaar maakt. Komt het tot een rechtszaak, dan kan de rechter u ook verplichten tot het betalen van deze partneralimentatie.

Complex

Het voorgaande lijkt misschien relatief eenvoudig, maar de fiscale regels rondom een eigen woning bij echtscheiding omvatten veel meer. Ze kunnen bijzonder complex zijn in scheidingssituaties. Elke situatie is bovendien uniek en kan tot andere fiscale gevolgen leiden.

Zo ondervond ook een belastingplichtige die na de scheiding in de eigen woning bleef wonen die op naam stond van zijn ex-partner. De belastingplichtige kon de hypotheekrente niet in aftrek brengen, omdat hij geen juridische of economische eigenaar was van de woning. In de huwelijkse voorwaarden was wel een finaal verrekenbeding opgenomen, maar dat hielp de belastingplichtige niet. Door dit verrekenbeding verkreeg hij namelijk geen eigendomsrecht, maar een vorderingsrecht op 50% van de woning.

Win advies in

Als u niet voldoet aan de fiscale regels, heeft u mogelijk ook geen recht op aftrek hypotheekrente, terwijl u daar in uw onderlinge afspraken wel rekening mee hield. Het is daarom belangrijk om u al vroeg in het proces te laten informeren over de fiscale gevolgen van de keuzes en afspraken die u met elkaar wilt maken. Op dat moment kunt u namelijk nog andere keuzes maken. Als u zich pas bij het opstellen van uw aangifte inkomstenbelasting laat informeren, is dit over het algemeen niet meer mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder boete voor niet betalen MRB

Als u als geen of te weinig motorrijtuigenbelasting betaalt, riskeert u een boete. De boete bedraagt nu nog maximaal 100% van de te betalen belasting, maar is per 1 juli 2023 verlaagd naar 50%. Alleen in uitzonderingsgevallen blijft de boete maximaal 100%.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Auto

De mrb, ook wel wegenbelasting genoemd, moet betaald worden als u gebruikmaakt van de openbare weg. Mrb moet betaald worden voor een personenauto, bestelauto, vrachtauto, autobus en motor. Hoeveel mrb u betaalt, hangt onder meer af van het soort voertuig, het gewicht ervan en de brandstof waarop het voertuig rijdt.

Boete

Onder meer als u geen aangifte mrb heeft gedaan of als deze onjuist is, kan de verschuldigde MRB worden nageheven met een boete. Een boete komt nogal eens voor als automobilisten met een auto van de weg gebruikmaken, terwijl het kenteken geschorst is. Deze boete was even hoog als het bedrag dat niet betaald is, met een minimum van € 50 en een maximum van € 5.514. Sinds 1 juli 2023 is dit gewijzigd en bedraagt de boete in beginsel nog 50% van het niet betaalde bedrag.

Let op! Uitzonderingen

In uitzonderlijke gevallen kan nog wel een boete van 100% van de niet betaalde mrb volgen. Hiervan is onder meer sprake als men regelmatig de verschuldigde mrb niet betaalt.

Waarom lagere boetes?

De boetes worden verlaagd omdat de verschuldigde mrb in de loop der jaren fors is verhoogd. Omdat de boete gekoppeld is aan de verschuldigde mrb, zijn daardoor ook de boetes flink opgelopen. De staatssecretaris vindt dit niet meer passend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eisen verplichte energiebesparing aangescherpt

Bedrijven die veel energie verbruiken zijn verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen. Deze verplichting is per 1 juli 2023 aangescherpt. De verplichting gaat voor meer bedrijven gelden en er worden maatregelen verplicht gesteld die betrekking hebben op de productie van hernieuwbare energie en hernieuwbare energiedragers, dan wel de overstap hierop.

Verplichte energiebesparing

Industrie

Er bestaat al een energiebesparingsplicht voor bedrijven met een energiegebruik van ten minste 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas per jaar. Deze bedrijven zijn verplicht alle mogelijke energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar.

Besparingsplicht voor meer bedrijven

Nieuw is dat ook voor ETS-ondernemingen, de glastuinbouw en bedrijven die over een omgevingsvergunning milieu dienen te beschikken, de energiebesparingsplicht per 1 juli 2023 geldt. 

ETS-ondernemingen zijn bedrijven die verplicht moeten deelnemen aan het Emission Trade System, een handelssysteem voor de CO2-uitstoot van de industrie. In dat systeem moeten bedrijven voor elke ton aan CO2-uitstoot één emissierecht inleveren, dat men kan kopen en eventueel verhandelen.

Let op! Het aantal emissierechten wordt jaarlijks lager vastgesteld, zodat bedrijven ofwel steeds duurdere emissierechten moeten kopen, ofwel moeten investeren in het beperken van de uitstoot.

Maatregelenlijst energiebesparing

Met het oog op de verplichte energiebesparing is ook de erkende maatregelenlijst energiebesparing (EML) ontwikkeld. Op deze lijst staan 149 energiebesparende maatregelen, waarvan de terugverdientijd maximaal vijf jaar bedraagt. De EML bestaat uit de onderdelen gebouwen, faciliteiten en processen, waarbij voor ieder onderdeel diverse maatregelen zijn opgenomen.

Let op! Voor de glastuinbouw verschijnt de EML waarschijnlijk in juli 2023.

Onderzoeksplicht

Voor grote energieverbruikende bedrijven bestaat ook een onderzoeksplicht. Die geldt voor bedrijven met een jaarlijks energieverbruik vanaf 10 miljoen kWh elektriciteit of 170.000 m3 gas. Deze bedrijven moeten alle kosteneffectieve maatregelen onderzoeken én hiervoor een uitvoeringsplan opstellen. U kunt op een speciale site checken of u hieraan moet voldoen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bemiddeling bij thuiszorg, btw of niet?

Met de toenemende vergrijzing neemt ook de vraag naar thuiszorg toe. Maar is bemiddeling bij deze thuiszorg aan te merken als gezondheidskundige verzorging en dus vrijgesteld van btw? Hof Den Haag vond dat bij werkzaamheden die verder gingen dan alleen bemiddelen, wel het geval.

Zorgverlening via zzp’ers

Medisch

In bovenstaande zaak handelde het om een BV die thuiszorg aanbood via de inzet van zzp’ers. De BV was aangesloten bij een landelijke organisatie en functioneerde als ‘regionaal steunpunt’. De geboden thuiszorg kenmerkte zich door kleinschaligheid en direct contact via vaste aanspreekpunten.

Omvang dienstverlening

De omvang van de dienstverlening was breed. De BV zorgde voor de intake en de indicatie. De BV stelde vervolgens een zorgplan op en stelde het zorgteam samen, waarbij tal van zorgverleners konden worden ingezet. Ook stond de BV bij spoedgevallen klaar en zag toe op de voortgang en de kwaliteit van de zorg en zorgde aldus voor een altijd actueel zorgdossier.

Eén prestatie?

Het Hof boog zich allereerst over de vraag of er sprake was van één prestatie van de BV, de landelijke organisatie en de zorgverleners. Als dit het geval was, volgde het btw-tarief van de nevenprestatie namelijk het tarief van de hoofdprestatie (de zorg die btw-vrijgesteld is). Het Hof vond van niet. De zorgverleners hadden namelijk ieder een eigen takenpakket en voerden dit voor eigen rekening en risico uit. Zij droegen ieder ook de verantwoordelijkheid voor de eigen werkzaamheden en sloten waar nodig een verzekering af om de eigen aansprakelijkheid te kunnen dragen.

Vrijstelling toch van toepassing

Het Hof was echter toch van mening dat een vrijstelling voor medische diensten van toepassing was. De BV vervulde volgens het Hof namelijk een essentiële, specifieke rol bij het verlenen van de thuiszorg. Zonder deze werkzaamheden zou de thuiszorg immers niet van dezelfde kwaliteit zijn. De werkzaamheden zijn volgens het Hof dan ook niet enkel te typeren als bemiddeling, aangezien de BV niet alleen de betrokkenen bij elkaar bracht, maar ook de duur en de aard van de zorg bepaalde. Bovendien werd  het proces gecoördineerd en werd er gerapporteerd en beoordeeld of er wijzigingen nodig waren om de kwaliteit te garanderen. Het Hof achtte de dienstverlening dan ook, in tegenstelling tot de rechtbank eerder, vrijgesteld van btw.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag voor 1 oktober in EU betaalde btw terug

Heeft u vorig jaar btw betaald in een ander EU-land en betreft het een zakelijke aankoop, dan kunt u onder voorwaarden deze btw digitaal terugvragen. Doe dit vóór 1 oktober 2023.

Voorwaarden voor het terugvragen van btw

Administratie

Om btw terug te kunnen vragen die u in een ander EU-land heeft betaald, gelden in ieder geval drie voorwaarden:

  1. uw onderneming is gevestigd in Nederland; 
  2. u doet geen btw-aangifte in het EU-land; en
  3. u gebruikt de goederen of diensten voor bedrijfsactiviteiten die met btw belast zijn.

Om zeker te weten dat u in aanmerking komt om btw terug te vragen, kunt u ook gebruikmaken van een tool van de Belastingdienst.

Welke btw betreft het?

De terug te vragen btw betreft btw op aankopen in een ander EU-land, zoals btw op getankte brandstof. Het dient te gaan om zakelijke goederen of diensten die u gedeeltelijk of geheel gebruikt voor bedrijfsactiviteiten die met btw belast zijn. 

Inloggegevens

Als u de btw digitaal terug wilt vragen, dan kan dat via deze site. U heeft hiervoor inloggegevens nodig. Heeft u al eerder btw uit een EU-land teruggevraagd, dan gebruikt u de destijds verstrekte inloggegevens. Bent u deze eerder verstrekte inloggegevens kwijt, neem dan contact op met de Belastingtelefoon. Heeft u nog niet eerder btw uit een EU-land teruggevraagd, vraag dan inloggegevens aan via de site van de Belastingdienst (belastingdienst.nl zoekterm ‘btw buitenland aftrekken’).

Let op! Vraag de inloggegevens op tijd aan, want het verstrekken van deze gegevens kan maximaal vier weken duren. Zorg dus dat u hierdoor de termijn van 1 oktober niet overschrijdt.

Voorwaarden

Als u btw terugvraagt die u in een ander EU-land heeft betaald, gelden er voorwaarden die per land kunnen verschillen. Zo moet u in veel gevallen de facturen meesturen van de zaken waarvoor u de btw terugvraagt. Ook dit moet digitaal, dus zult u de facturen moeten scannen als u deze op papier heeft. Op een speciale site van de Belastingdienst vindt u alle informatie. Voor brandstof geldt voor de meeste landen de verplichting een factuur mee te sturen vanaf een bedrag van € 250 excl. btw. Voor overige goederen dient u in de meeste landen een factuur mee te sturen vanaf een bedrag van € 1.000 excl. btw. 

Minimumteruggave

Het minimum terug te vragen bedrag aan btw bedraagt per land per kalenderjaar € 50. Bij een lager bedrag beslist het betreffende land zelf of men u de btw restitueert. Ook als u uw verzoek te laat indient, beslist het betreffende EU-land zelf of u uw btw al dan niet terugkrijgt. Overigens mag u ook al in de loop van het jaar de btw terugvragen, als het bedrag aan btw minstens € 400 per kwartaal betreft.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst trekt uitstel coronabelastingschulden niet-betalers in

Tijdens de coronacrisis kon u ervoor kiezen om de betaling van uw belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Sinds 1 oktober 2022 moet u deze coronabelastingschulden aflossen en aan de overige voorwaarden van de betalingsregeling voldoen. Als u hier niet aan voldoet, ontvangt u in juli 2023 een brief waarin staat dat de Belastingdienst de betalingsregeling intrekt.

Voorwaarden betalingsregeling coronabelastingschulden

Sparen

De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 in beginsel in maandelijkse, gelijke termijnen worden afgelost. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd. Voorwaarde voor de betalingsregeling is dat u zich ook aan die maandelijkse aflossing houdt.

Andere voorwaarden zijn dat u tijdig de juiste belastingaangiften – onder meer btw en loonheffing – indient voor belastingen vanaf 1 oktober 2022 en dat u tijdig en volledig de betalingen doet die daaruit voortvloeien.

Brieven Belastingdienst

Als u een betalingsachterstand heeft op de coronabelastingschulden en/of de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022, ontving u daarover al meerdere brieven van de Belastingdienst. In deze brieven werd u gemaand om uw betalingsachterstand in te lopen.

Let op! De betalingsachterstand kan bestaan uit niet betaalde nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022, niet betaalde aflossingen op uw coronabelastingschulden of uit een combinatie van beide.

Intrekken betalingsregeling

Reageerde u niet op de laatste brief uit april 2023, dan ontvangt u in juli 2023 een brief van de Belastingdienst waarin de betalingsregeling wordt ingetrokken. De datum van de brief is 15 augustus 2023. Om invorderingsmaatregelen en bijkomende (veelal hoge) kosten te voorkomen, heeft u nog tot en met 28 augustus 2023 de tijd om in één keer het hele bedrag van uw coronabelastingschulden te betalen.

Tip! Loopt u maximaal één termijn achter in de coronabetalingsregeling, dan trekt de Belastingdienst niet meteen de betalingsregeling in. Het gaat dus om ondernemers die meer dan één termijn achterlopen en/of een structurele achterstand hebben op de nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Voorkomen intrekken betalingsregeling

Wilt u voorkomen dat de betalingsregeling wordt ingetrokken, dan moet u in ieder geval zorgen dat u aan alle nieuwe betalingsverplichtingen vanaf 1 oktober 2022 voldoet. Alleen dan kunt u nog vragen om aanpassing van de betalingsregeling van uw coronabelastingschulden.

Tip! U kunt dan onder meer verzoeken de schuld in zeven in plaats van vijf jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. Tot slot kunt u ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg van zo’n verzoek is wel dat uw af te lossen maandbedragen die daarna nog volgen, hoger worden.

Niet eens met intrekken betalingsregeling?

De staatssecretaris heeft toegezegd dat het intrekken van de betalingsregeling met de grootste zorgvuldigheid gebeurt. Is de intrekking niet terecht naar uw mening, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met de Belastingdienst. De Belastingdienst kan de intrekking dan mogelijk nog ongedaan maken.

Is dat niet mogelijk, dan kunt u in beroep tegen de intrekking van de betalingsregeling. Doe dit wel snel, want uw beroep moet vóór 25 augustus 2023 bij de Belastingdienst binnen zijn!

Uw beroep stuurt u naar:

Belastingdienst
T.a.v. de directeur
Postbus 100
6400 AC Heerlen

Invorderingsmaatregelen

Doet u niets, dan start de Belastingdienst met de invorderingsmaatregelen vanaf 1 september 2023. U ontvangt dan eerst een aanmaning. Als u dan nog niet betaalt, ontvangt u een dwangbevel. Betaalt u dan nog steeds niet, dan neemt de Belastingdienst verdere maatregelen. Dit kan betekenen dat de Belastingdienst beslag legt op bijvoorbeeld uw inventaris, auto of bankrekening en deze daarna verkoopt. De Belastingdienst kan ook uw faillissement aanvragen.

Let op! Aan een dwangbevel kunnen hoge kosten verbonden zijn. De hoogte van deze kosten hangt namelijk af van de hoogte van uw belastingschulden. Ook de kosten van een beslaglegging kunnen flink in de papieren lopen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Compensatie transitievergoeding diepslapers en afhandeling door UWV

Bent u als werkgever nog bezig met het recht op compensatie voor de transitievergoeding voor dienstverbanden van langdurig zieke werknemers van wie het opzegverbod al vóór 1 juli 2015 was verstreken? Maar waarbij u het dienstverband pas na 1 juli 2015 hebt beëindigd? Daarover is nu duidelijkheid.

Wat was de discussie?

Handen

De transitievergoeding bij het beëindigen door de werkgever van het dienstverband, dan wel het niet verlengen van een tijdelijk contract, is sinds 1 juli 2015 wettelijk geregeld. Er bestond discussie over de vraag of er voor werkgevers ook recht op compensatie bestaat voor de dienstverbanden van langdurig zieke werknemers waarbij het opzegverbod al vóór 1 juli 2015 was verstreken, maar waarbij de werkgever het dienstverband pas na 1 juli 2015 had beëindigd.

Het UWV was aanvankelijk van mening dat dit niet het geval was, omdat de werkgever voor de ingangsdatum van de transitievergoeding het dienstverband had kunnen beëindigen. Dergelijke compensatieverzoeken van zogeheten diepslapers werden door het UWV afgewezen. De werknemer had dan wel recht op een transitievergoeding, maar de werkgever kreeg deze niet gecompenseerd.

Standpunt jurisprudentie

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft vorig jaar juni echter bepaald dat ook voor ‘oude’ gevallen, voor wie tussen 1 juli 2015 en de inwerkingtredingsdatum van de compensatieregeling transitievergoeding is betaald bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, compensatie gevraagd kan worden. Hiermee wordt benadrukt dat het doel van de compensatieregeling is om werkgevers te stimuleren ‘slapende dienstverbanden’ te beëindigen door cumulatie van kosten voor de werkgever te compenseren. Wel geldt dat er niet meer gecompenseerd wordt dan de transitievergoeding berekend na twee jaar ziekte, met in achtneming van de huidige rekenregels.

Uitvoeringspraktijk UWV

Het UWV heeft inmiddels aangegeven hoe er omgegaan wordt met dergelijke compensatieverzoeken. 

Situatie 1

Stel dat u als werkgever in het verleden al een aanvraag voor compensatie had ingediend welke door het UWV was afgewezen, dan wijzigt die beslissing niet meer door de uitspraak van de CRvB. Het Ministerie van SZW heeft namelijk besloten dat het UWV herhaalde aanvragen niet opnieuw mag beoordelen.

Situatie 2

Heeft u als werkgever daarentegen nog niet eerder een aanvraag ingediend, maar is het langer dan zes maanden geleden dat de volledige transitievergoeding is betaald? Dan is een nieuwe aanvraag te laat, omdat de aanvraagtermijn inmiddels is verstreken. Een verzoek om compensatie moet immers binnen zes maanden na de uitbetaling worden ingediend. 

Situatie 3

In de overige situaties kunt u, als u nog slapende dienstverband heeft van vóór 1 juli 2015, deze beëindigen en daarvoor een compensatieverzoek indienen bij het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Denk na over uw fiscaal vriendelijke bedrijfsopvolging

Het kabinet heeft eerder al aanpassingen in de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen aangekondigd. De exacte details zijn nog niet bekend, maar deze zijn onlangs wel weer iets meer ingevuld. De voorgenomen aanpassingen zullen waarschijnlijk in drie etappes worden doorgevoerd.

Bedrijfsopvolgingsregelingen

Strategie

Voor het fiscaal vriendelijk schenken of vererven van een onderneming bestaan verschillende bedrijfsopvolgingsregelingen. Zo geldt er in de schenk- en erfbelasting een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde van de onderneming, voor zover de waarde hiervan niet meer bedraagt dan € 1.205.871 (bedrag 2023). Over het meerdere bedraagt de vrijstelling 83%. Deze vrijstelling wordt in de praktijk ook wel de BOR genoemd.

In de inkomstenbelasting is een doorschuifregeling opgenomen, in de praktijk ook wel DSR genoemd. Deze regeling voorziet in de mogelijkheid om de winst die bij schenken of vererven van een onderneming ontstaat, door te schuiven naar de opvolgers.

Voorgestelde aanpassingen

Het kabinet stelt verschillende aanpassingen van de huidige regelingen voor. Deze aanpassingen kunnen voor u betekenen dat u straks minder of geen recht meer heeft op een vrijstelling of een doorschuifregeling. De verschillende aanpassingen gelden niet allemaal vanaf 1 januari 2024, maar zijn ook gepland vanaf 1 januari 2025 of 1 januari 2026. 

Vanaf 2024

Vanaf 1 januari 2024 komen aan derden verhuurde onroerende zaken niet langer in aanmerking voor de BOR en de DSR.

Vanaf 2025

Vanaf 1 januari 2025:

  1. gaat het maximum van de 100% vrijstelling van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000. De vrijstelling van 83% over het meerdere wordt verlaagd naar 70%;
  2. wordt de mogelijkheid om een deel van het beleggingsvermogen ook onder de BOR te brengen, afgeschaft (de zogenaamde 5% doelmatigheidsmarge verdwijnt);
  3. komen bedrijfsmiddelen van € 100.000 of meer die meer dan 10% ook buiten uw onderneming (bijvoorbeeld voor privédoeleinden) worden gebruikt, niet meer volledig in aanmerking voor de BOR en de DSR, maar slechts voor het deel dat in de onderneming gebruikt wordt;
  4. hoeven degenen die uw onderneming overnemen niet al in dienstbetrekking te zijn om gebruik te kunnen maken van de DSR;
  5. gaat voor een schenking in de BOR en DSR een minimumleeftijd van de voortzetter van uw onderneming gelden van 21 jaar.

Vanaf 2026

Vanaf 1 januari 2026:

  1. gelden de BOR en de DSR alleen nog voor reguliere aandelen met een minimaal belang van 5%;
  2. komen er versoepelingen in de termijnen waarin u de onderneming al moet drijven en de termijnen waarin de overnemer de onderneming moet voortzetten (de zogenaamde bezit- en voortzettingseis). Mogelijk wordt de vijfjaarstermijn – die in veel gevallen geldt – ook verkort;
  3. wordt oneigenlijk gebruik van de BOR, zoals dubbel gebruik en constructies met personen van met name hoge leeftijd (de ‘rollatorinvesteringen’), aangepakt.

Let op! De voorgenomen ingangsdata van de verschillende maatregelen staan nog niet vast. Aankomende augustus besluit het kabinet hierover definitief. Daarna moeten de verschillende maatregelen nog in de Belastingplannen voor 2024 en 2025 worden opgenomen. Deze plannen worden op Prinsjesdag dit jaar, respectievelijk Prinsjesdag volgend jaar, aan de Tweede Kamer aangeboden. Vervolgens moeten ze ook nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen, voordat ze definitief zijn.

Tip! Niet alle aanpassingen hoeven een nadeel te zijn voor uw situatie. Zo kan de verhoging van de 100% vrijstelling en het afschaffen van de dienstbetrekkingseis in uw voordeel zijn.

Wilt u nog gebruikmaken van de huidige regelingen, wacht dan niet te lang en maak een afspraak met (een van) onze adviseurs over de mogelijke gevolgen van de aangekondigde aanpassingen voor uw situatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vakantiewerk of bijbaantje in de zomer

In de vakantie zijn er veel scholieren en studenten die een centje willen bijverdienen met een vakantiebaantje. Welke speciale regels zijn dan van toepassing? Belangrijke informatie voor jongeren én werkgevers op een rij.

Informatie voor jongeren

Handen

Studenten met studiefinanciering ‘oude regeling’

Voor mbo’ers en studenten in het hoger en universitair onderwijs die zich voor 1 september 2015 hebben ingeschreven én studiefinanciering ontvangen of ontvingen (het oude stelsel), geldt tot en met 2023 een beperking wat betreft de bijverdiensten. Deze grens ligt voor 2023 op ongeveer € 16.000 (bruto per jaar). 

Bijverdiensten studenten

Voor hbo- en wo-studenten zijn na de ‘oude regeling’ geen beperkingen meer met betrekking tot het bedrag dat zij mogen bijverdienen. Mbo’ers mochten dat niet, voor hen gold nog steeds dat zij ongeveer € 16.000,- mochten bijverdienen per kalenderjaar. Echter, de bijverdiensten over 2022 en 2023 worden voor hen in de praktijk al niet meer gecontroleerd. Deze verruiming is al goedgekeurd door de Tweede Kamer, maar moet ook nog door de Eerste Kamer worden geaccordeerd. 

Nieuwe studiefinancieringsregeling 2023-2024

Ook met de nieuwe studiefinanciering, die ingaat voor het studiejaar 2023-2024, geldt dat er onbeperkt mag worden bijverdiend mét behoud van basisbeurs en een eventuele aanvullende beurs.

Tip! Ook studenten in het mbo mogen vanaf het studiejaar 2023-2024 onbeperkt bijverdienen.

Kinderbijslag

Bijverdiensten van thuiswonende scholieren of studenten hebben geen gevolgen voor de kinderbijslag. 

Informatie voor de werkgever

Scholieren- en studentenregeling

Werkgevers kunnen voor vakantiewerkers gebruikmaken van de zogenaamde scholieren- en studentenregeling. Dit betekent dat voor de loonheffing de kwartaaltabel gebruikt kan worden. Hierdoor hoeft minder of soms geen loonheffing te worden ingehouden. De premies werknemersverzekeringen mogen daarnaast ook berekend worden met het kwartaalmaximum. In sommige gevallen betaalt u hierdoor minder premie.

Geen aangifte meer doen

Het voordeel van de regeling voor de student of scholier is dat in veel gevallen geen aangifte meer hoeft te worden gedaan en ze ook niet meer tot het volgende jaar hoeven te wachten totdat ze de te veel afgedragen loonheffing terugkrijgen. In plaats daarvan is het loon in de gewerkte periode netto hoger.

Extra regels jongeren wat betreft aantal uren werk

Bent u werkgever en werkt u met jongeren, dan gelden er extra, beperkende regels. Die zijn strenger naarmate het kind jonger is. Zo mogen kinderen van 13 en 14 jaar oud op vakantiedagen werken tussen 7.00 uur en 19.00 uur, met een maximum van 7 uur per dag en 5 dagen per week. In de vakantie mogen ze niet meer dan 4 weken werken, waarvan 3 aaneengesloten. Op schooldagen is werken niet toegestaan.

Jongeren van 15 jaar mogen tussen 7.00 uur en 19.00 uur maximaal 8 uur werken, maximaal 5 dagen per week. Het maximumaantal weken in de vakantie ligt nu op 6, waarvan 4 aaneengesloten.

Voor 16- en 17-jarigen zijn de eisen nog iets soepeler. Ze mogen tussen 6.00 uur en 22.00 uur werken of tussen 7.00 uur en 23.00 uur. Ze mogen maximaal 45 uur per week werken met een maximum van 160 uur in 4 weken.

Let op! Voor jongeren gelden ook aparte regels over het te verrichten soort werk. Zo mogen kinderen onder de 16 jaar bijvoorbeeld niet in de horeca werken als daar alcohol wordt verstrekt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zijn zonnepanelen zelfstandig bedrijfsmiddel?

Als u als ondernemer investeert in zonnepanelen, kunt u hierop afschrijven. Maar kunt u op de zonnepanelen afschrijven als zelfstandig bedrijfsmiddel, of als onderdeel van het gebouw waarop ze geplaatst zijn? Welke factoren zijn daarvoor van belang?

Zelfstandig of niet?

Bedrijfspand

Of zonnepanelen als zelfstandig bedrijfsmiddel zijn aan te merken, is volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant afhankelijk van het antwoord op de vraag of de zonnepanelen naar de opvattingen die leven in de maatschappij onderdeel uitmaken van de woning. Hierbij moeten alle omstandigheden van het geval in ogenschouw genomen worden. De rechtbank leidt dit af uit een arrest van de Hoge Raad. In de zaak die onlangs speelde had een woningcorporatie op door haar verhuurde woningen zonnepanelen laten plaatsen. De woningcorporatie wilde op de zonnepanelen zelfstandig afschrijven, maar hier ging de Belastingdienst niet mee akkoord.

Zonnepanelen zijn onderdeel van woning

Volgens de rechtbank zijn de zonnepanelen geen zelfstandig bedrijfsmiddel maar maken ze onderdeel uit van de woningen. De rechtbank overwoog dat de zonnepanelen gemonteerd zijn op de daken, maar zonder schade op andere daken kunnen worden gelegd. De zonnepaneleninstallatie is gekoppeld aan de stroomvoorziening van die woningen en voor het laten functioneren ervan zijn er aanpassingen nodig aan de elektrotechnische installatie van de woning. Daarnaast kwam de met de zonnepanelen opgewekte stroom ten goede aan de huurder van de woning. Op grond hiervan maken de zonnepanelen volgens de rechtbank naar de opvattingen die leven in de maatschappij deel uit van de woningen.

Geen werktuig

Werktuigen kunnen wel als zelfstandig bedrijfsmiddel worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt echter dat de zonnepanelen ook niet als werktuig kunnen worden aangemerkt en dus deel uitmaken van de woningen. Om voor de werktuigenvrijstelling in aanmerking te komen, moet er met betrekking tot de werktuigen in hoofdzaak sprake zijn van dienstbaarheid aan het (productie)proces dat in het gebouw plaatsvindt. Een werktuig dat een gebouw slechts beter geschikt maakt voor gebruik, valt niet onder de vrijstelling.

Let op! Het is nog niet bekend of tegen de uitspraak nog hoger beroep wordt aangetekend. Bovendien betekent deze uitspraak niet dat zonnepanelen per definitie in alle gevallen onderdeel zijn van het gebouw waarop zij geplaatst zijn. Andere feiten en omstandigheden kunnen tot een andere beoordeling leiden. In een eerdere uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant, met andere feiten en omstandigheden, lijkt de rechtbank in ieder geval niet tot het oordeel te komen dat de zonnepanelen onderdeel zijn van de schuur waarop zij geplaatst zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wijzigingen gedifferentieerde Awf-premie van de baan

Een aantal voorgenomen wijzigingen in de gedifferentieerde premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (Awf) gaat na uitgebreid onderzoek niet door. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer daarover onlangs geïnformeerd.

Waarom een gedifferentieerde Awf-premie?

Handtekening

Sinds de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is sprake van een hoge en lage Awf-premie. U mag als werkgever een lage Awf-premie toepassen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Voldoet u daar niet aan, dan betaalt u een hoge Awf-premie. De voorwaarden betreffen de arbeidsovereenkomsten van uw werknemers en zijn bedoeld om vergaande flexibele contracten tegen te gaan en vaste contracten te beschermen. 

Welke wijzigingen gaan niet door?

De wijzigingen die niet doorgaan betreffen drie gebieden:

  • Wijziging Besluit Wet financiering sociale verzekeringen en Besluit nadere regels oproepovereenkomsten
    Al eerder was goedgekeurd dat een tijdelijke urenuitbreiding niet standaard wordt aangemerkt als een tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst waarvoor de hoge Awf-premie geldt. Ook was al eerder goedgekeurd dat een arbeidsovereenkomst waarin met een werknemer meerdere arbeidsomvangen zijn afgesproken (met een aantal uren per dag/per week/per maand met een gelijkmatige loonspreiding) niet als een oproepovereenkomst wordt beschouwd. Oorspronkelijk zou deze goedkeuringen alleen voor de jaren 2020 tot en met 2023 gelden. De aangekondigde wijziging gaat echter niet door, waardoor u in deze situaties ook vanaf 2024 de lage premie kunt blijven toepassen.

  • Herzieningssituaties waarbij de lage Awf-premie moet worden afgedragen
    In de WAB worden vier herzieningssituaties beschreven, situaties waarin door de feiten achteraf alsnog de hoge AWF-premie gaat gelden. Deze zijn bedacht om te voorkomen dat vaste contracten flexibel kunnen worden ingezet. Twee zijn er inmiddels ingevoerd. De lage Awf-premie moet namelijk worden herzien als de arbeidsovereenkomst binnen twee maanden na aanvang eindigt en ook wanneer de parttime werknemer in een kalenderjaar meer dan 30% extra uren werkt dan contractueel is overeengekomen.

    De derde herzieningssituatie, waarin de werknemer binnen een jaar na aanvang van de arbeidsovereenkomst een werkloosheidsuitkering krijgt door urenverlies, is nog niet ingevoerd en wordt ook (nog) niet ingevoerd. Deze blijkt na onderzoek te complex en komt niet op grote schaal voor. Wel zal gemonitord worden of deze later alsnog moet worden ingevoerd. U hoeft dan op dit moment nog niet te beoordelen of de werknemer in de WW terecht is gekomen en u op grond van dit onderzoek zelf de AWF-premie dient te verhogen.

    De vierde herzieningssituatie, waarin de werknemer opnieuw een werkloosheidsuitkering krijgt nadat de derde situatie heeft plaatsgevonden, zal definitief niet ingevoerd worden. Deze is te complex en komt nauwelijks voor.

  • Seizoensarbeid
    Een lage Awf-premie voor seizoensarbeid blijkt na onderzoek niet te realiseren. Dat betekent dat bij seizoensarbeiders de hoge Awf-premie van toepassing blijft. 

    Er is onderzocht of een subsidieregeling ontwikkeld zou kunnen worden om de hoge Awf-premie te compenseren, maar dat bleek niet mogelijk. Het begrip ‘seizoensarbeid’ is namelijk niet eenduidig te definiëren. Daarbij is een subsidie staatssteun, die gericht moet zijn op stimulering van activiteiten. Dat is hier niet het geval en dat ligt juridisch heel moeilijk. 

    Verder zou een subsidieregeling op zo’n grote schaal risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik met zich meebrengen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te late melding betalingsonmacht blijft geldig voor Belastingdienst

Als bestuurder van een bv kunt u in bepaalde gevallen door de Belastingdienst in privé aansprakelijk gesteld worden als uw bv verschuldigde belasting niet betaalt. Het betreft met name de loon- en omzetbelasting. Aansprakelijk stellen wordt voor de Belastingdienst een stuk moeilijker als u betalingsproblemen tijdig meldt.

Melding betalingsproblemen belastingen

Euro

Als u als bestuurder voorziet dat uw bv niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen bij de Belastingdienst, kunt u dit melden bij de Belastingdienst. Doe dit wel tijdig. Tijdig melden betekent binnen twee weken nadat betaald had moeten worden.

Let op! Als uw bv ook de premies voor het bedrijfstakpensioenfonds niet kan betalen, moet u dit ook melden bij het bedrijfstakpensioenfonds. Besteedt uw bedrijfstakpensioenfonds de administratie uit aan een uitvoeringsinstituut, dan meldt u dit hier.

Te late melding

Onlangs kwam een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden, waarbij een dga de betalingsonmacht van zijn bv te laat bij de Belastingdienst had gemeld. De betreffende aanslagen waarvoor werd gemeld, werden later alsnog betaald, maar de bv bleef al die tijd door nieuwe onbetaalde aanslagen in een positie van betalingsachterstand verblijven. De bv ging op een later moment, dus nadat de eerdere betalingen wel waren gedaan, alsnog failliet. De Belastingdienst stelde daarop de dga in privé aansprakelijk voor een aantal belastingschulden.

Hof: melding blijft geldig

Het Hof was het met de dga eens dat de melding van betalingsonmacht nog steeds geldig was. De melding was destijds weliswaar te laat geweest en de betreffende belastingen waren wel betaald. De melding bleef echter van kracht voor de daaropvolgende aanslagen. 

Let op! Dit is alleen anders als de Belastingdienst na betaling van de aanslagen waarover oorspronkelijk betalingsonmacht is gemeld, laat weten de betalingsonmacht niet meer aanwezig te achten. Dit was in deze zaak niet gebeurd.

Geen onbehoorlijk bestuur

Nu de melding betalingsonmacht nog steeds van kracht was, kon de Belastingdienst de dga alleen nog aansprakelijk stellen in privé als er sprake zou zijn geweest van onbehoorlijk bestuur. De Belastingdienst kon dit echter niet hard maken en dus kwam de bestuursaansprakelijkheid te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te late melding betalingsonmacht blijft geldig voor Belastingdienst

Als bestuurder van een bv kunt u in bepaalde gevallen door de Belastingdienst in privé aansprakelijk gesteld worden als uw bv verschuldigde belasting niet betaalt. Het betreft met name de loon- en omzetbelasting. Aansprakelijk stellen wordt voor de Belastingdienst een stuk moeilijker als u betalingsproblemen tijdig meldt.

Melding betalingsproblemen belastingen

Euro

Als u als bestuurder voorziet dat uw bv niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen bij de Belastingdienst, kunt u dit melden bij de Belastingdienst. Doe dit wel tijdig. Tijdig melden betekent binnen twee weken nadat betaald had moeten worden.

Let op! Als uw bv ook de premies voor het bedrijfstakpensioenfonds niet kan betalen, moet u dit ook melden bij het bedrijfstakpensioenfonds. Besteedt uw bedrijfstakpensioenfonds de administratie uit aan een uitvoeringsinstituut, dan meldt u dit hier.

Te late melding

Onlangs kwam een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden, waarbij een dga de betalingsonmacht van zijn bv te laat bij de Belastingdienst had gemeld. De betreffende aanslagen waarvoor werd gemeld, werden later alsnog betaald, maar de bv bleef al die tijd door nieuwe onbetaalde aanslagen in een positie van betalingsachterstand verblijven. De bv ging op een later moment, dus nadat de eerdere betalingen wel waren gedaan, alsnog failliet. De Belastingdienst stelde daarop de dga in privé aansprakelijk voor een aantal belastingschulden.

Hof: melding blijft geldig

Het Hof was het met de dga eens dat de melding van betalingsonmacht nog steeds geldig was. De melding was destijds weliswaar te laat geweest en de betreffende belastingen waren wel betaald. De melding bleef echter van kracht voor de daaropvolgende aanslagen. 

Let op! Dit is alleen anders als de Belastingdienst na betaling van de aanslagen waarover oorspronkelijk betalingsonmacht is gemeld, laat weten de betalingsonmacht niet meer aanwezig te achten. Dit was in deze zaak niet gebeurd.

Geen onbehoorlijk bestuur

Nu de melding betalingsonmacht nog steeds van kracht was, kon de Belastingdienst de dga alleen nog aansprakelijk stellen in privé als er sprake zou zijn geweest van onbehoorlijk bestuur. De Belastingdienst kon dit echter niet hard maken en dus kwam de bestuursaansprakelijkheid te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belasting op benzine, diesel en lpg omhoog vanaf 1 juli

De prijzen van brandstoffen zullen per 1 juli 2023 waarschijnlijk stijgen. De oorzaak is het feit dat de accijnzen op benzine, diesel en lpg weer worden verhoogd. Deze accijnzen waren sinds 1 april vorig jaar verlaagd als compensatie voor de sterk gestegen marktprijzen van brandstof op de vrije markt. Dit was onder meer een gevolg van de oorlog in Oekraïne.

Stijging

Auto

De stijging van de accijnzen verschilt per brandstofsoort. Voor benzine is de stijging van de accijns het grootst met ongeveer 14 cent per liter. Voor diesel bedraagt de stijging zo’n 10 cent per liter en voor lpg 6 cent per liter.

Verdere stijging per 1 januari 2024

Op 1 januari 2024 worden de accijnzen geïndexeerd. De indexatie voor 2023 was uitgesteld om de brandstofprijzen binnen de perken te houden.

Voorraden

Voorraadhouders van brandstoffen, zoals pompstations, hoeven het verschil in accijns over de voorraden niet bij te betalen. Hiervoor is een uitzondering op de wet van toepassing  verklaard.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belasting op benzine, diesel en lpg omhoog vanaf 1 juli

De prijzen van brandstoffen zullen per 1 juli 2023 waarschijnlijk stijgen. De oorzaak is het feit dat de accijnzen op benzine, diesel en lpg weer worden verhoogd. Deze accijnzen waren sinds 1 april vorig jaar verlaagd als compensatie voor de sterk gestegen marktprijzen van brandstof op de vrije markt. Dit was onder meer een gevolg van de oorlog in Oekraïne.

Stijging

Auto

De stijging van de accijnzen verschilt per brandstofsoort. Voor benzine is de stijging van de accijns het grootst met ongeveer 14 cent per liter. Voor diesel bedraagt de stijging zo’n 10 cent per liter en voor lpg 6 cent per liter.

Verdere stijging per 1 januari 2024

Op 1 januari 2024 worden de accijnzen geïndexeerd. De indexatie voor 2023 was uitgesteld om de brandstofprijzen binnen de perken te houden.

Voorraden

Voorraadhouders van brandstoffen, zoals pompstations, hoeven het verschil in accijns over de voorraden niet bij te betalen. Hiervoor is een uitzondering op de wet van toepassing  verklaard.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Ondernemen in een keten 2023

Besteedt u weleens (een deel van) aangenomen werk uit aan een ander bedrijf? Dan wordt u aangemerkt als aannemer en kunt u aansprakelijk zijn voor de niet-betaalde loonheffingen van uw onderaannemers. Ook als u werknemers inleent van anderen kunt u aansprakelijk zijn. Zorg dat u uw zaken goed heeft geregeld en beperk daarmee uw keten- en inlenersaansprakelijkheid.

Is (een deel van) het door u aangenomen werk uitbesteed aan een onderaannemer, dan is het mogelijk dat deze onderaannemer dit op zijn beurt weer (deels) uitbesteedt aan een andere onderaannemer. Ook deze onderaannemer kan het werk weer verder uitbesteden. Op deze manier ontstaat een keten van aannemers en onderaannemers.

Ketenaansprakelijkheid

Handen

Ketenaansprakelijkheid houdt in dat als één onderaannemer zijn loonheffingen (verzamelterm voor loonbelasting, premies volks- en werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw) over het aangenomen werk niet betaalt, elk van de aannemers in de keten vóór hem hoofdelijk, dus in persoon, aansprakelijk is voor deze loonheffingen. U kunt als (hoofd)aannemer dus aansprakelijk worden gesteld voor de niet-betaalde loonheffingen van elk van uw onderaannemers. De keten van aansprakelijkheid eindigt namelijk pas bij de hoofdaannemer.

Let op! Een opdrachtgever kan niet aansprakelijk gesteld worden, tenzij het gaat om een van de volgende situaties:
1. De opdrachtgever wordt aangemerkt als aannemer omdat hij in het kader van zijn gewone onderneming zonder opdracht van een ander een stoffelijk werk koopt (hij is dan een eigenbouwer).
2. Opdrachtgevers in de confectiesector en kopers van nog te vervaardigen kleding.

Inlenersaansprakelijkheid

Inlenersaansprakelijkheid is aan de orde wanneer een werkgever werknemers inleent van een andere werkgever (veelal via een uitzend- of payrollbureau) om deze onder zijn leiding of toezicht te laten werken. Betaalt de eigenlijke werkgever de door hem verschuldigde loonheffingen en eventuele btw geheel of ten dele niet, dan kan de inlener via inlenersaansprakelijkheid aansprakelijk worden gesteld voor het niet-betaalde bedrag. Ook kan de Belastingdienst via inlenersaansprakelijkheid (bij doorlenen) of via ketenaansprakelijkheid de andere bedrijven in de keten aanspreken.

Aannemer en ketenaansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid is alleen van toepassing als u wordt aangemerkt als aannemer. Hiervan is sneller sprake dan u wellicht denkt. De ketenaansprakelijkheid komt dan ook niet alleen voor in de bouw, maar ook in andere branches. Een aannemer is namelijk iedere natuurlijke of rechtspersoon die, anders dan in dienstbetrekking, een werk van stoffelijke aard uitvoert tegen een te betalen prijs.

Zoals aangegeven, valt een eigenbouwer ook onder de ketenaansprakelijkheid. Een eigenbouwer is degene die zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen buiten dienstbetrekking in de normale bedrijfsuitoefening van zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert. Hieruit volgt dat – om als eigenbouwer te worden aangemerkt – de volgende vijf voorwaarden gelden:

  1. Er moet sprake zijn van een werk van stoffelijke aard.
  2. Er is daartoe een opdracht van een opdrachtgever ontvangen.
  3. De werkzaamheden vinden niet in dienstbetrekking plaats.
  4. Er dient sprake te zijn van een bedrijf.
  5. De werkzaamheden vinden plaats binnen de normale bedrijfsuitoefening.

Werk van stoffelijke aard

Voorbeelden van een werk van stoffelijke aard zijn bijvoorbeeld het tot stand brengen van bouwwerken, de aanleg van wegen, het onderhoud van gebouwen en herstelwerkzaamheden van allerlei aard. Maar ook het verpakken van zaken, het bewerken van groente en schoonmaakwerkzaamheden kunnen worden aangemerkt als werk van stoffelijke aard.

Tip! Werken of producten die met name door geestelijke of intellectuele arbeid ontstaan, worden niet aangemerkt als werk van stoffelijke aard. Denk daarbij aan werkzaamheden van architecten, musici, auteurs en adviseurs. Voor deze werken geldt de ketenaansprakelijkheid niet.

Werk buiten dienstbetrekking

Ook als de uitvoering van het werk plaatsvindt door een werknemer van degene die de opdracht heeft gegeven, geldt de ketenaansprakelijkheid niet. De ketenaansprakelijkheid geldt daarnaast alleen als het werk wordt uitgevoerd tegen een te betalen prijs. Hiervan is al snel sprake. Werken tegen een te betalen prijs zijn namelijk niet alleen de aangenomen werken tegen een vooraf bepaalde prijs, maar ook de regieovereenkomsten waarbij achteraf de prijs wordt bepaald aan de hand van gebruikte materialen en gewerkte uren.

Geen ketenaansprakelijkheid

In de volgende gevallen geldt de ketenaansprakelijkheid niet:

  • Als blijkt dat het niet betalen van de loonheffing zowel niet aan u als aan uw onderaannemer (of diens onderaannemer(s)) te wijten is. Denk hierbij aan niet betalen door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.
  • Als het werk geheel of voor meer dan 50% wordt verricht op de plaats waar de onderneming van uw onderaannemer gevestigd is. Deze uitzondering geldt niet als het gaat om werk in de confectiesector.
  • Als het uitgevoerde werk een klein onderdeel vormt van een gesloten koop-/ 
    verkoopovereenkomst van een bestaande zaak; denk bijvoorbeeld aan montage van een machine. Dit zal vaak blijken uit het geringe aandeel van het uitgevoerde werk in de totale koopprijs.

Hoogte aansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid geldt voor de loonheffingen. Daarnaast kunt u aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde kosten en rente. De Belastingdienst moet dan wel aantonen dat deze kosten en rente mede aan u te wijten zijn. U kunt ook aansprakelijk gesteld worden voor het toegepaste anoniementarief (52% inhouding en geen heffingskortingen en premiemaxima). Dit tarief geldt in principe wanneer de werknemers niet voldoende geïdentificeerd zijn, omdat bijvoorbeeld een kopie van het paspoort ontbreekt. U bent echter niet aansprakelijk voor de boete die in de naheffingsaanslag van uw onderaannemer is opgenomen.

Tip! In tegenstelling tot de inlenersaansprakelijkheid kent de ketenaansprakelijkheid geen aansprakelijkheid voor niet-betaalde omzetbelasting.

Beperk uw aansprakelijkheid

Als (onder)aannemer kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het opnemen van een kettingbeding, het registreren van de juiste gegevens en het storten van bedragen die overeenkomen met de loonheffingen die de onderaannemer in verband met het werk moet afdragen op een geblokkeerde rekening (G-rekening).

Aanvragen verklaring betalingsgedrag

Uw onderaannemer kan de Belastingdienst vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen heeft betaald. Deze verklaring geeft u als aannemer een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen enkele vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid.

Opnemen kettingbeding

Neem, waar mogelijk, altijd een kettingbeding op in het contract met uw onderaannemer, zodat uw onderaannemer het werk niet verder kan uitbesteden en/of ingeleende werknemers kan inschakelen zonder uw toestemming. De opdrachtgever/onderaannemer doet er goed aan in de overeenkomst een kettingbeding op te nemen met het recht om regelmatig na te gaan of de verloning wel op een juiste wijze gebeurt en of de administratie op orde is. Deze controles (al dan niet uitgevoerd door een externe partij) moeten vervolgens ook daadwerkelijk plaatsvinden. Op die manier houdt een opdrachtgever/onderaannemer de vinger aan de pols en kan hij invloed uitoefenen op de betaling.

Ook kan in de overeenkomst met kettingbeding een boetebepaling worden opgenomen wanneer de gemaakte afspraken niet worden nageleefd. De (onder)aannemer is dan een boete verschuldigd aan zijn opdrachtgever.

Let op! Een kettingbeding geeft u controle over het aantal onderaannemers in de keten en de risico’s die u daarbij loopt, maar geeft u geen vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid wanneer het werk toch wordt uitbesteed.

Registratie van gegevens

Het komt voor dat de Belastingdienst de loonheffingen, waarvoor u als aannemer aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd naar het reguliere tarief indien u de identiteit van de werknemer van uw onderaannemer en het loon per werknemer en per werk kunt aantonen en als u kunt aantonen dat de werknemers over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikken. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert:

  • NAW-gegevens, geboortedatum, Burgerservicenummer (BSN)
  • Nationaliteit
  • Soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • Aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie, NAW-gegevens onderaannemer
  • Een specificatie van de gewerkte uren
  • Naam, adres en woonplaats van de onderaannemer

Let op! In verband met privacyregels mag u geen kopie ID-bewijs van de werknemers van uw opdrachtnemers in uw bezit hebben, tenzij het gaat om een werknemer van buiten de EU. Voor deze werknemers moet u juist wel weer een kopie ID-bewijs hebben en bewaren om te kunnen bewijzen dat zij in Nederland mogen werken.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de onderaannemer. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw onderaannemer dat bestemd is voor loonheffingen te storten op de G-rekening. Bij inlening kan ook de verschuldigde btw naar de G-rekening worden overgemaakt. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten. Daarnaast moeten uit uw administratie de gegevens van de factuur, de geleverde prestatie en een manurenadministratie blijken. Een G-rekeningnummer bevat altijd de cijfers 099 op de 3 posities direct na de uit 4 letters bestaande bankcode. Als u op de juiste wijze betaalt op de G-rekening van de opdrachtnemer (met de juiste gegevens en met factuur en manurenregistratie), wordt u als aannemer voor het gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen hoger zijn dan uw storting.

Let op! Als gevolg van de coronacrisis hadden bedrijven behoefte aan liquide middelen. Om ondernemingen die geraakt zijn door de coronacrisis, zoals de bouw en de uitzendbranche, tegemoet te komen, kan de G-rekening op verzoek tijdelijk gedeblokkeerd worden. Voorwaarde hierbij is wel dat deze ondernemers uitstel van betaling hebben aangevraagd in verband met corona en geen sprake is van misbruik. Ze krijgen zo dezelfde voordelen als ondernemers zonder G-rekening. Het versoepelde beleid omtrent de G-rekening geldt tot het einde van het bijzonder uitstel, inclusief de betalingsregeling, dus uiterlijk tot 1 oktober 2027.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen, voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het minimumloon.

Zowel de formele werkgever bij wie een werknemer in dienst is als de materiële werkgever, dus de derde bij wie hij de werkzaamheden feitelijk verricht, is hoofdelijk aansprakelijk voor het aan de werknemer verschuldigde (cao-)loon. De werknemer moet bij die derde werken ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of van aanneming van werk.

Let op! Ook dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de werknemer de opvolgende aannemer/opdrachtgever aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is. Een werknemer kan in een betaalperiode voor meerdere opdrachtgevers werken. Denk aan een schoonmaker die iedere maand bij meerdere opdrachtgevers kantoren schoonmaakt. In dat geval kan hij bij onderbetaling iedere opdrachtgever afzonderlijk aansprakelijk stellen op basis van het aantal uren dat hij voor die opdrachtgever heeft gewerkt.

In twee situaties mag een werknemer de rest van de keten overslaan en direct naar de hoofdopdrachtgever stappen. Dit is het geval als het achterstallige loon na een jaar nog steeds niet is betaald en bij ernstige onderbetaling. Dan mag de werknemer al na een halfjaar naar de hoofdopdrachtgever stappen. Van ernstige onderbetaling is sprake als de werknemer minstens drie maanden lang minder dan de helft krijgt van het afgesproken loon of als de werknemer minstens drie maanden lang minder dan 70% krijgt van het minimumloon en de minimumvakantiebijslag. In beide gevallen gaat de teller pas lopen wanneer de werknemer een vordering indient bij de werkgever en de hoofdopdrachtgever hierover informeert.

De rechter oordeelt of u als aannemer/opdrachtgever aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige cao-loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidsstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (en wanneer het gaat om inlening bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl)), beoordeling van de keurmerken (bijvoorbeeld Vca-certificering), lidmaatschap van brancheorganisaties (zoals de ABU en de NBBU) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst).

Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten (kettingbeding). Bij signalen over mogelijke onderbetaling dient u direct actie richting de betreffende lagere schakel(s) in de keten te ondernemen. Als u kunt aantonen dat u zowel voor- als achteraf voldoende inzet heeft getoond om onderbetaling te voorkomen, zal niet snel verwijtbaarheid worden aangenomen.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u signalen krijgt dat de onderaannemer zijn werknemer niet meer (volledig) betaalt.

Verplichte inschrijving Kamer van Koophandel

Uitleners moeten zich in het Handelsregister van de KvK registreren. Uitleners zijn bijvoorbeeld uitzendbureaus, payrollbedrijven, banenpools en aannemers. Deze verplichting geldt ook voor bedrijven die eenmalig en voor korte tijd een werknemer bij een andere werkgever laten werken. De registratieverplichting geldt voor zowel Nederlandse als buitenlandse uitleners. Niet-geregistreerde uitleners worden beboet.

Iedereen die zich inschrijft bij de KvK ontvangt een SBI-code. SBI staat voor Standaard Bedrijfsindeling 2008. De gangbaarste SBI-codes voor flexwerkgevers zijn:

  • 78201 Uitzendonderneming
  • 78202 Uitleenbedrijf
  • 78203 Banenpools
  • 7830 Payrollbedrijven

Er zijn drie uitzonderingen. Zo geldt de registratieplicht niet voor:

  1. het ter beschikking stellen van arbeidskrachten ten behoeve van een geleverde zaak of een tot stand gebracht werk (denk aan de aanneming van werk);
  2. collegiale uitlening: het bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk ter beschikking stellen van arbeidskrachten, onder de voorwaarden dat de uitleen van korte duur is en de uitlener niet meer aan de inlener in rekening brengt dan zijn eigen kosten (dus zonder winstopslag);
  3. intra-concernuitlening: het ter beschikking stellen van arbeidskrachten voor het verrichten van arbeid in een andere onderneming van dezelfde ondernemer. Ook de situatie waarin de directeur-grootaandeelhouder in loondienst is bij de holding en door de holding ter beschikking wordt gesteld aan een of meer werkmaatschappijen valt onder deze uitzondering.

De ketenaansprakelijkheid op grond van de WAS geldt, evenals de ketenaansprakelijkheid voor de loonheffingen, alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet ketenaansprakelijk gesteld worden. 

Tot slot

Aansprakelijkheid voor loonheffingen, btw of door een werkgever niet betaald salaris kan grote financiële gevolgen voor uw onderneming hebben. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Ondernemen in een keten 2023

Besteedt u weleens (een deel van) aangenomen werk uit aan een ander bedrijf? Dan wordt u aangemerkt als aannemer en kunt u aansprakelijk zijn voor de niet-betaalde loonheffingen van uw onderaannemers. Ook als u werknemers inleent van anderen kunt u aansprakelijk zijn. Zorg dat u uw zaken goed heeft geregeld en beperk daarmee uw keten- en inlenersaansprakelijkheid.

Is (een deel van) het door u aangenomen werk uitbesteed aan een onderaannemer, dan is het mogelijk dat deze onderaannemer dit op zijn beurt weer (deels) uitbesteedt aan een andere onderaannemer. Ook deze onderaannemer kan het werk weer verder uitbesteden. Op deze manier ontstaat een keten van aannemers en onderaannemers.

Ketenaansprakelijkheid

Handen

Ketenaansprakelijkheid houdt in dat als één onderaannemer zijn loonheffingen (verzamelterm voor loonbelasting, premies volks- en werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw) over het aangenomen werk niet betaalt, elk van de aannemers in de keten vóór hem hoofdelijk, dus in persoon, aansprakelijk is voor deze loonheffingen. U kunt als (hoofd)aannemer dus aansprakelijk worden gesteld voor de niet-betaalde loonheffingen van elk van uw onderaannemers. De keten van aansprakelijkheid eindigt namelijk pas bij de hoofdaannemer.

Let op! Een opdrachtgever kan niet aansprakelijk gesteld worden, tenzij het gaat om een van de volgende situaties:
1. De opdrachtgever wordt aangemerkt als aannemer omdat hij in het kader van zijn gewone onderneming zonder opdracht van een ander een stoffelijk werk koopt (hij is dan een eigenbouwer).
2. Opdrachtgevers in de confectiesector en kopers van nog te vervaardigen kleding.

Inlenersaansprakelijkheid

Inlenersaansprakelijkheid is aan de orde wanneer een werkgever werknemers inleent van een andere werkgever (veelal via een uitzend- of payrollbureau) om deze onder zijn leiding of toezicht te laten werken. Betaalt de eigenlijke werkgever de door hem verschuldigde loonheffingen en eventuele btw geheel of ten dele niet, dan kan de inlener via inlenersaansprakelijkheid aansprakelijk worden gesteld voor het niet-betaalde bedrag. Ook kan de Belastingdienst via inlenersaansprakelijkheid (bij doorlenen) of via ketenaansprakelijkheid de andere bedrijven in de keten aanspreken.

Aannemer en ketenaansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid is alleen van toepassing als u wordt aangemerkt als aannemer. Hiervan is sneller sprake dan u wellicht denkt. De ketenaansprakelijkheid komt dan ook niet alleen voor in de bouw, maar ook in andere branches. Een aannemer is namelijk iedere natuurlijke of rechtspersoon die, anders dan in dienstbetrekking, een werk van stoffelijke aard uitvoert tegen een te betalen prijs.

Zoals aangegeven, valt een eigenbouwer ook onder de ketenaansprakelijkheid. Een eigenbouwer is degene die zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen buiten dienstbetrekking in de normale bedrijfsuitoefening van zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert. Hieruit volgt dat – om als eigenbouwer te worden aangemerkt – de volgende vijf voorwaarden gelden:

  1. Er moet sprake zijn van een werk van stoffelijke aard.
  2. Er is daartoe een opdracht van een opdrachtgever ontvangen.
  3. De werkzaamheden vinden niet in dienstbetrekking plaats.
  4. Er dient sprake te zijn van een bedrijf.
  5. De werkzaamheden vinden plaats binnen de normale bedrijfsuitoefening.

Werk van stoffelijke aard

Voorbeelden van een werk van stoffelijke aard zijn bijvoorbeeld het tot stand brengen van bouwwerken, de aanleg van wegen, het onderhoud van gebouwen en herstelwerkzaamheden van allerlei aard. Maar ook het verpakken van zaken, het bewerken van groente en schoonmaakwerkzaamheden kunnen worden aangemerkt als werk van stoffelijke aard.

Tip! Werken of producten die met name door geestelijke of intellectuele arbeid ontstaan, worden niet aangemerkt als werk van stoffelijke aard. Denk daarbij aan werkzaamheden van architecten, musici, auteurs en adviseurs. Voor deze werken geldt de ketenaansprakelijkheid niet.

Werk buiten dienstbetrekking

Ook als de uitvoering van het werk plaatsvindt door een werknemer van degene die de opdracht heeft gegeven, geldt de ketenaansprakelijkheid niet. De ketenaansprakelijkheid geldt daarnaast alleen als het werk wordt uitgevoerd tegen een te betalen prijs. Hiervan is al snel sprake. Werken tegen een te betalen prijs zijn namelijk niet alleen de aangenomen werken tegen een vooraf bepaalde prijs, maar ook de regieovereenkomsten waarbij achteraf de prijs wordt bepaald aan de hand van gebruikte materialen en gewerkte uren.

Geen ketenaansprakelijkheid

In de volgende gevallen geldt de ketenaansprakelijkheid niet:

  • Als blijkt dat het niet betalen van de loonheffing zowel niet aan u als aan uw onderaannemer (of diens onderaannemer(s)) te wijten is. Denk hierbij aan niet betalen door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.
  • Als het werk geheel of voor meer dan 50% wordt verricht op de plaats waar de onderneming van uw onderaannemer gevestigd is. Deze uitzondering geldt niet als het gaat om werk in de confectiesector.
  • Als het uitgevoerde werk een klein onderdeel vormt van een gesloten koop-/ 
    verkoopovereenkomst van een bestaande zaak; denk bijvoorbeeld aan montage van een machine. Dit zal vaak blijken uit het geringe aandeel van het uitgevoerde werk in de totale koopprijs.

Hoogte aansprakelijkheid

De ketenaansprakelijkheid geldt voor de loonheffingen. Daarnaast kunt u aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde kosten en rente. De Belastingdienst moet dan wel aantonen dat deze kosten en rente mede aan u te wijten zijn. U kunt ook aansprakelijk gesteld worden voor het toegepaste anoniementarief (52% inhouding en geen heffingskortingen en premiemaxima). Dit tarief geldt in principe wanneer de werknemers niet voldoende geïdentificeerd zijn, omdat bijvoorbeeld een kopie van het paspoort ontbreekt. U bent echter niet aansprakelijk voor de boete die in de naheffingsaanslag van uw onderaannemer is opgenomen.

Tip! In tegenstelling tot de inlenersaansprakelijkheid kent de ketenaansprakelijkheid geen aansprakelijkheid voor niet-betaalde omzetbelasting.

Beperk uw aansprakelijkheid

Als (onder)aannemer kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het opnemen van een kettingbeding, het registreren van de juiste gegevens en het storten van bedragen die overeenkomen met de loonheffingen die de onderaannemer in verband met het werk moet afdragen op een geblokkeerde rekening (G-rekening).

Aanvragen verklaring betalingsgedrag

Uw onderaannemer kan de Belastingdienst vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen heeft betaald. Deze verklaring geeft u als aannemer een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen enkele vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid.

Opnemen kettingbeding

Neem, waar mogelijk, altijd een kettingbeding op in het contract met uw onderaannemer, zodat uw onderaannemer het werk niet verder kan uitbesteden en/of ingeleende werknemers kan inschakelen zonder uw toestemming. De opdrachtgever/onderaannemer doet er goed aan in de overeenkomst een kettingbeding op te nemen met het recht om regelmatig na te gaan of de verloning wel op een juiste wijze gebeurt en of de administratie op orde is. Deze controles (al dan niet uitgevoerd door een externe partij) moeten vervolgens ook daadwerkelijk plaatsvinden. Op die manier houdt een opdrachtgever/onderaannemer de vinger aan de pols en kan hij invloed uitoefenen op de betaling.

Ook kan in de overeenkomst met kettingbeding een boetebepaling worden opgenomen wanneer de gemaakte afspraken niet worden nageleefd. De (onder)aannemer is dan een boete verschuldigd aan zijn opdrachtgever.

Let op! Een kettingbeding geeft u controle over het aantal onderaannemers in de keten en de risico’s die u daarbij loopt, maar geeft u geen vrijwaring voor de ketenaansprakelijkheid wanneer het werk toch wordt uitbesteed.

Registratie van gegevens

Het komt voor dat de Belastingdienst de loonheffingen, waarvoor u als aannemer aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd naar het reguliere tarief indien u de identiteit van de werknemer van uw onderaannemer en het loon per werknemer en per werk kunt aantonen en als u kunt aantonen dat de werknemers over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikken. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert:

  • NAW-gegevens, geboortedatum, Burgerservicenummer (BSN)
  • Nationaliteit
  • Soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • Aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie, NAW-gegevens onderaannemer
  • Een specificatie van de gewerkte uren
  • Naam, adres en woonplaats van de onderaannemer

Let op! In verband met privacyregels mag u geen kopie ID-bewijs van de werknemers van uw opdrachtnemers in uw bezit hebben, tenzij het gaat om een werknemer van buiten de EU. Voor deze werknemers moet u juist wel weer een kopie ID-bewijs hebben en bewaren om te kunnen bewijzen dat zij in Nederland mogen werken.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de onderaannemer. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw onderaannemer dat bestemd is voor loonheffingen te storten op de G-rekening. Bij inlening kan ook de verschuldigde btw naar de G-rekening worden overgemaakt. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten. Daarnaast moeten uit uw administratie de gegevens van de factuur, de geleverde prestatie en een manurenadministratie blijken. Een G-rekeningnummer bevat altijd de cijfers 099 op de 3 posities direct na de uit 4 letters bestaande bankcode. Als u op de juiste wijze betaalt op de G-rekening van de opdrachtnemer (met de juiste gegevens en met factuur en manurenregistratie), wordt u als aannemer voor het gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen hoger zijn dan uw storting.

Let op! Als gevolg van de coronacrisis hadden bedrijven behoefte aan liquide middelen. Om ondernemingen die geraakt zijn door de coronacrisis, zoals de bouw en de uitzendbranche, tegemoet te komen, kan de G-rekening op verzoek tijdelijk gedeblokkeerd worden. Voorwaarde hierbij is wel dat deze ondernemers uitstel van betaling hebben aangevraagd in verband met corona en geen sprake is van misbruik. Ze krijgen zo dezelfde voordelen als ondernemers zonder G-rekening. Het versoepelde beleid omtrent de G-rekening geldt tot het einde van het bijzonder uitstel, inclusief de betalingsregeling, dus uiterlijk tot 1 oktober 2027.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen, voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het minimumloon.

Zowel de formele werkgever bij wie een werknemer in dienst is als de materiële werkgever, dus de derde bij wie hij de werkzaamheden feitelijk verricht, is hoofdelijk aansprakelijk voor het aan de werknemer verschuldigde (cao-)loon. De werknemer moet bij die derde werken ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of van aanneming van werk.

Let op! Ook dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de werknemer de opvolgende aannemer/opdrachtgever aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is. Een werknemer kan in een betaalperiode voor meerdere opdrachtgevers werken. Denk aan een schoonmaker die iedere maand bij meerdere opdrachtgevers kantoren schoonmaakt. In dat geval kan hij bij onderbetaling iedere opdrachtgever afzonderlijk aansprakelijk stellen op basis van het aantal uren dat hij voor die opdrachtgever heeft gewerkt.

In twee situaties mag een werknemer de rest van de keten overslaan en direct naar de hoofdopdrachtgever stappen. Dit is het geval als het achterstallige loon na een jaar nog steeds niet is betaald en bij ernstige onderbetaling. Dan mag de werknemer al na een halfjaar naar de hoofdopdrachtgever stappen. Van ernstige onderbetaling is sprake als de werknemer minstens drie maanden lang minder dan de helft krijgt van het afgesproken loon of als de werknemer minstens drie maanden lang minder dan 70% krijgt van het minimumloon en de minimumvakantiebijslag. In beide gevallen gaat de teller pas lopen wanneer de werknemer een vordering indient bij de werkgever en de hoofdopdrachtgever hierover informeert.

De rechter oordeelt of u als aannemer/opdrachtgever aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige cao-loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidsstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (en wanneer het gaat om inlening bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl)), beoordeling van de keurmerken (bijvoorbeeld Vca-certificering), lidmaatschap van brancheorganisaties (zoals de ABU en de NBBU) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst).

Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten (kettingbeding). Bij signalen over mogelijke onderbetaling dient u direct actie richting de betreffende lagere schakel(s) in de keten te ondernemen. Als u kunt aantonen dat u zowel voor- als achteraf voldoende inzet heeft getoond om onderbetaling te voorkomen, zal niet snel verwijtbaarheid worden aangenomen.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u signalen krijgt dat de onderaannemer zijn werknemer niet meer (volledig) betaalt.

Verplichte inschrijving Kamer van Koophandel

Uitleners moeten zich in het Handelsregister van de KvK registreren. Uitleners zijn bijvoorbeeld uitzendbureaus, payrollbedrijven, banenpools en aannemers. Deze verplichting geldt ook voor bedrijven die eenmalig en voor korte tijd een werknemer bij een andere werkgever laten werken. De registratieverplichting geldt voor zowel Nederlandse als buitenlandse uitleners. Niet-geregistreerde uitleners worden beboet.

Iedereen die zich inschrijft bij de KvK ontvangt een SBI-code. SBI staat voor Standaard Bedrijfsindeling 2008. De gangbaarste SBI-codes voor flexwerkgevers zijn:

  • 78201 Uitzendonderneming
  • 78202 Uitleenbedrijf
  • 78203 Banenpools
  • 7830 Payrollbedrijven

Er zijn drie uitzonderingen. Zo geldt de registratieplicht niet voor:

  1. het ter beschikking stellen van arbeidskrachten ten behoeve van een geleverde zaak of een tot stand gebracht werk (denk aan de aanneming van werk);
  2. collegiale uitlening: het bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk ter beschikking stellen van arbeidskrachten, onder de voorwaarden dat de uitleen van korte duur is en de uitlener niet meer aan de inlener in rekening brengt dan zijn eigen kosten (dus zonder winstopslag);
  3. intra-concernuitlening: het ter beschikking stellen van arbeidskrachten voor het verrichten van arbeid in een andere onderneming van dezelfde ondernemer. Ook de situatie waarin de directeur-grootaandeelhouder in loondienst is bij de holding en door de holding ter beschikking wordt gesteld aan een of meer werkmaatschappijen valt onder deze uitzondering.

De ketenaansprakelijkheid op grond van de WAS geldt, evenals de ketenaansprakelijkheid voor de loonheffingen, alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet ketenaansprakelijk gesteld worden. 

Tot slot

Aansprakelijkheid voor loonheffingen, btw of door een werkgever niet betaald salaris kan grote financiële gevolgen voor uw onderneming hebben. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betaling studiekosten kind soms een schenking

Als u de studiekosten voor uw kind betaalt, zal dit over het algemeen niet aangemerkt worden als een schenking. In sommige gevallen kan dit anders zijn. De Belastingdienst heeft zijn standpunt hierover onlangs bekendgemaakt.

Studiekosten kind onder 21 jaar

Schenken

Op grond van de wet zijn ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun kinderen onder de 21 jaar. Bij het betalen van de studiekosten van uw kind onder de 21 jaar kan dan ook geen sprake zijn van vrijgevigheid en dus niet van een schenking.

Kinderen vanaf 21 jaar

De Belastingdienst geeft aan dat in reguliere gevallen ook bij betalen van de studiekosten en het levensonderhoud van een kind van 21 jaar of ouder geen sprake hoeft te zijn van een schenking. Voorwaarde hierbij is wel dat het kind de studie vóór de 21e verjaardag is begonnen. Onder reguliere gevallen worden de situaties verstaan waarin:

  • niet sprake is van een bovenmatige studietoelage,
  • er behoeftigheid is bij het kind,
  • de tegemoetkoming in de studiekosten voortkomt uit de gegoedheid van de ouders, en
  • het kind voldoende studievoortgang maakt.

De Belastingdienst geeft aan dat u dan voldoet aan uw morele verplichtingen die verbonden zijn aan het hebben en opvoeden van kinderen. De schenking is dan vrijgesteld.

Let op! De beoordeling of sprake is van een regulier geval en dus een vrijgestelde schenking ligt bij de inspecteur. Is niet sprake van een regulier geval, dan zal de betaling van de studiekosten doorgaans een belaste schenking zijn.

Tip! Als uw kind niet in staat is om zijn/haar schulden te betalen en uw schenking bedoeld is voor deze schulden, kunt u een beroep doen op een schenkingsvrijstelling. Voorwaarde is wel dat uw kind zelf geen eigen vermogen (meer) heeft waarmee hij/zij de schulden zou kunnen betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betaling studiekosten kind soms een schenking

Als u de studiekosten voor uw kind betaalt, zal dit over het algemeen niet aangemerkt worden als een schenking. In sommige gevallen kan dit anders zijn. De Belastingdienst heeft zijn standpunt hierover onlangs bekendgemaakt.

Studiekosten kind onder 21 jaar

Schenken

Op grond van de wet zijn ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun kinderen onder de 21 jaar. Bij het betalen van de studiekosten van uw kind onder de 21 jaar kan dan ook geen sprake zijn van vrijgevigheid en dus niet van een schenking.

Kinderen vanaf 21 jaar

De Belastingdienst geeft aan dat in reguliere gevallen ook bij betalen van de studiekosten en het levensonderhoud van een kind van 21 jaar of ouder geen sprake hoeft te zijn van een schenking. Voorwaarde hierbij is wel dat het kind de studie vóór de 21e verjaardag is begonnen. Onder reguliere gevallen worden de situaties verstaan waarin:

  • niet sprake is van een bovenmatige studietoelage,
  • er behoeftigheid is bij het kind,
  • de tegemoetkoming in de studiekosten voortkomt uit de gegoedheid van de ouders, en
  • het kind voldoende studievoortgang maakt.

De Belastingdienst geeft aan dat u dan voldoet aan uw morele verplichtingen die verbonden zijn aan het hebben en opvoeden van kinderen. De schenking is dan vrijgesteld.

Let op! De beoordeling of sprake is van een regulier geval en dus een vrijgestelde schenking ligt bij de inspecteur. Is niet sprake van een regulier geval, dan zal de betaling van de studiekosten doorgaans een belaste schenking zijn.

Tip! Als uw kind niet in staat is om zijn/haar schulden te betalen en uw schenking bedoeld is voor deze schulden, kunt u een beroep doen op een schenkingsvrijstelling. Voorwaarde is wel dat uw kind zelf geen eigen vermogen (meer) heeft waarmee hij/zij de schulden zou kunnen betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te betalen belastingrente inzake toeslagen blijft voorlopig 4%

De te betalen belastingrente inzake toeslagen blijft voorlopig gehandhaafd op 4%. Daarmee wijkt deze belastingrente af van de belastingrente op overige belastingen, die per 1 juli van dit jaar stijgt naar 6%.

Belastingrente op toeslagen

Rekenmachine

Belastingrente wordt in rekening gebracht als toeslagen terugbetaald moeten worden. U betaalt  belastingrente vanaf 1 juli volgend op het toeslagjaar, totdat de toeslag definitief is vastgesteld.

Nabetaling wel 6%!

Als te weinig toeslag is uitgekeerd en een nabetaling volgt, wordt vanaf 1 juli 2023 wel 6% belastingrente vergoed. Het aparte tarief belastingrente voor toeslagen moet namelijk per wet worden geregeld en zal terugwerkende kracht krijgen. Op deze manier wordt voorkomen dat ontvangers van toeslagen met terugwerkende kracht worden benadeeld. 

Let op! Het is de bedoeling dat vanaf 1 januari 2024 de te vergoeden belastingrente inzake toeslagen ook 4% zal gaan bedragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Te betalen belastingrente inzake toeslagen blijft voorlopig 4%

De te betalen belastingrente inzake toeslagen blijft voorlopig gehandhaafd op 4%. Daarmee wijkt deze belastingrente af van de belastingrente op overige belastingen, die per 1 juli van dit jaar stijgt naar 6%.

Belastingrente op toeslagen

Rekenmachine

Belastingrente wordt in rekening gebracht als toeslagen terugbetaald moeten worden. U betaalt  belastingrente vanaf 1 juli volgend op het toeslagjaar, totdat de toeslag definitief is vastgesteld.

Nabetaling wel 6%!

Als te weinig toeslag is uitgekeerd en een nabetaling volgt, wordt vanaf 1 juli 2023 wel 6% belastingrente vergoed. Het aparte tarief belastingrente voor toeslagen moet namelijk per wet worden geregeld en zal terugwerkende kracht krijgen. Op deze manier wordt voorkomen dat ontvangers van toeslagen met terugwerkende kracht worden benadeeld. 

Let op! Het is de bedoeling dat vanaf 1 januari 2024 de te vergoeden belastingrente inzake toeslagen ook 4% zal gaan bedragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Erfpacht bij eigen woning: wat is aftrekbaar en wat niet?

Als u een erfpachtcanon betaalt voor uw eigen woning, dan kunt u deze betaling onder voorwaarden aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting. Wanneer is deze betaling aftrekbaar en wanneer niet?

Periodieke erfpachtcanon wel

Woning

Heeft u voor de aankoop van uw woning een hypotheek afgesloten? Dan kunt u de rente die u betaalt in uw aangifte inkomstenbelasting in aftrek brengen. Hiervoor moet u wel voldoen aan de voorwaarden. 

Als de grond onder uw woning van een ander is, dan betaalt u daarvoor waarschijnlijk maandelijks of jaarlijks een bedrag aan de eigenaar (een erfpachtcanon). Omdat u dit maandelijks of jaarlijks doet, is sprake van een periodieke betaling. Een periodieke betaling voor erfpacht kunt u in uw aangifte inkomstenbelasting in aftrek brengen.

Afkoopsom periodieke erfpachtcanon niet

U kunt er misschien voor kiezen om de door u verschuldigde periodieke erfpachtcanon in één keer af te kopen. Als u dat doet, moet u zich realiseren dat die afkoopsom niet aftrekbaar is in uw aangifte inkomstenbelasting. Er is dan namelijk niet langer sprake van een periodieke betaling, wat vereist is voor deze aftrek.

Let op! Sluit u een lening af om de afkoop van de periodieke erfpachtcanon te kunnen betalen, dan kunt u de rente over deze lening onder voorwaarden wel in aftrek brengen.

Vooruitbetaalde erfpachtcanon

Betaalt u erfpachtcanons vooruit, dan zou dit onder omstandigheden kunnen worden aangemerkt als een gedeeltelijke afkoop van de erfpachtcanons. Of dat wel of niet zo is, zal afhangen van de feiten en omstandigheden. Een gerechtshof oordeelde in 2007 in ieder geval dat bij een vooruitbetaling van twee jaar erfpachtcanons in één keer geen sprake was van een gedeeltelijke afkoop.

Tip! Bent u van plan uw erfpachtcanons af te kopen of een aantal erfpachtcanons vooruit te betalen, overleg dan met onze adviseurs wat de fiscale gevolgen in uw situatie kunnen zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Erfpacht bij eigen woning: wat is aftrekbaar en wat niet?

Als u een erfpachtcanon betaalt voor uw eigen woning, dan kunt u deze betaling onder voorwaarden aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting. Wanneer is deze betaling aftrekbaar en wanneer niet?

Periodieke erfpachtcanon wel

Woning

Heeft u voor de aankoop van uw woning een hypotheek afgesloten? Dan kunt u de rente die u betaalt in uw aangifte inkomstenbelasting in aftrek brengen. Hiervoor moet u wel voldoen aan de voorwaarden. 

Als de grond onder uw woning van een ander is, dan betaalt u daarvoor waarschijnlijk maandelijks of jaarlijks een bedrag aan de eigenaar (een erfpachtcanon). Omdat u dit maandelijks of jaarlijks doet, is sprake van een periodieke betaling. Een periodieke betaling voor erfpacht kunt u in uw aangifte inkomstenbelasting in aftrek brengen.

Afkoopsom periodieke erfpachtcanon niet

U kunt er misschien voor kiezen om de door u verschuldigde periodieke erfpachtcanon in één keer af te kopen. Als u dat doet, moet u zich realiseren dat die afkoopsom niet aftrekbaar is in uw aangifte inkomstenbelasting. Er is dan namelijk niet langer sprake van een periodieke betaling, wat vereist is voor deze aftrek.

Let op! Sluit u een lening af om de afkoop van de periodieke erfpachtcanon te kunnen betalen, dan kunt u de rente over deze lening onder voorwaarden wel in aftrek brengen.

Vooruitbetaalde erfpachtcanon

Betaalt u erfpachtcanons vooruit, dan zou dit onder omstandigheden kunnen worden aangemerkt als een gedeeltelijke afkoop van de erfpachtcanons. Of dat wel of niet zo is, zal afhangen van de feiten en omstandigheden. Een gerechtshof oordeelde in 2007 in ieder geval dat bij een vooruitbetaling van twee jaar erfpachtcanons in één keer geen sprake was van een gedeeltelijke afkoop.

Tip! Bent u van plan uw erfpachtcanons af te kopen of een aantal erfpachtcanons vooruit te betalen, overleg dan met onze adviseurs wat de fiscale gevolgen in uw situatie kunnen zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kosten voor lijfrente wel of niet aftrekbaar?

U betaalt een vergoeding aan een adviseur voor het afsluiten van een lijfrente. De Belastingdienst geeft aan dat u deze kosten in aftrek kunt brengen in uw aangifte inkomstenbelasting als u de adviseur inhuurt voor het afsluiten van een direct ingaande lijfrente.

Het antwoord op de vraag of de kosten van de adviseur aftrekbaar zijn, is afhankelijk van de fase waarin de lijfrente zich bevindt, zo lijkt in ieder geval uit een vraag en antwoord van de Belastingdienst te volgen.

Opbouwfase niet

Rekenmachine

Betaalt u advieskosten voor een lijfrente die zich nog in de opbouwfase bevindt? Dat wil zeggen dat u premies betaalt of gaat betalen die aftrekbaar kunnen zijn (mits voldaan wordt aan de voorwaarden daarvoor). Dan zijn de advieskosten niet aftrekbaar. De advieskosten worden dan namelijk aangemerkt als kosten tot verwerving van een bron van inkomen.

Uitkeringsfase wel

Kosten die u maakt voor verwerving, inning en behoud van de uitkeringen die voortkomen uit de bron van inkomen, zijn volgens de Belastingdienst echter wel aftrekbaar. Heeft u bijvoorbeeld een adviseur nodig om een direct ingaande lijfrente af te kunnen sluiten? Dan zijn de bemiddelingskosten die u aan de adviseur betaalt wel aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst geeft aan dat dit namelijk kosten zijn die u maakt ter verwerving van de lijfrente-uitkeringen.

Let op! De kosten zijn volgens de Belastingdienst alleen aftrekbaar als zij gebruikelijk zijn. Zijn de kosten hoger dan gebruikelijk, dan is het meerdere niet aftrekbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kosten voor lijfrente wel of niet aftrekbaar?

U betaalt een vergoeding aan een adviseur voor het afsluiten van een lijfrente. De Belastingdienst geeft aan dat u deze kosten in aftrek kunt brengen in uw aangifte inkomstenbelasting als u de adviseur inhuurt voor het afsluiten van een direct ingaande lijfrente.

Het antwoord op de vraag of de kosten van de adviseur aftrekbaar zijn, is afhankelijk van de fase waarin de lijfrente zich bevindt, zo lijkt in ieder geval uit een vraag en antwoord van de Belastingdienst te volgen.

Opbouwfase niet

Rekenmachine

Betaalt u advieskosten voor een lijfrente die zich nog in de opbouwfase bevindt? Dat wil zeggen dat u premies betaalt of gaat betalen die aftrekbaar kunnen zijn (mits voldaan wordt aan de voorwaarden daarvoor). Dan zijn de advieskosten niet aftrekbaar. De advieskosten worden dan namelijk aangemerkt als kosten tot verwerving van een bron van inkomen.

Uitkeringsfase wel

Kosten die u maakt voor verwerving, inning en behoud van de uitkeringen die voortkomen uit de bron van inkomen, zijn volgens de Belastingdienst echter wel aftrekbaar. Heeft u bijvoorbeeld een adviseur nodig om een direct ingaande lijfrente af te kunnen sluiten? Dan zijn de bemiddelingskosten die u aan de adviseur betaalt wel aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst geeft aan dat dit namelijk kosten zijn die u maakt ter verwerving van de lijfrente-uitkeringen.

Let op! De kosten zijn volgens de Belastingdienst alleen aftrekbaar als zij gebruikelijk zijn. Zijn de kosten hoger dan gebruikelijk, dan is het meerdere niet aftrekbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe regeling thuiswerkende grensarbeiders per 1 juli 2023

Werknemers die in België of Duitsland werken maar in Nederland wonen, betalen in beginsel premies sociale zekerheid in de werkstaat. Dit geldt ook voor werknemers die in België of Duitsland wonen, maar in Nederland werken. Omdat tijdens de coronacrisis veel thuis werd gewerkt, was hiervoor een regeling getroffen. De overgangsregeling die hiermee samenhangt, eindigt per 1 juli 2023.

Waar nu sociaal verzekerd?

Kantoor

Als een werknemer in meerdere lidstaten binnen de EU werkt, is de werknemer sociaal verzekerd in het woonland als hier minstens 25% van de totale werktijd gewerkt wordt. Deze regeling gaat per 1 juli 2023 weer in.

Uitzondering?

Vanwege het feit dat vele grensarbeiders nog steeds meer dan 25% vanuit huis werken, wordt het in bepaalde situaties mogelijk om sociaal verzekerd te blijven in de werkstaat. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden.

Werkt u in Nederland, maar woont u in België of Duitsland?

Werknemers die buiten Nederland wonen én alleen voor één of meer Nederlandse werkgevers werken, kunnen in Nederland sociaal verzekerd blijven als ze minder dan 50% én met behulp van informatietechnologie (telewerken) thuiswerken.

Let op! Deze uitzonderingsregel geldt omgekeerd in ieder geval ook voor Duitse en Belgische werknemers die in Nederland wonen én in het land van herkomst, dus Duitsland of België, werken.

Terugwerkende kracht

Degenen die gebruiken willen maken van de uitzonderingsregel, moeten hiertoe een verzoek indienen. Dit kan vanaf 1 juli 2023 via de site van de Sociale Verzekeringsbank (svb.nl).
In de periode van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024 kunt u het verzoek met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023 aanvragen. Vanaf 1 juli 2024 kan dit nog maar met een terugwerkende kracht van drie maanden. Voorwaarde is dat u in die periodes alleen in Nederland premies sociale zekerheid heeft betaald.

Let op! Voor sommige werknemers die niet aan de voorwaarden voldoen, volgt nog aanvullend beleid. Meer hierover wordt binnenkort gepubliceerd op de site van de SVB.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe regeling thuiswerkende grensarbeiders per 1 juli 2023

Werknemers die in België of Duitsland werken maar in Nederland wonen, betalen in beginsel premies sociale zekerheid in de werkstaat. Dit geldt ook voor werknemers die in België of Duitsland wonen, maar in Nederland werken. Omdat tijdens de coronacrisis veel thuis werd gewerkt, was hiervoor een regeling getroffen. De overgangsregeling die hiermee samenhangt, eindigt per 1 juli 2023.

Waar nu sociaal verzekerd?

Kantoor

Als een werknemer in meerdere lidstaten binnen de EU werkt, is de werknemer sociaal verzekerd in het woonland als hier minstens 25% van de totale werktijd gewerkt wordt. Deze regeling gaat per 1 juli 2023 weer in.

Uitzondering?

Vanwege het feit dat vele grensarbeiders nog steeds meer dan 25% vanuit huis werken, wordt het in bepaalde situaties mogelijk om sociaal verzekerd te blijven in de werkstaat. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden.

Werkt u in Nederland, maar woont u in België of Duitsland?

Werknemers die buiten Nederland wonen én alleen voor één of meer Nederlandse werkgevers werken, kunnen in Nederland sociaal verzekerd blijven als ze minder dan 50% én met behulp van informatietechnologie (telewerken) thuiswerken.

Let op! Deze uitzonderingsregel geldt omgekeerd in ieder geval ook voor Duitse en Belgische werknemers die in Nederland wonen én in het land van herkomst, dus Duitsland of België, werken.

Terugwerkende kracht

Degenen die gebruiken willen maken van de uitzonderingsregel, moeten hiertoe een verzoek indienen. Dit kan vanaf 1 juli 2023 via de site van de Sociale Verzekeringsbank (svb.nl).
In de periode van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024 kunt u het verzoek met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023 aanvragen. Vanaf 1 juli 2024 kan dit nog maar met een terugwerkende kracht van drie maanden. Voorwaarde is dat u in die periodes alleen in Nederland premies sociale zekerheid heeft betaald.

Let op! Voor sommige werknemers die niet aan de voorwaarden voldoen, volgt nog aanvullend beleid. Meer hierover wordt binnenkort gepubliceerd op de site van de SVB.

Posted in Niet gecategoriseerd

Restant STAP-budget wordt gerichter ingezet

De zogenaamde STAP-regeling wordt per 2024 afgeschaft. Het nog beschikbare budget voor 2023 zal gerichter worden ingezet. Dit schrijven de ministers Van Gennip en Wiersma aan de Tweede Kamer. De Kamer had hier in een motie om verzocht.

STAP-subsidie

Ondernemer

De subsidie STAP (STimulering Arbeidsmarkt Positie) is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. De STAP-subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon en kan alleen dit jaar nog worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen, bijvoorbeeld om een mbo-diploma te halen.

Meer gericht inzetten

Het meer gericht inzetten van het STAP-budget betekent bijvoorbeeld dat aan meer arbeidsmarktgerichte opleidingen voorrang zal worden gegeven. Ook wordt bekeken of vanaf september 2023 het STAP-budget alleen nog maar beschikbaar komt voor OCW-erkende opleidingen. Omdat dergelijke opleidingen duurder zijn en vanuit het STAP-budget niet de hele opleiding bekostigd kan worden, bekijkt men ook alternatieven.

Budget juli beperkt

Omdat het bovenstaande per juli nog niet is te realiseren, wordt het budget voor juli 2023 verlaagd van € 34 naar € 20 miljoen. Voor de aanvraagperiodes september en november is dan meer budget beschikbaar.

Volgende aanvraagperiode start 3 juli

De volgende aanvraagperiode voor het STAP-budget start op maandag 3 juli 2023 om 10.00 uur. Daarna zijn er nog twee aanvraagperiodes. Deze starten op 4 september en 1 november 2023.

Tip! De STAP-regeling is erg populair. Wilt u de subsidie aanvragen, doe dit dan vanaf 3 juli 2023 10.00 uur zo snel mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Restant STAP-budget wordt gerichter ingezet

De zogenaamde STAP-regeling wordt per 2024 afgeschaft. Het nog beschikbare budget voor 2023 zal gerichter worden ingezet. Dit schrijven de ministers Van Gennip en Wiersma aan de Tweede Kamer. De Kamer had hier in een motie om verzocht.

STAP-subsidie

Ondernemer

De subsidie STAP (STimulering Arbeidsmarkt Positie) is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. De STAP-subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon en kan alleen dit jaar nog worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen, bijvoorbeeld om een mbo-diploma te halen.

Meer gericht inzetten

Het meer gericht inzetten van het STAP-budget betekent bijvoorbeeld dat aan meer arbeidsmarktgerichte opleidingen voorrang zal worden gegeven. Ook wordt bekeken of vanaf september 2023 het STAP-budget alleen nog maar beschikbaar komt voor OCW-erkende opleidingen. Omdat dergelijke opleidingen duurder zijn en vanuit het STAP-budget niet de hele opleiding bekostigd kan worden, bekijkt men ook alternatieven.

Budget juli beperkt

Omdat het bovenstaande per juli nog niet is te realiseren, wordt het budget voor juli 2023 verlaagd van € 34 naar € 20 miljoen. Voor de aanvraagperiodes september en november is dan meer budget beschikbaar.

Volgende aanvraagperiode start 3 juli

De volgende aanvraagperiode voor het STAP-budget start op maandag 3 juli 2023 om 10.00 uur. Daarna zijn er nog twee aanvraagperiodes. Deze starten op 4 september en 1 november 2023.

Tip! De STAP-regeling is erg populair. Wilt u de subsidie aanvragen, doe dit dan vanaf 3 juli 2023 10.00 uur zo snel mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht 2023

Er komt waarschijnlijk een moment dat u uw bedrijf gaat overdragen. Of dat nu is om actuele financiële redenen, uw leeftijd, vanwege gezondheidsredenen of als appeltje voor de dorst. Wat de reden ook is, een bedrijfsoverdracht is niet van de ene op de andere dag geregeld en vergt vaak jaren van voorbereiding. Begin dus op tijd.

Fasen van bedrijfsoverdracht

Euro

Wilt u uw bedrijf in de toekomst overdragen, houd dan rekening met de volgende acht fasen van het verkoopproces.

Fase 1: Wensen in kaart brengen

Waarom wilt u uw bedrijf verkopen, aan wie wilt u het bedrijf verkopen en wat wilt u gaan doen na de verkoop? Het is belangrijk dat u eerst voor uzelf in kaart brengt wat uw persoonlijke en financiële wensen zijn. Dit kan u helpen in het latere verkoopproces.

Fase 2: De voorbereiding

In deze fase vindt een analyse van uw bedrijf plaats. Er wordt gekeken naar de markt waarin de onderneming opereert, de financiële situatie, de kwaliteit van het management en de organisatie van het bedrijf. Deze bevindingen worden vastgelegd in een informatiememorandum. Serieus geïnteresseerde kandidaten kunnen dit memorandum in een latere fase ter inzage krijgen.

Fase 3: Verkoopklaar maken

Een bedrijf dat te koop wordt aangeboden, moet in goede conditie verkeren. Het is noodzakelijk dat u solide jaarrekeningen van ongeveer vijf achtereenvolgende jaren kunt overleggen. De jaarrekening moet een juist beeld geven van de winstgevendheid van het bedrijf, maar ook een schone balans is van groot belang.

Wellicht staan er op de balans bepaalde activa die u ook privé gebruikt. U zult in dat geval moeten nagaan of u die in privé wilt overnemen. Hiervoor moet dan een reële prijs worden berekend. Privéschulden aan de bv kunnen maar beter worden afgelost. Daarnaast moet ook de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen overeenkomen met wat in de branche gebruikelijk is.

Verder is het zaak de juridische en fiscale structuur van de onderneming zo sterk mogelijk te maken. Het kan bijvoorbeeld zinnig zijn om onroerend goed in een aparte vennootschap onder te brengen of een holdingstructuur met één of meer werkmaatschappijen te creëren. Het wijzigen van de structuur van uw bedrijf kan soms grote fiscale voordelen opleveren. Tijd speelt daarbij een belangrijke rol, want soms gelden wettelijke termijnen van een aantal jaren en vaak is ook terugwerkende kracht maar beperkt mogelijk.

Fase 4: Waardebepaling

Al vrij vroeg in het hele overdrachtsproces wordt de waarde van uw bedrijf bepaald. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Van liquidatiewaarde tot de discountcashflowmethode en van intrinsieke waarde tot de goodwillmethode. Welke methode ook wordt gebruikt, de exacte waarde van een onderneming vaststellen is een utopie; het gaat altijd om een bandbreedte. Behalve cijfers spelen namelijk ook subjectieve waarderingen, zoals marktprognoses en groeimogelijkheden, een belangrijke rol, iets wat in deze onzekere tijd vanwege het coronavirus ook voor een deel koffiedikkijkerij is. Eén ding is zeker: de waarde ligt altijd in de toekomstige opbrengsten en nooit in de resultaten die in het verleden zijn behaald. Houd dit ook in uw achterhoofd als resultaten door de coronacrisis zijn beïnvloed.

Fase 5: Prijsbepaling

Is uw bedrijf helemaal verkoopklaar en is de waarde bepaald, dan is het tijd om de verkoopprijs vast te stellen. Stelt u zich daarbij de volgende vragen:

  • Wat wil ik minimaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat kan ik maximaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat is een reële verkoopprijs?

Door vooraf goed zicht te hebben op de verkoopprijs, verstevigt u uw onderhandelingspositie met een mogelijke koper.

Let op! Bent u van plan uw bedrijf binnen uw familie over te dragen, dan bent u wellicht geneigd genoegen te nemen met een lagere verkoopprijs. Echter, als u uw bedrijf overdraagt tegen een niet-marktconforme prijs kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat er sprake is van een schenking en is er in beginsel schenkbelasting verschuldigd.

Fase 6: Geschikte koper zoeken

In deze fase gaat u op zoek naar een mogelijke koper. Dat kan een onbekende zijn, maar ook een zoon of dochter, een werknemer binnen uw bedrijf of iemand uit uw zakelijke netwerk. 

Heeft u nog geen geschikte kandidaat, dan kunt u met uw bedrijf de markt opgaan. U kunt hiervoor ook een derde inschakelen.

Op internet zijn verschillende zoekmogelijkheden aanwezig. Alvorens u de markt opgaat, is het belangrijk dat u een korte profielschets van uw bedrijf maakt om interesse van potentiële kopers te wekken.

Fase 7: Onderhandelingsfase

Heeft u eenmaal een potentiële koper gevonden, dan start de onderhandelingsfase. Het is belangrijk om alle handelingen schriftelijk vast te leggen. Zodra duidelijk is dat een potentiële koper echt geïnteresseerd is, wordt het tijd om belangrijke informatie uit te wisselen.

Door het opstellen van een vertrouwelijkheidsovereenkomst voorkomt u dat onzorgvuldig met deze informatie wordt omgesprongen. Als beide partijen vertrouwen hebben in de uitkomst van de onderhandelingen, is het gebruikelijk om elkaars intenties op papier vast te leggen met een intentieovereenkomst (‘letter of intent’).

Na de intentieovereenkomst zal de potentiële koper de informatie die u als verkoper heeft verstrekt, willen toetsen. Daarvoor dient het duediligenceonderzoek. In de meeste gevallen is dit een zo breed mogelijk onderzoek naar het bedrijf. Alle juridische, fiscale, financiële en bedrijfseconomische aspecten komen aan bod.

Zodra beide partijen in de onderhandelingsfase op hoofdpunten een akkoord hebben bereikt, kan een voorovereenkomst worden gesloten.

Fase 8: Verkoop

Als de onderhandelingsfase is afgerond, kan de definitieve koopovereenkomst worden gesloten. Als u een bv verkoopt, is nog een gang naar de notaris nodig. Daar worden de aandelen officieel overgedragen. Nadat u de koopsom heeft ontvangen, is uw bedrijf definitief verkocht.

Alhoewel de overdracht nu is afgerond, wil dat nog niet zeggen dat u alle banden met uw onderneming heeft doorgesneden. Misschien blijft u nog actief betrokken bij de onderneming. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u afspraken heeft gemaakt over de koopsom, waarbij de uiteindelijke hoogte mede wordt bepaald door de toekomstige resultaten van de onderneming.

Fiscale gevolgen

Bij een bedrijfsoverdracht krijgt u altijd te maken met de fiscus. Daarbij maakt het verschil of het gaat om bijvoorbeeld de overdracht van een eenmanszaak of van een bv. Vaak zal er moeten worden afgerekend, maar dat hoeft niet altijd. Er is namelijk een aantal ‘verzachtende’ regelingen. De belangrijkste zetten wij voor u op een rij:

  • De inkomstenbelasting kent onder andere een doorschuiffaciliteit bij de overdracht van een eenmanszaak of een aandeel in een vennootschap onder firma. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet te worden afgerekend met de fiscus en gaan de fiscale claims over op de koper.
  • Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken, is een van de voorwaarden dat de overdracht in beginsel moet plaatsvinden aan een medeondernemer die ten minste 36 maanden als ondernemer winst uit uw onderneming heeft gehad of ten minste 36 maanden als werknemer in uw onderneming werkzaam was. Wilt u van deze faciliteit gebruikmaken, houd hier dan tijdig rekening mee.
  • De doorschuiffaciliteit hoeft niet altijd voordeliger te zijn, dus is het voor u en voor de koper van belang vooraf de voordeligste optie te laten berekenen.
  • De inbreng van een onderneming in een bv tegen uitreiking van aandelen kan geruisloos plaatsvinden.
  • Voor de aanmerkelijkbelanghouder is er een doorschuiffaciliteit, bijvoorbeeld bij een aandelenfusie of juridische splitsing.
  • Ook de vennootschapsbelasting kent een aantal doorschuiffaciliteiten, zoals de bedrijfsfusiefaciliteit.
  • Er is een doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen. Ook bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen is er een doorschuiffaciliteit.
  • De Successiewet kent de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Een verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen in een bv is voor 100% voorwaardelijk vrijgesteld van erf- of schenkbelasting als de waarde van de objectieve onderneming niet groter is dan € 1.205.871. Is de onderneming meer waard, dan geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83% over het meerdere.

Wijziging doorschuiffaciliteit en bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Het kabinet heeft aangekondigd de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet te willen herzien.

Let op: De voorstellen moeten nog worden uitgewerkt en worden aangenomen door het parlement. Van de aangekondigde voornemens zetten we de belangrijkste op een rij:

  1. De vrijstelling in de BOR van 100% wordt per 2025 verhoogd van € 1.205.871 naar € 1.500.000. Van het meerdere boven € 1.500.000 wordt 70% vrijgesteld in plaats van 83%.
  2. Vanaf 2024 worden aan derden verhuurde onroerende zaken in beide regelingen standaard aangemerkt als beleggingsvermogen. Hierop is de vrijstelling niet van toepassing.
  3. De doelmatigheidsmarge van 5% wordt afgeschaft. Hierdoor wordt een deel van het beleggingsvermogen niet meer aangemerkt als ondernemingsvermogen en is dus niet langer vrijgesteld.
  4. Bedrijfsmiddelen die deels privé worden gebruikt, het zogenaamde keuzevermogen, komen slechts voor de regelingen in aanmerking voor het deel waarvoor ze in de onderneming worden gebruikt.
  5. De bezits- en voortzettingseis in de BOR worden vanaf 2025 in bepaalde situaties versoepeld. In situaties waarbij sprake is van oneigenlijk gebruik worden deze eisen juist strenger. De eis inzake de dienstbetrekking wordt afgeschaft.
  6. Alleen reguliere aandelen met een belang van 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigheid en liquidatieopbrengst komen vanaf 2025 nog in aanmerking voor de regelingen.

Tot slot

De koop en verkoop van een bedrijf is een uitermate complexe aangelegenheid. Daarbij spelen bedrijfseconomische, juridische, fiscale, financiële en sociale aspecten een grote rol. Neem voor advies op maat contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht 2023

Er komt waarschijnlijk een moment dat u uw bedrijf gaat overdragen. Of dat nu is om actuele financiële redenen, uw leeftijd, vanwege gezondheidsredenen of als appeltje voor de dorst. Wat de reden ook is, een bedrijfsoverdracht is niet van de ene op de andere dag geregeld en vergt vaak jaren van voorbereiding. Begin dus op tijd.

Fasen van bedrijfsoverdracht

Euro

Wilt u uw bedrijf in de toekomst overdragen, houd dan rekening met de volgende acht fasen van het verkoopproces.

Fase 1: Wensen in kaart brengen

Waarom wilt u uw bedrijf verkopen, aan wie wilt u het bedrijf verkopen en wat wilt u gaan doen na de verkoop? Het is belangrijk dat u eerst voor uzelf in kaart brengt wat uw persoonlijke en financiële wensen zijn. Dit kan u helpen in het latere verkoopproces.

Fase 2: De voorbereiding

In deze fase vindt een analyse van uw bedrijf plaats. Er wordt gekeken naar de markt waarin de onderneming opereert, de financiële situatie, de kwaliteit van het management en de organisatie van het bedrijf. Deze bevindingen worden vastgelegd in een informatiememorandum. Serieus geïnteresseerde kandidaten kunnen dit memorandum in een latere fase ter inzage krijgen.

Fase 3: Verkoopklaar maken

Een bedrijf dat te koop wordt aangeboden, moet in goede conditie verkeren. Het is noodzakelijk dat u solide jaarrekeningen van ongeveer vijf achtereenvolgende jaren kunt overleggen. De jaarrekening moet een juist beeld geven van de winstgevendheid van het bedrijf, maar ook een schone balans is van groot belang.

Wellicht staan er op de balans bepaalde activa die u ook privé gebruikt. U zult in dat geval moeten nagaan of u die in privé wilt overnemen. Hiervoor moet dan een reële prijs worden berekend. Privéschulden aan de bv kunnen maar beter worden afgelost. Daarnaast moet ook de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen overeenkomen met wat in de branche gebruikelijk is.

Verder is het zaak de juridische en fiscale structuur van de onderneming zo sterk mogelijk te maken. Het kan bijvoorbeeld zinnig zijn om onroerend goed in een aparte vennootschap onder te brengen of een holdingstructuur met één of meer werkmaatschappijen te creëren. Het wijzigen van de structuur van uw bedrijf kan soms grote fiscale voordelen opleveren. Tijd speelt daarbij een belangrijke rol, want soms gelden wettelijke termijnen van een aantal jaren en vaak is ook terugwerkende kracht maar beperkt mogelijk.

Fase 4: Waardebepaling

Al vrij vroeg in het hele overdrachtsproces wordt de waarde van uw bedrijf bepaald. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Van liquidatiewaarde tot de discountcashflowmethode en van intrinsieke waarde tot de goodwillmethode. Welke methode ook wordt gebruikt, de exacte waarde van een onderneming vaststellen is een utopie; het gaat altijd om een bandbreedte. Behalve cijfers spelen namelijk ook subjectieve waarderingen, zoals marktprognoses en groeimogelijkheden, een belangrijke rol, iets wat in deze onzekere tijd vanwege het coronavirus ook voor een deel koffiedikkijkerij is. Eén ding is zeker: de waarde ligt altijd in de toekomstige opbrengsten en nooit in de resultaten die in het verleden zijn behaald. Houd dit ook in uw achterhoofd als resultaten door de coronacrisis zijn beïnvloed.

Fase 5: Prijsbepaling

Is uw bedrijf helemaal verkoopklaar en is de waarde bepaald, dan is het tijd om de verkoopprijs vast te stellen. Stelt u zich daarbij de volgende vragen:

  • Wat wil ik minimaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat kan ik maximaal voor mijn bedrijf krijgen?
  • Wat is een reële verkoopprijs?

Door vooraf goed zicht te hebben op de verkoopprijs, verstevigt u uw onderhandelingspositie met een mogelijke koper.

Let op! Bent u van plan uw bedrijf binnen uw familie over te dragen, dan bent u wellicht geneigd genoegen te nemen met een lagere verkoopprijs. Echter, als u uw bedrijf overdraagt tegen een niet-marktconforme prijs kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat er sprake is van een schenking en is er in beginsel schenkbelasting verschuldigd.

Fase 6: Geschikte koper zoeken

In deze fase gaat u op zoek naar een mogelijke koper. Dat kan een onbekende zijn, maar ook een zoon of dochter, een werknemer binnen uw bedrijf of iemand uit uw zakelijke netwerk. 

Heeft u nog geen geschikte kandidaat, dan kunt u met uw bedrijf de markt opgaan. U kunt hiervoor ook een derde inschakelen.

Op internet zijn verschillende zoekmogelijkheden aanwezig. Alvorens u de markt opgaat, is het belangrijk dat u een korte profielschets van uw bedrijf maakt om interesse van potentiële kopers te wekken.

Fase 7: Onderhandelingsfase

Heeft u eenmaal een potentiële koper gevonden, dan start de onderhandelingsfase. Het is belangrijk om alle handelingen schriftelijk vast te leggen. Zodra duidelijk is dat een potentiële koper echt geïnteresseerd is, wordt het tijd om belangrijke informatie uit te wisselen.

Door het opstellen van een vertrouwelijkheidsovereenkomst voorkomt u dat onzorgvuldig met deze informatie wordt omgesprongen. Als beide partijen vertrouwen hebben in de uitkomst van de onderhandelingen, is het gebruikelijk om elkaars intenties op papier vast te leggen met een intentieovereenkomst (‘letter of intent’).

Na de intentieovereenkomst zal de potentiële koper de informatie die u als verkoper heeft verstrekt, willen toetsen. Daarvoor dient het duediligenceonderzoek. In de meeste gevallen is dit een zo breed mogelijk onderzoek naar het bedrijf. Alle juridische, fiscale, financiële en bedrijfseconomische aspecten komen aan bod.

Zodra beide partijen in de onderhandelingsfase op hoofdpunten een akkoord hebben bereikt, kan een voorovereenkomst worden gesloten.

Fase 8: Verkoop

Als de onderhandelingsfase is afgerond, kan de definitieve koopovereenkomst worden gesloten. Als u een bv verkoopt, is nog een gang naar de notaris nodig. Daar worden de aandelen officieel overgedragen. Nadat u de koopsom heeft ontvangen, is uw bedrijf definitief verkocht.

Alhoewel de overdracht nu is afgerond, wil dat nog niet zeggen dat u alle banden met uw onderneming heeft doorgesneden. Misschien blijft u nog actief betrokken bij de onderneming. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat u afspraken heeft gemaakt over de koopsom, waarbij de uiteindelijke hoogte mede wordt bepaald door de toekomstige resultaten van de onderneming.

Fiscale gevolgen

Bij een bedrijfsoverdracht krijgt u altijd te maken met de fiscus. Daarbij maakt het verschil of het gaat om bijvoorbeeld de overdracht van een eenmanszaak of van een bv. Vaak zal er moeten worden afgerekend, maar dat hoeft niet altijd. Er is namelijk een aantal ‘verzachtende’ regelingen. De belangrijkste zetten wij voor u op een rij:

  • De inkomstenbelasting kent onder andere een doorschuiffaciliteit bij de overdracht van een eenmanszaak of een aandeel in een vennootschap onder firma. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet te worden afgerekend met de fiscus en gaan de fiscale claims over op de koper.
  • Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken, is een van de voorwaarden dat de overdracht in beginsel moet plaatsvinden aan een medeondernemer die ten minste 36 maanden als ondernemer winst uit uw onderneming heeft gehad of ten minste 36 maanden als werknemer in uw onderneming werkzaam was. Wilt u van deze faciliteit gebruikmaken, houd hier dan tijdig rekening mee.
  • De doorschuiffaciliteit hoeft niet altijd voordeliger te zijn, dus is het voor u en voor de koper van belang vooraf de voordeligste optie te laten berekenen.
  • De inbreng van een onderneming in een bv tegen uitreiking van aandelen kan geruisloos plaatsvinden.
  • Voor de aanmerkelijkbelanghouder is er een doorschuiffaciliteit, bijvoorbeeld bij een aandelenfusie of juridische splitsing.
  • Ook de vennootschapsbelasting kent een aantal doorschuiffaciliteiten, zoals de bedrijfsfusiefaciliteit.
  • Er is een doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen. Ook bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen is er een doorschuiffaciliteit.
  • De Successiewet kent de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Een verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen in een bv is voor 100% voorwaardelijk vrijgesteld van erf- of schenkbelasting als de waarde van de objectieve onderneming niet groter is dan € 1.205.871. Is de onderneming meer waard, dan geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83% over het meerdere.

Wijziging doorschuiffaciliteit en bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Het kabinet heeft aangekondigd de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet te willen herzien.

Let op: De voorstellen moeten nog worden uitgewerkt en worden aangenomen door het parlement. Van de aangekondigde voornemens zetten we de belangrijkste op een rij:

  1. De vrijstelling in de BOR van 100% wordt per 2025 verhoogd van € 1.205.871 naar € 1.500.000. Van het meerdere boven € 1.500.000 wordt 70% vrijgesteld in plaats van 83%.
  2. Vanaf 2024 worden aan derden verhuurde onroerende zaken in beide regelingen standaard aangemerkt als beleggingsvermogen. Hierop is de vrijstelling niet van toepassing.
  3. De doelmatigheidsmarge van 5% wordt afgeschaft. Hierdoor wordt een deel van het beleggingsvermogen niet meer aangemerkt als ondernemingsvermogen en is dus niet langer vrijgesteld.
  4. Bedrijfsmiddelen die deels privé worden gebruikt, het zogenaamde keuzevermogen, komen slechts voor de regelingen in aanmerking voor het deel waarvoor ze in de onderneming worden gebruikt.
  5. De bezits- en voortzettingseis in de BOR worden vanaf 2025 in bepaalde situaties versoepeld. In situaties waarbij sprake is van oneigenlijk gebruik worden deze eisen juist strenger. De eis inzake de dienstbetrekking wordt afgeschaft.
  6. Alleen reguliere aandelen met een belang van 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigheid en liquidatieopbrengst komen vanaf 2025 nog in aanmerking voor de regelingen.

Tot slot

De koop en verkoop van een bedrijf is een uitermate complexe aangelegenheid. Daarbij spelen bedrijfseconomische, juridische, fiscale, financiële en sociale aspecten een grote rol. Neem voor advies op maat contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondanks corona toch gebruikersheffing OZB bioscoop

De gebruiker van een bioscoopcomplex moet hiervoor toch de gebruikersheffing OZB betalen, ondanks dat de bioscoop vanwege corona tijdelijk niet gebruikt kon worden. Dit besliste Rechtbank Midden-Nederland onlangs. De uitspraak staat echter haaks op een eerdere uitspraak van Rechtbank Limburg.

Geen gebruik vanwege corona

Corona

De aanslag gebruikersheffing OZB betrof het jaar 2021. Op de toetsdatum van 1 januari 2021 was de bioscoop vanwege corona verplicht gesloten. Door de sluiting hoopte de overheid verspreiding van het virus te kunnen beteugelen.

Gebruikt of niet?

Voor de rechtbank draaide het in deze zaak met name om de vraag of het pand, ondanks de verplichte sluiting, toch gebruikt werd. De rechtbank vond van wel. De bioscoop kon weliswaar niet als zodanig geëxploiteerd worden, maar werd wel gebruikt voor de opslag van het meubilair en dergelijke. Bovendien werd het complex tijdens de sluiting onderhouden en gereinigd.

Rechters verschillen van mening

In bovengenoemde uitspraak van Rechtbank Limburg was het beperkte gebruik van de bioscoop voor de rechter juist onvoldoende om de aanslag gebruikersheffing op te kunnen leggen. Dat de bioscoop ter beschikking stond, was volgens deze rechtbank onvoldoende aangezien er geen alternatieve activiteiten in de bioscoop hadden plaatsgevonden of plaats hadden kunnen vinden.

Onduidelijkheid

De uitspraken zorgen voorlopig voor onduidelijkheid. Omdat tegen de uitspraak van Rechtbank Limburg al hoger beroep is ingesteld en tegen de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland waarschijnlijk ook hoger beroep wordt ingesteld,  kan duidelijkheid in deze zaken nog wel even op zich laten wachten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uurloongrenzen jeugd-LIV 2023 bekend

De uurloongrenzen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV) voor jongere werknemers voor 2023 zijn bekendgemaakt. Deze worden jaarlijks aangepast, zodra de minimumlooncijfers die per 1 juli gelden bekend zijn.

Criteria voor jeugd-LIV

Personeel

Heeft u in 2023 jongere werknemers in dienst die op 31 december 2022 18, 19 of 20 jaar oud waren? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor het jeugd-LIV. Daarvoor moet het gemiddelde uurloon van uw jongere werknemer in een kalenderjaar binnen bepaalde grenzen liggen. Deze uurlooncriteria worden jaarlijks in juli aangepast op basis van het gemiddelde minimumloon op 1 januari en 1 juli van het jaar. 

Uurloongrenzen in 2023

Leeftijd op 31 december 2022  Ondergrens  Bovengrens 
20 jaar  € 9,79  € 12,04 
19 jaar  € 7,34  € 10,89 
18 jaar  € 6,12  € 8,17 

Vast bedrag per verloond uur

Het jeugd-LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. In 2023 worden, net als in voorgaande jaren, de volgende bedragen gehanteerd:

Leeftijd op 31 december 2022  Bedrag per werknemer per verloond uur in 2023 Maximaal bedrag per werknemer in 2023
18 jaar  € 0,07 € 135,20
19 jaar  € 0,08 € 166,40
20 jaar  € 0,30 € 613,60

Juiste aangifte loonheffingen

Voor de berekening van het jeugd-LIV is het van belang dat de verloonde uren goed in de aangifte loonheffingen voor 2023 zijn ingevuld. Op basis van die aangifte loonheffingen wordt namelijk uw recht op jeugd-LIV bepaald. Het jeugd-LIV wordt altijd achteraf betaald. Uitbetaling van het jeugd-LIV over 2023 vindt dus pas plaats in de tweede helft van 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bedrijfsoverdracht van het familiebedrijf 2023

Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit een van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscaal-juridische aspecten een grote rol. De Belastingdienst kijkt bij de overdracht namelijk kritisch mee. Het bedrijf is er voor bestaanszekerheid van de huidige generatie, de volgende generatie en liefst nog vele generaties daarna.

Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht

Overleg

Bij de overdracht van een IB-onderneming moet u rekening houden met belastingclaims. Inkomstenbelasting is aan de orde als de overdrager bij de bedrijfsoverdracht fiscale winst realiseert. Dat is het geval als de onderneming wordt verkocht voor meer dan de fiscale boekwaarde. De overdrager realiseert dan stille reserves in vermogensbestanddelen en/of goodwill in de onderneming. Daarover betaalt de overdrager het progressieve belastingtarief in box 1.

Let op! Bij bedrijfsoverdracht moet u ook rekening houden met de desinvesteringsbijtelling. Dat is een fiscale winstpost waarmee investeringsaftrek uit de laatste vijf jaar wordt gecorrigeerd, als voor meer dan € 2.600 wordt gedesinvesteerd. Er wordt per bedrijfsmiddel gekeken naar het percentage van de investeringsaftrek van destijds en dit wordt toegepast op de huidige overdrachtsprijs. Ook vallen de fiscale reserves vrij bij de bedrijfsoverdracht.

Wordt een onderneming verkocht met een onroerende zaak (bedrijfspand) op de balans? Dan moet de overnemer overdrachtsbelasting betalen. Er is mogelijk, onder voorwaarden, een vrijstelling van toepassing. Die komt verderop aan bod.

Schenkt de overdrager de onderneming of verkoopt hij de onderneming voor een te laag bedrag? Dan moet de overnemer schenkbelasting betalen. Er zijn vrijstellingen en betalingsregelingen, maar daarvoor gelden voorwaarden. Die worden hierna globaal besproken.

Tip! De overdrager van een persoonlijke onderneming kan belastingheffing over de stakingswinst uitstellen door een premie te betalen voor een zogenoemde stakingslijfrente of door premies te storten op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De lijfrentepremie komt dan in aftrek op de belaste winst. De overdrager betaalt pas belasting als de uitkering uit de lijfrente gaat vloeien. Ook kan de overdrager op deze manier de oudedagsreserve omzetten in een lijfrente.

Is sprake van de overdracht van een bv en is de verkoopprijs hoger dan de verkrijgingsprijs van de aandelen? Dan geniet de overdrager een boekwinst (ofwel: vervreemdingsvoordeel) en dus inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarover moet hij 26,9% belasting betalen in box 2.

Tip! De directe inkomstenbelastingheffing in box 2 bij verkoop van de aandelen kunt u voorkomen met een holdingstructuur (de boekwinst die de holding-bv geniet door de verkoop van de werk-bv valt namelijk onder de deelnemingsvrijstelling). Zet deze structuur wel tijdig op. De fiscus kan een probleem maken van een verkoop binnen drie jaar na oprichting. Er is echter een tegenbewijsregeling. Als u kunt aantonen dat u vóór de inbreng nog geen onderhandeling bent gestart met de koper, dan blijft de geruisloze inbreng in stand.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – persoonlijke onderneming

Een beste manier om inkomstenbelasting te besparen bij bedrijfsoverdracht is er niet. Het hangt af van de omstandigheden. Kijkend naar het familiebedrijf zal vaak sprake zijn van een bekende die het bedrijf overneemt: de zoon of dochter of zelfs aangetrouwde familie. Om gebruik te kunnen maken van de fiscale faciliteiten moet het wel iemand zijn die al in het bedrijf meewerkt of al als ondernemer betrokken is. Er moet dan worden gekozen tussen afrekenen of doorschuiven.

Afrekenen

Afrekenen betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt, de stakingswinst opgeeft aan de fiscus en daarover belasting betaalt. Hij mag € 3.630 stakingsaftrek van zijn winst aftrekken. Ook is in het stakingsjaar de mkb-winstvrijstelling van 14% van toepassing. Of de bedrijfsoverdrager daadwerkelijk inkomstenbelasting betaalt, hangt af van de omvang van zijn gewone jaarwinst, stakingswinst, de stakingslijfrentepremie- en de stakingsaftrek. 

Let op! Een staking helemaal aan het begin van het jaar kan door de Belastingdienst gezien worden als een staking in het voorgaande jaar, waardoor de stakingswinst opgeteld wordt bij de gewone jaarwinst van dat jaar.

Tip! Controleer bij het staken van de onderneming of er nog sprake is van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek (NGZA). Een ondernemer kan namelijk niet meer zelfstandigenaftrek claimen dan er fiscale winst is. Het bedrag dat niet in aftrek komt, wordt gestald in de NGZA.

Onverrekende verliezen

In de inkomstenbelasting kan een verlies worden verrekend met de inkomsten van de drie voorafgaande jaren en de negen volgende kalenderjaren. Afrekenen bij bedrijfsoverdracht kan bijvoorbeeld fiscaal voordelig zijn als de bedrijfsoverdrager nog onverrekende verliezen heeft die hij kan verrekenen met de stakingswinst of als hij de stakingswinst kan omzetten in een lijfrente. De bedrijfsoverdrager betaalt op het moment van de bedrijfsoverdracht geen inkomstenbelasting, terwijl de bedrijfsopvolger kan afschrijven over de hogere werkelijke waarde van de onderneming in plaats van over de overgenomen fiscale boekwaarde. Ook heeft de bedrijfsopvolger dan investeringsaftrek en mag hij – als hij starter is – willekeurig afschrijven.

Tip! Verkoopt de overdrager zijn persoonlijke onderneming aan een natuurlijke persoon en blijft die de koopsom schuldig? Dan kan de overdrager kiezen voor maximaal tien jaar renteloos uitstel van betaling van de inkomstenbelastingclaim. Hij moet dan wel de inkomstenbelasting in gelijke jaarlijkse delen aan de fiscus betalen. Voor de overnemer zijn er de hiervoor beschreven voordelen. Om het uitstel van betaling moet worden verzocht en er moet zekerheid worden gesteld.

Doorschuiven

Doorschuiven betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en dat de bedrijfsopvolger de inkomstenbelastingclaim van de bedrijfsoverdrager overneemt. De waarde van het bedrijf wordt op hetzelfde bedrag bepaald als bij de variant van afrekenen, maar de (contante waarde van de) overgedragen inkomstenbelastingclaim komt er nog op in mindering. Deze variant heet doorschuiven, omdat de bedrijfsopvolger in deze variant de onderneming in zijn fiscale winstaangifte de fiscale boekwaarde van de overgenomen onderneming hanteert.

Tip! Heeft u iemand op het oog aan wie u de zaak wilt doorschuiven? Dat kan alleen als die persoon al 36 maanden medeondernemer of medewerker is. Laat uw bedrijfsopvolger daarom als medeondernemer of werknemer ten minste 36 maanden voorafgaand aan de overdracht meedraaien in het bedrijf.

De bedrijfsopvolger neemt de fiscale boekwaarde over en gaat na de doorschuiving afschrijven zoals de overdrager dat deed. Hij geniet dus geen afschrijvingsvoordeel. Zijn fiscale winst ten opzichte van de variant ‘afrekenen’ zal dus hoger zijn. Hij heeft geen recht op willekeurige afschrijving en als hij binnen drie jaar staakt, heeft hij geen recht op stakingsaftrek.

Let op! Bij doorschuiving heeft de inkomstenbelastingclaim grote invloed op de overnamesom. De waardering van de inkomstenbelastingclaim hangt echter af van vele variabelen, zoals looptijd en rentepercentage, waarover bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer verschillend kunnen denken.

Doorschuiving moet daarom ‘passen’ bij de personen van de bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer. Of u nou kiest voor afrekenen of doorschuiven, er zijn veel voorwaarden aan verbonden waar u rekening mee moet houden. Voor een afgewogen beslissing overlegt u met een van onze adviseurs.

Firma als opvolgingsinstrument

Als u uw persoonlijke onderneming liever niet in één keer overdraagt, maar de bedrijfsopvolging wilt blijven begeleiden of zelfs betrokken wilt blijven, dan kunt u dat doen met een firma (vof) of cv. Bij de laatste variant kunt u beherend vennoot blijven (‘op de bok’) of op de achtergrond als commanditair vennoot (‘geldschieter’).

Uw bedrijfsopvolger wordt vennoot in de firma en u spreekt een winstverdeling af die past bij ieders vermogensinbreng. Daarnaast kunt u samen een arbeidsbeloning vóór winstverdeling afspreken op grond van de arbeidsinbreng. Vervolgens kunt u uw aandeel in de firma overdragen aan uw bedrijfsopvolger, in één keer of in fasen.

Tip! Heeft u een onderneming met veel vermogen, maar relatief weinig liquiditeit? Dan kan de firma voor u een oplossing zijn als opvolgingsinstrument. U blijft dan in de firma (ofwel cv) zitten als geldschieter. Uw bedrijfsopvolger kan de bedrijfsopvolging dan gemakkelijker financieren. Hij kan zijn winst opsparen om later de commandiet uit te kopen. Let ook op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting.

Samenwerkingsovereenkomst

Zorg ervoor dat u de afspraken over bedrijfsopvolging vastlegt in een samenwerkingsovereenkomst. Met afspraken over de toedeling van het vermogen regelt u dat de onderneming bij verbreking van de samenwerking kan worden voortgezet door de bedrijfsopvolger. Deze afspraken worden wel voortzettings-, verblijvens-, toescheidings- of overnemingsbedingen genoemd. Kern van deze bedingen is dat in de samenwerkingsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de voortzetting van de onderneming en het ondernemingsgebonden vermogen bij uittreden van een van de firmanten.

Tevens legt u vast wat het ingebrachte vermogen van eenieder is. Als u bijvoorbeeld wilt dat het bedrijfspand niet overgaat, kunt u dit niet inbrengen en tot uw buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen rekenen. De stille reserves in het pand blijven aan u voorbehouden en u gaat het bedrijfspand verhuren aan de vof.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – bv

Heeft u een onderneming in de vorm van een bv, realiseert u zich dan dat bij overdracht van de aandelen een vervreemdingsvoordeel ontstaat. Dat is het verschil tussen de verkrijgingsprijs van uw aandelen en de verkoopprijs of waarde bij overdracht van de aandelen. U betaalt over dat verschil 26,9% inkomstenbelasting.

Ook als u de aandelen schenkt of voor een lagere dan zakelijke prijs verkoopt, wordt de vervreemdingswinst berekend over de volle waarde van de aandelen. Indien en voor zover binnen de bv sprake is van ondernemingsvermogen, kan op verzoek een doorschuiving van de ab-claim plaatsvinden. De schenker rekent dan niet af en de begiftigde neemt de oorspronkelijke verkrijgingsprijs over. Ook geldt dan een vrijstelling voor de schenkbelasting.

Tip! Als uw bedrijfsopvolger de koopsom schuldig blijft, heeft u onder voorwaarden recht op een renteloze betalingsregeling van maximaal tien jaar voor de inkomstenbelastingclaim. Voorwaarde is onder andere dat de bezittingen van de bv voor minder dan 30% uit beleggingen bestaan. De bedrijfsoverdrager moet om uitstel van betaling verzoeken en zekerheid stellen.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Andere overdrachtsvormen

Om belastingheffing over het vervreemdingsvoordeel bij overdracht te voorkomen, kiezen de meeste ondernemers met een bv voor een holdingstructuur. Heeft u namelijk een holding die de aandelen van de werk-bv houdt, dan hoeft de holding over de overdrachtswinst op de aandelen niet af te rekenen. Dat komt door de deelnemingsvrijstelling. De ontvangen verkoopprijs van de aandelen kan de holding ter belegging blijven aanhouden. Pas bij uitkering aan u als aandeelhouder moet u over het dividend 26,9% inkomstenbelasting betalen.

Tip! Een holdingstructuur werkt goed als u uw onderneming voor een reële prijs wilt verkopen aan uw bedrijfsoverdrager.

Let op! Als u uw onderneming wilt schenken of verkopen voor een lagere dan reële prijs, dan kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de schenkbelasting (zie hierna). Wel moet u dan ook de inkomstenbelastingclaim afrekenen. Als u de aandelen verkoopt maar de overnemer de koopsom schuldig blijft, kunt u verzoeken om een betalingsregeling van tien jaar.

Tip! Heeft u veel beleggingsvermogen in uw holding en/of werk-bv en wilt u de aandelen schenken? Zonder uw beleggingsvermogen dan af, al dan niet in een vrijgestelde beleggingsinstelling. U maakt daarmee de bestaande aandelen (in de holding) lichter en geschikt voor schenking, terwijl u door de herstructurering directe fiscale claims over het beleggingsvermogen voorkomt.

Bedrijfsopvolging met onroerende zaken – overdrachtsbelasting

Gaan er bij de bedrijfsoverdracht in de vorm van de overdracht van de activa en passiva één of meer onroerende zaken over, let dan op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. De bedrijfsopvolger die de onroerende zaken overneemt, moet 10,4% overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de overgenomen bedrijfsonroerende zaken. Er zijn bij bedrijfsoverdracht echter enkele vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting.

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

Bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming in de familiesfeer geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is het geval bij bedrijfsoverdracht aan kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of echtgenoten van deze personen. Het moet gaan om de overdracht (en voortzetting) van de gehele onderneming, al dan niet in fasen. De bedrijfsonroerende zaak moet dienstbaar zijn aan de onderneming.

Gaat de bedrijfsoverdrager een samenwerkingsverband aan met zijn bedrijfsopvolger, dan geldt onder voorwaarden een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de inbreng van de onderneming met onroerende zaken in het samenwerkingsverband. Bij de verdeling van het vermogen van een samenwerkingsverband geldt een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de toedeling van de onroerende zaak aan de oorspronkelijke inbrengers, als de onroerende zaak vrijgesteld van overdrachtsbelasting was ingebracht.

Let op! Heeft u één of meer onroerende zaken op de ondernemingsbalans staan? Let dan bij de bedrijfsopvolging op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. Bij een bedrijfsoverdracht binnen de familiesfeer kan overdrachtsbelasting vaak worden voorkomen. Namelijk door het gebruikmaken van een vrijstelling of door gewoonweg de onroerende zaken niet in te brengen dan wel over te dragen.

Tip! Regel de bedrijfsopvolging ook in uw testament. Door aan uw bedrijfsopvolger via een legaat uw onderneming na te laten bij uw overlijden, ontvangt uw bedrijfsopvolger de onderneming als ‘erfrechtelijke verkrijging’. Die is onbelast voor de overdrachtsbelasting. Bij zo’n testamentaire regeling kunt u ook bepalen dat uw bedrijfsopvolger een bedrag moet betalen aan de overige erfgenamen.

Onroerendezaaklichaam

Overdrachtsbelasting kan ook aan de orde zijn bij de overdracht van aandelen in een bv die een onroerendezaaklichaam is. Dat is het geval als de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken, voor meer dan 30% uit Nederlandse onroerende zaken en de onroerende zaken beleggingsvermogen zijn. Kort gezegd moet de verkrijger van de aandelen dan overdrachtsbelasting over de waarde van de onroerende zaken betalen, als hij ten minste een derde aandelenbelang heeft of verkrijgt.

Let op! Op grond van een uitspraak van de Hoge Raad is de vrijstelling overdrachtsbelasting die geldt voor de inkomstenbelasting ook van toepassing op onroerendezaaklichamen die een materiële onderneming drijven. Er is sprake van een materiële onderneming als er een ‘werkelijke’ onderneming is Echter de bv moet wel volledig door het kind of kinderen worden voortgezet, waarbij tevens sprake is van volledige zeggenschap. Beleggingsvermogen valt daar niet onder.

Bedrijfsopvolgingsregeling schenk- en erfbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is van toepassing bij het schenken of vererven van het vermogen van een persoonlijke onderneming (zoals een eenmanszaak, firma- of cv-aandeel) én bij aanmerkelijkbelangaandelen in een actieve bv. Om hiervan gebruik te maken, moet u bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Dat doet u in de aangifte schenkbelasting (of erfbelasting), die u indient binnen twee maanden na het jaar waarin u de onderneming of aandelen heeft overgedragen gekregen.

Vrijstelling

De BOR-vrijstelling wordt toegepast op de going-concernwaarde. Als de liquidatiewaarde hoger is, dan is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de going-concernwaarde vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kapitaalintensieve bedrijven met een relatief laag rendement. De going-concernwaarde is 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.205.871, daarboven geldt een vrijstelling van 83%.

Betalingsregeling

Is de going-concernwaarde hoger dan de vrijstelling, dan kan de verkrijger kiezen voor tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de schenkbelasting over de belaste waarde.

Bezitseis en voortzettingseis

De schenker moet de onderneming op het moment van de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven en de voortzetter moet de onderneming minstens vijf jaar voortzetten. Bij schenking van aandelen moeten deze vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord. Voldoet de voortzetter niet aan de voortzettingseis, dan moet hij alsnog schenkbelasting betalen over de verkregen onderneming.

Als door een bv een andere onderneming is overgenomen via een activa/passiva-transactie, gaat er op grond van jurisprudentie geen nieuwe bezitstermijn lopen. Als er aandelen in een nieuwe bv worden gekocht wel!

Ondernemingsvermogen

De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting geldt voor het ondernemingsvermogen. Bij een persoonlijke onderneming is dat het vermogen van de onderneming, zoals dat op de balans staat. Duurzaam beleggingsvermogen telt hierbij niet mee, want dat hoort niet thuis op de ondernemingsbalans. Bij bv’s is de faciliteit beperkt tot het ‘echte’ ondernemingsvermogen in de bv plus beleggingsvermogen voor een waarde van 5% van het ondernemingsvermogen. De schenker of erflater moet bovendien een aanmerkelijk belang (ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal) in de bv hebben. Aandelen in een beleggings-bv tellen niet mee.

Tip! Zorg dat zo veel mogelijk liquide middelen tot het werkkapitaal en/of investeringskapitaal van de onderneming behoren. Deze worden dan meegenomen in de BOR.

Bij een holdingstructuur kan het ondernemingsvermogen geconsolideerd worden beoordeeld. Dat houdt in dat het ondernemingsvermogen van de werk-bv aan de holding kan worden toegerekend, waardoor de vrijstelling toch van toepassing is bij schenking van de aandelen van de holding. De uiteindelijke aandeelhouder moet dan wel een indirect aanmerkelijk belang (ten minste 5%) in de werk-bv hebben. Uiteraard moet de werk-bv een actieve onderneming drijven.

Terbeschikkingstellingsregeling (TBS)

Ook op het ter beschikking gestelde vermogen kan de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zijn. Verhuurt u bijvoorbeeld als directeur-grootaandeelhouder een pand aan uw bv en schenkt u het pand en de aandelen aan uw opvolger, dan is op het pand en de aandelen deze vrijstelling van toepassing.

Let op! Denk bij schenking van uw bedrijf ook aan de mogelijke erfrechtelijke gevolgen. Door een schenking van uw bedrijf kunnen uw kinderen die het bedrijf niet voortzetten, worden benadeeld in hun legitieme portie. Ga daarom ook na of er erfrechtelijke gevolgen zijn verbonden aan de bedrijfsopvolging en pas eventueel uw testament hierop aan.

Let op! Het schenken wordt minder aantrekkelijk doordat er wel een afrekening plaatsvindt in de inkomstenbelasting. Bij de schenking is het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van het pand minus de boekwaarde belast met progressieve inkomstenbelasting. Wel kan de belasting in tien jaar worden voldaan.

Tot slot

Start tijdig met de fiscale voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Reken zeker op een voorbereidingsperiode van zo’n vijf tot zeven jaar. Neem voor het overwegen van de beste opties contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inkomsten hoofdzakelijk van één opdrachtgever: geen sprake van winst

Als ondernemers vrijwel hun gehele inkomen bij één opdrachtgever verdienen, is het onwaarschijnlijk dat er sprake is van winst uit onderneming. Dat er naast die opdrachtgever nog meerdere opdrachtgevers zijn, betekent nog niet dat er sprake is van een onderneming. Er bestaat dan ook geen recht op ondernemersfaciliteiten.

Vast maandbedrag

Mobiel

Bovenstaande conclusies volgen uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland. Een belastingplichtige trad voor een bedrijf op als personage en bedacht hieromtrent entertainment. Hij ontving hiervoor een vast maandbedrag en wilde dit aanmerken als winst uit onderneming. Volgens de inspecteur was er sprake van een dienstbetrekking.

Wanneer onderneming?

Volgens de rechtbank dient bij de beoordeling of sprake is van ondernemerschap onder andere te worden gekeken naar de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden, de grootte van de opbrengst, de winstverwachting, het lopen van ondernemersrisico, het streven naar continuïteit, de beschikbare tijd, de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheden wordt gegeven, het aantal opdrachtgevers en het spraakgebruik.

Let op! Dat er sprake is van winst uit onderneming, dient degene die dit claimt te bewijzen.

Inkomsten vrijwel geheel van één opdrachtgever

De rechtbank was het met de inspecteur eens dat er in de betreffende zaak geen sprake was van winst uit onderneming. Daarbij is van belang dat er weliswaar meerdere opdrachtgevers waren, maar dat het inkomen in de loop der jaren nagenoeg geheel dan wel hoofdzakelijk van één bedrijf afkomstig was. Over het geheel van de in geschil zijnde jaren bedroegen deze inkomsten zelfs meer dan 90%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidieregeling praktijkleren weer van start

De Subsidieregeling praktijkleren is in juni weer van start gegaan. U kunt deze subsidie aanvragen, wanneer u als werkgever een praktijk- of werkleerplaats aanbiedt om mensen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt. U kunt nu een aanvraag indienen voor het studiejaar 2022-2023.

Doelgroep Subsidieregeling praktijkleren

Personeel

De Subsidieregeling praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die u maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Dat geldt ook voor de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio).

De subsidieregeling is bedoeld voor:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel, dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Aanvraag indienen bij de RVO

U kunt bij de RVO nu een aanvraag indienen voor het studiejaar 2022-2023. Per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats kunt u een subsidie ontvangen van maximaal € 2.700. Niet elke opleiding, onderwijsvorm of leerweg komt in aanmerking voor de subsidieregeling. Voor de verschillende onderwijsvormen zijn verschillende voorwaarden geformuleerd. Deze staan op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daar dient u ook uw aanvraag in. 

Let op! De sluitingsdatum is 15 september 2023 (om 17.00 uur).

Traject

Alle op tijd ingediende aanvragen worden door de RVO behandeld. Wordt er meer subsidie aangevraagd dan beschikbaar is (per onderwijscategorie), dan wordt het budget per categorie verdeeld. Uiterlijk 30 december 2023 neemt de RVO een besluit over uw aanvraag. Vervolgens wordt het beschikbare budget verdeeld en wordt u een toekenningsbeschikking toegezonden.

Let op! Voor het indienen van de aanvraag is eHerkenning nodig (minimaal niveau 3 met machtiging RVO-diensten op niveau eH3).

Administratie bijhouden

Het is van belang dat u van elke leerling of student een praktijkleerovereenkomst heeft. Ook moet u over het jaar 2022-2023 een aanwezigheids- en begeleidingsregistratie hebben bijgehouden. Deze gegevens moet u kunnen verstrekken op het moment dat de RVO daarom vraagt. Er worden steekproefsgewijs controles uitgevoerd. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Verhuur opslagboxen niet per definitie btw-vrij

De verhuur van opslagboxen in een onroerende zaak is btw-vrijgesteld als deze verhuur kan worden aangemerkt als verhuur van een onroerende zaak. Dat verhuur van opslagboxen niet per definitie onder deze btw-vrijstelling valt, ontdekte een verhuurder van zogenaamde ‘boxx on wheels’.

Verhuur onroerende zaak

Sleutels

Voor verhuur van onroerende zaken geldt een btw-vrijstelling. Dit kan prettig zijn bij verhuur aan particulieren, maar de btw-vrijstelling betekent ook dat de verhuurder geen recht heeft op aftrek van de btw die betrekking heeft op de verhuur.

Let op! Dit kan betekenen dat de verhuurder wel met btw wil verhuren. Onder voorwaarden is het voor huurder en verhuurder mogelijk om te kiezen voor btw-belaste verhuur. Een van die voorwaarden is dat de huurder het gehuurde voor ten minste 90% (in sommige gevallen 70%) gebruikt voor met btw belaste prestaties. Bij verhuur aan particulieren is deze keuze dus niet mogelijk.

Verhuur opslagboxen btw-vrijgesteld

Vraag is of de verhuur van opslagboxen onder de btw-vrijstelling van de verhuur van onroerende zaken kan vallen. De Hoge Raad besliste in 2018 dat in de volgende casus de btw-vrijstelling in ieder geval wel van toepassing was:

In een afgebakend deel van een onroerende zaak zijn zeecontainers geplaatst op de begane grond en houten boxen op de eerste verdieping. De zeecontainers vormen de draagvloer voor de houten boxen en vormen dus een integrerend deel van de onroerende zaak. De zeecontainers en houten boxen worden verhuurd voor opslag. De verhuurder verricht ook nog andere diensten (onder meer permanente bewaking van het pand en het ter beschikking stellen van het gratis gebruik van transportwagentjes, een bestelbus of een aanhangwagen). Deze diensten zijn echter, naar het oordeel van Hof ’s-Hertogenbosch, van ondergeschikt belang bij de verhuur van de containers en boxen. Het hof oordeelt dan ook terecht dat sprake is van verhuur van (een deel van) een onroerende zaak, aldus de Hoge Raad. De verhuur is btw-vrijgesteld.

Verhuur boxx on wheels btw-belast

De verhuur van opslagboxen is echter niet per definitie btw vrijgesteld. In de volgende casus was hiervan naar het oordeel van Rechtbank Noord-Holland én Hof Amsterdam in ieder geval geen sprake:

In een opslagloods worden verplaatsbare houten kisten geplaatst. Een huurder bewaart de sleutel van de gehuurde box, maar heeft geen toegang tot de opslagloods waarin ook boxen van andere huurders staan. Na een afspraak kan de huurder op andere een plek waar de verhuurde de box plaatst, voor een korte periode in de box. Daarna plaatst de verhuurder de box weer terug in de opslagloods. Indien gewenst kan de huurder gebruikmaken van diverse aanvullende diensten die belast worden tegen 21% btw. De rechtbank en het hof oordelen dat de boxen niet een integrerend deel vormen van de opslagloods en daar niet blijvend zijn geplaatst. De huurder heeft weliswaar exclusief recht van toegang tot de box, maar niet tot het deel van de opslagloods waar de box normaal staat. Daarmee wordt geen onroerende zaak ter beschikking gesteld. Ook de bijkomende diensten die de verhuurder verleent, zijn niet bijkomstig, maar hebben een toegevoegde waarde van betekenis. De rechtbank en het hof oordelen dan ook dat geen sprake is van verhuur van (een deel van) een onroerende zaak. De verhuur is dus niet btw-vrijgesteld.

Let op! Of de verhuur van opslagboxen btw-vrijgesteld is of btw-belast, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Overleg met onze adviseurs wat dit betekent voor uw situatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe verplichtingen bij ziekteverzuim vanaf 1 juli 2023

Werkgever en werknemer zijn vanaf 1 juli 2023 verplicht om schriftelijk hun visie te geven op het ziekteverzuimproces. Zij zijn immers gezamenlijk verantwoordelijk voor de re-integratie. Het betreft hier een wettelijke vastlegging van hetgeen in de praktijk al vaak gebeurde.

Verplichte gezamenlijke visie

Verkouden

De visie van werkgever en werknemer was altijd al onmisbaar bij de re-integratie. Vanaf 1 juli is deze echter verplicht bij het plan van aanpak, de bijstellingen daarvan en de eerstejaarsevaluatie (opschudmoment). De visie kan bijvoorbeeld gaan over arbeidsmogelijkheden, passend werk of twijfels over de adviezen van de bedrijfsarts.

(Bijstellingen) plan van aanpak en eerstejaarsevaluatie

Een bedrijfsarts of arbodienst dient bij dreigend langdurig verzuim na 6 weken een probleemanalyse op te stellen. Hierin is opgenomen een advies over de mogelijkheden van de werknemer en de verwachting ten aanzien van herstel en werkhervatting. Deze probleemanalyse vormt de basis voor het op te stellen plan van aanpak. Het plan van aanpak stelt de werkgever op in overeenstemming met de werknemer op basis van de probleemanalyse van de bedrijfsarts of arbodienst. Dit plan van aanpak dient periodiek – minimaal één keer per 6 weken – aangepast te worden als daartoe aanleiding is.

De visie, die vanaf 1 juli verplicht is, is gericht op zowel de kortere als de langere termijn. Deze kan evenals het plan van aanpak zelf,  regelmatig bijgesteld worden als daar aanleiding toe is. Het is aan de werkgever en werknemer om te bespreken welke mogelijkheden voor werkhervatting zij zien, er afspraken over te maken en deze vast te leggen in het plan van aanpak. Aangezien deze visie enige kennis van wet- en regelgeving vergt, kunnen werkgever en werknemer desgewenst ondersteuning inroepen van bijvoorbeeld een arbeidsdeskundige, een casemanager of een jobcoach.

Doel wijziging

De wijziging beoogt het gesprek over de re-integratie te bevorderen waardoor de betrokkenheid van werkgever en werknemer wordt vergroot en de re-integratie succesvol is. Zo kunnen werkgever en werknemer bijvoorbeeld afspraken maken over ander passend werk als het eigen werk niet meer geschikt is. Ook het ontbreken van re-integratieactiviteiten moet gemotiveerd worden vastgelegd. Bij twijfels aan het advies van de bedrijfsarts kan de werknemer een second opinion aanvragen bij een andere door de werkgever gecontracteerde bedrijfsarts of een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen. Dit laatste kan de werkgever ook doen. Werkgever en werknemer dienen zaken te bespreken om zo een succesvolle re-integratie te bevorderen. De visie is een hulpmiddel om dit doel te bereiken en is daarmee een waardevolle toevoeging voor zowel de werkgever als de werknemer.

Let op! Deze wijziging geldt ook voor de werkgever die eigenrisicodrager is voor de Ziektewet en zijn (ex-)werknemer. Deze heeft immers dezelfde re-integratieverplichtingen als iedere andere werkgever.

Overgangsrecht

De re-integratievisie geldt voor stukken die na 1 juli 2023 zijn opgesteld. Bij samengesteld ziekteverzuim worden de ziekteperiodes bij elkaar opgeteld als zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Ligt hierdoor de eerste ziektedag voor 1 juli 2023 dan geldt de maatregel alleen voor de stukken die na die datum zijn opgesteld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorwaarden giftenaftrek voor vrijwilligers

Een vrijwilliger kan in de aangifte inkomstenbelasting giften in aftrek brengen vanwege het vrijwilligerswerk. Hiervoor moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

Vrijwilligersvergoeding

Rolstoel

U moet allereerst door een regeling van de instelling recht hebben op een vrijwilligersvergoeding en daar vrijwillig van afzien. Een echtpaar dat bij Hof Den Haag aanspraak wilde maken op giftenaftrek voldeed niet aan die voorwaarde. Hof Den Haag was van oordeel dat het echtpaar geen aanspraak kon maken op een vergoeding. Het echtpaar kon daar dan ook niet vrijwillig van afzien. De Hoge Raad liet het oordeel van Hof Den Haag in stand.

Let op! De instelling waar u het vrijwilligerswerk verricht, moet dus een regeling hebben waardoor u recht heeft op een vrijwilligersvergoeding. Daarnaast moet de instelling echter ook bereid én financieel in staat zijn om de vergoeding daadwerkelijk te betalen. Is dat niet het geval, dan kunt u de vergoeding niet als gift in aftrek brengen.

Verklaring

De instelling waarvoor u het vrijwilligerswerk verricht, moet verder een anbi zijn. Daarnaast moet de instelling u een vrijwilligersverklaring geven.

Tip! Op de website van de Belastingdienst vindt u zo’n vrijwilligersverklaring. Met deze verklaring verklaart de instelling onder meer dat u vrijwilligerswerk heeft verricht, daarvoor recht heeft op een vergoeding en dat u afziet van die vergoeding.

Kosten

Als u kosten maakt voor uw vrijwilligerswerk, dan kunt u die kosten als gift in aftrek brengen als u deze kosten niet vergoed kan krijgen of vrijwillig van zo’n vergoeding afziet. Het moet dan wel gaan om kosten die volgens maatschappelijke opvattingen vergoed behoren te worden (denk aan reiskosten, portokosten, kosten papier et cetera).

Let op! Als u ook afziet van de vrijwilligersvergoeding en deze als gift opvoert, komen de kosten alleen voor aftrek in aanmerking als deze hoger zijn dan de vrijwilligersvergoeding.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer zijn inkomsten uit tijdelijke verhuur eigen woning belast?

Als u uw eigen woning of een deel ervan tijdelijk verhuurt, bijvoorbeeld via AirBnb, zijn de voordelen hiervan voor 70% belast in box 1. De rechtbank Noord-Holland heeft in een uitspraak duidelijk gemaakt welke voorwaarden hiervoor gelden en wanneer de woning u als hoofdverblijf ter beschikking staat.

Verhuur aanbouw

Woning

In de betreffende zaak had de eigenaar van een eigen woning deze uitgebreid met een aanbouw. Deze aanbouw werd tijdelijk verhuurd via Airbnb, hetgeen ruim € 2.600 aan huur had opgeleverd. De vraag was of deze inkomsten minus de kosten belast waren in box 1.

Is aanbouw deel van woning?

De rechtbank diende als eerste te oordelen over de vraag of de aanbouw als deel van de eigen woning kon worden gezien. Volgens de rechtbank was dit het geval, nu de aanbouw aan de woning was gebouwd en ook kadastraal daartoe behoorde. Dat de aanbouw een eigen ingang had en over eigen nutsvoorzieningen beschikte, deed niet ter zake.

Heeft het als hoofdverblijf ter beschikking gestaan?

De verhuurder was ook van mening dat het gastenverblijf hem niet ter beschikking stond, maar ook hierin ging de rechtbank niet mee. De eigenaar kon namelijk zelf beslissen of hij de aanbouw al dan niet verhuurde en kon, in de periodes dat de aanbouw niet verhuurd werd, zelf over de aanbouw beschikken. Dat de verhuurder de aanbouw zelf niet gebruikte, was niet van belang.

Tijdelijke terbeschikkingstelling?

De rechtbank oordeelde ten slotte dat er ook sprake was van tijdelijke terbeschikkingstelling. Daarvoor is namelijk bepalend dat de aanbouw na de verhuur weer ter beschikking van de eigenaar komt. Aangezien dit het geval was omdat de aanbouw alles bij elkaar slechts twee maanden was verhuurd, bleef de aanslag overeind en werd de inspecteur in het gelijk gesteld.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingrente overige belastingen stijgt per 1 juli naar 6%

De te betalen belastingrente voor vrijwel alle belastingsoorten stijgt per 1 juli 2023 van 4 naar 6%. De hogere rente geldt ook als u belastingrente ontvangt.

Belastingrente betalen

Administratie

Er wordt belastingrente in rekening gebracht als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als u te laat aangifte heeft gedaan. Ook wordt belastingrente in rekening gebracht als het bedrag van uw aangifte lager ligt dan de uiteindelijke aanslag. Vanaf wanneer de Belastingdienst rente berekent en meer regels hieromtrent verschillen per type belasting. Deze vindt u duidelijk uitgelegd op de site van de Belastingdienst.

Belastingrente ontvangen

Anderzijds vergoedt de Belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van uw belastingaanslag.

Rente vennootschapsbelasting

Voor de vennootschapsbelasting bedraagt de te betalen belastingrente thans 8%. Het is nog niet bekend wat het percentage voor de vennootschapsbelasting per 1 juli 2023 wordt.

Let op! Voor de schenkbelasting geldt geen belastingrente.

Invorderingsrente

Belastingrente is iets anders dan invorderingsrente. U betaalt invorderingsrente als u een belastingaanslag niet op tijd betaalt. De invorderingsrente bedraagt thans 2%, maar stijgt per 1 juli van dit jaar naar 3% en stijgt per 1 januari 2024 verder door naar 4%.

Let op! Deze stijgende invorderingsrente geldt ook voor coronabelastingschulden. Heeft u de mogelijkheid deze versneld af te lossen, dan adviseren wij u dat uiteraard te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitkoopregeling veehouderij bekend, subsidie vanaf 3 juli aanvragen

Veehouders die te veel stikstof produceren en willen stoppen met hun bedrijf, kunnen vanaf 3 juli 9.00 uur de hiervoor beschikbare subsidies aanvragen. Om te berekenen wat de stikstofneerslag van het bedrijf is, is de zogenaamde AERIUS check reeds opengesteld.

AERIUS check

Biggetjes

Via de AERIUS check kunt u de stikstofneerslag van uw bedrijf berekenen. Hiervoor is een speciale site beschikbaar. Met behulp van de check wordt duidelijk wat de stikstofneerslag van uw bedrijf is, en of u mogelijk piekbelaster bent. Op basis hiervan kan worden vastgesteld of en voor welke subsidie u mogelijk in aanmerking komt. 

Subsidies Lbv en Lbv-plus

Subsidies waar veehouders mogelijk aanspraak op kunnen maken betreffen de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en voor piekbelasters de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus). Op de site van de RVO is over deze subsidies meer informatie te vinden.

Subsidie aanvragen

Het loket gaat dus open op 3 juli 2023 om 9.00 uur. De Lbv is aan te vragen tot 1 december 2023 17.00 u. De Lbv-plus is aan te vragen tot 5 april 2024 17.00 uur. Dit kan via RVO.nl.

Zaakbegeleider en adviesvoucher

Veehouders die te veel stikstof produceren en met hun bedrijf willen stoppen, het bedrijf willen aanpassen of bijvoorbeeld verplaatsen, kunnen hulp krijgen van een zaakbegeleider. Daarnaast kan via de site van de RVO vanaf 10 juli 2023 een adviesvoucher worden aangevraagd.

Advies of hulp nodig?

Wilt u graag advies of heeft u hulp nodig bij het invullen en/of aanvragen van de subsidies? Of wilt u eens sparren met een adviseur wat u kunt doen in uw geval? Neem dan contact met ons op. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Waardeverandering effecten van invloed op erfbelasting?

Als u een effectenportefeuille erft, kan de waarde bij overlijden uiteindelijk afwijken van het bedrag dat u voor de effectenportefeuille krijgt. Zelfs als u de portefeuille zo snel mogelijk na het overlijden van de hand doet. Maar heeft dit ook effect op de te betalen erfbelasting?

Waarde op verkrijgingsmoment

Euro

Wettelijk is bepaald dat de waarde van een erfenis wordt bepaald op het moment van verkrijging, ofwel het moment van overlijden van de erflater. Daaraan doet niet af dat een effectenportefeuille op dat moment nog niet meteen te gelde kan worden gemaakt. Hiervoor is namelijk een verklaring van erfrecht nodig.

Let op! De afgifte van een dergelijke verklaring kan enkele weken duren.

Waardedaling twee ton

Dat bovenstaande behoorlijk nadelig kan uitpakken, bleek onlangs voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant. In deze zaak hadden twee neven een effectenportefeuille geërfd met een waarde op de datum van overlijden van 25 februari 2020 van circa €1.472.000. De neven gaven zodra het mogelijk was de bank opdracht de portefeuille te liquideren. Dit leverde op 23 juni van dat jaar een bedrag op van circa €1.255.000, ruim twee ton minder dus.

Waardemutatie zonder effect

De tussentijdse waardemutatie had echter geen effect op de af te dragen erfbelasting, die ruim €313.000 per persoon bedroeg. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen correct volgens de wettelijke bepaling waren vastgesteld, ondanks het feit dat er dan belasting betaald moest worden over een waarde die niet was gerealiseerd. Volgens de erfgenamen was er door geen rekening te houden met de waardemutatie echter sprake van een individuele en buitensporige last.

Last niet sterker

Volgens de rechtbank was hiervan echter geen sprake. De belastingdruk was weliswaar 44,22%, maar door de neven was niet aannemelijk gemaakt dat deze last zich in hun geval sterker liet voelen dan in het algemeen. Daarbij was ook van belang dat een waardedaling van een effectenportefeuille na de overlijdensdatum niet uitzonderlijk is. De rechtbank voegde hieraan toe dat de gerealiseerde lagere opbrengst ook een gevolg was van de keuze de portefeuille zo snel mogelijk na verkrijging te liquideren. De aanslagen erfbelasting bleven dan ook in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Einde FOR bij gebroken boekjaar?

U kunt sinds dit jaar niet meer doteren aan uw oudedagsreserve, ofwel de FOR. Maar hoe zit dat als u werkt met een gebroken boekjaar?

Fiscale oudedagsreserve (FOR)

Rekenmachine

Via de FOR kon u tot dit jaar bedragen van de winst reserveren ten behoeve van uw oude dag. De FOR is inmiddels afgeschaft, maar er is een uitzondering gemaakt voor ondernemers met een gebroken boekjaar dat eindigt in 2023.

Vijf situaties

Er worden door de Belastingdienst vijf verschillende situaties geschetst.

In situatie 1 loopt het boekjaar van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2023 en is doteren mogelijk over het hele gebroken boekjaar. 

In situatie 2 zijn er twee ondernemingen en heeft de ene onderneming een boekjaar van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 en de andere van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2023. Doteren is dan alleen mogelijk voor de laatste onderneming.

Lang boekjaar

In situatie 3 loopt het boekjaar van 1 mei 2022 tot en met 31 oktober 2023. Doteren is dan mogelijk over het hele, lange boekjaar. 

Ook in situatie 4 is er een lang boekjaar dat loopt van 1 mei 2021 tot en met 31 januari 2023. Het boekjaar wordt dan gesplitst in een boekjaar van 1 mei 2021 tot en met 30 april 2022 en het tweede boekjaar van 1 mei 2022 tot en met 31 januari 2023. Er kan voor beide gebroken boekjaren gedoteerd worden. 

In situatie 5 loopt het boekjaar van 1 mei 2022 tot en met 31 januari 2024. Er wordt ook dan gesplitst in een eerste boekjaar van 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023 en een tweede van 1 mei 2023 tot en met 31 januari 2024. Doteren kan nu alleen voor het gebroken boekjaar dat eindigt in 2023.

Toelichting

De Belastingdienst geeft aan dat bovenstaande uitkomsten gebaseerd zijn op de wettelijke bepaling dat voor gebroken boekjaren geldt dat in het laatste boekjaar dat is aangevangen vóór 1 januari 2023 toevoeging aan de FOR nog mogelijk is. Ook de splitsing van een boekjaar vloeit voort uit de wet, als er namelijk twee gedeelten ontstaan die in verschillende kalenderjaren eindigen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eerder verplicht aanwezig zijn betekent extra loon

Als een werknemer eerder op zijn werk aanwezig moet zijn om zich voor te kunnen bereiden om met het werk te kunnen starten, en deze verplichting ook is vastgelegd, dient de werkgever deze tijd uit te betalen als loon. Dit heeft het gerechtshof in Den Haag beslist in een zaak waarbij het ging om een werknemer van een callcenter.

Planningsregels

Wekker

Het callcenter hanteerde een reglement als onderdeel van de arbeidsovereenkomst, waaraan de werknemer diende te voldoen. Onderdeel van het reglement was de bepaling dat de werknemer 10 minuten vóór aanvang van het werk aanwezig diende te zijn. De werknemer was van mening dat ook deze 10 munten betaald dienden te worden.

Productieve arbeid?

De werkgever was van mening dat de 10 minuten niet betaald hoefden te worden, omdat in deze tijd geen productieve arbeid werd verricht. Tijdens de zitting werd echter duidelijk dat de werknemer in deze 10 minuten diende in te loggen in het systeem van zijn werkgever en zijn werktelefoon diende te activeren. Ook moest hij dan op de computer diverse programma’s opstarten. Dit alles was bedoeld om exact om 9.00 uur ’s ochtends te kunnen beginnen met het bellen van klanten.

Hof geeft werknemer gelijk

Het gerechtshof stelt de werknemer in het gelijk. Duidelijk is namelijk dat een werknemer zich 10 minuten voor aanvang van de werktijd diende te melden bij zijn supervisor. Dat de tijd om programma’s op te starten minder dan 10 minuten was, doet hier niet aan af. Op de werknemer rust immers de verplichting 10 minuten eerder aanwezig te zijn. Dat ook andere beroepen eisen dat de werknemer eerder aanwezig is dan het tijdstip waarop hij met zijn werkzaamheden dient te beginnen, doet evenmin ter zake.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinetsplannen met betrekking tot zelfstandigen

Het kabinet wil schijnzelfstandigheid tegengaan. Dit vergt een aanpak langs drie lijnen: een gelijker speelveld tussen contractvormen, meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige en verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid.

Toekomstige wijzigingen

Euro

Allereerst worden de fiscale verschillen tussen werknemers in loondienst en zelfstandigen verkleind. Daarmee is al begonnen. Zo is opbouw van de fiscale oudedagsreserve (FOR) al niet meer mogelijk vanaf 2023 en wordt de zelfstandigenaftrek versneld afgebouwd tot € 900 in 2027. Andere maatregelen staan op de planning, zoals een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (AOV), verduidelijking van het werken ‘in dienst van’ en een rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Hiervoor is een wetswijziging nodig.

Let op! De bedoeling is om de parlementaire behandeling van het betreffende wetsvoorstel in 2024 te laten plaatsvinden. Tevens bestaat het voornemen om het huidige handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 volledig op te heffen.

Verplichte AOV

De verplichte AOV gaat vooralsnog alleen gelden voor ib-ondernemers (en meewerkend partners) en niet voor dga’s en resultaatgenieters. Wanneer het in de toekomst uitvoeringstechnisch wel haalbaar is om een onderscheid te maken tussen zelfstandigen met en zonder personeel, kan een verzekeringsplicht voor de dga’s zonder personeel worden ingevuld.

In dienst van

Om nadere invulling te geven aan de open norm ‘werken in dienst van’ worden drie hoofdelementen benoemd: materiële ondergeschiktheid (toezicht, instructies etc.), de organisatorische inbedding van het werk en – als contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst – zelfstandig ondernemerschap binnen de betreffende arbeidsrelatie.

Rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst

Ook is het de bedoeling om het ‘civielrechtelijke rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’, te koppelen aan een maximaal uurtarief. De tariefgrens hiervan wordt nog nader bepaald (mogelijk tarief tussen de 30 en 35 euro).

Het betreft hier overigens een weerlegbaar rechtsvermoeden. Dit betekent dat er bij werken tegen een vergoeding tot maximaal het uurtarief er geacht wordt een arbeidsovereenkomst te zijn. Tegenbewijs waaruit blijkt dat niet sprake is van een arbeidsovereenkomst is echter mogelijk.

Let op! De uiteindelijke toets of sprake is van een arbeidsovereenkomst zal dus gebaseerd blijven op arbeid, loon en werken in dienst van (gezag).

Aanvullende maatregelen specifieke sectoren

Het kabinet vindt de schijnzelfstandigheid problematiek in de sectoren kinderopvang, onderwijs en zorg dusdanig urgent dat er eerder ingegrepen moet worden. Een aanvullende aanpak is hiervoor noodzakelijk. Voor de zomer zal de Tweede Kamer hierover geïnformeerd worden. Bij deze aanvullende maatregelen moet waarde gehecht worden aan het belang van goed werkgeverschap in deze sectoren. Dit kan door het stimuleren van modern werkgeverschap, het bieden van meer flexibiliteit binnen een arbeidsovereenkomst door bijvoorbeeld meer ruimte te geven om de eigen werktijden te kiezen of het bieden van meer autonomie voor de werkende.

Posted in Niet gecategoriseerd

Leg papieren schenking bij de notaris vast

Als iemand een schenking doet, kan hij ervoor kiezen om het schenkingsbedrag nog niet uit te keren maar hiermee te wachten totdat hij overleden is. Dit wordt ook wel een schenking onder schuldigerkenning of een papieren schenking genoemd. Het doel van zo’n schenking is meestal het besparen van erfbelasting. Daarvoor moet de schenking wel door een notaris vastgelegd worden.

Papieren schenking

Administratie

Met een papieren schenking kan bij het overlijden van de schenker erfbelasting bespaard worden. Het bedrag van de papieren schenking komt, als aan de voorwaarden is voldaan, namelijk in mindering op de nalatenschap.

Let op! Een schenking komt ook in mindering op uw nalatenschap als u niet op papier schenkt, maar het schenkingsbedrag uiterlijk 180 dagen voor uw overlijden uitbetaalt.

Voorwaarden

Om erfbelasting te besparen moet de papieren schenking wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet u jaarlijks minimaal 6% rente betalen over het geschonken bedrag. Daarnaast moet u de schenking door de notaris laten vastleggen. Voldoet u niet aan die voorwaarden, dan komt de schenking niet in mindering op uw nalatenschap.

Notariële akte

De Belastingdienst geeft aan dat ook in de volgende situatie een notariële akte nodig is:

Een ouder schenkt op 83-jarige leeftijd op papier een bedrag aan zijn kind. Hij betaalt dit bedrag dus niet uit, maar blijft dit schuldig. In de overeenkomst wordt overeengekomen dat het kind het bedrag mag opeisen als de ouder 105 jaar oud is. De ouder overlijdt eerder. De papieren schenking is niet bij de notaris vastgelegd.

De Belastingdienst vindt dat deze situatie vergelijkbaar is met een situatie waarbij de schenking bij het overlijden van de schenker opeisbaar is en vindt dus dat hier ook sprake is van een zogenaamde ‘schenking ter zake des doods’. Uit de omstandigheden van het geval blijkt namelijk dat er een grote kans is dat de ouder overleden is vóór de opeisdatum. In zo’n geval is de schenking gericht om uitgevoerd te worden na het overlijden, aldus de Belastingdienst. De schenking kan dan niet in mindering komen op de nalatenschap.

Tip! Had de ouder uit het voorbeeld de schenking bij de notaris vastgelegd, had de schenking wel in mindering kunnen worden gebracht op de nalatenschap.

Box 3

De schenking vormt bij u als schenker een schuld in box 3 en bij de ontvanger van de schenking een overige bezitting in box 3. Het forfait voor een schuld in box 3 is in 2023 niet gelijk aan de rente die u betaalt (minimaal 6%), maar veel lager (voorlopig vastgesteld op 2,57%, definitieve vaststelling volgt begin 2024). Het forfait voor de ontvanger van de schenker in box 3 is wel al bekend en bedraagt maar liefst 6,17%.

Let op! Voorlopig zijn dit de vastgestelde wettelijke regels voor de jaren 2023 tot en met 2026. Door deze regels is een papieren schenking op dit moment misschien in uw situatie niet aantrekkelijk. Onze adviseurs kunnen u hier verder over adviseren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overdrachtsbelasting bij koop eigen woning en kamerverhuur

Koopt u een eigen woning die u voor een deel ook gaat verhuren? Dan moet u waarschijnlijk over een deel van de woning het normale overdrachtsbelastingtarief (10,4%) betalen in plaats van het lagere tarief (2%) of de startersvrijstelling. Dit geldt ook als u alleen een kamer verhuurt.

2% overdrachtsbelasting of vrijstelling

Overdrachtsbelasting

Bij de aanschaf van een eigen woning bent u 2% overdrachtsbelasting verschuldigd als u de woning als hoofdverblijf gaat gebruiken. Is dit gebruik tijdelijk, dan geldt echter het tarief van 10,4%, uitzonderingen daargelaten. Voorwaarde voor de 2% is verder dat de u vóór de overdracht van de woning bij de notaris, duidelijk, stellig en zonder voorbehoud schriftelijk verklaart dat u de woning als hoofdverblijf gaat gebruiken en dat dit niet tijdelijk is. De notaris voegt deze verklaring toe aan de akte van levering.

Tip! Onder voorwaarden kan voor kopers tussen de 18 en 35 jaar oud, de startersvrijstelling van toepassing zijn. De aanschaf van de eigen woning is dan vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Een van de voorwaarden is dat de woningwaarde niet hoger is dan € 440.000 (bedrag 2023).

Kamerverhuur

Gaat u een kamer in de nieuwe eigen woning verhuren, dan is het de vraag wat dit betekent voor het tarief van de overdrachtsbelasting. De Belastingdienst heeft aangegeven dat de gemeenschappelijke ruimtes in zo’n geval door u gebruikt worden als hoofdverblijf. Het maakt daarbij dus niet uit dat de huurder ook gebruikmaakt van deze gemeenschappelijke ruimtes.

Dat geldt echter niet voor de verhuurde kamer. Voor dit deel van de woning kan dan daarom het 2%-tarief of de vrijstelling niet worden toegepast, maar bent u 10,4% verschuldigd.

Tip! Dit is alleen anders als de totale oppervlakte van de door u als hoofdverblijf gebruikte ruimtes minimaal 90% bedraagt van de totale oppervlakte van de woning. In zo’n geval kan toch het 2%-tarief of de vrijstelling op de gehele woningwaarde worden toegepast.

Voorbeeld

U verkrijgt een woning met een totale oppervlakte van 80 m2 voor een prijs van € 400.000. U bent 30 jaar oud en doet een beroep op de startersvrijstelling (u voldoet aan alle overige voorwaarden). U gaat een kamer verhuren van 12 m2 in de woning. De huurder maakt ook gebruik van het gezamenlijke toilet, de badkamer, de woonkamer en de keuken (totale oppervlakte 60 m2). U heeft zelf het exclusief gebruik van de andere kamer in het huis ter grootte van 8 m2.

In deze situatie wordt door u 68/80 (85%) als hoofdverblijf gebruikt. Dit betekent dat U op 85% van € 400.000 de startersvrijstelling overdrachtsbelasting kan toepassen. Over 15% van € 400.000 (€ 60.000) bent u 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd (€ 6.240).

Als u van kamer wisselt en de kamer van 8 m2 verhuurt, dan is de vrijstelling op de hele koopprijs van toepassing. In die situatie gebruikt u namelijk 72/80 (90%) als hoofdverblijf. Toegestaan is om bij gebruik van minimaal 90% van de totale oppervlakte de vrijstelling over de gehele woning toe te passen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Reiskosten coronavaccinatie aftrekbaar als zorgkosten

Moest u reizen om een coronavaccinatie te halen? Dan zijn de reiskosten aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Coronavaccinatie

Medisch

Over het algemeen zijn uitgaven die u doet om te voorkomen dat u ziek wordt niet aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten. In 1995 oordeelde de Hoge Raad echter al dat inentingskosten uitgaven voor geneeskundige hulp zijn. De Belastingdienst heeft daarom bevestigd dat deze uitgaven daarmee in de categorie aftrekbare specifieke zorgkosten vallen. Aan de coronavaccinatie zelf waren echter geen kosten verbonden. U kunt hiervoor dus ook niets aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting.

Reiskosten voor coronavaccinatie

Dit is anders voor de reiskosten die u moest maken om naar de vaccinatielocatie te gaan. Deze zijn wel aftrekbaar als specifieke zorgkosten, bevestigde de Belastingdienst.

Let op! U kunt de werkelijke reiskosten in aftrek brengen. Reisde u met het openbaar vervoer of met een taxi, dan zijn dat dus de werkelijke kosten voor het openbaar vervoer of de taxi. Reisde u met de auto? Dan gaat het om de werkelijke kosten per gereisde kilometer. Maakte u ook parkeerkosten, dan kunt u deze kosten bij de aftrekbare autokosten optellen.

Geen aftrek voor (reiskosten) coronatest

Maakte u kosten voor het afnemen van een coronatest? Dan zijn die kosten niet aftrekbaar als specifieke zorgkosten volgens de Belastingdienst. Hetzelfde geldt voor de reiskosten die u maakte naar de testlocatie. De Belastingdienst vindt namelijk dat geen sprake is van genees- en heelkundige hulp die plaatsvindt op voorschrift en onder begeleiding van een arts.

Beperking aftrek

Houd er rekening mee dat voor de aftrek van specifieke zorgkosten een drempelbedrag geldt. Alleen als alle zorgkosten die voor aftrek in aanmerking komen in een jaar boven dit drempelbedrag uitkomen, leidt dit tot een aftrekbaar bedrag. Het drempelbedrag is afhankelijk van uw drempelinkomen en of u een fiscale partner heeft.

Let op! Naast het beperken van de aftrek specifieke zorgkosten door de drempel, kan deze aftrek ook lager uitvallen dan verwacht als uw inkomen hoger was dan € 68.508 in 2021 of € 69.399 in 2022. Uw belastingtarief boven dit inkomen is namelijk 49,50%, maar de aftrek van specifieke zorgkosten vindt niet plaats tegen 49,50% maar tegen 43% in 2021 en 40% in 2022.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-verleggingsregeling vereist identiteit afnemer

Ondernemers die een verleggingsregeling in de btw toepassen, dienen de identiteit van de afnemer vast te stellen. De Hoge Raad oordeelde onlangs dat dit noodzakelijk is vanwege een effectieve controle op heffing en inning van de btw bij de afnemer.

Verleggingsregeling

Administratie

Als een verleggingsregeling van toepassing is, dient niet de leverancier van goederen btw te berekenen en af te dragen, maar de afnemer. Nederland kent een aantal verleggingsregelingen die bedoeld zijn om fraude tegen te gaan en die met name zien op fraudegevoelige artikelen, zoals mobiele telefoons, laptops, oude metalen en lompen.

Afnemer onbekend

In bovengenoemde zaak had een handelaar oude metalen geleverd aan een afnemer, zonder dat de identiteit van de afnemer was vastgesteld. Bij het afhalen van de oude metalen was weliswaar een btw-identificatienummer verstrekt, maar dit bleek niet te kloppen. Toch waren facturen verstrekt waarop de btw was verlegd. De inspecteur legde een naheffing op aan de handelaar vanwege het ten onrechte verleggen van de btw, waarna de zaak voor de rechter kwam.

Identiteit vereist?

In deze zaak was de vraag met name of voor toepassing van de verleggingsregeling de identiteit van de afnemer bekend moest zijn. Hof Den Bosch oordeelde dat het voldoende is als duidelijk is dat de afnemer een ondernemer is, maar volgens de Hoge Raad is dit niet genoeg. Zonder de identiteit is immers niet gegarandeerd dat de verschuldigde btw ook geheven en afgedragen wordt.

Verschillende verleggingsregelingen

In de zaak bij de Hoge Raad ging het om de levering van oude metalen. In de wet zijn echter nog meer verleggingsregelingen opgenomen om fraude tegen te gaan. Het oordeel van de Hoge Raad geldt ook voor die verleggingsregelingen. Het gaat hierbij onder meer om de btw-verleggingsregelingen bij:

  • onderaanneming en personeel uitlenen in de sectoren bouw, scheepsbouw, schoonmaakbedrijven en hoveniers,
  • levering van mobiele telefoons, chips, spelcomputers, laptops en tablets.
  • levering van goud, en
  • levering van afval en oude materialen.

Speel op zeker!

De uitspraak maakt duidelijk dat leveranciers die een verleggingsregeling toepassen er goed aan doen op zeker te spelen. Wie een verleggingsregeling toepast zonder zekerheid te hebben over de identiteit van de afnemer, loopt het risico zelf via een naheffing voor de af te dragen btw op te moeten draaien.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kinderopvangtoeslag in 2024 omhoog?

De maximale uurprijzen en de toetsingsinkomens in de kinderopvangtoeslag gaan volgend jaar omhoog.

Maximale uurprijzen

Baby

Zo wordt de maximale uurprijs voor de dagopvang verhoogd van € 9,12 in 2023 naar € 9,65 in 2024. Voor buitenschoolse opvang bedraagt de maximale uurprijs in 2024 € 8,30 (2023: € 7,85). De maximale uurprijs in de gastouderopvang stijgt van € 6,85 in 2023 naar € 7,24 in 2024.

Indexering toetsingsinkomens

Ook de toetsingsinkomens worden in 2024 geïndexeerd. Omdat deze indexering uitgaat van de gemiddelde inkomensontwikkeling, is de verwachting dat ouders gemiddeld genomen in dezelfde inkomensklasse blijven. Gemiddeld gezien zal de indexering van de toetsingsinkomens derhalve niet leiden tot inkomenseffecten.

Let op! De nieuwe bedragen vanaf 2024 zijn voorlopig vastgesteld door de ministerraad. Ze worden nu eerst nog aan de Tweede en Eerste Kamer voorgelegd en daarna voor advies aan de Raad van State.

Nieuw stelsel vanaf 2027?

Het kabinet is voornemens om in 2027 de kinderopvangtoeslag af te schaffen. Vanaf 2027 zou dan een stelsel met een inkomensonafhankelijke vergoeding ingevoerd moeten worden. Het vergoedingspercentage in dit stelsel zal naar verwachting 96% bedragen.

Let op! Voor een gezamenlijk toetsingsinkomen tot en met € 28.297 bedraagt het vergoedingspercentage in 2024 96% voor het eerste en elk volgend kind. Met het stijgen van het gezamenlijke toetsingsinkomen neemt dit percentage af, tot vanaf een toetsingsinkomen van € 218.105 het percentage 33,3% bedraagt voor het eerste en 67,1% voor elk volgend kind.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorgenomen hervormingen concurrentiebeding

Het kabinet is van plan om het concurrentiebeding te hervormen om zo onnodige beperkingen van zo’n beding en rechterlijke procedures tegen te gaan.

Concurrentiebeding

Administratie

Een concurrentiebeding legt de vrijheid van de werknemer aan banden om na afloop van zijn dienstverband elders in dienstbetrekking dan wel als zelfstandige te gaan werken. Om die reden is het met de nodige waarborgen omgeven. Zo is het alleen rechtsgeldig als het schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer en mag het als hoofdregel alleen worden afgesproken bij arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Het kabinet is van plan om het concurrentiebeding met nog meer waarborgen te omgeven.

Gebruik concurrentiebeding

Uit onderzoek is gebleken dat inmiddels naar schatting ca. 37% van de werknemers aan een concurrentiebeding is gebonden. Eén op de drie werkgevers hanteert een concurrentiebeding, vrijwel altijd als een standaardclausule in het arbeidscontract. Deze werknemers hebben echter vaak geen toegang tot kennis en/of relaties die de concurrentiepositie van de werkgever kunnen schaden. De vraag is dan reëel of het nog wel zinvol is om deze werknemers aan een concurrentiebeding te binden.

Ook geeft ongeveer een derde van de werkgevers aan dat ze het concurrentiebeding gebruiken als manier om werknemers aan zich te binden terwijl de Hoge Raad in de zomer van 2022 expliciet heeft bepaald dat een concurrentiebeding daar niet voor is bedoeld.

Voorgenomen wijzigingen

De minister van SZW wil daarom een wetsvoorstel voorbereiden dat als doel heeft het concurrentiebeding te moderniseren. Ze is van plan de volgende voorgenomen wijzigingen verder uit te werken in een wetsvoorstel:

  • het wettelijk begrenzen van het concurrentiebeding in tijdsduur;
  • het verplicht opnemen in een concurrentiebeding van een geografische bereik, gespecificeerd en gemotiveerd;
  • het evenals bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd ook bij een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verplicht vermelden van een motivatie  van ‘het zwaarwichtig bedrijfsbelang’;
  • het door de werkgever, bij het succesvol inroepen van het concurrentiebeding, in beginsel betalen van een vergoeding, vastgesteld op een bij wettelijk voorschrift bepaald percentage van het laatste verdiende salaris van de werknemer.

Let op! Het is nog niet bekend vanaf wanneer de voorgenomen wijzigingen in zouden moeten gaan. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel eind 2023 ter internetconsultatie wordt aangeboden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fors inkomensnadeel voor nieuwe ouders vanaf 2025

Veel nieuwe ouders gaan er vanaf 2025 in inkomen fors op achteruit. Het inkomensnadeel vloeit voort uit de afschaffing van de IACK per 2024 en de beslissing om kinderopvang nog niet al vanaf 2025 bijna gratis te maken, maar pas twee jaar later, dus vanaf 2027.

Afschaffing IACK

Baby

Omdat de kinderopvang bijna gratis zou worden, wordt voor nieuwe ouders de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) geschrapt. Het schrappen van deze korting gaat wel door per 2025. Hierdoor gaan nieuwe ouders, dus ouders die na 2025 een kind krijgen, meer inkomstenbelasting betalen dan dat zij anders zouden doen. 

Let op! De IACK blijft voorlopig bestaan voor ouders met één of meer kinderen die geboren zijn voor 1 januari 2025.

Voor wie is de IACK?

De IACK is een belastingkorting voor alleenstaande ouders of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor jonge kinderen combineren. Het doel ervan is deze belastingplichtigen extra te motiveren om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Een van de voorwaarden voor de IACK is dat het kind op 1 januari van het jaar jonger is dan 12 jaar. In 2023 bedraagt de maximale IACK € 2.694. Dit wordt bereikt bij een arbeidsinkomen vanaf € 29.076.

Wel extra kinderopvangtoeslag

Als gedeeltelijke compensatie wordt voor de jaren 2025 en 2026 voorgesteld de kinderopvangtoeslag iets te verhogen. Hiervoor wordt in 2025 € 400 miljoen en in 2026 € 1.200 miljoen gereserveerd. Dit is echter bij lange na niet voldoende om nieuwe ouders het gemis aan IACK te compenseren. Het voordeel van de IACK kan gedurende de looptijd dat er voor een kind recht op de korting bestaat oplopen tot ruim € 30.000. De compensatie via bijna gratis kinderopvang is daarom voor veel ouders onontbeerlijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gezonde lunches voor werknemers vrijgesteld?

Arbo-voorzieningen zijn onder voorwaarden vrijgesteld van belastingheffing. Maar geldt dat ook voor gezonde lunches? Hof Den Haag vindt van niet, maar daar is de adviseur van de Hoge Raad het niet mee eens. De vraag is wat de Hoge Raad hiermee gaat doen.

Arbo-voorzieningen

Appel

Verplichte arbo-voorzieningen die voor de werkgever rechtstreeks voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwet, zijn onder voorwaarden vrijgesteld van loonheffing. Het gaat dan kort gezegd om voorzieningen die zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemer. 

Let op! Omdat de voorzieningen gericht zijn vrijgesteld, komen ze niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

Gezonde lunches

De vraag is of gezonde lunches ook gericht zijn vrijgesteld? Een werkgever die kiemgroenten verkocht, voorzag zijn personeel kosteloos en belastingvrij van een gezonde lunch. De Belastingdienst vond dit niet terecht en belastte de lunches alsnog. Hof Den Haag was het hiermee eens, maar de adviseur van de Hoge Raad denkt hier anders over. Volgens hem dienen de lunches niet belast te zijn.

Verplichting Arbowet?

Volgens de adviseur van de Hoge Raad zijn gezonde lunches gericht vrijgesteld, omdat dit onderdeel is van het arbobeleid van de werkgever. De verplichting tot het voeren van ziekteverzuimpreventiebeleid is een verplichting op grond van de Arbowet. Gezondheidsbeleid kan hier onderdeel van zijn, waaronder de verstrekking van gezonde lunches.

Privé besparing

Volgens de adviseur heeft de vrijstelling niet enkel betrekking op voorzieningen die direct samenhangen met verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet. Ook de besparing in privé die werknemers door een gratis lunch genieten, is volgens hem geen reden de vrijstelling niet toe te passen. Hetzelfde geldt voor het feit dat de werkgever invloed heeft op de reikwijdte van de vrijstelling.

Wat betekent dit?

Voor het belastingvrij verstrekken van lunches bestaat vanaf 2022 geen ruimte meer als gevolg van een wijziging van de wet- en regelgeving. Of andere verzuimbeperkende maatregelen nog wel als arbo-voorziening kunnen worden geoormerkt en dus gericht vrijgesteld kunnen worden gegeven is zeer de vraag. De Hoge Raad zal hierover eerst een oordeel moeten vellen. In de praktijk zijn de meningen sterk verdeeld of de Hoge Raad in dit geval de adviseur zal volgen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wettelijke eisen voor definitief reglement ondernemingsraad

Medezeggenschap binnen uw bedrijf begint met een voorlopig or-reglement. Hierin is vastgelegd hoe de or-verkiezingen worden georganiseerd en welke werkwijze de or hanteert. Het voorlopig or-reglement kan na installatie van de or worden omgezet in een definitief reglement.

Wet op de ondernemingsraden

Administratie

Hoe de medezeggenschap binnen uw bedrijf moet worden georganiseerd, is vastgelegd in de Wet op de ondernemingsraden (WOR). In een reglement voor de ondernemingsraad (or) moeten verschillende onderwerpen verplicht worden opgenomen. Ook de procedure om tot een or-reglement te komen is vastgelegd. Wanneer tenminste 50 werknemers in uw bedrijf werkzaam zijn, bent u verplicht een or in te stellen en deze volgens de voorschriften van de WOR te installeren. 

Wettelijke eisen organisatie verkiezingen

Ten aanzien van de or-verkiezingen moeten in het or-reglement in ieder geval de volgende zaken vastgelegd zijn:

  • de kandidaatsstelling;
  • de inrichting van de verkiezingen;
  • de vaststelling van de verkiezingsuitslag;
  • de vervulling van tussentijdse vacatures.

Wettelijke eisen werkwijze or

Aan de werkwijze van de or worden ook eisen gesteld. De volgende zaken dienen te worden opgenomen in het or-reglement:

  • de gevallen wanneer de or bijeenkomt;
  • de wijze waarop de or bijeengeroepen wordt;
  • het aantal leden dat aanwezig moet zijn om een vergadering te kunnen houden;
  • de uitoefening van het stemrecht in de vergaderingen;
  • de werkwijze van het secretariaat;
  • het opmaken en het bekendmaken van de agenda van de vergaderingen van de or en het moment waarop dat gebeurt;
  • het opmaken en het bekendmaken van de (jaar)verslagen van de or.

Andere afspraken in het or-reglement

De or mag allerlei afspraken vastleggen in het reglement zolang het maar niet in strijd is met de wet, bijvoorbeeld over de omvang van de or en de zittingsduur. Als de or in het or-reglement niets regelt over deze onderwerpen, gelden de wettelijke bepalingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verplichte rekenrente pensioen en lijfrente eigen bv blijft 4%

De Hoge Raad heeft in een drietal arresten geoordeeld dat de wettelijke rekenrente van 4% juist is voor waardering van pensioen- en lijfrenteverplichtingen in de eigen bv.

Eigendom

Golf

Een van de argumenten in deze arresten tegen de 4% rekenrente was dat daardoor het eigendom van de belanghebbende wordt aangetast. Immers, er wordt uitgegaan van een verondersteld rendement van 4%, terwijl de marktrente aanzienlijk lager is. Daardoor moet er wel al belasting worden betaald, onder andere als gevolg van de vrijval ten gunste van de winst, terwijl het maar de vraag is of een rendement van 4% wel gehaald gaat worden.

Onredelijke wet

De Procureur Generaal van de Hoge Raad, een soort adviseur van de Hoge Raad, had al geconcludeerd: “Kortom: art. 3.29 Wet IB 2001 is onredelijk eenzijdige wetgeving, maar geen schending van grondrechten, en het staat de fiscale wetgever vrij om onredelijke wetten te maken en slecht koopmansgebruik voor te schrijven.” Ook stelde hij dat “het pensioen in eigen beheer toch was afgeschaft, dus zo groot was het probleem ook nog weer niet.”

Dit staat echter in schril contrast met het Kerstarrest van 2021 van de Hoge Raad inzake de – te hoge, forfaitaire rendementsgrondslag in box 3 voor alle belastingplichtigen. Ook daarbij werd immers uitgegaan van een vast rendement van 4%. Dat is door de Hoge Raad in dat arrest getorpedeerd.

Bezit of verwachting

De Hoge Raad beoordeelde in deze zaken de eigendomsvraag aan de hand van de vraag of het  ingeroepen recht een eigendom (existing possession) is of een gerechtvaardigde verwachting (legitimate expectation). En als er sprake is van inbreuk, of dat is voorzien bij wet (lawful) en een gerechtvaardigd doel in het algemeen belang nastreeft (legitimate aim). Verder moet er een redelijk evenwicht (fair balance) zijn tussen het met de inbreuk nagestreefde doel en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu.

Geen inbreuk op eigendomsrecht

De Hoge Raad oordeelde dat in deze discussie niet is voldaan aan het vereiste van het bestaan van een eigendom of een gerechtvaardigde verwachting in de zin van artikel 1 EP. De correctie en gedeeltelijke, belaste vrijval van de pensioenverplichting maken daarom geen inbreuk op het eigendomsrecht van die bepaling. Het cassatieberoep van de belanghebbenden is dus ongegrond verklaard.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch aftrek hypotheekrente voor Nederlander in België

Een Nederlander die in België woont, kan onder omstandigheden toch recht hebben op de aftrek van hypotheekrente op zijn Nederlandse inkomen. Dit ondanks dat hij in België woont en zijn woning dus in België is gelegen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft onlangs aangegeven welke rol het totale inkomen hierbij speelt.

Buitenlands belastingplichtige

Juridisch

In genoemde zaak ging het om een buitenlands belastingplichtige. De vraag was of er ook sprake was van een ‘kwalificerend buitenlands belastingplichtige’. Dit is een inwoner van een EU-land, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, die over minstens 90% van zijn inkomen loon- of inkomstenbelasting in Nederland betaalt. Een kwalificerend buitenlands belastingplichtige heeft in beginsel namelijk recht op aftrek van zijn hypotheekrente.

Inkomen in box 3

Bij het bepalen van de vraag of er sprake was van een kwalificerend buitenlands belastingplichtige, was in dit geval het inkomen in box 3 een verstorende factor. Ook inkomen in box 3 telt in beginsel namelijk mee als inkomen voor de 90%-eis, maar hierover mag België belasting heffen (als het geen onroerende zaken in Nederland betreft). Omdat daardoor volgens de Nederlandse maatstaven meer dan 10% van het inkomen in België mocht worden belast, werd formeel gezien niet aan deze eis voldaan. De Nederlandse Belastingdienst weigerde daardoor de aftrek van hypotheekrente voor de Belgische woning.

Rechter wijkt af

De rechtbank wijkt in deze zaak echter af van de wettelijke (Nederlandse) eis, omdat het vermogen van de Nederlander in België – op basis van Belgische maatstaven – slechts voor € 650 meetelde als inkomen. Dit vanwege de roerende voorheffing die in België als belasting op vermogensinkomsten wordt ingehouden. Volgens de rechtbank moet voor toepassing van de 90%/10%-eis naar de wetgeving van het woonland worden gekeken, in dit geval dus België.

Toch aftrek hypotheekrente

Hiervan uitgaande was in de betreffende situatie toch voldaan aan de eis dat in Nederland over minstens 90% van het inkomen loon- of inkomstenbelasting werd betaald. Daarmee was er volgens de rechtbank sprake van een kwalificerend buitenlands belastingplichtige en werd de aftrek van de hypotheekrente over de in België gelegen woning toch toegestaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Gevolgen voor giften bij intrekking anbi-status

Ontving u een gift van een instelling met een anbi-status? Dan blijft de vrijstelling die hiervoor geldt in principe in stand als de anbi-status van deze instelling met terugwerkende kracht wordt ingetrokken. Deed u een gift aan de instelling, dan blijft de aftrek in principe ook in stand.

Schenkingsvrijstelling

Cadeau

Voor een gift van een instelling met een anbi-status geldt een vrijstelling. Voorwaarde is dat de gift geheel of nagenoeg geheel (= 90%) ten gunste van het algemeen belang is gedaan. Deze vrijstelling is in het leven geroepen om onder meer te voorkomen dat mensen die in nood verkeren, belasting moeten betalen over gekregen hulpgoederen.

Intrekking anbi-status

Als een instelling niet meer aan de voorwaarden voldoet, kan de Belastingdienst de anbi-status intrekken. Dit kan ook met terugwerkende kracht. Deze terugwerkende kracht heeft onder meer tot gevolg dat ten onrechte niet bij de instelling geheven schenk- en erfbelasting bij de instelling zal worden teruggevorderd.

Gevolgen intrekking voor begiftigde

De intrekking van de anbi-status met terugwerkende kracht kan ook tot gevolg hebben dat de ontvanger van een gift alsnog schenkbelasting zou moeten betalen. Als de instelling op het moment van de gift echter in het anbi-register was geregistreerd, blijft de schenkingsvrijstelling toch in stand. De ontvanger van de gift mag dan vertrouwen op die registratie.

Let op! Als de ontvanger van de gift te kwader trouw is, kan geen beroep op dit vertrouwen worden gedaan en vervalt de vrijstelling.

Giftenaftrek

Deed u een gift aan een instelling met een anbi-status en wordt die anbi-status met terugwerkende kracht ingetrokken? Dan wordt de giftenaftrek in uw aangifte alleen teruggevorderd als u te kwader trouw was.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wet toekomst pensioenen definitief!

De Wet toekomst pensioenen is op 30 mei definitief geworden. De Eerste Kamer stemde in grote meerderheid voor.

Ingangsdatum

Euro

De wet gaat per 1 juli 2023 in, maar er geldt wel een overgangsregime voor bestaande pensioenregelingen tot 2028 (dat was in het wetsvoorstel eerst nog 2027).

Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige pensioenstelsel zijn:

  1. Alle pensioenregelingen worden premieovereenkomsten, met een flatratepremie (= eenzelfde premie voor iedere werknemer, ongeacht de leeftijd) van maximaal 30%. Uiterlijk derhalve per 2028, eerder mag. 
  2. Bestaande beschikbare premieregelingen met een stijgende staffel mogen in stand blijven voor alle werknemer die per 1 januari 2028 al in dienst zijn. Nieuwe werknemers krijgen vanaf die datum wel een flatratepremie.
  3. Er moet adequaat gecompenseerd worden voor werknemers die er mogelijk op achteruitgaan. Dit is globaal de groep 45-68 jaar. Wat precies adequaat is, is niet vastgelegd en zal derhalve uitonderhandeld moeten worden per werkgever. De compensatie mag in extra pensioen (de flatrate wordt daartoe 33% tot 2037) of via extra salaris. In geval van extra pensioen geldt dat ook voor nieuwe werknemers gedurende de compensatieperiode.
  4. Pensioenfondsen mogen kiezen tussen de solidaire premieovereenkomst of de flexibele premieovereenkomst (doorbeleggen). De eerste voorziet onder andere in beschermingsrendement voor gepensioneerden en mag een buffer kennen van 15% van het pensioenvermogen om mogelijke verlagingen van ingegane pensioenen op te vangen.
  5. Opgebouwde (middel- of eindloon)pensioenen bij een verzekeraar mogen gewoon in stand blijven. Lopende middelloonregelingen mogen nog tot 2028 omgezet worden in een stijgende beschikbare premiestaffel (die dan weer voortgezet mag worden voor zittende werknemers).
  6. Het partnerpensioen wordt gestandaardiseerd en mag maximaal 50% van het salaris bedragen en wordt per definitie op risico-basis verzekerd.
  7. De mogelijkheid om 10% op de pensioeningangsdatum in één keer uit te laten keren (dit was al wet), gaat waarschijnlijk per 2024 in. Deze uitkering wordt dan belast in het jaar volgend op de AOW-ingang als de uitkering in het eerste jaar waarin AOW wordt ontvangen, wordt genoten. Op die manier hoeft daarover geen AOW-premie betaald te worden.
  8. De lijfrente-aftrek gaat ook naar 30% (nu 13,3%) en de tijdelijke oudedagslijfrente blijft bestaan.
  9. Het pensioen mag nog maar vanaf 10 jaar voor AOW-datum ingaan. Er hoeft dan geen verklaring meer te worden overgelegd dat uit het arbeidsproces wordt gestapt. Nu is de ingangsdatum nog helemaal vrij, maar er moet bij meer dan 5 jaar voor AOW-datum wel een verklaring overgelegd worden dat gestopt wordt met werken.
  10. Tot slot mogen sociale partners verder praten over een regeling voor zware beroepen. Het huidige boetevrije Recht op Vervroegde Uittreding (vanaf 3 jaar voor AOW-datum) loopt per 2025 af.

Transitie

Uiteraard moet de hele pensioentransitie goed vastgelegd worden door middel van een transitieplan (waarin alle keuzes en gevolgen worden uitgelegd), een communicatieplan en een compensatieplan. Daarmee moeten zowel interne als externe toezichthouders instemmen. Het individuele bezwaarrecht van artikel 85 Pensioenwet is tijdelijk buiten werking gesteld. Nu kan een individuele werknemer bezwaar maken bij een collectieve waardeoverdracht. Om te bewerkstelligen dat iedereen overgaat naar het nieuwe systeem is besloten dat hiertegen geen bezwaar mogelijk is.

Let op! Als blijkt dat de transitie niet per 2028 lukt, kan de termijn verlengd worden met een jaar voor individuele pensioenfondsen. De Nederlandsche Bank als toezichthouder geef hiervoor dan toestemming. Mocht blijken dat het voor heel veel uitvoerders geldt, dan kan er uiteraard een generaal pardon komen vanuit de wetgever.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidieregeling praktijkleren vanaf 2 juni weer van start

Wilt u als werkgever een praktijk- of werkleerplaats aanbieden zodat mensen beter voorbereid zijn op de arbeidsmarkt? Kijk dan of u in aanmerking komt voor de Subsidieregeling praktijkleren.

De Subsidieregeling praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die u maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Ook de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio) komen voor subsidie in aanmerking.

Doelgroep Subsidieregeling praktijkleren

Praktijleren

De subsidieregeling is bedoeld voor:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel, dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Niet elke opleiding, onderwijsvorm of leerweg komt in aanmerking. De voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen, verschillen per onderwijscategorie.

Aanvraag indienen bij de RVO

U kunt uw aanvraag indienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Op de website van de RVO staan alle voorwaarden per onderwijscategorie. Aanvragen is mogelijk vanaf vrijdag 2 juni a.s. om 9.00 uur. De subsidieregeling sluit op vrijdag 15 september 2023 om 17.00 uur.

Let op! Voor het indienen van de aanvraag is eHerkenning nodig (minimaal niveau 3 met machtiging RVO-diensten op niveau eH3).

Wanneer u voldoet aan de voorwaarden, kunt u een subsidie ontvangen van maximaal € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. De RVO neemt alle op tijd ingediende aanvragen in behandeling. Als er meer subsidie wordt aangevraagd dan beschikbaar is in een onderwijscategorie, dan wordt het budget evenredig over de ingediende aanvragen in die categorie verdeeld. Uiterlijk 30 december 2023 neemt de RVO een besluit over uw aanvraag.

Administratie bijhouden

Tijdens de begeleidingsperiode moet u als werkgever een administratie bijhouden. U moet onder andere van elke leerling of student in het bezit zijn van de praktijkleerovereenkomst en de aanwezigheids- en begeleidingsadministratie. Deze moet u op verzoek kunnen verstrekken. De RVO voert steekproefsgewijs controles uit.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bij zieke uitzendkrachten loon doorbetalen

Uitzendbureaus die gebonden zijn aan een uitzendcao moeten vanaf 1 juli 2023 het loon van een zieke uitzendkracht doorbetalen tot de einddatum van het contract. Tot 1 juli moet het uitzendbureau het loon van een zieke uitzendkracht ook doorbetalen, tenzij de inlener expliciet schriftelijk een beroep doet op het overeengekomen uitzendbeding.

Uitzendbeding

Medisch

Tot een arrest van de Hoge Raad van 17 maart jl. was in de beide uitzendcao’s (de ABU cao en de NBBU cao) bepaald dat indien een uitzendbeding was overeengekomen in de uitzendovereenkomst deze overeenkomst ten einde kwam op het moment dat de uitzendkracht ziek werd. De uitzendkracht had dan recht op een Ziektewet-uitkering van het UWV. Er werd uitgegaan van de fictie dat de inlener bij ziekte een beroep had gedaan op het uitzendbeding ongeacht of dit feitelijk zo was ja of nee.

Actieve handeling inlener vereist

De Hoge Raad heeft op 17 maart 2023 echter bepaald dat deze fictie niet rechtsgeldig is, maar dat de inlener om de uitzendovereenkomst te beëindigen expliciet een beroep moet doen op het overeengekomen uitzendbeding. Heeft de inlener dat niet gedaan, dan komt de uitzendovereenkomst bij ziekte niet automatisch ten einde maar moet het uitzendbureau het loon van de uitzendkracht doorbetalen. Het UWV kan van het uitzendbureau verlangen dat deze een schriftelijke verklaring laat zien waaruit blijkt dat de inlener een beroep heeft gedaan op het uitzendbeding.

Wijziging situatie per 1 juli 2023

Als gevolg van een wijziging van de beide uitzendcao’s geldt vanaf 1 juli aanstaande dat voor uitzendbureaus die zijn gebonden aan een uitzendcao inleners niet langer de mogelijkheid hebben een beroep te doen op het uitzendbeding bij ziekte. Dit betekent dat deze uitzendbureaus gehouden zijn om het loon van de zieke uitzendkrachten door te betalen tot de einddatum van het contract. Hiermee gaan de uitzendcao’s nog een stap verder dan uit het arrest van de Hoge Raad naar voren is gekomen.

Let op! De zieke uitzendkracht heeft, zolang de uitzendovereenkomst voortduurt, recht op 90% van zijn loon gedurende de eerste 52 weken en op 80% gedurende de 53ste t/m de 104e week.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag btw zonnepanelen 2022 uiterlijk 30 juni terug

Kocht u in 2022 zonnepanelen voor op uw woning? En vroeg u de btw die u hierbij betaalde nog niet terug? Kom dan snel in actie. U heeft hier nog tot 30 juni 2023 de tijd voor.

Btw zonnepanelen

Zonnepanelen

Als u in 2022 zonnepanelen kocht en op uw woning liet installeren, dan berekende de leverancier/installateur u 21% btw. Deze btw kunt u terugvragen. Hoeveel btw is afhankelijk van het soort zonnepanelen (niet-geïntegreerd of geïntegreerd), het opwekvermogen en het btw-bedrag dat u betaalde.

Let op! Kocht u vóór 2022 ook al zonnepanelen, dan bestaat de kans dat u de btw over de zonnepanelen uit 2022 niet terug kunt vragen. Onze adviseurs kunnen u hierover meer vertellen.

Deadline 30 juni 2023

Heeft u de btw over 2022 nog niet teruggevraagd, vraag de Belastingdienst dan uiterlijk 30 juni 2023 om uitreiking van een btw-aangifte. Met deze btw-aangifte kunt u vervolgens de btw terugvragen.

Ambtshalve vermindering

Vraagt u na 30 juni 2023 pas om de uitreiking van een btw-aangifte, dan bent u eigenlijk te laat. U kunt de Belastingdienst dan nog wel verzoeken om met een zogenaamde ambtshalve vermindering de btw aan u te betalen. Over het algemeen zal de Belastingdienst hieraan meewerken. Als dat niet gebeurt, kunt u daar echter niet tegen in bezwaar of beroep bij een rechter. Daarom is het verstandig om gewoon op tijd om uitreiking van een btw-aangifte te vragen.

Tip! Kocht u in de jaren 2018 tot en met 2021 zonnepanelen en vroeg u daar de btw nog niet van terug? Dan kunt u voor die jaren in 2023 ook nog verzoeken om een ambtshalve vermindering. Voor jaren tot en met 2017 is dat in 2023 niet meer mogelijk.

0% btw vanaf 2023

Voor de levering en installatie van zonnepanelen op en in de nabijheid van woningen geldt vanaf 2023 0% btw. Koopt u in 2023 zonnepanelen voor op uw woning, dan hoeft u dus geen btw meer terug te vragen.

Let op! Deed u in 2022 een vooruitbetaling voor zonnepanelen die in 2023 aan u geleverd zijn en op uw woning geïnstalleerd zijn? Dan is op die vooruitbetaling wel 21% btw berekend. Deze btw kunt u terugvragen bij de Belastingdienst. Vraag daarvoor ook uiterlijk 30 juni 2023 aan de Belastingdienst om een btw-aangifte uit te reiken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvraag SLIM-subsidie voor samenwerking en grootbedrijf tot 27 juli

Van 1 juni 9.00 uur tot en met 27 juli 2023 17.00 uur is het voor samenwerkingsverbanden in het mkb én voor het grootbedrijf in de sectoren landbouw, horeca en recreatie weer mogelijk om SLIM-subsidie aan te vragen. SLIM is een subsidieregeling voor leren en ontwikkelen in het mkb.

Doel SLIM-subsidie

Horeca

De SLIM-subsidie is bedoeld voor initiatieven gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen. 
De activiteit waarvoor subsidie wordt ontvangen, mag een looptijd van maximaal 24 maanden hebben. Deze periode van 24 maanden start de dag na toekenning van de subsidie.

Subsidiabele activiteiten

De volgende activiteiten komen in aanmerking voor subsidie:

  • het doorlichten van de onderneming uitmondend in een opleidings- of ontwikkelplan;
  • het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen ten behoeve van werkenden in de onderneming;
  • het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een methode in de onderneming die werkenden in de onderneming stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens het werk;
  • het gedurende enige tijd bieden van praktijkleerplaatsen ten behoeve van een beroepsopleiding of een deel daarvan in de derde leerweg bij een erkend leerbedrijf.

Let op! De meeste activiteiten moeten nog aan voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor de SLIM-subsidie.

SLIM-subsidie voor samenwerkingsverbanden in het mkb

Het maximale budget voor subsidies voor samenwerkingsverbanden (van tenminste twee ondernemingen) in het mkb bedraagt voor het jaar 2023 € 17,5 miljoen. 
Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten de subsidiabele kosten minimaal € 210.000 bedragen.

Let op! De maximale subsidie die kan worden toegekend per samenwerkingsverband is € 500.000, per samenwerkingspartner mag deze echter maximaal € 200.000 bedragen. Uitzondering hierop vormen landbouwbedrijven (maximaal € 20.000), visserijbedrijven (maximaal € 30.000) en goederenvervoer over de weg (maximaal € 100.000). De subsidie bedraagt 60% van de subsidiabele kosten.

SLIM-subsidie voor grootbedrijf in landbouw, horeca en recreatie

Het maximale budget voor subsidies voor het grootbedrijf in landbouw, horeca en recreatie bedraagt voor het jaar 2023 € 1,2 miljoen. Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten de subsidiabele kosten minimaal € 5.000 bedragen.

Let op! Er kan maximaal € 200.000 subsidie worden aangevraagd, met uitzondering van landbouwbedrijven. Deze kunnen maximaal € 20.000 subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt 60% van de subsidiabele kosten.

Praktijkleerplaatsen

De minimale subsidiabele kosten geldt niet voor praktijkleerplaatsen ten behoeve van een beroepsopleiding in de derde leerweg. De subsidie voor een praktijkleerplaats is maximaal € 2.700. Voor een afgerond loopbaan- of ontwikkeltraject bedraagt de subsidie € 700.

Registreren en aanvragen

Om in aanmerking te komen voor de SLIM-subsidie geldt een aantal voorwaarden. Deze verschillen per type aanvrager. Voordat u een aanvraag indient, moet u zich registreren als aanvrager. Hiervoor gaat u naar het Subsidieportaal van Uitvoering van Beleid. Van belang is dat u zich registreert voor het juiste type aanvrager.

De beoordeling van de subsidieaanvraag vindt plaats op basis van volledigheid, inhoud en beschikbaar budget. Wanneer meer subsidie wordt aangevraagd dan het budget toelaat, dan vindt toewijzing plaats door middel van loting. Hierbij is het niet relevant op welk moment in de maanden juni en juli de aanvraag is ingediend. Dit geldt voor beide subsidies.

Posted in Niet gecategoriseerd

Pgb-dienstverleners niet uitsluiten van WW

De hoogste bestuursrechter, de Centrale Raad van Beroep, heeft bepaald dat persoonlijke dienstverleners die minder dan vier dagen per week werken in dienst van iemand met een persoonsgebonden budget (pgb), niet mogen worden uitgesloten van WW.

Casus

PGB

Het ging om een pgb-dienstverlener bij wie het UWV weigerde om in haar arbeidsverleden de jaren 2015 tot en met 2018 op te nemen. Ze had in die periode als huishoudelijk hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning gewerkt. Vervolgens verleende ze van januari 2019 tot september 2019 zorg in het kader van de Wet langdurige zorg. Toen zij werkloos werd, vroeg ze een WW-uitkering aan, die het UWV afwees.

Verzekeringsplicht

Iemand die werkzaam is op basis van een privaatrechtelijke dan wel publiekrechtelijke dienstbetrekking is normaliter verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Er geldt echter een uitzonderingsbepaling voor een persoonlijk dienstverlener die minder dan vier dagen per week in dienstbetrekking van een particulier werkt, zoals bij deze pgb-dienstverlener het geval was. Deze uitzonderingsbepaling is onderdeel van de Regeling dienstverlening aan huis die beoogt de arbeidsmarkt voor persoonlijke dienstverlening te stimuleren en illegale arbeid te voorkomen.

Indirecte discriminatie

De uitzonderingsbepaling mag echter naar het oordeel van de CRvB niet worden toegepast op de dienstverlener die vanuit een pgb wordt betaald. Dit omdat uit statistische data is gebleken dat er  verhoudingsgewijs veel meer vrouwen dan mannen door de uitzonderingsbepaling worden getroffen. Op grond van Europese jurisprudentie is dit alleen toelaatbaar als de uitzonderingsbepaling objectief gerechtvaardigd is vanuit niet-discriminerende overwegingen. Deze objectieve rechtvaardiging ontbreekt bij dienstverleners die vanuit een pgb worden betaald.

Gebleken is namelijk dat de werkgelegenheid op de markt voor persoonlijke dienstverlening niet is bevorderd en dat illegale arbeid niet is voorkomen. Voor het indirecte onderscheid naar geslacht bestaat dus geen objectieve rechtvaardiging.

Dit betekent dat er voor de betreffende pgb-dienstverlener toch recht op WW bestaat en dat het UWV de gewerkte jaren als pgb-zorgverlener alsnog moet opnemen in haar arbeidsverleden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Handhaving btw-vrijstelling zorg, jeugdhulp, maatschappelijk werk en schuldhulp

Door een arrest van de Hoge Raad zouden instellingen die winst beogen met leveringen en diensten van sociale en culturele aard 21% btw moeten afdragen. Het kabinet vindt dat onwenselijk. Daarom is in een beleidsbesluit voorlopig geregeld dat zij een btw-vrijstelling mogen blijven toepassen.

Instellingen van sociale en culturele aard

Btw-zorg

Voor instellingen die leveringen en diensten van sociale en culturele aard aanbieden is in de wet een btw-vrijstelling opgenomen. Voorwaarde is onder meer dat zij geen winst beogen. Voor bepaalde instellingen die wel winst beogen, was in lagere regelgeving voor bepaalde diensten van sociale en culturele aard ook een btw-vrijstelling opgenomen. Het gaat hierbij om de leveringen en diensten verricht door:

  1. instellingen van wijkverpleging voor zover de diensten niet onder een andere btw-vrijstelling vallen;
  2. dagverblijven voor gehandicapten, die beschikken over een indicatiebesluit;
  3. aanbieders van preventie gericht op jeugd (als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet), mede voor het ter beschikking stellen van personeel;
  4. samenwerkingsverbanden op het gebied van multidisciplinaire eerstelijns- en geboortezorg bekostigd door de Zorgverzekeringswet;
  5. instellingen voor algemeen maatschappelijk en bedrijfsmaatschappelijk werk;
  6. jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken en het ter beschikking stellen van personeel;
  7. instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening, met uitzondering van bewindvoering in het kader van de wettelijke schuldregeling, voor zover de diensten niet onder een andere btw-vrijstelling vallen.

Arrest Hoge Raad

De Hoge Raad besliste op 14 april 2023, kort omschreven, dat de lagere regelgeving in strijd was met de wet. Dit heeft tot gevolg dat alle hiervoor genoemde instellingen die winst beogen ten onrechte de btw-vrijstelling toepassen. Zij zouden 21% btw moeten berekenen en afdragen.

Toch btw-vrijstelling

Het kabinet vindt dit onwenselijk en heeft daarom in een beleidsbesluit opgenomen dat deze instellingen vooralsnog toch de btw-vrijstelling mogen toepassen, ondanks dat zij winst beogen. Dit geldt ook voor het verleden.

Let op! De btw-vrijstelling geldt alleen als voldaan wordt aan de voorwaarden zoals die voorheen ook in de lagere regelgeving waren opgenomen. Het beleidsbesluit betekent dus geen uitbreiding van de btw-vrijstelling.

Aanpassing in de wet

Het kabinet gaat onderzoeken of de wet moet worden aangepast. Het beleidsbesluit blijft in ieder geval van kracht tot een permanente oplossing gevonden is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Automatische incasso motorrijtuigenbelasting vrachtwagens

Vanaf 1 juni 2023 kan de motorrijtuigenbelasting voor vrachtwagen via automatische incasso aan de Belastingdienst worden betaald.

Paarse krokodil

Vrachtwagen

Eind 2006 trad een wet in werking met daarin een aantal maatregelen om de administratieve lasten te verminderen, ook wel bekend onder het Wijzigingsplan ‘Paarse krokodil’. Eén van die maatregelen betrof de mogelijkheid om de motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) voor vrachtwagens automatisch te laten incasseren door de Belastingdienst.

Vanaf 1 juni 2023

Oorspronkelijk zou deze maatregel per 1 januari 2008 in werking treden. Voor deze maatregel was echter een nieuw automatiseringssysteem bij de Belastingdienst nodig. Om die reden kon de maatregel nog niet in werking treden. Vanaf 1 juni 2023 wordt het nu echter wel mogelijk om de mrb voor vrachtwagens per automatische maandincasso te laten incasseren.

Let op! De betaling van de mrb voor vrachtwagens gebeurt nu per kwartaal of per jaar.

Tip! Voor alle andere motorrijtuigen is het al langer mogelijk om per automatische maandincasso te betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline 2 juni 2023 voor definitieve NOW 5 en 6

De deadline voor definitieve aanvraag NOW 5 en NOW 6 is volgende week vrijdag 2 juni 2023. Haalt u de deadline niet omdat u wacht op een derdenverklaring of een accountantsverklaring? Vraag dan uiterlijk 2 juni uitstel aan.

NOW

Ondernemer

Werkgevers die tijdens de coronacrisis geconfronteerd werden met forse omzetverliezen, konden via de NOW een tegemoetkoming krijgen voor de loonkosten. De tegemoetkoming werd toegekend als voorschot op basis van een geschat omzetverlies. Nu de omzetverliezen bekend zijn, moet de definitieve NOW worden aangevraagd. De definitieve aanvraag dient u online in bij het UWV. Dit kan met en zonder eHerkenning. U heeft hiervoor nog maar iets meer dan een week de tijd. De deadline is namelijk vrijdag 2 juni 2023.

De exacte periodes waar u nu de definitieve berekening voor moet aanvragen zijn de NOW 5 (november en december 2021 ofwel de zevende periode) en de NOW 6 ( januari, februari en maart 2022 of wel de achtste periode).

Derdenverklaring of accountantsverklaring

U heeft een derdenverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming tussen € 40.000 en € 125.000 ligt. U heeft een accountantsverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 125.000 of meer bedraagt.

Berekening definitieve NOW

Na de definitieve aanvraag berekent het UWV uw definitieve tegemoetkoming NOW op basis van uw werkelijke omzetverlies en uw definitieve loonsom U ontvangt daarna van het UWV een definitieve beslissing.

Let op! Als u het omzetverlies te royaal heeft ingeschat, kan het zijn dat u te veel NOW heeft gehad en dat u deze geheel of deels moet terugbetalen. Heeft u het omzetverlies te krap ingeschat, dan krijgt u juist meer NOW dan verwacht. Omdat het voorschot 80% bedroeg, krijgt u bij een juiste inschatting de nog resterende 20% uitbetaald.

Uitstel definitieve aanvraag

Wacht u nog op een derdenverklaring of een accountantsverklaring, dan kunt u uitstel aanvragen. Dit uitstel kunt u tot en met 2 juni 2023 aanvragen via een speciaal formulier bij het UWV. U heeft dan tot en met 3 november 2023 de tijd om uw definitieve berekening aan te vragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afwijzing aanvraag betaalrekening en dan?

U vraagt een betaalrekening aan bij een bank, maar de bank weigert deze voor u te openen. Welke mogelijkheden heeft u dan nog?

Witwassen en terrorismefinanciering

Euro

Als u een betaalrekening wilt openen, dan kan een bank uw aanvraag afwijzen. Banken zijn namelijk wettelijk verplicht om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Zij kunnen uw aanvraag afwijzen als ze het risico op misbruik van de rekening te groot vinden en niet de juiste maatregelen kunnen nemen om dit te voorkomen.

Bij ondernemers spelen daarnaast ook commerciële belangen. De bank kan om commerciële redenen besluiten om uw aanvraag af te wijzen. Bijvoorbeeld omdat u niet past binnen het profiel en de doelstellingen van de bank.

Consument

Na een afwijzing heeft u als consument nog een aantal mogelijkheden:

  1. U probeert bij een andere bank een betaalrekening te openen.
  2. Als dat niet lukt, kunt u bij ABN AMRO, ING, Rabobank of SNS een basisbetaalrekening voor uw persoonlijke bankzaken aanvragen. Hiervoor geldt een aantal voorwaarden. Als u niet aan die voorwaarden voldoet, kan de bank deze aanvraag ook weigeren.
  3. Als u ook geen basisbetaalrekening kunt openen, kunt u als laatste nog een aanvraag indienen voor een betaalrekening onder het Convenant Basisbankrekening. Bij zo’n rekening kan de bank u wel verplichten om de aanvraag samen met een erkende hulpverleningsorganisatie te doen en de rekening door zo’n organisatie te laten beheren.

Let op! Ook een basisbetaalrekening kent een aantal beperkingen ten opzichte van een gewone betaalrekening. U kunt hierop namelijk niet roodstaan, u kunt geen creditcard gebruiken en u kunt geen spaarrekening openen.

Tip! In beginsel moet elke consument een betaalrekening kunnen openen. Als u vindt dat u ten onrechte wordt afgewezen, kunt u een klacht indienen bij de bank. Bent u niet tevreden over de klachtafhandeling, dan kunt u meestal een klacht indienen bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid). Wilt u weten of dat mogelijk is, doe dan de sneltest. U kunt ook naar de rechter.

Zakelijke betaalrekening

Na een afwijzing heeft u als ondernemer minder mogelijkheden. U kunt bij een andere bank nog proberen een betaalrekening te openen. Lukt dat niet, dan kunt u nog een klacht indienen bij de bank als u vindt dat u ten onrechte wordt afgewezen. U kunt ook naar de rechter hiervoor.

Overleg Ministerie

In beginsel moet elke ondernemer een betaalrekening kunnen openen. Het Ministerie van Financiën erkent dat dit voor sommige sectoren moeilijk is. Zij ontvangen signalen dat onder andere autohandelaren, verenigingen en stichtingen, en sekswerkers vaak geen betaalrekening kunnen openen.

Het Ministerie van Financiën roept u daarom op om u bij uw brancheorganisatie te melden als u moeilijkheden heeft om een betaalrekening te openen. Het ministerie is in gesprek met de Nederlandsche Bank, de Nederlandse Vereniging voor Banken en verschillende brancheorganisaties over deze problematiek en over de wijze waarop dit opgelost kan worden. Voor een aantal sectoren is dit al in kaart gebracht.

Tip! Minister Kaag heeft de Nederlandse Vereniging van Banken gevraagd om in overleg met de banken een voorstel te doen voor een basisbetaalrekening voor zakelijke klanten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kom nu in actie bij achterstand aflossing coronabelastingschulden

Tijdens de coronacrisis konden bedrijven ervoor kiezen om de betaling van hun belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Sinds 1 oktober 2022 moeten ondernemers deze schulden aflossen. Als zij niet aan de voorwaarden van die betalingsregeling voldoen, zal de Belastingdienst vanaf 13 juni 2023 de betalingsregeling intrekken.

Betalingsachterstanden

Rekenmachine

Ruim 266.000 ondernemers moesten vanaf 1 oktober 2022 met de aflossing van de coronabelastingschulden starten. Eind april 2023 liepen ongeveer 96.000 ondernemers achter met die aflossingen. Ongeveer 41.000 van hen liepen op dat moment ook achter met de betaling van de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Ruim 60.000 ondernemers hebben nog helemaal geen aflossing gedaan, ongeveer 21.000 van hen hebben ook nog zogenaamde pre-coronaschulden (dat zijn schulden als gevolg van vóór maart 2020 openstaande belastingaanslagen). Ongeveer 12.000 van hen liepen eind april 2023 ook achter met de betaling van de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Let op! Binnen de groep van ondernemers die nog geen aflossing deden op de coronabelastingschulden heeft meer dan 50% een relatief lage schuld. Bijna 25.000 van deze ondernemers hebben een coronabelastingschuld van minder dan € 5.000, bij ongeveer 8.000 bedraagt deze schuld tussen de € 5.000 en de € 10.000.

Voorwaarden betalingsregeling coronabelastingschulden

De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 in beginsel in maandelijkse, gelijke termijnen worden afgelost. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd. Voorwaarde voor de betalingsregeling is dat u zich ook aan die maandelijkse aflossing houdt.

Andere voorwaarden zijn dat u tijdig de juiste belastingaangiften – onder meer btw en loonheffing – indient voor belastingen vanaf 1 oktober 2022 en dat u tijdig en volledig de betalingen doet die daaruit voortvloeien.

Brieven Belastingdienst

Als u een betalingsachterstand heeft op de coronabelastingschulden en/of de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022, dan ontving u daarover al meerdere brieven van de Belastingdienst. In de brief die u rond 11 april 2023 heeft ontvangen, werd u al gemaand om binnen 14 dagen na dagtekening van de brief uw betalingsachterstand in te lopen.
Intrekken betalingsregeling

Heeft u die betalingsachterstand nog niet ingelopen, dan ontvangt u vanaf 13 juni 2023 een beschikking van de Belastingdienst waarin de betalingsregeling wordt ingetrokken. Om invorderingsmaatregelen en bijkomende (veelal hoge) kosten te voorkomen, heeft u na ontvangst van de beschikking nog 14 dagen de tijd om in een keer het hele bedrag van uw coronabelastingschuld te betalen.

Tip! Loopt u maximaal één termijn achter in de coronabetalingsregeling dan trekt de Belastingdienst niet meteen de betalingsregeling in. Het gaat dus om ondernemers die meer dan één termijn achterlopen en/of een structurele achterstand hebben op de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

De staatssecretaris heeft toegezegd dat het intrekken van de betalingsregeling met de grootste zorgvuldigheid gebeurt. Is de intrekking niet terecht naar uw mening, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met de Belastingdienst. De Belastingdienst kan de intrekking dan mogelijk nog ongedaan maken.

Let op! Het opstarten van de invordering vindt in fasen plaats. De Belastingdienst start met de groep ondernemers met een pre-coronaschuld.

Mogelijkheden coronabelastingschulden

Lukt het niet om aan de voorwaarden van de betalingsregeling te voldoen, dan zijn er nog mogelijkheden. Daarvoor moet u nu wel snel in actie komen. Misschien kunt u dan nog voorkomen dat de Belastingdienst de betalingsregeling intrekt. Zo kunt u onder meer verzoeken de schuld in zeven in plaats van vijf jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. Tot slot kunt u ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg van zo’n verzoek is wel dat uw af te lossen maandbedragen die daarna nog volgen, hoger worden.

Let op! Voor deze mogelijkheden gelden ook voorwaarden. Onze adviseurs kunnen u hierover informeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Sneller aflossen coronabelastingschuld scheelt invorderingsrente

Tijdens de coronacrisis konden bedrijven ervoor kiezen de betaling van hun belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Ook was de invorderingsrente tijdelijk verlaagd naar 0,01%. Deze rente bedraagt nu al weer 2% en bedraagt vanaf 1 juli 3%. Het kan daarom financieel aantrekkelijk zijn om uw coronabelastingschulden versneld af te lossen.

Coronabelastingschuld

Rekenmachine

De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 worden afgelost. In beginsel moet dit maandelijks en heeft u hiervoor vijf jaar de tijd. Lukt dit niet, dan kunt u verzoeken de schuld in zeven jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. U kunt ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg daarvan is wel dat uw af te lossen maandbedragen die nog volgen dan hoger worden.

Let op! Voor deze mogelijkheden gelden wel voorwaarden. Onze adviseurs kunnen u hierover informeren.

Invorderingsrente loopt op

U kunt uw coronabelastingschulden ook sneller aflossen. U betaalt over uw opgebouwde coronabelastingschuld namelijk wel invorderingsrente. Die bedraagt inmiddels 2%, maar stijgt vanaf 1 juli verder naar 3% en vanaf 1 januari 2024 nog verder door naar 4%. Is het voor u mogelijk uw coronaschuld sneller af te lossen, dan scheelt u dat dus flink aan te betalen invorderingsrente. Een groot aantal ondernemers ging u hierin voor. Eind april 2023 had namelijk ongeveer 10% van de ondernemers met coronabelastingschulden deze al helemaal afbetaald.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hyperbare zuurstoftherapie aftrekbaar bij postcovidsyndroom

De Belastingdienst laat weten dat een hyperbare zuurstoftherapie voor een patiënt met het postcovidsyndroom aftrekbaar kan zijn als specifieke zorgkosten.

Hyperbare zuurstoftherapie

Medisch

Een patiënt met langdurige cognitieve klachten na een coronabesmetting (ook wel een patiënt met het postcovidsyndroom genoemd) kan baat hebben bij een hyperbare zuurstoftherapie. Hierbij krijgt de patiënt 100% zuurstof via een mond-neusmasker toegediend bij een druk die hoger is dan de normale omgevingsdruk. Door deze hogere druk wordt de hoeveelheid zuurstof die in het bloed oplost ongeveer 12,5 maal zoveel. Weefsels waar te weinig zuurstof komt, worden zo beter van zuurstof voorzien.

De zorgverzekeraar vergoedt deze therapie op dit moment niet vanuit de basisverzekering, omdat (nog) onvoldoende wetenschappelijk bewijs voor deze behandeling is bij patiënten met postcovidsyndroom.

Specifieke zorgkosten

Voor een patiënt met het postcovidsyndroom die door een medisch specialist is doorverwezen naar een privékliniek voor een hyperbare zuurstoftherapie, zijn de kosten hiervan aftrekbaar als specifieke zorgkosten in de aangifte inkomstenbelasting. Dit laat de Belastingdienst weten in antwoord op een vraag daarover. De behandelingen in de privékliniek vinden namelijk plaats door of onder supervisie van BIG-geregistreerde artsen. De patiënt moet wel aan alle voorwaarden voldoen die gelden voor de aftrek van specifieke zorgkosten. Zo moeten de kosten op hem drukken. Hij moet die kosten dus zelf betalen en daar geen vergoeding voor kunnen ontvangen van een ander.

Let op! Als een hyperbare zuurstoftherapie bij het postcovidsyndroom in de toekomst wel vergoed wordt door de zorgverzekeraar, dan drukken de kosten daarvoor niet langer en zijn deze dus niet meer aftrekbaar als specifieke zorgkosten.

Tip! Een andere voorwaarde voor aftrek van specifieke zorgkosten is dat de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedwongen heeft kunnen voelen om de uitgaven voor de therapie te doen. De Belastingdienst laat weten dat als een patiënt het postcovidsyndroom heeft en met het oog daarop de therapie ondergaat, het aannemelijk is dat aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Beperking aftrek

Houd er rekening mee dat voor de aftrek van specifieke zorgkosten een drempelbedrag geldt. Alleen als alle zorgkosten die voor aftrek in aanmerking komen in een jaar boven dit drempelbedrag uitkomen, leidt dit tot een aftrekbaar bedrag. Het drempelbedrag is afhankelijk van uw drempelinkomen en of u een fiscale partner heeft.

Let op! Naast het beperken van de aftrek specifieke zorgkosten door de drempel kan deze aftrek ook lager uitvallen dan verwacht als uw inkomen in 2023 hoger is dan € 73.031. Uw belastingtarief boven dit inkomen is namelijk 49,50%, maar de aftrek van specifieke zorgkosten vindt niet plaats tegen 49,50%, maar tegen 36,93%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aangifte schenkbelasting 2023 nog niet online mogelijk

Als u een schenking ontvangt, moet u over het algemeen een aangifte schenkbelasting indienen bij de Belastingdienst. Voor schenkingen die u in 2023 ontvangt is dat nog niet online mogelijk, maar wel op papier.

Voor 1 maart 2024

Laptop

U hoeft nog geen haast te maken met het doen van aangifte schenkbelasting over het jaar 2023. U heeft namelijk tot en met 29 februari 2024 de tijd. Als u nu al aangifte wilt doen, kan dat alleen op papier.

Tip! U kunt ook wachten tot de onlineaangifte schenkbelasting 2023 beschikbaar komt in Mijn Belastingdienst. Wanneer de onlineaangifte beschikbaar komt, is nog niet bekend.

Geen aangifte schenkbelasting

Als de schenking minder bedraagt dan de reguliere vrijstellingen hoeft u geen aangifte schenkbelasting te doen. Voor een schenking van ouders aan kinderen bedraagt die vrijstelling in 2023 € 6.035 en voor alle andere schenkingen tussen individuen € 2.418.

Let op! Als u een beroep doet op de eenmalige vrijstelling tussen ouders en kinderen van (in 2023) € 28.947 als de schenking geen bestedingsdoel kent of van € 60.298 als de schenking bestemd is voor betaling van een dure studie of opleiding, moet u wel aangifte schenkbelasting doen. Dat geldt ook voor een beroep op de vrijstelling voor een schenking ten behoeve van een eigen woning. Deze vrijstelling bedraagt in 2023 nog € 28.947. Dit jaar is ook het laatste jaar waarin van deze vrijstelling gebruik kan worden gemaakt.

Erfbelasting

De aangifte erfbelasting 2023 is inmiddels wel weer online beschikbaar in Mijn Belastingdienst. Wilt u aangifte op papier doen, dan is dat ook mogelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Elektriciteit vergoeden voor auto van de zaak

Rijdt een werknemer in een elektrische of plug-in hybride auto van de zaak? Dan kunt u elektriciteitskosten voor het thuis opladen van de auto van de zaak aan de werknemer vergoeden.

Auto van de zaak

Auto

Als werkgever draagt u in principe de kosten van een auto van de zaak. Als een werknemer kosten voor u voorschiet, dan kunt u deze kosten als ‘intermediaire kosten’ vergoeden. Dit gaat buiten de loonheffing om, u hoeft dus geen loonheffing te berekenen hierover of uw vrije ruimte hiervoor te gebruiken.

Thuis opladen auto van de zaak

Laadt uw werknemer een elektrische of hybride auto van de zaak thuis op, dan draagt de werknemer de elektriciteitskosten voor dit opladen. U kunt deze kosten als intermediaire kosten terugbetalen aan uw werknemer.

Kostprijs

U kunt alleen de kostprijs van de elektriciteit als intermediaire kosten terugbetalen. Tot die kostprijs behoren de extra kosten die uw werknemer verschuldigd is aan de energiemaatschappij door het opladen. Deze extra kosten worden bepaald door de variabele én vaste kosten te delen door het totale kWh-gebruik. Tot de kostprijs kunnen echter ook de afschrijving van zonnepanelen (gebruikt voor het opladen) horen.

Let op! Bij het berekenen van de kostprijs moet ook nog rekening gehouden worden met het prijsplafond.

Tip! Gebruikt de werknemer een openbare laadpaal in de buurt van zijn woning, dan kunt u gewoon de kosten die de werknemer betaalt voor dat opladen als intermediaire kosten vergoeden.

Zakelijke transactie

Heeft u met uw werknemer onder zakelijke voorwaarden afspraken gemaakt over de doorlevering van energie door de werknemer? Dan gaat de vergoeding die u aan uw werknemer betaalt ook buiten de loonheffing om. U moet dan wel een zakelijke vergoeding hebben afgesproken. De Belastingdienst vindt een vergoeding op basis van een gemiddelde prijs vastgesteld door het CBS in ieder geval niet zakelijk.

Let op! Als de Belastingdienst meent dat de vergoeding die u aan uw werknemer geeft, hoger is dan in een zakelijke transactie of bij intermediaire kosten, dan moet de Belastingdienst dat aannemelijk maken. Tot de hoogte waarvoor u aannemelijk kan maken dat dit overeenkomt met de kostprijs van de elektriciteit, behoort de vergoeding in ieder geval niet tot het loon.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Dga-taks lenen bij vennootschap (Wet excessief lenen) 2023

Op 1 januari 2023 is de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap in werking getreden. Deze wet regelt grofweg dat de dga die te veel heeft geleend bij de eigen bv, hierover belasting betaalt. Er geldt een drempel van € 700.000. Voor toepassing van deze drempel kan echter meer dan alleen een lening aan de dga meetellen. Verder zijn ook uitzonderingen op de regel mogelijk. Het eerste meetmoment is 31 december 2023. U heeft daarom nog even om te beoordelen wat de wet voor uw situatie betekent en of u nog actie kunt/moet ondernemen.

Voor wie geldt de nieuwe wet?

Euro

De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap kan van toepassing zijn op iedereen:

  • die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een of meer vennootschap(pen), én
  • die schulden heeft aan die vennootschap(pen) en/of waarvan de partner of zogenaamde verbonden personen of hun partners schulden hebben aan die vennootschap(pen).

Grofweg heeft iemand een aanmerkelijk belang als diegene:

  • minimaal 5% van de aandelen bezit, en/of
  • het recht heeft om 5% van de aandelen te verwerven, en/of
  • winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst of ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.

Met een directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) wordt doorgaans iemand bedoeld die op grond van voorgaande regels een aanmerkelijk belang heeft. Een dga kan dus geraakt worden door deze wet.

Tip! De regels om te bepalen of iemand een aanmerkelijk belang heeft, kunnen complex zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld ook een aanmerkelijk belang hebben in een vennootschap waarin u niet direct de aandelen bezit, maar wel indirect via een andere vennootschap. U kunt dus een aanmerkelijk belang hebben in meerdere vennootschappen. Overleg met een van onze adviseurs of in uw situatie sprake is van een aanmerkelijk belang, in welke vennootschappen en hoe de regels in uw geval uitwerken.

Let op! Deze advieswijzer concentreert zich met name op een aanmerkelijk belang in een bv. Een aanmerkelijk belang kan echter ook in andere entiteiten worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan een deelgerechtigheid in een open fonds voor gemene rekening of een lidmaatschapsrecht in een coöperatie of een aandeel in een andere (Nederlandse of buitenlandse) vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Ook in die situaties kan de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap van toepassing zijn.

Schulden hoger dan € 700.000 van dga én partner

Een dga met schulden aan zijn bv die hoger zijn dan € 700.000 kan met de gevolgen van de wet te maken krijgen. Het gaat hierbij niet alleen om de schulden van de dga zelf, maar ook om de schulden van de fiscale partner van de dga. Om te beoordelen of de € 700.000 wordt overschreden, worden de schulden van de dga en de fiscale partner bij elkaar opgeteld. Heeft u naast een schuld ook nog een vordering op de bv, dan worden die twee niet gesaldeerd; er wordt dus puur naar de schulden gekeken!

Let op! Heeft u en/of uw fiscale partner een aanmerkelijk belang in meer bv’s, dan moet u de schulden die u en uw fiscale partner hebben aan al die bv’s bij elkaar optellen. Alleen als het totaal niet hoger is dan € 700.000, krijgt u niet met de gevolgen van de wet te maken. U kunt dus niet maximaal € 700.000 per bv lenen, maar tezamen met uw fiscale partner maximaal € 700.000 van al uw bv’s tezamen.

Voorbeeld

U heeft een aanmerkelijk belang in bv X en een aanmerkelijk belang in bv Y. U heeft van beide bv’s geld geleend. Bij bv X bedraagt uw schuld € 350.000, bij bv Y € 500.000. Tezamen bedragen uw schulden meer dan € 700.000. Als u niets doet, moet u straks belasting betalen over een bedrag van € 150.000 (€ 850.000 minus € 700.000).

Ook indirecte schulden en andere rechten

Bij het inventariseren van uw schulden moet u letten op alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen. Ook de indirecte schulden tellen mee.

Let op! Kan de dga en/of zijn fiscale partner alleen een externe financiering krijgen als de bv borg staat? Dan telt deze lening ook mee voor de vraag of de schulden boven de € 700.000 uitkomen. Kan de dga en/of zijn fiscale partner wel een externe financiering krijgen zonder borg, maar zorgt borgstelling door de bv voor betere voorwaarden, dan telt de lening niet mee.

Tip! Overleg met een van onze adviseurs of in uw situatie mogelijk civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen aanwezig zijn en hoe u om moet gaan met borgstelling door de bv.

Ook schulden van verbonden personen

Hebben uw bloed- of aanverwanten in de rechte lijn schulden aan uw bv, dan moet u deze schulden bij uzelf meetellen voor het deel van hun schulden dat boven de € 700.000 uitkomt.

Bloed- en aanverwanten in de rechte lijn zijn kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen enzovoort en ouder, grootouder en overgrootouders enzovoort van uw en/of uw fiscale partner. 

Voorbeeld

Heeft bijvoorbeeld uw kind € 600.000 geleend van uw bv, dan hoeft u niets mee te tellen. Bedraagt de schuld van uw kind aan uw bv echter € 800.000, dan telt u € 100.000 mee voor de beoordeling of u boven de drempel van € 700.000 komt. Heeft u zelf € 650.000 bij uw bv geleend, dan betekent dit dus dat u over € 50.000 belasting moet betalen (€ 650.000 + € 100.000 -/- € 700.000).

Tip! Dit geldt niet als uw bloed- of aanverwant zelf een aanmerkelijk belang heeft in uw bv. Uw bloed- of aanverwant moet dan zelf beoordelen in hoeverre de wet op hem/haar van toepassing is. Voor uw beoordeling telt de schuld van uw bloed- of aanverwant dan niet mee.

Voorbeeld

Heeft uw kind uit het vorige voorbeeld een aanmerkelijk belang in uw bv, dan telt de € 100.000 niet bij u mee. U betaalt dan dus geen belasting. Uw kind moet echter over € 100.000 (€ 800.000 -/- € 700.000) belasting betalen.

Uitzondering voor eigenwoningschulden

Voor eigenwoningschulden geldt een uitzondering. Deze tellen niet mee voor de beoordeling of u schulden heeft aan uw bv(’s) boven € 700.000. Het moet hierbij echter wel gaan om een schuld die voldoet aan de wettelijke bepalingen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting. Bovendien moet een recht van hypotheek verstrekt zijn aan de bv.

Let op! Is geen hypotheek verstrekt, dan telt de lening wel mee. Dat geldt ook als wel hypotheek verstrekt is, maar de lening niet voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. Is wel hypotheek verstrekt, maar is het inschrijvingsbedrag van die hypotheekverstrekking lager dan de lening? Dan telt het deel van de lening boven dit inschrijvingsbedrag ook mee.

Tip! Bestond uw eigenwoningschuld aan de bv op 31 december 2022 al, dan geldt de voorwaarde dat hypotheek verstrekt moet zijn, niet. Deze schulden hoeven dus alleen aan de wettelijke bepalingen te voldoen om renteaftrek te krijgen in de inkomstenbelasting.

Voorbeeld

U heeft een schuld bij uw bv van € 500.000 die u heeft gebruikt voor aanschaf van uw eigen woning. Daarnaast heeft u nog € 500.000 bij uw bv geleend voor andere zaken. De lening voor uw eigen woning voldoet aan de wettelijke bepalingen voor renteaftrek in de inkomstenbelasting. U heeft geen hypotheek verstrekt voor deze schuld aan uw bv. Als deze schuld aan de bv op 31 december 2022 al bestond, heeft u geen last van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. De eigenwoningschuld telt namelijk niet mee voor de beoordeling en de andere lening is lager dan € 700.000. Als de schuld na 31 december 2022 is verstrekt, moet u straks over een bedrag van € 300.000 belasting betalen (€ 500.000 + € 500.000 -/- € 700.000).

Tip! De uitzondering voor eigenwoningschulden geldt ook voor schulden van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn. Zijn dit eigenwoningschulden die voldoen aan de hiervoor beschreven voorwaarden, dan tellen deze schulden dus niet bij u mee.

Peildatum 31 december 2023

Op 31 december 2023 wordt voor de eerste keer gepeild of uw schulden hoger zijn dan € 700.000 of niet. Dit uiteraard met inachtneming van alle regels die hiervoor gelden en die we hiervoor (deels) beschreven. Zijn uw schulden op dit moment nog hoger dan € 700.000, dan kunt u dus nu nog in actie komen. Overleg met onze adviseurs wat uw mogelijkheden zijn.

Tip! Voor de beoordeling van de grens van € 700.000 mag u vorderingen die u heeft op uw bv(’s) niet salderen met schulden die u heeft aan uw bv(’s). Mogelijk kan het daarom verstandig zijn om vóór 31 december deze vorderingen en schulden officieel met elkaar te verrekenen. Overleg daarover met een van onze adviseurs.

Belastingtarief

U bent over het surplus boven de € 700.000 belasting verschuldigd in box 2. Het tarief in box 2 bedraagt in 2023 26,9%. Vanaf 2024 zullen twee tarieven in box 2 van toepassing zijn. Over de eerste € 67.000 aan box 2-inkomen (voor fiscale partner het dubbele bedrag) zal 24,5% zijn verschuldigd, over het meerdere 31%.

Gevolgen bij latere aflossing schuld

Heeft u in 2023 of een van de volgende jaren belasting betaald over het deel van uw schulden boven de € 700.000, dan wordt de drempel van € 700.000 met dit deel van uw schulden verhoogd. Dit voorkomt dat u elk jaar opnieuw over het surplus boven de € 700.000 moet afrekenen. Een latere aflossing op deze schulden leidt dan tot een negatief inkomen in box 2. Dit negatieve inkomen wordt verrekend met andere positieve inkomsten in box 2 in dat jaar of leidt tot een verlies in box 2. Dit verlies kan vervolgens verrekend worden met box 2-inkomen van het voorafgaande jaar of met box 2-inkomen van de zes opvolgende jaren.

Voorbeeld

U heeft een aanmerkelijk belang in een bv en op 31 december 2023 een schuld van € 850.000 aan deze bv. In uw aangifte inkomstenbelasting 2023 bent u hierover 26,9% over € 150.000 (€ 850.000 minus € 700.000) is € 40.350 belasting verschuldigd. Als u in 2024 € 150.000 aflost op de schuld (en er in dat jaar geen ander inkomen uit box 2 is) ontstaat een verlies in box 2 van € 150.000. Dit verlies kunt u volledig verrekenen met de winst uit 2023, waardoor de in 2023 betaalde belasting van € 40.350 wordt teruggegeven. Over 2023 zult u het echter wel eerst moeten betalen.

Tip! Wilt u meer weten over de gevolgen van een latere aflossing in uw situatie, bespreek dit dan met een van onze adviseurs.

Schulden tot € 700.000

Bedragen de schulden minder dan € 700.000, dan kunt u nog steeds een risico lopen op belastingheffing, omdat de Belastingdienst meent dat sprake is van een verkapte dividenduitkering. De Belastingdienst moet dit wel aannemelijk kunnen maken. Zorg daarom dat uw leningen altijd schriftelijk in een overeenkomst met zakelijke voorwaarden zijn vastgelegd. De bewijspositie van de Belastingdienst wordt dan een stuk lastiger.

Alleen fiscale werking

Als uw bv wordt geconfronteerd met de gevolgen van deze nieuwe wet en dus belasting moet betalen over het surplus boven € 700.000, dan heeft dat alleen fiscale gevolgen. Met andere woorden: de schuld blijft wel gewoon bestaan. U mag de schuld ook in uw aangifte inkomstenbelasting blijven opvoeren.

Tot slot

De Wet excessief lenen kan voor een ongewenste afrekening op 31 december 2023 zorgen. Heeft u, uw partner of met u verbonden personen schulden aan uw bv? Overleg dan met een van onze adviseurs welke gevolgen de wet voor u kan hebben.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Beperking revisierente bij afkoop lijfrente wordt wettelijk vastgelegd

Als u een lijfrente afkoopt, moet u soms revisierente betalen. Bent u arbeidsongeschikt en wilt u derhalve uw lijfrente (deels) afkopen, dan geldt voor deze situatie een gedeeltelijke vrijstelling voordat u revisierente moet betalen. Deze mogelijkheid bestond al, maar wordt nu wettelijk vastgelegd.

Afkoop lijfrente

Rolstoel

Een lijfrente wordt vaak aangeschaft om een pensioentekort aan te kunnen vullen. Onder voorwaarden zijn de betaalde premies van de lijfrente aftrekbaar. Bij afkoop van de lijfrente, u neemt uw lijfrente dus eerder op dan (fiscaal) is afgesproken, betaalt u belasting over de afkoopsom. Voor de te betalen belasting is bepalend welk deel van de premies u heeft afgetrokken. Daarnaast betaalt u ook revisierente, onder meer omdat u door de aftrek van premies uitstel van belastingbetaling heeft genoten.

Vrijstelling arbeidsongeschiktheid

Als u arbeidsongeschikt raakt, gaat dit vaak gepaard met een terugval in inkomen. De wetgever heeft daarom bepaald dat in die gevallen de revisierente bij afkoop van een lijfrente gematigd wordt. Dit is al bij besluit geregeld, maar wordt nu wettelijk vastgelegd, zo blijkt uit de Fiscale Verzamelwet 2024.

Let op! U moet kunnen aantonen dat u arbeidsongeschikt bent via een verklaring van een arts of doordat u aannemelijk maakt dat u vanwege uw arbeidsongeschiktheid een periodieke uitkering ontvangt of binnenkort gaat ontvangen.

Alleen boven maximum

Het bedrag dat u bij arbeidsongeschiktheid uit de lijfrente op mag nemen, mag in 2023 in principe niet hoger zijn dan € 45.722. Een hoger bedrag kan ook, als het maar niet hoger is dan uw gemiddelde inkomen van de voorgaande twee jaren, waarbij u maximaal met een inkomen van € 128.810 in 2022 en € 114.866 in 2021 rekening moet houden. 

Let op! Is uw afkoopbedrag hoger dan het maximumbedrag, dan betaalt u revisierente over het meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nabetaling te lage UWV-uitkering bij loonkostensubsidie

De uitkeringen aan werkgevers voor de Ziektewet (ZW) en Wet Arbeid en Zorg (WAZO) voor werknemers met een loonkostensubsidie blijken te hoog of te laag berekend. Het UWV gaat de gemaakte fouten herstellen.

Compensatie door UWV bij no-riskpolis of zwangerschaps- en bevallingsverlof

Rekenmachine

Als werkgever betaalt u bij ziekte of verlof van een werknemer het loon door. Als deze werknemer een no-riskpolis heeft of met zwangerschaps- en bevallingsverlof is, compenseert het UWV de werkgever met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) of de Wet Arbeid en Zorg (WAZO). Krijgt u voor deze werknemer loonkostensubsidie van de gemeente, dan compenseert het UWV alleen dat deel van het loon dat u zelf betaalt, de zogenaamde loonwaarde.

Herstelactie na verkeerde berekening

Door een aantal problemen bij het UWV zijn deze uitkeringen echter verkeerd berekend. In het softwarepakket dat gemeenten gebruiken, bleek dat door een fout onjuiste loonwaardepercentages te worden berekend. Zonder de juiste percentages is het voor het UWV niet mogelijk om de juiste loonkostensubsidie te verrekenen (bij samenloop van een ZW- of WAZO-uitkering). Daarnaast bleek ook dat andere gegevens van werknemers vanuit de gemeenten niet goed zijn verwerkt door het UWV en dat niet altijd de juiste koppeling van gegevens plaatsvond. Daardoor waren in sommige gevallen de loonkostensubsidie-gegevens niet bij UWV bekend.

Let op! Het UWV is inmiddels gestart met een herstelactie.

Geen terugvordering te hoge uitkering, wel correctie lopende uitkeringen

Het UWV gaat de te hoog uitgevallen uitkeringen die nog lopen corrigeren naar het juiste bedrag. De te hoge uitkeringen zullen niet worden teruggevorderd. Was de uitkering te laag, dan herstelt het UWV deze uitkering en wordt u als werkgever gecompenseerd. Het UWV verwacht dat het in totaal € 423.000 aan werkgevers moet nabetalen. Als dit voor u het geval is, wordt u daarover individueel geïnformeerd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer bezit u fiscaal gezien een onderneming?

Ondernemers in de inkomstenbelasting hebben recht op tal van fiscale ondernemersfaciliteiten. U moet dan wel fiscaal kwalificeren als onderneming. Wanneer is er in fiscaal opzicht sprake van een onderneming? Welke factoren zijn daarvoor bepalend?

Urencriterium

Handen

Om in aanmerking te komen voor een aantal ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, is het van belang dat u voldoet aan het urencriterium. U voldoet aan dit criterium als u minstens 1.225 uur per jaar in uw bedrijf werkt én minstens de helft van uw werkzame tijd aan uw bedrijf besteedt. Deze laatste eis geldt overigens niet voor starters.

Let op! Om recht te hebben op de mkb-winstvrijstelling, hoeft u niet te voldoen aan het urencriterium.

Winst of resultaat uit overige werkzaamheden?

Een andere voorwaarde voor bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek is dat u winst uit uw onderneming heeft. Bent u geen ondernemer en heeft u wel eigen inkomsten, maar niet uit dienstbetrekking, dan is er meestal sprake van resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). U heeft dan dus ook geen recht op ondernemersfaciliteiten. 

Onderneming of niet?

Onlangs diende de rechtbank Zeeland-West-Brabant zich uit te spreken over de vraag of de inkomsten die een belastingplichtige genereerde met haar website, aangemerkt moesten worden als winst uit onderneming of als ROW. De belastingplichtige was van mening dat er sprake was van een onderneming en dat zij dus recht had op een aantal ondernemersfaciliteiten. De  inspecteur vond dat er geen sprake was van een onderneming.

Argumenten

Uit de feiten bleek dat er met de website alleen maar verlies was geleden. Het ontwikkelen van de site had weliswaar erg veel tijd gekost, maar van forse investeringen was geen sprake. Ook was er maar één betalende afnemer geweest en was de omzet vrijwel nihil. Verder was het ondernemersrisico te verwaarlozen. De rechter deelde dan ook de mening van de inspecteur en stelde de fiscus in het gelijk.

Let op! Dat er bij de start van een onderneming veel uren worden gemaakt en er desondanks weinig omzet wordt gedraaid, betekent op zich nog niet dat er geen sprake kan zijn van een onderneming. Dit hangt af van het totaalplaatje, aldus de rechtbank.

Heeft u vragen over de fiscale ondernemersfaciliteiten? Neem dan contact met ons op, wij adviseren u graag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Brief met betaalinformatie Belastingdienst

De Belastingdienst stuurt voortaan nieuwe brieven met betaalinformatie waarin staat hoe u uw belastingen en toeslagen kunt betalen. U ontvangt geen brieven met acceptgiro’s meer omdat het betalen van belastingen en toeslagen per acceptgiro vanaf 1 juni 2023 niet meer mogelijk is.

Betaalinformatie

Rekenmachine

De brieven die de Belastingdienst stuurt, zien er anders uit dan u gewend bent. De titel van de brief is altijd ‘Betaalinformatie’. Daarnaast vindt u in de brief of u in 1 keer of in meerdere termijnen kunt betalen en ook of dit via een automatische incasso kan. In een blauw blok in de brief ziet u hoeveel u moet betalen, naar welk rekeningnummer u dit moet overmaken, welk betalingskenmerk u daarbij moet gebruiken en wanneer het bedrag op de rekening van de Belastingdienst moet staan.

Let op! De Belastingdienst gebruikt meestal rekeningnummer NL86INGB0002445588. De Belastingdienst heeft echter meerdere rekeningnummers. Ziet u een ander rekeningnummer in het blauwe blok staan, controleer dan hier of dit een rekeningnummer van de Belastingdienst is.

Betalen zonder acceptgiro

Vanaf 1 juni 2023 kunt u nog op drie manieren betalen aan de Belastingdienst:

  • via mobiel of internetbankieren
  • via een overboekingskaart van uw bank
  • via een automatische incasso

Betalen via een automatische incasso is mogelijk voor voorlopige aanslagen inkomstenbelasting, de zorgverzekeringswet en vennootschapsbelasting. Daarnaast kunt u ook uw motorrijtuigenbelasting via een automatische incasso betalen. U moet de Belastingdienst wel machtigen via een machtigingsformulier voor de automatische incasso.

Tip! De brief met betaalinformatie bevat sinds kort ook de terug te betalen toeslagen. Het toevoegen van de te ontvangen toeslagen aan deze brief staat nog op de planning van de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

€ 12 miljard toegekend aan projecten SDE++

Via de SDE++ regeling is voor 2022 het maximale budget van ongeveer € 12 miljard aan subsidie toegekend aan projecten. Er was voor het jaar 2022 fors meer SDE++ subsidie vrijgemaakt. De SDE++ regeling is bedoeld voor projecten inzake duurzame energie en vermindering van de CO2-uitstoot.

Werkelijke uitgaven lager

Windmolens

De subsidie is toegekend aan ruim 1.600 projecten. De werkelijke uitgaven zullen naar verwachting lager uitvallen, omdat energie- en CO2-prijzen hoger kunnen uitvallen of projecten niet doorgaan. 

Afvang en opslag CO2

De meeste SDE++ subsidie gaat naar projecten inzake de afvang en opslag van CO2. Ruim € 6,7 miljard gaat dan ook naar projecten die CO2 opslaan in lege gasvelden op de Noordzee. 

SDE++ 2023 later van start

De start van de aanvraag voor SDE++ subsidie voor dit jaar gaat later van start, namelijk in september 2023. Reden is dat gewacht moet worden op goedkeuring door de Europese Commissie. Goedkeuring is nodig, omdat dit jaar binnen SDE++ voor het eerst gewerkt wordt met een systeem waarbij een minimaal bedrag voor een specifieke categorie gereserveerd wordt, zoals voor hoge temperatuur warmte. Door dit systeem komen technieken die op de korte termijn minder kosteneffectief zijn, maar die op de lange termijn wel noodzakelijk zijn voor de energietransitie, ook aan bod.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Scholing en Personeel 2023

Heeft u personeel in dienst dat een opleiding volgt? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor de subsidieregeling Praktijkleren. Ook is er onder bepaalde voorwaarden een financiële bijdrage mogelijk vanuit een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor uw branche. Daarnaast bestaan er diverse subsidies, zoals de STAP-subsidie en SLIM-subsidie. In deze advieswijzer worden de regelingen uitgelegd.

Subsidieregeling Praktijkleren

Administratie

De subsidieregeling Praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijkleerplaatsen aan te bieden. U ontvangt een tegemoetkoming voor de kosten die u als werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Tevens kunt u een tegemoetkoming krijgen voor de loon- en begeleidingskosten voor een promovendus of een technologisch ontwerper in opleiding (toio).

De subsidieregeling richt zich vooral op:

  • kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voor wie toegang tot de arbeidsmarkt een probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd personeel;
  • wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

Voor welke leerlingen kunt u subsidie aanvragen?

U komt niet voor elke leerling die bij u werkt voor subsidie in aanmerking. De regeling geldt voor de volgende doelgroepen:

  • Leerlingen die een leer-werktraject volgen in het vmbo, gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van een basisberoepsopleiding. Het als leer-werktraject ingerichte 3e en 4e leerjaar van de opleiding komen in aanmerking voor de subsidie.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding (beroepsbegeleidende leerweg) in het mbo volgen of beroepspraktijkvorming (BPV) voor de kwalificatie van de opleiding volgen.
  • Leerlingen die een bbl-opleiding volgen in het MBO in een van de sectoren landbouw, horeca of recreatie. Deze subsidie e komt boven op de gewone bbl-subsidie voor het mbo of de 
  • Studenten die een duale of deeltijd hbo-opleiding Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving volgen, gericht op een volledig diploma. Het gaat hierbij om opleidingen die een praktijkdeel als verplicht onderdeel kennen. Voor andere hbo-opleidingen bestaat geen recht op de subsidie. 
  • Promovendi en technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s) die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
  • Promovendi en toio’s die in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen. Voorwaarde is wel dat ze dit doen op basis van een tussen de rechtspersoon en de universiteit gesloten overeenkomst.
  • Leerlingen in het laatste schooljaar van het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) die onderwijs volgen in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of in een leer-werktraject binnen het uitstroomprofiel ‘vervolgonderwijs’.
  • Leerlingen die in het laatste jaar van het Praktijkonderwijs (PRO) zitten.
  • Leerlingen die een vmbo-entreeopleiding volgen. Het moet gaan om een basisberoepsgerichte leerweg in het voortgezet onderwijs die is ingericht als entreeopleiding en wordt verzorgd als beroepsbegeleidende leerweg.

Let op! Afstudeerstages, derde leerweg- en EVC-trajecten komen niet in aanmerking voor subsidie.

Tip! Sommige buitenlandse opleidingen komen ook in aanmerking voor subsidie als deze vergelijkbaar zijn met een Nederlandse opleiding voor mbo (bbl) of hbo (duaal/deeltijd in de sectoren Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving). U dient dan wel in het bezit te zijn van een verklaring dat de buitenlandse opleiding vergelijkbaar is. Deze verklaring kunt u aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Wat is een praktijkleerplaats?

De subsidie wordt, met uitzondering van promovendi en toio’s, toegekend per gerealiseerde praktijkleerplaats. Voor het vmbo, mbo-bbl, entreeopleiding vmbo, VSO en PRO wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 augustus tot en met 31 juli daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in aanmerking te komen, dient minimaal 40 weken onderricht in de praktijk in het studiejaar te hebben plaatsgevonden.

Voor het hbo wordt onder een gerealiseerde praktijkleerplaats verstaan: het aantal weken waarin in de periode 1 september tot en met 31 augustus daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Om voor de maximale subsidie in het HBO in aanmerking te komen, dient minimaal 42 weken begeleiding in de praktijk te hebben plaatsgevonden in het studiejaar. Elke week waarin begeleiding is gegeven, telt mee. Het maakt hierbij niet uit op hoeveel dagen in die week begeleiding is gegeven. Een week waarin geen begeleiding is gegeven, bijvoorbeeld door ziekte of vakantie, telt niet mee als gerealiseerde praktijkleerplaats. Het subsidiebedrag wordt dan naar rato verlaagd. 

De hoogte van de subsidie voor een promovendus of toio is afhankelijk van het aantal maanden (maximaal 12) maal de arbeidsduur per week (maximaal 36) waarin de werkgever de loonkosten betaalt.

Let op! De regeling zou in 2022 stoppen, maar is verlengd tot het schooljaar 2022-2023. Op basis van een evaluatie zal een vervolgregeling worden vastgesteld. Hoe de vervolgregeling eruit komt te zien, is nog niet bekend (bij redactiesluiting).

Voorwaarden voor subsidie

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u een erkend leerbedrijf zijn voor vmbo’ers/ mbo’ers, bepaalde leerlingen uit het VSO/PRO en leerlingen uit de entreeopleiding vmbo. Als het gaat om hbo’ers, promovendi en toio’s, moet u door een onderwijsinstelling zijn aangemerkt als een onderneming die een goede begeleiding geeft. Daarnaast moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Er is een geldige, gedateerde en ondertekende overeenkomst. Dit is bij vmbo, promovendus of toio een leer-werkovereenkomst, bij VSO en PRO een stageovereenkomst, bij mbo-bbl en hbo een praktijkleerovereenkomst.
  • De beroepsopleiding van de leerling valt binnen de doelgroepen waarvoor de subsidie geldt.
  • De beroepsopleiding richt zich op een volledig diploma.
  • De beroepsopleiding is opgenomen in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo) voor mbo of het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) voor hbo.
  • De beroepsopleiding voldoet aan de kwaliteitsnormen die de onderwijswetgeving voorschrijft.

U hoeft geen volledig jaar begeleiding te geven om voor subsidie in aanmerking te komen. Voor het vmbo en mbo, de entreeopleiding vmbo en PRO/VSO gelden nog de volgende aanvullende voorwaarden:

Niveau  Voorwaarden 
vmbo 3e en 4e leerjaar  – buitenschools praktijkgedeelte met minimaal 640 klokuren en maximaal 1280 klokuren per studiejaar
– in elke schoolweek binnenschools onderricht
mbo-bbl  – minimaal 200 begeleide onderwijsuren per studiejaar door de onderwijsinstellingen
– praktijkgedeelte minimaal 610 klokuren per studiejaar 
entreeopleiding vmbo  – minimaal 200 begeleide onderwijsuren
– minimaal 610 klokuren beroepspraktijkvorming 
PRO/VSO  – minimaal 640 klokuren beroepspraktijkvorming
– minimaal één dag per week binnenschools onderwijs
– maximaal vier stagedagen per week
– duur van de stage is maximaal 50% van de uren dat onderwijs wordt verzorgd 

Administratieve verplichtingen

Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet u de volgende gegevens in uw administratie vastleggen:

  • een getekende en gedateerde overeenkomst;
  • een aanwezigheidsregistratie van de deelnemer bij de beroepspraktijkvorming. U kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van uw digitale tijdschrijfsysteem, een presentielijst of een geldig arbeidscontract in combinatie met een verzuimregistratie;
  • een administratie waaruit de begeleiding van de deelnemer blijkt. Door middel van een projecturenregistratie of een digitaal tijdschrijfsysteem kunt u de daadwerkelijke uren laten zien;
  • een administratie waaruit blijkt hoe en welke kwalificaties van de beroepsvorming zijn behaald. Hierbij moet u denken aan een werkboek van de leerling en gespreks-, beoordelings- en evaluatieverslagen; en
  • een kopie van het diploma.

Hoogte van de subsidie

Omdat de subsidie afhankelijk is van het aantal subsidieaanvragen en het beschikbare budget, is de hoogte van de subsidie voor het studiejaar 2022/2023 nog niet zeker. De verdeling van de beschikbare subsidie vindt jaarlijks plaats na afloop van het studiejaar over alle werkgevers die tijdig een aanvraag hebben ingediend én voldoen aan de eisen voor de subsidie. Het subsidiebedrag is gemaximeerd op € 2.700 per praktijkleerplaats.

Aanvraag van de subsidie

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling uit. De subsidie geldt per studiejaar. U vraagt de subsidie aan na afloop van het studiejaar door middel van een digitaal aanvraagformulier. Voor het studiejaar 2022/2023 kunt u de subsidie vanaf 2 juni 2023 09:00 tot en met uiterlijk 15 september 2023 (vóór 17.00 uur) aanvragen. Aanvragen die later door RVO.nl worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Tip! Om het digitale aanvraagformulier in te vullen, heeft u eHerkenning (minimaal niveau 3) nodig. Voorkom dat u te laat beschikt over eHerkenning en vraag deze indien nodig tijdig aan.

Let op! RVO.nl kan nog tot vijf jaar na het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt controles uitvoeren. U heeft dan ook de plicht om alle relevante documenten te bewaren tot vijf jaar na afloop van het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt.

Financiële bijdrage van O&O-fondsen

Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen kunnen financieel bijdragen aan de scholing van werknemers in hun branche. Deze fondsen worden meestal in het leven geroepen door de werkgevers- en werknemersorganisaties in een bepaalde branche en worden gevuld met bijdragen van aangesloten bedrijven. Afspraken hierover worden gemaakt in bijvoorbeeld cao’s. Alle O&O-fondsen hebben loopbaanadviseurs in dienst die kunnen helpen bij scholings- en opleidingstrajecten voor uw werknemers. Sommige O&O-fondsen bieden ook zelf cursussen aan of ontwikkelen scholingsprojecten voor de branche. Wilt u een financiële bijdrage van het O&O-fonds ontvangen, neem dan contact op met uw brancheorganisatie, want de exacte mogelijkheden en voorwaarden verschillen per sector.

Tip! Bekijk hier een overzicht van alle erkende O&O-fondsen.

SLIM-subsidie

Sinds maart 2020 is er een subsidie voor werkgevers voor het verder laten ontwikkelen van werknemers in het mkb en grootbedrijven in landbouw, horeca of recreatie. Een bedrijf wordt voor deze regeling als mkb-bedrijf aangemerkt als er minder dan 250 personen werkzaam zijn en bovendien de jaaromzet niet meer dan € 50 mln. bedraagt en/of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan € 43 mln. bedraagt.

De subsidie kent afzonderlijke voorwaarden voor individuele mkb-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het mkb en grootbedrijven. De subsidie kan aangevraagd worden voor toekomstige activiteiten, zoals het opstellen van een ontwikkelplan waaruit de scholingsbehoefte van de onderneming blijkt, loopbaan- of ontwikkeladviezen en voor het aanbieden van praktijkleerplaatsen.

De hoogte van de maximale subsidie varieert per doelgroep en bedraagt voor de individuele middelgrote mkb-ondernemers 60% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 25.000, behoudens landbouwbedrijven; daarvoor geldt een maximum van € 20.000.

De eerste termijn van 2023 voor de aanvraag van de subsidie voor individuele mkb-ondernemingen is inmiddels gesloten. Een tweede termijn staat gepland voor 1 september 2023 09:00 tot 28 september 2023 17.00 uur. Voor samenwerkingsverbanden in het mkb en het grootbedrijf in de landbouw-, horeca- of recreatiesector loopt de termijn van aanvraag in 2023 van 1 juni tot 27 juli 2023 (17.00 uur). Voor meer informatie over de voorwaarden voor de subsidie en de aanvraag zie: www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

STAP-subsidie in plaats van scholingsaftrek

Tot en met 2021 konden particulieren die zelf een opleiding betaalden onder voorwaarden scholingskosten aftrekken. Dat is per 2022 niet meer mogelijk.

In plaats daarvan kunnen werkenden en niet-werkenden tussen de 18 en de pensioengerechtigde leeftijd dit jaar maximaal € 1.000 STAP-budget aanvragen voor een opleiding. Andere voorwaarden voor het verkrijgen van het budget zijn dat de opleidingen in het STAP-register moeten zijn opgenomen en op zijn vroegst vier weken na aanvraag mogen starten. Het UWV betaalt het bedrag, bij toekenning van de subsidie, rechtstreeks aan de opleider. 

De volgende aanvraagperiode start op 3 juli 2023! Ben er op tijd bij, want de praktijk leert dat het budget per aanvraagperiode snel op is.

Let op! In de Voorjaarsnota is voorgesteld om de STAP-subsidie per 2024 af te schaffen.

Daarnaast kunnen werkenden en niet-werkenden met maximaal mbo2-niveau gratis gebruikmaken van advies van een loopbaanadviseur. Hiervoor is een budget beschikbaar van 2,1 miljoen euro in 2023 en op is op.

Tip! Bent u werkgever? Houd er dan rekening mee dat de werknemer deze subsidie kan aanvragen. Desgewenst kunt u deze aanvullen met een vergoeding. Voor zover het gaat om een opleiding of cursus voor het huidige beroep of voor een beroep in de toekomst, kunt u deze aanvulling belastingvrij vergoeden of verstrekken onder de gerichte vrijstelling van de WKR.

Tijdelijke subsidieregeling Nederland leert door

Per 1 maart 2023 is de subsidieregeling Nederland leert door gestopt.

Overige Regelingen

Regionale maatregelen

In een groot aantal regio’s en branches zijn er specifieke regionale maatregelen om scholing te stimuleren. Ga dan ook na of uw gemeente of branche wellicht een bruikbare regeling heeft. 

Opleidingskosten in mindering op transitievergoeding

Eindigt de arbeidsovereenkomst met een werknemer en moet de werkgever een transitievergoeding betalen? Dan kunnen opleidingskosten verrekend worden met de transitievergoeding. Hiervoor gelden naast elkaar de volgende voorwaarden:

  • de scholing moet gericht zijn op bredere inzetbaarheid van de werknemer buiten de eigen organisatie;
  • de werknemer heeft vooraf schriftelijk ingestemd met de verrekening; en
  • de kosten moeten in redelijke verhouding staan tot het doel.

Studiekostenbeding mag niet meer

Als gevolg van de wet implementatie EU-richtlijn Transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden is een werkgever sinds augustus 2022 verplicht op een aantal punten meer zekerheid en duidelijkheid te verschaffen aan de werknemer. Tevens geldt er nog een aantal andere aandachtspunten die hieronder weergegeven zijn. 

Een studiekostenbeding voor bepaalde opleidingen is niet langer toegestaan. Dit is aan de orde als:

  • het scholing betreft voor een functie waarvoor de werknemer is aangenomen; en
  • de scholing verplicht is op grond van de wet of de cao. 

Is aan deze twee voorwaarden voldaan, dan moet de scholing kosteloos zijn, de studietijd moet als arbeidstijd worden aangemerkt en de scholing moet zo veel als mogelijk in de reguliere werktijd plaatsvinden. Denk bij een wettelijk verplichte opleiding aan een opleiding op grond van de Arbowet.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw over vergoeding voor waarneming tandarts?

Als u bij uw eigen tandarts niet terecht kunt, bijvoorbeeld in het weekend, is deze verplicht ervoor te zorgen dat u met spoedeisende klachten elders kunt aankloppen. Meestal wordt hiervoor een waarnemingspraktijk ingeschakeld. Onlangs kwam de vraag aan de orde of over de hiervoor verschuldigde vergoeding btw geheven dient te worden.

Aparte factuur

Tandarts

In een zaak die speelde voor de rechtbank Gelderland verrichtte een waarnemingspraktijk behandelingen voor spoedgevallen van een aantal tandartsen in de regio. Daartoe was de praktijk buiten de normale openingstijden geopend. De tandartsen waarvoor de waarnemingsdienst werd verricht, ontvingen hiervoor een aparte factuur. De patiënten betaalden na afloop van de behandeling zelf het voor de behandeling in rekening gebrachte bedrag.

Wel of geen btw?

Bij het antwoord op de vraag of over de waarnemingsdienst zelf btw moest worden geheven, was volgens de rechtbank van belang dat er sprake was van verschillende diensten die aan verschillende afnemers in rekening werden gebracht. De waargenomen tandartsen waren namelijk geen partij bij de gesloten behandelovereenkomst met de patiënt.

Geen bijkomende dienst

De rechtbank was dan ook van mening dat niet gezegd kon worden dat de waarnemingsvergoeding voor de btw als bijkomende dienst moest worden gezien van de behandeling door de tandarts. Het was ook niet kunstmatig om beide diensten voor de omzetbelasting te splitsen. 

Waarnemingsdienst niet vrijgesteld

De waarnemingsdienst was als afzonderlijke dienst evenmin zelf vrijgesteld van btw. Deze dienst heeft namelijk niet ‘de bescherming van de gezondheid of genezing door middel van diagnose en behandeling van ziekten of andere gezondheidsproblemen’ tot doel. De rechtbank oordeelde dan ook dat over de vergoeding voor het waarnemen van de praktijk gewoon btw geheven diende te worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bewijslast WOZ geen wassen neus

Jaarlijks stelt de gemeente de WOZ-waarde van de binnen de gemeente gelegen panden vast. De bewijslast dat deze waarde correct is, rust op de gemeente. Dat deze bewijslast geen wassen neus is, bleek nog onlangs voor de rechtbank Gelderland.

Bewijslast gemeente

Huizen

Om aan de bewijslast te voldoen, hoeft een gemeente niet alle panden te taxeren. Voor woningen maakt men gebruik van recente verkoopcijfers en bij bedrijfspanden daarnaast ook van cijfers omtrent de huuropbrengst en andere waarderingsmethodes.

Woningen niet vergelijkbaar

In bovengenoemde rechtszaak was een belastingplichtige het niet eens met de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning. Hij stelde onder meer dat de woningen waarmee die van hem vergeleken was, hiervoor ongeschikt waren. Ook was volgens hem niet inzichtelijk gemaakt of en hoe de indexering van de verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten was toegepast. Daarnaast was volgens hem niet inzichtelijk gemaakt hoe de grondprijs tot stand is gekomen.

Geen toelichting

Op de zitting kon er op de gestelde vragen geen antwoord worden gegeven, want de vertegenwoordiger van de gemeente had bewust verstek laten gaan. De rechtbank vond daarom het taxatierapport onvoldoende om de waarde van het pand als correct te kunnen aanmerken. Omdat ook de eigenaar van de woning de bepleite waarde niet aannemelijk had gemaakt, stelde de rechtbank deze zelf schattenderwijs vast.

Tip! Ga zo mogelijk altijd naar de behandeling van een door u ingesteld beroep of laat u vertegenwoordigen. Uw afwezigheid werkt namelijk niet in uw voordeel.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek verblijfkosten eigen rijders voor 2023 fors hoger

Transportondernemers die zelf meerdaagse internationale ritten maken, kunnen een vast bedrag aan verblijfkosten van de winst aftrekken. Dit vaste bedrag is voor dit jaar fors verhoogd van € 41,50 naar € 45,00 per dag.

Voorwaarden aftrek

Vrachtwagen

De vaste aftrek geldt onder de volgende voorwaarden:

  • De rit duurt langer dan 24 uur.
  • De verste bestemming mag niet in Nederland liggen. Er is geen maximum afstand.
  • De regeling geldt voor alle meerdaagse ritten in het jaar.
  • Het aantal gereden dagen moet u kunnen aantonen, bijvoorbeeld met facturen en tachograafschijven.
  • De vertrek- en terugkomdag tellen elk mee voor een halve dag.
  • U geeft de winst aan in de aangifte inkomstenbelasting.

Let op! U mag ieder jaar opnieuw beslissen of u de regeling van het vaste bedrag gebruikt. Als u gebruikmaakt van de regeling, hoeft u de verblijfkosten niet aan te tonen.

Ritten korter dan 24 uur

De regeling geldt ook voor internationale ritten die starten op meer dan 50 kilometer van het woonadres van de ondernemer, ook als deze korter duren dan 24 uur.

Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • Deze ritten vinden plaats op aaneengesloten dagen, eventueel met ritten waarbij men meer dagen aaneengesloten in het buitenland verblijft.
  • Het traject van elke rit bevindt zich in zijn geheel buiten een afstand van 50 km van het woonadres van de ondernemer.

Tip! U hoeft de regeling niet toe te passen als de kosten hoger zijn. In dat geval moet u deze kosten dan wel kunnen aantonen. Bewaar dan met name facturen.

Let op! Bovenstaande regeling geldt alleen voor ondernemers waarvan de winst in de inkomstenbelasting belast wordt. Eigen rijders met een bv kunnen hun verblijfkosten onbelast door de bv laten vergoeden volgens de regels die gelden voor werknemers.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoge of lage WW-premie na omzetting in bv

Bent u van plan uw eenmanszaak voortaan te voeren vanuit een bv, dan moet u rekening houden met een aantal fiscale gevolgen van de omzetting in de bv. Een daarvan is de berekening van de WW-premie die volgens de Belastingdienst separaat berekend wordt voor de periode vóór oprichting en ná oprichting van de bv.

Herziening lage WW-premie

Rekenmachine

In beginsel bent u als werkgever de lage WW-premie verschuldigd als sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met uw werknemer. Maakt deze werknemer in een kalenderjaar echter meer dan 30% extra uren dan de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren, dan bent u met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd (herziening).

Let op! De hoge WW-premie bedraagt in 2023 7,64% en de lage WW-premie 2,64%. Als u met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd bent, kost dat dus 5% extra.

Tip! Als in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gemiddeld 35 uren of meer per week zijn opgenomen, hoeft u niet te herzien als de werknemer meer dan 30% extra uren maakt.

Berekening per werkgever

De berekening van de meer dan 30% extra uren gebeurt aan de hand van het aantal verloonde uren en de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren over het gehele kalenderjaar. Deze berekening vindt echter plaats per werkgever. Bij omzetting van uw eenmanszaak in een bv, is sprake van twee werkgevers. De bv wordt dan namelijk gezien als een nieuwe werkgever. Dit betekent dat de berekening van de meer dan 30% extra uren over twee perioden moet plaatsvinden. Een keer voor de periode vóór oprichting van de bv en een keer voor de periode ná oprichting van de bv. Dat dit niet altijd gunstig uitvalt, blijkt uit het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

U heeft een werknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 20 uur in de week. In de maanden mei, juni, juli, augustus en september werkt deze werknemer gedurende 21 weken 33 uur per week (overwerk). Over het gehele jaar verloont u voor deze werknemer dus 1.313 uren (31 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 1.040 uren (52 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. Deze werknemer werkt over het gehele jaar 26,25% meer dan contractueel overeengekomen. U hoeft daarom niet met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie te betalen.

Als u echter in dit kalenderjaar uw onderneming inbrengt in een bv en de bv bij de notaris opricht op bijvoorbeeld 2 oktober 2023 is dat anders. Tot 2 oktober 2023 verloont u in uw eenmanszaak voor deze werknemer dan 1.053 uren (18 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 780 uren (39 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. De werknemer werkt over deze periode 35% meer dan contractueel overeengekomen. Dat betekent dat u in uw eenmanszaak met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 alsnog de hoge WW-premie moet betalen tot en met september.

Tip! U kunt de hoge WW-premie uit het voorbeeld voorkomen door met uw werknemer overeen te komen dat de contracturen in de periode mei tot en met september worden uitgebreid van 20 naar 33 uren. In dat geval blijft u de lage WW-premie betalen, onder de voorwaarden dat tijdens de extra 13 uren hetzelfde werk wordt verricht onder dezelfde arbeidsvoorwaarden. Dit geldt in ieder geval in de jaren 2020 tot en met 2023. Vanaf 2024 is dit waarschijnlijk anders.

Let op! Het voorgaande is niet alleen een aandachtspunt bij omzetting van een eenmanszaak in een bv, maar kan ook spelen bij andere rechtsvormwijzigingen. Alleen als een rechtspersoon zijn rechtspersoonlijkheid behoudt bij de rechtsvormwijziging, ontstaat er geen nieuwe werkgever en  speelt het voorgaande dus geen rol. Dit is bijvoorbeeld het geval bij omzetting van een besloten vennootschap in een naamloze vennootschap of andersom.

Heeft u hier vragen over, neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen lager forfait verpachte landbouwgronden en obligaties box 3

Het kabinet acht een apart (lager) forfait voor vermogensbestanddelen waarvoor een wettelijk maximum geldt (verpachte landbouwgronden) en laag renderende beleggingen (obligaties) niet wenselijk. Tot deze conclusie komt het kabinet na onderzoek.

Forfait 6,17%

Agrarisch

Alle vermogensbestanddelen die niet kunnen worden aangemerkt als bank- of spaartegoed vallen in de categorie overige bezittingen, waarvoor in 2023 een forfaitair rendement van 6,17% geldt. Voor bepaalde vermogensbestanddelen, waaronder vermogensbestanddelen waarvoor een (veel) lager wettelijk maximum geldt en laag renderende beleggingen, wordt dit forfait als onrechtvaardig hoog ervaren. Daarom onderzocht het kabinet de mogelijkheid van aparte categorieën met een eigen forfaitair rendement.

Verpachte landbouwgronden

Voor verpachte landbouwgronden geldt een maximale pachtprijs van 2% van de vrije verkeerswaarde. Dit is veel lager dan de 6,17% die geldt in de categorie overige bezittingen. Dit forfait van 6,17% bestaat echter niet alleen uit direct rendement (de pachtprijs van maximaal 2%), maar ook uit indirect rendement (waardeontwikkelingen). Het kabinet geeft aan dat de waarde van de gronden vanaf 2012 met gemiddeld 64% is toegenomen. Daarmee zou een forfait voor verpachte landbouwgronden, indicatief, uitkomen op 6,50%. Om die reden acht het kabinet een aparte categorie onwenselijk.

Obligaties

Met een apart forfait voor obligaties zou gemiddeld beter bij het werkelijke rendement kunnen worden aangesloten. Veel belastingplichtigen beleggen echter in beleggingsfondsen. Die beleggingsfondsen zijn samengesteld uit onder andere aandelen, onroerend goed en obligaties. Het is voor banken niet mogelijk om het aandeel obligaties in beleggingsfondsen apart aan de Belastingdienst door te geven. De samenstelling van deze fondsen is namelijk niet bekend en wijzigt bovendien in de tijd. Om die reden acht het kabinet ook hier een aparte categorie onwenselijk.

Geen tegenbewijsregeling

Het kabinet onderzocht ook nog de mogelijkheid van een tegenbewijsregeling waardoor belastingplichtigen kunnen aantonen dat hun werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Zo’n tegenbewijsregeling vindt het kabinet echter niet verstandig. Zo zou zo’n regeling selectief gebruikt worden (alleen in de jaren dat het werkelijk rendement lager is) en een groot beroep doen op het doenvermogen van de belastingplichtige en op de capaciteit in de uitvoering bij de Belastingdienst.

Let op! Deze plannen moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uiterlijk 2 juni definitieve NOW 5 en 6 aanvragen

U kunt tot en met 2 juni 2023 de definitieve berekening aanvragen van de NOW voor de laatste twee periodes. Dit betreft de NOW 5 en de NOW 6.

De periodes

Portemonnee

De exacte periodes waar u nu de definitieve berekening voor moet aanvragen zijn: 

  • NOW 5: november en december 2021 (zevende periode)
  • NOW 6:  januari, februari en maart 2022 (achtste periode)

NOW

Werkgevers die tijdens de coronacrisis geconfronteerd werden met forse omzetverliezen, konden destijds via de NOW een tegemoetkoming krijgen voor de loonkosten. De tegemoetkoming werd toegekend als voorschot op basis van een geschat omzetverlies. Nu de omzetverliezen bekend zijn, moet de definitieve NOW worden aangevraagd.

Derdenverklaring of accountantsverklaring?

U heeft een derdenverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming tussen € 40.000 en € 125.000 ligt. U heeft een accountantsverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 125.000 of meer bedraagt.

Let op! Wacht u nog op een derdenverklaring of een accountantsverklaring, dan kunt u uitstel aanvragen. Dit uitstel kunt u tot en met 2 juni 2023 aanvragen via een speciaal formulier bij het UWV. U heeft dan tot en met 3 november 2023 de tijd om uw definitieve berekening aan te vragen.

Terugbetalen of niet?

Op basis van uw werkelijke omzetverlies en uw definitieve loonsom berekent het UWV uw definitieve tegemoetkoming NOW. U ontvangt daarna van het UWV een definitieve beslissing.
Als u het omzetverlies te royaal heeft ingeschat, kan het zijn dat u te veel NOW heeft gehad en dat u deze geheel of deels moet terugbetalen. Heeft u het omzetverlies te krap ingeschat, dan krijgt u juist meer NOW dan verwacht. Omdat het voorschot 80% bedroeg, krijgt u bij een juiste inschatting de nog resterende 20% uitbetaald.

Betalingsregeling

Heeft u moeite om te veel ontvangen NOW terug te betalen, dan kunt u een betalingsregeling met het UWV afspreken. Terugbetaling kan in maximaal 60 maandelijkse termijnen. Ook kunt u voor maximaal 12 maanden uitstel van betaling aanvragen.

Wacht niet te lang!

Voor de aanvraag van de definitieve berekening heeft u diverse gegevens nodig en misschien dus een verklaring van een derde of accountant. Mei kent nogal wat vrije dagen, dus wacht met uw definitieve aanvraag niet te lang. De definitieve aanvraag dient u online in bij het UWV. Dit kan met en zonder eHerkenning.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen onderlinge vorderingen en schulden meer in box 3

Een vordering op een fiscale partner valt in box 3 in de categorie overige bezittingen tegen in 2023 een forfaitair rendement van 6,17%. De corresponderende schuld van die fiscale partner valt echter in box 3 in de categorie schulden tegen een veel lager forfaitair rendement. Het kabinet wil in deze ongewenste situatie verandering aanbrengen.

Verrekenbedingen

Overleg

Door verrekenbedingen in huwelijks- en partnerschapsvoorwaarden kunnen tussen partners onderlinge schulden en vorderingen ontstaan. In het box 3-stelsel geldend vanaf 2023 valt zo’n vordering op een partner onder de categorie overige bezittingen, terwijl de corresponderende schuld van die partner onder de categorie schulden valt.

Verschillende forfaits

Het forfaitaire rendement in de categorie overige bezittingen bedraagt in 2023 6,17%. Het forfaitaire rendement in de categorie schulden is voor 2023 voorlopig vastgesteld op 2,57%. Het definitieve forfaitaire rendement wordt pas begin 2024 bekend. Uitgaande van het voorlopige vastgestelde percentage, bestaat in de huidige situatie voor de fiscale partners een verschil van 3,6% tussen de categorie overige bezittingen en de categorie schulden.

Buiten de belastingheffing (defiscaliseren)

Dit betekent dat partners in hun gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting per saldo 3,6% rendement in box 3 zouden moeten verantwoorden over hun onderlinge schulden en vorderingen die ontstaan zijn door bijvoorbeeld een verrekenbeding. Gelukkig wil het kabinet onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners die in een gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting worden verwerkt, buiten de belastingheffing brengen (defiscaliseren). Dit betekent dat deze niet in de aangifte inkomstenbelasting hoeven te worden vermeld en daardoor ook genegeerd worden voor de box 3-heffing.

Let op! Deze defiscalisering gaat verder dan alleen de onderlinge schulden en vorderingen tussen fiscale partners. Ook de vorderingen en schulden tussen een ouder en een minderjarig kind vallen hieronder. Dit betreft de situatie waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend. In die situatie is namelijk ook sprake van dezelfde aangifte inkomstenbelasting.

De verwachting is dat de defiscalisering vanaf 2023 al mogelijk is. 

Let op! Voor deze plannen is nog een wetswijziging nodig  waar zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer mee in moeten stemmen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vrijstelling Vpb voor stichting en vereniging, zo werkt het

Ook verenigingen en stichtingen zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting voor het gedeelte waarmee ze een onderneming drijven. Als de winst niet al te hoog is, geldt wel een vrijstelling. Hoe kunt u hiervan gebruikmaken?

Vrijstelling bij relatief geringe winst

Administratie

De winst van een stichting of vereniging kan in een jaar worden vrijgesteld van vennootschapsbelasting als de winst niet meer dan € 15.000 bedraagt. Bedraagt de winst in een jaar meer dan € 15.000, dan is de vrijstelling toch van toepassing als de winst van dat jaar zelf, opgeteld met de winsten van de vier voorafgaande jaren niet meer bedraagt dan € 75.000.

Let op! Ook als een vereniging of stichting nog geen vijf jaar bestaat, blijft de winstgrens van € 75.000 van toepassing. Bij een winst in startjaar 1 van € 30.000 en jaar 2 van € 35.000 en jaar 3 van € 5.000 is de vrijstelling gewoon van toepassing omdat het totaal niet hoger is dan € 75.000.

Automatische toepassing

Als een vereniging of stichting voor de vrijstelling in aanmerking komt, past de Belastingdienst deze automatisch toe. Als aangifte is gedaan, volgt een nihilaanslag.

Liever geen vrijstelling?

Soms is het voor een vereniging of stichting voordeliger om niet onder de vrijstelling te vallen, bijvoorbeeld om een verlies te kunnen verrekenen of om een eindafrekening (nadat er eerst wel belastingplicht was) te voorkomen. Men kan er dan voor kiezen om niet te worden vrijgesteld. 

Let op! De keuze om niet onder de vrijstelling te vallen geldt voor een periode van vijf jaar. Let erop dat dit niet automatisch gaat en tijdig moet gebeuren. Beoordeel daarom ieder jaar of het verstandig is om de vrijstelling toe te passen. U moet voor het niet toepassen van de vrijstelling namelijk een brief sturen naar het belastingkantoor. Dit moet vóórdat de aangifte vennootschapsbelasting over het eerste jaar van de periode van vijf jaar is afgehandeld.

Expliciete uitspraak Belastingdienst

De Belastingdienst beveelt stichtingen en verenigingen aan om bij de aangifte te vermelden dat de vrijstelling van toepassing is. Dit kan door bij het punt ‘expliciet uitspraak Belastingdienst gevraagd’ te vermelden ‘vrijgesteld op grond van artikel 6 Wet Vpb’.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lager forfait voor aandeel VvE en derdenrekening notaris in box 3

Een aandeel in het vermogen van een reservefonds van een VvE valt in box 3 in de categorie overige bezittingen. Hiervoor geldt in 2023 een forfaitair rendement van 6,17%. Hetzelfde geldt voor een aandeel in geld dat op een derdengeldrekening bij een notaris staat. Het kabinet wil voor beide zaken hier verandering in aanbrengen.

Vermogensrechten tegen 6,17%

Rekenmachine

Aandelen in het vermogen van een reservefonds van een VvE en in het vermogen op een derdengeldrekening bij een notaris zijn vermogensrechten. Deze vermogensrechten vallen onder de box 3-heffing vanaf 2023 in de categorie overige bezittingen. Hiervoor geldt in 2023 een forfaitair rendement van 6,17%.

Meestal op bank- of spaarrekening

Uit onderzoek in de systemen van de Belastingdienst komt naar voren dat 99,92% van de middelen van VvE’s en meer dan 99% van derdengelden bij een notaris op bank- of spaarrekeningen staan. Het rendement op deze vermogensrechten past daarom beter bij de categorie banktegoeden. Voor de categorie banktegoeden is het forfaitair rendement voor 2023 voorlopig vastgesteld op 0,36%. Het definitieve forfaitaire rendement wordt pas begin 2024 bekend.

Categorie banktegoeden tegen (voorlopig) 0,36%

Het kabinet wil deze vermogensrechten onder de categorie banktegoeden brengen. De verwachting is dat dit vanaf 2023 al mogelijk is. Er is hier nog wel een wetswijziging voor nodig waar zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer mee in moet stemmen. Als dat gebeurt, bedraagt uw rendement over deze vermogensrechten in box 3 in 2023 geen 6,17% maar 0,36% (voorlopig percentage, het definitieve percentage volgt in 2024).

Tip! De staatssecretaris lijkt het logisch dat vergelijkbare situaties ook onder de categorie banktegoeden worden ondergebracht. Bent u daarom direct rechthebbende tot geld dat wordt aangehouden op een bank- of spaarrekening, maar staat dit geld niet direct aan u ter beschikking? Dan kunt u mogelijk, na inwerkingtreding van de wetswijziging, ook een beroep doen op het lagere rendement van de categorie banktegoeden.

Let op! Deze plannen moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Auto: zakelijk of privé? 2023

Zet ik de auto op de zaak of houd ik hem liever privé? Wat is fiscaal de beste optie? Wat zijn voor mij de belangrijkste voor- en nadelen van zakelijk rijden en wat weegt dan het zwaarst? Vragen waar veel ondernemers mee worstelen. In deze advieswijzer zetten we een aantal regels voor u op een rij, zodat u voor uzelf gemakkelijker de balans kunt opmaken.

Rekensom is niet eenvoudig

Auto

Het is niet eenvoudig om te beoordelen wat voordeliger is: een auto op de zaak of in privé rijden. De beoordeling is namelijk afhankelijk van een groot aantal factoren, zoals de hoogte van de afschrijvingen, de onderhoudskosten, de verzekeringskosten, de motorrijtuigenbelasting, eventuele financieringskosten, de CO2-uitstoot van de auto, het aantal in een jaar te rijden privé- en zakelijke kilometers en de btw-gevolgen. Als u deze gegevens helder voor ogen zou hebben, kunt u berekenen wat het voordeligst is. Over het algemeen zijn deze gegevens echter niet volledig bekend en zal van schattingen moeten worden uitgegaan. De werkelijkheid kan dan afwijken van de berekeningen. Vervolgens moet u ook nog rekening houden met belastingtarieven en inkomensafhankelijke heffingskortingen, die ook nog eens regelmatig wijzigen.

Let op! Bent u ondernemer in de inkomstenbelasting, dan mag u doorgaans kiezen of u de auto tot uw ondernemingsvermogen rekent of tot uw privévermogen. Die keuze heeft u echter niet als u maar maximaal 500 kilometer per jaar privé met de auto rijdt. U moet de auto dan verplicht tot het ondernemingsvermogen rekenen. Rijdt u minder dan 10% van het aantal kilometers zakelijk, dan moet u de auto verplicht tot het privévermogen rekenen.

De rechtbank in Groningen heeft in 2019 beslist dat u een auto waarmee meer dan 500 km zakelijk wordt gereden, toch als ondernemingsvermogen aan kunt merken. De rechtbank achtte niet van belang dat minder dan 10% zakelijk werd gereden. In hoger beroep heeft het gerechtshof Leeuwarden begin 2021 echter beslist dat toch vereist is dat minstens 10% van het aantal gereden kilometers zakelijk moet zijn om de auto als ondernemingsvermogen aan te kunnen merken. De Hoge Raad heeft over deze zaak niet geoordeeld.

Auto van de zaak

De auto van de zaak heeft een aantal voordelen:

  • Als u de auto tot het ondernemingsvermogen rekent, worden de aanschaf- en alle overige (auto)kosten betaald door uw onderneming.
  • U kunt de overige autokosten (denk aan bijvoorbeeld onderhoud, brandstof, verzekering, motorrijtuigenbelasting, maar ook financiering-, parkeer- en waskosten) aftrekken van de winst van uw onderneming en bovendien jaarlijks de afschrijving op de auto ten laste van de winst brengen.
  • Voor auto’s zonder CO2-uitstoot op waterstof of zonnecellen heeft u recht op milieu-investeringsaftrek (zie hierna). Dat geldt onder omstandigheden ook voor de eventuele laadpaal.

Tip! Schaft uw onderneming in 2023 een auto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km aan, dan geldt een bpm-vrijstelling. Deze vrijstelling blijft nog tot en met 2024 in stand. Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km geldt bovendien in 2023 een vrijstelling motorrijtuigenbelasting. Ook deze vrijstelling blijft tot en met 2024 in stand. Bedraagt de CO2-uitstoot van uw plug-inhybride maximaal 50 gr/km, dan betaalt u in 2023 de helft van het tarief dat voor een gewone personenauto geldt. Ook dit voordeel blijft tot en met 2024 in stand.

Schaft u in 2023 een milieuvriendelijke auto aan en rekent u deze tot het ondernemingsvermogen, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt in 2023 alleen nog voor een waterstofpersonenauto en voor een personenauto op zonnecellen met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Voor een waterstofpersonenauto geldt tot een investeringsbedrag van € 75.000 ook de VAMIL (willekeurige afschrijving tot 75%). Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.

Soort auto  MIA %  Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag  VAMIL 
Waterstofpersonenauto 
(eventueel incl. laadstatio) 
45%  € 75.000  ja 
Zonnecel-personenauto  36%  € 100.000  nee 

De auto van de zaak brengt ook een aantal nadelen met zich mee:

  • Bij verkoop van de auto realiseert uw onderneming mogelijk een belaste winst. Het kan echter ook dat u een aftrekbaar verlies realiseert.
  • Als u de auto van de zaak ook privé gebruikt, krijgt u in de meeste gevallen te maken met een bijtelling privégebruik auto.
  • Uw onderneming moet btw betalen over de waarde van het privégebruik auto. Kunt u dit privégebruik niet bepalen, dan geldt in de regel dat de te betalen btw 2,7% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm) bedraagt. Na het vierde jaar van aanschaf of ingeval bij de aanschaf geen recht op aftrek van btw bestond, is dit 1,5%.

Let op! Verricht uw onderneming ook btw-vrijgestelde prestaties, dan kan sowieso een deel van de btw niet in aftrek worden gebracht. Verricht u bijvoorbeeld voor 40% vrijgestelde prestaties, dan kan ook 40% van de btw niet in aftrek worden gebracht. Ook de niet-aftrekbare btw vanwege het privégebruik wordt dan naar rato verminderd. Bij 40% vrijgestelde prestaties is de correctie dan niet 2,7%, maar 60% (100% -/- 40%) x 2,7%. U kunt immers ook maar 60% van alle btw aftrekken.

Bijtelling privégebruik auto

De fiscale spelregels voor de bijtelling privégebruik auto zijn afhankelijk van uw ondernemingsvorm: bent u directeur-grootaandeelhouder (dga) en opereert u vanuit een bv, dan wordt u voor het privégebruik van de auto belast in de loonbelasting. Bent u echter een ondernemer die opereert vanuit een eenmanszaak, vof, cv of maatschap, dan wordt u voor het privégebruik van de auto belast in de inkomstenbelasting. Voor de laatste categorie kan de bijtelling nooit méér bedragen dan de werkelijke kosten van de auto in dat jaar (inclusief afschrijving).

Voor de meeste auto’s die vanaf 2017 op kenteken zijn gezet, geldt een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en bpm). Alleen voor auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een lagere bijtelling. De lage bijtelling is voor auto’s die sinds 2019 op kenteken zijn gezet, beperkt tot een deel van de cataloguswaarde (met uitzondering van auto’s op waterstof en op zonnecellen). Over het meerdere geldt de normale bijtelling van 22%.

Voor een nieuwe auto gelden in 2023 de volgende bijtellingspercentages en CO2-grenzen:

SCO2-uitstoot  Bijtelling 
0 (op batterij)  16% tot € 30.000, daarboven 22% 
0 (op waterstof of op zonnecellen)  16% onbeperkt 
Meer dan 0  22% 

U wordt in beginsel niet elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft voor alle auto’s gedurende 60 maanden geldig. Pas na deze periode wordt de bijtelling vastgesteld aan de hand van de dan geldende percentages.

Let op! Een auto met datum eerste toelating tot de weg van uiterlijk 31 december 2016 krijgt na 60 maanden geen bijtelling van 22%, maar van 25%. Dit is alleen anders als het een elektrische auto betreft met een CO2-uitstoot van nul. Hiervoor wordt de bijtelling in 2023 19% tot een cataloguswaarde van € 30.000 en 25% over het meerdere.

Een bijtelling kan achterwege blijven indien u kunt bewijzen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto hebt gereden. Woon-werkkilometers worden voor de inkomstenbelasting gezien als zakelijk, ook als u thuis gaat lunchen. Voor de btw gelden die kilometers echter als privé.

Let op! Is uw auto ouder dan 15 jaar? Dan bedraagt de standaardbijtelling geen 22% van de cataloguswaarde, maar 35% van de waarde van de auto in het economisch verkeer.

Privéauto

De auto die u in privé aanschaft, heeft een aantal voordelen:

  • De auto blijft uw privé-eigendom.
  • Bij verkoop van de auto realiseert u in privé mogelijk een onbelaste winst. Het is echter ook mogelijk dat u een niet-aftrekbaar verlies lijdt.
  • U krijgt niet te maken met een bijtelling privégebruik auto.
  • Uw onderneming hoeft ook geen btw te betalen over de waarde van het privégebruik van de auto. De ondernemer in de inkomstenbelasting kan de auto voor de omzetbelasting tot het ondernemingsvermogen rekenen, ook als de auto voor de winstberekening tot het privévermogen is gerekend. Andersom kan dit ook. De keuze voor de omzetbelasting staat dus los van de keuze voor de inkomstenbelasting.
  • U kunt een belastingvrije onkostenvergoeding ontvangen van € 0,21 per zakelijke kilometer (of ten laste van uw winst brengen als u ondernemer in de inkomstenbelasting bent).
  • Bent u dga, dan kunt u mogelijk ten laste van uw vrije ruimte nog een hogere onkostenvergoeding belastingvrij ontvangen. Deze mogelijkheid is afhankelijk van de hoogte van uw vrije ruimte en uw andere vergoedingen en verstrekkingen die zijn toegewezen aan de vrije ruimte.
  • Vanaf 1 juli 2020 krijgen particulieren die een elektrische auto aanschaffen subsidie. Voor nieuwe elektrische auto’s bedraagt deze in 2023 € 2.950, voor gebruikte € 2.000. De subsidie geldt alleen voor elektrische auto’s met een oorspronkelijke cataloguswaarde tussen € 12.000 en € 45.000 en een actieradius van minstens 120 kilometer. De auto mag niet tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Het budget voor nieuwe en voor gebruikte elektrische auto’s is in 2023 nog grotendeels beschikbaar. U kunt het nog beschikbare budget hier controleren. U kunt een deel van de btw op gebruik en onderhoud van de auto in aftrek brengen. Dit kan alleen als uw onderneming btw-belaste prestaties verricht. Verricht uw onderneming ook btw-vrijgestelde prestaties, dan zal geen aftrek van btw mogelijk zijn voor de verhouding vrijgestelde prestaties-totale prestaties.

De auto in privé brengt ook een aantal nadelen met zich mee:

  • U moet zelf in privé de aanschafkosten en alle overige autokosten betalen.
  • U kunt de gemaakte autokosten niet aftrekken van de winst van uw onderneming (met uitzondering van de onkostenvergoeding van €0,21/km die uw onderneming ten laste van de winst mag brengen voor uw zakelijke kilometers) en u kunt ook de afschrijving op de auto niet ten laste van de winst van uw onderneming brengen. De btw die u betaalt bij aanschaf van de auto kunt u niet in aftrek brengen, tenzij u de auto voor de btw als zakelijk aanmerkt. U kunt hiervoor kiezen, ook als u de auto voor de inkomstenbelasting als privé aanmerkt.

Let op! Als uw onderneming nagenoeg alle kosten van uw privéauto aan u vergoedt, kan uw privéauto door de Belastingdienst alsnog als auto van de zaak worden aangemerkt.

De keuze: zakelijk of privé?

Het antwoord op de vraag wat voordeliger is, de auto zakelijk of privé, is afhankelijk van allerlei, vaak niet precies bekende omstandigheden en factoren. Dit maakt het lastig om exact te berekenen wat voordeliger is. Toch is er wel een aantal grove vuistregels te geven. Zo is bij lage afschrijvingskosten of bij veel zakelijke kilometers een privéauto over het algemeen voordeliger. Maak echter geen ondoordachte keuze. Wij kunnen aan de hand van alle gegevens een berekening van de voordeligste variant voor u maken.

Overbrengen naar privé?

Staat een auto eenmaal op de zaak, dan kunt u als ondernemer in de inkomstenbelasting deze in beginsel niet overbrengen naar privé. Overbrengen naar privé kan wel als er fiscaal sprake is van een zogenaamde bijzondere omstandigheid. Daarvan is niet vaak sprake. Een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld een wetswijziging of uitspraak waardoor u een andere keuze gemaakt zou hebben als u dit zou hebben geweten voordat u besliste de auto op de zaak te zetten. Of als u de auto helemaal niet meer zakelijk zou gebruiken (bijvoorbeeld omdat u een nieuwe auto koopt). Dan bent u zelfs verplicht de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen. Deze overgang moet plaatsvinden voor de werkelijke waarde, waardoor u – afhankelijk van de fiscale boekwaarde – een boekwinst of -verlies realiseert. Ook voor de btw kan dit gevolgen hebben.

Ondernemers met een bv?

Een auto op naam van uw bv is in beginsel altijd zakelijk. Bij een bv is overbrengen naar privé wel mogelijk, zelfs als er geen bijzondere omstandigheden zijn. U kunt namelijk de auto altijd van uw bv aan uzelf als dga verkopen. Vervolgens kunt u zakelijke ritten voor de bv maken tegen een vergoeding van € 0,21/km.

Let op! Gezien de relatief lage onbelaste vergoeding van € 0,21 per kilometer en de hoge brandstofkosten zal de vergelijking tussen een auto zakelijk of privé in 2023 mogelijk anders uitvallen dan in andere jaren het geval was.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Zakendoen met uw eigen bv 2023

Als directeur-grootaandeelhouder (dga) bent u in de unieke positie om zaken te doen met uw eigen bv. Partijen moeten dan wel zakelijk met elkaar omgaan en afspraken moeten goed zijn vastgelegd. Wie de regels in acht neemt, kan aantrekkelijk zakendoen met zijn eigen bv. Denk bijvoorbeeld aan het sluiten van een geldlening met de bv of het ter beschikking stellen van een bedrijfspand.

Rekening-courant

Administratie

In de praktijk hebben veel dga’s een rekening-courantverhouding met de bv. Bij een rekening-courant met afwisselende debet- en creditstanden heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat er onder voorwaarden geen rente in box 1 in aanmerking hoeft te worden genomen als het saldo van de rekening-courantverhouding gedurende het kalenderjaar niet hoger is dan € 17.500 positief en niet lager is dan € 17.500 negatief. De bv mag in dat geval de rente niet in aanmerking nemen. U mag een eventuele rekening-courantschuld niet in box 3 opnemen.

Let op! Zodra het saldo op de rekening-courant hoger is dan € 17.500, moet er over het hele jaar over het hele bedrag rente worden berekend.

Wet ’dga-taks’

Per 1 januari 2023 is een rekening-courantmaatregel ingevoerd om excessief lenen van de dga bij de eigen bv te ontmoedigen, in de volksmond ‘dga-taks’ genoemd. De maatregel houdt kort gezegd in dat het bedrag dat boven € 700.000 wordt geleend bij de dga als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking wordt genomen. De drempel van € 700.000 in de rekening-courant geldt voor de dga en zijn partner gezamenlijk. Deze maatregel geldt voor alle schulden, ongeacht waarvoor deze zijn aangegaan. Alleen bestaande en nieuwe eigenwoningschulden zijn uitgezonderd.

Let op! De peildatum voor dit jaar is 31 december 2023. Heeft u dus voor meer dan € 700.000 aan schulden bij uw eigen bv, dan kunt u belastingheffing in box 2 nog voorkomen door het meerdere boven € 700.000 uiterlijk op 31 december 2023 af te lossen.

Sparen in de bv

U kunt ook sparen in uw bv en privékapitaal als vermogen in de bv brengen. Het werkelijke rendement is dan bij de bv belast, in plaats van een forfaitair rendement dat bij u in box 3 belast is en hoger wordt verondersteld naarmate uw vermogen uit beleggingen bestaat. 

Let op! Sparen in de bv kan ook aantrekkelijk zijn als u toeslagen krijgt. Vermogen in uw bv telt immers niet mee voor de vermogenstoets die bij toeslagen geldt en die als gevolg heeft dat u vanaf een bepaald vermogen geen recht meer heeft op de meeste toeslagen.

Geldleningen

Iedere transactie tussen u en de bv moet zakelijk verlopen. Dat geldt ook voor de geldverstrekking tussen de dga en de bv. Denk hierbij aan een schriftelijke leningsovereenkomst met daarin in ieder geval een aflossingsschema en een reëel rentepercentage. Bovendien moeten er zekerheden zijn gesteld. Om te beoordelen of de overeenkomst zakelijk is, moet u zichzelf afvragen of u of de bv een dergelijke leningsovereenkomst tegen dezelfde voorwaarden ook zou zijn aangegaan met een onafhankelijke derde.

Tip! Heeft u al een leningsovereenkomst, laat deze dan regelmatig door ons checken. Zo bent u er zeker van dat alles nog steeds in orde is.

Lenen aan de bv

Leent u geld aan uw bv, dan is de zakelijke rente die de bv aan u betaalt als bedrijfslast aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Uzelf krijgt te maken met de TBS-regeling. Dat betekent dat de rente op de geldlening in box 1 progressief is belast. Ook hiervoor geldt de TBS-vrijstelling van 12% tegen maximaal een tarief van 36,93%. Wordt er een onzakelijk hoge rente afgesproken? Dan wordt voor de aftrekbare rente (bij de bv) en de belastbare rente (bij de dga) uitgegaan van een normale zakelijke rente. Het meerdere, niet-zakelijke voordeel wordt mogelijk gezien als een vermomde winstuitdeling en is bij u belast in box 2 (aanmerkelijk belang) en bij de bv (als verkapt dividend) niet aftrekbaar.

Lenen van de bv

Leent u geld van uw bv, dan kunt u dit doen in uw hoedanigheid als werknemer of als aandeelhouder. Het is belangrijk om dit van tevoren vast te stellen, omdat de fiscale gevolgen in beide situaties anders zijn.

Let op! Voorkom bij het lenen dat de bv in financiële problemen kan komen. De bv moet aan haar (betalings)verplichtingen kunnen blijven voldoen. Dit is van nog groter belang als de bv ook een pensioen of stamrecht in eigen beheer heeft.

Bij een personeelslening – u leent in uw hoedanigheid als werknemer – kan sprake zijn van een rentevoordeel. Dat is het geval als u geen of minder rente betaalt over de lening dan bij een kredietverlener. Het rentevoordeel vormt voor de waarde in het economisch verkeer belastbaar loon. Deze waarde kunt u bepalen door de rente van verschillende banken te vergelijken. Het belaste rentevoordeel kan worden opgenomen in de ‘vrije ruimte’ van de werkkostenregeling. Die bedraagt in 2023 3% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere van de loonsom.

Er is een uitzondering als u de personeelslening gebruikt voor de eigen woning. Het rentevoordeel van een dergelijke lening moet tot uw belastbaar loon worden gerekend. Het voordeel is loon in natura waarover uw bv als werkgever verplicht loonheffingen moet berekenen. Het belaste rentevoordeel mag dus niet worden opgenomen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Wel mag u het belastbare eigenwoningrentevoordeel in aftrek brengen binnen de eigenwoningregeling in uw aangifte inkomstenbelasting. Het maximum aftrekpercentage is voor 2023 bepaald op 36,93%%.

Tip! Gebruikt u de lening voor het kopen van een (elektrische) fiets of elektrische scooter, dan is het rentevoordeel onbelast.

Let op! Soms kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat een personeelslening voor een dga niet mogelijk is. Dit is met name het geval als de mogelijkheid van een personeelslening alleen openstaat voor de dga zelf en niet voor andere werknemers van de bv.

Als u als aandeelhouder leent, staat ook hier het zakelijke handelen voorop. Leent u voor consumptieve doeleinden of bijvoorbeeld om hiermee in privé te beleggen, dan valt de lening als schuld bij u in box 3. De door u aan de bv betaalde rente is bij u niet aftrekbaar, maar bij de bv als ontvangen rente wel belast.

Let op! Geld lenen van de bv voor beleggingen in privé is vanaf 2023 waarschijnlijk niet meer aantrekkelijk. Voor de beleggingen geldt in 2023 in box 3 namelijk een forfaitair rendement van 6,17%, terwijl de schulden maar aftrekbaar zijn tegen waarschijnlijk 2,57% (het percentage van 2,57% is een voorlopig percentage, het definitieve percentage is pas begin 2024 bekend).

Lenen voor de eigen woning

De bv kan u ook een lening verstrekken voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Uitgaande van een reële leningsovereenkomst is de rente voor u als eigenwoningrente aftrekbaar in box 1 tegen maximaal een tarief van 36,93% (2023) en bij de bv belast. Met ingang van 2013 moet een nieuwe eigenwoninglening aan aflossingseisen voldoen om voor renteaftrek in aanmerking te komen. Heeft u uw bestaande eigenwoninglening bij de bv sindsdien verhoogd, dan moet u voor deze verhoging ook rekening houden met de nieuwe regels. Voor het nieuwe deel van de lening is de rente alleen nog aftrekbaar als de lening in maximaal dertig jaar en ten minste volgens een annuïtair schema volledig wordt afgelost.

Let op! Heeft u sinds 1 januari 2013 geld geleend voor de eigen woning bij de bv, dan geldt voor u een informatieplicht. U moet de Belastingdienst tijdig informeren over deze hypothecaire geldlening. Gegevens van de eigenwoninglening bij de bv kunt u doorgeven via uw jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting.

Let op! De aftrek van de hypotheekrente in de hoogste belastingschijf is dit jaar (2023) beperkt tot 36,93. Na 2023 is geen verdere beperking van de aftrek voorzien.

Investeren in eigen bedrijfspand

In de huidige markt – en met de gevolgen van de coronacrisis voor de meeste ondernemers nog duidelijk merkbaar – is het investeren in en het financieren van eigen vastgoed bepaald geen sinecure. Mocht u wel de mogelijkheden hebben om te investeren in een eigen bedrijfsruimte, dan is het de vraag wie er gaat investeren. U als dga? Het bedrijfspand komt dan op uw naam te staan. Of kunt u beter kiezen voor een investering vanuit de bv?

Let op! Investeren vanuit privé of vanuit de bv wordt fiscaal verschillend behandeld. Wat in uw situatie het voordeligst is, kunnen wij u voorrekenen.

Op naam van de bv

De keuze om het eigen bedrijfspand vanuit de bv aan te houden, wordt – naast de fiscaliteit – ook bepaald door de aanwezige bedrijfsrisico’s en uw toekomstplannen. We zien vaak dat het bedrijfspand wordt afgezonderd van de risico’s van de onderneming. Zeker als het pand tevens dient als beleggingsobject. Vanuit de bv wordt het pand vervolgens verhuurd aan de werkmaatschappij. De huuropbrengsten – na aftrek van onder meer afschrijvingen en financieringskosten – zijn als winst onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. Een latere winst of verlies bij verkoop behoort eveneens tot de fiscale winst.

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

Op naam van de dga

Kiest u ervoor om vanuit privé te investeren in een pand en verhuurt u dit privépand aan uw bv, dan valt het pand onder de terbeschikkingstellingsregeling (TBS-regeling). De huurinkomsten, afschrijvingen, exploitatielasten alsmede boekwinsten en verliezen op het pand behoren tot uw box 1-inkomen. Let wel: bent u gehuwd en behoort het pand tot de algehele of beperkte gemeenschap van goederen, dan wordt dit box 1-inkomen voor 50/50 aan u en uw echtgen(o)t(e) toegerekend.

Voor de hoogte van de fiscaal aftrekbare afschrijvingslasten moet u rekening houden met een beperking. Dat geldt ook als de bv het bedrijfspand aanhoudt. Afschrijving is niet meer mogelijk als de boekwaarde van het pand de bodemwaarde heeft bereikt. Deze bodemwaarde is sinds 1 januari 2019 in de meeste gevallen beperkt tot 100% van de WOZ-waarde van het pand.

Tip! Onder de TBS-regeling worden de opbrengsten weliswaar belast tegen het progressieve IB-tarief tot maximaal 49,5%, maar door toepassing van de TBS-vrijstelling is het effectieve tarief voor de dga lager. Door de TBS-vrijstelling is namelijk 12% van het resultaat vrijgesteld. Let wel dat deze 12% vrijstelling geldt tegen maximaal een tarief van 36,93%.

Tot slot

U kunt voordelig uit zijn als u zakendoet met uw eigen bv. In deze advieswijzer staan slechts enkele mogelijkheden genoemd. Wij vertellen u er graag meer over.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Mogelijke aanpassingen box 3-heffing vanaf 2024

Het kabinet gaat op 9 mei 2023 met de Tweede Kamer in overleg over een aantal aanpassingen vanaf 2024 in de box 3-heffing. Het overleg zal ook gaan over de budgettaire dekking die nodig is voor deze mogelijke aanpassingen.

Heffingskorting groen beleggen naar 1,1%

Euro

Om groen sparen en groen beleggen te stimuleren, geldt hiervoor een box 3-vrijstelling van (in 2023) € 65.072 per persoon. Fiscale partners hebben beiden recht op deze vrijstelling. Daarnaast geldt een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag. Deze fiscale stimulans is een tegemoetkoming voor het lagere rendement op dit soort groene producten. De regeling kan voor groen sparen minder aantrekkelijk worden omdat, gezien de lage forfaitaire rendementen op banktegoeden, de vrijstelling minder van belang wordt. Om ook voor spaarders de prikkel om groen sparen te behouden, suggereert het kabinet de mogelijkheid om de heffingskorting vanaf 2024 tijdelijk te verhogen van 0,7% naar 1,1%.

Apart forfait voor vorderingen

Een andere mogelijke aanpassing is de introductie van een apart forfait voor vorderingen dat gelijk is aan het forfait voor schulden. Het kabinet onderzoekt nog of deze categorie vorderingen beperkt moet worden tot alleen geldleningen of zelfs tot alleen geldleningen tussen natuurlijke personen. Deze aanpassingen zou vanaf 2024 in kunnen gaan.

Tip! Als deze aanpassing wordt doorgevoerd, zal bijvoorbeeld een lening die een ouder aan een kind verstrekt bij de ouder in box 3 tegen hetzelfde forfait belast zijn als de schuld bij het kind. Op dit moment valt de vordering van de ouder in de categorie overige bezittingen tegen een forfaitair rendement van 6,17%. De schuld van het kind valt echter in box 3 tegen een veel lager forfaitair rendement (voor 2023 voorlopig vastgesteld op 2,57%).

Verdere uitsplitsing categorie overige bezittingen

Ook een nadere uitsplitsing van de categorie overige bezittingen behoort tot de mogelijke aanpassingen. Vanaf 2024 zouden dan de categorieën effecten, onroerende zaken, kapitaalverzekeringen, periodieke uitkeringen, belastbaar nettopensioen en belastbare nettolijfrente en overige bezittingen elk hun eigen forfaitair rendement krijgen.

Budgettaire dekking

Om deze aanpassingen te kunnen doorvoeren, is het wel noodzakelijk dat hiervoor budgettaire dekking wordt gevonden. Bij die dekking denkt het kabinet aan een verlaging van het heffingsvrije vermogen of een verder verhoging van het tarief in box 3.

Let op! Het box 3-tarief bedroeg in 2022 nog 31%, maar bedraagt in 2023 al 32%. In 2024 wordt dit tarief verder verhoogd naar 33% en vanaf 2025 bedraagt het 34%. Als de budgettaire dekking gevonden wordt in een verdere verhoging, bestaat dus de kans dat het box 3-tarief uiteindelijk uitkomt op 35% (of zelfs nog hoger?).

Overleg Tweede Kamer

Op 9 mei 2023 wil het kabinet in overleg met de Tweede Kamer over de mogelijke aanpassingen vanaf 2024. Op dat moment zal ook gesproken worden over de budgettaire dekking.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra klimaatmaatregelen: reductie CO2-uitstoot

Met een pakket aan extra maatregelen wil het kabinet de CO2-reductie verder reduceren. Het pakket is verdeeld over een flink aantal sectoren binnen de maatschappij. In totaal wordt er € 28,1 miljard vrijgemaakt voor klimaatuitgaven.

Elektriciteitssector

Windmolen

Het streven is de elektriciteitssector uitstootvrij te maken door zonne-energie op zee te realiseren, gascentrales om te bouwen voor gebruik van waterstof en een batterijverplichting voor zonneparken in te voeren. Voor de batterijverplichting wordt ruim € 416 miljoen uitgetrokken.

Energie-intensieve industrie

De energie-intensieve industrie moet verder vergroenen. Afvalverbranding centrales moeten minder afval verbranden en meer recyclen. Daarnaast komt een verbod op fossiele warmte-opwekking voor nieuwe en te vervangen industriële productie-installaties. Vanaf 2027 moeten alle plastics voor minimaal 25% tot 30% bestaan uit hergebruikt- of biomateriaal.

Bouw

Gebouwen worden uitstoot- en aardgasvrij gemaakt, onder meer door extra geld voor  verduurzaming van woningen in kwetsbare wijken waar energie-armoede voorkomt en door subsidie voor zonnepanelen op huurwoningen. Het kabinet wil ook de energiebesparingsplicht per 2025 aanscherpen door de terugverdientijd te verlengen naar 7 jaar. Hierdoor zal het mkb naar verwachting meer energiebesparende maatregelen moeten nemen. Er wordt een instrument ontwikkeld om het mkb hierbij te ontlasten.

Er wordt € 25 miljoen uitgetrokken om Verenigingen van Eigenaren te activeren tot verduurzaming en ze bij de uitvoering te ondersteunen.

Vervoer

Elektrisch rijden wordt verder gestimuleerd, onder meer via een subsidie op elektrische occasions. Ook wordt er geïnvesteerd in extra laadpalen. Het gaat hierbij om onder meer (opschaling) slim laden, laden voor logistiek en laden voor bussen en taxi’s. Daarnaast worden werkgevers geprikkeld om het gebruik van elektrische auto’s, het openbaar vervoer en de fiets door werknemers te stimuleren.

Landbouw

Het kabinet wil de landbouw verder verduurzamen. Voor de glastuinbouw wordt een CO2-belasting ingevoerd in combinatie met de uitrol van warmtenetten en SDE++ subsidie voor de toepassing van warmtepompen.

Belastingen energie

Er komt een nieuw verlaagd tarief voor een deel van het gasverbruik van huishoudens en een apart, lager belastingtarief voor waterstof. Het fiscale voordeel voor kolen wordt per 1 januari 2028 afgeschaft.

Let op! Alle bovengenoemde plannen moeten nog nader worden uitgewerkt en door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 5 fiscale maatregelen uit de Voorjaarsnota 2023

In de op vrijdag 28 april (2023) aangeboden Voorjaarsnota 2023 valt een aantal fiscale maatregelen op die het kabinet voor ogen heeft. Zonder compleet te willen zijn, hebben wij een top 5 voor u samengesteld. We sluiten af met een opsomming van een aantal andere fiscale maatregelen uit de Voorjaarsnota 2023.

1. Aanpassingen in de BOR en DSR

Bloemen

Al eerder kondigde het kabinet aan dat het de doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de bedrijfsopvolgingsregeling in schenk- en erfbelasting (hierna: BOR) en de doorschuifregeling bij bedrijfsopvolgingen in de inkomstenbelasting (DSR) wil verbeteren. Ook wil het zo veel mogelijk knelpunten voor ondernemers wegnemen. Hiertoe is in de voorjaarsnota een aantal fiscale maatregelen genoemd:

  1. Vanaf 2024 worden aan derden verhuurde onroerende zaken standaard aangemerkt als beleggingsvermogen in de BOR en DSR.
  2. Vanaf 2025 wordt de vrijstelling in de BOR 100% van de goingconcernwaarde van de onderneming tot 1,5 miljoen euro en 70% over het meerdere aan ondernemingsvermogen. Nu ligt de grens bij 1,2 miljoen en bedraagt het percentage boven die 1,2 miljoen nog 83%.
  3. De doelmatigheidsmarges in de BOR en in de DSR worden afgeschaft. Door deze doelmatigheidsmarges wordt nu nog beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen aangemerkt als ondernemingsvermogen.
  4. Bedrijfsmiddelen die ook buiten de onderneming worden gebruikt, kwalificeren straks alleen nog voor het deel dat in de onderneming wordt gebruikt voor de BOR en de DSR.
  5. Alleen reguliere aandelen met een belang van 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigheid en liquidatieopbrengst komen straks nog in aanmerking voor de BOR en de DSR.
  6. De bezits- en voortzettingseis in de BOR worden in bepaalde situaties versoepeld en de dienstbetrekkingseis wordt afgeschaft.
  7. Constructies met de BOR (dubbel gebruik van de BOR en oneigenlijk gebruik van de BOR door constructies met personen op hoge leeftijd, ook wel rollatorinvesteringen genoemd) worden aangepakt.

Let op! Over de maatregelen zijn nog weinig details bekend. De planning is dat deze maatregelen eind juni 2023 in een Kamerbrief uitgebreider worden toegelicht.

2. Verfijningen in box 3 vanaf 2023

Het kabinet is voornemens om de volgende verfijningen in box 3 vanaf 2023 te realiseren:

  1. Een aandeel in het vermogen van een VvE wordt in de categorie banktegoeden geplaatst (in plaats van in de categorie overige bezittingen tegen een veel hoger forfait van 6,17% in 2023).
  2. Een aandeel in het vermogen op een derdenrekening bij een notaris wordt ook in de categorie banktegoeden geplaatst in plaats van in de categorie overige bezittingen.
  3. Onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners die in een gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting opgenomen zouden moeten worden, hoeven niet meer in de aangifte te worden vermeld. Datzelfde geldt voor onderlinge vorderingen en schulden tussen ouders en een minderjarig kind in situaties waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend.

Tip! Al eerder bekend, maar nu ook in de Voorjaarsnota 2023 opgenomen, is het uitstel van het nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement (naar op zijn vroegst 2027).

3. Verruiming herinvesteringsreserve (HIR) bij stoppersregelingen

Als een HIR gevormd is, kan deze later worden afgeboekt bij de aanschaf van een nieuw bedrijfsmiddel. Hiervoor gelden allerlei voorwaarden. Voor het toepassen van een HIR bij een gedeeltelijke staking van een onderneming door overheidsingrijpen gelden nu al soepelere voorwaarden. Deze voorwaarden worden per 2024 verruimd, zodat de HIR ook toegankelijker wordt voor ander andere stoppende agrariërs.

4. Afschaffen betalingskorting inkomstenbelasting

Als een voorlopige aanslag gedurende het lopende jaar in een keer wordt betaald, kan in de inkomstenbelasting een betalingskorting worden toegepast. Vanaf 2023 is deze betalingskorting voor de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting al afgeschaft. Vanaf 2024 wordt deze betalingskorting ook voor de voorlopige aanslag inkomstenbelasting afgeschaft.

5. Afschaffing of versobering laag btw-tarief voor sierteelt, arbeidsintensieve diensten, cultuur en logies?

Het kabinet geeft in de Voorjaarsnota 2023 aan dat het in de aanloop naar de augustusbesluitvorming gaat kijken naar de doelmatigheid van het lage btw-tarief (9%). In het bijzonder kijkt het kabinet daarbij naar het 9% btw-tarief in de sierteelt, arbeidsintensieve diensten (zoals schilders, kappers en schoenmakers), cultuur (zoals boeken, musea en bioscopen) en logies (zoals hotels en campings). Vóór Prinsjesdag 2023 beslist het kabinet welke vervolgstappen het neemt. Als het kabinet beslist tot afschaffing van het 9%-btw-tarief voor een of meer van deze groepen of voor versobering, neemt het kabinet de impact op specifieke groepen daarin mee.

Andere fiscale maatregelen

In de Voorjaarsnota zijn nog meer fiscale maatregelen opgenomen. Zonder compleet te willen zijn, noemen wij:

  • Afschaffen STAP-budget vanaf 2024; de aanvraagronde die op 1 mei 2023 start, staat in ieder geval wel nog open.
  • Afschaffen loonkostenvoordelen voor ouderen per 1 januari 2026; de uitbetaling van het loonkostenvoordeel 2025 vindt nog wel in 2026 plaats.
  • De huidige twee regelingen voor het onbelast verstrekken van ov-abonnementen door werkgevers worden vervangen door één vrijstelling.
  • Vanaf 2024 worden het aftrekpercentage van de EIA en het maximale investeringsbedrag structureel verlaagd.
  • Vanaf 1 januari 2025 is bij culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve of vermakelijkheidsdiensten die virtueel worden verricht btw verschuldigd in de lidstaat van de woon- of vestigingsplaats van de afnemer.
  • Medio juni 2023 komt het kabinet met voorstellen om een aantal bijzondere regelingen in de motorrijtuigenbelasting (MRB) en de belasting personenauto’s en motorrijwielen (BPM) te beëindigen of te versoberen.

Let op! De maatregelen zijn nog voorstellen. Ze moeten nog in wetsvoorstellen worden opgenomen, die vervolgens nog door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer moeten worden aangenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minimumloon ruim 3% omhoog per 1 juli 2023

Het wettelijk minimumloon wordt per 1 juli 2023 verhoogd naar € 1.995,00 bruto per maand. Per week wordt het € 460,40 en per dag € 92,08. Een uniform wettelijk minimumuurloon is er nog niet, maar wordt verwacht per 1 januari 2024.

Stijging van 3,13%

Euro

Alle werknemers die het minimumloon betaald krijgen, gaan er 3,13 % op vooruit. De bedragen gelden voor werknemers die fulltime werken. Werkt een werknemer parttime, dan geldt logischerwijs ook een lager minimumloon. Dat is afhankelijk van wat uw organisatie als fulltime werkweek hanteert:

Leeftijd  Per maand  Per week  Per dag 
21 jaar en ouder  100%  € 1.995,00  € 460,40 € 92,08
20 jaar  80%  € 1.596,00  € 368,30 € 73,66
19 jaar  60%  € 1.197,00  € 276,25 € 55,25
18 jaar  50%  € 997,50  € 230,20 € 46,04
17 jaar  39,5%  € 788,05 € 181,85 € 36,37
16 jaar  34,5%  € 688,30 € 158,85 € 31,77
15 jaar  30%  € 598,50 € 138,10 € 27,62

Het afgeleide bruto minimumloon per uur bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband is naar boven afgerond, om te voorkomen dat er onbedoeld een betaling ontstaat die lager is dan het wettelijk minimumloon:

Leeftijd  36 uur per week  38 uur per week  40 uur per week 
21 jaar en ouder  € 12,79 € 12,12 € 11,51
20 jaar  € 10,24 € 9,70 € 9,21
19 jaar  € 7,68 € 7,27 € 6,91
18 jaar  € 6,40 € 6,06 € 5,76
17 jaar  € 5,06 € 4,79 € 4,55
16 jaar  € 4,42 € 4,19 € 3,98
15 jaar  € 3,84 € 3,64 € 3,46

Uniform wettelijk uurloon per 1 januari 2024

Een uniform wettelijk minimumuurloon is er momenteel nog niet. Dit zal veranderen wanneer het initiatiefwetsvoorstel Wet invoering minimumuurloon in werking treedt. Met de invoering van een wettelijk minimumuurloon is het minimumloon per uur voor iedere werknemer hetzelfde, ongeacht de normale arbeidsduur. Deze wet treedt waarschijnlijk per 1 januari 2024 in werking. Het minimummaandloon wordt daarbij omgerekend naar een uurloon op basis van een normale arbeidsduur van 36 uur per week. 

Voor BBL gelden andere percentages

Voor werknemers van 18 tot en met 20 jaar, die werken op basis van een arbeidsovereenkomst in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (BBL), gelden andere percentages:

Leeftijd  Per maand  Per week  Per dag 
20 jaar  61,50%  € 1.226,95 € 283,15 € 56,63
19 jaar  52,50% € 1.047,40 € 241,70 € 48,34
18 jaar  45,50% € 907,75 € 209,50 € 41,90

Het brutominimumloon per uur bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband:

Leeftijd  36 uur per week  38 uur per week  40 uur per week 
20 jaar  € 7,87 € 7,46 € 7,08
19 jaar  € 6,72 € 6,37 € 6,05
18 jaar  € 5,82 € 5,52 € 5,24
Posted in Niet gecategoriseerd

Wijziging uitvoeringsregels ontslagprocedure UWV

Per april 2023 zijn de uitvoeringsregels van het UWV voor de ontslagprocedure, ontslag om bedrijfseconomische redenen en ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid gewijzigd.

Waarom uitvoeringsregels?

Laptop

Wanneer u uw werknemer wilt ontslaan vanwege bedrijfseconomische redenen of langdurige arbeidsongeschiktheid, moet u aantonen dat u genoeg heeft gedaan om ontslag te voorkomen. Ook moet u de redenen voor ontslag onderbouwen volgens de regels van het UWV. Hiervoor heeft het UWV uitvoeringsregels opgesteld om naar werkgevers, werknemers en rechtshulpverleners transparant te zijn over hoe het de regels in de praktijk toepast.

Welke drie belangrijke documenten zijn er voor u als werkgever?

De uitvoeringsregels zijn opgenomen in drie documenten. In deze drie afzonderlijke documenten vindt u op de eerste pagina’s volgend op de inhoudsopgave een samenvatting van alle wijzigingen.

1. Uitvoeringsregels Ontslagprocedure

De ministeriële Regeling UWV ontslagprocedure (Ruo) bevat procedurele regels over bijvoorbeeld termijnen voor aanvraag en verweer, het raadplegen van de ontslagadviescommissie en het verlenen van uitstel.

2. Uitvoeringsregels Ontslag om bedrijfseconomische redenen

De UWV Uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen bevatten een overzicht van de relevante wettelijke en ministeriële regels over ontslag om bedrijfseconomische redenen. Daarnaast bevatten ze een toelichting over hoe het UWV deze regels toepast en welke informatie u als werkgever bij de ontslagaanvraag moet voegen.

3. Uitvoeringsregels Ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid

De UWV Uitvoeringsregels ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid bevatten ook een overzicht van de relevante wettelijke en ministeriële regels over ontslag en een uitgebreide toelichting, in dit geval betreffende ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Btw en buitenland 2023

Levert u goederen over de grens of verricht u diensten aan afnemers buiten Nederland, dan zult u zich moeten verdiepen in de mogelijke btw-verplichtingen in andere landen. Moet ik btw in rekening brengen? Welk tarief moet ik toepassen? Wie moet de btw afdragen? In welk land moet de btw worden betaald? Hoe moet ik betaalde btw terugvragen?

In deze advieswijzer wordt op hoofdlijnen nader ingegaan op btw-verplichtingen waarmee u te maken kunt krijgen als u zakendoet met het buitenland.

Waar en door wie is btw verschuldigd?

Transport

Om te bepalen waar – in Nederland of in het buitenland – btw verschuldigd is, is het essentieel om eerst vast te stellen waar de prestatie wordt verricht. Is dit in Nederland, dan heeft u te maken met Nederlandse btw-verplichtingen. Is dit in het buitenland, dan heeft u te maken met btw-verplichtingen in het buitenland.

Let op! De plaats waar u zich bevindt op het moment dat u een prestatie verricht, is lang niet altijd de plaats waar de prestatie verricht wordt voor de btw. Maak daarom niet de vergissing om automatisch aan te nemen dat bijvoorbeeld een dienst die u in Nederland verricht, ook daadwerkelijk in Nederland belast is.

De regels om vast te stellen waar de prestatie verricht wordt, zijn niet eenvoudig. Van belang is om in ieder geval onderscheid te maken tussen de levering van goederen en het verrichten van diensten. Voor beide categorieën gelden namelijk andere regels.

Tip! Bepalen de regels dat uw prestatie in het buitenland verricht wordt, dan hoeft u lang niet altijd in het buitenland ook daadwerkelijk btw te betalen. In veel gevallen kan namelijk binnen de EU een verleggingsregeling worden toegepast, waarbij u de btw kunt verleggen naar uw afnemer. Deze zal dan zorg moeten dragen voor de afdracht van de buitenlandse btw.

Levering van goederen

Levering van goederen aan een ondernemer in de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer in de EU zal over het algemeen sprake zijn van een intracommunautaire levering (ICL) tegen het 0% btw-tarief. Voorwaarde is dat de goederen vanuit Nederland naar een ander EU-land worden vervoerd en dat u over het btw-identificatienummer beschikt van de in dat EU-land gevestigde ondernemer.

Tip! U kunt het btw-identificatienummer van uw afnemer checken op deze site.

U berekent 0% btw, maar geeft deze levering wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte en in uw opgaaf intracommunautaire prestaties. Uw buitenlandse afnemer verricht in het andere EU-land een intracommunautaire verwerving (ICV) en draagt daar de btw af tegen het daar geldende btw-tarief (maar kan deze btw over het algemeen in zijn aangifte ook weer in aftrek brengen).

Voorbeeld

U levert goederen aan een ondernemer in Frankrijk met een Frans btw-identificatienummer. De goederen worden in verband met de levering vanuit Nederland naar Frankrijk vervoerd. Deze levering betreft een ICL. Voor de btw vindt de levering plaats in Nederland tegen het 0% btw-tarief. Uw Franse afnemer verricht in Frankrijk een ICV. Hij draagt de btw hierover in Frankrijk af tegen het daar geldende btw-tarief.

Levering van goederen aan particulieren in de EU vanaf 1 juli 2021

Vanaf 1 juli 2021 geldt een nieuwe EU-btw-richtlijn voor e-commerce en zijn er nieuwe regels voor de btw op afstandsverkopen aan consumenten en ondernemers die niet btw-plichtig zijn en die in andere lidstaten van de EU wonen.

Uniform drempelbedrag

Vanaf 1 juli 2021 geldt één uniform drempelbedrag van € 10.000 voor de levering van goederen aan consumenten in de EU buiten Nederland. Dit drempelbedrag geldt voor alle verkopen aan consumenten in de EU buiten Nederland, dus inclusief de verkoop van digitale diensten. Blijft de ondernemer onder het drempelbedrag, dan berekent hij het Nederlandse btw-tarief en doet hij hier aangifte. Het transport moet dan wel in Nederland beginnen.

Let op! Als de drempel van € 10.000 in enig jaar wordt overschreden, moet direct worden gestart met de berekening van buitenlandse btw en mag de drempel van € 10.000 niet langer worden gebruikt, ook niet in het volgende kalenderjaar.

Het nieuwe drempelbedrag van € 10.000 geldt niet per lidstaat, maar voor alle lidstaten tezamen. Alleen als het totaal van alle afstandsverkopen aan consumenten in alle andere lidstaten niet meer dan € 10.000 bedraagt, is de uitzondering van toepassing.

Het is ondernemers toegestaan te kiezen voor btw-heffing in het buitenland en dus geen gebruik te maken van het drempelbedrag van € 10.000. Deze keuze moet de ondernemer op tijd melden bij de Belastingdienst. De keuze gaat namelijk pas in op de eerste dag van het op de melding volgende kalenderkwartaal. Wil de ondernemer de keuze in laten gaan met ingang van de datum van de eerste digitale dienst of afstandsverkoop, dan moet de melding uiterlijk de 10e van de daaropvolgende maand bij de Belastingdienst binnen zijn. Keuze voor btw-heffing in het buitenland kan voordelig zijn als het btw-tarief op de prestaties lager ligt dan in Nederland en met de klant een prijs inclusief btw is afgesproken. Ook kan via de buitenlandse btw-aangifte de buitenlandse voorbelasting van dat land worden teruggevraagd. Uiteraard brengt het wel extra administratieve lasten met zich mee.

Let op! Voorgaande btw-regels gelden alleen als de goederen worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van of door indirecte tussenkomst van de leverancier. Is uw situatie anders, dan kunnen andere btw-regels gelden. Neem voor bij twijfel over uw specifieke situatie contact met ons op.

Eénloketsysteem

Komen de afstandsverkopen boven het drempelbedrag uit of is vrijwillig gekozen om het drempelbedrag niet toe te passen, dan berekent de ondernemer de btw van het land waar de goederen heengaan. De ondernemer moet de btw daar ook afdragen en er aangifte doen. Hij kan echter ook kiezen voor een eenvoudig éénloketsysteem.

In dit éénloketsysteem kan de ondernemer de in andere EU-landen verschuldigde btw aangeven en afdragen bij de Nederlandse Belastingdienst. Hij moet zijn bedrijf dan aanmelden voor de ‘Unieregeling’ binnen het éénloketsysteem van de Belastingdienst. Zij zorgen dan dat de verschuldigde btw aan de diverse EU-landen wordt doorbetaald. Aanmelding kan via Mijn Belastingdienst Zakelijk.

Tip! Bij toepassing van de Unieregeling gelden voor facturering de Nederlandse btw-regels. Dit betekent dat u voor de afstandsverkopen niet verplicht bent om een factuur uit te reiken.

Via het éénloketsysteem kan geen voorbelasting worden teruggevraagd. Als er buitenlandse btw in rekening is gebracht, moet die worden teruggevraagd via een teruggaafverzoek buitenlandse btw. Het rechtstreeks terugvragen van buitenlandse btw kan wel als ervoor wordt gekozen om in het buitenland btw-aangifte te doen.

Sinds 18 mei 2021 is het ook mogelijk niet-EU-ondernemers aan te melden. Hiervoor is een tussenpersoon verplicht. Die moet gevestigd zijn in het land waar de niet-EU-ondernemer zich wil aanmelden.

MOSS is OSS

Leveranciers van digitale e-commercediensten konden voor consumenten binnen de EU al gebruikmaken van een éénloketsysteem, het zogenaamde MOSS-systeem. Dit systeem is per 1 juli 2021 getransformeerd tot OSS en geldt dat dit gebruikt kan worden wanneer e-commercediensten en afstandsverkopen samen een omvang hebben van meer dan € 10.000 of wanneer vrijwillig is gekozen om het drempelbedrag niet toe te passen.

Levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU

Bij levering van goederen aan een ondernemer of een particulier buiten de EU, is sprake van export als de goederen naar een land buiten de EU worden vervoerd. Over export bent u 0% btw verschuldigd. Voorwaarde hiervoor is wel dat u kunt aantonen dat de goederen de EU hebben verlaten. U berekent 0% btw, maar geeft deze export wel aan (tegen 0% btw) in uw btw-aangifte.

Overige leveringen

Hiervoor zijn de hoofdregels voor de levering van goederen beschreven. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij de regels anders uitwerken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de levering van nieuwe of bijna nieuwe vervoermiddelen of aan ABC-leveringen. Dit zijn leveringen waarbij de goederen door A aan B worden verkocht en vervolgens door B aan C doorverkocht. De goederen worden echter rechtstreeks door A aan C geleverd. Denk ook aan het geval van dropshipping (webshop koopt en verkoopt door, maar de leverancier van de webshop vervoert of verzendt de goederen rechtstreeks naar de particulier die op de webshop bestelde). Voor deze situaties kunnen andere regels gelden.

Tip! Overleg altijd met onze adviseurs over de btw-regels die in uw specifieke situatie van toepassing zijn.

Verrichten van diensten

Diensten aan een ondernemer in de EU

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een ondernemer uit een ander EU-land belast in het land van uw afnemer. U berekent dan geen Nederlandse, maar ook geen buitenlandse btw. U verlegt de btw namelijk naar uw afnemer en uw afnemer geeft de btw aan in zijn eigen land (tegen het daar geldende btw-tarief). U geeft de dienst wel aan in uw eigen btw-aangifte en uw opgaaf intracommunautaire prestaties.

Let op! Op deze hoofdregel gelden uitzonderingen. Bijvoorbeeld als de dienst betrekking heeft op onroerende zaken, het verlenen van toegang tot bepaalde evenementen, verhuur van een vervoermiddel voor een korte periode, personenvervoer of restaurant- of cateringdiensten. Laat u daarom altijd vooraf goed informeren door onze adviseurs over de btw-regels in uw eigen situatie.

Diensten aan een ondernemer buiten de EU

Diensten aan een ondernemer buiten de EU zijn over het algemeen belast in het land van uw afnemer. In de Nederlandse aangifte geeft u hiervan niets aan. Informeer in het land van uw afnemer aan welke verplichtingen u daar moet voldoen.

Diensten aan een particulier

Volgens de hoofdregel is de dienst aan een particulier in het buitenland belast in Nederland. U berekent hierover Nederlandse btw. Ook hier zijn echter vele uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld bij een dienst met betrekking tot een onroerende zaak, bij vervoersdiensten, restaurantdiensten, bemiddelingsdiensten etc.

Ook voor bepaalde andere diensten, zoals reclame- of adviesdiensten die u verricht aan een particulier buiten de EU, gelden andere regels. Deze diensten zijn over het algemeen belast in het land waar uw particuliere afnemer gevestigd is.

Teruggaaf van in EU betaalde btw

Als u in 2022 als ondernemer ergens in de EU goederen en diensten heeft gekocht, kunt u de btw via de Nederlandse Belastingdienst terugvragen. U moet aan speciale formaliteiten voldoen en uw btw vóór 1 oktober 2023 terugvragen. Te laat teruggevraagde btw wordt mogelijk niet terugbetaald. Bij in de EU betaalde btw kunt u denken aan btw op getankte brandstof of bijvoorbeeld aan btw op een taxirit of een hotelovernachting tijdens een congres. Het gaat dus om alle btw op zakelijk aangeschafte goederen en diensten, door u of door een van uw medewerkers.

Inloggegevens

Als u btw wilt terugvragen, moet dat digitaal via de volgende site: eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Daarvoor dient u over inloggegevens te beschikken. Vraagt uw adviseur de btw voor u terug, dan heeft u allebei inloggegevens nodig. Heeft u in een voorgaand jaar al btw teruggevraagd uit een EU-land, dan heeft u reeds inloggegevens en dient u die te gebruiken. U kunt geen nieuwe aanvragen, dus bel met de Belastingtelefoon als u ze kwijt bent. Is het de eerste keer dat u btw uit de EU terugvraagt, vraag dan inloggegevens aan via het formulier op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl, zoekterm ‘aanvraag inloggegevens’). U moet dit formulier invullen, afdrukken en opsturen. Dit kan tot vier weken duren.

Indienen verzoek tot teruggave

Als u met uw gegevens bent ingelogd, kunt u een verzoek tot teruggave van betaalde btw indienen. Dit moet u per EU-land specificeren. Van de aangeschafte goederen en diensten moet u onder meer de factuurdatum en het factuurnummer invullen. Voor teruggave van de btw uit sommige landen moet u facturen meesturen; ook dit kan alleen digitaal.

Let op! Uw verzoek om teruggave van in 2022 betaalde btw moet per land minstens € 50 aan btw betreffen en moet vóór 1 oktober 2023 ingediend worden. Onder deze drempel beslist het betreffende land zelf of het uw btw terugbetaalt. Grotere bedragen kunt u al in de loop van het kalenderjaar terugvragen, als het bedrag minstens € 400 per drie maanden is.

Tot slot

De btw-wetgeving is niet eenvoudig. Er gelden hoofdregels, maar het zijn met name de uitzonderingen hierop die het ingewikkeld maken. Bijna geen enkele situatie is echt standaard. Overleg daarom met onze adviseurs over de btw-regels voor uw eigen, specifieke situatie.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen blijvende extra belasting overwinsten

Het kabinet kiest er niet voor om overwinsten die bijvoorbeeld door energiemaatschappijen behaald worden, blijvend extra te belasten. Deze overwinsten zijn thans extra belast via een solidariteitsbijdrage en een verhoging van de belasting op de winning van olie en gas. Een bredere solidariteitsbijdrage dan wel een extra schijf in de vennootschapsbelasting, komt er echter niet.

Moties

Industrie

Het kabinet antwoord dit naar aanleiding van een aantal ingediende moties. Het kabinet acht het extra belasten van overwinsten juridisch onmogelijk en bovendien ongewenst.

Creëren wettelijke grondslag onmogelijk

Het kabinet geeft aan dat het onmogelijk is voor een extra heffing op overwinsten een wettelijke grondslag te creëren. Zonder dat duidelijk is welke doelgroep wordt belast, ten aanzien van welke overwinst en tegen welk tarief, is dit volgens het kabinet niet mogelijk. Bovendien kan niet eenvoudig worden bepaald waardoor een excessieve winst is gerealiseerd. Dit kan bijvoorbeeld ook voortvloeien uit bedrijfseconomische omstandigheden.

Verstoring bedrijfseconomische processen

Het kabinet vreest ook dat een bredere solidariteitsbijdrage leidt tot arbitraire heffingen en verstoringen in bedrijfseconomische processen. Geplande investeringen zouden wellicht worden heroverwogen, waardoor Nederland minder aantrekkelijk wordt voor toekomstige investeringen en innovatieve activiteiten.

Ook geen extra vpb-schijf

Het kabinet is er ook geen voorstander van om voor overwinsten een extra tariefschijf in de vennootschapsbelasting in te voeren. Er wordt gevreesd dat dit zal leiden tot het opknippen van bedrijven, om op die manier via meerdere bv’s het hoge tarief te ontwijken. Bovendien is een extra tariefschijf juridisch bewerkelijk en complex, aangezien dan aangegeven moet worden wanneer die extra schijf van toepassing zou moeten zijn. Hiervoor bestaat volgens het kabinet geen meetbaar criterium.

Posted in Niet gecategoriseerd

Reisbureauregeling en btw bij annulering van de reis

Past u de reisbureauregeling toe, dan bent u niet altijd btw verschuldigd als u een annuleringsvergoeding ontvangt.

U kunt de reisbureauregeling toepassen als u reizen samenstelt uit bij andere ingekochte goederen en diensten en deze zelf verkoopt aan reizigers. U bent bijvoorbeeld een reisorganisator of een touroperator, maar ook als u op eigen naam een vakantiewoning inhuurt en verhuurt aan een reiziger, kan de reisbureauregeling van toepassing zijn.

Let op! De reisbureauregeling geldt niet voor doorverkoop van reizen die door een ander zijn samengesteld. Reisbureaus die reispakketten van een ander doorverkopen en dus feitelijk als tussenpersoon optreden, kunnen hierop de regeling niet toepassen.

Reisbureauregeling

Vakantie

De reisbureauregeling is alleen van toepassing als u gebruikmaakt van diensten van andere ondernemers bij het samenstellen van de reis. Op uw eigen diensten is de reisbureauregeling in principe niet van toepassing, tenzij deze eigen diensten bijkomstig zijn aan de totaal door u aangeboden reisdienst.

Btw over winstmarge

Toepassing van de reisbureauregeling betekent dat u btw verschuldigd bent over de winstmarge op uw reisdiensten in plaats van over de totale vergoeding. Deze btw berekent u over de winstmarge per aangiftetijdvak of over de winstmarge per reis.

Tip! U kunt zelf kiezen of u per aangiftetijdvak of per reis btw wilt berekenen. De keuze moet uit uw administratie blijken en geldt voor 5 jaar.

Als u de reisbureauregeling toepast, kunt u de btw op inkoopkosten niet in aftrek brengen als deze bij berekening van de winstmarge mee zijn genomen.

Annulering

Annuleert de afnemer van de reis deze vóór aanvang, dan bent u over de verschuldigde annuleringsvergoeding geen btw verschuldigd. Vindt de annulering echter later plaats of neemt de afnemer de reis niet af (no-show) dan bent u wel btw verschuldigd over de annuleringsvergoeding.

Let op! De voorwaarden van de reisbureauregeling zijn niet eenvoudig. Zo kunt u bijvoorbeeld een reisbureau in de zin van de reisbureauregeling zijn zonder dat u zich dat realiseert. Heeft u hier vragen over, neem dan contact op met onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingvrij verhuiskosten vergoeden aan uw werknemer

Als uw werknemer verhuist, kunt u belastingvrij verhuiskosten vergoeden. Hiervoor gelden wel voorwaarden. Welke zijn dit?

Verhuizen voor het werk

Sleutel

Als uw werknemer verhuist in het kader van zijn dienstbetrekking bij u, kunt u zijn verhuiskosten belastingvrij vergoeden. Hiervoor geldt namelijk een gerichte vrijstelling.

Gerichte vrijstelling verhuiskosten

Onder deze gerichte vrijstelling mag u belastingvrij een bedrag van maximaal € 7.750 aan verhuiskosten vergoeden. Daarnaast kunt u belastingvrij ook de werkelijke kosten voor het overbrengen van de inboedel vergoeden. Deze vergoeding komt dus bovenop het fiscaalvrije bedrag van maximaal € 7.750.

Let op! Deze vergoedingen mag u alleen verstrekken als de verhuizing plaatsvindt in het kader van de dienstbetrekking bij u. De verhuizing moet daarom voldoende samenhang hebben met de dienstbetrekking.

Wanneer is sprake van ‘in het kader van de dienstbetrekking’

De verhuizing is in ieder geval in het kader van de dienstbetrekking als:

  • de werknemer binnen 2 jaar verhuist na het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking of na overplaatsing binnen een bestaande dienstbetrekking; én
  • de afstand tussen de woning en de plaats van de dienstbetrekking door de verhuizing minimaal 60% kleiner wordt; én
  • deze afstand vóór de verhuizing minimaal 25 kilometer bedraagt.

Tip! Voldoet de verhuizing van uw werknemer niet aan deze voorwaarden, dan kan de verhuizing nog steeds plaatsvinden in het kader van de dienstbetrekking. U moet dat dan wel aannemelijk maken.

Verhuizen, maar niet voor het werk?

Vindt de verhuizing niet plaats in het kader van de dienstbetrekking, dan kunt u verhuiskosten toch onbelast aan uw werknemer vergoeden door deze aan te wijzen in de vrije ruimte. Ook kosten die niet onder de gerichte vrijstelling voor verhuiskosten vallen, zoals de aan- en verkoopkosten van de woning, kunt u aanwijzen in de vrije ruimte.

Regels vrije ruimte

Voor het aanwijzen in de vrije ruimte gelden regels. Zo moet het bijvoorbeeld gebruikelijk zijn om de vergoedingen aan te wijzen. Bovendien is de vrije ruimte beperkt. In 2023 bedraagt deze 3% over de eerste € 400.000 van de totale loonsom en 1,18% over het meerdere. Komt het totaal van vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die u in 2023 aanwijst boven deze vrije ruimte, dan betaalt u als werkgever 80% eindheffing over dit meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maatregelen om procedures WOZ en bpm te verminderen

Het grote aantal WOZ-procedures is staatssecretaris Van Rij een doorn in het oog. Hij heeft daarom bekendgemaakt wetgeving voor te bereiden om het aantal bezwaren en beroepen in WOZ-procedures te verminderen. Hij wil dit ook doen voor procedures inzake de bpm.

No cure, no pay

Juridisch

Met name in WOZ-zaken wordt vaak geprocedeerd op basis van ‘no cure, no pay’. Professionele organisaties die zich met name richten op WOZ-geschillen, bieden dan aan om de WOZ-waarde aan te vechten en alleen kosten te berekenen als de zaak geheel of deels wordt gewonnen. De belastingplichtige heeft in die situatie recht op een kostenvergoeding, waarmee de rekening kan worden voldaan.

Meer inzicht

De staatssecretaris stelt een aantal maatregelen voor. Om te beginnen wil hij de kostenvergoeding en een eventuele schadevergoeding bij lange duur van een proces rechtstreeks overmaken naar de belastingplichtige en niet meer naar de adviseur. Zodoende wil hij het inzicht in de kosten en vergoedingen bij de belastingplichtige vergroten.

Vermindering en schrappen vergoedingen

Verder wil Van Rij de vergoeding voor WOZ- en bpm-zaken verminderen en deze zelfs laten vervallen als er sprake is van geringe correcties. Wat hieronder moet worden verstaan, wordt door de staatssecretaris echter niet aangegeven. Ook schadevergoedingen vanwege de lange duur van het proces, zouden voor WOZ- en bpm-zaken worden geschrapt.

Informeel traject

De staatssecretaris wil ook verplichten dat de burger, voordat bezwaar kan worden gemaakt, verplicht een informeel traject met de gemeente moet afleggen. Veel gemeentes dringen er bij een geschil over de WOZ-waarde nu al bij de burger op aan eerst met de gemeente te bellen, om zodoende het indienen van een bezwaar te kunnen voorkomen.

Geen verbeterpunten waardevaststelling

De brief van Van Rij bevat geen verbeterpunten inzake de waardevaststelling in WOZ-zaken. In praktijk blijkt namelijk dat ongeveer de helft van alle WOZ-bezwaren moet worden toegewezen, zodat bij veel belastingplichtigen de indruk bestaat dat de waardering inzake WOZ-waardes sterk te wensen overlaat.

Let op! Bovengenoemde zaken betreffen voorstellen voor nieuwe wetgeving door staatssecretaris Van Rij.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onderzoeksplicht belastinginspecteur beperkt, navordering terecht

En belastinginspecteur hoeft niet uit zichzelf te onderzoeken of uw bedrijfsactiviteiten volgens de Kamer van Koophandel (KVK) gewijzigd zijn. Ook hoeft hij voor de winstbepaling geen rekening te houden met feiten die uit de btw-aangifte blijken. In die gevallen is er geen sprake van een ambtshalve verzuim en is navorderen dus toegestaan.

Uitgaan van juistheid gegevens

Euro

Als u uw aangifte inkomstenbelasting indient, mag de inspecteur ervan uitgaan dat die gegevens kloppen. Nader onderzoek is alleen noodzakelijk als de inspecteur in redelijkheid aan de juistheid van de gegevens behoort te twijfelen. Alleen als de omstandigheden zo sterk doen vermoeden dat de aangifte onjuist is, is het nalaten van onderzoek een ambtelijk verzuim en kan er niet worden nagevorderd.

Extra activiteiten

Voor de rechtbank Noord-Holland speelde een zaak waarbij een ondernemer in een maatschap extra ondernemersactiviteiten had laten verwerken in zijn inschrijving bij de KVK. Ook had hij ten aanzien van deze extra activiteiten aangiftes omzetbelasting ingediend. De inspecteur had pas na een boekenonderzoek van de extra activiteiten vernomen, schrapte de hiermee gemaakte kosten, en legde navorderingsaanslagen op.

Nieuw feit?

De ondernemer ging in bezwaar en beroep en stelde dat de inspecteur niet beschikte over een nieuw feit. Dat er extra ondernemersactiviteiten waren ontwikkeld had de inspecteur namelijk kunnen weten, aldus de ondernemer. Deze waren immers gemeld bij de KVK en bovendien waren er btw-aangiftes ingediend. Omdat een nieuw feit ontbrak kon er volgens de ondernemer niet worden nagevorderd.

Raadplegingsplicht beperkt

De rechter ging hierin niet mee en stelde dat de raadplegingsplicht van de inspecteur beperkt is. Die plicht is in beginsel beperkt tot de aangiftes en het dossier van  de belastingplichtige en de ondernemer had de gewijzigde inschrijving bij de KVK niet zelf aan de inspecteur doorgegeven. Ook hoeft de inspecteur geen dossiers te raadplegen die betrekking hebben op andere belastingen, zoals de btw. Omdat de inspecteur dus niet over een nieuw feit hoefde te beschikken, bleven de navorderingen in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eisen voor giften in natura aangescherpt

Ook giften in natura zijn, net als geldelijke giften, onder voorwaarden fiscaal aftrekbaar. De voorwaarden voor aftrek van giften in natura worden echter aangescherpt. Deze aanscherping moet per 2024 ingaan.

Gift in natura

Schenken

Bij een gift in natura kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een duur schilderij. Voor de waarde ervan gaat de fiscus uit van de waarde in het economisch verkeer.  Bij giften in natura is het lastig aannemelijk te maken dat de gift is gedaan en wat deze inhield.  Bovendien is de waarde van de gift soms moeilijk vast te stellen en leidt nogal eens tot discussie tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst.

Objectieve waardebepaling

Vanwege deze problemen zijn volgens het wetsvoorstel giften in natura met een waarde van meer dan € 10.000 voortaan alleen nog aftrekbaar als er een objectieve waardebepaling heeft plaatsgevonden. Deze moet blijken uit een onafhankelijk taxatierapport of een factuur. Voor fiscale partners wordt de gezamenlijke grens gesteld op € 20.000.

Let op! De voorgestelde aanscherping geldt zowel voor de giftenaftrek in de inkomsten- als in de vennootschapsbelasting.

Aannemelijk maken

Een gift en de waarde ervan moeten ook altijd aannemelijk kunnen worden gemaakt. Dit geldt zowel voor giften boven, als onder genoemde grenzen van € 10.000 respectievelijk € 20.000. Deze voorwaarde geldt nu ook al.

Let op! Dit plan moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen schadevergoeding bij zeer gering financieel belang

Als de behandeling van uw bezwaar of beroep in fiscale zaken te lang duurt, kunt u recht hebben op een schadevergoeding. Als er echter sprake is van een zeer gering financieel belang, heeft u geen recht op een schadevergoeding. Wanneer is daarvan sprake?

Uitstel van betaling

Euro

Als u bezwaar aantekent tegen een belastingaanslag, verkrijgt u in veel gevallen automatisch uitstel van betaling. Dat vervalt zodra de inspecteur op uw bezwaar heeft beslist. Gaat u in beroep, dan vervalt het verleende uitstel van betaling dus.

Let op! Dit is alleen anders als u in beroep gaat en hier apart om verzoekt.

Aanmaningskosten

Onlangs bracht een belastingplichtige zijn zaak voor de rechter, omdat de inspecteur € 17 aanmaningskosten in rekening had gebracht. Dit deed hij vanwege het te laat betalen van de aanslag. De belastingplichtige was het hiermee niet eens en was van mening dat hij de aanslag pas hoefde te betalen nadat zijn beroep was afgehandeld. De rechter deelde deze mening niet, omdat er geen verzoek om uitstel van betaling was ingediend.

Immateriële schadevergoeding?

Belastingplichtige meende echter dat hij wel recht had op een immateriële schadevergoeding, omdat de behandeling van zijn zaak langer had geduurd dan de maximale termijn die hiervoor wettelijk is voorgeschreven. Die termijn – van in dit geval twee jaar – was inderdaad met vier maanden overschreden, maar de rechtbank vond dat er desondanks geen recht bestond op een schadevergoeding vanwege het zeer geringe financiële belang.

Wat is een zeer gering financieel belang?

De Hoge Raad heeft in 2017 beslist dat er van een zeer gering financieel belang sprake is bij een vordering tot € 15. Omdat deze uitspraak inmiddels zes jaar oud was, was de rechtbank van mening dat er momenteel ook bij een financieel belang van € 17 sprake is van een zeer gering financieel belang. Daarom werd er geen schadevergoeding toegewezen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bezwaren en definitieve aanslagen box 3 aangehouden

De Belastingdienst houdt bezwaren inzake box 3 over de jaren 2017 tot en met 2022 aan. Ook worden geen definitieve aanslagen met box 3-inkomen over de jaren 2021 en 2022 opgelegd. Dit allemaal in afwachting van nieuwe arrest van de Hoge Raad over box 3.

Aanhouden tot arresten Hoge Raad

Euro

Op dit moment lopen er meerdere procedures bij de Hoge Raad. Centrale vraag in deze procedures is of het rechtsherstel box 3 in lijn is met het Kerstarrest. De Belastingdienst houdt de bezwaren box 3 nu aan en legt geen definitieve aanslagen met box 3-inkomen op om te voorkomen dat iedere belastingplichtige met box 3-inkomen zelf moet procederen. Na de arresten van de Hoge Raad handelt de Belastingdienst dit verder af.

Let op: er zijn uitzonderingen

Bestaat uw box 3-inkomen alleen uit bank- en spaartegoeden, dan houdt de Belastingdienst uw definitieve aanslag of bezwaar niet aan. Het forfaitair rendement over bank- en spaartegoeden is immers (nagenoeg) gelijk aan het werkelijk genoten rendement. De vraag of het rechtsherstel box 3 in lijn is met het Kerstarrest speelt in zulke gevallen daarom niet.

Definitieve aanslagen inkomstenbelasting met box 3-inkomen voor de jaren tot en met 2020 worden niet aangehouden. De Belastingdienst legt voor die jaren dus wel definitieve aanslagen op, ook als daar box 3-inkomen in opgenomen is.

Als u de Belastingdienst in gebreke stelt vanwege overschrijding van de wettelijke termijn waarbinnen hij normaal moet beslissen op uw bezwaar, wordt uw bezwaar ook niet aangehouden. Het wordt dan afgehandeld in lijn met de wet rechtsherstel box 3. Dit betekent waarschijnlijk dat uw bezwaar wordt afgewezen. U moet dan zelf in beroep bij de rechtbank om uw rechten veilig te stellen. 

Tip! Het advies is daarom om de Belastingdienst niet in gebreke te stellen.

Rechtspositie blijft gelijk

Uw rechtspositie blijft door het aanhouden van de bezwaren gelijk. Als u het niet eens bent met de afhandeling na de arresten van de Hoge Raad, kunt u alsnog in beroep bij de rechtbank. Dat geldt ook voor het aanhouden van de definitieve aanslag. Bent u het daar straks niet mee eens, dan kunt u bezwaar maken en daarna in beroep.

Voorlopige aanslagen

De Belastingdienst legt wel voorlopige aanslagen met box 3-inkomen op. Dit betreft zowel voorlopige aanslagen waaruit een teruggaaf volgt, als voorlopige aanslagen waaruit een te betalen bedrag volgt. 

Let op! Als u een verzoek doet tot herziening van de voorlopige aanslag of als u in bezwaar komt tegen een afwijzing van zo’n verzoek, dan houdt de Belastingdienst dit aan totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan.

Wel in bezwaar tegen definitieve aanslag!

Ontvangt u een definitieve aanslag met box 3-inkomen, bijvoorbeeld over het belastingjaar 2020? Dan kunt u niet afwachten, maar moet u in bezwaar om uw rechten veilig te stellen. Dit bezwaar zal de Belastingdienst vervolgens aanhouden in afwachting van de arresten van de Hoge Raad.

Let op! Het is nog onbekend wanneer de Hoge Raad uitspaak doet. Uiteraard houden wij u op de hoogte.

Vragen?

Heeft u vragen over uw eigen specifieke situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

BMKB-regeling met vier jaar verlengd

De Borgstellingsregeling voor mkb-kredieten, de BMKB-regeling, wordt met vier jaar verlengd tot 1 juli 2027. Dit geldt ook voor de BMKB-Groenregeling. Dit heeft het kabinet bekendgemaakt, na evaluatie van de regeling.

BMKB-regeling

Euro

Vooral voor ondernemers met onvoldoende onderpand, kan de BMKB-regeling uitkomst bieden. Via de BMKB-regeling stelt de overheid zich garant voor een deel van een bij een financier afgesloten lening. 

De regeling is alleen toegankelijk voor bedrijven met niet meer dan 250 werknemers (fte’s) en een jaaromzet tot € 50 miljoen of een balanstotaal tot € 43 miljoen.

Ook BMKB-Groen verlengd

Sinds november 2022 bestaat er ook een aparte BMKB-regeling, de BMKB-Groen, die bedoeld is voor verduurzamingsinvesteringen. Het is een variant op de reguliere BMKB-regeling voor ondernemers. De BMKB-Groenregeling is toepasbaar op bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Energielijst, op overige middelen verbonden aan energie-investeringen en op de aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar tenminste energie-label C. Ook deze regeling wordt met vier jaar verlengd tot 1 juli 2027.

Minder provisie?

Behalve een verlenging van de BMKB-regelingen gaat een onafhankelijk expert advies uitbrengen of het mogelijk is de provisie, die bij een dergelijke financiering komt kijken, te verlagen. Financiers zijn bij het afsluiten van een BMKB-krediet nu namelijk nog een provisie verschuldigd aan de RVO (Rijksdienst voor Ondernemen) die kan oplopen tot 8,35%.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter biedt duidelijkheid over correctiebeleid fiscus

Bij een onjuiste aangifte kan de fiscus hiervan afwijken en een correctie opleggen. Om frustratie over geringe correcties te voorkomen, hanteert de fiscus een zogenaamd correctiebeleid. Wat houdt dit beleid in?

Correctiebeleid

Juridisch

Het correctiebeleid komt er in beginsel op neer dat correcties bij de aangifte niet worden opgelegd als het te betalen bedrag niet meer dan € 225 bedraagt. De drempel bij een inkomenscorrectie bedraagt € 500. Negatieve correcties in het voordeel van de belastingplichtige worden altijd doorgevoerd. Bij navorderingen gaat het om een inkomenscorrectie van € 1.000 c.q. een te betalen belastingbedrag van € 450.

Eén of beide voorwaarden?

In een zaak bij het gerechtshof Amsterdam had de inspecteur een correctie aangebracht betreffende opgevoerde zorgkosten. De inspecteur liet een bedrag van € 623 minder in aftrek toe, waardoor de belastingplichtige € 167 meer aan belasting moest betalen. Die was van mening dat slechts aan één van de gestelde voorwaarden voldaan hoefde te worden om gebruik te kunnen maken van het correctiebeleid, en stapte naar de rechter.

Redelijke uitleg

De rechters waren het met de belastingplichtige eens en beslisten dat het verschil van € 167 niet betaald hoefde te worden. Volgens het gerechtshof was uit de tekst en strekking van de notitie inzake correctiebeleid niet op te maken dat bij een inkomenscorrectie meer dan € 500 en een te betalen bedrag tot € 225 er toch gecorrigeerd wordt. Een redelijke uitleg leidde er volgens het Hof juist toe dat dit niet de bedoeling was.

Let op! Als u inspeelt op het correctiebeleid of er bij herhaling gebruik van probeert te maken, kan de fiscus het correctiebeleid achterwege laten en ook onder genoemde grenzen corrigeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline Gecombineerde opgave naar 15 juni!

Agrariërs krijgen een maand langer de tijd om de Gecombineerde opgave in te dienen. De Gecombineerde Opgave moet nu uiterlijk op 15 juni 2023 zijn ingeleverd. Dit heeft minister Adema van Landbouw in een brief aan de Tweede Kamer laten weten.

De agrarische belangenorganisaties LTO en NAJK hadden het uitstel bepleit vanwege diverse moeilijkheden waarmee de Gecombineerde opgave dit jaar vergezeld gaat.

Gecombineerde opgave

Tractor

Met de Gecombineerde opgave moeten agrariërs gegevens doorgeven voor de Landbouwtelling, de Meststoffenwet, meldt men zich aan voor GLB-regelingen, vraagt men de brede weersverzekering aan en meldt men fosfaatdifferentiatie aan. De Gecombineerde opgave bevat dit jaar ook een aantal nieuwe elementen.

Geen sancties

Vanwege deze nieuwe elementen en nieuwe voorwaarden zullen er dit eerste jaar in principe nog geen sancties worden opgelegd en krijgen overtreders alleen een waarschuwing. Ook zal het mogelijk zijn om administratieve fouten te herstellen tot 30 november 2023, zonder dat sancties volgen.

Ondersteuning RVO

De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo) voert de regeling uit. Er staat ook een groot team van medewerkers bij de RVO klaar om agrariërs te ondersteunen. Volgens de RVO zal het uitstel met een maand geen uitvoeringstechnische problemen opleveren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer bent u starter voor de NOW?

Er bestaan voor starters specifieke regels inzake de NOW. Maar wanneer wordt u als starter aangemerkt en wat is daarvoor bepalend? Rechtbank Amsterdam gaf onlangs het antwoord. Daaruit blijkt dat niet altijd de datum van inschrijving bij de Kamer van Koophandel bepalend is.

NOW

Laptop

Ondernemers met personeel die tijdens de coronacrisis forse omzetverliezen boekten, konden via de NOW (Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid) financiële steun krijgen van de overheid. Voor starters golden speciale regels, omdat de steun onder andere afhankelijk was van de omzet in een bepaalde periode in het verleden, de referentieperiode.

Aanvang bedrijfsuitoefening?

Voor de referentieperiode is bij starters de aanvang van de bedrijfsuitoefening van belang. In dit geval was het betreffende bedrijf al in 2019 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KVK), maar begon het pas vanaf januari 2020 omzet te genereren. Tot die tijd had het alleen innovatieve werkzaamheden verricht, het ontwikkelen van een digitaal juridisch platvorm.

Datum inschrijving KVK uitgangspunt

De rechtbank is van mening dat de datum van inschrijving bij de KVK uitgangspunt is voor het bepalen van de datum van de aanvang van de bedrijfsuitoefening. Hiervan kan echter worden afgeweken, als op basis van objectief bepaalbare feiten en omstandigheden een andere datum aannemelijk is.

Let op! Het bedrijf heeft hiervoor wel zelf de bewijslast.

Aannemen personeel

Volgens de rechtbank was niet het commercieel aanbieden van het ontwikkelde platvorm het startmoment, maar in dit geval het moment waarop personeel werd aangenomen. Het bedrijf ontwikkelde namelijk zelf het platvorm en had hiervoor personeel in dienst genomen. Dit moment week echter wel af van de inschrijvingsdatum bij de KVK, zodat ook de referentieperiode wijzigde. 

Het UWV werd dan ook opgedragen de toegekende NOW te herzien.

Posted in Niet gecategoriseerd

Europese Commissie keurt TEK-regeling goed

De Europese Commissie heeft de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) goedgekeurd. Dit betekent dat de regeling volgens de geldende voorwaarden kan worden uitgevoerd. De TEK-regeling werkt met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2022.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK)

Fabriek

De TEK is bedoeld als tegemoetkoming in de sterk gestegen energiekosten voor mkb-bedrijven die relatief veel energie verbruiken. Dit betekent dat bedrijven voor de TEK minstens 7% van hun omzet aan energiekosten kwijt moeten zijn, de zogenaamde energie-intensiteitseis. Er gelden nog meer voorwaarden voor de TEK

Wat krijgt u uitgekeerd?

Heeft u recht op de TEK? Dan ontvangt u in eerste instantie een voorschot op uw subsidie van 35%. Er wordt gewerkt met een minimumprijs van € 1,19 per kuub gas en € 0,35 per kWh elektra en met een maximumprijs van € 3,19 respectievelijk € 0,95. De TEK vergoedt maximaal 50% van het verschil en bedraagt maximaal € 160.000. Op de site van RVO.nl vindt u diverse rekenvoorbeelden.

Aanvragen

De TEK kan tot 2 oktober 2023 17.00 uur worden aangevraagd voor de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. Aanvragen kan via RVO.nl.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bewijslast in WOZ-zaken, hoe zit dat nu?

Als het goed is, heeft u uw nieuwe WOZ-waardes voor 2023 weer ontvangen. Maar wie moet eigenlijk bewijzen dat die waarde klopt, hoe gaat dat dan en wat vond de rechter nog onlangs?

WOZ-waarde

Woning

De WOZ-waarde is nodig voor het vaststellen van de aanslag onroerende zaak belasting (OZB). De WOZ-waarde wordt daarnaast gebruikt voor tal van andere belastingen, zoals voor het vaststellen van het eigenwoningforfait bij de aangifte inkomstenbelasting.

Bewijslast gemeente

De bewijslast dat de vastgestelde WOZ-waarde juist is, rust op de gemeente. Die hoeft niet alle panden te taxeren, maar maakt voor woningen meestal gebruik van recente verkoopcijfers en bij bedrijfspanden ook van cijfers omtrent de huuropbrengst en andere waarderingsmethodes.

Wat bij bezwaar?

Als u in bezwaar gaat tegen uw WOZ-beschikking, zult u argumenten moeten aanvoeren waarom die waarde niet klopt. Zo kunt u bijvoorbeeld aangeven dat er sprake is van achterstallig onderhoud of van parkeeroverlast in uw straat.

Informatiebeschikking

Onlangs kwam een zaak voor de rechter waarbij de gemeente had verzocht om nadere informatie inzake de WOZ-waarde van een woning. De bewoner had bezwaar aangetekend tegen de WOZ-waarde, waarna de gemeente gevraagd had om informatie over de woning te verstrekken. Toen een reactie uitbleef, werd de bewoner via een informatiebeschikking verzocht om door middel van foto’s inzicht te geven in de toestand van de woning. De bewoner weigerde en bracht de zaak voor de rechter.

Corona

De rechter stelde de gemeente in het gelijk. De gemeente had namelijk aangegeven dat ook contact kon worden opgenomen om een andere vorm van informatieverstrekking te bespreken als de bewoner geen foto’s wilde of kon leveren. Ook was gegarandeerd dat de foto’s alleen in het kader van de WOZ zouden worden gebruikt. Dat de bewoner de gemeente had uitgenodigd voor een inpandige opname, baatte hem niet vanwege het destijds heersende coronavirus. Contacten werden in verband hiermee op dat moment namelijk zoveel mogelijk voorkomen, onder andere via lockdowns.

Toegang weigeren?

Als een gemeente uw pand vanwege de WOZ wel wil betreden, kunt u dit niet weigeren. Daarbij geldt dat binnentreden van een woning bij weigering van de bewoner alleen kan met een speciale machtiging. Dit is voor een niet-woning, zoals een kantoor of winkel, niet vereist. Bij weigering zal de gemeente het meestal echter niet zover laten komen en u waarschijnlijk een informatiebeschikking opleggen. Weigert u ook dan de gevraagde informatie te verstrekken, dan wordt de bewijslast omgedraaid en mag u bewijzen dat de WOZ-waarde te hoog is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie energieadviseur weer aan te vragen

Ondernemers kunnen weer subsidie aanvragen voor adviezen op het gebied van energiebesparing, de Subsidieregeling Verduurzaming MKB. Een advies kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een mogelijke investering van LED-verlichting of zonnepanelen. Deze subsidie is dus alleen beschikbaar voor het mkb.

Subsidieregeling Verduurzaming MKB (SVM)

Administratie

Met de SVM kunnen mkb-ondernemers een vergoeding krijgen voor de inhuur van een energieadviseur voor een energieadvies op maat en voor hulp bij het uitvoeren van het advies. De SVM is niet bedoeld voor de investeringen zelf. Daarvoor zijn vaak andere regelingen beschikbaar, zoals de energie-investeringsaftrek. 

Omvang subsidie

Het subsidiebedrag voor het SVM-advies bedraagt 80% van de advieskosten met een minimaal bedrag van € 400 en een maximaal bedrag van € 750. Het maximale subsidiebedrag voor advies én ondersteuning samen bedraagt € 2.500. 

Voorwaarden

De subsidie kent tal van voorwaarden. Zo moet u een of meer bedrijfspanden bezitten of huren, of een ruimte erin. U mag verder niet onder de wettelijke besparingsplicht vallen. De voorwaarden zijn dit jaar verscherpt. Zo moet de energieadviseur tenminste twee jaar ervaring hebben met het adviseren van mkb-ondernemers over energiebesparing en verduurzaming. DE SVM kent nog meer voorwaarden.

Aanvragen

U kunt de subsidie online aanvragen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Dit kan tot 30 september 2023 17.00 uur. U heeft eHerkenning nodig op minstens niveau eH2+. Ook uw adviseur kan de subsidie aanvragen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Digitale berichtgeving naheffing parkeerbelasting is voldoende

Als u ermee instemt, kunt u post van de overheid veelal digitaal ontvangen. Betreft het een naheffing parkeerbelasting, dan is het voldoende als deze digitaal aan u bekend is gemaakt. Dit moet wel aannemelijk zijn.

Naheffing parkeerbelasting niet ontvangen

Laptop

Onlangs bracht een belastingplichtige zijn zaak voor de rechter, omdat hij aanmaningskosten moest betalen voor een naheffing parkeerbelasting. Naar eigen zeggen had hij zich niet voor digitale communicatie met de gemeente aangemeld en had hij de naheffing helemaal niet ontvangen.

MijnOverheid

Talloze gemeentes en andere overheidsorganen communiceren tegenwoordig digitaal met de burger via MijnOverheid. In bovengenoemde zaak was de naheffingsaanslag parkeerbelasting digitaal verstuurd via MijnOverheid. Omdat door degene aan wie de naheffing was opgelegd ontkend werd dat hij deze had ontvangen, onderzocht de rechtbank de aannemelijkheid ervan.

Bezwaar

Uit de stukken bleek dat twee dagen voordat de naheffing was opgelegd, belanghebbende al bezwaar tegen de naheffing had gemaakt. Dit was afgewezen en hiertegen was geen beroep ingesteld. Voor de rechtbank stond dan ook vast dat belanghebbende de naheffing wel degelijk tijdig had ontvangen. Het is namelijk bekend dat naheffingen vaak al worden verstuurd vóór de datum van de dagtekening.

Aanmaningskosten terecht

Nu vast stond dat de naheffing tijdig was ontvangen en dat het hiertegen ingediende bezwaar was afgewezen, stond de naheffing vast. Aangezien deze niet tijdig betaald was, was ook de aanmaning terecht verzonden en waren ook de hieraan verbonden aanmaningskosten terecht berekend. De rechtbank stelde de gemeente dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Alternatieve financieringsvormen 2023

Voor mkb-bedrijven is het niet eenvoudig om geld te lenen bij een bank. Gelukkig is er een nieuwe financieringsmarkt ontstaan, een markt die complementair kan zijn aan de zo vertrouwde bancaire financiering. Daarnaast biedt ook de overheid u soms nog extra financieringshulp. Welke alternatieve mogelijkheden zijn er?

Private financiering

Team

Welke ondernemer kent ze niet: de private financiers. Of het nu familie, vrienden of zakenrelaties zijn, voor velen zijn ze bij de start van een bedrijf onmisbaar om aan aanvullend kapitaal of een geldlening te komen. Een fiscaal voordeel van private financiering kan zich voordoen als de door uw bedrijf betaalde en aftrekbare rente lager is dan het forfaitair vastgestelde rendement in box 3. Toch biedt dit persoonlijke netwerk niet altijd uitkomst. Naarmate de financieringsbehoefte, de risico’s, de omvang en complexiteit van uw plannen toenemen, zult u sneller op zoek moeten naar andere financieringsvormen, als alternatief of aanvullend. De particuliere financieringsmarkt kent een breed palet aan potentiële geldschieters.

Tip! Denk bij alternatieve financieringsbronnen ook aan leverancierskrediet, hypotheekbanken, leasemaatschappijen, huur en factoring. Voor uw liquiditeitspositie het overwegen waard!

Business angels

Deze ‘angels’ worden ook wel informal investors genoemd. Het zijn veelal particulieren en voormalig ondernemers die, al dan niet verenigd, hun kennis, ervaring, netwerk en kapitaal inzetten voor startende of jonge, veelal innovatieve ondernemingen. Voor deze investeerders draait het om een goed plan en geloof in de ondernemer. Wat ze ook hebben, is de wil om risicodragend te investeren. De ondernemer ontvangt risicokapitaal. De informal investor krijgt een aandeel in de zeggenschap, het eigendom of de winst van de onderneming.

Tip! Informeer ook naar initiatieven van business angels en bijeenkomsten bij u in de regio of daarbuiten. Zij brengen ondernemers en investeerders bij elkaar.

Private equity

Investerings- en participatiemaatschappijen, ook wel private equity genoemd, zijn doorgaans private maatschappijen waarin kleinere en grotere beleggers en/of investeerders zijn verenigd. Zij kunnen zorgen voor het benodigde risicodragend vermogen dat u als ondernemer nodig heeft om bij andere financiers met succes uw kredietbehoefte te regelen. Risicodragend vermogen kan worden verstrekt in de vorm van zowel aandelenkapitaal als een (achtergestelde) lening. De drijfveer van private equity is rendement!

Kredietunie: een financieringsvorm in een coöperatief jasje

De kredietunie is een coöperatieve kredietvereniging van mkb-ondernemers. Doel van een kredietunie is om via een gemeenschappelijke kas geld uit te lenen aan collega-ondernemers binnen een sector of regio. Zowel kredietgevers als kredietnemers zijn lid en mede-eigenaar van de coöperatie. De kredietunie heeft geen winstoogmerk en wil voorzien in het verlenen van krediet tot € 250.000. Onder voorwaarden zijn hogere bedragen ook mogelijk. Verliezen en levende have worden in het algemeen niet door een kredietunie gefinancierd.

Crowdfunding

Deze financieringsvorm wint snel aan populariteit. Het is een internetmarktplaats voor financiering. Hoe werkt het? De ondernemer plaatst het idee of plan op een van de crowdfundingplatforms en doet een beroep op meerdere particuliere investeerders om te financieren. De kredietvraag, rente en looptijd bepaalt u zelf. Wilt u de geldverschaffers in ruil voor hun inleg aandelen in het bedrijf of een percentage van de omzet of winst aanbieden, dan kan dat ook. Investeerders kunnen inschrijven tot de inschrijving vol is, waarna uw financiering rond is!

Let op! De regelgeving voor alternatieve financieringsvormen staat nog in de kinderschoenen. Controleer of het crowdfundingplatform beschikt over een AFM-vergunning!

Overheid als cofinancier

Met de helpende hand van de overheid heeft u als ondernemer meer kans van slagen om bij kredietinstellingen een lening te kunnen afsluiten. Ook al zijn uw plannen en de financiële vooruitzichten nog zo goed, zonder voldoende zekerheden zult u de kredietaanvraag al snel zien stranden. Vandaar dat de overheid diverse regelingen in het leven heeft geroepen om de toegang tot de kredietmarkt te vergemakkelijken. Deze regelingen zijn veelal voorzien van soepeler voorwaarden.

Borgstelling MKB-Kredieten (BMKB)

Voor ondernemers met een financieringsbehoefte, maar onvoldoende onderpand, kan de BMKB uitkomst bieden. Deze is bedoeld voor bedrijven met niet meer dan 250 werknemers (fte’s) in dienst en een jaaromzet tot € 50 miljoen of een balanstotaal tot € 43 miljoen. De kredietregels inzake omvang, aflossing en looptijd zijn afhankelijk van het bestedingsdoel en type onderneming. Voorwaarde is wel dat de toekomstperspectieven gunstig zijn en de kredietverstrekker een aanvraag hiervoor indient. In de reguliere regeling betreft het borgstellingskrediet 50% van het krediet dat de bank verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van dit borgstellingskrediet. De BMKB is verruimd tot en met 1 juli 2023. Bedrijven met een kredietbehoefte tot € 266.667 kunnen driekwart financieren met BMKB-krediet en dus niet maximaal de helft van de kredietverstrekking. Verder is het maximum van het BMKB-krediet tijdelijk verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5 miljoen. 

Ook is de BMKB verruimd voor investeringen inzake verduurzaming, de BMKB-G (Groen). Deze verruiming is bedoeld voor mkb-ondernemingen met maximaal 250 personeelsleden. Met deze verruiming is de omvang van het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50 naar 75% van het kredietbedrag. De regeling is toepasbaar op:

  • Bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar ten minste Label C

Bent u nog geen drie jaar als ondernemer actief, dan is er voor u de Starters BMKB. U kunt via deze regeling maximaal € 266.667 aan krediet krijgen, terwijl de overheid zich garant stelt voor 67,5% van het krediet.

Tip! Vraag de bank (of de niet-bancaire financierder) bij uw kredietaanvraag of u in aanmerking komt voor de BMKB!

Innovatiekrediet

Heeft u een innovatief idee, maar ontbreken alleen de middelen nog om verder te investeren, dan biedt wellicht het Innovatiekrediet uitkomst. Hiermee kunnen veelbelovende innovatietrajecten worden gefinancierd. Het is een risicodragend krediet. Het krediet voor klinische ontwikkelingsprojecten bedraagt maximaal € 5 miljoen; voor technische ontwikkelingsprojecten bedraagt het krediet maximaal € 10 miljoen.

Microkrediet

Veel ondernemers zijn al geholpen met een relatief gering krediet. Maar het risicoprofiel belemmert de toegang tot een bankkrediet. Denk dan eens aan microfinanciering. Op dit moment bedraagt het kredietplafond € 50.000 en de rente 9,75%. Daarnaast betaalt u een bedrag aan behandelkosten, dat kan oplopen tot maximaal € 750. Voor ondernemers met een zogenaamde sociale doelstelling bedraagt de rente 7,75%. De regeling staat open voor startende en bestaande ondernemers in het midden- en kleinbedrijf en wordt uitgevoerd door Qredits Microfinanciering Nederland. Qredits komt alleen in beeld als de bank uw kredietaanvraag heeft afgewezen.

MKB-krediet

Sinds enkele jaren biedt Qredits ook het MKB-krediet aan. Dit is een zakelijke lening aan startende en bestaande ondernemers in het mkb van minimaal € 50.000 en maximaal € 250.000. Deze lening is er speciaal voor ondernemers die een financiering nodig hebben en hiervoor niet bij een bank terechtkunnen. Er geldt wel een aantal voorwaarden. De rente varieert van 8,75 tot 9,75%. Voor ondernemers met een zogenaamde sociale doelstelling bedraagt de rente 7,75%.

Voor bestaande ondernemers die onverwachts extra geld nodig hebben voor hun bedrijf is er het flexibel krediet. Je betaalt daarbij alleen rente over het opgenomen bedrag van je lening. Het maximum bedraagt € 25.000 en de rente bedraagt 1,2% per maand over het opgenomen bedrag. Speciaal voor de financiering van zakelijk onroerend goed biedt Qredits een hypothecair krediet.

Vroegefasefinanciering

Bent u ambitieus, groeit uw onderneming in de komende periode substantieel in omvang en wilt u onderzoeken of uw idee kans van slagen heeft op de markt, dan is de Vroegefasefinanciering misschien iets voor u. Met een lening uit deze financieringsvorm kan de overheid u ondersteunen om uw idee van de planfase naar de startfase te brengen. Uiteraard moet u de lening, inclusief 7,56% (per 1 januari 2023) rente, terugbetalen. Meer informatie vindt u op RVO.nl.

Groeifaciliteit

Wilt u op eigen kracht groeien in Nederland of daarbuiten of wilt u een bedrijf overnemen, dan kan de Groeifaciliteit u helpen de benodigde risicodragende financiering aan te trekken. De Groeifaciliteit verschaft financiële instellingen een extra garantie, misschien net genoeg om de financiers (bank of participatiemaatschappij) over de streep te trekken. Let wel, de Groeifaciliteit is niet bedoeld voor een herfinanciering. De garantie is beperkt tot 50% van de financiering. Vanwege corona is de looptijd van deze regeling verlengd tot 1 juli 2023. Aanvragen moeten echter uiterlijk 15 juni 2023 al worden ingediend. Meer informatie vindt u op RVO.nl.

Garantie Ondernemingsfinanciering

Speciaal voor (middel)grote ondernemingen die hoofdzakelijk actief zijn in Nederland, financieel gezond zijn en toekomstperspectief hebben, is er nog de GO-regeling. Via de GO-regeling kan de bank met 50% overheidsgarantie de benodigde extra zekerheden binnenhalen. Leningen van maximaal € 150 miljoen zijn tot maximaal de helft gegarandeerd.

Tot slot

De besproken regelingen zijn slechts een selectie uit het groeiende aanbod. Wij kunnen de kansen en de valkuilen met u verkennen om uiteindelijk te komen tot een passende financieringsoplossing.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst start speciaal loket voor ANBI’s

Wie een ANBI wil oprichten, kan vanaf nu terecht op een speciale website van de Belastingdienst. Op de site vindt u veel informatie over ANBI’s. Ook biedt het loket de mogelijkheid om in contact te komen met het zogenaamde ANBI-team van de Belastingdienst.

ANBI

Euro

De afkorting ANBI staat voor Algemeen Nut Beogende Instelling. Dergelijke instellingen, ook wel ‘goede doelen’ genoemd, kennen tal van fiscale voordelen. Die gelden voor de ANBI zelf, maar ook voor degenen die de ANBI financieel willen steunen.

Speciale site

Het speciale loket is met name bedoeld voor degenen die een kleinere of middelgrote ANBI willen oprichten. De site is bedoeld om de aanvrager te helpen bij zijn aanvraag en via een praktische uitleg zaken inzichtelijker te maken.

Voordelen

Zo is een ANBI vrijgesteld van schenk- en erfbelasting voor de door de ANBI ontvangen gelden. Ook als een ANBI zelf een schenking doet, is deze schenking bij de ontvanger vrijgesteld van schenkbelasting, mits de schenking in het kader van de doelstelling van de ANBI is verricht. 

Giften aan een ANBI zijn – onder voorwaarden – aftrekbaar bij degene die de gift doet.

Eisen

Voor een ANBI gelden diverse speciale eisen. Zo mag een ANBI bijvoorbeeld geen winst maken met activiteiten die het algemeen belang dienen. Bestuursleden of gezichtsbepalende personen binnen de ANBI mogen in de afgelopen vier jaar niet veroordeeld zijn voor een misdrijf. Op de speciale site vindt u alle informatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrekpost in 2023 meestal naar partner met laagste inkomen

Fiscale partners kunnen in de inkomstenbelasting bepaalde aftrekposten naar eigen keuze aan elkaar toedelen. Vanaf 2023 is toedeling aan de partner met het laagste inkomen meestal het voordeligst.

Aftrekposten tegen 36,93%

Administratie

De volgende aftrekposten zijn in 2023 nog maar aftrekbaar tegen maximaal 36,93%:

  • aftrekbare kosten (waaronder hypotheekrente) voor de eigen woning,
  • aftrek van alimentatie, van ziektekosten en van giften.

Tip! Het aftrektarief is maximaal 36,93%. Dit betekent dat de aftrek tegen 36.93% gaat als uw inkomen in 2023 onder het 49,50%-of het 36,93%-tarief valt. Een AOW-gerechtigde betaalt tot een inkomen van € 37.149 echter een tarief van 19,03%. De aftrek gaat bij een AOW-gerechtigde daarom tot een inkomen van € 37.149 tegen 19,03% en dus niet tegen 36,93%.

Geen tariefvoordeel meer

Voor AOW-gerechtigde zou in 2023 nog een tariefvoordeel behaald kunnen worden bij toedeling van een aftrekpost aan het hoogste inkomen (mits dat inkomen hoger is dan € 37.149). Voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt, is dit voordeel vanaf 2023 verdwenen.

Tariefstructuur

Door de complexe tariefstructuur in de inkomstenbelasting, is het vanaf 2023 meestal het voordeligst om de aftrekpost toe te delen aan de partner met het laagste inkomen. In die tariefstructuur is de te betalen belasting namelijk niet alleen afhankelijk van het toegepaste tarief (in 2023 voor een niet-AOW-gerechtigde 36,93% tot € 73.031 en 49,50% vanaf € 73.031), maar ook van de heffingskortingen.

Heffingskortingen kunnen hoger zijn bij een lager inkomen. Zo daalt de algemene heffingskorting van maximaal € 3.070 vanaf een inkomen uit werk en woning van € 22.660 in 2023 met 6,095%. Vanaf een inkomen van € 73.031 bestaat dan geen recht meer op algemene heffingskorting. Voor AOW-gerechtigden daalt de ouderenkorting van maximaal € 1.835 vanaf een verzamelinkomen van € 40.888 in 2023 met 15%. Vanaf een inkomen van € 53.122 bestaat dan geen recht meer op ouderenkorting.

Meest gunstige verdeling

De afbouw van de heffingskortingen zorgen ervoor dat het meestal voordeliger kan zijn om de aftrekpost aan de partner met het laagste inkomen toe te delen. Voor AOW-gerechtigde kan dit anders als de minstverdienende partner belast wordt tegen het tarief van 19,03% (bij een inkomen tot € 37.149). De berekening welke toedeling het meest gunstig is, is niet eenvoudig. Onze adviseur zullen bij het verzorgen van uw aangifte inkomstenbelasting 2023 uiteraard de meest voordelige verdeling toepassen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schenden van privacy kan een werkgever veel geld kosten

Een werknemer spande een rechtszaak aan tegen zijn werkgever voor het schenden van zijn privacy. Het Gerechtshof stelde hem in het gelijk en veroordeelde de werkgever tot het betalen van de proceskosten en duizenden euro’s aan vergoedingen.

In dienst bij vrienden

Juridisch

Een werknemer treedt in 2019 in dienst bij een bevriend echtpaar. Na ongeveer een jaar verbreekt de werknemer het contact met zijn ouders. Zijn werkgever kent de ouders. De werknemer vraagt zijn werkgever zijn beslissing te respecteren en niet te reageren op verzoeken door zijn ouders om contact. De werknemer gaat rechtszaken aan met zijn ouders, ook wegens stalking omdat zij via zijn werkgever daadwerkelijk proberen contact te zoeken. 

Ziekmelding mondt uit in arbeidsconflict

Eerst wordt de werknemer vrijgesteld van werkzaamheden, maar later meldt hij zich ziek. De werkgever schakelt de Arbodienst in. De werkgever geeft aan het contact met de werknemer voortaan alleen nog via de casemanager van de Arbodienst te laten verlopen. Later blijkt dat de werkgever kort voor die officiële schriftelijke mededeling contact heeft gehad met de ouders van de werknemer, maar spreekt daarover niet de waarheid. De arbeidsrelatie raakt hierdoor verstoord. Dat is ook het oordeel van de bedrijfsarts, en zijn advies is mediation. Na een moeizaam traject wordt in juni 2021, bijna twee jaar na indiensttreding, de mediation als definitief mislukt beschouwd. 

Deskundigenoordeel UWV in het voordeel van werknemer

Uiteindelijk beoordeelt de bedrijfsarts de werknemer weer arbeidsgeschikt en de werkgever meldt hem hersteld. Maar het arbeidsconflict is er nog steeds. De werknemer vecht de hersteldmelding door de werkgever aan bij het UWV door een deskundigenoordeel aan te vragen. Het UWV stelt hem in het gelijk, en de werknemer krijgt in het voorjaar van 2022 een Ziektewetuitkering.

Ontslagaanvraag bij kantonrechter

De werkgever stapt daarop naar de kantonrechter voor ontbinding van het arbeidscontract en is bereid om € 4.968,75 bruto aan transitievergoeding te betalen. Daarnaast eist de werkgever ook compensatie van de proceskosten. De werknemer verzoekt de kantonrechter eveneens om ontbinding van het arbeidscontract, maar wegens een verstoorde arbeidsrelatie, de ‘g-grond’. Hij eist een geldbedrag van ruim € 500.000 aan vergoedingen en advocaatkosten.

Het vonnis is voor beide partijen teleurstellend. De kantonrechter wijst de vordering voor ontslag op g-grond toe met de toewijzing van een transitievergoeding van € 6.458,01 bruto en compensatie van de proceskosten. 

Oordeel Gerechtshof in hoger beroep

In hoger beroep stelt ook het Gerechtshof in Amsterdam de werknemer in het gelijk, maar kent een veel ruimere vergoeding toe. Volgens het Gerechtshof heeft de werkgever ernstig verwijtbaar gehandeld door de privacy van de werknemer te schenden, en daarin deels de initiator te zijn door vertrouwelijke informatie te delen met de ouders van de werknemer. Daarnaast is hij daarover niet eerlijk geweest. Vervolgens is hij alle communicatie met de werknemer uit de weg gegaan. De verstoorde arbeidsrelatie is door deze handelwijze veroorzaakt door de werkgever, aldus het Gerechtshof. De werknemer krijgt in totaal zo’n € 60.000 toegekend, het verloren salaris tijdens de conflictperiode minus de verkregen Ziektewet-uitkering. Verder wordt de werkgever veroordeeld tot het betalen van alle proceskosten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorkom intrekken betalingsregeling coronabelastingschulden

Tijdens de coronacrisis konden bedrijven ervoor kiezen om de betaling van hun belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Sinds 1 oktober 2022 moeten ondernemers deze schulden aflossen. Als zij niet aan de voorwaarden van die betalingsregeling voldoen, heeft de Belastingdienst de mogelijkheid om de betalingsregeling in te trekken. De Belastingdienst heeft daar nog even mee gewacht, maar zal binnenkort dit proces opstarten.

Flink aantal ondernemers

Portemonnee

Ruim 266.000 ondernemers moesten vanaf 1 oktober 2022 met de aflossing van de coronabelastingschulden starten. Eind maart 2023 liepen ongeveer 95.000 ondernemers achter met die aflossingen. Ongeveer 39.000 van hen liepen op dat moment ook achter op de betaling van de lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Voorwaarden betalingsregeling coronabelastingschulden

De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 in beginsel in maandelijkse, gelijke termijnen worden afgelost. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd. Voorwaarde voor de betalingsregeling is dat u zich ook aan die maandelijkse aflossing houdt. 

Andere voorwaarden zijn dat u tijdig de juiste belastingaangiften – onder meer btw en loonheffing – indient voor belastingen vanaf 1 oktober 2022, en dat u tijdig en volledig de betalingen doet die daaruit voortvloeien. 

Brief ‘Achterstanden betalingsregeling bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis’

Als u een betalingsachterstand had, dan ontving u daarover eerder al een brief van de Belastingdienst. Heeft u nu nog steeds een betalingsachterstand, dan ontvangt u vanaf 11 april 2023 de brief ‘Achterstanden betalingsregeling bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis’ (en aangifte- en betalingsverplichtingen) van de Belastingdienst. Deze brief ontvangt u als:

  • u een of meer van de termijnen van de betalingsregeling niet of niet volledig heeft betaald, en/of
  • u niet voldaan heeft aan alle aangifte- en betalingsverplichtingen voor lopende verplichtingen vanaf 1 oktober 2022.

Let op! De Belastingdienst maant u in deze brief voor de laatste keer aan om uw betalingsachterstanden in te lopen.

Achterstand zelf uitrekenen

In de brief staat niet hoe hoog uw betalingsachterstand precies is, maar wel hoe u dat kunt berekenen. Lukt u dat niet, dan kunt u hiervoor contact opnemen met de Belastingtelefoon. Het is ook mogelijk uw vraag per post te stellen. Als de Belastingdienst uw brief heeft ontvangen, worden er geen vervolgstappen ondernomen totdat uw vraag door de Belastingdienst is beantwoord. Uiteraard kunnen onze adviseurs u hierbij helpen.

Let op! Als u nog helemaal niets heeft afgelost, worden in de brief wel het aantal termijnen dat u achterloopt én uw termijnbedrag genoemd. Daarmee kunt u berekenen wat uw betalingsachterstand is.

Schuldenoverzicht ieder kwartaal

Eind maart 2023 hebben alle ondernemers met een coronabetalingsregeling een schuldenoverzicht ontvangen met de openstaande belastingaanslagen die vallen onder de betalingsregeling bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis en met de overige openstaande betalingsverplichtingen die hier niet onder vallen. Dit overzicht wordt vanaf nu elk kwartaal verstrekt.

U ontvangt dit overzicht ook als u geen betalingsachterstanden heeft. Het overzicht geeft dan ook geen inzicht in het bedrag van de betalingsachterstand, maar u heeft dit wel nodig om uw eventuele betalingsachterstand te berekenen. Hiertoe heeft u begin april 2023 ook een betalingsoverzicht ontvangen (met de titel ‘Invorderingsrente bij betalingsregeling bijzonder uitstel’), met daarin onder meer een overzicht van de betalingen die u vanaf 1 september 2022 heeft gedaan.

Intrekken betalingsregeling

In de brief ‘Achterstanden betalingsregeling bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis (en aangifte- en betalingsverplichtingen)’ die u vanaf 11 april 2023 kunt ontvangen, wordt u gemaand om binnen 14 dagen na dagtekening van de brief uw betalingsachterstand in te lopen.

Tip! De brief heeft een dagtekening in de toekomst. U heeft dus meer dan 14 dagen de tijd om te reageren. De reactietermijn verloopt hierdoor waarschijnlijk rond 6 mei 2023.

Loopt u de betalingsachterstand niet in, dan ontvangt u vanaf eind mei 2023 een beschikking van de Belastingdienst waarin de betalingsregeling wordt ingetrokken. Om invorderingsmaatregelen en bijkomende (veelal hoge) kosten te voorkomen, heeft u daarna nog 14 dagen de tijd om in een keer het hele bedrag van uw coronabelastingschuld te betalen.

Let op! Vanaf half juni 2023 start de Belastingdienst de invordering dan op.

Mogelijkheden coronabelastingschulden

Lukt het niet om aan de voorwaarden van de betalingsregeling te voldoen, dan zijn er nog mogelijkheden. Hiermee kunt u misschien voorkomen dat de Belastingdienst de betalingsregeling intrekt. Zo kunt u onder meer verzoeken de schuld in zeven in plaats van vijf jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. Tot slot kunt u ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg van zo’n verzoek is wel dat uw af te lossen maandbedragen die daarna nog volgen, hoger worden.

Let op! Voor deze mogelijkheden gelden ook voorwaarden. Onze adviseurs kunnen u hierover informeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Box 3: wat gebeurde er afgelopen maand?

Box 3 houdt de gemoederen nog volop bezig. Ook afgelopen maand verscheen weer voldoende berichtgeving. In dit artikel vindt u een overzicht.

Forfaits 2022 bekend

Euro

Zo maakte staatssecretaris Van Rij de definitieve forfaits voor bank- en spaartegoeden en schulden voor het jaar 2022 bekend. Voor het jaar 2023 worden deze definitieve forfaits pas begin 2024 vastgesteld, behalve voor de overige bezittingen. Dat forfait is al vastgesteld. 

  2022  2023 
Bank- en spaartegoeden  0,00%  0,36%* 
Schulden  2,28%  2,57% 
Overige bezittingen  5,53%  6,17% 

*Voorlopig percentage

Belastingdienst houdt box 3-bezwaren 2017-2021 aan

De Belastingdienst doet momenteel geen uitspraak op bezwaar als het bezwaar gericht is tegen de box 3-heffing voor de jaren 2017 tot en met 2021. Tot de staatssecretaris duidelijk heeft gemaakt wat de aanpak wordt van deze bezwaren, houdt de Belastingdienst deze aan.

Let op! Dat geldt niet als u in uw bezwaar ook in verweer komt tegen ander zaken dan box 3.

Uw box 3-inkomen over de jaren 2017 tot en met 2022 wordt op twee manieren berekend:

  • volgens de oude manier van box 3, waarbij wordt uitgegaan van forfaits en een fictieve verdeling van uw vermogen, en
  • volgens de nieuwe manier van het rechtsherstel box 3, waarbij wordt uitgegaan van forfaits en de daadwerkelijke verdeling van uw vermogen.

Bij de vaststelling van de box 3-heffing houdt de Belastingdienst in uw definitieve aanslag automatisch alleen rekening met de laagste uitkomst van deze twee berekeningen.

Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2021, overleg dan met onze adviseurs of bezwaar maken verstandig is. Zo kan uw werkelijk behaalde rendement bijvoorbeeld (sterk) afwijken van het door de Belastingdienst berekende box 3-inkomen. Inmiddels is ook al enige rechtspraak verschenen over de vraag of recht bestaat op verdere verlaging van de box 3-heffing als het werkelijke rendement lager is. Bezwaar maken kan daarom zinvol zijn. Doe dit wel snel, u heeft namelijk vanaf de dagtekening van de aanslag maar zes weken om een bezwaar in te dienen.

Let op! De rechtspraak ligt momenteel niet allemaal op één lijn en de Hoge Raad heeft ook nog geen oordeel uitgesproken. Voorlopig is het daarom nog niet duidelijk of u ook recht heeft op verdere verlaging van uw box 3-heffing als uw werkelijke rendement lager is dan waarmee in uw definitieve aanslag is gerekend.

Box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement pas vanaf 2027

Tot slot liet staatssecretaris Van Rij onlangs weten dat een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement op zijn vroegst vanaf 2027 kan worden ingevoerd.

Vanaf 2023 wordt box 3 geheven op basis van de Overbruggingswet box 3. Deze heffing is grotendeels gelijk aan de wijze waarop het rechtsherstel voor de jaren tot en met 2023 berekend wordt. De bedoeling was dat deze Overbruggingswet zou gelden tot en met 2025. Vanaf 2026 zou dan een box 3-heffing op basis van werkelijk rendement ingevoerd worden. Dat gaat dus niet lukken. Dit betekent dat de Overbruggingswet ook in 2026 waarschijnlijk nog van kracht is.

Let op! De verwachting is dat de Overbruggingswet box 3 nog wordt aangepast op een aantal punten. De Kamer heeft het kabinet hiertoe al meerdere malen opgeroepen, bijvoorbeeld om te onderzoeken of een fijnmaziger rendement op overige beleggingen mogelijk is (in plaats van één rendement voor deze grote diverse groep dat voor 2023 is vastgesteld op 6,17%).

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorkom belastingrente inkomsten- en vennootschapsbelasting

Als de Belastingdienst een aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting aan u oplegt met een te betalen bedrag, berekent de Belastingdienst in beginsel ook belastingrente. Deze rente bedraagt 4% voor de inkomstenbelasting en 8% voor de vennootschapsbelasting. U kunt deze belastingrente voorkomen.

Inkomstenbelasting

Mobiel

De Belastingdienst berekent geen belastingrente over uw aanslag inkomstenbelasting 2022 als u voor 1 mei 2023 uw aangifte indient. Vaak is het niet mogelijk om zo snel al uw aangifte in te dienen. U kunt dan ook voor 1 mei 2023 om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2022 vragen bij de Belastingdienst. Ook dan berekent de Belastingdienst geen belastingrente.
Let op! De belastingrente voor de inkomstenbelasting bedraagt 4%.

Vennootschapsbelasting

Over uw aanslag vennootschapsbelasting 2022 berekent de Belastingdienst geen belastingrente als u voor 1 juni 2023 uw aangifte indient. Ondanks dat dit een maand later is dan voor de inkomstenbelasting, is het ook voor de vennootschapsbelasting vaak niet mogelijk om zo snel uw aangifte in te dienen. De belastingrente kunt u ook voor de vennootschapsbelasting voorkomen door op tijd een voorlopige aanslag aan te vragen. Hiermee kunt u echter niet wachten tot 1 juni 2023. Deze voorlopige aanslag moet namelijk aangevraagd worden voor 1 mei 2023.

Tip! Overleg met een van onze adviseurs of uw aangifte vennootschapsbelasting 2022 voor 1 juni 2023 ingediend kan worden. Als dat niet mogelijk is, vraag dan voor 1 mei 2023 een voorlopige aanslag aan. Uiteraard kunnen wij u daarbij van dienst zijn.

Let op! De belastingrente voor de vennootschapsbelasting zou eigenlijk vanaf 1 maart 2023 10,5% bedragen. Het percentage is namelijk gebaseerd op de wettelijke rente voor handelstransacties. Het kabinet heeft echter laten weten de belastingrente voor de vennootschapsbelasting vooralsnog op 8% te houden.

Juiste en volledige aangifte of schatting voorlopige aanslag

Het is belangrijk dat de aangifte juist en volledig is of dat de schatting voor de voorlopige aanslag zo veel mogelijk de werkelijkheid benadert. De Belastingdienst berekent namelijk wel belastingrente als de definitieve aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting hoger is dan volgens uw aangifte of dan in uw voorlopige aanslag opgenomen. De belastingrente wordt dan berekend over het meerdere.

Let op! Als de definitieve aanslag uiteindelijk lager is, vergoedt de Belastingdienst geen rente.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen belastingkorting zonder beschikking verlies uit aanmerkelijk belang

Als u verlies uit aanmerkelijk belang lijdt, kunt u dit gedurende een bepaalde periode verrekenen met winsten uit aanmerkelijk belang. Heeft u echter geen aanmerkelijk belang meer, dan kunt u verzoeken uw verlies om te zetten in een belastingkorting. Daarvoor is wel vereist dat uw verlies uit aanmerkelijk belang bij beschikking is vastgesteld.

Verlies uit aanmerkelijk belang

Rekenmachine

U kunt bijvoorbeeld verlies uit aanmerkelijk belang lijden, als u een deel van uw aandelen onder de verkrijgingsprijs verkoopt. Verkoopt u later een deel weer met winst of keert de bv dividend uit, dan kunt u hiermee het verlies verrekenen. Heeft u geen aanmerkelijk belang meer, dan kan het verlies omgezet worden in een belastingkorting die u kunt verrekenen met inkomsten in box 1.

Let op! Als u aandelen of winstbewijzen vervreemdt, maar daarna nog voor 90% of meer belang bij de activiteiten van de bv behoudt, wordt er geen verlies in aanmerking genomen. Hetzelfde geldt als u een deel van uw aandelen of winstbewijzen vervreemdt aan uw fiscale partner of aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn. In beide gevallen wordt dit niet in aanmerking genomen verlies bij uw verkrijgingsprijs van uw aandelen opgeteld, zodat het bij latere verkoop van aandelen alsnog in aanmerking kan worden genomen.

Vaststellen verlies

Het verlies moet bij beschikking worden vastgesteld. U moet dus ook zelf uw verlies uit aanmerkelijk belang berekenen en aangeven in uw aangifte inkomstenbelasting. Het verlies wordt dan vermeld op uw aanslag.

Let op! Verliezen vanaf het jaar 2019 zijn slechts verrekenbaar met de winst uit aanmerkelijk belang van het voorafgaande jaar of van zes, op het verliesjaar, volgende jaren.

Belastingkorting

Als u geen aanmerkelijk belang meer heeft, valt er ook geen verlies uit aanmerkelijk belang meer te verrekenen. Als u dit niet verloren wilt laten gaan, kunt u verzoeken het om te zetten in een belastingkorting. De belastingkorting bedraagt dit jaar (2023) 26,9% van het verlies.

Geen beschikking dus geen korting

In een zaak die onlangs speelde voor het Hof Arnhem-Leeuwarden, moest het Hof zich uitspreken over de vraag of een beschikking nodig is om een verlies uit aanmerkelijk belang om te kunnen zetten in een belastingkorting. Rechtbank Noord-Nederland had geoordeeld dat een beschikking niet nodig was. Het Hof kwam echter tot de conclusie dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat een beschikking wel vereist is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Consequenties wet voorspelbare en transparante arbeidsvoorwaarden 2023

Vanaf 1 augustus 2022 gelden gewijzigde arbeidsrechtelijke regels. Dit is het gevolg van de implementatie van de wet die de Europese Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de wet moet implementeren. In deze advieswijzer gaan we nader in op wat dat voor u als werkgever betekent en waar u op moet letten.

Wij gaan in op:

  • Studiekostenbeding
  • Loondoorbetalingsverplichting bij oproepkrachten
  • Verbod nevenactiviteitenbeding
  • Uitbreiding informatieverplichting
  • Nieuwe opzegverboden
  • Verzoek meer voorspelbare arbeidsvoorwaarden

Studiekostenbeding

Handen schudden

Vanaf augustus 2022 is het in veel gevallen niet langer mogelijk een studiekostenbeding met een werknemer overeen te komen, inhoudende dat bij een voortijdig vertrek de werknemer gehouden is een deel van de gemaakte studiekosten terug te betalen. Voor wettelijke en bij cao verplicht door u als werkgever te verstrekken opleidingen mag geen terugbetalingsbeding worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Als een dergelijke bepaling toch in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, is deze nietig.

U bent wettelijk verplicht scholing aan de werknemer aan te bieden die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan scholing ter voorkoming van disfunctioneren van de werknemer. Ook valt te denken aan scholing die voortzetting van de arbeidsovereenkomst mogelijk maakt in het geval de functie van de werknemer komt te vervallen als gevolg van bijvoorbeeld een reorganisatie.

Er bestaat een lijst van zogeheten gereglementeerde beroepen, waarin uiteenlopende beroepen staan, zoals registerloods, deskundige asbestverwijderaar, duiker, beëdigd tolk, sportarts of fysiotherapeut. Als het beroep van de werknemer op de lijst staat, is een studiekostenbeding nog mogelijk, tenzij de betreffende opleiding voor die functie alsnog in een cao verplicht wordt gesteld. In die laatste situatie is een studiekostenbeding niet langer geldig.

Loondoorbetalingsverplichting bij oproepkrachten

Vanaf 1 augustus 2022 is sprake van een aanvullende verplichting voor werkgevers van oproepkrachten, die werken op basis van arbeidsovereenkomsten waarbij de tijdstippen waarop arbeid moet worden verricht geheel of grotendeels onvoorspelbaar zijn.

Is het merendeel van de uren onvoorspelbaar, dan kunt u de werknemer alleen verplichten om te werken op de uren waarvan u de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst schriftelijk heeft medegedeeld:

  • dat de te verrichten uren variabel zijn;
  • wat het gewaarborgde aantal betaalde uren is;
  • wat het loon is voor de uren boven de gewaarborgde uren;
  • wat de dagen en uren zijn waarop de werknemer kan worden verplicht om te werken (referentie-uren en -dagen);
  • wat de termijnen zijn waarop een werknemer kan worden opgeroepen (bij een oproepcontract zal dit vier dagen zijn).

Let op! U moet dus in die situatie expliciet in de arbeidsovereenkomst opnemen op welke dagen en tijdstippen de werknemer kan worden opgeroepen, om zodoende te voorkomen dat een werknemer de oproep mag weigeren.

Verbod nevenactiviteitenbeding

Vanaf 1 augustus 2022 mag u als werkgever uw werknemer als hoofdregel niet meer verbieden buiten zijn werkrooster voor een andere werkgever te werken. Een verbod is alleen gerechtvaardigd als u een objectieve rechtvaardigingsgrond kunt aanwijzen. Onder een objectieve rechtvaardigingsgrond wordt volgens de parlementaire behandeling verstaan:

  • Gezondheid en veiligheid;
  • Bescherming van vertrouwelijkheid en bedrijfsinformatie;
  • Integriteit van overheidsdiensten;
  • Vermijden van belangenconflicten.

Bij een objectieve rechtvaardigingsgrond moet getoetst worden of het verbieden van de nevenwerkzaamheden doelmatig (passend en geschikt) en noodzakelijk (proportioneel) is om het zwaarwegende belang van de werkgever te beschermen. Daarbij worden – anders dan bij het lichtere criterium ‘zwaarwegend bedrijfsbelang’ – ook de belangen van de werknemer meegewogen. Beoordeeld moet worden of uw belang dusdanig is dat het belang van de werknemer om elders te kunnen werken daarvoor moet wijken.

Genoemde objectieve redenen hoeven niet in de arbeidsovereenkomst te worden opgenomen. Pas op het moment dat er een beroep wordt gedaan op het nevenactiviteitenbeding moeten de objectieve redenen worden onderbouwd.

Tip! U kunt een beding in de arbeidsovereenkomst opnemen waarin u aangeeft dat de werknemer gehouden is vooraf nevenactiviteiten te melden, waarbij u dan kunt aangeven of u hiervoor toestemming verleent.

De werknemer heeft immers op grond van de Arbeidstijdenwet ook een verplichting om nevenactiviteiten te melden.

Uitbreiding informatieverplichting

U bent als werkgever verplicht na indiensttreding aan uw werknemer een schriftelijke of elektronische opgave uit te reiken waarop onder andere de volgende zaken vermeld staan:

a. naam en woonplaats partijen;
b. de plaats(en) waar de werkzaamheden verricht worden, bij het ontbreken van een vaste werkplek de vermelding dat op wisselende plaatsen kan worden gewerkt;
c. de functie van de werknemer of de aard van zijn arbeid;
d. het tijdstip van indiensttreding;
e. de duur van de arbeidsovereenkomst als deze is aangegaan voor bepaalde tijd;
f. het recht op vakantie of de wijze van berekening van het recht alsmede het recht op andere verlofvormen;
g. de duur van door partijen in acht te nemen opzegtermijnen of de wijze van berekening van deze termijnen alsmede de procedure en vereisten voor opzegging voor werkgever en werknemer;
h. het loon en de termijn van uitbetaling en, indien afhankelijk van de te verrichten arbeid, de per dag aan te bieden arbeid, prijs per stuk en tijd gemoeid met de uitvoering alsmede het aanvangsbedrag van het loon, de afzonderlijke bestanddelen, wijze en frequentie van uitbetalen;
i. de gebruikelijke arbeidsduur;
j. de eventuele deelname van de werknemer aan een pensioenregeling;
k. indien langer dan vier weken buiten Nederland werkzaam: de duur, huisvesting, sociale zekerheid, geldsoort van betaling, eventuele vergoedingen en wijze van terugkeer;
l. de eventuele toepasselijkheid van een cao op de arbeidsrelatie;
m. of sprake is van een uitzendovereenkomst;
n. of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan;
o. of sprake is van een oproepovereenkomst;
p. indien sprake is van een uitzendovereenkomst: de identiteit van de inlenende onderneming;
q. duur en voorwaarden van de proeftijd;
r. het door u geboden recht op scholing (indien van toepassing);
s. identiteit sociale zekerheidsinstellingen (in Nederland is dat UWV, behoudens eventuele aanvullende verzekeringen).

Deze essentiële informatie moet als hoofdregel binnen één week na de eerste werkdag worden verstrekt. De volgende, minder essentiële zaken dienen binnen een maand na de eerste werkdag dan wel uiterlijk als de arbeidsovereenkomst eindigt, te worden verstrekt:

  • Recht op en berekening van vakantie en verlof;
  • Duur en berekening opzegtermijn en geldende ontslagprocedure voor werkgever en werknemer;
  • Eventuele deelname werknemer aan pensioenregeling;
  • Eventuele toepasselijkheid cao;
  • Of sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
  • Of sprake is van een oproepovereenkomst;
  • Eventuele rechten van de werknemer op scholing;
  • Identiteit sociale zekerheidsinstellingen.

Wat betreft punt i dient een onderscheid gemaakt te worden in voorspelbare en onvoorspelbare arbeidsvoorwaarden. Bij voorspelbare arbeidsvoorwaarden moet u de volgende informatie geven:

  • de normale dagelijkse/wekelijkse arbeidsduur;
  • de regelingen voor arbeid buiten de normale arbeidsduur;
  • het loon voor werk buiten de normale arbeidsduur;
  • regelingen voor wisselingen van diensten.

Bij onvoorspelbare arbeidsvoorwaarden moet u de volgende informatie geven:

  • het beginsel dat werktijden variabel zijn;
  • het aantal gewaarborgde betaalde uren;
  • het loon voor arbeid boven de gewaarborgde uren;
  • dagen en uren waarop de werknemer verplicht kan worden te werken;
  • termijnen voor de oproep van de arbeid.

Bij wijziging van genoemde arbeidsvoorwaarden moet u de werknemer uiterlijk op de dag dat de wijziging ingaat, daarover informeren.

Voor zover de gegevens genoemd onder a tot en met j, n, o en p al zijn vermeld in een schriftelijke arbeidsovereenkomst, kan vermelding achterwege blijven.  Aanvullende gegevens moet u verstrekken of aanvullen binnen een maand na een daartoe strekkend verzoek van de werknemer.

Tip! Bij zaken als de duur en berekening van de proeftijd, de opzegtermijnen en het recht op vakantie kan verwezen worden naar een eventuele toepasselijke cao dan wel naar titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek waar dergelijke zaken te vinden zijn. Wat betreft de verschillende verlofregelingen kan eveneens naar een eventuele toepasselijke cao worden verwezen dan wel naar de Wet arbeid en zorg.

Let op! Een elektronische opgave mag alleen met toestemming van de werknemer worden verstrekt, waarbij tevens geldt dat deze voorzien moet zijn van een elektronische handtekening.

Niet naleven informatieplicht

Als u als werkgever, ondanks een verzoek daartoe van de werknemer, niet binnen de wettelijke termijn de verplichte informatie aan de werknemer beschikbaar heeft gesteld, kan de werknemer dat alsnog via de rechter afdwingen. Als u niet of niet tijdig de verplichte informatie heeft verstrekt en de werknemer lijdt daardoor schade, dan bent u verplicht deze schade te vergoeden.

Nieuwe opzegverboden

Voor werknemers die een beroep doen op hun rechten op grond van deze wetgeving, geldt er een opzegverbod. Het gaat om de volgende opzegverboden:

  • Tijdens een door wet, cao of individuele werkgever verplichte scholing mag u de werknemer niet ontslaan. 
  • U mag een werknemer alleen ontslaan op grond van het verrichten van nevenwerkzaamheden als u een beroep op een nevenwerkzaamhedenbeding objectief kunt onderbouwen.
  • U kunt een oproepkracht niet ontslaan als deze weigert buiten de afgesproken, voorspelbare tijden te komen werken.
  • Een aanvraag van een werknemer voor meer voorspelbaar werk en zekere arbeidsvoorwaarden op basis de Wfw mag geen reden zijn voor ontslag. 
  • U mag de werknemer niet ontslaan indien deze verzoekt om informatie die u hem had moeten geven. 
  • Tot slot mag u een werknemer niet ontslaan als deze verzoekt om informatie over arbeidsvoorwaarden bij detachering naar een ander EU-land. 

Tevens geldt er een benadelingsverbod, wat betekent dat u een werknemer niet in een nadeligere positie mag plaatsen als deze een beroep doet op zijn rechten op grond van deze wetgeving. Denk bij benadeling aan zaken als het bieden van minder promotiekansen, het niet meer oproepen voor werk et cetera.

Verzoek meer voorspelbare arbeidsvoorwaarden

Een werknemer mag zijn werkgever vanaf 1 augustus 2022 verzoeken om een vorm van meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden. Denk hierbij aan een werknemer die op wisselende uren werkt en daardoor een fluctuerend inkomen heeft. In die situatie kan de werknemer verzoeken om een meer voorspelbare invulling van de te werken uren.

Een werknemer mag een dergelijk verzoek doen als hij op de gewenste ingangsdatum 26 weken in dienst is. Heeft u 10 of meer werknemers in dienst, dan moet u als werkgever binnen een maand schriftelijk en gemotiveerd beslissen op een dergelijk verzoek. Heeft u minder dan 10 werknemers in dienst, dan heeft u hiervoor drie maanden de tijd. Beslist u als werkgever niet tijdig op het verzoek, dan wordt de arbeid conform het verzoek van de werknemer aangepast. Dit betekent dat een werknemer met een nulurencontract u kan verzoeken om een vaste omvang van 15 uur in de week. Reageert u hier niet tijdig schriftelijk en gemotiveerd op, dan wordt het nulurencontract omgezet in een contract voor 15 uur per week.

Uw beoordelingskader als werkgever is niet zo strikt of beperkt als bij een verzoek om de arbeidsduur aan te passen. Bij een verzoek om meer transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden heeft u namelijk alleen een ‘duty to consider’. Er geldt geen norm en er zijn geen criteria waaraan het verzoek moet worden getoetst. Dit geeft u de vrijheid het verzoek af te wegen, waarbij u het ook onderbouwd kunt afwijzen.

Een werknemer mag een dergelijk verzoek, behoudens onvoorziene omstandigheden, maar één keer per jaar indienen.

De bepaling geldt overigens niet voor huishoudelijk personeel dat op minder dan vier dagen per week werkzaam is ten behoeve van een natuurlijk persoon.

Let op! Als u nalaat in actie te komen, dan wordt het verzoek van de werknemer geacht te zijn toegewezen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe maatregelen voor de arbeidsmarkt

Minister van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een pakket aan maatregelen gepresenteerd om de arbeidsmarkt vlot te trekken. Het pakket is bedoeld om werkenden meer inkomenszekerheid te bieden en om ondernemers meer flexibiliteit te geven. Zelfstandigen moeten zich bij tegenslag beter beschermd weten.

Zekerheid voor werkenden

Handen wassen

Het vaste contract moet weer de norm worden. Dit betekent onder meer dat nulurencontracten worden verboden. Werknemers met een oproepcontract dienen een vast basiscontract te krijgen voor het aantal uren waarvoor ze ten minste standaard worden ingeroosterd. Dit moet hun een stuk zekerheid gaan bieden. Ook uitzendkrachten krijgen dan sneller een contract met meer zekerheid.

Onderbrekingstermijn naar vijf jaar

De onderbrekingstermijn na drie tijdelijke contracten wordt opgerekt van zes maanden naar vijf jaar. Pas na vijf jaar mag de werkgever een nieuw contract aanbieden. Draaideurconstructies worden hierdoor een halt toegeroepen.

Verplichte AOV

Zelfstandigen krijgen te maken met een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het kabinet verkent de mogelijkheid van een ‘opt-out’. Dat wil zeggen de optie om uit de publieke verzekering te stappen als de zelfstandige een private verzekering afsluit met ten minste dezelfde dekking en premie als de publieke variant. Het doel van de opt-out is dat zelfstandigen de keuze hebben om zelf te bepalen welke verzekering voor hen passend is, zodat deze tegemoetkomt aan de verzekeringsbehoefte die de zelfstandige heeft.

Verlenging IOW

De Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW) wordt nogmaals met een periode van vier jaar verlengd. Deze wet verstrekt aan werknemers die ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, aansluitend aan de verlengde WW- of de WGA-uitkering, een uitkering op bijstandsniveau zonder een partner- en vermogenstoets.

Flexibiliteit voor ondernemers

Ondernemerschap moet worden gestimuleerd, ook als het gaat om kleine organisaties. De re-integratie van zieke werknemers zal zich in het tweede ziektejaar primair richten op re-integratie in spoor 2, dus bij een andere werkgever. Hierdoor krijgen kleine en middelgrote werkgevers (tot en met 100 werknemers) al na één ziektejaar van een werknemer duidelijkheid over de mogelijkheid van duurzame vervanging van deze medewerker, zodat zij hun bedrijfsvoering kunnen voortzetten. 

Crisisregeling

Werkgevers die te maken krijgen met een crisis of calamiteit die buiten het reguliere ondernemersrisico valt (denk aan de coronacrisis), kunnen een beroep doen op de Crisisregeling Personeelsbehoud (voorheen Deeltijd WW). Die regeling maakt het mogelijk dat werknemers maximaal zes maanden op een andere plek in het bedrijf kunnen werken of tijdelijk minder gaan werken met behoud van hun WW-rechten. Verlenging van deze regeling is niet mogelijk. 

Minder werk?

De werkgever kan ervoor kiezen werknemers minimaal 20% minder te laten werken. Over het aantal niet-gewerkte uren wordt 80% loon betaald, waarbij het totale loon niet meer dan 10% mag dalen. Ook mag het inkomen van de werknemer niet lager zijn dan het wettelijk minimumloon. Als de werkgever hiervoor kiest, kan deze een tegemoetkoming van 60% voor de loonkosten van de niet-gewerkte uren aanvragen.

Wijziging WW-premie

Ook ten aanzien van de WW-premie komen er wijzigingen. Zo worden bij grote vaste contracten van minimaal 30 uur (thans: 35 uur) de kosten in de WW-premie voor overwerk beperkt. Het vaste basiscontract gaat onder de lage WW-premie vallen.

Let op! Dit pakket aan maatregelen moet nog verder worden uitgewerkt en voorgelegd worden aan de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Aandachtspunten verzuim 2023

Bij verzuim als gevolg van ziekte komt een hoop kijken. U moet als werkgever weten aan welke wet- en regelgeving u gebonden bent. Wat moet u regelen, wanneer en door wie? Wat regelt u zelf en wat besteedt u uit? En hoe zit het met het salaris, uitkeringen en overige financiële zaken? Deze aspecten komen hier aan bod.

Het proces: wat, wanneer en door wie

Medisch

Contract arbodienstverlening

De Arbowet verplicht bedrijven zich deskundig te laten ondersteunen bij het arbo- en verzuimbeleid. Dit kan door een arbodeskundige (zogeheten maatwerkregeling; onder voorwaarden bepaalt de werkgever zelf door wie hij zich laat ondersteunen) of door een arbodienst.

Vangnetregeling

Schakelt u een arbodienst in, dan spreken we over een zogeheten vangnetregeling. U sluit dan een contract af met een gecertificeerde arbodienst.

Tip! Op de website www.sbca.nl is terug te vinden of een arbodienst gecertificeerd is.

Een arbodienst heeft de volgende taken:

  • het toetsen van de Risico-inventarisatie en Evaluatie (RI&E)
  • deskundige begeleiding bij ziekte
  • het aanbieden van een (periodiek) arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO)
  • het zo nodig verrichten van aanstellingskeuringen
  • het bieden van een preventieve consultatiemogelijkheid van de bedrijfsarts

Iedere arbodienst moet beschikken over een bedrijfsarts. Deze bedrijfsarts heeft recht op overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. Ook heeft hij het recht de werkplek te bezoeken. Verder dient hij beroepsziekten te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. De bedrijfsarts moet zich niet alleen bezighouden met de ziekteverzuimbegeleiding en de re-integratie, maar ook met preventie: voorkomen dat er uitval plaatsvindt.

Maatwerkregeling

Bij de keuze voor een maatwerkregeling moet er ten minste één bedrijfsarts beschikbaar zijn voor verzuimbegeleiding, de PAGO en aanstellingskeuringen. De maatwerkregeling kan alleen worden toegepast na verkregen instemming van de ondernemingsraad (or) of de personeelsvertegenwoordiging (PVT) en geldt dan voor een periode van vijf jaar.

Let op! Iedere arbodienstverlener dient te beschikken over een klachtenregeling.

Bedrijfsarts of arboarts?

Een bedrijfsarts is niet hetzelfde als een arboarts. De titel bedrijfsarts is namelijk een wettelijk beschermde titel. De bedrijfsarts kan tuchtrechtelijk worden aangesproken. Bedrijfsartsen zijn in het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) opgenomen als ‘arts’ met als specialisme ‘arbeid en gezondheid – bedrijfsgeneeskunde’. Het BIG-register is door iedereen te raadplegen (www.bigregister.nl). Iedere zorgverlener is verplicht zijn BIG-nummer actief bekend te maken, zodat deze makkelijk in het BIG-register kan worden gevonden. Alleen wie in het BIG-register staat, mag een beschermde beroepstitel voeren en mag de bij het beroep horende voorbehouden handelingen zelfstandig uitvoeren. Vanwege een tekort aan bedrijfsartsen besteedt de bedrijfsarts taken uit aan andere professionals. We spreken dan van taakdelegatie. Hij blijft echter zelf eindverantwoordelijke. Bepaalde taken, zoals het opstellen van een probleemanalyse en het eindoordeel bij de WIA-aanvraag, moet hij zelf uitvoeren.

Second opinion

U bent als werkgever verplicht om een werknemer die het niet eens is met het oordeel van de bedrijfsarts op het gebied van de verzuimbegeleiding, in de gelegenheid te stellen op uw kosten een oordeel aan te vragen bij een andere onafhankelijke door u gecontracteerde bedrijfsarts. Het aanvragen van een second opinion heeft geen opschortende werking. Het advies van de eigen bedrijfsarts blijft dus staan. Het is de bedoeling dat er bij een afwijkende mening intercollegiaal overleg plaatsvindt, waarna de eigen bedrijfsarts mogelijk zijn oordeel bijstelt. Het is aan de werknemer om te bepalen of het oordeel van de bedrijfsarts van de second opinion ter kennis wordt gebracht aan de eigen bedrijfsarts.

Wet verbetering poortwachter

In het kader van de Wet verbetering poortwachter gelden er bepaalde processtappen die tijdens ziekte van een werknemer doorlopen moeten worden. Dit zijn:

  • ziekmelding
  • probleemanalyse
  • plan van aanpak

1. De ziekmelding

In uw verzuimreglement staat aangegeven wanneer en bij wie de werknemer zich ziek moet melden. Het is van belang de ziekmelding te laten registreren door de leidinggevende van de werknemer, zodat hij of zij gelijk gericht vragen kan stellen. Welke vragen u mag stellen kunt u terugvinden op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens

De zieke werknemer dient in de eerste week van zijn ziekte aangemeld worden bij de arbodienst/bedrijfsarts.

2. Probleemanalyse

De bedrijfsarts beoordeelt na uiterlijk zes weken of er sprake is van dreigend langdurig verzuim. De bedrijfsarts stelt een probleemanalyse op, waaruit naar voren komt wat de aard van het ziekteverzuim is in relatie tot de door de werknemer te verrichten werkzaamheden. Daarbij wordt ook aangegeven of en zo ja welke mogelijkheden er zijn tot re-integratie. 
De probleemanalyse die naar de werkgever gaat, bevat geen medische gegevens. De probleemanalyse bevat een advies over de wijze waarop de mogelijkheden tot herstel en werkhervatting kunnen worden benut of vergroot.

3. Plan van aanpak

Werkgever en werknemer stellen samen op basis van de probleemanalyse het plan van aanpak op. Daarin maakt u afspraken over het doel van de re-integratie en op welke manier u dit doel het best kunt bereiken. Dit plan wordt minimaal eens in de zes weken geëvalueerd. 

Casemanager

Een casemanager fungeert als een soort spin-in-het-web waar het gaat om de processtappen in het kader van de re-integratie. De rol van casemanager kan intern worden opgepakt door de leidinggevende of iemand van hr. U kunt dit ook uitbesteden aan een professionele casemanager die speciaal daartoe is opgeleid en uitgebreide kennis heeft van wet- en regelgeving rondom verzuim. De casemanager kan bijvoorbeeld ondersteunen bij het maken van een re-integratievisie en het re-integratieverslag, managementinformatie aanleveren, deelnemen aan het sociaal-medisch team (SMT) en subsidiemogelijkheden in kaart brengen.

Eerstejaarsevaluatie: spoor 1 of spoor 2

Rondom het eerste jaar moet er een eerstejaarsevaluatie plaatsvinden tussen werkgever en werknemer. Dit staat ook wel bekend als het opschudmoment. Er wordt gekeken waar partijen staan in het kader van de re-integratie. Veelal zal er door de bedrijfsarts een inzetbaarheidsprofiel worden opgesteld dat de basis is voor door de arbeidsdeskundige te verrichten mogelijkheden in het kader van werkhervatting binnen het bedrijf (spoor 1) dan wel buiten het bedrijf (spoor 2). Uiterlijk moet een spoor 2-traject worden gestart binnen 6 weken na de eerstejaarsevaluatie.

Re-integratieactiviteiten in spoor 2 kunnen na de eerstejaarsevaluatie alleen achterwege blijven als er:

  • geen sprake is van benutbare mogelijkheden; of
  • er binnen drie maanden geen concreet perspectief is op structurele werkhervatting binnen de eigen organisatie in eigen, aangepast of ander passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij de functionele mogelijkheden. 

U moet de eerstejaarsevaluatie schriftelijk vastleggen. In het verslag neemt u het volgende op: 

  • de terugblik;
  • de uitkomsten van de evaluatie;
  • het afgesproken doel voor het tweede ziektejaar;
  • de gemaakte afspraken om dit doel te bereiken;
  • de eventueel reeds ondernomen activiteiten in het kader van het tweede spoor dan wel de inzet van het tweede spoor op basis van de uitkomsten van een arbeidsdeskundig onderzoek dat rond deze periode moet hebben plaatsgevonden.

U kunt re-integratie in spoor 2 zelf starten, maar ook een daarin gespecialiseerd re-integratiebedrijf in de hand nemen. Zie www.reintegratiekiezen.nl

De betaling: salaris, uitkeringen, vakantie en overige financiële aspecten

Loon bij ziekte

Bij ziekte moet minimaal 70% van het (maximum)dagloon door u als werkgever worden doorbetaald. Gedurende het eerste ziektejaar geldt als ondergrens het wettelijk minimumloon. Veelal is in een toepasselijke cao of arbeidsovereenkomst een aanvulling geregeld tot maximaal 100% van het loon. De loondoorbetalingsverplichting bedraagt in beginsel maximaal 104 weken, ook wel aangeduid als de ‘wachttijd’. De term ‘re-integratietijd’ zou in dit verband een betere zijn, omdat u er alles aan moet doen om te zorgen dat de zieke werknemer zo optimaal mogelijk re-integreert, ofwel in de eigen organisatie in eigen dan wel ander passend werk (spoor 1), dan wel in een andere organisatie (spoor 2).

Schadebeperking door ZW-uitkering

Het kan zijn dat er bij u een werknemer werkt die in aanmerking komt voor een ZW-uitkering. Deze uitkering kan dan door het UWV aan u worden uitbetaald waarna u deze in mindering kunt brengen op uw loondoorbetalingsverplichting. Er kan recht bestaat op een ZW-uitkering in de volgende situaties:

  • bij een orgaandonor;
  • bij ziekte als gevolg van zwangerschap dan wel bevalling;
  • bij werknemers met de status structureel functioneel beperkt (sfb). 

Bij de eerste twee categorieën bestaat er recht op een ZW-uitkering ter hoogte van 100% van het (maximum)dagloon. Bij de laatste categorie kan het UWV gedurende de eerste jaar ook tot maximaal 100% van het (maximum)dagloon uitbetalen, afhankelijk van de loondoorbetalingsverplichtingen die u heeft. In het tweede ziektejaar bedraagt de ZW-uitkering daarentegen 70% van het (maximum)dagloon, ook al bent u gehouden om een hoger percentage door te betalen.

No-riskpolis

Deze laatste categorie werknemers duiden we aan met de term no-riskpolis. Hierbij gaat het om degene die:

  • recht heeft op een WIA-uitkering;
  • recht heeft op een WAO- of WAZ-uitkering;
  • recht heeft op een Wajong-uitkering;
  • < 5 jaar voor datum indiensttreding 0-35% arbeidsongeschikt was bij einde wachttijd en niet herplaatsbaar was bij zijn eigen werkgever;
  • een indicatie heeft voor WSW-werk;
  • problemen heeft (gehad) door zijn ziekte of handicap bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afloop van het onderwijs bij u in dienst komt;
  • op grond van de Participatiewet na 1 januari 2015 op een beschutte werkplek bij de gemeente werkt;
  • behoort tot de doelgroep van de Banenafspraak.

De no-riskpolis geldt als de betreffende persoon ziek wordt binnen vijf jaar na de start van het dienstverband. Ook als iemand een WIA-uitkering krijgt en bij u blijft werken, bestaat er recht op een ZW-uitkering. Als de ZW-uitkering via u als werkgever betaalbaar wordt gesteld, dan gebeurt dit exclusief vakantiebijslag. 

Vakantie

Ook een zieke werknemer heeft het recht om vakantiedagen op te nemen als hij in staat is deze feitelijk te genieten. Hij is dan vrijgesteld van zijn re-integratieverplichting. De bedrijfsarts zal moeten aangeven of de zieke werknemer in staat is vakantie op te nemen waarna u hier als werkgever toestemming voor moet geven.

Let op! Tijdens de opname van vakantiedagen heeft de werknemer recht op 100% loondoorbetaling, ook al krijgt hij een lager percentage doorbetaald.

Eigenrisicodragerschap ZW

U kunt er als werkgever voor kiezen om eigenrisicodrager te worden voor de ZW. Dit betekent dat u bent vrijgesteld van de betaling van de ZW-premie in het kader van de premiebeschikking Werkhervattingskas. In feite fungeert u als een soort uitvoeringsinstelling. Het gaat dan concreet om de werknemers die ziek uit dienst zijn gegaan bij u.

U doet zelf de claimbeoordeling: het bepalen van het recht, de hoogte en de duur van de ZW-uitkering. Ook betaalt u de ZW-uitkering aan de zieke werknemer, houdt u een gescheiden verzuimadministratie bij en bent u verantwoordelijk voor de re-integratie. U kunt deze taken in eigen beheer uitvoeren, maar ook uitbesteden aan een professionele partij. Ook kunt u het UWV vragen bepaalde taken uit te voeren, zoals het vaststellen van het recht op, de hoogte van en de duur van de ZW-uitkering. Ook kunt u bij het UWV informeren of de no-riskpolis van toepassing is en of er een maatregel kan worden opgelegd. Het UWV voert periodiek audits uit om te bezien of u (of de partij aan wie u de taken heeft uitbesteed) dit op correcte wijze uitvoert.

U bent wel verplicht om een contract met een professionele arbodienstverlener af te sluiten. Het UWV neemt uiteindelijk de beslissingen over bijvoorbeeld het stopzetten van de ZW-uitkering, het toepassen van een maatregel bestaande uit een korting op de uitkering en dergelijke. U moet deze beslissingen motiveren en voorbereiden voor het UWV. Tegen deze beslissingen kan de werknemer bij het UWV dan bezwaar aantekenen. Het is mogelijk het verzuim te verzekeren, maar dit is niet noodzakelijk.

Let op! Het eigenrisicodragerschap kan op 1 januari dan wel op 1 juli van enig jaar ingaan. Een verzoek om eigenrisicodrager te worden, dient drie maanden voor de beoogde ingangsdatum bij de Belastingdienst te worden ingediend.

Er geldt geen inlooprisico, wat betekent dat werknemers die ziek zijn vóór de ingangsdatum van het eigenrisicodragerschap niet voor rekening van de eigenrisicodrager komen. Wel geldt een uitlooprisico, wat inhoudt dat bij het beëindigen van het eigenrisicodragerschap, dit nog wel blijft gelden voor de werknemers die op dat moment al ziek waren.

Loonsanctie

Oordeelt het UWV bij het einde van de wachttijd (dus aan het einde van de 104 weken) in het kader van de toetsing van het re-integratieverslag (RIV-toets) – ook wel poortwachtertoets genoemd – dat u te weinig heeft gedaan aan de re-integratie, dan legt het UWV u een loonsanctie op van standaard 52 weken. Dit betekent dat u maximaal 52 weken langer het loon moet doorbetalen. Ook het opzegverbod tijdens ziekte geldt dan nog. U kunt uw werknemer dus niet ontslaan. De loonsanctie heeft een ‘reparatoir’ karakter. Dit betekent dat het de bedoeling is dat u probeert de door het UWV gesignaleerde tekortkoming te herstellen. Als u van mening bent dat u dat heeft gedaan, kunt u een bekortingsverzoek indienen bij het UWV. Het UWV heeft dan drie weken de tijd om dit bekortingsverzoek te beoordelen. Vervolgens zal het UWV, als het verzoek gehonoreerd wordt, de loonsanctie met een uitlooptermijn van zes weken stopzetten. Ook kunt u uiteraard altijd bezwaar aantekenen tegen de beslissing van het UWV tot het opleggen van een loonsanctie. Als uw bezwaar gegrond wordt verklaard, kunt u een verzoek bij het UWV indienen tot vergoeding van uw schade bestaande uit het ten onrechte doorbetaalde loon en daaraan gekoppelde emolumenten en de re-integratiekosten en dergelijke.

Let op! Er kan geen loonsanctie worden opgelegd als de wachttijd van 104 weken is verstreken. Het UWV moet dus voor het einde van de verplichte loondoorbetalingsperiode aangeven of het een loonsanctie oplegt of niet. Na afloop van de 104 weken loonbetaling kan geen loonsanctie meer worden opgelegd.

Heeft u vragen of wilt u advies? Neem contact met ons op, wij helpen u graag verder.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe wet loontransparantie moet loonkloof dichten

De Europese Unie heeft een wet aangenomen die organisaties verplicht om transparant te zijn over hun beloningsbeleid. Deze wet heeft als doel de nog steeds bestaande loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten.

Gebrek aan transparantie

Kantoor

De loonkloof bedroeg in 2020 in de Europese Unie gemiddeld 13%. Dit komt erop neer dat vrouwen per uur gemiddeld 13% minder verdienen dan mannen. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is het gebrek aan loontransparantie. Het beloningsverschil werkt op diverse fronten door, zoals op de levenskwaliteit van vrouwen, alsmede op het vergroten van het risico dat vrouwen in armoede terechtkomen.

Nieuwe regels

De nieuwe wet verplicht werkgevers hun werknemers te informeren over de door hen gehanteerde criteria die worden gebruikt om salarissen en salarisverhogingen te bepalen. Deze criteria moeten objectief en genderneutraal zijn om zo discriminatie te voorkomen. Werknemers en hun vertegenwoordigers krijgen de mogelijkheid informatie op te vragen over hun loonniveau en dat van werknemers die hetzelfde of gelijkwaardig werk verrichten. De werkgever informeert de werknemer voorafgaand aan diens indiensttreding over het loon en de loonschaal waar de toekomstige werknemer recht op heeft.

Grotere organisaties

Grotere organisaties met 100 of meer werknemers moeten, om de transparantie hierover te bevorderen, informatie verstrekken over de loonkloof tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers. Zij delen deze informatie met de bevoegde nationale autoriteit en met werknemers en hun vertegenwoordigers. Afhankelijk van de grootte van de organisatie, dient deze informatie jaarlijks, dan wel om de drie jaar te worden verstrekt. 

Verschil van ten minste 5%?

Bij een verschil van het gemiddelde loon op voltijdbasis tussen mannen en vrouwen van minimaal 5% waarbij de werkgever geen objectieve en genderneutrale criteria kan aanvoeren, moeten werkgevers in samenwerking met de vertegenwoordigers van hun werknemers een gezamenlijke beloningsevaluatie maken. De werkgever moet bij ongerechtvaardigde verschillen in beloning maatregelen treffen.

Handhaving

Werknemers hebben het recht om compensatie bij hun werkgever te eisen op het moment dat er sprake is van ongerechtvaardigde en ongelijke behandeling ten aanzien van de beloning. Rechters kunnen een werkgever dwingen deze wet op te volgen binnen hun eigen organisatie.

Implementatie

De lidstaten van de EU hebben een termijn van drie jaar om deze wet om te zetten in nationale wetgeving. Dit betekent dat Nederland deze wet uiterlijk in 2026 ingevoerd moet hebben.

Deze nieuwe Europese wet volgt op de Wet Iingroeiquotum en streefcijfers, die beoogt een betere man-vrouwverhouding in top en subtop van het bedrijfsleven te realiseren. In het SER-diversiteitsportaal rapporteren grote vennootschappen die aan bepaalde criteria voldoen over de man-vrouwverhouding in de (sub)top, de streefcijfers en bijbehorende plannen van aanpak.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wet toezicht gelijke kansen werving en selectie aangenomen

Op 14 maart 2023 heeft de Tweede Kamer de wet Toezicht gelijke kansen werving en selectie aangenomen. Hierin is onder meer opgenomen dat werkgevers verplicht zijn een werkwijze op te stellen waarin zij aangeven hoe zij hun werving- en selectieproces inrichten, zodanig dat arbeidsmarktdiscriminatie geen rol kan spelen.

Let op! Deze wet zal waarschijnlijk in mei 2024 in werking treden.

Onbewuste vooroordelen

Handen schudden

Veel werkgevers selecteren kandidaten op basis van een eerste indruk. Dit betekent in veel gevallen dat de kandidaat gelijkenissen vertoont met degene die hem of haar aanneemt. Hierdoor neemt de kans op een organisatie met een divers personeelsbestand af. Daarom is het van belang stil te staan bij deze onbewust levende (voor)oordelen.

Verplichte werkwijze opstellen

Om bedrijven actief na te laten denken over de vaak onbewuste discriminatie, is de wet Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie in het leven geroepen. Werkgevers zijn op grond van deze wet verplicht een werkwijze op te stellen waarin zij aangeven hoe zij hun werving- en selectieproces inrichten en ervoor zorgen dat arbeidsmarktdiscriminatie geen rol kan spelen. Deze verplichting gaat gelden voor alle werkgevers.

Vastleggen door ‘grotere’ werkgevers

Uit de ‘werkwijze’ moet blijken dat er uitsluitend geworven wordt op basis van relevante functie-eisen. De werkwijze moet controleerbaar en systematisch ingericht zijn. Organisaties met meer dan 25 werknemers moeten deze werkwijze op schrift uitwerken.

Kleinere werkgevers

Werkgevers met ten hoogste 25 werknemers hoeven dit pas op schrift te stellen als de Arbeidsinspectie dit eist of als de werkgever gerechtelijk is veroordeeld voor een verboden onderscheid of als er een oordeel is van het College voor de Rechten van de Mens in verband met een verboden onderscheid.

Inspectie

De Nederlandse Arbeidsinspectie is de handhavende instantie. Signaleert deze tekortkomingen, dan krijgt de werkgever een mogelijkheid om deze te herstellen. Als deze niet hersteld worden kan de Arbeidsinspectie een bestuurlijke boete opleggen van maximaal € 4.500.

Meldplicht intermediairs

Er gaat een meldplicht gelden voor intermediairs. Deze meldplicht houdt in dat intermediairs moeten beschikken over een ‘procedure’ hoe met verzoeken die (vermoedelijk) tot arbeidsmarktdiscriminatie (kunnen) leiden wordt omgegaan. Zij moeten deze procedure ook toepassen. Er geldt weliswaar geen schriftelijkheidseis, maar het is aan te raden de procedure schriftelijk vast te leggen.

Het gaat er concreet om dat bij een (mogelijk) discriminerend verzoek door een opdrachtgever – denk bijvoorbeeld aan leeftijdsdiscriminatie – de intermediair eerst hierover het gesprek moet gaan voeren met de opdrachtgever om het verzoek aan te passen. Leidt dit niet tot een oplossing, dan moet de intermediair dit melden bij de Arbeidsinspectie. Op basis van deze melding kan de Arbeidsinspectie de werkwijze voor het wervings- en selectiebeleid van de opdrachtgever controleren.

Vervolg

De Eerste Kamer moet nog instemmen met deze wet. De eisen aan de werkwijze worden verder uitgewerkt en vastgelegd in nadere regels. Ook worden hulpmiddelen voor werkgevers ontwikkeld. De wet treedt naar verwachting vanaf medio 2024 in werking.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer zijn liquiditeiten duurzaam overtollig?

Als ondernemer in de inkomstenbelasting, dus als zelfstandig ondernemer, mag u in uw bedrijf over niet te veel liquiditeiten beschikken. Duurzaam overtollige liquiditeiten moet u verplicht naar privé overbrengen. Maar wanneer is er sprake van ‘duurzaam overtollig’?

Box 1 of box 3?

Euro

Als u vermogen moet overhevelen naar privé heeft dit mogelijk consequenties voor het totaal aan belasting dat u betaalt. . De opbrengst van uw ondernemersvermogen is namelijk belast in box 1, die van uw privévermogen in box 3. En dat kan een behoorlijk verschil uitmaken.

Redelijkheid

Als ondernemer mag u in beginsel zelf weten hoeveel liquiditeiten u in uw onderneming aanhoudt, zo lang u de redelijkheid in het oog houdt. Dit betekent dat u liquide middelen aan mag houden voor de financiering van uw lopende bedrijfsuitgaven en te verwachten investeringen, maar ook voor het dekken van risico’s, voor de opbouw van reserves en voor de versteviging van uw onderneming. De aard en omvang van een onderneming zijn hierbij bepalend.

Duurzaam overtollig?

In een zaak die onlangs speelde voor de rechtbank in Den Haag had een consultant in 2017 en 2018 € 850.000, respectievelijk € 625.000 aan liquiditeiten in zijn bedrijf zitten. Volgens de inspecteur en ook de rechter, was een groot deel hiervan duurzaam overtollig. Uiteindelijk besliste de rechter dat een bedrag van € 185.000 (2017) respectievelijk € 165.000 (2018) nog redelijkerwijs als ondernemingsvermogen aangemerkt kon worden. De rest verhuisde naar box 3.

Wat waren de motieven?

Voor de rechtbank was van belang dat er al jaren sprake was van een omzetdaling. Ook speelde mee dat de ondernemer al op leeftijd was en dat plannen om te investeren in onroerend goed al jaren niet werden uitgevoerd. Daarbij kwam dat het volgens de rechtbank ook niet aannemelijk was dat er binnen afzienbare tijd nog grote investeringen gedaan zouden worden.

Tip! Om te voorkomen dat u liquiditeiten vanuit uw bedrijf moet overhevelen naar privé, kunt u overwegen om een bv op te richten. Aangezien dit ook zijn voors en tegens heeft, adviseren wij u graag bij een dergelijke afweging.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Stimuleringsregelingen voor innovatie 2023

Innovatie is het sleutelwoord voor de toekomst, want stilstand is achteruitgang. Niet voor niets stimuleert de overheid bedrijven die innoveren met allerlei stimulerings- en financieringsregelingen. Bent u benieuwd of innovatie ook voor uw onderneming loont?

Wat is innovatie?

Microscoop

Als ondernemer bent u op zoek naar mogelijkheden om de toegevoegde waarde van uw bedrijf te vergroten. U denkt na over hoe u producten, diensten en processen kunt verbeteren en vernieuwen. U speelt in op nieuwe vragen vanuit de markt. Want op die manier bent u succesvol, doen klanten graag zaken met u en heeft de concurrent het nakijken.

Een rondje op internet leert ons dat innovatie gelijkstaat aan vernieuwing. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het begrip innovatie te omschrijven als: alle activiteiten die gericht zijn op vernieuwing in een bedrijf. Innovaties kunnen volgens het CBS zowel technologisch als niet-technologisch van aard zijn. Bij technologische innovatie gaat het om het vernieuwen dan wel sterk verbeteren van producten, diensten of de processen waarmee producten en diensten worden voortgebracht. Van niet-technologische innovatie is bijvoorbeeld sprake bij vernieuwingen in de organisatie.

WBSO voor speur- en ontwikkelingswerk

Een van de belangrijkste fiscale stimuleringsregelingen voor innovatie is de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Met de WBSO kunt u de loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) binnen uw bedrijf verlagen, maar ook de overige S&O-kosten en -uitgaven.

Ook als zelfstandig ondernemer kunt u gebruikmaken van de WBSO. U moet dan wel minimaal 500 uren per jaar besteden aan S&O.

Welke projecten komen in aanmerking?

Onder de WBSO vallen twee soorten projecten:

  • ontwikkeling van technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, fysieke productieprocessen of programmatuur;
  • technisch-wetenschappelijk onderzoek.

Werkgevers kunnen een afdrachtvermindering van loonbelasting krijgen voor werknemers die (gekwalificeerd) S&O-werk verrichten. Een ondernemer die S&O-werk verricht, kan de aftrek speur- en ontwikkelingswerk toepassen. Aftrek of afdrachtvermindering kan echter alleen als de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een S&O-verklaring heeft afgegeven. Als werkgever kunt u maximaal vier keer per jaar een digitale WBSO-aanvraag indienen. Bent u zelfstandig ondernemer, dan geldt dit maximum niet.

U kunt uw aanvraag uiterlijk de dag voorafgaand aan de aanvraagperiode indienen. Start uw aanvraagperiode op 1 mei? Dien uw aanvraag dan uiterlijk 30 april in. Hierop is één uitzondering: start de aanvraagperiode op 1 januari, dan moet u uw aanvraag uiterlijk 20 december het jaar ervoor indienen.  U mag vier keer per jaar een aanvraag indienen.
Bent u een zelfstandig ondernemer zonder personeel? Dan start de aanvraagperiode vanaf de datum dat u de aanvraag indient tot het einde van het kalenderjaar.

Let op! De uiterste termijnen voor het indienen van een aanvraag voor de WBSO in 2023 zijn:
– 30 september 2023 voor ondernemers die werknemers in dienst hebben (u wilt WBSO aanvragen voor het laatste kwartaal van 2023);
– 30 september 2023 voor zelfstandigen (u wilt WBSO aanvragen voor 2023).

Door de samenvoeging van de RDA (Research & Developmentaftrek) met de WBSO moet u als werkgever (S&O-inhoudingsplichtige) bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2023 aangeven of u kiest voor het werkelijke bedrag aan kosten en uitgaven of voor een forfaitair bedrag.

Wat levert het op?

De S&O-afdrachtvermindering bedraagt in 2023 32% van de totaal gemaakte S&O-(loon)kosten en uitgaven voor zover deze niet meer bedragen dan € 350.000, en 16% over het meerdere. Er geldt geen maximum voor de S&O-afdrachtvermindering.

De S&O-aftrek voor de ondernemer bedraagt in 2023 € 14.202. Omdat de RDA als zelfstandige innovatieregeling is komen te vervallen, is hiervoor ook geen aanvullende S&O-aftrek meer mogelijk in de inkomstenbelasting.

Is de verschuldigde loonheffing in een aangiftetijdvak niet voldoende om een evenredig deel van de S&O-afdrachtvermindering te kunnen verrekenen, dan mag u een restant verrekenen met andere aangiftetijdvakken die vallen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring betrekking heeft.

Extra budget voor startende ondernemingen

Werkgevers die als starter worden aangemerkt, krijgen een S&O-afdrachtvermindering van 40% in plaats van 32% over de eerste € 350.000 van de totale S&O-(loon)kosten en uitgaven. Startende zelfstandigen krijgen een extra S&O-aftrek van € 7.106.

S&O-administratie

U bent verplicht om een S&O-administratie bij te houden van de uitvoering van uw projecten. Uit deze administratie moet blijken welke S&O-werkzaamheden zijn verricht en hoeveel tijd daaraan is besteed. De bewaartermijn van de administratie is zeven jaar. Heeft u bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2023 gekozen voor ‘werkelijke kosten en uitgaven’ en niet voor een forfaitair bedrag, dan moet u ook hiervoor een administratie bijhouden. Binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar moet u het aantal gerealiseerde S&O-uren en de eventuele werkelijk gemaakte kosten en uitgaven per S&O-verklaring melden aan RVO.nl.

Alle informatie over de WBSO vindt u terug op de website www.rvo.nl.

Innovatiebox in de vennootschapsbelasting

Heeft u voor uw eigen innovatie een S&O-verklaring ontvangen en onderneemt u in de vennootschapsbelasting, dan is de innovatiebox wellicht interessant voor u. De winsten die u maakt met innovatieve activiteiten kunt u onderbrengen in de innovatiebox. U betaalt dan aanzienlijk minder belasting: in plaats van het maximale belastingtarief van 25,8% geldt een effectief tarief van 9%. De voorwaarden zijn streng en er geldt een boxdrempel. U kunt elk jaar beslissen of u gebruik gaat maken van de innovatiebox.

U heeft alleen toegang tot de innovatiebox als u beschikt over een S&O-verklaring. Grote bedrijven (netto(groeps)omzet € 250 miljoen of meer in vijf jaar en bruto voordelen uit innovatieve activa van € 37,5 miljoen in vijf jaar) hebben naast een S&O-verklaring nog een tweede toegangsticket nodig (bijvoorbeeld een octrooi).

Nexusbenadering

De Nexusbenadering betekent kort gezegd een beperking als u (een deel van) de S&O-activiteiten uitbesteedt aan een verbonden lichaam, oftewel een ander bedrijfsonderdeel. De voordelen die aan dit uitbestede deel zijn toe te rekenen, komen niet voor de innovatiebox in aanmerking.

Forfaitaire regeling

Kunt u de innovatiebox toepassen, dan mag u ook kiezen voor een forfaitaire regeling. Deze houdt in dat u 25% van uw totale winst mag aanmerken als voordeel voor de innovatiebox. De forfaitaire regeling kent een maximum van € 25.000. U kunt maximaal drie jaar gebruikmaken van deze forfaitaire regeling.

Financieringsregelingen voor innovatie

De ontwikkeling van nieuwe producten, diensten en processen is duur. Heeft u een innovatief idee, maar beschikt uw bedrijf niet over de benodigde financiële middelen, dan biedt wellicht het Innovatiekrediet voor u uitkomst. Hiermee kunnen veelbelovende innovatietrajecten worden gefinancierd. Het is een risicodragend krediet. Tot 2022 varieerde de rente van 7 tot 10%, afhankelijk van het risicoprofiel en het type ontwikkelingsproject. Vanaf 2022 geldt een nieuwe rentestructuur voor terugbetaling van het Innovatiekrediet. Deze bestaat uit rente plus een vaste opslag over het vastgestelde krediet. Het rentepercentage voor 2023 is 3% samengestelde rente. Daarbij komt een eenmalige vaste opslag van 15% voor technische projecten en 25% voor klinische projecten. Over deze opslag betaalt u géén rente. De aanpassing van de structuur is per 1 januari 2022 ingegaan voor nieuwe aanvragen.

Verhogingsaanvragen voor kredieten die voor 1 januari 2022 zijn toegekend, behouden de oorspronkelijke rentestructuur. Ook voor Innovatiekredieten die tot 31 december 2021 zijn toegekend, blijft de oude rentestructuur van kracht. De nieuwe rentestructuur is met name gunstig voor langlopende kredieten. Betaalt u een krediet echter snel terug, dan betaalt u per saldo meer dan vóór 2022.

Garantiestelling

Er zijn meer financiële regelingen vanuit de overheid. Om uw toegang tot kredieten te vergemakkelijken, biedt de overheid diverse garantieregelingen. Door de garantiestelling zal een kredietverstrekker eerder bereid zijn u een lening te verstrekken. Beschikt u als innovatieve ondernemer over een S&O-verklaring, dan biedt de overheid binnen de regeling Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) een aanvullende garantieregeling. In de reguliere regeling betreft het borgstellingskrediet 50% van het krediet dat de bank verstrekt. De borg van de overheid bedraagt 90% van dit borgstellingskrediet.

De BMKB is verruimd tot en met 1 juli 2023. Bedrijven met een kredietbehoefte tot € 266.667 kunnen driekwart financieren met BMKB-krediet en dus niet op maximaal de helft van de kredietverstrekking. Verder is het maximum van het BMKB-krediet tijdelijk verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5 miljoen. 

Ook is de BMKB verruimd voor investeringen inzake verduurzaming, de BMKB-G (Groen). Deze verruiming is bedoeld voor mkb-ondernemingen met hooguit 250 personeelsleden. Met deze verruiming is de omvang van het borgstellingskrediet in de BMKB verhoogd van 50% naar 75% van het kredietbedrag. De regeling is toepasbaar op:

  • Bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de Energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar tenminste Label C

Subsidieregelingen voor innovatie

Naast subsidies in de vorm van fiscaal voordeel of krediet zijn er ook subsidies in de vorm van een financiële bijdrage. Er zijn subsidies voor onderzoek en ontwikkeling, subsidies voor samenwerking en innovatie, subsidies die speciaal voor uw branche gelden en provinciale subsidies voor innovatie. Voor meer informatie over subsidies kunt u naast www.rvo.nl ook terecht op www.ondernemersplein.nl.

Voor als het u duizelt

In het voorgaande hebben wij een aantal regelingen voor u op het gebied van innovatie op een rij gezet. Maar er zijn nog zo veel meer! Wij kunnen ons voorstellen dat u wel wilt innoveren, maar dat u niet precies weet welke mogelijkheden u heeft en welke stappen u moet nemen. Bovendien moet u erop bedacht zijn dat het gaat om veelal ingewikkelde regelingen met vaak een beperkt budget. Win daarom informatie bij ons in. Wij helpen u graag verder!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer is rechtsvertraging vanwege corona gerechtvaardigd?

Als u een belastinggeschil voor de rechter wilt uitvechten, staan hier vaste termijnen voor. Wanneer deze termijnen door de Belastingdienst of de rechtbank worden overschreden, heeft u recht op een schadevergoeding vanwege de hierdoor veroorzaakte spanning en frustratie.

Verlenging door corona?

Juridisch

Deze termijnen konden worden verlengd vanwege de coronacrisis. De Hoge Raad heeft onlangs bepaald wanneer dit het geval is.

Termijnen

De fiscale wetgeving bevat tal van termijnen. Op die manier wordt voorkomen dat u eindeloos moet wachten op antwoord van de inspecteur of behandeling van uw zaak voor de rechter. Bij overschrijding van de termijnen heeft u vaak recht op een schadevergoeding, die oploopt naarmate de termijn langer wordt overschreden.

Invloed corona?

In maart van dit jaar (2023) oordeelde de Hoge Raad over de vraag wanneer corona een vertragende factor kan zijn als een zaak voor de rechter wordt gebracht en wat hiervan het gevolg is. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had bij de behandeling van een hoger beroep geen schadevergoeding toegekend, hoewel de behandeling van deze zaak meer dan twee jaar had geduurd. Opmerkelijk, omdat normaal gesproken een hoger beroep binnen twee jaar moet zijn afgehandeld.

Hof: zes maanden verlenging geoorloofd

In genoemde zaak had het Hof geoordeeld dat een overschrijding van de termijn geoorloofd was. Er was een extra termijn van vier maanden toegepast vanwege de sluiting van gerechtsgebouwen door corona en een extra termijn van twee maanden voor het opnieuw inplannen van de rechtszaken.

Hoge Raad: corona niet altijd bijzondere omstandigheid

Volgens de Hoge Raad is dit onjuist. De gerechtsgebouwen waren vanwege corona alleen in de periode 17 maart tot en met 10 mei 2020 gesloten en bovenstaande zaak stond toen niet gepland. Alleen als een zaak in die periode gepland stond voor behandeling, is volgens de Hoge Raad een verlenging van de behandeltermijn op zijn plaats. Nu dit hier niet het geval was, was de termijn ten onrechte verlengd en had belastingplichtige recht op een schadevergoeding van € 500.

Posted in Niet gecategoriseerd

NOW versoepeld bij 100% overname

Als er sprake is van een 100% overname van een bedrijf, kunnen voor het recht op de NOW de regels met betrekking tot de omzet en loonsom worden versoepeld. In die situaties kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de omzet- en looncijfers van het overgenomen bedrijf.

Dit blijkt uit antwoord op Kamervragen.

Geen omzet- en looncijfers

Kantoor

Formeel heeft het overnemende bedrijf meestal geen recht op NOW, omdat er voor de referentieperiode geen omzet- en looncijfers beschikbaar zijn. De omzet- en looncijfers van het overgenomen bedrijf mogen hier immers niet voor worden gebruikt.

Uitzondering bij 100% overname

Omdat dit in de praktijk onbedoeld negatief kan uitwerken, stelt het UWV zich uitsluitend bij een 100% overname soepel op. Het UWV hanteert dan voor de NOW de omzet- en looncijfers van het overgenomen bedrijf. Een 100% overname betekent dat de bedrijfsactiviteiten en het personeelsbestand na overname ongewijzigd blijven, en dat alleen de eigenaar wijzigt.

Alleen via bezwaar

Omdat de uitvoering bij het UWV vergaand gedigitaliseerd is, kan alleen via bezwaar en eventueel beroep het recht op NOW bij een 100% overname verkregen worden. Men zal dan aan moeten tonen dat er voldaan wordt aan de eisen inzake een 100% overname. Lukt dit niet, dan wordt er geen NOW  toegekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Transitievergoeding bij ontslag en overige vergoedingen 2023

Wilt u een arbeidsovereenkomst met een werknemer beëindigen? Dan bent u waarschijnlijk verplicht een transitievergoeding te betalen. Wanneer is dit het geval? Wat zijn de regels hieromtrent? En hoeveel bedraagt deze vergoeding?

Daarnaast komen in het arbeidsrecht nog diverse andere vergoedingen voor, zoals de aanzegvergoeding, de billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. Ook daar zal kort bij stil worden gestaan.

Transitievergoeding

Euro

Wanneer moet u een transitievergoeding betalen?

Allereerst moet het initiatief om tot een einde van de arbeidsovereenkomst te komen bij u als werkgever liggen. Van beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is sprake bij:

  • opzegging door de werkgever na verkregen toestemming van het UWV;
  • ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechter;
  • opzegging door de werkgever met instemming van de werknemer (niet te verwarren met de beëindigingsovereenkomst);
  • het niet verlengen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst.

Wanneer geen transitievergoeding?

U bent geen transitievergoeding verschuldigd als de arbeidsovereenkomst eindigt:

  • voordat uw medewerker 18 jaar is geworden en uw medewerker gemiddeld niet meer dan 12 uur per week bij u heeft gewerkt (de hulpkrachten);
  • door het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van uw medewerker;
  • als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van uw medewerker.

Ernstige verwijtbaarheid

De werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding bij ontslag wegens ernstige verwijtbaarheid van zijn kant. Denk hierbij aan zaken als diefstal, verduistering, bedrog, een vertrouwensbreuk, herhaaldelijk verzuim ten aanzien van controlevoorschriften bij ziekte, veelvuldig te laat komen of op oneigenlijke wijze proberen om productiecijfers gunstiger voor te stellen.

Let op! Is sprake van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever, dan heeft de werknemer wél recht op een transitievergoeding en mogelijk ook op een door de rechter te bepalen billijke vergoeding. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij discriminatie, (seksuele) intimidatie door de werkgever of grove veronachtzaming van re-integratieverplichtingen.

De transitievergoeding is evenmin verschuldigd als:

  • u in staat van faillissement bent verklaard;
  • aan u surseance van betaling is verleend;
  • op u de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Wsnp) van toepassing is.

Hiermee wordt ook voorkomen dat het UWV, dat in dergelijke situaties op grond van de loongarantieregeling – zoals geregeld in de Werkloosheidswet – de betalingsverplichting van de werkgever overneemt, gehouden is deze transitievergoedingen nog uit te betalen. Bij een doorstart na een faillissement is de opvolgend werkgever wel gehouden de dienstjaren voorafgaand aan het faillissement mee te tellen bij de bepaling van de transitievergoeding.

Ook geen recht op transitievergoeding bij inkomensachteruitgang door herplaatsing

In de SIPOR-beschikking van april 2020 heeft de Hoge Raad bepaald dat er geen recht is op een gedeeltelijke transitievergoeding bij een inkomensachteruitgang door herplaatsing in een functie met een lager salaris. Herplaatsing in een andere functie kan niet worden gelijkgesteld aan gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Een vermindering van salaris die het gevolg is van herplaatsing geeft dan ook geen recht op een transitievergoeding.

Berekening van de transitievergoeding

De vergoeding bedraagt vanaf 2020 1/3 maandsalaris per dienstjaar.
Bij onvolledige dienstjaren wordt de vergoeding naar rato berekend. De formule voor de berekening luidt aldus: (brutosalaris/loon per maand) × ((1/3 loon per maand)/12).
De vergoeding mag in 2023 maximaal € 89.000 bruto bedragen of één jaarsalaris als dat hoger is. Eerstgenoemde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Bij ernstige verwijtbaarheid van de werkgever aan het ontslag kan de kantonrechter nog een (aanvullende) billijke vergoeding toekennen aan de werknemer.

Tip! Op rekenhulptransitievergoeding.nl kunt u in een aantal stappen bepalen of er recht is op een transitievergoeding en wat de hoogte ervan is.

Voorbeeld

Een werknemer heeft een bruto all-insalaris van € 3.000 en heeft recht op een transitievergoeding. Hij heeft een dienstverband van 9 jaar en 4 maanden dat door de werkgever wordt beëindigd per 1 juli 2022. De berekening van de transitievergoeding gaat als volgt:
9 × (1/3 × € 3.000) = € 9.000
(€ 12.000/€ 3.000) × (€ 1.000/12) = 4 × € 83,33 = € 333,33
Totaal: € 9.000 + € 333,33 = € 9.333,33

Let op! Bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding tellen alleen de periodes mee dat een werknemer feitelijk heeft gewerkt.

Let op! Als de rechter de arbeidsovereenkomst ontbindt op grond van de zogeheten cumulatiegrond – ook wel de i-grond genoemd – kan hij de transitievergoeding verhogen met maximaal 50%. Dit kan naast de al bestaande mogelijkheid een billijke vergoeding toe te kennen. Het gaat hier om een aanvullende vergoeding boven op de wettelijke transitievergoeding.

Wat zijn vaste en variabele looncomponenten?

Vaste looncomponenten zijn componenten die niet afhankelijk zijn van het functioneren van de werknemer of van het resultaat van de onderneming, zoals de ploegentoeslag en de overwerkvergoeding. Het is niet van belang of deze een structureel karakter hebben. Variabele looncomponenten daarentegen zijn componenten die wel afhankelijk zijn van het resultaat van de onderneming en/of de prestaties van de werknemer. Denk aan bonussen, winstuitkeringen en eindejaarsuitkeringen. Deze tellen alleen mee als ze zijn overeengekomen. 

Let op! Variabele looncomponenten die niet zijn overeengekomen, bijvoorbeeld een gratificatie, tellen dus niet mee.

Wat mag u in mindering brengen?

Op de te betalen transitievergoeding mag u in mindering brengen:

  • een eventueel eerder betaalde transitievergoeding bij beëindiging van een voorafgaande arbeidsovereenkomst;
  • transitiekosten – zoals outplacementkosten – en het loon over de verlengde opzegtermijn, mits de werknemer gedurende deze termijn is vrijgesteld van werk;
  • inzetbaarheidskosten, zoals kosten voor opleidingen die niet specifiek gericht zijn op de functie van de werknemer, maar diens bredere inzetbaarheid binnen dan wel buiten de organisatie bevorderen, mits dit vooraf schriftelijk met de werknemer is overeengekomen.

Let op! Bij opvolgend werkgeverschap mag u de door uw rechtsvoorganger gemaakte inzetbaarheidskosten niet in mindering brengen op de transitievergoeding.

Let op! Kosten die worden gemaakt voor het vervullen van de huidige functie van de werknemer mogen niet in mindering worden gebracht.

De transitievergoeding kwalificeert als loon uit vroegere dienstbetrekking waarop de groene tabel van toepassing is. Dit houdt in dat er geen rekening is gehouden met de arbeidskorting, omdat deze is bedoeld voor werkenden.

Slapende dienstverbanden

U moet de transitievergoeding ook betalen als u het dienstverband na twee jaar ziekte wilt beëindigen en ontslag aanvraagt bij het UWV. Werkgevers houden soms een dienstverband ‘slapend’ om geen transitievergoeding te hoeven betalen bij ontslag van een zieke werknemer.

De Hoge Raad heeft begin november 2019 in de Xella-beschikking bepaald dat bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid als uitgangspunt geldt dat een werkgever op grond van het goed werkgeverschap gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding.

Uitzonderingen op standpunt Hoge Raad

Op dit uitgangspunt wordt een uitzondering gemaakt als de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Een dergelijk belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Ook als de werkgever aannemelijk maakt dat de voorfinanciering leidt tot ernstige financiële problemen, kan de rechter beslissen dat betaling aan de werknemer in termijnen plaatsvindt. Voor de hoogte van de vergoeding dient niet te worden aangesloten bij de hoogte van het bedrag dat de werkgever door de compensatieregeling op het UWV kan verhalen.

De pro-rato-transitievergoeding: wat is dit en wanneer geldt deze?

Op grond van de Kolom-beschikking van september 2018 van de Hoge Raad bestaat er recht op een pro-rato-transitievergoeding bij een substantiële en structurele vermindering van de arbeidsduur. Het gaat hierbij om een vermindering van de arbeidsduur met minimaal 20% die – naar het zich laat aanzien – blijvend zal zijn. Als de arbeidsovereenkomst is aangepast en voldaan wordt aan genoemde voorwaarden, bestaat er recht op een pro-rato-transitievergoeding waarvoor een tegemoetkoming van het UWV kan worden ontvangen.

Tegemoetkoming transitievergoeding

Als er sprake is van het uitbetalen van een transitievergoeding in verband met een beëindiging van het dienstverband vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid (na het verstrijken van het opzegverbod van twee jaar of langer) kunt u als werkgever in aanmerking komen voor compensatie door het UWV van de uitbetaalde transitievergoeding.

Let op! Er vindt door het UWV geen compensatie plaats over de periode dat u het dienstverband bewust slapend heeft gehouden.

Aanvraag tegemoetkoming indienen

U kunt een digitale aanvraag indienen via het werkgeversportaal bij het UWV. U heeft daarvoor eHerkenning nodig. De dienst is te vinden onder ‘indienen ontslagaanvraag’.
Het UWV zal uw aanvraag streng controleren. Aan de hand van nadere bewijsstukken gaat het UWV het volgende na:

  • het recht op,
  • de hoogte van en
  • de berekening van en de betaling van de transitievergoeding.

Het UWV heeft daarvoor diverse stukken van u nodig, zoals een bewijs van het bestaan van een arbeidsovereenkomst, een bewijs van het einde van de arbeidsovereenkomst wegens ziekte (opzeggingsbrief, beëindigingsovereenkomst, beschikking kantonrechter), een bewijs van de hoogte van de transitievergoeding en een bewijs van betaling van deze vergoeding (bankafschrift). U moet de transitievergoeding immers wel voorschieten. Bij de betaling van winstuitkeringen en bonussen is soms aanvullende documentatie nodig.

Compensatie diepslapers

Er ontstond discussie of er recht bestond op compensatie van de transitievergoeding bij ‘diepslapers’. Bij diepslapers is de wachttijd verstreken vóór 1 juli 2015 alsmede de ontslagmogelijkheid. Daarnaast kennen we semidiepslapers en verlate slapers. Bij semidiepslapers is de wachttijd weliswaar verstreken vóór 1 juli 2015, maar is de ontslagbevoegdheid pas na 1 juli 2015 ontstaan en bij verlate slapers is de wachttijd wegens een verlengde loondoorbetalingsverplichting pas na 1 juli 2015 gelegen. 

De Centrale Raad van Beroep heeft inmiddels geoordeeld dat óók voor diepslapers en semidiepslapers recht op compensatie van de betaalde transitievergoeding kan bestaan (mits ook aan de overige voorwaarden is voldaan), nu slechts van belang is of de werkgever de arbeidsovereenkomst op of ná 1 juli 2015 heeft beëindigd. Niet van belang is of de bevoegdheid tot beëindiging voor, op of na die datum is ontstaan. 

De Hoge Raad heeft daarnaast bepaald dat werkgevers óók bij semidiepslapers en diepslapers gehouden zijn mee te werken aan een verzoek van de werknemer tot beëindiging van het slapend dienstverband onder toekenning van de transitievergoeding, mits het verzoek is ingediend op of ná 20 juli 2018 (Xella-beschikking).

Let op! Het is niet mogelijk een finale kwijting als voorwaarde aan de Xella-vergoeding te verbinden. De Hoge Raad heeft begin 2022 overwogen dat de werkgever niet als een goed werkgever handelt indien hij slechts bereid is een voorstel tot beëindiging van het dienstverband te aanvaarden op voorwaarde dat de werknemer hem finale kwijting verleent voor mogelijke andere aanspraken.

Compensatieregeling bij pensionering en overlijden

U kunt als u een kleine werkgever bent, in aanmerking komen voor een compensatie van de uitbetaalde transitievergoedingen aan uw werknemers indien sprake is van pensionering dan wel overlijden. U bent een kleine werkgever indien u op 1 januari in het jaar van de beëindiging minder dan 25 werknemers in dienst heeft. Voor de berekening van het aantal werknemers is het niet van belang of de werknemer een tijdelijk of een vast contract heeft. 

Compensatie kan worden verstrekt voor vergoedingen die u als werkgever verschuldigd was:

  • in verband met het eindigen van arbeidsovereenkomsten in de zes maanden voorafgaand aan het verzoek om de toestemming voor opzegging of de ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
  • in verband met het eindigen van arbeidsovereenkomsten in de negen maanden na de verleende toestemming of inwilliging van het verzoek om ontbinding.

Let op! Er wordt momenteel nog gewerkt aan een compensatieregeling in verband met bedrijfsbeëindiging wegens ziekte of gebreken. Deze regeling zal niet eerder in werking treden dan 1 januari 2024.

Overige vergoedingen

De aanzegvergoeding

U bent verplicht om een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd van zes maanden of langer minimaal één maand voor afloop van het tijdelijke contract (schriftelijk) te laten weten of u het contract gaat verlengen of niet. Als u het contract verlengt, moet u tevens aangeven wat de voorwaarden zijn op basis waarvan de verlenging plaatsvindt. Dit staat bekend als de aanzegging. Als u geen aanzegtermijn in acht neemt, bent u een aanzegvergoeding verschuldigd.

Let op! Een mondeling aanzegging volstaat dus niet.

Deze aanzegvergoeding bedraagt één kaal brutomaandsalaris: dus een maandsalaris zonder vaste emolumenten als een vakantiebijslag of een eindejaarsuitkering. Bij een te late aanzegging is een pro-ratovergoeding verschuldigd. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding is de laatste maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst bepalend. Als deze maand 31 dagen telt en u als werkgever bijvoorbeeld twee dagen te laat aanzegt, bent u een vergoeding verschuldigd van 2/31ste van het loon. Als de maand 28 dagen telt, betreft de vergoeding 2/28ste deel daarvan.

Let op! De aanzegvergoeding is niet verschuldigd bij betalingsonmacht, zoals een faillissement, surseance van betaling of toepassing van de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Dit betekent dat de vergoeding niet valt onder de loongarantieregeling van de WW, zodat het UWV deze vergoeding niet verschuldigd is bij betalingsonmacht van de werkgever. De aanzegvergoeding wordt beschouwd als loon uit vroegere dienstbetrekking waarop de groene tabel van toepassing is. Dit betekent dat er geen arbeidskorting geldt en dat er geen premies werknemersverzekeringen hoeven te worden afgedragen.

Gefixeerde schadevergoeding

Het niet in acht nemen van de juiste opzegtermijn, waardoor de arbeidsrelatie te vroeg eindigt – we spreken dan van een onregelmatige opzegging –, leidt tot de verplichting het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn te vergoeden. Het is niet van belang of de werknemer ook feitelijk schade lijdt. Het gaat om een gefixeerde schadevergoeding. Conversie, dat wil zeggen omzetting van een onregelmatige in een regelmatige opzegging, is niet mogelijk.

Billijke vergoeding

Een billijke vergoeding kan alleen door de rechter worden toegekend. Dit kan aan de orde zijn bij ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever. Bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van u als werkgever kan gedacht worden aan zaken als:

  • seksuele intimidatie;
  • discriminatie;
  • veronachtzamen re-integratieverplichtingen;
  • onvoldoende zorg voor arbeidsomstandigheden;
  • het opgeven van een valse ontslaggrond;
  • dringende redenen;
  • een verstoorde arbeidsverhouding, omdat aan de werknemer nauwelijks tot geen verbetertraject is aangeboden. 

Er geldt geen limiet wat betreft de hoogte van deze billijke vergoeding. Wel is het bedoeld als een ‘muizengaatje’, waar rechters maar zeer restrictief gebruik van mogen maken. Ook kan de billijke vergoeding in bepaalde andere situaties van toepassing zijn.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst houdt box 3 bezwaren aan

Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting met een box 3-heffing? Laat dan beoordelen of bezwaar maken zinvol is. In afwachting van duidelijkheid van de staatssecretaris over de aanpak van dit soort bezwaren, houdt de Belastingdienst deze momenteel aan.

Automatisch rechtsherstel

Rekenmachine

De Belastingdienst legt op dit moment volop definitieve aanslagen inkomstenbelasting op waarin box 3-inkomen is opgenomen. Dit betreft aanslagen over de jaren tot en met 2021. Later dit jaar volgen ook de aanslagen over 2022.

Bij het opleggen van de aanslagen vergelijkt de Belastingdienst het box 3-inkomen berekend volgens de wet met het box 3-inkomen berekend volgens het rechtsherstel. Met de laagste uitkomst van deze twee wordt in uw definitieve aanslag inkomstenbelasting gerekend. Op die manier wordt het rechtsherstel automatisch toegepast.

Beoordelen van de aanslagen is belangrijk!

Het beoordelen van de definitieve aanslagen inkomstenbelasting is belangrijk. Zo kan uw werkelijke behaalde rendement bijvoorbeeld (sterk) afwijken van het door de Belastingdienst berekende box 3-inkomen. En soms kan een andere verdeling van het box 3-inkomen tussen u en uw partner tot een gunstiger resultaat leiden. Laat uw definitieve aanslagen daarom altijd beoordelen. Doe dit wel snel, u heeft namelijk vanaf de dagtekening van de aanslag maar zes weken om een bezwaar in te dienen.

Aanhouden box 3-bezwaren

Als u bezwaar tegen box 3 betreffende de jaren 2017 tot en met 2021 maakt, dan doet de Belastingdienst momenteel geen uitspraak op bezwaar. In afwachting van duidelijkheid van de staatssecretaris over de aanpak van de bezwaren tegen box 3, houdt de Belastingdienst deze aan.

Let op! Dat geldt niet als u in uw bezwaar ook in verweer komt tegen ander zaken dan box 3.

Pro forma bezwaar

Als de tijd te kort is om nog een gemotiveerd bezwaar in te dienen, kan ook een zogenaamd pro-forma bezwaar worden ingediend. Een dergelijk bezwaar wordt wel op tijd ingediend (dat wil zeggen binnen zes weken), maar hierin wordt om uitstel gevraagd voor de motivatie van het bezwaar.

De Belastingdienst houdt deze pro forma bezwaren niet aan, maar zal vragen om een nadere motivering. Die motivering kan vooralsnog summier, maar moet in ieder geval uw vermogenscategorieën en uw soorten vermogen bevatten. Uiteraard kunnen wij u daarbij van dienst zijn.

Vragen?

Heeft u vragen over uw eigen specifieke situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter mag kosten naheffing parkeerbelasting niet verminderen

Kosten die berekend worden bij een naheffing van parkeerbelasting moet u gewoon betalen. Ook als die kosten in verhouding tot de te betalen parkeerbelasting erg hoog zijn.

Dit volgt uit een uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden, die daarmee een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel vernietigde.

Kosten naheffing parkeerbelasting

Parkeren

Als u geen of te weinig parkeerbelasting betaalt, loopt u het risico dat er een naheffing parkeerbelasting volgt. Als een dergelijke naheffing volgt, wordt het tarief voor de parkeerduur van één uur in rekening gebracht, tenzij aannemelijk is dat er langer geparkeerd is. Tevens moet de overtreder een bedrag aan kosten betalen.

Wanverhouding?

In bovengenoemde zaak had een automobilist te laat de verschuldigde parkeerbelasting betaald en moest hij € 67,30 aan parkeerbelasting plus kosten betalen. Het te betalen bedrag kwam overeen met maar liefst 224 maal de gederfde belasting. De vraag was derhalve of er daarom sprake was van een wanverhouding, die ertoe moest leiden dat de naheffing zou worden verminderd.

Hof: kosten zijn geen sanctie

Volgens het Hof dient de naheffing niet verminderd te worden. Uit een eerder arrest van de Hoge Raad is namelijk duidelijk geworden dat de kosten niet aangemerkt kunnen worden als een sanctie. Bovendien mag de Gemeentewet, waarop de naheffing was gebaseerd, niet getoetst worden aan het evenredigheidsbeginsel.

Tijdens de zitting kwamen belanghebbende en de gemeente overeen dat de naheffing vanwege bijzondere omstandigheden toch moest komen te vervallen. Dit neemt niet weg dat nu duidelijk is dat een vermindering van kosten van een naheffing parkeerbelasting vanwege een mogelijke wanverhouding niet mogelijk is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Ontslagrecht 2023

In deze advieswijzer geven we u de stand van zaken met betrekking tot het ontslagrecht per 1 april 2023. Wanneer mag u iemand ontslaan, welke route moet u bewandelen en wat moet u vastleggen?

De volgende onderwerpen komen aan de orde:

  • Ontslagroute
  • Opzegtermijnen
  • Opzegverboden
  • Beëindigingsovereenkomst
  • Ontbindende voorwaarde
  • Direct ontslag
  • Overlijden werknemer

Ontslagroute

Juridisch

Welke route moet u als werkgever bewandelen om de arbeidsovereenkomst van een werknemer te beëindigen? Het UWV is de bevoegde instantie als het gaat om:

a. bedrijfseconomisch ontslag; en
b. ontslag door langdurige arbeidsongeschiktheid.

Andere, meer persoonlijk getinte redenen gaan via de kantonrechter. Bij de kantonrechter moet het gaan om de volgende redelijke ontslaggronden:

c. frequent verzuim werknemer;
d. disfunctioneren werknemer;
e. verwijtbaar handelen of nalaten werknemer;
f. werkweigering wegens ernstig gewetensbezwaar;
g. verstoorde arbeidsverhouding;
h. andere omstandigheden die van dien aard zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren;
i. een combinatie van meerdere van de bovengenoemde ontslaggronden (met uitzondering van de ontslaggrond werkweigering) die elk afzonderlijk geen voldragen ontslaggrond opleveren, maar die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

De laatste ontslaggrond, de zogenaamde cumulatiegrond ook wel i-grond genoemd, geldt vanaf 1 januari 2020.

De procedures bij het UWV en de kantonrechter kosten tijd. Deze proceduretijd kan volledig in mindering worden gebracht op de opzegtermijn. Wel moet minimaal een maand opzegtermijn overblijven. In de opzegbrief moet de werkgever de reden van de opzegging vermelden. Opzegging is alleen aan de orde na verkregen ontslagvergunning van het UWV. Bij een ontbindingsprocedure bepaalt de rechter zelf de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. Normaliter houdt hij daarbij rekening met de reguliere opzegtermijn. Is er echter sprake van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, dan kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per direct beëindigen.

Opzegtermijnen

Bij opzegging gaat het om een eenzijdig gerichte rechtshandeling van de ene partij ten opzichte van de andere partij. De opzegging hoeft niet door die andere partij te worden aanvaard. 
Voor zowel werkgever als werknemer gelden termijnen die ze bij de opzegging moeten hanteren. Als hoofdregel geldt dat opzegging tegen het einde van de maand dient plaats te vinden. Dit is slechts anders als in een schriftelijke overeenkomst of door het gebruik een andere dag is aangewezen.

Let op! Het niet in acht nemen van de juiste opzegtermijn, waardoor de arbeidsrelatie te vroeg eindigt – we spreken dan van een onregelmatige opzegging –, zorgt voor de verplichting het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn te vergoeden. Dit staat bekend als het betalen van de gefixeerde schadevergoeding.

Bij een contract voor bepaalde tijd zonder tussentijds opzegbeding moeten beide partijen de volledige looptijd uitzitten. 

Let op! Wanneer gedurende de opzegtermijn helemaal geen loon verschuldigd is, omdat bijvoorbeeld na 104 weken de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte is geëindigd, kan toch aanspraak worden gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding, dus het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn.

De door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn is gerelateerd aan de duur van het dienstverband van de werknemer.

Duur dienstverband  Opzegtermijn
Korter dan 5 jaar  1 maand 
Tussen 5-10 jaar  2 maanden 
Tussen 10-15 jaar  3 maanden 
15 jaar of langer  4 maanden 

Bepalend voor de duur van de opzegtermijn, is de duur van het dienstverband op de dag van de opzegging. Voor de werknemer die het dienstverband wil opzeggen, geldt standaard een opzegtermijn van één maand. Wilt u hem aan een langere opzegtermijn houden, dan geldt voor u het dubbele, tot maximaal een jaar.

Voorbeeld

De opzegtermijn voor de werknemer bedraagt drie maanden. In dat geval bedraagt de door u in acht te nemen opzegtermijn zes maanden.

In een cao kan de door u in acht te nemen opzegtermijn weer worden bekort. Het is daarom van belang de toepasselijke cao erop na te slaan.

Opzegverboden

U kunt de arbeidsovereenkomst pas opzeggen na verkregen toestemming van het UWV. Er mag echter geen sprake zijn van een opzegverbod. Het UWV toetst bij de behandeling van ontslagaanvragen of hier sprake van is. De kantonrechter is niet bevoegd de arbeidsovereenkomst te ontbinden als er een wettelijk opzegverbod geldt, tenzij het ontbindingsverzoek niet gebaseerd is op bedrijfseconomische redenen en het geen verband houdt met de ziekte van de werknemer dan wel indien de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen. Dit is alleen anders wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het opzegverbod binnen vier weken na de dag waarop het UWV op het verzoek beslist, niet meer geldt.

Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen de opzegverboden ‘tijdens’ en ‘wegens’. De volgende opzegverboden kunnen worden onderscheiden:

  • tijdens de eerste twee jaar van ziekte, tenzij het een werknemer betreft die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, want dan bedraagt het opzegverbod bij ziekte dertien weken (wordt per 1 juli 2023 bekort naar zes weken);
  • tijdens zwangerschap;
  • tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof en zes weken na de werkhervatting;
  • gedurende het vervullen van de dienstplicht of vervangende dienst;
  • de werknemer die lid is van de or of een personeelsvertegenwoordiging (pvt) of als secretaris is toegevoegd aan de or of personeelsvertegenwoordiging;
  • de werknemer die geplaatst is op een kandidatenlijst voor een or of pvt of korter dan twee jaar geleden daarvan lid is geweest;
  • de werknemer die lid is van een voorbereidingscommissie van een or;
  • de deskundige werknemer in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet;
  • tijdens de verlengde wachttijd, omdat u een loonsanctie opgelegd heeft gekregen van het UWV.

De ontslagbescherming van de functionaris voor de gegevensbescherming is te vinden in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het opzegverbod is gewijzigd van een opzegverbod ‘tijdens’ naar een opzegverbod ‘wegens’.

Beëindigingsovereenkomst

Het is ook mogelijk om als werkgever en werknemer onderling een schriftelijke beëindigingsovereenkomst te sluiten. De werknemer heeft daarna een bedenktijd van veertien dagen. De werkgever moet de werknemer hier expliciet – schriftelijk – op wijzen. Verzuimt de werkgever dit, dan wordt de bedenktermijn verlengd naar drie weken. Binnen deze bedenktermijn kan de werknemer buitengerechtelijk de beëindigingsovereenkomst ontbinden. Dit kan hij doen door dit de werkgever schriftelijk kenbaar te maken. Hij hoeft geen reden te geven voor de buitengerechtelijke ontbinding van de beëindigingsovereenkomst.

Voor een werknemer is het van belang zijn eventuele recht op een WW-uitkering zo veel mogelijk veilig te stellen. Daarom dienen de volgende elementen in de beëindigingsovereenkomst terug te vinden zijn: 

  • de werkgever heeft het initiatief genomen voor een beëindiging van het dienstverband;
  • de correcte opzegtermijn is gehanteerd (ter voorkoming van een benadelingshandeling);
  • er is geen sprake van verwijtbaarheid aan uw kant;
  • er is gekeken naar herplaatsingsmogelijkheden.

Overige zaken die in een beëindigingsovereenkomst kunnen worden opgenomen, zijn:

  • afstemming communicatie over vertrek werknemer richting derden;
  • geheimhoudingsbepaling;
  • bepaling inzake inleveren bedrijfseigendommen;
  • tegemoetkoming in juridische kosten (veelal een bedrag variërend van € 500 tot € 1.250). Dit geldt niet als de werknemer lid is van een vakbond of een rechtsbijstandsverzekering heeft waar hij een beroep op kan doen;
  • een outplacement- of opleidingsvergoeding;
  • tot wanneer en onder welke voorwaarden de werknemer de lease- of bedrijfsauto mag blijven rijden;
  • vervallen of terugbetalen van studiekosten;
  • hoogte van de ontslagvergoeding waarbij vaak de transitievergoeding als uitgangspunt dient;
  • getuigschrift en positieve referenties naar derden;
  • opheffing of matiging van een concurrentiebeding of omzetting ervan naar een relatiebeding;
  • vrijstelling van werk al dan niet met opname nog openstaande vakantiedagen;
  • wijzigen gegevens op sociale media per datum einde dienstverband;
  • een regeling inzake het vervallen dan wel handhaven van een eventueel concurrentiebeding;
  • uitbetaling eindafrekening waarbij het raadzaam is de emolumenten van de eindafrekening expliciet te benoemen;
  • een finale kwijtingsbepaling.

Ontbindende voorwaarde

U kunt als werkgever niet met uw werknemer overeenkomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt als de werknemer in het huwelijk treedt of een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel wegens zwangerschap of bevalling van de werkneemster. Andere ontbindende voorwaarden worden soms wel toelaatbaar geacht. Denk hierbij aan het uitzendbeding. Schriftelijk wordt dan bedongen dat de overeenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht door het uitzendbureau aan de inlener op verzoek van de inlener eindigt. Als u als inlener de uitzendkracht om wat voor reden ook terugstuurt naar het uitzendbureau, eindigt de tijdelijke arbeidsovereenkomst automatisch.

De geldigheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst wordt slechts bij uitzondering aanvaard en hangt af van de aard, inhoud en context van de voorwaarde. Rechters hechten er belang aan dat de voorwaarde schriftelijk is overeengekomen. De ontbindende voorwaarde moet gekoppeld zijn aan een objectief bepaalbare toekomstige gebeurtenis, waaraan geen verdere subjectieve beoordeling van u als werkgever (ook wel het ‘triggerverbod’ genoemd) te pas komt. Denk bijvoorbeeld aan het vereiste van het kunnen overleggen van een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) binnen een bepaalde nader omschreven periode. Het is raadzaam duidelijk vast te leggen wat het verband is tussen de aard en de inhoud van de functie en het kunnen beschikken over een VOG.

Een veelvoorkomende ontbindende voorwaarde is die waarbij in de arbeidsovereenkomst expliciet is opgenomen dat deze eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd door de werknemer. Dit staat bekend als het pensioenontslagbeding. Een dergelijk beding is toelaatbaar, omdat er een groot maatschappelijk draagvlak bestaat voor de grens van de AOW-leeftijd als einde van het arbeidzaam leven. Dit houdt uiteraard ook verband met het feit dat er dan in principe recht bestaat op een AOW-uitkering.

Direct ontslag?

U kunt als werkgever in bepaalde gevallen de arbeidsovereenkomst per direct eindigen bij een dringende reden onder gelijktijdige mededeling van die dringende reden. Er hoeft in dat geval geen opzegtermijn in acht genomen te worden. In het spraakgebruik wordt gesproken over een ontslag op staande voet. Er gelden wel voorwaarden voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet:

  • er moet sprake zijn van een dringende reden;
  • die direct moet zijn meegedeeld;
  • én het ontslag moet direct worden gegeven.

Voorbeelden van dringende redenen voor u als werkgever zijn:

  • werkweigering van de werknemer;
  • wanneer de werknemer u of uw familieleden of huisgenoten mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt;
  • de werknemer is ongeschikt voor het werk.

Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet geldt dat u hoor en wederhoor moet toepassen. Uw werknemer moet de gelegenheid hebben gekregen een reactie te geven op de geconstateerde dringende reden.

Tip! Ga niet te lichtvaardig te werk bij een ontslag op staande voet, maar pas hoor en wederhoor toe en verzamel voldoende feiten.

Bij een ontslag op staande voet moet sprake zijn van:

  • een objectieve dringende reden; of
  • een subjectieve dringende reden.

Met een objectieve dringende reden wordt een gedraging bedoeld die door geen enkele andere werkgever getolereerd zou worden. Bij een subjectieve dringende reden gaat het erom dat de gedraging van de werknemer specifiek voor u als werkgever absoluut ontoelaatbaar is, gelet op de omstandigheden van het geval.

Is de werknemer het niet eens met het ontslag op staande voet en stapt hij naar de rechter (binnen 2 maanden na het gegeven ontslag op staande voet), dan kijkt de rechter voor de rechtsgeldigheid van het ontslag naar de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Dit betekent dat, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden zoals de duur van het dienstverband, de genoten opleiding, eventuele eenzijdige werkervaring of de thuissituatie, bij de ene werknemer een ontslag op staande voet wél en bij de andere werknemer niet gerechtvaardigd kan zijn.

Ook wordt wel gekeken naar eventueel beleid dat u heeft opgesteld en of u dit beleid ook daadwerkelijk heeft gehandhaafd.

Stel nu dat achteraf bezien maar een deel van de dringende reden vast komt te staan, wat dan? Het gegeven ontslag is geldig als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • de wel vaststaande feiten moeten het ontslag rechtvaardigen;
  • het is aannemelijk dat de werkgever ook ten aanzien van de wel bewezen feiten ontslag zou hebben verleend;
  • het was voor de werknemer kenbaar dat ook het wel vaststaande feitencomplex voldoende reden vormde voor een ontslag op grond van een dringende reden.

Als de werknemer gaat procederen, loopt u het risico dat het ontslag op staande voet geen standhoudt en de arbeidsovereenkomst dus nog steeds doorloopt en u het loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, moet doorbetalen. U kunt het daarom ook anders aanpakken door het ontslag als een drukmiddel te gebruiken.

Tip! Het is toegestaan dat u de werknemer enige bedenktijd geeft om te beslissen of hij niet liever zelf ontslag neemt in plaats van ontslag te krijgen. De gedachte hierachter is dat daarmee de mogelijkheden worden vergroot voor het vinden van een andere, meer bevredigende oplossing dan ontslag op staande voet.

Ook kunt u de werknemer nog een beëindigingsovereenkomst aanbieden. Let er dan wel op dat u het ontslag op staande voet pas intrekt op het moment dat de wettelijke bedenktermijn is verstreken.

Overlijden werknemer

U bent, als uw werknemer komt te overlijden, verplicht aan de nagelaten betrekkingen van de werknemer een overlijdensuitkering te verstrekken. Deze overlijdensuitkering bestaat uit het loon dat de werknemer zou hebben ontvangen over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van het overlijden. Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan:

  • de achterblijvende echtgenoot/echtgenote; of
  • de achterblijvende geregistreerde partner; of
  • de achterblijvende ongehuwd samenwonende partner; of
  • de minderjarige kinderen; of
  • degene met wie de overledene in gezinsverband samenleefde en in wiens kosten van bestaan hij voorzag.

Let op! De overlijdensuitkering wordt alleen verstrekt aan de nagelaten betrekkingen met wie de overledene voor zijn overlijden feitelijk samenwoonde. Bij een scheiding van tafel en bed heeft de achtergebleven echtgenoot/echtgenote dus geen recht op een overlijdensuitkering.

Let op! De overlijdensuitkering wordt belasting- en premievrij uitbetaald (bruto = netto). U mag bij het overlijden belastingvrij drie maandsalarissen verstrekken, maar bent hiertoe wettelijk niet verplicht. Veelal is een dergelijke bepaling te vinden in een eventueel toepasselijke cao.

Postuum loon

Vaak bestaat er bij het overlijden nog recht op een stuk postuum loon voor dat gedeelte dat uw werknemer nog heeft gewerkt. Stel dat de werknemer op 11 augustus overlijdt, dan bestaat er nog recht op loon en op opgebouwde vakantiedagen tot de dag van overlijden. De werkgever zal moeten wachten met het overmaken hiervan tot er duidelijkheid bestaat wie de rechthebbenden hierop zijn. Dit zijn de erfgenamen. Dit kunnen overigens weer andere personen zijn dan de nagelaten betrekkingen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen btw-aftrek voor herstel dak voor zonnepanelen

Als het dak van een woning hersteld wordt in het kader van een complete renovatie, kan de btw op die herstelkosten niet in aftrek worden gebracht vanwege het feit dat er ook zonnepanelen moeten kunnen worden geplaatst. Volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant zijn de kosten van herstel dan niet uitsluitend gemaakt voor de levering van energie via zonnepanelen.

Btw zonnepanelen

Zonnepanelen

Tot dit jaar was de btw op zonnepanelen ook voor particulieren aftrekbaar, omdat ze voor de levering van energie als ondernemer kunnen worden aangemerkt. Sinds 2023 bedraagt het btw-tarief op zonnepanelen echter 0%. 

Herstelkosten

In bovenstaande zaak had een particulier het dak van zijn woning hersteld en een nieuw bijgebouw gerealiseerd om zonnepanelen te plaatsen. De btw op het herstel en de realisatie van het bijgebouw wilde hij in aftrek brengen, maar volgens de rechtbank was dit niet mogelijk. 

Btw aftrek woning

Voor aftrek van btw is een rechtstreeks en onmiddellijk verband nodig tussen de aftrek en de levering van energie. Voor een woning die zowel zakelijk als privé wordt gebruikt, moet uit de feiten en omstandigheden blijken dat de uitgave uitsluitend is gedaan vanwege de belastbare activiteit. Dit geldt ondanks het privégebruik en ongeacht de mate daarvan.

Geen rechtsreeks en onmiddellijk verband

Uit de stukken bleek dat de kosten voor de daken waren gemaakt in het kader van een volledige renovatie van de bestaande woning en de realisatie van het nieuwe bijgebouw. Deze kosten zouden dus hoe dan ook zijn gemaakt, ook zonder de plaatsing van zonnepanelen. Het rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de herstelkosten van het dak en de renovatie, was dus niet aanwezig.

Posted in Niet gecategoriseerd

Coronavirus-related tax debts: what are your options?

During the coronavirus crisis Dutch companies could opt to temporarily defer the payment of their tax debts. More than 266,000 entrepreneurs had to start paying off these debts from 1 October 2022. It has now become clear that over 103,000 of them are behind with their payments.

If you are struggling to meet your payment obligations, there may be options available to you. On the other hand, if you can afford to loosen your belt a little, it may make financial sense to pay off your debts early.

Payment scheme for coronavirus-related tax debts

Portemonnee

In October 2022 entrepreneurs had to start paying off any coronavirus-related tax debts that they had accrued. In principle, payments must be made monthly in equal instalments and you have up to five years to settle these debts. One condition of this payment scheme is that you keep up with the monthly payments. Another condition is that you file your tax returns (including for VAT and payroll tax) correctly and on time for any taxes arising from 1 October 2022 and make the corresponding payments promptly and in full.

Letter from Tax and Customs Administration

The Tax and Customs Administration is currently sending out letters to entrepreneurs who it believes are failing to comply with the conditions of the payment scheme. It is asking these entrepreneurs to make up any payment arrears as quickly as possible.

Please note: If you do not comply with the conditions of the payment scheme, the Tax and Customs Administration is entitled to withdraw the scheme. It will not take this action immediately. If you have not made up your payment arrears by April, you will receive another letter in mid-April. If you then fail to make up your payment arrears within 14 days, at some point from mid-May you will receive a decision from the Tax and Customs Administration withdrawing the payment scheme. The Tax and Customs Administration will then commence collection of the debt from mid-June 2023.

The payment scheme will not be withdrawn by the Tax and Customs Administration if you only fall behind with one instalment, provided that you are complying with the other conditions of the scheme. For the time being the Tax and Customs Administration is still taking an accommodating stance in such cases.

Options for coronavirus-related tax debts

If you are unable to comply with the conditions of the payment scheme, there are still options available to you. By taking advantage of these, you may be able to avoid the Tax and Customs Administration ultimately withdrawing the payment scheme. You can ask to pay off the debt over seven instead of five years, for example. It is also possible to request quarterly instead of monthly payments. Lastly, you also have the option of making a one-off request for a payment holiday of up to six months. However, this will mean that your subsequent monthly payments will be higher.

Please note: These options are also subject to certain conditions. Our advisors can provide you with relevant advice on these.

Options relating to current payment obligations

The Tax and Customs Administration is entitled to withdraw the payment scheme for your coronavirus-related tax debts if you fail to comply with your new payment obligations arising after 1 October 2022. For these tax debts it is not possible to obtain an additional deferment or arrange a payment scheme.

Tip: For tax debts accrued before 1 October 2022 it is, however, possible to obtain an additional deferment of payments, subject to certain conditions.

Rate of late payment interest rising

You pay late payment interest on your accrued coronavirus-related tax debts. For a while the rate of this interest was 0.01%, but it currently stands at 2%. On 1 July it will rise further to 3% and then to 4% on 1 January 2024. If you are able to pay off your coronavirus-related tax debts more quickly, you will therefore save a significant amount in interest. Almost 22,000 entrepreneurs have already opted for this solution and have paid off these debts in full. Of course, you do not have to pay them off completely to make interest savings. Even paying off a portion of the debt early will save you interest.

Posted in Niet gecategoriseerd

Let op bij verdeling aftrekposten in de aangifte inkomstenbelasting

Het is niet altijd het voordeligst om aftrekposten in de inkomstenbelasting toe te delen aan de partner met het hoogste inkomen. Tegenwoordig is juist toedeling aan de partner met het laagste inkomen steeds vaker voordeliger. Let daarop bij het indienen van uw aangifte inkomstenbelasting 2022.

Verdeling aftrekposten

Munten

In de aangifte inkomstenbelasting is het mogelijk om bepaalde aftrekposten naar keuze tussen partners te verdelen. Vroeger was dit een simpele rekensom, bij toedeling aan het hoogste inkomen leverde dat over het algemeen het meeste voordeel op. Het hoogste inkomen betaalde immers ook het hoogste tarief en de aftrek was dan ook mogelijk tegen dit hoogste tarief. Tegenwoordig is dit echter niet meer zo vanzelfsprekend.

Complexe tariefstructuur

Dit heeft te maken met de complexe tariefstructuur in de inkomstenbelasting. De te betalen belasting is namelijk niet alleen afhankelijk van het toegepaste belastingtarief (in 2022 grofweg 37,07% tot € 69.399 en 49,50% vanaf € 69.399), maar ook van de heffingskortingen en het tarief waartegen de aftrekposten aftrekbaar zijn.

Heffingskorting hoger bij lager inkomen

Zo kunnen de heffingskortingen hoger zijn bij een lager inkomen:

  • de algemene heffingskorting van maximaal € 2.888 daalt namelijk vanaf een inkomen uit werk en woning van € 21.317 in 2022 met 6,007%, en
  • de ouderenkorting van maximaal € 1.726 daalt vanaf een verzamelinkomen van € 38.464 in 2022 met 15%.

Aftrekposten tegen 40%

Daarnaast zijn onder meer de volgende aftrekposten in 2022 nog maar aftrekbaar tegen maximaal 40%:

  • aftrekbare kosten – waaronder hypotheekrente – voor de eigen woning,
  • aftrek van alimentatie, van ziektekosten en van giften.

Tip! Het aftrektarief is maximaal 40%. Dit betekent dat de aftrek tegen 40% gaat, als uw inkomen in 2022 onder het 49,50%-tarief valt. Valt uw inkomen in 2022 echter onder het 37,07%-tarief, dan vindt aftrek plaats tegen 37,07%.

Meest gunstige verdeling

De afbouw van de heffingskortingen en het aftrektarief van 40% zorgen ervoor dat het steeds vaker voordeliger kan zijn om de aftrekpost aan de partner met het laagste inkomen toe te delen. De berekening welke toedeling het meest gunstig is, is niet eenvoudig. Onze adviseurs zullen bij het verzorgen van uw aangifte inkomstenbelasting 2022 uiteraard de meest voordelige verdeling toepassen.

Let op! De aangifteprogrammatuur van de Belastingdienst past in de aangifte inkomstenbelasting 2022 voorlopig niet automatisch de meest gunstige verdeling toe. Staatssecretaris van Rij heeft laten weten dat de mogelijkheid om automatisch de meest gunstige verdeling toe te passen, in ieder geval tot 1 mei 2023 niet beschikbaar is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vastleggen relatiebeding moet secuur

Alhoewel door de Hoge Raad is beoordeeld dat een relatiebeding onder de wettelijke bepaling van het concurrentiebeding valt, kan er soms toch discussie ontstaan over het verschil. Een voorbeeld.

Casus

Handtekening

Een werknemer ging werken bij een bedrijf dat gelieerd is aan een relatie van zijn voormalige werkgever. Die werkgever was van mening dat de werknemer daarmee het met hem overeengekomen relatiebeding overtrad. De kantonrechter zag dit anders.

Relatiebeding versus concurrentiebeding

De kantonrechter oordeelde dat een relatiebeding in het maatschappelijk verkeer een andere strekking heeft dan een concurrentiebeding in klassieke zin. Zo verbiedt het concurrentiebeding de werknemer om in dienst te treden bij een andere werkgever of als zelfstandige met de (ex)werkgever te concurreren. Een relatiebeding is een variant van het concurrentiebeding. Het verbiedt de werknemer in het algemeen om met relaties of ex-relaties van de werkgever zaken te doen.

Wat stond er in het relatiebeding?

De letterlijke tekst van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding strekte tot een verbod om zakelijk contact aan te gaan of te onderhouden met relaties van de werkgever. Niet tot een verbod om in dienst te treden bij een concurrerende onderneming.

Geen concurrentiebeding

De stellingname van de werkgever dat het aangaan van een arbeidsovereenkomst viel onder het aangaan van een zakelijk contact in de zin van het relatiebeding, werd door de kantonrechter gepareerd onder verwijzing naar het eerder uitgelegde verschil tussen beiden. Dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst door de werkgever aan de werknemer zou zijn uitgelegd dat het relatiebeding bedoelde te voorkomen dat de werknemer bij een concurrerende onderneming gaat werken, werd door de werknemer betwist. De werkgever leverde geen tegenbewijs, wat betekent dat de werknemer het relatiebeding niet heeft overtreden gelet op de letterlijke tekst van de bepaling in de arbeidsovereenkomst. Er wordt daarin immers niet gerept over een indiensttreding.

Geen verrekening

De werkgever had het loon over de maand oktober 2021 niet uitbetaald, maar dit verrekend met de contractuele boete op grond van overtreding van het relatiebeding. Nu dit niet aan de orde is, dient het salaris alsnog betaald te worden. 

Tip! Let bij het vormgeven van een relatiebeding goed op de formulering van de tekst. Realiseer u daarbij dat er een verschil bestaat tussen een concurrentiebeding dat ziet op indiensttreding en een relatiebeding dat ziet op het aangaan en onderhouden van contacten met voormalige relaties.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bezorgers Deliveroo zijn werkzaam op basis van arbeidsovereenkomst

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bezorgers van Deliveroo in Nederland werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst, met als consequentie dat aan hen werknemersbescherming toekomt. Dit houdt in dat zij recht hebben op ontslagbescherming, loondoorbetaling bij ziekte, vakantiegeld en vakantiedagen.

Drie eisen van de arbeidsovereenkomst

Bezorger

Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan in de zaak van de bezorgers van het inmiddels uit Nederland vertrokken platform Deliveroo. Volgens de Hoge Raad is voldaan aan de drie eisen die de wet aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst verbindt, te weten:

  • persoonlijke arbeidsverrichting door de werknemer;
  • loonbetaling door de werkgever; en 
  • het werken onder gezag van de werkgever.

Dat de bezorgers de vrijheid hadden om al dan niet in te loggen op de app, en het feit dat zij de vrijheid hadden zich te laten vervangen zijn geen reden om niet van een arbeidsovereenkomst te spreken.

Omstandigheden van het geval

Om het onderlinge verband van alle genoemde omstandigheden te bepalen gaat de Hoge Raad uit van een zogenaamde holistische benadering, waarbij gekeken moet worden naar diverse gezichtspunten. Van belang kunnen onder meer zijn:

  • de aard en duur van de werkzaamheden; 
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht; 
  • het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  • de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen; 
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd; 
  • de hoogte van deze beloningen; en 
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt. 

Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het verwerven van een reputatie, acquisitie, fiscale behandeling, en – gelet op het aantal opdrachtgevers – voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Wetgever aan zet

Het is nu aan de wetgever om een en ander tot uitdrukking te brengen in nieuwe wetgeving. Met name de nadere invulling van het begrip ‘organisatorische inbedding’ is van belang voor bedrijven die werken met zzp’ers die werkzaamheden verrichten die tot de normale bedrijfsvoering behoren. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Belasting over overwerk, bonussen en andere extra’s

Waarom betaal ik zoveel meer belasting over de vergoeding voor mijn overwerk, bonussen en andere extra’s dan over mijn normale salaris? Dat is een vraag die u als werkgever waarschijnlijk weleens van uw werknemers krijgt. Hoe zit het nu echt?

Werknemers klagen weleens dat overwerken niet loont, omdat er voor hun gevoel bijna niets overblijft. En dat geldt niet alleen voor de vergoeding voor overwerk. Ook bonussen en andere extra vergoedingen lijken extra belast te worden.

Het gevoel is begrijpelijk. Het is echter uiteindelijk niet de vergoeding voor overwerk of de bonus die extra belast wordt, maar de belasting over het gehele loon stijgt. Het loon- en inkomstenbelastingtarief stijgt namelijk over het algemeen als het loon/inkomen hoger wordt. Daarnaast dalen de heffingskortingen (de kortingen op de te betalen belasting) vanaf een bepaald loon/inkomen. Het is dus niet zo dat het extra loon door het overwerk of een bonus zwaarder belast wordt, maar over het totale loon is meer belasting verschuldigd. Het totale loon is immers hoger geworden.

Kunt u het nog volgen? Het is een lastig systeem dat inmiddels in de politiek ook ter discussie is gesteld. Voorlopig hebben we hier echter nog mee te maken. Daarom in deze advieswijzer een uitleg voor werkgever en werknemer ter verduidelijking.

Loonheffing

Laptop

Voordat een werkgever loon kan uitbetalen aan een werknemer, moet de werkgever eerst loonbelasting en premies volksverzekeringen berekenen. Tezamen is dit de loonheffing. Deze loonheffing trekt de werkgever af van het brutoloon en betaalt hij aan de Belastingdienst. De berekening van deze loonheffing bestaat onder meer uit een tarief (percentage) verminderd met zogenaamde heffingskortingen. Met name die heffingskortingen maken de loonheffing ondoorzichtig. Hierna volgt een uitleg.

Tarief

De hoogte van het toe te passen tarief is afhankelijk van de hoogte van het loon van een werknemer. In 2023 bedraagt dit tarief voor iemand die jonger is dan 66 jaar en 10 maanden (AOW-leeftijd) 36,93% tot en met een loon van € 73.032 op jaarbasis. Boven dat loon bedraagt het tarief 49,50%.

Heffingskortingen

Naast de berekening van het tarief moet de werkgever ook rekening houden met de zogenaamde heffingskortingen. Heffingskortingen zijn bedragen die in mindering komen op de in te houden bedragen, kortingen op de te betalen belasting dus. Eerst berekent de werkgever de belasting en premies volksverzekeringen aan de hand van het tarief. De heffingskortingen verlagen vervolgens dit berekende bedrag. Het dan resterende bedrag moet de werkgever van het brutoloon van de werknemer aftrekken en betalen aan de Belastingdienst.

Voorbeeld

Een werknemer verdient € 2.200 per maand. Het bedrag dat de werkgever moet inhouden, bedraagt € 812 (36,93% van € 2.200). Als deze werknemer in deze maand recht heeft op € 629 heffingskorting, houdt de werkgever geen € 812 in, maar € 183 (€ 812 min € 629). Per saldo houdt de werknemer door toepassing van de heffingskortingen € 2.017 (€ 2.200 min € 183) netto over. Hoewel het werkelijke tarief dus 36,93% bedraagt, ervaart deze werknemer een belasting- en premiedruk van 8,32% (€ 183 gedeeld door € 2.200 vermenigvuldigd met 100%).

Heffingskortingen toegepast op normale salaris

De heffingskortingen worden altijd volledig gebruikt bij de berekening van de heffing op het normale maandelijkse salaris. Op die manier kan iedere werknemer volledig gebruikmaken van zijn recht op korting. Heeft iemand recht op € 629 heffingskortingen in een maand, dan wordt deze volledige € 629 in mindering gebracht zoals in het voorbeeld hiervoor. Dit betekent wel dat als een werknemer in een maand extra loon ontvangt (bijvoorbeeld in verband met de uitbetaling van overuren of een bonus), daar geen extra heffingskorting op in mindering wordt gebracht. Het totale recht aan heffingskortingen is immers al opgegaan bij de berekening van het normale loon.

Voorbeeld

De werknemer uit het vorige voorbeeld krijgt in de maand maart € 500 extra loon in verband met de uitbetaling van overuren. Het totale loon in deze maand bedraagt hierdoor € 2.700 in plaats van € 2.200. Het bedrag dat de werknemer moet inhouden, bedraagt € 997 (36,93% van € 2.700). Het recht op heffingskorting in deze maand bedraagt voor de werknemer € 614. De werkgever houdt daarom € 383 (€ 997 min € 614) in. Per saldo houdt de werknemer deze maand € 2.317 (€ 2.700 min € 383) netto over. Hoewel het geldende tarief ook hier 36,93% bedraagt, ervaart deze werknemer een belasting- en premiedruk van 14,19% (€ 383 gedeeld door € 2.700 vermenigvuldigd met 100%).

De belasting- en premiedruk over het totale loon stijgt dus, omdat het totale loon hoger is geworden. Het extra loon wordt niet extra zwaar belast, maar het gemiddelde tarief over het totale loon stijgt. Ter vergelijking: op het loon van een werknemer met een normaal loon van € 2.700 per maand moet ook € 383 belasting en premies worden ingehouden. Ook deze werknemer ervaart een belasting- en premiedruk van 14,19%. Het is dus niet zo dat incidenteel extra loon meer belast wordt dan een vast hoger loon.

Heffingskortingen: geen vaste bedragen

In de vorige twee voorbeelden daalde het recht op heffingskorting van € 629 bij een loon van € 2.200 naar € 614 bij een loon van € 2.700. Heffingskortingen zijn namelijk geen vaste bedragen, maar ze zijn afhankelijk van de hoogte van het loon/inkomen. Dit betekent dat de heffingskortingen lager kunnen worden als het totale loon hoger wordt. Dit betekent dus ook dat als gevolg van extra loon, de totale heffingskortingen lager kunnen worden.

Algemene heffingskorting

Zo bedraagt een van de heffingskortingen, de algemene heffingskorting, in 2023 bijvoorbeeld € 3.070 per jaar bij een jaarlijks loon tot en met € 22.660. Is het jaarlijkse loon hoger, dan is de algemene heffingskorting ongeveer € 0,06 lager voor elke euro boven deze € 22.060. Bij een jaarlijks loon van € 73.031 of meer, bestaat in 2023 daardoor helemaal geen recht meer op algemene heffingskorting.

Arbeidskorting

Een andere heffingskorting, de arbeidskorting, loopt eerst op tot maximaal € 5.052 per jaar bij een jaarlijks loon van €37.691, maar wordt voor elke euro boven deze € 37.691 verlaagd met ongeveer € 0,065. Vanaf een jaarlijks loon van € 115.295 bestaat daardoor helemaal geen recht meer op arbeidskorting.

Deze op- en afbouw van de heffingskortingen hebben dus ook invloed op belasting- en premiedruk die een werknemer ervaart.

Let op! De heffingskortingen kunnen ook een rol spelen bij de vraag of een werknemer nog inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: inkomstenbelasting) verschuldigd is. De loonheffing die de werkgever inhoudt, is namelijk een voorheffing op de inkomstenbelasting. Bij een werknemer met één dienstverband is de ingehouden loonheffing, afgezien van persoonlijke omstandigheden zoals een eigen huis of alimentatie, over het algemeen gelijk aan de inkomstenbelasting. Deze werknemer hoeft dan geen inkomstenbelasting te betalen. Bij werknemers met meer dienstverbanden is het totaal van de ingehouden loonheffing door de meerdere werkgevers vaak lager dan de inkomstenbelasting. Deze werknemer moet dan bijbetalen via zijn aangifte inkomstenbelasting. Dit verschil kan veroorzaakt worden doordat meerdere werkgevers rekening hebben gehouden met de heffingskortingen, terwijl elke werknemer daar uiteindelijk maar één keer recht op heeft. Een andere oorzaak kan een verschil in tarief zijn over de afzonderlijke lonen en het totale loon (hoger tarief bij hoger totaal loon).

Gevolgen voor andere regelingen

Werknemers moeten zich realiseren dat er diverse regelingen bestaan die afhankelijk zijn van het inkomen (loon is onderdeel van dit inkomen). Denk bijvoorbeeld aan diverse toeslagen (kinderopvangtoeslag, zorgtoeslag, huurtoeslag) en het kindgebonden budget. Een hoger loon/inkomen zou kunnen betekenen dat recht bestaat op minder of geen bijdrage uit deze regelingen.

Een werkgever heeft geen inzicht in de persoonlijke situatie van de werknemer en kan daarom met deze gevolgen geen rekening houden. De werknemer moet daarom zelf de gevolgen van een hoger loon voor andere regelingen beoordelen.

Tip! Op de website van het Nibud zijn diverse handige hulpmiddelen voor de werknemer beschikbaar. Zo kan een werknemer meer inzicht krijgen in wat meer uren werken betekent voor het nettoloon door gebruik te maken van de WerkUrenBerekenaar. Wil een werknemer weten op welke regelingen mogelijk recht bestaat, laat de werknemer dan gebruikmaken van BerekenUwRecht. En wijs de werknemer ook eens op de andere hulpmiddelen op de website van het Nibud, zoals Geldplan Pensioen (voor inzicht in het pensioen) en Geldplan Rondkomen met kinderen (voor inzicht in regelingen en subsidies voor gezinnen met kinderen).

Vrije ruimte in werkkostenregeling

Als een werkgever ervoor kan kiezen om een extra vergoeding aan te wijzen in de vrije ruimte, dan kan dit gunstig zijn voor de werknemer. De werknemer heeft dan geen last van afbouw van heffingskortingen of gevolgen voor andere regelingen. Bedragen die aangewezen zijn in de vrije ruimte tellen namelijk niet mee als loon voor de werknemer voor de heffingskortingen of de andere regelingen.

Let op! Het is niet mogelijk om zonder meer loon aan te wijzen in de vrije ruimte. Hiervoor gelden voorwaarden. Zo moet het bijvoorbeeld gebruikelijk zijn om bepaalde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan te wijzen. Bovendien is de vrije ruimte in 2023 beperkt tot 3% over de eerste € 400.000 totale loonsom en 1,18% over het meerdere. Komt het totaal van deze vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen in een jaar boven deze vrije ruimte, dan betaalt de werkgever 80% eindheffing over dit meerdere.

Tot slot

De berekening van de loonheffing over lonen is niet eenvoudig. In de tekst en de voorbeelden hiervoor is geprobeerd het een en ander zo eenvoudig mogelijk te houden. Houd er daarom rekening mee dat de voorbeelden niet de werkelijke heffingen, heffingskortingen en netto lonen weergeven, maar dat de werkelijkheid hier iets van kan afwijken.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Berekening legesheffing moet te achterhalen zijn

Als u een omgevingsvergunning aanvraagt, mag de gemeente hiervoor leges heffen. De gemeente is verplicht inzage te verschaffen in de berekening van de te betalen leges. Kan dit niet omdat de digitale berekeningswijze inmiddels een update heeft ondergaan, dan komen de leges te vervallen.

Kenbaarheidseisen

Bouw

Een belastingverordening moet duidelijkheid verschaffen over de te heffen belasting vanwege de zogenaamde kenbaarheidsvereisten. Wettelijk is bepaald dat een verordening de belastingplichtige moet vermelden, evenals het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang en beëindiging van de heffing en hetgeen verder voor de heffing en de invordering van belang is. 

Let op! Aan de hand van bovengenoemde zaken moet u namelijk kunnen nagaan of de aanslag klopt.

Digitale update

In een rechtszaak die speelde bij de rechtbank Den Haag, ging het om de legesheffing inzake een omgevingsvergunning. Volgens de verordening hing de hoogte van de te betalen leges af van de bouwkosten. Als de geschatte bouwkosten meer bedroegen dan € 500.000, werden ze gecheckt met behulp van digitale standaardwaarden, het zogenaamde Bouwkostenkompas. Dit Bouwkostenkompas werd ieder kwartaal up to date gehouden middels een digitale update.

Afwijkende versies

Tijdens de rechtszaak werd duidelijk dat de digitale versie van het Bouwkostenkompas afweek van de papieren versie. Dit was mede te verklaren doordat de papieren versie niet ieder kwartaal, maar slechts één keer per jaar werd geüpdatet. 

Oudere versies niet meer toegankelijk

Ook werd duidelijk dat de oudere versies van de digitale uitgave na de update niet meer toegankelijk waren. Dit kwam de gemeente duur te staan, want daardoor was niet meer te achterhalen of de legesaanslag conform de voorschriften was opgelegd. Ook ter zitting werd geen inzicht gegeven in de berekening van de aanslag. De rechtbank besloot daarop dat die dan ook diende te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Brochure fiscale aspecten opkoopregeling veehouders

De Belastingdienst heeft een brochure gepubliceerd inzake de fiscale aspecten van de opkoopregeling voor veehouders. De brochure is tot stand gekomen in overleg met LTO-Nederland.

Diverse belastingen

Koeien

De brochure gaat in op tal van belastingen die bij de opkoopregeling aan de orde komen. Deze zijn onderverdeeld in inkomstenbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting en schenk- en erfbelasting.

Vraag en antwoord

Via vraag en antwoord geeft de brochure inzicht in aspecten die bij de opkoopregeling van belang kunnen zijn, zoals de mogelijkheid om de herinvesteringsreserve toe te passen, de verschuldigdheid van omzetbelasting over de ontvangen vergoeding, en de gevolgen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in relatie tot de bezitseis bij de erf- en schenkbelasting.

Downloaden

Geïnteresseerden kunnen de brochure downloaden via de site van de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondanks coronasluiting toch gebruikersheffing OZB

Als u een zakelijk onroerend goed gebruikt, kunt u een aanslag gebruikersheffing voor de OZB tegemoet zien. Een ondernemer die zijn restaurant vanwege corona niet mocht openen, kreeg toch een aanslag gebruikersheffing. Rechtbank Oost-Brabant vindt dit terecht.

Gebruikersheffing OZB

Horeca

Aan de eigenaren van een pand wordt een eigenarenheffing OZB opgelegd. Daarnaast kan de gebruiker van een bedrijfspand een gebruikersheffing OZB opgelegd krijgen. Wie een bedrijfspand bezit en het zelf gebruikt, krijgt dus zowel de aanslag voor de eigenaar als voor de gebruiker. Voor woningen geldt alleen de eigenarenheffing.

Gesloten vanwege corona

Een exploitant van een restaurant kreeg een aanslag gebruikersheffing OZB opgelegd voor het door hem gehuurde restaurant. Hij vond dit onterecht, want op de peildatum voor de gebruikersheffing, 1 januari 2021, mocht hij het restaurant vanwege corona niet openen. De inspecteur wees zijn bezwaar af, waarna de zaak voor de rechtbank kwam.

Geen afhaalmaaltijden

De rechtbank vond dat de aanslag terecht was opgelegd. De exploitant had er volgens de rechter ook voor kunnen kiezen om maaltijden af te laten halen of deze te laten bezorgen. Dit was namelijk wel toegestaan. Voor het opleggen van een aanslag gebruikersheffing OZB is immers niet vereist dat het gebruik onbeperkt moet zijn. De gemeente werd dan ook in het gelijk gesteld.

Andere beslissing bioscoop

De rechtbank Limburg heeft vorig jaar beslist dat de gebruikersheffing voor een bioscoop vanwege dezelfde redenen wél moest komen te vervallen. Daarbij overwoog de rechtbank dat de bioscoop tijdens de coronacrisis nergens anders voor kon worden gebruikt. Nu dat in bovenstaande zaak voor het restaurant niet gold, bleef die aanslag in stand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement weer uitgesteld

Het box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, dat gepland stond vanaf 2026, gaat waarschijnlijk pas op zijn vroegst per 1 januari 2027 in. Dit heeft staatssecretaris Van Rij gezegd in een interview met NRC. Het traject dat voorafgaat aan de invoering, alsmede de noodzakelijke modernisering van de ict-systemen bij de Belastingdienst zijn volgens hem hier debet aan.

Behandeling nieuw wetsvoorstel duurt lang

Euro

In mei van dit jaar wordt het nieuwe box-3 stelsel op basis van werkelijk rendement behandeld in de Tweede Kamer. Aansluitend wordt nog een internetconsultatie aangeboden over het wetsvoorstel. Als daarna nog ongeveer 1,5 jaar nodig is voor het wetgevingstraject, wordt het heel ingewikkeld om invoering per 1 januari 2026 te halen, aldus Van Rij.

In september 2022 werd de invoering van het nieuwe box 3-stelsel al uitgesteld van 2025 naar 2026. Ook de in februari 2023 nog bekendgemaakte planning met daarin een gewenste inwerkingtreding per 1 januari 2026 wordt nu dus niet gehaald.

Modernisering ict en draagvlak

Het uitstel naar 1 januari 2027 wordt ook veroorzaakt door noodzakelijke modernisering van de nodige ict-systemen van de Belastingdienst. Daarnaast is voor het nieuwe box 3-stelsel een breed draagvlak nodig, en dat kost tijd. 

Werkelijk rendement

Voorlopig staat ook nog niet vast wat onder werkelijk rendement moet worden volstaan. Daar wordt in mei over gesproken met de Tweede Kamer. Tijdens de formatie van het kabinet-Rutte is wel afgesproken om een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 2025 in te voeren, maar is niet gesproken over wat onder werkelijk rendement moet worden verstaan, aldus van Rij. Vorig jaar presenteerde het kabinet wel al de contouren voor een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, later dat jaar aangevuld met een schets van twee mogelijke stelsels: vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting. Ook een combinatie van deze twee stelsels lijkt nog mogelijk.

Box 3-stelsel 2023-2026

In de jaren 2023 tot en met 2025 wordt box 3 geheven op basis van de Overbruggingswet box 3. Deze heffing is grotendeels gelijk aan de wijze waarop het rechtsherstel voor de jaren tot en met 2022 berekend wordt. Waarschijnlijk blijft de Overbruggingswet box 3 nu dus ook in 2026 van kracht.

Dit betekent dat in de jaren 2023 tot en met 2025 (en waarschijnlijk ook 2026) de heffing berekend wordt op basis van de forfaitaire spaarvariant. Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen en schulden, maar er geldt voor elk van deze drie groepen een eigen forfaitair rendement.

Let op! De verwachting is dat de Overbruggingswet box 3 nog wordt aangepast op een aantal punten. De Kamer heeft het kabinet al meerdere malen hiertoe opgeroepen, bijvoorbeeld om de onderzoeken of een fijnmaziger rendement op overige beleggingen mogelijk is (in plaats van één rendement voor deze grote diverse groep dat voor 2023 is vastgesteld op 6,17%).

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil strafkorting op AOW schrappen

Het kabinet wil de korting op de AOW schrappen die mensen krijgen als ze in een jaar ten onrechte te weinig of geen premie hebben betaald. Deze korting bedraagt 2% per jaar en kan zelfs tot gevolg hebben dat meer op de AOW gekort wordt dan er aan premie verschuldigd was.

Let op! Het (mogelijk) schrappen van de korting doet niets af aan de betalingsverplichting van de premie.

Kleine groep

Ziek

De korting betreft slechts een kleine groep van zo’n 15.000 AOW’ers. Vaak is er sprake of sprake geweest van gezondheidsproblemen, financiële problemen, huisvestingsproblemen of relatieproblemen. 

Korting door verblijf in buitenland?

Momenteel wordt voor ieder jaar dat iemand niet in Nederland woont of werkt en daardoor niet verzekerd is in Nederland, eveneens een korting van 2% per jaar toegepast. Deze korting blijft wel van kracht.

Geen terugwerkende kracht

De korting wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet voor iedereen geschrapt, dus ook voor bestaande gevallen. Er wordt echter geen terugwerkende kracht verleend over al toegepaste kortingen. Die worden dus niet alsnog uitbetaald.

Let op! Dit voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Urencriterium is serieuze zaak!

Er bestaan voor ondernemers in de inkomstenbelasting enkele specifieke fiscale faciliteiten. Voor de meeste ervan, waaronder de zelfstandigenaftrek, is vereist dat u aannemelijk kunt maken dat u voldoet aan het urencriterium. Het is van belang deze eis niet te lichtvaardig op te vatten.

Urencriterium

Administratie

Het urencriterium houdt in dat u als ondernemer minstens 1.225 uur in het jaar in uw bedrijf werkzaam bent. Ook moet u minstens de helft van uw werkzame tijd aan uw onderneming besteden. Deze laatste eis geldt overigens niet voor starters.

Bewijslast ligt bij u

Desgevraagd moet u aannemelijk kunnen maken dat u aan het urencriterium voldoet. De bewijslast ligt bij u. U zult dus via een urenverantwoording moeten aantonen waaraan u uw tijd heeft besteed en hoeveel uren hiermee gemoeid waren.

Let op! Geef dit zo mogelijk per dag aan, in uren per activiteit.

Specificatie vereist

In een zaak die onlangs speelde voor het gerechtshof Amsterdam werd duidelijk dat u hiermee niet te lichtvaardig moet omgaan. In deze zaak had een ondernemer achteraf een urenspecificatie aangeleverd. Die bestond per dag bovendien uit slechts één activiteit en was dus niet erg specifiek. Zo vermeldde de man als bezigheden in het kader van zijn onderneming bijvoorbeeld schoonmaken, opruimen, verven, werken in de zaak en finance. Volgens de inspecteur en het gerechtshof was dit te algemeen en was daarmee niet aannemelijk gemaakt dat aan het urencriterium werd voldaan.

Wanneer twijfel?

In de praktijk blijkt de fiscus met name meer informatie te vragen als er bij een geringe omzet relatief veel tijd in het bedrijf wordt gestoken. Of als er, net als in deze zaak, naast werkzaamheden in het eigen bedrijf nog veel gewerkt wordt bij derden.

Tip! Houd in uw (digitale) agenda dagelijks uw werkzaamheden bij en vermeld duidelijk wat u doet of gedaan heeft en hoeveel tijd u hier uiteindelijk aan heeft besteed. Dit voorkomt veel gedoe achteraf.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Echtscheiding en uw bedrijf 2023

Wanneer u als ondernemer gaat scheiden, heeft dit in de meeste gevallen ook gevolgen voor de onderneming. Of dit nu een eenmanszaak is of een bv. Een eigen bedrijf maakt een scheiding vele malen lastiger.

Er komen vragen op u af als:

  • Kan de onderneming worden voortgezet?
  • Maakt uw partner aanspraak op een deel van (de waarde van) het bedrijf?
  • Wat gebeurt er met het pensioen?
  • Van welke financiële gegevens moet worden uitgegaan bij het berekenen van alimentatie?

Deze advieswijzer bevat een overzicht van enkele belangrijke zaken waarmee u als ondernemer te maken kunt krijgen bij een echtscheiding. Het zijn complexe zaken, die om deskundige begeleiding vragen. Met behulp van deze advieswijzer inventariseert u uw persoonlijke situatie en komen er zaken aan de orde als:

  • Huwelijksvermogensregime: is er een algehele gemeenschap van goederen (vóór 2018), een beperkte gemeenschap van goederen (vanaf 2018) of heeft u huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden gesloten?
  • Is het Nederlands recht wel van toepassing? Dit kan een rol spelen als u in het buitenland hebt gewoond na uw huwelijk of als u en uw partner (ook) een andere nationaliteit hebben.
  • Rechtsvorm van uw bedrijf: is er sprake van een eenmanszaak, vof, maatschap, bv of andere vorm? Staat het bedrijf op uw naam en/of op uw partners naam? Werkt u beiden in het bedrijf? Is er een regeling getroffen over de eigendom van en/of het recht op een deel van de waarde van de onderneming?
  • Vermogens- en inkomenspositie: wat behoort tot uw privé- en zakelijk vermogen? Waaruit bestaat het gezinsinkomen? Heeft u kinderen?
  • Pensioenen: welke regelingen hebben u en uw partner gesloten? Welke aanspraken heeft u beiden opgebouwd voor en tijdens het huwelijk?
  • Fiscaliteit: wat zijn de fiscale gevolgen van de scheiding? Moet u fiscaal afrekenen over de waarde van het bedrijf? Op welke fiscale valkuilen moet u alert zijn?

Tip! Ga regelmatig na of uw huwelijksvermogensregime nog wel past bij uw zakelijke en privébelangen.

Let op! Sinds 1 januari 2018 is voor nieuw te sluiten huwelijken de beperkte gemeenschap van goederen de standaard. In plaats van één gemeenschappelijk vermogen is sprake van drie vermogens: een huwelijksvermogen en een afzonderlijk vermogen voor ieder van de echtgenoten. Voorhuwelijks ondernemingsvermogen valt niet in de beperkte gemeenschap (vraag ook naar de Advieswijzer Nieuw huwelijksvermogensrecht).

Wel geldt dat een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid voldaan dient te worden aan de gemeenschap, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van de echtgenoten komt of is gekomen. Dit vereist een nauwkeurige administratie tijdens het huwelijk. Het is verstandig om de waarde van de voorhuwelijkse onderneming goed vast te stellen en hierbij op te nemen op basis van welke grondslag dit is gebeurd.

Door de nieuwe wettelijke regeling is het overeenkomen van huwelijkse voorwaarden over het algemeen van nog groter belang.

Verdeling

Scheiding

Bij een algehele of beperkte gemeenschap vindt bij echtscheiding verdeling plaats van het vermogen dat in de gemeenschap is gevallen. Beide partijen zijn gerechtigd tot zijn/haar aandeel in de gemeenschap. In het kader van de verdeling dient waardering van het ondernemingsvermogen dan wel van de aandelen plaats te vinden, op voorwaarde dat deze tot de gemeenschap behoren.

Huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden

Zonder huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden valt de (waarde van de) onderneming in de te verdelen gemeenschap; met uitzondering van het voorhuwelijks ondernemingsvermogen bij een beperkte gemeenschap van goederen. In dat geval kan wel sprake zijn van een redelijke vergoeding aan de gemeenschap voor kennis, vaardigheden en arbeid, die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen.

Wellicht heeft u in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden wel specifieke bepalingen opgenomen over de gerechtigdheid tot het eigen bedrijf. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een verrekenbeding, waarbij de waarde van het geheel of van een gedeelte van de onderneming moet worden verrekend.

Ook kan het zijn dat u een zogenaamd jaarlijks verrekenbeding in uw huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden heeft staan waar u nooit uitvoering aan heeft gegeven. De wet gaat er bij een echtscheiding dan in beginsel van uit dat uw totale vermogen gelijk met elkaar verrekend dient te worden.

Tegenbewijs is weliswaar mogelijk, maar de praktijk leert dat dit vaak erg lastig is. Ook kan het zijn dat er wel jaarlijkse berekeningen zijn gemaakt, maar dat die niet goed blijken te zijn; bijvoorbeeld omdat opgepotte winsten in de bv niet meegerekend zijn, terwijl dat wel had gemoeten. Het gevolg is dan dat of de berekeningen opnieuw gemaakt moeten worden (hetgeen vaak complex blijkt te zijn), of dat het totale vermogen toch verrekend dient te worden.

In het kader van een echtscheiding kan om afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden worden gevraagd. Het kan dan gaan om verdeling van een eenvoudige gemeenschap of een verrekening in het kader van een verrekenbeding.  Ook is het vaak lastig om achteraf nog vast te stellen wat er precies tussen de partijen verrekend moet worden.

Let op! Als u voor het huwelijk een eenmanszaak had die u tijdens het huwelijk met beperkte gemeenschap van goederen (dus alleen bij huwelijken gesloten na 1 januari 2018) in een besloten vennootschap heeft ingebracht, dan wordt deze besloten vennootschap niet zonder meer beschouwd als een voorhuwelijkse onderneming. Dit kan betekenen dat de vennootschap gemeenschappelijk is geworden en uw partner recht heeft op de helft van de waarde van de aandelen in de vennootschap.

Het kan dus zomaar zijn dat u als ondernemer de waarde van uw onderneming moet delen met uw (ex-)partner. De activa/passiva van het bedrijf dienen hiervoor reëel te worden gewaardeerd. De scheiding brengt het risico met zich mee dat het uitkopen van de ex-partner ten koste kan gaan van de continuïteit van het bedrijf. Als het bedrijf dan ook de belangrijkste inkomensbron is, is het zaak te zoeken naar passende oplossingen. Denk hierbij ook aan het (tijdelijk) aanhouden van een belang in de onderneming door uw ex-partner. Maar ook aan het verrekenen met andere bezittingen of het overnemen van schulden.

Let op! Ga na of bij een bedrijfsfinanciering ook privézekerheden, bijvoorbeeld een hypotheek op de woning, zijn verstrekt. Dit vraagt dan om extra aandacht bij de afwikkeling van de scheiding.

Verevening van pensioenrechten

Bij een echtscheiding heeft de ex-partner in principe recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Dit wordt pensioenverevening genoemd. Daarnaast heeft de ex-partner recht op een bijzonder partnerpensioen/nabestaandenpensioen.

Tip! U bent vrij om samen met uw ex-partner een andere verdeling af te spreken of zelfs te besluiten niet tot verevening van het ouderdomspensioen over te gaan. Ook conversie van pensioen is mogelijk. Wijkt u af van de wettelijke regeling, dan moet dit wel zijn vastgelegd in de huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant.

Fiscale gevolgen afspraken pensioen

Over pensioen in eigen beheer heeft u voor 1 januari 2020 moeten beslissen, opbouw is sinds 1 juli 2017 al niet meer mogelijk. Koos u ervoor om het pensioen in eigen beheer ongewijzigd te laten (zonder verdere opbouw) en gaat u scheiden, dan blijft uw ex-partner voor zijn of haar deel van het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer afhankelijk van het reilen of zeilen van uw bv. De bv is en blijft immers in dit geval de pensioenuitvoerder. Omdat dit nadelig kan zijn voor uw ex-partner, kan deze ex-partner eisen dat het pensioenaandeel elders wordt ondergebracht. U en uw bv moeten hieraan meewerken. Dit is alleen anders als door afstorting van het pensioen de continuïteit van uw onderneming aantoonbaar in gevaar komt. Bovendien mag het afstorten er niet voor zorgen dat uw eigen pensioen in gevaar komt.

Tip! Het staat u en uw (ex-)partner te allen tijde vrij om te kiezen voor een alternatieve financiële oplossing.

Koos u ervoor om de pensioenaanspraak in eigen beheer af te kopen met een belastingkorting of om te zetten in een oudedagsverplichting, dan verliest uw partner zijn of haar rechten op een deel van het in eigen beheer opgebouwde ouderdomspensioen (partnerpensioen). Uw partner dient daarvoor wellicht ‘passend’ te worden gecompenseerd. ‘Passend’ kan ook betekenen dat u samen met uw partner schriftelijk vastlegt dat compensatie (uitsluitend) plaatsvindt wanneer u overlijdt of bij echtscheiding. Ook hier geldt dat iedere keuze mogelijk fiscale voordelen biedt, maar ook tot ongewenste fiscale complicaties kan leiden en dus moeten deze vooraf goed in beeld gebracht worden.

Let op! In bepaalde situaties is de partnercompensatie belast als periodieke uitkering en/of aftrekbaar als onderhoudsverplichting.

Alimentatie

Ook na een echtscheiding hebben uw ex-partner en u de plicht voor elkaar en de kinderen te zorgen door bij te dragen in de kosten van levensonderhoud (alimentatie). Voor het berekenen van de alimentatie gelden de zogenaamde ‘Tremanormen’. Bij de ondernemer is het van groot belang om niet alleen naar de jaarstukken uit het verleden te kijken, maar ook naar de kasstroom van de ondernemer, prognoses en informatie over de onderneming en de branche.

Partneralimentatie

Wanneer een van de ex-partners niet genoeg inkomsten heeft om van te leven, heeft de ander de plicht om bij te dragen in de kosten. Bij verzoekschriften die na 1 januari 2020 zijn ingediend, geldt dat de partneralimentatie beperkt is in duur. Hoe lang alimentatie betaald dient te worden, hangt af van verschillende factoren, zoals de duur van het huwelijk, leeftijd van betrokkenen, leeftijd van eventuele kinderen en het moment van het ontvangen van AOW. Een veel gehoorde misvatting is dat de duur van partneralimentatie standaard vijf jaar zou zijn.

Let op! Partneralimentatie is bij de betaler ervan aftrekbaar en bij de ontvanger belast.

Voor de verkrijger van alimentatie zijn de hiermee samenhangende advocaatkosten aftrekbaar als de procedure ter verkrijging van alimentatie voor hem of haar succesvol verloopt. Dit is ook het geval als de verkrijger geen succes heeft, maar er een redelijke kans op succes is geweest. Degene die alimentatie moet betalen, kan de kosten van de advocaat niet aftrekken. Dit staat los van de vraag of de procedure voor degene van wie de betaling geëist werd, al dan niet succesvol is verlopen.

Over de hoogte en de duur van de alimentatie kunt u met elkaar naar eigen inzicht en mogelijkheden afspraken maken. Neem de afspraken volledig en duidelijk op in een echtscheidingsconvenant. Voorkom discussie over het ondernemersinkomen en de onderlinge draagkrachtverdeling. Daarnaast is het bij een ondernemer van groot belang dat een dubbeltelling voorkomen wordt. Toekomstige geldstromen van de onderneming moeten niet twee keer worden meegenomen, dat wil zeggen zowel bij de waardering van de aandelen als bij de alimentatie.

Kinderalimentatie

De kosten van de kinderen (ook wel behoefte genoemd) worden in beginsel berekend aan de hand van het netto gezinsinkomen van partijen ten tijde van het uiteengaan. Verder wordt rekening gehouden met het aantal kinderen in een gezin en de leeftijd van de kinderen. Ook kan rekening worden gehouden met de (netto) oppaskosten voor en na de scheiding.

Bij het bepalen van draagkracht van ouders voor kinderalimentatie wordt gebruikgemaakt van een formule die is opgenomen in de Tremanormen. Aan de hand van het netto besteedbaar inkomen wordt dan berekend wat een ouder redelijkerwijs kan bijdragen in de kosten van de kinderen. In de formule wordt rekening gehouden met de bijstandsnorm, alsook een component voor woonlasten.

Worden er schulden afgelost of heeft iemand bijzondere verplichtingen, zoals een arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan kan de formule hierop worden aangepast. Ouders die gaan scheiden, hoeven minder kinderalimentatie te betalen naarmate zij meer voor de kinderen zorgen (zorgkorting).

Let op! In tegenstelling tot partneralimentatie is kinderalimentatie bij de betaler ervan niet aftrekbaar en bij de ontvanger onbelast.

Fiscaal partnerschap

Een echtscheiding kan voor de scheidende partners uiteenlopende fiscale consequenties hebben. Op het moment dat u het verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed heeft ingediend en u ook niet meer op hetzelfde adres ingeschreven staat, bent u geen fiscaal partner meer. Wel mag u in dat jaar nog kiezen om als fiscale partners de belastingaangifte in te vullen. Dit kan het jaar daarop niet meer. Bent u geen fiscaal partner meer, dan heeft dit vooral direct gevolgen voor een aantal regelingen in de inkomstenbelasting en voor eventuele toeslagen. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende regelingen.

Doorschuiffaciliteit

Behoort het ondernemingsvermogen tot de te ontbinden gemeenschap van de (huwelijks)partners? Dan wordt het deel van uw onderneming, dat volgens het huwelijksvermogensrecht toekomt aan uw partner, bij ontbinding van de gemeenschap geacht te zijn overgedragen tegen reële waarde. Over de fiscale meerwaarde (goodwill, reserves en stille reserves) van dit deel van de onderneming moet u als ondernemer dan afrekenen. Onder voorwaarden hoeft er echter niet te worden afgerekend en geldt er een belastingvrije doorschuiffaciliteit.

Terbeschikkingstelling (TBS)

Als u een vermogensbestanddeel (zoals een pand) ter beschikking stelt aan de onderneming, aanmerkelijk belang vennootschap of werkzaamheid van een verbonden persoon, dan is op dit vermogensbestanddeel de TBS-regeling van toepassing. Partners gelden voor de TBS-regeling als verbonden personen. De positieve en negatieve voordelen behaald met dit vermogensbestanddeel vormen dan belastbaar resultaat uit overige werkzaamheid (box 1). Met de echtscheiding eindigt de verbondenheid en de terbeschikkingstelling en vindt over het betreffende (aandeel in het) TBS-vermogen een fiscale afrekening plaats, tenzij er een doorschuiffaciliteit (fiscale begeleiding) van toepassing is. Bij huwelijkse voorwaarden speelt dit vaak niet. Het vermogensbestanddeel behoort tot uw vermogen en alleen u heeft te maken met de TBS-regeling.

Aanmerkelijk belang

Hebben uw partner en u een aanmerkelijk belang (AB), dan kan de scheiding tot gevolg hebben dat bij een of beide partners niet langer sprake is van een aanmerkelijk belang. Op dat moment is sprake van een fictieve vervreemding in de zin van de AB-heffing met een fiscale afrekening tot gevolg. Onder voorwaarden geldt ook hier een doorschuiffaciliteit.

Eigen woning

Bij een echtscheiding verlaat doorgaans een van de partners de woning. Op dat moment is deze woning voor de vertrekkende partner geen hoofdverblijf meer en daarmee zou voor dit aandeel in de woning de eigenwoningregeling en bijbehorende hypotheekrenteaftrek komen te vervallen. Maar, op voorwaarde dat de ex-partner in de woning blijft wonen, blijft de eigenwoningregeling op grond van de scheidingsregeling nog maximaal twee jaar na vertrek gelden. Naast de scheidingsregeling zijn er ook nog vele fiscale valkuilen als er een eigen woning in het spel is. Zo kan de aftrekbaarheid van de eigenwoningrente (deels) in gevaar komen als hierover geen goede afspraken zijn gemaakt.

Tot slot

Een echtscheiding vraagt om goede fiscale begeleiding. Er zijn veel regels om rekening mee te houden. Denk hierbij ook aan de verdeling van lijfrenten en kapitaalverzekeringen. Wij kunnen u begeleiden bij dit complexe proces.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorschot TEK gedaald naar 35%, start op 21 maart

Ondernemers in het mkb van wie de energiekosten minstens 7% van de omzet uitmaken, kunnen van 21 maart tot 2 oktober 2023 de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) aanvragen. Het voorschot aan subsidie dat ondernemers na toekenning ontvangen, is verlaagd van 50 naar 35%.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK)

Brood

De TEK is bedoeld als tegemoetkoming in de sterk gestegen energiekosten voor mkb-bedrijven die relatief veel energie verbruiken. Naast de energie-intensiteitseis, geldt er nog een aantal andere voorwaarden. 

Terugwerkende kracht

De tegemoetkoming kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd voor de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023 bij de RVO. In eerste instantie wordt er bij toekenning een voorschot uitbetaald.

Let op! Omdat de energieprijzen de laatste tijd weer dalen, is het voorschot verlaagd van 50 naar 35%.

Aanvragen

U kunt de TEK aanvragen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Aanvragen kan alleen digitaal en moet met behulp van eHerkenning niveau eH3. Zzp’ers en eenmanszaken kunnen echter ook DigiD gebruiken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook dwangsom bij verzoek ambtshalve vermindering

Als u te laat bent met bezwaar maken tegen uw belastingaanslag, kunt u een verzoek indienen om ambtshalve vermindering. De fiscus moet hier binnen acht weken op reageren. Blijft een reactie uit, dan kunt u een dwangsom eisen. Dit geldt ook als u een verzoek heeft ingediend tot ambtshalve vermindering van uw aanslag.

Ambtshalve vermindering

Juridisch

U kunt een verzoek tot ambtshalve vermindering indienen tot vijf jaar na het jaar waarover de aanslag gaat. U heeft bij zo’n verzoek wel minder rechten, want u kunt na afwijzing ervan bijvoorbeeld niet in bezwaar. In een zaak die voorlag bij de Hoge Raad ging het om een aanslag gemeentelijke heffingen.

Dwangsom

Reageert de fiscus niet tijdig op verzoeken waarvan is bepaald dat een beschikking moet worden afgegeven, dan kan verzocht worden om een dwangsom. Dit kan nadat de reactietermijn is verstreken. De fiscus heeft dan nog twee weken de tijd om te reageren. Gebeurt dat niet, dan heeft u recht op een dwangsom. Die bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de daarop volgende veertien dagen € 45 per dag. 

Let op! De dwangsom kan dus maximaal € 1.442 bedragen.

Ook bij verzoek om ambtshalve vermindering?

In genoemde zaak had een gemeente niet tijdig gereageerd op een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag gemeentelijke heffingen. Het verzoek werd te laat alsnog toegekend, maar er werd geen dwangsom betaald. Als reden werd gegeven dat volgens een circulaire met nadere uitleg een dwangsom niet van toepassing is bij ambtshalve beschikkingen.

Hoge Raad acht burgerrechter bevoegd

De Hoge Raad is van mening dat ook bij ambtshalve genomen beschikkingen een dwangsom mogelijk is. Dan is echter niet de bestuursrechter bevoegd, maar de burgerrechter. Volgens de Hoge Raad geeft de genoemde circulaire niet weer wat de wetgever met de dwangsomregeling wilde bereiken.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie CO2-besparing meer gericht op mkb

De subsidie op investeringen gericht op besparing van CO2, de Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI), is dit jaar meer gericht op het mkb. Ook is er drie keer zoveel subsidie beschikbaar dan vorig jaar, waardoor het budget dit jaar uitkomt op € 138 miljoen.

Waarvoor VEKI?

Vuilnis

De VEKI is bestemd voor investeringen die CO2 besparen en zonder subsidie een terugverdientermijn hebben die langer is dan vijf jaar. Investeringen met een kortere terugverdientermijn moeten bedrijven namelijk al verplicht uitvoeren. Het betreft onder meer energiebesparende investeringen en investeringen inzake de recycling van afval.

Werking al bewezen

De subsidie is voor investeringen in apparaten, systemen of technieken waarvan de werking al is bewezen in de industrie. Het gaat dan om bedrijven die goederen produceren en daarbij grondstoffen verwerken, afval en afvalwater verwerken of energie distribueren.

Let op! U kunt een idee vooraf vrijblijvend door de RVO laten toetsen. Deze toets kunt u online aanvragen.

Meer gericht op mkb

De VEKI is dit jaar meer gericht op het mkb door het minimale subsidiebedrag te verminderen naar € 30.000. Vorig jaar bedroeg het minimum nog € 125.000. De maximumsubsidie die u via de VEKI kunt krijgen, bedraagt € 15 miljoen.

Aanvragen

U kunt de VEKI aanvragen via site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Dit moet digitaal met gebruik van eHerkenning niveau eH3. Aanvragen kan vanaf 15 maart 2023 9:00 uur tot 9 januari 2024 17:00 uur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vakantieloon? Ook structurele overuren en toeslagen tellen mee

Een werknemer eiste dat zijn werkgever ook overuren en toeslagen zou meetellen in de berekening van zijn vakantieloon. Bij een kantonrechter kreeg hij gelijk over de toeslagen, maar niet over de overuren. Het Gerechtshof in Den Haag, dat de zaak in hoger beroep behandelde, oordeelde anders.

Minimaal 4 weken vakantie met behoud van loon

Vakantie

Werknemers hebben jaarlijks recht op minimaal vier weken aan wettelijke vakantiedagen (viermaal de wekelijkse arbeidsduur), waarin het loon wordt doorbetaald. Doorbetaling van loon heeft tot doel dat werknemers zich tijdens de jaarlijkse vakantie in een situatie bevinden die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens gewerkte periodes.

Minder loon tijdens vakantie

Een werknemer ontving tijdens vakantiedagen minder loon dan tijdens werkdagen. Zijn werkgever had bij het berekenen van het vakantieloon geen rekening gehouden met de structureel gewerkte overuren en nachtdiensten. De werknemer stapte naar de rechter en vorderde van zijn werkgever achterstallig vakantieloon. De kantonrechter gaf hem gelijk over de nachtdiensten, maar niet over de overuren.

Overwerkvergoeding en toeslagen een belangrijk onderdeel van loon

De werknemer ging in hoger beroep en kreeg gelijk. Het Gerechtshof oordeelde dat overuren en toeslagen wel degelijk meetellen. De werknemer had tijdens zijn vakantie recht op een beloning die vergelijkbaar was met zijn beloning tijdens gewerkte periodes. 

Het Gerechtshof beargumenteerde het als volgt: uit de arbeidsovereenkomst vloeit voort dat de werknemer min of meer de verplichting heeft om overuren te maken. De vergoeding daarvan is een belangrijk onderdeel van de totale vergoeding die hij voor het uitvoeren van zijn werk ontvangt. 

Daarom moet de vergoeding voor de overuren worden meegeteld voor het gewone loon waarop hij recht heeft tijdens zijn jaarlijkse doorbetaalde vakantie. De toeslag voor het werken in nachtdiensten moet ook worden meegerekend, omdat het werken in nachtdiensten besloten ligt in de functie, zoals die beschreven is in de arbeidsovereenkomst.

Ook als sprake is van (schijnbare) vrijwilligheid

Ook al had de werknemer de vrijheid had om met zijn werkgever af te spreken dat hij geen of minder overuren (meer) wilde maken, feitelijk maakte hij deze overuren wel op basis van de bestaande (stilzwijgende) afspraken en roosters. Het ging in dit geval niet alleen om onvoorziene uitloop van een enkele klus, maar om ingeroosterde werkzaamheden waarbij de werknemer structureel, jarenlang en vrijwel iedere verloningsprocedure werd ingepland voor meer dan veertig uur in een week, ook in de weekenden.

Doorbetaling om een negatieve prikkel te voorkomen

Het loon voor een week vakantie moet dus worden berekend alsof de werknemer in die vakantieweek een gemiddeld aantal overuren werkt en toeslagen ontvangt en die ook uitbetaald zou hebben gekregen. Dit om te voorkomen dat er mogelijk een negatieve (financiële) prikkel ontstaat om geen vakantie te nemen. Uit de Europese richtlijnen, waarop de uitspraak van de rechter is gebaseerd, vloeit voort dat de werknemer juist de gelegenheid moet krijgen te recupereren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Forfaits spaartegoeden en schulden box 3 voor 2022 bekend

De staatssecretaris heeft de forfaits in box 3 voor het jaar 2022 bekendgemaakt. Voor spaartegoeden bedraagt dit forfait in 2022 0%, voor schulden 2,28%. Het forfait voor overige bezittingen was al langer bekend en bedraagt 5,53%.

Box 3 in 2022

Rekenmachine

In 2022 wordt uw box 3-inkomen nog op twee manieren berekend:

  • volgens de oude manier, waarbij wordt uitgegaan van forfaits en een fictieve verdeling van uw vermogen, en
  • volgens de nieuwe manier, waarbij wordt uitgegaan van forfaits en de daadwerkelijke verdeling van uw vermogen.

Let op! 2022 is het laatste jaar waarin het box 3-inkomen nog op twee manieren berekend wordt. Vanaf 2023 wordt alleen nog de nieuwe manier door de Belastingdienst toegepast.

Nieuwe manier

De nieuwe manier van berekenen van de box 3-heffing gaat uit van forfaits voor drie vermogensgroepen te weten banktegoeden, overige bezittingen en schulden.

  • Het forfait voor banktegoeden is gebaseerd op de gemiddelde rente op deposito’s. Voor het belastingjaar 2022 is dit 0%. Voor het belastingjaar 2021 bedroeg dit nog 0,01%.
  • Het forfait voor overige bezittingen is gebaseerd op het forfait uit rendementsklasse II van de oude manier van berekenen van de box 3-heffing. Voor het belastingjaar 2022 is dit 5,53%. Voor het belastingjaar 2021 bedroeg dit nog 5,69%. Voor het jaar 2023 bedraagt dit 6,17%.
  • Het forfait voor schulden is gebaseerd op de gemiddelde hypotheekrente. Voor het belastingjaar 2022 is dit 2,28%. Voor het belastingjaar 2021 bedroeg dit nog 2,46%.

Op basis van de forfaits van de verschillende vermogensgroepen wordt het totale forfaitaire rendement berekend. Dit vormt de basis voor de nieuwe manier van berekenen van de box 3-heffing. Die wordt vergeleken met de oude manier van berekenen. Bij de vaststelling van uw box 3-heffing in 2022 houdt de Belastingdienst automatisch alleen rekening met de laagste uitkomst van de twee berekeningen.

Maak bezwaar

Vanaf 1 maart 2023 is het mogelijk om aangifte inkomstenbelasting 2022 in te dienen. Overleg na ontvangst van uw definitieve aanslag 2022 met onze adviseurs of bezwaar maken verstandig is. Inmiddels is namelijk al enige rechtspraak verschenen over de vraag of recht bestaat op verdere verlaging van de box 3-heffing als het werkelijke rendement lager is. Deze rechtspraak ligt echter niet allemaal op één lijn en de Hoge Raad moet nog oordelen.

Tip! De eerste definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2022 worden op zijn vroegst vanaf mei 2023 opgelegd. Op dat moment is hopelijk ook meer bekend over de wijze waarop u bezwaar zou moeten maken en of dat ook zin heeft.

Let op! Ontvangt u een definitieve aanslag over een eerder belastingjaar, dan is het advies om te overleggen met onze adviseurs of bezwaar maken verstandig is. Dat lijkt op dit moment in ieder geval verstandig als uw werkelijke rendement lager is dan het rendement waarmee in uw definitieve aanslag is gerekend.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Beperkte gemeenschap van goederen 2023

Voor de ondernemer die na 1 januari 2018 is getrouwd zonder huwelijksvoorwaarden, geldt de beperkte gemeenschap van goederen. Een ondernemer doet er verstandig om huwelijkse voorwaarden overeen te komen met zijn of haar aanstaande echtgenoot of geregistreerd partner.

Bent u voor 1 januari 2018 getrouwd en heeft u geen huwelijksvoorwaarden opgesteld? Dan blijft voor u de oude wettelijke regeling gewoon gelden, de algehele gemeenschap van goederen.

De beperkte gemeenschap van goederen

Huwelijk

Vanaf 1 januari 2018 kunt u nog alleen in algehele gemeenschap van goederen trouwen als u dit afspreekt bij huwelijkse voorwaarden. Als u niets met elkaar regelt, krijgt u automatisch te maken met de beperkte gemeenschap van goederen.

Dit geldt op voorwaarde dat het Nederlandse recht op uw geval van toepassing is. Als u bijvoorbeeld meerdere of een andere nationaliteit(en) heeft of als u direct na uw huwelijk in het buitenland bent gaan wonen, kan het zijn dat Nederlands recht op uw geval helemaal niet van toepassing is. U dient zich in dat geval goed te laten voorlichten over de vraag of het Nederlands huwelijksvermogensrecht in uw geval wel geldt.

Tip! Ook in zo’n geval kunnen huwelijkse voorwaarden overigens uitkomst bieden, doordat u hierin expliciet kunt kiezen voor de toepassing van bijvoorbeeld het Nederlands huwelijksvermogensrecht. Dit voorkomt een hoop discussies of onduidelijkheid achteraf.

Let op! Raadpleeg tijdig een deskundige die de gevolgen kan overzien als uw situatie ‘iets internationaals’ heeft.

Drie vermogens

Uitgangspunt van de huidige  wettelijke regeling van de beperkte gemeenschap van goederen is dat er drie vermogens zijn in plaats van één gemeenschapsvermogen, namelijk: het privévermogen van de één, het privévermogen van de ander en het gemeenschappelijke vermogen. De gemeenschap omvat alle gezamenlijke goederen en gezamenlijke schulden die echtgenoten voor het huwelijk al hadden en alle goederen en schulden die zij vanaf aanvang van de gemeenschap tot aan de ontbinding van de gemeenschap verkrijgen of maken, met uitzondering van erfenissen, schenkingen of verknochte goederen, zoals een letselschade-uitkering. Het privévermogen en de privéschulden van voor het huwelijk vallen buiten de gemeenschap.

Vaker privé

Het feit dat er standaard drie vermogens zijn, maakt dat u al gauw  te maken kunt krijgen met de zogenaamde vergoedingsrechten. Hiermee wordt bijvoorbeeld de situatie bedoeld dat privégeld, zoals een ontvangen erfenis, is geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed, zoals de echtelijke woning, en dit bedrag vergoed dient te worden door de gemeenschap. Onder de oude wetgeving was dit voorbeeld alleen aan de orde voor zover er sprake was van een erfenis die verkregen is onder een uitsluitingsclausule. Dat wil zeggen: de overledene heeft in een testament uitdrukkelijk bepaald dat de erfenis niet in enige gemeenschap zal vallen.

Let op! Bij de beperkte gemeenschap van goederen is het maken van een uitsluitingsclausule door een erflater niet meer nodig. Er kan wel een insluitingsclausule of gemeenschapsclausule worden gemaakt indien iemand wil dat de partner van de erfgenaam ook erft.

Onderneming

Voorhuwelijks ondernemingsvermogen valt niet in de gemeenschap. Als u als ondernemer in het huwelijk treedt, valt de onderneming dus niet in de beperkte gemeenschap. Veel discussie valt in de praktijk te verwachten ten aanzien van de nieuwe wettelijke bepaling die een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid in het kader van die voorhuwelijkse onderneming voorschrijft. De vergoeding dient voldaan te worden aan de gemeenschap.

De redelijke vergoeding is aan de orde voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen. Onduidelijk en onzeker is wat ‘een redelijke vergoeding’ is en hoe dit precies bepaald dient te worden. Op het moment dat rechters zich hierover gaan uitlaten, ontstaan op dit punt wellicht richtlijnen. Lastig is echter in hoeverre aan de rechter voorgelegde gevallen vergelijkbaar met elkaar zullen zijn.

Tip! Maak voorafgaand aan het huwelijk afspraken over de invulling van het begrip ‘redelijke vergoeding’ of wijk af van de wettelijke regeling in huwelijkse voorwaarden.

Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat dit vergoedingsrecht kan worden vastgesteld aan de hand van de toegenomen waarde van het privévermogen. Ook dient het vertrekpunt in kaart te worden gebracht: wat was de waarde van de voorhuwelijkse onderneming ten tijde van de huwelijksvoltrekking? Op welke grondslag heeft deze waardering plaatsgevonden? Heeft deze waardering plaatsgevonden door een professional waar beide echtgenoten vertrouwen in hebben?

Tip! Wanneer u de rechtsonzekerheid die de beperkte gemeenschap van goederen op dit punt met zich meebrengt zo veel mogelijk wilt voorkomen, doet u er verstandig aan huwelijkse voorwaarden te laten opstellen.

Tip! Leg het vermogen of de waarde van de onderneming en het privévermogen van partijen voor het huwelijk nauwkeurig vast.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dien uiterlijk 31 maart mededeling realisatie WBSO 2022 in

Innovatieve ondernemers die de WBSO voor 2022 hebben aangevraagd en een S&O-verklaring hebben gekregen, moeten uiterlijk 31 maart 2023 de ‘mededeling van de realisatie’ indienen. U dient deze in via het aanvraagportaal op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl).

WBSO

Onderzoek

De Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) voorziet in een tegemoetkoming in de loonkosten voor ondernemers met personeel die speur- en ontwikkelingswerkzaamheden verrichten en in een tegemoetkoming voor de hiermee verband houdende overige kosten.

Zelfstandig ondernemers zonder personeel die zelf minstens 500 uren aan S&O-werkzaamheden besteden, krijgen via de WBSO een vaste aftrek op de winst voor de uren én overige kosten samen.

Let op! Starters hebben recht op een verhoogde aftrek.

Melding ondernemer met personeel

Ondernemers met personeel moeten het totaal aantal uren melden dat aan speur- en ontwikkelingswerkzaamheden is besteed. Ook als er geen uren zijn gemaakt, moet u dit doorgeven. Voor de overige kosten die hiermee samenhangen, kon u als ondernemer met personeel bij uw aanvraag kiezen voor een vast bedrag per uur (forfait). Heeft u dit niet gedaan, dan moet u nu ook de werkelijke kosten doorgeven. 

Tip! Als dga bent u ook een personeelslid van uw onderneming. Uw uren tellen dus ook mee als u speur- en ontwikkelingswerkzaamheden verricht.

Melding zelfstandig ondernemer zonder personeel

Zelfstandig ondernemers zonder personeel die een vaste aftrek op de winst claimen, dus de WBSO hebben aangevraagd voor eigen gemaakte uren en kosten, hoeven alleen hun werkelijke uren te melden als ze in 2022 niet aan de minimale 500 uren aan speur- en ontwikkelingswerk zijn toegekomen.

Let op! Als u gedurende uw WBSO-traject genoodzaakt bent om uw bedrijf te beëindigen, bent u verplicht om binnen één maand de gerealiseerde uren en eventuele kosten en uitgaven aan de RVO door te geven.

Boetes

Moet u een mededeling realisatie van uw WBSO indienen en doet u dit niet voor 1 april 2023, dan ontvangt u een boete. Via een herinnering krijgt u dan tevens de gelegenheid alsnog een mededeling in te dienen. Doet u dit dan niet, dan gaat de RVO ervan uit dat er geen speur- en ontwikkelingswerkzaamheden zijn verricht en moet u de volledig toegekende tegemoetkoming terugbetalen. Bovendien ontvangt u dan nogmaals een boete.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welke verplichtingen heeft u bij loonbeslag?

Sinds de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is de administratie rond loonbeslag van uw werknemers minder omslachtig geworden. Een aantal zaken hoeft u als werkgever niet meer te doen. Maar welke verplichtingen heeft u als werkgever wel?

Verzoek om informatie van de deurwaarder

Juridisch

Voordat er een beslag op het loon van de werknemer wordt gelegd, ontvangt u als werkgever van een deurwaarder een verzoek om informatie, een ‘verklaringsformulier derdenbeslag’. Dat is een vragenlijst over onder meer de arbeidsovereenkomst en het salaris van de werknemer. Als werkgever bent u verplicht om deze informatie te geven. U ontvangt bij het verzoek om informatie ook een ‘beslagexploot’ van de deurwaarder. Dat is een proces-verbaal van het beslag. 

De vragenlijst moet u pas na tenminste twee weken na dagtekening van het beslag, maar uiterlijk binnen vier weken terugsturen. Als u de vragenlijst niet (juist) invult en terugstuurt, kunt u mogelijk aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade van de deurwaarder of van de schuldeiser. Het gaat dan om kosten (voor bijvoorbeeld beslaglegging) die door het ‘niet-doen van verklaring’ voor niets zijn gemaakt. Ook loopt u het risico dat u wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd.

Let op! U dient de ingevulde vragenlijst dus pas na twee weken op te sturen. Zo heeft u tijd om contact op te nemen met uw werknemer. Er kan wellicht op dat moment nog een betalingsregeling getroffen worden met de schuldeiser om het loonbeslag te voorkomen.

De beslagvrije voet

In het beslagexploot staat de beslagvrije voet. Dat is het deel van het inkomen dat uw werknemer mag houden voor de vaste lasten en om van te leven. Voor het bepalen van de beslagvrije voet wordt een automatische rekenmodule gebruikt. De informatie voor de berekening wordt uit de basisregistratie personen, de gegevens van de Belastingdienst en de polisadministratie van het UWV gehaald. Uw werknemer ontvangt een ‘modelmededeling beslagvrije voet’. Hierin staat de hoogte van de beslagvrije voet en hoe deze is berekend. 

Tip! U kunt samen met uw werknemer berekenen of de hoogte van de beslagvrije voet wel klopt. Dit kan via www.uwbeslagvrijevoet.nl.

Bezwaar

Als uw werknemer het niet eens is met de hoogte van de beslagvrije voet, kan hij binnen vier weken bezwaar maken. Wordt dit toegekend, dan gaat de nieuwe beslagvrije voet direct vanaf het begin van het loonbeslag gelden. Maakt uw werknemer pas bezwaar na vier weken? Dan hoeft de deurwaarder, indien het ingediende bezwaar wordt toegekend, pas vanaf dat moment de beslagvrije voet aan te passen naar het nieuwe bedrag.

De afdracht

Het nettoloon dat overblijft na aftrek van de beslagvrije voet en de onkostenvergoedingen, zoals bijvoorbeeld reiskosten van de werknemer, moet u als werkgever overmaken aan de deurwaarder. Ook het vakantiegeld en een eventuele eindejaarsuitkering moet u overmaken naar de deurwaarder. Maakt u geen geld over naar de beslaglegger, dan kunt u door de rechter worden veroordeeld tot nakoming van die verplichting.

Meerdere loonbeslagen voor dezelfde werknemer

U betaalt in principe alleen aan de eerste beslaglegger. Dat doet u tot deze vordering is ingelost. U verwijst een latere beslaglegger door naar de eerste beslaglegger. Die is verantwoordelijk voor de verdeling van het beslag onder de verschillende beslagleggers. Soms wordt er een tweede beslag gelegd voor een schuld die voorrang heeft. In dat geval legt de eerste beslaglegger aan u uit aan wie u welk bedrag moet betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kijk berekening (jeugd-)LIV en LKV 2022 goed na

Uiterlijk 14 maart 2023 stuurt het UWV de voorlopige berekening van tegemoetkomingen volgens de Wtl voor 2022. Dit betreft LIV, jeugd-LIV en LKV. Kijk deze berekeningen goed na. Verbeteringen zijn namelijk nog mogelijk tot en met 1 mei 2023.

LIV

Rekenmachine

U heeft voor het jaar 2022 waarschijnlijk recht op lage-inkomensvoordeel (LIV) als u in 2022:

  • een of meerdere werknemers in dienst had die gemiddeld minimaal € 10,73 tot en met maximaal € 13,43 per uur verdienden, en
  • die werknemers in 2022 minimaal 1248 uren verloonde.

Het LIV is voor het jaar 2022 verhoogd en bedraagt € 0,78 per verloond uur per werknemer met een maximum van € 1.520 per werknemer per jaar.

Jeugd-LIV

Het jeugd lage-inkomensvoordeel (jeugd-LIV) kan voor het jaar 2022 oplopen tot maximaal € 613,60 per werknemer per jaar. U heeft recht op jeugd-LIV voor het jaar 2022 als u in 2022 een of meerdere werknemers in dienst had die op 31 december 2021 18, 19 of 20 jaar oud waren. Het gemiddelde uurloon van deze werknemers dat zij verdienden, moet daarnaast nagenoeg gelijk zijn aan het wettelijk minimumloon voor hun leeftijd.

LKV

Mogelijk heeft u ook recht op een loonkostenvoordeel (LKV) voor het jaar 2022, omdat u in 2022 een of meerdere voormalig werkloze oudere werknemers, arbeidsgehandicapte werknemers, werknemers uit de doelgroep banenafspraak of scholingsbelemmerden in dienst had. Dit voordeel kan oplopen tot maximaal € 6.000 per werknemer per jaar. 

Verbeteringen tot en met 1 mei 2023

De voorlopige berekening van het UWV is gebaseerd op uw aangiften loonheffingen 2022 die u uiterlijk 31 januari 2023 bij de Belastingdienst indiende. Kijk daarom goed na of u alle gegevens juist in uw aangifte loonheffingen hebt opgenomen. Tot en met 1 mei 2023 kunt u nog verbeteringen aanbrengen. Verbeteringen die u daarna nog aanbrengt, worden niet meer meegenomen in de definitieve berekening van LIV, jeugd-LIV en LKV.

Aangifte juist, berekening onjuist?

Zijn alle gegevens juist in de aangifte loonheffingen opgenomen, maar klopt de voorlopige berekening desondanks niet? Dan kunt u bellen met de UWV Telefoon Werkgevers. U kunt deze telefoon ook bellen als u na 15 maart 2023 nog geen voorlopige berekening heeft ontvangen.

Tip! Stuur de voorlopige berekening ook naar uw adviseur die uw loonadministratie voor u verzorgt. Deze adviseur kan de berekening controleren en mogelijke correcties in de aangiften loonheffingen tijdig doorgeven aan de Belastingdienst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Opgelet bij testrit geschorste auto

Als u met een auto rijdt waarvan u het kenteken heeft laten schorsen, riskeert u een naheffing met boete. U kunt echter aan de boete ontkomen als u niets te verwijten valt. Desondanks blijft de naheffing dan in stand.

Kenteken schorsen

Monteur

Als u een auto tijdelijk niet gebruikt, kunt u het kenteken laten schorsen. U hoeft dan tijdelijk geen motorrijtuigenbelasting (MRB) te betalen. U mag de auto dan niet op de openbare weg gebruiken. 

Uitzondering op dag van keuring

Er geldt een uitzondering op de dag dat de auto APK gekeurd wordt. U moet dan de afspraakbevestiging met daarop het tijdstip van de keuring wel bij u hebben. Deze moet u kunnen laten zien als de politie daar om vraagt. Ook moet het voertuig WA verzekerd zijn. U mag alleen rond de afspraaktijd rijden van het adres waar het voertuig is gestald naar het adres waar de APK-keuring plaatsvindt. U dient hiervoor de kortste route te nemen.

Geen boete, wel naheffing

Enige tijd geleden bracht een automobilist zijn auto ter keuring naar de garage. Daar bleek dat eerst een aantal mankementen moest worden verholpen. De garage maakte enkele weken later een proefrit met de herstelde auto. Dit werd gesignaleerd, waarna er een naheffing van € 667 plus een boete van € 66 volgde. De rechtbank achtte alleen de boete onterecht.

Naheffing blijft overeind

De rechtbank achtte de naheffing wel terecht, aangezien er met de auto van de weg gebruik was gemaakt, terwijl het kenteken geschorst was. De garage had voor deze proefrit dan ook handelaarskentekenplaten moeten gebruiken. Omdat de eigenaar van de auto de schorsing ervan bij de garage gemeld had, lag de schuld niet bij hem. Daarom kwam de boete te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Op 17 maart gaat loket STAP-budget weer open

Vanaf 17 maart 10.00 uur is het weer mogelijk een aanvraag in te dienen voor het STAP-budget (STimulering ArbeidsmarktPositie). Via het STAP-budget kan een tegemoetkoming worden aangevraagd voor het volgen van een opleiding.

Problemen

Laptop

Het STAP-budget kende de afgelopen tijd een aantal problemen. Zo bleken sommige opleidingsinstellingen de regeling oneigenlijk te gebruiken, waardoor deze drastisch werd herzien. Als gevolg hiervan werd de gebruikelijke aanvraagperiode van januari verplaatst naar 28 februari 2023. Het aantal aanmeldingen op die dag was toen echter dermate groot, dat de systemen crashten. Volgens het UWV was er, naast de extreme drukte, ook sprake van een technische fout. Daarop werd de aanvraagperiode opnieuw uitgesteld. 

U kunt nu dus opnieuw bij het UWV een aanvraag indienen vanaf vrijdag 17 maart 10.00 uur.

STAP-subsidie

De subsidie STAP is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Deze STAP-subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen. Een STAP-subsidie aanvragen kan alleen voor scholingsactiviteiten die in het scholingsregister staan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorkom belastingrente met btw-suppletie

Ga nog deze maand na of u over 2022 nog btw moet afdragen aan de Belastingdienst. Als u deze btw namelijk vóór 1 april 2023 met een suppletie aangeeft bij de Belastingdienst, berekent de Belastingdienst geen rente.

Btw-suppletie

Rekenmachine

Als u te weinig btw heeft aangegeven in uw btw-aangiften, bent u verplicht dit te corrigeren met een btw-suppletie. Dit moet u doen zodra u constateert dat u te weinig btw heeft aangegeven.

Tip! Als u te veel btw heeft aangegeven in uw btw-aangifte, corrigeert u dit ook met een btw-suppletie.

Correctie € 1.000 of minder

Is de correctie € 1.000 of minder, dan corrigeert u dit niet met een btw-suppletie. In plaats daarvan verwerkt u deze correctie in uw eerstvolgende btw-aangifte.

Naheffingsaanslag

Doet u een btw-suppletie omdat u te weinig btw aangaf, dan ontvangt u binnen 8 weken na indiening een naheffingsaanslag van de Belastingdienst. Wacht met betalen van de btw totdat u die naheffingsaanslag heeft ontvangen.

Tip! Door de btw-suppletie over 2022 vóór 1 april 2023 in te dienen, voorkomt u belastingrente. Dient u de btw-suppletie 2022 vanaf 1 april 2023 in, dan berekent de Belastingdienst 4% belastingrente vanaf 1 januari 2023.

Teruggaafbeschikking

Doet u een btw-suppletie omdat u te veel btw aangaf, dan ontvangt u binnen 8 weken na indiening een teruggaafbeschikking. Als de Belastingdienst vragen heeft over uw btw-suppletie, kan dit overigens langer duren. De Belastingdienst stort de teruggaaf daarna op uw rekening of verrekent dit met openstaande belastingschulden.

Boete

Als u de btw-suppletie 2022 vóór 1 april 2023 indient, betaalt u geen belastingrente, u kunt wel een boete krijgen van 5% met een maximum van € 5.514. Gelukkig legt de Belastingdienst deze boete alleen op bij grotere bedragen. De Belastingdienst legt namelijk geen boete op als:

  • de te betalen btw op de suppletie maximaal € 20.000 is, of
  • de te betalen btw op de suppletie kleiner is dan 10% van de btw die u over heel 2022 per saldo al betaalde dan wel ontving.
Posted in Niet gecategoriseerd

Verruiming huurtoeslag 2024: maximumhuur vervalt

Het kabinet gaat de huurtoeslag per 2024 aanpassen. Het eerdere voorstel om de werkelijke huur te schrappen als uitgangspunt voor de toeslag, is van de baan. In het nieuwe aangepaste voorstel wordt de leeftijdsgrens verlaagd en het maximum aan te betalen huur losgelaten.

Huurtoeslag

Appartementen

Huurders met een laag inkomen kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor huurtoeslag. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de betaalde huur en van het inkomen.

Maximumhuur vervalt

Momenteel kan alleen huurtoeslag worden verkregen als de huur niet meer bedraagt dan € 808,06 (2023). Dit maximum komt te vervallen. Hierdoor krijgen zo’n 116.000 extra huurders ook recht op de huurtoeslag.

Leeftijdsgrens verlaagd

De huurtoeslag is beschikbaar voor iedereen vanaf 18 jaar. Jongeren tot 23 jaar ontvangen echter wel minder huurtoeslag. Het plan is om deze leeftijdsgrens te verlagen naar 21 jaar, waardoor jonge huurders eerder meer toeslag krijgen.

Eigen bijdrage hoger

Het deel van de huur dat een huurder zelf moet betalen, wordt met € 4 per maand verhoogd. Verder worden servicekosten via de huurtoeslag niet langer gesubsidieerd.

Let op! Het is de bedoeling dat de wijzigingen per 2024 ingaan. Dit aangepaste voorstel moet nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Coronabelastingschulden: wat zijn uw mogelijkheden?

Tijdens de coronacrisis konden bedrijven ervoor kiezen om de betaling van hun belastingschulden tijdelijk uit te stellen. Ruim 266.000 ondernemers moesten vanaf 1 oktober 2022 met de aflossing van deze schulden starten. Inmiddels blijkt dat meer dan 103.000 ondernemers achterlopen met die aflossingen.

Als u moeite heeft om aan de aflossingsverplichting te voldoen, zijn er misschien mogelijkheden. Zit u wat ruimer in uw jas, dan kan het daarentegen financieel aantrekkelijk zijn om eerder af te lossen.

Betalingsregeling coronabelastingschuld

Portemonnee

De opgebouwde coronabelastingschulden moeten sinds oktober 2022 worden afgelost. In beginsel moet dit maandelijks in gelijke termijnen. U heeft hiervoor vijf jaar de tijd. Voorwaarde voor deze betalingsregeling is dat u zich ook aan de maandelijkse aflossing houdt. Een andere voorwaarde is dat u tijdig juiste belastingaangiften (onder meer btw en loonheffing) moet indienen voor belastingen vanaf 1 oktober 2022 en tijdig en volledig de betalingen moet doen die daaruit voortvloeien.

Brief Belastingdienst

De Belastingdienst stuurt momenteel brieven aan ondernemers die volgens de Belastingdienst niet aan de voorwaarden van de betalingsregeling voldoen. De Belastingdienst vraagt zo snel mogelijk eventuele betalingsachterstanden in te lopen.

Let op! Als u niet aan de voorwaarden van de betalingsregeling voldoet, heeft de Belastingdienst de mogelijkheid om de betalingsregeling in te trekken. Dat doet de Belastingdienst niet nu meteen al. Als u uw betalingsachterstand in april nog niet heeft ingelopen, ontvangt u half april nogmaals een brief. Als u daarna niet binnen 14 dagen uw betalingsachterstand inloopt, ontvangt u vanaf half mei een beschikking van de Belastingdienst waarin de betalingsregeling wordt ingetrokken. Vanaf half juni 2023 start de Belastingdienst de invordering dan op.

De Belastingdienst zal nog niet de betalingsregeling intrekken als u maar één aflossingstermijn achterloopt, mits u wel aan de overige voorwaarden van de regeling voldoet. Voorlopig stelt de Belastingdienst zich in dit soort gevallen nog coulant op.

Mogelijkheden coronabelastingschulden

Lukt het niet om aan de voorwaarden van de betalingsregeling te voldoen, dan zijn er nog mogelijkheden. Hiermee kunt u misschien voorkomen dat de Belastingdienst de betalingsregeling uiteindelijk intrekt. Zo kunt u verzoeken de schuld in zeven in plaats van vijf jaar af te lossen. Ook kunt u verzoeken niet maandelijks, maar per kwartaal af te mogen lossen. Tot slot kunt u ook eenmalig verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden. Het gevolg van zo’n verzoek is wel dat uw af te lossen maandbedragen die daarna nog volgen, hoger worden.

Let op! Voor deze mogelijkheden gelden ook voorwaarden. Onze adviseurs kunnen u hierover adviseren.

Mogelijkheden lopende betalingsverplichtingen

De Belastingdienst heeft de mogelijkheid om uw betalingsregeling voor uw coronabelastingschulden in te trekken als u uw nieuw opkomende betalingsverplichtingen die na 1 oktober 2022 zijn ontstaan niet voldoet. U kunt voor deze belastingschulden geen aanvullend uitstel krijgen of een betalingsregeling treffen.

Tip! Voor belastingschulden die u vóór 1 oktober 2022 opbouwde is, onder voorwaarden, wel aanvullend uitstel van betaling mogelijk.

Invorderingsrente loopt op

U betaalt over uw opgebouwde coronabelastingschuld invorderingsrente. Die was een tijdje 0,01%, maar bedraagt op dit moment alweer 2%. Per 1 juli stijgt deze rente naar 3% en per 1 januari 2024 naar 4%. Is het voor u mogelijk uw coronabelastingschuld sneller af te lossen, dan scheelt u dat dus flink aan te betalen rente. Bijna 22.000 ondernemers kozen al voor deze oplossing en losten hun coronabelastingschuld volledig af. Uiteraard hoeft u niet volledig af te lossen om rente te besparen, ook als u een gedeelte eerder aflost, scheelt dat u rente.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inkomstenbelasting bij opvang Oekraïense vluchtelingen

Heeft u in 2022 vluchtelingen uit de Oekraïne in uw huis opgevangen? Let dan op bij het invullen van uw aangifte inkomstenbelasting. Mogelijk wordt een vluchteling namelijk aangemerkt als uw fiscale partner. De Belastingdienst biedt een oplossing voor eventuele nadelige gevolgen daarvan.

Fiscale partner

Vlag Oekraïne

In de wet is opgenomen dat fiscaal partnerschap kan ontstaan door het samenwonen met iemand waarbij ook een minderjarig kind van één van beiden op hetzelfde adres woont. Door deze regel kan een vluchteling die u in 2022 in uw huis opving, uw fiscale partner worden, bijvoorbeeld omdat uw minderjarig kind of een minderjarig kind van de vluchteling bij u in huis woonde.

Let op! Deze complicatie doet zich alleen voor als u geen andere fiscale partner heeft. U kunt namelijk altijd maar één fiscale partner hebben.

Contact Belastingdienst

Het kabinet wil niet dat u fiscaal nadelige gevolgen heeft van het opvangen van Oekraïense vluchtelingen. U kunt daarom contact opnemen met de Belastingtelefoon (0800-0543) als de Oekraïense vluchteling in 2022 als uw fiscale partner wordt aangemerkt.

Aangifte inkomstenbelasting

U kunt uw aangifte gewoon naar waarheid invullen. De vraag ‘Had u in 2022 een huisgenoot?’ moet u dan ook met ‘ja’ beantwoorden als u Oekraïense vluchtelingen in uw huis opving. Als u de mededeling krijgt ‘U bent geen fiscale partner met [naam vluchteling]’, dan wordt de vluchteling niet als uw fiscale partner aangemerkt. U hoeft dan niets te doen.

Krijgt u de mededeling niet, leg dan contact met de Belastingtelefoon. De vluchteling wordt dan namelijk als uw fiscale partner aangemerkt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Diensten voor tuchtcollege met btw belast?

Moet een stichting die diensten verricht met betrekking tot tuchtrechtspraak in de advocatuur btw in rekening brengen over de verrichte diensten? Hof Den Haag vindt van wel, onder meer omdat de diensten verricht worden in het economische verkeer.

Tuchtrechtspraak

Juridisch

In de betreffende zaak handelde het om een stichting die de organisatie en coördinatie van de tuchtrechtspraak met betrekking tot de advocatuur op zich nam. De stichting ontving hiervoor bijdragen van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). De vraag was of de stichting over deze bijdragen btw dient af te dragen.

Optreden in economisch verkeer?

Volgens de rechter worden er diensten verricht in het economisch verkeer. De stichting stelt namelijk onder meer personeel, kantoorruimte en kantoorbenodigdheden ter beschikking. Ook begeeft de stichting zich hiermee op een algemene markt. Het enkele feit dat er maar één afnemer is, betekent volgens de rechters nog niet dat er niet in het economisch verkeer wordt opgetreden.

Bezwarende titel?

De stichting ontvangt voor de verrichte werkzaamheden ook een vergoeding. Voor de btw-plicht is daarvoor niet vereist dat de tegenprestatie van de dienstverrichting rechtstreeks wordt verkregen van degene voor wie zij bestemd is, zoals in dit geval.

Besloten kring?

De rechters gingen ook nog in op de vraag of er in besloten kring wordt opgetreden en of de stichting in feite deel uitmaakt van de tuchtcolleges. Het Hof vindt van niet. Er wordt namelijk in eigen naam, voor eigen rekening en onder eigen verantwoordelijkheid gehandeld en dus ook onafhankelijk gehandeld van de tuchtcolleges. De stichting sluit op eigen naam contracten af met leveranciers en onderhandelt daarbij zelf over de contractvoorwaarden. Ook heeft zij haar eigen werknemers in dienst. Verder geldt dat de stichting en tuchtcolleges ieder een eigen begroting hebben. Ook vanuit deze optiek is er daarom sprake van btw-plicht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Forfait zonnepanelen verruimd: ook voor privéwoning ondernemer

Wie energie opwekt met zonnepanelen en deze deels teruglevert aan zijn energiemaatschappij, moet hierover btw betalen. De af te dragen btw kan worden berekend via een forfait. De toepassing van dit forfait wordt per direct uitgebreid. Ook mogen ondernemers vanaf nu van het forfait gebruikmaken voor hun privéwoning.

Verhoging opwekvermogen

Zonnepanelen

Het forfait voor de af te dragen btw was tot nu toe alleen van toepassing als het opwekvermogen van de zonnepanelen niet hoger was dan 10.000 Wattpiek. Omdat het opwekvermogen ook hoger kan liggen, is besloten deze grens te verhogen naar 15.000 Wattpiek. Op die manier kan het forfait vaker worden gebruikt.

Let op! De verruiming van het forfait geldt zowel voor losse zonnepanelen als voor zonnepanelen die geïntegreerd zijn in het dak. Het forfait is voor beide soorten panelen wel verschillend.

Ook voor woning ondernemers

Het forfait kon tot nu toe niet worden gebruikt door ondernemers, zoals zzp’ers, met zonnepanelen op hun privéwoning. Zij moesten de geleverde stroom en de daarop te betalen btw apart bijhouden. Vanaf nu geldt het forfait echter ook voor hen. Dit scheelt hen en de Belastingdienst een hoop administratieve rompslomp.

Registratiedrempel

De zogenaamde registratiedrempel blijft ongewijzigd. Dit betekent dat particulieren die een omzet hebben van niet meer dan € 1.800, zich niet bij de Belastingdienst hoeven aan te melden als ondernemer. Als het opwekvermogen van de zonnepanelen niet meer is dan 15.000 Wattpiek, hoeven particulieren zonder andere omzet geen btw te betalen en dus ook geen aangifte te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet stelt € 8 miljard beschikbaar voor beperken CO2-uitstoot

Het kabinet stelt voor 2023 € 8 miljard beschikbaar om middels duurzame energie de uitstoot van CO2 te verminderen, af te vangen en op te slaan. Het geld komt beschikbaar via de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), de belangrijkste subsidie voor duurzame energieprojecten.

‘Hekjes’ in SDE++-regeling

Uitstoot

Dit jaar wordt binnen de regeling voor het eerst gewerkt met zogenaamde hekjes. Op die manier komen ook technieken voor de subsidie in aanmerking die op de korte termijn minder kosteneffectief zijn, maar op de langere termijn wel noodzakelijk zijn voor ander energiegebruik.

Voortzetting

De subsidie is voor de meeste vormen van uitstootbeperking hetzelfde als vorig jaar. Dit jaar is de lucht-water-warmtepomp, waarmee warmte uit de buitenlucht wordt gebruikt voor het verwarmen van water, voor het eerst toegevoegd.

Vijf openstellingsrondes

De regeling werkt met vijf openstellingsrondes. Technieken waarvoor bij de uitstootbeperking zo min mogelijk subsidie nodig is, komen het eerst aan bod. Uiteraard moet u om in aanmerking te komen wel voldoen aan een aantal voorwaarden. Er zijn algemene en specifieke voorwaarden per categorie waar u subsidie voor aanvraagt.

Let op! De regeling gaat voor de eerste ronde open op 6 juni 2023 om 9:00 uur en sluit op 6 juli 2023 om 17:00 uur. Daarna kunnen bedrijven zich aanmelden voor de tweede ronde.

Aanmelden

Aanmelden voor de eerste openstellingsronde kan via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Aanmelden moet digitaal en vereist eHerkenning op niveau eH3.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet selecteert 14 nieuwe Regio Deals

Het kabinet gaat ruim € 284 miljoen investeren in zogenaamde Regio Deals. In Regio Deals werkt het Rijk met provincies samen om complexe opgaven aan te pakken. Het is voor de vierde keer dat voorstellen via Regio Deals worden gelanceerd.

Regio Deals

Stoel

Via Regio Deals wordt geprobeerd de kwaliteit van leven, wonen en werken van inwoners en ondernemers te verhogen. De Regio Deals zijn over het hele land verspreid. Het Rijk financiert de helft van de kosten. De bijdrages van het Rijk lopen in deze vierde ronde qua omvang uiteen van € 5 miljoen voor Mainstage Amsterdam, tot € 30 miljoen voor Zuid- en Oost-Drenthe.

Selectiecriteria

De keuze voor een project hangt af van een viertal selectiecriteria: hoe groot, urgent en complex is het, hoe integraal is de aanpak, wie investeert en hoeveel, en hoe worden regionale overheden, inwoners en bedrijven erbij betrokken. Ook de verdeling over Nederland en al afgesloten Regio Deals zijn van belang.

Voorbeelden Regio Deals

Een van de vele Regio Deals is gericht op het terugdringen van leegstand in winkelcentra in steden. Ook vernieuwing en verduurzaming van de landbouw en het creëren van nieuwe bestemmingen voor lege stallen wordt mogelijk via Regio Deals.

Nog twee rondes

Er komen nog twee mogelijkheden voor het indienen van Regio Deals. Hiervoor is nog ruim € 600 miljoen beschikbaar. Er zijn al 30 Regio Deals van start gegaan, waaraan nu dus weer 14 nieuwe Regio Deals worden toegevoegd.

Aanmelden via de RVO

Regio’s die een Regio Deal willen aanmelden, kunnen terecht bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Het aanmeldloket is echter nog niet opengesteld. Houd de speciale pagina op RVO.nl hiervoor in de gaten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kindgebonden budget verhoogd

Het kindgebonden budget is voor 2023 extra omhoog gegaan. Deze verhoging geldt voor elk kind. Alleenstaande ouders krijgen hier bovenop een extra verhoging van maximaal € 356 per jaar. Ook is de vermogensgrens tot wanneer u recht heeft op deze tegemoetkoming naar boven bijgesteld.

Kindgebonden budget

Kind

Het kindgebonden budget is een bijdrage in de kosten voor kinderen tot 18 jaar. U krijgt het kindgebonden budget naast de kinderbijslag. Meestal hoeft u om het kindgebonden budget te ontvangen, niets te doen. Als u namelijk al een toeslag krijgt van de overheid, zoals bijvoorbeeld zorg- of huurtoeslag, krijgt u automatisch het kindgebonden budget als u hier recht op heeft. 

Ontvangt u geen toeslagen, maar bent u wel van mening dat u recht heeft op het kindgebonden budget? Dan kunt u dit ook zelf aanvragen bij de Belastingdienst.

Afhankelijk van inkomen

De hoogte van het kindgebonden budget is onder meer afhankelijk van uw inkomen en dat van uw partner. Vanwege de verhoging van het wettelijk minimumloon wordt ook het drempelinkomen verhoogd en krijgt u dus meer kindgebonden budget bij hetzelfde inkomen ten opzichte van vorig jaar. Boven het drempelinkomen wordt het kindgebonden budget namelijk verminderd.

Vermogensgrens verhoogd

U krijgt geen kindgebonden budget als uw vermogen meer bedraagt dan de vermogensgrens. Die ligt voor 2023 op € 127.582 (2022: €120.020). Heeft u een partner, dan mag uw gezamenlijke vermogen niet meer bedragen dan € 161.329 (2022: €151.767).

Posted in Niet gecategoriseerd

Check uw WOZ-waarde!

Als het goed is, ontvangt u binnenkort de nieuwe WOZ-waarde van uw woning en/of bedrijfspand. Check deze goed, want de vastgestelde waardes kloppen niet altijd en kunnen daardoor tot extra te betalen belasting leiden. Daarbij is de WOZ-waarde ook bepalend voor uw eigenwoningforfait.

Peildatum 1 januari 2022

Huis

Voor wat betreft de WOZ-waarde van uw bedrijfspand of woning in 2023 gaat de gemeente in de regel uit van de waarde op 1 januari 2022. De waarde van uw woning zal waarschijnlijk zijn gestegen, want de gemiddelde waardestijging van woningen was op 1 januari 2022 maar liefst 8,6% ten opzichte van het jaar ervoor.

Taxatie

Het checken van de WOZ-waarde van uw woning kan met name nuttig zijn als uw woning al enige tijd niet is getaxeerd. De gemeente taxeert namelijk slechts een gering aantal woningen en leidt de waarde van andere woningen hiervan af of baseert zich op recente verkoopcijfers. Ook voor bedrijfspanden baseert men zich veelal op verkoopcijfers of op de huuropbrengst.

Individuele afwijkingen

Houd er rekening mee dat de waardes van panden onderling kunnen afwijken op basis van individuele factoren, zoals achterstallig onderhoud of betonrot. Ook de omgeving speelt een rol bij de waardering. Is er bijvoorbeeld sprake van stank- of parkeeroverlast? Let daarbij op, want dit aspecten zijn niet eenduidig en kunnen verschillend uitwerken op de WOZ-waarde. Zo is een woning naast de snelweg vaak minder aantrekkelijk, maar voor een transportonderneming juist niet.

Hoe checken?

U kunt de WOZ-waarde van uw pand checken door bij uw gemeente na te gaan hoe de waardering van uw pand tot stand is gekomen. Vaak staat dit al op de WOZ-beschikking vermeld. Voor woningen kunt u de WOZ-waardes van vergelijkbare panden gratis checken via www.wozwaardeloket.nl. Verder kunt u tegen een vergoeding van € 2,80 bij het Kadaster een overzicht krijgen van recente verkoopprijzen van woningen (zie www.kadaster.nl/producten/woning/koopsominformatie).

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Hybride werken 2023

Wat zijn de mogelijkheden voor werkgever en werknemer om flexibel en plaatsonafhankelijk te werken? En wat betekent dat voor de reiskostenvergoeding, de thuiswerkvergoeding en bijvoorbeeld de arbovoorzieningen? Hoe kunt u hybride werken fiscaal vriendelijk inkleden? Kortom, welke regels gelden er voor u als werkgever en voor uw personeel?

Wet flexibel werken

Laptop

Bij hybride werken is allereerst de Wet flexibel werken (Wfw) van belang. De Wfw geeft werknemers niet alleen het recht de werkgever te verzoeken de arbeidsduur aan te passen, ook kunnen ze een verzoek doen tot aanpassing van de arbeidsplaats en van de werktijden. In deze wet staan de volgende definitiebepalingen:

  • arbeidsduur: het aantal overeengekomen uren waaruit een werkweek of een anderszins overeengekomen werkperiode van de werknemer bestaat;
  • arbeidsplaats: iedere overeengekomen plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt door de werknemer;
  • werktijd: de overeengekomen tijdstippen op een werkdag of een anderszins overeengekomen tijdvak waarop of waarbinnen de werknemer werkzaam is.

Aanpassen van duur, tijd en plaats

Wat betreft het aanpassen van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd gelden de volgende voorwaarden:

  • de werknemer moet behoudens onvoorziene omstandigheden minimaal 26 weken in dienst zijn;
  • de aanvraag moet de werknemer ten minste twee maanden voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk bij de werkgever indienen;
  • uit dit verzoek moet onder meer de omvang van de aanpassing blijken, de ingangsdatum en de beoogde spreiding van het aantal uren over de week;
  • het verzoek hoeft niet gemotiveerd te worden.

Als werkgever dient u vervolgens in overleg te treden met uw werknemer over diens wens tot aanpassing. Uiterlijk één maand voor de beoogde ingangsdatum moet u schriftelijk op het verzoek reageren.

De werknemer kan, behoudens onvoorziene omstandigheden, een jaar nadat u als werkgever een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd heeft ingewilligd of afgewezen, opnieuw een verzoek indienen.

Aanpassing arbeidsplaats

Voor de afwijzing van een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats, ligt de lat echter minder hoog. Er is alleen een ‘right to ask’ voor uw werknemer en ‘a duty to consider’ voor u als werkgever in de wet opgenomen. Bij een afwijzing van het verzoek moet u wel in overleg treden met de werknemer. Tevens zult u de afwijzing van het verzoek schriftelijk moeten motiveren.

U kunt uw beslissing tot aanpassing herzien bij nieuw opgekomen belangen ten aanzien van de arbeidsplaats. Voorafgaand aan de herziening moet u wel met de werknemer het gesprek hierover aangaan. De uiteindelijke herziening van de oorspronkelijke beslissing moet u gemotiveerd en schriftelijk aan de werknemer meedelen.

Let op! Deze bepalingen ten aanzien van de arbeidsplaats, arbeidsduur en werktijd gelden niet voor werkgevers die minder dan tien werknemers in dienst hebben. Ook kan in een cao worden afgeweken van de wet. Heeft de cao hierover niets geregeld of is er geen cao van toepassing, dan kan de werkgever met schriftelijke overeenstemming van de ondernemingsraad (or) (of personeelsvertegenwoordiging) afwijken van de wet voor een periode van maximaal 5 jaar.

Let op! De Wfw is niet van toepassing op werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt.

Aanpassing arbeidsduur en/werktijd

Een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur en/of de werktijd mag u alleen afwijzen op grond van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Het betreft dus een geclausuleerd verlofrecht. De lat hierbij ligt hoog voor u als werkgever. 

Wet werken waar je wilt

Begin 2021 is het initiatiefwetsvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’ ingediend. 

Dit wetsvoorstel beoogde te regelen dat een verzoek van de werknemer om de arbeidsplaats aan te passen op eenzelfde wijze behandeld zou worden als een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur of werktijd, zodat werknemers meer vrijheid zouden krijgen ten aanzien van de keuze hoe zij de balans tussen het werken op werklocatie en het werken thuis zouden willen inrichten. Dit initiatiefwetsvoorstel ziet zowel op het recht op thuiswerken alsook op het recht op werken op werklocatie. Het is om die reden beperkter dan het huidige recht op plaatsonafhankelijk werken zoals dat thans in de Wfw staat. Er kan nu namelijk met een beroep op de Wfw ook in het buitenland worden gewerkt. 

De Raad van State, het adviesorgaan van de regering, was kritisch over het wetsvoorstel, omdat de huidige wetgeving al voorziet in de mogelijkheid voor werknemers het gesprek aan te gaan over thuiswerken. Inmiddels is het wetsvoorstel aangepast, in die zin dat een werkgever een verzoek tot wijziging van de arbeidsplaats nu moet toetsen aan de redelijkheid en billijkheid in de plaats van aan de eerdere zwaardere toets ‘zwaarwegend belang’. De werkgever moet beoordelen of zijn belangen naar redelijkheid en billijkheid opwegen tegen de belangen van de werknemer en daarbij alle omstandigheden van het geval betrekken. Deze laatste passage verplicht de werkgever om goed door te vragen bij de werknemer naar diens belangen. Het wetsvoorstel is op 5 juli 2022 aanvaard door de Tweede Kamer en wordt in 2023 in de Eerste Kamer behandeld.

Arbeidsomstandigheden

U heeft als werkgever op grond van het Burgerlijk Wetboek een algemene zorgplicht voor de arbeidsomstandigheden van uw werknemers. Ook in de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) is deze zorgplicht terug te vinden.

Wat niet?

In het kader van de Arbowetgeving valt thuiswerken onder het begrip ‘plaatsonafhankelijke arbeid’. Deze kwalificatie zorgt ervoor dat voor thuiswerken een verlicht arboregime van toepassing is. Dit betekent concreet dat bepaalde arboverplichtingen niet van toepassing zijn. Zo heeft u geen verplichtingen ten aanzien van zaken als toiletten, nooduitgangen, ventilatie en temperatuur.

Wat wel?

Volgens het Arbobesluit moet de inrichting van de werkruimte aan de volgende eisen voldoen:

  • De werkruimte van een thuiswerker is zodanig ingericht dat de werknemer zo veel mogelijk zittend en op een ergonomisch verantwoorde manier zijn werk kan doen. De werknemer heeft hiervoor een doelmatige zitgelegenheid en een doelmatig werkblad of een doelmatige werktafel tot zijn beschikking.
  • In de werkruimte zijn de nodige voorzieningen voor een doelmatige kunstverlichting aanwezig.

Hiervoor kunt u voorzieningen of hulpmiddelen voor de inrichting van de thuiswerkplek ter beschikking stellen. Denk hierbij aan zaken als een laptophouder, een muis en/of een los toetsenbord. Dergelijke kosten, die betrekking hebben op het voldoen aan de arboverplichtingen, zijn voor rekening van u als werkgever. De door uw werknemer zelf gemaakte kosten kunnen – mits hierover vooraf afspraken zijn gemaakt met u – bij u worden gedeclareerd. U moet een werkplek en kunstverlichting ter beschikking stellen, tenzij de werknemer daar zelf al over beschikt.

In het arbeidsomstandighedenbeleid dat u op grond van de Arbowet moet voeren, moet u aandacht besteden aan thuiswerken. Dit neemt u op in uw risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) en eventueel in het daaraan gekoppelde plan van aanpak.

Thuiswerken in uw arbobeleid

In een speciale thuiswerkregeling als onderdeel van het arbeidsomstandighedenbeleid kunt u onder meer aangeven voor welke functies binnen de organisatie de mogelijkheid bestaat over te gaan tot thuiswerken en welke eisen er worden gesteld aan de inrichting van de thuiswerkplek. Het faciliteren van thuiswerken kan dan nader geregeld worden in een door werkgever en werknemer te ondertekenen thuiswerkovereenkomst. Hierin worden zaken geregeld als het aantal dagen waarop de werknemer thuiswerkt, de bereikbaarheid van de werknemer en de terbeschikkingstelling van de benodigde apparatuur.

Instemming or

Aangezien een thuiswerkregeling of een thuiswerkbeleid onderdeel vormt van het arbeidsomstandighedenbeleid, heeft de or hierover een instemmingsrecht.

Arbeidstijden

Zowel de Arbeidstijdenwet (Atw) als de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) bepalen dat u als werkgever moet bijhouden hoeveel uren werknemers werken. U moet het volgende registreren:

  • de starttijd;
  • de eindtijd;
  • de tussenliggende pauzes en
  • de identiteit van de werknemer.

U mag zelf weten op welke wijze u aan deze registratieplicht voldoet. De wijze van registreren is dus vormvrij.

Genoemde verplichting geldt niet voor werknemers die meer dan drie keer het wettelijk minimumloon verdienen. De registratieverplichting geldt ook voor werknemers die thuiswerken. U kunt via een speciaal softwareprogramma de werknemer vragen zijn werktijd te registreren. De verantwoordelijkheid wordt hierdoor bij uw werknemer gelegd. Het voordeel is dat er betrekkelijk weinig inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de werknemer. U kunt ook gebruikmaken van proactieve software die zelf bijhoudt wanneer de werknemer werkt. Van belang is dat de software bijhoudt wanneer er sprake is van werktijd en wanneer er sprake is van privétijd. Het risico bestaat dat er te veel inbreuk wordt gemaakt op het recht op privacy van de werknemer. Wordt de registratieverplichting niet nageleefd, dan kan aan u als werkgever een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Let op! Er geldt een bewaarplicht van minimaal een jaar van de gegevens.

Let op! Aangezien hier sprake is van een werktijdregeling, geldt dat de or een instemmingsrecht heeft.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie toetst op de naleving van de zorgplicht van de werkgever en kan handhavend optreden.

Wat is er fiscaal geregeld?

Thuiswerkvergoeding

Werknemers die thuiswerken, maken veelal extra kosten. Denk aan kosten voor water en elektriciteit, verwarming, toiletpapier, koffie en thee. Met een thuiswerkvergoeding kunt u dergelijke extra uitgaven van thuiswerkers compenseren. Het geven van een thuiswerkvergoeding is niet wettelijk verplicht, maar kan onderdeel uitmaken van een cao.

Vanaf 1 januari 2023 mag u werknemers die thuiswerken een onbelaste vergoeding geven van maximaal € 2,15 per dag. Dit geldt ook als werknemers maar een deel van de dag thuiswerken. Kiest u ervoor meer dan € 2,15 per dag te vergoeden, dan is het meerdere belast. De onbelaste vergoeding is vrijgesteld en komt ook niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

Let op! De vrijgestelde vergoeding van € 2,15 per dag is voor € 1,02 slechts beperkt aftrekbaar. Dit deel van de vergoeding wordt namelijk aangemerkt als een vergoeding voor gemengde kosten, zoals koffie. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is dit deel van de vergoeding in beginsel voor 80% aftrekbaar, voor ondernemers in de vennootschapsbelasting in beginsel voor 73,5%.

Het is mogelijk met uw werknemer een vaste vergoeding overeen te komen op basis van het aantal verwachte thuiswerkdagen per week. Dit is administratief minder bewerkelijk. U moet kiezen welke van de twee vergoedingen wordt toegepast:

  1. óf de thuiswerkkostenvergoeding,
  2. óf de reiskostenvergoeding van € 0,21 km.

Een combinatie van een vaste vergoeding voor thuiswerken en reiskosten woon-werkverkeer is mogelijk op basis van de 214-werkdagenregeling, die pro rata moet worden toegepast als er structureel (gedeeltelijk) wordt thuisgewerkt. Deze vergoeding moet schriftelijk worden vastgelegd.

Voorbeeld

Een werknemer met een vijfdaagse werkweek werkt 3 dagen op kantoor en 2 dagen thuis. De enkele reisafstand woon-werk bedraagt 25 km. De gecombineerde vergoeding wordt dan als volgt berekend:

Vaste onbelaste reiskostenvergoeding: (3/5 x 214 x 50 kilometer x € 0,21)/12 = € 112,35 per maand
Onbelaste thuiswerkvergoeding: (2/5 x 214 x € 2,15) /12 = € 15,34 per maand

Vergoeding inrichting thuiswerkplek

U kunt een vergoeding geven voor de inrichting van een thuiswerkplek. Veel van deze kosten zijn onbelast. De kosten voor bijvoorbeeld een bureaustoel, een computer of een telefoon vallen onder voorwaarden binnen de gerichte vrijstellingen van de werkkostenregeling (WKR), waardoor er geen belasting over betaald hoeft te worden.

Voor de thuiswerkplek gelden voor de volgende vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen binnen de WKR, de volgende gerichte vrijstellingen:

  • verplichte arbovoorzieningen;
  • gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur als deze voldoen aan het noodzakelijkheidscriterium.

Bij verplichte arbovoorzieningen maakt het niet uit of u deze vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt, en of uw werknemer de voorziening op de werkplek gebruikt of niet. In al deze situaties geldt een gerichte vrijstelling die niet ten koste gaat van uw vrije ruimte. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een voetenbankje bij beeldschermwerk of aan een beeldschermbril.

Als voldaan is aan de volgende voorwaarden, is de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing:

  • de werknemer gebruikt de voorzieningen geheel dan wel gedeeltelijk in de werkruimte;
  • de werknemer betaalt geen eigen bijdrage voor die voorzieningen;
  • de arbovoorzieningen hangen direct samen met de verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet en
  • de inrichting van de werkruimte thuis voldoet aan eerdergenoemde eisen van het Arbobesluit.

Let op! Sinds 2022 zijn stoelmassages buiten de werkplek en cursussen ‘Stoppen met roken’ niet meer vrijgesteld. Dit betekent dat deze niet meer onbelast vergoed mogen worden.

Bovengenoemde gerichte vrijstelling is niet van toepassing als de arbovoorziening volledig of gedeeltelijk onder een cafetariaregeling valt. In dat geval komen de kosten ten laste van de werknemer, omdat hij in dat geval wel een eigen bijdrage betaalt.

De werknemer kan kiezen voor een duurdere uitvoering van de arbovoorziening. In die situatie betaalt hij voor de meerprijs een eigen bijdrage uit het nettoloon. De gerichte vrijstelling voor de basisvoorziening die de werkgever voor zijn rekening neemt, blijft van toepassing. 

Noodzakelijkheidscriterium

ICT-middelen, mobiele communicatiemiddelen e.d. op de thuiswerkplek zijn gericht vrijgesteld indien:

  • de voorziening naar het redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk is voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking (noodzakelijkheidscriterium);
  • de voorziening geen onderdeel uitmaakt van een cafetariaregeling;
  • de werknemer de voorziening moet teruggeven of de restwaarde van deze voorziening aan u als  werkgever moet betalen als hij deze niet meer nodig heeft voor de dienstbetrekking; 
  • de noodzakelijke voorziening volledig door u als werkgever wordt betaald en de kosten dus niet worden doorberekend aan de werknemer; de kosten van een eventueel duurdere uitvoering mag u wel doorberekenen.

Binnen een cafetariaregeling zijn vergoedingen voor gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur niet als noodzakelijke voorziening gericht vrijgesteld. Bij de keuze van uw werknemer voor een duurdere uitvoering van een noodzakelijke voorziening kan de meerprijs worden uitgeruild met het brutoloon mits u dat gedeelde aanwijst als eindheffingsloon.  Daarbij moet u wel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. De gerichte vrijstelling voor noodzakelijke voorzieningen is niet van toepassing op de meerprijs.

U kunt uw werknemer ook toestaan om een bijdrage uit te ruilen met het brutoloon. Ook hiervoor geldt dat dit alleen mogelijk is als u dit gedeelte aanwijst als eindheffingsloon en u voldoet aan de gebruikelijkheidstoets. De gerichte vrijstelling is voor dat deel dan niet van toepassing.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ondernemers krijgen alsnog schuldenoverzicht corona

Ondernemers die een aanmaning hebben ontvangen over een achterstand in de aflossing van hun coronaschuld, ontvangen zo spoedig mogelijk een schuldenoverzicht. Bij de ontvangen aanmaning ontbrak een dergelijk overzicht, waardoor niet duidelijk was wat de achterstand nu daadwerkelijk was.

Coronaschuld

Laptop

Ondernemers konden tijdens de coronacrisis uitstel van betaling krijgen voor hun belastingschulden. Deze schulden moeten met ingang van oktober 2022 weer worden afgelost. Een aantal ondernemers ontving onlangs een aanmaning, omdat ze achter zouden lopen met hun aflossing. 

Technische problemen

Volgens een woordvoerder van de Belastingdienst ontbrak een specificatie van de schuld als gevolg van technische problemen. Die zouden inmiddels zijn opgelost en dus zullen betreffende ondernemers alsnog zo spoedig mogelijk een individueel schuldenoverzicht nagestuurd krijgen.

Betalingsregeling niet ingetrokken

In de aanmaning zou vermeld staan dat de betalingsregeling zou worden ingetrokken als de aflossing niet conform de wettelijke regels vóór 1 maart van dit jaar zou plaatsvinden. Volgens de woordvoerder is hiervan geen sprake en neemt de Belastingdienst eerst contact op met betrokkene.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Fiscale eenheid 2023

Onderneemt u vanuit meerdere bv’s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv’s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting als in de omzetbelasting is een fiscale eenheid mogelijk.

De voorwaarden luisteren nauw en alhoewel deze constructie zeker voordelen kent, zijn er ook enkele belangrijke nadelen. In deze advieswijzer komt zowel de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting als de fiscale eenheid in de omzetbelasting aan bod.

Fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Overleg

Op verzoek kan een holding (moedervennootschap) samen met een of meer dochtervennootschappen (werk-bv’s) voor de vennootschapsbelasting worden aangemerkt als een fiscale eenheid. Juridisch blijven de vennootschappen gescheiden, maar fiscaal worden zij gezien als één belastingplichtige. De resultaten van de dochtervennootschap(pen) worden namelijk toegerekend aan de moedervennootschap.

Let op! Een verzoek om een fiscale eenheid moet schriftelijk worden ingediend bij de Belastingdienst. Hiervoor dient een aantal formulieren te worden ingevuld. Deze treft u aan op de site van de Belastingdienst. Het verzoek moet binnen drie maanden na de gewenste ingangsdatum zijn ingediend.

Voorwaarden aangaan fiscale eenheid

Niet alle bv’s kunnen zomaar een fiscale eenheid met elkaar vormen. Er geldt een aantal eisen:

  • De moedervennootschap bezit ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van het nominaal gestorte aandelenkapitaal van de dochtervennootschap. Dit aandelenbezit vertegenwoordigt ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtervennootschap. In alle gevallen geeft het aandelenbezit recht op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van deze dochtervennootschap.
  • De boekjaren van de deelnemende bv’s moeten samenvallen. Er geldt een uitzondering wanneer een bv in de loop van het jaar wordt opgericht.
  • Alle deelnemende bv’s moeten dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
  • Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Let op! Doordat de moedervennootschap ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van de aandelen in de dochtervennootschap moet bezitten, is het niet mogelijk om een fiscale eenheid te vormen als de aandelen in de dochtervennootschap zijn ondergebracht en gecertificeerd in een Stichting Administratiekantoor (STAK). Die mogelijkheid was er wel in het verleden, maar deze is ten einde gekomen.

Het is ook mogelijk om in bepaalde ‘buitenlandsituaties’ een fiscale eenheid te vormen tussen Nederlandse vennootschappen. Zo is bijvoorbeeld een fiscale eenheid mogelijk tussen een Nederlandse moedermaatschappij en een Nederlandse kleindochtermaatschappij, wanneer de tussenliggende dochtermaatschappij is gevestigd in een ander EU-land, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. Ook kunnen twee in Nederland gevestigde zustermaatschappijen met elkaar een fiscale eenheid aangaan als de moedermaatschappij is gevestigd in de EU of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.

Einde fiscale eenheid

Een fiscale eenheid eindigt uiteraard automatisch als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Zo eindigt de fiscale eenheid bijvoorbeeld als de moedervennootschap een deel of alle aandelen in de dochtervennootschap verkoopt en daardoor minder dan 95% van de aandelen bezit. Ook op gezamenlijk verzoek van de moedervennootschap en de dochtervennootschap kan een fiscale eenheid worden verbroken (ontvoeging). Verbreking kan niet eerder plaatsvinden dan op de datum waarop het verzoek is ontvangen door de Belastingdienst (derhalve geen terugwerkende kracht). Door liquidatie en vereffening van een vennootschap binnen de fiscale eenheid, komt de fiscale eenheid ten aanzien van de vereffende vennootschap uiteraard ook ten einde. Dit wordt formeel echter niet aangemerkt als een ontvoeging. Dat is van belang, omdat sommige antimisbruikmaatregelen alleen in werking treden bij een ontvoeging (en dus niet bij een vereffening).

Voordelen fiscale eenheid

Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kent enkele belangrijke voordelen. Zo kunnen verliezen en winsten onderling worden verrekend.

Let op! Dit voordeel is gewijzigd, omdat de voorwaartse verliesverrekening per 1 januari 2022 onbeperkt mogelijk is. De verrekening is wel beperkt tot maximaal € 1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Bij een winst van € 2 miljoen kan dus € 1,5 miljoen verrekend worden. Dit geldt zowel voor de voorwaartse als de achterwaartse verliesverrekening. De achterwaartse verliesverrekening is één jaar gebleven.

Ook kan er zonder fiscale gevolgen tussen de bv’s ‘geschoven’ worden met activa waarop een stille reserve rust. Reorganisatie is daardoor onder voorwaarden binnen de fiscale eenheid zonder belastingheffing mogelijk en er is geen winstneming op transacties binnen de fiscale eenheid. Wel geldt in dergelijke gevallen de voorwaarde dat de fiscale eenheid zes jaar (soms drie jaar) in stand moet blijven. Anders kan mogelijk alsnog belastingheffing over de stille reserves plaatsvinden.

Een ander voordeel van een fiscale eenheid kan zich voordoen als de gemengde kosten van de bv’s dermate hoog zijn, dat het financieel voordeliger is om bij de aftrekbeperking te kiezen voor een vast bedrag (in 2023 € 5.100 of 0,4% van de loonsom als dit meer is). Of dit per saldo ook voordeliger is, hangt af van de omvang van de gemengde kosten en van het vaste bedrag.

Tip! Bij een fiscale eenheid hoeft er maar één aangifte vennootschapsbelasting te worden ingediend.

Nadelen fiscale eenheid

Naast voordelen is er ook een aantal belangrijke nadelen. Er kan bijvoorbeeld maar eenmaal geprofiteerd worden van het 19%-vennootschapsbelastingtarief over de eerste € 200.000 belastbare winst. Over het meerdere is 25,8% belasting verschuldigd. Zijn er binnen de fiscale eenheid meerdere bv’s met een winst boven de € 200.000, dan kan er dus maar één keer gebruik worden gemaakt van het 19%-tarief.

Let op! Ook voor de investeringsaftrek kan een nadeel optreden. Deze wordt namelijk beperkt doordat de investeringen van alle deelnemende bv’s bij elkaar worden opgeteld. Hierdoor bereikt de fiscale eenheid eerder de grenzen waarbij de investeringsaftrek gelijk blijft, respectievelijk afneemt of er zelfs helemaal geen recht meer op bestaat. Alleen bij investeringen door de individuele bv’s van niet meer dan € 2.600 per jaar kan een voordeel ontstaan. Ook kan er een voordeel ontstaan als er binnen de fiscale eenheid onderling investeringsgoederen aan elkaar ter beschikking worden gesteld. Verder kan bij de desinvesteringsbijtelling een nadeel ontstaan, omdat eerder de grens van € 2.600 bereikt wordt. De desinvesteringsbijtelling is namelijk van toepassing als voor een bedrag van meer dan € 2.600 aan bedrijfsmiddelen vervreemd wordt.

Een ander belangrijk nadeel is dat iedere bv hoofdelijk aansprakelijk is voor de totale belastingschuld van de fiscale eenheid en dus niet alleen voor het gedeelte van de vennootschapsbelastingschuld dat betrekking heeft op de winst die zij zelf heeft behaald.

Verder kunnen bij het verbreken van de fiscale eenheid problemen ontstaan. Zo zal er in bepaalde gevallen moeten worden afgerekend over de meerwaarde van activa. Ook de verrekening van verliezen van voor en na de fiscale eenheidsperiode met winsten uit deze periode is aan beperkingen gebonden.

Een nadeel kan verder optreden als binnen de fiscale eenheid één onderdeel failliet gaat, omdat onbetaalde schulden tot belaste winst binnen de fiscale eenheid kunnen leiden die anders onbelast zou blijven. 

Fiscale eenheid in de omzetbelasting

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent zo haar eigen regels. Voor het vormen van een fiscale eenheid gelden de volgende voorwaarden:

  • Alle deelnemers moeten in beginsel btw-ondernemer zijn.
  • Alle deelnemers moeten in Nederland wonen of gevestigd zijn of een vaste inrichting in Nederland hebben.
  • Alle deelnemers moeten op financieel, organisatorisch en economisch gebied dusdanig verweven zijn dat zij een eenheid vormen. Op financieel gebied betekent dit dat meer dan 50% van de aandelen van elk van de vennootschappen direct of indirect in dezelfde handen is. Van organisatorische verwevenheid is sprake als de vennootschappen onder één overkoepelende leiding staan. Economische verwevenheid wil zeggen dat de deelnemers bijvoorbeeld een gemeenschappelijke klantenkring hebben of dat de ene vennootschap in belangrijke mate aanvullende activiteiten verricht voor de andere vennootschap.

Tip! Het is ook mogelijk om een fiscale eenheid te vormen met een andere rechtsvorm, bijvoorbeeld een cv of een stichting, maar ook met een natuurlijk persoon. Zo kan er dus een fiscale eenheid bestaan tussen de bv en haar directeur-grootaandeelhouder (dga) als deze dga bijvoorbeeld een pand verhuurt aan zijn bv.

Aangaan fiscale eenheid

Indien wordt voldaan aan voornoemde voorwaarden, bestaat de fiscale eenheid automatisch. De Belastingdienst hoeft daarvoor niet per se een beschikking af te geven. Er mag dan toch al worden gehandeld als fiscale eenheid, al mag ook worden gehandeld alsof er geen fiscale eenheid is. Op verzoek kunnen vennootschappen ook een beschikking voor de fiscale eenheid vragen aan de Belastingdienst. De belastinginspecteur kan ook op eigen initiatief een fiscale eenheid vaststellen. In allebei de gevallen zal de inspecteur een beschikking afgeven en staat de fiscale eenheid als zodanig bij de Belastingdienst geregistreerd.

Tip! Indien twijfel bestaat of wel of niet wordt voldaan aan de voorwaarden terwijl de fiscale eenheid wel wenselijk is, is het verstandig om de fiscale eenheid bij beschikking te laten vaststellen.

De voor- en nadelen

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent als belangrijk voordeel dat de deelnemende vennootschappen geen btw betalen over onderlinge leveringen van goederen en diensten. Dit kan financieel voordelig zijn, als zonder fiscale eenheid de door een van de vennootschappen in rekening gebrachte btw bij de andere vennootschap niet (volledig) aftrekbaar zou zijn. Bijvoorbeeld omdat die andere vennootschap btw-vrijgestelde prestaties verricht.

Ook hoeft er maar één btw-aangifte te worden gedaan. Niet iedere vennootschap hoeft dus meer apart een aangifte omzetbelasting te doen (als het wenselijk is, kan dat overigens wel). Er vindt dus een (gecombineerde) aangifte op naam van de fiscale eenheid plaats. De fiscale eenheid krijgt één btw-nummer.

Let op! Op facturen moeten de individuele vennootschappen gewoon het eigen btw-nummer vermelden, niet het nummer van de fiscale eenheid.

Een belangrijk nadeel is dat alle deelnemende vennootschappen in de fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid te betalen btw. Dit geldt echter pas zodra een beschikking is afgegeven door de Belastingdienst. Zo is het dus mogelijk om te handelen als fiscale eenheid zonder beschikking, zodat ook geen onderlinge aansprakelijkheid bestaat. Wel zal het bestaan van de fiscale eenheid dan eerder onder de aandacht van de Belastingdienst komen, waardoor de Belastingdienst uit zichzelf een beschikking kan afgeven. Daarom kan het soms verstandig zijn om – ondanks dat aan de voorwaarden is voldaan – toch niet als fiscale eenheid te handelen (mits er geen beschikking is uiteraard).

Let op! Omdat de fiscale eenheid in de omzetbelasting van rechtswege bestaat als wordt voldaan aan de voorwaarden, kan een fiscale eenheid niet op verzoek worden verbroken. Er vindt pas een verbreking plaats zodra niet meer wordt voldaan aan een of meerdere van de drie verwevenheden.

Tip! Voldoet een van de vennootschappen niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid, meld dit dan zo snel mogelijk bij de Belastingdienst. Die vennootschap kan dan niet langer deel uitmaken van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Zonder melding is de fiscale eenheid wel verbroken, maar blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-schulden bestaan.

Tot slot

In deze advieswijzer heeft u op hoofdlijnen kennis kunnen maken met de voor- en nadelen van de fiscale eenheid. De details maken het fiscale eenheidsregime ingewikkeld. Neem voor meer informatie contact met ons op. Wij kunnen u adviseren over het aangaan dan wel verbreken van een fiscale eenheid.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tegemoetkoming in energie aanvragen vanaf 21 maart

Energie-intensieve mkb-ondernemers kunnen vanaf 21 maart 2023 de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) aanvragen. De TEK kan worden verkregen voor de periode van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023.

Tip! Ook stichtingen, culturele instellingen en semipublieke instellingen die voldoen aan de voorwaarden van de TEK-regeling, kunnen een aanvraag indienen.

Berekening TEK

Fabriek

De TEK wordt berekend op basis van standaard verbruiks- en prijsgegevens en dus niet op basis van het werkelijke gebruik en de actuele prijs. De TEK vergoedt maximaal 50% van het verschil boven de minimumprijs en bedraagt maximaal € 160.000.

Modelprijzen

U komt alleen in aanmerking voor de TEK als uw energiekosten meer dan 7% van uw omzet bedragen. De energiekosten worden berekend aan de hand van modelprijzen voor gas en elektra voor 2022. Deze modelprijzen zijn inmiddels bekendgemaakt en bedragen voor gas € 2,41 per kuub en voor elektra € 0,59 per kWh. 

Tip! U kunt zelf uitrekenen of u voor de TEK in aanmerking komt. Op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn enkele rekenvoorbeelden opgenomen.

Verdere voorwaarden TEK

Naast de voorwaarde dat uw energiekosten 7% van uw omzet moeten bedragen, kent de TEK ook enkele andere voorwaarden. Zo moet u voldoen aan de mkb-toets; daarvoor geldt dat u minder dan 250 werknemers in dienst heeft en een omzet van maximaal € 50 miljoen en/of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen heeft. U vindt alle voorwaarden op RVO.nl.

Voorschot van 50%

Op basis van uw aanvraag ontvangt  u vooralsnog een voorschot van 50%  van het te verwachten subsidiebedrag.

Aanvragen via de RVO

De tegemoetkoming kan vanaf 21 maart 2023 9.00 uur tot 2 oktober 2023 17.00 uur worden aangevraagd bij de RVO. Hiervoor is eHerkenning op niveau eH3 nodig, maar zzp’ers en ondernemers met een eenmanszaak kunnen ook met DigiD terecht.

Vaststellingsverzoek

Om de definitieve TEK te kunnen berekenen dient een vaststellingsverzoek te worden ingediend. Ook dit moet bij de RVO gebeuren, uiterlijk op 31 mei 2024.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvragen SLIM-subsidie in de maand maart

Werkgevers in het mkb kunnen vanaf 1 maart 2023 de zogenaamde SLIM-subsidie, Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen, weer aanvragen. Nieuw in de regeling is dat ook mkb-ondernemingen een voorschot van 50% kunnen krijgen.

Let op! U heeft één maand de tijd voor uw aanvraag. Het loket is namelijk open van 1 maart tot en met 30 maart 17.00 uur.

Waarvoor subsidie?

Overleg

U kunt de subsidie aanvragen voor:

  • activiteiten voor leren en ontwikkelen (bijvoorbeeld loopbaanadvies of onderzoek naar behoefte aan scholing in uw bedrijf);
  • een aanpak om uw medewerkers aan te moedigen hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen (bijvoorbeeld een bedrijfsschool);
  • een praktijkleerplaats binnen uw bedrijf voor (delen van) een mbo-opleiding voor volwassenen.

Voorschot ook voor mkb

Nieuw in de regeling is dat ook mkb-ondernemingen nu een voorschot van 50% kunnen krijgen op basis van hun aanvraag. Samenwerkingsverbanden en grootbedrijven die voor de SLIM in aanmerking komen, hadden deze mogelijkheid al. Via een voorschot kan een onderneming makkelijker de aanloopkosten financieren. Bij twijfel over de betrouwbaarheid van de aanvrager kan een voorschot geweigerd worden. Ook is geregeld dat het voorschot kan worden teruggevorderd als niet aan de voorwaarden van de SLIM wordt voldaan.

Aanvragen SLIM

Om in aanmerking te komen voor de SLIM geldt een aantal voorwaarden. Deze zijn verschillend per type aanvrager. U vindt deze voorwaarden en meer informatie op deze site.  Als u de SLIM wilt aanvragen, moet u eerst inloggen bij het ‘Subsidieportaal van uitvoering van beleid’  . Als u nog geen account heeft, moet u deze eerst aanmaken. 

Tip! Mkb-bedrijven kunnen de SLIM-subsidie ook aanvragen in september van dit jaar. Samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de landbouw, horeca en recreatie kunnen de SLIM-subsidie aanvragen tussen 1 juni en 29 juli 2023.

Posted in Niet gecategoriseerd

Terugbetaald starterskrediet niet aftrekbaar

Als een ondernemer een starterskrediet van het UWV terug moet betalen, is dit fiscaal niet aftrekbaar. Het is namelijk niet aan te merken als persoonsgebonden aftrekpost, noch als negatief loon.

Starterskrediet

Ondernemer

Bent u arbeidsongeschikt en wilt u een bedrijf starten, dan komt u welllicht in aanmerking voor een starterskrediet. Dit kan als een commerciële bank u geen lening wil verstrekken, terwijl het UWV wel borg voor u wil staan. Over de lening betaalt u rente. Hoelang u over het terugbetalen van de lening mag doen, hangt af van de hoogte van de lening. 

Geen aftrekpost

In een zaak die voorlag bij rechtbank Zeeland-West-Brabant had een man een starterskrediet van € 20.000 gekregen. Omdat hij zijn bedrijf na drie jaar weer staakte, moest hij het krediet terugbetalen. Vijf jaar later stond er nog een bedrag van ruim € 14.000 open. De man wilde dit in aftrek brengen op zijn inkomen, maar die vlieger ging niet op.

Krediet onbelast

De man voerde aan dat het krediet, toen het aan hem verstrekt was, belast was geweest en dat hij het als inkomen had aangegeven. Dit bleek echter niet uit de feiten, zodat de rechter hieraan voorbij ging.

Persoonsgebonden aftrekposten limitatief

Het terug te betalen krediet is volgens de rechtbank ook niet aan te merken als een persoonsgebonden aftrekpost. Deze aftrekposten zijn namelijk limitatief in de wet opgesomd, zoals bepaalde zorgkosten. Terug te betalen starterskredieten zijn niet vermeld en kunnen dan ook niet als zodanig worden aangemerkt. De rechtbank stelde de inspecteur dan ook in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tegemoetkoming gemaakte kosten vanwege Brexit eenvoudiger

Het wordt voor ondernemers die kosten hebben moeten maken vanwege de Brexit eenvoudiger om een tegemoetkoming, de BAR Bedrijfslevenregeling, aan te vragen. Er hoeven in veel gevallen minder administratieve bewijsmiddelen meegestuurd te worden bij het aanvragen van de tegemoetkoming.

BAR Bedrijfslevenregeling

Vlag

De Brexit Adjustment Reserve (BAR) Bedrijfslevenregeling voorziet in een tegemoetkoming voor gemaakte kosten vanwege de Brexit. Onder voorwaarden kan deze subsidie worden aangevraagd door zowel het mkb als het niet-mkb. De voorwaarden vindt u op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland.

Let op! Deze tegemoetkoming kan uiterlijk tot 31 maart 2023 17.00 uur worden aangevraagd via RVO.nl. De BAR wordt toegekend op volgorde van binnenkomst. Er is totaal voor deze regeling € 185 miljoen beschikbaar.

Let op! Deze regeling is dus alleen bedoeld voor reeds gemaakte kosten en niet voor nog te maken kosten.

Kostenonderbouwing deels versoepeld

De kosten die u vanwege de Brexit gemaakt heeft, moet u kunnen onderbouwen met facturen. Een aantal extra bewijsmiddelen is echter geschrapt of verminderd. Zo hoeven transportondernemers kopieën van gehanteerde rittenschema’s niet meer mee te sturen. Een boekingsoverzicht waarop alle ritten van het jaar zijn weergegeven is voldoende. 

Waar kunt u subsidie voor krijgen?

U kunt onder meer subsidie krijgen voor kosten die u maakte voor het ontwikkelen van communicatiemiddelen voor een voorlichtingscampagne. 

Ook een aantal opleidingen vanwege gewijzigde douaneprocedures komt voor subsidie in aanmerking, net als eenmalige kosten voor de aanschaf van douaneaangiftesoftware en voor advies van een externe consultant. 

Beroepsvervoerders kunnen daarnaast subsidie krijgen als ze door de Brexit noodzakelijke tijdelijke bedrijfskosten moesten maken voor het beroepsvervoer over de weg.

Let op! Omzetverlies komt niet voor vergoeding in aanmerking.

Regelhulp

Omdat de BAR nogal wat voorwaarden kent, bevat de site van de RVO een Regelhulp. U kunt dan zelf nagaan of u voor de subsidie in aanmerking komt en wat de hoogte van de tegemoetkoming zal zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

10,5% belastingrente Vpb voorlopig toch van de baan

De voorgenomen verhoging van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting (Vpb) per 1 maart 2023 van 8 naar 10,5% is voorlopig van de baan. Pas later dit voorjaar beslist het kabinet wat het met het rentepercentage uiteindelijk gaat doen.

Aanpassing Besluit

Euro

Om het percentage op 8% te kunnen houden, wordt het Besluit Belasting- en invorderingsrente zo spoedig mogelijk gewijzigd. Totdat deze wijziging is doorgevoerd, hebben belastingplichtigen die belastingrente voor de Vpb ontvangen, wél recht op het hogere percentage. Zij ontvangen dit via een nabetaling, nadat genoemd Besluit in werking is getreden.

Wanneer betaalt u belastingrente voor de vennootschapsbelasting?

U betaalt belastingrente als de fiscus u een aanslag oplegt op of na 1 juli volgend op het belastingjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Voor het jaar 2022 is dit dus 1 juli 2023. U betaalt deze rente over het bedrag dat u aan belasting moet betalen. 

Wanneer ontvangt u belastingrente voor de Vpb?

U ontvangt belastingrente voor de Vpb als u belasting terugkrijgt en de fiscus na ontvangst van uw aangifte er langer dan drie maanden over doet om een aanslag op te leggen én de aanslag op of na 1 juli volgend op het belastingjaar wordt opgelegd. U heeft alleen recht op belastingrente als de gegevens uit de aangifte zonder wijziging zijn overgenomen. Bij vermindering van een voorlopige aanslag Vpb heeft u onder voorwaarden ook recht op 10,5% belastingrente.

Posted in Niet gecategoriseerd

Proceskostenvergoeding bij verlaging box 3

Bij vermindering of vernietiging van een aanslag heeft u onder bepaalde voorwaarden recht op vergoeding van uw proceskosten. Dat kan ook gelden als uw aanslag lager wordt door rechtsherstel box 3.

Proceskostenvergoeding

Juridisch

In de wet- en regelgeving is geregeld dat u onder bepaalde voorwaarden recht heeft op vergoeding van proceskosten als een beroep bij een rechter leidt tot een lagere aanslag. Ook als de Belastingdienst uw aanslag geheel of gedeeltelijk vermindert voordat een rechter beslist over uw beroep en u het beroep daarom intrekt, heeft u onder bepaalde voorwaarden recht op vergoeding van uw proceskosten.

Box 3

Zo oordeelde een rechtbank onlangs dat de Belastingdienst de proceskosten van een belastingplichtige moest vergoeden. De belastingplichtige had beroep ingesteld tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2017 en 2018. De Belastingdienst verminderde vervolgens, voordat de rechter besliste over het beroep, de aanslagen door rechtsherstel box 3 te bieden. De belastingplichtige trok het beroep vervolgens in, maar verzocht de rechtbank wel de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank voldeed aan dit verzoek.

Let op! Als u rechtsherstel box 3 krijgt omdat uw bezwaar viel onder de massaalbezwaarprocedure, heeft u geen recht op vergoeding van de kosten van uw bezwaar.

Niet alle kosten

U krijgt niet alle kosten vergoed. In de regelgeving is bepaald welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Daaronder vallen in ieder geval de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden in beginsel niet volledig vergoed, maar berekend volgens een puntensysteem. Dit puntensysteem leidt over het algemeen tot een lagere vergoeding dan de werkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Estate planning 2023

Kan uw kind een financieel ruggensteuntje goed gebruiken? Bijvoorbeeld voor studiekosten, de aankoop van een woning of bij het verlies van een baan? Of misschien wil uw kind een langgekoesterde droom van een eigen bedrijf verwezenlijken of het stokje van het familiebedrijf overnemen? Uw financiële hulp zou dat mogelijk kunnen maken! Laat u inspireren door deze advieswijzer.

Schenking

Euro

Een veelgebruikte en relatief eenvoudige manier om een kind financieel te ondersteunen, is het schenken van geld. Dit kan op diverse manieren. Door handig gebruik te maken van vrijstellingen en fiscaal vriendelijke schenkingsvormen, kunt u het rendement van uw schenking verhogen. Niet alleen op het moment van schenking zelf, maar ook later. Schenken is een voordelige manier om het opgebouwde vermogen aan de volgende generatie over te dragen. Het financiële steuntje voor nu is misschien tegelijkertijd een gelegenheid om na te denken over uw nalatenschapsplanning.

Afhankelijk van de omvang van uw vermogen en de vrijstellingen, bedraagt de erfbelasting voor uw kind al snel tussen de 10 en 20% en voor het kleinkind zelfs tussen de 18 en 36%. Regel het tijdig en goed en bespaar erfbelasting in het voordeel van uw erfgenamen!

Let op! Voor mensen met vermogen geldt een hogere eigen bijdrage voor zorg via de AWBZ. In 2023 wordt bij alleenstaanden 4% van uw vermogen boven het toetsbedrag van € 31.340 als extra inkomen voor de berekening van de eigen bijdrage meegeteld. Voor partners geldt het dubbele toetsbedrag, € 62.680. De peildatum hiervoor is 1 januari 2021.

Fiscaalvrije schenkingen

Als ouder kunt u uw kind jaarlijks een bedrag schenken zonder dat daar belasting over betaald moet worden. Voor 2023 is dit bedrag € 6.035. Schenkt u aan een kind dat tussen de 18 en 40 jaar oud is (of van wie de partner tussen de 18 en 40 jaar oud is), dan kan deze vrijstelling eenmalig worden verhoogd naar € 28.947. Voor schenkingen ten behoeve van een kostbare studie of opleiding kan de vrijstelling zelfs eenmalig worden verhoogd naar € 60.298.

De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is in 2023 beperkt tot € 28.947. Dit eenmalig vrijgestelde bedrag geldt zowel voor een schenking aan derden als voor een schenking aan uw kinderen. Zoals hierboven aangegeven, geldt eenzelfde vrijstelling ook voor een eenmalige schenking aan uw kinderen, die vrij besteedbaar is. U mag echter maar een van beide vrijstellingen eenmalig gebruiken. U kunt dan ook beter voor de vrij besteedbare schenking kiezen, aangezien hiervoor minder voorwaarden gelden.

Let op! De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning wordt vanaf 2024 volledig afgeschaft.

Eerdere schenking eigen woning

De schenking voor een eigen woning die voor het eerst in 2022 plaatsvond maar waarvoor toen nog niet het maximum van de vrijstelling is benut, mag in 2023 nog vrijgesteld worden, aangevuld tot en met € 106.671. Vond de schenking voor het eerst in 2021 plaats en is in 2022 het maximum van de vrijstelling nog niet benut, dan kunt u in 2023 nog vrijgesteld aanvullen tot en met € 105.302. Voorwaarde voor de aanvullingen is wel dat in het jaar van de eerdere schenking(en) een beroep gedaan is op de vrijstelling voor de eigen woning in de aangifte schenkbelasting voor dat jaar.

Betreft het een schenking voor de eigen woning, dan bedraagt de schenkingsvrijstelling € 106.671. In dat geval moet uw kind de schenking gebruiken voor:

  • de aankoop van een eigen woning;
  • de verbetering of het onderhoud van de eigen woning;
  • het afkopen van de erfpachtcanon bij zijn eigen woning met erfpacht;
  • het aflossen van zijn eigenwoningschuld of de restschuld die is ontstaan door verkoop van zijn woning.

Let op! Wilt u aan uw kind of een derde schenken voor de eigen woning, laat u dan vooraf goed informeren. Er gelden namelijk wel wat voorwaarden waar zowel u als uw kind of de derde zich aan moet houden. Het bedrag van de schenking moet bijvoorbeeld daadwerkelijk zijn betaald en u moet dit schriftelijk kunnen aantonen. Schenking onder schuldigerkenning is hier dus niet mogelijk.

U kunt er natuurlijk ook voor kiezen om meer dan het vrijgestelde bedrag te schenken. Over het meerdere is dan wel schenkbelasting verschuldigd (10 tot 20% bij een kind, 18 tot 36% bij kleinkinderen en verdere afstammelingen en 30 tot 40% bij overige personen).

Papieren schenking

U wilt schenken, maar u wilt of kunt nog niet het gehele bedrag in contanten aan uw kind geven. Dan heeft u de mogelijkheid tot een ‘notariële schuldigerkenning uit vrijgevigheid’, ook wel bekend als papieren schenking. U erkent een bedrag schuldig te zijn aan uw kind dat pas opeisbaar is na uw overlijden.

Voordeel is dat u blijft beschikken over het (geschonken) vermogen en liquiditeiten en toch handig gebruikmaakt van de vrijstellingen in de schenkbelasting. Tegelijkertijd bent u vrij om tussentijds op de schuld af te lossen en daarmee uw kind geld te verstrekken. Om met deze schenking ook erfbelasting te besparen, moet u uw kind wel jaarlijks daadwerkelijk 6% rente betalen. Via rente en aflossing ontvangt uw kind dan financiële ondersteuning.

Let op! De schenking op papier moet zowel door de schenker als de ontvanger in box 3 worden opgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. In het box 3-stelsel in 2023 ontstaat hierbij wel een verschil tussen de belastbaarheid van de vordering en de aftrek van de schuld. Over de vordering die uw kind op u heeft, wordt namelijk een hoger forfaitair percentage (6,17% in 2023) berekend dan het forfaitair percentage waartegen de schuld die u heeft aan uw kind aftrekbaar is. Het exacte percentage voor de schuld is nog niet bekend. Voor een vergelijk: voor het jaar 2022 bedroegen deze percentages voor vorderingen 5,53% en voor schulden 2,28%, een verschil van 3,25%!

Tip! Wilt u meerdere jaren achter elkaar een papieren schenking doen aan uw kind, dan bestaat de mogelijkheid om dit in één keer voor meerdere jaren bij de notaris te regelen. Laat u wel goed informeren over de voorwaarden en de voor- en nadelen die hieraan verbonden zijn.

Schenken onder voorwaarden

Het kan gebeuren dat een schenking via het huwelijksgoederenregime of een samenlevingscontract onbedoeld bij de schoonfamilie van uw (klein)kind terechtkomt. Dit kunt u voorkomen door bij de schenking een uitsluitingsclausule op te nemen, zodat de schenking eigendom blijft van uw (klein)kind. Door het schenken van vermogen aan uw kind kan het op enig moment ook gebeuren dat uw financiële draagkracht onder druk komt te staan. Wilt u schenken zonder financieel afhankelijk te worden van uw kind, dan kunt u ook schenken onder de voorwaarde dat de schenking door u herroepen kan worden.

Let op! Is uw kind getrouwd na 1 januari 2018, dan valt uw schenking niet meer in de huwelijksgemeenschap. Uw kind kan samen met zijn of haar partner in de huwelijkse voorwaarden echter bepalen dat schenkingen wel tot de gemeenschap behoren. In die situatie is de uitsluitingsclausule desgewenst nog relevant.

Bedrijfsopvolging in de familie

Wilt u uw bedrijf geheel of gedeeltelijk overdragen aan uw kind? Met de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet kunt u het ondernemingsvermogen of uw aanmerkelijkbelangaandelen fiscaal vriendelijk op de kinderen overdragen. De BOF geldt alleen voor actieve ondernemingen.

Beleggingsactiviteiten vallen nagenoeg geheel buiten de regeling. De BOF voorziet in een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde, voor zover de waarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1.205.871 (2023). Voor het meerdere is de vermindering 83%. Voor de dan nog verschuldigde schenkbelasting kan tien jaar lang rentedragend uitstel van betaling worden verleend. De regeling kent onder meer voorwaarden ten aanzien van de bezitsperiode voor u als schenker en voor de voortzetting van het bedrijf door de verkrijger.

Tip! Denk na over uw bedrijfsopvolging en laat u daarover goed adviseren. Het kabinet denkt na over aanpassingen in de gunstige regelingen bij bedrijfsopvolging die nu bestaan. Welke aanpassingen dat zijn, is nog niet bekend. Wel duidelijk is dat het kabinet in ieder geval plannen heeft om aan derden verhuurde onroerende zaken vanaf 2024 aan te merken als beleggingsvermogen. Gevolg is dat hierop dan niet de gunstige regelingen kunnen worden toegepast.

Familielening

U kunt uw kinderen natuurlijk ook geld lenen. Het is niet altijd eenvoudig, ook niet voor uw kinderen, om een financiering bij een bank te krijgen. Bij een lage rente op een spaardeposito kan een familielening dan algauw een aantrekkelijke optie zijn. Maak wel zakelijke afspraken en leg de voorwaarden, zoals rente, duur, aflossing, aanwending van de geldsom, opeisbaarheid, opzeggingsgronden en eventuele zekerheden, goed vast. Dit zorgt voor financiële en juridische duidelijkheid voor u en uw kind en voorkomt veelal onnodige fiscale narigheid.

Let op! Houd er rekening mee dat door het box 3-stelsel in 2023 hierbij wel een verschil ontstaat in belastbaarheid. Over de vordering die u op uw kind heeft, wordt namelijk een hoog forfaitair percentage (6,17% in 2023) berekend in box 3. Betreft de lening aan uw kind een zogenaamde eigenwoninglening die aan de fiscale voorwaarden voldoet? Dan is de rente tegen de werkelijke rente aftrekbaar bij uw kind.

Eigenwoninglening

Via een notariële of onderhandse akte kunt u uw kind geld lenen voor de aanschaf, verbouwing of het onderhoud van een eigen woning. Over de lening ontvangt u van uw kind rente. Voor u behoort de (zakelijke) lening tot uw box 3-vermogen. Voor de te betalen belasting in box 3 gaat de fiscus tegenwoordig uit van de vermogensbestanddelen die u werkelijk heeft. Daarbij gebruikt men fictieve rendementen die dicht bij de werkelijke rendementspercentages voor sparen of beleggen liggen. Voor spaargeld is dat bijvoorbeeld veel lager dan voor beleggingen. Voor beleggingen en andere bezittingen, zoals een verstrekte lening aan uw kind, gaat de fiscus in 2023 uit van een fictief rendement van 6,17%.

Let op! Sinds 1 januari 2013 gelden ook voor de eigenwoningleningen binnen de familie de nieuwe regels rondom hypotheekrenteaftrek. Dat wil zeggen dat de lening dus binnen dertig jaar volledig en minimaal annuïtair moet zijn afgelost. Om de renteaftrek bij een onderhandse lening veilig te stellen, moet uw kind de Belastingdienst informeren over de eigenwoninglening. Daarvoor moeten de gegevens van de lening jaarlijks worden doorgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. Dat geldt zowel voor een nieuwe lening als voor het doorgeven van een wijziging van een bestaande eigenwoninglening.

Let op! Het is verstandig om voor de lening een zekerheidsrecht te bedingen. Niet alleen voor de terugbetaling, maar ook om het zakelijke karakter fiscaal te onderbouwen. Voor het vastleggen van een hypotheek moet u bij de notaris zijn.

Lening en schenking via een kasrondje

U kunt uw kind extra financieel steunen door bijvoorbeeld de eigenwoninglening aan te vullen met een ‘kasrondje’. In hetzelfde jaar dat het kind de rente aan u betaalt, schenkt u een bedrag binnen de jaarlijkse schenkingsvrijstelling (2023: € 6.035). Uw kind profiteert bij een eigenwoninglening van de fiscale renteaftrek en van de vrijgestelde schenking, terwijl u (een deel van) de rente weer belastingvrij kunt teruggeven. De schenking en rentebetaling moeten overigens los van elkaar staan en niet met elkaar worden verrekend. Anders valt het fiscale voordeel weg.

Borgstelling

Indien uw kind bij een bank niet op eigen kracht een (extra) lening kan krijgen, kunt u als ouder borg staan. Dit kan voor de gehele lening, maar ook voor een deel. Hiermee biedt u de bank extra zekerheid. Met een borgstelling voor een hypothecaire geldlening behoudt het kind recht op hypotheekrenteaftrek.

Risicodragende deelname

Tot slot nog een laatste tip: heeft uw kind plannen om voor zichzelf te beginnen, dan is een geldlening wellicht een voor de hand liggende optie. Maar misschien is een risicodragende deelname van u als financier in het startende bedrijf van uw kind voor beiden interessant. Er zijn vele manieren om dit vorm te geven. Vraag het ons!

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kabinet wil UBO-register niet publiektoegankelijk maken

Op basis van de uitspraak van het Europese Hof voor wat betreft de openbaarheid van het UBO-register, heeft het kabinet besloten dit register niet publiektoegankelijk te maken.

UBO-register

Laptop

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Privacy

Via de Kamer van Koophandel konden derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelde is volgens het Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy. Het kabinet heeft daarom de openbaarheid van delen van het UBO-register heroverwogen.

Aanpassing Handelsregisterwet

Het kabinet zal de openbaarheid van het UBO-register aanpassen. Dit vereist een wijziging van de Handelsregisterwet. Informatieverstrekking uit het UBO-register aan bevoegde autoriteiten, zoals de Belastingdienst en het FIU, zal zo spoedig mogelijk worden hersteld. Dit geldt ook voor wat betreft de toegang voor instellingen als bedoeld in de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme), zoals banken. 

Legitiem belang

Voor wat betreft personen en organisaties met een legitiem belang, zoals de pers, wordt nog bekeken hoe de openbaarheid van het UBO-register deels kan worden hersteld. Op dit moment wordt gedacht aan een lijst met objectieve indicatoren, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of sprake is van legitiem belang. Niet uitgesloten wordt dat in sommige gevallen ook een individuele beoordeling gemaakt zal moeten worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maak tijdig bezwaar bij navorderingsaanslag 2017 of eerder

Zorg dat u tijdig bezwaar maakt als u het niet eens bent met een navorderingsaanslag over 2017 of een eerder jaar. Als u te laat bezwaar maakt, wordt dit bezwaar namelijk niet in behandeling genomen, ook niet als verzoek om ambtshalve vermindering.

Navorderingsaanslag

Rekenmachine

De Belastingdienst kan aan u of uw vennootschap een navorderingsaanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting opleggen als zij menen dat uw oorspronkelijke definitieve aanslag te laag was. De Belastingdienst moet dit over het algemeen doen binnen vijf jaar na afloop van het jaar waarop de aanslag betrekking heeft. Had u uitstel tot het indienen van uw aangifte, dan wordt deze vijf jaar met de uitsteltermijn verlengd.

Voorbeeld

Voor het jaar 2017 kan de Belastingdienst nog tot en met 31 december 2022 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017 aan u opleggen. Kreeg u echter vier maanden uitstel voor het indienen van uw aangifte, dan heeft de Belastingdienst nog tot en met 30 april 2023 om aan u een navorderingsaanslag over het jaar 2017 op te leggen.

Let op! In zogenaamde buitenlandse situaties geldt een termijn van twaalf jaar in plaats van vijf jaar.

Bezwaar tegen navorderingsaanslag

U kunt een bezwaar indienen als u het niet eens bent met een navorderingsaanslag. Een bezwaar is op tijd als dit binnen zes weken na dagtekening van de navorderingsaanslag is ingediend.

Ambtshalve vermindering

Dient u uw bezwaar te laat in, dan neemt de Belastingdienst het bezwaar in behandeling als verzoek om ambtshalve vermindering. Maar let op, volgens de wettelijke bepalingen die hiervoor gelden, doet de Belastingdienst dit alleen als uw bezwaar is ingediend binnen vijf jaar na afloop van het jaar waarop de aanslag betrekking heeft.

Let op! Die vijf jaar geldt ook als de navorderingsaanslag is opgelegd na afloop van die vijf jaar, aldus de Hoge Raad. Zorg er in zo’n geval daarom altijd voor dat uw bezwaar op tijd is. Is uw bezwaar te laat? Dan neemt de Belastingdienst deze namelijk niet meer in behandeling!

Voorbeeld

De Belastingdienst legt op 31 januari 2023 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017 aan u op. Deze aanslag is op tijd, omdat u voor het indienen van de aangifte 2017 vier maanden uitstel had. U bent het niet eens met deze navorderingsaanslag en dient op 1 augustus 2023 een bezwaar in. Dit bezwaar is niet ingediend binnen zes weken na de dagtekening en dus te laat. De Belastingdienst neemt uw bezwaar niet in behandeling als verzoek om ambtshalve vermindering omdat de vijfjaarstermijn voor het indienen van een verzoek om ambtshalve vermindering op 31 december 2022 verliep.

Posted in Niet gecategoriseerd

Basisregistratie Kadaster niet heilig voor WOZ

Voor toepassing van de Wet Waardering Onroerende Zaken (wet WOZ) wordt voor het eigendom van een onroerende zaak in beginsel aangesloten bij de Basisregistratie Kadaster. Zijn in deze Basisregistratie Kadaster belangrijke correcties achterwege gebleven, dan kan mogelijk aan de toepassing voor de WOZ voorbij worden gegaan.

Basisregistratie Kadaster onjuist

Woning

In een zaak die speelde bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant hadden de erfgenamen van de bezitster van een woning na haar dood verzocht om een WOZ-beschikking. De inspecteur weigerde dit, omdat uit de Basisregistratie Kadaster niet bleek dat zij de eigenaar van de woning was. Ze had de woning van haar man geërfd, maar dit was niet in de Basisregistratie Kadaster verwerkt.

Nieuwe WOZ-beschikking

De rechtbank stelt de erfgenamen in het gelijk en is van mening dat de inspecteur ten behoeve van de erfgenamen een nieuwe WOZ-beschikking moet afgeven. Zij hebben hier belang bij in de het kader van de te betalen erfbelasting. Bovendien blijkt uit de feiten dat de erflaatster de volledige eigendom over de woning had, ondanks dat dit anders stond omschreven in de Basisregistratie Kadaster.

WOZ-waarde fors lager

Dat de erfgenamen om een nieuwe WOZ-waardering verzochten, valt zeker te begrijpen. De woning was in 2010 voor de WOZ namelijk gewaardeerd op € 943.000, terwijl de woning negen jaar later bij verkoop slechts € 600.000 opbracht. De nieuwe waardering kan dus leiden tot een fors lagere aanslag erfbelasting, als de lagere waarde blijkt uit een nieuwe WOZ-beschikking. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Fiets van de zaak 2023

In 2020 is de nieuwe bijtellingsregeling voor de fiets van de zaak van kracht gegaan. Dit bijtellingspercentage bedraagt 7%. Wat zijn de fiscale randvoorwaarden voor deze regeling, welk type fiets valt hieronder en hoe zit het met privégebruik?

Bijtelling voor de ter beschikking gestelde fiets

Fiets

Eigendom van de werkgever

Voor de bijtelling van de fiets van de zaak geldt een forfait van 7% van de consumentenadviesprijs als de werkgever ‘ook voor privégebruik’ een fiets ter beschikking stelt aan de werknemer. Dit betekent dat de fiets eigendom blijft van de werkgever of door de werkgever wordt geleaset. De regeling geldt ook als de werknemer de fiets zelf leaset en alle kosten van de werkgever vergoed krijgt. Als de werknemer deze fiets gebruikt voor zijn woon-werkverkeer of voor zakelijke ritten, kan er voor die ritten geen sprake meer zijn van een onbelaste reiskostenvergoeding. De werknemer gebruikt dan immers voor deze ritten geen privévervoermiddel.

Het kan voorkomen dat de fiets gebruikt wordt voor woon-werkverkeer, maar dat op sommige dagen gebruikgemaakt wordt van een privévervoermiddel, zoals de auto. Voor de auto kan op de dagen waarop met het privévervoermiddel wordt gereisd een onbelaste vergoeding worden verstrekt. Omdat dit nogal administratief bewerkelijk is, is goedgekeurd dat werkgever en werknemer individueel afspraken maken over hoeveel dagen per week met de eigen auto wordt gereisd en hoeveel dagen per week met de fiets. Op basis van de afspraken kan een (vaste) onbelaste reiskostenvergoeding worden verschaft. De afspraken moeten zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en moeten reëel zijn. Een incidentele afwijking hoeft echter niet te leiden tot een aanpassing van de vergoeding.

Als de werkgever een fiets ter beschikking stelt, kunnen werkgever en werknemer samen kiezen voor een cafetariaregeling. De werknemer levert dan brutoloon in en krijgt in ruil daarvoor de fiets ter beschikking gesteld. Fiscaal levert dat een besparing op, omdat de werknemer voor de fiets slechts belast wordt voor het bedrag van het forfait van 7%. Voor een cafetariaregeling gelden specifieke eisen, met name voor het realiteitsgehalte ervan.

Let op! Betalingen aan derden komen niet in mindering op de bijtelling, maar kunt u wel onbelast vergoeden. Dat geldt ook voor de kosten van elektra, als de werknemer de elektrische fiets thuis oplaadt.

Eigendom van de werknemer

Het komt ook voor dat de werkgever een fiets aan de werknemer verstrekt of de aanschafkosten van een privéfiets vergoedt. In dat geval is de fiets eigendom van de werknemer. De verstrekking of vergoeding is dan belast loon. Via de werkkostenregeling kan de fiets belastingvrij worden verstrekt. Is er geen vrije ruimte meer, dan betaalt de werkgever 80% belasting via de eindheffing.

De forfaitaire bijtelling voor privégebruik geldt niet als de fiets verstrekt wordt of als de aanschafkosten van een privéfiets vergoed worden. De werknemer gebruikt dan immers zijn eigen fiets voor zakelijke ritten en woon-werkverkeer. Hiervoor is een onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,21 per kilometer wél mogelijk.

Tip! In tegenstelling tot de bijtelling voor privégebruik van een auto van de zaak, kan de werkgever de bijtelling voor de fiets onder de werkkostenregeling laten vallen. Dat kan voordelig zijn als er nog vrije ruimte in de WKR beschikbaar is die nog niet is ingevuld met andere secundaire arbeidsvoorwaarden. De medewerker krijgt dan op zijn loonstrook geen inhouding meer voor de loonheffing over de bijtelling van zijn fiets.

Let op! De vrije ruimte in de werkkostenregeling is voor het jaar 2023 verhoogd en bedraagt 3% over de eerste € 400.000 van de loonsom en 1,18% over het meerdere daarvan.

Dga is werknemer

De regels voor werknemers gelden ook voor de dga van een bv. De dga wordt fiscaal gezien namelijk als werknemer aangemerkt.

Ook voor de zelfstandig ondernemer

De waardering van het voordeel van een fiets van de zaak op 7% geldt ook voor zelfstandig ondernemers. Effectief werkt dit hetzelfde als voor werknemers, zij het dat de 7%-bijtelling in dit geval bij de winst wordt opgeteld. Voor ondernemers geldt dat het bedrag van de bijtelling nooit meer kan bedragen dan de totale kosten van de fiets in het jaar.

Wel of geen privégebruik

De forfaitaire bijtelling is niet van toepassing als de werknemer de (deel)fiets alleen voor zakelijke ritten gebruikt en dus niet mee naar huis neemt. Wordt de fiets ook voor woon-werkverkeer gebruikt, dan geldt er een wettelijke fictie: de fiets wordt geacht ‘ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld indien de fiets ook voor woon-werkverkeer ter beschikking is gesteld’. Of de fiets ook daadwerkelijk privé wordt gebruikt, is voor deze regeling niet belangrijk. Anders dan bij een auto kan er bij gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer dus geen ‘tegenbewijsregeling’ (rittenregistratie) gebruikt worden om aannemelijk te maken dat de fiets niet privé wordt gebruikt.

Tip! Worden deelfietsen die op de zaak of op een ander uitgiftepunt gestald staan ook voor woon-werkverkeer gebruikt, dan geldt voor die fiets de forfaitaire bijtelling. Lastig punt bij zo’n deelfiets is dan wel dat je als werknemer niet het hele jaar het exclusieve gebruiksrecht van de deelfiets hebt. In de wet is hier geen specifieke regeling voor getroffen. Per situatie zal dan gekeken moeten worden hoe de bijtelling berekend moet worden. Overleg met de Belastingdienst over deze deelfietsen is dan aan te raden.

Definitie van een fiets

Er bestaat geen wettelijke definitie van een fiets. Voor de loonbelasting telt daarom als fiets wat in het gewone spraakgebruik als fiets wordt gezien. De elektrische fiets of e-bike doet daar dus ook automatisch in mee.

Gewone brom- en snorfietsen vallen buiten de bijtellingsregeling voor fietsen. Wel valt door een wettelijke uitbreiding van het begrip ‘fiets’ in de loon- en inkomstenbelasting de speedpedelec onder het forfait van 7%. Een speedpedelec is een fiets met elektrische trapondersteuning met een maximale snelheid tussen de 25 en de 45 km per uur.

Fiscaal kunnen in deze regeling ook sportieve fietsen zoals een racefiets of mountainbike ingezet worden als fiets van de zaak.

Bijtelling over de consumentenadviesprijs

De in Nederland door de fabrikant of importeur publiek kenbaar gemaakte consumentenadviesprijs geldt als uitgangspunt voor de waarde waarover de bijtelling van 7% wordt berekend. Als er voor de fiets geen consumentenadviesprijs bekend is, moet de consumentenadviesprijs van de vergelijkbaarste fiets gehanteerd worden.

Deze waarde geldt zowel voor een nieuwe als voor een gebruikte fiets. 

Tip! Het is daarom vaak aantrekkelijk de fiets na een aantal jaren door de werknemer in privé over te laten nemen. De werkgever mag voor wat betreft de overnameprijs uitgaan van de prijs bij aanschaf minus een afschrijving van 20% per jaar. Dit betekent dat de fiets na vijf jaar gratis door de werknemer zou kunnen worden overgenomen. De bijtelling van 7% vervalt vanaf dat moment. Voor zakelijk gefietste kilometers, inclusief woon-werkverkeer, kan dan een onbelaste vergoeding van € 0,21 per km worden verstrekt. Daarnaast kan de werkgever voor de overnameprijs van de fiets desgewenst een renteloze lening verstrekken.

Voor gebruikte fietsen zal het niet altijd makkelijk zijn om de oorspronkelijke consumentenadviesprijs te achterhalen. De gezamenlijke fietsimporteurs en fabrikanten hebben daarom via de Stichting Digitaal Samenwerken Tweewielerbranche een onlinetool beschikbaar gesteld op de website www.bijtellingzakelijkefiets.nl.

Btw aftrekbaar onder voorwaarden

Naast het effect op de loonbelasting kan de mate van gebruik voor woon-werkverkeer indirect ook van belang zijn voor de btw-aftrek op de fiets. De btw op de aankoop of de leasetermijnen is tot maximaal € 130 aftrekbaar.

Aan deze aftrek zijn in het BUA (Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting) wel voorwaarden verbonden. Die houden in dat de werkgever in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren aan de werknemer niet eerder een fiets heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast mag de werkgever voor deze btw-aftrek vanaf het verstrekken of ter beschikking stellen van de fiets tot het einde van het kalenderjaar en in elk van de twee volgende kalenderjaren niet voor 50% of meer van het aantal dagen een reiskostenvergoeding verstrekken of op een andere manier voorzien in woon-werkverkeer.

Praktisch bezien betekent dit dus bijvoorbeeld géén btw-aftrek als de medewerker naast de fiets ook een auto van de zaak heeft, maar bijvoorbeeld wel btw-aftrek als de medewerker alle dagen per fiets reist en geen reiskostenvergoeding meer krijgt.

De aftrekbeperking van de btw tot maximaal € 130 geldt niet voor de zakelijke fiets van de ondernemer zelf. Deze zal daarom het privégebruik zo goed mogelijk moeten schatten en kan vervolgens dit deel van de btw niet aftrekken.

Eigen bijdrage voor privégebruik

De bijtelling voor het privégebruik van de ter beschikking gestelde fiets van de zaak betreft het bedrag dat bij de werknemer wordt belast voor het privé kunnen gebruiken van de fiets. Feitelijk gaat het daarbij om vaststelling van loon in natura. Voor zover de werknemer zelf de kosten van die fiets betaalt in de vorm van een vergoeding voor privégebruik, is er geen sprake van een belast voordeel en daarom ook niet van fiscaal loon in natura. In de wet is het zo geregeld dat de bijtelling belast wordt ‘voor zover deze uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privédoeleinden is verschuldigd’.

Tip! Belangrijk is dan wel dat de werkgever de bijdrage van de werknemer juridisch en administratief de vorm geeft van een vergoeding voor privégebruik en dat dit administratief via de loonstrook verwerkt wordt.

Betaalt de werknemer een eigen bijdrage voor de ter beschikking gestelde fiets, dan is die bijdrage belast met btw. Voor de btw-aftrek van maximaal € 130 moet vervolgens worden beoordeeld of de inkoopprijs minus de eigen bijdrage hoger of lager is dan € 749 inclusief btw. Als het saldo niet hoger is dan dit bedrag, komt de voor de inkoop/lease van de fiets aan de ondernemer in rekening gebrachte btw volledig voor aftrek in aanmerking.

Als de inkoopprijs of het totaal van de leasetermijnen na aftrek van de eigen bijdrage van de werknemer hoger is dan € 749 inclusief btw, is de aftrek van btw uitgesloten voor het bedrag dat uitkomt boven € 749.

Investeringsaftrek

Op zakelijke, al dan niet ter beschikking gestelde fietsen kunt u in aanmerking komen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Op elektrische bakfietsen en speedpedelecs kan daarnaast de milieu-investeringsaftrek (MIA) van toepassing zijn. Die investeringsaftrek geldt ook bij operationele lease, waarbij de leasemaatschappij de aftrek toepast.

Volgens code F3119 van de Milieulijst van 2023 komt de elektrische bakfiets in aanmerking voor 45% MIA en voor 75% willekeurige afschrijving. Het gaat daarbij om een bakfiets voor het vervoeren van goederen of personen, waarbij de aanschaf per bakfiets ten minste € 4.000 bedraagt. De MIA geldt dan ook voor een eventuele aanhangwagen, wisselaccu en oplaadstation.
Daarnaast komt in 2023 de eerdergenoemde speedpedelec in aanmerking voor 27% MIA en voor 75% willekeurige afschrijving.

Tip! Om voor MIA en willekeurige afschrijving in aanmerking te komen, moet de investering binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting(en) zijn aangemeld bij de RVO.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Tweede Kamer stemt in met afschaffen salderingsregeling zonne-energie

De Tweede Kamer heeft ingestemd met het op termijn afschaffen van de salderingsregeling op zonne-energie. Of de salderingsregeling ook daadwerkelijk wordt afgeschaft, hangt af van de Eerste Kamer die ook nog met het voorstel moet instemmen.

Salderingsregeling

Zonnepanelen

Eigenaren van zonnepanelen kunnen nu hun opgewekte energie nog salderen met de afgenomen energie. Op deze manier is energie die men op het moment van opwekken niet zelf nodig heeft, toch rendabel. Het plan is om deze salderingsregeling vanaf 2025 in etappes af te bouwen.

Afbouw

De afbouw betekent dat iedereen tot en met 2024 nog alle opgewekte stroom kan salderen met afgenomen stroom. In 2025 en 2026 mag men nog maar 64% salderen. Daarna wordt de salderingsregeling jaarlijks met 9% afgebouwd tot en met 2030. Zodoende kan men in 2030 nog 28% salderen. Vanaf 2031 verdwijnt de mogelijkheid tot salderen volledig. Voor geleverde stroom wordt dan nog wel een vergoeding betaald.

Moties en amendementen

Er zijn bij de behandeling van de salderingsregeling tal van moties en amendementen ingediend en aangenomen. De Tweede Kamer wil bezitters van zonnepanelen toch deels tegemoetkomen met betrekking tot het nadeel van het schrappen van de salderingsregeling. Zo wil de Kamer de hoogte van de terugleververgoeding tot 2027 in de wet vastleggen net als de verplichting te salderen per tariefperiode.

Deze aangenomen moties moeten ertoe leiden dat er duidelijkheid komt in de wijze waarop de salderingsregeling moet worden toegepast en dat energiemaatschappijen hierin geen onderscheid meer kunnen maken. Nu kunnen energiemaatschappijen onder meer nog zelf bepalen welke terugleververgoeding ze hanteren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zo voorkomt u 10,5% belastingrente

De belastingrente voor de vennootschapsbelasting stijgt per 1 maart 2023 van 8 naar 10,5%. Zorg er dus voor dat u die belastingrente voorkomt!

Wanneer betaalt u belastingrente voor de vennootschapsbelasting (Vpb)?

Euro

Vanaf 1 maart van dit jaar betaalt u maar liefst 10,5% belastingrente als de fiscus u een aanslag oplegt op of na 1 juli volgend op het belastingjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Voor het jaar 2022 is dit dus 1 juli 2023. U betaalt deze rente over het bedrag dat u aan belasting moet betalen.

Hoe te voorkomen?

U betaalt geen belastingrente als u vóór 1 juni volgend op het betreffende belastingjaar aangifte doet en de fiscus de gegevens uit uw aangifte ongewijzigd overneemt. U kunt ook belastingrente voorkomen door vóór 1 mei volgend op het betreffende belastingjaar alvast een voorlopige aanslag Vpb aan te vragen.

Let op! Schat de te betalen vennootschapsbelasting niet te laag in. Zo voorkomt u een naheffing én belastingrente over het nog te betalen bedrag.

Voorlopige aanslag te laag?

Heeft u al een voorlopige aanslag gehad en is deze naar verwachting te laag, pas het bedrag dan zo snel mogelijk aan. Dit kan met een speciaal formulier dat u vindt in Mijn Belastingdienst Zakelijk. Wij adviseren u alvorens uw aanslag aan te passen contact met ons op te nemen om door te spreken of aanpassing van de aanslag werkelijk nodig is en wat een realistisch bedrag is.

Let op! Bij een gebroken boekjaar gelden andere deadlines. Dien de aangifte vennootschapsbelasting dan binnen zes maanden na afloop van het boekjaar in of vraag binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar om een voorlopige aanslag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Akkoord over Wet bescherming klokkenluiders

De Eerste Kamer heeft op 23 januari 2023 ingestemd met het wetsvoorstel Wet bescherming klokkenluiders. Deze wet implementeert de Europese Klokkenluidersrichtlijn en vervangt de Wet Huis voor Klokkenluiders. Het is nog onduidelijk wanneer de wet in werking zal treden.

Europese richtlijn

Bel

Richtlijnen moeten in beginsel altijd worden omgezet in nationale wetgeving. Nederland is daarmee met betrekking tot deze richtlijn voor klokkenluiders te laat geweest. Dit heeft tot gevolg dat overheidswerkgevers al vanaf 17 december 2021 met terugwerkende kracht zijn gebonden aan de nieuwe bepalingen door de verticale doorwerking van de EU-richtlijn. Voor kleine werkgevers (50-249 werknemers) gelden vanaf 17 december 2023 de nieuwe bepalingen. De nieuwe wet gaat ook gelden voor grote werkgevers (meer dan 250 werknemers).

Wat moet u doen?

Het is van belang te zorgen voor een interne meldregeling of de bestaande regeling aan te passen aan de nieuwe wetgeving.

Als werkgever moet u vastleggen op welke manier een melding kan worden gedaan. Op een interne melding moet binnen zeven dagen een ontvangstbevestiging volgen, met registratie daarvan in een daarvoor ingericht register. Binnen drie maanden na de ontvangstbevestiging moet u als werkgever informatie geven over de beoordeling van de melding en de eventuele opvolging daarvan. Klokkenluiders mogen volledig anoniem melding maken van een (vermoedelijke) misstand.

Let op! Bij deze wijzigingen dient de personeelsvertegenwoordiging/ondernemingsraad betrokken te worden die een instemmingsrecht heeft. Is er geen sprake van een medezeggenschapsorgaan, dan moet de meerderheid van het personeel instemmen.

Klokkenluiden extern

Het is niet langer verplicht eerst intern een melding te doen, alhoewel dit wel wenselijk is en ook zal worden gestimuleerd. Klokkenluiders kunnen echter ook direct melden bij bevoegde autoriteiten, zoals het Huis voor Klokkenluiders, de Autoriteit Persoonsgegevens of de Autoriteit Financiële Markten. Deze instanties moeten ook bescherming bieden aan de klokkenluider bij een melding van een vermoedelijke misstand. 

Uitbreiding definitie misstand en kring beschermden

De definitie ‘misstand’ wordt uitgebreid naar:

  • schending/gevaar schending Unierecht;
  • handeling/nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is.

Er vindt een uitbreiding plaats van het begrip ‘werkenden’ die beschermd worden naar ‘iedereen die in een werk gerelateerde context in aanraking komt met bepaalde informatie’. Naast (ex) werknemers zijn dat ook zzp’ers, aandeelhouders, vrijwilligers etc.

Bescherming van de klokkenluider

De werknemer die een melding doet van een vermoeden van een misstand, krijgt bescherming in zijn rechtspositie tegen élke vorm van benadeling (en pogingen en bedreigingen daartoe). In de nieuwe wet ligt de bewijslast bij eventuele benadeling bij de werkgever in plaats van bij de melder. De werkgever moet dus aantonen dat de benadeling niets met de melding te maken heeft.

Tevens geldt dat de werkgever geen zwijgverbod mag opleggen aan de melder om over een misstand uitlatingen te doen. Het is nog steeds mogelijk een geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst op te nemen, maar een verbod om een vermoeden van misstand te melden of te openbaren is nietig.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wetsvoorstel invoering wettelijk minimumuurloon aangenomen

De Eerste Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel tot invoering van een wettelijk minimumuurloon. Dit betekent dat er naar verwachting vanaf 1 januari 2024 gerekend moet worden met een minimumuurloon op basis van 36 uren per week, in plaats van een minimumloon per maand.

Normale arbeidsduur 

Euro

Nederland kent als een van de weinige EU-lidstaten wel een minimumloon per maand, maar niet per uur. Dit betekent dat de hoogte van het (niet wettelijk vastgelegde) minimumloon per uur  afhankelijk is van het normale aantal uren dat in een sector als voltijd geldt, de zogenoemde normale arbeidsduur (hierna NAD). Dit betekent dat het minimumloon dat een werknemer per uur verdient niet bij iedereen gelijk is, maar afhankelijk is van de sector waar hij in werkt.

Bij de invoering van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) in 1969 zorgde dit destijds niet voor discussie , omdat de 40-urige werkweek toen voor het grootste deel van de werkenden nog de standaard was. Dit uitgangspunt is echter gewijzigd in de loop der tijd. Er zijn bijvoorbeeld meer werknemers die verschillende uren werken en meerdere banen combineren.

Het is nu zo dat de ene werknemer 40 uur per week moet werken om het minimumloon te verdienen terwijl een andere werknemer hetzelfde loon in 36 uur per week kan verdienen.

Handhaving

Bijkomend punt is dat het ontbreken van een minimumuurloon voor problemen zorgt in de handhaving, waardoor werknemers minder goed beschermd zijn tegen uitbuiting en onderbetaling.

Minimumuurloon

De systematiek van de NAD past niet meer bij de huidige arbeidsmarkt, waar variatie in arbeidsduur en (intersectorale) mobiliteit gedurende de loopbaan gebruikelijker is geworden. Om die reden is het reëel om een minimumuurloon in te voeren, waarbij de keuze is gemaakt dit uurloon te baseren op een werkweek van 36 uur.

Let op! Bij invoering van het minimumuurloon kunnen werkgevers waar werknemers het minimumloon verdienen op basis van 38 of 40 uren per week te maken krijgen met een lastenverzwaring, omdat er simpelweg meer betaald moet worden. Het is nog niet bekend of de overheid een verhoging gaat treffen om dit te compenseren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Fiscus stuurt brief aan niet-bezwaarmakers box 3

De fiscus stuurt een brief aan degenen die eerder geen bezwaar hadden gemaakt over de heffing in box 3 over de jaren 2017 tot en met 2020 in de massaalbezwaarprocedure en dit later alsnog gedaan hebben. In de brief staat onder meer het verdere verloop van de procedure.

Heffing box 3

Brievenbus

Eind 2021 heeft de Hoge Raad in het zogenaamde Kerstarrest beslist dat de belastingheffing over vermogen destijds in strijd was met het recht. De uitspraak had tot gevolg dat de bezwaren werden toegewezen aan degenen die mee hadden gedaan aan de massaalbezwaarprocedure hierover.

Massaal bezwaar plus

Naar aanleiding van het Kerstarrest dienden veel belastingplichtigen die niet aan de massaalbezwaarprocedure hadden meegedaan, alsnog bezwaar in. Ze deden dit via een verzoek om ambtshalve herziening. Momenteel wordt aan de rechter voorgelegd of ook deze belastingplichtigen rechtsherstel kunnen eisen. 

Let op! Inmiddels is toegezegd dat de uitkomst van die rechtszaak ook zal gelden voor degenen die ook later niet alsnog in bezwaar zijn gegaan.

Actie niet nodig

Alle niet-bezwaarmakers die later alsnog bezwaar hebben gemaakt, ontvangen de komende periode bovengenoemde informatiebrief van de fiscus. Hierin staat ook dat men voor de jaren waarvoor geen bezwaar of verzoek is ingediend, men dit niet alsnog hoeft te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst biedt oplossing voor knelpunt overdrachtsbelasting

De Belastingdienst biedt een oplossing voor een knelpunt in de overdrachtsbelasting. Dit knelpunt kan zich voordoen als kopers van een woning de economische eigendom ervan verkrijgen vóór de juridische eigendom.

Verkrijgen economische eigendom

Belastingdienst

De overdrachtsbelasting pakt soms nadelig uit voor mensen die al de beschikking krijgen over de woning, vóórdat de overdracht ervan bij de notaris plaatsvindt. Dit gebeurt soms om bijvoorbeeld al te kunnen starten met de verbouwing van de woning. Het op deze wijze verkrijgen van een woning is het verkrijgen van de economische eigendom en is belast met overdrachtsbelasting tegen het hoge tarief van 10,4%.

Beleidsbesluit

Binnenkort wordt via een beleidsbesluit de mogelijkheid geboden om in dergelijke situaties toch van het lage tarief van 2% te kunnen profiteren én van de vrijstelling voor starters op de woningmarkt.

Let op! Totdat het besluit van kracht is, kunnen belastingplichtigen een verzoek indienen bij het ministerie van Financiën om het lage tarief of de startersvrijstelling toe te mogen passen op basis van de hardheidsclausule.

Hardheidsclausule

Het verzoek zal door het ministerie worden beoordeeld op basis van feiten en omstandigheden, waarbij van belang is dat aan alle voorwaarden van het lage tarief en/of de vrijstelling wordt voldaan. De hardheidsclausule kan ook worden gebruikt voor gevallen die al hebben plaatsgevonden.

Indienen verzoek

U kunt het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule indienen bij: Ministerie van Financiën, Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek/team Brieven en Beleidsbesluiten, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Werkkostenregeling 2023

Voor 1 april vindt de afrekening van de werkkostenregeling (WKR) over 2022 plaats. Weet u welke vergoedingen en verstrekkingen onder de WKR vallen? Weet u tot welk bedrag u mag gaan? En wat gebeurt er als u het maximale bedrag overschrijdt? U vindt de antwoorden en meer in deze praktische advieswijzer.

De regels op een rij

Laptop

Uitgangspunt van de WKR is dat alles wat u aan uw werknemer verstrekt, vergoedt of ter beschikking stelt, loon is. Er zijn echter uitzonderingen. Zo vormen vrijgestelde aanspraken, zoals pensioenaanspraken en vrijgestelde uitkeringen en verstrekkingen (bijvoorbeeld een eenmalige uitkering bij overlijden), geen loon. Datzelfde geldt voor intermediaire kosten. U vergoedt dan de kosten die uw werknemer voorschiet voor zaken die:

  • tot het vermogen van uw bedrijf horen (uw werknemer tankt bijvoorbeeld met de auto van de zaak en schiet de benzinekosten voor);
  • specifiek samenhangen met de bedrijfsvoering (uw werknemer koopt bijvoorbeeld een fles wijn voor een klant en u vergoedt deze kosten).

Ook verstrekkingen waarvoor uw werknemer een eigen bijdrage van ten minste de (factuur)waarde betaalt, zijn niet belast. Denk hierbij aan een afgeschreven computer of bureau. Dit geldt ook voor producten uit uw eigen bedrijf, voor zover uw werknemer hiervoor minimaal 80% van de consumentenprijs (inclusief btw) betaalt en het voordeel niet groter is dan € 500 per jaar.

Let op! De normale verkoopwaarde van het product inclusief btw is bepalend voor de berekening van te nemen bedrag. Zorg dan ook dat u het dossier op orde heeft en bijvoorbeeld aan de hand van offertes of advertenties kunt laten zien wat de normale verkoopwaarde is.

Let op! Voor het toepassen van de WKR is het nodig dat vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen worden aangewezen. In de praktijk betekent dit dat ze zijn opgenomen in speciale grootboekrekeningen voor de WKR of dat u een overzicht bijhoudt wat uw werknemers gehad hebben en hoe u deze voordelen behandelt voor de WKR.

Vrije ruimte

Binnen de WKR mag u in 2022, een budget van 1,7% over de eerste € 400.000 loonsom en 1,18% over het meerdere van het totale fiscale loon belastingvrij besteden aan onbenoemde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen voor uw werknemers. 

Tip! Per 2023 gaat de vrije ruimte over de eerste € 400.000 loonsom omhoog naar 3%. Voor zover de loonsom hoger is, blijft 1,18% van toepassing.

Dit budget wordt de ‘vrije ruimte’ genoemd. Voor zover u meer geeft dan in de vrije ruimte past, betaalt u wel loonbelasting in de vorm van een eindheffing van 80%. Dit is een last die u als werkgever draagt en dus niet uw werknemers.

Tip! Over het bedrag dat aan de eindheffing van 80% is onderworpen, hoeft u geen premies volks- en werknemersverzekeringen te betalen. Ook hoeft geen rekening te worden gehouden met Zvw.

Niet alles valt in de vrije ruimte: gerichte vrijstellingen

Bepaalde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen vormen wel loon, maar kunnen toch onbelast gegeven worden zonder dat dit ten koste gaat van de vrije ruimte. Deze vrijstellingen heten gerichte vrijstellingen. Dit zijn bijvoorbeeld vergoedingen en verstrekkingen voor de werkelijke kosten van openbaar vervoer en reiskosten voor eigen vervoer (maximaal € 0,19 p/km in 2022 en € 0,21 in 2023). Ook gereedschappen, computers, internet, een mobiele telefoon en dergelijke zaken die noodzakelijk zijn voor het werk, vallen onder de gerichte vrijstellingen.

Let op! Er is alleen voldaan aan ‘noodzakelijk voor het werk’ wanneer de werknemer geen eigen bijdrage uit brutoloon betaalt, bijvoorbeeld met gebruikmaking van een cafetariaregeling. U mag de werknemer wel laten betalen als hij bijvoorbeeld een duurdere telefoon wil aanschaffen.

Tip! Geeft u de werknemer een voordeel in de vrije ruimte en betaalt de werknemer hier een eigen bijdrage voor? Dan hoeft u alleen het voordeel minus de eigen bijdrage als voordeel aan te merken. Let daarbij op: het voordeel kan niet negatief zijn. Is er sprake van een waarde lager dan nihil (de werknemer betaalt een bijdrage die hoger is dan de fiscale waarde), dan moet voor de WKR de waarde toch op nul gesteld worden.

Keuzemogelijkheid

In beginsel worden alle vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen bij elk van uw werknemers als loon bij hem of haar belast. U houdt dan loonbelasting en premies volksverzekeringen in op het brutobedrag en u betaalt zelf nog de premies werknemersverzekeringen. Alleen als u kiest om deze aan te wijzen als WKR-loon, kunt u de gerichte vrijstelling of vrije ruimte toepassen en vindt, wanneer u de vrije ruimte te boven gaat, de belastingheffing bij u plaats. U moet deze keuze wel maken voordat u een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling toekent aan uw werknemer en u kunt niet meer op uw keuze terugkomen, behalve als er echt sprake is van een fout.

Tip! De Belastingdienst gaat er gedurende het kalenderjaar van uit dat u een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling heeft aangewezen in de vrije ruimte als u deze niet regulier verloont bij uw werknemers. Deze aanname blijft na afloop van het kalenderjaar alleen in stand als de aanwijzing uitdrukkelijk blijkt uit uw administratie. Uitdrukkelijk aanwijzen is niet nodig voor zover het gaat om gericht vrijgestelde zaken, zoals een vergoeding voor een opleiding voor het huidige beroep of voor een realiseerbaar beroep in de toekomst.

Tip! De keuze kan ook gedeeltelijk gemaakt worden. Als u uw werknemer in 2023 een km-vergoeding van € 0,29 geeft, kunt u onbelast maar € 0,21 p/km geven. U geeft dan dus € 0,08 p/km te veel. Hiervan kunt u bijvoorbeeld € 0,04 p/km aanwijzen in de vrije ruimte; de andere € 0,04 p/km wordt dan tot het werknemersloon gerekend.

Let op! Sommige onderdelen zijn verplicht werknemersloon. Die kunt u dus niet aanwijzen in de vrije ruimte. Zo horen de auto van de zaak en de dienstwoning altijd tot het loon van de werknemer.

Gebruikelijkheidstoets

De gebruikelijkheidstoets legt een beperking op aan de vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die u onder kunt brengen in de WKR. Dit is een lastig criterium dat inhoudt dat uw vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen niet in de WKR kunnen worden ondergebracht als deze voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed of verstrekt wordt. Overigens mag u voor gericht vrijgestelde zaken wel aannemen dat dit gebruikelijk is en gaat de toets alleen over de vrije ruimte en de eindheffing.

Niet alleen de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling zelf moet gebruikelijk zijn, het moet ook gebruikelijk zijn dat uw werknemer deze belastingvrij van u krijgt en dat u de belasting via de eindheffing voor uw rekening neemt. Zo is het bijvoorbeeld niet gebruikelijk om de belasting over het maandloon van uw werknemers voor uw rekening te nemen.

Tip! Vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar worden door de Belastingdienst in ieder geval als gebruikelijk beschouwd. In de praktijk blijkt dat de Belastingdienst bedragen boven deze € 2.400 al snel ongebruikelijk vindt. Uit een uitspraak van de Hoge Raad van november 2021 blijkt dat de Belastingdienst haar standpunt aannemelijk kan maken met informatie over hoe andere belastingplichtigen omgaan met een soortgelijk loon.

Let op! De Belastingdienst vindt dat een vergoeding of verstrekking ‘redelijk’ moet zijn. De Belastingdienst acht het bijvoorbeeld niet redelijk dat de vergoeding van stagiaires in de vrije ruimte/eindheffing terechtkomt. Dit standpunt wordt niet bevestigd door wet- en regelgeving of rechtspraak. Als u echter gedoe wilt voorkomen, is het handig hier rekening mee te houden.

Nihilwaardering voor werkplekvoorzieningen

Voor een aantal faciliteiten die voornamelijk worden gebruikt op de werkplek, zoals werkkleding die aan de werknemer ter beschikking wordt gesteld en consumpties op de werkplek, geldt een nihilwaardering.

Let op! De ‘werkplek’ is de plaats waar de werknemer arbeid verricht en waarop voor de werkgever de arbowetgeving van toepassing is. De werkplek in de eigen woning van een van de werknemers is uitgezonderd. Dit wordt niet aangemerkt als werkplek, behalve voor de arbovoorzieningen. Een zelfstandig deel van de eigen woning met eigen ingang en sanitair kan onder voorwaarden wél weer gelden als werkplek.

Let op! Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen voor een thuiswerkplek in de eigen woning van een werknemer niet op nihil gewaardeerd mogen worden. U kunt dan wel gebruikmaken van de gerichte vrijstellingen voor gereedschap, computers en dergelijke en de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen, zoals een goede stoel. Ook intermediaire kosten (zoals postzegels) mag u belastingvrij verstrekken. U moet dan wel de omvang van het zakelijke gebruik kunnen bewijzen! Bovendien kunt u per 2022 gebruikmaken van een nieuwe gerichte vrijstelling voor de thuiswerkplek van € 2 per thuiswerkdag (€ 2,15 per 2023). Let er dan wel op dat deze niet op dezelfde dagen als reiskostenvergoedingen woon-werkverkeer mag worden gegeven.

Is sprake van een werkplek in een zelfstandig deel van de eigen woning, dan gelden de normale regels voor werkplekvoorzieningen. Dat betekent dus ook dat voorzieningen die normaal zijn op een werkplek op nihil gewaardeerd mogen worden voor de WKR. Denk bijvoorbeeld aan de nihilwaardering voor kleine consumpties of aan de inrichting van de werkplek.

Let op! Voor hulpmiddelen die niet onder een van de andere gerichte vrijstellingen vallen, geldt als extra eis dat deze voor minimaal 90% zakelijk worden gebruikt.

Normbedragen

Er zijn verschillende normbedragen voor loon in natura. U kunt hierbij denken aan huisvesting ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, zoals een werknemer die geen eigen woning heeft en op de werkplek woont, omdat hij dan ook slaapdiensten kan draaien (2023 € 6,10 en in 2022: € 5,75 per dag), maaltijden op de werkplek (2023: € 3,55 was in 2022 € 3,35) en kinderopvang op de werkplek (uurtarieven volgens de Wet kinderopvang).

Concernregeling

De WKR geldt per werkgever. Dit is anders als de concernregeling kan worden toegepast. Deze regeling maakt het mogelijk om de vrije ruimtes binnen één concern samen te voegen. De concernregeling kan onder meer worden toegepast als de moedermaatschappij gedurende een geheel jaar voor minimaal 95% eigenaar is van de dochtermaatschappij(en).

Let op! In de aangifte WKR over 2022 kan de concernregeling voor een nadeel zorgen! De iets hogere (0,58%) vrije ruimte over de eerste € 400.0000 fiscale loonsom geldt dan namelijk maar één keer! Doen de verschillende werkgevers los aangifte, dan kan elk van hen dit verhoogde percentage toepassen. In 2023 zal dit effect, in verband met het hogere percentage vrije ruimte over de eerste € 400.000, nog sterker gelden.

Vaste kostenvergoeding

Ook onder de WKR is een vaste kostenvergoeding mogelijk. U moet dan wel een onderscheid maken tussen gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten en overige posten. Vergoedingen van overige posten zijn loon. U mag deze onderbrengen in de WKR. Voor zover beschikbaar, kunt u daarbij gebruikmaken van de vrije ruimte. Voor gerichte vrijstellingen en intermediaire kosten mag u alleen een onbelaste vaste kostenvergoeding geven als u vooraf de vergoeding onderbouwt met een onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten en u dit onderzoek herhaalt als de Belastingdienst daarom vraagt.

Jaarlijkse afrekening

Bij overschrijding van de vrije ruimte vindt een eindheffing plaats van 80%. Deze eindheffing moet voor het jaar 2022 worden afgedragen bij de aangifte over het tweede tijdvak 2022, welke bij een maandaangifte uiterlijk eind maart 2023 moet worden ingediend en afgedragen. 

Let op! Als de inhoudingsplicht eindigt, mag niet gewacht worden met afrekenen tot de aangifte in maart van het volgende jaar, maar moet worden afgerekend in de aangifte over het tijdvak waarin de inhoudingsplicht is geëindigd.

Het totale bedrag aan vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen moet uit uw administratie te halen zijn. Bedenk daarbij dat verstrekkingen en terbeschikkingstellingen van spullen gewaardeerd worden op de waarde in het economisch verkeer, de marktwaarde dus (inclusief btw). Dit kan de inkoopprijs zijn, wanneer u onder dezelfde voorwaarden heeft ingekocht als een particulier. Vaak zal uw administratie exclusief btw geboekt worden. Gaat u van de inkoopprijs uit? Vergeet dan niet de btw voor de waardering van de verstrekkingen of terbeschikkingstellingen nog bij te boeken.

Tip! Over het toevoegen van de btw kunt u in het kader van de WKR met de Belastingdienst de afspraak maken dat u een gemiddelde btw-druk over de verschillende posten in de vrije ruimte in aanmerking neemt.

Tot slot

De WKR is voor veel werkgevers in het mkb nog lastig werkbaar. Heeft u vragen over de toepassing van de diverse WKR-regels voor uw onderneming, neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Minder administratie rond fiets van de zaak

De administratieve lasten rond de fiets van de zaak worden verminderd. Met name als een fiets van de zaak ter beschikking wordt gesteld én er een vergoeding wordt gegeven voor de ritten waarop de fiets niet gebruikt wordt, is de administratieve last momenteel namelijk omvangrijk.

Fiets van de zaak

Fiets

Sinds 2020 geldt er een fiscale faciliteit wanneer aan werknemers een fiets van de zaak ter beschikking wordt gesteld. De faciliteit betekent dat er voor het privégebruik van de fiets slechts een bijtelling op het inkomen geldt van 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets. Hierover moet de werknemer belasting betalen vanwege dat privégebruik.

Hoe reist de werknemer?

Voor een vaste onbelaste kilometervergoeding moet een werkgever aannemelijk maken hoeveel dagen een werknemer in de regel naar zijn werk reist. In de praktijk betekent dit dat werkgevers nauwkeurig bij dienen te houden hoe iemand naar het werk is gekomen. Waar een werknemer gebruikmaakt van verschillende vervoersmiddelen, dus bijvoorbeeld deels met de fiets en deels met de auto, ontstaat de last om dit goed uit te werken. En helemaal als het ene vervoermiddel ter beschikking is gesteld en het andere vervoermiddel privé-eigendom is.

Vereenvoudiging

Om de bewijslast bij een vaste vergoeding voor een privévervoermiddel te vereenvoudigen, kunnen werkgever en werknemer per ommegaande individuele afspraken maken over bijvoorbeeld hoeveel dagen per week met de eigen auto wordt gereisd en hoeveel dagen per week met de fiets van de zaak. Op basis van de afspraken kan een (vaste) onbelaste reiskostenvergoeding worden verschaft. Dit schrijft staatssecretaris Van Rij aan de Tweede Kamer. 

Let op! De afspraken moeten zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en moeten reëel zijn. Een incidentele afwijking hoeft echter niet te leiden tot een aanpassing van de vergoeding.

Ingangsdatum?

De staatssecretaris heeft geen ingangsdatum genoemd, zodat aannemelijk is dat deze per direct ingaat.

Posted in Niet gecategoriseerd

Reserves VvE waarderen op rendement spaartegoed

Het aandeel in de reserves van een Vereniging van Eigenaren (VvE) moet voor box 3 gewaardeerd worden tegen het rendement op spaar- en banktegoeden. Daarnaast moet voor de leegwaarderatio worden uitgegaan van de kale huur.

Rechtsherstel

Euro

Dit is de uitkomst van een zaak die speelde bij het Hof Arnhem-Leeuwarden in het kader van het rechtsherstel voor box 3. In het kader van dit rechtsherstel moet worden aangesloten bij de werkelijke verdeling van vermogen in spaar- en banktegoeden, beleggingen en schulden. Voor het bieden van rechtsherstel is voor iedere categorie een forfaitair rendement bepaald.

Aandeel VvE

Bezitters van een appartement zijn automatisch lid van een VvE van het betreffende appartementencomplex. Een VvE int van iedere bezitter van een appartement een bedrag om gezamenlijke uitgaven te bekostigen, zoals onderhoud van de lift. Iedere lid van de VvE moet zijn aandeel in de reserves van de VvE opgeven als bezitting in box 3. Voor de bepaling van het rechtsherstel moet deze bezitting volgens het Hof dus worden aangemerkt als spaar- en banktegoed.

Let op! Dit betekent dat dus uitgegaan kan worden van het geringe forfaitaire rendement op spaar- en banktegoeden.

Leegwaarderatio

De waardering van een verhuurde woning in box 3 geschiedt op basis van de WOZ-waarde, gecorrigeerd voor de verhuurde staat. De omvang van de correctie is afhankelijk van de huuropbrengst. Hoe hoger deze is, hoe geringer de correctie. Volgens het Hof moet voor deze berekening worden uitgegaan van de kale huur. 

 
Posted in Niet gecategoriseerd

Voorschot TEK-subsidie verlaagd naar 50%

De Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) is aangepast. De aanpassing houdt in dat het percentage aan voorschot verlaagd is van 60 naar 50%. Ook zijn de prijzen bekend waarmee ondernemers kunnen berekenen of hun energiekosten voldoende zijn om voor de subsidie in aanmerking te komen.

Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb

Fabriek

De TEK is een subsidie voor mkb-bedrijven die veel energie verbruiken en daardoor extra getroffen worden door de stijging van de energieprijzen. Bedrijven die voldoen aan de voorwaarden kunnen een voorschot krijgen dat dus 50% van de voorlopige tegemoetkoming bedraagt. Oorspronkelijk was dit 60%, maar vanwege de dalende energieprijzen probeert men zo te voorkomen dat bedrijven te veel voorschot ontvangen.

Let op! Maakt uw bedrijf onderdeel uit van een groep ondernemingen? Ook dan kunt u, onder voorwaarden, mogelijk in aanmerking komen voor de TEK.

Tip! Ook stichtingen, culturele instellingen en semipublieke instellingen die voldoen aan de voorwaarden van de TEK-regeling, kunnen een aanvraag indienen.

Voldoet u aan de voorwaarden?

U komt alleen in aanmerking voor de TEK als uw energiekosten meer dan 7% van uw omzet bedragen. Dit wordt berekend aan de hand van modelprijzen voor gas en elektra voor 2022. Deze modelprijzen zijn inmiddels bekendgemaakt en bedragen voor gas € 2,41 per kuub en voor elektra € 0,59 per kWh. Nu deze prijzen bekend zijn, kunt u berekenen of u voor de TEK in aanmerking komt. Op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland zijn hiertoe enkele rekenvoorbeelden opgenomen.

Verdere voorwaarden TEK

De TEK kent ook enkele andere voorwaarden. Zo moet het jaarlijks verbruik minstens 5.000 kuub gas of 50.000 kWh elektriciteit bedragen. Tevens moet u voldoen aan de mkb-toets; daarvoor geldt dat u minder dan 250 werknemers in dienst heeft en een omzet van maximaal € 50 miljoen en/of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen heeft. U vindt alle voorwaarden op RVO.nl.

Let op! U kunt de TEK nog niet aanvragen. Wij zullen u informeren zodra dit mogelijk is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schenking gehad in 2022? Doe voor 1 maart aangifte schenkbelasting

Kreeg u in 2022 een of meerdere schenkingen? Vergeet dan niet voor 1 maart 2023 aangifte schenkbelasting 2022 te doen.

Wanneer aangifte schenkbelasting?

Schenken

U moet aangifte schenkbelasting doen als u:

  • in 2022 een of meer schenkingen van uw ouder(s) kreeg met een totale waarde hoger dan € 5.677, en/of
  • in 2022 een of meer schenkingen van dezelfde schenker (niet uw ouders) kreeg met een totale waarde hoger dan € 2.274.

Let op! U moet ook aangifte schenkbelasting doen als u een beroep doet op een eenmalige verhoogde vrijstelling. Kreeg u bijvoorbeeld in 2022 een schenking voor een eigen woning? Dan moet u aangifte schenkbelasting 2022 doen, ook als u door toepassing van de vrijstelling geen schenkbelasting hoeft te betalen.

Uiterste termijn

U kunt op elk moment gedurende het jaar dat u de schenking kreeg de aangifte schenkbelasting doen. Er is echter wel een uiterste termijn. De aangifte schenkbelasting 2022 moet namelijk voor 1 maart 2023 door de Belastingdienst ontvangen zijn. U kunt uw aangifte schenkbelasting digitaal doen op mijn.belastingdienst.nl (hiervoor heeft u Digid nodig) of op papier.

Tip! Lukt het niet om op tijd aangifte schenkbelasting 2022 te doen, dan kunt u uitstel aanvragen. U krijgt dan vijf maanden uitstel.

Uiteraard kunnen wij u helpen bij het indienen van uw aangifte schenkbelasting. Neem hiervoor en voor vragen gerust contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nog een week voor de definitieve berekening NOW

Uiterlijk 22 februari 2023 moet u de definitieve berekening voor de NOW van de derde, vierde, vijfde en/of zesde aanvraagperiode hebben aangevraagd. De definitieve berekening moet u aanvragen bij het UWV. U heeft hier dus nu nog een week de tijd voor.

Voorschot

Uitroepteken

In eerste instantie heeft u 80 procent van de NOW als voorschot ontvangen op basis van een schatting van uw loonsom en omzetverlies. Nu uw definitieve loonsom en het werkelijke omzetverlies bekend zijn, moet u de definitieve berekening aanvragen. 

Uiterste datum

Voor de eerst en tweede aanvraagperiode (maart tot en met september 2020, NOW 1 en NOW 2) kunt u geen definitieve berekening meer aanvragen. Dit had uiterlijk 31 oktober 2021, respectievelijk 31 maart 2022 moeten gebeuren.

Voor de volgende aanvraagperiodes heeft u nog tot uiterlijk 22 februari 2023 om een definitieve berekening aan te vragen:

  • Oktober t/m december 2020 (NOW derde aanvraagperiode, NOW 3.1)
  • Januari t/m maart 2021 (NOW vierde aanvraagperiode, NOW 3.2)
  • April t/m juni 2021 (NOW vijfde aanvraagperiode, NOW 3.3)
  • Juli t/m september 2021 (NOW zesde aanvraagperiode, NOW 4)

Let op! Voor de zevende en achtste aanvraagperiode (november 2021 t/m maart 2022, NOW 5 en NOW 6) moet u uiterlijk 2 juni 2023 uw definitieve berekening aanvragen.

Digitaal

U vraagt de definitieve berekening van de NOW digitaal aan bij het UWV. Aanvragen kan mét en zonder eHerkenning.

Derdenverklaring of accountantsverklaring?

U heeft een derdenverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming tussen € 40.000 en € 125.000 ligt. U heeft een accountantsverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 125.000 of meer bedraagt.

Let op! Wacht u nog op een derdenverklaring of een accountantsverklaring, dan kunt u uitstel aanvragen. Dit uitstel moet u uiterlijk 22 februari 2023 aanvragen via een speciaal formulier bij het UWV. U heeft dan tot en met 26 juli 2023 om uw definitieve berekening aan te vragen.

Definitieve beslissing

Op basis van uw werkelijke omzetverlies en uw definitieve loonsom berekent het UWV uw definitieve tegemoetkoming NOW. U ontvangt daarna van het UWV een definitieve beslissing. Ontving u te veel NOW, dan moet u dat terugbetalen. Te weinig ontvangen NOW betaalt het UWV aan u uit. 

Betalingsregeling

Blijkt dat u te veel NOW heeft ontvangen en kunt u dit niet in één keer terugbetalen? Vraag dan om uitstel van betaling en/of om een betalingsregeling bij het UWV. U mag dan in maximaal 60 maandelijkse termijnen het teveel aan NOW terugbetalen. Een terugbetalingsregeling kunt u online met het UWV afspreken.

Tip! U betaalt geen rente over de NOW die u terug moet betalen. Ook niet als u dit in termijnen doet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Voordelen loonkosten 2023

Als werkgever heeft u voor bepaalde groepen werknemers die moeilijker aan het werk komen – onder voorwaarden – recht op een tegemoetkoming in de loonkosten. Dit is vastgelegd in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).

Deze tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag per verloond uur met een vast maximaal bedrag per jaar. Er zijn verschillende vormen: de loonkostenvoordelen en de lage-inkomensvoordelen. 

Loonkostenvoordelen

Administratie

Om voor loonkostenvoordelen (LKV’s) in aanmerking te komen, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de werknemer verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen en mag de AOW-leeftijd nog niet zijn bereikt. Voor het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers moet de werknemer bij aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder zijn en voor de overige LKV’s moet het gaan om een werknemer met een arbeidsbeperking.

Verschillende soorten LKV

Er zijn vier soorten LKV:

  1. Voor oudere werknemers;
  2. Voor arbeidsgehandicapte werknemers;
  3. Voor doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;
  4. Voor herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer.

Tip! Per loonkostenvoordeel verschillen de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.

U heeft recht op een LKV vanaf het moment dat de werknemer bij u in dienst komt, voor maximaal drie jaar, maar uiterlijk tot de werknemer de AOW-leeftijd bereikt. Voor het LKV voor het herplaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer geldt maximaal één jaar. 

Bedragen LKV voor 2023

Hoeveel loonkostenvoordeel u krijgt, hangt dus af van het aantal verloonde uren en van het soort loonkostenvoordeel. De bedragen voor 2023, die in 2024 worden uitbetaald, zijn: 

Loonkostenvoordeel  Bedrag per verloond uur  Maximumbedrag per jaar 
Oudere werknemer  € 3,05  € 6.000 
Arbeidsgehandicapte werknemer  € 3,05  € 6.000 
Doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden  € 1,01 € 2.000 
Herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer  € 3,05  € 6.000 

Hoe vraagt u LKV aan?

U vraagt het loonkostenvoordeel aan in uw aangifte loonheffingen door de indicatie voor het LKV aan te zetten. Zonder deze indicatie ontvangt u geen LKV. De aanvraag kunt u doen zodra u een doelgroepverklaring van uw werknemer heeft. In de doelgroepverklaring staat voor welk loonkostenvoordeel de verklaring is afgegeven en de voorwaarden waaraan uw werknemer voldoet. De doelgroepverklaring vraagt uw werknemer aan bij het UWV of, wanneer uw werknemer 56 jaar of ouder is en een uitkering van de gemeente ontvangt, bij de gemeente. Deze wordt alleen verstrekt aan de werknemer, tenzij deze u gemachtigd heeft om de verklaring aan te vragen en te ontvangen.

Let op! De doelgroepverklaring moet tijdig aangevraagd worden, namelijk binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Als de aanvraag te laat binnen is, krijgt uw werknemer geen doelgroepverklaring meer en kunt u geen aanspraak maken op het LKV.

U krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening van de loonkostenvoordelen waar u voor uw werknemers over het voorgaande jaar recht op heeft. De berekening is gebaseerd op de aangiften en correcties over het voorgaande jaar die u tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar heeft gedaan. U kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. Die worden nog meegenomen in de definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen. De definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen ontvangt u vóór 1 augustus van de Belastingdienst, op basis van de berekening van het UWV.

Lage-inkomensvoordeel

Om in aanmerking te komen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV), moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Het gemiddelde uurloon van uw werknemer bedraagt in 2023 minimaal € 12,04, maar niet meer dan € 15,06. 
  • Uw werknemer heeft bij u minimaal 1.248 verloonde uren in een kalenderjaar.
  • Uw werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
  • Uw werknemer is verzekerd voor werknemersverzekeringen.

Voor de vaststelling van het totale jaarloon telt alles mee. Bijzondere toeslagen voor bijvoorbeeld overwerk zullen dus van invloed zijn op het gemiddelde uurloon, waardoor er mogelijk geen recht bestaat op het LIV. 

Geen onderdeel van het jaarloon zijn WGA-uitkeringen en werkgeversbetalingen van WAO-,WIA- en WW-uitkeringen. Dit zijn namelijk geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Ziektewetuitkeringen die door de eigenrisicodrager worden betaald en nabetalingen die de werkgever na afloop van de dienstbetrekking doet, tellen ook niet mee.

Tip! Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor de vaststelling van het jaarloon. Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in uw vrije ruimte voor de werkkostenregeling niet van invloed zijn op het recht op het LIV.

Bedragen LIV voor 2023

Het LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. De bedragen voor 2023 zijn:

Gemiddeld uurloon LIV per werknemer per verloond uur Maximale LIV per werknemer per jaar
(bij een 40-urige werkweek)
€ 12,04 – € 15,06 € 0,49 € 960

De voorwaarde van 1.248 verloonde uren per kalenderjaar geldt ook als de werknemer in de loop van het jaar bij u in dienst komt. De 1.248 uren worden dan niet evenredig verminderd.

Hoe vraagt u het LIV aan?

U hoeft het LIV niet aan te vragen. Het UWV bepaalt op basis van de polisadministratie voor welke werknemers u er recht op heeft. Het is erg belangrijk dat u het aantal verloonde uren in uw loonaangifte dus goed invult. De Belastingdienst betaalt het LIV over het voorgaande jaar in het daaropvolgende jaar aan u uit als uit uw aangiften loonheffingen blijkt dat u er recht op heeft. Ook voor het LIV geldt: u krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening en u kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. De definitieve berekening van het LIV ontvangt u vóór 1 augustus.

Jeugd-LIV

Het jeugd-LIV compenseert de stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en 1 juli 2019. Voor het jeugd-LIV geldt dat de werknemer verzekerd moet zijn voor werknemersverzekeringen en op 31 december 2022 de leeftijd van 18, 19 of 20 jaar heeft. Verder moet de werknemer een gemiddeld uurloon hebben dat hoort bij het wettelijk minimumloon voor zijn leeftijd. Voor het Jeugd-LIV telt de voorwaarde van 1.248 verloonde uren niet.

Bedragen jeugd-LIV voor 2023

Het jeugd-LIV bestaat ook uit een vast bedrag per verloond uur. In 2023 worden, net als in voorgaande jaren, de volgende bedragen gehanteerd:

Leeftijd op 31 december 2022 Bedrag per werknemer per verloond uur in 2023  Maximaal bedrag per werknemer in 2023 
18 € 0,07 € 135,20
19 € 0,08 € 166,40
20  € 0,30 € 613,60

De uurloongrenzen voor het jeugd-LIV voor 2023 worden vastgesteld zodra het wettelijk minimumloon per 1 juli 2023 bekend is.

Hoe vraagt u het jeugd-LIV aan?

Ook het jeugd-LIV hoeft u niet aan te vragen. Het UWV bepaalt ook hierbij op basis van de polisadministratie voor welke werknemers u er recht op heeft. En ook hiervan krijgt u vóór 15 maart een voorlopige berekening van de Belastingdienst en kunt u tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen.

Let op! Als u de voorlopige berekeningen voor LKV en (jeugd-)LIV niet heeft ontvangen vóór 1 maart terwijl u er wel recht op heeft, is dit nog tot en met 1 mei te repareren. Dat doet u door een correctie over het voorafgaande jaar in te sturen.

Indien u voor een bepaalde werknemer in aanmerking komt voor meerdere tegemoetkomingen, bijvoorbeeld zowel het LKV als het LIV, dan wordt alleen het hoogste bedrag uitbetaald. Zijn de bedragen van het LKV en het LIV hetzelfde, dan wordt alleen het LKV uitbetaald. Een LKV en het jeugd-LIV kunnen wel samengaan.

Het jeugd-LIV wordt afgeschaft per 1 januari 2024. Dit betekent dat een werkgever vanaf 2024 geen jeugd-LIV krijgt over de verloonde uren voor werknemers in de leeftijd van 18, 19 en 20 jaar die het minimumjeugdloon verdienen. In 2024 vindt nog wel de betaling plaats van het jeugd-LIV over de verloonde uren in 2023.

Bijzondere tegemoetkoming voor werknemers met een arbeidsbeperking

Naast voorgaande tegemoetkomingen in de loonkosten zijn er nog twee vormen die voor werknemers met een arbeidsbeperking gelden, namelijk loonkostensubsidie en loondispensatie.
Bij deze twee vormen betaalt u alleen voor de werkelijke arbeidsproductiviteit.

Loonkostensubsidie

U kunt in aanmerking komen voor loonkostensubsidie voor werknemers met een arbeidsbeperking, die niet in staat zijn om met voltijds werken 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen (en die onder de gemeentelijke doelgroep Participatiewet vallen). Deze subsidie wordt aan u uitgekeerd door de gemeente waar de werknemer woont. Daar kunt u ook de aanvraag indienen. Door middel van een loonwaardebepaling wordt de productiviteit van de werknemer vastgesteld en op basis daarvan wordt de hoogte van de loonkostensubsidie bepaald. Deze bedraagt ten hoogste 70% van het wettelijk minimumloon. Zodra de loonwaarde van de werknemer gelijk is aan het wettelijk minimumloon, stopt de loonkostensubsidie. U ontvangt tevens een compensatie voor de premies werknemersverzekeringen, het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie, de loondoorbetaling tijdens vakantiedagen en andere werkgeverslasten. Deze compensatie bedraagt 23,5%. Het percentage vergoeding werkgeverslasten is een gemiddelde van de werkgeverslasten in de verschillende bedrijfstakken. Bij een loonkostensubsidie ontvangt de werknemer het minimumloon, waardoor er mogelijk nog aanspraak bestaat op het LIV.

Een bijzondere vorm van de loonkostensubsidie is een forfaitaire loonkostensubsidie in het eerste half jaar van een dienstverband van een werknemer. Dat houdt in dat u samen met de gemeente de mogelijkheid heeft om voor het eerste halfjaar van het dienstverband een loonkostensubsidie van 50% van het minimumloon overeen te komen. Na het eerste half jaar past de gemeente de loonkostensubsidie aan op basis van een objectief op de werkplek vastgestelde loonwaarde van de werknemer. Een forfaitaire loonkostensubsidie maakt de start van een dienstverband met iemand uit de doelgroep loonkostensubsidie misschien gemakkelijker voor u als werkgever. Bovendien kan in het eerste halfjaar een goed beeld worden verkregen van de capaciteiten van de werknemer.

Loondispensatie

Voor mensen met een arbeidsbeperking en een Wajong-uitkering kunt u loondispensatie aanvragen bij het UWV. U vraagt het UWV toestemming om minder dan het wettelijk minimumloon uit te betalen aan de werknemer. Dit doet u door het invullen van het formulier Aanvraag loondispensatie Wajong.

Een arbeidsdeskundige van het UWV beoordeelt of de werknemer minder presteert door zijn ziekte of handicap, en bepaalt dan welk percentage van het wettelijk minimumloon u aan de werknemer moet betalen. De werknemer krijgt van het UWV een aanvulling op het salaris.

Loondispensatie ontvangt u minimaal een halfjaar en maximaal vijf jaar, maar het is mogelijk om een verlenging aan te vragen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de werknemer hetzelfde gaat verdienen als andere werknemers.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Andere berekening NOW door vrijwillig vertrek werknemer

Bij het vaststellen van de definitieve NOW moet rekening worden gehouden met een lagere loonsom als gevolg van vrijwillig vertrek van een werknemer. Valt de NOW hierdoor lager uit, dan kan hiervoor mogelijk een correctie worden verkregen.

NOW

Rekenmachine

De NOW was tijdens de coronacrisis een tegemoetkoming in de loonkosten voor ondernemers die een aanzienlijk omzetverlies leden. De NOW werd berekend op basis van de loonsom op de peildatum en het geleden percentage omzetverlies.

Vrijwillig vertrek

In een betreffende zaak bij de rechtbank Amsterdam was aan een bedrijf dat zich bezighield met reclame- en marketingadvies, softwareontwikkeling en grafisch ontwerp NOW toegekend op basis van de loonsom in januari. Deze loonsom lag hoger dan vastgesteld voor de subsidieperiode omdat een werknemer per 1 februari vrijwillig uit dienst was getreden. Dit betekende dat een deel van de verleende subsidie terugbetaald moest worden.

Correctie zonder rekening te houden met omzetverlies

De ondernemer maakte bezwaar tegen de terugbetalingsverplichting. Hij verzette zich met name tegen het feit dat als gevolg van het vrijwillige vertrek er onevenredig veel subsidie moest worden terugbetaald. Dit vanwege het feit dat bij vertrek van een werknemer de volledig weggevallen loonsom in mindering werd gebracht op de subsidie, zonder hierbij rekening te houden met het percentage omzetverlies.

Belang werkgever staat voorop

De rechtbank achtte de uitvoerbaarheid van de maatregel ondergeschikt aan het belang van de betreffende werkgever. Daarom moet bij de definitieve vaststelling van de NOW in deze zaak het salaris van de vertrokken werknemer buiten aanmerking blijven. Het vertrek had ook niets met corona te maken. Uiteraard moet wel vermeden worden dat subsidie verkregen wordt over de periode dat de werknemer niet meer in dienst was. Het UWV dient op basis van deze uitgangspunten de NOW daarom opnieuw vast te stellen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Afrekening werkkostenregeling 2022 in maart 2023

Bracht u in 2022 vergoedingen, verstrekkingen en/of terbeschikkingstellingen ten laste van uw vrije ruimte in de werkkostenregeling? Dan moet u uiterlijk in de tweede aangifte loonheffingen 2023 de eindheffing hierover aangeven en betalen.

Eindheffing

Schenken

In 2022 bedroeg de vrije ruimte in de werkkostenregeling, de WKR, 1,7% over de eerste € 400.000 van de totale fiscale loonsom van uw werknemers en 1,18% over het meerdere. Was het bedrag aan  vergoedingen, verstrekkingen en/of terbeschikkingstellingen die u ten laste van de vrije ruimte bracht meer dan die vrije ruimte? Dan bent u over het meerdere 80% eindheffing (belasting verschuldigd).

Voorbeeld
Uw totale fiscale loonsom bedroeg in 2022 € 750.000. Uw vrije ruimte 2022 bedraagt daarom € 10.930 (1,7% van € 400.000 plus 1,18% van € 350.000). Als u in 2022 totaal € 15.000 ten laste van de vrije ruimte bracht, dan bent u € 3.256 (80% van € 4.070) eindheffing verschuldigd.

Tweede aangifte loonheffingen 2023

Uiterlijk in uw tweede aangifte loonheffingen 2023 moet u de verschuldigde eindheffing aangeven en betalen. Doet u per maand aangifte, dan moet u dus uiterlijk in de aangifte februari 2023 de eindheffing aangeven en betalen.

Let op! Deze aangifte februari 2023 moet u uiterlijk 31 maart 2023 indienen en betalen.

Tip! Kwam u in 2022 niet boven de vrije ruimte uit? Dan bent u geen eindheffing verschuldigd. U hoeft dan ook geen eindheffing in uw aangifte tweede aangifte loonheffingen 2023 aan te geven.

Eindheffing al aangegeven?

U hoeft niet te wachten tot het aangeven en betalen van de eindheffing tot de tweede aangifte loonheffingen 2023. U had er ook voor kunnen kiezen om gedurende het jaar 2022 de eindheffing al aan te geven. Heeft u dat gedaan, dan moet u controleren of de al aangegeven eindheffing correct is. Heeft u te veel of te weinig eindheffing aangegeven, dan moet u dat verrekenen in de tweede aangifte loonheffingen 2023.

Tip! Dit jaar, 2023, is de vrije ruimte hoger dan in 2022 namelijk 3% van het fiscale loon van uw werknemers tot en met € 400.000 en 1,18% over het meerdere. U heeft dus in 2023 € 5.200 meer ruimte om onbelaste vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen aan uw werknemers te geven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Pas vanaf 2024 uitbetalen 10% pensioen ineens

Werknemers die met pensioen gaan, kunnen straks maximaal 10% van hun pensioen in één keer laten uitbetalen. Deze mogelijkheid zou oorspronkelijk per 1 januari 2023 ingaan, maar was al met een half jaar uitgesteld. Inmiddels is de beoogde ingangsdatum nog verder uitgesteld naar 1 januari 2024.

Bedrag ineens

Stoelen

Elke pensioengerechtigde kan straks op de pensioeningangsdatum maximaal 10% van het opgebouwde pensioen in één keer uit laten betalen.

Let op! Door het uitstel van de beoogde ingangsdatum naar 1 januari 2024, komt deze mogelijkheid dus niet beschikbaar als de pensioeningangsdatum vóór 1 januari 2024 ligt.

Uitstel uitbetaling

De pensioengerechtigde kan er straks voor kiezen om de uitbetaling van de (maximaal) 10% pensioen later te laten uitbetalen dan op de pensioeningangsdatum. Deze mogelijkheid staat alleen open als de pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin de pensioengerechtigde de AOW-leeftijd bereikt of als die pensioeningangsdatum op de eerste dag volgend op die maand ligt.

Kiest de pensioengerechtigde voor latere uitbetaling, dan vindt deze plaats in de maand januari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.

Let op! Deze mogelijkheid tot latere uitbetaling staat straks dus niet open voor iedereen die voor de AOW-datum al met pensioen gaat.

Bestedingsdoel is vrij

Wat een gepensioneerde met het bedrag ineens wil gaan doen, staat vrij. Er is in de wet geen verplicht bestedingsdoel opgenomen.

Tip! De mogelijkheid om maximaal 10% in één keer uit te laten betalen, staat straks ook open voor andere oudedagsvoorzieningen, zoals lijfrenteverzekeringen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Personeel inlenen in 2023

Leent u wel eens personeel in voor uw onderneming, bijvoorbeeld bij tijdelijke drukte of seizoenswerk? Zorg dan dat u voldoet aan alle regelgeving. Anders loopt u het risico op hoge boetes of aansprakelijkheid voor loonheffingen en btw. Waar moet u op letten en wat moet u regelen?

Van inlenen is sprake als personeel dat in dienst is bij een andere ondernemer in uw onderneming, onder uw leiding of toezicht, werkzaamheden verricht. De andere ondernemer kan een uitzendbureau zijn, maar ook een collega-ondernemer die zijn personeel (tijdelijk) aan u uitleent.

Blijft het personeel onder leiding en toezicht van de andere ondernemer, dan is er geen sprake van inlenen, maar kan wel aannemen van werk aan de orde zijn. U kunt dan niet als inlener aansprakelijk gesteld worden, maar mogelijk krijgt u wel te maken met de ketenaansprakelijkheid.

Verlegging van btw

Bouw

De inlenersaansprakelijkheid geldt voor loonheffingen en btw. In sommige gevallen moet de btw echter verplicht verlegd worden door de uitlener naar de inlener. De inlener draagt dan de btw af en kan deze tegelijkertijd als voorbelasting in aftrek brengen (voor zover de inlener belaste prestaties verricht).

De verplichte verleggingsregeling bij uitlening van personeel geldt bij fysieke werkzaamheden aan onroerende zaken of schepen in de sectoren bouw, scheepsbouw, schoonmaak en hoveniers.

Tip! Het is niet altijd eenvoudig of eenduidig vast te stellen of de verleggingsregeling van toepassing is. Bij twijfel kunt u altijd contact opnemen met een van onze adviseurs.

Let op! Past een uitlener de verplichte verleggingsregeling ten onrechte niet toe en berekent hij btw op uw factuur, dan kunt u deze btw niet als voorbelasting in aftrek brengen. Wees daarom alert wanneer de verleggingsregeling van toepassing is en verzoek uw uitlener om deze toe te passen.

Inlenersaansprakelijkheid

Als inlener kunt u door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld worden als de uitlener of doorlener de volgende belastingen en premies niet betaalt:

  • loonheffingen (dit omvat loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en werkgeversheffing Zorgverzekeringswet)
  • btw

Als inlener of doorlener kunt u uw aansprakelijkheid beperken door een aantal maatregelen te treffen, zoals het aanvragen van een verklaring betalingsgedrag, het registreren van de juiste gegevens, het storten op een G-rekening of het gebruikmaken van de disculpatiemogelijkheid voor gecertificeerde uitleners.

Verklaring van betalingsgedrag

Een uitlener kan de Belastingdienst periodiek (bijvoorbeeld één keer per kwartaal) vragen te verklaren dat hij alle loonheffingen en btw heeft betaald (door middel van een zogenaamde ‘schone verklaring’). Deze verklaring geeft u als inlener een beeld van de risico’s die u loopt, maar geeft u geen vrijwaring.

Tip! Volgens informatie van de Belastingdienst is uitstel van betaling van de loon- en omzetbelasting door de uitlener in verband met corona géén reden voor het weigeren van de schone verklaring. Kan uw uitlener geen schone verklaring overleggen, dan is er waarschijnlijk iets anders aan de hand!

Registratie van gegevens

Het komt regelmatig voor dat de Belastingdienst de loonheffingen waarvoor u als inlener aansprakelijk wordt gesteld, heeft vastgesteld met het anoniementarief. De aansprakelijkheid voor het anoniementarief wordt verminderd indien u de identiteit van het ingeleende personeel en het loon per ingeleend personeelslid en per werk kunt aantonen. Ook moet u kunnen aantonen dat het ingeleende personeel over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt. U voldoet aan deze voorwaarden als u de volgende gegevens van elk ingeleend personeelslid registreert (onder meer aan de hand van het getoonde ID-bewijs):

  • NAW-gegevens, geboortedatum, burgerservicenummer (BSN)
  • nationaliteit
  • soort identiteitsbewijs, nummer en geldigheidsduur
  • aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning of notificatie NAW-gegevens uitlener
  • een overzicht van de gewerkte uren (per dag)

Let op! Het maken en hebben van een kopie-ID-bewijs is niet toegestaan, tenzij het gaat om een ingeleende kracht die inwoner is van een land buiten de EER en Zwitserland. In dat geval is het hebben van een kopie-ID-bewijs en een kopie van de werk- en verblijfsvergunning verplicht. Een kopie van dit identiteitsbewijs dient u bovendien tot vijf jaar na beëindiging van het werk te bewaren. Doet u dit niet, dan riskeert u een boete en toepassing anoniementarief.

Laat u een vreemdeling zonder vereiste tewerkstellingsvergunning werken, dan riskeert u een boete van € 8.000 per vreemdeling. Doet een overtreding zich vaker voor, dan kan dit bedrag verhoogd worden met 50, 100 of 200%. Bij een ernstige overtreding (bijvoorbeeld meer dan 20 illegaal tewerkgestelden) kan de inspectie SZW een bedrijf preventief stilleggen.

Storten op G-rekening

Een G-rekening is een geblokkeerde rekening van de uitlener of doorlener. U kunt uw aansprakelijkheid beperken door het deel van de factuur van uw uitlener dat bestemd is voor loonheffingen en btw te storten op de G-rekening. In de omschrijving bij uw storting vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur. Deze factuur moet aan de wettelijke eisen voldoen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk bevatten.

Daarnaast moet u zowel de betalingen als de hierboven genoemde te registreren gegevens – zoals de persoonlijke gegevens van het ingeleende personeel en de manurenregistratie – uit uw administratie kunnen halen en kunnen laten zien. Als u aan deze voorwaarden voldoet, wordt u als inlener voor het op de G-rekening gestorte bedrag niet meer aansprakelijk gesteld. U kunt nog wel aansprakelijk gesteld worden voor een eventueel restbedrag indien de loonheffingen en/of btw hoger zijn dan uw storting.

Tip! Vanwege corona kunnen uitleners de Belastingdienst verzoeken het tegoed op de G-rekening te deblokkeren, ook wanneer zij tegelijk uitstel van betaling hebben aangevraagd. Gebruik de G-rekening dus ook nu. Zo beschermt u uw bedrijf als de uitlener de belastingen uiteindelijk helemaal niet afdraagt en de uitlener kan wél bij het door u op de G-rekening betaalde bedrag.

Gecertificeerde uitlener

U kunt als inlener een beroep doen op de disculpatieregeling. Dit betekent dat u niet aansprakelijk gesteld wordt, ook niet als achteraf blijkt dat de uitlener te weinig loonheffingen of btw heeft afgedragen terwijl dit niet aan u te wijten is. Of recht bestaat op disculpatie wordt op individuele basis bepaald, afhankelijk van de feiten. Denk bijvoorbeeld aan een faillissement van de uitlener door plotseling verslechterde economische omstandigheden of uitzonderlijk slechte weersomstandigheden.

Voor SNA-gecertificeerde bedrijven bestaat altijd een recht op disculpatie. U moet dan wel voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De uitlener voldoet aan de NEN 4400-1- of de NEN 4400-2-norm hetgeen blijkt uit opname in het register van de Stichting Normering Arbeid (SNA). Op de website van SNA (www.normeringarbeid.nl) kunt u controleren welke ondernemingen aan deze eisen voldoen.
  • U stort 25% van het factuurbedrag (inclusief btw) op de G-rekening van de uitlener. Indien voor de btw de verleggingsregeling van toepassing is, stort u 20%.
  • De factuur voldoet aan de wettelijke eisen en het nummer of kenmerk van de overeenkomst, het tijdvak en de omschrijving of het kenmerk van het werk staan op de factuur vermeld.
  • Bij betaling vermeldt u het factuurnummer en eventuele andere identificatiegegevens van de factuur.
  • Uit uw administratie blijken direct de gegevens van de inlening, de manurenadministratie en de betalingen.
  • U moet de controle op de identiteit van het ingeleende personeel kunnen aantonen aan de hand van de hierboven genoemde registratie, het BSN moet bekend zijn en u moet kunnen aantonen dat het personeel over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt.

Een aantal grote beursgenoteerde uitzendondernemingen heeft zekerheid gesteld voor de betaling van hun loonheffingen en btw. Als u personeel inleent van een dergelijke uitzendonderneming, hoeft u voor vrijwaring niet de 25% van het factuurbedrag op de G-rekening te storten. De Belastingdienst geeft aan dergelijke uitzendondernemingen jaarlijks een verklaring af. Beschikt uw uitlener over een dergelijke (geldige) verklaring, kunt u de identiteit van de uitzendkrachten aantonen, heeft u bewijs dat de uitzendkracht in Nederland werkt en voldoet u aan de overige voorwaarden, dan kunt u het gehele factuurbedrag overmaken naar de uitzendonderneming en kunt u zich toch nog beroepen op de disculpatieregeling.

Doe de Waadi-check

Elke ondernemer die personeel uitleent, is verplicht dit te registreren bij de Kamer van Koophandel (KvK). Ondernemingen die bedrijfsmatig personeel uitlenen (bijvoorbeeld uitzendbureaus), moeten in hun bedrijfsactiviteiten ‘ter beschikking stellen van arbeidskrachten’ aangeven. Ondernemers die niet-bedrijfsmatig personeel uitlenen (bijvoorbeeld een aannemer die tijdelijk personeel uitleent aan een collega-aannemer), hebben alleen een meldingsplicht bij de KvK. Controleer altijd, voordat u zaken gaat doen met een uitlener, of deze juist bij de KvK geregistreerd is. U doet dit eenvoudig met de gratis Waadi-check op de website van de KvK.

Let op! Leent u personeel in van een ondernemer die dit niet heeft geregistreerd bij de KvK, dan riskeert u een hoge boete die kan oplopen van minimaal € 8.000 (bij minder dan tien ingeleende werknemers) tot € 96.000 (derde overtreding bij dertig of meer ingeleende werknemers). Eenzelfde boete kan worden opgelegd aan de uitlener.

Bovenstaande geldt niet voor eenmansbedrijven: een zzp’er zonder eigen bv hoeft zich niet als uitzendonderneming te registreren bij de KvK. Leent u een dga in (die tezamen met zijn echtgenoot ten minste 90% van de aandelen in zijn bv bezit), dan is de boete voor zowel de bv als de inlener vooralsnog nihil.

Let op! Als uw uitlener bij de KvK juist is geregistreerd, levert dat nog geen vrijwaring voor de inlenersaansprakelijkheid op.

Tip! Is een uitzendbureau NEN-gecertificeerd, dan controleert de certificerende instelling of er een Waadi-registratie is. Controle door u is dan niet meer nodig.

Wet aanpak schijnconstructies

De Wet aanpak schijnconstructies (WAS) gaat uitbuiting en onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen. De WAS bevat onder meer de verplichte girale betaling van het minimumloon, de verplichte specificatie van kostenvergoedingen die onderdeel vormen van het loon en het verbod op inhoudingen en verrekeningen voor zover daarmee minder wordt uitbetaald dan het netto equivalent van het minimumloon. Daarnaast kan een ingeleende werknemer u (als inlener) hoofdelijk aansprakelijk stellen als de uitlener het verplichte minimum- of cao-loon niet (volledig) aan de werknemer betaalt.

Let op! Dit betreft een ketenaansprakelijkheid. Dit betekent dat de inleenkracht ook de opvolgende doorlener aansprakelijk kan stellen, net zo lang tot het eind van de keten bereikt is.

De rechter oordeelt of u als inlener aansprakelijk bent voor het betalen van het achterstallige loon. U kunt een aantal maatregelen nemen om het risico van aansprakelijkheidstelling te beperken. Zo is het verstandig te controleren of u met betrouwbare bedrijven samenwerkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan controle van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en bij de Stichting Normering Arbeid (www.normeringarbeid.nl) en de tijdige betaling loonheffing (verklaring betalingsgedrag Belastingdienst). Beoordeel daarnaast of sprake is van een eerlijke prijs en zorg voor een goed contract met duidelijke afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden.

Leg de verplichting op om deze voorwaarden ook te laten gelden voor bedrijven verderop in de keten. Belangrijk is verder om actie te ondernemen wanneer u signalen krijgt dat de uitlener onderbetaalt. Doe onderzoek, spreek de uitlener aan en verbreek zo nodig de samenwerking.

Let op! De genomen maatregelen bieden geen vrijwaring, maar een rechter zal wel eerder geneigd zijn om u niet aansprakelijk te stellen. Blijf echter altijd alert en grijp in als u vermoedt dat de uitlener zijn werknemer(s) niet meer (volledig) betaalt.

De ketenaansprakelijkheid geldt alleen voor opdrachtgevers die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een particulier kan dus niet met deze ketenaansprakelijkheid te maken krijgen.

Wet arbeidsmarkt in balans

Payrollkrachten zijn werknemers die door of in opdracht van de inlener zijn uitgekozen en exclusief voor de inlener werken, maar in dienst zijn bij een derde (het payrollbedrijf). Voor payrollkrachten geldt per 2020 dat ze minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden moeten krijgen als de eigen werknemers van de inlener. Het gaat daarbij om arbeidsvoorwaarden uit de cao, uit bedrijfseigen regelingen en de in de branche gebruikelijke arbeidsvoorwaarden. Per 2021 heeft de payrollkracht  recht op een adequate pensioenregeling. Dit kan zijn de pensioenregeling van de inlener of een eigen, adequate regeling van de uitzender. Voldoet het payrollbedrijf hier niet aan, dan kan zowel de inspectie SZW als de payrollkracht ingrijpen.

Melding buitenlandse uitzendondernemer

Stelt een buitenlandse uitzendorganisatie uit de Europese Economische Ruimte of Zwitserland in Nederland uitzendkrachten ter beschikking? Dan geldt sinds 1 maart 2020 een digitale meldingsplicht voor dit uitzendbureau via postedworkers.nl. Deze melding is bedoeld om te voorkomen dat deze uitzendkrachten minder betaald krijgen dan in Nederland gebruikelijk is. Als inlener moet u de melding controleren en eventuele onjuistheden doorgeven. Voldoet het uitzendbureau of de inlener niet aan de hun toebedeelde verplichtingen? Dan loopt deze partij een boeterisico. De hoogte van de boete is afhankelijk van de precieze overtreding en loopt exclusief verhoging uiteen van € 750 tot € 8.000 per overtreding. Op de site postedworkers.nl vindt u veel informatie over deze regeling.

Tot slot

De inlenersaansprakelijkheid kan grote financiële gevolgen hebben voor uw onderneming. In deze advieswijzer zijn we nader ingegaan op de mogelijkheden om uw aansprakelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Neem voor meer informatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvragen ISDE-subsidie gestart

Ook dit jaar kunnen woningeigenaren en zakelijke gebruikers de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) aanvragen. De aanvraagperiode is inmiddels gestart. Aanvragen moet digitaal, via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO); voor bedrijven is eHerkenning verplicht.

ISDE-regeling

Fornuis

De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing voor woningeigenaren (ISDE) is een subsidie voor eigenaren van een koopwoning die als hun hoofdverblijf dient. Via de ISDE kan subsidie verkregen worden voor onder meer isolatiemaatregelen, (hybride) warmtepompen, zonneboilers en aansluitingen op een warmtenet. Zakelijke gebruikers kunnen subsidie krijgen voor een (hybride) warmtepomp, zonneboiler, zonnepanelen en kleinschalige windturbines.

Let op! Voorkom dat de ISDE-subsidie niet wordt toegekend en beoordeel daarom altijd of u wel aan alle voorwaarden voldoet. Zo kan een woningeigenaar de subsidie pas aanvragen als de energiebesparende maatregel is geïnstalleerd, terwijl de zakelijke gebruiker eerst de subsidie moet aanvragen en daarna pas de koopovereenkomst kan sluiten. Meer informatie over de ISDE-subsidie en de voorwaarden vindt u op de website van de RVO.

Meer budget beschikbaar

Er is dit jaar, 2023, meer budget beschikbaar. Vorig jaar was dit € 325 miljoen, dit jaar € 350 miljoen. De ISDE-regeling loopt tot 2030.

Verruiming regeling

Er zijn dit jaar enkele wijzigingen in de subsidieregeling ten opzichte van vorig jaar. Zo kunnen woningeigenaren vanaf dit jaar ook voor één isolerende maatregel subsidie aanvragen. Vorig jaar moesten dit er minstens twee zijn. Ook is de termijn voor de aanvraag verlengd naar 24 maanden.

Let op! De ISDE-subsidie voor kleinschalige turbines en zonnepanelen is alleen nog in 2023 beschikbaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hernieuwde STAP-subsidie aanvragen vanaf 28 februari

Na een pauze vanwege misbruik en oneigenlijk gebruik, kan de STAP-subsidie (STimulering Arbeidsmarkt Positie) vanaf 28 februari 2023 weer worden aangevraagd. De subsidie is op een aantal punten aangescherpt.

STAP-subsidie

Ondernemer

De STAP-subsidie is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. De subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen die in het scholingsregister staan.

Regeling aangescherpt

Vanwege misbruik en oneigenlijk gebruik van de subsidie zijn de voorwaarden op een aantal punten aangescherpt, met name voor de opleiders. Zo is onder andere het aantal toekenningen per opleiding van één opleider begrensd tot 300 per kalenderjaar, moeten opleiders vooraf verklaren te voldoen aan de gestelde eisen en mogen ze cursisten geen cadeaus of snoepreisjes meer aanbieden. Als sanctie kan een opleiding uit het scholingsregister worden verwijderd.

Aanvragen

De eerst volgende mogelijkheid om de STAP-subsidie aan te vragen is op 28 februari 2023 vanaf 10.00 uur. In 2023 zijn daarna nog aanvragen mogelijk vanaf 1 mei, 3 juli, 4 september en 1 november. Iedereen kan één keer per jaar de subsidie aanvragen. Dit moet via de site van het UWV.

Tip! De afgelopen keren dat de STAP-subsidie werd vrijgegeven, was het budget in zeer korte tijd vergeven. Zorg daarom dat u er op 28 februari a.s. op tijd bij bent.

Toekomstplannen STAP

Later dit jaar komt er extra budget voor mensen met maximaal een mbo 4-diploma. Tevens wordt er gekeken naar subsidies voor meerjarige scholing en komen er strakkere regels rond buitensporige prijsverhogingen voor scholingsactiviteiten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Laag btw-tarief voor parkeren bij meerdaags festival

Een organisator van een meerdaags muziekfestival bood de bezoekers de mogelijkheid op het festivalterrein te overnachten. Daarnaast kon er eventueel de auto geparkeerd worden. Op het parkeren in deze situatie is het lage btw-tarief van 9% van toepassing, aldus Hof Den Haag.

Zelfstandige prestatie?

Concert

Voor het Hof is allereerst de vraag aan de orde of het bieden van parkeergelegenheid gezien moet worden als een zelfstandige prestatie. Als er sprake is van een bijkomende prestatie volgt deze namelijk het btw-tarief van de hoofdprestatie.

Afzonderlijk belang?

Volgens het Hof is parkeren aan te merken als een afzonderlijke prestatie en volgt deze hier dus niet automatisch het btw-tarief van 9%. Het Hof baseert dit onder meer op het feit dat de bezoekers van het festival een afzonderlijk belang bij het parkeren hebben. Ook maken niet alle bezoekers gebruik van de auto om het festival te bereiken. Verder wordt er voor het parkeren een aparte vergoeding in rekening gebracht.

Let op! In het verleden is al eerder beslist voor parkeren bij een pretpark dat het parkeren niet onder het lage btw-tarief valt.

Te vergelijken met camping?

Vervolgens komt de vraag aan de orde of het gelegenheid geven tot overnachten op het festivalterrein op één lijn is te stellen met een camping. Voor parkeren door personen die voor korte tijd op een camping verblijven geldt voor het parkeren namelijk het lage btw-tarief. Dit volgt uit een besluit van de staatssecretaris.

Situaties vergelijkbaar

Het Hof is van oordeel dat beide situaties vergelijkbaar zijn en dat het lage btw-tarief dan ook voor parkeren op dit meerdaagse festival geldt. Het gevolg voor bovengenoemde zaak is dat de naheffingsaanslag kwam te vervallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleverklaring accountant bij financiële zorgen ook naar OR

Accountants die zich financiële zorgen maken over een onderneming en betwijfelen of de onderneming kan worden voortgezet, moeten hun verklaring vanaf 2023 ook aan de ondernemingsraad sturen. Deze verplichting vloeit voort uit een wijziging van de Wet op de ondernemingsraden.

Faillissement voorkomen

Kantoor

Door de verplichting moeten accountants hun verklaring in die gevallen ook ‘onverwijld’ naar de ondernemingsraad sturen. De bedoeling van de wetswijziging is om de ondernemingsraad tijdig te informeren, zodat een mogelijk faillissement eerder kan worden voorkomen.

Vertrouwelijk!

De nieuwe wet ontheft de accountant voor dit aspect van zijn geheimhoudingsplicht. De ondernemingsraad is echter wel verplicht om vertrouwelijk met de geleverde informatie om te gaan.

Verplichtingen bestuurder

De nieuwe wet staat naast de verplichtingen die een bestuurder van een onderneming nu al heeft om de ondernemingsraad te informeren inzake de financiële positie van het bedrijf. Omdat deze verplichting niet altijd goed wordt nageleefd heeft het parlement besloten de ondernemingsraad via de accountantsverklaring te informeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Is schadevergoeding bij een bedrijfsongeval belast?

Als u als ondernemer zelf een bedrijfsongeval krijgt, dekt de verzekering vaak de schade. Maar is een dergelijke uitkering ook belast en zo ja, waar hangt dit vanaf?

Sportieve ondernemer legt het bijltje erbij neer

Medisch

In een rechtszaak handelde het om een ondernemer die op een aantal terreinen actief was. Ze verrichtte onder meer sportactiviteiten, fotografeerde en werkte in de horeca, totdat een vallende bijl haar voet ernstig blesseerde en ze de werkzaamheden niet meer kon uitvoeren. 

Schadevergoeding

Met de verzekeraar van haar klant werd na de nodige onderhandelingen een schadevergoeding overeen gekomen van € 480.000. Deze bestond deels uit een vergoeding voor verlies aan arbeidsvermogen, voor immateriële schade, voor gemaakte kosten en voor gederfde winst. De vraag rees of een deel ervan belast was en zo ja, hoeveel?

Bewijslast

De rechtbank was van mening dat de bewijslast bij de ondernemer lag. Die toonde aan dat uit de stukken bleek dat van de schadevergoeding ruim € 388.000 was toegekend vanwege het verlies aan arbeidsvermogen. Duidelijk was ook dat € 15.000 was toegekend voor immateriële schade, ofwel smartengeld. Het restant zag op overige kosten en gederfde winst, maar was niet duidelijk gespecificeerd.

Verlies aan arbeidsvermogen onbelast

De vergoeding vanwege blijvende arbeidsongeschiktheid was volgens de rechtbank onbelast, evenals het smartengeld. Voor zover werkelijk gemaakte kosten aantoonbaar waren, zoals voor fysiotherapie, waren ook die onbelast. Een vergoeding voor gederfde winst, in  totaal € 41.000, was daarentegen wel belast.

Tip! Zorg in soortgelijke situaties voor een specificatie van een overeengekomen schadevergoeding. Dit voorkomt discussie met de fiscus.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rechter corrigeert gemeente inzake afvalstoffenheffing

Voor het beheer van huishoudelijke afvalstoffen kan een gemeente een afvalstoffenheffing invoeren. Wordt voor die heffing uitgegaan van een meerpersoonshuishouden terwijl het grootste deel van het jaar sprake is van een eenpersoonshuishouden, dan kan de rechter de heffing corrigeren op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Samenstelling huishouden

Kliko

Dat de rechter deze mogelijkheid heeft, bleek uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De gemeente Haarlem hanteert voor de afvalstoffenheffing een verschillend tarief voor huishoudens bestaande uit maar één persoon en voor meerpersoonshuishoudens. De vaste peildatum hiervoor is 1 januari van het betreffende jaar.

Evenredigheidsbeginsel geschonden?

In de betreffende zaak woonde een vrouw op 1 januari 2021 samen met haar zoon in een woning. De zoon verhuisde kort na 1 januari. Toch ontving de vrouw een aanslag afvalstoffenheffing voor een meerpersoonshuishouden. Dit was overeenkomstig de gemeentelijke verordening, maar volgens de rechter is dit in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

Peildatum

De rechter zette met name vraagtekens bij het hanteren van één peildatum, namelijk 1 januari. Dit is eenvoudig qua uitvoering, maar de gemeente kon niet aangeven waarom dit belang groter is dan het financiële belang van de betreffende bewoonster. Zij moest nu namelijk € 412,20 aan heffing betalen, in plaats van € 270 die een eenpersoonshuishouden betaalt. 

Woning deel van het jaar gebruikt

De rechter overwoog daarbij dat de gemeente wel een tegemoetkoming biedt als de woning slechts een deel van het jaar gebruikt wordt. De rechtbank ging er dan ook niet mee akkoord dat er geen oplossing werd geboden voor situaties dat er op de peildatum sprake is van een meerpersoonshuishouden, maar de rest van het jaar niet. De aanslag werd daarop verminderd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Na vier weken hersteld? Niet altijd nieuwe loonbetaling

Als een werknemer na een periode van ziekte is hersteld en binnen een periode van vier weken wederom uitvalt waarbij de reden van de uitval niet van belang is, gaat de telling van de 104-weken periode waarin loon is verschuldigd door de werkgever gewoon door.

Is de werknemer echter vier weken of langer hersteld voordat hij weer uitvalt, dan begint er weer een nieuwe periode van 104 weken loonbetaling, dan wel een nieuwe periode waarin recht op een Ziektewetuitkering ontstaat.

Hernieuwde  loonbetaling

Medisch

Het mag voor zich spreken dat dit voor u als werkgever een kostbare zaak is omdat u opdraait voor de loondoorbetaling bij ziekte. Zeker in situaties waarin de werknemer na bijvoorbeeld een jaar ziek te zijn geweest terugvalt in inkomen, komt het wel eens voor dat een werknemer zich beter meldt, dat vier weken of langer volhoudt, maar dan toch weer uitvalt. Feitelijk is er veelal geen sprake geweest van een echte herstelmelding. 

Uitspraak Centrale Raad van Beroep

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft hier onlangs paal en perk aan gesteld. Volgens de CRvB kan een herstelmelding en het meer dan vier weken verrichten van het eigen werk, zonder medisch oordeel van een bedrijfs- of verzekeringsarts over dat herstel, niet leiden tot de conclusie dat de zieke werknemer medisch hersteld kan worden geacht. Dit betekent concreet dat er in dat geval geen nieuwe periode van 104 weken loonbetaling dan wel een nieuwe Ziektewetuitkering ontstaat. 

Tip! Als u als werkgever met een dergelijke situatie wordt geconfronteerd, is het raadzaam het medisch herstel zo snel mogelijk, maar uiterlijk  binnen vier weken te laten beoordelen door een bedrijfs- of verzekeringsarts. De bedrijfs- dan wel verzekeringsarts kan dan bepalen of sprake is van een reële herstelmelding.

Posted in Niet gecategoriseerd

Terugbetalen toeslagen voortaan zonder acceptgiro

Heeft u een teveel aan toeslagen ontvangen van de Belastingdienst, dan moet u het te veel ontvangen bedrag terugbetalen. De Belastingdienst stopt echter stapsgewijs met het versturen van acceptgirokaarten, wat betekent dat u de betaling op een andere manier moet verrichten.

Let op! Per 1 juni 2023 vervalt de mogelijkheid om per acceptgiro te betalen geheel.

Brief met betaalinformatie

Laptop

De acceptgiro wordt vervangen door een brief met betaalinformatie. Hierin staat alle informatie vermeld die u nodig heeft om uw terugbetaling te verrichten. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van internetbankieren.

Goed overnemen gegevens

Het is in uw eigen belang dat u de toegestuurde gegevens goed overneemt. Vermeldt u bijvoorbeeld een fout rekeningnummer, dan kan het zijn dat uw betaling niet bij de Belastingdienst terecht komt met alle gevolgen van dien. Ook het betalingskenmerk is van groot belang om uw betaling te kunnen traceren.

Wat bij twijfel?

Twijfelt u of de brief wel van de Belastingdienst afkomstig is, dan kunt u het rekeningnummer checken. Op de site van de Belastingdienst staan alle rekeningnummers vermeld. Bij vragen kunt u altijd even contact met ons opnemen. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitstel opgaaf UBD ook telefonisch mogelijk

Eerder was al bekend dat het mogelijk is om uitstel te vragen voor de opgaaf Uitbetaalde Bedragen aan Derden (UBD). De Belastingdienst meldt nu dat dit ook telefonisch kan.

Renseigneringsverplichting/opgaaf UBD

Mobiel laptop

Het verplicht doorgeven aan de Belastingdienst van betaalde bedragen aan derden wordt ook wel de renseigneringsverplichting genoemd. Voor de jaren vanaf 2022 zijn inhoudingsplichtigen en bepaalde collectieve beheersorganisaties verplicht uit eigen beweging de betalingen aan natuurlijke personen door te geven (de opgaaf Uitbetaalde Bedragen aan Derden, ook wel opgaaf UBD genoemd). 

Uitzonderingen

Voor bepaalde betalingen geldt een uitzondering, die hoeft u niet door te geven. Dit geldt bijvoorbeeld voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt met btw.

Let op! De Belastingdienst is van mening dat deze uitzondering niet geldt voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een btw-vrijstelling geldt. Ook voor de ondernemer die de kleineondernemersregeling (KOR) toepast, geldt de uitzondering niet.

Uitstel voor het doen van de opgaaf UBD

De opgaaf UBD had u uiterlijk 31 januari 2023 moeten doen. Eerder was als bekend dat het mogelijk was om schriftelijk uitstel te vragen bij het belastingkantoor waaronder u valt. Heeft u de opgaaf UBD nog niet kunnen doen en heeft u nog geen uitstel gevraagd? Vraag dan zo spoedig mogelijk om uitstel. De Belastingdienst meldt nu dat u ook telefonisch contact op kunt nemen met de Belasting Telefoon (0800-0543) met een verzoek om uitstel.  Zij helpen u dan verder met uw uitstelverzoek.

Heeft u nog vragen over de renseigneringsverplichting/opgaaf UBD, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek vrije ruimte in de inkomstenbelasting

Een inwoner van Nederland die werkt voor een werkgever die in Nederland niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, kan in zijn aangifte inkomstenbelasting een bedrag ter grootte van de vrije ruimte in aftrek brengen.

Vrije ruimte werkkostenregeling in de loonbelasting

Euro

Een werkgever kan een werknemer, onder voorwaarden, onbelaste vergoedingen geven door deze aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Deze vrije ruimte bedraagt in 2023 3% over de eerste € 400.000 van de totale loonsom van de werkgever en 1,18% over het bedrag daarboven.

Aftrek vrije ruimte in inkomstenbelasting

Om inwoners van Nederland met een Nederlandse werkgever hetzelfde te behandelen als inwoners van Nederland met een buitenlandse werkgever die niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, is in de inkomstenbelasting een vergelijkbare wettelijke bepaling opgenomen. De Hoge Raad oordeelde in 2022 dat door deze wettelijke bepaling werknemers met een niet-inhoudingsplichtige werkgever de vrije ruimte in aftrek kunnen brengen op hun inkomen in de inkomstenbelasting.

Tip! Deze werknemers kunnen dus in 2023 in principe zonder nadere voorwaarden 3% van hun aan Nederland toe te rekenen brutoloon (tot een maximum van € 400.000, voor het deel van het bruto loon daarboven 1,18%) aftrekken in de inkomstenbelasting.

Let op! Dit geldt alleen als de buitenlandse werkgever niet-inhoudingsplichtig voor de loonbelasting is in Nederland. Of dat wel of niet het geval is, volgt uit de wet op de loonbelasting. Onze adviseurs kunnen u hier meer over vertellen.

Aftrek gerichte vrijstellingen?

In de loonbelasting gelden voor bepaalde vergoedingen ook gerichte vrijstellingen. Als iets gericht vrijgesteld is, kan dit onder voorwaarden onbelast vergoed worden aan een werknemer. Zo is bijvoorbeeld in 2023 de vergoeding van zakelijke reiskosten met een vervoermiddel van de werknemer onbelast tot een bedrag van € 0,21 per kilometer.

Een gerechtshof oordeelde in 2022 dat de inwoner van Nederland met een buitenlandse werkgever die niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, ook de zakelijke kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt in aftrek mag brengen in de aangifte inkomstenbelasting.

Tip! Deze zaak ligt nog voor bij de Hoge Raad. Als de Hoge Raad het oordeel van het gerechtshof bevestigt, betekent dit dat deze werknemers ook bijvoorbeeld hun zakelijke kilometers tegen € 0,21 per kilometer in aftrek kunnen brengen in hun aangifte inkomstenbelasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meldplicht buitenlandse zelfstandigen en detachering buitenlandse werknemers

Buitenlandse werkgevers die tijdelijk werknemers in Nederland laten werken moeten dit melden. Dit geldt ook voor buitenlandse zelfstandigen die tijdelijk in Nederland werken. Nederlandse opdrachtgevers zijn verplicht om te controleren of er gemeld is en of de melding juist is.

EU, EER of Zwitserland

Medisch

De meldingsplicht geldt voor buitenlandse werkgevers of zelfstandigen uit de EU, EER of Zwitserland. Als zij tijdelijk een dienst of opdracht uitvoeren in Nederland moeten zij dit melden via het Nederlandse online meldloket

Let op! De dienstontvanger of opdrachtgever moet controleren of de dienstverrichter of zelfstandige aan zijn meldplicht heeft voldaan en of de melding juist is.

Dienstverrichter

De dienstverrichter voor wie de meldplicht geldt, is een buitenlandse werkgever uit de EU, EER of Zwitserland die tijdelijk:

  • in Nederland met eigen werknemers een dienst of opdracht komt uitvoeren, of
  • vanuit een multinationale onderneming werknemers detacheert naar een vestiging  van hetzelfde bedrijf of concern in Nederland, of
  • als buitenlandse uitzendondernemer uitzendkrachten ter beschikking stelt voor werkzaamheden in Nederland.

Zelfstandige

Voor zelfstandigen geldt de meldplicht alleen als zij werkzaam zijn in een aantal aangewezen sectoren in onder meer de bouw, schoonmaak, voedingsindustrie, metaal, zorg, glazenwasserij en land- en tuinbouw. Meer informatie hierover vindt u op de website postedworkers.nl op de pagina zelfstandigen.

Tip! De transportsector kent enkele uitzonderingen op de meldingsregels.

Melden

De melding moet plaatsvinden vóór de start van de werkzaamheden in Nederland. De gegevens die nodig zijn voor de melding zijn opgenomen in de checklist buitenlandse werkgevers en de checklist buitenlandse zelfstandigen

Tip! Soms geldt een beperkte meldingsplicht en hoeft maar één keer per jaar een melding plaats te vinden (jaarmelding).

Tip! Voor bepaalde incidentele werkzaamheden hoeft niet gemeld te worden. Voorbeelden zijn zakelijke besprekingen, dringend onderhoud en reparaties of het bijwonen van congressen. Deze uitzondering geldt niet voor zelfstandigen of bij detachering van een werknemer met een nationaliteit van een land buiten de EU, EER of Zwitserland.

Toezicht en boete

De Nederlandse arbeidsinspectie controleert of voldaan wordt aan de meld- en controleplicht. Als blijkt dat niet voldaan is aan de meldingsplicht, kunnen zowel de dienstverrichter/zelfstandige als de dienstontvanger/opdrachtgever een boete krijgen. 

Tip! Bent u meldings- of controleplichtige of twijfelt u hierover? Neem dan contact op met een van onze adviseurs voor meer informatie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoeveel lage-inkomensvoordeel, LIV, in 2023?

Het plan om het lage-inkomensvoordeel (LIV) ook in 2023 te verhogen, gaat niet door. Wat worden nu de nieuwe bedragen voor 2023 en wat scheelt dat met 2022?

Lage-inkomensvoordeel

Horeca

Het LIV is een tegemoetkoming voor werkgevers met werknemers in dienst die tussen de 100 en 125% van het minimumloon verdienen. Alle voorwaarden voor het LIV zijn: 

  • De werknemer voldoet aan een vastgesteld gemiddeld uurloon (gebaseerd op minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon).
  • De werknemer is verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
  • Er is sprake van een substantiële baan (minimaal 1.248 verloonde uren per kalenderjaar).
  • De werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Cijfers 2023

Het LIV per werknemer per uur gaat in 2023 € 0,49 bedragen. Het maximale LIV per werknemer kan in 2023 oplopen tot € 960. 

Let op! De bedragen voor 2023 ontvangt u pas na afloop van het jaar, dus in 2024.

Gemiddeld uurloon

Het gemiddelde uurloon voor het LIV voor 2023 moet gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 12,04, maar mag niet meer zijn dan € 15,06.

Cijfers 2022

Dit jaar ontvangt u wel het LIV voor 2022. Dat bedroeg € 0,78 per werknemer per uur. Het maximum voor 2022 kan oplopen tot € 1.520 per werknemer per jaar.

Let op! Het LIV 2024 (uitbetaling in 2025) is waarschijnlijk het laatste jaar dat deze tegemoetkoming geldt. Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de afschaffing van het LIV per 1 januari 2025 wordt opgenomen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe milieu- en energielijst beschikbaar

De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft de nieuwe milieulijst en de nieuwe energielijst voor 2023 gepubliceerd. Ondernemers die investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen die op deze lijsten voorkomen, kunnen in aanmerking komen voor de milieu- of energie-investeringsaftrek.

Milieulijst

Fabriek

De milieulijst bestaat uit milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen waarvan de overheid de aanschaf wil stimuleren. Omdat deze bedrijfsmiddelen in de regel duurder zijn dan minder milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen, kunnen ondernemers hierop via de milieu-investeringsaftrek (MIA) extra afschrijven. Voor sommige bedrijfsmiddelen kan willekeurig worden afgeschreven via de Vamil (willekeurige afschrijving milieu-investeringen).

Energielijst

De energielijst bevat energievriendelijke bedrijfsmiddelen. Ook deze zijn in de regel duurder dan minder energievriendelijke bedrijfsmiddelen. Daarom kan ook op deze bedrijfsmiddelen extra worden afgeschreven, in dit geval via de energie-investeringsaftrek (EIA).

Wijzigingen

Zowel de milieulijst als de energielijst bevatten een opsomming van nieuwe productiemiddelen die op de lijst staan, als van vervallen productiemiddelen die dit jaar niet meer op lijsten voorkomen. Een voorbeeld van een nieuw productiemiddel op de milieulijst zijn distributiekabels met mantels van gerecycled materiaal. Nieuw op de energielijst is bijvoorbeeld de elektrische koeling op koel/vries-wegtransport.

Hoeveel?

Voor productiemiddelen op de milieulijst kan een ondernemer 27%, 36% of 45% MIA krijgen, afhankelijk van het bedrijfsmiddel. Dit betekent dat de ondernemer dit percentage van de investering extra ten laste van de winst kan brengen. Voor productiemiddelen die op de energielijst staan, is dit in alle gevallen 45,5%. Daarnaast is voor bepaalde bedrijfsmiddelen op de milieulijst de Vamil van toepassing. Dit betekent dat op deze bedrijfsmiddelen tot 75% willekeurig, meestal sneller, kan worden afgeschreven. Dit kan een rente-, liquiditeits- en/of tariefvoordeel opleveren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Overzicht steunmaatregelen energie

De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) verstrekt op een aparte pagina op RVO.nl een overzicht van alle steunmaatregelen die de overheid getroffen heeft vanwege de gestegen energieprijzen.

Via deze site kunnen ondernemers onder meer aangeven dat ze blijvend geïnformeerd willen worden over eventuele ontwikkelingen inzake de TEK (Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb).

Wijzigingen 2023

Gas

De site bevat ook een link naar alle wijzigingen die sinds 2023 van kracht zijn. Dit betreft onder meer de introductie van het energieplafond en de aanscherping van de CO2-heffing voor de industrie.

Fiscale regelingen

Onderdeel van de site zijn ook een aantal fiscale regelingen, zoals de energie-investeringsaftrek (EIA). Via de EIA kunt u in 2023 45,5% van een energiebesparende investering extra in aftrek brengen op de winst. De investering moet dan wel op de Energielijst staan. Ook deze kunt u vinden op de site.

Financieringsregelingen

U treft eveneens financieringsregelingen gericht op energiebesparing aan op de site. Over onder meer de nieuwe regeling BMKB Groen is informatie te vinden. Deze regeling is een verruiming van de bestaande BMKB-regeling en alleen beschikbaar voor bedrijven met maximaal 250 personeelsleden.

Energie besparen

Een ander onderdeel van de site is specifiek gericht op de mogelijkheden om energie te besparen. Hier worden tips gegeven over het besparen van energie, mét en zonder extra investeringen. Dit onderdeel gaat ook in op de wettelijke verplichtingen inzake energiebesparing én op de informatieplicht hieromtrent.

Let op! Zodra er meer bekend is over de concrete invulling van de nieuwe energieregelingen, zullen wij u informeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer subsidie emissieloze vrachtautos en bouwmachines

Er is in 2023 extra subsidie beschikbaar voor emissieloze vrachtauto’s en bouwmachines. De subsidieregelingen AanZet, SSEB en SEBA zijn hiertoe aangepast.

AanZet, SSEB, SEBA

Graafmachine

Via de Aanschafsubsidieregeling zero-emissie trucks (AanZET), Subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel (SSEB) en de Subsidieregeling emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA) kunnen ondernemers subsidie krijgen voor de aanschaf van emissieloze trucks, bouwmaterieel en bedrijfsauto’s. Op grond van de SSEB worden ook subsidies verstrekt voor de innovatie rondom emissieloos materieel en voor de ombouw naar emissiearm of emissieloos bouwmaterieel.

Duurder dan diesel

De subsidie SSEB komt tegemoet in de extra kosten van emissieloos materieel ten opzichte van materieel dat werkt op diesel. Daarom kan bijvoorbeeld via de SSEB tot 40% van de meerkosten vergoed worden via subsidie.

Correctie MIA

Omdat vrijwel al het emissieloze bouwmaterieel ook in aanmerking komt voor de milieu-investeringsaftrek (MIA), wordt de SSEB-subsidie hiervoor gecorrigeerd. De correctie vindt plaats via een forfaitaire aftrek van 11,25% van de investeringskosten.

Aanvragen

De omvang van de AanZet subsidie bedraagt voor 2023 € 30 miljoen, voor de SSEB € 60 miljoen en voor de SEBA € 33 miljoen.

De subsidieregeling AanZet kunt u aanvragen vanaf 4 april 2023, de SSEB vanaf 9 mei 2023. De SEBA kunt u nu al aanvragen. Alle aanvragen en de uitvoering ervan verlopen via de RVO.

Posted in Niet gecategoriseerd

Korting bij betaling voorlopige aanslag inkomstenbelasting ineens

De Belastingdienst is begonnen met het verzenden van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2023. Betaalt u deze aanslag op tijd in één keer, dan krijgt u een betalingskorting.

Betalingskorting

Korting IB

Als u uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2023 in één keer betaalt voor de uiterste betaaldatum van de eerste termijn, dan mag u een betalingskorting op het te betalen bedrag in mindering brengen. De hoogte van deze korting wordt berekend over de helft van het bedrag dat u moet betalen, vermenigvuldigd met het percentage van de invorderingsrente. Dit percentage bedraagt momenteel 2%. De periode waarover de korting wordt berekend loopt van de uiterste betaaldatum van de eerste termijn tot het einde van 2023.

Tip! U hoeft de betalingskorting niet zelf te berekenen. Op uw voorlopige aanslag ziet u of u korting krijgt en hoe hoog deze korting is.

Betaal wel alles op tijd

De gehele voorlopige aanslag moet door de Belastingdienst ontvangen zijn op de datum die op uw aanslag staat bij ‘eerste vervaldag’. Is het bedrag op die dag niet ontvangen door de Belastingdienst? Dan heeft u geen recht op betalingskorting. Hetzelfde geldt als u maar een deel van de voorlopige aanslag op die datum betaald heeft. U heeft in die situatie ook geen recht op een gedeeltelijke betalingskorting.

Let op! Voor de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2023 is de betalingskorting helaas afgeschaft. U kunt dus geen kortingsbedrag meer in mindering brengen als u de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2023 in één keer betaalt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer duidelijkheid over belastbaarheid laadpaal

De Belastingdienst heeft meer duidelijkheid geboden over de eventuele belastbaarheid van een laadpaal ten behoeve van het opladen van een (semi)elektrische auto. Wat geldt er voor een elektrische auto van de zaak en wat geldt er voor een elektrische privéauto?

Auto van de zaak

Laadpaal

Een laadpaal die is geïnstalleerd bij de woning van de werknemer is onbelast als het een auto van de zaak betreft. Het is daarbij niet van belang of de bijtelling van toepassing is. Is deze niet van toepassing omdat de werknemer niet meer dan 500 kilometer privé met de auto rijdt, dan is de laadpaal dus eveneens onbelast.

Elektra

De vergoeding voor elektra voor de auto van de zaak is eveneens onbelast als werkgever en werknemer hebben afgesproken dat de werknemer het daadwerkelijke verbruik tegen integrale kostprijs doorberekent aan de werkgever. De kosten van een meter om het feitelijk verbruik vast te stellen behoren ook tot de kostprijs en kunnen dan dus ook onbelast worden vergoed.

Vaste vergoeding?

Een vaste vergoeding voor elektra voor de auto van de zaak is in beginsel niet mogelijk. Dit is alleen anders als aannemelijk gemaakt kan worden dat de vergoeding gelijk is aan de integrale kostprijs die de werknemer betaalt aan zijn energiemaatschappij.

Privéauto

Een vergoeding voor een laadpaal of elektra ten behoeve van de privéauto van een werknemer is loon en dus belast als hierdoor de vergoeding per kilometer meer dan € 0,21/km (2023) gaat bedragen. Deze kosten worden namelijk geacht in te zijn begrepen in de kilometervergoeding van maximaal € 0,21.

Let op! Bovenstaande regels gelden ook voor de elektrische auto van de dga. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Maak bezwaar tegen aanslag met box 3-heffing

Ontvangt u een definitieve aanslag inkomstenbelasting met een box 3-heffing? Laat dan beoordelen of bezwaar maken zinvol is. Op dit moment geldt voor deze aanslagen geen zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat u individueel moet procederen en niet kunt aansluiten bij andere gerechtelijke procedures.

Automatisch rechtsherstel

Juridisch

De Belastingdienst legt op dit moment volop definitieve aanslagen inkomstenbelasting op waarin box 3-inkomen is opgenomen. Dit betreft aanslagen over de jaren tot en met 2021. Later dit jaar volgen ook de aanslagen over 2022. 

Bij het opleggen van de aanslagen vergelijkt de Belastingdienst het box 3-inkomen berekend volgens de wet met het box 3-inkomen berekend volgens het rechtsherstel. Met de laagste uitkomst van deze twee wordt in uw definitieve aanslag inkomstenbelasting gerekend. Op die manier wordt het rechtsherstel automatisch toegepast.

Beoordelen van de aanslagen is belangrijk!

Het beoordelen van de definitieve aanslagen inkomstenbelasting is belangrijk. Zo kan uw werkelijke behaalde rendement bijvoorbeeld (sterk) afwijken van het door de Belastingdienst berekende box 3-inkomen. En soms kan een andere verdeling van het box 3-inkomen tussen u en uw partner tot een gunstiger resultaat leiden. Laat uw definitieve aanslagen daarom altijd beoordelen. Doe dit wel snel, u heeft namelijk vanaf de dagtekening van de aanslag maar zes weken om een bezwaar in te dienen.

Tip! Als zes weken te kort is om een goed gemotiveerd bezwaar in te dienen, kan ook een zogenaamd pro-forma bezwaar worden ingediend. Een dergelijk bezwaar wordt wel op tijd ingediend (dat wil zeggen binnen zes weken), maar hierin wordt om uitstel gevraagd voor de motivatie van het bezwaar.

Individueel procederen

Op dit moment geldt voor de vragen die spelen rondom het rechtsherstel box 3 geen zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat u individueel moet procederen en niet kunt aansluiten bij andere gerechtelijke procedures. Wat dit voor uw situatie betekent, bespreken wij graag met u.

Let op! De verwachting is dat er bijzonder veel bezwaarschriften tegen de box 3-heffing ingediend gaan worden. Het is mogelijk dat het ministerie daarom op een later tijdstip alsnog besluit om een massaalbezwaarprocedure in te richten.

Vragen?

Heeft u vragen over uw eigen specifieke situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verzoek uitstel renseigneringsverplichting/opgaaf UBD mogelijk

Betaalde u in 2022 bedragen aan natuurlijke personen? Dan moet u die bedragen uiterlijk 31 januari 2023 aan de Belastingdienst doorgeven, mits er geen uitzondering geldt. De Belastingdienst heeft toegezegd soepel om te gaan met verzoeken om uitstel voor het voldoen aan de renseigneringsverplichting.

Renseigneringsverplichting

Laptop

Het verplicht doorgeven van de betaalde bedragen aan de Belastingdienst wordt ook wel de renseigneringsverplichting genoemd. Voor de jaren vanaf 2022 zijn inhoudingsplichtigen en bepaalde collectieve beheersorganisaties verplicht uit eigen beweging de betalingen aan natuurlijke personen door te geven (de opgaaf Uitbetaalde Bedragen aan Derden, ook wel opgaaf UBD genoemd). Aan deze verplichting moet uiterlijk 31 januari 2023 worden voldaan als het gaat om betalingen in 2022.

Uitzonderingen

Voor bepaalde betalingen geldt een uitzondering, die hoeft u niet door te geven. Dit geldt bijvoorbeeld voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt met btw.

Let op! De Belastingdienst is van mening dat deze uitzondering niet geldt voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een btw-vrijstelling geldt. Ook voor de ondernemer die de kleineondernemersregeling (KOR) toepast, geldt de uitzondering niet. De betalingen die u in 2022 deed aan deze natuurlijke personen moet u daarom ook uiterlijk 31 januari 2023 doorgeven aan de Belastingdienst.

Uitstel voor het doen van de opgaaf UBD

Lukt het niet om uiterlijk 31 januari 2023 de opgaaf UBD te doen? Dan kunt u bij het belastingkantoor waaronder u valt om uitstel vragen. U moet daarbij wel de reden vermelden waarom u uitstel nodig heeft. De Belastingdienst heeft toegezegd soepel om te gaan met verzoeken om uitstel voor het doen van de opgaaf UBD. 

Tip! Weet u niet precies welk belastingkantoor u moet aanschrijven? Op bijvoorbeeld de aangiftebrief loonheffingen of de uitnodiging om opgaven UBD te doen staat het betreffende belastingkantoor vermeld.

Heeft u nog vragen over de renseigneringsverplichting, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Posted in Niet gecategoriseerd

Rentevergoeding over te veel betaalde box 3-heffing

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de Belastingdienst een passende rentevergoeding moet geven aan een belastingplichtige die te veel box 3-heffing betaalde over de jaren 2017 en 2018.

Kerstavondarrest box 3

Munten

De Hoge Raad oordeelde op 24 december 2021 (hierna het Kerstavondarrest) dat de wijze van belastingheffing in box 3 in strijd is met het Eerste Protocol bij het EVRM. Vanwege die strijdigheid moest in dat geval het inkomen uit sparen en beleggen op het lagere werkelijke rendement worden gesteld.

Voor degenen die tijdig bezwaar maakten tegen de box 3-heffing en voor degenen van wie de aanslagen op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden, is op basis van de massaalbezwaarprocedure rechtsherstel verleend voor de jaren 2017 tot en met 2021. Dit proces is inmiddels in gang gezet.

Rentevergoeding

In de door het gerechtshof besliste zaak was de vraag of ook recht op rentevergoeding bestaat als de Belastingdienst naar aanleiding van het Kerstavondarrest de box 3-heffing vermindert. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze vraag positief beantwoord.

In deze zaak werd de grondslag box 3 verminderd tot nihil. De belastingplichtige stelde zich op het standpunt dat zij ook recht had op een rentevergoeding over de periode dat de Belastingdienst over de te veel betaalde box 3-heffing heeft beschikt. Hoewel volgens de Nederlandse wetgeving geen recht bestaat op een rentevergoeding, is dat volgens het gerechtshof wel het geval op basis van het Europese recht: indien sprake is van schending van het EVRM, wordt door het EHRM (Europese Hof voor de rechten van de mens) een rentevergoeding toegekend. Voor de berekening van die rentevergoeding moet dan worden aangesloten bij de Nederlandse wetgeving, aldus het gerechtshof. Daarom had de belastingplichtige wel recht op een rentevergoeding.

Berekening rente

Het gerechtshof sluit voor de berekening (en de hoogte van het rentepercentage) in dit geval aan bij de belastingrenteregeling. Volgens het gerechtshof volgt uit de rechtspraak van het Hof van Justitie dat rente moet worden vergoed vanaf de dag na betaling van de onverschuldigde box 3-heffing tot en met de dag voorafgaand aan terugbetaling.

Verzoek om rente

Krijgt of kreeg u rechtsherstel box 3 voor de jaren vanaf 2017 en is de verschuldigde belasting daarom verminderd? Verzoek de Belastingdienst dan om een rentevergoeding. Wij kunnen u hierbij van dienst zijn. De verwachting is dat de staatssecretaris beroep in cassatie instelt om het oordeel van de Hoge Raad te vernemen. Of u daadwerkelijk recht heeft op rentevergoeding, is op dit moment daarom nog afwachten.

Let op! Het is nog niet duidelijk of voor aanslagen die al onherroepelijk vaststaan, in een verzoek om ambtshalve vermindering alsnog om rente verzocht kan worden. Ook is niet duidelijk of voor onherroepelijk vaststaande aanslagen over het jaar 2017 nog om rente verzocht kan worden. Voor die aanslagen is het inmiddels, vanwege het verstrijken van de vijfjaarstermijn, in ieder geval niet meer mogelijk om een verzoek om ambtshalve vermindering te doen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Let op bij de schenking voor eigen woning

Schenkt u in 2023 voor een eigen woning of schonk u in het verleden voor een eigen woning? Let dan goed op, vanaf 2023 is schenking nog maar beperkt mogelijk. Met een aantal punten bij de schenking van ouders aan kinderen heeft de staatssecretaris onlangs wel toegezegd soepel om te gaan.

Schenking in 2023 van ouder aan kind

Woning

De schenkingsvrijstelling voor een eigen woning, ook wel de jubelton genoemd, is in 2023 verlaagd. Schenkt u voor het eerst in 2023 een bedrag voor een eigen woning aan uw kind(eren), dan bedraagt de maximale schenkingsvrijstelling € 28.947. Het is dan echter slimmer om een beroep te doen op een andere eenmalige vrijstelling. Deze bedraagt in 2023 namelijk ook €  28.947 én deze is vrij besteedbaar. Aangezien u maar van één van beide vrijstellingen gebruik kunt maken, is het daarom beter om voor deze vrij besteedbare schenkingsvrijstelling te kiezen.

Let op! Ook voor deze vrij besteedbare schenking gelden voorwaarden. Informeer naar deze voorwaarden.

Gelijke behandeling

Kiest u per abuis als ouder toch voor de schenkingsvrijstelling eigen woning, dan heeft de staatssecretaris onlangs een toezegging gedaan: een schenking in de relatie ouders/kinderen, waarbij in de aangifte schenkbelasting 2023 een beroep wordt gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning, wordt hetzelfde behandeld als de eenmalige verhoogde vrijstelling zonder bestedingseis.

Nogmaals schenkingsvrijstelling na ontbinding schenking

In de schenkingsovereenkomst voor de eigen woning is veelal opgenomen dat de schenking ontbonden wordt als deze niet besteed wordt aan de in de wet opgenomen bestedingsmogelijkheden voor de eigen woning. De ontvanger van de schenking heeft in de twee kalenderjaren ná de eerste schenking de tijd om de schenking te besteden. Gebeurt dat niet, dan wordt de schenking volgens de afspraak in de schenkingsovereenkomst ontbonden. De ontvanger moet het geschonken bedrag dan terugbetalen en een melding hiervan doen bij de Belastingdienst.

Tip! De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat na zo’n ontbinding opnieuw een beroep gedaan kan worden op de schenkingsvrijstelling eigen woning of de eenmalige verhoogde vrijstelling van ouders aan kinderen.

Voorbeeld
In 2022 heeft u een bedrag van € 106.671 aan uw kind geschonken voor een eigen woning. In de schenkingsovereenkomst nam u op dat de schenking vervalt als uw kind dit bedrag niet vóór 2025 besteed aan één van de in de wet opgenomen bestedingsmogelijkheden voor de eigen woning. Uw kind besteedt het bedrag niet vóór 2025 aan zo’n bestedingsmogelijkheid. Dit betekent dat de schenking geheel vervalt. Uw kind betaalt het bedrag geheel aan u terug en meldt vóór 1 juni 2025 bij de Belastingdienst dat niet is voldaan aan de voorwaarden van de vrijstelling. De staatssecretaris keurt goed dat u daarna opnieuw een beroep kunt doen op de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen. Hiervoor moet op het moment van die nieuwe schenking dan wel voldaan worden aan alle voorwaarden voor die vrijstelling.

Let op! Als u niet voldoet aan alle voorwaarden die de staatssecretaris opneemt voor de goedkeuring, kunt u niet opnieuw een beroep doen op de vijstelling. Laat u daarom adviseren over die voorwaarden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanvragen definitieve berekening NOW uiterlijk 22 februari

Heeft u in de derde, vierde, vijfde en/of zesde periode de tegemoetkoming NOW aangevraagd, dan moet u uiterlijk op 22 februari 2023 uw definitieve aanvraag indienen. De definitieve aanvragen moet u indienen bij het UWV.

NOW

Laptop

De NOW (Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid) is een tegemoetkoming in de loonkosten voor werkgevers die tijdens de coronacrisis geconfronteerd werden met forse omzetverliezen. De NOW werd in eerste instantie verstrekt als voorschot, op basis van het geschatte omzetverlies. 

Definitie omzetverlies

Nu uw definitieve omzetverlies bekend is, moet de definitieve NOW aangevraagd worden. Dit moet voor de derde tot en met de zesde periode van de NOW uiterlijk op 22 februari 2023 gebeuren. 

Het betreft de periodes:

  • Oktober t/m december 2020: NOW derde periode)
  • Januari t/m maart 2021 (NOW vierde periode)
  • April t/m juni 2021 (NOW vijfde periode)
  • Juli t/m september 2021 (NOW zesde periode)

Aanvragen

Het aanvragen van de definitieve berekening van de NOW doet u digitaal bij het UWV. Aanvragen kan mét en zonder gebruik te maken van eHerkenning.

Derdenverklaring of accountantsverklaring

In bepaalde gevallen heeft u een derdenverklaring of een accountantsverklaring nodig. Een derdenverklaring is nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 40.000 of meer bedraagt. U heeft een accountantsverklaring nodig als uw voorschot of definitieve tegemoetkoming € 125.000 of meer bedraagt.

Tip! Met de NOWchecker op de site van het UWV kunt u uitrekenen hoe hoog uw definitieve tegemoetkoming ongeveer wordt. Zo kunt u zien of u een accountantsverklaring of derdenverklaring nodig heeft. Voor een exacte berekening kunt u terecht bij een van onze adviseurs.

Tip! Een dergelijke verklaring kost tijd. Wacht hier dus niet te lang mee.

Definitieve berekening

Op basis van uw werkelijke omzetverlies wordt uw definitieve tegemoetkoming NOW berekend. Dit kan leiden tot een nabetaling of tot een terugbetaling. In het laatste geval is het mogelijk een betalingsregeling af te spreken met het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Auto en fiscus 2023

Fiscaal vriendelijk rijden wordt steeds lastiger, nu de autobelastingen de laatste jaren zijn aangescherpt. Het kan nog wel, maar de voordelen zijn voor een steeds kleinere groep beschikbaar. In deze advieswijzer een blik op de fiscale toekomst van de auto.

Rijdt u in een milieuvriendelijke auto, dan heeft u kunnen genieten van een groot aantal fiscale voordelen. De afgelopen jaren zijn deze voordelen steeds verder teruggeschroefd. Hoewel nog beperkter, kunt u ook in 2023 gebruikmaken van een aantal fiscale voordelen.

Bijtelling privégebruik auto

Auto

Voor de meeste nieuwe auto’s van de zaak waarmee ook privé wordt gereden, geldt vanaf 2017 een standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde (inclusief btw en bpm). Alleen voor nieuwe auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een korting op de bijtelling. Die korting geldt in de maand van tenaamstelling en in de volgende 60 volle maanden. Daarna wordt de bijtelling jaarlijks opnieuw bepaald aan de hand van de dan geldende tarieven. Auto’s zonder uitstoot die in 2018 op kenteken zijn gezet, kennen in een deel van 2023 nog bijtelling van 4%. In de loop van 2023 zal voor deze auto’s de bijtelling moeten worden herzien op basis van de regels van 2023 (zie hierna). 

2019

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2019 op naam zijn gesteld, geldt die lagere bijtelling van 4% tot een cataloguswaarde van € 50.000 en 22% over het meerdere. Auto’s zonder CO2-uitstoot op waterstof hebben een bijtelling van 4% over de gehele cataloguswaarde.

2020

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2020 op naam zijn gesteld geldt een lagere bijtelling van 8%  tot een cataloguswaarde van € 45.000 en 22% over het meerdere. Deze bijtelling geldt ook voor auto’s op waterstof, maar ook nu over de gehele cataloguswaarde.

2021

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2021 op naam zijn gesteld geldt  een lagere bijtelling van 12% over een cataloguswaarde van € 40.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2021 een bijtelling van 12% over de gehele cataloguswaarde.

2022

Voor elektrische auto’s die in het jaar 2022 op naam zijn gesteld geldt  een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 35.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2022 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde.

2023

Voor elektrische auto’s die in 2023 op naam zijn of worden gesteld, geldt een lagere bijtelling van 16% over een cataloguswaarde van € 30.000 en 22% over het meerdere. Voor auto’s op waterstof en zonnecelauto’s geldt in 2023 een bijtelling van 16% over de gehele cataloguswaarde. Voor nieuwe auto’s gelden in 2023 de volgende bijtellingspercentages en CO2-grenzen:

Soort auto  Bijtelling  CO2-uitstoot 
Elektrisch  16% tot € 30.000/22% over meerdere 
Waterstof  16% 
Zonnecel  16% 
Overig 22%  >0 

Het aanscherpen van de CO2-grenzen heeft niet tot gevolg dat u elk jaar met een nieuw bijtellingspercentage wordt geconfronteerd. Een vastgesteld percentage blijft voor alle auto’s gedurende 60 maanden geldig. Na deze periode wordt de bijtelling vastgesteld aan de hand van de dan geldende percentages.

Let op! Een auto met datum eerste toelating tot de weg van uiterlijk 31 december 2016 krijgt na 60 maanden geen bijtelling van 22%, maar van 25%. Dit is alleen anders als het een auto betreft die geen CO2 uitstoot. Auto’s die geen CO2 uitstoten, krijgen in 2023 een korting van 6% op de normale bijtelling tot een cataloguswaarde van €30.000. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor een elektrische auto uit 2016 in 2023 een bijtelling geldt van 19% (25% -/- 6%) tot een cataloguswaarde van € 30.000. Daarboven is de bijtelling 25%. Voor een elektrische auto die in 2017 voor het eerst op kenteken is gezet, gaat in 2023 een bijtelling gelden van 16% (22% -/- 6%) tot een cataloguswaarde van €30.000 en van 22% over het meerdere. Auto’s die de periode van 60 maanden achter de rug hebben, lopen dus jaarlijks mee met de wettelijke wijzigingen in de bijtelling.

Tip! Voor ondernemers in de inkomstenbelasting blijft de bijtelling beperkt tot maximaal het bedrag dat in een jaar aan autokosten ten laste van de winst is gebracht.

Vanaf 2026

Vanaf 2026 is er nog maar één bijtellingspercentage van 22% en is er dus geen voordeel meer voor auto’s zonder CO2-uitstoot. Tot die tijd wordt de bijtelling voor auto’s zonder CO2-uitstoot in 2025 nog één maal verhoogd van 16% naar 17% over de eerste €30.000 van de cataloguswaarde. Uiteraard geldt dit niet voor auto’s van voor die datum die nog in hun 60-maandentermijn zitten.

Minder dan 500 kilometer?

Een bijtelling kan overigens helemaal achterwege blijven indien u kunt bewijzen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto heeft gereden. Woon-werkkilometers worden daarbij gezien als zakelijk, ook als u thuis gaat lunchen.

Let op! Is uw auto ouder dan 15 jaar? Dan bedraagt de standaardbijtelling niet 22% van de cataloguswaarde, maar 35% van de waarde in het economisch verkeer.

Milieu-investeringsaftrek

Er bestaat in 2023 geen recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor personenauto’s, wel voor bestelauto’s. Voor de waterstofpersonenauto heeft u recht op maximaal 75% willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (VAMIL) over een bedrag van maximaal € 75.000. In 2023 geldt de milieu-investeringsaftrek (MIA) van 45% over een bedrag van maximaal € 75.000 voor de waterstofpersonenauto en de milieu-investeringsaftrek van 36% voor de zonnecelpersonenauto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km.

Willekeurige afschrijving (WKA)

In 2023 geldt voor de aanschaf van nieuwe bedrijfsmiddelen een eenmalige mogelijkheid om maximaal 50% van de aanschafkosten willekeurig af te schrijven. Een deel van de afschrijving wordt daarmee naar voren gehaald, waardoor het fiscale voordeel van de afschrijving eerder kan worden geëffectueerd. Deze willekeurige afschrijving geldt voor personenauto’s echter alleen voor auto’s die worden gebruikt in het beroepspersonenvervoer (bijvoorbeeld taxi’s) en voor auto’s zonder CO2-uitstoot (inclusief elektrische auto’s). Nieuwe bestelauto’s (ongeacht hun brandstof) komen hiervoor ook in aanmerking.

Elektrische bestelauto: MIA

Voor een elektrische bestelauto heeft u recht op 45% MIA. Het bedrijfsmiddel komt echter voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 11.000 in aanmerking voor de MIA. Voor een elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus MIA over € 39.000. Voor een waterstofbestelauto heeft u ook recht op 45% MIA. U krijgt MIA over een investeringsbedrag van maximaal € 125.000.

Onderstaand de regelingen op een rij.

Soort auto  MIA %  Vamil  Maximaal investeringsbedrag   WKA 2023
Elektrische personenauto  Nee  Nee  n.v.t.  Ja 
Waterstofpersonenauto  34%  Ja  € 75.000  Ja 
Zonnecelpersonenauto  36%  Nee  € 100.000  Ja 
Elektrische bestelauto  45%  Nee  geen; wel € 11.000 aftrek  Ja 
Waterstofbestelauto  36%  Nee  € 125.000  Ja 

Oplaadstation

Ook voor het oplaadstation van uw elektrisch aangedreven auto die op uw eigen bedrijfsterrein staat, geldt in 2023 de MIA. Het aftrekpercentage voor het oplaadstation bedraagt 45%. Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA/VAMIL, tenzij deze samen met de elektrische (bestel)auto worden aangemeld.

Melding RVO

Om in aanmerking te komen voor MIA en/of Vamil, is een tijdige melding van de investering bij RVO noodzakelijk. De investering moet worden gemeld binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting. Het moment van ingebruikname of facturering is daarbij niet van belang.

Motorrijtuigenbelasting

De hoogte van de motorrijtuigenbelasting (mrb) is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de CO2-uitstoot van uw auto. Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km geldt tot 2025 een vrijstelling. Voor plug-in hybrides met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gr/km geldt tot 2025 een halftarief (dat wil zeggen de helft van het tarief dat voor een gewone personenauto geldt).

Ondernemers betalen voor een bestelauto die op diesel rijdt minder mrb. Voorwaarde is dat de bestelauto meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. Dit moet u desgevraagd aannemelijk kunnen maken, maar een kilometeradministratie is niet vereist.

Bpm

Als uw auto op kenteken wordt gezet, wordt bpm geheven. De hoogte van de bpm is voor personenauto’s gebaseerd op de CO2-uitstoot. Tot 2025 geldt nog een vrijstelling bpm voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Voor personenauto’s waarvoor geen vrijstelling geldt, is de bpm hoger naarmate de CO2-uitstoot groter is.

Tip! Ondernemers kunnen voor een bestelauto een beroep doen op een vrijstelling bpm. De belangrijkste voorwaarde is dat meer dan 10% van de jaarlijks gereden kilometers zakelijke kilometers zijn. Deze vrijstelling wordt per 2025 afgeschaft.

Tot slot

Het aanschaffen van een energiezuinige auto levert ook in 2023 nog een aantal fiscale voordelen op. Over deze fiscale voordelen in het algemeen heeft u in deze advieswijzer kunnen lezen. Neem voor uw specifieke situatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Landbouwnormen 2022 gepubliceerd

De Belastingdienst heeft de landbouwnormen voor het jaar 2022 bekendgemaakt. Deze normen gelden alleen voor ondernemers en alleen voor agrarische activiteiten in Nederland.

Ondernemers moeten de normen gebruiken om de jaarwinst van het bedrijf te bepalen en moeten deze aangeven in de aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.

Uitzondering: Biologische land- en tuinbouw

Tractor

Voor de biologische land- en tuinbouw zijn er geen aparte normen. De reden hiervoor is dat de bedrijven in deze sector te verschillend zijn om normen voor te ontwikkelen. 

Onderverdeling

De landbouwnormen bevatten een onderverdeling in veehouderij, land- en tuinbouw en agrarische bedrijfsgebouwen, landbouwmachines en productierechten. Er is per sector een verdere onderverdeling te vinden, zoals voor de veehouderij in bijvoorbeeld varkens, schapen en konijnen. Ook is er een apart hoofdstuk met normbedragen voor privéonttrekkingen.

Voorbeeldberekeningen

Een belangrijk onderdeel van de landbouwnormen is de waardebepaling van agrarische goederen. Deze is vanwege de diverse situaties erg gedetailleerd. Om toepassing ervan te vereenvoudigen bevatten de landbouwnormen ook verschillende uitgewerkte voorbeeldberekeningen.

Afwijken mag, mits onderbouwd

De landbouwnormen zijn opgesteld in samenwerking met vertegenwoordigers van agrarische brancheorganisaties. Toch kunt u van de normen afwijken als u van mening bent dat deze in uw situatie geen goed beeld geven van de waarde van uw bedrijfsmiddelen. U dient dit dan wel aan te geven in uw aangifte en te onderbouwen waarom u afwijkt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingdienst: ook betalingen aan btw-vrijgestelde ondernemers opgeven

Betaalde u in 2022 bedragen aan natuurlijke personen? Dan moet u die bedragen uiterlijk 31 januari 2023 aan de Belastingdienst doorgeven, mits er geen uitzondering geldt. Zo’n uitzondering geldt volgens de Belastingdienst in ieder geval niet voor betalingen aan btw-vrijgestelde ondernemers.

Renseigneringsverplichting

Klok

Het verplicht doorgeven van de betaalde bedragen aan de Belastingdienst wordt ook wel de renseigneringsverplichting genoemd. Voor de jaren vanaf 2022 bent u verplicht uit eigen beweging de betalingen aan natuurlijke personen door te geven. De verplichting geldt voor twee groepen administratieplichtigen:

  • inhoudingsplichtigen, ofwel (rechts)personen met een loonheffingennummer, en
  • bepaalde collectieve beheersorganisaties (cbo’s).

Uitzondering bij uitreiking van factuur met btw

Voor bepaalde betalingen geldt een uitzondering, die hoeft u niet door te geven. Dit geldt bijvoorbeeld voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt met btw.

Geen uitzondering bij btw-vrijstelling

De Belastingdienst is van mening dat deze uitzondering echter niet geldt voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een btw-vrijstelling geldt. Ook niet als die natuurlijke persoon een factuur uitreikte in 2022. Deze betalingen moet u volgens de Belastingdienst daarom uiterlijk 31 januari 2023 doorgeven.

Let op! Ook voor de ondernemer die de kleineondernemersregeling (KOR) toepast, geldt de uitzondering niet. De betalingen die u in 2022 deed aan zo’n natuurlijke persoon moet u daarom ook uiterlijk 31 januari 2023 doorgeven aan de Belastingdienst.

Aan te leveren gegevens

Het aanleveren van de gegevens moet digitaal. Het gaat hierbij om de volgende gegevens:

  • de naam, het adres, het BSN en de geboortedatum van de ontvanger van de betaling,
  • de in het kalenderjaar betaalde bedragen inclusief eventuele kostenvergoedingen, en
  • de datum waarop u de uitbetaling heeft gedaan.

Heeft u nog vragen over de renseigneringsverplichting, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Posted in Niet gecategoriseerd

Duidelijkheid over loonbelastingtabel voor vluchteling uit Oekraïne

Als u een vluchteling uit de Oekraïne in dienst wilt nemen, moet u ook weten welke loonbelastingtabel u moet toepassen. Hiervoor moet u weten wat de fiscale woonplaats is. Wat te doen als hierover onzekerheid bestaat? De Belastingdienst heeft hier nu duidelijkheid over gegeven.

Wat is de fiscale woonplaats?

Bloemen

Als iemand een verblijfplaats in Nederland heeft, betekent dit nog niet dat Nederland zijn fiscale woonplaats is. Daarvoor is bepalend of de werknemer een duurzame persoonlijke band met Nederland heeft. Hij is alleen inwoner van Nederland als zijn sociale en economische leven zich hier afspeelt. 

Feiten en omstandigheden

Waar een werknemer woont, bepaalt u op basis van alle feiten en omstandigheden die bij u bekend zijn. Denk bijvoorbeeld aan de woonplaats die hij u aanlevert en de reiskostenvergoedingen die u hem betaalt. Woont het gezin van de werknemer bijvoorbeeld in het buitenland, gaan zijn kinderen daar naar school en houdt hij daar bankrekeningen aan, dan kunt u aannemen dat hij geen inwoner van Nederland is.

Vluchteling uit Oekraïne

Voor een vluchteling uit de Oekraïne kan het zijn dat de fiscale woonplaats op basis van de feiten en omstandigheden Oekraïne blijkt te zijn. Dan past u de tabel toe voor een inwoner van een derde land. Ook kan het zijn dat uit de feiten en omstandigheden blijkt dat Nederland de fiscale woonplaats is. Dan past u de tabel toe voor een inwoner van Nederland. 

Wat nu als de woonplaats niet is vast te stellen?

Kunt u de woonplaats niet vaststellen, verblijft de werknemer al ten minste zes maanden in Nederland en beschikt u over zijn volledige verblijfsadres in Nederland, dan mag u er voor de loonheffingen van uitgaan dat dat adres de fiscale woonplaats is. U past dan de loonbelastingtabel toe voor een inwoner van Nederland. In alle andere gevallen past u het anoniementarief toe.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bestelauto 2023

Een bestelauto is voor veel ondernemers een onmisbaar bedrijfsmiddel. Voor een bestelauto geldt een flink aantal specifieke (fiscale) regelingen. Deze zijn er veelal op gericht het zakelijk gebruik van een bestelauto slechts beperkt te belasten. Daarbij geldt wel een aantal voorwaarden. Ook zijn er al tal van specifieke regelingen voor de elektrische bestelauto.

In deze advieswijzer:

  • Wat valt onder de definitie bestelauto?
  • Aanschaf: welke regelingen zijn er?
  • Bijtelling: wat zijn de voorwaarden?
  • Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)
  • Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Wat valt onder de definitie bestelauto?

Bestelauto

Niet elke auto die gebruikt wordt voor vervoer van goederen wordt fiscaal als een bestelauto aangemerkt. Er zijn verschillende soorten bestelauto’s, zoals met open laadbak, een verhoogd dak of dubbele cabine. Voor iedere soort bestelauto gelden andere inrichtingseisen. Zo mogen in het ene geval wel zijruiten aanwezig zijn, maar in het andere weer niet. Voor een gedetailleerd overzicht van alle inrichtingseisen per soort bestelauto, check de site van de Belastingdienst.

Let op! Voldoet uw bestelauto niet aan deze eisen, dan zijn ook de fiscale faciliteiten voor een bestelauto niet van toepassing.

Aanschaf: welke regelingen zijn er?

Bij de aanschaf van een nieuwe (elektrische) bestelauto en voor het oplaadstation van de elektrische of waterstofvariant kunt u mogelijk gebruikmaken van diverse (fiscale) regelingen. Dit zijn de KIA, MIA en de SEBA.

KIA

Voor een bestelauto die tot het ondernemingsvermogen behoort, heeft u bij aanschaf recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Het bedrag van de KIA kunt u in mindering op de winst brengen. De KIA is zowel op nieuwe als op gebruikte bestelauto’s van toepassing. De omvang van de KIA is afhankelijk van uw totale bedrag aan investeringen in een jaar en bedraagt maximaal 28% van het investeringsbedrag. Investeert u € 2.600 of minder of meer dan € 353.973 (2023), dan heeft u geen recht op de KIA.

MIA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto heeft u in 2023 bovendien recht op 45% milieu-investeringsaftrek (MIA). Het bedrag van de MIA kunt u in mindering brengen op de winst. He

bedrijfsmiddel komt echter voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 11.000 in aanmerking voor de MIA. Voor een elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus MIA over € 39.000. Voor een bestelauto op waterstof heeft u ook recht op 45% MIA. U hoeft hierbij geen rekening te houden met een drempel, maar krijgt de MIA over een investeringsbedrag van maximaal € 125.000.

Oplaadstation

Ook voor het oplaadstation van uw elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto die op uw eigen bedrijfsterrein staat, geldt in 2023 de MIA. Het aftrekpercentage voor het oplaadstation bedraagt 45%. Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA, tenzij deze samen met de elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto worden aangemeld. De laadpalen moeten voor eigen voertuigen worden gebruikt, of voor voertuigen die voor eigen gebruik worden ingezet. Dit kunnen ook gehuurde voertuigen zijn.

Let op! Een laadpaal bij de woning kwalificeert niet, omdat dit geen bedrijfsterrein is.

SEBA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto kunt u ook nog gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Het budget voor de subsidie bedraagt in 2023 €33 miljoen. De regeling geldt alleen voor bedrijfsauto’s in de voertuigcategorie N1 (met maximumgewicht van 3.500 kg) of N2 (met een maximumgewicht van 4.250 kg) die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen. De subsidie bedraagt 10% van de netto catalogusprijs bij de voertuigcategorie N1. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw. Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage 12. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto. De netto catalogusprijs bij voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij voertuigcategorie N2 moet € 20.000 of hoger zijn. Verder geldt alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. U vraagt de subsidie aan via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Hiervoor is eHerkenning vereist niveau 2+.

Let op! Op het moment dat u de aanvraag voor deze subsidie indient, mag de bestelauto nog niet op uw naam staan. Sterker nog, de koop- of leaseovereenkomst mag nog niet definitief zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. Dien de aanvraag dus in zolang het koopproces zich nog in de offertefase bevindt.

Bijtelling: wat zijn de regels?

Wanneer geen bijtelling?

Als een bestelauto ter beschikking wordt gesteld, krijgt men in beginsel met de bijtelling te maken. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting vindt die bijtelling plaats via de aangifte inkomstenbelasting. Voor werknemers, waaronder dga’s, vindt dit plaats via de loonadministratie en aangifte loonheffing. Voor bestelauto’s is de bijtelling in onderstaande situaties echter niet van toepassing:

– Privégebruik maximaal 500 km

De bijtelling blijft achterwege als bewezen kan worden dat met de bestelauto in het jaar niet meer dan 500 km privé is gereden. Een rittenregistratie is niet verplicht, maar omdat bewezen moet worden dat de bestelauto niet meer dan 500 km privé is gebruikt, is hieraan vrijwel niet te ontkomen.

Voor werknemers is het mogelijk hiervoor een ‘verklaring geen privégebruik’ aan te vragen. Als u als werkgever deze verklaring heeft en er geen indicaties zijn dat de werknemer zich er niet aan houdt, hoeft u in de loonadministratie geen rekening te houden met de bijtelling. Eventuele controles vinden plaats bij de werknemer. Ook een eventuele correctie wordt bij de werknemer neergelegd.

Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is het niet mogelijk een dergelijke verklaring aan te vragen.

– Uitsluitend geschikt voor goederenvervoer

Voor de bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer, is de standaardbijtelling ook niet van toepassing. Hiervan is onder andere sprake als de bestelauto te smerig is om privé te worden gebruikt, zoals de klusjesauto van een garage waarbij de bekleding besmeurd is met olie. Ook de bestelauto die beschikt over slechts één zitplaats en waarbij de eventuele bevestigingspunten voor de overige zitplaatsen zijn verwijderd of dichtgelast, wordt geacht uitsluitend geschikt te zijn voor goederenvervoer. Bezit de bestelauto wel een tweede zitplaats, dan is deze toch uitsluitend geschikt voor goederenvervoer als de bijrijder nodig is voor het laden en lossen van de bestelauto. Onder omstandigheden kunnen ook andere bestelauto’s als uitsluitend geschikt voor goederenvervoer worden aangemerkt. Zo is door de rechter in het verleden een bestelauto als zodanig aangemerkt die in de laadruimte was voorzien van stellages voor het vervoer van planten. Overleg bij twijfel met uw inspecteur. Als bestelauto’s die uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer privé worden gebruikt, moet het privévoordeel tot het loon worden gerekend. U kunt hiervoor uitgaan van de kilometerkostprijs vermenigvuldigd met het aantal privékilometers.

– Uitsluitend zakelijk gebruik

Als een bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, blijft de bijtelling achterwege. Er moet dan een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ worden aangevraagd bij de Belastingdienst. U hoeft geen rittenregistratie bij te houden. De Belastingdienst controleert fysiek of u de bestelauto inderdaad in het geheel niet privé gebruikt. Vermoedt de Belastingdienst tijdens een controle dat u de bestelauto toch privé gebruikt, dan kan men u vragen waar u de bestelauto op dat moment zakelijk voor gebruikte. Kunt u niet aannemelijk maken dat u de bestelauto zakelijk gebruikte, dan kan men u een naheffing of navordering met boete opleggen.

Let op! Bij gebruik van een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ mag u de bestelauto helemaal niet privé gebruiken. Dus ook niet om bijvoorbeeld op de terugweg van uw werk naar huis uw kind bij de kinderopvang op te halen. De grens van 500 km is hierbij dus niet van toepassing.

Deze verklaring kan zowel door werknemers als door de ondernemer in de inkomstenbelasting worden aangevraagd.

Ook in onderstaande situaties is de bijtelling voor een bestelauto niet van toepassing. Deze situaties zijn in principe niet van toepassing op de ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga.

– Privégebruik verboden

Is privégebruik van de bestelauto verboden, dan blijft de bijtelling achterwege op voorwaarde dat u als werkgever controleert dat de bestelauto daadwerkelijk niet privé wordt gebruikt. Gebeurt dit toch, dan moet er – naast het alsnog betalen van de bijtelling – een aanzienlijke sanctie voor de werknemer volgen. De afspraak dat de bestelauto niet privé mag worden gebruikt en de sancties wanneer dit toch gebeurt, moeten schriftelijk worden vastgelegd. Voor de dga geldt de optie alleen als er sprake is van een reëel verbod. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake als de dga zelf de controle uitoefent. 

– Privégebruik onmogelijk

Als privégebruik van de bestelauto onmogelijk is, blijft de bijtelling eveneens achterwege. Dit is bijvoorbeeld het geval als de sleutels van de auto’s avonds moeten worden ingeleverd of als de bestelauto’s ’s avonds op een afgesloten terrein worden gestald. 

– Doorlopend afwisselend gebruik

Als een bestelauto doorlopend afwisselend door verschillende personeelsleden wordt gebruikt, is de bijtelling niet van toepassing als hierdoor het privégebruik moeilijk kan worden vastgesteld. Dit is niet het geval als een bestelauto bijvoorbeeld door twee werknemers om de week privé wordt gebruikt. Het privégebruik is dan immers niet moeilijk vast te stellen. Bij doorlopend afwisselend gebruik moet de werkgever in plaats van de bijtelling per bestelauto een bedrag van € 300 aan belasting betalen via de eindheffing. Het doorlopend afwisselende gebruik moet dan wel door de aard van het werk worden opgeroepen.

Toch bijtelling?

Is een van hiervoor genoemde voorwaarden niet van toepassing op uw situatie? Dan valt uw bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De IB-ondernemer

Heeft u als ondernemer een bestelauto tot uw beschikking die tot uw ondernemingsvermogen behoort, dan valt deze bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De bijtelling is het bedrag dat vanwege het privégebruik niet aftrekbaar is van de winst. Dit bedrag kan niet negatief worden, oftewel: de bijtelling kan nooit meer zijn dan de werkelijke autokosten (inclusief afschrijving).

Werknemers en de dga

Bij werknemers en dga’s aan wie een bestelauto ter beschikking is gesteld, wordt de bijtelling als loon aangemerkt. De werkgever is verplicht hierover loonheffing in te houden. 

Hoeveel bijtelling?

De bijtelling bedraagt een percentage van de cataloguswaarde dat afhankelijk is van het jaar waarin de auto voor het eerst op kenteken is gesteld. Dit percentage blijft 60 maanden van kracht. Daarna wordt het percentage bepaald op basis van de dan geldende wetgeving. De bijtelling bedraagt 22% voor auto’s die in 2023 voor het eerst op kenteken zijn gezet en voor bestelauto’s die niet volledig elektrisch zijn of op waterstof rijden. Voor volledig elektrische bestelauto’s bedraagt de bijtelling in 2023 16% van de cataloguswaarde tot maximaal € 30.000 en 22% over het meerdere van de cataloguswaarde. Voor bestelauto’s op waterstof geldt de bijtelling van 16% in 2023 over de gehele cataloguswaarde.

Voorbeeld:
Aan werknemer A is een niet-elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die in 2023 voor het eerst op kenteken is gezet. Aan werknemer B is een elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die ook in 2023 voor het eerst op kenteken is gezet.

Bijtelling werknemer A: € 50.000 x 22% = € 11.000
Bijtelling werknemer B: € 30.000 x 16% + € 20.000 x 22% = € 4.800 + € 4.400 = € 9.200.

Vereenvoudigde rittenregistratie

Als de werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag heeft met de bestelauto van de zaak, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve last zijn voor werkgever en werknemer. In dit geval mag de werknemer om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever. De werkgever moet dan wel schriftelijk met de werknemer hebben afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, dat privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie bewaart. U kunt voor een vereenvoudigde rittenregistratie desgewenst gebruikmaken van bijgevoegde voorbeeldafspraak.

Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)

Bij aanschaf van een nieuwe auto, bestelauto of motorfiets betaalt u bpm. U betaalt ook bpm als u een dergelijk voertuig importeert. De bpm wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot en de netto catalogusprijs. Voor voertuigen zonder CO2-uitstoot betaalt u geen bpm. Als ondernemer kunt u onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vrijstelling van bpm bij aanschaf van een bestelauto. De belangrijkste voorwaarde voor de vrijstelling is dat u de bestelauto voor meer dan 10% gebruikt in het kader van uw onderneming. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Let op! In het Belastingplan 2023 is vastgelegd de vrijstelling van bpm op (niet volledig emissieloze) bestelauto’s voor ondernemers per 2025 af te schaffen. Het tarief van de bpm gaat vanaf 2025 € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot bedragen. Bestelauto’s zonder CO2-uitstoot betalen dus ook vanaf 2025 nog steeds geen bpm.

Tip! Was u van plan op korte termijn een bestelauto aan te schaffen die CO2 uitstoot, doe dit dan bij voorkeur nog vóór 2025.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Als u in Nederland met een voertuig gebruikmaakt van de openbare weg, bent u in beginsel motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Hoeveel mrb u voor een bestelauto moet betalen, hangt af van het gewicht, de brandstof en hoe milieuvervuilend het motorrijtuig is. Voor ondernemers geldt onder voorwaarden een lager mrb-tarief. De belangrijkste voorwaarde is dat u de bestelauto meer dan 10% in het kader van uw onderneming gebruikt. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Wat scheelt dat nu?

Stel dat u in een bestelauto rijdt met dieselmotor, met een gewicht van 1.300 kilo. Bent u particulier, dan betaalt u € 308 mrb per kwartaal. Bent u ondernemer, dan betaalt u slechts € 106 per kwartaal.

Vragen?

Heeft u vragen over deze advieswijzer? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Maximale transitievergoeding verhoogd naar € 89.000

De maximale transitievergoeding is voor 2023 vastgesteld op € 89.000. Dit is een verhoging van € 3.000 ten opzichte van het maximum van vorig jaar.

Transitievergoeding

Portemonnee

Bij ontslag heeft een werknemer in de meeste gevallen recht op een transitievergoeding. Deze vergoeding is te zien als tegemoetkoming voor de periode waarin de werknemer als gevolg van het ontslag minder inkomen heeft. In bepaalde gevallen bestaat er geen recht op een transitievergoeding, bijvoorbeeld als een werknemer ontslagen wordt vanwege ernstig verwijtbaar handelen, zoals het plegen van fraude of diefstal.

Nieuw maximum

Het maximum wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld. Voor 2023 is dit € 89.000. Bedraagt een jaarsalaris meer dan € 89.000, dan geldt dit hogere jaarsalaris als maximum.

Waarop is transitievergoeding gebaseerd?

De hoogte van de transitievergoeding die bij ontslag betaald wordt, is afhankelijk van twee factoren. Dit zijn de omvang van het maandsalaris en de duur van het dienstverband.

Let op! Een werknemer heeft tegenwoordig vanaf de eerste dag van het dienstverband recht op een transitievergoeding, dus ook in de proeftijd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Gebruikelijk loon dga 2023

Als u werkt voor uw eigen bv, bent u wettelijk verplicht om loon te ontvangen uit uw bv. Voor de hoogte van uw loon gelden regels, het loon moet namelijk gebruikelijk zijn. Wanneer een loon gebruikelijk is, is afhankelijk van verschillende factoren. De regels die hiervoor gelden, zijn vanaf 2023 gewijzigd. Wij zetten de belangrijkste regels voor u op een rij.

Wie moet een gebruikelijk loon ontvangen?

Laptop

De gebruikelijkloonregeling geldt voor iedereen:

  • die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap, én
  • die ook werkzaamheden verricht voor die vennootschap. 

Grofweg heeft iemand een aanmerkelijk belang als diegene:

  • minimaal 5% van de aandelen bezit, en/of
  • het recht heeft om 5% van de aandelen te verwerven, en/of
  • winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst of ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.

Een dga heeft op grond van voorgaande regels een aanmerkelijk belang en zal daarom een gebruikelijk loon van de eigen bv moeten ontvangen.

Tip! De regels om te bepalen of iemand een aanmerkelijk belang heeft, kunnen complex zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld ook een aanmerkelijk belang hebben in een vennootschap waarin u niet direct de aandelen bezit, maar wel indirect via een andere vennootschap. U kunt dus een aanmerkelijk belang hebben in meerdere vennootschappen. Overleg met een van onze adviseurs of in uw situatie sprake is van een aanmerkelijk belang, in welke vennootschappen en hoe de regels in uw geval uitwerken.

Let op! Deze advieswijzer concentreert zich met name op een aanmerkelijk belang in een bv. Een aanmerkelijk belang kan echter ook in andere lichamen worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan een deelgerechtigheid in een open fonds voor gemene rekening en een lidmaatschapsrecht in een coöperatie of een aandeel in een andere (Nederlandse of buitenlandse) vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Ook in die situaties kan de gebruikelijkloonregeling van toepassing zijn.

Ook gebruikelijk loon voor partner en (klein)kinderen en (groot)ouders

Heeft u een aanmerkelijk belang in een bv? Dan moet uw partner ook een gebruikelijk loon ontvangen als uw partner werkzaamheden voor uw bv verricht. Ook als uw partner zelf geen aandelen of rechten om aandelen te verwerven of winstbewijzen heeft in uw bv.

Hebben uw (klein)kinderen en/of (groot)ouders en/of hun partners aandelen of winstbewijzen in uw bv? Dan moeten ook zij een gebruikelijk loon ontvangen als zij werkzaamheden voor uw bv verrichten. 

Hoogte gebruikelijk loon

Heeft u een aanmerkelijk belang in een bv en verricht u ook werkzaamheden voor deze bv, dan moet uw loon in 2023 vastgesteld worden op het hoogste bedrag van een van de volgende bedragen:

  • het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, of
  • het loon van de meestverdienende werknemer in uw bv of verbonden bv’s, of
  • € 51.000.

Heeft uw bv een belang van minimaal 1/3 in een andere bv of heeft een andere bv een belang van minimaal 1/3 in uw bv of heeft een derde partij een belang van minimaal 1/3 in uw bv én in een andere bv? Dan is die andere bv een verbonden bv.

Let op! Moeten uw partner, (klein)kinderen, (groot)ouders en hun partners ook een gebruikelijk loon ontvangen? Dan wordt hun loon volgens dezelfde regels vastgesteld.

Wijziging regels vanaf 2023

In 2022 mocht u nog een vergelijking maken met 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking en met een normbedrag van € 48.000. De marge van 25% is vanaf 2023 echter verdwenen en het normbedrag is verhoogd naar € 51.000. Dit kan voor een behoorlijke verhoging van uw gebruikelijk loon zorgen.

Voorbeeld

Het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking bedraagt in 2022 en 2023 € 62.000. Het loon van de meest verdienende werknemer bedraagt in 2022 en 2023 € 47.000. 
Het gebruikelijk loon bedraagt in 2022 € 48.000 (het hoogste bedrag van 75% van € 62.000 = € 46.500, € 47.000 en € 48.000). Het gebruikelijk loon in 2023 bedraagt echter € 62.000 (het hoogste bedrag van € 62.000, € 47.000 en € 51.000). Uw gebruikelijk loon stijgt in 2023 dan dus met € 14.000!

Lager loon uit vergelijkbaarste dienstbetrekking

Kunt u aannemelijk maken dat het berekende gebruikelijk loon hoger is dan het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking? Dan mag u het gebruikelijk loon vaststellen op het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking. De discussie met de Belastingdienst hierbij zal met name gaan over de vraag of het door u gestelde loon inderdaad het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking is.

Voorbeeld

In 2023 bedraagt het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking € 52.000 en het loon van de meest verdienende werknemer € 60.000. Het gebruikelijk loon zou dan in eerste instantie vastgesteld worden op € 60.000 (het hoogste bedrag van € 52.000, € 60.000 en € 51.000). Als u echter aannemelijk kunt maken dat dit hoger is dan het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, zal het gebruikelijk loon vastgesteld worden op € 52.000. 

Lager loon in andere situaties

In sommige situaties kunt u uitgaan van een lager loon dan het berekende gebruikelijk loon. Zo kunnen startende ondernemingen maximaal drie jaar van een lager loon uitgaan als de bv het gebruikelijk loon niet kan betalen door het opstarten van de onderneming. Ook als uw onderneming zoveel verlies lijdt dat de continuïteit van uw onderneming in gevaar komt, kunt u van een lager loon uitgaan.

Tip! Bent u een startende onderneming of lijdt u zoveel verlies dat de continuïteit van uw onderneming in gevaar komt, neem dan contact met ons op voor de voorwaarden waaronder een lager loon mogelijk is.

Werken in deeltijd

Werkt u in deeltijd en kunt u dat ook aannemelijk maken? Dan mag u het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking of het loon van de meest verdienende werknemer berekenen op basis van uw deeltijdpercentage. Dit geldt niet voor het normbedrag van € 51.000 in 2023.

Voorbeeld

U werkt in deeltijd voor uw bv (50%). Het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking voor een voltijdsbetrekking bedraagt € 62.000. Het loon van de meestverdienende werknemer bedraagt € 56.000. Voor de beoordeling van het gebruikelijk loon mag u dan uitgaan van een loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking van € 31.000 (50% van € 62.000) en het loon van de meestverdienende werknemer van € 28.000 (50% van € 56.000). Uw gebruikelijk loon voor 2023 komt dan uit op het normbedrag € 51.000, omdat dit het hoogste bedrag is. Alleen als u aannemelijk kunt maken dat het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking lager is, kunt u het gebruikelijk loon op dit lagere bedrag (€ 31.000) vaststellen.

Tip! Bedraagt uw gebruikelijk loon niet meer dan € 5.000? Dan hoeft u geen rekening te houden met de gebruikelijkloonregeling en kunt u er ook voor kiezen geen loon te betalen aan uzelf. Betaalt u wel loon aan uzelf, dan moet u ook een loonadministratie voeren en loonheffing afdragen. Ook als dit loon minder dan € 5.000 bedraagt.

Welk loon telt mee?

Heeft u uw gebruikelijk loon bepaald, dan kan uw reguliere loon soms lager worden vastgesteld. Naast uw reguliere loon in geld tellen namelijk ook andere looncomponenten mee voor de beoordeling of uw loon gebruikelijk is. Denk hierbij aan:

  • de bijtelling van uw auto van de zaak,
  • ander loon in natura,
  • vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling, mits deze individueel aan u toe te wijzen zijn.

Voorbeeld

Stel dat uw gebruikelijk loon volgens de berekening uitkomt op € 62.000. Als u een bijtelling voor uw auto van de zaak heeft van € 10.000 per jaar en onder de werkkostenregeling een vergoeding van € 2.400 per jaar aanwijst in de vrije ruimte, hoeft uw reguliere loon maar € 49.600 te bedragen in plaats van € 62.000.

Vragen?

In deze advieswijzer hebben wij de belangrijkste regels met betrekking tot het gebruikelijk loon in het algemeen voor u op een rij gezet. Neem voor uw eigen, specifieke situatie contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Grens startersvrijstelling naar € 510.000

Kopers van 18 tot 35 jaar oud kunnen bij aankoop van een eigen woning onder voorwaarden een beroep doen op een vrijstelling van overdrachtsbelasting. In 2023 kan dit alleen als de waarde van de woning maximaal € 440.000 bedraagt. Vanaf 2024 bedraagt deze woningwaardegrens € 510.000.

Startersvrijstelling

Woning

De vrijstelling van overdrachtsbelasting bij aankoop van een eigen woning wordt ook wel de startersvrijstelling genoemd. Kopers van 18 tot 35 jaar kunnen een beroep doen op deze vrijstelling. Voorwaarden hiervoor zijn verder onder meer dat de kopers zelf voor langere tijd de woning gaan bewonen en dat de waarde van de woning onder een bepaald bedrag blijft (de woningwaardegrens).

Let op! Als een koper al eerder gebruikmaakte van de startersvrijstelling, kan dat niet nog een keer.

Woningwaardegrens omhoog

Vóór 1 april 2021 was er nog geen woningwaardegrens. Van 1 april 2021 tot en met 31 december 2022 bedroeg deze grens € 400.000. Vanaf 1 januari 2023 bedraagt de grens € 440.000. Onlangs werd bekend dat deze per 1 januari 2024 verder omhoog gaat naar € 510.000.

Let op! Het moment waarop aan alle voorwaarden moet zijn voldaan, is het moment van de levering van de woning bij de notaris. Koopt u in 2023 een woning met een waarde hoger dan € 440.000, dan kan het misschien aantrekkelijk zijn om de levering bij de notaris uit te stellen tot 2024. Houd daarbij wel de andere voorwaarden voor de startersvrijstelling in de gaten (bijvoorbeeld de leeftijdsvoorwaarde!).

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline 28 januari 2023 voor btw-melding onroerende zaken

Kocht u in 2021 een onroerende zaak of huurde u in 2022 een onroerende zaak? Controleer dan of u mogelijk uiterlijk 28 januari 2023 een melding moet doen aan uw verkoper of verhuurder en aan de Belastingdienst.

Btw-belaste levering onroerende zaak 2021

Kantoorruimte

Kocht u in 2021 een onroerende zaak en koos u samen met de verkoper voor een btw-belaste levering van deze onroerende zaak? Dan moet u uiterlijk 28 januari 2023 een schriftelijk verklaring afgeven aan de verkoper én de Belastingdienst dat u aan de zogenaamde 90%-norm (of in bepaalde gevallen de 70%-norm) heeft voldaan.

De 90%-norm houdt in dat u de onroerende zaak zowel in 2021 als in 2022 voor 90% of meer heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Voor sommige branches – denk aan makelaars in onroerende zaken, reisbureaus, juridisch zelfstandige arbodiensten en postvervoersbedrijven – geldt een 70%-norm in plaats van een 90%-norm.

Let op! Is uw boekjaar niet gelijk aan een kalenderjaar? Dan moet u binnen vier weken na afloop van uw boekjaar de schriftelijk verklaring afgeven.

Btw-belaste huur onroerende zaak in 2022

Huurde u in 2022 een onroerende zaak en koos u samen met de verhuurder voor een btw-belaste verhuur van deze onroerende zaak? En voldeed u in 2022 niet aan de zogenaamde 90%-norm (of in bepaalde gevallen de 70%-norm)? Dan moet u uiterlijk 28 januari 2023 een schriftelijke melding hiervan doen aan de verhuurder én aan de Belastingdienst.

De 90%-norm houdt in dat u de onroerende zaak in 2022 voor 90% of meer heeft gebruikt voor btw-belaste prestaties. Ook hier geldt voor sommige branches een 70%-norm in plaats van een 90%-norm.

Let op! Is uw boekjaar niet gelijk aan een kalenderjaar? Dan moet u de schriftelijke melding doen binnen vier weken na afloop van uw boekjaar.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belangrijke punten bij uw laatste btw-aangifte 2022

Uiterlijk 31 januari 2023 moet u uw laatste btw-aangifte over 2022 indienen en de verschuldigde btw aan de Belastingdienst betalen. Besteed in deze laatste btw-aangifte in ieder geval aandacht aan de jaarlijkse terugkerende mogelijke afdrachten en correcties.

Btw privégebruik auto

Btw-aangifte

De btw die betrekking heeft op auto’s van de zaak trekt u gedurende het jaar af in uw btw-aangiften. In de laatste btw-aangifte van het jaar moet u daarom btw afdragen over het privégebruik van de auto’s van de zaak. Dit geldt zowel voor personenauto’s als bestelauto’s.

De btw-afdracht over het privégebruik van de auto berekent u in beginsel op basis van de verhouding tussen het zakelijk gebruik en privégebruik. Kunt u die verhouding niet aantonen met een kilometeradministratie of anders? Dan bedraagt de btw-afdracht voor het privégebruik van de auto 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip! Heeft u bij aankoop van de auto geen btw afgetrokken? Dan bedraagt de btw-afdracht voor het privégebruik 1,5% van de catalogusprijs. U gaat in 2022 ook uit van 1,5 in plaats van 2,7% voor auto’s die u in 2017 of eerder in gebruik heeft genomen.

Let op! In tegenstelling tot de bijtellingsregels in de loon- of inkomstenbelasting, zijn de kilometer woon-werkverkeer voor de btw privé en niet zakelijk. Dit betekent dat ook voor een auto die niet tot een bijtelling leidt in de loon- of inkomstenbelasting omdat met deze auto aantoonbaar niet meer dan 500 kilometer privé gereden wordt, btw over het privégebruik van de auto verschuldigd kan zijn.

Personeelsvoorzieningen en relatiegeschenken

Personeelsvoorzieningen zijn zaken die u aan uw werknemers ter beschikking stelt. Denk aan fitness, ontspanning en loon in natura (waaronder een kerstpakket of een jubileumgeschenk). Gaf u in 2022 meer dan € 227 (excl. btw) per werknemer aan personeelsvoorzieningen uit? Dan moet u in de laatste btw-aangifte een btw-correctie toepassen.

Gaf u in 2022 goederen en diensten cadeau of tegen een symbolisch bedrag, bijvoorbeeld aan een zakenrelatie? Dan moet u een btw-correctie toepassen in de laatste btw-aangifte als de ontvanger van het cadeau minder dan 30% btw kan aftrekken én de waarde meer dan € 227 (exclusief btw) per ontvanger bedraagt.

Verkoop/diensten btw-belast en btw-vrijgesteld

Verkoopt u goederen en/of verricht u diensten die deels met btw belast en deels van btw vrijgesteld zijn? Dan mag u de btw die betrekking heeft op de btw-vrijgestelde goederen en diensten niet in aftrek brengen. Gedurende het jaar 2022 heeft u in uw aangiften btw al een inschatting gemaakt van de niet-aftrekbare btw. In uw laatste btw-aangifte van 2022 berekent u of deze inschatting juist is geweest en past u, waar nodig, een correctie toe.

Let op! Een vergelijkbare berekening past u ook toe voor in 2022 ingekochte diensten en roerende zaken die u deels privé heeft gebruikt.

Let op! Voor investeringsgoederen gelden afwijkende regels. Investeringsgoederen zijn onroerende zaken, bijvoorbeeld een bedrijfspand, of roerende zaken waarop u voor de inkomstenbelasting afschrijft, bijvoorbeeld een computer.

Posted in Niet gecategoriseerd

Invorderingsrente vanaf 1 januari 2023 2%

De invorderingsrente op belastingschulden is vanaf 1 januari 2023 verhoogd van 1 naar 2%. Medio 2023 volgt nog een verdere stijging.

Wanneer invorderingsrente?

 Invorderingsrente

Heeft u op de uiterste betaaldatum uw belastingen nog niet betaald? Dan bent u invorderingsrente verschuldigd vanaf de dag na de uiterste betaaldatum tot de dag waarop uw betaling door de Belastingdienst ontvangen is.

Hoogte invorderingsrente

De invorderingsrente was in verband met de coronacrisis tot en met 30 juni 2022 verlaagd naar 0,01%. Vanaf 1 juli 2022 bedroeg de invorderingsrente 1%. Vanaf 1 januari 2023 is de invorderingsrente verder verhoogd naar 2%. Per 1 juli 2023 volgt een stijging naar 3%, waarna vanaf 1 januari 2024 de invorderingsrente weer uitkomt op het oude niveau van vóór de coronacrisis, namelijk 4%.

Aflossen coronabelastingschulden?

U bent ook invorderingsrente verschuldigd over uw belastingschulden waarvoor u langdurig uitstel van betaling kreeg in verband met de coronacrisis. Deze schulden worden vanaf 1 oktober 2022 in principe in 60 gelijke maandelijkse termijnen afgelost. De verhoging van de invorderingsrente kan misschien reden zijn om deze schulden al eerder af te lossen, mits dit uiteraard tot de mogelijkheden behoort.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Verlofregelingen 2023

Als werkgever bent u verplicht om uw werknemers vrij te geven voor de onder de Wet arbeid en zorg (Wazo) vallende verlofregelingen. Daarom is het van belang dat u daarvan op de hoogte bent. Welke regelingen zijn er en wat houden deze in voor u en uw werknemers?

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Verlofregelingen

Zwangerschapsverlof gaat zes tot vier weken voor de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum in. Dit wordt de flexibiliseringsperiode genoemd. De werknemer moet dit verlof uiterlijk drie weken voordat het verlof ingaat, aanvragen bij de werkgever met een verklaring van een arts of verloskundige waarin de vermoedelijke bevallingsdatum staat. Het bevallingsverlof duurt vanaf de dag na de bevalling ten minste tien weken, te vermeerderen met het aantal dagen dat de baby te vroeg geboren is. In totaal bedraagt het zwangerschapsverlof, met aansluitend het bevallingsverlof, minimaal zestien weken.

Meerlingenverlof

Werknemers die in verwachting zijn van een meerling hebben recht op vier weken extra zwangerschapsverlof. Ze mogen dat laten ingaan tussen de tien en acht weken voor de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum. Bij een meerlingzwangerschap is het bevallingsverlof verlengd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof korter heeft geduurd dan tien weken. In totaal bedraagt het meerlingenverlof minimaal twintig weken.

Speciale vormen van zwangerschaps- en bevallingsverlof

  • Extra bevallingsverlof bij ziekenhuisopname van het kindje: afhankelijk van de situatie kan het bevallingsverlof worden verlengd met maximaal tien weken bij langdurige opname van de baby in het ziekenhuis. Er wordt gerekend vanaf de achtste opnamedag tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken.
  • Deeltijdbevallingsverlof: de periode van het bevallingsverlof vanaf zes weken na de bevallingsdatum kan in overleg met de werkgever gespreid worden opgenomen over een periode van maximaal dertig weken. De werknemer moet dit uiterlijk drie weken na de bevallingsdatum aanvragen bij de werkgever. De werkgever moet binnen twee weken met het verzoek instemmen. Hij mag de aanvraag alleen weigeren als het bedrijf ernstig in de problemen komt.
  • Overname overblijvend bevallingsverlof bij overlijden moeder: de partner van een moeder die na de geboorte tijdens het bevallingsverlof overlijdt, heeft recht op het resterende bevallingsverlof met behoud van salaris. Het pasgeboren kind is op die manier verzekerd van zorg door een ouder. Het gaat dan om de periode tot tien weken na de bevalling. De partner krijgt dit verlof ook als de moeder zelfstandige was. Of als de moeder geen recht had op bevallingsverlof, bijvoorbeeld omdat ze niet werkte. De partner meldt het overlijden van de moeder en de opname van het verlof uiterlijk op de tweede dag volgend op haar overlijden bij zijn of haar werkgever. De partner moet vervolgens binnen vier weken na het overlijden van de moeder een afschrift van de akte van geboorte van het kind en van de akte van overlijden van de moeder aan de werkgever doen toekomen. De werkgever van de partner kan de loondoorbetaling bij het UWV claimen. Het gaat hier om volledige loondoorbetaling, er wordt door het UWV geen maximum gehanteerd.

Geboorteverlof

Het geboorteverlof voor partners (ook wel partnerverlof genoemd) is eenmaal het aantal werkuren per week (dus maximaal vijf dagen). Dit verlof wordt volledig betaald door de werkgever. De werknemer kan deze dagen aanvragen en opnemen in de eerste vier weken na de bevalling. Bij de geboorte van een meerling heeft de werknemer geen recht op extra geboorteverlof. 

Aanvullend geboorteverlof

Naast het geboorteverlof voor de partner is er ook de mogelijkheid om vijf (extra) weken aanvullend geboorteverlof op te nemen. Een partner kan dan maximaal zes weken verlof opnemen. De eerste week kan direct na de bevalling worden opgenomen of in de eerste vier weken na de bevalling. De maximaal vijf extra weken aanvullend geboorteverlof moeten worden opgenomen in het eerste halfjaar na de bevalling en nadat het geboorteverlof is opgenomen. Voorwaarde voor dit aanvullend geboorteverlof is wel dat de werknemer eerst het geboorteverlof van eenmaal de wekelijkse arbeidsduur per week opneemt. Het is ook mogelijk om minder dan vijf weken aanvullend geboorteverlof op te nemen.

Werknemers moeten het aanvullend geboorteverlof vier weken voor de gewenste ingangsdatum aanvragen bij de werkgever. Lukt het op tijd aanvragen door omstandigheden niet, dan moet de werknemer het zo snel mogelijk melden bij de werkgever. Het aanvragen van aanvullend geboorteverlof moet in hele weken, de opname ervan mag gespreid worden over een langere periode, maar binnen 6 maanden. Dat moet in overleg met de werkgever.

Gedurende het aanvullend geboorteverlof heeft de werknemer recht op een uitkering van het UWV van 70% van het maximumdagloon. Deze uitkering wordt via de werkgever uitbetaald aan de werknemer. De werkgever kan besluiten deze uitkering aan te vullen, maar is hiertoe niet verplicht, tenzij de geldende cao iets anders bepaalt.

De aanvraag bij het UWV en de uitbetaling van het aanvullend geboorteverlof verlopen via de werkgever. Dit sluit aan bij de al bestaande systematiek voor het aanvragen van uitkeringen voor zwangerschaps- en bevallingsverlof en voor adoptie- en pleegzorgverlof.

De werkgever moet – indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd – aan de werknemer, op diens verzoek, een verklaring uitreiken waaruit blijkt op hoeveel geboorteverlof de werknemer nog recht heeft. Dit restant kan hij dan bij een eventuele nieuwe werkgever opnemen.

Bij ziekte kan alleen verlof worden opgenomen indien de werknemer weer gedeeltelijk werkt. Indien een werknemer ziek wordt tijdens het aanvullend geboorteverlof, dan stopt het verlof niet. Wel kan het verlof eventueel in overeenstemming met de werkgever na de periode van ziekte worden opgenomen. Uiteraard moet dit dan wel binnen zes maanden na de geboorte gebeuren. De einddatum van de loondoorbetalingsperiode bij ziekte schuift door het opnemen van (aanvullend) geboorteverlof niet op.

Niet alleen werknemers die bij een werkgever in dienst zijn, maar ook dga’s, alfahulpen en particuliere huishoudelijke hulpen kunnen gebruikmaken van de regeling aanvullend geboorteverlof. Aanvraag daarvan kan via mijnuwv.nl.

Adoptie- en pleegzorgverlof

Een werknemer die een kind adopteert of een pleegkind in zijn of haar gezin opneemt, heeft recht op zes weken adoptieverlof of pleegzorgverlof. Het verlof geldt voor beide adoptie-/pleegzorgouders. Het verlof moet uiterlijk drie weken voordat het verlof ingaat, worden aangevraagd bij de werkgever. Tijdens het verlof bouwt de werknemer gewoon vakantiedagen op en bij ziekte loopt het verlof door.

Het recht op adoptie- of pleegzorgverlof kan in een periode van 26 weken worden opgenomen, vanaf vier weken vóór de eerste dag van de feitelijke adoptie/opname in het pleegoudergezin tot 22 weken erna.

Werknemers kunnen het verlof gespreid of later opnemen. Als een werknemer meer dan één kind tegelijkertijd adopteert, kan slechts één keer het adoptieverlof aangevraagd worden. Gedurende het verlof heeft de werknemer recht op een adoptie- of pleegzorguitkering op grond van de Wet arbeid en zorg en deze bedraagt 100% van het maximumdagloon. De uitkering wordt betaald door het UWV, via de werkgever.

Ouderschapsverlof

Ouderschapsverlof is verlof dat een werknemer kan opnemen voor de zorg van een eigen kind jonger dan 8 jaar. Het is een vorm van verlof dat bij de werkgever aangevraagd wordt en het geldt voor beide ouders. Ook de verzorger van die kinderen kan, mits hij/zij op hetzelfde adres woont als die kinderen, een verzoek om opname van ouderschapsverlof indienen. Voorwaarde hierbij is wel dat hij/zij duurzaam de verzorging en opvoeding van het kind op zich heeft genomen. Bij ouders is het overigens niet vereist dat ze op hetzelfde adres wonen. De duur van het ouderschapsverlof is maximaal 26 keer het aantal uren dat de werknemer per week werkt.

Betaald ouderschapsverlof

Beide ouders (inclusief adoptie- en pleegouders) hebben in het eerste jaar recht op negen weken betaald ouderschapsverlof. De verlofuitkering bedraagt 70% van het maximale dagloon. De werknemer moet minimaal twee maanden voor de gewenste ingangsdatum aan zijn werkgever melden dat hij van deze regeling gebruik wil maken.

Let op! Dga’s, alfahulpen en particuliere huishoudelijke hulpen komen ook in aanmerking voor deze regeling. Zij kunnen de uitkering zelf aanvragen via mijnUWV.nl.

De werkgever kan na afloop van de negen weken (maar uiterlijk binnen 15 maanden na de dag van geboorte of adoptie) het UWV vragen om een vergoeding. Worden deze weken niet opgemaakt in het eerste jaar, dan kunnen ze worden toegevoegd aan de overige 17 weken ouderschapsverlof, maar ze gelden dan niet meer als betaald ouderschapsverlof. Dit onbetaalde ouderschapsverlof kan worden opgenomen totdat het kind 8 jaar wordt.

Let op! De overige 17 weken ouderschapsverlof zijn nog steeds onbetaald, tenzij werkgever en werknemer daar andere afspraken over maken.

Overige afspraken ouderschapsverlof

De werkgever mag de ouderschapsverlofuren niet aftrekken van de vakantie-uren van de werknemer. En een feestdag die samenvalt met ouderschapsverlof valt gewoon onder dat verlof.
Een werknemer heeft voor ieder kind recht op ouderschapsverlof.

De werkgever kan de werknemer vragen het verlof anders in te roosteren vanwege een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Het veranderde rooster geldt dan voor het hele ouderschapsverlof. De werkgever kan een voorstel doen tot vier weken voor de ingangsdatum van het ouderschapsverlof.

Wanneer de werknemer van baan verandert voordat het verlof volledig is opgenomen, kan de werknemer bij de nieuwe werkgever aanspraak maken op het resterende deel van het verlof. De werkgever is verplicht op verzoek van de werknemer een verklaring uit te reiken, waaruit blijkt op hoeveel verlof de werknemer nog recht heeft.

Kort- en langdurend zorgverlof

Kortdurend zorgverlof is er om enkele dagen de noodzakelijke zorg te geven aan inwonende (adoptie- of pleeg)kinderen, aan de partner of aan ouders. De werkgever betaalt minstens 70% van het salaris door, maar niet minder dan het minimumloon en in beginsel niet meer dan 70% van het maximumdagloon. Tijdens het kortdurend zorgverlof bouwt de werknemer vakantiedagen op.

De werknemer kan maximaal twee keer het aantal uren dat hij per week werkt als kortdurend zorgverlof opnemen in een periode van twaalf maanden. De periode van twaalf maanden begint op het moment dat voor het eerst een beroep wordt gedaan op het kortdurend zorgverlof. Kortdurend zorgverlof dat in een jaar niet wordt opgenomen, kan niet worden doorgeschoven naar een volgend jaar.

De werknemer moet het verlof, bij voorkeur vóór opname ervan, melden bij de werkgever onder opgave van reden. Wanneer de werknemer door omstandigheden niet in de gelegenheid is om het verlof vooraf te melden, moet hij dit zo snel mogelijk nadien alsnog doen.

Langdurend zorgverlof is er voor langere tijd en geldt voor dezelfde doelgroep als het kortdurend zorgverlof. De werkgever hoeft het salaris tijdens het langdurend zorgverlof niet door te betalen, maar de werknemer bouwt tijdens het verlof wel vakantiedagen op.

Het verlof bedraagt in elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoogste zesmaal de arbeidsduur per week. De periode van twaalf maanden gaat ook in dit geval in op de eerste dag waarop het verlof wordt genoten. Het verlof hoeft niet aaneengesloten te worden opgenomen en kan ook in deeltijd worden opgenomen.

Langdurend zorgverlof kan zowel worden opgenomen bij een levensbedreigende ziekte als voor de noodzakelijke verzorging bij ziekte of hulpbehoevendheid. Het hoeft niet zo te zijn dat de overlevingskansen van de patiënt op korte termijn gering of nihil zijn. Een werknemer kan dan ook meerdere malen een verzoek om langdurend zorgverlof voor dezelfde persoon doen. Ook kan het opgenomen worden voor een naast familielid in het buitenland. In de wet is niet bepaald dat die zorg in Nederland moet worden verleend.

Langdurend zorgverlof vraagt de werknemer schriftelijk aan bij de werkgever. Dat moet minstens twee weken voordat het verlof ingaat.

Let op! Werknemers kunnen ook kort- en langdurend zorgverlof opnemen voor de noodzakelijke zorg aan grootouders, kleinkinderen, broers en zussen, andere huisgenoten dan de kinderen of partner en mensen met wie de werknemer een sociale relatie heeft, waarbij de relatie zodanig moet zijn dat de te verlenen zorg rechtstreeks voortvloeit uit de relatie en deze redelijkerwijs door de werknemer moet worden verleend.

Wanneer het bedrijf daardoor in ernstige problemen komt, kan de werkgever na de melding voor kortdurend zorgverlof de verlofopname nog stoppen of niet in laten gaan. Op een later moment mag dat niet meer. Langdurend zorgverlof kan niet meer gestopt worden als het eenmaal begonnen is.

De werkgever mag (achteraf) om informatie vragen om te beoordelen of de werknemer recht heeft op verlof. Het langdurend zorgverlof kan niet worden gecompenseerd met vakantieaanspraken.

Wanneer in een cao of personeelsreglement andere afspraken staan over zorgverlof, gelden die afspraken.

Calamiteiten- en kort verzuimverlof

Calamiteiten- en kort verzuimverlof is er voor situaties in het privéleven die de werknemer onmiddellijk moet oplossen: voor een bevalling van de partner, voor dokters- en ziekenhuisbezoek dat niet buiten werktijd te plannen is en voor andere situaties waarin de werknemer korte tijd niet kan werken. Hieronder valt ook een door de overheid opgelegde verplichting die niet in de vrije tijd kan worden vervuld of de uitoefening van actief kiesrecht. De werkgever betaalt het salaris gewoon door. Het calamiteiten- en kort verzuimverlof duurt, afhankelijk van de tijd die nodig is om de eerste problemen op te lossen, een paar uur tot een paar dagen. Duurt het langer, dan kan de werknemer eventueel, afhankelijk van de reden van het verlof, verzoeken om opname van kortdurend zorgverlof. In feite is hier sprake van een verschuiving van het loondoorbetalingsrisico van de werknemer naar de werkgever voor situaties die in de risicosfeer van de werknemer vallen.

Tip! Wilt u meer informatie lezen over de verlofregelingen? Neem dan contact met ons op.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra durfkapitaal techsector

Er komt € 106 miljoen extra durfkapitaal beschikbaar voor startende techbedrijven. Het geld komt beschikbaar via negen zogenaamde Seed Capital-fondsen. Deze fondsen bieden naast kapitaal ook kennis.

Seed Capital

Durfkapitaal

Via Seed Capital investeren private geldschieters en de overheid gezamenlijk in een fonds voor kansrijke technostarters en creatieve starters. De overheid geeft via de regeling een renteloze geldlening aan een investeringsfonds met een maximale looptijd van 12 jaar. De fondsmanager stelt via zijn netwerk kennis ter beschikking.

Nieuwe fondsen

Door de extra middelen kunnen er negen nieuwe Seed Capital-fondsen worden opgericht. Met het investeringsbudget investeert het fonds in technostarters die maximaal 7 jaar na de eerste commerciële verkoop actief zijn. De investering per onderneming bedraagt minimaal € 100.000 en maximaal € 3,5 miljoen.

Soepele voorwaarden

Voor de lening geldt voor het Seed Capital-fonds een soepele terugbetalingsregeling. Dit maakt het investeren in technostarters en creatieve starters niet alleen maatschappelijk verantwoord, maar ook financieel aantrekkelijk voor de fondsen.

Geldschieter nodig?

De Seed Capital-regeling kent talloze fondsen, die elk een afzonderlijke investeringsstrategie kennen, zoals medische technologie, life-sciences, duurzaamheid, de transportsector of ICT. Een overzicht treft u aan op de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vraag subsidie emissieloze bedrijfsauto aan

Ondernemers en non-profitinstellingen kunnen de subsidie emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA) weer aanvragen. Voor de subsidie is in 2023 totaal € 33 miljoen beschikbaar, € 11 miljoen meer dan vorig jaar.

Koop of financial lease

Emissieloze bestelauto

De subsidie is beschikbaar als een nieuwe elektrische bestelauto wordt gekocht of geleaset via financial lease. Bij operational lease kan de leasemaatschappij de subsidie aanvragen, waardoor de leaseprijs kan dalen.

Voor welke bestelauto’s?

De regeling geldt alleen voor bedrijfsauto’s die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen in de voertuigcategorie N1 of N2 tot een maximumgewicht van 4.250 kg. De bedrijfsauto mag bij aanvraag van de subsidie nog niet op uw naam staan.

Hoeveel subsidie?

De SEBA bedraagt bij de voertuigcategorie N1 10% van de netto catalogusprijs. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij een voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw. Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage voor bedrijfsauto’s 12%. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto.

Voorwaarden

De SEBA kent een aantal voorwaarden. Zo moet onder meer de netto catalogusprijs bij een voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij een voertuigcategorie N2, €20.000 of hoger zijn. Verder geldt alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. Het is van belang hiermee bij de keuze van het accupakket rekening te houden.

Let op! Op het moment dat u de subsidie aanvraagt mag de koop- of financial leaseovereenkomst nog niet definitief zijn. U vraagt dus subsidie aan met een niet-definitieve overeenkomst waarin een bepaling staat dat de overeenkomst op een latere datum pas definitief wordt. Vaak wordt in de overeenkomst een bepaling opgenomen dat deze definitief wordt als positief besloten is op de aanvraag van SEBA-subsidie.

Aanvragen

Het aanvragen van de subsidie (loket is sinds 10 januari open) kan digitaal via de site van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Voor uw aanvraag is eHerkenning niveau 2+ vereist.

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10 changes for employers and directors/major shareholders in 2023

On 1 January 2023 numerous changes were once again introduced that affect employers and direc-tors/major shareholders (DGAs). These include the additional increase applied to the work-related expenses scheme and the abolition of the efficiency margin for determining the customary salary of DGAs. Which ten changes stand out in particular?

1. Fixed budget under work-related expenses scheme rising in 2023

Top 10 employers

With effect from 1 January 2023 the fixed budget under the work-related expenses scheme has been increased temporarily to 3% on the first € 400,000 of the wage bill. On the excess amount of your wage bill it amounts to 1.18%. This increase will apply for one year. The percentage will be reduced to 1.92% on the first € 400,000 of the wage bill from 2024.

2. Customary salary for DGAs in 2023

The standard amount under the customary salary scheme for DGAs is increasing to € 51,000 in 2023 (2022: € 48,000). This scheme applies to anyone who has a substantial shareholding in a company and also works for that company. A partner of a DGA who carries out work within the company also falls under the scheme. In their payroll tax return they must include a salary that is ‘customary’ for such work.

Abolition of efficiency margin
The efficiency margin has been abolished with effect from 2023. To determine the level of the customary salary, the DGA can therefore no longer take 75% of the salary for the most comparable position as a basis. From 2023 the reference amount will be 100% of the salary for the most comparable position.

3. Increase in travel and homeworking allowance in 2023

This year the exempted travel allowance for employees who use their own transport has increased to € 0.21 per km. This will rise to € 0.22 per km from 2024.

Employees can receive a travel allowance for commuting on days when they travel to a regular place of work. This allowance can be paid on the basis of the kilometres actually travelled, but you also have the option of granting a fixed allowance.

Homeworking allowance
With effect from 2023 the exempted homeworking allowance has increased to € 2.15 per day. The travel and homeworking allowances are exempt and are not charged to the fixed budget under the work-related expenses scheme.

4. Significant increase in statutory minimum wage

The statutory minimum wage has increased by as much as 10.15% with effect from 1 January 2023. This brings the minimum wage for employees aged 21 and above to € 1,934.20 per month. The minimum wage is adjusted in line with wages under collective labour agreements on 1 January and 1 July each year. It is applicable to a full working week. How many hours per week this amounts to differs from sector to sector. It can be 40 hours, although some sectors employ a shorter working week of 38 or 36 hours, for example. The minimum youth wages are a fixed percentage derived from the minimum wage for employees aged 21 and above and are therefore also increasing by 10.15%.

5. Objection against additional payroll tax assessment

In an additional payroll tax assessment the Tax and Customs Administration determines the amount of tax or contributions to be paid, but often also other matters too, such as tax interest and penalties. From 2023 you no longer have to lodge an objection separately against all these different elements: an objection against one element will be considered an objection against them all. The same will apply if you wish to appeal against the decision on your objection.

6. Time limit for charging interest in event of additional payroll tax assessments

If you ask the Tax and Customs Administration to impose an additional payroll tax assessment or if you send a correction report that results in an additional assessment, in certain situations you will be charged tax interest. From 2023 the Tax and Customs Administration will charge the tax interest for no more than ten weeks after receiving your request, even if it takes longer than this to deal with it.

7. Untaxed volunteer’s allowance increasing to € 1,900 in 2023

You can grant volunteers who perform voluntary work within your organisation an allowance that will not be taxed by the tax authorities. This maximum untaxed volunteer’s allowance is indexed annually. On 1 January 2023 the level of the maximum untaxed volunteer’s allowance increased to € 1,900 per year.

8. Correction of applied anonymous rate

You must apply the anonymous rate if an employee has failed to provide his/her (full or correct) details, such as his/her name, address or citizen service number. If you receive the (full/correct) details from your employee during the course of the year, you then apply the regular rate from that point on. Up to the end of 2022 it was not permitted to correct an earlier deduction that had been based on the anonymous rate. The employee could offset this deduction later via his/her income tax return, which could then result in the employee receiving a refund.

From 2023 an earlier deduction of payroll tax/national insurance contributions at the anonymous rate can now be corrected after you receive the full/correct details. It is only possible to do so in the same year. Corrections must be sent for the returns submitted earlier that year.

9. Standard amounts for 30% scheme

The application of the 30% scheme is subject to a number of conditions. One is that the employee has specific expertise that is scarce or not available at all on the Dutch labour market. An employee is considered to meet this specific expertise requirement if his/her pay is above a set salary standard. This salary standard is indexed annually. For 2023 the salary standard has been set at a taxable annual salary of € 41,954 (2022: € 39,467). This salary standard of € 41,954 excludes the final-levy components and therefore excludes the 30% allowance. In most cases the scarcity of the expertise is no longer subject to specific checks, but it is checked if, for example, all workers with certain expertise meet the salary standard.

No salary standard applies to employees who work at a research institute in scientific research or education or employees who are doctors in training to become a specialist. In the case of incoming employees who are under the age of 30 and have obtained a master’s degree a salary standard of € 31,891 applies in 2023 (2022: € 30,001). The master’s degree must be comparable with a master’s degree from a Dutch university.

10. Practical learning subsidy scheme

The practical learning subsidy is an allowance for the costs that employers incur for supporting an apprentice, participant or student. This scheme was due to run until the end of the 2021/2022 academic year. However, the Ministry of Education, Culture and Science has decided to extend it by a further year. You can therefore also apply for a practical learning subsidy for the 2022/2023 academic year. In 2023 the period for submitting applications runs from Friday 2 June 2023 to Friday 15 September 2023 at 5 p.m. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Top 10-wijzigingen 2023 voor werkgever en dga

Per 1 januari 2023 zijn er weer tal van wijzigingen doorgevoerd voor de werkgever en de dga. Denk aan de extra verhoging van de WKR en de afschaffing van de doelmatigheidsmarge voor het gebruikelijk loon van de dga. Welke tien wijzigingen springen in het oog?

1. Vrije ruimte WKR voor 2023 omhoog

Top 10 werkgever

Per 1 januari 2023 wordt de vrije ruimte binnen de WKR tijdelijk verhoogd naar 3% over de eerste € 400.000 van de loonsom. Over het meerdere van uw loonsom wordt de vrije ruimte 1,18%. Deze verhoging geldt voor één jaar. Vanaf 2024 gaat het percentage naar 1,92% over de eerste € 400.000 van de loonsom.

2. Gebruikelijk loon dga 2023

Het normbedrag in de gebruikelijkloonregeling voor de dga stijgt in 2023 naar € 51.000 (2022: € 48.000). De regeling voor gebruikelijk loon geldt voor iedereen die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap en ook werk verricht voor diezelfde onderneming. Hetzelfde geldt voor de partner die werk verricht in de vennootschap. Zij moeten in de loonaangifte een salaris opnemen dat ‘gebruikelijk’ is voor de werkzaamheden.

Afschaffen doelmatigheidsmarge
Vanaf 2023 is de doelmatigheidsmarge afgeschaft. Voor de bepaling van de hoogte van het gebruikelijk loon mag de dga daarom niet langer uitgaan van 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking. Vanaf 2023 moet de dga uitgaan van 100% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking.

3. Verhoging reiskosten- en thuiswerkvergoeding 2023

De vrijgestelde reiskostenvergoeding voor eigen vervoer is dit jaar verhoogd naar € 0,21 per km. Vanaf 2024 bedraagt de vergoeding € 0,22 per km.

Werknemers mogen een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer ontvangen voor de dagen dat zij naar een vaste werkplek reizen. Deze vergoeding kan gegeven worden op basis van de werkelijk gemaakte kilometers, maar u kunt ook een vaste vergoeding toekennen.

Thuiswerkvergoeding
Met ingang van 2023 is de vrijgestelde thuiswerkvergoeding verhoogd naar € 2,15 per dag. De reiskosten- en thuiswerkvergoeding zijn vrijgesteld en komen niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

4. Forse stijging wettelijk minimumloon

Het wettelijk minimumloon stijgt per 1 januari 2023 met maar liefst 10,15%. Daarmee komt het minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder per maand uit op € 1.934,20. Het minimumloon wordt jaarlijks op 1 januari en 1 juli aangepast aan de cao-lonen. Het minimumloon geldt bij een volledige werkweek. Hoeveel uur dit per week is, verschilt per branche. Dit kan 40 uur zijn, maar sommige branches hanteren een kortere werkweek van bijvoorbeeld 38 of 36 uur. De minimumjeugdlonen bedragen een vast percentage dat afgeleid is van het minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder. De minimumjeugdlonen stijgen dus ook met 10,15%.

5. Bezwaar tegen een naheffingsaanslag loonheffingen

In een naheffingsaanslag loonheffingen stelt de Belastingdienst naast het te betalen bedrag van de belasting of premies veelal ook andere zaken vast, zoals belastingrente en boete. Vanaf 2023 hoeft u niet meer afzonderlijk bezwaar te maken tegen al die elementen: een bezwaar tegen één element wordt opgevat als een bezwaar tegen alle elementen. Dit geldt ook als u eventueel beroep tegen de uitspraak op uw bezwaar wilt instellen.

6. Rentestop bij naheffingsaanslag loonheffingen

Als u de Belastingdienst verzoekt om een naheffingsaanslag loonheffingen op te leggen of als u een correctiebericht verzendt dat tot een naheffingsaanslag leidt, brengt de Belastingdienst u in bepaalde situaties belastingrente in rekening. Vanaf 2023 berekent de Belastingdienst de belastingrente tot uiterlijk tien weken na ontvangst van uw verzoek, ook als de behandeltermijn langer is.

7. Onbelaste vrijwilligersvergoeding naar € 1.900 in 2023

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk verrichten een vergoeding geven die voor de fiscus onbelast is. Deze maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd. De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding is per 1 januari 2023 omhooggegaan naar € 1.900 per jaar.

8. Herstellen van toegepast anoniementarief

U moet het anoniementarief toepassen als een werknemer niet zijn (volledige of juiste) gegevens heeft opgegeven, zoals zijn naam, adres of BSN. Als u in de loop van het jaar alsnog de (volledige/juiste) gegevens ontvangt van uw werknemer, past u vanaf dat moment het reguliere tarief toe. Tot en met 2022 mag u een eerdere inhouding op basis van het anoniementarief niet herstellen. De werknemer kan deze inhouding later verrekenen via zijn aangifte inkomstenbelasting, wat voor hem dan kan leiden tot een teruggaaf.

Vanaf 2023 mag u een eerdere inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen tegen het anoniementarief wel herstellen na ontvangst van de volledige/juiste gegevens. Dit kan alleen in hetzelfde jaar. U moet dan correcties voor de eerdere aangiften van dat jaar verzenden.

9. Normbedragen 30%-regeling

Voor toepassing van de 30%-regeling geldt een aantal voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of nauwelijks op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden is. Een werknemer wordt geacht te voldoen aan de deze specifieke deskundigheid als de beloning van de werknemer hoger is dan een vastgestelde salarisnorm. De salarisnorm wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor 2023 is de salarisnorm vastgesteld op een belastbaar jaarsalaris van € 41.954 (2022: € 39.467). Deze salarisnorm van € 41.954 is exclusief de eindheffingsbestanddelen en dus exclusief de 30%-vergoeding. In de meeste gevallen wordt niet meer specifiek gecontroleerd op schaarste, maar dit gebeurt wel als bijvoorbeeld alle werknemers met een bepaalde deskundigheid aan de salarisnorm voldoen.

Voor werknemers die voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs werken bij een onderzoekinstelling en voor werknemers die arts in opleiding tot specialist zijn, geldt geen salarisnorm. Voor werknemers die instromen en jonger zijn dan 30 jaar en hun masterdiploma hebben behaald, geldt voor 2023 een salarisnorm van € 31.891 (2022: € 30.001). Het masterdiploma moet vergelijkbaar zijn met een masterdiploma in het Nederlandse wetenschappelijk onderwijs.

10. Subsidieregeling praktijkleren

De subsidie praktijkleren is een tegemoetkoming voor de kosten die werkgevers maken voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. De subsidieregeling liep tot en met studiejaar 2021/2022. Het Ministerie van OCW heeft echter besloten de regeling met één jaar te verlengen. Ook voor het studiejaar 2022/2023 kunt u dus een subsidie praktijkleren aanvragen. U kunt in 2023 een aanvraag indienen vanaf 2 juni 2023 tot vrijdag 15 september 2023 17.00 uur.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vast bedrag niet-aftrekbare gemengde kosten stijgt naar € 5.100

Gemengde kosten zijn slechts beperkt aftrekbaar van de winst. Ondernemers kunnen kiezen om een percentage van de gemengde kosten of een vast bedrag niet in aftrek te brengen. Het vaste bedrag is gestegen van € 4.800 (2022) naar € 5.100 (2023).

Gemengde kosten

Aftrekbaar

Gemengde kosten zijn kosten met ten dele een privékarakter. Een bekend voorbeeld zijn de kosten van voedsel. Ondernemers die bijvoorbeeld met relaties dineren, besparen immers op hun kosten die ze in privé aan voedsel uitgeven.

Welke kosten?

De volgende kosten zijn als gemengde kosten aan te merken:

  • voedsel, drank en genotmiddelen;
  • representatie, daaronder begrepen recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak;
  • congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.

Percentage of vast bedrag: inkomstenbelasting

Ondernemers in de inkomstenbelasting kunnen 20% van deze kosten niet ten laste van de winst brengen. Ze kunnen er in 2023 echter ook voor kiezen een vast bedrag van € 5.100 niet ten laste van de winst te brengen. Een snelle rekensom leert dat deze laatste optie aantrekkelijk is als de totale gemengde kosten meer dan € 25.500 bedragen.

Percentage of vast bedrag: vennootschapsbelasting

Ondernemingen in de vennootschapsbelasting kunnen 26,5% van genoemde kosten niet ten laste van de winst brengen. Ze kunnen echter ook kiezen voor een vast bedrag. Dit bedraagt € 5.100 of 0,4% van de loonsom als dit hoger is. Dit is het geval bij een loonsom van meer dan € 1.275.000.

Voorbeeld: Een bv heeft een loonsom van  € 1.500.000. Het vaste bedrag voor de berekening van de niet-aftrekbare kosten bedraagt dan 0,4% x € 1.500.000 = € 6.000. Dit betekent dat de bv beter voor dit vaste bedrag kan kiezen als de gemengde kosten in 2023 meer dan € 22.641 bedragen (26,5% x € 22.641 = € 6.000).

Posted in Niet gecategoriseerd

Eind januari digitaal procederen inzake rijksbelastingen

Burgers, organisaties en juridische professionals kunnen vanaf 30 januari 2023 digitaal procederen in rijksbelastingzaken. Dit kan via het beveiligde webportaal ‘Mijn Rechtspraak’.

‘Mijn Rechtspraak’

Procederen

Op ‘Mijn rechtspraak’ kunnen burgers inloggen met DigiD. Organisaties en juridische professionals moeten inloggen met eHerkenning, advocaten met de Advocatenpas.

Uitbreiding

De nieuwe mogelijkheid om digitaal te procederen betekent een uitbreiding van de huidige mogelijkheden. Rechtszoekenden kunnen nu namelijk ook al een beroepschrift en aanvullende stukken digitaal indienen in rijksbelastingprocedures bij de gerechtshoven. In het digitale dossier staat vanaf eind januari 2023 ook een actueel overzicht van de ingediende zaken en bijbehorende berichten.

Project Digitale Toegang

Digitaal procederen in rijksbelastingzaken is een onderdeel van het project Digitale Toegang van de Rechtspraak. Digitaal procederen is nu nog op vrijwillige basis, maar wordt op termijn voor juridische professionals verplicht.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schenken, wat zijn in 2023 de mogelijkheden?

Wat mag u in 2023 fiscaalvrij schenken? De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is dit jaar beperkt tot € 28.947. Daarnaast zijn er nog andere schenkingsvrijstellingen. De mogelijkheden voor 2023 zetten wij voor u op een rij.

Algemene vrijstellingen

Schenken

De algemene vrijstelling voor schenkingen aan uw kind bedraagt dit jaar € 6.035. Voor schenkingen aan een ander is dit € 2.418. Een schenking aan uw kind die aantoonbaar gebruikt wordt voor een dure studie, is vrijgesteld tot € 60.298. Uw kind moet voor deze laatste schenking de leeftijd hebben tussen de 18 en 40 jaar.

Eigen woning of vrij besteedbaar?

De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, ook wel bekend als jubelton, is dit jaar beperkt tot € 28.947. Dit vrijgestelde bedrag geldt zowel voor een schenking aan derden als voor een schenking aan uw kinderen.

Eenzelfde vrijstelling geldt ook voor een eenmalige schenking aan uw kinderen, die vrij besteedbaar is. Maar let op: u mag echter maar één van beide vrijstellingen eenmalig gebruiken. Het is daarom verstandig om als ouder vanaf 2023 voor de vrij besteedbare schenking te kiezen. Hiervoor gelden namelijk minder voorwaarden.

Tip! Kiest u per abuis als ouder toch voor de vrijstelling eigen woning? Dan heeft de staatssecretaris toegezegd dat een schenking in de relatie ouders/kinderen, waarbij in de aangifte schenkbelasting 2023 een beroep wordt gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning, hetzelfde wordt behandeld als de eenmalige verhoogde vrijstelling zonder bestedingseis.

Let op! Ook de ontvanger van de schenking, of zijn of haar partner, moet voor de verhoogde vrijstelling van € 28.947 tussen de 18 en 40 jaar zijn. De dag van de 40e verjaardag telt nog mee.

Eerdere schenking eigen woning

De schenking voor een eigen woning die voor het eerst in 2022 plaatsvond maar waarvoor toen nog niet het maximum van de vrijstelling is benut, mag in 2023 nog vrijgesteld worden aangevuld tot en met € 106.671. Vond de schenking voor het eerst in 2021 plaats, en is in 2022 het maximum van de vrijstelling nog niet benut, dan kunt u in 2023 nog vrijgesteld aanvullen tot en met € 105.302. Voorwaarde voor de aanvullingen is wel dat in het jaar van de eerdere schenking(en) een beroep gedaan is op de vrijstelling voor de eigen woning in de aangifte schenkbelasting voor dat jaar.

Tarief

Schenkt u meer dan de genoemde bedragen, dan betalen uw kinderen 10% belasting over het meerdere tot € 138.642. Boven dit bedrag is het tarief 20% over het meerdere. Voor kleinkinderen zijn de tarieven 18% tot € 138.642 en 36% over het meerdere. Voor willekeurige derden is het tarief 30% tot € 138.642 en 40% over het meerdere.

Erfbelasting

Ook bij een erfenis gelden de nodige vrijstellingen en verschillende tarieven. De vrijstellingen voor 2023 zijn:

Echtgenoot of partner € 723.526
Kind, kleinkind € 22.918 
Invalide kind € 68.740
Ouders (samen)  € 54.270 
Overig  € 2.418

Tarief erfbelasting

Het tarief over het belaste deel bedraagt voor echtgenoten, partners en kinderen tot € 138.642 10%, over het meerdere 20%. Voor kleinkinderen is dit tarief 18% tot € 138.642, over het meerdere 36%. Voor overige erfgenamen is dit tarief 30% tot € 138.642 en 40% over het meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

Willekeurig afschrijven mogelijk in 2023

Vorig jaar kondigde het kabinet een pakket aan ondersteunende maatregelen aan voor het mkb voor de jaren 2023 tot en met 2027. Een van de maatregelen betreft de mogelijkheid om in 2023 willekeurig af te schrijven op bepaalde bedrijfsmiddelen.

Welke bedrijfsmiddelen?

Willekeurige afschrijving

U kunt willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen waarvoor u:

  • de verplichting voor de aanschaf van deze bedrijfsmiddelen in 2023 aangaat, of
  • de voortbrengingskosten in 2023 maakt.

U kunt alleen willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die niet eerder al in gebruik zijn genomen. Bovendien moet het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2026 in gebruik worden genomen.

Let op! De regeling voor de willekeurige afschrijving geldt zowel voor ondernemers in de inkomstenbelasting als in de vennootschapsbelasting.

Maximaal 50% in 2023 afschrijven

Als voldaan is aan de voorwaarden, mag u tot maximaal 50% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten ineens afschrijven in 2023. Het restant moet u in de jaren ná 2023 normaal afschrijven.

Uitgesloten bedrijfsmiddelen

Bepaalde bedrijfsmiddelen zijn uitgesloten van de regeling. Op onder meer de volgende bedrijfsmiddelen kunt u daarom niet willekeurig afschrijven:

  • gebouwen
  • schepen en vliegtuigen
  • bromfietsen en motorrijwielen
  • personenauto’s
  • immateriële activa
  • dieren

Let op! Personenauto’s die bestemd zijn voor het beroepsvervoer over de weg én personenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer (onder meer elektrische personenauto’s) zijn niet uitgesloten van de regeling. Op deze auto’s kunt u dus wel willekeurig afschrijven als u aan de voorwaarden voldoet.

Geen willekeurige afschrijving

Op bedrijfsmiddelen die bestemd zijn om hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden kunt u ook niet willekeurig afschrijven. Dit betreft bijvoorbeeld bedrijfsmiddelen die u verhuurt aan een ander. Verhuurt u deze bedrijfsmiddelen echter voor korte duur aan telkens andere huurders? Dan kunt u hier wel willekeurig op afschrijven als u aan de voorwaarden voldoet.

Let op! Als door een andere regeling al willekeurig afschrijft op een bedrijfsmiddel, kunt u geen gebruikmaken van de regeling voor willekeurige afschrijving die voor 2023 geldt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Schenken: wat zijn in 2023 de mogelijkheden?

Wat mag u in 2023 fiscaalvrij schenken? De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is dit jaar beperkt tot € 28.947. Daarnaast zijn er nog andere schenkingsvrijstellingen. De mogelijkheden voor 2023 zetten wij voor u op een rij.

Algemene vrijstellingen

Schenken

De algemene vrijstelling voor schenkingen aan uw kind bedraagt dit jaar € 6.035. Voor schenkingen aan een ander is dit € 2.418. Een schenking aan uw kind die aantoonbaar gebruikt wordt voor een dure studie, is vrijgesteld tot € 60.298. Uw kind moet voor deze laatste schenking de leeftijd hebben tussen de 18 en 40 jaar.

Eigen woning of vrij besteedbaar?

De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, ook wel bekend als de jubelton, is dit jaar beperkt tot € 28.947. Dit vrijgestelde bedrag geldt zowel voor een schenking aan derden als voor een schenking aan uw kinderen.

Eenzelfde vrijstelling geldt ook voor een eenmalige schenking aan uw kinderen, die vrij besteedbaar is. Maar let op: u mag echter maar één van beide vrijstellingen eenmalig gebruiken. Het is daarom verstandig om als ouder vanaf 2023 voor de vrij besteedbare schenking te kiezen. Hiervoor gelden namelijk minder voorwaarden.

Tip! Kiest u per abuis als ouder toch voor de vrijstelling eigen woning? Dan heeft de staatssecretaris toegezegd dat een schenking in de relatie ouders/kinderen, waarbij in de aangifte schenkbelasting 2023 een beroep wordt gedaan op de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning, hetzelfde wordt behandeld als de eenmalige verhoogde vrijstelling zonder bestedingseis.

Let op! Ook de ontvanger van de schenking, of zijn of haar partner, moet voor de verhoogde vrijstelling van € 28.947 tussen de 18 en 40 jaar zijn. De dag van de 40e verjaardag telt nog mee.

Eerdere schenking eigen woning

De schenking voor een eigen woning die voor het eerst in 2022 plaatsvond maar waarvoor toen nog niet het maximum van de vrijstelling is benut, mag in 2023 nog vrijgesteld worden aangevuld tot en met € 106.671. Vond de schenking voor het eerst in 2021 plaats, en is in 2022 het maximum van de vrijstelling nog niet benut, dan kunt u in 2023 nog vrijgesteld aanvullen tot en met € 105.302. Voorwaarde voor de aanvullingen is wel dat in het jaar van de eerdere schenking(en) een beroep gedaan is op de vrijstelling voor de eigen woning in de aangifte schenkbelasting voor dat jaar.

Tarief

Schenkt u meer dan de genoemde bedragen, dan betalen uw kinderen 10% belasting over het meerdere tot € 138.642. Boven dit bedrag is het tarief 20% over het meerdere. Voor kleinkinderen zijn de tarieven 18% tot € 138.642 en 36% over het meerdere. Voor willekeurige derden is het tarief 30% tot € 138.642 en 40% over het meerdere.

Erfbelasting

Ook bij een erfenis gelden de nodige vrijstellingen en verschillende tarieven. De vrijstellingen voor 2023 zijn:

Echtgenoot of partner € 723.526
Kind, kleinkind € 22.918 
Invalide kind € 68.740
Ouders (samen)  € 54.270 
Overig  € 2.418

Tarief erfbelasting

Het tarief over het belaste deel bedraagt voor echtgenoten, partners en kinderen tot € 138.642 10%, over het meerdere 20%. Voor kleinkinderen is dit tarief 18% tot € 138.642, over het meerdere 36%. Voor overige erfgenamen is dit tarief 30% tot € 138.642 en 40% over het meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook dit jaar subsidie aanschaf elektrische auto

Particulieren die een nieuwe of gebruikte elektrische auto aanschaffen, kunnen ook in 2023 weer subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt € 2.950 voor een nieuwe auto en € 2.000 voor een gebruikte. De subsidie geldt ook voor private lease van elektrische auto’s.

Voorwaarden

Subsidie elektrische  auto

Deze subsidie kent een aantal voorwaarden. De belangrijkste zijn dat de auto pas vanaf 1 januari 2023 op uw naam mag staan, dat de catalogusprijs tussen de € 12.000 en € 45.000 ligt en dat de auto een actieradius heeft van minstens 120 kilometer. Ook moet de koopovereenkomst op of na 1 januari 2023 zijn gesloten.

Aanvragen

Aanvragen van de subsidie kan vanaf 10 januari 9.00 uur digitaal via RVO.nl. Hiertoe is DigiD vereist.

Alleen voor particulieren

De subsidie is alleen bestemd voor particulieren. Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar de auto mag dus niet tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Als ze de auto tot het privévermogen rekenen, kunnen ze voor zakelijke kilometers € 0,21/km ten laste van de winst brengen.

Tijdig aanvragen

De totale beschikbare subsidie voor nieuwe elektrische auto’s bedraagt € 67 miljoen, voor gebruikte € 32,4 miljoen. Als de subsidie op is, wordt geen subsidie meer verstrekt. 

Tip! Het is dus van belang de subsidie tijdig aan te vragen. Ook is het nuttig op de site van de RVO te kijken – voordat u tot koop overgaat –  of er op het moment van aanvragen nog subsidie beschikbaar is. Zo niet, dan moet u voor een subsidie wachten tot 2024.

Let op! 2024 is tevens het laatste jaar dat er subsidie wordt verstrekt voor de aanschaf van een elektrische auto.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra verhoging uurprijs kinderopvangtoeslag

De maximumuurprijzen in de kinderopvangtoeslag worden extra verhoogd. De verhoging is een gevolg van de gestegen inflatie. De nieuwe tarieven gaan gelden vanaf 2023. Wanneer deze actief worden doorgevoerd is nog niet bekend.

Nieuwe prijzen

Kinderopvangtoeslag

Door de verhoging zullen de maximale uurprijzen van kinderopvang per 2023 met 1,74% extra stijgen. Hierdoor worden de uurprijzen voor dagopvang en buitenschoolse opvang in totaal met 7,32% verhoogd. De maximumuurprijzen komen daarmee op € 9,12 respectievelijk € 7,85. De maximumuurprijs voor gastouderopvang wordt met 5,06% verhoogd tot € 6,85.

Tijdstip doorvoering onzeker

De kinderopvangtoeslag over de maand januari 2023 is op 20 december 2022 al uitbetaald. Hierin is de stijging nog niet verwerkt. Het is nog niet bekend wanneer deze stijging met terugwerkende kracht voor 2023 kan worden doorgevoerd. Ouders ontvangen bij de eerstvolgende betaling na invoering van de wijziging een nabetaling over de eerder overgemaakte toeslagen over 2023. Het uitgekeerde bedrag ligt die maand dan eenmalig hoger.

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook dit jaar subsidie aanschaf elektrische personenauto

Particulieren die een nieuwe of gebruikte elektrische personenauto aanschaffen, kunnen ook in 2023 weer subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt € 2.950 voor een nieuwe auto en € 2.000 voor een gebruikte. De subsidie geldt ook voor private lease van elektrische auto’s.

Voorwaarden

Subsidie elektrische  auto

De Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) kent een aantal voorwaarden. De belangrijkste zijn dat de auto pas vanaf 1 januari 2023 op uw naam mag staan in het kentekenregister, dat de catalogusprijs minimaal € 12.000 en maximaal € 45.000 bedraagten dat de auto een actieradius heeft van minstens 120 kilometer. Ook moet de koopovereenkomst op of na 1 januari 2023 zijn gesloten.

Let op! Om de subsidie aan te kunnen vragen moet u al een koopovereenkomst voor de auto hebben getekend. Wilt u de koop annuleren als u geen subsidie krijgt? Zorg dan dat in de koopovereenkomst een ontbindende voorwaarde is opgenomen die u zo’n mogelijkheid biedt.

Aanvragen

Op 10 januari 9.00 uur is het loket geopend op RVO.nl om de subsidie aan te vragen. Hiertoe is DigiD vereist.

Alleen voor particulieren

De subsidie is alleen bestemd voor particulieren. Ondernemers kunnen de subsidie wel aanvragen, maar de auto mag dus niet tot hun ondernemingsvermogen worden gerekend. Als ze de auto tot het privévermogen rekenen, kunnen ze voor zakelijke kilometers € 0,21/km ten laste van de winst brengen.

Tip! Als ondernemers de auto tot hun privévermogen rekenen, kunnen ze wel voor zakelijke kilometers € 0,21/km ten laste van de winst brengen.

Tijdig aanvragen

De totale beschikbare subsidie voor nieuwe elektrische personenauto’s bedraagt € 67 miljoen, voor gebruikte € 32,4 miljoen. Als de subsidie op is, wordt geen subsidie meer verstrekt. 

Tip! Het is dus van belang de subsidie tijdig aan te vragen. Ook is het nuttig op de site van de RVO te kijken – voordat u tot koop overgaat –  of er op het moment van aanvragen nog subsidie beschikbaar is. Zo niet, dan moet u voor een subsidie wachten tot 2024.

Let op! 2024 is tevens het laatste jaar dat er subsidie wordt verstrekt voor de aanschaf van een elektrische auto.

Posted in Niet gecategoriseerd

Andere rechtsvorm niet van invloed op LIV

Als u werknemers in dienst heeft met een laag loon, kunt u recht hebben op het lage-inkomensvoordeel (LIV). Een belangrijke voorwaarde voor het LIV is dat de werknemer minstens 1.248 uur per kalenderjaar werkt. Een verandering van alleen de rechtsvorm heeft daarop geen invloed.

LIV

LIV

U heeft recht op het LIV voor werknemers die in 2022, gebaseerd op het wettelijk minimumloon, een gemiddeld uurloon tussen € 10,73 en € 13,43 verdienen. Het LIV bedraagt € 0,49 per uur, met een maximum van € 960 per werknemer per jaar.

Vof wordt bv

In de zaak die onlangs speelde voor de rechtbank Groningen ging een vof over in een bv. De overgang had plaats op 9 april. De inspecteur kende het LIV weliswaar toe, maar slechts voor de periode vanaf 9 april. Dat betekende dat de uren die werknemers gewerkt hadden bij de vof, niet meetelden.

Verschillende werkgevers

De rechtbank stelde allereerst vast dat er naar de letter van de wet inderdaad sprake is van twee verschillende werkgevers. De rechtbank stelde echter ook vast dat doel en strekking van de wet er niet toe leiden dat in gevallen als deze, waarbij alleen de rechtsvorm wijzigt, de gewerkte uren in het kader van het LIV niet bij elkaar mogen worden opgeteld. Een belangrijk argument voor de rechter daarbij is dat arbeidsrechtelijk alle rechten en verplichtingen van de werknemer behouden blijven.

Substantiële banen

De eis dat een werknemer in een kalenderjaar minstens 1.248 uur moet hebben gewerkt, is volgens de rechter bedoeld om alleen substantiële banen voor het LIV in aanmerking te laten komen. Ook een onderbreking van de dienstbetrekking bij dezelfde werkgever hoeft immers niet tot verlies van het LIV te leiden. De rechtbank zag dan ook niet in waarom dit wel zo zou zijn als alleen de rechtsvorm gewijzigd wordt en kende het LIV over het volledige aantal uren toe.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zorg voor tijdige en juiste administratieve verwerking werkkostenregeling

Maakt u gebruik van de vrije ruimte in de werkkostenregeling, de WKR, dan moet u zorgen dat uw administratie hieromtrent op orde is. Anders loopt u het risico dat datgene wat u daarin onderbrengt, belast wordt bij uw werknemer.

Aanwijzen

WKR

Binnen de WKR bestaat de mogelijkheid om vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen onder te brengen in de vrije ruimte. Dit is belastingvrij zolang het totaal binnen de vrije ruimte blijft. Daarboven bent u als werkgever 80% eindheffing verschuldigd.

Om gebruik te maken van de vrije ruimte moet u desbetreffende vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen wel vooraf aanwijzen aan die vrije ruimte.

Let op! Doet u dat niet, dan is uw werknemer hierover loonheffing verschuldigd.

Vormvrij

Het is niet expliciet vastgelegd hoe u moet aanwijzen aan de vrije ruimte. Zo’n aanwijzing kan bijvoorbeeld blijken uit arbeidsrechtelijke afspraken of uit de vastlegging hiervan in de administratie.

Goedkeuring: aanwijzing in het kalenderjaar

Om discussie te voorkomen over de vraag of aanwijzing vooraf heeft plaatsgevonden, gaat de Belastingdienst ervan uit dat aanwijzing heeft plaatsgevonden als de werkgever de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling niet bij de werknemer in de loonheffing heeft betrokken.

Let op! Deze zogenaamde goedkeuring voor de aanwijzing geldt alleen gedurende het kalenderjaar. De Belastingdienst gaat er dus in 2022 nog van uit dat bijvoorbeeld vergoedingen die u in 2022 niet bij uw werknemers in de loonheffing betrekt, zijn aangewezen aan de vrije ruimte. Heeft u deze aanwijzing in 2023 echter nog niet geregeld, dan worden de vergoedingen alsnog in 2022 bij uw werknemers in de loonheffing betrokken.

Per abuis niet in loonheffing bij werknemer

De goedkeuring geldt niet als uit andere gegevens naar voren komt dat het uw bedoeling was om de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling bij de werknemer in de loonheffing te betrekken, maar u dit per abuis niet heeft gedaan. U kunt dan dus niet met terugwerkende kracht alsnog kiezen voor aanwijzing aan de vrije ruimte.

Goedkeuring: gerichte vrijstelling

Voldoet een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling aan de voorwaarden en grensbedragen voor een gerichte vrijstelling? Dan gaat de Belastingdienst er ook van uit dat aanwijzing aan de vrije ruimte heeft plaatsgevonden.

Tip! Om discussie met de Belastingdienst te voorkomen, is het altijd aan te raden om gewoon vooraf aan te wijzen aan de vrije ruimte. Is dat per abuis niet gebeurd, dan kunt u zich beroepen op de goedkeuringen. Controleer in ieder geval tegen het einde van het kalenderjaar of u aan uw aanwijzingsplicht heeft voldaan. Hiermee voorkomt u dat u alsnog loonheffing bij uw werknemers moet inhouden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Dga: pas op pensioen bij forse lening bij uw bv

Als u als dga bij uw bv een forse lening afsluit, kan dat verregaande fiscale gevolgen hebben. Die gevolgen kunnen ook betrekking hebben op uw pensioen.

Onzakelijke lening

Pensioen DGA

In een zaak die speelde bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had een dga bij zijn bv ruim € 2,3 miljoen aan schulden staan. De inspecteur was van mening dat de lening onzakelijk was. Onder meer omdat er aandelen verpand zouden worden als zekerheid, maar dit was niet gebeurd. Ook was het kredietplafond van € 2 miljoen ruim overschreden. Bovendien was het nog maar zeer de vraag of de dga de lening ooit af zou kunnen lossen, gelet op zijn financiële reserves.

Pensioen afgekocht?

De inspecteur ging er daarom vanuit dat het pensioen van de dga met een waarde van ruim € 1,4 miljoen in feite was afgekocht. De rechter was het hiermee echter niet eens, want de opgebouwde schuld zou altijd nog verrekend kunnen worden met het pensioen. Dit betekende dan wel dat het pensioen voorwerp van zekerheid was geworden. Dit leidde tot belastingheffing over de waarde van het pensioen, zodat de navordering in stand bleef.

Excessief lenen

De uitspraak maakt duidelijk dat dga’s moeten oppassen met het afsluiten van al te grote leningen bij de eigen bv, zeker als men over onvoldoende financiële reserves beschikt.

Let op! De Eerste Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap. Een dga kan dan in beginsel nog maximaal € 700.000 bij zijn bv lenen, of betaalt over het meerdere belasting.

Posted in Niet gecategoriseerd

Diverse landbouwnormen 2022 bekend

Personen die landbouwgrond verpachten, moeten de waarde van deze grond aangeven in box 3. De Belastingdienst publiceert jaarlijks de cijfers inzake de waardering ervan. Ook zijn de landbouwnormen 2022 voor de btw-aangifte bekend.

Landbouwnormen btw-aangifte

Landbouw

De Belastingdienst heeft de landbouwnormen voor onttrekkingen voor eigen gebruik en de richtlijnen voor het bepalen van het privégebruik voor het jaar 2022 bekendgemaakt. Het gaat om de normen voor het eigen verbruik van de meest gangbare agrarische producten en richtlijnen voor het privégedeelte van de kosten van energie en water. De cijfers zijn nodig zijn voor de laatste btw-aangifte over 2022.

Soms geen normbedragen

Bij sommige producten zijn geen normbedragen opgenomen, zoals bij vleeskalkoenen. Agrariërs moeten dan zelf hun verbruik berekenen met behulp van een dagprijs.

Verpachting

De cijfers inzake verpachting hebben betrekking op verpacht grasland en akkerland die ten behoeve van de landbouw worden gebruikt. De cijfers kunnen dus niet voor andere grondsoorten gebruikt worden, zoals voor tuinland of boomgaarden en voor grond bestemd voor recreatie.

Verpachte grond

De waarde van verpachte grond is een percentage van de waarde van onverpachte grond. De hoogte van het percentage is weer afhankelijk van de nog resterende looptijd van de pacht. Hoe korter de resterende looptijd, hoe hoger het percentage. Dit is minimaal 60% en maximaal 98% van de waarde in onverpachte staat.

Uiteenlopende waardes

De waarde van de grond verschilt per regio enorm. Zo bedraagt de normwaarde van een hectare grond op de Waddeneilanden € 37.300, terwijl deze in de zuidelijke IJsselmeerpolders € 147.900 is.

Tip! U vindt alle waarden hier.

Heffing box 3

Verpachte gronden moeten voor de belastingheffing in box 3 aangemerkt worden als beleggingen/andere bezittingen. Hiervoor wordt een rendement verondersteld dat voor 2023 waarschijnlijk 6,17% bedraagt. Dit percentage wordt nog definitief vastgesteld. Over dit veronderstelde rendement betaalt u 32% belasting.

Lagere waarde?

Bent u van mening dat de waarde van uw grond lager is, dan kunt u hiervan afwijken. U dient dan wel te onderbouwen waarom naar uw mening de standaardwaardering op uw grond niet van toepassing is.

Posted in Niet gecategoriseerd

Raadplegen UBO-register nog onzeker

Het is nog onzeker of het UBO-register kan worden geraadpleegd, wanneer en door wie. Dit antwoordt minister Kaag op Kamervragen naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.

UBO-register

UBO-register

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Onvoldoende onderbouwing

Via de Kamer van Koophandel kunnen derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelt is volgens het Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy.

Legitiem belang

De uitspraak betekent dat de verplichting om toegang te geven tot informatie over uiteindelijk begunstigden alleen nog geldt voor bevoegde autoriteiten, meldingsplichtige instellingen en alle personen of organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen.

Informatieverstrekking deels hervat

De informatieverstrekking aan bevoegde autoriteiten wordt daarom op korte termijn hervat. Voor meldingsplichtige instellingen wordt nog onderzocht hoe dit aangepakt moet worden. Dit geldt ook voor het hervatten van de informatieverstrekking aan personen of organisaties met een legitiem belang, omdat onduidelijk is wat hier precies onder moet worden verstaan. Zodra over het hervatten van de informatieverstrekking meer duidelijkheid is, wil de minister de Kamer verder informeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen STAP-aanvragen in januari

In januari 2023 kunnen geen aanvragen worden ingediend voor het zogenaamde STAP-budget (Stimulering Arbeidsmarktpositie). Het kabinet heeft hiertoe besloten omdat men eerst wil onderzoeken hoe oneigenlijk gebruik en misbruik van de subsidie kan worden tegengegaan.

STAP-budget

STAP-subsidie

De subsidie STAP is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Deze subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per jaar en kan worden aangevraagd bij het UWV.  Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen. Een STAP-subsidie aanvragen kan alleen voor scholingsactiviteiten die in het scholingsregister staan.

Misbruik

Het kabinet wil misbruik en oneigenlijk gebruik tegengaan door geen subsidie meer te verschaffen voor opleidingen die niet aan de voorwaarden voldoen. Er loopt hieromtrent een onderzoek naar 3.500 opleidingen bij zo’n 200 opleiders. De rechter heeft echter beslist dat onderzoek naar een opleiding niet betekent dat de subsidie nog niet betaald hoeft te worden.

Aanvragen bij UWV

Door de aanvraagperiode in januari te schrappen, resteren er voor 2023 nog vijf aanvraagperiodes. Het voor 2023 beschikbare budget blijft gelijk.

Let op! De eerstvolgende aanvraagperiode voor de STAP-subsidie start nu op 28 februari 2023 om 10:00 uur. Aanvragen kan digitaal via het STAP-portaal van het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betalingen aan derden verplicht opgeven in januari 2023

Betaalde u in 2022 bedragen aan iemand die niet bij u in dienstbetrekking is of als ondernemer bij u werkt? Dan moet u die bedragen deze maand, dus in januari 2023, aan de Belastingdienst doorgeven.

Renseigneringsverplichting

Betalingen

Het verplicht doorgeven van de betaalde bedragen aan de Belastingdienst wordt ook wel de renseigneringsverplichting genoemd. Voor de jaren tot en met 2021 hoefde u alleen bedragen door te geven als de Belastingdienst daarom vroeg. Voor de jaren vanaf 2022 bent u verplicht dit uit eigen beweging te doen. De verplichting geldt voor twee groepen administratieplichtigen:

  • inhoudingsplichtigen, ofwel (rechts)personen met een loonheffingennummer, en
  • bepaalde collectieve beheersorganisaties (cbo’s).

Uitgesloten betalingen

Bepaalde betalingen hoeft u niet door te geven. Het gaat hier onder meer om betalingen voor werkzaamheden die zijn verricht als vrijwilliger, werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt met omzetbelasting, de werkzaamheden en diensten die zijn verricht als werknemer en de vergoedingen voor een auteursrecht.

Tip! De renseigneringsverplichting geldt niet voor een niet in Nederland wonende of gevestigde werkgever die in Nederland geen inhoudingsplichtige is.

Aan te leveren gegevens

Het aanleveren van de gegevens moet digitaal. Het gaat hierbij om de volgende gegevens:

  • naam, adres, bsn en geboortedatum van de ontvanger van de betaling
  • de in het kalenderjaar betaalde bedragen inclusief eventuele kostenvergoedingen
  • datum waarop u de uitbetaling hebt gedaan

Uiterste datum 31 januari 2023

De in 2022 aan derde betaalde bedragen moet u in de maand januari 2023 (uiterlijk 31 januari 2023!) aan de Belastingdienst doorgeven. Dit moet u dus uit eigen beweging doen, u kunt niet wachten tot de Belastingdienst hierom vraagt.

Let op! Naast betalingen in geld moet u ook betalingen in natura doorgeven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid fiscale eenheid voor btw reikt ver

Onder voorwaarden kunnen ondernemers voor de omzetbelasting een fiscale eenheid vormen. Dit heeft voordelen, maar ook het nadeel dat men hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de btw-schulden van de fiscale eenheid. En die aansprakelijkheid reikt ver.

Fiscale eenheid btw

Laptop

Een fiscale eenheid voor de btw is een automatisme als bedrijven in financieel, organisatorisch en economisch opzicht met elkaar verweven zijn. Dit betekent dat meer dan 50% van de aandelen van elk van de ondernemingen in dezelfde handen is, dat er één overkoepelende leiding is en dat de ondernemingen in hoofdzaak hetzelfde economische doel hebben of de ene onderneming voor meer dan 50% aanvullende activiteiten uitoefent voor de andere.

Voor- en nadelen

Het voordeel van een fiscale eenheid is dat er maar één keer aangifte voor de btw hoeft te worden gedaan. Ook wordt er geen btw betaald over leveringen van goederen en diensten tussen de ondernemingen in de fiscale eenheid. Daar staat het nadeel tegenover dat men hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de btw-schulden van de fiscale eenheid.

Aansprakelijkheid

In een zaak die onlangs speelde bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant maakte een onderneming deel uit van een fiscale eenheid van 1 maart 2011 tot 1 juni 2016. Het uittreden was vastgelegd in een brief van de Belastingdienst. In 2019 wordt het bedrijf aansprakelijk gesteld voor btw-schulden over de jaren 2021, 2014 en 2015. Het bedrijf bestrijdt de aansprakelijkstelling omdat niet aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid zou zijn voldaan.

Beschikking

De rechtbank acht het bedrijf echter wel aansprakelijk. De aansprakelijkstelling betreft een periode waarin het bedrijf deel uitmaakte van de fiscale eenheid. Nu hieromtrent een beschikking is afgegeven, blijft deze van kracht totdat de fiscus is geïnformeerd dat men van de fiscale eenheid geen deel meer uitmaakt. Dit is zelfs zo als men niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid voldoet.

Posted in Niet gecategoriseerd

Kan een renteloze lening aan een werknemer onbelast?

Wilt u een renteloze lening aan een werknemer verstrekken? Dan kan dat onder voorwaarden belastingvrij.

Rentevoordeel in principe belast

Handtekening

Bij een lening aan een werknemer is het rentevoordeel in beginsel belast met loonbelasting. Is bijvoorbeeld het marktconforme rentepercentage op een lening van € 10.000 3% en berekent u geen rente? Dan moet u over het rentevoordeel van € 300 per jaar loonbelasting inhouden op het loon van uw werknemer.

Lening aan werknemer voor (elektrische) fiets of elektrische scooter

Dit geldt niet voor leningen die u verstrekt voor een (elektrische) fiets of elektrische scooter. Het rentevoordeel voor deze leningen wordt op nul gesteld. U hoeft dan geen loonbelasting in te houden op het loon van uw werknemer. Uw werknemer geniet dit rentevoordeel dus belastingvrij.

Aanwijzen in de vrije ruimte

Als u het rentevoordeel aanwijst in de vrije ruimte van de werkkostenregeling hoeft u ook geen loonbelasting in te houden op het loon van uw werknemer. Ook in zo’n geval geniet uw werknemer dus het rentevoordeel belastingvrij.

Zolang het totaal aan vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen in een jaar de vrije ruimte niet overschrijdt, betaalt u ook geen belasting. Vindt wel een overschrijding plaats, dan betaalt u over het meerdere 80% eindheffing.

Tip! Ook een (gedeeltelijke) kwijtschelding van een lening aan een werknemer, kunt u aanwijzen in de vrije ruimte.

Geen aanwijzing voor lening eigen woning

Een rentevoordeel op een lening voor een eigen woning waarvoor de rente in aftrek kan worden gebracht in de aangifte inkomstenbelasting, kunt u nooit aanwijzen in de vrije ruimte. In dat geval moet u dus altijd over het rentevoordeel loonbelasting inhouden op het loon van uw werknemer.

Tip! Uw werknemer kan in zo’n geval het rentevoordeel wel als rente voor de eigen woning in aftrek brengen onder de voorwaarden die voor die aftrek gelden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lage AWf-premie corrigeren?

De Belastingdienst attendeert werkgevers op het herzien van de lage AWf-premie over 2022. De premie moet worden herzien als u werknemers in 2022 meer dan 30% meer uren heeft betaald dan het aantal contracturen voor dit jaar. Dit staat bekend als de zogenaamde 30%-herzieningsregeling. U kunt de premie herzien door de aangiften loonheffingen over 2022 te corrigeren.

Premie Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf)

Rekenmachine

De AWf kent een lage AWf-premie van 2,7% en een hoge AWf-premie van 7,7% (cijfers 2022). Welke premie u als werkgever betaalt, is afhankelijk van het soort arbeidscontract dat u met uw werknemer heeft gesloten. 

Wanneer lage  of hoge AWf-premie?

U betaalt voor uw werknemer de lage AWf-premie wanneer de arbeidsovereenkomst aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • het gaat om een arbeidscontract voor onbepaalde tijd,
  • het contract is schriftelijk vastgelegd, én
  • het arbeidscontract is geen oproepcontract.

Let op! Voldoet het contract niet aan alle voorwaarden, dan betaalt u de hoge AWf-premie, tenzij er sprake is van een uitzondering.

Wanneer herzien?

Als dat kan met uw salarissoftware, mag u de lage AWf-premie ook herzien bij de aangifte loonheffingen over het laatste tijdvak van 2022 (december of 13e vierwekenperiode). Wie de herzieningsberekening pas na de laatste aangifte van het jaar maakt, kan in januari of februari 2023 eerdere aangiften loonheffingen over 2022 corrigeren. Dat kan met zogenoemde losse correcties.

Posted in Niet gecategoriseerd

Zonder rentenadeel geen belastingrente

Als de Belastingdienst geen rentenadeel leidt, dient bij het opleggen van een aanslag ook geen belastingrente te kunnen worden berekend. Het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 bevat hiertoe een bepaling die inspeelt op een eerder arrest van de Hoge Raad hierover.

Belastingrente

Belastingdienst

In het genoemde arrest gaat de Hoge Raad ervan uit dat door een belastingplichtige belastingrente moet worden betaald als, als gevolg van zijn handelen, het vaststellen van een aanslag te lang op zich heeft laten wachten. Andersom moet de Belastingdienst belastingrente vergoeden als de schuld bij de Belastingdienst ligt.

Geen rentenadeel

In hetzelfde arrest acht de Hoge Raad het onaanvaardbaar als ook belastingrente in rekening wordt gebracht als de Belastingdienst geen rentenadeel heeft geleden. Dit kan zich voordoen, zoals in genoemd arrest, als meerdere voorlopige aanslagen worden opgelegd. In de betreffende rechtszaak moest een belastingplichtige daardoor € 1.553 belastingrente betalen.

Wetsvoorstel

In bovengenoemd wetsvoorstel wordt geregeld dat de inspecteur de te betalen belastingrente kan verminderen in situaties waarin belastingrente in rekening wordt gebracht over een tijdvak waarin de belasting al is geheven, voldaan of afgedragen. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel op 1 januari 2023 van kracht is.

Let op! Mocht een inspecteur tot die tijd in soortgelijke situaties toch belastingrente in rekening brengen, dan kunnen belastingplichtigen zich altijd beroepen op het arrest van de Hoge Raad.

Posted in Niet gecategoriseerd

Exacte rittenregistratie niet vereist bij bijtellingsregeling

Als aan u een auto van de zaak ter beschikking staat, is in beginsel bijtelling voor privégebruik van toepassing. Alleen als u overtuigend kunt aantonen dat u niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden, krijgt u geen bijtelling. Een exacte rittenregistratie is hiervoor niet vereist.

Belastingdienst in de fout

Agenda

In een zaak voor de rechtbank Noord-Nederland ging de Belastingdienst bij de beoordeling van een rittenregistratie meermaals in de fout. Zo constateerde de Belastingdienst verschillen in de opgegeven aantallen kilometers van verschillende routes aan de hand van Google Maps. Deze verschillen bestonden in werkelijkheid niet.

Exacte aantallen niet vereist

Ook ging de Belastingdienst de fout in door ritten op honderden meters nauwkeurig te berekenen. Ook dit is volgens de rechter niet de bedoeling. Van belang is slechts dat overtuigend wordt aangetoond dat het aantal kilometers dat privé is gereden niet meer dan 500 bedraagt.

Vrije bewijsleer

Hoe u aantoont dat u daadwerkelijk niet meer kilometers gereden heeft, is niet van belang. Een rittenregistratie is namelijk niet vereist en bewijs kan dus ook op andere wijze worden geleverd.

Zware aanhanger

De rechtbank achtte ook van belang dat er gereden is met een grote auto met zware aanhanger om hiermee onder andere metaal te vervoeren. Om deze reden was er dan ook regelmatig over hoofdwegen gereden om zo ritten door dorpen te vermijden.

Heel klein verschil is niet van belang

De rechtbank stelt ook letterlijk ‘niet warm of koud te worden’ van een verschil van één kilometer, omdat zo’n verschil logisch is en nu eenmaal van tijd tot tijd voorkomt als er op hele kilometers wordt afgerond en geregistreerd. Van belang is slechts dat de 500 km privé niet wordt overschreden. De rechtbank verminderde dan ook de navorderingen en schrapte hierin de bijtellingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Denk na over uw bedrijfsopvolging

Het kabinet heeft onlangs gereageerd op een evaluatie van de fiscale tegemoetkomingen voor bedrijfsopvolgingen. Uit de reactie komt naar voren dat deze tegemoetkomingen niet volledig worden afgeschaft, maar waar nodig wel worden aangepast.

Bedrijfsopvolgingsregelingen

Appel

In de Successiewet is voor het fiscaal vriendelijke schenken of vererven van een onderneming een bedrijfsopvolgingsregeling opgenomen, in de praktijk ook wel BOR genoemd. Deze regeling voorziet in een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde van de onderneming, voor zover de waarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1.134.403 (bedrag 2022). Voor het meerdere is de vermindering 83%.

Daarnaast is in de inkomstenbelasting een doorschuifregeling opgenomen, in de praktijk ook wel DSR genoemd. Deze regeling voorziet in de mogelijkheid om de winst die bij schenken of vererven van een onderneming ontstaat, door te schuiven naar de opvolgers.

Evaluatie CPB bedrijfsopvolgingsregelingen

Eerder dit jaar publiceerde het CPB een evaluatie van fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht. Onderdeel van deze evaluatie waren met name de BOR en de DSR. Het kabinet heeft hierop onlangs gereageerd. In de reactie geeft het kabinet aan nog steeds achter de doelstelling van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen te staan. Te weten: het voorkomen dat de continuïteit van een onderneming bij een reële bedrijfsoverdracht in gevaar komt door belastingheffing.

Aanpak knelpunten en oneigenlijk gebruik

Het kabinet wil echter wel diverse knelpunten en oneigenlijk gebruik van de regelingen aanpakken. Hierbij wil het kabinet niet alleen oog hebben voor de knelpunten die de Belastingdienst ervaart, maar ook voor de knelpunten die de ondernemer ervaart. Het doel is onder meer eenvoudigere regels en minder juridische procedures.

Verhuur onroerende zaken

Zo wil het kabinet in de toekomst alle aan derde verhuurde onroerende zaken aanmerken als beleggingsvermogen in de BOR en DSR. Gevolg is dan dat hierop niet de gunstige regelingen kunnen worden toegepast. De precieze uitwerking van deze maatregel is nog niet bekend, maar zal onderdeel zijn van het wetsvoorstel Belastingplan 2025, met waarschijnlijke ingangsdatum 1 januari 2024.

Baby-bv’s

Het kabinet onderzoekt verder de mogelijkheden voor nieuw beleid om constructies met baby-bv’s aan te pakken.

Verdere wijzigingen nog niet bekend

Verdere wijzigingen zijn nog niet bekend. De komende periode onderzoekt het kabinet hiertoe een aantal vragen over onder meer het onderscheid tussen ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen, de mogelijke aanpassing van de dienstbetrekkingseis in de DSR en de mogelijke aanpassing van de bezits- en voortzettingseis in de BOR. Het kabinet zal eventuele wijzigingen daarna opnemen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024, met waarschijnlijke ingangsdatum 1 januari 2024.

Tip! Gezien de mogelijke wijzigingen die plaats gaan vinden in de bedrijfsopvolgingsregelingen is het verstandig om met uw adviseur te overleggen wat u nu nog kan doen om gebruik te maken van de huidige regelingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wanneer mag u arbeidsvoorwaarden eenzijdig wijzigen?

Wilt u als werkgever een of meerdere wijzigingen doorvoeren met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van uw werknemers? De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan wat de mogelijkheden zijn.

Wijzigingsbeding

Handtekening

In een arbeidsovereenkomst kan een zogeheten eenzijdig wijzigingsbeding worden opgenomen. Dit houdt in dat de werkgever expliciet schriftelijk bepaalt dat hij zich de bevoegdheid voorbehoudt de arbeidsovereenkomst eenzijdig aan te passen als hij daarvoor een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer daarvoor moet wijken. Er dient dan dus een belangenafweging plaats te vinden.

Ontbreken eenzijdig wijzigingsbeding?

Heeft u als werkgever geen eenzijdig wijzigingsbeding schriftelijk afgesproken met de werknemer? Dan moet u om een wijziging af te dwingen terugvallen op de algemene norm van het goed werkgever- en werknemerschap. De Hoge Raad heeft in het zogenaamde Stoof/Mammoet-arrest geoordeeld dat die norm de werknemer ertoe kan verplichten een wijziging te accepteren, als 

  • (i) sprake is van gewijzigde omstandigheden,
  • (ii) de werkgever een redelijk wijzigingsvoorstel doet én
  • (iii) de werknemer dat voorstel redelijkerwijs niet kan weigeren.

Collectieve wijzigingen

Er werd in dit arrest wel vanuit gegaan dat het eenzijdig wijzigingsbeding specifiek bedoeld was voor collectieve wijzigingen en de norm van het goed werkgever- en werknemerschap meer voor individuele wijzigingen. Recentelijk heeft de Hoge Raad hierover uitsluitsel gegeven en bepaald dat de criteria uit het Stoof/Mammoet-arrest ook kunnen worden ingeroepen om collectieve wijzigingen af te dwingen. Ook als u verzuimd heeft een eenzijdig wijzigingsbeding overeen te komen, kunt u hier dus een beroep op doen.

Mag een werknemer een wijziging weigeren?

Verder heeft de  Hoge Raad bepaald dat niet geldt dat een werknemer een wijzigingsvoorstel van de werkgever alleen mag weigeren indien het voorstel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, maar dat hiervoor ook de lichtere toetsnorm geldt. De norm van de onaanvaardbaarheid is te streng. Het gaat om de vraag of de werknemer het door de werkgever gedane voorstel redelijkerwijs mag weigeren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuw borgstellingskrediet glastuinbouw

Er komt een nieuwe borgstellingskredietregeling voor de glastuinbouw. De regeling is bedoeld om in de kern gezonde glastuinbouw bedrijven te ondersteunen vanwege de huidige hoge energieprijzen.

Borgstelling MKB-Landbouwkredieten

Kas

De bestaande Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL) wordt hiervoor gewijzigd. De wijziging maakt het mogelijk dat banken ook voor glastuinbouwbedrijven met liquiditeitstekorten een
borgstellingskrediet kunnen aanvragen. 

Tekort aan zekerheden

De nieuwe regeling richt zich op een borgstelling voor kredieten verstrekt door financiers aan land- en tuinbouwbedrijven die zijn bestemd voor nieuwe investeringen en omschakeling, maar waarbij een tekort aan zekerheden bestaat volgens de normale banknormen. De borgstelling bedraagt regulier 70% over 2/3 van het totaal door de bank verstrekte krediet.

Looptijd en provisie

De looptijd van de kredieten bedraagt vier jaar, waarbij in de eerste twee jaar niet afgelost hoeft te worden. De ondernemer betaalt een éénmalige provisie van 3%, voor starters of overnemers van een bedrijf is dit 1%.

Let op! De regeling zal waarschijnlijk in januari 2023 worden opengesteld en lopen tot en met 28 februari 2023. Ook is een tweede openstelling voorzien voor de periode augustus tot en met december 2023.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoofdlijnen Tegemoetkoming Energiekosten bekend

Het kabinet heeft de hoofdlijnen van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) bekendgemaakt. Via de TEK worden energie-intensieve mkb-bedrijven financieel ondersteund vanwege de huidige hoge energieprijzen.

7% van de omzet

Fabriek

Om in aanmerking te komen voor TEK moeten de energiekosten minstens 7% van uw omzet bedragen. Of dit het geval is, wordt vooraf getoetst. Deze voorwaarde was al bekend.

Verbruik geschat

Voor de TEK zullen de energiekosten van de ondernemer echter niet op basis van zijn daadwerkelijke gebruik en de actuele prijs berekend worden, maar worden geschat op basis van historische gegevens en een gemodelleerde prijs. Deze prijs wordt in januari 2023 bekendgemaakt.

Historisch verbruik

Het gas- en elektraverbruik ter bepaling van de TEK wordt mede bepaald aan de hand van het standaardjaarverbruik aan gas en elektriciteit. Dit zijn prognoses van de netbeheerder voor het verbruik van de komende twaalf maanden, onder meer gebaseerd op het historisch verbruik. De peildatum voor deze gegevens is 1 januari 2023. 

Modelprijs 2022

Er wordt gerekend met een modelprijs voor 2022 voor gas en elektriciteit. Dit is het gemiddelde van de prijzen van het vierde kwartaal van 2022 en wordt berekend door het CBS.

Jaaromzet

De omzet van bedrijven wordt bepaald aan de hand van de omzetgegevens over het jaar 2022. Voor de meeste bedrijven zullen deze gegevens uiterlijk 31 januari 2023 beschikbaar zijn.

Voorschot van 60%

Ondernemers kunnen hun subsidieaanvraag digitaal indienen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Dit kan vanaf het eerste kwartaal van 2023. Ondernemers krijgen in eerste instantie een voorschot van 60%.

Correctie prijsplafond

Het verbruik dat valt onder het prijsplafond voor kleinverbruikers, wordt in mindering gebracht op het standaardjaarverbruik. Op deze manier wordt voorkomen dat ondernemers voor een deel van het verbruik tweemaal worden gecompenseerd. Het prijsplafond kent een maximumtarief tot een verbruik van 1.200 m3 gas, 2.900 kilowattuur (kWh) elektriciteit en 37 gigajoule (GJ) stadsverwarming. Deze tarieven zijn € 0,40 per kWh elektriciteit, € 1,45 per m3 gas en € 47,38 per GJ stadswarmte.

Voorwaarden aan omzet of winst?

Het kabinet bekijkt nog of er voorwaarden gesteld kunnen worden aan de TEK op basis van bijvoorbeeld omzetgroei of winstgevendheid. Dit om ervoor te zorgen dat de steun zo gericht mogelijk gegeven kan worden aan bedrijven die het echt nodig hebben.

Posted in Niet gecategoriseerd

Brexitkosten? Extra tijd voor aanvragen BAR

Ondernemers die nog kosten moeten maken als gevolg van de Brexit, krijgen meer tijd om de Brexit Adjustment Reserve (BAR) Bedrijfslevenregeling aan te vragen. De aanvraagperiode voor de tegemoetkoming voor nog te maken kosten is verlengd naar 13 januari 2023 17.00 uur bij RVO.nl.

Twee typen BAR Bedrijfslevenregeling

Brexit

De BAR Bedrijfslevenregeling bestaat uit twee delen. De tegemoetkoming voor nog te maken kosten en de tegemoetkoming voor al gemaakte kosten. De tegemoetkoming voor gemaakte kosten is aan te vragen tot 31 maart 2023 17:00 uur.

Geen omzetverlies

De BAR vergoedt niet de kosten van omzetverlies. Bij kosten die wél voor vergoeding in aanmerking komen, kan gedacht worden aan kosten als opleiding, voorlichtingscampagnes en ICT-aanpassingen.

Let op! Vraag de BAR zo snel mogelijk aan. Er is slechts een beperkt budget en aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst.

Posted in Niet gecategoriseerd

Salariseisen 30%-regeling bekend

Buitenlandse werknemers met een specifieke deskundigheid mag u onder voorwaarden 30% van het salaris onbelast uitbetalen als kostenvergoeding. De specifieke deskundigheid moet blijken uit de omvang van het salaris. Wat zijn de voorwaarden voor 2023?

30%-regeling

Ondernemer

Volgens de 30%-regeling mag u voor werknemers met een specifieke deskundigheid maximaal 30% van het salaris belastingvrij uitbetalen als tegemoetkoming in de extra kosten die dergelijke werknemers plegen te maken. Denk bijvoorbeeld aan extra huisvestingskosten.

Ondergrens salaris

In 2023 is sprake van een specifieke deskundigheid als uw werknemer een belastbaar jaarloon heeft dat meer is dan € 41.954, exclusief de gerichte vrijstelling. Voor werknemers die in het wetenschappelijk onderwijs een Nederlandse mastertitel hebben behaald of een gelijkwaardige buitenlandse titel, en die jonger zijn dan 30 jaar, moet het belastbaar jaarloon meer zijn dan € 31.891, exclusief de gerichte vrijstelling.

Let op! Werknemers die wetenschappelijk onderzoek doen bij bepaalde instellingen en artsen die in opleiding zijn tot specialist, hoeven niet aan een inkomensnorm te voldoen.

Jaarlijks kiezen

Zo lang u de 30%-regeling mag toepassen, moet u elk jaar kiezen of u de 30%-regeling toepast of dat u de werkelijke extraterritoriale kosten vergoedt. Kiest u voor het vergoeden van de werkelijke kosten, dan moet u deze aannemelijk kunnen maken. Dit betekent dat u deze kosten en vergoedingen per werknemer bij moet houden in uw loonadministratie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoe zit het met vakantiedagen bij re-integratie?

Een zieke werknemer die in staat is om te re-integreren is ook in staat om vakantiedagen op te nemen. Hij is dan gedurende de vakantieperiode vrijgesteld van zijn re-integratieverplichting waardoor er invulling kan worden gegeven aan de herstelfunctie van vakantie.

Hoogte loon tijdens vakantie

Koffers

Inmiddels is duidelijk geworden dat ook al is de zieke werknemer in salaris teruggegaan naar bijvoorbeeld 70%, hij tijdens de opname van vakantie toch recht heeft op 100% van zijn salaris. Dit heeft het Europese Hof van Justitie expliciet bepaald. Zieke werknemers moeten namelijk een vergelijkbare positie hebben als werknemers die werken. Zou er uitgegaan worden van een lager loon, dan zou dit mogelijk een beletsel vormen om vakantie op te nemen en dat is uiteraard niet de bedoeling. 

Geen verval vakantiedagen

Voor wat betreft de wettelijke vakantiedagen – vier keer de overeengekomen arbeidsduur per week – geldt dat deze een half jaar na afloop van het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd komen te vervallen. Dus de wettelijke vakantiedagen van 2022 komen per 1 juli 2023 te vervallen. Wel geldt dan dat de werkgever de werknemer expliciet hierover tijdig moet informeren, zodat de werknemer de gelegenheid heeft deze dagen alsnog op te nemen. Voor wat betreft de bovenwettelijke vakantiedagen, dus de extra vakantiedagen, geldt dat deze vijf jaar na afloop van het vakantiejaar waarin ze zijn opgebouwd komen te verjaren. Dus de bovenwettelijke vakantiedagen over 2022 verjaren met ingang van 1 januari 2028. 

Wat als de werknemer ernstig ziek is?

Maar wat nu als de werknemer zodanig ziek is dat hij niet in staat is om de vakantiedagen feitelijk te genieten? Komen deze dan toch te vervallen? Het Europese Hof van Justitie heeft uitgemaakt dat verworven vakantierechten in een periode van arbeidsongeschiktheid in beginsel niet kunnen komen te vervallen of verjaren.

Let op! Het is voor de werkgever van belang een deugdelijke verlofadministratie bij te houden van de wettelijke en de bovenwettelijke vakantiedagen en werknemers expliciet te wijzen op de mogelijkheid van verval en hen aan te sporen de vakantiedagen feitelijk te genieten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Herinvesteringsreserve van toepassing op fosfaatrechten?

Zijn fosfaatrechten een bedrijfsmiddel? Op deze vraag heeft de rechtbank Gelderland onlangs antwoord gegeven in een procedure waarin het ging om toepassing van een herinvesteringsreserve.

Herinvesteringsreserve (HIR)

Koeien

De HIR is een faciliteit waarbij u de boekwinst bij verkoop van een bedrijfsmiddel reserveert en deze afboekt op een ander aan te schaffen bedrijfsmiddel. De boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel wordt daardoor verlaagd met de HIR, wat betekent dat u er minder op kunt afschrijven. Zodoende betaalt u toch belasting over de boekwinst, maar nu gespreid.

Bedrijfsmiddel of niet?

In bovengenoemde zaak boog de rechtbank zich eerst over de vraag of fosfaatrechten wel aangemerkt kunnen worden als bedrijfsmiddel. Volgens de rechtbank is dit het geval. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat ook onlichamelijke zaken, zoals octrooien, een bedrijfsmiddel kunnen zijn. Dit geldt volgens de rechtbank ook voor fosfaatrechten.

Voorgenomen verkoop

De inspecteur probeerde de vorming van een HIR op de verkoopwinst van de fosfaatrechten verder nog te voorkomen door aan te geven dat de belastingplichtige het voornemen had de fosfaatrechten niet te gebruiken. Volgens de inspecteur was het doel slechts de rechten te verkopen. De rechtbank ging hierin niet mee, omdat uit de feiten bleek dat het teruglopen van de veestapel voortvloeide uit de bedrijfsuitoefening. De intentie om een melkveehouderij te exploiteren en zelfs uit te breiden was er wel degelijk geweest en dus was de vorming van een HIR toegestaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

BOR vervalt niet per definitie door verhuur onderneming

Met de bedrijfsopvolgingsregeling kunt u uw onderneming fiscaal vriendelijk schenken of laten vererven bij uw overlijden. Na toepassing van regeling vervalt deze met terugwerkende kracht als uw onderneming niet lang genoeg blijft bestaan. Verhuur van uw onderneming laat de regeling echter niet per definitie vervallen, aldus de Hoge Raad.

Bedrijfsopvolgingsregeling

Huizen

In de Successiewet is voor het fiscaal vriendelijke schenken of vererven van een onderneming een bedrijfsopvolgingsregeling opgenomen, in de praktijk ook wel BOF of BOR genoemd. Deze regeling voorziet in een voorwaardelijke vrijstelling van 100% van de waarde van de onderneming, voor zover de waarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1.134.403 (bedrag 2022). Voor het meerdere is de vermindering 83%.

Voortzettingsvereiste

Als de onderneming met toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling door schenken of vererven is overgegaan, moet de onderneming gedurende tenminste vijf jaren door de ontvanger worden voortgezet, het zogenaamde voortzettingsvereiste.

De Belastingdienst meende dat per definitie niet aan dit voortzettingsvereiste is voldaan als de onderneming binnen die vijf jaar wordt verhuurd. De Hoge Raad was het daar niet mee eens. Verhuur van de onderneming betekent naar het oordeel van de Hoge Raad niet automatisch dat de onderneming is gestaakt. Daarmee kan dus nog steeds aan het voortzettingsvereiste worden voldaan.

Beoordeling aan de hand van de inkomstenbelasting

Of bij verhuur van de onderneming niet langer aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan, moet naar het oordeel van de Hoge Raad beoordeeld worden aan de hand van voorwaarden die voor staking en vervreemding gelden in de inkomstenbelasting.

In de inkomstenbelasting betekent verhuur van de onderneming ook niet per definitie staking van de onderneming. Als een ondernemer zijn onderneming verhuurt, kan dat namelijk ook onder voorwaarden beschouwd worden als voortzetting van de onderneming.

Let op! Of sprake is van voortzetting van de onderneming of van staking, is sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Onder meer de voorwaarden waaronder de verhuur plaatsvindt, spelen hierbij een rol.

Tip! Denkt u na over verhuur van uw onderneming, neem dan contact op met een van onze adviseurs voor nader advies.

Posted in Niet gecategoriseerd

Controleer premiebeschikking Werkhervattingskas bij no-riskpolis

De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan inzake de no-riskpolis voor een werknemer die in de tweede periode weer in dienst is getreden. Maak tijdig bezwaar bij de Belastingdienst, mocht u vermoeden dat ZW-uitkeringen en eventuele WGA-uitkeringen aansluitend aan de tweede dienstbetrekking aan u als werkgever zijn toegerekend als uitkeringslast.

Ziektewet-uitkering in de no-risk polis

Laptop

Bij de no-riskpolis bestaat er voor een werknemer die medische beperkingen heeft, in bepaalde situaties recht op een Ziektewet-uitkering. Deze ZW-uitkering wordt vaak via de werkgever betaalbaar gesteld (werkgeversbetaling), zodat hij deze in mindering kan brengen op zijn loondoorbetalingsverplichting bij ziekte. Het is dus een schadebeperkende maatregel die werkgevers over de streep moet trekken om een werknemer met een beperking aan te nemen, dan wel in dienst te houden. Mocht de werknemer uiteindelijk in de WGA terechtkomen, dan wordt deze werknemer niet meegerekend bij de bepaling van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas. Dit staat bekend als de no-riskpolis. Ook voor werknemers die geen recht hebben op een WIA-uitkering, de zogeheten 35-minners, kan er onder bepaalde voorwaarden recht bestaan op een ZW-uitkering.

Twee periodes van vijf jaar

De wet geeft aan dat er voor wat betreft de no-riskpolis twee periodes van vijf jaar zijn. De eerste periode vangt bij de 35-minner vijf jaar na einde wachttijd aan en de tweede periode vangt vijf jaar na datum indiensttreding aan. De uitval moet binnen die periode hebben plaatsgevonden om er een beroep op te doen. 

Weer in dienst?

Stel nu dat de werknemer binnen die tweede periode weer opnieuw in dienst is getreden bij de werkgever. Kan er dan wel of geen beroep worden gedaan op de no-riskpolis? De Hoge Raad heeft hier inmiddels recentelijk uitsluitsel over gegeven en bepaald dat de no-riskpolis ook geldt voor ZW-uitkeringen aan een werknemer die:

  • met een no-riskpolis bij de werkgever in dienst was, én
  • ziek uit dienst ging, én
  • binnen vijf jaar na de startdatum van de eerst dienstbetrekking voor de tweede keer bij de werkgever in dienst kwam, én
  • opnieuw ziek uit dienst is gegaan.

Premiebeschikking Werkhervattingskas

Aangezien de Hoge Raad pas op 28 oktober 2022 uitspraak heeft gedaan, kon de Belastingdienst bij het bepalen van de premies in het kader van de onlangs verzonden premiebeschikking Werkhervattingskas hier geen rekening mee houden. Dit kan betekenen dat de ZW-uitkeringen en eventuele WGA-uitkeringen aansluitend aan de tweede dienstbetrekking, aan u als werkgever zijn toegerekend als uitkeringslast. 

Maak tijdig bezwaar

Het is dus zaak om tijdig bezwaar te maken als u vermoedt dat dit bij u het geval zou kunnen zijn. U kunt daarmee ook de instroomlijsten opvragen zodat u inzichtelijk hebt welke uitkeringen aan u zijn toegerekend, waarna u kunt controleren of dat al dan niet terecht is. 

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-nultarief op (onbewerkte) groente en fruit?

Het kabinet streeft ernaar om mogelijk per 1 januari 2024 een 0-tarief in te voeren op groente en fruit. Nader onderzoek is nodig om te bezien of dit te realiseren is.

Budgettaire dekking en afbakeningsvarianten

Groente

De invoering van dit btw-nultarief kan leiden tot een budgettaire derving van zo’n € 1 miljard. Voor deze derving moet nog dekking worden gezocht. Daarnaast verricht onderzoeksbureau SEO op dit moment nog een onderzoek naar verschillende afbakeningsvarianten. Dit is nodig om invoering van het btw-nultarief zorgvuldig te laten plaatsvinden. Om het voor ondernemers en de Belastingdienst werkbaar te houden is het streven om de invoering in één keer goed te doen. 

Let op! Hierbij is met name ook van belang dat er een goed wettelijk onderscheid komt tussen wat groente en fruit is en wat andere voedingsmiddelen zijn. Voor deze laatste groep komt namelijk geen btw-nultarief, maar blijft het verlaagde btw-tarief van 9% gelden.

Streven invoering per 2024

Het kabinet verwacht de uitkomsten van het onderzoek begin 2023. Op basis van deze uitkomsten wordt besloten of een wetgevingstraject kan worden gestart met als streven per 1 januari 2024 een btw-nultarief op groente en fruit.

Ook nog geen btw-nultarief op onbewerkte varianten

Het kabinet vindt het niet verantwoord om tussentijds al een btw-nultarief op onbewerkte groente en fruit in te voeren. Om onduidelijkheden voor ondernemers en de Belastingdienst te voorkomen moet daarvoor immers gedefinieerd worden wat ‘onbewerkt’ betekent. Betekent bijvoorbeeld wassen, schillen, (bij)snijden, (na) rijpen of verpakken dat niet langer sprake is van onbewerkt of is daarvan pas sprake bij toevoegingen van bijvoorbeeld zout of suiker aan een product.

Daarnaast moeten producten die voor een gemiddelde consument inwisselbaar zijn, voor de btw gelijk behandeld worden. Betekent dit dan bijvoorbeeld dat een krop ongewassen sla hetzelfde moet worden behandeld als gewassen en gesneden sla in een zakje? Dit soort vragen zijn onderdeel van de verschillende afbakeningsvarianten die onderzoeksbureau SEO onderzoekt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Geen gebruikersheffing OZB vanwege corona

Een bioscoop die tijdens de coronacrisis verplicht gesloten was, hoeft geen OZB-gebruikersheffing te betalen. Dit besliste de rechtbank Limburg onlangs. De bioscoop kon op de peildatum namelijk niet gebruikt worden door de exploitant.

Gebruikersheffing OZB

Bioscoop

Eigenaren van woningen en niet-woningen, zoals kantoren, betalen de OZB-heffing  voor eigenaren. Daarnaast betalen de gebruikers van niet-woningen zoals huurders ook onroerende zaakbelasting, de zogenaamde gebruikersheffing. Voor woningen geldt geen gebruikersheffing.

Gesloten wegens corona

Vanwege de coronacrisis waren de afgelopen jaren gedurende langere periodes publiek toegankelijke ruimtes gesloten. Om het besmettingsgevaar te beteugelen waren bijvoorbeeld bioscopen en de horeca niet of maar beperkt toegankelijk.

Bioscoop buiten gebruik

Vanwege de onmogelijkheid de bioscoop te gebruiken, vocht de gebruiker ervan zijn aanslag OZB voor het gebruikersdeel voor het jaar 2022 aan. De gebruiker stelde dat hij het gebruikersdeel niet verschuldigd was, aangezien op de peildatum 1 januari 2021 het gebruik als bioscoop was verboden.

Ter beschikking staan is onvoldoende

De rechter was het hiermee eens en vernietigde de aanslag. Dat de bioscoop wel ter beschikking stond was onvoldoende, aangezien er geen alternatieve activiteiten in de bioscoop hadden plaatsgevonden of plaats hadden kunnen vinden. 

Let op voor 2023!

Als deze uitspraak in stand blijft, kan deze ook gevolgen hebben voor de aanslagen gebruikersheffing OZB voor het jaar 2023. De peildatum daarvoor is namelijk 1 januari 2022 en toen waren vanwege een lockdown eveneens publiek toegankelijke locaties zoals bioscopen en horeca gesloten.

Posted in Niet gecategoriseerd

Uitkeringen stijgen mee met minimumloon per 1 januari 2023

Per 1 januari 2023 stijgt het wettelijk minimumloon van € 1.756,20 naar € 1.934,40 per maand. Diverse uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Deze worden daarom ook aangepast.

Minimumjeugdloon ook omhoog

Euromunten

Het wettelijk minimumloon stijgt met 10,15 procent. Ook de minimumjeugdlonen stijgen met hetzelfde percentage.

Uitkeringsbedragen

Daarnaast worden de bedragen van de volgende uitkeringen aangepast:

  • Participatiewet
  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
  • Algemene Ouderdomswet (AOW)
  • Algemene Nabestaandenwet (Anw)
  • Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
  • Werkloosheidswet (WW)
  • Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
  • Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
  • Ziektewet (ZW)
  • Toeslagenwet (TW)

Participatiewet

De bijstandsuitkeringen stijgen per 1 januari 2023. Verder wordt per 1 januari 2023 de kostendelersnorm gewijzigd: alleen medebewoners van 27 jaar of ouder tellen mee als kostendeler voor de uitkering van huisgenoten.

WW, WIA, WAO en ZW

De bestaande bruto-uitkeringen in de WW, WIA, WAO en ZW worden per 1 januari 2023 ook met 10,15% verhoogd. Het maximumdagloon stijgt van bruto € 232,90 naar € 256,54.

Tip! De uitkeringsbedragen per 1 januari 2023 kunt u hier vinden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Spreid de jubelton over 2022 en 2023

De eenmalige belastingvrije schenking voor onder andere de aankoop van een woning, ook bekend als de jubelton, wordt afgeschaft. Als u in 2022 nog in actie komt, kunt u de huidige jubelton van € 106.671 nog spreiden over 2022 en 2023.

Jubelton

Huizen

Ouders kunnen bijvoorbeeld aan hun kinderen via de jubelton in 2022 nog een belastingvrije schenking doen. De vrijstelling geldt overigens ook voor derden. U kunt deze schenking dus aan een willekeurig persoon doen. Er zijn echter wel voorwaarden. Zo dient de jubelton gebruikt te worden om:

  • een eigen woning te kopen of te verbouwen;
  • de hypotheek of restschulden van de eigen woning af te lossen;
  • de rechten van erfpacht, opstal of beklemming van de eigen woning af te kopen.

Een lager bedrag in 2023

De jubelton bedraagt nu nog € 106.671, maar wordt in 2023 beperkt tot een bedrag van € 28.947. Per 2024 verdwijnt de jubelton helemaal.

Spreid de jubelton

Wilt u nog optimaal profiteren van de fiscale vrijstelling voor een schenking voor de eigen woning? Doe dit dan vóór 1 januari 2023. U hoeft dan niet meteen in 2022 al het volledige bedrag te schenken om optimaal te profiteren. Een schenking van € 1 in 2022 is al voldoende. U kunt het restant schenken in 2023.

Let op! U moet wel zowel in 2022 als in 2023 voldoen aan alle voorwaarden voor de jubelton. Daarnaast moet u ook zowel in 2022 als in 2023 de vrijstelling voor de jubelton aanvragen in de aangifte schenkbelasting voor 2022 en 2023.

Tip! Schenkt u in 2022 nog niet het gehele bedrag van de jubelton, dan kunt u dus in 2023 het restant van de jubelton schenken. Daarnaast kunt u in 2023 ook nog gebruikmaken van de jaarlijkse reguliere vrijstelling voor 2023 (€ 6.035 voor een schenking van ouders aan kinderen en € 2.418 voor een schenking aan anderen).

Voorwaarden

Voor de jubelton geldt een aantal voorwaarden. Zo moet de ontvanger van de schenking tussen de 18 en 40 jaar oud zijn, moet de jubelton gebruikt worden voor de eigen woning en moet u via schriftelijke bewijzen kunnen aantonen dat de schenking is betaald. Een schenking op papier voldoet dus niet.

Tip! Controleer goed of u voldoet aan alle voorwaarden. Onze adviseurs kunnen u daarbij van dienst zijn. Daarmee voorkomt u dat de vrijstelling onverwacht toch niet van toepassing is.

Besteden schenking tot en met 2024

Een voorwaarde voor de jubelton is dat de schenking voor de eigen woning wordt gebruikt. De ontvanger heeft daar enige tijd voor. Als u in 2022 schenkt, kan de ontvanger de schenking nog tot uiterlijk 2024 besteden aan de eigen woning. Dit geldt ook voor een eventuele aanvullende schenking in 2023.

Let op! Deze plannen moeten nog wel door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Oudejaarsborrel of nieuwjaarsborrel?

Nog even en 2022 zit erop. Wellicht leuk om op de jaarwisseling te proosten met uw personeel. Daarbij kan het fiscaal van belang zijn of u kiest voor een oudejaarsborrel of een toost uitbrengt op het nieuwe jaar. Wellicht kiest u zelfs voor beide!

Werkkostenregeling

Feestdagen

De vraag is van belang, omdat een borrel met een hapje die u buiten de deur houdt met uw personeel belast is als loon. Waarschijnlijk wilt u niet dat uw werknemers hiervoor financieel benadeeld worden en brengt u de borrel onder in de werkkostenregeling (WKR). De borrel blijft dan onbelast voor uw werknemers.

Meer vrije ruimte in 2023

Vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in de WKR zijn voor de werknemer onbelast. 

De vrije ruimte in de WKR bedraagt dit jaar (2022) 1,7% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. In 2023 is de WKR ruimer, namelijk 3% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. De vrije ruimte bedraagt volgend jaar dus maximaal € 5.200 meer.

Let op! U betaalt als werkgever 80% belasting over het bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen dat boven de vrije ruimte uitkomt.

Borrelen in 2022 of 2023?

Heeft u dit jaar nog vrije ruimte over, dan is het wellicht logisch nog dit jaar te kiezen voor een oudejaarsborrel buiten de deur en deze onder te brengen in de werkkostenregeling. Over de borrel betaalt u dan geen 80% belasting.

Is uw vrije ruimte al op, dan is het handiger voor een borrel buiten de deur in het nieuwe jaar te kiezen. Als u deze dan onderbrengt in de werkkostenregeling, betaalt u geen belasting als u in 2023 binnen de vrije ruimte blijft. Die is, afhankelijk van uw loonsom, ook voor u waarschijnlijk een stuk ruimer dan dit jaar.

Tip! Een borrel binnenshuis (op kantoor of op de werkplek) is onbelast en komt ook niet ten laste van de vrije ruimte. Proost!

Posted in Niet gecategoriseerd

Nieuwe normbedragen maaltijden, thuiswerken en reiskosten 2023 bekend

De Belastingdienst heeft de normbedragen bekendgemaakt die in 2023 gelden voor maaltijden, thuiswerken en reiskosten. Deze zijn alle hoger dan in 2022.

Maaltijden

Euro

Voor de waarde van maaltijden in bedrijfskantines of soortgelijke ruimtes of tijdens personeelsfeesten op de bedrijfslocatie, geldt een normbedrag. Dit normbedrag stijgt van € 3,35 in 2022 naar € 3,55 per maaltijd in 2023.

Het normbedrag verminderd met een eventuele bijdrage van uw werknemer is loon voor uw werknemer. U kunt er echter ook voor kiezen om dit loon aan te wijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte.

Tip! Bepaalde maaltijden zijn gericht vrijgesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij maaltijden tijdens dienstreizen, bij overwerk of werken op koopavonden. Wilt u deze maaltijden vergoeden, dan kunt u onder voorwaarden de werkelijke kosten vergoeden of aansluiten bij het normbedrag voor maaltijden.

Thuiswerken

Vanaf dit jaar (2022) kunt u voor de extra kosten die verbonden zijn aan thuiswerken, onder voorwaarden, een onbelaste vergoeding geven aan uw werknemer. Deze thuiswerkvergoeding bedraagt in 2022 € 2, maar stijgt in 2023 naar € 2,15 per dag.

Reiskostenvergoeding

Voor de zakelijke reiskilometers (waaronder woon-werkkilometers) die uw werknemer maakt met een eigen vervoermiddel kunt u in 2022 een onbelaste vergoeding geven van € 0,19 per kilometer. Al eerder was bekend dat deze onbelaste vergoeding in 2023 stijgt naar € 0,21 per kilometer.

Let op! De verhoging van de reiskostenvergoeding is onderdeel van het Belastingplan 2023. Dit plan is al wel door de Tweede Kamer aangenomen, maar de Eerste Kamer moet hier medio december 2022 nog over stemmen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Hoge Raad akkoord met verplichte aangifte loonheffingen via eHerkenning

De Hoge Raad is van mening dat werkgevers voor hun aangiften loonheffingen verplicht kunnen worden gebruik te maken van eHerkenning. Ook het feit dat hieraan kosten verbonden zijn, is in beginsel geen bezwaar.

EHerkenning

Euro

EHerkenning is een veilig, gedigitaliseerd communicatiemiddel waarmee inmiddels met tal van overheidsinstanties gecommuniceerd kan worden. Het gebruik ervan is echter niet kosteloos en moet worden aangeschaft bij een commerciële partij.

Aangifte doen

Het gebruik van eHerkenning is verplicht voor het doen van de aangiften vennootschapsbelasting en loonbelasting alsmede voor de aangifte omzetbelasting door rechtspersonen.

Wettelijke basis?

Volgens een uitspraak van de rechtbank Arnhem zou een wettelijke basis om eHerkenning verplicht te stellen, ontbreken. Volgens de Hoge Raad is die wettelijke basis er echter wel degelijk. 

Kosten niet onevenredig

De Hoge Raad is ook van mening dat het in beginsel geen bezwaar is dat aan een wettelijke administratieve verplichting als het doen van aangifte kosten verbonden zijn. De Hoge Raad merkt hierbij wel op dat deze niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot het na te streven doel. De jaarlijkse kosten van eHerkenning die een belastingplichtige moet maken, bedragen ongeveer € 20 à € 25. De Hoge Raad acht deze kosten voor het doen van de aangifte loonheffingen niet onevenredig en stelt de fiscus ook op dit punt in het gelijk.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Per 2023 energielabel C voor kantoor verplicht

Kantoorpanden moeten vanaf 2023 verplicht geregistreerd zijn met een energielabel van minimaal niveau C. Dit betekent een primair fossiel energiegebruik van maximaal 225 kWh per m2 per jaar. Kantoren die niet aan de eisen voldoen, lopen vanaf 2023 het risico te moeten sluiten als de handhaver dit oplegt. U dient dan, om het pand weer open te kunnen stellen, uw kantoor eerst zodanig energiezuiniger te maken zodat u wel aan de eisen voldoet.

Niet wachten met energiebesparende maatregelen

Energielabel

Het is van belang om niet meer te wachten met onderzoek naar de energiestatus van uw kantoor. Is het energielabel namelijk onvoldoende, dan zult u vóór 2023 nog energiebesparende maatregelen moeten nemen. Omdat u niet de enige bent, verdient het aanbeveling hiermee niet meer te wachten. U loopt anders het risico dat uw kantoor vanaf 2023 niet meer bruikbaar is.

Handhaver

Over het algemeen is de gemeente waar uw kantoorgebouw is gevestigd, de handhaver. De gemeente kan dus optreden bij overtreding van de energielabel C-verplichting.

Uitzonderingen

Op de verplichting om een energielabel van minimaal niveau C te hebben, bestaan de volgende uitzonderingen:

  • De gebruiksoppervlakte van het kantoor, exclusief nevenfuncties, is minder dan de helft van de totale gebruiksoppervlakte van het gebouw. Van een nevenfunctie is sprake als het kantoor bijvoorbeeld ook over een verkoopbalie beschikt.
  • De gebruiksoppervlakte van het kantoor – inclusief nevenfuncties – is minder dan 100 m2.
  • Monumenten; dit betreft rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten.
  • Kantoorgebouwen die ten hoogste twee jaar worden gebruikt.
  • Onteigende kantoorgebouwen of aangekocht in het kader van de Onteigeningswet.
  • Kantoorgebouwen die geen energie gebruiken om het binnenklimaat te regelen.
  • Kantoren waarbij de maatregelen die nodig zijn om energielabel C te realiseren, een terugverdientijd hebben van meer dan tien jaar.

Welk energielabel heeft uw kantoor?

Heeft uw kantoor al een energielabel, dan dient u energiebesparende maatregelen te treffen als het label D, E, F of G is. Heeft uw kantoor energielabel A, B of C, dan voldoet uw kantoor aan de normen. U bent dan dus niet wettelijk verplicht verdergaande energiebesparende maatregelen te nemen. Weet u niet welk energielabel uw kantoor heeft, dan kunt u dit nagaan op de site van de Rijksoverheid.

GIS-viewer

Aanvullend kunt u ook gebruikmaken van de zogenaamde GIS-viewer. Met de GIS-viewer kunt u online bekijken of een kantoorgebouw al een energielabel bezit en welk label dit is.

Energielabel vernieuwd in 2021

De energieprestatie van een gebouw wordt sinds 2021 vastgesteld aan de hand van een nieuwe methode. Deze geeft aan hoe energiezuinig een gebouw is en hoe dit verbeterd kan worden. Het energielabel heeft een lettercategorie van A t/m G. Voor kantoren is het aantal plussen bij de categorie A uitgebreid tot vijf.

Heeft uw kantoor nog geen energielabel?

In dat geval zult u advies moeten inwinnen bij een energieadviseur. Denkt hij dat uw pand energiezuinig is en in aanmerking komt voor een energielabel A, B of C, dan kan hij een labelberekening maken, registreren en afmelden.

Denkt hij dat uw pand in aanmerking komt voor een energielabel D, E, F of G, dan zult u energiebesparende maatregelen moeten treffen. Ook hiervoor kunt u bij een energieadviseur terecht. Hij kan op verzoek een inschatting maken van de benodigde maatregelen en de bijbehorende kosten om het kantoorpand van energielabel A, B of C te voorzien. Voor energiebesparende maatregelen bestaan diverse subsidies. Na uitvoering van de maatregelen kunt u het energielabel aanvragen dat moet voldoen aan de wettelijke eisen.

Let op! Een energielabel is tien jaar geldig. Ook de energielabels van vóór 2021 blijven tien jaar geldig.

Maatwerkadvies

Voor energiebesparende maatregelen kunt u gebruikmaken van een energieprestatieadvies (EPA). Dit is een maatwerkadvies dat inzicht geeft in bouwkundige en installatietechnische verbeteringen. Een EPA-maatwerkadvies moet worden opgesteld door een gecertificeerd adviseur. Een EPA-maatwerkrapport biedt u onder meer:

  • een helder overzicht van de huidige energieprestatie van een gebouw;
  • inzicht in bouwkundige en installatietechnische verbetermaatregelen;
  • inzicht in de kosten, baten en terugverdientijden van deze maatregelen;
  • inzicht in de CO₂-reductie door het uitvoeren van besparingsmaatregelen.

Energie-investeringsaftrek

Investeringen in energiebesparende maatregelen kunnen in aanmerking komen voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Zo komt bijvoorbeeld ook een EPA-advies in aanmerking voor de EIA. Om voor de EIA in aanmerking te komen, moet uw investering op de zogenaamde Energielijst staan. In dat geval komt uw investering in aanmerking voor de EIA, wat betekent dat u 45,5% (2022) van de investering als extra aftrek op de winst in mindering mag brengen.

Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)

U kunt met de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor zakelijke gebruikers uw gebouw verduurzamen. Dat kan met een warmtepomp en een zonneboiler. Voor bedrijven is daarnaast tot en met 31 december 2023 subsidie beschikbaar voor kleinschalige windturbines en zonnepanelen.

Voorwaarden

Voor de ISDE geldt een aantal voorwaarden. Zo moet u de subsidie aanvragen voordat u de koopovereenkomst sluit. Ook moet u het apparaat in Nederland laten installeren en binnen twaalf maanden nadat u de beslissing over de subsidieaanvraag heeft ontvangen, in gebruik nemen. Ook heeft u bij vaststelling van de subsidie een bewijs nodig dat een bouwinstallatiebedrijf het apparaat heeft geïnstalleerd en u moet hiervan een factuur en betaalbewijs hebben. Ook mag u het apparaat niet binnen een jaar na de datum van de vaststelling van uw subsidie verkopen of verwijderen. U heeft geen recht op subsidie als er al eerder subsidie is verstrekt voor het betreffende apparaat. Ook heeft u geen recht op subsidie als u hiervoor al de Energie-investeringsaftrek (EIA) krijgt.

Ook verplichte energiebesparing?

Verbruikt uw bedrijf per jaar vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m³ aardgas, dan bent u ook verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Dit is de energiebesparingsplicht.

Er bestaat ook een informatieplicht energiebesparing. Dit betekent dat u moet rapporteren welke energiebesparende maatregelen u heeft uitgevoerd. Dat doet u in eLoket van de RVO. Kijk voor meer info op de site: www.rvo.nl.

Let op! Vanwege de huidige hoge energieprijzen heeft de overheid tal van maatregelen genomen om onder meer het mkb hierin te ontzien. Zie voor een overzicht onder andere www.ondernemersplein.kvk.nl/hoge-energieprijzen-wat-kunt-u-doen.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Normbedrag gebruikelijk loon dga naar € 51.000

Het normbedrag van het gebruikelijk loon voor de dga bedraagt vanaf 2023 € 51.000. Daarnaast verdwijnt de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling. Deze twee aanpassingen betekenen dat het voor de dga verstandig is om te beoordelen of zijn loon mogelijk moet worden aangepast.

Berekening gebruikelijk loon 2023

Betalen

Een aandeelhouder met een aanmerkelijk belang die ook werkzaamheden verricht voor de bv (waaronder de dga) moet een gebruikelijk loon ontvangen. Het gebruikelijk loon bedraagt in 2023 het hoogste bedrag van de volgende bedragen:

  • het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, of
  • het loon van de meest verdienende werknemer van de bv, of
  • € 51.000.

Tip! Onder bepaalde voorwaarden kan het gebruikelijk loon lager zijn. De bewijslast hiervan ligt wel bij uw bv.

Verdwijnen doelmatigheidsmarge

In het Belastingplan 2023 is het verdwijnen van de doelmatigheidsmarge opgenomen. Waar u in 2022 nog rekening mag houden met 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, wordt dit vanaf 2023 100% van dat loon. Deze wijziging, tezamen met de verhoging van het normbedrag van € 48.000 in 2022 naar € 51.000 in 2023, kan betekenen dat uw loon omhoog moet om nog gebruikelijk te zijn.

Let op! De Tweede Kamer gaat al akkoord met de verdwijning van de doelmatigheidsmarge. De Eerste Kamer stemt hierover medio december 2022.

Voorbeeld verhoging gebruikelijk loon

Stel: in 2022 en 2023 bedraagt het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking € 62.000 en het loon van de meest verdienende werknemer € 47.000. Het gebruikelijk loon in 2022 bedraagt dan € 48.000 (het hoogste bedrag van 75% van € 62.000 = € 46.500, € 47.000 en € 48.000). Het gebruikelijk loon in 2023 bedraagt echter € 62.000 (het hoogste bedrag van € 62.000, € 47.000 en € 51.000). Uw gebruikelijk loon stijgt dan dus met € 14.000!

Let op! De hoogte van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking zal mogelijk tot meer discussie kunnen leiden met de Belastingdienst. Waar tot 2022 nog een discussiemarge bestond van 25%, is deze vanaf 2023 namelijk volledig verdwenen.

Onderdelen gebruikelijk loon

Het gebruikelijk loon omvat behalve het reguliere loon in geld, ook loon in natura en de bijtelling van de auto vanwege privégebruik. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die onder de werkkostenregeling als eindheffingsloon zijn aangewezen kunnen meetellen, mits zij individualiseerbaar zijn.

Tip! Het reguliere loon van de dga uit het eerdere voorbeeld kan in 2023 lager zijn dan € 62.000. Stel dat de dga bijvoorbeeld een bijtelling heeft voor een terbeschikkinggestelde auto van € 12.000 en vergoedingen onder de werkkostenregeling die als eindheffingsloon zijn aangewezen in de vrije ruimte ter grootte van € 2.400, dan hoeft het reguliere loon maar € 47.600 te bedragen in plaats van € 62.000.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Bestelauto 2022

Een bestelauto is voor veel ondernemers een onmisbaar bedrijfsmiddel. Voor een bestelauto geldt een flink aantal specifieke fiscale regelingen. Deze zijn er veelal op gericht het zakelijk gebruik van een bestelauto slechts beperkt te belasten. Daarbij gelden wel een aantal voorwaarden. Ook zijn er al tal van specifieke regelingen voor de elektrische bestelauto.

In deze advieswijzer:

  • Wat valt onder de definitie bestelauto?
  • Aanschaf: welke regelingen zijn er?
  • Bijtelling: wat zijn de voorwaarden?
  • Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)
  • Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Wat valt onder de definitie bestelauto?

Bezorger

Niet elke auto die gebruikt wordt voor vervoer van goederen wordt fiscaal als een bestelauto aangemerkt. Er zijn verschillende soorten bestelauto’s, zoals met open laadbak, een verhoogd dak of dubbele cabine. Voor iedere soort bestelauto gelden andere inrichtingseisen. Zo mogen in het ene geval wel zijruiten aanwezig zijn, maar in het andere weer niet. Voor een gedetailleerd overzicht van alle inrichtingseisen per soort bestelauto, check de site van de Belastingdienst.

Let op! Voldoet uw bestelauto niet aan deze eisen, dan zijn ook de fiscale faciliteiten voor een bestelauto niet van toepassing.

Aanschaf: welke regelingen zijn er?

Bij de aanschaf van een nieuwe (elektrische) bestelauto en voor het oplaadstation van de elektrische of waterstofvariant kunt u mogelijk gebruikmaken van diverse fiscale regelingen. Dit zijn de KIA, MIA en de SEPA.

KIA

Voor een bestelauto die tot het ondernemingsvermogen behoort, heeft u bij aanschaf recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Het bedrag van de KIA kunt u in mindering op de winst brengen. De KIA is zowel op nieuwe als op gebruikte bestelauto’s van toepassing. De omvang van de KIA is afhankelijk van uw totale bedrag aan investeringen in een jaar en bedraagt maximaal 28% van het investeringsbedrag. Investeert u € 2.400 of minder of meer dan € 332.994 (2022), dan heeft u geen recht op de KIA.

MIA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto heeft u in 2022 bovendien recht op 45% milieu-investeringsaftrek (MIA). Het bedrag van de MIA kunt u in mindering brengen op de winst. Het bedrijfsmiddel komt echter voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 11.000 in aanmerking voor de MIA. Voor een elektrische bestelauto van bijvoorbeeld € 50.000 krijgt u dus MIA over € 39.000. Voor een bestelauto op waterstof heeft u ook recht op 45% MIA. U hoeft hierbij geen rekening te houden met een drempel, maar krijgt de MIA over een investeringsbedrag van maximaal € 125.000.

Oplaadstation

Ook voor het oplaadstation van uw elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto die op uw eigen bedrijfsterrein staat, geldt in 2022 de MIA. Het aftrekpercentage voor het oplaadstation bedraagt 45%. Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA, tenzij deze samen met de elektrische of door waterstof aangedreven bestelauto worden aangemeld.

Let op! Een laadpaal bij de woning kwalificeert niet, omdat dit geen bedrijfsterrein is.

SEBA

Voor een nieuwe elektrische bestelauto kunt u ook nog gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Het budget voor de subsidie is voor dit jaar uitgeput, maar u kunt vanaf 8 januari 2023 weer nieuwe verzoeken voor subsidie indienen. De regeling geldt alleen voor bedrijfsauto’s in de voertuigcategorie N1 (met maximumgewicht van 3.500 kg) of N2 (met een maximumgewicht van 4.250 kg) die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen. De subsidie bedraagt 10% van de netto catalogusprijs bij de voertuigcategorie N1. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw. Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage 12. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto. De netto catalogusprijs bij voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij voertuigcategorie N2 moet € 20.000 of hoger zijn. Verder geldt alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. U vraagt de subsidie aan via de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO).

Let op! Op het moment dat u de aanvraag voor deze subsidie indient, mag de bestelauto nog niet op uw naam staan. Sterker nog, de koop- of leaseovereenkomst mag nog niet definitief zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. Dien de aanvraag dus in zolang het koopproces zich nog in de offertefase bevindt.

Bijtelling: wat zijn de regels?

Wanneer geen bijtelling?

Als een bestelauto ter beschikking wordt gesteld, krijgt men in beginsel met de bijtelling te maken. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting vindt die bijtelling plaats via de aangifte inkomstenbelasting. Voor werknemers, waaronder dga’s, vindt dit plaats via de loonadministratie en aangifte loonheffing. Voor bestelauto’s is de bijtelling in onderstaande situaties echter niet van toepassing:

– Privégebruik maximaal 500 km

De bijtelling blijft achterwege als bewezen kan worden dat met de bestelauto in het jaar niet meer dan 500 km privé is gereden. Een rittenregistratie is niet verplicht, maar omdat bewezen moet worden dat de bestelauto niet meer dan 500 km privé is gebruikt, is hieraan vrijwel niet te ontkomen.

Voor werknemers is het mogelijk hiervoor een ‘verklaring geen privégebruik’ aan te vragen. Als u als werkgever deze verklaring heeft en er geen indicaties zijn dat de werknemer zich er niet aan houdt, hoeft u in de loonadministratie geen rekening te houden met de bijtelling. Eventuele controles vinden plaats bij de werknemer. Ook een eventuele correctie wordt bij de werknemer neergelegd.

Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is het niet mogelijk een dergelijke verklaring aan te vragen.

– Uitsluitend geschikt voor goederenvervoer

Voor de bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer, is de bijtelling ook niet van toepassing. Hiervan is onder andere sprake als de bestelauto te smerig is om privé te worden gebruikt, zoals de klusjesauto van een garage waarbij de bekleding besmeurd is met olie. Ook de bestelauto die beschikt over slechts één zitplaats en waarbij de eventuele bevestigingspunten voor de overige zitplaatsen zijn verwijderd of dichtgelast, wordt geacht uitsluitend geschikt te zijn voor goederenvervoer. Bezit de bestelauto wel een tweede zitplaats, dan is deze toch uitsluitend geschikt voor goederenvervoer als de bijrijder nodig is voor het laden en lossen van de bestelauto. Onder omstandigheden kunnen ook andere bestelauto’s als uitsluitend geschikt voor goederenvervoer worden aangemerkt. Zo is door de rechter in het verleden een bestelauto als zodanig aangemerkt die in de laadruimte was voorzien van stellages voor het vervoer van planten. Overleg bij twijfel met uw inspecteur. Als bestelauto’s die uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer privé worden gebruikt, moet het privévoordeel tot het loon worden gerekend. U kunt hiervoor uitgaan van de kilometerkostprijs vermenigvuldigd met het aantal privékilometers.

– Uitsluitend zakelijk gebruik

Als een bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, blijft de bijtelling achterwege. Er moet dan een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ worden ingeleverd bij de Belastingdienst. U hoeft geen rittenregistratie bij te houden. De Belastingdienst controleert fysiek of u de bestelauto inderdaad in het geheel niet privé gebruikt. Vermoedt de Belastingdienst tijdens een controle dat u de bestelauto toch privé gebruikt, dan kan men u vragen waar u de bestelauto op dat moment zakelijk voor gebruikte. Kunt u niet aannemelijk maken dat u de bestelauto zakelijk gebruikte, dan kan men u een naheffing of navordering met boete opleggen.

Let op: Bij gebruik van een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ mag u de bestelauto helemaal niet privé gebruiken. Dus ook niet om bijvoorbeeld op de terugweg van uw werk naar huis uw kind bij de kinderopvang op te halen. De grens van 500 km is hierbij dus niet van toepassing.

Deze verklaring kan zowel door werknemers als door de ondernemer in de inkomstenbelasting worden aangevraagd.

Ook in onderstaande situaties is de bijtelling voor een bestelauto niet van toepassing. Deze situaties zijn in principe niet van toepassing op de ondernemer in de inkomstenbelasting en de dga.

– Privégebruik verboden

Is privégebruik van de bestelauto verboden, dan blijft de bijtelling achterwege op voorwaarde dat u als werkgever controleert dat de bestelauto daadwerkelijk niet privé wordt gebruikt. Gebeurt dit toch, dan moet er – naast het alsnog betalen van de bijtelling – een aanzienlijke sanctie voor de werknemer volgen. De afspraak dat de bestelauto niet privé mag worden gebruikt en de sancties wanneer dit toch gebeurt, moeten schriftelijk worden vastgelegd. Voor de dga geldt de optie alleen als er sprake is van een reëel verbod. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake als de dga zelf de controle uitoefent. 

– Privégebruik onmogelijk

Als privégebruik van de bestelauto onmogelijk is, blijft de bijtelling eveneens achterwege. Dit is bijvoorbeeld het geval als de sleutels van de auto ’s avonds moeten worden ingeleverd of als de bestelauto’s ’s avonds op een afgesloten terrein worden gestald. 

– Doorlopend afwisselend gebruik

Als een bestelauto doorlopend afwisselend door verschillende personeelsleden wordt gebruikt, is de bijtelling niet van toepassing als hierdoor het privégebruik moeilijk kan worden vastgesteld. Dit is niet het geval als een bestelauto bijvoorbeeld door twee werknemers om de week privé wordt gebruikt. Het privégebruik is dan immers niet moeilijk vast te stellen. Bij doorlopend afwisselend gebruik moet de werkgever in plaats van de bijtelling per bestelauto een bedrag van € 300 aan belasting betalen via de eindheffing. Het doorlopend afwisselende gebruik moet dan wel door de aard van het werk worden opgeroepen.

Toch bijtelling?

Is een van hiervoor genoemde voorwaarden niet van toepassing op uw situatie? Dan valt uw bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De IB-ondernemer

Heeft u als ondernemer een bestelauto tot uw beschikking die tot uw ondernemingsvermogen behoort, dan valt deze bestelauto onder de bijtellingsregeling.

De bijtelling is het bedrag dat vanwege het privégebruik niet aftrekbaar is van de winst. Dit bedrag kan niet negatief worden, oftewel: de bijtelling kan nooit meer zijn dan de werkelijke autokosten (inclusief afschrijving).

Werknemers en de dga

Bij werknemers en dga’s aan wie een bestelauto ter beschikking is gesteld, wordt de bijtelling als loon aangemerkt. De werkgever is verplicht hierover loonheffing in te houden. 

Hoeveel bijtelling?

De bijtelling bedraagt een percentage van de cataloguswaarde dat afhankelijk is van het jaar waarin de auto voor het eerst op kenteken is gesteld. Dit percentage blijft 60 maanden van kracht. Daarna wordt het percentage bepaald op basis van de dan geldende wetgeving. De bijtelling bedraagt 22% voor auto’s die in 2022 voor het eerst op kenteken zijn gezet en voor bestelauto’s die niet volledig elektrisch zijn of op waterstof rijden. Voor volledig elektrische bestelauto’s bedraagt de bijtelling in 2022 16% van de cataloguswaarde tot maximaal € 35.000 en 22% over het meerdere van de cataloguswaarde. In 2023 geldt het percentage van 16% nog maar over een cataloguswaarde van maximaal € 30.000. Voor bestelauto’s op waterstof geldt de bijtelling van 16% in 2022 en 2023 over de gehele cataloguswaarde.

Voorbeeld:
Aan werknemer A is een niet-elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die in 2022 voor het eerst op kenteken is gezet. Aan werknemer B is een elektrische bestelauto met een cataloguswaarde van € 50.000 ter beschikking gesteld die ook in 2022 voor het eerst op kenteken is gezet.

Bijtelling werknemer A: € 50.000 x 22% = € 11.000.
Bijtelling werknemer B: € 35.000 x 16% + € 15.000 x 22% = € 5.600 + € 3.300 = € 8.900.

Worden dezelfde bestelauto’s in 2023 voor het eerst op kenteken gezet, dan levert dit de volgende bijtellingen op:

Bijtelling werknemer A: € 50.000 x 22% = € 11.000
Bijtelling werknemer B: € 30.000 x 16% + € 20.000 x 22% = € 4.800 + € 4.400 = € 9.200.

Vereenvoudigde rittenregistratie

Als de werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag heeft met de bestelauto van de zaak, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve last zijn voor werkgever en werknemer. In dit geval mag de werknemer om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever. De werkgever moet dan wel schriftelijk met de werknemer hebben afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, dat privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie bewaart. U kunt voor een vereenvoudigde rittenregistratie desgewenst gebruikmaken van bijgevoegde voorbeeldafspraak.

Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen (bpm)

Bij aanschaf van een nieuwe auto, bestelauto of motorfiets betaalt u bpm. U betaalt ook bpm als u een dergelijk voertuig importeert. De bpm wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot en de netto catalogusprijs. Voor voertuigen zonder CO2-uitstoot betaalt u geen bpm. Als ondernemer kunt u onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vrijstelling van bpm bij aanschaf van een bestelauto. De belangrijkste voorwaarde voor de vrijstelling is dat u de bestelauto voor meer dan 10% gebruikt in het kader van uw onderneming. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist. 

Let op! In het Belastingplan 2023 is voorgesteld de vrijstelling van bpm op (niet volledig emissieloze) bestelauto’s voor ondernemers per 2025 af te schaffen. Het tarief van de bpm gaat vanaf 2025 € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot bedragen. Bestelauto’s zonder CO2-uitstoot betalen dus ook vanaf 2025 nog steeds geen bpm. Het voorstel moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en is dus nog niet definitief.

Tip! Was u van plan op korte termijn een bestelauto aan te schaffen die CO2 uitstoot, doe dit dan bij voorkeur nog vóór 2025.

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

Als u in Nederland met een voertuig gebruikmaakt van de openbare weg, bent u in beginsel motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Hoeveel mrb u voor een bestelauto moet betalen, hangt af van het gewicht, de brandstof en hoe milieuvervuilend het motorrijtuig is. Voor ondernemers geldt onder voorwaarden een lager mrb-tarief. De belangrijkste voorwaarde is dat u de bestelauto meer dan 10% in het kader van uw onderneming gebruikt. U moet dit desgevraagd aannemelijk kunnen maken. Een rittenregistratie is daarvoor niet vereist.

Wat scheelt dat nu?
Stel dat u in een bestelauto rijdt met dieselmotor, met een gewicht van 1.300 kilo. Bent u particulier, dan betaalt u € 289 mrb per kwartaal. Bent u ondernemer, dan betaalt u slechts € 95 per kwartaal.

Vragen?

Heeft u vragen over deze advieswijzer? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Belasting over broodfonds

Een broodfonds is een particulier initiatief van zelfstandig ondernemers om bij langdurige ziekte elkaar financieel te ondersteunen. Over de vraag of een deelnemer aan een broodfonds belasting verschuldigd is, is meer duidelijkheid verstrekt.

Broodfonds

Portemonnee

Grofweg werkt een broodfonds als volgt. De deelnemende ondernemer legt maandelijks een bedrag in. Daarnaast betaalt de deelnemer eenmalig inschrijfkosten en een maandelijkse contributie.

Als een ondernemer ziek wordt, krijgt deze – over het algemeen na een wachttijd van een maand –gedurende maximaal twee jaar schenkingen van de andere aangesloten ondernemers. Het bedrag van de schenking is afhankelijk van de maandelijkse inleg van de ondernemer.

Inkomstenbelasting box 1: uitkeringen uit en betalingen aan broodfonds

Als een ondernemer schenkingen uit een broodfonds ontvangt vanwege zijn ziekte, zijn deze volgens de Belastingdienst niet belast in box 1. De bedragen die de ondernemer maandelijks inlegt, zijn daarentegen ook niet aftrekbaar in box 1.

Inkomstenbelasting box 3: aandeel in broodfonds

Het aandeel van de ondernemer in het broodfonds moet volgens de Belastingdienst voor box 3 gewaardeerd worden op het saldo van de ingelegde bedragen, verminderd met de contributie en de gedane uitkeringen.

Tip! Het recht op een ingegane uitkering, maar ook het recht op een niet-ingegane uitkering, heeft een waarde die eigenlijk in box 3 opgegeven zou moeten worden. Uit praktisch oogpunt geeft de Belastingdienst aan dat deze waarde op nihil kan worden gesteld. De waarde van een verplichting om uitkeringen te doen, wordt voor box 3 echter ook niet in aanmerking genomen.

Schenkbelasting

De Belastingdienst geeft aan dat bij deelname aan een broodfonds geen schenkbelasting verschuldigd is, omdat sprake is van een kansovereenkomst. De Belastingdienst merkt daarbij wel op dat bij afwijkende regels in een broodfonds de beoordeling mogelijk anders kan zijn.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer bijtelling voor duurdere elektrische auto

Voor een elektrische auto met een catalogusprijs van € 30.000 of meer gaat vanaf 2023 een hogere bijtelling gelden. Dit komt omdat de lage bijtelling van 16% nog maar gaat gelden tot een catalogusprijs van € 30.000 in plaats van € 35.000 nu. Over het meerdere wordt de bijtelling 22%.

Maximale verhoging € 300

Auto

De hogere bijtelling kan een automobilist maximaal € 300 extra aan bijtelling kosten. Over maximaal € 5.000 extra cataloguswaarde wordt de bijtelling immers 6% hoger. Over deze € 300 moet de belastingplichtige extra belasting betalen. Hoeveel dit is, hangt af van zijn belastingtarief.

Let op bij elektrische auto’s ouder dan vijf jaar

De verhoging gaat ook de automobilist geld kosten met een elektrische auto die ouder is dan vijf jaar. De oorspronkelijke bijtelling bij aankoop van de auto geldt namelijk maar voor vijf jaar. Daarna gaat de bijtelling gelden die op dat moment van toepassing is. Zo gaan auto’s die in 2018 voor het eerst op kenteken zijn gezet, in de loop van 2023 met de hogere bijtelling van 16% over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde en 22% over het meerdere te maken krijgen. Voor een elektrische auto van vóór 2017 wordt over de eerste € 30.000 zelfs 19% bijtelling betaald en over het meerdere 25% (tenzij de elektrische auto ouder is dan 15 jaar).

Zonnecel- en waterstofauto blijven buiten schot

De verhoging van de bijtelling geldt niet voor auto’s die rijden op waterstof of op zonnecellen. Voor deze auto’s blijft de bijtelling 16% over de gehele catalogusprijs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer bijtelling voor nieuwe duurdere elektrische auto

Voor een nieuwe elektrische auto met een catalogusprijs van € 30.000 of meer gaat vanaf 2023 een hogere bijtelling gelden. Dit komt omdat de lage bijtelling van 16% nog maar gaat gelden tot een catalogusprijs van € 30.000 in plaats van € 35.000 nu. Over het meerdere wordt de bijtelling 22%.

Maximale verhoging € 300

Auto

De hogere bijtelling kan een automobilist die een nieuwe elektrische auto gaat rijden in 2023 maximaal € 300 extra aan bijtelling kosten. Over maximaal € 5.000 extra cataloguswaarde wordt de bijtelling immers 6% hoger. Over deze € 300 moet de belastingplichtige belasting betalen. Hoeveel dit is, hangt af van zijn belastingtarief.

Let op bij elektrische auto’s ouder dan vijf jaar

De verhoging gaat ook de automobilist geld kosten met een elektrische auto die nu al ouder is dan vijf jaar of dat in 2023 wordt. De oorspronkelijke bijtelling bij aankoop van de auto geldt namelijk maar voor vijf jaar. Daarna gaat de bijtelling gelden die op dat moment van toepassing is. Zo gaan auto’s die in 2018 voor het eerst op kenteken zijn gezet, in de loop van 2023 met de hogere bijtelling van 16% over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde en 22% over het meerdere te maken krijgen. Voor een elektrische auto van vóór 2017 wordt over de eerste € 30.000 zelfs 19% bijtelling betaald en over het meerdere 25%.

Let op! Voor auto’s die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen gelden andere regels. De bijtelling van die auto’s is gebaseerd op 35% van de waarde in het economische verkeer van die auto. Heeft die auto een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer dan geldt in 2023 een bijtelling van 29% over de eerste € 30.000 waarde in het economische verkeer en 35% van de waarde daarboven.

Zonnecel- en waterstofauto blijven buiten schot

De verhoging van de bijtelling geldt niet voor auto’s die rijden op waterstof of op zonnecellen. Voor deze auto’s blijft de bijtelling 16% over de gehele catalogusprijs.

Posted in Niet gecategoriseerd

Strengere voorwaarden STAP-subsidie

De voorwaarden voor de zogenaamde STAP-subsidie worden aangescherpt. Op deze manier moet misbruik en oneigenlijk gebruik ervan zoveel mogelijk worden voorkomen.

STAP-subsidie

Mobiel

De subsidie STAP (Stimulans Arbeidsmarkt Positie) is in de plaats gekomen van de scholingsaftrek. Deze subsidie bedraagt maximaal € 1.000 per persoon per kalenderjaar en kan worden aangevraagd bij het UWV. Met de subsidie kunnen mensen een opleiding, training of cursus volgen. Een STAP-subsidie aanvragen kan alleen voor scholingsactiviteiten die in het scholingsregister staan.

Strengere controle scholingsregister

Inmiddels is gebleken dat ook opleidingen die niet arbeidsmarktgericht zijn, toch in het scholingsregister terecht zijn gekomen. Ook houden sommige opleiders zich niet aan de subsidievoorwaarden. Daarom wordt de controle hierop versterkt.

Online opleidingen te populair

Vooral online opleidingen zijn populair. Opleidingsinstituten blijken hiervoor nu vaak reclame te maken omdat de extra kosten per deelnemer beperkt zijn. Daarom is besloten per 2023 het aantal toekenningen per opleiding te limiteren.

Meer cruciale beroepen

Verder zal het opleidingsaanbod worden uitgebreid, zodat meer verschillende type opleiders, waaronder kleine opleiders, toegang krijgen tot het scholingsregister. Ook zullen meerjarige opleidingen via STAP mogelijk worden. Verder wil men mensen stimuleren te kiezen voor scholing in maatschappelijk cruciale sectoren zoals zorg, onderwijs, ICT en techniek.

Aanvraagproces flexibiliseren

Een andere wijziging heeft betrekking op het aanvraagproces. Dit wordt flexibeler, met als uitgangspunt dat aanvragen altijd kunnen worden ingediend. Dit moet wachtrijen voorkomen. Zover is het echter nog niet.

Let op! Vanaf maandag 2 januari 2023 10.00 uur kunt u de eerste STAP-subsidie voor 2023 aanvragen bij het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verzoek vóór 16 december om verrekening loonheffing met btw

Als u een teruggave van btw verwacht over november 2022, dan bestaat de mogelijkheid om deze btw-teruggaaf te laten verrekenen met uw aangifte loonheffingen over november 2022 of de 12e vierwekenperiode. De Belastingdienst verzoekt u om vóór 16 december 2022 een verzoek hiervoor in te dienen.

Verrekening loonheffingen met teruggaaf btw

Rekenmachine

Een verzoek om verrekening van loonheffingen met teruggaaf btw is mogelijk als het aangiftetijdvak van de aangifte loonheffingen eindigt in dezelfde maand als het aangiftetijdvak van de aangifte btw. Zo kan bijvoorbeeld de aangifte loonheffingen september verrekend worden met een teruggaaf btw over de maand september of het 3e kwartaal.

Voorwaarden verrekening

Om in aanmerking te komen voor verrekening van de loonheffingen met de teruggaaf btw moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • u doet uw aangifte loonheffingen op tijd, en
  • u heeft geen andere openstaande belastingschulden.

Termijn indiening verzoek

U moet het verzoek om verrekening uiterlijk op de uiterste aangiftedatum van uw aangifte loonheffingen doen. Voor verrekening van een btw-teruggave over november 2022 met de aangifte loonheffingen november 2022 of de 12e vierwekenperiode verzoekt de Belastingdienst u dit verzoek echter vóór 16 december te doen. De Belastingdienst kan het verzoek dan namelijk sneller verwerken.

Let op! Als u een verzoek tot verrekening indient, krijgt u uitstel van betaling voor de aangifte loonheffingen tot het moment van verrekening. Is de teruggaaf btw lager dan de aangifte loonheffingen, betaal dan het verschil wel op tijd. Voor dit verschil krijgt u namelijk geen uitstel van betaling.

Formulier

Dien u uw verzoek om verrekening in met het Formulier Verzoek Loonheffingen Verrekening met teruggaaf btw. Als u dit formulier gebruikt kan de Belastingdienst uw verzoek namelijk veel sneller afhandelen dan wanneer u een verzoek per brief indient.

Posted in Niet gecategoriseerd

Deadline vaststelling NOW5 verlengd

Werkgevers krijgen langer de tijd om de definitieve vaststelling van de NOW5, dus over de vijfde periode, aan te vragen. De termijn hiervoor is verlengd van 22 februari 2023 naar 2 juni 2023.

NOW

Euro

De NOW was een financiële tegemoetkoming voor de loonkosten van ondernemingen die vanwege de coronacrisis met een aanzienlijke omzetdaling werden geconfronteerd. De NOW werd in eerste instantie uitgekeerd als voorschot op basis van een geschat omzetverlies. Pas als het werkelijke omzetverlies bekend is, ontvangt de ondernemer de definitieve tegemoetkoming. Hiertoe moet het definitieve omzetverlies worden vastgesteld.

NOW5

De vijfde NOW-periode heeft betrekking op aanvragen van de NOW in de periode april tot en met  juni 2021. Aanvragen hiervoor konden worden ingediend van 6 mei tot en met 30 juni 2021.

Gelijk met NOW6

De deadline om de NOW5 definitief vast te stellen, is nu gelijk getrokken met die voor de zesde NOW. De NOW6 kon worden aangevraagd voor de periode juli tot en met september 2021. 

Het voordeel van het gelijktrekken van de uiterste vaststellingsdatum van NOW5 en NOW6 is dat accountants op basis van het gecombineerde accountantsprotocol bepaalde controlewerkzaamheden met betrekking tot de omzet kunnen combineren.

Let op! U dient dus de definitieve vaststelling van NOW5 én NOW6 uiterlijk op 2 juni 2023 in te dienen bij het UWV.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onderzoeksrapport rekeningrijden naar Tweede Kamer

Het kabinet wil per 2030 de huidige motorrijtuigenbelasting (mrb) vervangen door een vorm van rekeningrijden dan wel kilometerheffing, ofwel Betalen naar Gebruik (BnG). Onlangs is een hiertoe opgesteld onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer gestuurd. Wat zijn de uitkomsten?

Varianten

File

Het rapport heeft verschillende varianten van BnG onderzocht. Er is gewerkt met drie hoofdvarianten. In de eerste is een gelijk tarief voor alle voertuigen gehanteerd, in de tweede wordt voor het tarief onderscheid gemaakt naar gewicht en gebruikte brandstof, terwijl in de derde variant het tarief afhankelijk is van de CO2-uitstoot. Ook is een aantal subvarianten onderzocht, waarbij bijvoorbeeld over de eerste 3.000 km een nihiltarief wordt gehanteerd.

Bestelauto’s

Alle varianten zijn qua uitwerking gelijk voor personen- en bestelauto’s. Wel is er gewerkt met aparte tarieven voor beide soorten. Zo is er in de varianten die budgetneutraal uitwerken geen verschuiving gerealiseerd in opbrengsten tussen personen- en bestelauto’s.

Effecten

In het rapport zijn ook de te verwachten effecten vermeld. Zo zullen er naar verwachting minder kilometers worden gereden en zal daardoor ook de uitstoot door auto’s afnemen. Het totale aantal auto’s zal naar verwachting toenemen, zo wordt in het rapport aangegeven.

Overleg met belangenorganisaties

Het kabinet gaat met belangenorganisaties in overleg over de voornemens. Bij dit overleg zal ook het aan de Kamer gestuurde rapport worden gebruikt. In het voorjaar van 2023 staat verdere behandeling met de Tweede Kamer op de planning.

Alles nalezen?

Het volledige rapport is hier na te lezen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Inhouding minimumloon Zorgverzekeringswet 2023

De nominale premie voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) mag u als werkgever uit naam van een werknemer rechtstreeks overmaken naar de zorgverzekeraar. U mag daarvoor in 2023 maximaal € 1.649 inhouden op het minimumloon.

Minimaal minimumloon overmaken aan werknemer

Medisch

U kunt geen inhoudingen op het loon doen als de werknemer daardoor minder dan het minimumloon overhoudt. U moet minimaal het wettelijk minimumloon overmaken aan uw werknemer. Een uitzondering is als uw werknemer u een schriftelijke volmacht verleent om in zijn naam betalingen te verrichten aan de zorgverzekeraar voor de nominale premie (verschuldigde premie voor een zorgverzekering) en de premie voor het herverzekeren van het eigen risico (verschuldigde premie voor een verzekering ter afdekking van het verplichte eigen risico). 

Maximum voor inhouding op minimumloon

Er geldt een maximum aan hoeveel u als werkgever op het minimumloon mag inhouden. Volgens de Regeling geraamde gemiddelde nominale premie 2023 bedraagt de nominale premie € 1.649 per jaar (2023). U mag per maand maximaal 1/12e deel van de gemiddelde nominale premie in mindering brengen op het minimumloon om te betalen aan de zorgverzekeraar. Dat is afgerond € 137,42 per maand. 

Nominale premie Zvw versus inkomensafhankelijke bijdrage Zvw

De nominale premie voor de Zvw is iets anders dan de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Deze heffing wordt door u als werkgever ingehouden op het loon van de werknemer. 

Percentages 2023 inkomensafhankelijke bijdrage Zvw

Ook voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw zijn de percentages voor 2023 vastgesteld. Het hoge percentage daalt van 6,75 in 2022 naar 6,68 in 2023. Dat betreft de werkgeversheffing. Voor de eigen bijdrage van de werknemer daalt het percentage van 5,50 in 2022 naar 5,43 in 2023.

Maximumbijdrageloon in 2023 

Het maximumbedrag (maximumbijdrageloon) dat wordt gehanteerd bij het berekenen van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw is in 2023 € 66.956 op jaarbasis. In 2022 was dat nog € 59.706.

Posted in Niet gecategoriseerd

Vier uw sinterklaasfeest fiscaal vriendelijk

Sinterklaas is weer in het land! Dit is voor veel werkgevers aanleiding om een leuk feest voor de werknemers, hun partners en kroost te organiseren. Hoe regelt u dit zo fiscaal vriendelijk mogelijk?

Waar is het feest?

Sinterklaas

Een belangrijke vraag hierbij is waar u het feest organiseert. Is dit bij u op de werkplek? Dan is dit fiscaal het voordeligst. De inhuur van sint en zijn pieten is dan namelijk belastingvrij, net zoals de versnaperingen zoals een stuk banketletter, koffie, thee en strooigoed dat zijn.

Ruim begrip

De ‘werkplek’ is overigens een ruim begrip en niet beperkt tot de plek waar daadwerkelijk gewerkt wordt. Zo behoren bijvoorbeeld ook uw kantine, uw magazijn en uw privéparkeerterrein tot de werkplek. 

Buiten de deur

Organiseert u het sinterklaasfeest buiten de deur, bijvoorbeeld in een zalencentrum, dan is het feest fiscaal belast. De kosten per deelnemer moet u dan in beginsel tot het loon van de betreffende werknemers rekenen. Komen er dus bijvoorbeeld 25 werknemers met partner en in totaal 50 kinderen, dan wordt iedere werknemer voor zijn aandeel van de kosten belast. In dit voorbeeld dus 1/100 maal het aantal deelnemers.

Let op! Een cadeautje voor de kids is niet vrijgesteld en moet u dus altijd tot het loon rekenen, ook als u het feest op de werkplek organiseert.

Werkkostenregeling

U wilt uw werknemers waarschijnlijk niet voor het feestje belasten. In dat geval kunt u de kosten het beste onderbrengen in de werkkostenregeling. Het feest inclusief cadeautje blijft voor de werknemers dan onbelast. U betaalt als werkgever alleen 80% belasting als u dit jaar met al uw vergoedingen en verstrekkingen boven de vrije ruimte uitkomt. De vrije ruimte bedraagt in 2022 1,7% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere.

Posted in Niet gecategoriseerd

Terugdraaien anoniementarief vanaf 2023 toegestaan

U moet als werkgever het anoniementarief van 52% toepassen als een werknemer geen volledige of juiste gegevens aan u verstrekt. Vanaf 2023 mag u dit tarief terugdraaien met terugwerkende kracht.

Anoniementarief

Laptop

Vóór de eerste werkdag of op de eerste werkdag vóór aanvang van de werkzaamheden, moet een werknemer u onder meer de volgende gegevens verstrekken: naam, adres, woonplaats en BSN. Verstrekt een werknemer deze gegevens niet volledig of niet juist, dan past u in plaats van het regulier tarief het anoniementarief van 52% toe. Dit doet u ook als de werknemer geen geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning heeft.

Let op! U past dan niet alleen het 52% tarief toe, maar u houdt ook geen rekening met loonheffingskorting, het maximumpremieloon voor de premies werknemersverzekeringen en het maximumbijdrageloon voor de Zvw.

Geen terugwerkende kracht tot en met 2022

Verstrekt een werknemer alsnog de volledige/juiste gegevens aan u, dan mag u vanaf dat moment het reguliere tarief toepassen. U kunt vanaf dat moment ook rekening houden met de loonheffingskorting en het maximumpremieloon voor werknemersverzekeringen en het maximumbijdrageloon voor de Zvw.

Tot en met 2022 mag u niet met terugwerkende kracht alsnog het reguliere tarief toepassen en daarmee het anoniementarief ongedaan maken.

Tip! De werknemer kan de teveel betaalde belasting wel terugvragen via de aangifte inkomstenbelasting.

Tip! Doordat u van het moment dat u het anoniementarief niet meer hoeft toe te passen en ook rekening mag houden met het maximumpremieloon en het maximumbijdrageloon, kunnen de premies werknemersverzekeringen en Zvw lager en soms zelfs negatief worden.

Terugwerkende kracht vanaf 2023

Vanaf 2023 mag u wel met terugwerkende kracht alsnog het reguliere tarief toepassen. U moet dan correcties van de eerdere aangiften inzenden.

Let op! De terugwerkende kracht is alleen mogelijk in hetzelfde jaar.

Voorbeeld

Komt een werknemer bijvoorbeeld op 1 maart in dienst, maar verstrekt hij pas begin september de volledige/juiste gegevens? Dan past u in eerste instantie het anoniementarief van 52% toe. Bij de aangifte voor het tijdvak september kunt u dan correcties verzenden voor de tijdvakken maart tot en met augustus. Het verschil in loonbelasting kunt u netto aan de werknemer betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste vrijwilligersvergoeding naar € 1.900 in 2023

De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding gaat per 1 januari 2023 omhoog naar € 1.900 per jaar. Deze bedraagt nu nog € 1.800.

Jaarlijkse indexering

Handen

U kunt vrijwilligers die binnen uw organisatie vrijwilligerswerk doen een vergoeding geven die voor de fiscus onbelast is. Deze maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd. In 2022 werd echter hetzelfde maximale bedrag gehanteerd als in 2021. 

Hogere vergoeding?

Per 1 januari 2023 gaat dit bedrag wel omhoog. Het nieuwe bedrag is maximaal € 1.900 per jaar. Over vrijwilligersvergoedingen tot dat bedrag zijn geen belasting en premies verschuldigd. Betaalt u de vrijwilliger een hogere vergoeding? Dan is deze alleen onbelast als u de vergoeding betaalt om de kosten te vergoeden die de vrijwilliger gemaakt heeft voor het uitvoeren van het vrijwilligerswerk. 

Voorwaarden vrijwilligersvergoeding

Om gebruik te kunnen maken van de fiscale regels voor een onbelaste vrijwilligersvergoeding moet u aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • uw organisatie:
    valt niet onder de vennootschapsbelasting of is daarvan vrijgesteld
    is een sportvereniging of sportstichting 
    is een algemeen nut beogende instelling (ANBI)
  • de vrijwilliger is niet bij u in dienst
  • de vrijwilliger voert de werkzaamheden niet uit voor zijn beroep
  • de vergoeding die de vrijwilliger krijgt voor het werk is een vergoeding, die niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van het werk

Vragen?

Heeft u vragen over de vrijwilligersvergoeding? Neem dan contact met ons op, wij kijken graag even met u mee.

Posted in Niet gecategoriseerd

Voorlopig geen info meer uit UBO-register

De Kamer van Koophandel zal voorlopig geen informatie verstrekken uit het zogenaamde UBO-register. De KVK zet deze stap naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.

UBO-register

Laptop

Voor een aantal juridische entiteiten bestaat de plicht om geregistreerd te zijn in het zogenaamde UBO-register. UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een bv, stichting, vereniging of andere organisatie waarvoor de registratieplicht geldt. Het UBO-register is vooral bedoeld om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.

Onvoldoende onderbouwing

Via de KVK kunnen derden informatie uit het UBO-register opvragen. De bepaling die dit regelt is volgens het Hof echter onvoldoende onderbouwd, met name met het oog op bescherming van de privacy.

Privacy

Nederland heeft ervoor gezorgd dat de privacy zoveel mogelijk is beschermd; onder meer door afscherming van de UBO’s, registratie en betaling door raadplegers en informatie over de raadplegingen aan de UBO’s.

Informatiestop

De uitspraak van het Hof wordt nader bestudeerd. Toch wordt door de KvK voorlopig een informatiestop gehanteerd. Informatie is echter op basis van een vordering van de Officier van Justitie nog wel beschikbaar.

Let op! De uitspraak betekent niet dat er iets verandert aan de plicht om UBO’s in het register in te schrijven.

Posted in Niet gecategoriseerd

Urencompensatie als feestdag op parttime dag valt?

Hoe zit het met een parttimer die tijdens de reguliere feestdagen al vrij had omdat het zijn parttime dag was? Heeft de parttimer dan gewoon pech of zit het wellicht toch iets anders in elkaar?

Onderscheid arbeidsduur

Kerst

Indien een vaste vrije dag van een parttimer op een feestdag  valt, dan heeft hij een vrije dag minder dan andere werknemers. Compenseert u hem als werkgever hier niet voor, dan maakt u zich schuldig aan ongelijke behandeling, wat niet is toegestaan. Dit heeft het College voor de Rechten van de Mens (CRM) herhaaldelijk bepaald.

Let op! Verhoudingsgewijs vallen veel feestdagen op een maandag, sowieso Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdag, wat met name voor deeltijdwerkers die op maandag vrij zijn nadelig kan uitpakken.

Verdeling feestdagen

De werkgever dient dus rekening te houden met de verdeling van de feestdagen over de parttime dagen en te waarborgen dat iedere werknemer, voltijders en deeltijders, een naar verhouding van de arbeidsduur gelijk aantal uren vrij heeft. Door dit niet te doen benadeelt een werkgever de werknemer die parttime werkt. Die profiteert, in vergelijking tot collega’s die fulltime werken, minder van de vrije feestdagen. 

Cao?

Soms wijst een cao ook verplichte vrije dagen aan. Wanneer zo’n dag samenvalt met de vaste vrije dag van een parttimer, wordt deze hierdoor eveneens benadeeld.

Oplossing: pro rato of jaarurensysteem

U kunt een pro-ratoberekening maken voor alle parttimers of u kunt een jaarurensysteem hanteren.

  • Pro-ratoberekening
    Het pro-ratodeel berekent u door jaarlijks de feestdagen die op een doordeweekse dag vallen op te tellen en dit aantal te vermenigvuldigen met het fte-percentage van de werknemer. Telt een jaar zes doordeweekse feestdagen waarop de werknemers vrij zijn, dan heeft een parttimer met 0,6 fte dus recht op 6 x 0,6 = 3,6 vrije dagen. Deze uren kunt u in uw administratie als extra vakantie-uren verwerken.
  • Jaarurensysteem
    Met het jaarurensysteem ontvangt iedere werknemer naar rato van het aantal uren dat de desbetreffende werknemer per week werkt hetzelfde aantal vrije (feest)dagen. Bij dit systeem bepaalt de werkgever ieder jaar het aantal werkdagen op jaarbasis. Het aantal werkdagen wordt berekend door het totale aantal dagen per jaar te verminderen met de weekeinden en de door de werkgever erkende feestdagen die niet in het weekeinde vallen. Door dit aantal werkdagen te delen door vijf ontstaat het aantal werkweken per jaar. Dit aantal werkweken wordt vervolgens weer vermenigvuldigd met de gemiddelde arbeidsduur per werknemer per week. Deze uitkomst is het aantal uren dat een werknemer per jaar moet werken (jaarurenomvang).
Posted in Niet gecategoriseerd

Aftrek btw alleen bij afgescheiden ruimtes?

Als u een pand zowel voor belaste als vrijgestelde prestaties gebruikt, kunt u de aftrek van btw alleen baseren op het werkelijke gebruik als de ruimtes in het pand zijn afgescheiden. Hoe zit dit?

Voorbelasting

Zorg

Als ondernemer mag u de door u betaalde btw op zakelijke uitgaven, de voorbelasting, in beginsel in aftrek brengen als u zelf ook belaste prestaties verricht. Verricht u ook vrijgestelde prestaties, dan mag dit maar ten dele. 

Omzet als uitgangspunt

Uw omzetverhouding is voor wat betreft de verdeling in ‘aftrekbaar’ en ‘niet-aftrekbaar’ het uitgangspunt. Is het werkelijke gebruik aantoonbaar een betere indicatie, dan wordt de aftrek gebaseerd op het werkelijke gebruik.

Ruimtes niet afgescheiden

In een rechtszaak die speelde bij de rechtbank Zeeland West-Brabant wilde een fysiotherapeut de aftrek van btw op zijn pand berekenen op basis van het werkelijke gebruik van de ruimtes voor belaste en vrijgestelde prestaties. De betreffende ruimtes waren echter niet afgescheiden door deuren, zodat de inspecteur de berekening niet volgde. De rechtbank steunde de inspecteur hierin.

Niet objectief en nauwkeurig te bepalen

Volgens de rechtbank was het exacte gebruik van de ruimtes voor belaste en vrijgestelde prestaties niet objectief en nauwkeurig te bepalen. De fysiotherapeut had tijdens het hoorgesprek zelf toegegeven dat bepaalde ruimtes gemengd werden gebruikt, hoewel hiervoor de btw volledig was teruggevraagd. Ook bleek uit de bouwtekeningen dat bepaalde ruimtes niet met deuren konden worden afgesloten, zodat niet te bepalen was of deze voor belaste dan wel vrijgestelde prestaties werden gebruikt. De teruggaafbeschikking bleef dan ook in stand.

Tip! Heeft u vragen over uw werkruimte en de fiscale mogelijkheden? Neem dan contact met ons op voor advies.

Posted in Niet gecategoriseerd

Moet ik als ondernemer de CBS-enquêtes verplicht invullen?

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) stuurt bedrijven met regelmaat enquêtes toe. Bent u eigenlijk verplicht om dergelijke enquêtes in te vullen?

Waarom enquêtes?

Vinken

Het CBS stuurt bedrijven enquêtes toe om cijfermatig inzicht te krijgen over talloze zaken die de overheid nodig heeft voor het bepalen van haar beleid. Denk daarbij aan inzicht in de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld aan de vraag of er mogelijke tekorten zijn of dreigen te ontstaan aan personeel in bepaalde sectoren.

Wettelijke verplichting

Een bedrijf is wettelijk verplicht de enquêtes van het CBS binnen de gestelde termijnen te beantwoorden. 

Let op! Voor personen geldt de wettelijke verplichting niet. Een persoon kan wel verzocht worden om een enquête in te vullen, maar dit is dus niet verplicht.

Last onder dwangsom

Beantwoordt u de enquête van het CBS niet, dan zal het CBS dit afdwingen via een zogenaamde last onder dwangsom. U krijgt dan de kans om de enquête alsnog te beantwoorden. Als u dit niet binnen veertien dagen doet, moet u een dwangsom betalen.

Tip! Het CBS legt niet meteen een last onder dwangsom op, maar stuurt altijd eerst een herinnering met de vraag om de gegevens met spoed op te sturen.

Hoogte dwangsom

De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van de omvang van uw onderneming, de periode waarop de gevraagde gegevens betrekking hebben en uw responsgedrag, ofwel de mate waarin u verzuimt de gevraagde gegevens aan te leveren. De hoogte van een dwangsom kan oplopen tot € 16.000, maar in bijzondere gevallen zelfs tot € 500.000.

Boete

Bij een tweede of volgende overtredingen kunt u bestraft worden met een boete die kan oplopen tot maximaal € 5.000.

Let op! Het dan alsnog beantwoorden van de enquête doet de boete niet vervallen.

Bezwaar

Bent u het niet eens met een opgelegde sanctie, dan kunt u in bezwaar bij de Directeur-Generaal van het CBS. Wijst deze uw bezwaar af, dan kunt u naar de rechter stappen.

Let op! Het ontvangen en betalen van een last onder dwangsom of een boete ontslaat u niet van de verplichting om de enquête te beantwoorden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Onbelaste vergoeding thuiswerken 2023 iets hoger

De onbelaste vergoeding voor thuiswerken gaat in 2023 omhoog van € 2,00 naar € 2,15 per dag. Dit is een verhoging van 7,5%. Eerder was in het Belastingplan een verhoging naar € 2,13 aangekondigd.

Niet ten laste van vrije ruimte

Kantoor

De vergoeding voor thuiswerken komt niet ten laste van de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR). Via de WKR kan een werkgever tal van zaken belastingvrij vergoeden. Dit kan tot het bedrag van de vrije ruimte, die dit jaar 1,7% van de loonsom tot € 400.000 bedraagt en 1,18% over het meerdere. In 2023 bedraagt de vrije ruimte 3% van de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het meerdere. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt de werkgever 80% belasting over het meerdere.

Tip! Wilt u in 2023 toch meer belastingvrij vergoeden dan € 2,15 per dag, dan kunt u het meerdere dus onderbrengen in de vrije ruimte.

Kilometervergoeding

Werkgevers kunnen volgend jaar ook een ruimere vergoeding geven voor het woon-werkverkeer. De belastingvrije kilometervergoeding wordt voor 2023 namelijk verhoogd van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer. Werkt een werknemer op één dag echter zowel thuis als bij zijn werkgever, dan moet de werkgever een keuze maken welke vergoeding hij wil verstrekken: een vergoeding voor thuiswerken of voor gereden kilometers. Beide is niet toegestaan.

Posted in Niet gecategoriseerd

Oppassen met vergoeden studiekosten kind dga

Als u als werkgever de studiekosten van een kind van een van uw werknemers rechtsreeks aan het kind vergoedt of verstrekt, zal het kind zelf de belasting moeten betalen. Dit is vaak voordeliger dan wanneer u de studiekosten als loon aan de ouder van het kind, uw werknemer, uitkeert. De Belastingdienst maakte onlangs een voorbehoud bekend voor zover het studiekosten van een kind van de dga betreft.

Voorbehoud

Studie

Het voorbehoud houdt in dat het bovenstaande niet van toepassing is als de personal holding van een dga overwegend op grond van de aandeelhoudersrelatie een studietoelage uitkeert aan de kinderen van de dga. Dan kan de vergoeding niet worden aangemerkt als loon uit een bestaande dienstbetrekking van een ander omdat de vergoeding vanuit de rol van aandeelhouder wordt uitgekeerd. De Belastingdienst wil hier mee aangeven dat er dan sprake kan zijn van een uitdeling aan de aandeelhouder, die ook bij deze aandeelhouder belast wordt in box 2.

Overleg mogelijk

Bij twijfel kan overlegd worden om een standpunt te bepalen. Naar verwachting zal dan beoordeeld worden in hoeverre een vergoeding van studiekosten ‘overwegend op grond van de aandeelhoudersrelatie’ is of zal worden toegekend. Het is namelijk de vraag wanneer een studietoelage overwegend op grond van de aandeelhoudersrelatie wordt uitgekeerd. In de praktijk zien we veelal dat de Belastingdienst dit oordeel velt als voor de kinderen van de dga andere regels gelden dan in zakelijke verhoudingen.

Let op! Overleg bij twijfel vooraf met de Belastingdienst. Op die manier kunt u naheffingen en boetes voorkomen. Komt u niet tot een akkoord, dan kunt u de zaak altijd nog voorleggen aan de rechter.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie coronabanen weer aan te vragen

Zorginstellingen kunnen uiterlijk 6 december 2022 subsidie aanvragen voor de zogenaamde coronabanen. Dit zijn banen in de zorg met een ondersteunende functie. De subsidie heeft betrekking op gerealiseerde coronabanen voor de periode van januari 2022 tot en met juni 2022.

Coronabanen

Rolstoel

Door deze subsidie ontstonden er banen voor mensen die in sectoren werkten waar door corona tijdelijk minder werk was. Zo werd tijdens de coronacrisis de zorg ontlast. De banen waarop de subsidie betrekking had betroffen bijvoorbeeld gastvrouwen, zorg-assistenten, ADL–ondersteuners, welzijnsassistenten en ondersteuners veiligheid.

Extra maatregelen

De subsidieregeling werd begin 2022 opgeschort, nadat duidelijk werd dat er met de regeling werd gefraudeerd. Om verder misbruik te voorkomen zijn er extra maatregelen getroffen. Zo wordt er nu niet meer gewerkt met voorschotten en vindt uitbetaling pas plaats na controle en vaststelling van de subsidie.

Let op! Aanvragen van de subsidie kan tot 6 december 2022 17.00 uur via de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I).

Posted in Niet gecategoriseerd

Ook transitievergoeding over overuren?

Bij ontslag van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer moet u als werkgever een transitievergoeding betalen. Soms bestaat er onduidelijkheid over de wijze van totstandkoming van de hoogte van de transitievergoeding, bijvoorbeeld als een werknemer veel overuren maakte.

Overuren

Rekenmachine

In een zaak ontsloeg een werkgever een langdurig arbeidsongeschikte vrachtwagenchauffeur en betaalde hem vervolgens een transitievergoeding uit. Hij richtte zich daarna tot het UWV om daar compensatie te krijgen. Het UWV compenseerde echter niet het hele bedrag aan uitbetaalde transitievergoeding. Het UWV ging namelijk uit van de contractueel overeengekomen arbeidsduur van 40 uur per week en hield in tegenstelling tot de werkgever geen rekening met de door de werknemer gemaakte overuren. 

Hoe is het wettelijk geregeld?

Nadere regelgeving is te vinden in het Besluit vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding. Daarin staat dat bij de bepaling van de transitievergoeding het bruto uurloon vermenigvuldigd moet worden met het aantal overeengekomen arbeidsuren per maand. Bij een wisselende arbeidsduur moet daarentegen worden uitgegaan van een gemiddeld aantal gewerkte uren per maand, berekend over een periode van twaalf maanden. Tot het loon behoren de vakantiebijslag, de eindejaarsuitkering, de vaste looncomponenten (op basis van het gemiddelde van de laatste twaalf maanden voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst) en de overeengekomen variabele looncomponenten op basis van het gemiddelde van de laatste drie jaar voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst, maar zonder daarbij perioden van arbeidsongeschiktheid mee te tellen.

Welke periode telt?

In de Regeling looncomponenten en arbeidsduur staat te lezen dat overwerkvergoedingen en ploegentoeslag tot de vaste looncomponenten behoren. Daarover bestond geen discussie. Wel over de vraag op welke wijze het brutoloon met de overwerkvergoeding moest worden vermeerderd. Met andere woorden: van welke periode moet worden uitgegaan? Het UWV berekende de overwerkvergoeding over een periode van twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de werknemer twee jaar arbeidsongeschikt was. De werknemer ontving gedurende deze periode op grond van de toepasselijke cao een (lagere) vervangende overwerkvergoeding tijdens ziekte. 

Oordeel rechter

Het UWV had naar het oordeel van de rechter deze periode van arbeidsongeschiktheid buiten beschouwing moeten laten en had uit moeten gaan van de gemiddelde overwerkvergoeding in de eerste twaalf maanden voorafgaand aan de ziekmelding. De periode van ziekte mag namelijk niet van invloed zijn op de hoogte van de in aanmerking te nemen overwerkvergoeding.

Ook is het UWV ten onrechte uitgegaan van een vaste arbeidsduur. Het UWV had rekening moeten houden met het vele feitelijke en structurele overwerk. Het UWV moet daarom de transitievergoeding herberekenen op basis van de gemiddelde arbeidsduur van de werknemer in de twaalf maanden die voorafgaan aan het moment waarop de werknemer arbeidsongeschikt werd.

Tip! Als werkgever kunt u mogelijk compensatie krijgen bij het UWV voor de transitievergoeding. Kijk hier voor de voorwaarden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aandachtspunten WW-premie 2023

Voor wat betreft de hoogte van de WW-premie zijn er diverse aandachtspunten voor het komende jaar. Zo moet u als werkgever opletten als u te maken heeft met BBL-leerlingen met een uitzendbeding. Dit geldt ook bij tijdelijke urenuitbreiding en bij meerdere arbeidsomvangen.

BBL-leerlingen

Overleg

Vanaf 1 januari 2023 mogen werkgevers niet langer de lage WW-premie toepassen voor BBL-leerlingen met een uitzendbeding.  Een uitzendbeding is een ontbindende voorwaarde in een uitzendovereenkomst die bepaalt dat de terbeschikkingstelling van een werknemer aan een inlener op verzoek van de inlener ten einde komt.

Het uitgangspunt is dat in de situatie wanneer geen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zoals bij een uitzendbeding, de hoge WW-premie geldt. Voor BBL-leerlingen was de regelgeving hierover niet duidelijk, omdat voor hen als uitgangspunt de lage WW-premie geldt. Daarom is het tot 2023 nog toegestaan om voor BBL-leerlingen met een uitzendbeding de lage WW-premie toe te passen. 

Voor BBL-leerlingen die jonger zijn dan 21 jaar en die maximaal 48 verloonde uren per vierwekenaangifte of 52 verloonde uren per maandaangifte hebben, geldt overigens altijd de lage WW-premie. Dit geldt ongeacht of een uitzendbeding is opgenomen in de uitzendovereenkomst. 

Tijdelijke urenuitbreiding

Aanvankelijk was bij een tijdelijke urenuitbreiding sprake van een hoge WW-premie voor wat betreft die tijdelijke uitbreiding, die gezien werd als een aparte arbeidsovereenkomst. Inmiddels heeft de Belastingdienst dit standpunt herzien en geldt een tijdelijke urenuitbreiding op de bestaande arbeidsovereenkomst niet meer als een aparte arbeidsovereenkomst. Deze situatie zou voortduren tot eind 2022. Inmiddels is bekendgemaakt dat er in 2023 geen wijzigingen komen in de regelgeving voor wat betreft de AWf-premie bij tijdelijke urenuitbreiding en bij wisselende arbeidsomvangen.

Indien er wel sprake is van een aparte arbeidsovereenkomst bij een tijdelijke urenuitbreiding geldt wel de hoge WW-premie. Dit is aan de orde in de volgende gevallen:

  • De werkzaamheden of arbeidsvoorwaarden voor de urenuitbreiding verschillen wezenlijk van die van de bestaande arbeidsovereenkomst.
  • De werkgever is met de werknemer voor de urenuitbreiding expliciet een aparte arbeidsovereenkomst overeengekomen.

Meerdere arbeidsomvangen

Een arbeidsovereenkomst met daarin opgenomen meerdere arbeidsomvangen kwalificeert niet langer als een oproepovereenkomst. Denk aan een arbeidsovereenkomst waarin is opgenomen dat de werknemer gedurende de wintermaanden 20 uur per week werkt en in de zomermaanden 40 uur per week. Als deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan, is toch sprake van een lage WW-premie.

Posted in Niet gecategoriseerd

Eigenwoningforfait en arbeidskorting 2023 bekend

Het eigenwoningforfait en de omvang van de arbeidskorting voor volgend jaar zijn onlangs bekendgemaakt. Het vaststellen van deze cijfers en percentages gebeurt aan de hand van wettelijk voorgeschreven regels.

Eigenwoningforfait daalt naar 0,35%

Eigenwoningforfait

Het eigenwoningforfait daalt voor woningen met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.130.000 van 0,45% naar 0,35%. Deze neerwaartse aanpassing is enerzijds het gevolg van de stijging van de huren en die van de prijs van koopwoningen, en anderzijds een in het Belastingplan 2019 al aangekondigde daling van het percentage met 0,05%.

Voordeel afhankelijk van stijging WOZ-waarde

Welk voordeel van de aanpassing per saldo oplevert, hangt af van de stijging van de WOZ-waarde. Pas bij een stijging van meer dan 28,6% slaat het voordeel om in een nadeel.

Arbeidskorting

Ook de cijfers en percentages inzake de arbeidskorting zijn bekendgemaakt. De arbeidskorting wordt geïndexeerd op basis van de tabelcorrectiefactor, de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en door beleidsmatige aanpassingen. Deze aanpassingen resulteren in een verhoging van de arbeidskorting. Het maximum van de arbeidskorting stijgt daardoor van € 4.260 naar € 5.052 in 2023.

Let op! Deze cijfers moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Relaxation of Dutch Energy Cost Contribution Scheme (TEK)

The conditions that apply to the Energy Cost Contribution Scheme (TEK) are being relaxed. A company’s energy costs will have to amount to at least 7% of its turnover, instead of the previous level of 12.5%. The consumption threshold has also been removed. As a result, more SMEs will qualify for the TEK.

Change linked to energy tax

Relaxation-Dutch-Energy

The change to the energy-intensity percentage is linked to energy tax. On reflection, the government does not think it is fair to make energy tax a variable rather than a fixed element of the calculation used to determine energy intensity under the TEK.

Consumption threshold removed

Another condition of the TEK was that an entrepreneur had to consume more than 5,000 m³ of gas or 50,000 kWh of electricity a year to qualify for the scheme. This condition has also been scrapped.

Conditions of TEK

The TEK is intended only for energy-intensive SMEs. To qualify for the TEK, a company therefore has to meet a number of requirements. An SME must:

  • have fewer than 250 employees, a turnover of less than € 50 million and/or a balance-sheet total of less than € 43 million,
  • be entered in the Commercial Register of the Chamber of Commerce, and
  • be energy-intensive, which means that its energy costs must amount to at least 7% of its turnover.

Level of subsidy

Energy-intensive SMEs receive compensation amounting to 50% of the increase in energy costs above a set threshold price, up to a maximum of € 160,000. The threshold price has been set at € 1.19 per m3 of gas and € 0.35 per kWh of electricity.

Please noteThe maximum of € 160,000 applies per company and not per energy contract or branch. If your company has several branches, you cannot therefore receive the maximum of € 160,000 for each branch.

Implementation by RVO

The TEK will be implemented by the Netherlands Enterprise Agency (RVO). On the RVO website a ‘keep me informed’ page has also been made available, through which SMEs can sign up to receive information about the organisation and launch of the TEK.

Please noteThe TEK may not be launched until the second quarter of 2023. Following discussions in the Tweede Kamer [Lower House], however, it seems very likely that the scheme will be launched on 1 January 2023. It will apply with retroactive effect for the period from November 2022 to the end of December 2023. If entrepreneurs are already experiencing problems now, a deferment of tax payments may be a possible solution. Banks have also shown themselves to be more willing to offer credit in such situations.

Posted in Niet gecategoriseerd

Welke rechter is bevoegd bij echtscheiding of ouderlijk gezag?

Welke rechter is bevoegd in geval van een scheidingsprocedure of een zaak over ouderlijk gezag? Hiervoor gelden per 1 augustus 2022 nieuwe Europese regels, geregeld in de zogenaamde verordening Brussel IIter. Deze verordening wordt ook door de Nederlandse rechter toegepast.

Daarnaast geeft deze verordening regels over erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen uit andere lidstaten.

Oude regeling

Rechter

Voorheen gold de verordening Brussel IIbis. Deze verordening blijft nog relevant voor procedures die gestart zijn voor 1 augustus 2022. Ook blijft de oude verordening relevant voor erkenning van oude beslissingen.

Veranderingen

De veranderingen ten opzichte van de oude verordening zijn vooral tekstueel. Inhoudelijk is er weinig gewijzigd.

Voorkomen van scheidingstoerisme

Zo is het in scheidingszaken nog steeds niet mogelijk om een zogenaamde ‘forumkeuze’ te doen. Forumkeuze wil zeggen dat partijen zelf een rechter in een bepaalde lidstaat mogen kiezen, die normaalgesproken niet bevoegd zou zijn om van de zaak kennis te nemen. De achterliggende gedachte is het voorkomen van scheidingstoerisme. In sommige lidstaten speelt, anders dan in Nederland, de schuldvraag in scheidingszaken nog een rol. Indien een forumkeuze mogelijk zou zijn gemaakt, dan zouden partijen de schuldvraag kunnen omzeilen door in een andere lidstaat te gaan scheiden.

Welke rechter?

Welke rechter is dan wel bevoegd in scheidingszaken nu je zelf niet een willekeurige rechter mag ‘kiezen’? De opties zijn als volgt en dus niet veranderd door de nieuwe verordening:

  • De rechter op het grondgebied van:
    • de gewone verblijfplaats van de echtgenoten;
    • de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten, als een van hen daar nog verblijft;
    • de gewone verblijfplaats van de verweerder;
    • bij een gezamenlijk verzoek: de gewone verblijfplaats van een van de echtgenoten;
    • de gewone verblijfplaats van de verzoeker (op voorwaarde dat hij al 1 jaar of langer in de betreffende lidstaat woont);
    • de gewone verblijfplaats van de verzoeker (op voorwaarde dat hij al 6 maanden of langer in de betreffende lidstaat woont en onderdaan is van deze lidstaat).
  • De gerechten van de lidstaat waarvan beiden de nationaliteit bezitten.

Voorbeelden

Twee Italianen die al ruim 2 jaar in Nederland wonen en willen scheiden, kunnen dus kiezen tussen de Nederlandse rechter of de Italiaanse rechter.

Een Amerikaan die nog geen jaar in Nederland woont, kan hier niet scheiden, tenzij zijn echtgenote ook in Nederland verblijft. Dan verblijft de verweerder immers in Nederland en is de gewone verblijfplaats van beide echtgenoten Nederland.

Wat is er geregeld betreft ouderlijk gezag?

In zaken over thema’s zoals ouderlijk gezag speelt de gewone verblijfplaats van het kind een belangrijke rol bij het bepalen van de bevoegde rechter. Dit blijkt in de praktijk niet altijd even helder en makkelijk. Hoe bijvoorbeeld om te gaan met een kind dat tegen zijn/haar wil in een bepaald land wordt gehouden? Of een moeder die in het buitenland gaat bevallen en niet meer terugkeert naar het land waaruit zij vertrok?

Over deze thema’s heeft het Europees Hof van Justitie zich in 2017 en 2018 uitgelaten. Het Europees Hof heeft in het kader van deze uitspraken duidelijk gemaakt dat fysieke aanwezigheid van een kind in het betreffende land een vereiste is om een hoofdverblijfplaats aan te kunnen nemen. Dit biedt in ieder geval rechtszekerheid.

Kern is: waar ligt het centrum van de belangen van het betreffende kind? Dit wordt bepaald aan de hand van het verblijf in het betreffende land – denk hierbij aan duur, regelmatigheid en redenen van het verblijf – , de nationaliteit van het kind en de sociale/familiale banden van het kind.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie Waardevermeerdering verlengd tot 1 juni 2023

Inwoners die te maken hebben met de afhandeling van aardbevingsschade als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg, kunnen tot 1 juni 2023 de subsidie Waardevermeerdering aanvragen. Dit is een subsidie van maximaal € 4.000 voor energiebesparende maatregelen of verduurzamingsmaatregelen.

Voorwaarden

Subsidie Waardevermeerdering

De subsidie heeft als belangrijkste voorwaarde dat er minstens € 1.000 erkende schade is geleden. Dit kan blijken uit bijvoorbeeld een erkend schaderapport of een rechterlijke uitspraak. Panden moeten ook een woonbestemming hebben om voor de subsidie in aanmerking te komen.

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt 100% van de kosten met een maximum van € 4.000. Subsidiabele kosten zijn bijvoorbeeld de kosten van zonnepanelen, muurisolatie of een warmtepomp.

SNN voert uit

De uitvoering van de subsidie ligt in handen van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Aanvragen dienen digitaal te worden ingediend via de site van het SNN.

Soms ook subsidie ná 1 juni 2023

Vanaf 1 juni 2023 gaat de Waardevermeerderingsregeling in aangepaste vorm door. Voor aanvragen ná 1 juni 2023 gelden nieuwe voorwaarden. De regeling is vanaf dan alleen nog bedoeld voor inwoners die meer dan een jaar moeten wachten op een schadebesluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG).

Posted in Niet gecategoriseerd

Aantal gewerkte uren niet meer bepalend voor toeslag kinderopvang

Het aantal uren dat een ouder werkt, is vanaf 2023 niet meer bepalend voor de kinderopvangtoeslag. Nu is het recht op kinderopvangtoeslag nog gekoppeld aan het aantal uren van de partner die het minst werkt (140 procent). Het besluit waarin dit geregeld is, wordt per 1 januari 2023 gewijzigd.

Kalendermaanden bepalend

Speelplaats

In plaats van het aantal uren, is voortaan het aantal kalendermaanden bepalend. Het aantal uren kinderopvang dat op jaarbasis in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag neemt evenredig toe met het aantal kalendermaanden waarin arbeid is verricht. De koppeling tussen arbeid en kinderopvangtoeslag blijft dus wel behouden, maar zonder directe koppeling aan het aantal gewerkte uren.

Tegemoetkoming met name voor ondernemers

De tegemoetkoming is met name bedoeld voor ondernemers. Zij werken vaak onregelmatig, waardoor het moeilijk is in te schatten hoeveel uren ze in een maand werken. Door de tegemoetkoming wil het kabinet forse terugbetalingen van de toeslag voorkomen.

Uitgangspunt minst werkende ouder

Voor de bepaling van het recht op kinderopvang, wordt uitgegaan van het aantal gewerkte maanden van de minst werkende ouder. Per kalendermaand waarin arbeid is verricht, kan er aanspraak worden gemaakt op ten hoogste 230 uren kinderopvangtoeslag. In een jaar kan vanaf 2023 zodoende maximaal aanspraak worden gemaakt op 12 x 230 = 2.760 uren.

Posted in Niet gecategoriseerd

Termijn vaststellingsverzoek TVL Q4 2021 verlengd

De termijn om een vaststellingsverzoek in te dienen voor de TVL over het vierde kwartaal van 2021 is verlengd. Oorspronkelijk moest het verzoek uiterlijk op 1 november van dit jaar worden ingeleverd, maar u heeft nu tot 30 november 2022 23.59 uur de tijd.

TVL

Rekenmachine

Via de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten) kon u tijdens de coronacrisis een tegemoetkoming krijgen voor uw vaste lasten. De TVL werd als voorschot van 80% uitgekeerd op basis van uw geschatte omzetverlies. Zodra uw definitieve omzetverlies bekend is, dient u een vaststellingsverzoek in te dienen met de vermelding van uw werkelijke omzetverlies.

Verrekening

Op basis van uw werkelijke omzetverlies wordt uw definitieve TVL toegekend. Dit kan resulteren in een nabetaling aan TVL als uw omzetverlies lager is dan in eerste instantie ingeschat. Dit kan ook tot een gehele of gedeeltelijke terugbetaling leiden van het voorschot van de TVL als u uw omzetverlies te royaal heeft ingeschat.

Let op! U dient uw omzet digitaal door te geven via RVO.nl.

Posted in Niet gecategoriseerd

Praktijkondersteuner huisarts niet langer zelfstandige

Praktijkondersteuners van huisartsen worden door de Belastingdienst in beginsel niet langer aangemerkt als zelfstandige ondernemers. De Modelovereenkomst waarin dit is geregeld, wordt niet verlengd. Bestaande overeenkomsten kunnen nog wel blijven bestaan.

Praktijkondersteuner Huisarts (POH)

Stoelen

De POH ondersteunt de huisarts. De taken zien met name op ondersteuning en begeleiding van patiënten met chronische aandoeningen.

Dienstbetrekking?

De POH wordt in beginsel niet langer als zelfstandige aangemerkt, omdat er in de meeste gevallen sprake zal zijn van een dienstbetrekking. In de oorspronkelijke Modelovereenkomst werd ervan uitgegaan dat de POH beschikt over een BIG-registratie, zelf eindverantwoordelijk is en geen instructies of aanwijzingen op hoeft te volgen. In de praktijk blijkt dit echter meestal niet zo te zijn. De Modelovereenkomst wordt daarom niet verlengd. Dit meldt de landelijke Vereniging van Huisartsen.

Wijzigingen

Voor bestaande situaties treedt er geen wijziging op. Er moet dan wel volgens de Modelovereenkomst worden gewerkt. Voor nieuwe situaties wordt geadviseerd te werken via detachering of de POH in dienst te nemen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Financiële situatie werknemers ook voor werkgevers van belang

Veel werknemers hebben momenteel financiële problemen als gevolg van de stijgende energieprijzen en de inflatie. Dit heeft ook zijn effect op de werkvloer.

Impact op de werkgever

Mobiel

Als werknemers schulden hebben, kan dit ook werkgevers raken, zo blijkt uit onderzoek. Werknemers die kampen met financiële zorgen hebben een lagere productiviteit, een hoger ziekteverzuim, zijn minder betrokken en er bestaat een risico op fraude of diefstal. 

Impact op de werknemer

Ook op werknemers zelf hebben schulden veel impact. Ze kampen met een slechtere mentale gezondheid als gevolg van stress en depressie, een slechtere fysieke gezondheid (hogere bloeddruk), spanningen in hun relaties en er is vaak sprake van een afname van sociale participatie.

Aandachtspunten voor werkgever

Uit bovenstaand onderzoek is gebleken dat een groot deel van de werkgevers (79%) bereid is werknemers te helpen en dat 58% dit ook ziet als zijn verantwoordelijkheid. 

Wat kunt u als werkgever doen in zo’n geval? Onderstaand volgt een opsomming van mogelijke initiatieven:

  • Ondersteuning bieden bij het begrijpen van moeilijke brieven (van bijvoorbeeld een deurwaarder);
  • Organiseren van een training over financiën;
  • Organiseren van een training aan leidinggevenden over signaalherkenning;
  • Financiële steun bieden, zoals een eigen sociaal fonds voor leningen en giften;
  • Het regelen van een interne budgetcoach;
  • Vaste contactmomenten inregelen om met medewerkers te praten;
  • Zorgen voor maatwerkoplossingen (bijvoorbeeld door werknemers meer uren te laten werken).

Doorverwijzen?

Dit zijn maar voorbeelden. Er is wellicht nog meer mogelijk. Zo kunt u werknemers wijzen op de website van het Nibud. Daarop is veel informatie te vinden over hoe om te gaan met geld. Op de website bereken tegemoetkomingen kan de werknemer zien waar hij mogelijk nog recht op heeft. Andere interessante websites zijn www.geldfit.nl en www.datgeldtvoormij.nl en www.komuitjeschuld.nl. Ook is er nog een speciale voorzieningenwijzer ontwikkeld (www.devoorzieningenwijzer.nl). 

Heeft uw werknemer problematische schulden waar meer nodig is dan bijvoorbeeld alleen informatie of ondersteuning, dan kunt u uw werknemer ook begeleiden en/of doorverwijzen naar de schuldhulpverlening in de woonplaats van de werknemer.

Sinds een tijdje is het platform Sterk uit Armoede (www.sterkuitarmoede.nl) actief. Het gaat hier om een ‘emancipatiebeweging’ van, voor en door mensen in armoede, omdat deze groep zich niet altijd gezien en gehoord voelt. Ervaringsdeskundigen kunnen mensen daarbij beter ondersteunen. 

Toeslag bij ziekte

Daarnaast hebben werknemers die in hun tweede ziektejaar zitten en een inkomen ontvangen onder het voor hen geldende sociale minimum nog recht op een toeslag in het kader van de Toeslagenwet. Deze regeling wordt uitgevoerd door het UWV. De toeslag biedt een aanvulling tot het sociale minimum.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aandeel in VvE, verpachte landbouwgronden en geen tegenbewijsregeling in box 3

De fiscale behandeling van een aandeel in een VvE, verpachte landbouwgronden en de mogelijkheid van een tegenbewijsregeling; deze onderwerpen zijn in de Tweede Kamer besproken tijdens de behandeling van het rechtsherstel box 3 en de box 3-heffing vanaf 2023. Wat is hier uit voortgevloeid?

Aandeel in VvE

Landbouw

Het vermogen van een VvE kan onder meer bestaan uit contant geld en banktegoeden. Desondanks geeft de staatssecretaris aan dat een aandeel in een VvE een vermogensrecht is dat in het geheel in box 3 ingedeeld moet worden in de categorie overige bezittingen. In 2023 geldt hiervoor een rendementspercentage van 6,17%.

Verpachte landbouwgronden

Ook verpachte landbouwgronden waarbij het pachtpercentage wettelijk gemaximeerd is op 2%, vallen volgens de staatssecretaris in de categorie overige bezittingen in box 3 (rendementspercentage in 2023 van 6,17%). De staatssecretaris geeft daarbij aan dat, naast het directe rendement (de pacht met een pachtpercentage van 2%), ook rekening moet worden gehouden met het indirecte rendement (de waardeontwikkeling van de grond). Bovendien wordt met het mogelijk waardedrukkende effect van de verpachte staat al rekening gehouden.

Geen tegenbewijsregeling

Op vragen vanuit de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris nogmaals aan dat in de box 3-regeling vanaf 2023 geen tegenbewijsregeling wordt opgenomen. De staatssecretaris is van mening dat zo’n regeling niet eenvoudig is vorm te geven. Bovendien zou zo’n regeling te veel vergen van de uitvoering door de Belastingdienst en zou het ook voor burgers te complex worden.

Posted in Niet gecategoriseerd

Akkoord Tweede Kamer belastingplannen 2023: ondernemers en werkgevers

De Tweede Kamer heeft ingestemd met de belastingplannen 2023. Tegelijkertijd werd nog een aantal wijzigingen op deze plannen aangenomen en werd het kabinet verzocht een aantal zaken te onderzoeken. Wat staat u op hoofdlijnen als ondernemer en/of werkgever vanaf 2023 te wachten?

Ondernemers

Euro

  • Voor ondernemers in de inkomstenbelasting is 2022 het laatste jaar waarin gedoteerd kan worden aan de fiscale oudedagsreserve. Voor alle tot en met 31 december 2022 opgebouwde bedragen in de FOR blijft de huidige regeling wel bestaan. Verder gaat voor hen de zelfstandigenaftrek de komende jaren in stappen omlaag tot € 900 in 2027.
  • Vanaf 2024 komen er voor houders van een aanmerkelijk belang, waaronder dga’s, twee tarieven in box 2: 24,5% over inkomsten uit box 2 tot € 67.000 en 31% over het meerdere.
  • Het tarief in de vennootschapsbelasting gaat in 2023 omhoog. Tot een winst van € 200.000 bedraagt het tarief 19%, daarboven 25,8%.
  • Het budget voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) en energie-investeringsaftrek (EIA) wordt jaarlijks verhoogd met in totaal € 150 miljoen. Ook kan op nieuw aangewezen bedrijfsmiddelen vanaf 2023 willekeurig worden afgeschreven. De details van deze regeling zijn nog niet bekend.
  • De vrijstelling bpm op bestelauto’s die meer dan 10% zakelijk gebruikt worden, verdwijnt vanaf 2025. Vanaf die datum wordt de bpm berekend op basis van CO2-uitstoot. De voorgenomen verhoging van de mrb voor bestelauto’s per 2025 is van de baan.
  • Ondernemers die zonnepanelen leveren/installeren, moeten vanaf 2023 rekening houden met het 0% btw-tarief voor de levering en installatie van zonnepanelen op en in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
  • Al aangekondigd, maar nog niet vastgelegd in een wetsvoorstel of wet, is dat straks de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting en inkomstenbelasting niet meer geldt voor verhuurd vastgoed. Vanaf wanneer (de verwachting is 2024) en nadere details zijn nog niet bekend.
  • Ook aangekondigd, maar nog niet vastgelegd in een wetsvoorstel, is de introductie van een maatregel in de vennootschapsbelasting, waarschijnlijk vanaf 2024. Hierdoor mogen fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) niet meer direct in vastgoed beleggen.

Let op! Tijdens de stemming over de belastingplannen in de Tweede Kamer zijn verschillende moties aangenomen. Hierin wordt het kabinet onder meer verzocht om te onderzoeken of er fiscale belemmeringen zijn bij stoppersregelingen voor agrariërs en om in de evaluatie van de BOR ook de aanpak van constructies als baby-bv’s te betrekken.

Werkgevers

  • De vrije ruimte in de werkkostenregeling (WKR) bedraagt in 2023 over de eerste € 400.000 fiscale loonsom 3%, daarboven bedraagt de vrije ruimte 1,18%. Werkgevers kunnen verder een onbelaste reiskostenvergoeding geven van € 0,21 per kilometer in 2023 en € 0,22 per kilometer in 2024.
  • Voor de werkende houder van een aanmerkelijk belang, waaronder dga’s, verdwijnt de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling. Vanaf 2023 moet rekening gehouden worden met 100% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking in plaats van 75%. De speciale regeling voor innovatieve start-ups verdwijnt vanaf 2023.
  • De 30%-regeling voor ingekomen werknemers wordt vanaf 2024 beperkt tot de balkenendenorm (in 2022: € 216.000). Voor ingekomen werknemers voor wie de 30%-regeling in het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast, geldt een overgangsregeling tot en met 2025.
  • De Aof-premie voor kleine werkgevers wordt lager.
  • Oorspronkelijk was nog voorgesteld om het lage-inkomensvoordeel (LIV) tijdelijk te verruimen. Bij de stemming in de Tweede Kamer is dit voorstel met betrekking tot het jaar 2023 (waarvan uitbetaling in 2024 plaatsvindt) echter geschrapt. De verruiming voor het jaar 2022 (waarvan uitbetaling in 2023 plaatsvindt), lijkt wel doorgang te vinden.

Let op! Tijdens de stemming over de belastingplannen in de Tweede Kamer zijn verschillende moties aangenomen. Hierin wordt het kabinet onder meer verzocht om de afschaffing van de buitenlandse partiële belastingplicht binnen de 30%-regeling en de mogelijkheid om belastingvrij een ov-abonnement te verstrekken, te onderzoeken.

Let op! Alle plannen moeten in dit artikel nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd (december 2022).

Posted in Niet gecategoriseerd

Belastingplannen 2023 particulieren en box 3: akkoord Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft ingestemd met de belastingplannen voor 2023. Op een aantal onderdelen uit deze plannen zijn wijzigingen aangebracht en een aantal zaken moet nog door het kabinet nader worden onderzocht. Wat staat u als particulier te wachten en wat zijn de plannen voor box 3? De hoofdlijnen.

Particulieren

Sleutels

  • De eenmalige schenkingsvrijstelling met betrekking tot een woning, ook bekend als de ‘jubelton’, wordt in 2023 verlaagd en in 2024 helemaal afgeschaft. Wie in 2022 al schenkt onder de jubelton, kan dit in 2023 nog nader aanvullen. De ontvanger van deze schenking moet deze uiterlijk in 2024 in overeenstemming met het doel van de jubelton besteden.
  • Het laatste tijdvak waarin een sterk wisselend inkomen gemiddeld kan worden, is 2022 tot en met 2024.
  • Vanaf 2023 bedraagt de maximale periodieke giftenaftrek € 250.000 per kalenderjaar. Voor periodieke giften aangegaan uiterlijk 4 oktober 2022, 16.00 uur, geldt overgangsrecht.
  • De inkomensafhankelijke combinatiekorting vervalt per 2025. Voor kinderen die uiterlijk 31 december 2024 geboren zijn, blijft deze korting wel bestaan zolang aan de voorwaarden wordt voldaan.
  • Diegene (particulier of ondernemer) die onroerend goed koopt, is vanaf 2023 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd (in plaats van 8%). Dit geldt niet als het verlaagde tarief van 2% of de startersvrijstelling van toepassing is bij aankoop van een eigen woning.
  • Aan diegene (particulier of ondernemer) die zonnepanelen laat installeren op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning, wordt 0% btw berekend.

Tip! Bij de aanname van het belastingpakket door de Tweede Kamer is onder meer besloten om het belastingregime voor laadpalen met twee jaar te verlengen, het algemene tarief van de kansspelbelasting verder te verhogen met 0,2% tot 29,5% en de voorgestelde tariefverhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2023 te schrappen.

Let op! Tijdens de stemming over de belastingplannen in de Tweede Kamer zijn verschillende moties aangenomen waarin het kabinet onder meer wordt verzocht om te onderzoeken of de inkomstenbelasting transparanter kan worden, bijvoorbeeld door de afbouw van heffingskortingen in de nominale belastingtarieven te verwerken. Ook is een motie aangenomen om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de fiscale faciliteiten voor anbi’s ook toe te passen voor verenigingen.

Box 3

  • Vanaf 2023 geldt een nieuwe wijze van berekening van de box 3-heffing, die lijkt op de wijze waarop momenteel rechtsherstel wordt geboden voor box 3. Uitgegaan wordt van de werkelijke verdeling van het vermogen in spaargeld, overige bezittingen en schulden met elk een eigen forfaitair rendement.
  • In de nieuwe wet is een zogenaamde anti-peildatumarbitragebepaling opgenomen. Bij de aanname van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is besloten dat deze bepaling in 2024 wordt geëvalueerd.
  • Het tarief in box 3 wordt in 2023 verhoogd naar 32%. In 2024 en 2025 stijgt het tarief verder naar 33%, respectievelijk 34%.

Let op! Tijdens de stemming over de belastingplannen in de Tweede Kamer zijn verschillende moties met betrekking tot box 3 aangenomen. Hierin wordt het kabinet onder meer verzocht om te onderzoeken of de belastingheffing in de categorie ‘overige bezittingen’ meer realistisch of verfijnd vormgegeven kan worden. Verder wordt het kabinet verzocht om te onderzoeken hoe een miljonairsbelasting, bijvoorbeeld door een vermogensbelasting van 1% op het box 3-vermogen, vormgegeven kan worden.

Let op! Deze plannen moeten nog wel door de Eerste Kamer worden goedgekeurd (december 2022).

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw-aangifte betalen via iDEAL

Ondernemers kunnen via ‘Mijn Belastingdienst Zakelijk’ voortaan hun af te dragen omzetbelasting betalen via iDEAL. De Belastingdienst wil op deze manier betalingen makkelijker maken en fouten zoveel mogelijk voorkomen.

Gebruik iDEAL neemt toe

Betalen

Ondernemers betalen hun af te dragen omzet- en loonbelasting al steeds vaker via iDEAL. Hierbij was men tot nu toe afhankelijk van de mogelijkheden die hun boekhoud- en salarissoftware boden. Door betalingen van omzetbelasting via ‘Mijn Belastingdienst Zakelijk’ mogelijk te maken, zullen betalingen via iDEAL naar verwachting nog verder toenemen.

Betaalgemak

IDEAL biedt met name betaalgemak. Men hoeft namelijk geen gegevens meer over te typen, maar slechts enkele zaken op het scherm aan te klikken en is dan klaar. Het betaalkenmerk en bedrag zijn ook al vooraf ingevuld.

Aansluiting op overzicht ‘betalen en ontvangen’

De Belastingdienst werkt nu aan de aansluiting van iDEAL op het overzicht ‘betalen en ontvangen’. Op deze manier kunnen ondernemers in de toekomst ook andere aanslagen via iDEAL betalen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Lage WW-premie herzien bij kort dienstverband

Onder bepaalde voorwaarden betaalt u als werkgever de lage WW-premie voor werknemers met een vast contract. Soms komt het voor dat u de premie moet herzien en uiteindelijk toch een hoge WW-premie moet betalen.

Binnen twee maanden uit dienst?

Handtekening

Zo moet u de lage premie voor de Werkloosheidswet (WW) herzien als een werknemer uiterlijk twee maanden na de start van zijn dienstverband uit dienst gaat. Het maakt geen verschil of de uitdiensttreding plaatsvindt binnen of buiten de proeftijd. Ook is niet van belang of dit gebeurt op initiatief van u of van de werknemer.

Let op! De WW-premie moet ook worden herzien als de werknemer binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband overlijdt.

Wisselt werknemer van werkgever?

Heeft de werknemer een arbeidsovereenkomst met u en gaat hij werken bij een andere werkgever binnen hetzelfde concern, dan tellen die twee maanden niet op concernniveau, maar per werkgever.

In twee situaties is de startdatum van de tweemaandentermijn de oorspronkelijke startdatum van het dienstverband bij de oude werkgever:

  • Bij overgang van onderneming
    Het dienstverband eindigt niet, maar wordt voortgezet bij de nieuwe werkgever die de onderneming overneemt.
  • Bij contractovername
    De nieuwe werkgever neemt het contract over tussen de werknemer en de oude werkgever ongewijzigd. De werknemer moet wel daarmee instemmen. Ook moet het vastgelegd zijn in een akte tussen beide werkgevers. Er is geen sprake van contractovername als er wijzigingen in de arbeidsovereenkomst zijn.

Let op! Als een werknemer binnen de twee maanden wisselt van werkgever en het dienstverband bij de tweede werkgever zo kort is dat het alsnog binnen twee maanden vanaf de oorspronkelijke startdatum (bij de eerste werkgever) eindigt, dan moeten beide werkgevers de lage WW-premie herzien.

Posted in Niet gecategoriseerd

BMKB-Groen nieuwe garantstelling verduurzaming mkb

Sinds maandag 7 november 2022 is de Borgstelling MKB-krediet uitgebreid met het onderdeel ‘Groen’. Deze BMKB-Groen heeft als doel om het mkb makkelijker in staat te stellen financiering te krijgen voor duurzame investeringen. Denk aan het verduurzamen van het kantoorpand ten behoeve van een beter energielabel.

Borgstelling MKB-krediet (BMKB)

Euro

De BMKB-regeling bestaat al langer. Dit betreft een borgstellingskrediet waarbij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat garant staat voor een gedeelte van de lening die een ondernemer wil afsluiten voor een investering. Dit geeft de financier uiteindelijk meer zekerheid om de lening te kunnen afsluiten.

BMKB-Groen (BMKB-G)

Met de uitbreiding van de regeling met BMKB-G wordt het mkb gestimuleerd te verduurzamen. De borgstelling is dan ook 75%, daar waar die voor de reguliere BMKB-regeling 50% bedraagt. Ook is de looptijd van de garantstelling verhoogd van 6 naar 12 jaar. Om nog een extra stimulans te geven heeft de overheid ook de provisie voor deze garantstelling verlaagd:

  • 2% bij een looptijd tot en met 24 kwartalen;
  • 3% bij een looptijd van 25 tot en met 48 kwartalen.

Wat zijn de voorwaarden?

De BMKB-G heeft natuurlijk wel als voorwaarde dat het gaat om groene investeringen. Daaronder worden verstaan:

  • Bedrijfsmiddelen zoals opgenomen in de EIA-energielijst
  • Overige middelen verbonden aan energie-investeringen (maximaal aandeel 50%)
  • De aanpassing of vervanging van bedrijfspanden naar tenminste Label C

Aanvragen

Ondernemers kunnen vanaf het eerste kwartaal van 2023 bij de deelnemende banken terecht voor een BMKB-G aanvraag. Om een garantstelling in het kader van deze regeling aan te vragen kan contact worden opgenomen met een van de aangesloten financiers. Zij kunnen helpen bij de voorbereiding van de aanvraag. De exacte beschikbaarheid verschilt per bank. Nadere informatie daarover kan bij de individuele bank opgevraagd worden. De lijst met deelnemende financiers is te vinden op de site van de RVO.

Posted in Niet gecategoriseerd

Versoepeling TEK: energiekosten verlaagd naar 7% van omzet

Een van de voorwaarden voor de regeling Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) wordt versoepeld. De energiekosten van een bedrijf moet tenminste 7% van de omzet uitmaken in plaats van de eerder vastgestelde 12,5%. Hierdoor komen meer mkb-bedrijven in aanmerking voor de TEK.

Aanpassing vanwege energiebelasting

Bloemen

De aanpassing van het percentage energie-intensiviteit heeft te maken met de energiebelasting. Het kabinet acht het bij nader inzien niet terecht om de energiebelasting een variabel in plaats van een vast onderdeel te laten zijn van de berekening waarmee de energie-intensiviteit in de TEK wordt bepaald.

Voorwaarden TEK

De TEK is alleen bedoeld voor energie-intensieve mkb-bedrijven. Om voor de TEK in aanmerking te komen, moet een bedrijf dan ook voldoen aan een aantal eisen. Een mkb-bedrijf:

  • heeft maximaal 250 medewerkers, maximaal € 50 miljoen omzet en/of balanstotaal van maximaal € 43 miljoen,
  • staat ingeschreven in het Handelsregister van de KvK,
  • verbruikt jaarlijks meer dan 5.000m³ gas of 50.000kWh elektriciteit, én
  • is energie-intensief, waarbij minimaal 7% van de omzet bestaat uit energiekosten.

Omvang tegemoetkoming

Energie-intensieve mkb’ers krijgen een compensatie van 50% van de energiekostenstijging boven een vastgestelde drempelprijs tot een maximum van € 160.000. De drempelprijs is vastgesteld op € 1,19 per kuub gas en € 0,35 per kilowattuur elektriciteit.

Uitvoering door de RVO

De uitvoering van de TEK komt in handen van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Op de site van de RVO is ook een ‘houd me op de hoogte-pagina’ opengesteld, waarbij mkb’ers na aanmelding informatie krijgen over de inrichting en openstelling van de TEK.

Let op! Het kan nog tot het tweede kwartaal van 2023 duren voordat de TEK wordt opengesteld. De TEK gaat dan met terugwerkende kracht gelden voor de periode november 2022 tot en met december 2023. Voor ondernemers die nu al problemen ervaren, zal het verlenen van uitstel van betaling van belasting een mogelijke oplossing kunnen bieden. Ook zijn banken bereid gevonden in die gevallen eerder krediet te verlenen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Meer duidelijkheid over waardering verhuurde woning vanaf 2023

Eerder berichtten wij al dat u bij het bezit van een verhuurde woning of het erven of schenken van een verhuurde woning vanaf volgend jaar meer belasting betaalt. Dit komt door de verhoging van de zogenaamde leegwaarderatio voor verhuurde woningen en het stellen van meer voorwaarden. Wat betekent dit in praktijk en is er een mogelijkheid van tegenbewijs?

Leegwaarderatio

Appartementen

Door toepassing van de leegwaarderatio wordt rekening gehouden met de verhuurde staat van uw woning. Hierdoor wordt de WOZ-waarde verlaagd. Deze waarde is van belang voor uw vermogen in box 3 en bij erven en schenken in de erf- en schenkbelasting.

Tijdelijke huurcontracten

Op dit moment geldt als voorwaarde voor toepassing van de leegwaarderatio al dat voor de verhuurde woning wettelijke huurbescherming moet gelden. Vanaf 2023 komt daar als extra voorwaarde bij dat er geen sprake mag zijn van een wettelijk tijdelijk huurcontract.

Een wettelijk tijdelijk huurcontract is een contract van maximaal twee jaar. De huurder heeft dan beperkte huurbescherming. Wordt zo’n wettelijk tijdelijk huurcontract voor een kortere periode afgesloten (bijvoorbeeld voor een jaar) en wordt aansluitend met dezelfde huurder weer een huurcontract afgesloten, dan wordt dit tweede huurcontract geacht te zijn afgesloten voor onbepaalde tijd. De huurder heeft dan volledige huurbescherming. In dat geval kan op de verhuurde woning vanaf het tweede huurcontract wel de leegwaarderatio weer worden toegepast.

Gelieerde partijen

Ook bij verhuur aan gelieerde partijen is de leegwaarderatio vanaf 2023 niet meer van toepassing. De staatssecretaris heeft aangegeven dat sprake is van een gelieerde partij als sprake is of kan zijn van een onzakelijke (te lage) huurprijs vanwege de band tussen partijen. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om ouders die een woning verhuren aan hun kind.

Let op! Ook als u een zakelijke huurprijs met uw kind of een andere gelieerde partij heeft afgesproken, kunt u de leegwaarderatio niet meer toepassen. Het gaat erom of er mogelijk van een onzakelijke (te lage) huurprijs sprake kan zijn vanwege de band tussen u en de huurder.

Tegenbewijs

Door het aanpassen van de tabel van de leegwaarderatio en de extra voorwaarden zal de waarde van de verhuurde woningen in box 3 en voor de erf- en schenkbelasting omhoog gaan. Kunt u aannemelijk maken dat deze waarde 10% of meer hoger is dan de waarde in het economische verkeer van uw verhuurde woning op de WOZ-peildatum? Dan kunt u zich beroepen op een arrest van de Hoge Raad uit 2015 en kan de waarde worden vastgesteld op de waarde in het economische verkeer op de WOZ-peildatum.

Tip! Heeft u vragen over de waarde van een verhuurde woning? Neem dan contact met ons op. Wij kijken graag even met u mee.

Posted in Niet gecategoriseerd

Betaald ouderschapsverlof in aangifte loonheffingen

Tijdens het aanvullend geboorteverlof en betaald ouderschapsverlof ontvangt uw werknemer een uitkering van het UWV. In een handreiking van de Belastingdienst op Forum Salaris staat hoe u deze uitkering moet verwerken in de aangifte loonheffingen wanneer u die uitkering betaalt aan uw werknemer.

Werkgeversbetaling

Kinderwagens

Sinds 1 juli 2020 is het recht op aanvullend geboorteverlof ingevoerd en sinds 2 augustus 2022 ook het recht op betaald ouderschapsverlof. Dit is geregeld in de Wet Arbeid en Zorg (WAZO). Werknemers kunnen dan een uitkering krijgen van het UWV. U kunt als werkgever deze uitkering ontvangen van het UWV en uitbetalen aan de werknemer. Dat is de ‘werkgeversbetaling’. 

De uitkering moet u verwerken in de aangifte loonheffingen. Op Forum Salaris, een online forum van de Belastingdienst, wordt in een handreiking uitgelegd hoe u dat moet doen. Daarnaast wordt uitgelegd hoe u een aanvulling op de uitkering verwerkt.

Witte tabel toepassen

Alle uitkeringen die onder de WAZO vallen en die u aan uw werknemer betaalt, moeten op dezelfde manier in de aangifte loonheffingen verwerkt worden. Zo past u de witte tabel toe. Zolang de werknemer bij u in dienst is, is de uitkering namelijk loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Voor de uitkering geldt altijd de lage premie voor de Werkloosheidswet (WW) en de hoge premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof).

Vanaf 1 januari 2025 loon en uitkering in aparte inkomstenverhouding

U mag de uitkering in de aangifte loonheffingen nu nog verwerken in dezelfde inkomstenverhouding (IKV) als het normale loon. Vanaf 1 januari 2025 moet u de werkgeversbetaling verwerken in een aparte inkomstenverhouding. Hoe u dit moet doen staat ook in de handreiking uitgelegd.

Let op! Om de handreiking van de Belastingdienst op het Forum Salaris te kunnen inzien, heeft u een account nodig.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie elektrische bestelauto voor 2022 op

Ondernemers die dit jaar nog een nieuwe elektrische bestelauto aanschaffen of leasen, komen zeer waarschijnlijk niet meer in aanmerking voor subsidie. De beschikbare € 22 miljoen voor 2022 is inmiddels verdeeld. De subsidie kan vanaf 10 januari 2023 weer worden aangevraagd.

Meer subsidie in 2023

Auto elektrisch

De speciaal hiervoor in het leven geroepen Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) loopt tot en met 2025. Dit jaar was er voor de SEBA € 22 miljoen beschikbaar. Via de regeling kwamen er volgens het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dit jaar 5.500 elektrische bestelauto’s meer op de weg. Voor 2023 heeft het ministerie € 33 miljoen beschikbaar gesteld. 

Voorwaarden

De SEBA kent een aantal voorwaarden. Ten eerste is de subsidie aan te vragen als een nieuwe elektrische bestelauto wordt gekocht of geleaset via financial lease. Bij operational lease kan de leasemaatschappij de subsidie aanvragen, waardoor de leaseprijs kan dalen.

Voor welke bestelauto’s?

Hiernaast geldt de regeling alleen voor bedrijfsauto’s in de voertuigcategorie N1 of N2 tot een maximumgewicht van 4.250 kg die zijn gemaakt voor het vervoer van goederen. 

Ook moet de netto catalogusprijs bij een voertuigcategorie N1 of de verkoopprijs zonder btw bij een voertuigcategorie N2, € 20.000 of hoger zijn. Verder geldt de SEBA alleen voor elektrische bedrijfsauto’s N1 met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen een actieradius van minimaal 100 km. Het is van belang hiermee bij de keuze van het accupakket rekening te houden.

Let op! Voorwaarde voor de subsidie is dat de auto bij de aanvraag nog niet op uw naam mag staan.

Hoeveel subsidie?

De SEBA bedraagt bij de voertuigcategorie N1 10% van de netto catalogusprijs. Dat is de prijs exclusief btw, inclusief bpm en opties die zijn aangebracht voor afgifte van het kenteken. Bij een voertuigcategorie N2 ontvangt u 10% van de verkoopprijs zonder btw. Als kleine onderneming of non-profitinstelling is het subsidiepercentage voor bedrijfsauto’s 12%. 

Let op! Het subsidie bedraagt maximaal € 5.000 voor iedere bedrijfsauto.

Nieuwe aanvragen

Aanvragen van de subsidie kan weer vanaf 10 januari 2023. Aanvragen die nu nog worden ingediend voor 2022 zijn vrijwel kansloos, omdat deze alleen nog kunnen worden goedgekeurd als andere aanvragers afvallen.

Posted in Niet gecategoriseerd

Verlaagde accijnzen brandstoffen ook in 2023

De verlaagde accijnzen op brandstoffen blijven tot 1 juli 2023 van kracht. Daarna wordt de verlaging gehalveerd tot 1 januari 2024. Daarnaast wordt de jaarlijkse indexatie van de accijnstarieven uitgesteld tot 1 juli 2023, net als de al aangekondigde verhoging van het accijnstarief met 4,38 cent/liter voor diesel.

Hoge brandstofprijzen

Tanken

Met de accijnsverlaging wil het kabinet iets doen aan de hoge brandstofprijzen. De accijnsverlaging bedraagt voor ongelode benzine 17,3 cent per liter, voor diesel 11,1 cent en voor lpg 4,1 cent. Vanaf 1 juli 2023 zullen de prijzen aan de pomp dus weer gaan stijgen, met name voor diesel. Ondanks dat de accijnsverlaging dan nog voor de helft van kracht blijft, stijgt de accijns op diesel dan toch met bijna 10 cent per liter.

Ook vervoersector profiteert

Ook bedrijven, met name de vervoersector, zullen van deze maatregelen profiteren. Volgens het kabinet doet dit enigszins af aan de doelmatigheid van de maatregelen.

Let op! Deze voorgenomen maatregelen moeten nog door het parlement worden goedgekeurd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Extra lastenverlichting voor mkb

Het kabinet trekt voor de jaren 2023 tot en met 2027 per jaar € 500 miljoen extra uit voor lastenverlichting voor het mkb. Denk aan verhoging van het budget voor de MIA en EIA, een indexering van de WBSO en een verruiming van het LIV. Hiernaast gaat de voorgenomen verhoging per 2025 van de wegenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers niet door.

MIA en EIA

Tandwielen

Het pakket aan maatregelen is er vooral op gericht investeringen in het mkb aan te jagen. Zoals al aangegeven in de Miljoenennota wordt onder meer het budget voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de energie-investeringsaftrek (EIA) verhoogd, in totaal met € 150 miljoen. 

Willekeurige afschrijving

Daarnaast mogen investeringen in nieuw aangewezen bedrijfsmiddelen in 2023 willekeurig worden afgeschreven. Welke investeringen dit betreffen, is nog niet bekendgemaakt.

Indexatie WBSO

Onderdeel van het pakket is ook een indexering van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). De WBSO is een fiscale korting op de loonkosten voor onderzoek en ontwikkeling om innovatie te stimuleren. Bedrijven met personeel kunnen tevens een extra aftrek ontvangen over andere kosten en uitgaven van het S&O-project. Denk aan de inkoop van materialen. 

De korting bedraagt in 2022 32% op innovatiekosten tot € 350.000, daarboven bedraagt de korting 16%. De indexering zal mogelijk betrekking hebben op de grens van € 350.000, zodat langer van het hogere percentage geprofiteerd kan worden.

Lage-inkomensvoordeel verruimd

Ook het lage-inkomensvoordeel (LIV) wordt tijdelijk verruimd. Via het LIV krijgt een werkgever een tegemoetkoming in de loonkosten voor werknemers die niet meer dan 125% van het wettelijk minimumloon verdienen. Hoe de verruiming eruit komt te zien, is nog niet bekend.

Wegenbelasting bestelauto’s niet verhoogd

Ook de voorgenomen verhoging van de wegenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers per 2025 wordt geschrapt. Het verlaagde tarief zou in 2025 verhoogd worden met 15% en in 2026 met nogmaals 6,96%. Dekking wordt gevonden door de bpm bij import van gebruikte auto’s te verhogen, de kansspelbelasting te verhogen, evenals de accijns op rooktabak.

Let op! Het kabinet is van plan vanaf 2028 jaarlijks € 600 miljoen beschikbaar te stellen voor alle bovengenoemde tegemoetkomingen voor het mkb.

Posted in Niet gecategoriseerd

Toch massaalbezwaarprocedure voor niet-bezwaarmakers box 3

Belastingplichtigen die voor de jaren 2017 tot en met 2020 geen bezwaar hadden gemaakt om rechtsherstel inzake box 3 te verkrijgen, hoeven geen actie meer te ondernemen. Het kabinet heeft besloten de zaak opnieuw voor te leggen aan de Hoge Raad en de uitspraak in die zaak voor iedere belastingplichtige toe te passen.

Heffing box 3 in strijd met het recht

Juridisch

De Hoge Raad heeft eind vorig jaar vastgesteld dat de wijze van belastingheffing in box 3 in strijd is met het recht.  De Hoge Raad stelde dat het voordeel uit sparen en beleggen in deze zaak moest worden bepaald op het werkelijk behaalde rendement.  Naar aanleiding van deze uitspraak wordt voor de heffing in box 3 thans uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen en een hierop gebaseerd fictief rendement.

Rechtsherstel

Voor degenen die bezwaar hadden gemaakt, heeft het kabinet inmiddels rechtsherstel toegezegd. Voor degenen die geen bezwaar hebben gemaakt echter niet. Dit heeft inmiddels tot tal van individuele verzoeken om ambtshalve vermindering geleid, terwijl er ook nog een flink aantal wordt verwacht. Dit kan tot enorme problemen in de uitvoering leiden. De toezegging van het kabinet is bedoeld om dit te voorkomen.

Uitspraak Hoge Raad

De verzoeken om ambtshalve vermindering komen in feite allemaal neer op een verzoek om rechtsherstel, ook als er geen bezwaar was ingediend. Eerder heeft de Hoge Raad al besloten dat dergelijke verzoeken niet gehonoreerd hoeven te worden. 

Nieuwe massaalbezwaarprocedure

Diverse organisaties zijn echter van mening dat hier nieuwe argumenten tegen zijn in te brengen. Om een verdere stroom aan verzoeken om ambtshalve vermindering te voorkomen, is daarom besloten een aantal van deze zaken in de vorm van een nieuwe massaalbezwaarprocedure aan de Hoge Raad voor te leggen.

Overleg hoe voor te leggen

Om dit mogelijk te maken, moet de wet worden aangepast. Een massaalbezwaarprocedure met betrekking tot verzoeken om ambtshalve vermindering bestaat namelijk momenteel niet. Het is de bedoeling dat het kabinet begin 2023 in overleg gaat met belangenorganisaties om tot overeenstemming te komen hoe de rechtsvraag het beste aan de Hoge Raad kan worden voorgelegd. 

Let op! De uitspraak hierop geldt dan voor iedere belastingplichtige.

Posted in Niet gecategoriseerd

Massaalbezwaarplusprocedure voor niet-bezwaarmakers box 3

Belastingplichtigen die voor de jaren 2017 tot en met 2020 geen bezwaar hadden gemaakt tegen box 3, hoeven geen actie meer te ondernemen. Het kabinet heeft besloten de vraag of zij recht hebben op rechtsherstel opnieuw voor te leggen aan de Hoge Raad en de uitspraak in die zaak voor iedere belastingplichtige toe te passen.

Heffing box 3 in strijd met het EVRM

Juridisch

De Hoge Raad heeft eind vorig jaar geoordeeld dat de wijze van belastingheffing in box 3 in strijd is met het Eerste Protocol bij het EVRM als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De Hoge Raad stelde dat het voordeel uit sparen en beleggen in deze zaak moest worden bepaald op het werkelijk behaalde rendement. Het oordeel van de Hoge Raad betekent dat de Belastingdienst rechtsherstel moet bieden. Naar aanleiding van deze uitspraak wordt voor de heffing in box 3 thans dan ook uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen en een hierop gebaseerd forfaitair rendement.

Rechtsherstel

Voor degenen die op tijd bezwaar hadden gemaakt, heeft het kabinet inmiddels rechtsherstel geboden. Voor degenen die niet (op tijd) in bezwaar kwamen, heeft het kabinet aangegeven geen rechtsherstel te bieden. Dit leidde tot tal van individuele verzoeken om ambtshalve alsnog rechtsherstel te krijgen. Daarnaast werden nog veel van dit soort verzoeken verwacht. Om enorme problemen in de uitvoering te voorkomen, heeft het kabinet nu toegezegd proefprocedures te starten waarbij de uitkomst voor iedere belastingplichtige gaat gelden. Het is dus niet nodig om zelf nog in actie te komen.

Eerdere uitspraak Hoge Raad

De verzoeken om ambtshalve vermindering komen in feite allemaal neer op verzoeken om ambtshalve rechtsherstel. Eerder oordeelde de Hoge Raad echter al dat dergelijke verzoeken niet gehonoreerd hoeven te worden.

Diverse belangen- en koepelorganisaties zijn echter van mening dat hier nieuwe argumenten tegen zijn in te brengen die nog niet aan de Hoge Raad zijn voorgelegd. Om een verdere stroom aan verzoeken om ambtshalve vermindering te voorkomen, is daarom besloten een aantal van deze zaken in zogenaamde proefprocedures voor te leggen aan de Hoge Raad.

Nieuwe massaalbezwaarplusprocedure

Een massaalbezwaarprocedure met betrekking tot verzoeken om ambtshalve vermindering bestaat op dit moment nog niet. Daarom is in het belastingpakket voor 2023 een wetswijziging opgenomen waarmee een nieuwe procedure wordt ingericht: de massaalbezwaarplusprocedure. Nadat deze wetswijziging per 1 januari 2023 in werking is getreden, zal het kabinet begin 2023 de procedure rondom de vraag of de niet-bezwaarmakers toch recht hebben op rechtsherstel, aanwijzen als massaalbezwaarplusprocedure. Het kabinet spreekt de komende tijd al verder met de belangenorganisaties over de zaken die worden voorgelegd aan de Hoge Raad.

Let op! Het kabinet heeft toegezegd dat de uitspraak die de Hoge Raad doet op de voorgelegde zaken, straks voor iedere belastingplichtige geldt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Advieswijzer Kantoor aan huis 2022

Het lijkt aantrekkelijk: wonen en werken in één pand. Maar een kantoor aan huis is lang niet altijd ook fiscaal aantrekkelijk. Wanneer is uw werkplek ook voor de fiscus een werkruimte? Waar moeten u, uw bedrijf en uw werkruimte dan aan voldoen?

Er is onder meer een verschil in de behandeling van een zogeheten kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte. Daarnaast gelden er voor een ondernemer met een eenmanszaak, vof of maatschap andere regels dan voor een ondernemer met een bv. En hoe zit het eigenlijk met de btw? In deze advieswijzer komen de verschillende regels aan de orde.

Kwalificerende werkruimte

Kantoor

Als eerste is het van belang om vast te stellen of sprake is van een fiscaal kwalificerende ruimte. Hiervoor moet uw werkruimte voldoen aan het zelfstandigheids- en het inkomenscriterium.

Zelfstandigheidscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het zelfstandigheidscriterium als deze een zodanige zelfstandigheid bezit dat deze duidelijk te herkennen is. De werkruimte moet in ieder geval over een eigen ingang en over eigen sanitair beschikken. Dit komt erop neer dat de werkruimte ook aan een derde verhuurd zou kunnen worden.

Let op! Een werkplek in een woon-, slaap- of zolderkamer wordt in ieder geval niet als kwalificerende werkruimte aangemerkt. Een tot kantoor verbouwde garage met eigen ingang en sanitair kan dat wel zijn.

Inkomenscriterium

Uw werkruimte voldoet aan het inkomenscriterium als u uw inkomen voor een groot gedeelte in of vanuit deze ruimte verdient. Is dit uw enige werkruimte, dan moet u uw inkomen voor ten minste 30% in de ruimte én voor ten minste 70% in of vanuit de ruimte verdienen. Heeft u nog een andere werkruimte buiten uw woning, dan moet u uw inkomen voor ten minste 70% in de werkruimte verdienen.

Ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Omdat de werkruimte eigendom is van de eigenaar (natuurlijk persoon) en niet van de eenmanszaak, vof of maatschap, is het voor het bepalen van de fiscale winst noodzakelijk om onderscheid te maken tussen zaken die wel en zaken die niet voor de onderneming worden gebruikt. Dit noemen we vermogensetikettering.

Let op! De werkruimte kan worden aangemerkt als ondernemingsvermogen als deze juridisch of bouwkundig splitsbaar is van de woning. Indien dit niet het geval is, kunt u ervoor kiezen om de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen aan te merken, als ten tijde van verwerving van de woning ten minste 10% van de woning bestemd was om te worden gebruikt ten behoeve van de onderneming. In de overige gevallen vormt de werkruimte privévermogen. De fiscale behandeling van uw werkruimte is afhankelijk van de wijze waarop deze geëtiketteerd is: als privévermogen of als ondernemingsvermogen.

Ook als minder dan 10% van de woning ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, kunt u de woning als ondernemingsvermogen aanmerken als u aannemelijk kunt maken dat de woning mede dienstbaar is aan het bedrijf. Bijvoorbeeld omdat er bij de aankoop sprake was van een koppelaankoop van het bedrijf en de woning, er vanuit de woning toezicht mogelijk is op het bedrijf, er een gemeenschappelijke toegangsweg is en dergelijke.

Woning is privévermogen

De kosten van een niet-kwalificerende werkruimte kunt u niet van uw winst aftrekken. Op deze werkruimte is gewoon de eigenwoningregeling van toepassing.

Let op! De inrichtingskosten, zoals een bureau, zijn ook niet aftrekbaar van de winst. Maar indien er sprake is van zakelijk gebruik, kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen als u zelf btw-belaste prestaties verricht.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven als bezitting en schuld in box 3. De kosten van de werkruimte mag u van uw winst aftrekken. Deze aftrekpost is echter gemaximeerd op het voordeel dat u ten aanzien van de werkruimte in box 3 moet aangeven. Deze aftrek is een percentage van de WOZ-waarde van uw werkruimte. Dit percentage wordt voor het jaar 2022 naar alle waarschijnlijkheid vastgesteld op 5,53% en voor 2023 op 6,17%. 

Daarnaast mag u ook de kosten die normaal gesproken voor rekening van een huurder (de huurderslasten) zouden komen, in aftrek brengen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld energiekosten, kosten van de inboedelverzekering en kosten van klein onderhoud. Ook nu zijn de inrichtingskosten niet aftrekbaar, maar kunt u hiervoor wel investeringsaftrek krijgen en de btw terugvragen.

Woning is ondernemingsvermogen

Indien de werkruimte als ondernemingsvermogen is geëtiketteerd, kunt u de kosten aftrekken van uw winst. De werkruimte valt dan niet onder de eigenwoningregeling, maar wordt belast als onderdeel van uw winst uit onderneming. Dit betekent dat voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt en dat bijvoorbeeld een eventuele boekwinst bij verkoop belast is.

Indien u de gehele woning (inclusief de werkruimte) als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd, kunt u alle kosten (met uitzondering van huurderslasten met betrekking tot het woondeel) aftrekken van uw winst. Voor het privégebruik van uw woning moet u wel een bijtelling ter grootte van een bepaald percentage van de WOZ-waarde in aanmerking nemen.
Voor de meeste woningen is dit in 2022 1,35%. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moet u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een kwalificerende werkruimte moet u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Bij gesplitste vermogensetikettering (woondeel privévermogen/bedrijfsdeel ondernemingsvermogen) blijft de bijtelling bij een kwalificerende werkruimte achterwege.

Werkruimte in huurwoning

Kwalificerende werkruimte

Indien sprake is van een werkruimte in een huurwoning, kunt u een evenredig deel van de huur en de huurderslasten in aftrek brengen als sprake is van een kwalificerende werkruimte.

Niet-kwalificerende werkruimte

Als ten minste 10% van de woning bestemd is om gebruikt te worden ten behoeve van de onderneming, kon u tot en met 2016 ook kiezen om het huurrecht van de gehele woning als ondernemingsvermogen te etiketteren. In dat geval kon u, ook als sprake was van een niet-kwalificerende werkruimte, de huur in aftrek brengen, maar gold er wel een bijtelling van een bepaald percentage van de WOZ-waarde van de gehele woning. Bij een niet-kwalificerende werkruimte moest u daarbij uitgaan van de WOZ-waarde van de gehele woning, bij een kwalificerende werkruimte moest u uitgaan van de WOZ-waarde van de woning exclusief de werkruimte. Kreeg u huurtoeslag, dan werd de aftrek verlaagd met deze toeslag.

Let op! Het aanmerken van het huurrecht als ondernemingsvermogen doet u in de eerste aangifte waarbij dit speelt. Dit betekent dat u dit doet in het jaar waarin de huur aanvangt of in het jaar waarin uw onderneming start. Staat de aangifte inkomstenbelasting over dat jaar nog niet definitief vast, dan kunt u nog gebruikmaken van deze aftrekpost, ook met terugwerkende kracht. De staatssecretaris van Financiën heeft al aangegeven dat in gevallen waarin de aangifte wel al definitief vaststaat, het niet meer mogelijk is dit alsnog als ondernemingsvermogen te etiketteren. U kunt dan geen gebruik meer maken van de aftrekpost in 2016 en eerdere jaren. Onder bijzondere omstandigheden kan dit anders zijn.  Overleg hierover met onze adviseurs.

Door een wetswijziging is het met ingang van 1 januari 2017 niet meer mogelijk om aftrek te krijgen voor een niet-kwalificerende werkruimte als u het huurrecht als ondernemingsvermogen etiketteert.

Dit geldt ook voor bestaande gevallen die al vóór 1 januari 2017 het huurrecht als ondernemingsvermogen hebben geëtiketteerd. Is sprake van een kwalificerende werkruimte, dan blijft ook vanaf 2017 aftrek mogelijk.

Ondernemers met een bv

Onderneemt u vanuit een bv, dan geldt ook het onderscheid tussen een kwalificerende en een niet-kwalificerende werkruimte.

Kwalificerende werkruimte

De werkruimte valt voor u, als dga, in box I (de tbs-regeling). Dit betekent dat de vergoeding op zakelijke gronden moet worden vastgesteld. De vergoeding is voor de bv aftrekbaar van de winst en vormt voor de dga, na aftrek van alle aan de werkruimte toe te rekenen kosten, inkomen in box 1. Op dit belaste inkomen mag u nog wel de terbeschikkingstellingsvrijstelling van 12% in aftrek brengen.

Op een kwalificerende werkruimte is de eigenwoningregeling niet van toepassing. Dit betekent dat u voor de bepaling van het eigenwoningforfait de werkruimte niet meetelt: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moeten worden aangegeven op de balans van uw werkzaamheid in box 1. U heeft ook geen last van de aftrekbeperkingen inzake hypotheekrente, zoals de maximering van de aftrek tot een tarief van 36,93% (2023).

Niet-kwalificerende werkruimte

Een niet-kwalificerende werkruimte valt onder de eigenwoningregeling: het eigenwoningforfait wordt berekend over de woning inclusief de werkruimte. Een eventuele vergoeding voor de werkruimte wordt voor de dga behandeld als loon. Het is echter mogelijk om de vergoeding als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Uw bv betaalt dan geen belasting, zolang het totaal van aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet hoger is dan de vrije ruimte. Wordt deze vrije ruimte overschreden, dan betaalt uw bv 80% eindheffing over de overschrijding. De loonkosten zijn voor de bv aftrekbaar van de winst.

Btw en ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap

Voor de btw is van belang of de zaken, zoals een werkruimte, zijn gebruikt ten behoeve van uw onderneming en of u hiermee btw-belaste omzet behaalt. Als dat het geval is, kunt u deze zaken voor de btw zakelijk etiketteren en de voorbelasting met betrekking tot het zakelijke gebruik in aftrek brengen. U kunt hierbij denken aan btw op energie, onderhoud en inrichting.

Btw en ondernemers met een bv

Indien u, als dga, de werkruimte aan uw bv verhuurt, is onzeker of u de btw met betrekking tot deze werkruimte in aftrek kunt brengen. De Belastingdienst gaat er tegenwoordig vanuit dat dit in ieder geval voor wat betreft een onzelfstandige werkruimte niet mogelijk is. Dit standpunt is aan kritiek onderhevig, onder meer op basis van het zogenaamde ‘werkkamer arrest’ van De Hoge Raad. Overleg met onze adviseurs over de vraag of u in een soortgelijke situatie recht op aftrek van de btw kunt hebben.

Tot slot

De fiscale regels met betrekking tot de werkruimte zijn erg ingewikkeld. Neem voor uw specifieke situatie daarom contact met ons op.

Posted in Niet gecategoriseerd

Update fiscale handleiding fiets van de zaak

De Belastingdienst heeft de handleiding betreffende de fiets van de zaak geüpdatet. Voor deze fiets geldt een speciale fiscale regeling. De update bevat ook een aantal nieuwe punten.

Fietsregeling

Fiets

Volgens de fietsregeling moet voor een ter beschikking gestelde fiets die ook privé kan worden gebruikt, jaarlijks 7% van de consumentenadviesprijs als loon worden aangemerkt en belast. Volgens de update geldt dit ook als de werkgever de fiets leaset en ter beschikking stelt of als de werknemer de fiets zelf leaset en alle kosten vergoed krijgt.

Ter beschikking stellen

De fietsregeling geldt alleen bij het ter beschikking stellen van een fiets. Dit betekent dat de fiets eigendom blijft van de werkgever en de werknemer de fiets alleen mag gebruiken. Bij het einde van het dienstverband moet de fiets dan ook worden ingeleverd of door de werknemer worden overgenomen. 

Overnameprijs

Als de werknemer de fiets na verloop van tijd overneemt, mag de werkgever voor wat betreft de overnameprijs uitgaan van de prijs bij aanschaf minus een afschrijving van 20% per jaar. Dit betekent dat de fiets na vijf jaar gratis door de werknemer zou kunnen worden overgenomen, waardoor ook de bijtelling niet meer van toepassing is.

Accessoires

Accessoires die deel uitmaken van de comsumentenadviesprijs, hebben geen invloed op de te betalen belasting. Dit is anders als ze er geen deel van uitmaken, want dan moet de werknemer over de waarde van de accessoires belasting betalen.

Cafetariaregeling toepassen?

U kunt de fiets ook onderdeel uit laten maken van een cafetariaregeling en deze uitruilen tegen bruto loon. Desgewenst kunt u de bijtelling dan ook onderbrengen in de werkkostenregeling. Hiermee behaalt u als werkgever een extra voordeel, omdat u hierover dan geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd bent.

Betalingen aan derden

Betalingen aan derden komen niet in mindering op de bijtelling, maar kunt u wel onbelast vergoeden. Dat geldt ook voor de kosten van elektra als de werknemer de elektrische fiets thuis oplaadt.

Posted in Niet gecategoriseerd

Aanzeggen tijdelijk arbeidscontract moet verplicht schriftelijk

Er geldt een aanzegplicht voor contracten voor bepaalde tijd met een looptijd van zes maanden of langer. Het doel hiervan is de werknemer tijdig duidelijkheid te bieden over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.

Schriftelijk informeren

Administratie

Gaat u met een werknemer een contract aan voor een bepaalde tijd met een looptijd van een half jaar of langer? Dan moet u als werkgever uiterlijk een maand voordat een dergelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, de werknemer schriftelijk informeren over:

a. het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst;
b. bij een voortzetting, de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet.

Het doel hiervan is de werknemer tijdig duidelijkheid te bieden over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, zodat de werknemer eventueel tijdig ander werk kan zoeken waardoor een beroep op de WW mogelijk wordt voorkomen.

Wanneer geen aanzegplicht?

De aanzegplicht geldt niet bij een contract voor bepaalde tijd waarbij het einde niet op een kalenderdatum is bepaald. Denk aan een arbeidsovereenkomst voor de duur van een project. Dit is ook logisch, omdat niet van tevoren bekend is wanneer het project eindigt en er dus aangezegd moet worden. De aanzegplicht geldt ook niet voor een tweede of derde arbeidscontract dat telkens korter dan zes maanden duurt. Ook bij arbeidsovereenkomsten met daarin opgenomen een uitzendbeding geldt de aanzegtermijn niet. 

Aanzegvergoeding

Vindt er geen (schriftelijke) aanzegging plaats wanneer dit wel had gemoeten, dan moet u als werkgever de werknemer een aanzegvergoeding betalen ter grootte van een kaal bruto maandsalaris. Dit kan ook een pro rato deel zijn als de aanzegging te laat plaatsvindt.

Geen schriftelijke vastlegging?

Stel nu dat u als werkgever tijdig mondeling aan de werknemer laat weten dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet verlengd zal worden, maar u verzuimt dit schriftelijk aan de werknemer te bevestigen. Is er dan toch een aanzegvergoeding verschuldigd, ook al weet de werknemer waar hij aan toe is? 

De Hoge Raad heeft deze vraag recentelijk bevestigend beantwoord door te overwegen dat de regeling van de aanzegplicht van dwingend recht is en opgesteld is ter bescherming van de werknemer. U moet dan dus toch de aanzegvergoeding betalen.

Tip! Leg contracten voor een bepaalde tijd altijd schriftelijk vast en zorg voor een deugdelijke administratie zodat u de werknemer tijdig én schriftelijk kunt informeren dat het contract eindigt dan wel wordt verlengd.

Posted in Niet gecategoriseerd

Wie komen er in aanmerking voor de TEK?

Minister Adriaansens heeft de Tweede Kamer geïnformeerd omtrent het verwachte gebruik van de regeling Tegemoetkoming Energiekosten (TEK). De geleverde informatie is gebaseerd op een steekproef van het CBS en geeft onder meer aan hoeveel procent van de mkb-bedrijven binnen een bepaalde sector waarschijnlijk aan de energie-intensiteitsdrempel van 12,5% voldoet.

De voorwaarden

Fabriek

De TEK is uitdrukkelijk bedoeld voor energie-intensieve mkb-bedrijven. Om voor de TEK in aanmerking te komen, moet een bedrijf dan ook voldoen aan een aantal eisen. Een mkb-bedrijf:

  • heeft maximaal 250 medewerkers, maximaal € 50 miljoen omzet en/of balans totaal van maximaal € 43 miljoen,
  • staat ingeschreven in het Handelsregister van de KvK,
  • verbruikt jaarlijks meer dan 5.000m³ gas of 50.000 kWh elektriciteit, én
  • is energie-intensief, waarbij minimaal 12,5% van de omzet bestaat uit energiekosten.

Bakkers ‘aan kop’

Op basis van de gebruikte informatie blijkt bijvoorbeeld dat ruim 90% van de bakkers voldoet aan de voorwaarden en ook boven de energie-intensiteitsdrempel van 12,5% uitkomt. Zij zullen dus aanspraak kunnen maken op de TEK. Bij bijvoorbeeld specialistische voedingswinkels, zoals de slager en groenteboer, is dit 28%.

Let op! De TEK kan over de periode 1 november 2022 tot en met december 2023 worden aangevraagd, maar wordt – waarschijnlijk pas – in Q2 van 2023 met terugwerkende kracht uitgekeerd. Dit betekent dat een mkb-ondernemer tot die tijd de energiekosten zelf moet voldoen. U kunt de TEK aanvragen bij RVO.nl.

Voldoet u niet aan de voorwaarden?

Bedrijven die niet in aanmerking komen voor de TEK omdat ze niet aan de voorwaarden voldoen, profiteren mogelijk nog wel van het prijsplafond voor gas en elektra. Voor gas betreft dit minstens 100.000 bedrijven en voor elektra zelfs minstens 250.000. Het betreft dan onder andere zzp’ers, kleine kantoren en kleine winkels.

Posted in Niet gecategoriseerd

Bestelauto voor ondernemer vanaf 2025 fors duurder

Bestelauto’s worden voor ondernemers vanaf 2025 fors duurder, zowel bij aankoop als in gebruik. Dit wordt veroorzaakt door een hogere bpm bij aanschaf en een hogere motorrijtuigenbelasting. Deze voorstellen staan in het Belastingplan 2023.

Meer bpm

Bezorger

De bpm is een belasting op nieuwe personen- en bestelauto’s en op motoren. Voor ondernemers geldt echter een vrijstelling van bpm op bestelauto’s, voor zover een bestelauto meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. In het Belastingplan wordt voorgesteld deze vrijstelling per 2025 af te schaffen.

Geen bpm voor elektrische bestelauto

Voor elektrische bestelauto’s verandert er per 2025 niets. Voor de aanschaf hiervoor hoeft ook vanaf 2025 geen bpm te worden betaald. Vanaf 2025 wordt de bpm namelijk ook voor bestelauto’s berekend op basis van de uitstoot van CO2.

Hoeveel bpm?

De berekening van het tarief van de bpm voor bestelauto’s gaat vanaf 2025 ook veranderen. De bpm wordt vastgesteld op € 66,91 (prijspeil 2022) per gram CO2-uitstoot. Vervuilende bestelwagens betalen daardoor straks meer bpm. Nu is deze bpm nog afhankelijk van de cataloguswaarde en van de gebruikte brandstof.

Ook meer mrb

In het Belastingplan 2023 wordt ook voorgesteld om bestelauto’s per 2025 meer motorijtuigenbelasting (mrb), ofwel wegenbelasting te laten betalen. Voor bestelauto’s geldt voor ondernemers nu een verlaagd tarief. Ook daarvoor is vereist dat de bestelauto meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt. Dit verlaagde tarief wordt in 2025 verhoogd met 15%. Een jaar later, 2026, volgt een verhoging met nogmaals 6,96%.

Let op! Deze plannen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn dus nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Subsidie voor omzetverlies door hoogwater

Ondernemers uit Noord-Brabant en Limburg kunnen vanaf 24 oktober subsidie aanvragen voor het omzetverlies dat zij leden door hoogwater in de zomer van 2021. Het betreft omzetverlies in het derde en vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022.

Materiële schade

Hoog water

In de zomer van 2021 werden delen van Limburg en Noord-Brabant getroffen door hoogwater. Veel bedrijven en winkelpanden hebben hierdoor enorme schade geleden.

Voor een tegemoetkoming van materiële schade heeft het kabinet in het najaar 2021 de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (WTS) ingezet. Op grond van deze wet is een tegemoetkoming voor omzetverlies echter niet mogelijk. Daarom is hiervoor een aparte regeling opgezet.

Welke periode?

Voor in het derde en vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022 geleden omzetverlies als gevolg van het hoogwater kunnen ondernemers een beroep doen op de ‘Tegemoetkoming omzetschade na waterschade Limburg en Noord-Brabant (TOWL)’.

Let op! Aanvragen is mogelijk van 24 oktober 2022 9.00 uur tot en met 5 december 2022 17.00 uur via een meldingsformulier op de website van de RVO. Provincie Limburg voert de regeling echter uit en besluit over de aanvraag en verzorgt de betaling.

Voorwaarden

Om voor de TOWL in aanmerking te komen:

  • stond u op 13 juli 2021 ingeschreven in het handelsregister KVK met één of meer vestigingen, 
  • bevond(en) uw vestiging(en) zich op 13 juli 2021 in het schadegebied,
  • had u door de overstromingen in juli 2021 tenminste € 5.000 materiële schade (per vestiging) of bedroeg deze schade tenminste 20% van de omzet, en
  • was uw omzetverlies tenminste 50% in het derde kwartaal 2021 en/of vierde kwartaal 2021 en/of eerste kwartaal 2022.

Als u geen materiële schade leed maar kunt aantonen dat u in het derde kwartaal 2021 minimaal 65% omzetverlies leed, komt u ook voor de TOWL in aanmerking. In die situatie betreft het alleen het derde kwartaal 2021.

Let op! Overheidsbedrijven en landbouwondernemingen komen niet in aanmerking voor de subsidie. Landbouwondernemingen komen op grond van de WTS wel in aanmerking voor een tegemoetkoming in teeltplanschade en verlies of materiële beschadiging van dieren.

Tip! Meer informatie over de exacte voorwaarden en de bijlagen die u bij uw aanvraag moet meesturen, vindt u op de website van RVO en de website van de Provincie Limburg.

Hoogte

De subsidie bedraagt 30% van het omzetver